Onderzoek collegeprogramma Gemeente Heeze-Leende
Rekenkamercommissie de Groene Rand Maart 2010
Voorwoord Voor u ligt het rapport naar aanleiding van het onderzoek dat de rekenkamercommissie uitvoerde naar het bereiken van de doelstellingen en het leveren van de prestaties zoals verwoord in het collegeprogramma 2006-2010. Doel van het onderzoek is te achterhalen of en in hoeverre het college de afspraken zoals verwoord in het collegeprogramma is nagekomen. De rekenkamercommissie maakt als het ware de eindbalans op. Dit gebeurt niet met het oog op “afrekenen” Transparantie en leren staan in dit onderzoek nadrukkelijk voorop. De uitkomst van deze eindbalans kan worden gebruikt bij het opstellen van het nieuwe collegeprogramma voor de periode 2010 tot en met 2014. Immers: uit het rapport blijkt duidelijk waar er nog open eindjes zijn die nog afgewerkt moeten worden. Deze open eindjes kunnen in het collegeprogramma van 2010-2014 worden meegenomen. Een niet onbelangrijk deel van dit rekenkamerrapport heeft betrekking op de “instrumentele aspecten” van het collegeprogramma oftewel: hoe dient een “adequaat” collegeprogramma er uit te zien, wil het de functie kunnen vervullen die ermee wordt beoogd. Dit deel van het rapport heeft vooral ten doel ervan te leren voor de toekomst. In het rapport wordt aangegeven op welke wijze een collegeprogramma tot stand moet komen en hoe het er uit zou moeten zien. Deze “ideaalsituatie” wordt vervolgens geconfronteerd met de situatie in gemeente Heeze-Leende. Wij hopen op deze manier een bijdrage te leveren aan de totstandkoming van het nieuwe collegeprogramma in het voorjaar van 2010. De rekenkamercommissie merkt tot slot op dat onderzoek naar het al dan niet volledig uitvoeren van het collegeprogramma impliceert dat de aandacht alleen uitgaat naar die zaken die in het collegeprogramma in 2006 zijn benoemd. Dit neemt uiteraard niet weg dat er naast dit programma veel meer zaken door het college ten uitvoer zijn gebracht, waar de raad en de burger ook oog voor moeten hebben. Mocht de raad en/of de burger een oordeel willen uitspreken over het presteren van het college, dan dienen ook de niet in het collegeprogramma benoemde doelen en prestaties te worden meegenomen. Pas dan kan een weloverwogen oordeel over het presteren van het college worden uitgesproken.
Rekenkamercommissie de Groene Rand
Drs. W.F.P. Hartmann Drs. J. v.d. Berg Drs. W.J.H.S. Lindelauf RA RO
2
Inhoudsopgave Hoofdstuk 1: Inleiding 1.1. 1.2. 1.3. 1.4. 1.5. 1.6. 1.7.
Aanleiding Omschrijving van het onderzoek Probleemstelling c.q. vraagstelling van het onderzoek Onderzoeksvragen Reikwijdte Onderzoeksaanpak Normenkader
Hoofdstuk 2: Handreiking voor een goed collegeprogramma 2.1. 2.2. 2.3. 2.4. 2.5. 2.6. 2.7. 2.8. 2.9.
8
Inleiding Totstandkoming van het collegeprogramma Plaatsbepaling ten opzichte van overige sturingsinstrumenten Herkenbare strategische koersbepaling Toetsbaarheid van het programma Volledig beeld van het meerjarig door te voeren beleid Meerjarige financiële vertaling Monitoring Confrontatie van het collegeprogramma van Heeze-Leende met de norm
Hoofdstuk 3: Realisatie van het collegeprogramma 3.1. 3.2. 3.3.
4
14
Inleiding Doelen en prestaties Het collegeprogramma in één oogopslag
Hoofdstuk 4: Goede voorbeelden
20
4.1. Inleiding 4.2. Landelijke goede voorbeelden . Hoofdstuk 5: Conclusies en aanbevelingen
29
Hoofdstuk 6: Reactie college naar aanleiding van hoor en wederhoor
32
Hoofdstuk 7: Nawoord rekenkamercommissie
35
3
Hoofdstuk 1: Inleiding 1.1.
Aanleiding
Met de gemeenteraadsverkiezingen in maart 2010 loopt de regeerperiode van het huidige college op zijn einde. Hiermee wordt tevens de realisatie van de voornemens uit het collegeprogramma 2006-2010 interessant. In dit collegeprogramma zijn deze voornemens van de coalitie neergelegd in (beleids)doelen (1e w-vraag: wat willen we bereiken?) en prestaties (2e w-vraag: wat gaan we daarvoor doen?). Nu, vier jaar na de opstelling van het collegeprogramma, acht de rekenkamercommissie het relevant te onderzoeken wat er zoal terecht is gekomen van deze (beleids)doelen en prestaties. Met een rapport over de uitvoering van het collegeprogramma 2006-2010 verschaft de rekenkamercommissie, als onafhankelijk orgaan, de Gemeenteraad en burgers inzicht in hoeverre de destijds gestelde doelen al dan niet gehaald zijn en de afgesproken prestaties zijn geleverd. 1.2.
Omschrijving van het onderzoek
Met dit onderzoek streeft de rekenkamercommissie de volgende doelstelling na: Het geven van een oordeel over het al dan niet bereiken van de voornemens voor de collegeperiode 2006-2010. 1.3.
Probleemstelling c.q. de vraagstelling van het onderzoek
De probleemstelling luidt als volgt: In welke mate komen de in de collegeperiode 2006-2010 behaalde doelstellingen en de verrichte prestaties overeen met de beoogde doelstellingen en prestaties? In welke mate zijn de doelstellingen en prestaties SMART geformuleerd en hoe ziet de verantwoording over doelen en prestaties er uit? 1.4.
Onderzoeksvragen
Voor de uitwerking van de probleemstelling moeten de volgende onderzoeksvragen worden beantwoord: 1. In welke mate zijn de doelstellingen zoals geformuleerd in het collegeprogramma gerealiseerd en in welke mate zijn de prestaties zoals vastgelegd in het collegeprogramma geleverd? Met andere woorden: wat is er terecht gekomen van de voornemens van het college? 2. Zijn de doelstellingen en prestaties voldoende SMART geformuleerd? 3. Vindt verantwoording over het al dan niet bereiken van de doelstellingen en et realiseren van de prestaties adequaat plaats? 1.5.
Reikwijdte
Het onderzoek heeft betrekking op de gehele collegeperiode (2006-2010). Voor het al dan niet bereiken van het eindresultaat 2010 zal indien nodig tevens gebruik gemaakt worden van prognoses die daarbij op hun plausibiliteit getoetst zullen worden.
4
1.6.
Onderzoeksaanpak
Ter bepaling in hoeverre de gestelde beleidsdoelen gehaald zijn worden de doelrealisaties geconfronteerd met de oorspronkelijk gestelde doelen. De rekenkamercommissie hanteert hierbij de volgende uitkomsten: • • • • • •
het beleidsdoel is behaald c.q. de prestatie is geleverd het beleidsdoel is gedeeltelijk behaald c.q. de prestatie is gedeeltelijk geleverd het beleidsdoel is niet behaald c.q. de prestatie is niet geleverd. de doelrealisatie is niet vast te stellen c.q. of de prestatie is geleverd is niet na te gaan het beleidsdoel c.q. de prestatie is (om welke reden dan ook) afgevoerd het doel is te vaag geformuleerd c.q. de prestatie is niet duidelijk omschreven
In het kader van het onderzoek zijn verschillende documenten geraadpleegd, waaronder: • • • • • • •
het collegeprogramma en eventuele aanpassingen daarop; de jaarverslagen (programmaverantwoordingen) en tussentijdse rapportages (P&C cyclus); de burgerjaarverslagen; verslagen van formele overleggen van B&W, Raad en (raad)commissie overige relevante ambtelijke en niet-ambtelijke stukken (indien van toepassing) tussenbalans; raadsinformatiebrieven (tot en met week 47, 2009).
Met ambtelijk betrokkenen zijn ter aanvulling van het documentenonderzoek gesprekken gevoerd worden. 1.7.
Normenkader
Norm 1: bereiken doelen/leveren prestaties De vraag die in dit onderzoek centraal staat is of de doelstellingen volgens het collegeprogramma zijn bereikt en of de afgesproken prestaties zijn geleverd. De norm die hieraan kan worden gekoppeld is eenvoudig: de doelstelling moet bereikt zijn c.q. de prestatie moet zijn geleverd. Norm 2: SMT Doelstellingen en prestaties worden vaak te vaag en vrijblijvend geformuleerd als wensen, intenties of goede voornemens. Om succesvol sturing te kunnen geven aan het bereiken van doelstellingen en leveren van prestaties moet ervoor worden gezorgd dat deze doelstellingen en prestaties SMART geformuleerd worden. SMART staat voor: • • • • •
Specifiek Meetbaar Acceptabel Realistisch Tijdgebonden
5
Specifiek Omschrijf een doel/prestatie duidelijk en concreet. Het moet een waarneembare actie, gedrag of resultaat beschrijven waaraan een getal, bedrag, percentage of ander kwantitatief gegeven verbonden is. De betrokken moeten (ook) een duidelijk verband zien tussen de doelstelling enerzijds en de activiteiten die daartoe anderzijds gevraagd worden. Naarmate een doelstelling preciezer geformuleerd is, wordt het makkelijker er invulling aan te geven. Meetbaar Hoeveel gaan we doen? Hoe kunnen we dat meten? Er moet een systeem, methode en procedure zijn om te bepalen in welke mate het doel op een bepaald moment bereikt is. Wat is er af als het af is? Een SMART-doelstelling is normerend: het is een maat voor de kwaliteit van de te leveren inspanningen. Doe zo mogelijk een nulmeting om de startsituatie te kunnen bepalen. Acceptabel Is er draagvlak voor wat er moet gebeuren? Is het doel c.q. de prestatie in overeenstemming met het beleid en de doelstellingen van de organisatie? Zijn de betrokkenen bereid zich te verbinden aa de doelstelling? Realistisch Is het doel haalbaar? Kan de prestatie worden geleverd? Is er een uitvoerbaar plan met aanvaardbare inspanningen? Kunnen de betrokkenen de gevraagde resultaten daadwerkelijk beïnvloeden? Hebben ze voldoende knowhow, capaciteit, middelen en bevoegdheden? Tijdgebonden Wanneer beginnen we met de activiteiten? Wanneer zijn we klaar? Wanneer is het doel bereikt? Een SMART-doelstelling heeft een duidelijke startdatum en einddatum. De rekenkamercommissie gaat bij dit onderzoek vooral na of de doelstellingen en prestaties voldoende specifiek, meetbaar en tijdgebonden zijn. Deze drie facetten van SMART kunnen op eenvoudige wijze, gewoon door de tekst van het collegeprogramma goed te analyseren, beoordeeld worden Om te kunnen bepalen of doelstellingen/prestaties ten tijde van het opstellen van het collegeprogramma ook voldoende acceptabel en realistisch waren is niet op basis van de tekst van het collegeprogramma als zodanig te beantwoorden. Hiervoor zou een uitgebreid aanvullend onderzoek noodzakelijk zijn. Tevens dragen deze twee facetten een subjectief element in zich. Of sprake is van voldoende acceptatie cq. draagvlak voor een te bereiken doel en of het behalen van een doel c.q. het verrichten van een prestatie haalbaar c.q. realistisch is, is vaak niet objectief te zeggen. Voor de goede orde merkt de rekenkamercommissie op dat voor wat betreft de toetsing van het aspect “tijdgebondenheid” de rekenkamer in de rapport alleen ingaat op de vraag of in het collegeprogramma “tijdsaspecten zijn genoemd. Nadrukkelijk merkt de rekenkamercommissie op dat in dit onderzoek niet wordt ingegaan op de vraag of het daadwerkelijk realiseren van doelstellingen en prestaties gelijk liep met de planning. De rekenkamercommissie beperkt zich in dit onderzoek tot de vraag of een doelstelling of prestatie gerealiseerd is voor 1 maart 2010. Of dit tijdig is gebeurd is niet onderzocht.
6
Norm 3: verantwoording De rekenkamercommissie is van mening dat nadat het collegeprogramma tot stand is gekomen, sprake moet zijn van een verantwoording over het al dan niet bereiken van de gestelde doelen en het al dan niet leveren van de afgesproken prestaties. Deze verantwoording dient niet alleen tijdig te zijn maar ook juist. Met andere woorden: de verantwoording moet klip-en-klaar antwoord geven op de vraag of het doel is bereikt en of de prestatie is geleverd. Niet “om de hete brei heen draaien” dus of een verantwoording geven die niets met het beoogde doel c.q. de beoogde prestatie van doen heeft. Tevens moet de verantwoording volledig zijn, dat wil zeggen over alle te bereiken doelstellingen en alle afgesproken prestaties moet verantwoording worden afgelegd. Verantwoording kan plaatsvinden via de reguliere P&C cyclus, via nieuwsbrieven en via het verstrekken van “tussenstanden”.
7
Hoofdstuk 2: Handreiking voor een goed collegeprogramma 2.1.
Inleiding
In dit hoofdstuk gaat de rekenkamercommissie in op de vraag aan welke eisen een collegeprogramma zou moeten voldoen. Er bestaan geen wettelijke richtlijnen of aanwijzingen ten aanzien van de indeling en de inhoud van collegeprogramma’s. Gemeentebesturen zijn dan ook vrij in de wijze waarop zij een uitwerking geven van de beleidsmatige koers voor de gehele collegeperiode. Tegelijkertijd lijkt het ontbreken van concrete richtlijnen en aanwijzingen bij sommige gemeenten er ook toe te leiden dat deze gemeenten worstelen met het opstellen van een collegeprogramma: wat moet erin? Wanneer moet het bij de raad liggen? Hoever ga je bij de uitwerking van speerpunten in meetbare en tijdgebonden prestaties en effecten? Hieronder gaan we op de volgende aspecten in: • • • • • • • 2.2.
Totstandkoming van het collegeprogramma Plaatsbepaling ten opzichte van de overige sturingsdocumenten Herkenbare strategische koersbepaling Toetsbaarheid van het programma Volledig beeld van het meerjarige te voeren beleid Meerjarige financiele vertaling Monitoring Totstandkoming van het collegeprogramma
Om te verzekeren dat via een efficiënt proces een collegeprogramma tot stand komt dat voldoet aan de wensen van de raad, verdient het de voorkeur om vroeg in het proces een plan van aanpak op te stellen en dit breed af te stemmen (bijvoorbeeld in het presidium en met het gemeentelijk management). In dit plan van aanpak wordt onder meer aandacht geschonken aan de volgende vragen: • • • • •
Maken we een raadsprogramma of een collegeprogramma of iets anders? Wat wordt de verhouding van het collegeprogramma ten opzichte van de jaarlijkse programmabegroting? Integreren we het collegeprogramma in een regulier planning- en control document of maken we een separaat collegeprogramma Wordt de ondersteuning bij het opstellen van het collegeprogramma vanuit de griffie geleverd (bijvoorbeeld bij een raadsprogramma) of vanuit de ambtelijke organisatie (eerder bij een collegeprogramma) Welke eisen stellen we aan het collegeprogramma (programma-indeling, opname prestatie- en effectindicatoren, aangeven financiële dekking)
8
2.3.
Plaatsbepaling ten opzichte van de overige sturingsinstrumenten
Het is van belang dat in het collegeprogramma of in de oplegbrief bij het collegeprogramma een duidelijke plaatsbepaling ervan wordt gegeven. Hiermee wordt bedoeld dat de verhouding met overige planning & control documenten, zoals de kadernota of de programmabegroting, wordt geschetst. In dit kader moet duidelijk worden gemaakt in hoeverre de gemeenteraad jaarlijks in de programmabegrotingen consistente doorvertalingen van het collegeprogramma tegemoet kan zien en hoe is voorzien in tussentijdse monitoring en evaluatie op de in het collegeprogramma opgenomen beleidsvoornemens. Ook is gewenst dat het collegeprogramma (of de oplegbrief) een expliciete aanduiding van de functie(s) van het collegeprogramma bevat. Door een plaatsbepaling te geven van het collegeprogramma ten opzichte van andere planning & control documenten, wordt voor de gemeenteraad inzichtelijk gemaakt wat de exacte functie van het collegeprogramma is in relatie tot overige planning en control documenten. Hierdoor worden de status en functie van het collegeprogramma verduidelijkt voor de gemeenteraad, maar ook voor de gemeentelijke organisatie. Vanuit de kaderstellende en controlerende rol van de gemeenteraad is het van belang dat de raad door middel van een duidelijke plaatsbepaling inzicht wordt gegeven in de manier waarop de inhoud van het collegeprogramma wordt uitgewerkt in de reguliere jaarlijkse begrotingscyclus en dat wordt aangegeven hoe aan de evaluatie van de voornemens (doelen en prestaties) uit het programma invulling zal worden gegeven. Deze beschrijvingen dragen bij aan een eenduidig verwachtingspatroon binnen de gemeenteraad ten aanzien van de status van het collegeprogramma. 2.4.
Herkenbare strategische koersbepaling
Het collegeprogramma bevat een herkenbare strategische koersbepaling voor de komende vier jaar. Het nieuwe college geeft in het programma blijk van haar strategische visie ten aanzien van het meerjarig te voeren beleid. Uit het collegeprogramma blijkt een duidelijke visie op de “staat” van de gemeente en de daaruit voortvloeiende speerpunten voor gemeentelijk beleid. Waar richt het gemeentebestuur de komende jaren vooral haar aandacht op? Bij voorkeur worden verschillen met de beleidsmatige koers van het vorige college ook transparant gemaakt. Wat wil dit college anders, meer of minder doen ten opzichte van het vorige college? De samenstelling en kleur van het gemeentelijk bestuur kan na de verkiezingen veranderen. Dat heeft mogelijk ook zijn neerslag op de inhoud van het te voeren beleid. Een collegeprogramma is bij uitstek ook een middel om richting de gemeenteraad op transparante wijze aan te geven waar het nieuwe college voor staat. Voorkomen moet worden dat een collegeprogramma een duidelijke strategische visie mist, waardoor het meer het karakter krijgt van een werkprogramma met een uitgebreide opsomming van actiepunten, zonder kop of staart, zonder dat duidelijk is wat de beleidsmatige prioriteiten in de collegeperiode zijn.
9
2.5.
Toetsbaarheid van het programma
Het collegeprogramma bevat de speerpunten voor het beleid. Deze speerpunten van beleid zijn duidelijk zichtbaar opgenomen en beschrijven op heldere wijze de noodzaak van beleid, de prestatie die de gemeente wil realiseren en het maatschappelijk effect dat de gemeente wil bereiken. Het format van de drie W-vragen is een handzaam format voor een dergelijke uitwerking van deze speerpunten. Het collegeprogramma is toetsbaar wanneer de speerpunten van het beleid meerjarig, specifiek (ook wel eenduidig genoemd), meetbaar en tijdgebonden zijn geformuleerd. Bij voorkeur worden per speerpunt prestatie- en/of effectindicatoren geformuleerd, gekoppeld aan jaarschijven. Bij grote projecten kunnen de belangrijkste mijnpalen in de projectplanning tijdgebonden worden opgenomen. 2.6.
Volledig beeld van het meerjarig door te voeren beleid
Het collegeprogramma is volledig (alle relevante beleidsterreinen worden benoemd). Het collegeprogramma geeft een volledig beeld van het meerjarig te voeren beleid. Ook de terreinen waarop het beleid uit de vorige collegeperiode onveranderd wordt voortgezet en de terreinen waar sprake is van stopzetting of extensivering van beleid, worden kort benoemd. Het collegeprogramma geeft een breed beeld van de gemeentelijke beleidsterreinen. Hiervoor biedt de indeling in programma’s van de programmabegroting een geschikte structuur. Een volledig beeld van het meerjarig te voeren beleid wordt ook gegeven door (bij voorkeur per programma) de geldende beleidskaders aan te geven. Door per beleidsterrein aan te geven welke actuele beleidsnotities er zijn, wordt de raad het overzicht geboden van de geldende beleidskaders. Daarnaast kan in een bijlage of per programma worden aangegeven welk lid van het college van B&W per beleidsterrein portefeuillehouder is. Een dergelijk overzicht bevordert dat vanaf het begin duidelijk is wie waarvoor aanspreekbaar is. 2.7.
Meerjarige financiële vertaling
Het collegeprogramma bevat een financiële vertaling van de speerpunten voor beleid. Om te voorkomen dat een collegeprogramma veel mooie beleidsvoornemens bevat, maar er geen financiële ruimte is om deze voornemens ook in de komende jaren te realiseren, is het gewenst dat in het collegeprogramma expliciet wordt aangegeven wat de geraamde kosten van de nieuwe beleidsvoornemens zijn en waar de financiële dekking is gevonden om het nieuwe beleid te bekostigen. Om inzicht te verschaffen in het realiteitsgehalte van de in het collegeprogramma opgenomen beleidsvoornemens is het noodzakelijk dat deze voorzien worden van een indicatie van de kosten en dat wordt aangegeven waar het college de dekking vandaan haalt. Immers: nieuwe beleidsvoornemens kosten doorgaans geld en het opeenstapelen van voornemens zonder dat wordt aangegeven hoe in de dekking voorzien kan worden, maakt het collegeprogramma minder realistisch in financiële zin.
10
In tijden van bezuinigingen, waarvan thans sprake is, zal er weinig sprake (kunnen) zijn van nieuw beleid. Eerder zal dan de nadruk liggen op het “behouden van beleid” c.q. het behoud van voorzieningen. Ook dan dient de haalbaarheid hiervan bij het opstellen van het collegeprogramma te worden onderkend. Aangezien een collegeprogramma een programma is voor de volledige collegeperiode, is het wenselijk dat de financiële vertaling ook meerjarig is. Maak duidelijk wat de verwachte inkomsten van de gemeente zijn, met name de belastingen/heffingen. De hoogte van belastingen en heffingen kan de gemeente zelf bepalen/beïnvloeden. In het collegeprogramma kan worden besproken wat de gemeente van plan is met de hoogte hiervan tijdens de collegeperiode. Mogelijke opties hierbij zijn: • • • 2.8.
Bevriezen Indexeren Extra verhogen Monitoring
Het collegeprogramma dient, nadat het is vastgesteld, consequent gevolgd te worden. Hierbij is het handig als de structuur van het collegeprogramma en de komende programmabegrotingen op elkaar aansluiten. Ook dient duidelijk te zijn wat de opgaven voor de bedrijfsvoering van de gemeente zijn. Hierbij wordt op hoofdlijnen aangegeven wat op dit vlak wordt beoogd en aangesloten op de paragrafen uit de programmabegroting. De beoogde doelen moeten leidend zijn voor de uitvoering van activiteiten en projecten die het college in de komende collegeperiode oppakt. Met “leidend” wordt bedoeld dat het controleerbaar is dat deze als richtsnoer zijn gehanteerd bij de prioriteitenstelling van activiteiten en projecten. De beoogde doelen en het daaraan gekoppelde uitvoeringsprogramma (activiteiten en projecten) krijgen hun concrete vertaling in de reguliere beleidscyclus, specifiek in de (meerjaren)begrotingen. Het collegeprogramma dient als nulmeting voor de bewaking van de uitvoering van het collegeprogramma na een periode van twee of drie jaar. De raad maakt gebruik van het collegeprogramma om uitvoering te geven aan zijn kaderstellende rol ten opzichte van het college van B&W. Het college maakt de voortgang van de doelen, activiteiten en projecten in onderlinge samenhang inzichtelijk in de daarvoor geëigende verantwoordingsdocumenten van de P&C-cyclus. In de verantwoordingsdocumenten wordt een eenduidige relatie gelegd naar de beoogde doelen en voorgenomen activiteiten en projecten. De voortgangsrapportages geven zowel de mate van doelbereik (outcome) aan, als de realisatie van activiteiten en projecten (geleverde prestaties / output) in onderlinge samenhang (koppeling tussen output en outcome). Op basis van de door het college verstrekte verantwoordingsinformatie kan de raad zich een oordeel vormen over de mate van voortgang van de uitvoering van het collegeprogramma. Als algemene eisen aan deze verantwoordingsinformatie worden gesteld: volledig, juist, actueel en controleerbaar.
11
Voor de monitoring en evaluatie van de uitvoering bestaan verschillende opties, zoals: • •
2.9
De monitoring van (speerpunten uit) het collegeprogramma laten verlopen in de jaarlijkse programmaverantwoordingen, waarbij de punten uit het collegeprogramma apart in een bijlage of per programma herkenbaar zijn opgenomen. Tussentijdse (bijvoorbeeld na 2 jaar) en/of aan het eind van de collegeperiode (na vier jaar) een evaluatie van de uitvoering en realisatie van het collegeprogramma. Confrontatie van het collegeprogramma van Heeze-Leende met de “norm”.
1. Totstandkoming van het collegeprogramma Voor zover de rekenkamercommissie bekend, is het proces om te komen tot een collegeprogramma niet vooraf beschreven en doorgesproken. De griffier heeft, voor zover de commissie bekend geen rol gehad, noch in de informatiefase, noch bij de formatiefase, coalitieakkoord en bij het collegeprogramma. Vooraf lag er geen plan van aanpak over hoe te komen tot een collegeprogramma cq. over de eisen die aan dit programma gesteld zouden moeten worden. 2. Plaatsbepaling ten opzichte van de overige sturingsdocumenten In het collegeprogramma van Heeze-Leende wordt niet gesproken over de positie van dit programma ten opzichte van de overige sturingsinstrumenten. Dit neemt niet weg dat deze samenhang er niet is. Met name de samenhang met de programmabegroting (indeling van het collegeprogramma overeenkomstig de programmabegroting) is duidelijk zichtbaar. 3. Herkenbare strategische koersbepaling Hierop schiet het collegeprogramma van Heeze-Leende tekort. Kijken we naar het coalitieprogramma, waarop het collegeprogramma is gebaseerd, dan valt op dat ook in het coalitieprogramma niet (voldoende) wordt stilgestaan bij de visie: waar staat de gemeente nu en waar wil ze naar toe? Bij welke issues gaat het nieuwe college, vergeleken met het oude college, een andere koers varen, welk beleid wordt voortgezet, welk beleid wordt ingeruild voor ander/nieuw beleid, etc. etc. Het collegeprogramma is daardoor nog te veel een opsomming van actiepunten. De hierachter liggende visie zal er ongetwijfeld zijn (geweest) maar komt niet (voldoende) tot uitdrukking in het programma. 4. Toetsbaarheid van het programma Er moet sprake zijn van een duidelijke samenhang tussen maatschappelijke effecten/doelen enerzijds en prestaties anderzijds. Hiervan is sprake in Heeze-Leende. Echter: de doelstellingen zijn in het algemeen niet meetbaar (benoemd). In het coalitieprogramma (hoofdlijnennotitie) “Boeien en Binden” is hierover het volgende verwoord: “Het college zal dit uitvoeringsprogramma zo concreet mogelijk moeten maken, met afrekenbare doelstellingen. Vervolgens zullen er werkafspraken moeten worden gemaakt tussen raad en college. Deze werkafspraken vormen dan de gezamenlijke lange termijn agenda”. Naar de mening van de rekenkamercommissie is met name voor wat betreft de “afrekenbare doelstellingen” tekortgeschoten. Hierop komen we in het volgende hoofdstuk nog nader terug.
12
5. Volledig beeld van het meerjarige te voeren beleid In Heeze-Leende is ervoor gezorgd dat er sprake is van aansluiting tussen het collegeprogramma enerzijds en de programmabegroting anderzijds. Hierdoor is redelijk geborgd dat bij het opstellen van het collegeprogramma “niets vergeten wordt”. Alleen is niet / onvoldoende duidelijk van welk bestaand beleid sprake is, welk nieuw beleid wordt opgepakt en wie voor welk beleid verantwoordelijk is. Daarnaast wordt in het collegeprogramma niet voldoende ingegaan op de paragrafen in de programmabegroting. Over bedrijfsvoering wordt wel expliciet gesproken, echter ook zaken als onderhoud kapitaalgoederen en lokale heffingen verdienen volgens de rekenkamercommissie expliciet aandacht te krijgen in het collegeprogramma. 6. Meerjarige financiële vertaling In het collegeprogramma van Heeze-Leende is een financiële vertaling achterwege gebleven. Hierover is in het collegeprogramma het volgende te vinden: “Een financiële doorrekening van Boeien en Binden in dit stadium zou slechts een zeer grove indicatie geven van het beslag dat dit legt op de financiële middelen. Juist om die reden is dan ook afgezien van deze doorrekening. Mocht daarover verschil van opvatting bestaan dan zij nogmaals benadrukt dat in het korte tijdsbestek tussen vaststelling van het raadsprogramma Boeien en Binden en het voorliggende uitwerkingsprogramma (collegeprogramma) het niet mogelijk is alle onderdelen tot in detail uitgewerkt voor te leggen: daarvan kan eerst sprake zijn na oplevering van raadsvoorstellen, discussienota’s etc.”. 7. Monitoring De rekenkamercommissie heeft in de reguliere P&C-stukken met veel moeite kunnen nagaan hoe het met de afhandeling van de in het collegeprogramma genoemde items gesteld was. De in het collegeprogramma vermelde items komen onvoldoende terug in de programmaverantwoordingen van de jaarstukken. Daarnaast is veelal sprake van een zoekplaatje en komen niet alle items van het collegeprogramma terug in de jaarstukken. In de jaarstukken is geen afzonderlijk schema opgenomen inzake de stand van zaken met betrekking tot de afhandeling van het collegeprogramma. Pas in het najaar van 2009 vindt, op navraag van de rekenkamercommissie, ten behoeve van dit onderzoek, een expliciete tussentijdse monitoring plaats1. Als positief element kan wel worden vermeld dat vanaf medio 2007 sprake is van raadsinformatiebrieven. In veel van deze brieven is te lezen hoe het gesteld is met een groot aantal van de voornemens zoals genoemd in het collegeprogramma.
1
In het najaar van 2009 is door het college, in het kader van de kadernota 2010, een tussenstand gegeven met betrekking tot de stand van zaken op dat moment. De rekenkamercommissie heeft van deze informatie gebruik gemaakt. In bijlage @@ bij dit rapport is deze stand van zaken opgenomen.
13
Hoofdstuk 3: realisatie collegeprogramma 3.1.
Inleiding
In dit hoofdstuk gaan in op de vraag wat het college de afgelopen 4 jaar heeft gedaan c.q. welke prestaties door het college zijn verricht. Het collegeprogramma is als volgt ingedeeld: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 3.2.
opzet inleiding algemeen bestuur financiën veiligheid verkeer openbare ruimte economische zaken onderwijs en kinderopvang cultuur, sport en recreatie sociale voorzieningen en maatschappelijke dienstverlening volksgezondheid en milieu ruimtelijke ordening en volkshuisvesting ambtelijke organisatie Doelen en prestaties
De hoofdstukken 3 tot en met 14 kennen allemaal een vaste indeling. Allereerst wordt in het kort het te bereiken maatschappelijk effect benoemd. Dit is afkomstig uit de hoofdlijnennotitie Boeien en Binden. In hoofdstuk 5 bijvoorbeeld, luidt deze als volgt: “Zowel in woon-, werk- en leefomgeving moet de veiligheid gewaarborgd zijn”. De rekenkamercommissie stelt vast dat dit maatschappelijk effect c.q. dit doel onvoldoende SMART is gedefinieerd. Ook de overige maatschappelijke effecten zijn, naar de mening van de rekenkamercommissie te vaag verwoord. De nadruk van dit onderzoek ligt daarom op de prestaties die daarna in elk hoofdstuk volgen. In de navolgende paragraaf worden de prestaties zoals vermeld in het collegeprogramma benoemd en wordt aangegeven welke prestaties naar de mening van de rekenkamercommissie (voldoende) zijn bereikt. Ook de SMART-heid van de omschrijving van de prestaties kan, in sommige gevallen, onvoldoende zijn. Voor wat betreft de prestaties wijst de rekenkamer erop dat er sprake is van een verschil tussen “inspanningsafspraken” en “resultaatafspraken”. Hoe meer resultaatafspraken een collegeprogramma kent hoe concreter het is. Onder inspanningsafspraken verstaat de rekenkamercommissie prestaties die gericht zijn op het onderhouden van contacten en het plegen van andere inspanningen gericht op een doel. Bij resultaatafspraken gaat het daadwerkelijk om het realiseren van iets. Voorbeelden ter verduidelijking zoals die zijn opgenomen in het collegeprogramma van Heeze-Leende:
14
Resultaatafspraken: • •
“Elk projectvoorstel zal voorzien zijn van een communicatieparagraaf die mede ten doel heeft om inwoners beter te kunnen betrekken bij voornemens, plannen en beleid”. “overdracht van de provinciale weg (Leenderweg. Langstraat en Valkenswaardseweg); besluitvorming is voorzien in 2007”.
Inspanningsafspraken: •
•
“het college wil de raad faciliteren in het op hoofdlijnen kunnen besturen. Dit trachten we te bereiken door: o informatie op hoofdlijnen aan te bieden o binnen gestelde kaders mogelijkheden uit te werken “het college zal in onderhandeling met projectontwikkelaars, meer aandacht vragen voor levensloopbestendig bouwen”
Daarnaast zijn in het collegeprogramma speerpunten/prestaties opgenomen die dermate vaag zijn dat onduidelijk is wat hiermee bedoeld wordt c.q. wat nu precies wordt nagestreefd. Enkele voorbeelden: •
•
“het college ziet de wmo als een uitgelezen kans om de sociale samenhang van de kernen te versterken. Dorpshuizen worden door het college gezien als de spil waar sociale samenhang versterking vindt, zogezegd het verbindend element in de samenleving. Het dorpshuis Sterksel wordt door het college ervaren als een lichtend voorbeeld binnen de gemeentegrens. “de raad draagt ons op zorg te dragen voor een rechtvaardige implementatie van de WMO. Onder rechtvaardig verstaan wij in de context dat aandacht moet zijn voor de solidariteitsgedachte”.
Het collegeprogramma van Heeze-Leende kent relatief veel inspanningsafspraken en onduidelijke speerpunten. Dit komt de duidelijkheid van het programma niet ten goede. Nadeel daarvan is dat de rekenkamercommissie niet altijd goed kan duiden of de afgesproken prestaties ook geleverd zijn. Immers alleen bij resultaatafspraken gaat het om zaken die daadwerkelijk zichtbaar zijn c.q. zaken die je “vast kunt pakken” zoals bouwwerken in de openbare ruimte of beleidsnota’s. In de navolgende paragraaf worden de prestaties zoals opgenomen in het collegeprogramma benoemd en wordt aangegeven welke prestaties naar de mening van de rekenkamercommissie (voldoende) zijn bereikt. 3.3.
Collegeprogramma in één oogopslag
In deze paragraaf is een schema opgenomen op basis waarvan in één oogopslag kan worden hoe de rekenkamercommissie, met het paragraaf 1.7 genoemde normenkader als uitgangspunt, tegen het collegeprogramma aankijkt. Hiertoe zijn de volgende kolommen opgenomen:
15
Norm 1: leveren van prestaties • • • • • •
Prestatie geleverd: de prestatie is geleverd op het moment dat het onderzoek van de rekenkamercommissie plaatsvindt (najaar 2009) of zal naar verwachting worden geleverd voor 3 maart 2010 Prestatie deels geleverd: de prestatie is deels geleverd of er zijn inspanning verricht gericht op het uiteindelijk leveren van de prestatie. Prestatie niet geleverd: de prestatie is niet geleverd en zal ook tot 3 maart 2010 niet geleverd kunnen worden. Onbekend: het onderzoek van de rekenkamercommissie heeft niet kunnen uitwijzen of de prestatie geleverd is. De vanuit de organisatie verkregen informatie bleek hiertoe ontoereikend. Inspanningsverplichting/te vage prestatie: het gaat in de kolom niet om resultaten maar om inspanningen. Iedere inspanning van het college is voldoende, maar of hiermee ook een prestatie wordt geleverd cq. een doel wordt bereikt blijft ongewis. Anders/afgevoerd: de prestatie heeft niets te maken met het college of de prestatie is (in overleg met de raad) van het collegeprogramma afgevoerd.
Norm 2: SMT • • •
Specifiek: de prestatie is voldoende eenduidig geformuleerd Meetbaar: men kan meten of de prestatie is geleverd Tijdgebonden: voldoende duidelijk is wanneer de prestatie collegeprogramma geleverd moet worden
volgens
het
Norm 3: Verantwoording •
De verantwoording(en) die door de rekenkamercommissie betreffende de prestatie is (zijn) aangetroffen (in jaarverslagen, tussentijdse informatie, raadsinformatiebrieven etc.) is (zijn) juist, tijdig en volledig.
De oordelen die rekenkamercommissie uitspreekt over het “SMT-gehalte” en over de verantwoordingen wordt uitgedrukt in: + +/o
: goed : redelijk/matig : onvoldoende : niet van toepassing
16
Verantwoording
Tijdgebonden
Meetbaar
Specifiek
anders/afgevoerd
inspanningsverplichting/vaag doel
onbekend
prestatie niet geleverd
prestatie deels geleverd
prestatie geleverd ALGEMEEN BESTUUR 1 a
communicatieparagraaf
2 a
termijn 6 weken
3 a
brief bij niet halen 6 weken
4 b
omgevingsvergunning
1
5 c
handhaving
1
6 d
kerntakendiscussie
7 e
subsidiemogelijkheden
8 f
besturen op hoofdlijnen
9 g
1 1 1
+
+
-
+/-
+
+
-
+
+
+
-
O
+/- o
+
+
+/- o 1 +
1 1
o
+
+
-
O
+
-
+
+
-
-
-
O
bezoeken kernen
1 -
-
-
O
10 g
raadsvergaderingen kernen
1 -
-
-
O
11 g
aanpassen raadsagenda's
1 -
-
-
O
12 h
efficiënter vergaderen
1 -
-
-
O
O
FINANCIEN 13 i
huidige voorzieningenniveau
+
+
-
14 i
financieel meerjarenperspectief
1 1
+
+
-
O
15 j
financieel consulenten
1
-
-
+
+
16 k
inflatiecorrectie
+
+
+
+
+/- o
-
O
+
o
+
+
-
-
+
+
+
+
+
+ +
1
VEILIGHEID 17 l
integraal veiligheidsplan
18 m
verlichtingsplan
1 1
VERKEER 19 n
totaaloplossing verkeersproblematiek
20 n
ontsluiting kern heeze
1
21 n
Bulders
1
-
-
+
22 n
Jan Dekkerstraat
1
+/- o
+
+
23 n
provinciale weg
1
+
+
-
O
24 n
sluipverkeer Leende
1
25 n
verkeersluw Sterksel
26 n
ontsluiting Chijnsgoed
27 o
evaluatie GVVP
1
28 o
actualisatie GVVP
29 p
fietspaden
30 q
openbaar vervoer
1
-
-
-
O
1
-
-
-
O
1
-
-
-
O
+
+
-
O
1
+
+
+
+
1
+
+
+
+
-
+
-
O
1
17
OPENBARE RUIMTE 31 r
wegenonderhoud
32 s
versobering openbaar groen
33 t
landbouw ontwikkel gebieden
34 u
reconstructie
35 v
toeristisch recreatief beleidsplan
36 w
fietspaden infrastructuur
1
+
+
+
+/-
-
-
-
O
1
-
-
-
O
1
-
-
+
+
1
+/- -
+
+
1
-
-
O
1
-
ECONOMISCHE ZAKEN 37 x
economisch beleidsplan
1
+
+
+
+
38 y
ondernemers betrekken
1
-
-
-
O
39 z
Poortmannen/de Kluis
1
-
-
-
+
40 z
landgoedontwikkeling
1
-
-
-
O
ONDERWIJS / KINDEROPVANG 41 aa
mop schoolgebouwen
42 aa
peuterspeelaccomodaties
43 aa
huurovereenkomst Sterksel en Leende
44 bb
onderwijsvisie
45 cc
kind centraal
46 dd
leerlingenprognoses
47 dd
fysieke inrichting schoolgebouwen
48 dd
pilot bouwen
49 dd
berkenschutse
1 1 1 1 1 1 1
1 +
+
+
+/-
+
+
+
O
1 -
O
-
-
+/- +
+
+
-
-
+
+/-
+
+
+
+
-
-
-
O
-
-
-
O
-
-
-
O
-
CULTUUR / SPORT / RECREATIE 50 ee
dorpshuizen
51 ff
sport/cultuur/recreatiebeleidsplan
1
52 ff
monumentenlijst
53 gg
privatisering sportaccommodaties
54 gg
marktconforme huurprijzen
55 gg
privatisering velden
56 hh
sociale samenhang gemeenschap
57 hh
kleine evenementen apv
1
+/- +/- +
+/-
58 ii
brabantse dag
1
-
-
-
O
59 jj
fonds sportvoorzieningen
+
+
+
+
60 kk
implementatie WMO
1
-
-
-
O
1
+
+
+
+
1 1 1 1 1 1
1
-
-
O
+/- -
+
+
+/- -
+
+
-
-
+
+
+
+
+
+
+/- +/- +
+
-
O
-
+
SOCIALE VOORZIENINGEN 61 kk
brede welzijnsvisie
62 ll
rechtvaardige implementatie WMO
1
-
-
-
O
63 ll
uitvoering jeugdbeleid
1
-
-
-
O
1
-
-
-
O
-
-
+
+
-
-
-
O
64 mm senioren 65 nn
armoedebeleid
66 nn
vluchtelingenwerk
1 1
18
VOLKSGEZONDHEID / MILIEU 67 oo pp 68 qq rr 69 ss
toegankelijke/bereikbare gezondheidsvoorz.
1
-
-
zie v reductie afvalstromen
O
-
O +
1
-
-
+ -
O
1
-
-
-
O
1
+
+
+
+
-
-
-
o
+
+
-
o
-
-
-
o
-
-
-
o
-
-
-
o
-
-
-
o
-
-
-
o
-
-
-
o
-
-
-
o
zie qq grote natuurgebieden
-
ROV 70 tt
bestemmingsplannen
71 tt
bp buitengebied
72 tt
komplannen / de poortmannen
1
73 tt
reconstructie bovendommel
1
74 tt
extensiverings- en verwevingsgebieden
75 tt
kerkhof leeft!
76 uu
woningbouw behoefte onderzoek
77 uu
doorstroming in middengroepen
1
1 1 1 1
78 vv
betaalbare huur- en koopwoningen
79 ww
levensloopbestendig bouwen
1
80 xx
betaalbare woningen voor jongeren
1
-
-
-
o
81 yy
speelruimtebeleidsplan
1
-
-
-
o
82 zz
groene wal poortmannnen
1
-
-
-
o
1
82
28
3
37% 34%
30
4%
6
8
7
7% 10% 9%
19
Hoofdstuk 4: Goede voorbeelden 4.1.
Inleiding
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op een aantal goede voorbeelden in Nederland naar aanleiding van open bronnen onderzoek. Voor wat betreft de goede voorbeelden maakt de rekenkamercommissie gebruik van de rapportage die onderzoeksbureau Jacques Necker opstelde naar aanleiding van haar onderzoek bij diverse gemeenten inzake de kwaliteit van de collegeprogramma’s 2006-2010. Dit onderzoek werd in november 2006 gepubliceerd. 4.2.
Landelijke goede voorbeelden
Goede voorbeelden – plaatsbepaling ten opzichte van overige planning en controldocumenten Raadsprogramma 2006-2010 gemeente Dongen In de eerste hoofdstukken van het raadsprogramma Dongen wordt een volledige en duidelijke plaatsbepaling gegeven van het raadsprogramma in de planning- en controlcyclus. De vier beoogde functies van het raadsprogramma worden uiteengezet. Deze kunnen kort worden samengevat als: 1) richting geven aan beleid; 2) tijdsaanduiding beleidsvoornemens; 3) kader voor college ten aanzien van beleidsontwikkeling en beleidsuitvoering; 4) sturing van de raad op inrichting beleidsproces. Verder worden ook het proces van totstandkoming van het raadsprogramma en de beoogde doorwerking in jaarlijkse programmabegrotingen toegelicht. Hierdoor is duidelijk voor zowel raad als college welke betekenis aan het raadsprogramma moet worden toegekend. Voorjaarsnota 2006 gemeente Castricum De gemeente Castricum heeft ervoor gekozen om de uitwerking van coalitieakkoord direct in de bestaande planning en control cyclus te laten verlopen door deze in de voorjaarsnota op te nemen. Vanuit de doelmatigheid van bedrijfsvoering is deze aanpak goed te verdedigen. De specifieke functie van de voorjaarsnota 2006 wordt in het document zelf aangegeven en er wordt inzicht gegeven in het totstandkomingsproces door onder meer de uitgangspunten te presenteren die bij de voorbereiding van de voorjaarsnota zijn gehanteerd. Het inzicht in deze uitgangspunten kan de raad helpen bij het op de juiste wijze interpreteren van de beleidsvoornemens uit de voorjaarsnota. Voorts wordt ook op meerdere plaatsen in het documenten aangegeven wat de beoogde doorwerking is van de voorjaarsnota: dit zal primair het kader zijn voor de programmabegroting 2007-2011.
Goed voorbeeld – expliciteren beoogde verantwoordingsystematiek
20
Collegeprogramma 2006-2010 Zoetermeer In het collegeprogramma van Zoetermeer wordt richting de raad expliciet aangegeven hoe zij de voortgang op de uitvoering van het collegeprogramma kan monitoren; “Elk jaar zal de voortgang van de uitvoering van het collegeprogramma als onderdeel van de reguliere planning- en controlcyclus worden gevolgd. Als omstandigheden veranderen, doelen niet bereikbaar blijken te zijn of instrumenten niet de gewenste effecten hebben, dient bijstelling van het beleid plaats te vinden. In juni 2008 zal bij het bespreken van het jaarverslag 2007 de tussenbalans worden opgemaakt. De raad zal dan de doelen en acties uit dit collegeprogramma opnieuw tegen het licht houden.” (collegeprogramma 2006-2010 Zoetermeer, pagina 26)
Goed voorbeeld – herkenbare speerpunten uit collegeprogramma in toekomstige programmabegrotingen
Collegeprogramma 2006-2010 Rucphen De speerpunten uit het collegeprogramma van Rucphen zijn in toekomstige kadernota’s en programmabegrotingen en -verantwoordingen herkenbaar terug te vinden, omdat in deze documenten dezelfde codering voor speerpunten wordt aangehouden als die in het collegeprogramma is gebruikt. Hiermee wordt de raad optimaal in de gelegenheid gesteld om de uitvoering van de speerpunten uit het collegeprogramma te volgen. Zo is speerpunt 42 (herijking woonvisie) uit het collegeprogramma in de kadernota opgenomen als “herijking woonvisie (cp 42)”.
Goed voorbeeld – expliciteren beleidsmatige prioriteiten
Coalitieprogramma 2006-2010 Den Helder De paragraaf ‘algemeen beleidskader’ in het coalitieprogramma van de gemeente Den Helder omvat de belangrijkste strategische keuzen voor de komende collegeperiode; “De coalitiepartijen zijn van mening dat de stad op een kantelpunt is aangekomen. Er zijn kansen om de klemmende vicieuze cirkel te doorbreken (‘geen werk, geen geld, slechte naam, geen investeringen, geen werk, enz”). En wel door te beginnen met het realiseren van economische groei in de haven en toename van de (afgeleide) werkgelegenheid. Vervolgens door zichtbare resultaten te boeken in Nieuw Den Helder, bij de Stadshartplannen, door verdere integratie van de Oude Rijkswerf Willemsoord in het Stadshart en door het ontwikkelen van een lokaal sociaal beleid op basis van een betrouwbaar en inspirerend gemeentebestuur.” (coalitieprogramma Den Helder 20062010, pagina 3)
21
Collegeprogramma 2006-2010 Rucphen Hoewel niet in algemene zin, wordt in het collegeprogramma van Rucphen wel voor afzonderlijke beleidsvoornemens vaak duidelijk aangegeven hoe het toekomstig beleid zich verhoudt tot beleid uit de vorige collegeperiode. Hiermee wordt aan de raad inzichtelijk gemaakt of al dan niet sprake is van een koerswijziging in beleid. Soms zijn koersveranderingen een gevolg van eerder genomen raadsbesluiten, bijvoorbeeld bij punt 28 uit het collegeprogramma: Sociaal-cultureel werk en maatschappelijke dienstverlening. Hier heeft het nieuwe college dan geen hand in gehad. “Voor het inhoudelijk sociaal-cultureel werk geldt vanaf 2006 een nieuwe subsidiesystematiek. De raad heeft de nota basisfunctie en de beleidsregel sociaalcultureel werk vastgesteld. Afgesproken is dat deze werkwijze na ongeveer een jaar zal worden geëvalueerd.” Soms wordt echter ook duidelijk aangegeven welke koers dit college wil varen ten opzichte van de vorige collegeperiode, bijvoorbeeld bij punt 14: Economische activiteiten. “… De in de vorige zittingsperioden ondernomen activiteiten om tot uitbreiding van het areaal aan bedrijfsterreinen te komen zullen onverminderd worden voortgezet. Waar nodig zal de hulp van regionale samenwerkingsverbanden als SES en Rewin ten behoeve van de bedrijven worden ingeschakeld
Goede voorbeelden – toetsbare prestatie- en effectdoelstellingen
Collegeprogramma 2006-2010 Rheden In het collegeprogramma 2006-2010 van Rheden zijn voor verschillende beleidsthema’s op effectniveau specifieke en meetbare doelstellingen opgenomen. Hiermee stelt het college van B&W zichzelf maar ook de raad in staat om na verloop van tijd na te gaan of het ingezette beleid bijdraagt aan de beoogde effecten. Voorbeelden van deze effectdoelstellingen zijn; • In 2009 moet 75% van onze inwoners vinden dat wij voldoende doen om hen bij gemeentelijke plannen te betrekken. (Dit was 64% in 2005, bron: klanttevredenheidsonderzoek) • Papierinzameling moet in 2010 met 10% omhoog, glas met 20% en textiel met 25%; • Het rapportcijfer dat de burger geeft voor schone wijk in het klanttevredenheidsonderzoek in 2009 blijft ten minste gelijk aan dat van 2005; • Wij zorgen dat uit het klanttevredenheidsonderzoek blijkt dat hondenpoep in 2009 minder overlast veroorzaakt dan blijkt uit de cijfers van 2005 (collegeprogramma Rheden 2006-2010, pagina’s 2 en 11)
22
Collegeprogramma 2006-2010 Rotterdam In het collegeprogramma Rotterdam zijn per beleidsthema enkele meetbare en tijdgebonden prestaties en effecten opgenomen. Bij het thema werkloosheidsbestrijding zijn deze als volgt geformuleerd; • In 2010 zijn 20.000 Rotterdammers méér aan het werk: 10.000 regulier vanuit de WWB, 3.750 terugkeerbanen, 3.750 sociale activering, 2.500 stageplaatsen. • Per 31 december 2009 is het aantal cliënten met een bijstandsuitkering gedaald met 7.500. • werknemers in de marktsector zijn in deze collegeperiode opgeleid naar een hoger niveau. De vrijkomende plaatsen worden voor minimaal 50% gevuld door mensen uit de bestanden van SoZaWe. (Collegeprogramma Rotterdam 2006-2010, pagina 11)
Goed voorbeeld – kengetallen met nulmeting
Kadernota 2007 Alkemade In de kadernota 2007 van Alkemade wordt per programma een tabel met kengetallen opgenomen waarin prestatie- en effectindicatoren zijn opgenomen. Soms wordt hierbij ook een nulmeting aangegeven. Door over deze indicatoren periodiek richting de raad te rapporteren, verkrijgt de raad een inzicht in de resultaten van het gemeentelijk beleid. Hieronder is ter illustratie het voorbeeld van het beleidsprogramma Bestuur opgenomen.
Goed voorbeeld - tijdsgebonden aanduiding van beleidsprocessen
Raadsprogramma 2006-2010 Dongen In het raadsprogramma van Dongen is een planningstabel opgenomen waarin de beleidsprocessen in fasen zijn ingedeeld en per beleidsonderwerp en per jaar is weergegeven in welke beleidsfase het beleid zich zal bevinden. Hierbij zijn de volgende afkortingen gebruikt: V = Voorbereiding, B = Besluitvorming, U = Uitvoering en E = Evaluatie.
23
Goede voorbeelden – duidelijke indeling conform drie W-vragen
Voorjaarsnota 2006 Castricum Het college van Castricum formuleert in de voorjaarsnota 2006 een aantal speerpunten per beleidsveld. Deze speerpunten zijn stuk voor stuk ingedeeld naar de opsomming die sterk lijkt op de 3 w-vragen (“wat willen we bereiken?”; “wat gaan we daarvoor doen?” en “wat mag het kosten?”). Het format in de voorjaarsnota is: 1) wat willen we? 2) wat gaan we daarvoor doen en; 3) wat gaat dat kosten? Per speerpunt wordt aan de hand van dit format een specifieke en over het algemeen ook tijdgebonden beschrijving van de beoogde prestaties gegeven. Bestuursprogramma 2006-2010 Coevorden Het bestuursprogramma hanteert per beleidsonderwerp consistent het format van de vragen “wat willen we bereiken?”, “wat gaan we daarvoor doen?” en “wat mag het kosten?”). Ook zijn daarbij prestatie- en/of effectindicatoren opgenomen. Ter illustratie is hieronder een voorbeeld opgenomen.
24
Goed voorbeeld – evenwichtig beeld nieuw beleid, bestaand beleid en ombuigingen
Kadernota 2006-2010 Renkum De kadernota 2006-2010 van Renkum biedt in opzet een duidelijk onderscheid tussen bestaand beleid, nieuwe beleidvoornemens en ombuigingen door een structuur in drie delen te hanteren. Door dit overzicht in drie delen wordt de raad een breed inzicht verschaft in (ontwikkelingen in) bestaand beleid, de impact van nieuwe beleidvoornemens (meerjarenbeleidsplan) en de noodzakelijke ombuigingen en/of de eventuele aanspraak op de algemene reserve om de nieuwe beleidsvoornemens te realiseren.
25
Goed voorbeeld – overzicht bestaande gemeentelijke beleidskaders
Kadernota 2007 Alkemade De kadernota 2007 van Alkemade verwijst per programma(doel) naar de relevante kaderstellende gemeentelijke nota’s. Daarnaast worden ook nota’s in voorbereiding opgenomen waarvan verwacht wordt dat ze in 2007 ter besluitvorming worden aangeboden. Deze beleidsnota’s zijn de sturingsinstrumenten waarop de raad het college kan aanspreken bij de realisatie van het ingezette beleid en vormen samen het kader voor gemeentelijk beleid.
Goed voorbeeld – overzicht portefeuilleverdeling
Collegeprogramma 2006-2010 Utrecht In het collegeprogramma van de gemeente Utrecht is als bijlage ook een portefeuilleverdeling van de nieuwe collegeleden opgenomen. Hiermee wordt richting de raad vanaf het begin van de rit gecommuniceerd welke collegelid waarvoor verantwoordelijk (en voor de raad aanspreekbaar) is.
26
Goed voorbeeld – meerjarige financiële vertaling van speerpunten van beleid
Collegeprogramma 2006-2010 Leeuwarden In bijlagen bij het collegeprogramma van Leeuwarden worden van de in het collegeprogramma genoemde beleidsvoornemens de financiële gevolgen weergegeven. Deze worden weergegeven in een tabel ‘incidenteel’ en in een tabel ‘structureel’. De in deze tabellen opgenomen bedragen zijn meerjarig (tot en met 2010) geraamd. Doordat in de tabellen de omschrijvingen en nummers zijn aangehouden conform de hoofdtekst van het collegeprogramma, is voor alle in het collegeprogramma genoemde punten inzichtelijk of er financiële gevolgen zijn en wat daar de omvang van is (in meerjarig perspectief).
Goed voorbeeld – expliciteren financiële dekking nieuw beleid
Collegeprogramma 2006-2010 Leeuwarden In een tabel meerjarenperspectief is in het collegeprogramma van Leeuwarden aangegeven is de financiële dekking van ontwikkelingen in bestaand beleid én de nieuwe beleidsvoornemens uit het collegeprogramma weergegeven. Hieruit blijkt dat de financiële dekking vooral wordt gevonden door onttrekkingen uit de algemene reserve. Ook de verwachte ontwikkeling van de algemene reserve tot en met 2010 is aangegeven in een aparte tabel (hieronder niet opgenomen).
27
28
Hoofdstuk 5: Conclusies en aanbevelingen De rekenkamercommissie heeft onderzoek gedaan naar de centrale vraag: • in welke mate de in de collegeperiode 2006-2010 gerealiseerde doelstellingen en behaalde resultaten overeenkomen met de beoogde doelstellingen en resultaten; • in welke mate de doelstellingen en beoogde resultaten SMART geformuleerd zijn; • hoe de verantwoording over doelrealisatie plaatsvindt. 5.1.
Conclusies
Doelrealisatie In paragraaf 3.3 heeft de Rekenkamercommissie beknopt weergegeven in hoeverre het college de in het coalitieprogramma gestelde doelen heeft behaald. Hiervoor is het zogeheten ‘stoplichtenmodel’ gebruikt. Uit figuur 3.3 valt op te maken dat de rekenkamercommissie heeft kunnen vaststellen dat van de 82 doelstellingen van het college: • • •
30 daadwerkelijk heeft behaald, en 28 gedeeltelijk heeft behaald. Slechts 3 doelstellingen zijn niet behaald.
SMART formulering De doelstellingen/maatschappelijke effecten zijn naar de mening van de rekenkamercommissie onvoldoende SMART benoemd, waardoor door de rekenkamercommissie niet achterhaald kan worden of deze doelen bereikt zijn. Wel stelt de rekenkamercommissie vast dat de onderlinge relatie tussen doelstellingen aan de ene kant en prestaties aan de andere kant logisch is. De in het collegeprogramma benoemde prestaties dragen (zeer waarschijnlijk) bij aan de doelstellingen cq. te bereiken maatschappelijk effecten. Het collegeprogramma van Heeze-Leende kent relatief veel inspanningsafspraken en onduidelijke speerpunten. Dit komt de duidelijkheid van het programma niet ten goede. Nadeel daarvan is dat de rekenkamercommissie niet altijd goed kan duiden of de afgesproken prestaties ook geleverd zijn. Immers alleen bij resultaatafspraken gaat het om zaken die daadwerkelijk zichtbaar zijn c.q. zaken die je “vast kunt pakken” zoals bouwwerken in de openbare ruimte of beleidsnota’s. Verantwoording over het collegeprogramma De rekenkamercommissie heeft in de reguliere P&C-stukken met veel moeite kunnen nagaan hoe het met de afhandeling van de in het collegeprogramma genoemde items gesteld was. De in het collegeprogramma vermelde items komen onvoldoende terug in de programmaverantwoordingen van de jaarstukken. Daarnaast is veelal sprake van een zoekplaatje en komen niet alle items van het collegeprogramma terug in de jaarstukken. In de jaarstukken is geen afzonderlijk schema opgenomen inzake de stand van zaken met betrekking tot de afhandeling van het collegeprogramma. Als positief element kan wel worden vermeld dat vanaf medio 2007 sprake is van raadsinformatiebrieven. In veel van deze brieven is te lezen hoe het gesteld is met een groot aantal van de voornemens zoals genoemd in het collegeprogramma.
29
Totstandkoming van het collegeprogramma Het proces om te komen tot een collegeprogramma was niet vooraf beschreven en doorgesproken. De griffier heeft, voor zover de commissie bekend geen rol gehad, noch in de informatiefase, noch bij de formatiefase, coalitieakkoord en bij het collegeprogramma. Plaatsbepaling ten opzichte van de overige sturingsdocumenten In het collegeprogramma van Heeze-Leende wordt niet gesproken over de positie van dit programma ten opzichte van de overige sturingsinstrumenten. Dit neemt niet weg dat deze samenhang er niet is. Met name de samenhang met de programmabegroting (indeling van het collegeprogramma overeenkomstig de programmabegroting) is duidelijk zichtbaar. Herkenbare strategische koersbepaling Hierop schiet het collegeprogramma van Heeze-Leende tekort. Kijken we naar het coalitieprogramma, waarop het collegeprogramma is gebaseerd, dan valt op dat ook in het coalitieprogramma niet (voldoende) wordt stilgestaan bij de visie: waar staat de gemeente nu en waar wil ze naar toe? Bij welke issues gaat het nieuwe college, vergeleken met het oude college, een andere koers varen, welk beleid wordt voortgezet, welk beleid wordt ingeruild voor ander/nieuw beleid, etc. etc. Volledig beeld van het meerjarige te voeren beleid In Heeze-Leende is ervoor gezorgd dat er sprake is van aansluiting tussen het collegeprogramma enerzijds en de programmabegroting anderzijds. Hierdoor is redelijk geborgd dat bij het opstellen van het collegeprogramma “niets vergeten wordt”. Alleen is niet / onvoldoende duidelijk van welk bestaand beleid sprake is, welk nieuw beleid wordt opgepakt en wie voor welk beleid verantwoordelijk is. Daarnaast wordt in het collegeprogramma niet voldoende ingegaan op de paragrafen in de programmabegroting. Meerjarige financiële vertaling In het collegeprogramma van Heeze-Leende is een financiële vertaling achterwege gebleven. 5.2.
Aanbevelingen
De rekenkamercommissie komt op basis van haar onderzoek tot de volgende aanbevelingen: Doelrealisatie Stel, met dit rekenkameronderzoek als uitgangspunt, vast welk doelstellingen nog niet bereikt zijn cq. welke prestaties nog niet geleverd zijn. Ga na welke van deze doelstellingen en prestaties moeten worden opgenomen in het coalitieprogramma en/of collegeprogramma 2010-2014. SMART-formulering Schenk in het Collegeprogramma 2010-2014 meer aandacht aan het meetbaar maken van geformuleerde doelstellingen en prestaties. Zorg ervoor dat de formuleringen van prestaties en doelstellingen duidelijk zijn voor iedereen, ook buitenstaanders cq. burgers. Maak zo min mogelijk gebruik van inspanningsverplichtingen en zorg dat zoveel mogelijk meetbare resultaatverplichtingen in het collegeprogramma voorkomen. Zorg bij de formulering van doelstellingen c.q. maatschappelijke effecten ervoor dat deze (waar mogelijk) gemeten kunnen worden. Dit houdt in dat niet in dat gesproken moet worden over “meer”, “minder”, “beter”etc. maar dat ook aangegeven moet worden hoeveel meer en hoeveel minder. Hierbij spelen nul-metingen uiteraard een belangrijke rol.
30
Monitoring/verantwoording Neem in de jaarstukken een afzonderlijk schema op met betrekking tot de stand van zaken met betrekking tot de afhandeling van het collegeprogramma, of maak gebruik van afzonderlijke momenten (evaluaties) waarop expliciet tussentijdse monitoring plaatsvindt. Totstandkoming van het collegeprogramma Beschrijf, in overleg met gemeentesecretaris, controller en griffier, het proces dat moet leiden tot coalitievorming, coalitieprogramma, collegevorming en collegeprogramma. Dit schept vooraf duidelijkheid voor alle actoren en voorkomt teleurstellingen en stagnaties tijdens het proces na de verkiezingen. Plaatsbepaling ten opzichte van de overige sturingsdocumenten Geef in het collegeprogramma aan wat de positie is van dit programma ten opzichte van de overige sturingsinstrumenten. Denk hierbij onder andere aan de lange termijn visie. Daarnaast dient bepaald te worden op welke wijze het collegeprogramma zijn uitwerking vindt in de kadernota, de programmabegroting en de afdelingsplannen. Herkenbare strategische koersbepaling Geef de visie en de koers van het college duidelijk weer. Duidelijk moet zijn wat de speerpunten van beleid zijn Geef aan waar de gemeente nu staat en waar wil ze naar toe wil. Geef aan bij welke issues het nieuwe college, vergeleken met het oude college, een andere koers gaat varen, welk beleid wordt voortgezet, welk beleid wordt ingeruild voor ander/nieuw beleid, etc. etc. Volledig beeld van het meerjarige te voeren beleid Maak duidelijk (per afzonderlijk programma) van welk bestaand beleid sprake is, welk nieuw beleid wordt opgepakt en wie voor welk beleid verantwoordelijk is. Ga daarnaast in op de paragrafen in de programmabegroting. Met name zaken als bedrijfsvoering, onderhoud kapitaalgoederen en lokale heffingen verdienen volgens de rekenkamercommissie expliciet aandacht te krijgen in het collegeprogramma. Financiële vertaling Maak de financiele haalbaarheid van het collegeprogramma zo snel mogelijk zichtbaar. Bij voorkeur reeds bij de voorjaarsnota. Met name in een periode waarin moet worden bezuinigd, zoals thans het geval is, is het zaak om een en ander zo spoedig mogelijk in beeld te hebben.
31
Hoofdstuk 6: Reactie college naar aanleiding van bestuurlijk hoor en wederhoor Hieronder is de brief opgenomen die betrekking heeft op het bestuurlijk hoor en wederhoor inzake twee onderzoeken. Alleen de reactie met betrekking tot het onderzoek inzake collegeprogramma is relevant.
32
Hoofdstuk 7: Nawoord rekenkamercommissie
De rekenkamercommissie nam kennis van de reactie van het college op het rapport inzake het onderzoek collegeprogramma. Aangaande de reactie van het college op vier van onze aanbevelingen merkt de rekenkamercommissie het volgende op: SMART-formulering Vanzelfsprekend het zo dat sommige doelstelling cq. de ambitie “vanuit een zeker urgentiebesef tot stand komt”. Dit neemt volgens de rekenkamercommissie niet weg Dat het streven erop gericht moet zijn deze ambitie zoveel mogelijk in meetbare termen te verwoorden. De gedachte dat ambitie niet in SMART-formuleringen is te verwoorden omdat “een referentiekader ontbreekt” onderschrijft de rekenkamercommissie niet. Immers: ambitie impliceert per definitie een gewenste afwijking ten opzichte van de huidige situatie. Deze huidige situatie dient hierbij aldus de rekenkamercommissie als een uitstekend referentiekader. Monitoring/verantwoording De reden waarom de rekenkamercommissie voorstander is van een separatie monitoring is dat in de P&C-stukken weliswaar een “verbinding” is gelegd met het collegeprogramma, maar deze verbinding heeft veelal het karakter van een “zoekplaatje”. Het is daardoor niet duidelijk of alle in het collegeprogramma verwoorde ambities ook hun plaats krijgen in de reguliere P&C-instrumenten. Er is géén totaaloverzicht waarin het bereiken van alle doelstellingen c.q. het leveren van de te leveren prestaties in een oogopslag kan worden gevolgd. Totstandkoming coalitie- en collegeprogramma De constateringen van het college zijn juist. De rekenkamercommissie heeft niet willen suggereren dat griffier, burgemeester en gemeentesecretaris een rol moeten hebben bij de coalitie- en collegevorming. De rekenkamer heeft willen duiden dat het verstandig is om vooraf, op hoofdlijnen te beschrijven hoe het proces van coalitie- en collegevorming zal gaan verlopen en welke rollen, participerend of ondersteunend, de diverse (mogelijke) actoren hierin spelen. Financieel maken van het programma Uiteraard is het zo dat een financiele vertaling van het collegeprogramma niet op stel en sprong te realiseren is. De rekenkamercommissie vraagt aandacht voor het zo snel mogelijk maken van de financiele vertaling, zodat snel duidelijk is of de in het collegeprogramma verwoorde ambitie ook daadwerkelijk realiseerbaar is. Rekenkamercommissie de Groene Rand
Drs. W.F.P. Hartmann Drs. J. v.d. Berg Drs. W.J.H.S. Lindelauf RA RO
35
Bijlage: realisatie collegeprogramma per afzonderlijk speerpunt
1
a. Elk projectvoorstel zal voorzien zijn van een communicatieparagraaf die mede tot doel heeft om inwoners beter te kunnen betrekken bij voornemens, plannen en beleid. Reactie college: In 2007 is de notitie projectmatig werken vastgesteld. Daarmee is een standaardopzet van startnotitie en projectplannen aangenomen. Daarmee ook dat ieder benoemd project en daaruit voortvloeiend ieder projectplan beschikt over een communicatieplan. Jaarstukken 2007: Bij de uitvoering van een groot aantal projecten heeft de gemeente, zowel intern als extern met de burgers, de politiek, de pers en andere doelgroepen gecommuniceerd. De communicatieadviseur heeft per project in overleg met de projectleiders een communicatieplan opgesteld. Projectleiders en de afdeling communicatie hebben ook regelmatig de voortgang van projecten besproken en op basis daarvan beoordeeld welke communicatiemiddelen op welk moment moeten worden ingezet. De rekenkamercommissie deed zelf onderzoek naar de wijze waarop collegebesluiten in Heeze-Leende zijn geformuleerd en stelde vast dat elk collegebesluit standaard wordt voorzien van een “kopje” communicatie en dat onder dit kopje tekst is opgenomen indien van toepassing. Conclusie: deze doelstelling is gehaald.
2
a. Teneinde burgers, onze gewaardeerde klant, sneller te bedienen van een antwoord worden schriftelijke en mondeling gedane verzoeken binnen een termijn van zes weken beantwoord. Reactie college: Het beantwoorden van brieven binnen zes weken blijft problematisch en een continu punt van aandacht voor zowel bestuur, management als medewerkers. Uit interviews is de rekenkamercommissie gebleken dat het principe van reageren binnen 6 weken is losgelaten omdat in de praktijk bleek dat dit leidde tot brieven in de trant van: “wij hebben uw brief ontvangen en zullen deze binnen x weken afhandelen”. Conclusie: deze doelstelling is niet gehaald
3
a. Indien binnen deze termijn een antwoord niet of niet volledig kan worden gegeven wordt de klant daar van bericht en tevens een mededeling gedaan omtrent de te verwachten afdoeningtermijn. Door de rekenkamercommissie is nagegaan of en op welke wijze dit wordt gemeten. Gebleken is dat dit niet het geval is. Conclusie: de rekenkamercommissie kan niet vaststellen of de klant in ieder geval wordt bericht over de te verwachten afdoeningtermijn.
36
4
b. De raad verzoekt een coördinatieverordening welke ziet op het afhandelen van verschillende besluiten in één bezwaar- en beroepsprocedure. Het College merkt op dat een en ander synchroon loopt met de invoering van de omgevingsvergunning. Een nader voorstel daartoe zal de raad voor 2008 (derde kwartaal 2007) worden voorgelegd. Reactie college: het implementatieplan omgevingsvergunning was gereed in juni 2009. Gelet op de knelpunten bij de landelijke voorziening is invoering uitgesteld van 1 januari 2010 tot een nader te bepalen datum maar in ieder geval tot na 1 juli 2010. Implementatieplan is een A2 samenwerkingsproject. De coördinatieverordening regelt dat verschillende vergunningaanvragen op het zelfde moment worden afgehandeld. Dit is bij de Wabo per definitie het geval. Per 1-1-2009 is Heeze-Leende Wabo-proof. Iedereen heeft cursussen gehad. De A2 gemeenten hebben gekozen om de samenwerking vorm en inhoud te geven door de werkwijzen te synchroniseren en waar mogelijk activiteiten en middelen op elkaar af te stemmen en gezamenlijk te beheren2. Medio 2007 ontvangt de gemeente, samen met de andere drie A2-gemeenten, een cheque van € 1.500 voor het samen opgestelde visiedocument3. Conclusie: de doelstelling is vanwege de (spoedige) implementatie van de Wabo gehaald.
5
c. Het College onderstreept de wens om het huidig strenge handhavingsbeleid voort te zetten. Bezien wordt op welke wijze samenwerking met de gemeenten Waalre, Valkenswaard en Cranendonck ondersteunend kan zijn aan deze doelstelling. Een nadere overweging wordt in het eerste kwartaal van 2007 daartoe gemaakt. Reactie college: Ten aanzien van handhaving binnen A2 verband zijn twee concrete acties uitgevoerd één gericht op illegale opvang/bewoning van buitenlandse werknemers en één om medewerkers bevoegdheden te verstrekken ook binnen andere A2 gemeenten op te treden. In het eerste kwartaal 2009 is een proef met BOA´s gehouden. de resultaten zijn bemoedigend echter de middelen ontbreken voor het continueren van de proef. Op 29 mei 2007 is door het college van B&W het visiedocument A2 gemeenten “op weg naar integrale vergunningverlening en handhaving” vastgesteld. In het uitvoeringsprogramma handhaving 2009 is over de samenwerking in regionaal verband het volgende te lezen: “In de voorgaande jaren hebben de A2-gemeenten ieder afzonderlijk reeds veel geïnvesteerd in handhaving. Er zijn beleidsplannen en programma’s in het kader van handhaving opgesteld en de handhaving is uitgebouwd naar integrale handhaving. Met ingang van 2010 is het de bedoeling dat de handhaving in de vier A2-gemeenten zo veel mogelijk op eenzelfde manier wordt opgepakt en daar waar mogelijk zo veel mogelijk wordt samengewerkt. Daarom is op dit moment een werkgroep bezig met het opstellen van een gezamenlijk beleidsplan, het zogenaamde omgevingsbeleidsplan A2-gemeenten” .
2 3
Bron: brief aan GS inzake reactie op intentieverklaring “samenwerking wabo noord brabant”. Bron: raadsinformatiebrief dd. 25 juni 2007.
37
Het omgevingsbeleidsplan wordt door de gemeenteraden van iedere gemeente vastgesteld, waarschijnlijk voor een periode van 4 jaar. De colleges van burgemeester en wethouders zullen dan verder jaarlijks invulling geven aan het beleidsplan door middel van het vaststellen van een handhavingsuitvoeringsprogramma. In de loop van 2009 zal waarschijnlijk een eerste concept worden voorgelegd. Er is nog geen sprake van een handhavingspool voor alle gemeenten tezamen. Conclusie: duidelijk is dat het college zich voldoende heeft ingespannen om de samenwerking in A2 met betrekking tot handhaving tot een succes te maken. Er zijn al grote stappen op dit vlak gezet.
6
d. De raad spreekt uit dat het koersdocument de basis vormt voor een visie- en kerntakendiscussie. Het College wenst te benadrukken dat het voeren van een kerntakendiscussie buitengewoon nuttig is als herbezinning op het gemeentelijke takenpakket, echter los gezien dient te worden van de budgettaire problematiek waarin de gemeente verkeert. Om te bereiken dat de raad een definitieve uitspraak zou doen over de vraag of er een kerntakendiscussie zou moeten worden gevoerd, heeft de waarnemend griffier op een rij gezet welke documenten er al bestaan in de gemeente. Voorts heeft hij geschetst dat de resultaten van een kerntakendiscussie regelmatig tegenvallen en dat deze bovendien niet opwegen tegen de tijd, energie en geld die je in een dergelijke discussie moet steken. Na een jarenlange discussie hierover heeft de raad in een raadsinformatiebijeenkomst in september 2007 unaniem besloten dat er géén kerntakendiscussie komt. Conclusie: deze doelstelling/prestatie is afgevoerd.
7
e. Ook het College onderstreept de noodzaak om actiever gebruik te maken van subsidiemogelijkheden. Daartoe zijn ambtelijk reeds initiatieven genomen om aan de hand van een subsidiescan (in samenwerking met de SRE) inzicht in mogelijkheden te vergroten. Deze scan moet in het najaar van 2006 leiden tot nadere voorstellen. Het College merkt, wellicht ten overvloede, op dat naast een te verkrijgen subsidie altijd eigen financiële middelen dienen te worden ingezet om de te bereiken doelen te verwezenlijken. Reactie college: De subsidiescan is uitgevoerd in 2006/2007. Op basis van de subsidiescan zijn subsidies aangevraagd en verkregen voor de ontwikkeling van scholen in Leende en Sterksel en het dorpshuis in Heeze. Interegsubsidie blijkt lastige materie gelet op de samenwerking in grensoverschrijdende projecten en de faseverschillen daarbij tussen de verschillende gemeenten. Daarentegen worden via de Plaatselijke Groep Streekplatform Boven Dommel wel substantieel europees subsidiegeld via Leader verstrekt. Uit interviews is de rekenkamercommissie gebleken dat met behulp van een extern deskundige verschillende medewerkers “subsidie-minded” gemaakt. Binnen elke portefeuille is thans aandacht voor het aspect subsidies. Dat Heeze-Leende subsidieminded is blijkt uit het feit dat de gemeente voor de nieuwe school in Sterksel, de brede schoolontwikkeling van de gehele gemeente en de nieuwe school in Leende subsidies ontvangt van € 100.000, € 38.350 resp. € 100.0004.
4
Bron: raadsinformatiebrief dd. 25 juni 2007.
38
Conclusie: deze doelstelling is gehaald
8
f. Het College wil de raad optimaal faciliteren in het ‘op hoofdlijnen’ kunnen besturen. Dit trachten wij te bereiken door; - informatie op hoofdlijnen aan te bieden; - binnen gestelde kaders mogelijkheden uit te werken; Hierop kan moeilijk antwoord worden gegeven. Doel/item is erg vaag. Conclusie: onduidelijk of deze prestatie is geleverd. Immers: de prestatie is te vaag geformuleerd.
9
g. Het College wil de gemeenteraad in overweging geven om, naast de uitgesproken inspanningsverplichting om regelmatig verantwoording af te leggen, de drie kernen in de gemeente Heeze-Leende te bezoeken. Blijkens informatie afkomstig van de griffier proberen de verschillende fracties op elke informatieavond of discussieavond in de kernen in de gemeente zoveel mogelijk aanwezig te zijn. Dit is geen doelstelling c.q. een prestatie die het college geacht wordt te leveren. Bovendien geeft het college “de gemeenteraad in overweging”. De rekenkamercommissie is van mening dat hier geen sprake is van een prestatie of doelstelling. Conclusie: dit is een prestatie/doelstelling die niet op het college betrekking heeft.
10
g. Op thematische wijze zouden inloopavonden in de kernen door de raad kunnen worden georganiseerd en kunnen raadsvergaderingen op locatie worden gehouden. Het vergaderen op locatie is een sympathiek initiatief, maar vanwege de regels over het digitaal opnemen van de vergadering en de uitzending van de raadsvergadering op Radio Horizon blijkt dit in praktijk niet uitvoerbaar zonder dat hier een behoorlijk kostenplaatje aan vast zit. Het dualisme in een gemeente met de omvang van Heeze-Leende moet praktisch worden ingevuld: thema avonden in de kernen worden vaak georganiseerd door het college waarbij raadsleden dan aanwezig zijn. Conclusie: ook dit is een prestatie/doelstelling die niet op het college betrekking heeft.
11
g. Speciale aanbeveling verdient het raadsagenda’s zo in te richten dat kerngebonden onderwerpen in de desbetreffende kern ook worden behandeld. Hiermee wordt concreet invulling gegeven aan ‘politiek dichtbij burgers’. Raadsagenda's worden zoveel mogelijk naar portefeuillehouder ingericht, waarbij wel rekening wordt gehouden met de samenhang in zaken zodat burgers in de raadsvergadering of de ronde tafel gesprekken niet onnodig lang moeten blijven zitten voor hun onderwerp aan de orde komt. Conclusie: dit gaat de raad aan
39
12
h. Het College juicht de wens van een efficiëntere en snellere methode van vergaderen zeer toe en nodigt de raad uit met nadere voorstellen te komen. Het vergaderstelsel is omgezet van een commissiestelsel naar het Vernieuwend Vergaderstelsel van het Actieprogramma Lokaal Bestuur. Gewerkt wordt via het systeem van Beeldvorming, Opinievorming, Besluitvorming (BOB) met Rondetafelgesprekken waarbij burgers op een informele wijze hun inbreng kunnen leveren op raadsvoorstellen en een Opiniërende en Besluitvormende raadsvergadering. Dit heeft minder vergaderdruk tot gevolg. De rondetafelgesprekken worden over het algemeen goed bezocht en zijn veel levendiger voor het publiek. In 2007 heeft het nieuwe vergaderstelsel zijn beslag gekregen. Geen commissies meer, maar twee gelijktijdige rondetafelgesprekken, waarbij de onderwerpen worden verdeeld over hard en zacht. Naast het nieuwe vergaderstelsel is in 2007 aangevangen met het ongeveer zeswekelijks organiseren van een raadsinformatiebijeenkomst. Via dergelijke bijeenkomsten worden de raadsleden en fractievertegenwoordigers uitgebreider en meer in detail geïnformeerd over thema’s die voor hen als bestuurder relevant zijn. Conclusie: ook dit gaat de raad aan.
13
i. We dienen als bestuur continue een afweging te maken tussen ambities en beschikbare middelen anderzijds. Het huidig voorzieningenniveau wensen we in stand te houden. Er zijn geen bestaande voorzieningen gesloten. Er zijn eerder (betere) voorzieningen bijgekomen (bijvoorbeeld: scholen, dorpshuis, centrum Leende etc.). De kwaliteit ervan is dus toegenomen. Er is geen sprake van toename van het aantal voorzieningen. Conclusie: Veel nieuwe accommodaties. Instandhouding van het niveau is gelukt.
14
i. Het College wenst publiek ondernemer te zijn; krachtdadig, kansen onderkennend en ook nemend waarbij, de collegeperiode van vier jaar overziende, sprake dient te zijn van een positief financieel meerjarenperspectief. In de jaren voor 2006 was sprake van structurele tekorten in de jaarstukken. Dit is omgebogen. In de afgelopen drie jaar is weer een positief meerjarenperspectief bereikt. In 2010 niet meer, maar dit is bij alle gemeenten het geval. Conclusie: deze doelstelling is grotendeels gehaald. Alleen een sluitende begroting na 2011 is nog niet bereikt.
15
j. Teneinde een goede kosten- en batenafweging te kunnen maken bij gemeentelijke projecten is reeds, in afstemming met de afdeling financiën, gesproken over een zwaardere adviserende en toetsende rol van de financieel consulenten.
40
Reactie college: De versterking adviesrol financieel consulenten is gestart in 2006 met een bewustwordingstraject en een opleidingstraject. Vanaf januari 2007 tot nu zijn financieel consulenten, managementteam en collega intensief betrokken bij het op orde brengen van de gemeentelijke financiën, bespreken en realiseren van ombuigingen en de presentatie van financiële gegevens. Deze bijeenkomsten zijn maandelijks. Uit interviews is de rekenkamercommissie gebleken dat het consulentschap toch nog wat moeilijk van de grond komt. Er is nog onduidelijkheid tussen de rol van de budgethouder /afdelingshoofd enerzijds en de financieel consulent anderzijds. Er worden wel financiële adviezen gegeven maar deze hangen nog los van de B&W-voorstellen. Er is dus nog geen sprake van integrale adviezen. Daarnaast komt de rol van de concerncontroller nog onvoldoende uit de verf. Conclusie: dit doel is gedeeltelijk behaald.
16
k. De raad is van mening dat de gemeentelijke lasten alleen worden verhoogd met meer dan het inflatiepercentage indien dit aantoonbaar noodzakelijk is. Het College is van mening dat noodzakelijkheid is aangetoond indien, naast de inflatiecorrectie, bovendien de korting van rijkszijde op de algemene uitkering èn ozb-hertaxatie-compensatie en nieuw beleid wordt betrokken. De conceptbegroting 2007 en verder zullen conform bovenstaand uitgangspunt worden uitgewerkt. Reactie college: De financiële basis van de gemeente is gezond. Gelet op de jaarrekeningen van 2006, 2007 en 2008 en de begrotingen 2007, 2008 en 2009 is de financiële positie van de gemeente Heeze-Leende stabiel ook gelet op de goedkeurende verklaringen en managementletters van de accountant. De begroting 2010 is reëel sluitend aangeboden aan de gemeenteraad. In 2007 stijgt de OZB fors, met circa 28%. Gemiddelde belastingdruk per huishouden stijgt van 236 naar 306. Daarmee is de financiele positie van Heeze-Leende gezond gemaakt. Door volledig benutten van belastingcapcatiteit. De aantoonbare noodzaak van de 28% stijging is in de begroting toegelicht. Conclusie: dit doel is bereikt.
17
l. De nadruk ligt op het uitvoering geven aan het bijgestelde (tengevolge van de ingrijpende bezuinigingen op het ambtelijk apparaat) integraal veiligheidsbeleidplan. Het College onderkent de beperkte beïnvloedingsmogelijkheden bij de verschillende actoren in de keten van veiligheid, zoals bijvoorbeeld de politie. Het College acht de gestelde wettelijke taken en verplichting in de keten van veiligheid als ondergrens waaraan voldaan dient te worden.
41
Het integraal veiligheidsplan is thans nog niet klaar. Dat zal pas volgend jaar worden. Wel neemt Heeze-Leende deel aan de landelijke veiligheidsmonitor. De resultaten daarvan zijn april 2010 gereed en zal dienen als basis voor veiligheidsbeleidsplan. De veiligheidsmonitor is doorgeschoven naar 2009. Dit betekent dat het integraal veiligheidsbeleid niet in 2009 kan worden uitgewerkt. De monitor is een landelijke enquête waarin veiligheid en veiligheidsgevoel centraal staan. Met een nauwe samenwerking met de gemeente Cranendonck, zal met de uitslagen van de monitor een nieuw integraal veiligheidsplan worden gemaakt dat toepasbaar is op beide gemeenten welke liggen in de zelfde politieafdeling. Conclusie: dit doel is slechts deels gerealiseerd. Alleen de veiligheidsmonitor is uitgevoerd.
18
m. In 2003 is het gemeentelijk verlichtingsplan vastgesteld. Dit verlichtingsplan kent een looptijd van 10 jaar (tot 2013). In het jaar 2008 (halverwege de looptijd) zal het College een evaluatie opstellen voor de raad teneinde inzicht te geven aan de uitvoering van het gemeentelijk verlichtingsplan. Reactie college: Het verlichtingsplan wordt jaarlijks bijgesteld op basis van de resultaten van het lopende jaar. Financiële impact wordt verwerkt in de begroting voor het daaropvolgende jaar. In 2009 is besloten ook een proef te starten met LED verlichting. Een jaarlijkse evaluatie maakt het plan minder star en de mogelijkheden voor alternatieve uitwerking groter. De evaluatie van het verlichtingsplan is in september 2008 door de raad vastgesteld. Het jaarlijkse budget blijft gelijk en de looptijd is met twee jaar verlengd. Er is al een verbeterslag gemaakt naar LED-verlichting. Er loopt thans een proef in het buitengebied en in de kom. Conclusie: deze prestatie is geleverd.
19
n. middels een amendement op de vastgestelde kadernota is het College opgeroepen een studie cq. onderzoek op te starten naar de mogelijkheden voor een totaaloplossing voor de verkeersproblematiek voor de gemeente Heeze-Leende en voor wat betreft de ontsluitingsweg de besluitvorming van 20 december 2004, raadsbesluit 7.4, te volgen. Het College zal uitvoering geven aan dit amendement en de financiële en planologische haalbaarheid onderzoeken. In het vierde kwartaal van 2006 zal een voorstel op welke wijze wij een en ander inzichtelijk willen krijgen ter beraadslaging worden voorgelegd. Reactie college: De totaaloplossing voor de verkeersproblematiek is een door de raad breed gedragen insteek. In 2007 heeft de raad ingestemd met de uitwerking van het plan5. Op 30 januari 2007 is een informatieve raadsvergadering gehouden waarin het plan van aanpak is toegelicht. Door een extern projectleider zijn inmiddels de wijkontsluitingsweg en de centrale as helder in beeld gebracht. Deze werkwijze heeft tot gevolg dat derden en partners zoals provincie, rijkswaterstaat en naburige gemeenten betrokken zijn en het draagvlak voor oplossingsrichtingen groot is. De realisatie van turborotondes door de gemeente Geldrop, in goed overleg en in afstemming met de gemeente Heeze-Leende (zie volgend punt), levert een belangrijke positieve bijdrage in het verminderen van het ochtendspitsknelpunt. Tevens is een uitvoeringsprogramma opgesteld voor de jaren 2009 t/m 2012.
5
Raadsvoorstel dd. 26 feb. 2007 inzake “totaaloplossing verkeersproblematiek”.
42
In week 2 van 2008 gaat er een persbericht uit waarin het volgende valt te lezen: “het onderzoek naar mogelijke oplossingen voor de verkeersproblematiek in Heeze-Leende is in 2007 afgerond. De gemeente kiest heel duidelijk voor sturing van het verkeer langs één centrale as. Deze as loopt van de afslag a2 bij Zevenhuizen tot de Somerenseweg. Deze centrale as wordt een 80km weg. Alle overige wegen worden ingericht als 30 of 60 km weg. Hierdoor zal het doorgaande verkeer door de woonkernen sterk afnemen. Gezien de grootte en de impact van deze aanpak overstijgt de realisatie van dit project meerdere raadstermijnen. De tijdhorizon is gesteld op 2020. Dit hoeft geen probleem te zijn aangezien de verkeersproblematiek in Heeze, Leende en Sterksel door achtereenvolgende gemeenteraden steeds is erkend”. Conclusie: er zijn belangrijke stappen gezet. De totaaloplossing (hoe deze er ook moge uitzien) is nog niet gerealiseerd.
20
n daarnaast zal het College, in het licht van de beschreven verkeersknelpunten, de volgende voorstellen ontwikkelen; Kern Heeze: - een spoedige oplossing van de ontsluiting van Heeze op de A-67 en de kern Geldrop. De aanleg van turborotondes zal eerst in 2007 worden aangevangen. Het college ervaart de huidige verkeersdoorstroming op de Geldropseweg als onvoldoende. Nog in 2006 dienen de genomen maatregelen tot een substantieel betere doorstroming van verkeer op deze verkeersas te leiden. In Geldrop (voormalig grondgebied Heeze-Leende) zijn turbo-rotondes aangelegd bij op- afrit A67. Conclusie: prestatie is geleverd
21
n. De ontsluiting van de Bulders (verwijzing in amendement naar raadsbesluit van 20 december 2004) zal in de begroting van 2008 worden opgenomen; Reactie college: De verwachting is dat ten aanzien van deze wijkontsluitingsweg in 2010 een plan van aanpak kan worden gepresenteerd. Dit is mede afhankelijk van een sluitende financiële paragraaf. Hiertoe wordt vanaf 2008 intensief gesproken met de partners op gebied van volkshuisvesting en gebiedsontwikkeling. Op 17 november 2009 is in het college een besluit genomen inzake de grondexploitatie “de Bulders” (onder geheimhouding ex art. 55 GW). Op maandag 30 november 2009 lag er een voorstel voor de raad inzake aanleg van de rondweg en ontwikkeling de Bulders; 450 woningen. De randweg is een bovenwijkse voorziening. In de raadsinformatiebrief van week 18, 2009 valt te lezen dat het college de randweg bij de provincie heeft aangemeld als project dat door de provincie kan worden voorgefinancierd ter bestrijding van de gevolgen van de recessie. Conclusie: er zijn belangrijke stappen gezet. De randweg is nog niet gerealiseerd.
43
22
n. een optimaliseringsevaluatie van de Jan Deckerstraat-Kapelstraat zal aanvang 2007 worden gehouden. Reactie college: De optimalisatie evaluatie is afgerond in 2008. De resultaten zijn nog niet geïmplementeerd omdat het college en de gemeenteraad overeen zijn gekomen dat de evaluatie in samenhang moet worden gezien met de wijkontsluitingsweg rond de bulders (randweg Heeze). In mei 2008 is een voorstel aan de raad voorgelegd tot het invoeren van een maximumsnelheid van 30 km/h in de Jan Dekkerstraat en de Kapelstraat te Heeze. In november 2009 is een voorstel aan de raad voorgelegd inzake een kredietaanvraag groot € 205.700 in verband met verkeersremmende maatregelen. Er zijn laad- en losstroken aangebracht. In februari 2007 heeft de rechtbank vastgesteld dat de straat ofwel een snelheidslimitering van 30 km/u moet krijgen dan wel een snelheidslimitering van 50 km/u. Oorspronkelijk was het de bedoeling de optimalisatie en evaluatie in 2007 uit te voeren. Het afgelopen jaar zijn plannen gemaakt voor de inrichting van de straat. Deze plannen worden naar verwachting begin 2008 aan het college voorgelegd ter goedkeuring. Na goedkeuring zullen de plannen worden uitgevoerd. In de raadsinformatiebrief van week 26, 2009 valt te lezen dat het verkeer in de Kapelstraat en Jan Dekkerstraat beter is gaan doorstromen vanwege het aanleggen van laad- en losplekken. Conclusie: er zijn belangrijke stappen gezet. De oplossing voor de Jan Deckerstraat is er echter nog niet definitief.
23
n. Overdracht van de provinciale weg Valkenwaardseweg); besluitvorming is voorzien in 2007.
(Leenderweg,
Langstraat
en
Dit is gebeurd. Betreft NZ34. Deze weg is circa 2 ½ jaar geleden overgedragen. Conclusie: dit is gerealiseerd.
24
n. aandacht voor sluipverkeer in de kern Leende bij verkeerscongestie op de A-2 Kern Sterksel: Er is sprake van éénrichtingsverkeersplan tijdens bloktijden c.q. de ochtend. In de raadsinformatiebrief week 40 van 2008 wordt uitvoerig op de genomen maatregelen ingegaan. In de raadsinformatiebrief week 49 2008 wordt aangekondigd dat de maatregelen, die in eerste instantie tijdelijk waren, definitief worden. Conclusie: dit doel is gerealiseerd
25
n. Het Integraal Dorpsontwikkelingsplan Sterksel vraagt aandacht voor een verkeersluwe omgeving bij de basisschool. Het College zal dit nader uitwerken; Er zijn bij de basisschool verkeersremmende maatregelen getroffen; 30 km gebied, drempels etc. Probleem is: waar komt centrale as. De Beukenlaan in Sterksel is nog steeds een doorgaande weg.
44
Conclusie: prestatie is gedeeltelijk gerealiseerd
26
n. De ontsluiting van het Landbouwontwikkelingsgebied Chijnsgoed heeft aandacht van het College. De ontsluiting heeft vier jaar lang “aandacht” gehad. Dit heeft geleid tot verkeersstudies, samen met Maarheeze. Een en ander hangt samen met de ontsluiting van vervoersbedrijf Reiling Sterksel BV. Thans gaat er veel verkeer door kernen Sterksel en Maarheeze. Dit moet veranderen, maar buurgemeente Cranendonk werkt onvoldoende mee. Door Oranjewoud is in het verleden al een rapport hierover uitgebracht. Cranendonk heeft hier nog niet op gereageerd. Inmiddels zijn we anderhalf jaar verder en is er nog niets gebeurd. Conclusie: Heeze-Leende is klaar, het wachten is op Cranendonk. Conclusie: doel is niet gehaald. Inspanningen wel geleverd.
27
o. De raad draagt het College op het Gemeentelijk Verkeers- en vervoersplan (GVVP) tweejaarlijks te evalueren. Reactie college: In 2008 is het GVVP geactualiseerd en bijgesteld naar een uitvoeringsplan voor een aantal investeringen in de verkeersveiligheid. Het uitvoeringsprogramma verkeer vervangt het GVVP. De rekenkamercommissie heeft het uitvoeringsplan/programma geraadpleegd en daarmee vastgesteld dat de prestatie geleverd is. Conclusie: prestatie is geleverd.
28
o. Het College wenst de prioriteitenlijst van het GVVP op korte termijn te actualiseren. Een voorstel daartoe zal in het derde kwartaal van 2006 aan de raad worden voorgelegd. Op 25 september 2006 is een nieuwe “prioriteitenlijst uitvoering verkeersmaatregelen GVVP” aan de gemeenteraad voorgelegd. Conclusie: prestatie is geleverd.
29
p. Het College wenst een kwalitatieve verbetering van de bestaande fietspaden in de komende vier jaren te bereiken en zal daartoe een 4- jarenplan opstellen. In het tweede kwartaal van 2007 zal dit uitwerkingsplan ter vaststelling aan de raad worden voorgelegd. Reactie college: Het fietspadenplan s in 2009 door de gemeenteraad vastgesteld. Het bevat een uitvoeringsplan voor het onderhouden en upgraden van een aantal gemeentelijke fietspaden. Het Bels Lijntje wordt als eerste daadwerkelijk uitgevoerd (mede dankzij een forse subsidie van het SRE)
45
In de raadsinformatiebrief week 48 van 2008 wordt gemeld dat het concept fietspadenplan voor 98% gereed is. Het fietspadenplan wordt uiteindelijk op 23 maart 2009 door de gemeenteraad vastgesteld6. Het bevat een uitvoeringsplan (2009-2013) voor het onderhouden en upgraden van een aantal gemeentelijke fietspaden. Het Bels Lijntje wordt als eerste daadwerkelijk uitgevoerd (mede dankzij een forse subsidie van het SRE). Bij de totstandkoming van het fietspadenplan is gestart met een inventarisatie van de fietspaden zowel binnen als buiten de bebouwde kom. Ook is een inventarisatie gedaan naar eisen omtrent de uitvoering en het onderhoud van deze fietspaden. Conclusie: deze prestatie is geleverd.
30
q. Het College zal actief lobbyen teneinde het aanbod van openbaar vervoer in de gemeente uit te breiden. Het College acht het huidig niveau van het openbaar vervoer als minimaal vast te houden kwalitatieve ondergrens. Er is geen sprake van uitbreiding van het openbaar vervoer. Wel is er sprake van onderhandelingen met betrekking tot het behoud van de bestaande lijnen, met name lijn 173: Eindhoven-Heeze7. Dit op initiatief/lobby van de SP waaraan het college zich heeft gecommitteerd. SRE = consessiehouder. Heeze-Leende heeft vanaf het eerste moment bezwaar gemaakt tegen het bestek. De dorpsraad Leende kwam ook in verweer tegen afschaffen lijn 173. Thans wordt ook gekeken naar een mogelijkheid om een buurtbusvoorziening te krijgen naar ziekenhuis St. Anna in Geldrop. Samen met SRE wordt gekeken of dit mogelijk is. In de raadsinformatiebrief nummer 31 van 2007 valt te lezen dat sprake is van een uitbreiding met lijn 175 en 176. Lijn 175 betreft de verbinding Leende-Valkenswaard, lijn 176 betreft de verbinding Leende met station Heeze. In de raadsinformatiebrief van week 27, 2009 is een persbericht opgenomen betreffende de melding “dat gemeente Heeze-Leende een groot voorstander is van volledige instandhouding van buslijn 173 (Leende-Eindhoven zuid). De gemeente ondersteunt dan ook alle initiatieven van bewoners en politieke partijen om de buslijn te behouden”. Conclusie: deze prestatie is deels geleverd.
31
r. Niet alleen wenst het college een inhaalslag op achterstallig wegonderhoud uiterlijk in 2007 te bereiken, het College wenst tevens te bereiken dat de grondslag voor toewijzing van financiële middelen voor wegonderhoud in de begroting 2008 is gebaseerd op een rationeel meerjaren onderhoudsprogramma. Daartoe zal het College een voorstel opstellen dat in het tweede kwartaal van 2007 ter beraadslaging aan de raad zal worden voorgelegd.
6
Bron: raadsvoorstel tot het vaststellen van het fietspadenplan In de raadsinformatiebrief van week 31 2007, wordt het mogelijk vervallen van deze lijn aangekondigd. Tevens wordt in deze brief ingegaan op het feit dat vanuit de zijde van Heeze-Leende hiertegen bezwaar wordt gemaakt. 7
46
Reactie college: In 2008 is het onderhoudsprogramma wegen8 als basis gebruikt voor de onderhoudsraming en de raming van wegvakken (groslijst). Op basis van een visuele inspectie is de daadwerkelijke aanbesteding (shortlijst) vorm gegeven. Inmiddels is met de aanbesteding van het wegenonderhoud een vervolgstap gezet, in die zin dat een innovatieve vorm van aanbesteding is geïntroduceerd waarbij niet vooraf een uitvoerig bestek wordt gemaakt, maar op basis van de vakkundigheid van de verschillende inschrijvers werkzaamheden, een prijs en garantstelling wordt gevraagd. Deze vorm van aanbesteden is samen met BIZOB geïntroduceerd en uitgewerkt. Bij positieve resultaten, is dit een weg die ook op andere terreinen van onderhoud wellicht kan worden toegepast. Ook een toepassing in breder verband bijv. de A2 gemeenten ligt voor de hand. Voor het eerst in jaren worden de plannen ook uitgevoerd worden in het jaar waarin ze zijn gepland. Heeze-Leende ligt dus volledig op schema. In de raadsinformatiebrief van 7 juni 2007 is hierover het volgende te lezen: “de wegen in Heeze-Leende liggen er weer goed onderhouden bij. Omdat er in de afgelopen jaren een achterstand was ontstaan op het onderhoudsniveau van de wegen heeft de gemeente eenmalig een flinke investering gedaan en daarmee een 6-tal wegen verbeterd. De wegen in Heeze-Leende voldoen nu weer aan de eisen en de grote overlast is voorbij”. In de raadsinformatiebrief van week 46 2007 is te lezen dat in de raadsvergadering van 13 november het programma van eisen voor de meerjarige aanbesteding onderhoud heeft plaatsgevonden. In het PvE moet worden aangegeven wat het ambitieniveau is. Om dit niveau te kunnen vaststellen is gebruik gemaakt van de normen zoals die worden gehanteerd door het CROW. Het CROW hanteert 4 verschillende kwaliteitsniveaus die zijn gebaseerd op 6 beleidsthema’s. Het is mogelijk om voor iedere weg op elk beleidsthema een kwaliteitsniveau vast te stellen. In de raadsinformatiebrief 10 van 2009 valt te lezen dat een nieuwe manier van aanbesteden is ingezet. Bij deze nieuwe manier kijkt de aannemer naar het gehele wegbeeld. Vervolgens worden de inspectiedata in het beheersysteem ingelezen. De gemeente geeft vervolgens antwoord of e.e.a. met riolering, groen of anderszins integraal moet worden aangepakt of worden uitgesteld. Conclusie: rationeel wegbeheer is ingevoerd
32
s. De reductie van personeel in de begroting 2006 is gebaseerd op een versobering van het openbaar groen dat moet leiden tot een minder arbeidsintensief onderhoud van onze groene infrastructuur. Het College wenst deze ingezette lijn onverkort te handhaven. De rekenkamercommissie heeft navraag gedaan naar deze doelstelling. Er is geen duidelijk en eensluidend antwoord op deze vraag ontvangen. Of dit doel bereikt is, is derhalve ongewis. Conclusie: onduidelijk is of dit doel bereikt is.
8
Bron: collegevoorstel dd. 27-5-2008 m.b.t. onderhoudsprogramma wegen.
47
33
t. Het College is van mening van de Landbouwontwikkelgebieden een uitgelezen mogelijkheid bieden om lokale knelpunten toekomstgericht op te lossen. Het ontwikkelplan vormt daarbij de basis voor de invulling van deze zogenaamde LOG’s. Met nadruk stelt het college in de reconstructie kansen te (willen) zien. Er is een ontwikkelplan vastgesteld en naar de provincie gestuurd. De uitvoering laat op zich wachten omdat de provincie traag is. Er moet nog een exploitatieplan door provincie worden vastgesteld. Er is door gemeente Heeze-Leende op 14 april 2008 een geurverordening vastgesteld. Begin vorige zomer (2008) is de afspraak gemaakt tussen Cranendonk, HeezeLeende en de provincie, dat de provincie dit zou gaan trekken. Hierover zijn gesprekken gevoerd met Paul Rüpp deputé RO. In december 2009 is er nog niets gebeurd. Het gaat erg traag. De LOG’s wachten nog steeds op goedkeuring door GS. Conclusie: inspanningen zijn geleverd, echter nog zonder resultaat.
34
u. Uiterlijk in 2007 wenst het college inzicht in de kansen die de reconstructie voor de gemeente Heeze-Leende biedt. Reactie college: In 2007-2008 is hard gewerkt aan het reconstructieplan en de plannen voor de LOG gebieden. Gelet op de veelheid van belangen is de besluitvorming door provincie een uiterst traag en ingewikkeld proces geworden. Uitvoering van de reconstructieplannen en het bereiken van de doelstellingen wordt daardoor sterk belemmerd. In de raadsinformatiebrief van week 11 van 2009 is een brief opgenomen van het college aan gedeputeerde Rüpp waarin wordt verzocht om een versnelling van de reconstructie in HeezeLeende. LOG is een uitwerking van de reconstructie. Er is een meerjarenplan reconstructie opgesteld en aan de raad voorgelegd. Op 9 november 2009 zijn door de raad middelen ter beschikking gesteld voor de projecten IDOP Leenderstrijp, invoering Groen en Blauwe diensten en streekhuis9. Conclusie: er zijn diverse inspanningen verricht maar het eindresultaat is nog niet bereikt.
35
v. Bij de uitwerking van het toeristisch-recreatief kader wenst het College de agrotoeristische mogelijkheden uit te nutten. In het op te stellen toeristisch-recreatief beleidsplan (einde 2006/aanvang 2007) dient dit nader uitgewerkt te worden waarbij tevens de rol van de gemeente als regisseur een nadere invulling moet krijgen. De toeristisch-recreatieve potenties van onze gemeente vormen een belangrijke economische pijler van de lokale economie. Reactie college: Er is geen toeristisch recreatief beleidsplan vastgesteld. Wel zijn er een aantal doelen benoemd door de recreatief toeristische sector. Deze doelen zijn opgenomen in het economisch beleidsplan10. Toeristische poort en Wandelroutenetwerk zijn in 2009 gerealiseerd. Discussie over toeristische poorten en startpunten loopt nog niet. De agro-toeristische mogelijkheden zijn opgenomen in het bestemmingsplan buitengebied.
9
Bron: Raadsvoorstel financiering reconstructie buitengebied dd. 9 nov. 2009 Bron: Brief aan de gemeenteraad dd. 9 november inzake “monitor economisch beleidsplan”.
10
48
Conclusie: beleidsplan is niet opgesteld. In de plaats daarvan zijn wel een aantal andere prestaties geleverd.
36
w. Zoals onder p. gesteld zal het College een vierjarenplan opstellen ter kwalitatieve verbetering van de bestaande fietspadeninfrastructuur. De gemeente dient motor te zijn in het uitdragen van de gemeente als aantrekkelijke fiets- en wandelgemeente. Het fietspadenplan is vastgesteld op 23 maart 2009. Conclusie: fietspadenplan is gerealiseerd
37
x. Het economische beleidsplan dient te worden geëvalueerd teneinde te bezien of een actualisatie dan wel vernieuwing van het beleidsplan noodzakelijk is. Een en ander wordt nadrukkelijk in verbinding gebracht met de wens om een duurzaam en vitaal economische klimaat tot stand te brengen. De evaluatie van het economische beleidsplan zal de raad ter beraadslaging worden voorgelegd in het vierde kwartaal van 2007. Reactie college: In (augustus) 2008 is het economisch beleidsplan geactualiseerd en voorzien van een uitvoeringsagenda. Vanuit de veelheid aan doelstellingen die het oorspronkelijke plan bevatte zijn een aantal concrete acties benoemd in goed overleg met het bedrijfsleven. De acties hebben deels betrekking op de werkzaamheden en verantwoordelijkheden van de gemeente Heeze-Leende en deels de verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven zelf. In de raadsinformatiebrief van 14 juni 2007 wordt de evaluatie van het beleidsplan aangekondigd. De evaluatie komt tot stand in samenwerking met verschillende “sleutelfiguren”11. In september 2008 is door de gemeenteraad het dynamische document economisch beleidsplan 2009 en volgende jaren vastgesteld. In het beleidsplan is met name aandacht geschonken aan het uitvoeringsprogramma. Het economisch beleidsplan zal in 2009 in uitvoering worden genomen. Conclusie: deze doelstelling is gehaald
38
y. Het College roept de ondernemers in de gemeente op het economisch beleidsplan en de daarin vervatte actiepunten ter hand te nemen. Het afwachten van de onder x. aangekondigde evaluatie dient niet te leiden tot stagnatie. Uit interviews die de rekenkamercommissie voerde is gebleken dat, naar aanleiding van het economisch beleidsplan, werkgroepen zijn gevormd waar ondernemers deel van uit maken. Het economisch actieplan is in gezamenlijkheid opgesteld. Door werkgroep, stuurgroep, klankbordgroep etc. Conclusie: ondernemers zijn voldoende bij het economisch beleidsplan betrokken.
11
Volgens de raadsinformatiebrief week 19 2008 werd op 18 juni 2008 het gezamenlijk opgesteld Economisch Beleidsplan gepresenteerd.
49
39
z. Een inventarisatie van uitbreidingsbehoefte op de Poortmannen heeft plaatsgevonden. Zo spoedig mogelijk dienen de bevindingen daarvan te worden gecommuniceerd. In deze collegeperiode wordt fase drie van de Poortmannen ontwikkeld, evenals locatie de Kluis. Reactie college: Als gevolg van de prioriteit op woningbouw en het tijdig opnemen van deze projecten binnen de diverse bestemmingsplannen (voor 28 mei 2009) is prioriteit gegeven aan het actualiseren van de drie komplannen. De planning voor het bestemmingsplan voor de Poortmannen is daarmee naar achter bijgesteld. Het plan wordt maart 2010 in procedure gebracht. De locatie aan de Kluis is wel ontwikkeld. Hier kunnen een drietal bedrijven worden gehuisvest die nu binnen de bebouwde kom gevestigd zijn. Het uitplaatsen van de drie bedrijven is eveneens een project op basis van de pilot bouwen binnen strakke contouren. Er zijn diverse behoefteonderzoeken uitgevoerd. Er is al sprake van een voorontwerp voor de Poortmannen. Echter: nu zit het economisch tij tegen. Er is minder/geen behoefte aan grond. Het bestemmingsplan is thans in procedure. Er wordt gesproken over 6 ha bedrijfsterrein en 1 ha openbaar gebied. 6 ha valt uiteen in 3 ha inbreiding en 3 ha uitbreiding (fase 3). Op 27 januari 2009 ging het college akkoord met de aankoop van grond nabij Euvelwegen te Heeze ten behoeve van het bedrijventerrein de Poortmannen. Op 13 oktober 2009 stemde het college in met het “nieuwe bestemmingsplan voor bedrijventerrein de Poortmannen”. De Kluis maakt hier onderdeel vanuit. Volgens bovengenoemd collegevoorstel dd. 13 oktober zal naar verwachting het bestemmingsplan door de raad op 19 juli 2010 worden vastgesteld. De haalbaarheid van deze planning hangt mede af van het aantal reacties (inspraak /zienswijzen) en de tijd die de provincie nodig heeft voor het vooroverleg. Conclusie: fase drie is wel opgestart (bestemmingsplan) maar nog niet ontwikkeld
40
z. Het College neemt een positieve grondhouding aan voor een landgoedontwikkeling aan de Euvelwegen om daarmee het aanzicht van Heeze vanuit Sterkselse zijde te vergroenen. Het College juicht initiatieven die hierop betrekking hebben van harte toe en nodigt partijen uit met hen in contact te treden. De landgoedontwikkeling heeft betrekking op de groene omzoming van fase3 Poortmannen. Zoals hierboven vermeld is het bestemmingsplan van de Poortmannen door het college vastgesteld. De groene omzoming van het plan vanuit de kant van Sterksel maakt hier onderdeel van uit. Conclusie: bestemmingplan is gereed, echter realisatie moet nog plaatsvinden.
50
41
e
aa. Op korte termijn (2 kwartaal 2007) zal de raad een meerjarenonderhoudsplan schoolgebouwen worden aangeboden teneinde de wens van kwalitatieve goede huisvesting ook nader gestalte te geven. Reactie college: Het meerjarenonderhoudsprogramma voor scholen is anders ingevuld dan oorspronkelijk de doelstelling was. De discussie binnen college en gemeenteraad over de kerntaak van de gemeente (zorg dragen voor goede onderwijshuisvesting versus het beheren onderhouden en in eigendom hebben van scholen) heeft geresulteerd in drie nieuwe scholen en vergevorderde plannen voor nog eens drie nieuwe scholen. Daarmee is de onderhoudsdiscussie anders ingevuld. Ten aanzien van het onderhoud van overige gemeentelijke gebouwen wordt met nadruk gekeken naar de resultaten van het project onderhoud wegen. Het meerjarenplan is vastgesteld op 13-11-2006 (B&W op 10-10-2006). Er is per school (voorziening onderhoud schoolgebouwen) een plan opgesteld in overleg met OLO. Het OLO overleg is samen met schoolbesturen vastgesteld. Conclusie: deze prestatie is afgevoerd vanwege ontwikkelingen en voortschrijdend inzicht
42
aa. Hierbij worden tevens de peuterspeelzaalaccommodaties betrokken voor zover de gemeente eigenaar is (kern Heeze). Het onderhoud van Sterksel en Leende is thans via de huurovereenkomst geregeld. Peuterspeelzalen zijn/worden in brede school concept meegenomen. Ook in Heeze is er een brede school, door brand Trumakkers, vlak na verkiezingen/collegevorming. Alle drie de kernen hebben een brede school, inclusief peuterspeelzaal op huurbasis. Conclusie: deze prestatie is geleverd
43
aa. Voor de kernen Leende en Sterksel geldt dat de gemeente de accommodatie huurt; de te bereiken kwaliteit van huisvesting kan via de huurovereenkomst worden beïnvloed. Dit is geen speerpunt maar een gegeven. Is ook via huurovereenkomst geregeld. Dit geldt na de brand in Trumakkers ook voor Heeze. Conclusie: geen speerpunt
44
bb. Het College stelt vast dat aan het huidig onderwijsbeleidsplan te weinig invulling wordt gegeven. In overleg met het onderwijsveld wil het college vaststellen op welke wijze de komende jaren de vigerende onderwijsvisie wordt gerealiseerd. Daartoe zal het College per jaar een uitwerkingsplan opstellen. Het College benadrukt dat zij autonoom is in het vaststellen van de budgettaire ruimte voor het taakveld onderwijs. Reactie college: Het onderwijsbeleidsplan wordt jaarlijks geüpdate. De introductie van de WMO met versterkte aandacht voor jeugd en gezin heeft ook het overleg en de afstemming tussen onderwijs en de gemeente een andere inhoud gegeven. Met het onderwijs wordt met nadruk een aantal doelen afgesproken die in het OLO worden bewaakt en teruggekoppeld.
51
Er is sprake van een nieuw onderwijsbeleidsplan 2009-2012. Vastgesteld door raad dd. 20-072009. Er is een lokaal educatieve agenda vastgesteld. Deze wordt per jaar met speerpunten ingevuld. Lokaal educatieve agenda is uitwerking van het onderwijsplan. Jaarlijkse speerpunten zijn onder andere School maatschappelijk werk, cultuureducatie etc. Conclusie: prestatie is geleverd.
45
c. Het College acht het wenselijk dat het peuterspeelzaalwerk, de kinderopvang, het onderwijs, de jeugdhulpverlening, het jongerenwerk en sportverenigingen hun communicatie zorgvuldig afstemmen waarbij het kind centraal dient te staan. Het College wil onderzoeken op welke wijze zij daarin kan acteren en bevorderend kan optreden (einde 2007). Doelstelling is substantieel minder drop-outs in 2010. Reactie college: De afgelopen vier jaar is door het kabinet fors geïnvesteerd in de uitwerking van de WMO met de taakvelden gericht op jongeren en de taakvelden gericht op jeugd en gezin. Dit heeft in 2009 geresulteerd in de oprichting van een centrum voor jeugd en gezin waar de coördinatie en bewaking van de uitvoering door verschillende instanties plaatsvindt12. De gemeente heeft in dit proces een trekkende en sturende rol vervuld. Er is geen sprake van een nulmeting met betrekking tot dropouts. Er is echter ook geen middelbare school in Heeze-Leede. Leerplichtambtenaren werken samen in regionaal verband. Daarnaast is er periodiek overleg over probleemjongeren waarbij oa. Politie, scholen, maatschappelijk werk etc. betrokken zijn. Het jeugdbeleidsplan is door de raad vastgesteld op 23 maart 200913. Tevens is aangesloten bij BOS-project: Buurt, onderwijs, sport. Conclusie: het doel is te vaag geformuleerd om concrete uitspraken te doen. Er zijn wel diverse prestaties geleverd
46
dd. Het College wenst de leerlingprognoses zo spoedig mogelijk te actualiseren. Op basis daarvan zullen richtinggevende uitspraken worden gedaan over de huisvesting van scholen. Reactie college: De leerlingenprognoses zijn in eind 2006 geactualiseerd. Op basis van deze cijfers is ook de ontwikkeling van nieuwe onderwijshuisvesting vorm en inhoud gegeven. Het betreft hier een B&W-besluit van december 2006 inzake prognoses en benodigde lokalen. Een keer 5 jaar vindt er een leerlingenprognose plaats. Dit is het laatst gebeurd eind 2006 in verband met de brand in de Trumakkers. In 2011 vindt er weer een reguliere prognose plaats. Bij de verkiezingen was er een school te veel. Bij de prognose eind 2006 is rekening gehouden met groei van de gemeente wegens nieuwbouw en aanwas bevolking. Conclusie: prestatie is geleverd.
12 13
Bron: “startnotitie Sluitende Keten, Centrum Jeugd en Gezin”, januari 2009. Bron: nota jeugdbeleid, januari 2009
52
47
dd. De fysieke inrichting van de schoolgebouwen dient aan de sluiten bij de huidige eisen die de samenleving daaraan stelt. Door de bouw van de brede scholen is dit doel deels bereikt. Bij de oude scholen wordt de klimaatbeheersing geregeld door gebruikmaking van subsidies van het ministerie OCW ad € 80.000. Conclusie: vraag is of het doel volledig is bereikt. Niet alle scholen zijn vernieuwd. Vraag is of klimaatbeheersing voldoende is om te concluderen dat de fysieke inrichting voldoet aan de huidige eisen.
48
dd. Het College verbindt de kwaliteitsimpuls onderwijs aan de mogelijkheden die de pilot Bouwen binnen strakke contouren ons biedt. Door de pilot is samenwerking gezocht met woningcorporaties in Leende en Sterksel. Samen met deze corporaties zijn de brede scholen gerealiseerd. Conclusie: prestatie is geleverd. In samenwerking met corporaties zijn nieuwe scholen gerealiseerd.
49
dd. Het College is bijzonder trots op de binnen het complex Kempenhaeghe gedegen onderwijsinstelling de Berkenschutse dat gespecialiseerd is in het lesgeven aan en ambulant begeleiden van leerlingen met epilepsie. Evenwel is er ook zorg gelet op de grote financiële risico’s die verbonden zijn aan deze school nu de financieringssystematiek landelijk ter discussie lijkt te staan. Het College volgt de ontwikkelingen op de voet en zal, indien noodzakelijk, actief lobbyen teneinde de belangen van de gemeente optimaal te behartigen. Het complex Kempenhaeghe wordt door het college in de gaten gehouden. Er is sprake van doordecentralisatie van de onderwijshuisvesting. Vraag is of Kempenhaeghe in de huidige vorm in stand kan blijven. Autisme kan wegvallen. Dan ontstaat er een probleem: school loopt leeg. Conclusie: het doel is te vaag geformuleerd om concrete uitspraken te doen over de vraag of het doel bereikt is.
50
ee. Het College ziet de Wet Maatschappelijke Ondersteuning als een uitgelezen kans om de sociale samenhang van de kernen te versterken. Dorpshuizen worden door het College gezien als de spil waar sociale samenhang versterking vindt, zogezegd het verbindend element in de samenleving. Het Dorpshuis Sterksel wordt door het College ervaren als een lichtend voorbeeld binnen de gemeentegrens. Vastgesteld dat dit geen speerpunt is. In samenwerking met woningcorporaties worden/zijn diverse dorpshuizen gerealiseerd. Dorpshuis Heeze komt er aan. Is geheel nieuw. Leende: idem Conclusie: vaag doel/geen speerpunt
53
51
ff. In de begroting 2008 is het College voornemens budget op te nemen ter opstelling en uitvoering van een sport-, cultuur- en recreatiebeleidsplan. Er is geen sport, cultuur en recreatiebeleidsplan. Het recreatiebeleidsplan maakt wel deel uit van het economisch beleidsplan. Het sportbeleid is “omgebouwd”. Er is sprake van privatisering, de subsidiestructuur is aangepast, accommodaties zijn in erfpacht gegeven en velden zijn geprivatiseerd. Conclusie: er is geen sprake van een beleidsplan.
52
ff. Het College nodigt de raad uit een principe uitspraak te doen inzake het ‘serieus uitvoering geven aan de gemeentelijke monumentenlijst. Eerder is erop gewezen dat, indien geen substantieel budget beschikbaar wordt gesteld in de begroting, een uitvoering van lokaal monumentenbeleid ook niet aan de orde kan zijn. De gemeentelijke monumentenlijst is in 2007 besproken. De lijst bevatte teveel monumenten en was niet actueel14. Inmiddels is in 2008 de monumentenverordening vastgesteld en zijn de regels rondom monumentensubsidie vastgesteld. Een informatietraject om eigenaren van toekomstige gemeentelijke monumenten te informeren is begin 2009 opgezet. De lijst met gemeentelijke monumenten wordt in december 2009 aangeboden aan de gemeenteraad. Er is sprake van een monumentencommissie die het college adviseert. Er is een voorziening gevormd voor de monumenten. Jaarlijks wordt € 10.000 aan fonds toegevoegd. Conclusie: deze doelstelling is gehaald
53
gg. Fase 1 (privatisering van de sportaccommodaties (i.c. gebouwen)) dient in goed overleg te worden afgewikkeld. Reactie college: Afronding van het accommodatiebeleid blijkt een lastige opgaaf. De impact van verzelfstandiging was voor veel verenigingen niet duidelijk. Een uitvoerige communicatie met verenigingen heeft ertoe bijgedragen dat argwaan en wantrouwen zijn omgebogen tot zakelijke afwegingen. Dat heeft ertoe geleid dat het merendeel van de verenigingen inmiddels hebben ingestemd met de verzelfstandiging van de accommodaties met de bijbehorende overeenkomsten en verantwoordelijkheden In de raadsinformatiebrief week 5 van 2009 valt te lezen dat een viertal verenigingsgebouwen in erfpacht zijn overgedragen en dat een aantal privatiseringstrajecten nog niet zijn afgerond. Conclusie: deze doelstelling is deels gerealiseerd.
54
gg. Onderzocht wordt of reeds met ingang van 1 januari 2007 marktconforme huurprijzen kunnen worden gehanteerd voor de huur van velden en sporthal/sportzalen. Hiertoe zal zo spoedig mogelijk een voorstel worden opgesteld en nog dit jaar ter vaststelling aan de raad worden voorgelegd.
14
Bron: raadsinformatiebrief week 39, 2007.
54
Reactie college: Het kostendekkend verhuren van zalen en velden is voor veel gebruikers financieel een brug te ver. In de 2e fase van het accommodatiebeleid zijn wel afspraken gemaakt met verenigingen over het huren of pachten van de velden. Echter het kostendekkend verhuren van zaalaccommodatie is nog niet gerealiseerd. Wel is sprake van marktconforme huurprijzen. Conclusie: niet gerealiseerd
55
gg. Fase 2 (privatisering van de velden) van de Nota Accommodatiebeleid wordt nog in 2006 ten uitvoer gelegd. Verenigingen die gebruik willen maken van deze mogelijkheid worden nadrukkelijk uitgenodigd hiertoe initiatief te nemen. Reactie college: Met verenigingen is een intensief traject bewandeld om de 2e fase van het accommodatiebeleid te realiseren. Dat betekent dat eerst de velden zijn geïnspecteerd, daarna op niveau gebracht (besluitvorming door de raad in dec 2008). Door verenigingen is inmiddels aangegeven of zij kiezen voor een pachtconstructie, dan wel voor kostendekkende huur van de velden. Het merendeel van de overeenkomsten is inmiddels gesloten. Afronding van het traject is in 2009 Bij 7 verenigingen is sprake van privatisering en bij 3 is sprake van huur. Verhuur vindt plaats tegen marktconforme tarieven. Dit is niet het zelfde als kostendekkende tarieven. Deze liggen veelal hoger en zijn niet door de verenigingen op te brengen. In de raadsinformatiebrief van week 26, 2009 is te lezen dat op 30 juni de sportverenigingen hun ingebruikgevings- danwel hun huurovereenkomst tekenen in de raadszaal. Voor een aantal verenigingen die een huurovereenkomst tekenen geldt dat dit voor de verenigingen de beste oplossing is, voor een aantal andere geldt dat ze nog een langere periode nodig hebben om te onderzoeken of verzelfstandiging haalbaar is. In de raadsinformatiebrief van week 27, 2009 wordt gedetailleerd ingegaan op de verschillende individuele verenigingen. Hieruit blijkt dat deels is gekozen voor huur en deels voor ingebruikgeving. Conclusie: dit doel is deels gerealiseerd.
56
hh. Lokale activiteiten zoals de Brabantse Dag versterken de sociale samenhang van onze gemeenschap. Dit geldt evenzeer voor bibliotheken en de muziekschool. In het onder ff. aangekondigde beleidsplan zal dit worden betrokken. Het onder ff vermelde beleidsplan is niet opgesteld. Met de muziekschool is de overeenkomst voor vier jaar verlengd. Met de bibliotheek zijn onderhandelingen gaande over de huisvesting. Deze moet/kan naar de dorpshuizen. Conclusie: onduidelijk is of de doelstelling m.b.t bibliotheek en muziekschool zijn behaald omdat deze doelstellingen onvoldoende duidelijk zijn omschreven.
55
57
hh. In dit kader wordt de APV van de gemeente kritisch bezien op de mogelijkheden die worden geboden voor straatfeesten en andere wijkgebonden activiteiten. Het College is van mening dat zo min mogelijk drempels moeten worden opgeworpen om dergelijke, de sociale cohesie versterkende, activiteiten te kunnen laten plaatsvinden. Reactie college: In relatie tot deregulering is de APV kritisch tegen het licht gehouden. In 2008 is een juridisch controller benoemd die vanuit Heeze-Leende werkzaam is voor alle vier de A2 gemeenten. Één van de eerste projecten is deregulering en het vereenvoudigen van regelgeving en het afschaffen van overbodige regels. Dit blijkt een continu proces van aandacht en een jaarlijkse toets van de APV en de modelwijzigingen is inmiddels als proces ingebouwd binnen de ambtelijke organisatie. De nieuwe APV is eind januari 2010 aan de raad voorgelegd. Hierin is geregeld dat buurtfeesten en kleine evenementen vergunningsvrij zijn. Conclusie: prestatie is geleverd.
58
ii. Activiteiten met een regionale dan wel landelijke uitstraling dienen gekoesterd te worden. Zij vormen een uithangbord voor de gemeente en zijn letterlijk (gemeente-)grens overschrijdend in het uitdragen van de kwaliteiten van onze gemeente. In het jaar 2007 vindt de Brabantse Dag voor de 50e keer plaats. Het College zal in de begroting van 2007 extra financiële ruimte creëren om deze bijzondere mijlpaal krachtig te ondersteunen. Reactie college: In 2007 zijn extra middelen opgenomen voor de 50e Brabantse dag. Ook zijn aanvullende afspraken gemaakt tussen gemeente en stichtingsbestuur welke activiteiten de gemeente wel ondersteund en welke niet. Daarnaast heeft, bij het slotfeest van de 50e Brabantse dag, de gemeente door het kopen van kaarten voor alle medewerkers en raadsleden een extra investering gedaan zodat de op zichzelf geweldige avond ook financieel haalbaar is gebleken. In 2009 is Hanja May Weggen uitgenodigd. Jaarlijks worden hoge gasten uitgenodigd. Conclusie: gerealiseerd. Wel moet worden opgemerkt dat op voorhand onduidelijk was hoeveel “extra financiele ruimte” zou worden gecreëerd.
59
jj. Het is belangrijk dat iedereen gebruik kan (blijven) maken van onze culturele- en sportvoorzieningen. Het College zal onderzoeken op welke wijze een speciaal fonds kan worden gecreëerd (zonder inkomensbeleid te voeren) waar minder draagkrachtigen een beroep op kunnen doen. Een voorstel daartoe zal de raad medio 2007 bereiken. Er is geen stimuleringsfonds opgericht. Wel maakt Heeze-Leende gebruik van de stichting Leergeld en het Jeugdfonds Brabant. Beiden hebben ambassadeurs in dienst die huisbezoeken afleggen en signalen inventariseren van kinderen die vanwege armoede of andere oorzaken buiten de boot vallen. Ouders krijgen (financiele) ondersteuning. Conclusie: prestatie is niet geleverd. In plaats daarvan wel compenserende prestaties.
56
60
kk. Middels een motie heeft de raad het College verzocht eerst een brede welzijnsvisie tot stand te brengen15. Het College is van mening dat alle prioriteit dient uit te gaan naar de implementatie van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning, de WMO. Daarbinnen heeft de invulling van ‘participatie’ voorrang gekregen. In de raadsvergadering van 26 juni 2006 is daartoe besloten. Reactie college: In relatie tot de WMO en de 9 prestatievelden die de WMO kent is gezamenlijk met een werkgroep vanuit de gemeenteraad, de participatieraad, college en ambtelijke organisatie een brede welzijnsvisie opgesteld, die als gevolg van de methode van werken bij de realisatie ook breed gedragen wordt. De welzijnsvisie is in 2009 vastgesteld. Conclusie: doel is gerealiseerd
61
kk. De invoering van de WMO wordt binnen het samenwerkingsverband A-2 (Waalre, Valkenswaard, Heeze-Leende en Cranendonck) gerealiseerd. Het College zal uiterlijk in 2008 een brede welzijnsvisie uitbrengen.
De rekenkamercommissie heeft vastgesteld dat in samenwerking met de A2-gemeenten aan de WMO invulling is gegeven. Voor wat betreft de welzijnsvisie: zie vorig punt. Conclusie: deze prestatie is geleverd
62
ll. De raad draagt ons op zorg te dragen voor een rechtvaardige implementatie van de WMO. Onder rechtvaardig verstaan wij in deze context dat aandacht moet zijn voor de solidariteitsgedachte. Dit is een te vaag doel. Conclusie: onduidelijk wat onder “rechtvaardig” c.q. “solidariteitsgedachte” moet worden verstaan.
63
ll. Het College zal actief uitvoering geven aan het voorliggend jeugdbeleid.
Naar de mening van de rekenkamercommissie is dit geen speerpunt. Uitvoering geven aan beleid is een van de kerntaak van het college oftewel: dit hoeft geen speerpunt te zijn. Conclusie: te vage doelstelling
15
Bron: raadsvoorstel dd. 31 januari 2006
57
64
mm. Het College is van mening dat uitvoering dient te worden gegeven aan de seniorenbeleidsnotitie die door belangengroeperingen tot stand is gekomen. Nieuwe plannen formuleren terwijl onvoldoende uitvoering is gegeven aan dat wat er is, acht het college niet opportuun. Nadruk ligt op de invoering van de WMO. Met de raad is het College van mening dat het actiepuntenprogramma uit de nota ‘Aan de slag’ dient te worden uitgevoerd. Het College staat voor een goed en waardevol overleg voor met de ouderen-belangengroeperingen in de gemeente. Evenals bovengenoemd punt is de rekenkamercommissie van mening dat hier geen sprake is van een concreet speerpunt. Vanzelfsprekend dient sprake te zijn van het uitvoering geven aan beleid c.q. van het actiepuntenprogramma. Conclusie: te vage doelstelling
65
nn. Het College ziet in de samenwerking met de A-2 gemeenten op het aspect Wet werk en bijstand een prima opmaat naar een gezamenlijk ontwikkeld armoedebeleid. Het College zal het initiatief nemen om dit te bespreken en het voortouw nemen in de ontwikkeling ervan. Reactie sociale dienst: Binnen de A2 gemeenten is na realisatie van de Intergemeentelijke sociale dienst in januari 2007 ook het armoedebeleid voor de vier gemeenten vorm en inhoud gegeven. Omdat gemeenten geen inkomenspolitiek mogen bedrijven zijn de mogelijkheden voor dit beleid beperkt. Wel wordt veel energie gestoken in integratie en re-integratie van mensen in het arbeidsproces teneinde op die manier de inkomenssituatie te verbeteren. Conclusie: die doel is gerealiseerd
66
nn. Het College staat een zorgvuldig beleid en uitvoering voor op het terrein van vluchtelingenwerk Onduidelijk is wat het college onder “zorgvuldig beleid en uitvoering” verstaat. Op 21 april 2009 is een collegebesluit genomen tot het inzetten van 4 uur per week extra aan professionele ondersteuning door Paladijn. Conclusie: onduidelijk of de prestatie verricht is/vage doelstelling
67
oo. Goed toegankelijke en bereikbare gezondheidsvoorzieningen is bij de implementatie van de WMO aandachtspunt. De rekenkamercommissie heeft niet kunnen achterhalen welke prestaties in dit kader zijn verricht. Conclusie: onduidelijk of de prestatie verricht is. pp. Dit punt sluit aan bij de wens van het College te komen tot een toeristisch-recreatief beleidsplan (punt v.).
58
68
qq. De gemeente hanteert als uitgangspunt ‘de vervuiler betaalt’. Het College zal in 2007 nader onderzoeken of een verdere reductie van afvalstromen is te bereiken. De beschikbare expertise in de regio op het gebied van afval zal daarbij worden ingeroepen evenals ervaringen met ‘de Bazin’ dat landelijk veel aandacht krijgt. Reactie college: Teneinde afvalstromen te reduceren is veel energie gestoken in de verschillende pilots. Zo zijn onderhandelingen gevoerd over tarieven bij de milieustraten en is meegedacht met de eigenaar van de afvalstoffenscheiding bij super de Boer. Daarnaast is de gemeente Heeze-Leende als één van de eerste gemeenten in ZO Brabant gestart met de inzameling van plastic16 en wil Heeze-Leende in 2009-2010 ook starten met de gescheiden inzameling van luiers en incontinentiemateriaal. Het Milieubeleidsplan is in september 2009 vastgesteld door de Raad. Ten aanzien van zwerfafval doen inmiddels alle basisscholen mee aan een bewustwordingsproject Conclusie: onduidelijk is met hoeveel (%) de afval zou moeten worden gereduceerd. Er zijn wel veel acties, waaronder opstellen beleidsplan, ter hand genomen. rr. Zie onder punt qq.
69
ss. De rol die het gemeentebestuur heeft in het ontwikkelen van de grote natuurgebieden binnen de gemeente dient nader te worden onderzocht. Natuurgebieden zijn in de reconstructie meegenomen. Het landschapsbeleidsplan is niet uitgewerkt omdat er geen capaciteit / ambtenaar is. Kerkhof leeft: gebied wordt ontwikkeld volgens plan. Leenderbos: plan voor gemaakt i.h.k.v. reconstructie. Ecoduct over A2: plannen RWS. Natuurgebied Strabergse heide: schoonwater. Er is geen natuurambtenaar in HL. Mede daardoor wel stappen gezet, maar had meer kunnen zijn. Conclusie: doelstelling gedeeltelijk bereikt.
70
tt. Uitgangspunt is dat wij werken met geactualiseerde (en gedigitaliseerde) bestemmingsplannen. Om inzicht te verkrijgen in het beslag dat dit legt op de beschikbare financiële middelen zal het College aanvang 2007 een onderhoudsprogramma bestemmingsplannen uitbrengen. Reactie college: Het bestemmingsplan buitengebied en het bestemmingsplan kom Sterksel zijn in 2009 goedgekeurd. In relatie tot de bouwprojecten binnen de pilot bouwen binnen strakke contouren zijn de bestemmingsplannen voor Heeze en Sterksel voor 28 mei 2009 in procedure gebracht. Het bestemmingsplan voor kom Leende wordt in 2010 in procedure gebracht evenals het bestemmingsplan voor de poortmannen. Daarmee voldoet de gemeente Heeze-Leende aan de verplichtingen die de nieuwe WRO stelt aan de actualisatie van bestemmingsplannen. Tot slot is het bestemmingsplan Providentia in procedure.
16
Zie tevens raadsinformatiebrief week 18, 2009; gunning aan Sita.
59
Diverse bestemmingsplannen zijn dus ontwikkeld of in ontwikkeling. Aan de digitalisering is ook gewerkt. Alle plannen zijn opgesteld conform IMRO/DURP-coderingen echter nog niet ontsloten voor de burger. Dinsdag 1 dec. 2009 is er een stuk in college behandeld inzake de planning van de verschillende bestemmingsplannen. De pilot bouwen binnen contouren heeft gezorgd voor vertraging. Op 31 maart nam het college een voorstel aan tot aanschaf van software ten behoeve van het digitaliseren van de bestemmingsplannen. Investering € 25.00017. Conclusie: doelstelling is gedeeltelijk gerealiseerd. Bestemmingsplannen zijn nagenoeg op orde. Digitalisering dient nog plaats te vinden.
71
tt. Prioriteit heeft het bestemmingsplan buitengebied.
In de raadsinformatiebrief week 44 van 2007 wordt melding gemaakt van een informatieavond in september 2007. In de raadsinformatiebrief week 51 van 2008 wordt gemeld dat het college heeft ingestemd met het bestemmingsplan buitengebied. Het bestemmingsplan is inmiddels in de raad behandeld. Conclusie: doelstelling is behaald
72
tt. Daarnaast zal het komplan Heeze en het bestemmingsplan De Poortmannen in procedure worden genomen hetgeen leidt tot vaststelling in 2008. Komplan Heeze en Poortmannen: in ontwikkeling. Dus niet vastgesteld in 2008. Maandag 30 november 2009 verscheen er een stuk in de raad inzake Komplan Heeze. Conclusie: doelstellingen nog niet gehaald. Wel veel acties gericht op halen van het doel.
73
tt. Het College heeft aandacht voor de mogelijkheden in het Reconstructieplan BovenDommel. Op 25 september 2006 nam de gemeenteraad een voorstel aan inzake het beschikbaar stellen van een bedrag van € 100.000 in 2007 en 2008 voor de uitvoering van het reconstructieprogramma Boven-Dommel in concreto het gebiedsprogramma “kerkhof leeft”. Deze reconstructie loopt nog. Er is een werkgroep reconstructie gevormd, bestaande uit 5 raadsleden, elke fractie één lid. Dit werkt zeer goed. Geen pers op tribune. Men kan in vertrouwelijke sfeer zaken doen. Conclusie: aandacht wel, realisatie/afronding nog niet
17
Bron: collegevoorstel dd. 31-3-2009.
60
74
tt. Naast de LOG’s gaat aandacht uit naar de extensiveringgebieden en de verwevinggebieden. Extensiveringgebieden zijn gebieden waar extensieve landbouw wordt bedreven. Verwevingsgebieden zijn de gebieden tussen de LOGs en de extensiveringgebieden. Met andere woorden: aandacht gaat uit naar alle gebieden. Dit is een veel te vage prestatieafspraak. Conclusie: te vage doelstelling
75
tt. Voorrang wordt gegeven aan het plan “Kerkhof Leeft!” en het verbeteren van de ontsluiting van het recreatieterrein Heezerenbosch. “Voorrang wordt gegeven aan…….” is een te vage afspraak. Betreft een inspanningsverplichting in plaats een resultaatverplichting. Voor wat betreft de inspanningen door het college kan het volgende worden gemeld: er is (in 2008) een gebiedsprogramma vastgesteld waarin het Kerkhof als een van de parels is benoemd. V.w.b. Heezerenbosch wordt onderhandeld met mogelijke ondernemers die van Heezerenbosch een halve-dagrecreatie willen maken en tevens zorgen voor een goed ontsluiting. In de raadsinformatiebrief week 23 van 2009 valt te lezen dat het college op 2 juni 2009 heeft ingestemd met het door een extern bureau opgestelde studie voor de ontwikkeling op Kerkhof. Zie tevens punt 75: Kerkhof leeft. Conclusie: vage afspraak, vaag doel, wel inspanningen verricht.
76
uu. De raad roept het College op een woningbouw-behoefteonderzoek te doen en het woningbouwprogramma hierop aan te passen. Het College wijst erop dat de SRE een dergelijk woningbouw-behoefteonderzoek uitvoert. “Het college wijst erop dat de SRE een dergelijk woningbouw-behoefteonderzoek uitvoert” is te vaag. Betekent dat dan dat het college eigenlijk niets doet? Neen. De woonvisie is door de raad vastgesteld. Door het college is een woningbouwprogramma opgesteld. Tot 2012 worden in het kader van de pilot 900 a 1000 woningen gebouwd. Daarnaast is nog sprake van ruimte voor ruimte: Heeze 40, Sterksel 30 en Providentia 240 (dependance Kempenhaghe). Al deze bouw valt buiten bestek van woningbouwprogramma. Telt ook niet mee in migratiesaldo. Dit blijft nul. Vanaf 2013 worden in het kader van het uitvoeringsprogramma woningbouw 20092020 ongeveer 32 woningen per jaar gebouwd. De raad is terzake uitgebreid geïnformeerd in de raadsinformatiebrief van week 16, 2009. Conclusie: Duidelijk is wat de behoefte aan woningbouw in de toekomst is. Hieraan wordt gevolg gegeven in de woningbouwprogramma’s
61
77
uu. In de pilot ‘Bouwen binnen strakke contouren’ is specifiek aandacht voor de doelgroepen ‘starters’ en ‘senioren’. Het College constateert dat onvoldoende aandacht uitgaat naar het verhogen van doorstroming in de middengroepen en wil in de uitwerking van woningbouwprojecten daar meer aandacht aan geven. “Het College constateert dat onvoldoende aandacht uitgaat naar het verhogen van doorstroming in de middengroepen en wil in de uitwerking van woningbouwprojecten daar meer aandacht aan geven”. Wat houdt dit in? Wat houdt “meer aandacht” in? Hoeveel woningen voor starters, ouderen en middengroepen gaan er gebouwd worden. Deze afspraak is te onduidelijk om concrete uitspraken te doen over de vraag of de afspraak is nagekomen. Voor wat betreft de gerealiseerde bouw kan het volgende worden vermeld18:
2006 2007 2008 2009 2010
Gebouwd i.h.k.v pilot 104 33 80 80
297
starters
senioren
18 31 10
9 17 4 3
59
33
Conclusie: Of dit voldoende is, is onduidelijk. Immers: in het collegeprogramma is niet bepaald hoeveel er voor de doelgroepen en de doorstomers gebouwd zou moeten worden.
78
vv. Het maken van beleid gericht op het realiseren van betaalbare huur- en koopwoningen is verbonden aan actiepunt uu. In de woonvisie is bepaald dat er sprake moet zijn van een mix van 35% Sociale huur/koop en 65% koopwoningen. Daarnaast is de startersregeling SVN (Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse Gemeenten) geïmplementeerd. Boven is gemeld, dat van de 297 gerealiseerde woningen, 92 betrekking hebben op het goedkopere segment, d.w.z. 33% betrekking hebben op starterswoningen en senioren. Conclusie: deze prestatie is geleverd.
79
ww. Het College zal, in onderhandeling met projectontwikkelaars, meer aandacht vragen voor levensloopbestendig bouwen. Deze afspraak is onvoldoende SMART. Er worden geen uitspraken gedaan over de vraag waartoe de “meer aandacht” zal moeten leiden. Levensloopbestendig bouwen zit (gedeeltelijk) in bouwbesluit. Gesprekken met projectontwikkelaars vinden plaats Conclusie: te vage doelstelling.
18
Raadsinformatiebrief week 46, 2009
62
80
xx. In de bijgestelde nota Grondbeleid is voor jongeren die de gemeente hebben verlaten omdat er voor hen geen betaalbare woonruimte beschikbaar was, de mogelijkheid geboden om voor een woning cq. bouwgrond in aanmerking te komen. Vraag is of dit wel een prestatie-afspraak is. Dit issue heeft meer het karakter van een constatering. Het grondbeleid moet nog aangepast in verband met de nieuwe wet RO. Er wordt gebruik gemaakt van sociale grondprijzen voor jongeren. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van de startersregeling SVN. In de raadsinformatiebrief 46, 2009 wordt uitvoerig stilgestaan bij “bouwen voor doelgoepen”. In deze raadsinformatiebrief wordt ingegaan op het bouwen voor starters en ouderen. In een overzicht wordt aangegeven hoeveel woningen voor starters en ouderen zijn/worden gebouwd in de jaren 2007 tot en met 2010. In totaal gaat het om 59 woningen voor starters en 33 woningen voor ouderen. Daarnaast zijn er nog circa 200 woningen voor ouderen in ontwikkeling. Conclusie: de te verrichten prestatie is niet geheel duidelijk. Dit neemt niet weg dat voor jongeren veel mogelijkheden zijn geschapen om woningen tegen betaalbare prijzen te kopen.
81
yy. De ingezette lijn van het speelruimtebeleidsplan wordt vastgehouden. Deze biedt voldoende aanknopingspunten om binnen iedere wijk voldoende speelruimte voor kinderen te realiseren en in stand te houden. Er zijn twee nieuwe locaties gerealiseerd met speelvoorzieningen: Ireneplein en Heipolderstraat. Daarnaast is bij de begrotingsbehandeling van de begroting 2010 een amendement aangenomen dat bepaalt dat speelruimte moet worden gerealiseerd in Strohuls, Vondellaan en Houttuinen en dat met projectontwikkelaars afspraken moeten worden gemaakt omtrent de aanleg van speelruimte. Conclusie: er zijn diverse prestaties geleverd. Onduidelijk is echter of dit ook voldoende is. Is er binnen iedere wijk “voldoende” speelruimte gerealiseerd?
82
zz. De raad draagt het college op onderzoek te verrichten naar het realiseren van een groene wal langs bedrijventerrein de Poortmannen. Het college is van mening dat niet onderzoek maar het realiseren van kansen prioriteit dient te hebben. Een voorstel daartoe koppelen wij aan actiepunt z. Conclusie: zie punt z
63