NVAO Toets Nieuwe Opleiding
Paneladvies
Hbo-ma Project Management Newport Business Academy
19 november 2008
pagina 2
NVAO | Hbo-Master Project Management/ Newport Business Academy | 19 november 2008 |
Inhoud
pagina 3
1
Samenvattend advies
4
2
Inleiding en verantwoording 2.1 Werkwijze panel 2.2 Opbouw paneladvies
6 6 6
3
Beschrijving van de opleiding 3.1 Algemeen 3.2 Profiel instelling 3.3 Profiel opleiding
8 8 8 8
4
Beoordeling per onderwerp 4.1 Doelstellingen opleiding 4.2 Programma 4.3 Inzet van personeel 4.4 Voorzieningen 4.5 Interne kwaliteitszorg 4.6 Condities van continuïteit
12 12 18 25 28 30 33
5
Overzicht advies
36
Bijlage 1: Samenstelling panel
37
Bijlage 2: Programma locatiebezoek
39
Bijlage 3: Overzicht van bestudeerde documenten
40
Bijlage 4: Lijst met afkortingen
41
NVAO | Hbo-Master Project Management/ Newport Business Academy | 19 november 2008 |
1 Samenvattend advies De aanvragende instelling heeft een Informatiedossier aangeleverd dat door de NVAO in voldoende mate geschikt werd bevonden om inhoudelijk te worden beoordeeld door een panel van deskundigen. Die inhoudelijke beoordeling heeft plaatsgevonden aan de hand van de kwaliteitscriteria die het ‘Toetsingskader nieuwe opleidingen hoger onderwijs’ daarvoor aanreikt. Het informatiedossier en de nader - ter gelegenheid van het locatiebezoek - verstrekte schriftelijke en mondelinge informatie hebben het panel van deskundigen in staat gesteld om tot de volgende, weloverwogen beoordeling van de voorgedragen opleiding te komen. Het onderwerp doelstellingen wordt door het panel als onvoldoende gewaardeerd. Dat oordeel berust met name op een negatieve beoordeling van het facet ‘master’. Naar het oordeel van het panel heeft de opleiding betrekking op een te smal vakgebied om als volwaardige master te kunnen dienen en zijn de aanpalende bedrijfskundige disciplines te weinig specifiek om dat vakgebied een relevante verbreding te geven. Daar komt bij dat het vakgebied ook (nog) niet kan bogen op nationale of internationale erkenning als zelfstandige discipline, met een eigen set aan wetenschappelijke paradigmata, modellen en methodieken. De markt is op het domein van het projectmanagement in dat opzicht nog altijd leidend voor de theorie; anders gezegd er bestaat nog geen academisch verankerde body of knowlegde om een (hbo- of wo) master op te kunnen funderen. Ook de internationale dimensie, die zou kunnen bijdragen aan de masterstatuur van de opleiding, ontbreekt. Verder meent het panel dat de instelling met de vaststelling van de kerncompetenties van de functie van ‘senior projectmanager’(annex ‘programmamanager’ en ’manager of projects’) weliswaar een herkenbaar, maar bepaald nog geen éénduidig, beroepsprofiel heeft geformuleerd van de professional die zij wil gaan opleiden. Het programma kent een didactisch concept dat overeenstemt met de visie van de instelling op leren als interactief proces. De werkvormen waarvoor in het programma is gekozen sluiten daar goed bij aan. Tegelijkertijd echter stelt het panel vast dat de opbouw en inrichting van het programma zo is uitgewerkt dat het twijfelachtig is of het beoogde masterniveau kan worden gehaald. Dat heeft te maken met de volgende negatieve bevindingen: (i) binnen de opleiding wordt een aanzienlijk deel van de beschikbare tijd besteed aan algemene managementcompetenties, en een relatief beperkt deel aan het specifieke profiel waarop de opleiding zich richt. (ii) betwijfeld wordt of het binnen de beschikbare tijd mogelijk is het vereiste niveau en de vereiste mate van complexiteit te bereiken. (iii) het accent in de opleiding ligt zeer nadrukkelijk op de eigen beroepspraktijk. Het masterniveau vereist echter van studenten ook het vermogen om vraagstukken vanuit een bredere context en van een hoger aggregatieniveau te kunnen benaderen. In de gekozen opzet wordt dat onvoldoende gerealiseerd Verder merkt het panel ook het facet ‘samenhang programma’ als onvoldoende aan, omdat de verantwoordelijkheid daarvoor, in de huidige constellatie van docenteninzet op freelance basis, feitelijk goeddeels buiten het bereik van NBA komt te liggen.
pagina 4
NVAO | Hbo-Master Project Management/ Newport Business Academy | 19 november 2008 |
Het onderwerp inzet van personeel waardeert het panel over de hele linie als voldoende. De kwantiteit van het in te zetten personeel is toereikend om de opleiding te kunnen starten en te continueren. De kwaliteit van de in te zetten docenten is goed en met een duidelijke wo-oriëntatie, gelet op het percentage gepromoveerden en opgeleiden met een dubbele academische opleiding. De materiële voorzieningen voldoen aan de daarvoor geldende eisen, terwijl ook de studiebegeleiding en de informatievoorziening van een adequaat niveau zijn. Het panel is van oordeel dat NBA in aanzet over een goed intern kwaliteitszorgsysteem beschikt. Het model dat daarvan in het aanvraagdossier wordt weergegeven en de beschrijving van de elementen waaruit het is opgebouwd (meet- en toetsinstrumenten, streefdoelen, toetsmomenten, evaluatiegremia e.d.) is op zichzelf accuraat te noemen en biedt zeker ook wel uitzicht op het geformuleerd raken van verbetervoorstellen of - plannen. En voor het panel is ook wel komen vast te staan dat het kwaliteitszorgsysteem van de instelling in díe zin werkt dat dit in een aantal gevallen in het verleden ook daadwerkelijk aanleiding heeft gegeven tot concrete verbetermaatregelen. Maar de verankering van een en ander in een ‘handboek kwaliteitszorg’ of een vergelijkbaar document mist het panel eigenlijk nog. De condities voor continuïteit zijn aanwezig, zowel wat betreft de afstudeergarantie als waar het gaat om de investeringen en de financiële voorzieningen. Het panel adviseert de NVAO om, in het licht van de negatieve bevindingen waartoe het panel bij de onderwerpen 1 en 2 komt, in negatieve zin te besluiten over de kwaliteit van de nieuwe opleiding Master Project Management van Newport Business Academy.
Den Haag, 19 november 2008 Namens het panel ter beoordeling van de toets nieuwe opleiding Master Project Management van Newport Business Academy (# 3065),
prof. dr. L. Traas (voorzitter)
pagina 5
mr. dr. Th.L. Bellekom (secretaris)
NVAO | Hbo-Master Project Management/ Newport Business Academy | 19 november 2008 |
2 Inleiding en verantwoording Bij brief van 16 juli 2008 is door het bestuur van de Dutch Management Institute BV, namens Newport Business Academy (NBA) en onder aanbieding van een informatiedossier1, bij de NVAO een aanvraag ingediend voor een toets nieuwe opleiding (Tno) ten behoeve van de hbo- Master Project Management. Na te hebben vastgesteld dat het aanvraagdossier in voldoende mate geschikt was om inhoudelijk te worden beoordeeld, is het dossier in handen gesteld van het panel van deskundigen dat al eerder (bij besluit van 2 juli 2008) was ingesteld voor de beoordeling van de Master Information Management (MIM) - eveneens van NBA - waarvoor op 18 april een Tno-aanvraag was ingediend (zie dossier # 2964). Voor de samenstelling van dat panel, alsmede een opgaaf van relevante kwalificaties van de afzonderlijke leden daarvan, zij verwezen naar bijlage 1 bij dit advies. 2.1
Werkwijze panel Het panel heeft zich bij de toetsing van de kwaliteit en het niveau van de opleiding gebaseerd op de criteria van het Toetsingskader nieuwe opleidingen hoger onderwijs van de NVAO van 14 februari 2003 (hierna: Toetsingskader) en de Handreiking aanvraag toets nieuwe opleidingen hoger onderwijs. Het panel is daarbij als volgt te werk gegaan. Het is zijn toetsingsarbeid begonnen met het bestuderen van het door de instelling aangeleverde informatiedossier en heeft vervolgens vooroverleg gehouden om de eerste bevindingen te bespreken. Op dit vooroverleg, dat op 28 augustus 2008 in Breda (Amrâth Hotel Brabant) plaatsvond, is een aantal uiteenlopende vragen en vraagpunten geformuleerd met de bedoeling om tijdens het locatiebezoek de verschillende facetten van het Toetsingskader bespreekbaar te maken. Het locatiebezoek aan de instelling heeft op 29 augustus plaatsgevonden in de vestiging van NBA aan de Charles Petitweg 37-02, te Breda. Tijdens dit bezoek heeft het panel zich in verschillende gespreksronden van nadere informatie voorzien, onder meer aan de hand van de vragen die op het vooroverleg waren voorbereid. Bijlage 2 bij dit advies geeft een overzicht van het programma van het locatiebezoek. Na afloop heeft het panel de bevindingen op basis van het materiaal en de uitkomsten van de verschillende gespreksronden onderling besproken en vertaald naar, aan het Toetsingskader gekoppelde, conclusies. Daarbij is eerst per facet afzonderlijk een beoordeling uitgesproken en is vervolgens per onderwerp een oordeel gegeven over de desbetreffende facetten in onderling verband, uitmondend in een voorlopig eindadvies. De secretaris van het panel heeft daarna een concept paneladvies opgesteld dat, na verwerking van de daarop binnengekomen commentaren van de panelleden, is geworden tot het definitieve advies zoals dat hier voorligt. Het paneladvies is geaccordeerd door alle panelleden en definitief vastgesteld door voorzitter en secretaris op 19 november 2008.
2.2
Opbouw paneladvies De kern van dit paneladvies is hoofdstuk 4, waarin het panel de kwaliteit en het niveau van de aangevraagde opleiding toetst. Die toetsing gebeurde aan de hand van de zes onderwerpen met bijbehorende facetten die in het Toetsingskader worden aangereikt. De opbouw is daarbij zo dat het panel eerst per facet - onder het kopje Bevindingen - een 1
pagina 6
Hierna ook wel aangeduid als ‘aanvraagdossier’.
NVAO | Hbo-Master Project Management/ Newport Business Academy | 19 november 2008 |
samenvatting geeft van de door de aanvragende instelling aangeleverde informatie. Het gaat dan om een weergave van feiten en argumenten, voorzover vermelding daarvan naar het oordeel van het panel relevant is. Na de Bevindingen volgen de Overwegingen van het panel, waarbij hetgeen aan bevindingen is gereleveerd wordt beoordeeld en gewogen, uitmondend in een (per facet) afsluitende Conclusie. Ook per onderwerp geeft het panel steeds een samenvattend oordeel, daarbij summier concluderend tot voldoende wanneer de facetten eenduidig voldoende zijn gewaardeerd. Of uitgebreider motiverend en meer integraal wegend in het geval dat een (of meer) van de facetten van een onderwerp als onvoldoende is gewaardeerd. Aan het kernhoofdstuk gaat een hoofdstuk (3) vooraf, waarin onder meer de voorgedragen opleiding (kort) wordt beschreven. In een afsluitend hoofdstuk (5) wordt met behulp van een tabel een samenvattend overzicht van de door het panel uitgesproken oordelen gegeven. Een samenvatting van zijn bevindingen en overwegingen die hebben geleid tot het eindoordeel, waartoe het panel is gekomen is te vinden in hoofdstuk 1. Aan het advies is een viertal bijlagen toegevoegd, met informatie over de samenstelling van het panel, het programma van het locatiebezoek, een overzicht van geraadpleegde stukken en bronnen en een lijst van veelgebruikte afkortingen.
pagina 7
NVAO | Hbo-Master Project Management/ Newport Business Academy | 19 november 2008 |
3 Beschrijving van de opleiding 3.1
Algemeen Land Instelling Opleiding Niveau Oriëntatie Graad Locatie(s) Variant Sector
3.2
Nederland Newport Business Academy (NBA) Master Project Management master hbo Master Project Management (MPM) residentieel: d.w.z. aangeboden op daarvoor geëigende locaties zoals conferentieoorden en hotels postinitieel en deeltijd Economie
Profiel instelling De Newport Business Academy (NBA) profileert zich in het aanvraagdossier (p. 2) op de volgende wijze: “NBA is een in Nederland gevestigd instituut dat zich richt op het aanbieden van hoger onderwijs voor professionals met ruime werkervaring. Tot het jaar 2004 heeft NBA bestaan als zelfstandig functionerend onderdeel van Xaurum bv, een organisatie gespecialiseerd in E-learning. In het jaar 2004 is NBA volledig verzelfstandigd als organisatie (in de vorm van een besloten vennootschap). Deze stap is mede gezet om de ambities van het instituut, groei en uitbreiding van het aanbod, professioneel vorm te geven. Bij het instituut zijn op dit moment negen personen werkzaam in de onderwijsorganisatie, naast het huidige docentenbestand van ongeveer 100 docenten. De organisatie heeft zich verder versterkt in de markt door strategische samenwerkingsverbanden aan te gaan met gerenommeerde instituten. […] Ook wordt nauw samengewerkt met inhoudelijk gerichte organisaties in de diverse relevante vakgebieden om de actualiteit en het niveau van ontwikkeling hoog te houden. [….] NBA richt zich op afgestudeerde hbo’ers en academici met een aantal jaren werkervaring. NBA wil hen met behulp van een masteropleiding toerusten om een inspirerende en zelfstandige functie te vervullen in een omgeving, die gekenmerkt wordt door toenemende globalisering, informatisering, concurrentie en veranderingen. Het gaat daarbij om het eigen maken van denkkaders en competenties, die de professionals in staat stellen zich te handhaven, te ontplooien en door te groeien in een dynamische beroepspraktijk. NBA stelt zich ten doel hierbij vooruitstrevend te zijn in het gebruik van moderne informatietechnologie om de kwaliteit en effectiviteit van het onderwijs te verbeteren.”
3.3
Profiel opleiding Achtergronden van de opleiding / behoefte vanuit de markt 2 Op basis van rapporten , onderzoek onder eigen studenten, proefadvertenties en jarenlange kennis van de opleidingsmarkt is NBA van mening dat er een grote vraag in de
2
De instelling verwijst naar rapporten van (en als): CHEPS, NIDAP, PAEPON, AMBA, EQUIS, Deloitte & Toilette, HOOP, NVAO-congres
juni 2007, NGI-rapporten, Publicaties van Business & IT Trends Institute, Trends in de IT.
pagina 8
NVAO | Hbo-Master Project Management/ Newport Business Academy | 19 november 2008 |
markt is naar verdergaande vorming op academisch niveau voor professionals. Daarbij heeft de instelling mensen op het oog, die na een (professionele) bachelor of academische opleiding zijn gaan werken of tijdens hun werkzame carrière alsnog een studie tot vakinhoudelijk bachelor of academicus hebben afgerond. Veel van deze mensen hebben in de praktijk bewezen op masterniveau c.q. managementniveau te functioneren. Zij hebben vaak de behoefte om de hiertoe vereiste theoretische kennis op te doen, aldus de instelling, en zoeken daarbij naar opleidingen die aansluiten bij hun praktijkervaring. Over de achtergronden van de MPM-opleiding, meer in het bijzonder, merkt de instelling in het aanvraagdossier het volgende op. “De opleiding is bedoeld voor studenten die de (eind)verantwoordelijkheid hebben of krijgen over grote projecten waarbij een veelheid aan (bedrijfskundige) aspecten een rol spelen. Daarnaast is de opleiding gericht op de functie van programma-manager/manager of projects. De student moet om leren gaan met geïntegreerde vraagstellingen die binnen strakke randvoorwaarden (tijd, geld, human capital, kwaliteit) moeten worden opgelost. Daarnaast moet op een adequate wijze leiding worden gegeven aan een team.” Vertrekpunt voor de eindkwalificaties van de masteropleiding MPM vormt, volgens opgaaf van de instelling, in eerste aanleg het beroepsprofiel van een senior projectmanager: “De masteropleiding komt overeen met het beroepsniveau van senior projectmanager. Na de opleiding is de student in staat grootschalige, complexe projecten te managen en succesvol af te ronden. De student krijgt daarvoor alle benodigde projectmanagementcompetenties in kennis, vaardigheden en houding aangereikt en een goed zicht op zijn persoonskenmerken in relatie tot hetgeen de beroepspraktijk van hem vraagt. Studenten zijn in staat om het geleerde direct in de praktijk toe te passen. Dit houdt in dat de eindtermen zodanig zijn geformuleerd dat de student na afronding van de opleiding volledig is toegerust om volwaardig te functioneren op academisch niveau, conform het beroepsprofiel zoals aangegeven: senior projectmanager.” Het beroepsprofiel van senior projectmanager is evenwel niet het enige vertrekpunt voor de eindkwalificaties waartoe de voorgedragen opleiding bedoelt op te leiden: “Aanverwante beroepen zoals programmamanager, peoplemanager van projectprofessionals, projectcontroller, procesmanager en dergelijke komen ook in aanmerking als referentie. Daarnaast geldt dat de masteropleiding studenten vanuit de theorie een verbredend en verdiepend perspectief op hun beroepspraktijk verschaft. Vanuit de theorie worden andere mogelijkheden getoond om projectmatige opgaven te managen (verbreding) en door verschillen tussen managementmethoden te laten zien, krijgen studenten meer gevoel voor de nuances en keuzen in hun eigen werkwijze in hun beroepspraktijk (verdieping). De verdieping wordt ook aangebracht door niet alleen de cognitieve en methodische vaardigheden te trainen maar juist ook de eigen managementvaardigheden. Studenten krijgen inzicht in hun manieren van beïnvloeding, team- en verandermanagement.” Beschrijving van de opleiding op hoofdlijnen:programmaopbouw en -inhoud Van het curriculum wordt in het aanvraagdossier de volgende beschrijving gegeven: “In de opleiding wordt een interdisciplinaire visie op de werkelijkheid gehanteerd. Theoretische kennisoverdracht, vaardigheden en praktische toepassing zijn de basis voor de opleiding. Toepassing van kennis en vaardigheden in een praktijksituatie vormt de afsluiting van elke module, en van de opleiding in zijn geheel. Voor elke module moet de student minimaal één paper/opdracht inleveren waarin expliciet duidelijk wordt gemaakt dat de kennis is verworven en de student een persoonlijke analyse kan maken van kennis in een praktijksituatie. Tevens moet daaruit blijken dat er sprake is van onderzoek, met name toepassingsgericht, innovatief, multidisciplinair, kennisgericht en implementabel. Studenten
pagina 9
NVAO | Hbo-Master Project Management/ Newport Business Academy | 19 november 2008 |
moeten in staat zijn professionele expertise te ontwikkelen en weten om te gaan met de concrete toepassing van theorieën, modellen en standaarden bij het oplossen van multi-, complexe- en interdisciplinaire vraagstukken. Daarnaast worden diverse opdrachten uitgewerkt. De opdrachten zorgen voor een voldoende fundament op kennis en kunde op het gehele gebied van de betreffende module. De paper geeft een duidelijke verdieping naar de praktische vertaling van de lesstof waarbij de student moet aantonen de theoretische concepten en modellen te kunnen gebruiken in het uitwerken van complexe en geïntegreerde praktijkproblemen. De samenwerking tussen studenten (werkcolleges) en (praktijk)docenten zorgt voor een brede visie op de beroepspraktijk. Tijdens de intakegesprekken moet de kandidaat aantonen dat gedurende de opleiding de kennis gecombineerd kan worden met de eigen praktijk. Hiertoe is een competentiekader uitgewerkt waaraan de studenten worden getoetst bij de intake. Alle studenten moeten een actieve bijdrage leveren aan discussies, de beantwoording van vragen en de uitvoering van individuele opdrachten, groepsopdrachten en papers. Hierbij wordt van de studenten veel gevraagd door het werken met begeleide werkcolleges. De begeleide werkcolleges zorgen voor een optimale verbreding door de inbreng van andere visies en praktijkvoorbeelden van medestudenten. Ook leidt dit tot het uitwisselen van verschillende stijlen van probleemaanpak en onderzoek. Voor het opzetten en uitvoeren van de thesis is de inbreng en verwerking van deze praktijkervaringen noodzakelijk om te kunnen voldoen aan de eindtermen van de opleiding. Naast de klassikale bijeenkomsten is het stimuleren van het zelfstandig leren en het aanleren van metavaardigheden van groot belang. Buiten de klassikale bijeenkomsten moeten de studenten de lesstof bestuderen, nieuwe recente ontwikkelingen onderzoeken, reflecteren op de lesstof in de praktijk en tijdens klassikale bijeenkomsten de
bevindingen presenteren.” Het programma behelst concreet: één zogenaamde Academische leergang, twee Masterclasses en de Thesis (waaronder begrepen een module Methoden en Technieken), met een totaal van 65 ECTS. Academische Leergang Project Management Kick Off (3 uur) Zelfmanagement (6 uur) Leiderschap & Coaching (12 uur) Schriftelijke Communicatie (12 uur) Project Management Project Leadership Organisatiestructuur & HRM Projecten & Finance Projecten & Kwaliteit Masterclass Verandermanagement Verandermanagement Ethiek Masterclass Strategie, Marketing & Communicatie Strategie & Beleid Marketing & Communicatie
pagina 10
29 ECTS 0 ECTS 0 ECTS 0 ECTS 0 ECTS 7 ECTS 7 ECTS 6 ECTS 6 ECTS 3 ECTS 8 ECTS 6 ECTS 2 ECTS 12 ECTS 6 ECTS 6 ECTS
NVAO | Hbo-Master Project Management/ Newport Business Academy | 19 november 2008 |
Thesis 16 ECTS Thesis 12 ECTS Methoden & Technieken van Onderzoek* 4 ECTS * Aangeboden in het begin van de opleiding, maar in exploitatieve zin verdisconteerd onder de module ‘thesis’.
Voor het POP (verslagen en begeleiding) en een Studieweek zijn in het programma 2 ECTS ingeruimd, maar die zijn in het bovenstaande overzicht verrekend in de verschillende programmaonderdelen. Nieuwe opleiding voor Nederland In NVAO accreditatietermen is het MPM-curriculum een nieuwe opleiding, naar het oordeel van de instelling. Die stellingname lijkt de instelling onder meer op de volgende omstandigheden te baseren: “Anders dan andere MBA-opleidingen kent MPM niet een achterliggende, goed ontwikkelde academische discipline als vergelijking. Anders dan bijvoorbeeld bedrijfskunde, economie of organisatiekunde is projectmanagement geen volwaardig vak aan universiteiten en hogescholen. Het vak projectmanagement wordt meestal als bijvak onderricht. Het onderricht betreft dan projectmanagement volgens een bepaalde projectmanagementmethodiek. Van wetenschappelijke methodenvergelijkingen is geen sprake. Het curriculum projectmanagement aan hogescholen en universiteiten is geen hoofdvak. Het gat dat ontstaat doordat bij projectmanagement de theorie de praktijk niet vult, is opgevuld doordat de praktijk de theorie aanvult. Universiteiten en hogescholen nemen over wat in de praktijk ontstaat en vullen dit vooralsnog niet aan met onderzoeksprogramma’s. MPM kijkt voor een inhoudelijke referentie van projectmanagement dan ook meer naar de praktijkaanbieders van certificering en naar de beroepsvereniging voor projectmanagers (www.ipma-nl.nl en www.pmi.usa) dan naar de vakken projectmanagement op hogescholen en universiteiten die daar meestal een kopie, of in het beste geval een afgeleide van zijn.” Het panel deelt het oordeel van de instelling dat sprake is van een nieuwe opleiding voor Nederland. Nieuwe opleiding voor de instelling Ook voor de instelling is de opleiding nieuw. Weliswaar kent de voorgedragen opleiding een vergelijkbaar stramien van curriculumopbouw als de andere ter erkenning voorgedragen masteropleiding (de MIM-opleiding) die de instelling verzorgt - met één (domeinspecifieke) academische leergang, twee masterclasses en één thesis - en zijn de masterclasses van de masteropleding MIM voor een totaal van 20 ECTS zelfs vergelijkbaar tot identiek met die van de voorgedragen MPM-opleiding. De MPM-opleiding verschilt niettemin toch tenminste wel 40% van het MIM-curriculum om in NVAO-accreditatietermen als nieuw te kunnen worden aangemerkt, zo oordeelt het panel. Studieomvang De omvang van de opleiding bedraagt 1817 studiebelastinguren. Deze zijn onderverdeeld in 65 ECTS van 28 uur, zoals weergegeven in bovenstaande tabel. Het betreft hier de formele contacttijd. Naast deze formele contacttijd is er nog sprake van begeleide contacturen in de werksfeer met de bedrijfsmentor, die zijn niet bij de begrote 65 ECTS studiebelasting inbegrepen. Datzelfde geldt voor de diverse contacturen tussen de studenten onderling, in verband met te vervullen opdrachten e.d.
pagina 11
NVAO | Hbo-Master Project Management/ Newport Business Academy | 19 november 2008 |
4 Beoordeling per onderwerp In dit hoofdstuk toetst het panel de aanvraag aan de hand van de zes onderwerpen en negentien facetten uit het toetsingskader. Per facet is telkens de letterlijke omschrijving ervan uit het toetsingskader overgenomen. Daarna volgen eveneens per facet een summiere samenvatting van de informatie verstrekt door de instelling, en de overwegingen en het oordeel van het panel. Tot slot geeft het panel per onderwerp een samenvattend oordeel. 4.1
Doelstellingen opleiding Voor een beschrijving van het programma en de algemene doelstellingen (achtergronden) van de opleiding zij hier verwezen naar het voorgaande hoofdstuk 3. De doelstellingen, in de betekenis van ‘te behalen eindkwalificaties’, komen in de volgende drie paragrafen ter sprake.
4.1.1
Domeinspecifieke eisen (facet 1.1) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Bevindingen In het aanvraagdossier maakt de instelling duidelijk dat zij bij het uitwerken van de eindkwalificaties van de voorgedragen opleiding als volgt te werk is gegaan. Eerst heeft zij zich gezet aan de beschrijving van het beroepsprofiel waarvoor het curriculum bedoelt op te leiden. Per saldo gaat het daarbij om het profiel van een ‘senior project manager’, annex ‘programma-manager’/’manager of projects’. Aan de hand van dat profiel heeft de instelling een inventarisatie gemaakt van de taken die aan dat profiel intrinsiek zijn. Vervolgens heeft de instelling deze taken vertaald in kerncompetenties die benodigd zijn om de rol van senior projectmanager (annex etc.) te kunnen vervullen. Uit die te verwerven kerncompetenties zijn door de instelling tenslotte de eindkwalificaties van de opleiding MPM afgeleid. Die eindkwalificaties luiden als volgt: [Een afgestudeerde MPM] (1) beschikt over algemene wetenschappelijke kennis van en inzicht in theorieën en concepten betreffende organisatiekunde, strategievorming en veranderkunde en kan theorieën en concepten aan elkaar relateren; (2) beschikt over een grondige kennis van verschillende analyse- en onderzoeksmethodieken; (3) beschikt over zeer gedegen kennis van (inter)nationaal gangbare theoretische en methodologische benaderingen op het gebied van programma-management, projectmanagement en instrumenten voor projectbeheersing; (4) beschikt over een grondige kennis van en inzicht in het functioneren (de toepassing) van projectmanagementmethodieken in de praktijk; (5) beschikt over vaardigheden voor een succesvolle beroepsuitoefening op (senior)managementniveau of directieniveau, dat wil zeggen geeft blijk van initiatief, integriteit, persoonlijke verantwoordelijkheid en besluitvaardig optreden en is in staat anderen te motiveren;
pagina 12
NVAO | Hbo-Master Project Management/ Newport Business Academy | 19 november 2008 |
(6) beschikt over een grondige kennis van verschillende veranderkundige methodieken en kan deze in verschillende situaties toepassen; (7) is in staat om gangbare theoretische modellen en theorieën zelfstandig te gebruiken in onderzoek en dit te gebruiken in de onderbouwing van besluiten; (8) is zeer goed op de hoogte van actuele ontwikkelingen op het gebied van projectmanagement en is in staat ten opzichte van deze ontwikkelingen een zelfstandig beredeneerd standpunt in te nemen en dit in debat (mondeling en schriftelijk) te verdedigen; (9) is in staat om in te spelen op bestuurlijke processen (zowel overheid, profit als nonprofit); (10) kan resultaten van eigen onderzoek en/of gekozen oplossingen omzetten in uitvoerbare implementatieplannen; (11) is in staat op systematische en creatieve wijze met complexe vraagstukken (o.m. project of ICT, belangen, kritische succesfactoren, risico’s) om te gaan en tot een gefundeerd oordeel te komen; (12) is in staat tot het uitvoeren van een analyse naar de slaag- en faalfactoren, gebaseerd op eigen onderzoek (zowel schriftelijk als mondeling/audits), alsmede het formuleren en doorvoeren van (verbeter)maatregelen; (13) is in staat om besluiten op maatschappelijk relevantie/risico te beoordelen; (14) is in staat gebruik te maken van zowel wetenschappelijk als eigen onderzoek en de resultaten van dit onderzoek te presenteren voor een publiek van specialisten en nietspecialisten, zowel mondeling als schriftelijk; (15) kan communiceren op uiteenlopende niveaus en disciplines, en daarmee met alle relevante stakeholders; (16) kan zelfstandig een wetenschappelijk verantwoorde probleemstelling formuleren met een daarbij behorend zowel theoretisch als praktisch kader; (17) is in staat de ontwikkelingen op het vakgebied bij te houden en de eigen kennis en inzichten te verdiepen, aan te vullen en desgewenst over te dragen aan teamleden en collega’s; (18) kan multidisciplinair en integratief denken en handelen Alle eindtermen zijn terug te vinden in de onderdelen en modules waaruit de opleiding bestaat, aldus de instelling, die ten bewijze daarvan verwijst naar de modulebeschrijvingen 3 die bij het aanvraagdossier zijn gevoegd (in bijlage R ). Overwegingen Met de vaststelling van de kerncompetenties van de functie ‘senior projectmanager’ (et al.) heeft de instelling, naar het oordeel van het panel, weliswaar een herkenbaar, maar bepaald nog geen éénduidig beroepsprofiel geformuleerd van de professional die zij wil gaan opleiden. In herinnering zij geroepen dat de instelling bij de beschrijving van het profiel van de opleiding (hoofdstuk 3, par. 3.3 hierboven) in verband met de te formuleren eindkwalificaties van de opleiding van een veel ruimer referentiekader van beroepen (of rollen) is uitgegaan: naast de functie van senior projectmanager (of ‘projectleider’), refereert de instelling daar aan die van: ‘programma-manager’, ‘people manager of projectprofessionals’, ‘projectcontroller’ en ‘procesmanager’. Weliswaar verengt de instelling dat profiel bij het onderhavige facet tot dat van senior projectmanager, onder toevoeging van een annex ‘programma-manager’/’manager of projects’, maar het eerder genoemde referentiekader heeft onmiskenbaar wel doorgewerkt in de uitwerking van de kerncompetenties, en daarmee ook in de eindkwalificaties van de opleiding. 3
pagina 13
De instelling verwijst ter plaatse naar bijlage E, paragrafen 2.3 en 2.4, en naar bijlage F, maar die verwijzingen zijn niet correct.
NVAO | Hbo-Master Project Management/ Newport Business Academy | 19 november 2008 |
Het panel onderkent echter dat de praktijk op PM-gebied, bij gebreke ook van een internationaal erkende ‘body of knowledge’, een eigen dynamiek en referentiekader kent die het lastig maken om te zeggen of de beoogde eindkwalificaties van de voorgedragen MPMopleiding aansluiten bij ‘de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een discipline’ [zoals facet 1.1. vereist]. Van een bestaande ‘discipline’ in de eigenlijke zin van dat woord kan in het geval van PM immers niet gesproken worden [zie daarvoor verder de Overwegingen onder facet 2.2]. Het panel vindt dat de instelling in dat opzicht het voordeel van de twijfel moet worden gegund. In de PM-beroepspraktijk doen zich ontwikkelingen voor die duiden op een groeiende behoefte aan het type professional waarvoor NBA met het MPM-programma nu juist bedoelt op te leiden. Niettemin zou het panel de instelling willen adviseren nog eens goed met de beroepspraktijk af te stemmen of inderdaad een opleiding met dit profiel wordt gewenst. Het stramien van één zogenaamde Academische leergang, twee masterclasses en een thesis dat NBA hanteert voor haar masteropleidingen, mag wellicht voor andere vakgebieden aangewezen zijn, in het geval van programma management ligt dat anders, zo komt het panel voor. Het smalle vakgebied van het PM lijkt eerder te wijzen in de richting van een PM-afstudeervariant binnen een (standaard) MBA-opleiding. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 1.1 ‘Domeinspecifieke eisen’ als voldoende.
4.1.2
Master (facet 1.2) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een master. Bevindingen Met behulp van een tabel geeft de instelling aan hoe de door haar geformuleerde eindtermen/eindkwalificaties (zie onder Bevindingen bij facet 1.1) gerelateerd zijn aan de Dublin-descriptoren. Zo zouden volgens de instelling: de eindkwalificaties 1 t/m 4 matchen met de beschrijving van de kwalificaties die Dublin-descriptor 1 qua kennis en inzicht bij een afgestudeerde master aanwezIg veronderstelt; de eindkwalificaties 5 t/m 10 matchen met de beschrijving van de kwalificaties die Dublin-descriptor 2 op het punt van het kunnen toepassen van kennis en inzicht bij een afgestudeerde master aanwezig veronderstelt; de eindkwalificaties 11 t/m 13 matchen met de beschrijving van de kwalificaties die Dublin-descriptor 3 ten aanzien van het vermogen tot oordeelsvorming bij een afgestudeerde master aanwezig veronderstelt; de eindkwalificaties 14 en 15 matchen met de beschrijving van de kwalificaties die Dublin-descriptor 4 ten aanzien van het vermogen tot communicatie bij een afgestudeerde master aanwezig veronderstelt; de eindkwalificaties 16 t/m 18 matchen met de beschrijving van de kwalificaties die Dublin-descriptor 5 aan leervaardigheden bij een afgestudeerde master aanwezig veronderstelt. Overwegingen Het masterniveau van een opleiding - waarvan de Dublin-descriptoren een globaal referentiekader schetsen - laat zich meestentijds uit één of meer van de volgende
pagina 14
NVAO | Hbo-Master Project Management/ Newport Business Academy | 19 november 2008 |
kenmerken afleiden: (i) de opleiding heeft een duidelijke internationale oriëntatie, blijkende uit het gebruik van internationale, toonaangevende vakliteratuur, de inzet van docenten van internationale statuur en/of het onderhouden van een grensoverschrijdend netwerk met instellingen en vakgenoten, (ii) de herleidbaarheid van het door de opleiding bestreken vakgebied tot een (internationaal) erkende ‘body of knowledge’ en de inbedding van de daarop betrokken opleiding in een academische/ onderzoeksmatige omgeving en (iii) een multi- of interdisciplinaire aanpak van het vakgebied waarop de opleiding betrekking heeft. Het panel meent dat de voorgedragen opleiding onvoldoende scoort op de eerste twee genoemde master-indicatoren. De opleiding heeft betrekking op een te smal vakgebied om als volwaardige master te kunnen dienen. Buiten de eigenlijke PM-modulen in de Academische leergang (voor in totaal 29 ECTS) kent het programma - de thesis buiten beschouwing gelaten - in de ondersteunende vakken geen PM-specifieke componenten die de opleiding tot het niveau van een volwaardige master kunnen uittillen. Daarvoor is het vakgebied zelf te smal en de aanpalende bedrijfskundige disciplines te weinig specifiek. Daar komt bij dat het vakgebied ook (nog) niet kan bogen op nationale of internationale erkenning als een zelfstandige discipline, met een eigen set aan wetenschappelijke paradigmata, modellen en methodieken. De markt is op PM-gebied in dat opzicht (nog altijd) leidend voor de theorie. Anders gezegd: PM beschikt nog niet over een academisch verankerde body of knowlegde. Om masterniveau te kunnen halen is dat voor een hbo- of wo-opleiding, naar het oordeel van het panel, wel een absoluut vereiste. Van wetenschappelijke inbedding kan dan ook eigenlijk geen sprake zijn. Ook de internationale dimensie komt in de opleiding nog onvoldoende tot haar recht. Weliswaar claimt de instelling (p. 10 aanvraagdossier) wel dat de opleiding een internationale oriëntatie bezit, daarbij verwijzende naar de internationale lesstof en literatuur die voor de opleiding wordt gebruikt en voorgeschreven en de internationale projectweek die jaarlijks plaatsvindt in samenwerking met buitenlandse universiteiten. Maar het panel kan zich toch niet aan de indruk onttrekken dat het bij de voorgeschreven en aanbevolen literatuur veelal gaat om vrij basale studiestof, en de projectweek niet verdere reikt dan een uitwisseling van ervaringen en kennis op studentenniveau. Nuttig, maar niet van een statuur die de opleiding tot masterniveau doet uitgroeien. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 1.2 ‘Master’ als onvoldoende.
4.1.3
Oriëntatie hbo (facet 1.3) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de volgende beschrijvingen van een master in hbo: (a) de beoogde eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepencompetenties. (b) een hbo-master heeft de kwalificaties voor het niveau van een zelfstandig en/of leidinggevend beroepsbeoefenaar in een beroep of spectrum van beroepen, dan wel het niveau van het functioneren in een multidisciplinaire omgeving waarvoor een hbo-opleiding vereist is of dienstig is.
pagina 15
NVAO | Hbo-Master Project Management/ Newport Business Academy | 19 november 2008 |
Bevindingen [Ad a] Volgens opgaaf van de instelling vormt het beroepsprofiel van een senior projectmanager, zoals beschreven in de International Competence Baseline 3 (ICB 3), en de vele functieprofielen van de senior projectmanager in bedrijven het referentiekader voor de eindkwalificaties van de opleiding. Studenten zijn na afloop van de opleiding in staat om de techniek van projectmanagement effectief te hanteren, hebben de juiste gedragsvaardigheden ontwikkeld en zijn in staat hun context te beïnvloeden om grote projecten te managen, aldus de instelling. Het MPM-curriculum profileert zich, binnen het aanbod aan projectmanagement opleidingen, naar zeggen van de instelling, als een zgn. gecertificeerde opleiding van academisch niveau. Daarbij onderscheidt de MPM zich van gecertificeerde opleidingen van het PMBok- en het Prince 2-type, doordat het MPM-curriculum “de niveaus PMBok en Prince 2 Practitioner aanvult met vaardigheden in gedrag en houding . De MPM komt overeen met IPMA B, waarbij de competenties zich bewijzen in de leeromgeving voor de praktijkbeoefening en niet bewezen uitgeoefend hoeven te zijn in de biografie.” Voordeel van certificering volgens de IPMA-standaardisatie is, volgens de instelling, verder dat examens zich internationaal laten vergelijken en ook competenties van kandidaten getoetst kunnen worden die in het verleden betoond zijn. [Ad b] Over de hbo-oriëntatie van de opleiding valt in het aanvraagdossier onder meer het volgende te lezen: “Studenten moeten zich gedurende de opleiding een zodanig niveau eigen maken dat zij in het vakgebied zelfstandig multi- en interdisciplinaire vraagstukken op kunnen lossen waarvoor een professionele masteropleiding vereist of dienstig is. Er is een competentieprofiel uitgewerkt waaraan potentiële studenten worden getoetst bij de intake. De inbreng van de studenten ligt door de meerjarige praktijkervaring hoog. Er is gekozen voor een docentenkorps met veel praktijk-, publicatie- en onderzoekservaring om maximaal in te spelen op de ervaring van de student. De student wordt tijdens de opleiding ook begeleid door een bedrijfsmentor. De bedrijfsmentor bewaakt de koppeling theorie-praktijk en vervult daarnaast op een kritische wijze de rol van steun en toeverlaat. […] Tijdens de gehele opleiding staat de analytische verwerking van de stof en de koppeling naar de praktijk centraal. Integraal leren denken en handelen vanuit theoretische concepten is daarbij wezenlijk. Dit komt ook tot uitdrukking bij de toetsing. [….] De opleiding start bij iedere module met het overbrengen van een theoretisch kader. Studenten worden geacht onder begeleiding van postacademisch geschoolde of gepromoveerde docenten zich de diverse theoretische concepten en modellen eigen te maken. In het vervolg van de module is het de uitdaging voor de studenten dit theoretisch kader te vertalen en toe te passen in de benadering van de beroepspraktijk.[….] Daarnaast is de uitwisseling van (praktijk)kennis tussen docenten en studenten en tussen studenten onderling bepalend voor het op een hoger niveau brengen van de opleiding. Via begeleide werkcolleges wordt het op elkaar reflecteren en van elkaar leren mede vorm gegeven.” Overwegingen De opleiding is ontwikkeld aan de hand ICB 3, dat een standaardpakket aan kennis, vaardigheden en attitudes behelst voor ‘managers of projects, programmes and project
pagina 16
NVAO | Hbo-Master Project Management/ Newport Business Academy | 19 november 2008 |
portfolios’ voor elk van de vier IPMA-levels. Het level waar de MPM-opleiding op insteekt is, naar eigen zeggen van de instelling, B. De ICB-pakket is een internationaal in de PM-beroepspraktijk vrij algemeen erkende standaard. In zoverre kan worden gezegd dat de naar die standaard ontwikkelde eindkwalificaties van de MPM-opleiding ‘mede ontleend zijn aan een door het relevante beroepenveld opgesteld beroepsprofiel’. In hoeverre het programma inhoudelijk ook in samenspraak met het beroepenveld invulling heeft gekregen heeft het panel niet kunnen achterhalen. Wel is voor het panel komen vast te staan dat er geregeld contact is geweest met de Raad van Advies. Maar van een structurele of institutionele betrokkenheid van mensen uit het beroepenveld bij de ontwikkeling van het programma, anders dan via de Raad van Advies, is het panel niet gebleken. Het panel neemt aan dat niettemin toch wel gesproken kan worden van een ‘in samenspraak met het relevante beroepenveld’ opgesteld zijn van het beroeps- en opleidingsprofiel, zij het op basis toevallig bestaande netwerken en op incidentele wijze. In dit verband zou het panel zijn advies willen herhalen (zie hierboven bij facet 1.1.) dat de instelling toch nog eens goed met de beroepspraktijk afstemt of inderdaad een opleiding met dit profiel [met één vakspecifieke Academische leergang, twee niet-vakspecifieke masterclasses en een thesis] wel echt wordt gewenst. Een duidelijke programmatische keuze kan de instelling op dit punt overigens niet worden ontzegd. De oriëntatie van het voorgedragen curriculum is onmiskenbaar die van een hbo-opleiding. Iedere module start weliswaar met een stukje theoretisch kader, maar de nadruk ligt toch steeds - zoals de instelling ook zelf bij herhaling aangeeft - op ‘de uitdaging om dit theoretisch kader te vertalen en toe te passen in de benadering van de beroepspraktijk’. Centraal in de hele opleiding staat de verwerking en de koppeling van de stof naar de praktijk. De nadruk op de, bijna ambachtelijke, beheersing van vaardigheden en de focus op toegepaste wetenschap maken het programma tot een typisch hbo-curriculum. Het panel bestrijdt daarmee tegelijkertijd de stelling van de instelling dat de opleiding een programma op academisch niveau biedt, in de zin dat studenten op academisch niveau 4 zouden worden toegerust voor hun managementtaak (p. 30 aanvraagdossier ). Het vertrekpunt voor de opleiding vormt immers niet het idee om praktische kennis en ervaring te vertalen naar wetenschappelijke concepten of theorieën, maar andersom: praktische kennis te verbreden door die te verbinden met theoretische concepten en modellen. En dat is bij uitstek een hbo-matige insteek. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 1.3 ‘Oriëntatie hbo’ als voldoende.
4.1.4
Samenvattend oordeel onderwerp 1 Doelstellingen opleiding De facetten ‘domeinspecifieke eisen’ en ‘oriëntatie hbo’ heeft het panel als voldoende beoordeeld; het facet ‘master’ daarentegen als onvoldoende. Die onvoldoende-waardering is naar het oordeel van het panel zo zwaarwegend dat dit het onderwerp ‘doelstellingen opleiding’ in zijn geheel vitieert. Het panel merkt daarmee onderwerp 1 in zijn geheel als onvoldoende aan.
4
pagina 17
Zie ook de Bevindingen onder facet 2.2, hierna.
NVAO | Hbo-Master Project Management/ Newport Business Academy | 19 november 2008 |
4.2
Programma Voor de beschrijving van het programma wordt verwezen naar het voorgaande hoofdstuk 3.
4.2.1
Eisen hbo (facet 2.1) Het beoogde programma sluit aan bij de volgende criteria voor het programma van een hboopleiding – (1) Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en of (toegepast) onderzoek. – (2) Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. – (3) Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Bevindingen Over het voldaan zijn aan de drie hbo-eisen waaraan het programma dient te voldoen valt in het aanvraagdossier onder meer het volgende te lezen: [ad 1] “De opleiding is er op gericht de studenten relevante theoretische concepten aan te reiken, nieuwe concepten te vinden en waar nodig geïntegreerd te gebruiken. Primair moeten de studenten integratief leren denken vanuit een breed theoretisch kader. Dit proces start in de opleiding met de bewustwording van de noodzaak hiertoe en krijgt in de loop van de opleiding een steeds zwaarder accent. Na de module Methoden en Technieken van Onderzoek moet de student in de thesis aantonen zich dit volledig eigen te hebben gemaakt. Relevante theorieën worden (in samenspraak met de betrokken deskundigen) per module ingebracht. [….] Daarbij gaat het vooral om de basale vragen die onder de theorieën liggen: voordat theorie over project- of programmamanagement wordt aangeboden, wordt de vraag gesteld welk probleem met een projectmanagementmethode of programmamanagementmethode wordt opgelost. Kan dit probleem ook op andere manieren worden opgelost? Welke? Wat gaat er mis als de theorie over project- of programmamanagement niet gehanteerd wordt? Studenten worden aan het begin van elke opleidingsmodule uitgenodigd actief na te denken over nut en noodzaak van de bij de module behorende theorie en management aanpakken voordat zij zich die management aanpakken eigen maken door onderricht en oefening in het vervolg van de module. Aan het eind van elke module wordt van studenten gevraagd de theorie en de management aanpak te laten landen, door hen in de uitwerking van de opdracht aan te laten geven wat het hen gebracht heeft, c.q reëel kan brengen in hun organisatiepraktijk. Daarnaast wordt tijdens de modulen voortdurend uitgegaan van ‘action learning’ bij het behandelen van de stof. Door extra onderzoek van de studenten te vragenbij het behandelen van stellingen, het voorbereiden van discussies en het maken van individuele en groepsopdrachten, wordt de ontwikkeling van onderzoeksvaardigheden (verder) gestimuleerd. Tijdens bijeenkomsten van de consultatiegroepen wordt van de studenten gevraagd elkaar hierbij te stimuleren en te ondersteunen. [….]”
pagina 18
NVAO | Hbo-Master Project Management/ Newport Business Academy | 19 november 2008 |
[ad 2] “In samenspraak met deskundigen op de diverse gebieden wordt relevante en actuele literatuur geselecteerd. [….] De auteurs zijn veelal gezichtsbepalende (internationale) deskundigen voor de desbetreffende discipline en de literatuur staat veelal bekend als standaardliteratuur op het betreffende vakgebied. Daarnaast worden continu vernieuwingen aangebracht in de lesstof, in de aanvullende literatuur maar desgewenst na evaluatie in de voorgeschreven literatuur. Dit wordt versterkt door het opnemen van relevante theoretische publicaties in de NBA-leeromgeving. Tijdens de actualiteitencolleges op de netwerkdagen en daar waar nodig en interessant wordt gewerkt met gastdocenten.”
[ad 3] “Er wordt gebruik gemaakt van de praktijkervaring van de studenten en uiteraard van de praktijkervaringen van docenten en gastsprekers. Studenten worden tijdens de modulen expliciet bevraagd op het inbrengen van concrete situaties en problemen uit hun werkveld. Op deze wijze worden deze praktijksituaties geïntegreerd in het curriculum. In de uitvoering van (groeps)opdrachten, het houden van presentaties en de thesis dienen studenten de relatie met de praktijk nadrukkelijk te belichten. De student wordt tijdens de studie gesteund en gemonitord door een persoon vanuit zijn bedrijf. Deze persoon wordt de bedrijfsmentor genoemd. Deze bedrijfsmentor bewaakt de koppeling theorie-praktijk en vervult de rol van steun en toeverlaat. De bedrijfsmentor wordt ook betrokken bij het POP. Verder moet de student verslagen maken wat er met de bedrijfsmentor is besproken. De bedrijfsmentor keurt de gekozen onderwerpen voor de papers en de thesis goed. Tijdens de opleiding wordt de mentor minimaal één keer bezocht door een medewerker van NBA. [….]” Overwegingen De opleiding is sterk praktijk- en beroepsgericht. De studenten zijn allen werkzaam in de beroepspraktijk en werken vanuit de opleiding met opdrachten die vragen en problemen vanuit het eigen bedrijf betreffen. Zij combineren hun praktische achtergrond en ervaring met theoretische concepten en modellen. De literatuur is actueel en reflecteert de ontwikkelingen in de beroepspraktijk, zij het naar het oordeel van het panel veelal te basaal en over vrijwel de hele linie niet van master-niveau. De theorie wordt steeds in verband gebracht met praktijkvoorbeelden en casuïstiek. Docenten brengen tijdens de bijeenkomsten praktijkervaring en -voorbeelden aan; terwijl de opleiding er nadrukkelijk op is gericht vaardigheden op managementniveau te ontwikkelen. Het panel stelt vast dat de opleiding met dat alles aan de eisen van een hbo-opleiding voldoet. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.1 ‘Eisen hbo’ als voldoende.
4.2.2
Relatie tussen doelstelling en programma (facet 2.2) - Het beoogde programma, het didactisch concept, de werkvormen en de wijze van toetsing weerspiegelen de te bereiken eindkwalificaties van de opleiding. - De te bereiken eindkwalificaties zijn aantoonbaar vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het beoogde programma. Bevindingen Doel van de opleiding is - kort gezegd - om praktijkmensen met gemiddeld 5 à 7 jaar werkervaring (en met een hbo- en/of academische achtergrond) toe te rusten om een
pagina 19
NVAO | Hbo-Master Project Management/ Newport Business Academy | 19 november 2008 |
inspirerende en zelfstandige (informatie)managementfunctie te vervullen, uitgaande van een dynamische beroepspraktijk. De instelling biedt daartoe een programma met het volgende leerconcept, en de volgende werk- en toetsingsvormen: “ De studenten worden op academisch niveau toegerust voor hun managementtaak, waarbij een interdisciplinaire aanpak wordt toegepast. Steeds weer wordt de werkelijkheid vanuit diverse perspectieven bezien. Het actief volgen van de opleiding zorgt ervoor dat de student een competentie-ontwikkeling doormaakt, die hem of haar in staat stelt om zelfstandig als manager te opereren. NBA hanteert een leercyclus, die inspeelt op de leerstijlen van de studenten en gekenmerkt wordt door het geregeld maken van analyses, visieontwikkeling, interventies bepalen en plegen en het reflecteren op eigen denken en handelen. [….] Voor NBA is leren een interactief proces: het ‘leren leren’ en het leren van elkaar via uitwisseling van kennis, het delen van ervaringen en onderlinge consultaties is een must. De opleiding vraagt de studenten in toenemende mate de verantwoording te nemen voor het eigen leerproces en biedt hiervoor innovatieve mogelijkheden via de NBA-leeromgeving. Via een intake, waarin een test is opgenomen worden de competenties waarover de studenten beschikken vastgelegd in een portfolio. Studenten bepalen vervolgens zelf de leerprocessen ter ontwikkeling van hun eigen competenties en doen dit door middel van leercontracten met henzelf. Via voortgangsgesprekken, coaching en verslaglegging worden deze leerprocessen gestimuleerd, gevolgd en geëvalueerd. Er wordt gestreefd naar een maximale transfer van de leersituatie naar de werksituatie en vice versa. Het functioneren in vaste begeleide werkcolleges door studenten is een wezenlijk onderdeel van de opleiding. Tijdens deze colleges wordt gewerkt met vaste groepen. NBA ziet deze groepen als ‘learning communities’. In deze groepen worden onder andere vooraf vragen geformuleerd over de te bestuderen stof, groepsopdrachten en presentaties voorbereid, leer- en werkervaringen uitgewisseld, op elkaars inbreng gereflecteerd en verbetersuggesties besproken. […] Tijdens modulen vragen docenten de studenten expliciet naar de reflectie van de lesstof binnen de eigen werkervaring. Ook stimuleren zij de confrontaties tussen de studenten onderling. De inbreng van de eigen ervaringen vormt een didactisch instrument om de theorie te illustreren en herkenbaar te maken. Studenten gebruiken de eigen werkervaring bovendien als inhoudelijk kader voor het merendeel van de papers, waarmee de modulen worden getoetst en afgerond. Kennisuitwisseling tussen studenten onderling wordt daarbij sterk bevorderd door de begeleide werkcolleges. […] Tijdens de gehele opleiding staat de analytische verwerking van de stof en de koppeling naar de praktijk centraal. […..] Dit komt ook tot uitdrukking bij de toetsing. Er is gekozen voor een groot aantal verschillende toetsingsvarianten zoals individuele papers, groepsopdrachten, presentaties, verbetersuggesties, implementatieplannen en natuurlijk de thesis. Voor de studenten is het daarbij de uitdaging om aan te tonen dat zij via onderzoek en studie de theoretische kennis kunnen integreren en toepassen en niet alleen zoeken naar enkelvoudige praktische oplossingen.” In bijlage Q. Overzicht Eindtermen/Leerdoelen, werkt de instelling per eindkwalificatie de leerdoelen uit die in dat verband behaald dienen te worden en geeft zij in bijlage R. Modulebeschrijvingen per opleidingsmodule aan welke van de in bijlage Q geformuleerde leerdoelen daarmee beoogd worden te bereiken. Overwegingen Bij de beoordeling van de voorgedragen opleiding op dit facet komt het panel tot twee tegengestelde bevindingen.
pagina 20
NVAO | Hbo-Master Project Management/ Newport Business Academy | 19 november 2008 |
Aan de ene kant betreft dat een positieve waardering, waar het gaat om de door de instelling gevolgde systematiek die erin bestaat dat op basis van een tevoren bepaald beroepsprofiel eerst taken en kerncompetenties van de functie waarvoor wordt opgeleid worden vastgesteld om daaruit vervolgens de opleidingsdoelstellingen en uiteindelijk de leerdoelen van de afzonderlijke modulen af te leiden. Die systematiek is helder en heeft naar het oordeel van het panel geleid tot een inzichtelijke en een herleidbare relatie tussen de doelstellingen van de opleiding als geheel en de leerdoelen van de verschillende onderdelen. De instelling verdient een compliment voor de minutieuze wijze waarop zij de leerdoelen per module heeft verwoord. Ook het gekozen didactisch concept waardeert het panel positief. De werkvormen sluiten daar goed bij aan. Tegelijkertijd stelt het panel vast dat de opbouw en inrichting van het programma zo is opgezet dat het twijfelachtig is of het beoogde masterniveau kan worden gehaald. Dat heeft te maken met de volgende negatieve bevindingen: binnen de opleiding wordt een aanzienlijk deel van de beschikbare tijd besteed aan algemene managementcompetenties, en een relatief beperkt deel aan het specifieke profiel waarop de opleiding zich richt. Feitelijk moeten studenten het specialisme waarop de opleiding is gericht binnen een omvang van 3 à 4 modulen (voor een totaal van zo’n 22 tot 26 ECTS) zien te realiseren. Waar nog bijkomt dat één van deze modulen een sterk algemeen karakter heeft (t.w. de module Organisational Structure& Human Resource Management). In het licht van de doelstellingen van opleiding is het panel van mening dat de in het beroepsprofiel beschreven competenties in de bestaande programmaopzet onvoldoende gerealiseerd kunnen worden. hoewel het aantal contactmomenten en -uren in vergelijking met een eerdere Tnoaanvraag (voor de qua opzet met de MPM vergelijkbare MIM-opleiding) is uitgebreid, is het naar de mening van het panel toch maar zeer de vraag of het binnen de beperkt beschikbare hoeveelheid tijd in relatie tot de verschillende aandachtsgebieden mogelijk is het vereiste niveau en de vereiste mate van complexiteit te bereiken. hoewel de wisselwerking tussen theorie en beroepspraktijk in beginsel een sterk punt is van de opleiding, kleeft er in de door NBA gehanteerde uitwerking ook een nadeel aan. De toetsing richt zich namelijk nagenoeg geheel op de papers en de thesis die studenten opstellen in relatie tot vraagstukken uit de eigen beroepspraktijk. En hoewel tijdens bijeenkomsten ook reflectie en uitwisseling met andere studenten plaatsvindt, ligt het accent zeer nadrukkelijk op de eigen beroepspraktijk. Het masterniveau vereist echter van studenten ook het vermogen om vraagstukken vanuit en bredere context en van een hoger aggregatieniveau te kunnen benaderen. In de gekozen opzet wordt dat onvoldoende gerealiseerd. Er is weliswaar sprake van een koppeling aan theoretische concepten, maar de vergelijking met (oplossingen voor) soortgelijke problemen in een andere omgeving komt alleen secundair aan de orde. Het panel ziet dit als drie zwaarwegende problemen, die samenhangen met de gekozen opzet van het programma. En hoewel de desbetreffende matrices in het aanvraagdossier laten zien dat in beginsel alle doelstellingen (en leerdoelen) worden gedekt binnen het programma, roept de opzet van het programma toch de vraag op of die doelstellingen ook met voldoende niveau gerealiseerd kunnen worden. Het panel is er niet van overtuigd dat dit het geval is en beoordeelt daarom het onderhavige facet als onvoldoende.
pagina 21
NVAO | Hbo-Master Project Management/ Newport Business Academy | 19 november 2008 |
Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.2 ‘Relatie tussen doelstelling en programma’ als onvoldoende. 4.2.3
Samenhang programma (facet 2.3) Het beoogde programma is inhoudelijk samenhangend. Bevindingen Over de inhoudelijke samenhang van het programma bevat het aanvraagdossier geen expliciete tekstpassage. Wel suggereert de instelling op verschillende plaatsen in de aanvraag een beroepsprofiel georiënteerde samenhang tussen de verschillende opleidingsonderdelen, door op die plaatsen te benadrukken dat de eindtermen van de opleiding - en de leerdoelen per onderdeel - direct gerelateerd zijn aan de kerncompetenties van het beroepsprofiel waarop de opleiding is ingericht. Achterliggende gedachte daarbij lijkt te zijn dat: het samenstel van beroepscompetenties, vertaald als opleidingscompetenties, als vanzelf ook een integraal (samenhangend) beeld van de opleidingsonderdelen oplevert. In die zin laat zich onder meer de volgende passage (op p. 19) van het aanvraagdossier uitleggen: “De kerncompetenties bepalen de eindtermen voor de masteropleiding. De kerncompetenties vormen de verbindende schakel tussen het beroepsdomein en het opleidingsdomein. Zoals aangegeven geven de kerncompetenties een integraal beeld (cursivering van het panel) van de vereisten voor de functie senior projectmanager. Daaruit volgen de eisen gesteld aan de masteropleiding.” Overwegingen Het panel is van oordeel dat het programma op zichzelf wel getuigt van inhoudelijke samenhang, maar dat het ontbreekt aan een ‘core faculty’ om die samenhang ook daadwerkelijk af te dwingen. De vakinhoudelijke invulling wordt feitelijk goeddeels ingevuld en overgelaten aan de docenten die op freelance basis worden ingehuurd om het onderwijs te verzorgen. Buiten de opleidingscoördinator, die voor 0,3 fte op freelance basis wordt ingehuurd, is er eigenlijk niemand die structureel zicht houdt op en zorg draagt voor de vakinhoudelijke samenhang van het programma. Per saldo komt de samenhang in het individuele studieprogramma, wat chargerend gezegd, neer op wat de student in overleg met zijn begeleidende docent en zijn bedrijfsmentor afspreekt aan studie-inspanningen, in POP-verband. Het panel vindt dat een te onbestemde basis voor een samenhangende invulling van de opleiding. De verantwoordelijkheid voor de samenhang van het programma komt daarmee immers voor een groot deel buiten NBA te liggen. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.3 ‘Samenhang programma’ als onvoldoende.
4.2.4
Studielast (facet 2.4) Het beoogde programma is studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Bevindingen Over de studielast en de studeerbaarheid van de opleiding meldt het aanvraagdossier onder meer:
pagina 22
NVAO | Hbo-Master Project Management/ Newport Business Academy | 19 november 2008 |
“Door de combinatie werk en studie wordt veel van de studenten gevraagd. Naast de normale werkdruk van ongeveer 1800 uur per jaar moet de student in 2 à 3 jaar nog zo’n 1817 uur extra maken. De sterke relatie die wordt gelegd met de eigen werksituatie van de student zorgt er voor dat de grenzen van studeerbaarheid niet worden overschreden. Vanzelfsprekend is dit één van de belangrijkste aandachtpunten voor de onderwijsstaf. Hiertoe zijn vergaande systemen ontwikkeld die de efficiency voor de studenten optimaliseren en de staf een up to date inzicht verschaffen in de voortgang (I-begeleiding en I-communicatie). Zoals in de kwaliteitsdoelstellingen aangegeven zijn voor de studievoortgang duidelijke en meetbare doelstellingen gedefinieerd. Verder is er een kwaliteitsplan dat is afgestemd met de Adviesraad. Gebleken is dat naast de I-begeleiding en de I-communicatie ook de coherentie in de groepen onderling (vooral ook de begeleide werkcolleges) een belangrijke trigger is voor het niet oplopen van achterstanden. Om een goede verhouding tussen werk en studie af te stemmen wordt gebruik gemaakt van de bedrijfsmentor. Het Internet en de NBA-leeromgeving vormen een essentieel onderdeel van de opleiding. De opleiding wordt logistiek en didactisch ondersteund met de NBA-leeromgeving waarbij alle klassikale bijeenkomsten zich meer richten op de interactie tussen docenten en studenten en minder op cognitieve kennisoverdracht. […] In dit digitale systeem wordt verder voor iedere student de voortgang bijgehouden. Bij achterstand wordt vanuit de staf met de betrokken student en eventueel docent contact opgenomen.” Overwegingen De instelling voert in de kern een drietal omstandigheden aan die maken dat het curriculum, ondanks de zware studie-inspanning die van de studenten wordt verlangd, studeerbaar is. Dat betreft in de eerste plaats de sterke relatie die gelegd wordt met de eigen werksituatie van de student, in de tweede plaats is daar de coherentie in de groepen die een belangrijke stimulerende werking op studenten zou hebben en in de derde plaats wijst de instelling op de beschikbaarheid van de NBA-leeromgeving en de mogelijkheden van begeleiding en interactie die deze omgeving in didactische opzicht te bieden heeft. Het panel onderschrijft de opvatting van de instelling dat deze drie omstandigheden er - ieder afzonderlijk en in onderling verband - toe bijdragen dat factoren die de studievoortgang kunnen belemmeren zoveel mogelijk wegnemen. Daar komt bij naar het oordeel van het panel nog bij dat de opleiding organisatorisch goed is opgezet. Studenten weten wat van hen wordt verwacht, op welke termijn en hoe zij daarbij te werk moeten gaan en bij wie ze terecht kunnen als er zich problemen voordoen. Het probleem van een hoge studielast, naast de eisen die de werkkring aan een student stelt, geldt naar het idee van het panel overigens niet specifiek voor de voorgedragen opleiding. Aan elke postinitiële opleiding is dat probleem inherent. De instelling heeft binnen het bereik van haar mogelijkheden studiebelemmerende factoren Geprobeerd, waar mogelijk, te ecarteren. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.4 ‘Studielast’ als voldoende.
4.2.5
pagina 23
Instroom (facet 2.5) Het beoogde programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: hbo-master: bachelor en eventueel (inhoudelijke) selectie.
NVAO | Hbo-Master Project Management/ Newport Business Academy | 19 november 2008 |
Bevindingen Blijkens opgaaf van de instelling worden de volgende toelatingseisen tot de opleiding gehanteerd: “In principe staat toelating alleen open voor personen met een universitaire of hbo-opleiding en die over minstens 3 jaar praktijkervaring beschikken in het vakgebied. Een aspirant-student die niet aan deze criteria voldoet, maar er wel blijk van geeft op basis van gevolgd vakgericht onderwijs en bewezen beroepservaring minstens op hbo-niveau te functioneren en over minstens 5 jaar ervaring in het vakgebied beschikt, kan op grond van deze kwalificaties eveneens in de opleiding instromen. Om op basis van deze kwalificaties te worden toegelaten moet dit eerst worden onderbouwd in een persoonlijk portfolio. Hierbij worden in ieder geval kopieën van diploma’s dan wel certificaten en schriftelijk aangetoonde werkervaring opgenomen. Dit wordt schriftelijk ingediend en uitgebreid mondeling met de student doorgenomen en getoetst. Het aantal onder deze regeling toegelaten studenten mag nooit meer bedragen dan 3 per groep. Waarborging van het instroomniveau vindt plaats aan de hand van kopieën van diploma’s dan wel certificaten en schriftelijk
aangetoonde werkervaring.” Overwegingen De instelling stelt naar het oordeel van het panel - mede gelet op het postinitiële karakter van de voorgedragen opleiding - adequate eisen waar het gaat om vooropleiding en werkervaring van instromende studenten. De intakeprocedure, bestaande onder meer uit een intakegesprek en portfoliobeoordeling, is naar het oordeel van het panel voldoende adequaat opgezet om de instroom te garanderen van studenten die met de opleiding worden beoogd op te leiden. De eisen die aan instromende studenten worden gesteld zijn eenduidig geformuleerd en zijn van het niveau dat verwacht mag worden dat op basis daarvan toegelaten studenten een redelijke kans hebben om de opleiding met succes te kunnen afronden. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.5 ‘Instroom’ als voldoende.
4.2.6
Duur (facet 2.6) De opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum: hbo-master met minimaal 60 studiepunten. Bevindingen Volgens opgaaf van de instelling heeft de opleiding de volgende duur: “De omvang van de opleiding bedraagt 1817 studiebelastinguren (SBU). Deze uren zijn onderverdeeld in 65 ECTS van 28 uur. Naast de formele contacttijd is er sprake van begeleide contacten in de werksfeer met de bedrijfsmentor. Uiteraard zijn er nog vele contacten tussen de studenten onderling in verband met te vervullen opdrachten. De nominale doorlooptijd van de opleiding bedraagt ongeveer 2,5 jaar. “ Overwegingen Het voorgestelde programma voldoet met de berekende studiebelasting van 65 ECTS aan de minimumeis die door de WHW, qua duur, aan een master wordt gesteld. Het panel heeft geen reden om aan te nemen dat de opleiding in significante zin meer of minder belasting zou behelzen dan de 65 ECTS die de aanvragende instelling als belasting
pagina 24
NVAO | Hbo-Master Project Management/ Newport Business Academy | 19 november 2008 |
aangeeft. Het panel acht die opgave realistisch, gelet ook op de door de instelling verstrekte gegevens omtrent contacturen, uren voor zelfstudie en uren benodigd voor toetsen. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.6 ‘Duur’ als voldoende.
4.2.7
4.3 4.3.1
Samenvattend oordeel onderwerp 2 Programma Het panel heeft binnen het onderwerp ‘Programma’ vier facetten als voldoende beoordeeld en twee als onvoldoende. De twee als onvoldoende beoordeelde facetten behoren evenwel tot de ‘core business’ van waar het bij onderwerp 2 (Programma) om te doen is. Essentieel is immers dat de voor een opleiding gestelde doelstellingen kunnen worden gerealiseerd met een aangeboden opleidingsprogramma en evenzeer is essentieel dat een opleidingsprogramma inhoudelijk samenhangend is, vanuit hetzelfde perspectief dat anders de doelstellingen niet worden gehaald, of dat het behalen daarvan in ieder geval niet gegarandeerd is. Facetten als duur, instroom en studielast laten zich daarenboven bij een negatieve waardering tot op zekere hoogte ook nog wel ‘repareren’. Voor de twee als onvoldoende gewaardeerde facetten is dat eigenlijk niet goed doenlijk. Dat is voor het panel reden om onderwerp 2 in zijn geheel als onvoldoende aan te merken.
Inzet van personeel Eisen hbo (facet 3.1) De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een hboopleiding: Het onderwijs zal voor een belangrijk deel worden verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Bevindingen NBA heeft in beginsel geen eigen docenten in dienst. Het docerend ‘personeel’ dat zij voor haar opleidingen inzet, wordt gerekruteerd uit een netwerkverband van een 100-tal gekwalificeerde externe docenten. Bij de keuze van de in te zetten docenten hanteert de instelling een docentenprofiel waarbij de volgende uitgangspunten worden aangehouden: docenten worden op freelance basis ingeschakeld en zijn allen afkomstig uit de beroepspraktijk. Zij zijn werkzaam in het vakgebied waarin zij lesgeven; docenten zijn - naast hun werkkring en docentschap - uitermate actief in de ontwikkeling van hun vakgebied door het verzorgen van presentaties op conferenties, symposia of seminars, het publiceren van artikelen of (hand)boeken en het adviseren bij bedrijven, overheden en instellingen; de docenten hebben allemaal actuele en relevante ervaring in het bedrijfsleven of de non-profit sector. Een groot deel van de docenten is werkzaam (geweest) bij grote internationale bedrijven of regelmatig werkzaam (geweest) in het buitenland als adviseur, stafmedewerker, docent of (project)manager; de docenten hebben brede en diepgaande kennis van de inhoud van de specifieke modulen; alle docenten hebben aantoonbare ervaring in het opleiden en begeleiden van ervaren studenten;
pagina 25
NVAO | Hbo-Master Project Management/ Newport Business Academy | 19 november 2008 |
bij de periodieke netwerkbijeenkomsten voor studenten (en docenten) worden gastsprekers uitgenodigd voor een centraal actueel thema. Dit zijn deskundigen met aanzien binnen het vakgebied, vanwege de hoge functie die ze bekleden, het baanbrekende werk dat ze verrichten, of de specifieke ervaring die ze hebben. Bij de keuze van bovenstaand docentenprofiel is de visie op opleiden en de gekozen doelgroep (professional met werkervaring) bepalend geweest, aldus de instelling. -
Overwegingen Uit het profiel dat NBA hanteert voor de selectie van docenten en de cv’s van de (gast)docenten die de instelling van plan is voor de MPM-opleiding in te gaan zetten, heeft het panel eenduidig kunnen opmaken dat de opleiding over (nagenoeg) de hele linie verzorgd zal worden door docenten die de verbinding kunnen leggen tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 3.1 ‘Eisen hbo als voldoende.
4.3.2
Kwantiteit personeel (facet 3.2) Er wordt voldoende capaciteit vrijgemaakt om de nieuwe opleiding te kunnen starten. Er wordt voldoende capaciteit vrijgemaakt om de nieuwe opleiding te kunnen continueren Bevindingen NBA is een kleine organisatie met een beperkt aantal mensen in dienst. Voor de vier opleidingen die de instelling op dit moment in de markt heeft, kent zij de volgende personele bezetting: een decaan voor 0,5 fte, een algemeen directeur voor 1,0 fte en een onderwijsbureau met een staf van 5,0 fte. De opleidingscoördinatoren (voor een totaal van 1,2 fte voor de vier opleidingen tezamen) en de docenten worden op freelance basis aangetrokken. De laatsten worden op contractact- en declaratiebasis gehonoreerd per besteed dagdeel. Met het freelance rekruteren van docenten voor bestaande opleidingen heeft de instelling inmiddels al zoveel ervaring opgedaan dat zij weet welke capaciteit nodig is om die programma’s naar behoren te kunnen draaien. En daarmee dus ook voor het, qua opzet en contacturen vergelijkbare, ter erkenning voorgedragen MPM-programma. Over het werken met freelance docenten is de instelling ook zeer tevreden: het geeft de organisatie namelijk veel flexibiliteit in de omvang van het docentenbestand. Daar komt naar zeggen van de instelling nog bij dat zij door het grote netwerk aan docenten dat zij bezit (een bestand van ongeveer honderd docenten, van wie zo’n veertig met een voor de MPMopleiding relevante achtergrond) én door de goede samenwerkingsverbanden die zij onderhoudt, altijd kan beschikken over voldoende hoogwaardig personeel. Overwegingen Het panel heeft aan de hand van het door de instelling aangeleverde overzicht van in te zetten docenten en de van dezen in het aanvraagdossier opgenomen cv’s kunnen vaststellen dat in principe voldoende (en qua expertise ook voldoende aan de MPMopleiding gerelateerde) docenten beschikbaar zijn om de opleiding te kunnen starten en te kunnen continueren. De docenten passen verder ook goed in het door de instelling geformuleerde docentenprofiel.
pagina 26
NVAO | Hbo-Master Project Management/ Newport Business Academy | 19 november 2008 |
Conclusie Het panel constateert dat voldoende ontwikkelcapaciteit is vrijgemaakt voor de voorgedragen opleiding om het facet 3.2 ‘Kwantiteit personeel’ als voldoende te kunnen kwalificeren.
4.3.3
Kwaliteit personeel (facet 3.3) Het in te zetten personeel is gekwalificeerd voor een inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma Bevindingen Een kwalitatief goede invulling van het personeelsbestand, zowel van docenten als management, is volgens de instelling een absolute randvoorwaarde voor het goed functioneren van de opleiding en voor het opleiden van de studenten. Daarom ziet de instelling er nauwlettend op toe dat: “Docenten worden ingezet op hun aantoonbare inhoudelijke kennis en ervaring van de discipline waarvoor zij colleges/workshops gaan verzorgen en op hun communicatieve en sociale vaardigheden. Bij voorkeur zijn de docenten gepromoveerd en/of hebben twee academische studies voltooid (minimaal voldoet 60% van de docenten aan deze eisen). Daarnaast vindt NBA het wenselijk dat de docenten publiceren en minimaal 3 jaar doceerervaring hebben. De kwalificaties waarover de docent dient te beschikken zijn daarbij als volgt gedefinieerd: [een docent moet] thema’s kunnen benaderen vanuit wetenschappelijke optiek; algemene thema's kunnen vertalen naar specifieke situaties en organisaties (klein en groot, servicegericht of productie, hightech en eenvoudig); algemene theorieën en technieken kunnen toepassen in concrete situaties; de studenten ondersteunen bij het komen tot kennisintegratie; structuur en leiding kunnen geven aan groepsdiscussies. Hij/zij moet specifieke discussieonderwerpen op een breder en/of hoger niveau kunnen tillen; studenten kunnen aanspreken en adviseren; aantoonbare ervaring hebben in les geven (minimaal 3 jaar); ruime ervaring (minimaal 5 jaar) hebben in het vakgebied van de lesstof; - bij voorkeur gepromoveerd en/of in het bezit van een dubbele academische graad; - bij voorkeur onderzoekservaring hebben en publiceren. Na afloop van elke module houdt het management gesprekken met docenten over de wijze waarop zij inhoudelijk, onderwijskundig, communicatief en organisatorisch invulling geven aan het docentschap. Input voor deze gesprekken zijn de structurele evaluaties (o.a. van de studenten), dan wel concrete signalen die worden opgevangen.[…] Het werken met freelancers geeft daarbij de mogelijkheid direct actie te nemen bij minder functioneren. Als uit evaluaties blijkt dat de docent op inhoudelijk, onderwijskundig, communicatief of organisatorisch gebied niet voldoet aan de NBA gestelde normen, wordt van hem/haar verwacht zo spoedig mogelijk de gesignaleerde hiaten op te vullen. Bij blijvend presteren onder de norm wordt de docent vervangen. NBA streeft in principe naar universitair opgeleide docenten met, bij voorkeur, onderzoekservaring. [….] Vanuit de ervaring bij bestaande opleidingen heeft het management (onderwijsstaf, de Dean en de kerncoördinatoren) een brede visie ontwikkeld op het gebied van didactische concepten en werkvormen. Voor de nieuwe opleidingen is dit verder ontwikkeld, gebaseerd op ervaringen, evaluaties en eigen inzichten.”
pagina 27
NVAO | Hbo-Master Project Management/ Newport Business Academy | 19 november 2008 |
Overwegingen Uit de bij het aanvraagdossier gevoegde cv’s blijkt dat de in te zetten docenten over het algemeen ruimschoots voldoen aan de norm van de relevante werkervaring en veelal nog in direct contact staan met de beroepspraktijk. Veruit de meesten van hen beschikken verder ook over uitgebreide onderwijservaring bij een keur aan instellingen en instituten. Uit de bijgeleverde cv’s blijkt ook dat tenminste 60% (tot ongeveer 70%) van de beoogde docenten voldoet aan het criterium van gepromoveerd zijn en/of het voltooid hebben van twee academische studies, althans studies op master niveau. Uit het opleidingsprofiel dat uit de cv’s van de docenten naar voren komt, blijkt dat veel docenten, na een initiële opleiding en een periode van werkervaring, vervolgopleidingen hebben gevolgd. Alle door de instelling beoogd in te zetten docenten zou het panel als gekwalificeerd willen aanmerken. In dit kader wil het panel nog wel de volgende kritische kanttekening plaatsen. Het panel heeft informatie ontvangen waaruit blijkt dat een drietal docenten van Newport Business Academy melding maakt van kwalificaties van universiteiten die tot het verlenen daarvan niet bevoegd waren. Het panel heeft deze zaak bij een van de drie docenten - die tijdens de site visit aanwezig was - aan de orde gesteld en daarover nadere informatie gevraagd. In het antwoord werd het voeren van de genoemde kwalificaties sterk gerelativeerd en als een verouderde kwestie afgedaan. Bij het panel is de twijfel aan de juistheid van de kwalificaties echter niet geheel weggenomen. Het panel beveelt daarom de instelling aan de door docenten in hun cv opgevoerde kwalificaties te controleren en bij twijfel deze daaruit te verwijderen en gebruik daarvan ook overigens binnen de opleiding niet toe te staan.
Conclusie Het panel beoordeelt het facet 3.3 ‘Kwaliteit personeel’ als voldoende.
4.3.4
4.4 4.4.1
Samenvattend oordeel onderwerp 3 Inzet van personeel De facetten ‘eisen hbo’, ‘kwantiteit personeel’ en ‘kwaliteit personeel’ beoordeelt het panel als voldoende. Daarmee krijgt het onderwerp 3 ‘Inzet personeel’ als geheel een positieve beoordeling
Voorzieningen Materiële voorzieningen (facet 4.1) De beoogde huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Bevindingen Over de toereikendheid van de huisvesting en de materiële voorzieningen ten behoeve van de voorgedragen opleiding meldt de instelling het volgende: “Voor de opleiding is gekozen voor het residentieel aanbieden op daarvoor geëigende locaties zoals conferentieoorden en hotels. Audiovisuele apparatuur, kopieerfaciliteiten, computers en presentatiemiddelen zijn voldoende voorhanden, zowel op de locaties als in
pagina 28
NVAO | Hbo-Master Project Management/ Newport Business Academy | 19 november 2008 |
eigen beheer. Daarnaast wordt van de studenten geëist dat zij zelf beschikken over computerfaciliteiten voor het benaderen van Internet en de NBA-leeromgeving. De NBA-leeromgeving is een belangrijke voorziening voor deze opleiding. Per module zijn aanwezig: (i) verplichte literatuur, (ii) aanvullende literatuur, (iii) interessante artikelen, (iv) opdrachten, (v) evaluaties en evaluatieresultaten, (vi) interessante informatie van vorige groepen die de opleiding hebben gevolgd (vii) papers die beschikbaar zijn gesteld door studenten, (viii) referenties op Internet en (ix) discussie. Alle studenten hebben toegang tot de Koninklijke Bibliotheek. Met deze toegang kunnen de studenten online literatuur en publicaties zoeken. De publicaties zijn deels digitaal beschikbaar of kunnen direct via de website worden aangevraagd.” Overwegingen Het panel is van oordeel dat met de voorwaarden die NBA stelt aan de locatie(s) waar de opleidingen worden aangeboden en de voorzieningen die van de kant van de instelling beschikbaar worden gesteld - met name in de vorm van de NBA leeromgeving - toereikende materiële voorzieningen voorhanden zijn om het programma te kunnen realiseren. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 4.1 ‘Materiële voorzieningen’ als voldoende. 4.4.2
Studiebegeleiding (facet 4.2) Er is voorzien in personele capaciteit voor studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten die adequaat zijn met het oog op de studievoortgang. Bevindingen Het aanvraagdossier maakt ten aanzien van dit facet melding van de volgende relevante gegevens: “De studenten hebben online inzage in alle modulen en de inleverdata van de papers. Studenten worden automatisch gewaarschuwd per e-mail indien zij studieachterstand dreigen op te lopen. De studiebegeleiders hebben online inzage in de voortgang van de student. In eerste instantie is dit de verantwoordelijkheid van het onderwijsbureau en de opleidingscoördinatoren. Bij achterstand wordt contact opgenomen met de student en
worden afspraken gemaakt over te nemen vervolgacties. Nagenoeg alle informatie is digitaal aanwezig. Hierbij in ieder geval: (i) persoonsgegevens, (ii) cv’s, (iii) papers, (iv) programma, (v) evaluaties (vi) inleverdata, (vii) discussies en (viii) lesstof. Dit administratiesysteem is voor studenten, docenten en opleidingsmanagement altijd toegankelijk op de onderdelen waarvoor men is geautoriseerd. Naast de informatievoorziening voor staf en docenten is het systeem vooral gericht op studenten. Zoals eerder aangegeven is het voor studenten één van de belangrijkste onderdelen voor het efficiënt kunnen omgaan met de tijd. Het systeem is dan ook de afgelopen jaren verder ontwikkeld mede op basis van evaluaties, commentaar en suggesties van studenten. Zij hebben in belangrijke mate het systeem gevormd. Er is erg veel waardering voor het feit dat het een integraal systeem is. Alle gegevens zitten in één systeem en kunnen dus centraal worden benaderd. Er vinden continu evaluaties plaats over het functioneren en het verbeteren van het systeem. Op grond daarvan brengt NBA verbeteringen aan.” Overwegingen Het panel is van oordeel dat de informatievoorziening aan de studenten goed functioneert. Het baseert dat oordeel op de relevante gegevens uit het informatiedossier en daarop
pagina 29
NVAO | Hbo-Master Project Management/ Newport Business Academy | 19 november 2008 |
gegeven nadere mondelinge toelichting, alsmede op de - ter gelegenheid van het locatiebezoek - gegeven demonstratie van de mogelijkheden en faciliteiten die de digitale leeromgeving van NBA, uit een oogpunt van informatievoorziening en studiebegeleiding, te bieden heeft. Datzelfde geldt voor de studiebegeleiding. Die is adequaat, wordt goed aangestuurd door de opleidingscoördinator en effectief bewaakt door studiebegeleiders en het onderwijsbureau. Met de installatie (in de loop van dit jaar) van het digitale pakket Scriptieconsultant, waarvan het panel ter gelegenheid van het locatiebezoek eveneens een demonstratie mocht meemaken, wordt die studiebegeleiding en de bewaking van de studievoortgang - in een fase van de opleiding waar daaraan de meeste behoefte bestaat - er alleen maar intensiever en beter op. Het panel was zeer te spreken over de mogelijkheden die dit pakket zowel de student als de begeleidende docent(en) te beiden heeft. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 4.2 ‘Studiebegeleiding’ als voldoende.
4.4.3
4.5 4.5.1
Samenvattend oordeel onderwerp 4 Voorzieningen De facetten ‘materiële voorzieningen’ en ‘studiebegeleiding’ beoordeelt het panel als voldoende. Daarmee krijgt het onderwerp 4 ‘Voorzieningen’ als geheel een positieve beoordeling.
Interne kwaliteitszorg Systematische aanpak (facet 5.1) Er is voorzien in een systeem van interne kwaliteitszorg, waarbij mede aan de hand van toetsbare streefdoelen en periodieke evaluaties verbetermaatregelen worden getroffen. Bevindingen Kwaliteit staat centraal bij NBA, zo meldt de instelling in het aanvraagdossier. De filosofie daarachter is - zo licht de instelling nader toe - dat bij het aanbieden van masteropleidingen het niveau van het gebodene bepalend is voor het voldoen aan de verwachtingen van alle betrokkenen en met name studenten en werkgevers. Het is om die reden dat de instelling veel aandacht besteedt aan de kwaliteitszorg en de kwaliteitsborging. Volgens opgaaf van de instelling maakt de NBA hierbij gebruik van een kwaliteitsmodel dat sterk is gebaseerd op het EFQM-excellence model, het model voor integrale kwaliteitszorg van het European Foundation for Quality Management. Daarnaast kiest NBA voor externe toetsing van de kwaliteit van de opleidingen door het aanbieden voor accreditering van de opleidingen door de NVAO. Centraal in het uitgewerkte EFQM-model staan, aldus de instelling, de twee cirkels die betrekking hebben op het managen van processen: een grote cirkel die gericht is op de curriculumdefinitie en een kleine cirkel die gericht is op curriculumuitvoering. Binnen elk van de cirkels zijn aandachtsgebieden benoemd waarop evaluaties worden gericht. In de grote cirkel gaat het om aandachtsgebieden als de visie op beroep en onderwijs, opleidingskwalificaties, de inrichting van modulen en de ontwikkeling van leerstof. In de kleine cirkel gaat het onder meer om onderwijsplanning, docentenactiviteiten, studentenactiviteiten, studievoortgang en toetsen. Alle aandachtsgebieden van de beide
cirkels worden met zekere regelmaat op hun kwaliteit getoetst en geëvalueerd aan de
pagina 30
NVAO | Hbo-Master Project Management/ Newport Business Academy | 19 november 2008 |
hand van tevoren gestelde streefdoelen (doelstellingen en/of te behalen scores). In een bij het aanvraagdossier gevoegd schema doet de instelling uitputtend opgaaf van de instrumenten die zij voor het meten van de kwaliteit c.q. de tevredenheid en de beoordeling van verbetermaatregelen inzet en met welke frequentie. De resultaten van de evaluaties/enquêtes e.d. vormen de output van het interne kwaliteitszorgstelsel en de basis voor de verbeterplannen, die betrekking kunnen hebben
op de voorwaarden van het te verzorgen onderwijs maar vooral ook op de te managen processen. De verbeterplannen als zodanig zijn dan weer te beschouwen als de kwaliteitsimpulsen aan de inputzijde van het kwaliteitszorgstelsel Op deze manier ontstaat een continu cyclisch proces, aldus de instelling. Dit sluit enerzijds aan bij de eisen en plannen van NBA als het gaat om kwaliteit. Anderzijds zorgt het continue proces en de verslaglegging daarvan ervoor dat de opleidingen op ieder moment accreditatiewaardig zijn, zo stelt de instelling. Overwegingen Het panel is van oordeel dat NBA in aanzet over een goed intern kwaliteitszorgsysteem beschikt. Het model dat daarvan in het aanvraagdossier wordt weergegeven en de beschrijving van de elementen waaruit het is opgebouwd (meet- en toetsinstrumenten, streefdoelen, toetsmomenten, evaluatiegremia en te gebruiken evaluatiegegevens) zijn zonder meer accuraat te noemen en bieden zeker ook wel uitzicht op het - naar aanleiding van metingen of evaluaties - geformuleerd raken van verbetervoorstellen of - plannen. Voor het panel is bij gelegenheid van het locatiebezoek verder ook wel komen vast te staan dat het kwaliteitszorgsysteem van de instelling in díe zin werkt dat dit in een aantal gevallen in het verleden ook daadwerkelijk aanleiding heeft gegeven tot concrete verbetermaatregelen. Maar de verankering van een en ander in een ‘handboek kwaliteitszorg’ of een vergelijkbaar document mist het panel eigenlijk nog. Bij de start van het nieuwe curriculum zou zo’n handboek, of tenminste een integrale beschrijving van het geldende interne kwaliteitszorgsysteem van de opleiding, er wel dienen te zijn.
Conclusie Het panel beoordeelt het facet 5.1 ‘Systematische aanpak’ als voldoende.
4.5.2
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld (facet 5.2) Bij de interne kwaliteitszorg zullen medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief worden betrokken. Bevindingen De betrokkenheid van de verschillende stakeholders bij de kwaliteitsborging van de opleiding komt volgens opgaaf van de instelling tot uitdrukking in de samenstelling van de verschillende gremia die bij de kwaliteitszorg zijn betrokken, maar ook in de aan die gremia opgedragen taken en verantwoordelijkheden. De instelling noemt in dit verband de volgende relevante organen en functionarissen: “* Management Team De opleiding staat onder beheer van een Management Team (MT). Dit team bestaat uit de Managing Director, het Hoofd onderwijsbureau en de Dean. Dit team bepaalt het beleid en is overall eindverantwoordelijk, onder andere voor de kwaliteitszorg. * Opleidingscoördinatoren en kerncommissie opleiding
pagina 31
NVAO | Hbo-Master Project Management/ Newport Business Academy | 19 november 2008 |
Voor iedere opleiding, en dus ook voor de onderhavige, wordt bij de opzet een aantal deskundigen gevraagd een optimaal curriculum op te zetten en te onderhouden. Zij zorgen voor coherentie in het programma en afstemming op de wensen in de markt. Hierbij houden zij rekening met het vereiste niveau van de opleiding en de studeerbaarheid. De commissies zijn blijvend verantwoordelijk voor het bewaken en verbeteren van de curricula en de kwaliteit van de opleidingen. De opleidingscoördinatoren staan onder leiding van de Dean. De Dean is verantwoordelijk voor het inpassen in het algemeen beleid en is eindverantwoordelijk voor het curriculum. Voor specifieke deskundigheid over onderdelen van de opleiding kunnen de opleidingscoördinatoren en de kerncommissie ondersteuning krijgen van (overige) inhoudelijke deskundigen. * Docentenoverleg Minimaal één maal per jaar is er een docentenoverleg onder leiding van de Dean. In dit overleg komen zaken aan de orde als de inhoud van het curriculum, curriculumplanning, studeerbaarheid en operationele aspecten. Verbeterplannen en beleidsaspecten worden gepresenteerd en bediscussieerd waarbij suggesties kunnen worden gegeven. Het docentenoverleg wijst vertegenwoordigers aan voor de examencommissie en het opleidingsoverleg. Van het docentenoverleg worden notulen gemaakt. * Studentenoverleg De studentenvertegenwoordiging is geregeld in het studentenoverleg. In dit overleg komen zaken aan de orde als de inhoud van het curriculum, curriculumplanning, studeerbaarheid en operationele aspecten. Verbeterplannen en beleidsaspecten worden gepresenteerd en bediscussieerd waarbij suggesties kunnen worden gegeven. Het overleg vindt minimaal één maal per jaar plaats. Het studentenoverleg wijst 2 vertegenwoordigers aan voor het opleidingsoverleg. Van het studentenoverleg worden notulen gemaakt. * Opleidingsoverleg In dit overleg zitten vertegenwoordigers van studenten (2), de docenten (2) en het MT. Eenmaal per jaar vindt een formeel opleidingsoverleg plaats waarin het opleidingsmanagement informatie uitwisselt over de lopende zaken (onder andere operationeel, evaluaties en studievoortgang) en ontwikkelingen bespreekt. Van dit overleg worden notulen opgemaakt. Daarnaast houdt gedurende het jaar het MT dit opleidingsoverleg op de hoogte van actuele ontwikkelingen. Indien gewenst kan op basis hiervan extra overleg plaats
vinden. * Examencommissie Voorts kent de opleiding een Examencommissie (EC), bestaande uit twee gekozen leden uit het docentencorps, de voorzitter van het MT en onder leiding van de Dean. De Examencommissie ziet toe op de toetsing, examinering en de diplomering. Ze is tevens verantwoordelijk voor de beslissing naar aanleiding van bezwaren en klachten van studenten. De Examencommissie is geen verantwoording schuldig aan het managementteam voor wat betreft de beslissingen die genomen zijn. Wel voor wat betreft de gang van zaken. * Adviesraad Deze heeft tot taak de contacten met de sector op peil te houden en de vinger aan de pols te houden wat betreft de ontwikkelingen in de wereld. De Adviesraad brengt gevraagd en ongevraagd advies uit aan het managementteam en het docentencorps. Jaarlijks komt de raad minimaal één keer bij elkaar voor formeel overleg. Indien ontwikkelingen daartoe naar het oordeel van het opleidingsmanagement aanleiding geven, zal ook tussentijds overleg met de Adviesraad plaatsvinden. De Adviesraad kan ook zelf besluiten tot extra overleg.” Verder bestaat er nog een klachtencommissie, die naar aanleiding van concrete klachten eventueel ook aanbevelingen kan doen tot het nemen van (kwaliteits)acties.
pagina 32
NVAO | Hbo-Master Project Management/ Newport Business Academy | 19 november 2008 |
Overwegingen Het panel stelt vast dat medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld via verschillende wegen en gremia bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding worden betrokken. Het panel is van oordeel dat de verschillende groepen van betrokkenen bij de opleiding in voldoende mate bij de kwaliteitszorg van de opleiding worden betrokken. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 5.2 ‘Betrokkenheid’ als voldoende.
4.5.3
4.6 4.6.1
Samenvattend oordeel onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg De systematische aanpak van en de betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld bij de interne kwaliteitszorg beoordeelt het panel als voldoende. Daarmee krijgt onderwerp 5 ‘Interne kwaliteitszorg’ als geheel een positieve beoordeling.
Condities van continuïteit Afstudeergarantie (facet 6.1) De instelling geeft aan studenten de garantie dat het programma volledig kan worden doorlopen. Bevindingen Over de afstudeergarantie valt in het aanvraagdossier het volgende te lezen: “Alle studenten krijgen de garantie dat zij te allen tijde de opleiding kunnen afronden. Hiertoe is een financieel model opgesteld dat dit mogelijk maakt. Hierbij wordt uitgegaan van een aantal voorwaarden (minimale groepsomvang, tarieven, verhouding tussen kosten die direct aan de opleiding zijn verbonden en de overhead) die door de organisatie zullen worden aangehouden. Het belangrijkste is daarbij dat er alleen groepen kunnen worden gestart van minimaal 10 personen. Naast een financiële basis zorgt dit er eveneens voor dat er altijd voldoende studenten zijn om te voldoen aan het ‘didactisch minimum’.” Overwegingen Het panel is van oordeel dat de financiële basis waarop de opleiding wordt gerealiseerd in combinatie met de voorwaarden die NBA zich zelf heeft gesteld alvorens een opleidingscohort van start te laten gaan een afdoende garantie bieden dat ingestroomde studenten de opleiding ook volledig kunnen doorlopen; of (wanneer NBA onverhoopt in gebreke mocht blijven) in overleg een acceptabel alternatief aangeboden krijgen, dan wel het volledig betaalde collegegeld retour ontvangen. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 6.1 ‘Afstudeergarantie’ als voldoende.
4.6.2
pagina 33
Investeringen (facet 6.2) De voorziene investeringen zijn toereikend om de opleiding (inclusief voorzieningen) tot stand te brengen.
NVAO | Hbo-Master Project Management/ Newport Business Academy | 19 november 2008 |
Bevindingen Over de toereikendheid van de investeringen meldt het aanvraagdossier: “NBA is een financieel gezonde onderneming die op basis van de revenuen van de bestaande opleidingen over voldoende middelen beschikt om de benodigde investeringen te plegen. De huidige masteropleiding in Information Management genereert een duidelijk financieel positief resultaat. Indien er nieuwe groepen van start gaan, zowel in de oude structuur als in de nieuwe structuur, wordt het positieve saldo alleen maar groter.” Een en ander wel onder de voorwaarde - zo voegt de instelling daar nog aan toe - dat strikt de hand wordt gehouden aan de uitgangspunten dat: (i) er sprake zal zijn van een gemiddelde instroom van 14 studenten per periode, (ii) dat de uitval per groep niet meer zal bedragen dan 2 personen per jaar en (iii) er onder geen beding groepen worden opgestart kleiner dan 10 personen. Overwegingen De NBA is een kleine organisatie, met relatief lage bedrijfskosten. Docenten zijn niet in vaste dienst, maar worden alleen ingehuurd bij de daadwerkelijke start van een opleidingscohort. Zoals gezegd hanteert de instelling daarvoor een minimum aantal van 10 studenten. Ook naar de toekomst toe zullen de in de begroting voorziene investeringen voldoende blijken te zijn om de opleiding te kunnen continueren, zo verwacht het panel. Bij een instroom van 10 studenten draait de opleiding kostendekkend en bij een grotere instroom winstgevend. Negatieve resultaten zijn niet te verwachten als de instelling zich houdt aan de zichzelf gestelde randvoorwaarde van een minimuminstroom van tien studenten en als per periode de verwachte gemiddelde instroom van veertien studenten zal worden gescoord. De instelling heeft daar zelf alle vertrouwen in. Voor eventuele onvoorziene kosten is bovendien binnen NBA een behoorlijke reserve gecreëerd. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 6.2 ‘Investeringen’ als voldoende.
4.6.3
Financiële voorzieningen (facet 6.3) De financiële voorzieningen voor de gecalculeerde negatieve resultaten zijn voldoende voor dekking van de aanloopverliezen. Bevindingen / Overwegingen Over dit punt laat de instelling zich in het aanvraagdossier niet expliciet uit. Het panel begrijpt dat ook wel, omdat uit het door de instelling onder facet 6.2 gegeven antwoord volgt dat zich geen (aanloop)verliezen zullen voordoen als wordt vastgehouden aan de uitgangspunten die de instelling zichzelf heeft gesteld voor het starten van groepen binnen de opleiding. Een en ander is door de instelling bij gelegenheid van het locatiebezoek nog eens bevestigd. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 6.3 ‘Financiële voorzieningen’ als voldoende.
pagina 34
NVAO | Hbo-Master Project Management/ Newport Business Academy | 19 november 2008 |
4.6.4
pagina 35
Samenvattend oordeel onderwerp 6 Condities van continuïteit Het panel heeft de facetten ‘Afstudeergarantie’, ‘Investeringen’ en ‘Financiële voorzieningen’ als voldoende gekwalificeerd, daarmee krijgt onderwerp 6 ‘Condities voor continuïteit’ in zijn geheel een voldoende waardering.
NVAO | Hbo-Master Project Management/ Newport Business Academy | 19 november 2008 |
5 Overzicht advies De onderstaande tabel geeft per onderwerp en per facet het oordeel van het panel uit hoofdstuk 4 weer.
Onderwerp 1 Doelstellingen opleiding
2 Programma
3 Inzet van personeel
4 Voorzieningen
5 Interne kwaliteitszorg
6 Condities van continuïteit
Oordeel O
O
V
V
V
V
Facet 1.1 Domeinspecifieke eisen
V
1.2 Master
O
1.3 Oriëntatie hbo
V
2.1 Eisen hbo
V
2.2 Relatie doelstellingen - programma
O
2.3 Samenhang programma
O
2.4 Studielast
V
2.5 Instroom
V
2.6 Duur
V
3.1 Eisen hbo
V
3.2 Kwantiteit
V
3.3 Kwaliteit
V
4.1 Materiële voorzieningen
V
4.2 Studiebegeleiding
V
5.1 Systematische aanpak
V
5.2 Betrokkenheid
V
6.1 Afstudeergarantie
V
6.2 Investeringen
V
6.3 Financiële voorzieningen
V
V = voldoende O = onvoldoende
pagina 36
Oordeel
NVAO | Hbo-Master Project Management/ Newport Business Academy | 19 november 2008 |
Bijlage 1: Samenstelling panel Voorzitter Prof. dr. L. Traas Lou Traas (1934) studeerde bedrijfseconomie in Rotterdam. Van 1962-1969 werkte hij bij Philips, laatstelijk als hoofd van de bedrijfseconomische afdeling. Van 1969 tot aan zijn emeritaat in 1995 was Traas hoogleraar bedrijfseconomie aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. Hij was oprichter van de Postdoctorale Controlleropleidingen in Nederland. Tot 1995 tevens voorzitter van het overlegorgaan van deze opleidingen. Van 1984 tot het bereiken van de leeftijdsgrens in 2004 was hij als Raad verbonden aan de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam. Hij was na zijn emeritaat voorzitter van verschillende visitatiecommissies op het terrein van doctorale en postdoctorale opleidingen. Panellid Prof. dr. ir. W. During Wim During (1939) studeerde technische natuurkunde aan de Technische Hogeschool Delft. Na zijn studie werkte hij als adviseur bij Berenschot. Vanaf 1973 werkte During bij de Universiteit Twente, vanaf 1991 tot zijn emeritaat in 2004, als hoogleraar innovatief ondernemerschap. Hij was van 1987 tot 1994 'founding dean' van TSM Business School. Hij vervult verschillende bestuursfuncties in de gezondheidszorg, de kwaliteitszorg en bedrijfsadvisering. Hij nam deel aan validerings- en accrediteringscommissies voor verschillende master-opleidingen. Panellid Ing. A.A. Vreven Msc. Guus Vreven (1945) is sinds 1965 in de ICT werkzaam in een breed scala van functies waaronder: programmeur/analist, systeemontwerper, hoofd automatisering, senior consultant en directeur ICT-strategie bij achtereenvolgens: rijksoverheid, een softwarehuis (RAET) en Rabobank Nederland. Sinds zijn VUT (november 2006) is hij werkzaam als zelfstandig adviseur. De heer Vreven heeft als achtergrond HTS (scheeps-)werktuigbouwkunde, en heeft daarnaast een masterdegree in Information Sciences (University of Michigan). Hij publiceerde inzake het ICT werkgebied tien boeken en zo’n veertig artikelen. Hij bekleedde (en bekleedt nog altijd) verschillende nationale en internationale bestuursfuncties. De heer Vreven is verder werkzaam geweest (25 jaar) als docent AMBI opleidingen, HEAOBI (avondopleidingen) en de MBA opleidingen van Nijenrode en de Erasmus universiteit. De heer Vreven beschikt door dit alles over zowel vak- als werkvelddeskundigheid en kan tevens bogen op aanzienlijke onderwijservaring op het door de opleiding bestreken domein. Secretaris mr. dr. Th.L. Bellekom Theo Bellekom (1949) is directeur van adviesbureau Ars Docendi te Wassenaar. Hij verricht in dat verband naast (advies)werkzaamheden ten behoeve van de NVAO onder meer ook Theo Bellekom is directeur van adviesbureau Ars Docendi te Wassenaar. Hij verricht in dat verband naast (advies)werkzaamheden ten behoeve van de NVAO onder meer ook juridisch gekwalificeerd werk in de functie van rechter-plaatsvervanger bij de Rechtbank ‘s-
pagina 37
NVAO | Hbo-Master Project Management/ Newport Business Academy | 19 november 2008 |
Gravenhage en als lid en (vice)voorzitter van enkele bezwaarschriften- en klachtencommissies, o.a. van de gemeente Teylingen en de Universiteit Leiden. Hij was van 1974 tot 2003 als universitair (hoofd)docent Staats- en bestuursrecht verbonden aan de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de Universiteit Leiden. Hij is in 1987 aan die universiteit cum laude gepromoveerd op het proefschrift: ‘Verfassungsfeinde’ en Openbare dienst. Alle panelleden en de secretaris hebben een onafhankelijkheidsverklaring ingevuld en ondertekend, welke in het bezit is van de NVAO.
Procescoördinator Lic. H. Baeyens Hans Baeyens is beleidsmedewerker bij de NVAO.
pagina 38
NVAO | Hbo-Master Project Management/ Newport Business Academy | 19 november 2008 |
Bijlage 2: Programma locatiebezoek Het panel heeft een bezoek gebracht aan de locatie op 29 augustus 2008 voor de toetsing van de nieuwe opleidingen Master Information Management (MIM) en Master Project Management (MPM) van Newport Business Academy. Locatie: ·Vestiging NBA BV, Charles Petitweg 37-02 Breda Programma: 09.00 – 09.15 uur: Ontvangst panel 09.15 - 10.30 uur: Vooroverleg panel en bestudering ter inzage gelegde materialen 10.30 - 11.45 uur: Sessie 1 - Gespreksronde met het managementteam: prof. J. van Zwieten RI RA RO, managing director NBA dhr. F.P.J.M. Bakker, managing director Markus Verbeek Praeheb drs. C.M. van der Woude, dean NBA 11. 45 - 12.45 uur: Sessie 2 - Gespreksronde met coördinatoren en hoofd Onderwijsbureau drs. M.A. Hombergen, opleidingscoördinator MPM dhr. R. Smit, opleidingscoördinator MIM mw. W.O. Staal, hoofd Onderwijsbureau 12.45 - 13.30 uur: Lunch en beraad panel (besloten) 13.30 - 14.45 uur: Sessie 3 - Gespreksronde met docenten prof. dr. R.B. Oedit Doebé, docent module Methoden & Technieken (MIM & MPM) dr. A.C.J.M. Olsthoorn, docent module Marketing & Communicatie (MIM) en de module Project Leadership (MPM) dr. C. van Tuinen, docent module Verandermanagement (MIM) en docent Organisatiestructuur & HRM (MPM) drs. R. Vinken, docent module Project Leadership (MPM)
14.45 -15.30 uur: Sessie 4 – Presentatie digitale leeromgeving en scriptieconsultant drs. M. Verhoeven, vertegenwoordiger van Scriptieconsultant mevr. W.O. Staal, hoofd Onderwijsbureau 15.30 - 16.30 uur: Afsluitend beraad panel (besloten)
pagina 39
NVAO | Hbo-Master Project Management/ Newport Business Academy | 19 november 2008 |
Bijlage 3: Overzicht van bestudeerde documenten
I. Informatiedossier instelling en bijbehorende stukken/bronnen * Master Project Management (MPM), Aanvraag accreditatie nieuwe opleiding Hoger Onderwijs, versie 3.1 MPM, Newport Business Academy, 16 juli 2008 [50 pp.] * Bijlagen A t/m S bij Aanvraag accreditatie nieuwe Opleiding Hoger Onderwijs, versie 3.1 MPM, 16 juli 2008 [275 pp.] * http:/www.newportacademy.nl/nba/ [i.v.m. actuele informatie over het bestaande onderwijsaanbod van de NBA]
II. Documenten beschikbaar gesteld tijdens het locatiebezoek * Literatuur en vakbeschrijvingen van nagenoeg alle studieonderdelen * Informatie over deficiëntieregelingen * Notulen en verslagen van de Adviesraad * Voorbeeld van een EVC-rapportage
III. Overige documenten * Toetsingskader nieuwe opleidingen hoger onderwijs, NVAO 14 febr. 2003 * Handreiking aanvraag Toets Nieuwe Opleidingen Hoger Onderwijs, NVAO 15 juni 2005 * Notitie ‘Panel: samenstelling, taakstelling en werkwijze panel’, NVAO 13 juli 2006
pagina 40
NVAO | Hbo-Master Project Management/ Newport Business Academy | 19 november 2008 |
Bijlage 4: Lijst met afkortingen AMBA ba CHEPS CEO CIO CMG cv DMI (bv) DVC ECTS EFQM EQUIS EVA EVC FIBAA FTE/fte hbo HOOP ICT IELTS IT ma MBTI MIM NBA NGI NIDAP NVAO PAEPON POP RA RC RI RO SPD SVA TOEFL VRI wo
pagina 41
Association of MBA’s bachelor Center for Higher Education Policy Studies Chief Executive Officer Chief Infomation Officer Computer Management Group curriculum vitae Dutch Management Institute (besloten vennootschap) Dutch Validation Council European Credit Transfer System European Foundation for Quality Management European Quality Improvement System Economic Value Elders verworven competenties Foundation for International Business Administration Accreditation Full time equivalent hoger beroepsonderwijs Hoger Onderwijs en Onderzoek Plan Informatie- en Communicatietechnologie International English Language Testing System Informatie Technologie master Meyers Briggs Type Indicator Master in Information Management Newport Business Academy Nederlands Genootschap voor Informatica Bureau voor Strategisch Opleidings- en Onderwijsmarktonderzoek Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie Platform van Aangewezen/Erkende Particuliere Onderwijsinstellingen in Nederland Persoonlijk Ontwikkel Plan Register Accountant Register Controller Register Information Auditor Register Operational Auditor Hbo opleiding Bedrijfsadministratie/SPD (oud: Staatspraktijkdiploma Boekhouden) Shareholders Value Test of English as a Foreign Language Verenigde Register informatica wetenschappelijk onderwijs
NVAO | Hbo-Master Project Management/ Newport Business Academy | 19 november 2008 |
Het paneladvies is tot stand gekomen in opdracht van de NVAO met het oog op toetsing van de nieuwe opleiding hbo-master Project Management van Newport Business Academy. Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) Parkstraat 28 Postbus 85498 | 2508 CD DEN HAAG T 31 70 312 23 30 F 31 70 312 23 01 E
[email protected] W www.nvao.net
Aanvraagnummer
pagina 42
# 3065
NVAO | Hbo-Master Project Management/ Newport Business Academy | 19 november 2008 |