Opleidingsgids 2013 ‐ 2014 Minor Educatie en Communicatie Onderwijs Oriënterend pakket en Onderwijs Verdiepend pakket Bachelor College Master Science Education and Communication
Eindhoven School of Education
Campus TU/e Traverse 3.43 Postbus 513 5600 MB Eindhoven 040‐247 3095 www.tue.nl/esoe
Inhoudsopgave 1
2
3
4
Algemene informatie ....................................................................................................................... 3 1.1
Algemene inleiding .................................................................................................................. 3
1.2
De drie O’s van ESoE ................................................................................................................ 5
1.3
3TU .......................................................................................................................................... 5
1.4
Visie ......................................................................................................................................... 5
1.5
Doelgroep ................................................................................................................................ 7
1.6
Bestuur .................................................................................................................................. 10
1.7
Adviescommissie Lerarenopleiding TU/e (ALT) ..................................................................... 11
Organisatie minor E&C en master SEC .......................................................................................... 11 2.1
Opleidingsteam ..................................................................................................................... 11
2.2
Begeleiding ............................................................................................................................ 14
2.3
Toelatings‐ en examencommissie ......................................................................................... 14
2.4
Opleidingscommissie ............................................................................................................. 14
Het curriculum ............................................................................................................................... 15 3.1
Uitgangspunten ..................................................................................................................... 15
3.2
Opbouw van de opleidingen ................................................................................................. 16
3.3
Inhoud van het curriculum .................................................................................................... 19
Praktische zaken ............................................................................................................................ 24 4.1
Toelating en inschrijving ........................................................................................................ 24
4.2
Kosten, financiering en regelgeving ...................................................................................... 25
4.3
Afsluiting en titulatuur .......................................................................................................... 25
4.4
Roosters ................................................................................................................................. 26
4.5
Regelingen en protocollen .................................................................................................... 27
4.6
Contact en secretariaat / facultaire studentenadministratie (FSA) ...................................... 27
4.7
Faciliteiten ............................................................................................................................. 28
2
1 1.1
Algemene informatie Algemene inleiding
Beste student, Welkom bij ESoE, de Eindhoven School of Education! Deze gids verstrekt informatie over de Master Science Education and Communication (SEC) en de ‘educatieve Minor’ Educatie & Communicatie (E&C). De minor wordt in het kader van het Bachelor College vormgegeven door een combinatie van twee keuze pakketten van ieder 15 ec. Voor studenten die eerder aan de TU/e zijn begonnen en niet in het Bachelor College deelnemen, is de educatieve minor geprogrammeerd als één blok van 30 ec in het derde jaar. Deze gids kan ook informatief zijn voor studenten die een maatwerktraject volgen waarbij er een combinatie is van werk als docent en opleiding. Dit zijn bijvoorbeeld: zij‐instromers in beroep, onderwijstrainees en ‘eerst de klas’ studenten. Hun programma zal in een flink aantal opzichten overeenkomen met het masterprogramma. De masteropleiding SEC is een gezamenlijke opleiding van de drie Technische Universiteiten (Twente, Delft en Eindhoven). De master SEC bestaat uit een educatie‐ en communicatietrack. In Eindhoven is alleen sprake van de educatietrack die opleidt tot eerstegraads docent in het Voortgezet Hoger Onderwijs (bovenbouw havo/vwo) voor de vakken wiskunde, informatica, natuurkunde of scheikunde. (meer informatie) De Minor Educatie & Communicatie (E&C) is een wettelijk ingestelde mogelijkheid om als onderdeel van je Bachelor programma een beperkte tweedegraads lesbevoegdheid te behalen voor een geselecteerd aantal vakken. Voor studenten die voor september 2012 zijn begonnen en met hun studie het ‘oude’ bachelorprogramma volgen, worden de onderdelen van de educatieve minor in één blok geprogrammeerd in het eerste en tweede semester. Wanneer je deze minor volgt, en je ontdekt dat het lesgeven toch niet je ding is, bestaat de mogelijkheid het pakket van 30 ec toch met succes af te ronden. Je Bachelor komt dan niet in gevaar, maar je behaalt geen lesbevoegdheid. Deze variant wordt in 2013‐2014 voor het laatst aangeboden (meer informatie). Vanaf september 2012 is de TU/e gestart met het Bachelor College, waarbij de student kan kiezen uit een groot aantal keuzepakketten en vakken. Studenten die na september 2012 zijn begonnen, of zijn ‘omgezet’ naar het bachelor college, kunnen de ‘educatieve minor’ volgen in de vorm van twee coherente keuzepakketten (lerarenopleiding in bachelor college). Dit zijn het ‘onderwijsoriënterend pakket’ (15 ec, geprogrammeerd in het 2e jaar), en het onderwijs verdiepend pakket (15 ec, geprogrammeerd in het 3e jaar). Het is ook heel goed mogelijk om alleen het onderwijs oriënterend pakket te volgen, of alleen één of twee vakken uit het oriënterend pakket. De minor biedt studenten daarnaast de mogelijkheid zich te oriënteren op de master Science Education and Communication, en is een goede opstap om daarna eventueel de master te gaan volgen. Zij kan tot een flink aantal vrijstellingen in deze master leiden. De master SEC bestaat voor een aanzienlijk deel uit het leren lesgeven in de schoolpraktijk. Dit leerproces wordt voor de andere helft ondersteund door studieonderdelen die worden verzorgd door docenten van ESoE. Op deze wijze komen de praktijk en de theorie van het lesgeven beide 3
uitgebreid aan bod, inclusief de onderlinge relatie. Deze gids geeft je hier meer informatie over. Ook over andere aspecten van de opleiding wordt de nodige informatie verstrekt in deze gids. Voor vragen die met deze gids niet beantwoord kunnen worden, kun je altijd terecht bij de coördinator van de opleiding (Mw. Elise Quant of Mw. Mariyan Gardenier), of het secretariaat van ESoE (Mw. Veronique van der Heijden en Mw. Yvonne van Kempen). Ook kun je voor allerlei informatie terecht op de website van ESoE (via de algemene TU/e website of rechtstreeks via http://www.tue.nl/esoe). Daar vind je ook interessante links naar bijvoorbeeld het onderzoek dat door promovendi en stafmedewerkers van ESoE wordt gedaan of naar innovatieactiviteiten van ESoE. De voertaal van de master SEC is Nederlands. Dat is anders dan bij de meeste universitaire master‐ opleidingen die Engels gebruiken. Dit heeft uiteraard te maken met de leerlingen aan wie je lesgeeft. Een voldoende en voor gebruik in de klas functionele beheersing van het Nederlands is dan ook een vereiste om tot de master SEC toegelaten te kunnen worden. Ik hoop dat je als student aan ESoE de educatieve minor en/of de master SEC met veel plezier zult volgen, en vooral dat de opleiding en de opgedane kennis, vaardigheden en ervaringen je op weg zullen helpen naar een succesvolle carrière in het onderwijs. Heel veel succes! Dr. Ruurd Taconis Opleidingsdirecteur ESoE
4
1.2
De drie O’s van ESoE
De Eindhoven School of Education (ESoE) is het expertisecentrum van de Technische Universiteit Eindhoven (TU/e) op het gebied van de professionele ontwikkeling van (aanstaande) leraren in het bèta‐ en techniekdomein. ESoE richt zich op de professionaliteit van leraren omdat juist leraren de bepalende factor zijn voor de kwaliteit van onderwijs. ESoE is actief op drie gebieden:
Opleiding
ESoE verzorgt een masteropleiding Science Education and Communication (SEC) alsmede een minor Educatie & Communicatie (E&C) voor bachelorstudenten. Deze leiden onder meer op tot leraar voorbereidend hoger onderwijs in de Wiskunde, Natuurkunde, Scheikunde of Informatica.
Onderzoek
ESoE verricht wetenschappelijk onderzoek op het gebied van onderwijs, meer in het bijzonder onderzoek naar de innovatie van onderwijs en onderwijs in het bèta domein.
Onderwijsinnovatie
ESoE ondersteunt en bevordert onderwijsinnovaties door middel van professionalisering, consultancy en samenwerkingsprojecten bij de TU/e en bij onderwijsinstellingen in de regio.
1.3
3TU
De Technische Universiteit Eindhoven, de Technische Universiteit Delft en de Universiteit Twente hebben zich verenigd in de 3TU federatie. Gezamenlijk bieden zij vijf masteropleidingen aan; de master Science Education and Communication is er daar één van.
1.4
Visie
De Eindhoven School of Education beoogt het opleiden van universitair geschoolde leraren in de vakgebieden Natuurkunde, Scheikunde, Wiskunde en Informatica die beschikken over vakinhoudelijke en vakdidactische kennis en vaardigheden van een technisch wetenschappelijk niveau, inzicht hebben in onderwijskundige, psychologische en pedagogische aspecten bij het leerproces van leerlingen en de daarbij behorende methodieken kunnen toepassen. De opleiding streeft in het kader van “competentiegericht opleiden” naar een zo groot mogelijke afstemming en integratie van het meer theoretische deel van de opleiding op het instituut en het meer praktische deel op de school waar het werkplekleren plaats vindt. ESoE werkt daarom nauw samen met scholen, om de opleiding gezamenlijk vorm te geven. Dat geldt in het bijzonder voor scholen in de directe omgeving, waarmee vaak ook op andere vlakken wordt samengewerkt zoals bij nascholing en professionalisering. De master SEC aan de TU/e is één van de universitaire lerarenopleiding in Nederland. (http://www.universitairelerarenopleidingen.nl). Deze academische lerarenopleidingen werken onderling samen en hebben academische opleidingsstandaarden geformuleerd. Samen met de wettelijke bekwaamheidseisen voor leraren vormen de academische opleidingsstandaard het uitgangspunt voor de lerarenopleidingen door ESoE. Dat betekent in de praktijk van de opleiding dat het niet alleen gaat om het verwerven van beroepsvaardigheden, maar ook om vaardigheden als het ontwerpen van onderwijs en het doen van praktijkgericht verdiepend onderzoek. In de praktijk 5
blijken die laatste een bijdrage te leveren aan de waarde van een docent voor de school en de leerlingen en bij te dragen aan een positieve beroepsbeleving. Voor de beroepsspecifieke component van de minor E&C en master SEC gaat ESoE uit van landelijk vastgestelde bekwaamheidseisen voor leraren in het VO. Voor de minor worden hiervoor de “Bekwaamheidseisen leraar vmbo‐t en eerste drie jaar havo/vwo” gebruikt. Deze bekwaamheidseisen zijn afgeleid van de eisen die de Wet op de Beroepen In het Onderwijs (Wet BIO, 2006) stelt aan docenten VO/BVE. Voor de master worden de bekwaamheidseisen leraar VHO conform titel 4 van het Besluit Bekwaamheidseisen onderwijspersoneel als uitgangspunt genomen. Hiertoe behoort ook dat een student bij zijn afstuderen beschikt over de kennis van het betreffende schoolvak zoals die beschreven is in de vakinhoudelijke eindtermen van de ICL (Interuniversitaire Commissie Lerarenopleidingen). Voor de academische aspecten gaat de opleiding uit van de ‘Criteria voor Academische Bachelor en Master Curricula’, voor zover deze van toepassing kunnen zijn voor deze opleiding en niet al onderdeel zijn van de hierboven genoemde bekwaamheidseisen. In dit kader leveren de minor E&C en master SEC een bijdrage aan het verder versterken van de kennis en vaardigheden. Het gaat daarbij meer specifiek om: Kennis. Basiskennis verwerven op het gebied van educatie en communicatie, in het bijzonder onderwijskunde, vakdidactiek, leer‐ en onderwijspsychologie, adolescentiepsychologie en kennis op het gebied van de inter‐persoonlijke ontwikkeling van de docent. Onderzoeken. Op basis van kennis en inzicht in methoden en technieken van sociaal‐ wetenschappelijk onderzoek, zelf een didactisch of onderwijskundig onderzoek opzetten en uitvoeren (master‐niveau). Ontwerpen. Op basis van externe kwaliteitscriteria en didactisch/onderwijskundig onderzoek producten (bijvoorbeeld onderwijsmateriaal) ontwerpen en realiseren. Samenwerken en communiceren. Instrumentele vaardigheden verwerven op het gebied van het samenwerken en communiceren ten behoeve van de professionele praktijk en onderlinge samenwerking. Maatschappelijke context. Het bewust zijn van de complexe relaties tussen wetenschap en maatschappij. Het vanuit bètawetenschappelijke kennis, techniekkennis en onderzoeks‐ ervaring kunnen duiden en betekenisvol maken van nieuwe ontwikkelingen voor relevante doelgroepen in het onderwijs. Door deze combinatie van uitgangspunten dragen de opleidingen bij aan de maatschappelijk gewenste combinatie van wetenschappelijke vakkennis en professionaliteit in educatie. Voor de master komt daarbij het academisch master niveau.
6
1.5
Doelgroep
1.5.1 Educatieve Minor E&C De educatieve minor E&C is toegankelijk voor bachelorstudenten van de TU/e en andere universiteiten. Om een tweedegraads lesbevoegd‐ heid te kunnen verwerven dient dat een bachelor studie te zijn uit de tabel hier rechts (de zogenaamde landelijk vastgestelde ‘verwantschaps‐ tabel1’).
Educatieve Toegang met Bachelor minor (var. II) opleidingen Informatica
Technische Informatica Electrical Engineering
Natuurkunde
Technische Natuurkunde Electrical Engineering Werktuigbouwkunde Biomedische Technologie Industrial Design Technische Informatica Bouwkunde (SD)* Scheikunde Technologie Biomedische Technologie Technische Wiskunde Technische Natuurkunde Electrical Engineering Werktuigbouwkunde Technische Informatica
Tot september 2012 werkte de TU/e met minoren – een blok van 30 ec in het derde studiejaar, en was de educatieve minor daar één van. Afhankelijk van het type bachelor opleiding kun je kiezen voor één van twee varianten. De minor in variant I die Scheikunde gericht is op het verkennen van het leraarsberoep is voor alle studenten toegankelijk. De minor in Wiskunde variant II, die gericht is op het (mogelijk) behalen van een beperkte onderwijsbevoegdheid (2e graads bevoegdheid) is toegankelijk volgens de landelijk vastgestelde verwantschapstabel.
Vanaf september 2012 is de TU/e gestart met het Tabel 1: Verwantschapstabel tracks minor E&C variant II Bachelor College, waarbij de student kan kiezen uit en TU/e bacheloropleidingen. een groot aantal keuzepakketten en vakken. * Voor bepaalde richtingen en onder voorbehoud Studenten die na september 2012 zijn begonnen, of lopende de aanvraag bij OC&W zijn ‘omgezet’ naar het bachelor college, kunnen de ‘educatieve minor’ volgen in de vorm van twee coherente keuzepakketten van ieder 15 ec. (lerarenopleiding in bachelor college).
1.5.2 Master SEC Studenten van verschillende vooropleidingen of achtergronden kunnen deelnemen aan de masteropleiding SEC. De toelating is gereglementeerd door het OER, en de reglementen van de toelatings‐ en examencommissie. Toelating vindt plaats door de opleiding op basis van het advies van die commissie. Voor iedere student wordt vooraf een individueel studieprogramma vastgesteld op basis van zijn vooropleiding en (werk)ervaring. Direct tot de opleiding toelaatbaar zijn:
Afgestudeerde bachelorstudenten van de TU/e‐opleidingen Technische Informatica, Technische Natuurkunde, Scheikundige Technologie en Technische Wiskunde en vergelijkbare studies aan de TU/e en andere universiteiten. Zij volgen een tweejarig programma.
1
http://www.rijksoverheid.nl/documenten‐en‐publicaties/rapporten/2012/05/29/regeling‐ verwantschapstabel‐educatieve‐minor.html.
7
Afgestudeerde masterstudenten in de richting (Technische) Informatica, (Technische) Natuurkunde, Scheikundige Technologie en (Technische) Wiskunde. Zij volgen een verkort eenjarig traject.
Voor studenten met andere vooropleidingen is het ook mogelijk om in te stromen in de opleiding, zoals
Universitair afgestudeerde masters in de techniek‐ of bètasector. Afhankelijk van de studierichting die gevolgd is kan een schakelprogramma nodig zijn. Leraren met een bevoegdheid VO/BVE (voorheen tweedegraads) die een pre‐master programma op vakinhoudelijk gebied hebben afgerond. Afgestudeerden van een passende HBO‐opleiding ‐ geen lerarenopleiding ‐ die een pre‐ mastertraject afgerond hebben.
Studenten met zo’n ‘andere vooropleiding’ volgen voorafgaand aan het educatieve programma van de master SEC een schakelprogramma met vakinhoudelijke vakken en/of een homologatieprogramma binnen de master SEC. Het Onderwijs en Examenreglement (OER) en het reglement van de toelatings‐ en examencommissie geven in meer detail de bestaande regelingen weer.
1.5.3 Bijzondere trajecten 1.5.3.1 Bi‐diplomering Een belangrijke en voor veel TU/e studenten aantrekkelijke uitvoeringsvariant van de master SEC is de zogenaamde bi‐diplomering waarin studenten van de TU/e een vakmaster met de master SEC combineren en zo met een beperkt extra programma twee masteropleidingen tegelijk afronden. ESoE heeft daartoe afspraken gemaakt met een aantal faculteiten van de TU/e. Bi‐diplomeringstrajecten aan de TU/e moeten altijd minimaal 150 ec omvatten (30 ec SEC‐vakken die niet ook onderdeel van de vakmaster zijn). Ook als aanspraak wordt gemaakt op vrijstellingen op grond van eerder verworven competenties kan het ‘exclusieve’ SEC programma nooit kleiner zijn dan 30 ec. Bij het over van bi‐diplomering wordt aangeraden in een zo vroeg mogelijk stadium contact op te nemen met de opleidingscoördinator/studieadviseur van beide opleidingen en de studentendecaan.
1.5.3.2 Zij‐instromers in beroep Kandidaten die al op een school lesgeven, of hierover contact hebben met een school, hiervoor niet bevoegd zijn maar wel andere beroepservaring hebben, kunnen mogelijk als “Zij‐instromer in het beroep” in de lerarenopleiding instromen. De toelatingseisen zijn globaal gelijk aan die van SEC, maar er is sprake van een ander juridisch kader, vastgelegd in de wet voortgezet onderwijs (WVO). Het is een duaal traject, waarbij naast de vereiste leraarsbaan wordt gestudeerd. De school ontvangt hiervoor ook subsidie. Het traject duurt maximaal twee jaar, waarna bij voldoende resultaat een eerstegraads bevoegdheid wordt verworven. Deze bevoegdheid is echter niet gekoppeld aan een master graad. 8
Om vast te stellen of een kandidaat kan worden toegelaten wordt vastgesteld of deze aan de eisen voldoet. Dat wil zeggen dat de kandidaat… een diploma heeft van een relevante WO opleiding en een eerstegraads bevoegdheid nastreeft, in een eerdere werkkring ervaring heeft opgedaan die relevant is voor de nagestreefde betrekking als leraar, in het bezit is van een geschiktheidsverklaring waaruit blijkt dat de kandidaat het traject dat maximaal twee jaar mag duren in staat wordt geacht het met succes te doorlopen, niet ingeschreven staat bij een lerarenopleiding. Ter verkrijging van de geschiktheidsverklaring vindt een entree assessment plaats, dat in principe wordt uitgevoerd door het assessmentcentrum van het instituut ELAN van de Universiteit Twente – een van de partners in de SEC master. Met het entree assessment is ca. 20 uur gemoeid waarin je onder andere een portfolio samenstelt en proeflessen geeft. Bij positief resultaat leidt dit tot een geschiktheidsverklaring. De kandidaat kan nu door het bevoegd gezag van de school worden benoemd overeenkomstig de vereisen in artikel 4.2.1 van de Wet op het Voortgezet Onderwijs. Algemene informatie hierover is onder meer te vinden via: http://www.werkeninhetonderwijs.nl; specifieke informatie over zij‐instromers is te vinden op de pagina ’alles over zij‐instromen’. Indien je interesse hebt in deze opleidingsvariant of nadere informatie wilt over de opleiding aan de ESoE, dan kun je het best contact opnemen met de coördinator van de master, mevr. E. Quant (
[email protected]). Zij kan dan in overleg één en ander in gang zetten. In de praktijk zal de aanvraag voor het entree assessment vrijwel steeds worden gedaan door het bevoegd gezag van de school, die overweegt u als docent aan te stellen.
1.5.3.3 Onderwijstrainees Vanaf september 2012 bestaat voor de tekortvakken (bv. wiskunde, natuurkunde en scheikunde) de formule ‘onderwijstrainee’. In dit tweejarig leer‐werktraject werken jonge academici als docent in het voortgezet onderwijs en halen zij een universitaire onderwijsbevoegdheid. Vooraf is er een centrale selectie. De opleiding tot leraar wordt gecombineerd met een baan in een van de aan het project deelnemende scholen. Aan het einde van het succesvol doorlopen traject ontvangt de kandidaat een eerstegraads lesbevoegdheid zoals ook voor zij‐instromers. Meer informatie: http://www.onderwijstraineeship.nl/.
1.5.3.4 ‘Eerst de Klas’ studenten ‘Eerst de klas’ is een trainee programma voor excellente studenten Het is een tweejarig programma waarin een lerarenopleiding, werk als docent en een leiderschapsprogramma worden gecombineerd. Daarnaast ben je actief in het bedrijfsleven. Doel is het opbouwen van een combinatie van docent‐ en leiderschapscompetenties, zodat je na het traject beide wegen verder kunt bewandelen. Na aanmelding voor dit traject vindt een sollicitatie en toetsingsprocedure plaats die – als het goed is – leidt tot toelating. Aan het eind van het succesvol doorlopen traject ontvang je een eerstegraadslesbevoegdheid zoals ook voor zij‐instromers. Voor meer informatie zie http://www.eerstdeklas.nl/. 9
1.5.3.5 Arrangement voor promovendi ESoE maakt met promovendi individuele afspraken over het doorlopen van de master SEC volgens een verkort traject. Het behalen van de eerstegraads lesbevoegdheid leidt na toetsing tot vrijstelling van de BKO. Ook buitenlandse promovendi kunnen hiervoor in aanmerking komen, vooropgesteld dat zij het Nederlands voldoende beheersen om adequaat als docent te kunnen functioneren. Promovendi (en gepromoveerden) volgen in principe een éénjarig programma waarbinnen zij in aanmerking kunnen komen voor een aantal vrijstellingen. De vrijstellingen zijn afhankelijk van in het bijzonder de onderwijs‐ en werkervaring en/of een BKO. In geval van (ervaring met) onderwijstaken geldt een vrijstelling voor oriëntatie werkplekleren. In overleg wordt gekeken naar een geschikte studieplanning naast het promotietraject.
1.5.4 EHBO – eerste hulp bij onderwijs Voor studenten van ESoE die bij het begin van hun opleiding direct al voor de klas gaan staan, wordt er onder de naam EHBO (eerste hulp bij onderwijs) in de zomermaanden een tweedaagse training georganiseerd die een korte introductie geeft en de eerste beginselen van het lesgeven en het omgaan met de klas aan de orde stelt. Dit is bedoeld om de start voor de klas te vergemakkelijken en direct al enigszins beslagen ten ijs te komen. Alle studenten van ESoE op wie dit van toepassing is, kunnen hieraan deelnemen, of het nu formeel masterstudenten, zij‐instromers, eerst‐de‐klassers of onderwijstrainees zijn.
1.5.5 Lesbevoegdheid ‘ontwerpen’ (schoolvakken NLT en O&O) Voor kandidaten die beschikken over of zich voorbereiden op een tweedegraadslesbevoegdheid in bijvoorbeeld natuurkunde, bestaat er de route ‘ontwerpen’. Het gaat hier om een opleiding tot leraar in de bovenbouwvakken Natuur, Leven en Technologie (NLT) en Onderzoek en Ontwerpen (O&O). O&O is een vak dat met name in technasiumscholen wordt gegeven. Deze route is aan de TU/e ingericht als een zij‐instromers traject (zie §1.5.3.2) maar is inhoudelijk in hoge mate analoog aan de masteropleiding voor bijvoorbeeld de richting natuurkunde of wiskunde.
2 2.1
Organisatie ESoE Bestuur
ESoE is een zelfstandig TU/e‐instituut, dat nauw samenwerkt met de opleidingen Technische Natuurkunde, Scheikundige Technologie, Technische Wiskunde en Technische Informatica. De leiding van het instituut berust bij de hoogleraar‐directeur prof. dr. Douwe Beijaard. Het instituut wordt bestuurd door de bestuursraad. De betrokken faculteiten hebben de bevoegdheden – die krachtens de wet aan hen zijn toegekend met betrekking tot de lerarenopleiding – overgedragen aan deze bestuursraad. De bestuursraad is als volgt samengesteld:
prof.dr.ir. C.J. van Duijn, rector magnificus van de TU/e (voorzitter) drs. E.G.H. Bernard, voorzitter Raad van Bestuur Ons Middelbaar Onderwijs (OMO) prof. dr. E.H.L. Aarts, decaan faculteit Wiskunde & Informatica (TU/e) 10
mw. drs. G.J.A. Heijmans, rectrix Lorentz Casimir Lyceum te Eindhoven prof. dr. K.A.H. van Leeuwen, opleidingsdirecteur faculteit Technische Natuurkunde (TU/e)
De vergaderingen van de bestuursraad worden bijgewoond door de hoogleraar‐directeur. De bestuursraad geeft richting aan de organisatie door onder andere:
2.2
het jaarlijks goedkeuren van het onderwijsprogramma het periodiek goedkeuren van het meerjarige onderzoeksprogramma het vaststellen van het jaarverslag en meerjarenplan het vaststellen van een kwaliteitszorgsysteem per taakstelling het vaststellen van de begroting besluiten inzake benoeming, schorsing en ontslag van leden van de opleidingscommissie, de toelatings‐ en examencommissie, de opleidingsdirecteur SEC en de hoogleraar‐directeur
Adviescommissie Lerarenopleiding TU/e (ALT)
De Adviescommissie Lerarenopleiding geeft de hoogleraar‐directeur gevraagd en ongevraagd advies over alle kwesties die de lerarenopleiding raken, waaronder de inhoudelijke afstemming van de opleidingen, opbouw van het curriculum, planning, organisatie en kwaliteitszorg. De adviescommissie is als volgt samengesteld:
ir. P.F.A.M. Janssens, opleidingsdirecteur Scheikundige Technologie; Drs. S. Feiner‐Valkier, studieadviseur Technische Natuurkunde; mw. dr. ir. M.L.P. van Lierop, adj. opleidingsdirecteur Informatica; dr. ir. E.E.M. van Berkum, opleidingsdirecteur Wiskunde; J.P.H.M. Wiertz, BMA, rector Eckartcollege Eindhoven / Pleincollege Nuenen.
3 3.1
Organisatie minor E&C en master SEC Opleidingsteam dr. Ruurd Taconis Opleidingsdirecteur Traverse 3.45 040 ‐ 247 5418
[email protected]
Ir. Elise Quant Opleidingscoördinator master SEC Bètadidactisch Ontwerpen Traverse 3.47 040 – 247 3984 Masterzaken:
[email protected] [email protected]
11
drs. Mariyan Gardenier Opleidingscoördinator minor E&C Coördinatie werkplekleren Diepteverwerking Traverse 3.25 040 ‐ 247 5351 Minorzaken:
[email protected] [email protected] dr. Lesley de Putter‐Smits Vakdidactiek Natuurkunde
dr. Kees Huizing Vakdidactiek Informatica Metaforum 7.094 040 ‐ 247 4120
[email protected]
dr. ir. Miek Scheffers‐Sap Vakdidactiek Scheikunde Helix West 2.37 040 – 247 3771
[email protected]
Traverse 3.38 040 ‐ 247 5936
[email protected] ir. Peter Janssens Vakdidactiek Scheikunde
dr. ir. Martijn Anthonissen Vakdidactiek Wiskunde
Helix‐West 2.35 040 ‐ 247 3694
[email protected]
Metaforum 5.099 040 ‐ 247 4599
[email protected]
dr. Hans Sterk Vakdidactiek Wiskunde
prof. dr. Perry den Brok Onderwijskunde
Metaforum 4.061 040 ‐ 247 2727
[email protected]
Traverse 3.26 040 – 247 4702
[email protected]
Anna v.d. Want Diepteverwerking
dr. Evelien Ketelaar Onderwijskunde
Traverse 3.40 040 – 247 2023
[email protected]
Traverse 3.46 040 – 247 2707
[email protected]
12
dr. Maaike Koopman Onderwijskunde, Onderzoek
Traverse 3.46 040 – 247 2023
[email protected]
Yvonne van Kempen Secretaresse Medewerker studentenzaken Traverse 3.43 040 ‐ 247 3095
[email protected]
Anne‐Marie Persijn Diepteverwerking Traverse 3.25 06‐53264200
[email protected]
Veronique van der Heijden Secretaresse Medewerker studentenzaken Traverse 3.43 040 ‐ 247 3095
[email protected]
13
3.2
Begeleiding
De begeleiding van de studenten wordt uitgevoerd door de mentor. Deze wordt per student toegewezen aan het begin van diens studie en is voor de master meestal een vakdidacticus van de eigen richting en voor de educatieve minor de docent Dieptewerking/Oriëntatie Werkplekleren. Kees Huizing, Anna van de Want, Mariyan Gardenier, Evelien Ketelaar, Anne‐Marie Persijn, Ruurd Taconis Master – Wiskunde Hans Sterk en Martijn Anthonissen Master – Natuurkunde Lesley de Putter‐Smits Master – Scheikunde Miek Scheffers en Peter Janssens Kees Huizing Master – Informatica
Minor
Voor de master en verwante trajecten vindt er twee keer per studiejaar (november en maart) een studieloopbaangesprek plaats. De student kan een extra gesprek aanvragen bij de mentor. De begeleiding van de studenten bij het werkplekleren vindt vanuit ESoE plaats door de zogenaamde ESoE contact docenten (ECD’s). Ook deze rol wordt vaak door een vakdidacticus van het eigen vak vervuld. Voor de minor‐trajecten is de begeleiding geïntegreerd in het onderdeel diepteverwerking.
3.3
Toelatings‐ en examencommissie
De toelatings‐ en examencommissie is onder meer belast met toelating van studenten tot de lerarenopleiding, het beoordelen van verzoeken tot vrijstelling voor onderdelen van het programma en met inrichting en bewaking van de gang van zaken rondom beoordeling en examinering. Zo wijst de commissie voor de diverse vakken de examinatoren aan. De precieze inrichting van de opleiding en de rol van de toelatings‐ en examencommissie is ondermeer vastgelegd in de Onderwijs‐ en Examenregeling (OER). Deze is beschikbaar op de website van ESoE. De leden van de toelatings‐ en examencommissie zijn:
3.4
prof. dr. Perry den Brok , voorzitter ir. Peter Janssens dr. Hans Sterk dr. Lesley de Putter‐Smits dr. Kees Huizing dr. Jacob Perrenet Veronique van der Heijden
Algemeen Scheikunde Wiskunde Natuurkunde Informatica extern lid Algemeen
Opleidingscommissie
De opleidingscommissie brengt desgevraagd of uit eigen beweging advies uit aan de opleidingsdirecteur van de ESoE over alle aangelegenheden betreffende het onderwijs van de opleiding. De opleidingscommissie van ESoE bewaakt het onderwijs in de master SEC, de ‘bijzonder trajecten’ (zie §1.5.3) en de minortrajecten. De opleidingscommissie bestaat uit docenten en studenten. Verder heeft de commissie nog vaste adviseurs. De leden zijn:
dr. Maaike Koopman, voorzitter ir. Peter Janssens 14
dr. ir. Martijn Anthonissen Theo Cats, student‐lid natuurkunde Abdelkarim el Fattahi, student‐lid wiskunde Vacature, student‐lid scheikunde/informatica
Vacature, minorstudent Educatie & Communicatie
Vaste adviseurs van de opleidingscommissie zijn:
4
drs. Mariyan Gardenier, opleidingscoördinator minor E&C ir. Elise Quant, opleidingscoördinator master SEC
Het curriculum
4.1
Uitgangspunten
De competenties specifiek voor het leraarschap zijn vastgelegd in de wet Beroepen in het onderwijs (wet BIO). Het gaat daarbij om de volgende 7 SBL competenties: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Interpersoonlijk competent Pedagogisch competent Vakinhoudelijk & didactisch competent Organisatorisch competent Competent in het samenwerken met collega’s Competent in het samenwerken met de omgeving Competent in reflectie en ontwikkeling
Figuur 1: Overzicht van SBL competenties
Hoewel deze SBL competenties het belang van (bèta)didactische en vakinhoudelijke competenties onderkennen, is hierin niet uitgewerkt welke bètadidactische bekwaamheidseisen gesteld kunnen worden aan beginnende bètadocenten. Wij richten ons in de opleiding onder andere op de volgende thema’s die voortkomen uit de internationale literatuur over het opleiden van bètadocenten
Inzicht in de vakinhoud van de bètavakken en de aard van de bètawetenschappen Inzicht in hoe leerlingen leren in de bètavakken Inzicht in instructie in de bètavakken Inzicht in leeromgevingen in de bètavakken, ICT 15
Inzicht in de professionele ontwikkeling van bètadocenten
Wat betreft de vakinhoudelijke kennis stellen we dat voor studenten in de minor de vakinhoudelijke kennis opgedaan in de bachelorstudie voldoende is voor het lesgeven op het tweedegraads gebied. Voor de master zijn de eisen hoger en daarvoor maken we gebruik van de vakinhoudelijke competenties van het overzicht van ICL.
4.1.1 Opleidingsvisie ESoE Een leraar moet beschikken over een arsenaal aan gereedschappen om effectief onderwijs te kunnen verzorgen. Op het eerste gezicht is het dan logisch om in de opleiding een aantal van deze gereedschappen aan te dragen. Bij ESoE blijft het daar niet bij. Weliswaar is hiervoor aandacht in met name het begin van de opleiding, maar ESoE gaat er vooral van uit dat een leraar in de eerste plaats een academische professional is die in staat is de eigen manier van lesgeven kritisch te bekijken en door gebruik van literatuur en theorie in staat is die praktijk voortdurend te vernieuwen. In haar opleidingstrajecten zoekt ESoE naar een optimale mix van een (geleidelijk afgebouwde) ondersteuning met ‘tips & tricks’ en de vorming van een via reflectie, onderzoek en herontwerp innovatieve onderwijsprofessional. ESoE staat daarin niet alleen. Juist scholen waarderen dit type van academische docenten zeer. Dat mag blijken uit het inrichten van academische opleidingsscholen, die juist beogen het onderwijs in scholen meer op deze leest te schoeien. Onderzoek heeft bovendien aangetoond dat docenten die zijn opgeleid door het aanleren van handgrepen en trucjes, in de praktijk na een aantal jaren gemakkelijk komen vast te zitten in ‘hoe de dingen nu eenmaal gaan’. Docenten die hun onderwijs blijven innoveren zijn doorgaans meer tevreden over hun werk. De opleidingsstrategie van ESoE past bij de academische docent. Het is een mix van direct bruikbare elementen (bijvoorbeeld vakdidactiek) en een investering in het vermogen effectief en kritisch over (het eigen) onderwijs na te denken en het te blijven vernieuwen. Het curriculum van ESoE weerspiegelt dat. In vakken als onderwijskunde (achtergronden, alternatieve zienswijzen bijvoorbeeld) en bètadidactisch ontwerpen (internationaal perspectief, (her)ontwerpen van modern bètaonderwijs) komen essentiële elementen aan de orde voor de zich blijvend ontwikkelende leraar. Dat geldt ook voor het vak ‘onderzoek van onderwijs’, daarbij is er bovendien ruimte om een onderwerp of probleem te kiezen die relevant is voor je eigen lespraktijk en/of ontwikkeling.
4.2
Opbouw van de opleidingen
4.2.1 Minor E&C (oude stijl; studenten aan TU/e gestart voor september 2012) De minor is toegankelijk voor bachelor studenten van de TU/e en andere universiteiten en heeft een omvang van 30 ec. Er zijn twee varianten van de minor. Variant I geeft een introductie op het lerarenberoep in brede zin. Variant II, waarvoor studenten toelaatbaar zijn volgens de verwantschaptabel (Tabel 1), is gericht op het behalen van een tweedegraads bevoegdheid en richt zich meer op het werken in de klas. 16
De opleiding bevat voor deze twee varianten de volgende onderdelen Onderdeel
Variant I
Variant II
5 ec2 5 ec 5 ec 12 ec 3 ec
5 ec 5 ec 5 ec 15 ec ‐
Vakdidactiek (inclusief minilessen) Onderwijskunde Diepteverwerking Werkplekleren Academische Vorming (TU/e gerelateerd programma) Tabel 2: Componenten van de minor E&C
4.2.1.1 Vakken van de minor Educatie en Communicatie 2012‐20133 Onderwijskunde (5ec) EMI50 Onderwijskunde (var I&II) OASE Vakdidactiek (5ec) Track Wiskunde EMI56 Wiskunde (var I&II) OASE
Track Natuurkunde EMI57 Natuurkunde (var I&II) OASE
Minor variant I Werkplekleren (15ec) EMI54 Werkplekleren Variant I (12ec + 3ec academische vorming) OASE Integratie (5ec) EMI51 Diepteverwerking Minor Variant I OASE
Track Scheikunde EMI53 Scheikunde (var I&II) OASE
Track Informatica EMI58 Informatica (alleen var I) OASE
Minor variant II (beperkte 2e graads bevoegdheid) EMI55 Werkplekleren (stage) Variant II (15ec) OASE EMI52 Diepteverwerking Minor Variant II OASE
4.2.2 Minor E&C (bachelor college; studenten aan TU/e gestart per/na sept. 2012) Educatieve minor in het bachelor college heeft de vorm van twee coherente keuzepakketten van ieder 15 ec. Onderdeel PAKKET A: Onderwijs_Orienterend_Pakket_ESoE.pdf Docentschap: Onderwijs, iets voor mij? Vak en Onderwijs:
OASE
Voorkeursprogrammering
EA0X0
Q 2.1 Q 2.3
2 3
Een ec staat voor ongeveer 28 uur studiebelasting. Een doorlopend geactualiseerd overzicht is te vinden op: http://www.tactic.nl/opleiding/minor_2013-2014.htm
17
Informatica en onderwijs Natuurkunde en onderwijs Scheikunde en onderwijs Wiskunde en onderwijs Oriëntatie Werkplekleren (schoolstage)
EI1X0 EN1X0 ES1X0 EW1X0 EA2X0
PAKKET B: Onderwijs Verdiepend Pakket.pdf Leren doceren 1 (in onderlinge samenhang) Leren doceren 2 (in onderlinge samenhang) Leren doceren 3 (in onderlinge samenhang)
EA3X1 EA3X2 EA3X3
Q 2.3 Q1* Q2* Q3* * Planning in overleg met school en student.
4.2.3 Master SEC De master opleiding SEC duurt twee jaar en wordt voltijds aangeboden. Voor studenten in het bezit van een direct gerelateerde master, geldt een verkort programma van 1 jaar. Voor studenten die niet direct toelaatbaar zijn op basis van een direct gerelateerd universitaire bachelor of master, worden er doorgaans afspraken gemaakt over de vakinhoudelijke component binnen de master SEC. Daarnaast kan in sommige gevallen een vakinhoudelijk pre‐master programma (schakelprogramma) worden opgelegd, dat vóór de feitelijke start van de master SEC moet zijn afgerond. Details van deze regelingen liggen vast in de OER en in de reglementen van de toelatings‐ en examencommissie. De structuur van de opleiding is als volgt: Onderdeel
2‐jarig programma 1‐jarig programma
Vakinhoudelijk deel Werkplekleren Onderwijskunde Bètadidactisch Ontwerpen Vakdidactiek Onderzoek Capita selecta
30 ec4 31 ec 8 ec 7 ec 10 ec 30 ec 4 ec
0 ec 25 ec 8 ec 7 ec 10 ec 10 ec 0 ec
Totaal
120 ec
60 ec
Tabel 3: Componenten van de master SEC
4.2.4 Vakken van de master SEC 2012‐20135 Onderwijskunde 4 5
Een ec staat voor ongeveer 28 uur studiebelasting. Een doorlopend geactualiseerd overzicht is te vinden op http://www.tactic.nl/opleiding/master_2013-2014.htm
18
EME12 Algemene onderwijskunde 1 (3ec) OASE
EME13 Algemene onderwijskunde 2 (3ec) OASE
EME14 Algemene onderwijskunde 3 (2ec) OASE Vakdidactiek (4+3+3 ec) Track Wiskunde Track Natuurkunde Track Scheikunde EMW11 Vakd.Wisk. 1 EMN11 Vakd. Natuurk. 1 EMS14 Vakd. Scheik. 1 OASE OASE OASE EMW12 Vakd.Wisk. 2 EMN12 Vakd. Natuurk. 2 EMS15 Vakd. Scheik. 2 OASE OASE OASE EMW13 Vakd.Wisk. 3 EMN13 Vakd. Natuurk. 3 EMS16 Vakd. Scheik. 3 OASE OASE OASE
Track Informatica EMC11 Vakd. Inform. 1 OASE EMC12 Vakd. Inform. 2 OASE EMC13 Vakd. Inform. 3 OASE
Vakinhoud Individueel vast te stellen op basis van vooropleiding Bètadidactisch Ontwerpen EME30 Bètadidactisch Ontwerpen (7ec) OASE EICT1 ICT in het Onderwijs (2ec; keuzevak) OASE Werkplekleren
EME09 Oriëntatie (5ec) OASE
2‐jarige uitvoeringsvariant
1‐jarige uitvoeringsvariant & bi‐diplomering
EME01 Werkplekleren 1 (13ec ‐ 2‐jarige variant) OASE EME02 Werkplekleren 2 (13ec ‐ 2‐jarige variant) OASE
EME21 Werkplekleren 1 (10ec ‐ 1‐jarige variant & bi‐diplomering) OASE EME22 Werkplekleren 2 (10ec ‐ 1‐jarige variant & bi‐diplomering) OASE
Onderzoek EME23 Onderzoek van Onderwijs: onderzoeksplan (3 ec) EME24 Onderzoek van Onderwijs: uitvoering (27ec ‐ 2‐jarige variant) OASE
EME23 Onderzoek van Onderwijs: onderzoeksplan (3 ec) EME25 Onderzoek van Onderwijs: uitvoering (7ec ‐ 1‐j. var. & bi‐dipl.) OASE
Overig EME15 Capita Selecta (4ec; 2‐jarige variant) OASE
4.3
Inhoud van het curriculum
In deze paragraaf worden de componenten van de minor E&C en master SEC inhoudelijk in grote lijnen besproken. Meer gedetailleerde en praktische informatie over de losse vakken is te vinden in OASE. 19
Minor (oude stijl)
Minor (BC)
Master
EMI50 Onderwijskunde EA0X0
Docentschap
EME12 Onderwijskunde 1 EME13 Onderwijskunde 2 EME14 Onderwijskunde 3
4.3.1 Werkplekleren (WPL) Minor (oude stijl)
Minor (BC)
EMI54 WPL Variant I
EA2X0
EMI55
EA3X1 EA3X2 EA3X3
WPL Variant II
Master
Oriënterend EME09 pakket EME01 Verdiepend EME02 pakket EME21 EME22
Oriëntatie Werkplekleren 1 Werkplekleren 2 WPL 1 (10ec) WPL 2 (10ec)
Om je goed voor te bereiden op je toekomstige taak is praktijkervaring onontbeerlijk. Lesgeven doe je uiteindelijk in de praktijk. Om je deze ervaring te laten opdoen, zijn er veel werkplekken nodig op scholen en veel docenten die studenten willen begeleiden. Iedere student van de ESoE wordt op een school voor voortgezet onderwijs begeleid door een ervaren SchoolPracticumDocent (SPD) en indien aanwezig een OpleidingsDocent (OD) van de school. De begeleiding van het werkplekleren is een gemeenschappelijke taak van deze begeleiders op school (SPD en OD) en vanuit het instituut de ESoE‐ContactDocent (ECD). Voor de begeleiding van de lesvoorbereiding, lesuitvoering en de evaluatie van de lessen op school is de SPD de eerstverantwoordelijke. Omdat elke school een eigen aanpak kent in de begeleiding van stagiaires kan de invulling van de begeleiding van de student per school verschillen. Met alle scholen wordt een contract gesloten over de samenwerking. Daarin staat onder andere welke verplichtingen de school, de lerarenopleiding en de student op zich nemen ten aanzien van de opleiding van de student. Het leerproces tijdens werkplekleren wordt vastgelegd in een zogenaamd leerwerkplan. De gang van zaken rondom het werkplekleren wordt uitgebreid besproken in de studiewijzer per variant van werkplekleren en de praktijkgids. voor minor en master. Deze zijn te vinden op OASE. Hier zijn ook de Tabel 4: Vakcodes voor werkplekleren verschillende formulieren met betrekking tot het werkplekleren beschikbaar.
4.3.2 Onderwijskunde De onderwijskundige component betekent een inhoudelijke verdieping en een voorbereiding op het beroep als eerste‐ of tweedegraads docent in het VO.
Minor Minor (oude (BC) stijl)
Master VD1
VD2
VD3
20
Informatica
EMI58 EI1X0
EMC11
EMC12
EMC13
Natuurkunde EMI57 EN1X0
EMN11
EMN12
EMN13
Scheikunde
EMI53 ES1X0
EMS11
EMS12
EMS13
Wiskunde
EMI56 EW1X0
EMW11 EMW12 EMW13
Tabel 5: Vakcodes voor onderwijskunde
De colleges onderwijskunde staan onder andere in het teken van klassenmanagement, interpersoonlijke ontwikkeling van de docent, pedagogiek, het leren van leerlingen en de professionalisering van docenten. Het vak biedt algemene theoretische kapstokken en enige gereedschappen en sluit daarnaast ook nauw aan bij de ervaringen op de werkplek.
4.3.3 Vakdidactiek Bij vakdidactiek staat het schoolvak waarin de student zich specialiseert centraal. In de bijeenkomsten vakdidactiek wordt het wat, hoe en waarom van het verzorgen van onderwijs in dat vak besproken en bestudeerd. Daarbij zal voortdurend een relatie tussen theoretische en praktische invalshoeken van het onderwijs worden gelegd. Dit betekent dat zowel de kernconcepten van het vak (in wetenschappelijk en didactische zin) als het praktisch lesgeven zelf aan bod zullen komen.
4.3.4 Logopedie
Tabel 6: Vakcodes voor vakdidactiek
Tweemaal per jaar is er een bijeenkomst logopedie. Dit heeft als doel de student bewust te maken van de eigen stem, spraak‐ en presentatievaardigheden die nodig zijn voor het leraarsberoep en deze zo nodig te verbeteren.
4.3.5 Intervisie Leraren moeten zich tijdens de uitoefening van hun beroep voortdurend blijven ontwikkelen. Tijdens de opleiding krijgen ze daarvoor technieken aangereikt. Deze zijn samengebracht onder de noemer “intervisie”. Intervisie is niet een apart vak, maar staat wel geprogrammeerd in het jaarrooster van de master SEC. In de minor wordt binnen ‘Diepteverwerking’ en ‘Oriëntatie werkplekleren’ aandacht besteed aan intervisie. In vaste groepen komen de studenten o.l.v. een mentor regelmatig bijeen om samen te leren van elkaars praktijkervaringen. Dit hoeven niet uitsluitend problemen te zijn; ook positieve ervaringen kunnen leerzaam zijn. Om de intervisiebijeenkomsten gestructureerd te laten verlopen wordt er onderscheid gemaakt tussen beschrijvingen van het voorval, vragen naar aanvullende informatie, gezamenlijke analyse, inventarisatie van adviezen, conclusies trekken, voornemens maken en het daarop voortbouwen in een vervolgbijeenkomst. Bij de intervisie zal het voorkomen dat onder de groepsleden de vereiste deskundigheid ontbreekt om aangedragen problemen op te lossen. De studenten kunnen dan besluiten om samen te gaan studeren in vakbladen en boeken of docenten te vragen om hen hierin te adviseren.
4.3.6 Diepteverwerking, Oriëntatie werkplekleren (minor) en Oriëntatie (master) De vakken Diepteverwerking, Oriëntatie werkplekleren en Oriëntatie, bereiden de studenten voor op het Werkplekleren.
21
Diepteverwerking en Oriëntatie werkplekleren zijn erop gericht om studenten te ondersteunen bij hun ontwikkeling tot docent en te helpen kennis, vaardigheden en houdingsaspecten die door de gehele minor en haar onderdelen worden aangeboden tot een synthese te brengen. Dit geldt analoog voor het vak Oriëntatie ten aanzien van de master, maar daar ligt ook een duidelijke nadruk op het leren kennen van school als werkomgeving. De centrale vragen die hierbij een rol spelen zijn: Wat wil ik? Wie ben ik? Wat kan ik? Deze centrale vragen worden steeds in de context van docentschap bekeken en onderzocht. Minor (oude stijl)
Minor (BC)
Master
EMI51 Diepteverwerking Variant I EMI52 Diepteverwerking Variant II
EA2X0 Oriëntatie werkplekleren
EME09 Oriëntatie Werkplekleren
Door middel van reflectie op ervaringen Tabel 7: Vakcodes voor Diepteverwerking, Oriëntatie werkplekleren, en Oriëntatie opgedaan in de praktijk en op het instituut ontwikkelt de student een persoonlijke en professionele kennisbasis en een daaraan gerelateerd zelfbeeld als professional. In dit onderdeel staat de reflectiecompetentie en het werken aan de eigen professionele ontwikkeling centraal.
4.3.7 Vakinhoudelijke component (alleen voor de master) ESoE hecht veel waarde aan de vakinhoudelijke kennis van haar afgestudeerde studenten. De tweejarige master SEC omvat daarom een vakinhoudelijk deel van 30 ec. Daarnaast kan er ‐ zoals hierboven aangeven ‐ een vakinhoudelijk schakelprogramma op maat worden opgelegd aan studenten met een (vakinhoudelijke) vooropleiding die niet direct toegang geeft tot de master SEC. Voor studenten die een (vak)master hebben afgerond (of zullen gaan afronden) is er geen vakinhoudelijke component nodig; voor hen is er de zogenaamde eenjarige uitvoeringsvariant. De vakken behorende bij de vakinhoudelijke component zijn vastgelegd in de OER (te vinden op de site van ESoE: www.tue.nl/esoe). Deze vakken worden verzorgd door de aan het schoolvak verwante (master)opleidingen van de TU/e en door vakdocenten van ESoE.
4.3.8 Bètadidactisch ontwerpen (alleen voor de master) Bètadidactisch ontwerpen is een praktijkgeoriënteerd vak waarbij het ontwerpen van innovatief bètaonderwijs centraal staat. Als zodanig kan het worden opgevat als een vorm van Ontwerp Gericht Onderwijs (OGO). Van de studenten wordt veel initiatief, zelfstandigheid en verantwoordelijkheid voor hun eigen leerproces verwacht. Daarbij worden zij geacht om de bètadidactische kennis die in dit vak wordt aangereikt expliciet in hun ontwerp te verwerken. De rode draad door het vak Bètadidactisch ontwerpen wordt gevormd door een focus op het ontwikkelen van bètaonderwijs. In multidisciplinaire teams werken studenten gezamenlijk aan een vakoverstijgende onderwijsontwerpopdracht in het bètadomein die door scholen is geformuleerd.
22
Master
Dit ontwikkelproces verloopt in twee fasen. In de eerste fase wordt EME30 Betadidactisch vooral toegewerkt naar een didactisch ontwerp dat is gedragen ontwerpen door bètadidactische theorie. In de tweede fase ligt het accent meer op het uitwerken van het didactisch ontwerp in concreet lesmateriaal (docentenhandleiding en leerlingenmateriaal) en het uitproberen en evalueren van dit materiaal in de onderwijspraktijk. Dit vak wordt afgesloten met een onderwijsmarkt waar alle ontwikkelteams hun onderwijs(materiaal) presenteren. Bij deze onderwijsmarkt zullen opdrachtgevers, docenten van scholen en docenten van de ESoE aanwezig zijn. Tabel 8: Vakcode voor bètadidactisch ontwerpen
4.3.9 Onderzoek (alleen voor de master)
Problemen worden in de schoolpraktijk vaak 'opgelost' en vernieuwingen vaak ingevoerd zonder dat er een goede analyse aan vooraf is gegaan. Een kwaliteit van een academisch opgeleide docent is dat hij kritisch is, problemen signaleert en die op een wetenschappelijk verantwoorde manier benadert en/of oplost. Hiertoe maakt hij gebruik van wetenschappelijke methoden van informatieverzameling en ‐ analyse evenals van vak‐ c.q. wetenschappelijke literatuur. Aangezien een universitair opgeleide docent een vakspecialist is, zal deze onderzoekskwaliteit van de docent vaak op het gebied van het schoolvak liggen. De docent wordt tevens geacht om zijn onderzoek zowel schriftelijk als mondeling te presenteren en te verantwoorden voor een collegiaal forum. De student doet (in principe) onderzoek naar een vak‐ of bètadidactisch onderwerp, dat zoveel mogelijk aansluit bij het onderzoeksprogramma van ESoE. Daarmee wordt bedoeld dat de vak(inhoudelijke) context en de docent (zijn leren, vaardigheden, attitudes, materiaal, etc.) ten minste expliciet onderdeel zijn van het onderwerp van onderzoek. De docent en de vak(inhoudelijke) context kunnen daarbij ingebed zijn in een bredere thematiek (bijv. presteren of motivatie van leerlingen, onderwijsvernieuwingen, curriculumontwikkeling, multiculturaliteit, etc.). Het type onderzoek dat wordt uitgevoerd is vrij van keuze, mits het aansluit bij de onderzoeksvragen die beantwoord gaan worden. In zowel onderwijskundig als vakdidactisch onderzoek worden immers diverse typen onderzoek (kwantitatief en kwalitatief, ontwerpgericht, toetsend of anders) gebruikt. Voor onderzoek gelden twee varianten. In het tweejarige programma gaat het om een uitgebreid onderzoek van 30 ec. In de eenjarige variant van de opleiding voeren studenten een kleiner onderzoek uit ter grootte van 10 ec.
4.3.10 Specialisatie mogelijkheden
tweejarig
Onderzoek van onderwijs: EME23 onderzoeksplan Onderzoek van onderwijs: EME24 uitvoering
eenjarig EME23 EME25
Tabel 9: Vakcodes voor onderzoek van onderwijs
Binnen de master SEC bestaat een beperkte ruimte voor specialisatie. Deze is organisatorisch ondergebracht binnen het vak bètadidactisch ontwerpen. De specialisatie bestaat uit een beperkt aantal specifieke onderwijsbijeenkomsten die het de deelnemers mogelijk maakt om hun opdracht binnen bètadidactisch ontwerpen op een bepaalde wijze in te vullen. De specialisaties worden geadministreerd als een extra vak en hiervoor kan een nascholingscertificaat worden afgegeven. In 2012/2013 zijn de specialisaties: 23
4.3.10.1 Specialisatie: docent Onderzoek en Ontwerpen(Technasium) Binnen het vak Bètadidactisch ontwerpen bestaat er de mogelijkheid om al scholing te volgen voor het certificaat docent Onderzoek en Ontwerpen i.s.m. de Stichting Technasium. Dit bestaat naast de reguliere onderdelen van Bètadidactisch ontwerpen uit het volgen van 4 workshopdagen in Utrecht. De ontwerpopdracht bestaat uit het ontwikkelen van een O&O‐opdracht. Daarnaast wordt er 50 uur stage gelopen op een Technasium, waarvoor je een deel van werkplekleren kunt inzetten. Bij goed gevolg wordt door de Stichting Technasium een certificaat verleend.
4.3.10.2 Specialisatie: ICT in het bèta onderwijs ICT neemt een steeds grotere plaats in de maatschappij en stapje voor stapje ook in het onderwijs. Dat biedt nieuwe kansen. In dit specialisatiepakket maak je kennis met mogelijkheden van effectief gebruik van ICT in het bèta onderwijs. Het specialisatiepakket bestaat een aantal colleges en een op de specialisatie gerichte ontwerpopdracht van 50 uur. Na aftrek van de overlap met bètadidactisch ontwerpen, resteert een extra belasting van 56 uur. Deze specialisatie wordt geadministreerd onder vakcode EICT1 (2 ec). Ze telt niet als examenvak voor SEC, tenzij als invulling van ‘capita selecta’. Het wordt gehonoreerd met een VO‐nascholingscertificaat dat aantoont dat de basisscholing tot O&O docent met goed gevolg doorlopen is.
5 5.1
Praktische zaken Toelating en inschrijving
5.1.1 Minor (oude stijl) Studenten kunnen zich inschrijven voor de minor E&C via de minor‐majorsite van de TU/e. Variant I kan door studenten van alle faculteiten worden gekozen. Toelating van Variant II vindt plaats op basis van de verwantschapstabel.
5.1.2 Minor (in Bachelor College) Studenten kunnen zich inschrijven voor het onderwijs oriënterend pakket en het onderwijs verdiepend pakket via de site van het Bachelor College en/of de planning app. In verband met de complexe roostering die in veel gevallen maatwerkoplossingen noodzakelijk maken, en nieuwe ontwikkelingen met betrekking tot de inrichting van de educatieve minor in het Bachelor College raden wij sterk aan om bij interesse voor het volgen van (delen van) deze pakketten, in een vroeg stadium contact op te nemen met de coördinator van de minor:
[email protected] .
5.1.3 Master SEC ESoE vindt het belangrijk studenten op maat te bedienen. Er wordt daarom gewerkt met een persoonlijke studieovereenkomst waarin het persoonlijke programma is vastgelegd. In de paragraaf doelgroep staan de diverse vooropleidingen beschreven waarmee studenten de master SEC in kunnen stromen. Dit betekent dat we voor studenten die niet direct toelaatbaar zijn een programma op maat opstellen. Afhankelijk van hun opleiding wordt bepaald voor welke onderdelen van het schoolvak nog een aantal universitaire vakken moeten worden gevolgd. Het kan hier gaan om een schakelprogramma en/of een vakinhoudelijk deel binnen de master. Verder worden er op basis van 24
EVC’s (Eerder Verkregen Competenties), zoals het doen van onderzoek of ervaring met het geven van onderwijs, vrijstellingen op het programma gegeven. Het individuele studieprogramma van elke student wordt door een vakdidacticus en de opleiding opgesteld en vervolgens voorgelegd aan de toelatings‐ en examencommissie. Het resultaat wordt vastgelegd in de studieovereenkomst die bindend is. Het is goed hier op te merken dat niet te licht moet worden gedacht over een omvangrijk schakelprogramma. Zeker voor kandidaten die al een flink aantal jaren werken en opnieuw de slag van het ‘studeren’ te pakken moeten krijgen, hun lerarenopleiding met de master SEC combineren, of veel lesuren hebben in school, kan (een omvangrijk) vakinhoudelijk (schakel)programma een struikelblok gaan vormen. Om deze reden zal ESoE voorafgaande aan het opstellen van de studieovereenkomst gezamenlijk met de student nadenken over een haalbare planning en bovendien een studieadvies geven. Voor de master SEC moet de student ingeschreven staan als masterstudent. Alleen voor schakelstudenten geldt dat ze zich inschrijven bij de faculteit waar ze het schakelprogramma volgen. Voor sommigen is dit een tweede opleiding, bijvoorbeeld voor een bidiplomering. Bij ‘echte bi‐ diplomering’ is het nodig om in beide masters ingeschreven te staan om na afloop van de studie het diploma in ontvangst te kunnen nemen. Bij ‘sequentiële bi‐diplomering’ wordt eerst de vakmaster gedaan, en daarna de master SEC. Voor meer informatie over inschrijving wordt doorverwezen naar het Onderwijs en Studenten Service centrum (STU).
5.2
Kosten, financiering en regelgeving
Als educatieve master neemt de master SEC een uitzonderingspositie in als het gaat om de consequentie van lang studeren en mogelijkheden tot studiefinanciering. Dit is een ingewikkelde materie en overleg met de opleidingscoördinator is zeer aan te raden. Tegemoetkoming leraren: Als u als student, zij‐instromer of contractant een lerarenopleiding of een pabo‐opleiding in het hoger onderwijs volgt, kunt u in aanmerking komen voor een tegemoetkoming leraren. U mag dan geen recht hebben op studiefinanciering (hieronder valt ook het recht op een lening van DUO). De tegemoetkoming leraren is een gift. Meer informatie is te vinden op: http://www.ib‐groep.nl/particulieren/studiefinanciering/tegleraren/tegemoetkoming_leraren.asp
5.3
Afsluiting en titulatuur
De master Science Education & Communication is een zelfstandige masteropleiding, resulterend in de titel Master of Science (MSc.) of doctorandus (drs). Daarnaast ontvangt de student een eerstegraads bevoegdheid. Studenten die zij‐instromer zijn, onderwijstrainee, of eerst‐de‐klasser (zie §1.5.3) dat onder de wet zij‐instroom valt, ontvangen wel een eerstegraads lesbevoegdheid, maar geen master titel. De student die variant II van de educatieve minor en de twee educatieve pakketten in het bachelor college met goed gevolg aflegt ontvangt op zijn Bachelordiploma een aantekening van een beperkte tweedegraads bevoegdheid voor het vbmo‐t en de onderbouw havo/vwo in het betreffende vak dat 25
hij heeft gevolgd. De bevoegdheid is pas rechtsgeldig als de student zijn Bachelorfase heeft afgesloten. Nota Bene: Het is wettelijk niet mogelijk nadat de bachelor is afgesloten, alsnog de tweedegraadbevoegdheid te laten bijschrijven. Hiervan kan alleen bij uitzondering in incidentele gevallen worden afgeweken. Dit heeft consequenties voor studenten in het bachelor college die een of meer onderdelen van de keuzepakketten boven op hun bachelor studiepakket willen afronden. Zij moeten een verzoek indienen hun afstuderen uit te stellen zolang zijn nog niet aan de eisen van de educatieve minor hebben voldaan. Het met goed gevolg afronden van een minor variant I of II levert bovendien aanspraak op vrijstellingen bij het later volgen van de masteropleiding SEC.
5.4
Roosters
Voor de minor geldt dat er 2 introductieweken zijn met een afwijkend rooster. Daarna worden de colleges verzorgd op woensdag. Voor de master geldt ook alleen de woensdag als collegedag. De overige dagen zijn beschikbaar voor vakinhoudelijke vakken, groepswerk, oriëntatie en werkplekleren. De minor (oude stijl) wordt verzorgd in het eerste semester. De vakken van de master zijn als volgt over de kwartielen verdeeld. Kwartiel 1
Kwartiel 2
Kwartiel 3
Kwartiel 4
Onderwijskunde 1
Onderwijskunde 2
Onderwijskunde 3
Vakdidactiek 1
Vakdidactiek 2
Vakdidactiek 3
Bètadidactisch ontwerpen Tabel 10: Globale roostering master SEC (incl. bijzondere trajecten )
Voor de vakken uit het bachelorcollege geldt dat er in het Onderwijs Oriënterend Pakket colleges worden gegeven op zowel maandagen als woensdagen en dat er op maandag en/of donderdag stagedagen ingeroosterd staan. Het Onderwijs Verdiepend Pakket zal in het derde jaar van start gaan en dan zul je twee dagen in de week stage lopen. Zie de onderstaande tabel voor de indeling per kwartiel. Voor de vakken van jaar 3 is deze roostering nadrukkelijk een voorkeurs‐roostering waarvan in overleg met de student en de school worden afgeweken. Studiejaar Kwartiel 1
Kwartiel 2
Kwartiel 3
Kwartiel 4
Jaar 1
26
Jaar 2
Jaar 3
Docentschap: Onderwijs, iets voor mij? (als los vak en in pakket) Leren doceren 1
Leren doceren 2
Vak en Onderwijs (N/S/W/I) EN Oriëntatie werkplekleren Leren doceren 3
Tabel 11: Globale roostering minor in Bachelor College
Het actuele rooster is te vinden via Oase: http://education.tue.nl .
5.5
Regelingen en protocollen
5.5.1 OER De regels die van toepassing zijn op de opleiding zijn vermeld in de Onderwijs‐ en examenregeling (OER). Deze is te vinden op de website van ESoE. Daarnaast heeft de examencommissie haar eigen reglement dat aanvullende bepalingen over toelating en afstuderen kan bevatten. Deze informatie is via het secretariaat op te vragen.
5.5.2 Werkplekleren Voor het werkplekleren zijn een aantal documenten beschikbaar (voor hyperlinks zie §4.2.1.1 en §4.2.4)
Praktijkgids (aparte versie voor minor en master) Handleiding leerwerkplan Handleiding Protocol werkplekleren (aparte versie voor minor en master) Werkplekovereenkomst Beoordelingsformulier (tussen‐ en eindevaluatie) Handleiding portfolio
NB: Vrijwel alle scholen kennen geen stagevergoeding voor het werkplekleren. ESoE gaat daar bij de organisatie van werkplekleren ook van uit en beperkt zich uitsluitend tot het in contact brengen van school en student, en het organiseren en realiseren van de begeleiding.
5.5.3 Kwaliteitszorg De kwaliteit van de opleiding wordt op verschillende manieren bewaakt:
5.6
De opleiding verzendt enkele malen per jaar een evaluatie‐enquête over de specifieke vakken. De gegevens worden met docenten en studenten besproken. De studentleden van de opleidingscommissie, zie ook 3.4, zijn aanspreekpunt voor de studenten om problemen die meer studenten ondervinden te melden. De opleidingscommissie houdt enkele malen per jaar ruggespraak met de studenten door middel van zogenaamde panelgesprekken.
Contact secretariaat en facultaire studentenadministratie (FSA)
27
Bezoekadres: Den Dolech 2, Traverse 3.43, 5612 AZ Eindhoven Postadres: Postbus 513, 5600 MB Eindhoven Telefoon: 040 ‐247 3095 Email:
[email protected] Bij het secretariaat / FSA kun je onder andere terecht voor:
Het inleveren van tentamenbriefjes/uitslagbon Aanvraag van het diploma Vragen over OASE Het lenen van boeken uit de mediatheek van ESoE Eerste aanspreekpunt voor studenten Roosters onderwijs Vragen met betrekking tot speciale voorzieningen Alle andere vragen
5.7
Faciliteiten
5.7.1 Mediatheek In de mediatheek van de ESoE (Traverse 3.29) kunnen studenten, na registratie bij het secretariaat van de ESoE, boeken lenen. In de mediatheek is ook de mogelijkheid tot zelfstudie. Er zijn twee computers aanwezig die toegang tot het TU/e netwerk geven.
5.7.2 Bibliotheek van de TU/e Studenten kunnen gebruik maken van de diensten van de Centrale Bibliotheek (http://www.tue.nl/bib). Naast de eigen catalogus stelt de bibliotheek diverse online bibliografisch en full‐text bestanden beschikbaar voor het opzoeken van wetenschappelijke literatuur. Deze zijn ook via thuis‐toegang beschikbaar. Meer informatie over de bibliotheek van de TU/e, uitleenregelen etc. is opgenomen op de webpagina’s van de bibliotheek.
5.7.3 Digitale Leer en Werkomgeving (DLWO) De educatieve minor I en II en de master SEC gebruiken OASE dat TU/e‐breed wordt gebruikt als Digitale Leer en Werkomgeving (http://oase.tue.nl/Nieuws/Pages/Default.aspx). Bij inschrijving krijgt een student toegang tot deze omgeving. Om een vak te kunnen volgen is het nodig zich binnen OASE voor dat vak in te schrijven. Wanneer een student zich heeft ingeschreven voor een vak krijgt hij toegang tot de specifieke vakruimte waar hij de benodigde documenten kan vinden en opdrachten in
28
kan leveren. Een overzicht van de vakken en links naar de diverse onderdelen binnen OASE is te vinden via de ESoE website onder
Minor (oude stijl) 2013 ‐ 2014 Minor in BC 2013 ‐ 2014 Master SEC 2013 ‐ 2014
5.7.4 Lesmateriaal Binnen de opleidingen wordt veel gewerkt met artikelen. Deze worden waar mogelijk digitaal via OASE ter beschikking gesteld.
5.7.5 CORF Naast OASE wordt bij sommige onderdelen het platform CORF (Collectieve Onderwijs Research Faciliteit) gebruikt, dat met name geschikt is voor het digitaal afnemen van vragenlijsten. Het URL van CORF is: www.corfstart.nl
5.7.6 Nieuwsbrief Voor studenten en docenten van ESoE is er een nieuwsbrief die vier maal per collegejaar uitkomt. In deze nieuwsbrief worden zij op de hoogte gehouden van recente ontwikkelingen binnen en buiten de opleiding.
5.7.7 Onderwijs en Studenten Service Centrum (STU) Het Onderwijs en Studenten Service Centrum (STU; http://www.tue.nl/stu) is het centrale punt op de Technische Universiteit Eindhoven waar studenten, ontwerpers, promovendi en medewerkers terecht kunnen met allerlei vragen rondom studentenadministratie, internationalisering en student‐ en studiebegeleiding. Hierbij kun je denken aan:
In‐ en uitschrijving van (buitenlandse) studenten Betaling, administratie en informatie rondom de notebooks Studiefinanciering, beurzen en financiële ondersteuning bij studievertraging Loopbaanadvisering Advisering met betrekking tot langstudeerdersregeling Ondersteuning m.b.t. studiegerelateerde vragen Introductieweek Ombudsfunctie Toelating, visa, huisvesting van buitenlandse studenten Notebook en onderwijs
Daarnaast is het STU werkzaam op het terrein van beleidsvoorbereiding en ‐uitwerking op het gebied van onderwijswet‐ en regelgeving, internationalisering en alumni. De service desk, centraal gelokaliseerd op de eerste verdieping van gebouw MetaForum (MF 1.214) ‐ speelt daarbij een centrale rol als eerste aanspreekpunt. Contact: 29
MetaForum 1.214 Postbus 513 5600 MB Eindhoven tel: +31 (0)40‐247 4747 fax: +31 (0)40‐ 244 1692 http://www.tue.nl/stu
[email protected]
5.7.8 Studentensportcentrum Het Studentensportcentrum Eindhoven (SSC) biedt alle studenten en medewerkers van de TU/e, Fontys Hogescholen Eindhoven en Design Academy uitgebreide mogelijkheden op het gebied van sportbeoefening (70 sporten), recreatie, gezondheid en ontspanning. Onze sportkaarten, waarmee je aan alle sporten en cursussen kunt deelnemen, zijn verkrijgbaar tegen lage tarieven. Meer informatie is te vinden op: http://venus.tue.nl/sci‐cgi/index.opl
5.7.9 Plattegrond ESoE is gevestigd in het Traverse gebouw (TR). Hier wordt ook het overgrote deel van de colleges verzorgd. Een link naar een overzicht van het TU/e terrein is te vinden op http://www.tue.nl/universiteit/over‐de‐universiteit/route‐en‐plattegrond/plattegrond/
5.7.10 Relevante links http://www.universitairelerarenopleidingen.nl/ Minor:
http://www.tue.nl/universiteit/over‐de‐universiteit/eindhoven‐school‐of‐ education/studeren/docentschap‐iets‐voor‐mij‐tweedegraads‐bevoegdheid‐ voor‐het‐bachelorprogramma/minor‐educatie‐communicatie/
Keuzepakketten:
http://www.tue.nl/universiteit/over‐de‐universiteit/eindhoven‐school‐of‐ education/studeren/docentschap‐iets‐voor‐mij‐tweedegraads‐bevoegdheid‐ voor‐het‐bachelorprogramma/keuzepakketten‐onderwijs‐bachelor‐college/
Master:
http://www.tue.nl/studeren/tue‐graduate‐ school/masteropleidingen/science‐education‐and‐communication/
30