AOS Opleidingsgids
West-Brabant
www.aoswestbrabant.nl
2
“ Na mijn studie Bestuurskunde ben ik gaan werken in het domein jeugd en onderwijs, maar ik haalde er geen voldoening uit. Ik zat veel in vergaderingen, aan lange tafels en dacht: ‘Wat doe ik hier?’ Vorig jaar ben ik me gaan oriënteren op de lerarenopleiding en heb ik de knoop doorgehakt. Nu studeer ik aan de universiteit van Tilburg en doe ik mijn praktijkdeel bij een school van de AOS West-Brabant: het Norbertuscollege. Daar zijn ze al langer bezig met deze lerarenopleiding en dat blijkt; het is me tot nu toe goed bevallen.” Koen
“ Ik hou van praten, heb veel geduld en vind het heel leuk om in interactie te zijn met de leerlingen. Bovendien is geen dag hetzelfde; ik moet er niet aan denken om een kantoorbaan te hebben en precies te weten wat er tussen negen en vijf gaat gebeuren.” Pascal Rommens
“ Deze manier van studeren bevalt mij heel goed. Ik vind het prettig om niet zo veel in de collegebanken te zitten. Volgens mij kun je het vak van docent alleen maar goed leren in de praktijk. Het is echter niet zo dat ik hiermee voor de gemakkelijkste weg heb gekozen, want theorie ligt mij persoonlijk beter.” Annique Stevens
3
Inhoud
1
Het mooiste beroep van de wereld!
6
2
De AOS West-Brabant
8
2.1
Academische opleidingsschool
2.2 Samenwerkingsverband
8
2.3
Visie op opleiden
10
2.4
Permanent professionaliseren
12
2.5
Onderzoek en onderzoekende houding
15
3
Mogelijkheden studenten (initiële opleiding) 16
3.1
Welke opleidingen kun je doen?
16
3.2
Eerste of tweedegraads bevoegdheid
16
3.3 Toelatingseisen
17
3.4
Opleidingsplan tweedegraads lerarenopleiding
17
3.5
Opleidingsplan eerstegraads lerarenopleiding
18
4
Hoe werkt het OidS-traject? 20
4.1
Opleiden in de school
20
4.2
Samenhangend curriculum
20
4.3
Reflecteren
20
4.4 Begeleiding
21
4.5
22
Portfolio: groei zichtbaar maken
4.6 Beoordeling
22
4.7 Onderzoek
24
5
Professionalisering van docenten 25 (post-initiële opleiding)
5.1
Beginnende docenten
26
5.2
Meer ervaren docenten
26
5.3 Opleidingsaanbod
26
5.4 Docentonderzoek
26
5.5
Doelen van docentonderzoek
27
5.6
Hoe werkt het?
28
5.7
Resultaten: Script!
28
6
Organisatie en belangrijke begrippen
29
6.1 OMO: vier academische opleidingsscholen
29
6.2 Netwerk van onderwijsinstellingen
29
6.3 Organisatie en overleg
30
6.4 Belangrijke spelers en begrippen
30
7
Contact en informatie
7.1 Meer informatie
4
8
31 31
Vooraf Als docent kun jij het verschil maken! McKinsey beschrijft in een wereldwijd onderzoek 1) welke schoolsystemen in korte tijd een sprong vooruit hebben laten zien. Wat hebben ze daarvoor gedaan? En hoe blijven ze zichzelf verbeteren? Kijken we naar Nederland, dan blijkt dat we, ondanks een 29-tal grote veranderacties sinds de jaren ’90, onveranderd ‘goed’ zijn gebleven, maar dat het niet lukt het niveau ‘excellent’ te bereiken. Kan dat dan niet? Zeker wel, stelt McKinsey. Onderwijsverbetering is mogelijk als we zorgen voor een betere opleiding van docenten en voor een blijvend verdere professionalisering. Dat is precies wat de Academische Opleidingschool West–Brabant biedt aan alle aankomende en meer ervaren docenten. Ook de aanbevelingen van een ander rapport: ‘Education at a Glance’ 2) , dat de prestaties van het Nederlandse onderwijssysteem vergelijkt met die van andere landen, maken duidelijk dat een veranderende rol van docenten dé sleutel is tot beter onderwijs. Als activiteiten die ons onderwijs van ‘goed’ naar ‘excellent’ kunnen brengen, worden onder meer genoemd: • docenten die elkaars lessen bezoeken • docenten die gezamenlijk lessen voorbereiden • docenten en mentoren die elkaar coachen en met specialistische coaches werken aan didactische vaardigheden • docenten die de resultaten van de leerlingen doornemen en samen oplossingen voor probleempunten bedenken • studiegroepen en professionele leergemeenschappen van schoolleiders en docenten die onderzoek benutten om hun werkwijzen te blijven verbeteren. Het mooie is: alle hiervoor genoemde ingrediënten voor beter onderwijs raken de kern van wat wij bij de AOS West-Brabant doen binnen Opleiden in de school (OidS). Wij willen daarmee het verschil maken tussen goed en excellent en zoeken jonge mensen die dezelfde ambitie hebben! Uiteindelijk komt wat wij doen - en wat jij gaat doen - ten goede aan de resultaten en ontwikkeling van leerlingen. Daar doen we het voor. Als je dan ook nog eens weet dat een professionele docent niet alleen de prestaties van leerlingen kan bevorderen, maar ook hun welbevinden, dan hebben we toch het mooiste beroep van de wereld! Ik heet je van harte welkom als toekomstige collega bij de AOS West–Brabant en wens je veel succes in je studie en loopbaan. Marijke Broodbakker, penvoerder AOS West Brabant
1 2
“How the World’s Most Improved School Systems Keep Getting Better”, november 2010, McKinsey & Company OECD (2013), Education at a Glance 2013: OECD Indicators, OECD Publishing
5
1
Het mooiste beroep van de wereld Loop jij met het idee rond om docent in het voortgezet onderwijs te worden en ben je iemand die dat vak het liefst in de praktijk wilt leren? Dan zou de academische opleidingsschool weleens heel goed bij je kunnen passen.
Het beroep leren in de school De academische opleidingsschool biedt studenten de kans om op een bijzondere manier opgeleid te worden, en vooral op een bijzondere (maar tegelijkertijd heel logische!) plek: midden in het werkveld. Vanaf het eerste jaar ben je niet alleen student, maar ook een collega-docent op de school waar je werkt en leert. Daardoor ben je verzekerd van een boeiende werkomgeving en prima begeleiding van zowel de hogeschool of universiteit, als de opleidingsschool. Alles en iedereen is erop gericht om jou te laten ontdekken waar jouw kwaliteiten als docent liggen en hoe je jezelf steeds verder in het beroep kunt bekwamen. Aan het eind van de opleiding ben je een gekwalificeerde docent die stevig in z’n schoenen staat, al een stuk praktijkervaring op zak heeft en weet wat hij te bieden heeft.
Wisselwerking theorie en praktijk Tijdens jouw OidS (Opleiden in de School) traject doe je op de werkvloer leerervaringen op met leerlingen en docenten. Bovendien wordt ongeveer de helft van de theorie (colleges, trainingen en workshops) gegeven op de AOS. De andere helft volg je op het opleidingsinstituut waar je ingeschreven staat. Alle lessen worden in nauwe samenspraak tussen de samenwerkende opleiders ontwikkeld en deels gezamenlijk door hen verzorgd, zodat ook op dit gebied theorie en praktijk geen gescheiden werelden zijn, maar steeds hand in hand gaan. Tot slot vergroot je je professionaliteit nog eens door onderzoek te doen naar vraagstukken die spelen in de praktijk van de school waar je werkt.
Opl ei din gs gids
We zitten op je te wachten!
6
De AOS steekt veel energie in de gehele opleiding en begeleiding, omdat we ervan overtuigd zijn dat deze manier van opleiden docenten oplevert die iets extra’s ontwikkelen. Niet alleen jij krijgt veel mogelijkheden, ook wij zien goede kansen om jonge collega’s te ontmoeten die weleens de frisse wind zouden kunnen meebrengen die het onderwijs nodig heeft! Nodig? Ja. We zijn niet ontevreden over de kwaliteit, maar we vinden dat het beter kan én moet. Het onderwijs boekt - ondanks dat er hard wordt gewerkt door mensen die hart
voor onderwijs hebben - te weinig vooruitgang. We maken echter stappen in de goede richting en de AOS levert daar een belangrijke bijdrage aan.
Wat vind je in deze opleidingsgids? In hoofdstuk 2 lees je wat de AOS is, hoe we zijn ontstaan en vanuit welke visie we mensen opleiden. Waarom vinden we onderwijs zo belangrijk? Wat is goed onderwijs? Hoe ’kweek’ je de beste docenten? Hoofdstuk 3 geeft een overzicht van de (initiële) opleidingsmogelijkheden (tweede en eerstegraads) die er binnen de AOS zijn voor studenten. Waar kun je wat doen, wat zijn de toelatingseisen? In hoofdstuk 4 krijg je een indruk van hoe dat leren in de school in z’n werk gaat. Hoe zit het programma in elkaar?
Hoe zit het met de begeleiding en de boordeling? En wat houdt onderzoek binnen het OidS-traject in? Naast de initiële opleidingen voor studenten zijn er ook post-initiële opleidingen voor beginnende en meer ervaren docenten. Wie daarin geïnteresseerd is, kan terecht in hoofdstuk 5. Hoofdstuk 6 beschrijft de organisatie van de AOS West-Brabant in grote lijnen. Daarnaast worden hier de belangrijkste functies en begrippen uitgelegd. In hoofdstuk 7 lees je tot slot waar je terecht kunt voor meer informatie en hoe je je kunt aanmelden. We wensen je een goede eerste indruk en hopen je te mogen verwelkomen!
“ Docenten zijn nieuwsgierig naar wat je te bieden hebt. Mensen van de oude stempel doen grammatica vaak nog schrijvend op het bord. Ik maak PowerPoint’s, plug mijn USB-stick in en de uitleg komt op het bord. Er wordt regelmatig gevraagd: ‘Mag ik jouw PowerPoint lenen?’ Die handigheid met digitaal materiaal is een pluspunt dat de nieuwe generatie heeft meegekregen ten opzichte van de oude.” Pascal Rommens
7
2
De AOS West-Brabant In dit hoofdstuk leggen we allereerst uit wat de AOS West-Brabant is en waar we in hoofdlijnen voor staan. Daarna schetsen we onze visie op opleiden en leggen we uit waarom wij denken dat de wisselwerking tussen theorie en praktijk cruciaal is om een professionele docent te worden én te blijven. Tot slot zoomen we in op de vraag waarom onderzoek doen en het kweken van een onderzoekende houding zo belangrijk zijn.
2.1 Academische opleidingsschool West-Brabant West-Brabant verwijst naar de regio waar we ons bevinden, AOS staat voor academische opleidingsschool. In een academische opleidingsschool werken scholen voor voortgezet onderwijs, hogescholen en universiteiten samen aan professionalisering van docenten (zowel docenten in opleiding als beginnende en ervaren docenten) en schoolontwikkeling. Binnen de AOS worden de wereld van wetenschap en werkveld bij elkaar gebracht. Theoretische kennis en inzicht worden direct toegepast in de praktijk. Omgekeerd worden praktijkervaringen getoetst aan de theorie. Studenten en docenten voeren bovendien praktijkgericht onderzoek uit en dragen daarmee bij aan schoolontwikkeling en innovatie. Voor alle betrokkenen en zeker voor studenten, ontstaat hierdoor een bijzonder levendige en krachtige leeromgeving.
Opl ei din gs gids
2.2 Samenwerkingsverband
8
De AOS West-Brabant is een samenwerkingsverband tussen zes scholengroepen voor voortgezet onderwijs, twee hogescholen en een universiteit. De aangesloten scholengroepen zijn: OMO sg Tongerlo in Roosendaal, Munnikenheidecollege in Etten-Leur, OMO scholengroep Bergen op Zoom, Roncalli Scholengemeenschap te Bergen op Zoom, scholengroep de Langstraat in Waalwijk en scholengroep Kwadrant in Dongen. Voor de opleidingen in het tweedegraads gebied werkt de AOS West-Brabant samen met de Fontys Lerarenopleiding Tilburg (FLOT) en de lerarenopleiding van de Hogeschool van Rotterdam. Voor opleidingen in het eerstegraads gebied wordt samengewerkt met de Universiteit Universitaire lerarenopleiding Tilburg (ULT).
Groot praktijkdeel, brede oriëntatie Een belangrijk uitgangspunt is het opleiden in de praktijk. De helft van het curriculum van de lerarenopleiding wordt uitgevoerd op een voortgezet onderwijsschool binnen de AOS West-Brabant. Studenten kunnen op alle aangesloten scholen terecht voor opleidingsplaatsen en krijgen zo de kans om zich breed en gevarieerd te oriënteren, van vmbo tot en met gymnasium. Ze kunnen daarbij rekenen op uitstekende begeleiding van gecertificeerde opleidingsdocenten, schoolpracticumdocenten en schoolopleiders.
Je wordt onderdeel van een geheel De student die voor de AOS-route kiest, wordt omringd door deskundige en bevlogen professionals die zelf de noodzaak voelen om zich voortdurend te blijven ontwikkelen en te verbeteren. Ook beginnende en meer ervaren docenten leren in dit klimaat van doorlopende professionalisering.
“ De sleutel tot de kanteling die nodig is voor het onderwijs is samenwerking, vanuit het besef dat je hedendaagse vraagstukken niet meer in je eentje kunt oplossen. Goede nieuwe oplossingen worden door teams bedacht. Het leren in teams is voor mij dan ook het belangrijkste middel dat ons tot onze beschikking staat. Dat is de prachtige kans die de AOS ons biedt: het brengt ons bij elkaar, waardoor we samen gaan leren.” Johan Struik
9
Opl ei din gs gids
“ Leerlingen van het vmbo en praktijk onderwijs hebben dezelfde opdracht als leerlingen van havo en vwo: iets van je leven maken. Dat moeten ze zélf doen. De basis zit in veerkracht, zelfvertrouwen, standvastigheid en uit de slachtofferrol blijven. Lukt dat, dan hebben deze jongeren een even grote kans op een succesvol leven als wie dan ook. Om dat te bereiken, verdienen het vmbo en praktijkonderwijs de beste docenten.
10
Ik zou wensen dat docenten de gelegen heid kregen om in het vmbo of in het praktijkonderwijs te werken. Ik kan mij geen stimulerender omgeving voorstellen. Je zoekt de plek der moeite op, maar juist daardoor word je wel getriggerd om het beste uit jezelf te halen, want je krijgt niet de kans om in te dutten.” Joseph Dekkers
Jonge opleiding mét ervaring Regelmatig merken we dat de academische opleidingsschool nog niet bij alle studenten bekend is. Toch zijn we al een tijdje bezig. De eerste pilots zijn gestart in 2006, met de Hogeschool van Rotterdam (HRO). Vanaf 2011 is ook de Fontys lerarenopleiding Tilburg (FLOT) partner in de AOS en sinds drie jaar kunnen we ook de eerstegraads opleidingen aanbieden, in samenwerking met de ULT. Opleiden in de school (OidS) is een vrij nieuwe en jonge opleidingsvariant naast de reguliere, waar we al wel ruime ervaring mee hebben opgedaan. Doordat deze manier van opleiden heel intensief is en doordat alle betrokkenen ‘er echt voor gaan’ durven we te stellen dat we er in korte tijd in geslaagd zijn om programma’s te ontwikkelen en begeleiding te bieden van hoge kwaliteit.
2.3 Visie op opleiden De missie van de bij de AOS aangesloten scholen is: leerlingen het best mogelijke onderwijs bieden, zodat ze op de best mogelijke manier leren. De vragen die we ons hierbij continu stellen, zijn: wat leren we leerlingen, hoe doen we dat, waarom op die manier, en misschien wel de belangrijkste: hoe leren we ze om te leren? De houding die we daarbij nastreven is: wees alert op elke kans die zich voordoet om het leren van leerlingen én je eigen competenties als docent te verbeteren.
Met het oog daarop willen we aankomende docenten in de omgeving brengen waar ‘het’ echt gebeurt, waar deze vragen elke dag op je af komen en waar je probeert oplossingen te bedenken en toe te passen. Je laat je daarbij inspireren en ondersteunen door anderen, maar je gaat vooral op zoek naar jouw manier, of, anders gezegd: naar de beste leraar die in jou zit! Als AOS-student word je opgeleid tot een creatieve docent, tot ontwerper en uitvoerder van activerende lessen en kritische volger van je eigen praktijk. Je wordt een docent die zijn of haar lespraktijk ent op een mix van theorie, persoonlijke mogelijkheden, intuïtie en eigen ervaringen.
Differentiëren: sleutelrol voor de docent Wat voor jou geldt, geldt ook voor de leerlingen met wie je gaat werken. Elke leerling heeft een eigen manier om zich kennis en vaardigheden eigen te maken. Zoals ook docenten een eigen manier hebben om kennis te presenteren, leerlingen te motiveren en te begeleiden. Het vermogen om te differentiëren wordt voor scholen en docenten een steeds belangrijkere indicator voor kwaliteit. Het is de kunst en uitdaging om leerlingen zo te benaderen en te begeleiden dat ze in staat zijn om de ambities en talenten die ze in zich hebben, te ontdekken, verder te ontwikkelen en erop leren te vertrouwen. De docent speelt daarin een sleutelrol. Hij is de verbindende schakel tussen de leerling en zijn motivatie en talent, en tussen de leerling en zijn toekomstperspectief. Een heel belangrijke, mooie en vaak ook ingewikkelde opgave. Hoe kun je deze leerling nou zo ondersteunen of prikkelen dat hij plezier krijgt in het leren en nog goede resultaten behaalt ook?
Klimaat met continue focus op leren Binnen de AOS West-Brabant krijg je de kans om deze en andere uitdagingen aan den lijve te ervaren en je eigen mogelijkheden hierin te onderzoeken en te vergroten. Je zult daarbij merken dat de ontwikkeling van de leerlingen onlosmakelijk verbonden is met de ontwikkeling van de docent, of docent-in-opleiding. Het leren van leerlingen stopt of stokt wanneer de docent stopt met leren, of (breder) wanneer docenten binnen een school achterover gaan leunen, het wel denken te weten of te kunnen.
“ We worden opgeleid in het moderne lesgeven waarbij je kennismaakt met heel veel mogelijkheden om lessen in verschillende dimensies te geven. Daarnaast werk je vanuit je eigen identiteit. De ene docent houdt ervan om leerlingen zelfstandig te laten werken, de ander houdt meer van samenwerken. Je kunt je eigen stijl ontwikkelen, maar pas nadat je ook alle andere smaken geproefd hebt. Daar word je sterk in uitgedaagd.” Pascal Rommens
Een school moet bruisen. Het klimaat moet niet alleen vakmanschap, maar ook nieuwsgierigheid uitademen, een onderzoekende geest, liefde voor leerlingen en lef om nieuwe dingen uit te proberen. Je hebt de nieuwste inzichten nodig en een plek om deze te toetsen. Dan is het niet meer dan logisch om leren en werken zo dicht mogelijk bij elkaar te laten plaatsvinden. En niet na elkaar, maar tegelijkertijd! De AOS biedt die kans.
11
2.4 Permanent professionaliseren We leven in een boeiende tijd waarin ontwikkelingen elkaar in hoog tempo opvolgen. Werkvelden veranderen, leerlingen worden voorbereid op beroepen die nog niet bestaan. De kennis van vandaag kan morgen verouderd of veranderd zijn. Meer en meer raken mensen ervan doordrongen dat een ‘leven lang leren’ geen loze kreet of luxe is, maar pure noodzaak voor de professional die bij wil blijven. Dit vereist van scholen dat zij ook zelf voortdurend in beweging blijven en vlot kunnen inspelen op nieuwe ontwikkelingen. De nadruk komt te liggen op het vermogen om kennis te verwerven, te vernieuwen, en op het juiste moment toe te passen in telkens veranderende omstandigheden. Anders gezegd: 21 century skills en lerend vermogen worden steeds belangrijker.
“ Als school mogen wij niet stilstaan, want daarmee doen wij onze leerlingen tekort. De essentie van ons vak is ontwikkelen en ontwikkeling stimuleren. Het is onze verantwoordelijkheid om leerlingen de beste mogelijkheden te bieden en daar kan de AOS ons ongelooflijk bij helpen. Op deze school werken 140 mensen: 70% tot 80% ervan is ook in zijn eigen functioneren sterk gericht op leren. Dat heeft ten eerste te maken met het feit dat docenten heel erg betrokken zijn op de leerlingen. De tweede reden is dat we sterk ervaren dat de wereld verandert en dat wij mee moeten. Kennis is geen macht meer. De school heeft niet meer het alleenrecht op kennis; het is overal te halen en bovendien verandert het in een razend tempo.” Carina Reuvers
De wil om te verbeteren Het onderwijs heeft de taak om leerlingen voor te bereiden op hun rol in deze wereld en hen toe te rusten met bagage om te doorzien en te doen wat nodig is om die rol goed te vervullen. Scholen en docenten kunnen die taak alleen goed vervullen als zij zelf het voorbeeld geven dat ze bij de leerling willen zien. Een goede docent stelt zichzelf daarom regelmatig vragen als: ‘Hoe blijf ik mezelf ontwikkelen en verbeteren? Hoe houd ik collega’s scherp? Wat en hoe kan ik bijdragen aan een klimaat waar de gretigheid om te onderzoeken, te begrijpen, te vernieuwen - kortom: te leren - van afdruipt?’
Professionele én persoonlijke ontwikkeling (ppo) Een van de kernpunten van de AOS is de verbinding tussen de professionele en persoonlijke ontwikkeling (ppo) van studenten. Bij professionele ontwikkeling gaat het om kennis, vaardigheden, opvattingen en gedragingen die het leren van leerlingen verbeteren. Bij persoonlijke ontwikkeling gaat het om houding en opvattingen en over de identiteit en integriteit die je als persoon meebrengt en inzet. Belangrijk, want goed leraarschap is meer dan beschikken over kennis of techniek. Jouw persoon is één van de belangrijkste instrumenten die jij tot je beschikking hebt in je docentschap. ‘Dat instrument’ leer je bij uitstek kennen als je ermee aan de slag bent, in de school, in de klas, met leerlingen. Op de AOS doen we dat naar aanleiding van concrete opdrachten. We vragen je bijvoorbeeld om een les voor te bereiden waarbij je de principes van activerende didactiek inzet. Na afloop kijken we samen hoe het is gegaan: wat werkte goed, wat ging moeizaam? Vervolgens pakken we de theorie erbij om te onderzoeken welke persoonskenmerken bevorderend of juist belemmerend werken als je bezig bent met activerende didactiek. En die verbinden we met jou.
In reflection-on-action word je je steeds beter bewust van het effect dat jij hebt op hoe het onderwijsproces in een klas verloopt en hoe je daarop kunt bijsturen. Leerlingen, medestudenten en collega-docenten houden je voortdurend een spiegel voor. Door daar in te kijken en over in gesprek te gaan, ontdek en ontwikkel je jezelf verder.
Participeren in de levende praktijk Doordat je in de les- en schoolpraktijk participeert, ervaar je de noodzaak om jezelf te verbeteren sterk en krijg je er ook steeds meer plezier in. Je werkt met anderen samen in kleine groepen, deelt praktijkervaringen, analyseert,
“ Ik heb geleerd dat ik de weerstand van een klas ook op een samen-manier kan oplossen in plaats van op een tegen-manier (en dus meer weerstand krijgen); ik hoef niet alles te weten; dat het geven van een goede les veel voorbereiding vergt; dat je veel leert als je de theorie meteen in de praktijk kunt toepassen.” Nicole
reflecteert en geeft elkaar feedback. Daarbij word je intensief (zowel groepsgewijs als individueel) begeleid door onder andere de schoolpracticumdocent.
Leren is een avontuur Leren is een proces waar je je leven lang mee bezig blijft. Snappen hoe dat proces werkt, en waarom het bij A net even of juist heel anders werkt dan bij B, is de grootste uitdaging. Onderwijsmensen bijten zich er al eeuwen in vast. Het is de vraag of we het antwoord ooit helemaal vinden, maar als je het zoeken naar het antwoord kunt zien als een avontuur, dan heb je de mooiste baan van de wereld!
“ Voor mij is dit de toegevoegde waarde van de opleiding: je krijgt honderd theorieën aangereikt en uiteindelijk pik je er twee of drie uit die bij jou passen en die je gaat gebruiken. Van nature voel ik me het meest thuis bij een democratische stijl van lesgeven. Als je mijn medestudenten vraagt, zul je andere voorkeuren horen. In de praktijk merk je of het echt werkt.” Koen
13
“ Ik ben wel eens jaloers op de opleiding die deze studenten krijgen. Die had ik zelf ook wel willen hebben, destijds. Bij ons was het los zand; deze studenten hebben een directe verbinding tussen theorie en praktijk, op alle fronten is er verbinding. Het is veel meer versmolten en iedereen is erbij betrokken. Daardoor kun je snel en beter bijspringen, als er iets niet loopt. Ik vergelijk het wel eens met rijles. Pas nadat je je rijbewijs hebt gehaald, ga je echt de weg op en rijden. Zo voel ik het ook als docent. Je bent bevoegd, maar de ervaring krijg je pas als je elke dag les geeft. Voor studenten in een reguliere opleiding is die overgang vaak te groot. Maken ze iets mee op hun stage, dan kunnen ze het soms wel in hun theorieopleiding inbrengen, maar pas later en bovendien kennen de docenten daar de situatie niet altijd, ze missen de context. Als er bij onze studenten ‘s morgens iets in de klas gebeurt, brengen ze dat voorbeeld ‘s middags in. En dan weet iedereen waarover het gaat, want wij kennen precies het reilen en zeilen op de verschillende locaties.
Opl ei din gs gids
AOS studenten staan altijd met één voet in de praktijk en één in de theorie. Wij zijn bekend met de theorie die ze krijgen en met de stageschool. Daardoor kunnen wij hen ondersteunen om de verbinding tussen de theorie en de praktijk aan te brengen. Dat is cruciaal, want juist in die verbinding zit het grote leerrendement voor de studenten!
14
Het werkt twee kanten op. Doordat je zo intensief met studenten werkt, wordt je eigen opleidingspraktijk ververst, doordat je wordt gevoed met nieuwe inzichten en voorbeelden. Je leert van elkaar: zij van jou, jij van hen. Deze leerlingen hebben veel meer gereedschap in hun kist dan ik ooit gehad heb.” Astrid Sloekers
2.5 Onderzoek en onderzoekende houding Een ander kernaspect binnen de opleidingen van de AOS is onderzoek. ‘Hoe weet ik of ik de goede dingen doe en op de goede manier? Is mijn aanpak adequaat en leidt het tot het beoogde resultaat? Draag ik ermee bij aan de doelen van de organisatie?’
We hechten waarde aan: • de inhoud van het onderzoek en de resultaten ervan, die direct leiden tot verbeteringen in de schoolpraktijk, én aan • het proces van onderzoeken zelf: het kweken van een onderzoekende houding en de vaardigheden die je nodig hebt om goed onderzoek te doen. Het verwerven van een onderzoekende houding bij docenten is een belangrijke sleutel tot kwaliteitsverbetering. Net als bij reflecteren, is het van belang dat een docent zich blijft afvragen waarom dingen gaan zoals ze gaan, waarom iets in de ene situatie wel lukt en in de andere niet. Bij onderzoek doe je dat heel gericht, uitgebreid en over een langere periode.
“ Ik ben wel eens jaloers op de opleiding die deze studenten krijgen “
Je gaat daarbij een (flinke) stap verder dan een intuïtief: ‘Ik heb het gevoel dat…’ of een algemene uitspraak als: ‘Het zal een combinatie van factoren zijn’. Je zoekt uit welke factoren precies hebben geleid tot een bepaald effect, of welke acties precies hebben geleid tot een bepaalde verbetering. Je leert hoe je dat objectief kunt vaststellen, aantonen en delen met anderen. En ook hier is het mooie dat je de praktijk verrijkt met de resultaten! Tijdens het onderzoek word je uitgedaagd om regelmatig uit je comfortzone te stappen en iets nieuws uit te proberen. Je verlegt jouw grenzen, zodat je leerlingen kunt helpen om hun grenzen te verleggen!
15
3
Mogelijkheden voor studenten In dit hoofdstuk vind je informatie over de opleidingsmogelijkheden binnen de West-Brabant, de verschillende (eerste- en tweedegraads) opleidingsroutes die we aanbieden voor studenten, de toelatingseisen en het doen van onderzoek.
Wacht. Voordat je verder leest, willen we je vragen om even stil te staan bij deze vraag: heb jij het leraarschap in je? Ben jij bijvoorbeeld in staat om contact te maken met leerlingen? Hoe zit het met je andere kwaliteiten? Beschik jij over de juiste motivatie, een onderzoekende houding, doorzettingsvermogen, een beetje lef…? En, niet te vergeten, het vermogen om te reflecteren op je eigen handelen.
3.1 Welke opleidingen kun je doen? Opleiding in de school (OidS) Hbo lerarenopleiding
Universitaire lerarenopleiding
Tweedegraads lerarenopleidingen
Tweedegraads lerarenopleidingen
Eerstegraads lerarenopleidingen
Eerstegraads lerarenopleidingen
Zowel binnen het tweedegraads gebied als in het eerstegraads gebied zijn verschillende routes mogelijk, die rekening houden met verschillen in vooropleiding, kennis en werkervaring van de studenten. De AOS West-Brabant werkt samen met alle richtingen (vakken) van de hbo lerarenopleidingen en met een beperkt aantal richtingen van de universiteit.
3.2 Eerste of tweedegraads bevoegdheid
Opl ei din gs gids
Als je wilt lesgeven in het voortgezet- of beroepsonderwijs, dan moet je over een eerste- of tweedegraads bevoegdheid beschikken.
16
Met een tweedegraads bevoegdheid mag je lesgeven in: • de eerste drie jaar (onderbouw) van vwo en havo • het vmbo/mavo
• het beroepsonderwijs • de volwasseneneducatie
Met een eerstegraads bevoegdheid mag je lesgeven in: • alle klassen van havo en vwo (onder- en bovenbouw) • het vmbo/mavo
• het beroepsonderwijs • de volwasseneneducatie
3.3 Toelatingseisen Wie kan met welke vooropleiding toegelaten worden tot een lerarenopleiding (en dus ook tot de academische opleidingsschool)?
Hogeschool Rotterdam en FLOT • studenten met een diploma vwo, havo of mbo (niveau 4) • docenten met een niet adequate onderwijsbevoegdheid die (gaan) werken op één van de scholen die zijn aangesloten bij de AOS West-Brabant • zij-instromers die werken en leren willen combineren. Voorwaarde is dat hij/zij bij aanvang van de opleiding werkt als docent. Meer informatie hierover is te vinden op www.werkeninhetonderwijs.nl • Pabo studenten die een pedagogisch-didactische minor binnen het voortgezet onderwijs willen volgen. • Ben je niet in het bezit van een van deze diploma’s en ouder dan 21 jaar, dan is toelating soms toch mogelijk. Er vindt dan een toelatingsonderzoek plaats.
Wie komen in aanmerking voor de masteropleiding? • studenten met een tweedegraads onderwijsbevoegdheid • docenten met een tweedegraads onderwijsbevoegdheid.
Universitaire Lerarenopleiding Tilburg (ULT) Bachelorstudenten Nederlands (of een aanverwante bachelor als Algemene Cultuurwetenschappen, en Communicatie- en Informatiewetenschappen), economie of filosofie. Zij volgen in een minor van een halfjaar de opleiding tot tweedegraads docent. Studenten met een master Nederlandse taal- en letterkunde (of een aanverwante master), economie (voor de Lerarenopleidingen economie en M&O), filosofie of in de sociale wetenschappen (voor de Lerarenopleiding maatschappijleer & maatschappijwetenschappen). Zij volgen de postmasteropleiding tot eerstegraads docent. De Lerarenopleidingen kunnen je precies vertellen wat de specifieke eisen zijn die gesteld worden aan de toelating.
het eerste jaar combineer je de lessen op de hogeschool met een opleidingsplek op een van de vo-scholen van AOS West-Brabant én met bijeenkomsten Opleiden in de School (OidS).
Elk jaar een stap bekwamer Leerjaar 1 staat in het teken van oriëntatie op het beroep van leraar en de basis van het lesgeven. Je assisteert niet alleen, maar staat ook zelf voor de klas. Tegelijkertijd krijg je theorie over waar je op dat moment in de praktijk mee bezig bent. Belangrijk is te ontdekken of het beroep echt bij je past. Het tweede jaar ga je gericht aan de slag met het voorbereiden en zelf geven van lessen. Je krijgt oog voor de verschillende behoeften en leerstijlen van leerlingen en voor (groeps)processen in de klas, en leert daarop inspelen. Wat ligt je goed, wat kun je nog verbeteren? In leerjaar 3 breid je je didactische repertoire verder uit. Daarnaast houd je je bezig met lesontwerpen, verdiep je je in het omgaan met ouders en in loopbaanoriëntatie. Ook doe je praktijkonderzoek (elke student voert tweemaal in de opleiding een onderzoek uit). Zo krijg je gaandeweg, al lerend en werkend tegelijk, het hele pakket competenties waarover een leraar moet beschikken, onder de knie. In het afrondende vierde leerjaar zet je de laatste stappen om je te ontwikkelen tot een startbekwame docent.
Gevarieerde leeromgeving Gedurende de vier jaar maak je kennis met verschillende opleidingsniveaus binnen het voortgezet onderwijs, van vmbo tot gymnasium. Theorie en praktijk gaan gelijk op. Er wordt gewerkt met een combinatie van modules van de lerarenopleidingen die binnen de AOS ‘op maat van de praktijk’ worden uitgewerkt, aangevuld met intervisie, portfoliobegeleiding e.d. Dit deel van het OidS-programma wordt uitgevoerd per jaargroep, in wekelijkse, centrale bijeenkomsten, waarin studenten werken aan kennis, vaardigheden en attitude.
Begeleiding Binnen alle facetten van OidS mag je rekenen op een intensieve, individuele begeleiding door de schoolpracticumdocent/vakcoach (klas), opleidingsdocent (school) en schoolopleider (bovenschools).
Beoordeling
3.4 Opleidingsplan
tweedegraads
lerarenopleiding
De tweedegraads lerarenopleiding, die je kunt doen bij Fontys of Hogeschool Rotterdam, duurt vier jaar. Vanaf
De beoordeling van elke leerfase gebeurt in een gesprek tussen de student en minimaal twee opleiders/begeleiders, aan de hand van criteria van dat leerjaar. Naast kennistoetsen, leerwerktaken, lesbezoeken en praktijktoetsen speelt het portfolio hierbij een belangrijke rol. De student laat hiermee zelf zien dat hij het vereiste niveau heeft behaald, geeft aan welk type leraar hij is en wil worden en wat hij nog verder wil ontwikkelen om die ambitie te verwezenlijken! Zie voor het volledige opleidingsplan www.aoswestbrabant.nl
17
3.5 Opleidingsplan
eerstegraads
Lerarenopleiding De universitaire Lerarenopleiding omvat studiejaar en is als volgt opgebouwd.
een
heel
Eerste semester: oriënteren, basis leggen Het eerste semester bestaat uit twee blokken van steeds 8 weken (7 collegeweken + 1 week tentamen). In deze periode doet de student een Oriëntatiestage (in 15 weken van 3 dagen, of 6 dagdelen per week) waarin hij minimaal 10 onderbouw- en 10 bovenbouwlessen geeft. Daarbij wordt hij intensief en individueel begeleid door de schoolpracticumdocent (spd), die studenten vaak hun “belangrijkste leermeester” noemen. Gelijktijdig volgt de student colleges algemene didactiek en vakdidactiek op de ULT. Daarin komen thema’s aan de orde die bij uitstek van belang zijn voor de startende leraar, zoals het curriculum, leertheorieën, het ontwerpen van onderwijs, toetsing, het motiveren van leerlingen en orde houden. Meer praktijkgericht zijn de werkcolleges ‘Integratie en verdieping’, die gezamenlijk verzorgd worden door opleiders van de universiteit en de AOS. Hier wordt ingegaan op vragen en ervaringen van studenten en ligt het accent op bezinning, verbreding, verdieping en/of verbinding tussen thema’s. De theorie en praktijk worden er met elkaar verbonden. Ook de 12 bijeenkomsten Opleiden in de School (OidS) vallen onder deze collegereeks. Ze staan in het teken van uitdagend onderwijs. Centraal staat de vraag: op welke manieren kunnen studenten (docenten in spe) het leren van leerlingen optimaal bevorderen. Studenten werken hier in kleine groepen, waarin feedback, samenwerking, intervisie en reflectie leidend zijn. Binnen elke opleidingsweek staat een thema centraal, zoals curriculumoriëntatie, onderwijsontwerp, lesvoorbereiding, werkvormen, reflectie op onderwijs, toetsing en evaluatie, enzovoorts.
Opl ei din gs gids
Tweede semester: verder bekwamen en verdiepen
18
In het tweede semester loopt de student de Verdiepingsstage, in een periode van 16 weken van 4 dagen, of 21 weken van 3 dagen. Hij verzorgt daarin minimaal 60 lessen en draagt de volledige verantwoordelijkheid voor een klas in de bovenbouw. Alles wat een docent moet kennen, kunnen en zijn, komt dan aan de orde: leerdoelen formuleren, je lessen logisch opbouwen, aansluiten bij leeftijd, niveau en interesses leerlingen, variatie bieden in leerstof en werkvormen, didactische middelen en media
“ Feedback, samenwerking, intervisie en reflectie zijn leidend “
effectief inzetten, in staat zijn leerresultaten met leerlingen te evalueren en te meten, een positief leerklimaat scheppen (contact en communicatie met leerlingen), je bewust zijn van de invloed van je eigen persoon en op alle competenties kunnen reflecteren.
Onderzoek Naast het lesgeven, neemt de student deel aan andere schoolactiviteiten en voert hij twee onderzoeken uit op een AOS: een didactisch lesontwerponderzoek en een leeronderzoek.
Beoordeling De cursussen en onderzoeken worden getoetst via theorietentamens en beoordeling van opdrachten en papers door de (vak)didactici. De beoordeling van de stages wordt gedaan door het opleidingsteam op basis van de lesobservaties door de schoolpracticumdocent (SPD), de opleidingsdocent en de vakdidacticus. Het portfolio speelt hierin een belangrijke rol. Studenten laten hierin zien wat ze bereikt hebben, hoe ze dat gedaan hebben, hoe ze zichzelf (willen) zien als docent, welke factoren daaraan bijgedragen hebben, en wat voor docent ze willen worden. Datzelfde portfolio vormt de basis van het eindgesprek en is daarmee het sluitstuk van de opleiding. Zie voor het volledige opleidingsplan www.aoswestbrabant.nl
19
4
Hoe werkt het OidS-traject? Wat is nou de kern van het programma? Hoe zien de begeleiding en de boordeling er in de praktijk uit? Waarom is het portfolio zo belangrijk? Wat kom je tegen bij onderzoek en wat kun je ermee? Dat lees je in dit hoofdstuk. 4.1 Opleiden in de school Het Opleiden in de School heeft de afgelopen jaren een steeds belangrijkere plaats gekregen in de opleiding tot het docentschap. Het opleidingsinstituut (de hogeschool of universiteit) verzorgt ongeveer de helft van het theoretische deel van de opleiding. De andere helft (minimaal 40%) én het praktijkdeel vindt plaats binnen de academische opleidingsschool, onder meer via workshops, trainingen, begeleiding en intervisie. Er is een continu wisselwerking tussen de praktijk, de theorie en jouw persoonlijke ontwikkeling. Binnen het praktijkdeel werk je in elke fase van de opleiding aan een kritisch-reflectieve, onderzoekende houding. Je wordt begeleid door docenten die kennis en ervaring hebben met het doen van praktijkgericht onderzoek.
4.2 Samenhangend curriculum Studenten aan de AOS West-Brabant zijn verzekerd van een samenhangend curriculum en een optimale begeleidingsstructuur. Het onderwijsprogramma is ontwikkeld in nauwe samenspraak tussen de hogeschool/universiteit en de aangesloten scholen van het voortgezet onderwijs, die de praktijk als geen ander kennen.
Opl ei din gs gids
De deelcompetenties zijn helder verdeeld over de verschillende fasen van de opleiding. Ze worden voor een groot deel cyclisch aangeboden en aangeleerd. Dat betekent dat er een voortdurende wisselwerking is tussen het handelen en de reflectie op het gedrag, de bekwaamheden of de overtuigingen die jouw handelen sturen. Je leert al handelend, ervarend, reflecterend en uitproberend.
20
4.3 Reflecteren Naast het lesgeven en het begeleiden van leerlingen, heeft een docent taken op het gebied van voorbereiding, nakijkwerk, overleg met de vaksectie en het team, enzovoort. Daarnaast moet er ruimte zijn voor reflectie op het effect van jouw onderwijs en je pedagogisch
handelen, en om te onderzoeken hoe je iets beter had kunnen doen. Want juist dit is van wezenlijk belang voor je werkplezier én voor de kwaliteit van het onderwijs! Om die reden vormt reflecteren een rode draad binnen het onderwijsprogramma van de AOS. Ook hier is wat je in de praktijk tegenkomt, leidend. Met je begeleiders bespreek je wat er in een lessituatie gebeurt, word je je bewust van je eigen aandeel erin en kijk je wat je een volgende keer anders kunt en wilt doen. Daarbij verbind je de praktijkervaringen met (nieuwe) theoretische inzichten. Datzelfde doe je tijdens bijeenkomsten met medestudenten. Ieder brengt zijn of haar leservaringen in, waar je gezamenlijk op reflecteert, met de bedoeling zicht te krijgen op ieders kwaliteiten en valkuilen. Gaandeweg wordt het nut van reflecteren steeds beter zichtbaar en wordt het een vanzelfsprekend onderdeel van jouw beroepshouding en –identiteit.
Alternatieven ontwikkelen en daaruit kiezen
4
Uitproberen
3
Bewustwording van essentiële aspecten
Handelen/ ervaring
5 1
Terugblikken
2 Figuur.. Cyclisch leerproces Korthagen
4.4 Begeleiding Bij de AOS zijn verschillende scholen aangesloten die studenten de kans bieden om met een veelheid aan leeromgevingen, schoolculturen en opleidingsniveaus kennis te maken. Tijdens je opleiding doen we een beroep op je zelfstandigheid, tegelijkertijd word je ondersteund door een kring van professionals. Elke school heeft een groot aantal schoolpracticumdocenten (SPD’ers) in dienst, een aantal opleidingsdocenten en een of meer schoolopleiders. Die maken je wegwijs en begeleiden je op jouw route om een professional te worden, in de klas en in het team. Naast persoonlijke coaching neem je deel aan OidS bijeenkomsten. Dit zijn groepsbijeenkomsten met andere studenten binnen de AOS waarin je samen reflecteert op ervaringen in de klas en deze verbindt met de theorie.
“ Je hebt als docent veel nodig: vakkennis, didactiek, de psychologie van de leerling, leertheorieën, zelfinzicht (vind je jezelf een goede docent?)… maar als er íets is dat je moet doen voor een klas, dan is het wel: jezelf afvragen of je aanpak werkt. Het is niet iets dat je er zomaar even vrijblijvend bij doet: ‘Ik ga naar huis en op de fiets denk ik even na hoe de dag is verlopen’. Dat moet je serieus doen. Goed en vakkundig reflecteren hoort bij ons beroep. Maarten van Boxtel
“ De ppo-bijeenkomsten zijn heel verschillend. De ene keer krijg je college over een stuk theorie, de andere keer is er veel interactie en maak je opdrachten. Bij sommige bijeenkomsten houden wij presentaties, geven we les aan medestudenten, bij andere bijeenkomsten wissel je succesmomenten en good practices uit. Daarnaast zijn er workshops, bijvoorbeeld over autisme. Ik vind het boeiend en ook heel prettig dat het zo gevarieerd is. Ik hou er niet van om twee uur achter elkaar te zitten en alleen maar te luisteren; ik wil ook iets dóen.” Pascal Rommens
“ In de bijeenkomsten OidS zit je met zielsverwanten. Je leert van elkaar, van elkaars successen en fouten en je weet dat je niet alleen staat bij bepaalde onderwerpen. Bovendien kun je geïnspireerd raken door de manier waarop iemand anders lesgeeft, of door de verhalen die je hoort.” (Koen, student)
21
“ Ik vind het echt super leuk om met studenten van een andere hogeschool te zitten. Het is een soort tweede klas voor mij: heel gezellig, we hebben een heel goede klik en we gaan regelmatig een terrasje pakken na de bijeenkomst. Als je ppo doet, hoef je bepaalde vakken op de hogeschool niet te volgen. Bij ppo wordt het meteen gekoppeld aan de praktijk. Heb je bijvoorbeeld een onderwerp als ‘samenwerkend leren’, dan zegt de docent: ‘Ik wil dat jullie deze week dit en dit met je klas gaan doen’. De week daarna bespreek je samen hoe het is gegaan. Ieder vertelt wat hij of zij heeft ervaren. Je leert echt van elkaar en je merkt bijvoorbeeld ook dat jij niet de enige bent die ergens tegen aan loopt. Dat vind ik wel fijn.” Annique Stevens
Opl ei din gs gids
“ Door te onderwijzen, leren wij’, is een uitspraak van de Romeinse filosoof Seneca. Dat is heel erg waar. Als je onderkent dat je allemaal voortdurend lerend bent, dan breng je een heel ander proces bij leerlingen op gang dan wanneer je zegt: ‘Ik weet alles en jullie weten niets’.
22
Het traditionele idee van leren is m.i. aan het verschuiven, ook onder invloed van social media en digitale mogelijkheden. Wat overigens niet betekent dat we alles overboord gooien; het blijft belangrijk om kennis over te dragen, maar je moet het wel optimaal doen. De manier waarop we het lang gedaan hebben, erkent niet altijd die wederkerigheid en het cyclische aspect van leren.” Johan Struik
4.5 Portfolio: groei
zichtbaar maken
We verwachten van studenten dat ze hun ontwikkeling in kaart brengen, en wel op zo’n manier dat anderen kunnen zien en volgen waar ze staan ten opzichte van de gewenste competenties. Het portfolio is hierbij een goed hulpmiddel dat op twee manieren wordt ingezet bij de studievoortgang: in de begeleiding en bij de beoordeling. In het portfolio laat je steeds drie aspecten zien: • Wat heb ik bereikt? Dit toon je aan met een variatie aan bewijsstukken. • Hoe heb ik dit bereikt? Hiermee beschrijf je hoe jouw leerproces verloopt en wat daarin bijvoorbeeld de kwaliteiten en valkuilen zijn. • Wat kenmerkt mij als onderwijsprofessional? Hoe zie je jezelf in de rol van docent, op welke punten en op welke manier wil je je nog verder ontwikkelen? Je portfolio is nooit af. Je werkt gedurende de hele opleiding aan de samenstelling ervan en ook daarna ga je er – hopelijk – mee verder. Aan het eind van je opleiding kun je het portfolio overleggen aan je toekomstige werkgever. Daarmee geef je niet alleen aan dat je startbekwaam docent bent, maar ook dat het leren niet ophoudt nadat het diploma is verkregen. Op welke school onze afgestudeerde studenten ook belanden, we hopen dat ze het portfolio meenemen en benutten als een groeidocument, dat ze blijven aanvullen. Het biedt een prachtige kans om het motto leven ‘lang leren’ dat de lijfspreuk van elke docent zou moeten zijn, heel concreet vorm en inhoud te geven!
4.6 Beoordeling Toetsing binnen de AOS is geen losstaand onderdeel, maar als het ware op een natuurlijke manier verbonden met het onderwijsprogramma en het leerproces van de student. Tijdens de verschillende fasen van de opleiding wordt de student op verschillende manieren getoetst, onder andere via kennistoetsen, praktijktoetsen, leerwerktaken, lesbezoeken en assessments. Daarnaast is het portfolio een belangrijk instrument bij de afronding van een leerfase. In het portfolio beoordelen studenten zichzelf op de SBL-competenties (zie hierna) en het niveau hiervan, gekoppeld aan de fase van waarin de student zich bevindt. Bovenal zorg je als student dat je in je portfolio de bewijzen verzamelt waarmee je kunt aantonen dat jij het vereiste niveau hebt verworven.
Op de AOS zijn de begeleiding en de beoordeling altijd intersubjectief. Dat wil zeggen dat elke student meerdere begeleiders en beoordelaars heeft, waardoor je een breder, meer compleet beeld krijgt over je vorderingen. Je krijgt op die manier feedback op je functioneren, inzicht in waar je staat in je ontwikkeling als toekomstige docent en wat je nog moet doen om verder te groeien. Blijkt uit de boordeling dat je competentieontwikkeling voldoet aan het vereiste niveau, dan ontvang je hier studiepunten voor. Bij de beoordeling gaan we bij hbo-opleidingen uit van de landelijk vastgestelde SBL-competenties. De Stichting Beroepskwaliteit Leraren (SBL) heeft zeven competenties vastgesteld, die de belangrijkste aspecten van lerarenbekwaamheid in kaart brengen. Voor lerarenopleidingen in het eerstegraads gebied gebruiken we de ICL-competenties. Deze zijn vastgesteld door de Interdisciplinaire Commissie Lerarenopleiding en afgeleid van de SBL-competenties. Het schema hieronder geeft een eerste, beknopte indruk van de zeven competenties. Om er goed mee te kunnen werken, hebben we ze vertaald in concrete voorbeelden van gedragsindicatoren op verschillende niveaus.
“ Door te onderwijzen, leren ook wij bij “
Competentie
Korte omschrijving
1
Interpersoonlijk
Leiding geven en zorgen voor een goede sfeer van omgaan met, en samenwerking tussen de leerlingen.
2
Pedagogisch
Zorgen voor een veilige leeromgeving en bevorderen van persoonlijke, sociale en morele ontwikkeling, of: bevorderen van de ontwikkeling tot een zelfstandige en verantwoordelijke persoon.
3
Vakinhoudelijk en didactisch
Zorgen voor een krachtige leeromgeving en bevorderen van het leren.
4
Organisatorisch
Zorgen voor een overzichtelijke, ordelijke en taakgerichte sfeer en structuur in de leeromgeving.
5
Samenwerken in een team
Zorgen dat het werk afgestemd is op dat van collega’s; bijdragen aan een goed functioneren van de schoolorganisatie.
6
Samenwerken met de omgeving
In het belang van de leerlingen een relatie onderhouden met ouders, buurt, bedrijven en instellingen.
7
Reflectie en ontwikkeling
Zorgen voor de eigen professionele ontwikkeling en professionele kwaliteit van de beroepsuitoefening.
23
4.7 Onderzoek Onderzoek is een belangrijk onderdeel van de opleidingen binnen de AOS. De docent van de toekomst moet in staat zijn nieuwsgierig en kritisch te kijken naar de onderwijsprocessen in de klas én naar het effect van zijn eigen handelen op leerlingen en collega’s. Ben je bachelorstudent? Dan krijg je in de eerste drie jaren leerwerktaken die je stimuleren om op onderzoek te gaan en die je uitdagen om je onderzoeksvaardigheden te ontwikkelen.
In het derde jaar doe je een ontwerponderzoek en in het vierde jaar (de zg. LIO = leraar-in-opleidingsfase) ga je met een meesterproef aantonen dat je in staat bent een praktijkgericht- of actieonderzoek uit te voeren dat past binnen de context van de school en dat voor die school ook van belang is. Ben je masterstudent? Dan ga je het boeiende verschil ervaren tussen wetenschappelijk- en praktijkgericht onderzoek. Je gebruikt je reeds verworven weten schappelijke inzicht en tegelijkertijd leer je hoe je de methodiek van het praktijkgericht onderzoek kunt inzetten. Dit laatste gebeurt tijdens themabijeenkomsten onder leiding van onderzoeksbegeleiders en/of tijdens onderzoekscolleges op één van de opleidingsinstituten die zijn verbonden aan de AOS West-Brabant. Tijdens die bijeenkomsten of colleges kun je ook docenten tegenkomen die al langer op een school werken en ook met een eigen onderzoek bezig zijn. Het onderwerp van het praktijkonderzoek moet passen bij de onderzoeksagenda van de school. Bij voorkeur is het iets dat de student (of docent) zelf is tegengekomen in de praktijk en waarvoor hij een oplossing wil vinden. WO-masterstudenten doen in het tweede semester (de verdieping) twee onderzoeken: een ontwerp- en een leeronderzoek. Ze sluiten met hun onderzoek aan bij de behoeften van hun school (sectie, team), worden begeleid en beoordeeld door een vakdidacticus. Ze voeren hun onderzoek uit op de scholen en presenteren daar ook hun hun resultaten.
Opl ei din gs gids
“ Bij docentonderzoek vindt een mooie uitwisseling plaats. Wij komen vanuit de universiteit iets brengen met betrekking tot onderzoeksvaardigheden en onze studenten halen de praktijkervaring op binnen de school.
24
Die praktijkervaring kunnen wij studenten hier in de collegezaal nooit bieden. Datzelfde geldt voor de begeleiding: binnen de school zijn ze veel beter in staat om de koppeling met de theorie te maken. Studenten kunnen meteen de voorbeelden en het effect in de praktijk zien.
Onze studenten weten vaak behoorlijk goed hoe ze een onderzoek moeten doen, op dat gebied kun je ze niet veel wijzer maken. Maar ze kunnen wel van vo-docenten leren wat de thema’s zijn die echt als relevant worden ervaren door de praktijk en hoe je docenten het best kunt benaderen en motiveren om mee te werken.” Rian Aarts
5
Professionalisering van docenten “ Blandit sit amet opleidingsschool non magna voor “. stuDe AOS is niet alleen een denten die zich in het docentvak willen bekwamen, we bieden ook tal van opleidings- en onderzoeksmogelijkheden voor docenten en andere medewerkers. Daarmee doen we recht aan onze ambitie om vanuit de eigen praktijk, in samenspraak met opleidingsinstituten van buiten, de kwaliteit van het personeel en de totale onderwijsorganisatie voortdurend te verbeteren. In dit hoofdstuk lees je waarom we daarmee gestart zijn en wat we te bieden hebben.
“De AOS is een soort laboratorium waar verschillende deskundigheden bij elkaar komen. Als je alle docenten van West-Brabant bij elkaar bekijkt, dan zie ik daar een aantal grote creatievelingen tussen op alle vakgebieden, keien van docenten met frisse aanpakken en kennis waar je je vingers bij aflikt! Als je die kwaliteiten op de juiste momenten en plaatsen bij elkaar zou kunnen brengen, dan zou dat heel mooi zijn.” Maarten van Boxtel
Noodzaak én plezier! Een docent die zichzelf en zijn beroep serieus neemt, is niet alleen met het leren van leerlingen bezig, maar ook met zijn eigen leren. Anders gezegd: leren voor leerkracht houdt niet op als je je bevoegdheid hebt behaald; dan begint het pas. De noodzaak tot permanent professionaliseren wordt versterkt door het grote tempo waarin ontwikkelingen in de samenleving zich voltrekken. Wie zich daartegen verzet, heeft een zware klus; wie het beschouwt als onderdeel van het vak, beleeft er vooral ook plezier aan!
25
5.1 Beginnende docenten Meer en meer komen we erachter dat het in veel gevallen niet lukt om mensen in vier jaar helemaal klaar te stomen tot docent. Een te groot aantal beginnende docenten start vol passie en goede moed in het voortgezet onderwijs, maar haakt na een of enkele jaren af. Ze zijn weliswaar startbekwaam, maar komen nog te veel tegen in de praktijk waar ze onvoldoende antwoord op hebben, of niet goed tegen opgewassen zijn. Conclusie: je hebt een paar jaar extra ondersteuning nodig om je draai echt te vinden. Met het oog daarop heeft de AOS post-initiële opleidingstrajecten in ontwikkeling die aansluiten bij de situatie en behoeften van de beginnende docent. Deze zijn gericht op verdieping van pedagogische en didactische vraagstukken en versteviging van je persoonlijkheid en pedagogischdidactisch repertoire als docent. De eigen ambities en ontwikkelpunten uit het portfolio bieden goede aanknopingspunten voor de gewenste groeirichting en de begeleiding op weg daarnaartoe.
5.2 Meer ervaren docenten Ook onder de meer ervaren leraren wordt de vanzelfsprekendheid om de eigen professionaliteit te onderhouden en op een hoger niveau te tillen, steeds meer gemeengoed. De AOS biedt maatwerktrajecten die zowel aansluiten bij de schoolontwikkeling als bij individuele ontwikkelingsbehoeften van de docent. Een en ander krijgt onder meer gestalte binnen professionele leergemeenschappen (PLG’s). Steeds meer docenten van de eigen scholen raken via de AOS direct of indirect betrokken bij het opleiden van studenten en/of collega’s. Daarnaast komen uit de goede samenwerkingservaringen die we opdoen met de instituten nieuwe cursussen en trainingen voort.
“ Uiteindelijk gaat het erom dat je dienstbaar bent aan de leerling. Ik vind echt dat wij leerlingen tekort doen met het systeem dat we hanteren. De AOS kan bijdragen om een stap in de goede richting te zetten: naar docenten met een groter didactisch repertoire, die meer samenwerken en meer op de leerling zijn georiënteerd. Leren moet een veel groter begrip worden dan: ‘Wij dragen kennis over aan de leerling’ en zich verbreden naar ook zelf leren. Dat vind ik echt heel wezenlijk.” Maurice van de Lisdonk
5.3 Opleidingsaanbod De AOS West-Brabant biedt elk cursusjaar een zeer gevarieerd aanbod van cursussen, workshops, trainingen, presentaties. Ze zijn afgestemd op wat het onderwijs van docenten vraagt én op onderwerpen waarvan docenten en andere medewerkers aangeven zich er graag op te willen ontwikkelen. Het actuele aanbod is op dit moment nog te vinden via de website van OMO Scholengroep Tongerlo: http://www.sgtongerlo.nl/aos-wb
5.4 Docentonderzoek De professionaliteit en persoon van de docent komen steeds meer centraal te staan, niet alleen in de opleiding,
Seniorfase
Specialisatie, differentiatie, excellentie, innovatie etc.
Professionele fase
Voortgezette professionele fase
Opl ei din gs gids
Vroeg professionele fase
26
Niveau senior docent
Niveau gekwalificeerd docent (register)
Inductiefase Initiële fase
LIO fase 3e jaar Instructeursfase 2e jaar Assistent-fase 1e jaar Oriënterende fase / propedeuse 1e jaar
Niveau Startbekwaam (bevoegdheid) Niveau LIO-bekwaam Niveau hoofdfase-bekwaam
ook in onderzoek. Dat is een spectaculaire verandering, want tot op heden waren het vooral universiteiten, hogescholen en pedagogische centra die onderzoek deden en nieuwe benaderingen ontwierpen voor het onderwijs. Om daarna de uitvoering neer te leggen bij de ‘meesters en juffen’. De gedachte is wellicht logisch, maar in de praktijk bleek dit niet altijd goed te werken. Veel nieuwe inzichten en methoden bereikten de school en de klas helemaal niet, of niet op de juiste manier. Langzamerhand ontstond daardoor het besef dat je leraren en scholen een eigen rol moet geven bij ontwikkeling en onderzoek. De Academische Opleidingsschool biedt bij uitstek kansen om dit te realiseren.
Vraagstukken uit de praktijk Leraren en aanstaande leraren die de opleiding volgen, krijgen tijdens hun werk in de school op allerlei manieren te maken met kritische situaties. Dit zijn situaties waarin de leraar vragen of problemen in de klas tegenkomt en moet proberen er een oplossing voor te vinden. Het kan gaan om al lang bekende en lastige problemen, zoals het differentiëren tussen leerlingen met verschillende leerpotentie, of het vorm geven aan samenwerkend leren in de klassensituatie.
5.5 Doelen van docentonderzoek 1. Het primaire doel van het docentonderzoek is een antwoord te geven op vraagstellingen in de praktijk. Door onderzoek te doen, krijgen docenten meer inzicht in de onderwijscontext en kunnen ze daar beter en effectiever in handelen. Het gaat niet zozeer om theorievorming, maar om een concrete verbetering van de eigen onderwijspraktijk. 2. Daarnaast draagt het uitvoeren van onderzoek bij aan de professionele ontwikkeling van de docent door het stimuleren van een ‘onderzoekende houding’. Dit houdt in dat de docent systematisch reflecteert op het door hem/haar gegeven onderwijs, streeft naar een hogere kwaliteit en gericht is op samenwerking (van der Donk & van Lanen, 2010). Daarnaast leert of onderhoudt de docent basisvaardigheden voor het doen van onderzoek; Hulsker et.al., n.d.).
Je kunt ook denken aan nieuwe vraagstukken die zich aandienen als gevolg van maatschappelijke ontwikkelingen, nieuwe technologieën (ICT, social media) en nieuwe inzichten in het leren van leerlingen.
“ Onderzoek is een cruciaal onderdeel van het leven en werken van een docent. Het belangrijkst is dat je kritisch stil staat bij je dagelijkse handelen. Dat je dingen niet zomaar doet, niet louter en alleen werkt op basis van intuïtie en niet zomaar alles aangrijpt (of afwijst) wat voorbijkomt. Het verantwoorden van vernieuwingen is goed. Als een docent die houding verwerft, kan hij dat ook uitstralen (en een voorbeeld zijn) richting zijn leerlingen. Ook die moeten keuzes verantwoorden, moeten kritisch kijken of dingen werken of niet of niet, en waarom.” Rian Aarts
27
5.6 Hoe werkt het? De docent voert het onderzoek uit en is verantwoordelijk voor het verloop en de resultaten. Opdrachtgever van het docentonderzoek is de school, meestal in de persoon van de (con)rector of (deelschool)directeur. De docent wordt begeleid door een onderzoeksbegeleider van de universiteit (de ULT). Deze ondersteunt de docent in de verschillende fasen van het onderzoeksproces.
Dat gebeurt op twee manieren: • ten eerste via groepsbijeenkomsten waarin onderzoeksdocenten getraind worden in de kennis en vaardigheden die zij nodig hebben voor (de verschillende fasen van) het onderzoek • ten tweede via een inloopspreekuur waarbij docenten vragen of problemen die zij tegenkomen, kunnen bespreken.
“ Docenten zijn heel praktisch ingesteld. Als wij vandaag een probleem hebben, dan gaan we het morgen aanpassen en proberen het de dag daarna uit. Werkt het niet, dan doen we het de volgende keer op keer een andere manier. We willen heel snel resultaat zien.
Opl ei din gs gids
Zo’n onderzoek duurt langer, gaat veel dieper en het resultaat ziet er heel anders uit. Ondanks dat het totaal anders is, vind ik het wel heel leuk. Je werkt samen met anderen en inspireert elkaar. De begeleiding van de mensen van de universiteit daarbij is goud waard. Ze zien feilloos waar het aan schort en weten je met heel goede vragen de goede kant op te sturen.
28
Mijn onderzoek ging over tutorleren. Eén van de dingen die mij opvielen, is dat een aantal eersteklassers wat geïmponeerd raakten door vierde klassers: “die grote jongens met hun overall aan”. Een paar maanden later was er gewoon een muurtje en hadden de eerste klassers hun eigen plek. Misschien zijn er straks wel 20 kinderen die relaxter naar school gaan dan hiervoor. Van dat soort dingen kan ik heel blij worden en het komt rechtstreeks voort uit het onderzoek.”
De onderzoeksbegeleider wordt op zijn beurt aangestuurd door de onderzoekscoördinator van het opleidingsinstituut. Deze is bovendien verantwoordelijk voor de beoordeling van het uiteindelijke onderzoeksrapport. Naast dit reguliere aanbod voor docentonderzoekers is er een mogelijkheid om in duo’s een onderzoek op te zetten ten dienste van een team (of vakgroep, PLG e.d.). Ook kunnen docenten die in het kader van hun studie een onderzoek doen, terecht bij de AOS voor begeleiding.
5.7 Resultaten: Script! Werkt mijn werk? Het doen van onderzoek geeft je mogelijkheden om die vraag systematisch uit te werken. Script! is een digitaal medium voor schoolgebonden onderzoek dat de resultaten van praktijkrelevant onderzoek bereikbaar en bespreekbaar maakt.
Er zijn drie vormen van Script: • Script! Onderwijsonderzoek: voor thematische studies • Script! Perspectief: voor artikelen van 2.000 woorden • Script! Video: voor videopresentaties over schoolgebonden onderzoek. Script! stimuleert docenten tot onderzoek en kennisdeling vanuit het principe: van vakcollega’s voor vakcollega’s. Door nieuwe inzichten op te doen over het vak waarin je lesgeeft, of over je beroep, werk je aan je ontwikkeling en verrijk je uiteindelijk het onderwijs aan leerlingen. Raadpleeg voor meer informatie: www.script-onderzoek.nl
Anne-Marie van Dongen
6
Organisatie en belangrijke begrippen In hoofdstuk 2 hebben we al iets gezegd over de onderwijsorganisaties die bij de AOS West-Brabant betrokken zijn. In dit hoofdstuk gaan we verder in op de organisatie van het samenwerkingsverband en de belangrijke ‘spelers’ in het OidS model. Daarnaast geven we uitleg over enkele belangrijke begrippen.
6.1 OMO: vijf academische opleidingsscholen De AOS West–Brabant is een van de vijf academische opleidingsscholen binnen Ons Middelbaar Onderwijs (OMO). Onderling werken zij nauw samen, met als doel de kwaliteit van OidS als opleidingsvariant verder te versterken. De Raad van Toezicht hecht veel waarde aan de professionele ontwikkeling van (aankomende) docenten (zie visie in OMO Koers 2016). Om die reden stimuleert zij de verdere ontwikkeling van de vier academische opleidingsscholen en wordt er ook stevig in geïnvesteerd (zie www.OMO.nl).
6.2 Netwerk van onderwijsinstellingen Een AOS is een netwerk van samenwerkende vo-scholen met één of meerdere lerarenopleidingen. In de AOS West-Brabant werken de volgende partners samen vanuit een gedeelde visie op OidS.
Lerarenopleidingen: • ULT - lerarenopleiding universiteit Tilburg • HR - lerarenopleiding Hogeschool Rotterdam • FLOT - lerarenopleiding Fontys Hogeschool Tilburg
Scholen voor voortgezet onderwijs: • OMO scholengroep Tongerlo in Roosendaal met de vestigingen Da Vinci College, Gertrudiscollege, Norbertuscollege • OMO scholengroep in Bergen op Zoom met de vestigingen Mollerlyceum, ZoomMavo, ’t R@velijn, ZuidWestHoek College • Munnikenheidecollege met vestigingen in Etten Leur en Rucpen • Roncalli scholengemeenschap in Bergen op Zoom • Scholengroep de Langstraat in Waalwijk met de vestigingen Dr. Mollercollege, d’Oultremontcollege, Walewycmavo, Van Haestrechtcollege • Scholengroep Kwadrant met de vestigingen Cambreurcollege, Hanzecollege. De lerarenopleidingen en scholen werken intensief samen aan de verdere ontwikkeling van OidS en het leggen van verbanden tussen OidS en de ontwikkeling van de eigen schoolorganisatie.
29
6.4 Belangrijke spelers
en begrippen
Voor een goed begrip van de organisatie geven we enkele korte typeringen van de functies van belangrijke spelers binnen de AOS en lichten we enkele begrippen toe.
Penvoerder Voorzitter van de stuurgroep en aanspreekpunt voor de Raad van Bestuur en het ministerie van O&W.
AOS-coördinator Verantwoordelijk voor de coördinatie van alle activiteiten bij de totstandkoming en uitvoering van het opleidingsen onderzoeksplan, en voor het bevorderen van een effectieve interne en externe samenwerking.
Instituutopleider De docent die namens de lerarenopleiding nauw betrokken is bij de ontwikkeling en uitvoering van het OidS-programma binnen de AOS.
Schoolopleider
6.3 Organisatie en overleg De samenwerking binnen de AOS krijgt gestalte op alle drie niveaus.
Strategisch.
De leiding van de AOS ligt bij de stuurgroep. Deze bestaat uit de voorzitter (penvoerder), de vertegenwoordigers uit de directies van de lerarenopleidingen en deelnemende vo–scholen en de AOS coördinator. De stuurgroep bepaalt onder meer de visie en de beleidskaders voor het opleidings- en onderzoeksprogramma.
Tactisch.
Opl ei din gs gids
Het opleidingsteam is verantwoordelijk voor zowel de beleidsvoorbereiding en ontwikkeling van het opleidingsplan en het onderzoeksprogramma, als de uitvoering daarvan. Het kernteam bestaat uit de schoolen instituutsopleiders, directieleden van de vo-scholen en de AOS coördinator.
30
Operationeel. Het kernteam draagt zorg voor de uitvoering van het opleidingsprogramma. Onder leiding van de schoolopleiders verzorgen de schoolpracticumdocenten en onderzoeksbegeleiders in verschillende deelteams samen het OidS-programma zoals dat in het opleidingsplan is vastgelegd. Het zoeken naar en benutten van kansen binnen de AOS voor het stimuleren van de eigen (school)ontwikkeling is vooral een opdracht voor het opleidingsteam.
De opleidingsdocent die namens de vo-school leiding geeft aan en nauw betrokken is bij de ontwikkeling en uitvoering van het OidS-programma.
Opleidingsdocent Een docent die een gecertificeerde opleiding heeft gevolgd op het gebied van het begeleiden van (aankomende) docenten en de daarbij voorkomende inhoudelijke en organisatorische aspecten, bezien vanuit het perspectief van de AOS.
Schoolpracticumdocent Een docent die een gerichte en gecertificeerde opleiding heeft gevolgd in het begeleiden van docenten-in-opleiding volgens het OidS model.
Instituten De opleidingsinstituten van hogescholen en universiteit. In dit geval de Hogeschool van Rotterdam, Fontys lerarenopleiding Tilburg (FLOT) en de Universitaire Lerarenopleiding Tilburg (ULT).
Opleidingsschool (AOS) Netwerk van samenwerkende vo-scholen met één of meerdere lerarenopleidingen.
Opleidingslocatie Een vo-school die deel uitmaakt van de AOS heeft soms meerdere vestigingen met een onderscheiden opleiding (vmbo, havo, vwo) waar een leerwerkplek voor een aankomend docent beschikbaar is.
7
Contact en informatie 7.1 Meer informatie We hopen dat deze opleidingsgids je een beeld heeft gegeven van hoe leren binnen de AOS West–Brabant eruitziet. Voor meer informatie over de academische opleidingsschool, de betrokken lerarenopleidingen en over onderzoek, kun je terecht op onderstaande websites. Natuurlijk kun je ook contact met ons opnemen voor het maken van een afspraak.
AOS West–Brabant www.aoswestbrabant.nl Postbus 1648 4700 BP Roosendaal tel: 0165 - 597040 e-mail :
[email protected]
Fontys Lerarenopleiding Tilburg www.fontys.nl/Over-Fontys/Fontys-Lerarenopleiding-Tilburg.htm Prof. Goossenslaan 1-01 Campus Stappegoor (P1) 5022 DM Tilburg tel: 08850 - 74288
Hogeschool Rotterdam, instituut voor leraren www.hogeschoolrotterdam.nl Museumpark 40 3015 CX Rotterdam tel: 010 794 00 00
Universitaire Lerarenopleiding Tilburg www.tilburguniversity.edu/lerarenopleiding Warandelaan 2 5037 AB Tilburg tel: 013 - 466 9111
Ons Middelbaar Onderwijs www.omo.nl/werken-en-leren-bij/leren-bij/academische-opleidingsscholen Spoorlaan 171 5038 CB Tilburg tel: 013 - 59 555 00
Informatie over onderzoek & publicaties www.script-onderzoek.nl
31
Academische Opleidingsschool West-Brabant Postbus 1648 4700 BP Roosendaal
(0165) 59 70 40
[email protected]
www.aoswestbrabant.nl