1
November 2013
Nieuwsbrief
Lectoraat Politiegeschiedenis
Jaargang 2
8
Woord vooraf Veel te weinig mensen weten nog dat in Zaandam een alleraardigst politiemuseum bestaat, de vrucht van jarenlang vrijwilligerswerk. Ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan interviewde Tommy van Es voor deze nieuwsbrief de voorzitter van het stichtingsbestuur, oud-politiechef Bob Visser. Verder vindt u hier natuurlijk korte verslagen van de belangrijkste activiteiten van het lectoraat in de afgelopen maanden. Zo vond begin september op de Concernlocatie, voorafgaand aan de opening van het academisch jaar, een seminar over het thema Politieonderzoek, politieonderwijs, politie plaats waarbij tevens de bundel De draagbare Van Reenen werd gepresenteerd. Ruim een maand later werd in Buren de brochure over de geschiedenis van de Belgische Rijkswacht van gastonderzoeker Jonas Campion ten doop gehouden. Om medewerkers van de School voor Politiekunde, locatie Amsterdam, te laten zien wat politiegeschiedenis kan betekenen, verzorgde Gert van Beek met de lector een presentatie over de aanpak van de ontvoering van Freddy Heineken, een thema waarover Gert onlangs een boek heeft gepubliceerd. Verder in deze Nieuwsbrief een recensie. Jos Smeets las voor u het boek van Mark Schellekens over Walter Süskind, een man die tijdens de oorlog met hulp van Amsterdamse politiemannen talloze mede-joden wist te laten ontsnappen. Graag attenderen wij u ook nog op de bijeenkomst van de kenniskring op dinsdag 10 december a.s. Rest alleen u weer te herinneren aan de website van het lectoraat waar u onder meer digitale versies van publicaties van het lectoraat en een canon van de Nederlandse politiegeschiedenis kunt vinden. https://www.politieacademie.nl/kennisenonderzoek/Lectoraten/LectoraatPolitiegeschiedenis/Pages/LectoraatPolitie geschiedenis.aspx
Kenniskringbijeenkomst 10 december 2013 Thema: De Nederlandse politie en de Duitse bezetting: nieuw onderzoek, nieuwe inzichten Locatie: Politieacademie, Concernlocatie, Arnhemseweg 348, Apeldoorn 13.00 – 13.15 uur 13.15 – 13.30 uur 13.30 – 14.15 uur 14.15 – 14.30 uur 14.30 – 14.45 uur 14.45 – 15.30 uur 15.30 – 15.45 uur 15.45 – 16.00 uur 16.00 – 16.45 uur 16.45 – 17.00 uur 17.00 uur
Opening: recente ontwikkelingen rond het lectoraat door Guus Meershoek Presentatie Digitale encyclopedie van politiebiografieën Dr. Corien Glaudemans (Haags Gemeentearchief), De Documentatiedienst van de Haagse Politie tijdens de Tweede Wereldoorlog Reflectie en discussie Koffie- en theepauze Lennert Savenije MA (Radboud Universiteit Nijmegen), De Nijmeegse politie tijdens de Duitse bezetting Reflectie en discussie Koffie- en theepauze Dr. Bas von Benda Beckmann (Stichting Onderzoek Velser Affaire): De Velser affaire Reflectie en discussie Afsluiting door Guus Meershoek
Aanmelden bij
[email protected]
Het Polizeihistorische Kolloquium in Nienburg/Wesel Van 4 tot 6 juli jl. organiseerden de Duitse collega’s het 24ste Polizeihistorische Kolloquium in Nienburg/Weser. De organisatie was in handen van Dirk Götting. Een politieman die geschiedenis is gaan studeren en verbonden is aan de politieacademie van het bondsland Niedersachsen, gevestigd in Nienburg. De politieacademie beschikt mede ten behoeve van het politieonderwijs over een politiemuseum in het hart van de stad. In dit museum werden de voordrachten gehouden. De eerste dag stond in het teken van risico’s en hoe die politieel handelen beïnvloeden. Onderzoekers behandelden uiteenlopende onderwerpen, van de risico’s van computergebruik door de politie tot het voorkomen en verhinderen van ongelukken door de STASI in de chemische industrie in de voormalige DDR. Het tweede thema vormden historische politiebiografieën. De collega’s van het politie-historisch onderzoeks- en documentatiecentrum Villa ten Hompel uit Münster vertelden hoe biografieën onverwachte historische verbanden en samenhangen aan het licht kunnen brengen. In de daaropvolgende levendige discussie bracht Jos Smeets het Nederlandse biografieënproject te berde. Als volgend jaar het kolloquium in Münster plaatsvindt, zullen beide projecten worden vergeleken. Op zaterdag werd de bijeenkomst afgesloten met onder meer bijdragen over de politiebataljons tijdens operatie Barbarossa en over de rol van voormalige nazi’s in de naoorlogse Duitse inlichtingendienst BND.
Het politiemuseum in het historische hart Nienburg
De draagbare Van Reenen Piet van Reenen behoort met onder meer Cyrille Fijnaut, Jan Naeyé en Kees van der Vijver tot de pioniers van de Nederlandse politiewetenschap. In reactie op de roerige jaren zestig gingen zij studeren om de politie beter te begrijpen en vervolgens ook te verbeteren. Eind jaren zeventig promoveerde Van Reenen op een politiesociologisch proefschrift over de politiële geweldsfunctie. Daarnaast reageerde hij in de afgelopen decennia met essays op actuele ontwikkelingen in de politie en stelde hij belangrijke kwesties in en om de politie aan de orde. Samen met Bob Hoogenboom besloot lector Guus Meershoek een bundel met een selectie van die artikelen samen te stellen, met als titel: De draagbare Van Reenen. Het boek werd gepresenteerd tijdens een seminar over de betekenis en invloed van wetenschappelijk onderzoek op het politiewerk en de politiepraktijk, voorafgaande aan de opening van het academisch jaar. Die ochtend kwam er een flink aantal geïnteresseerden opdagen. Pieter Tops opende het seminar waarna Kees van der Vijver een terugblik gaf op een kwart eeuw wetenschappelijk onderzoek van en voor de politie. Op veel terreinen van het politiewerk was er volgens hem onderzoek verricht. Helaas waren de resultaten maar tot op zekere hoogte in de politiepraktijk doorgedrongen. Ook met de continuïteit van onderzoek was het maar matig gesteld. Vanuit de politie zelf zou daar een grote bijdrage aan moeten worden geleverd. Uit Groot-Brittannië was Peter Neyroud te gast. Van huis uit historicus koos hij voor een loopbaan bij de politie waar hij de hoogste rangen bereikte en bovendien naam maakte als onderzoeker. Neyroud brak een lans om onderzoek bij de politie zelf onder te brengen. De politie zou moeten onderkennen dat wetenschappelijk politieonderzoek een integraal deel van de politieorganisatie zou moeten zijn. De politie is hier zelf verantwoordelijk voor en zou op dit gebied veel actiever moeten zijn. Cyrille Fijnaut sprak als laatste een lofrede op Piet van Reenen uit maar maakte ook zijn zorgen over de toekomst kenbaar. Of er met de komst van de Nationale Politie meer ruimte voor research
zal komen betwijfelde hij. Vroeger waren er meer korpschefs die iets onderzocht wilden hebben. Volgens Fijnaut ligt hier voor de Nederlandse Politieacademie een mooie maar zware taak.
Jonas Campions Geschiedenis van de Belgische Rijkswacht
Jonas Campion ontvangt de brochure uit handen van redacteur Donald Weekenstroo (foto G.J. de Rover)
In de vorige edities van de nieuwsbrief is aandacht geschonken aan het verblijf van onze Belgische collega Jonas Campion als gastonderzoeker bij het lectoraat Politiegeschiedenis. Hij promoveerde op een vergelijkende studie tussen de Franse Gendarmerie, de Belgische Rijkswacht en de Koninklijke Marechaussee. In overleg met de Stichting Vrienden van het Marechausseemuseum, in het bijzonder voorzitter W. Hopperus Buma en redacteur D. Weekenstroo, werd besloten dat Jonas een brochure zou schrijven over de geschiedenis van de Rijkswacht/Gendarmerie Nationale Belge van 1918 tot 1957. De schrijver zou in zijn brochure tevens de verschillen en overeenkomsten in de historie van de Rijkswacht en de Koninklijke Marechaussee belichten. In een buitengewoon plezierige coöperatie is deze brochure in relatief korte tijd verwezenlijkt en op 10 oktober gepresenteerd in Buren. De Franstalige Jonas gaf een voordracht in zijn beste Nederlands wat door de toehoorders werd gewaardeerd. Guus Meershoek kreeg de kans kort in te gaan op wat het lectoraat Politiegeschiedenis zoal doet en wat er in de toekomst te verwachten valt. Guus benadrukte dat hij de Koninklijke Marechaussee als een bijzonder lid van de grote politiefamilie beschouwt en het dus voor de hand ligt dat zij binnen de activiteiten van het lectoraat aandacht verkrijgt. De brochure kan bij het museum worden besteld. (e-mail:
[email protected] )
Presentatie Heineken ontvoering Het lectoraat heeft de ambitie om politiegeschiedenis ook een plek te bezorgen in het onderwijs van de School voor Politiekunde. Vorig jaar werden de eerste contacten aangeknoopt, dit jaar werd gesproken met het management van de locaties Amsterdam en Eindhoven die ons warm verwelkomden. Het streven is om binnen het bestaande onderwijs met docenten tot afspraken te komen over een bijdrage op maat. Om het management en de docenten kennis te laten maken met de mogelijkheden van historische cases verzorgde het lectoraat met hulp van Gert van Beek, tweede man van het team dat de daders van de ontvoering van Freddy Heineken opspoorde, op 19 september jl. op locatie Amsterdam een presentatie over de ontvoeringszaak vanuit het perspectief van de betrokken politiemensen. Van Beek kon levendig verhalen over zijn ervaringen als direct betrokkene. Hij verwees ook diverse bestaande opvattingen naar de prullenbak. Uitgebreid puttend uit zijn ervaringen liet hij de hele ontvoeringszaak de revue passeren, geïllustreerd door filmbeelden. Guus Meershoek fungeerde als voorzitter en onderbrak Gert soms om de studenten een korte, historische context aan te reiken. Er werden volop, vaak gedetailleerd, vragen gesteld. Gert van Beek wist iedereen op zijn wenken te bedienen. Het publiek hing aan zijn lippen en een deel was graag bereid de lunchpauze op te offeren om nog meer van hem te horen. Al met al een geslaagde ochtend. Gert van Beek, Mijnheer Heineken, het is voorbij. Hoe de politie Freddy Heineken bevrijdde, Amsterdam 2013.
Strategisch Beraad Onlangs heeft opnieuw het jaarlijkse Strategische Beraad van het lectoraat plaatsgevonden. Miriam Barendse, politiechef Midden Nederland en voorzitter van het beraad, bood de leden gastvrijheid op haar Utrechtse werkkamer alwaar lector Guus Meershoek samen met programmamanager Dolf van Raay de balans opmaakte van het afgelopen jaar. Na de algemene doeleinden nog eens geschetst te hebben, deed Guus verslag van de activiteiten en resultaten van het lectoraat. Zo kwamen onderwerpen als het onderwijs, de stand van zaken op onderzoeksgebied, het lot van de archieven en historische boekencollecties en de eigen publicaties aan de orde. Ook de plannen van het lectoraat voor de toekomst werden voorgelegd. De leden van het beraad brachten belangrijke onderwerpen in en adviseerden voor de toekomst. De verwachting werd uitgesproken dat het lectoraat in de toekomst een bijdrage kan leveren aan de behoefte van de Nationale Politie een eigen identiteit te ontwikkelen. De vergadering werd door allen als zeer positief en vruchtvol ervaren.
Voormalig korpschef Kennemerland Bob Visser over politiemuseum Zaandam Het politiemuseum in Zaandam bestaat dit jaar 25 jaar. Theo Kalf was de grondlegger van het museum dat feitelijk uit zijn privécollectie ontstaan is. Zoals de een postzegels begint te verzamelen zo begon hij rond zijn twintigste met het verzamelen van politie-uniformen en sabels. In zekere zin was hij daarin een buitenbeentje omdat hij geen directe affiliatie met de politie had. Van het een kwam het ander en door de jaren heen verzamelde hij zoveel politieparafernalia dat hij besloot dat het tijd werd om zijn collectie in een museum aan het publiek te tonen. Wie het museum bezoekt, gevestigd in een monumentaal Zaans pand, waant zich echt in het verleden. Bob Visser, voormalig korpschef van Kennemerland en daarvoor in diverse functies werkzaam bij de Amsterdamse politie, is sinds 1997 verbonden aan het museum als voorzitter van de stichting die ten grondslag ligt aan het Zaanse politiemuseum. De historische blik op politiewerk zat er bij Visser al vroeg in. Visser: ‘Wellicht omdat mijn vader ook al bij de politie zat; in de loop der tijd heb ik zo links en rechts aardig wat uitrustingsstukken veilig gesteld die anders in de container terecht zouden zijn gekomen. Zoals? Toen het politiebureau Linnaeusstraat in 1972 in Amsterdam, waar ik op dat moment stage liep, opgeheven werd, vond ik op zolder een houten bordje met daarop een paar schijfjes die je kon draaien. Dat ding hing achter het bureau van de wachtcommandant. Politieagenten konden daarop vroeger aflezen hoe ze een ronde door de wijk moesten lopen. De wijk was, op een militaire wijze verdeeld in verschillende zones: A, B, C en D. Vervolgens waren er twee manieren waarop je de wijk kon lopen: de ‘normale’ route en tegen de richting in. Contra heette dat. Tegelijkertijd waren er punten waar men zich volgens een strak tijdschema te melden had. En dat werd dan vervolgens weer door brigadiers van de zogenaamde centrale controle gecontroleerd. Kortom het was een bijna machinale, robotachtige uitoefening van de dienst waarvan die houten schijfjes de getuige vormen. Via een dergelijk object kun je relatief gemakkelijk overstappen op thema’s als de maatschappelijke functie van de politie en een daarbij behorende stijl van leiderschap. Waarom is het belangrijk politiemateriaal te bewaren? ‘Door te laten zien waar de politie zich in het verleden mee bezig hield, kun je jonge politiemensen bewuster maken van wat het politievak inhoudt. Neem een personeelskaart van vlak na de oorlog. Daarop werd drie regels ruimte gelaten voor het belonen van dienstijver en 40 regels om eventuele straffen in op te schrijven. Uit een dergelijk stuk papier haal je dan meteen een stuk politiecultuur uit die periode. Een strafcultuur dus, waarin het er om ging om ten alle tijde een hiërarchische verstandhouding te onderhouden met je chef waarin positieve feedback en aansturing door de leiding minder belangrijk waren. Kijk, op die manier word je wederom bewuster gemaakt van het scala van mogelijkheden in het soort van leiderschap. Het duiden van het contrast met het verleden helpt je ervan bewust te worden dat het politievak een grote ontwikkeling heeft doorgemaakt en dat de keuzes, die men vandaag de dag bewust of onbewust maakt, niet zo maar tot stand zijn gekomen.’ In Nederland zijn er verschillende politiemusea. Wat is het unieke van Zaandam? ‘Als ik de mensen, die in mijn ogen deskundig zijn citeer, dan noemen zij de collectie een unieke en naadloos op de collectie van het landelijk politiemuseum aansluitende verzameling. En dat geldt met name voor de eerste helft van de vorige eeuw en de periode van vlak na de Tweede Wereldoorlog. En dat op grond daarvan het predicaat ‘historisch erfgoed’ op zijn plaats is.’
Wie zijn doorgaans de mensen die het Politiemuseum Zaandam bezoeken? ‘De hoofdgroep wordt gevormd door mensen die tijdens onze reguliere openingstijden binnenlopen. Daarnaast stellen wij het museum ook op afspraak open voor middelbare scholieren en voor kinderpartijtjes. Zo kan de jeugd kennis maken met de wereld van de politie. En daarmee heb je meteen de mogelijkheid om tot een interessante dialoog te komen: Bijvoorbeeld: wat kan en mag je van de politie verwachten en waarom? En wat moet je zelf als burger regelen? Waarop mag je vertrouwen? Dat soort thema’s kun je uiteraard ook onder de aandacht brengen bij de volwassen bezoeker die geïnteresseerd is in de politie. Omdat de mensen die bij ons politiemuseum werken doorgaans allemaal zelf als politieman op straat hebben gelopen of dat nog steeds doen, levert dat vaak levendige dialogen op.’ En mensen uit de politieorganisatie? ‘Zowel mensen uit de praktijk als mensen van de politieopleiding komen hier hun licht opsteken. Wat de studenten van politieacademie betreft zijn we tot een interessante samenwerking gekomen. In eerste instantie hebben we gekeken of het ook vanuit hun beleving nuttig was om in het kader van beroepsoriëntatie een bezoek te brengen aan het politiemuseum. Nou, die vraag werd meteen heel positief beantwoord. Vervolgens zijn we gaan kijken welk moment in de opleiding het meest geschikt is om naar het politiemuseum te komen en iets te vernemen over de politiegeschiedenis. We hebben toen met de directie van de opleidingsschool in Amsterdam afgesproken dat het nuttig is als de studenten al enkele modulen hebben doorlopen, zodat ze in ieder geval enigszins vertrouwd zijn met de politiewereld. Vervolgens hebben we ook een leerdoelstelling vastgesteld en daar omheen een aantal thema’s benoemd waar je tegenaan loopt als je het museum bezoekt.’ Over welke thema’s gaat het? ‘Onder meer het thema ‘ondergeschiktheid aan het bevoegd gezag’. Daarvoor verwijzen we naar de Tweede Wereldoorlog, waarbij studenten de vraag voorgelegd krijgen waar de grenzen van de legitimiteit zijn. ‘Ist Befehl Befehl?’. Het bevoegd gezag lag op dat moment in de handen van de Duitsers. Maar moest je op dat moment alles doen wat de Duitsers verlangden en bevalen? Met andere woorden: moet je alles zomaar opvolgen of moet je altijd zelf blijven nadenken en verantwoordelijkheid nemen? Een ander thema is ‘integriteit’, dat gaat tot de verbeelding spreken als je vertelt dat in de periode voor 1960 het salaris van een politiefunctionaris aan de zeer magere kant was, hetgeen uiteraard in de hand werkte dat iedereen er bij de politie allerlei klusjes bij deed. Verder werden kerstpakketten nog al eens aangevuld met bijdragen van winkeliers. Dus: je onafhankelijkheid kwam in het geding. Ook het thema ‘gezagsuitstraling’ krijgt aandacht. Bijvoorbeeld door het te hebben over uiterlijke verschijning: hoe draag je je uniform? Wat waren de opvattingen die in de loop der tijd daarover hebben gespeeld? Kijk, op die manier worden studenten geconfronteerd met de verschillende thema’s die vroeger ook al speelden. Vervolgens gaan ze daar over nadenken en moeten zij er ter afsluiting een paper over schrijven die in hun beoordeling meetelt.’ En op welke manier steken mensen uit de praktijk hun licht op bij het politiemuseum? ‘Wat wij bijvoorbeeld onder meer aan groepen aanbieden, is een bezoek aan het museum tijdens een dagje teambuilding of een dagje beroepsoriëntatie. Het doel is dan dat ze een beeld krijgen van de dagelijkse politiepraktijk in het verleden. Een heleboel politiemensen heeft daar helemaal geen weet van. Zo hangt er bijvoorbeeld in het museum een ingelijst besluit dat een politieman straf kreeg omdat de man stond te ‘nodelozen’. En dat hield in dat hij zonder noodzaak met het publiek had gesproken. Een praatje maken met de burger paste destijds op geen enkele manier in het ideaalplaatje van politiewerk. Aan de hand van dit soort documenten word je aan het denken gezet over de verschillende houdingen die je kan aannemen ten aanzien van de burger en op welke manier je gezag moet doen laten gelden. Waar zijn wij voor? Hoe presenteren wij ons bij het publiek? Hoe maken wij contact met het publiek? Hoe geven we toelichting op wat wij met ons werk beogen? Hoe leggen we verantwoording af? Dat soort vragen. Dat is nu van een heel andere orde dan vroeger. Kijk, daar word je heel erg mee geconfronteerd op het moment dat je kijkt naar hoe het in het verleden was. Op die manier lok je vragen uit bij huidige politiemensen als: waarom zijn wij er eigenlijk als politie? En dat bewustzijn nemen ze vervolgens mee in de beroepspraktijk.’ Tommy van Es is als onderzoeker verbonden aan het Lectoraat Politiegeschiedenis.
Mediatheek Amsterdam In het kader van de omvorming van de Nederlandse politie is onlangs de mediatheek van het voormalige regiokorps Amsterdam-Amstelland opgeheven. De mediatheek van de Politieacademie heeft zijn eigen collectie aangevuld met boeken die voor de huidige politiepraktijk direct betekenis hebben. De Amsterdamse mediatheek bevatte ook een grote collectie voor de politiegeschiedenis unieke boeken. De eenheidsleiding Amsterdam stelde het lectoraat in staat om deze boeken veilig te stellen. Zij zijn nu ondergebracht in het depot van het Politiemuseum te Apeldoorn waar zij voor onderzoekers raadpleegbaar zijn. Met de conservator van het museum is afgesproken dat, mocht onverhoopt de toegankelijkheid worden bedreigd, het lectoraat zeggenschap behoudt over de bestemming.
Nieuws uit de museumwereld Paul Tjeertes, de drijvende kracht achter het politiemuseum in Zaandam, is benoemd tot ridder in de orde van Oranje Nassau. Paul was het ook die de leden van het lectoraat bij het laatste bezoek heeft rondgeleid. Wij feliciteren Paul en hopen dat hij dit nog tot in lengte van jaren mag blijven doen. Het Koninklijk Weeshuis te Buren, waarin het Marechausseemuseum is gevestigd, bestaat dit jaar 400 jaar. Dat was reden voor een bezoek van prinses Beatrix. Uiteraard heeft zij als schutsvrouwe van de Koninklijke Marechaussee ook een kijkje genomen in het museum. De directeur van het Marechausseemuseum is van plan een nieuwe permanente tentoonstelling over de Marechaussee tijdens de Tweede Wereldoorlog in te richten waarin hij ook de zwarte bladzijden van deze geschiedenis aan de orde wil stellen. Zo zal er aandacht zijn voor de bewakingstaken van de Marechaussee in en rond kamp Westerbork. Deze minder fraaie bladzijde werd vorig jaar reeds aangeroerd door generaal Dick van Putten tijdens een herdenkingsbijeenkomst in Westerbork. Hij bood toen namens de Koninklijke Marechaussee zijn excuses aan voor wat er gebeurd is.
Recensie Mark Schellekens, Walter Süskind. Hoe een zakenman honderden Joodse kinderen uit handen van de nazi’s redde. Amsterdam 2011. Op 19 januari 2012 ging de Nederlandse speelfilm gebaseerd op het leven van Walter Süskind in première. Kort daarvoor was een boek over hem verschenen van de hand van Mark Schellekens. Op dit boek werd vermeld dat dit het echte verhaal was van de man in de film. Wie was Süskind? Walter Süskind werd op 26 oktober 1906 geboren uit Joodse ouders in het Duitse Lüdenscheid. Omdat de familie oorspronkelijk uit Denekamp kwam, bezat Walter een dubbele nationaliteit. Na het aan de macht komen van Hitler werd het voor de joden steeds moeilijker het hoofd boven water te houden. In 1938 werd de dreiging de familie Süskind teveel en werd besloten naar Amerika te gaan. Dat lukte Walters broer en zijn gezin wel maar voor Walter was er alleen nog de mogelijkheid naar het neutrale Nederland uit te wijken. Dit was geen probleem omdat hij de Nederlandse nationaliteit bezat. Vanaf 1938 probeerde Walter een nieuw bestaan op te bouwen in Nederland. Hij vond een huis in Bergen op Zoom en na korte tijd werd een dochtertje geboren. De bijna idylle werd op 10 mei 1940 wreed verstoord door de Duitse inval in Nederland. Het gezin Süskind zat als ratten in de val. Eind 1941 verloor Walter zijn baan bij Unilever en werd het gezin in maart 1942 gedwongen naar Amsterdam te verhuizen. Aangezien Süskind de Duitse taal perfect beheerste was hij van grote waarde voor de Joodse Raad. Deze raad fungeerde als een soort doorgeefluik tussen de Duitse bezetter en de joden in Nederland. Alle bevelen van de bezettende macht werden via de Raad aan de joden kenbaar gemaakt. De leiding van de Joodse Raad was van mening dat met de Duitsers moest worden samengewerkt om erger te voorkomen of tenminste tijd te winnen. Voor de Duitsers was die bereidheid tot samenwerking alleen maar gunstig. Hun bedoeling was het de joden zo snel mogelijk uit de Nederlandse samenleving te verwijderen en naar het oosten te deporteren. Een eerste station voor de Amsterdamse joden naar de dodenkampen was de Joodse Schouwburg. Daar werden de joden verzameld voordat zij naar concentratiekamp Westerbork vertrokken. Wat Walter Süskinds rol binnen de Joodse Raad was, is volgens Mark Schellekens schimmig. In ieder geval was hij in de Hollandsche Schouwburg een zeer bekend gezicht omdat hij zowat dagelijks aanwezig was. Het was ook
in deze schouwburg dat hij zijn verzetswerk begon. Op allerlei slinkse wijzen werden mensen onder het oog van de Duitsers het gebouw uitgesmokkeld. Dat betekende echter geen echte vrijheid, maar een uitstel en een mogelijkheid het er misschien levend af te kunnen brengen. Een kat- en muisspel ontstond tussen Süskind en de Duitse bewakers. Vaak werden zij omgekocht met drank of sigaren. Het huzarenstukje was echter het laten verdwijnen van joodse kinderen die met hun ouders in de schouwburg waren terechtgekomen. Zij werden naar de overkant van de straat gesmokkeld en in een crèche verborgen. Van daar werden zij door het verzet naar elders overgebracht. De kinderen kwamen terecht bij pleeggezinnen waar velen tot aan het einde van de oorlog zullen blijven. Uit dat laatste blijkt dat Süskind deze daden niet zonder hulp van vrienden en sympathisanten heeft kunnen verrichten. Voor een deel kwamen die uit de joodse gemeenschap zelf, deels uit het studentenverzet en ook vanuit de Amsterdamse politie. Mark Schellekens noemt vier politiemannen: de al wat oudere Piet Elias en Arend Japin en de jongere Karel Weelink en Bart Post. Elias zou in november 1944 voor een Duits vuurpeloton sterven. Ondanks al zijn behendigheid zou ook Walter Süskind de oorlog niet overleven. Hij moest nog wel aanzien hoe zijn gezin gedeporteerd werd voordat hijzelf aan de beurt was. Uiteindelijk zou hij vlak voor het einde van de oorlog overlijden. Een van de verschrikkelijke voetmarsen van kamp naar kamp werd hem fataal. Walter Süskind zal in de herinnering blijven als de man die honderden joden en dan vooral kinderen het leven heeft gered. Een ontroerend stuk geschiedenis van Mark Schellekens. Jos Smeets
Aanwinsten politiegeschiedenis Nico de Both, Het Groninger politiekorps in de Tweede Wereldoorlog, Assen 2013. De politie en de marechaussee zijn na de oorlog zwaar onder vuur komen te liggen vanwege hun medewerking aan de uitvoerende maatregelen van de Duitse bezetter. Met name de hulp bij de Jodenvervolging, de opsporing van stakers en van degenen die zich onttrokken aan de tewerkstelling in Duitsland, is hen zeer kwalijk genomen. Hoofdcommissaris Philippus Blank en een aantal van zijn medewerkers hebben in Groningen een cruciale rol gespeeld bij het onder druk zetten van hun ondergeschikten, waardoor de sfeer binnen het korps vergiftigd werd. Vanwege dreigende represailles vanuit het korps zelf konden slechts weinigen de moed opbrengen om actief verzet te plegen. Voorliggende publicatie beschrijft wat zich binnen het politiekorps heeft afgespeeld en hoe dit kon gebeuren. Guus Meershoek en Bob Hoogenboom, De draagbare Van Reenen: Piet van Reenen over politie en geweldsbeheersing, Den Haag 2013. Rob Evans en Paul Lewis, Undercover: the true story of Britain's secret police. London 2013. The gripping stories of a group of police spies and the uncovering of forty years of state espionage. The job of the clandestine unit was to monitor British 'subversives' - environmental activists, anti-racist groups, animal rights campaigners. Police stole the identities of dead people to create fake passports, driving licences and bank accounts. They then went deep undercover for years, inventing whole new lives so that they could live incognito among the people they were spying on. They used sex, intimate relationships and drugs to build their credibility. They betrayed friends, deceived lovers, even fathered children. And their operations continue today. Can such tactics ever be justified? Karl-Heinz Fittkau, Die Kriminalpolizei in der SBZ/DDR von 1945 bis 1952. Berlin 2013. Erstmals werden die zahlreichen und komplexen Veränderungen der Organisation und der Aufgaben der Kriminalpolizei im Zeitraum von 1945 bis 1952 umfassend beschrieben. Beginnend mit der Aufstellungsphase in der sowjetischen Besatzungszone (SBZ) führen die Darstellungen bis zur Auflösung der Länder im Jahr 1952 und den damit verbundenen einschneidenden Veränderungen in der Verwaltungsstruktur. Die Entwicklung der Kriminalpolizei in diesem Zeitraum ist durch folgende Prozesse gekennzeichnet: selektive Kontinuität, Personalaustausch, Re-Professionalisierung und Akademisierung, Zentralisierung, Ideologisierung. Mit hoher Faktendichte werden die Veränderungsprozesse sowohl in den einzelnen Hierarchieebenen als auch in den inhaltlichen Aufgabengebieten beschrieben. Die Auswirkungen auf die Ermittlungspraxis bleiben dabei nicht unerwähnt, wird doch ausführlich über die Entwicklungen im kriminalpolizeilichen Meldedienst, im Erkennungsdienst und in der gesamten Kriminaltechnik sowie in der Fahndung berichtet. Breiten Raum nimmt das Bildungs- und Schulungssystem ein, das mit detaillierten Lehrplänen, Schulungs- und Zeugnisdokumenten plastisch dargestellt wird. Die Arbeits- und Lebensbedingungen in dieser Frühphase der Kriminalpolizei werden bis
zur Versorgung mit Bekleidung, Lebensmitteln und Wohnraum beschrieben. Zahlreiche Dokumente, Organigramme und Zeittafeln runden die zeitgeschichtlichen Betrachtungen ab.Bei historisch unvoreingenommener Betrachtung können Erkenntnisse aus den damaligen Dezentralisierungs- und Zentralisierungsprozessen in den polizeilichen Strukturen in Einzelaspekten durchaus auch heutigen Strukturdebatten interessante Impulse geben. Hier sei etwa an die Forschungsbündelung im früheren Institut für Kriminalistik an der Humboldt-Universität zu Berlin erinnert. John Dickie en Corrie van den Berg, Maffiarepubliek: de vloek van Italië, Amsterdam 2013. In 1946 werd Italië een democratie. Het land beleefde een economisch wonder en de Italiaanse industrie, de eetcultuur en de mode werden in heel Europa een lichtend voorbeeld. Maar tegelijk met de economie groeide de macht van de maffia. Waar Italië na de Tweede Wereldoorlog rijk werd met de productie van scooters, auto's en tassen, verrijkte de maffia zich in de bouw en door tabakssmokkel, drugs en ontvoeringen. De confrontatie tussen de maffia en de overheid bereikte haar hoogtepunt in de jaren 1992-1993 met de moord op onderzoeksrechters Giovanni Falcone en Paolo Borsellino. De nasleep van die strijd is in Italië nog altijd voelbaar. Voorliggende publicatie laat zien hoe Cosa Nostra, Camorra en ‘Ndrangheta greep kregen op het leven in Italië, en toont bovendien aan dat de maffia geen louter Italiaans fenomeen meer is, maar een wereldwijde criminele organisatie met vertegenwoordigers in vele Europese landen en zelfs daarbuiten. Tom Postmes, Stampij en sociale onrust in Nederland: naar een beter begrip van 21e eeuws protest en oproer. Groningen 2013. Protesten, demonstraties, rellen en onlusten zijn allen uitingen van sociale onrust. Hoe ontstaat deze onrust? Is onrust in de 21e eeuw wezenlijk aan het veranderen? En wat is de kans dat rellen zoals in Parijs (2005), Londen (2011) of Griekenland en Spanje (2010-2012) ook in Nederland plaatsvinden? Voorliggend rapport bespreekt de achtergronden en voorspellers van rellen en onrust in Nederland. Het schetst uitdagingen voor politiek, media en overheid bij het omgaan met onlusten en presenteert een beleidsmatrix als hulpmiddel bij de preventie ervan. Gert van Beek, Mijnheer Heineken, het is voorbij. Hoe de politie Freddy Heineken bevrijdde, Amsterdam 2013. Bas von Benda Beckmannn, De Velser-affaire. Een omstreden oorlogsgeschiedenis, Amsterdam 2013. Anneke Nolet, Ene mejuffrouw Van Velzen, inspectrice bij de Nijmeegse Kinderpolitie en verzetsvrouw (1894-1967), Nijmegen 2013.
Colofon Redactie
Jos Smeets, m.m.v. Paul Kroes en Guus Meershoek
Contactgegevens
[email protected] 06 40 89 48 54
[email protected] tel 06-207.27.276 // PA 11.87.04.54
[email protected] Tel 055-5392181/ 06-22.80.94.48
[email protected] tel 06-22.89 03.91
[email protected] Tel 06-101.699.08
[email protected] tel 06-516.64.329