Verslag van de vergadering van de statencommissie Welzijn, Cultuur en Sociaal beleid, gehouden op 18 januari 2006 van 14.00 tot 17.45 uur in de Blauwe Zaal (C319) van het Provinciehuis te Groningen. Aanwezig: dhr. H. Hemmes (SP, plaatsvervangend voorzitter), mw. I.L. Voogd (PvdA), mw. W.J. Mansveld (PvdA), dhr. J.W. Kok (PvdA), mw. C.A. de Lange (PvdA), dhr. J.D. De Vries (D66, plaatsvervangend lid), mw. J.F.W. Boon-Themmen (VVD), dhr. M. Boumans (VVD), dhr. J.G. Abbes (CDA), mw. A.G. van Kleef-Schrör (CDA), mw. A.C.M. de Winter-Wijffels (CDA), dhr. J. Hilverts (ChristenUnie), dhr. T.J. Zanen (PvhN), dhr. E.A. van Zuijlen (GroenLinks), mw. F. Stavast (GroenLinks) Niet aanwezig: mw. A.M.K.D. Folkerts (GroenLinks, voorzitter), mw. L.K. Smit (PvdA) Voorts aanwezig: dhr. J.C. Gerritsen (gedeputeerde), mw. C.A.M. Mulder (gedeputeerde), dhr. J.C.F. Broekhuizen (secretaris), dhr. M.G. Niemeijer (cardioloog Martiniziekenhuis Groningen, inspreker), mw. A. Kwant (Hartpatiëntenvereniging Noord, inspreekster), dhr. M.C. Postma (Verslagbureau Groningen) 1.
Opening en mededelingen
De voorzitter neemt de voorzittershamer vandaag over van mw. Folkerts, die wegens ziekte verstek moet laten gaan. Hij maakt melding van afwezigheid van mw. Smit en informeert de commissie dat mw. Stavast als vervanger van mw. Folkerts de vergadering zal bijwonen. Na afloop van deze vergadering zal een presentatie worden verzorgd door dhr. Haring van het Educatief Historisch Centrum. Ter inzage ligt in de Statenkast een brief van de Stichting Minderjarigen Noord-Nederland, betreffende de doorstartnotie 2006. Voorts hebben de commissieleden een brief ontvangen over het procedurevoorstel Kwartaalrapportagens Jeugdzorg. Hij vraagt of de commissie met dit voorstel akkoord kan gaan. Dat blijkt het geval te zijn. Ten slotte ligt bij de secretaris een nieuwsbrief van het samenwerkingsverband tegen seksueel geweld Groningen ter inzage en ligt daar een uitnodiging van Biblionet voor de feestelijke eerste uitreiking van de nieuwe bibliotheekpas op 6 februari in de bibliotheek te Grootegast. 2.
Regeling van werkzaamheden - voorstellen vreemd aan de orde van de dag
Voorstellen vreemd aan de orde van de dag hebben de voorzitter niet bereikt. - vaststellen van de agenda De voorzitter deelt mee dat het voorstel van de CDA-fractie bij agendapunt 11 geen initiatiefvoorstel is en daarom op deze agenda staat. Bij agendapunt 12 kan de brief van 6 januari over de WSF-steunfunctie worden betrokken.
1
3.
Gelegenheid tot spreken voor niet-Statenleden (mbt geagendeerde onderwerpen)
De voorzitter verduidelijkt dat een drietal insprekers zich hebben gemeld met betrekking tot agendapunt 11. Hij stelt voor de insprekers, voorafgaand aan het agendapunt te laten inspreken. 4.
Vaststelling verslag Commissie Welzijn, Cultuur en Sociaal Beleid van 30 november 2005
Dhr. Hilverts (ChristenUnie) haalt blz. 9 aan waar gedeputeerde Gerritsen aangeeft het een goede zaak te vinden als contact wordt opgenomen met het Noord-Nederlands Trein- en Trammuseum. Hij kan dit echter niet terugvinden in de toezeggingenlijst. De voorzitter stelt dat dit zal gebeuren. Dhr. Kok (PvdA) vroeg op de vorige vergadering naar het Masterplan. Dhr. Gerritsen gaf aan daar nog geen precieze datum voor te kunnen geven. Hij vraagt of hier inmiddels wat meer over bekend is. Of komt dit op de lijst met toezeggingen? Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) geeft aan nog geen duidelijk antwoord te hebben over de termijn, maar dit punt staat bij 2. op de toezeggingenlijst. Het is misschien raadzaam het anders te formuleren. Dhr. Kok (PvdA) bracht op de vorige vergadering de Oude Remise in Nieuweschans ter sprake. Hij uitte daar zijn zorgen en die zijn alleen maar groter geworden. De voorzitter duidt aan dat deze kwestie bij de behandeling van de toezeggingenlijst aan de orde zal komen. Dhr. Kok (PvdA) gaat voorts in op de toezegging dat cultuureducatie op 8 maart op de vergadering zou worden geplaatst. Gaat dat lukken? Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) beaamt dat dit mogelijk zal zijn. Mw. De Winter-Wijffels (CDA) leest op bladzijde 18 betreffende de voordacht over de fusie VKDG en VDG: “… de motie die door haar bij de begrotingsbehandeling is ingediend …” en dat moet zijn “… de motie die door de fractie bij de begrotingsbehandeling is ingediend …”. De voorzitter constateert dat het verslag met inachtneming van deze correctie is vastgesteld.
2
5.
Toezeggingenlijst
Toezegging 1 Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) verduidelijkt dat aan de budgetfinancieringsovereenkomst wordt gewerkt. Er is onderhandeling gaande tussen het IPO en het ROOS over een index. Toezegging 2 Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) geeft aan dat deze net ter sprake is gekomen, daar heeft hij de vorige keer over gerapporteerd. Het Masterplan is ook net aan de orde geweest. Toezegging 3 Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) informeert de commissieleden dat aan deze toezegging gewerkt wordt. Het blijft moeilijk daar een termijn te geven. Toezegging 4 Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) constateert dat deze brief op de agenda van deze vergadering staat. Toezegging 5 Mw. Mulder (gedeputeerde) geeft aan dat de provincie Drenthe bereid is om samen met de provincie Groningen de kwestie rondom de telefoontjes, het aantal pupillen wat daar gebruik van maakt, de orde van grootte wat het zou moeten zijn als beide provincies de telefoon in stand willen houden en hoe die verhoudingen zouden moeten liggen, uit te gaan werken. In maart zal de commissie daarover geïnformeerd worden. Toezegging 6 Mw. Mulder (gedeputeerde) verduidelijkt dat deze toezegging is ingelost. Mw. Mansveld (PvdA) weet dat deze brief ingekomen stuk 8c betreft. Mag zij daar nu op reageren of is dit meer opportuun bij de ingekomen stukken? De voorzitter lijkt een reactie bij de bespreking van de ingekomen stukken zinvoller. Toezegging 7 Mw. Mulder (gedeputeerde) weet dat over deze kwestie ook een brief op de agenda is geplaatst. Toezegging 8 Mw. Mulder (gedeputeerde) geeft aan dat getracht is het totale plan te krijgen, dat is ook opgevraagd. De gedeputeerde heeft echter nog geen bericht terug ontvangen. Toezegging 9 Mw. Mulder (gedeputeerde) informeert de commissieleden dat in de commissie van 19 april gekeken zal worden of daar de beschikbare informatie voor aanwezig is. Toezegging 10 Mw. Mulder (gedeputeerde) geeft aan dat dit in de vergadering van 19 april aan de orde zal komen.
3
Toezegging 11 Mw. Mulder (gedeputeerde) verduidelijkt dat vanuit het Provinciehuis een brief naar de basisscholen is verstuurd rondom de uitwerking van de nieuwe gewichtenregeling voor het basisonderwijs, als men daar in Groningen mee zou gaan werken. De scholen moeten gaan berekenen wat dat gaat opleveren aan formatie en geld. Zij verwacht daar op korte termijn antwoord op, want het is in aller belang dat in Den Haag een goede lobby neergezet kan worden om die gewichtenregeling dusdanig te krijgen, dat ook autochtone leerlingen daar meer baat bij hebben. Mw. Mansveld (PvdA) stelt dat haar fractie daar op 29 juni een motie over heeft ingediend in de Statenvergadering. Kan bij de verdere beantwoording die motie ook worden betrokken, want daar zijn een aantal specifieke vragen in gesteld? Mw. Mulder (gedeputeerde) zegt dat toe. Toezegging 12 Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) is op bezoek geweest bij de kunstbronsgieterij. Duidelijk werd dat de bronsgieterij zich in een lastige situatie bevond qua bedrijfsvoering en financieel. Men gaf aan dat deze schommelingen wel vaker voorkomen en men voorlopig wel verder zou kunnen. Mw. De Winter-Wijffels (CDA) hoorde vanochtend in het nieuws dat faillissement is aangevraagd. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) zal daar nog op terug komen. Het beeld dat uit het gesprek naar voren kwam in december, was dat de situatie lastig was. Men hoopte op betere tijden, maar zag geen acute dreiging. De problemen lagen vooral besloten in de afspraken die waren gemaakt met de Stichting De Oude Remise, een Stichting die gaat over horeca en activiteiten. Vanuit de bronsgieterij was er onvrede over de uitvoering van die afspraken. De gedeputeerde gaf aan het wenselijk te vinden als daar overleg over gevoerd zou worden en dat zal in januari nog plaatsvinden. De bronsgieterij heeft aangegeven graag te willen dat daar een aantal mensen bij aanwezig is. De afspraak staat voor 23 januari in de agenda. Het is juist dat vanochtend bekend werd dat het UWV faillissement heeft aangevraagd in verband met achterstallige werkgeverspremies. Dat plaatst de zaak in een ander daglicht. De rechtbank moet daar uitspraak over doen. Er zal vermoedelijk een curator worden aangesteld en de gedeputeerde denkt dat het goed is dat gekeken gaat worden of er ook mogelijkheden zijn tot een doorstart. Hij baseert zich op een gesprek dat in december heeft plaatsgevonden. Verder ins and outs zijn hem onbekend. Het is onduidelijk of er nog meer zaken spelen, maar dat gesprek zal in elk geval op 23 januari gevoerd gaan worden. Dan zal gekeken worden wat de verdere stappen zouden kunnen zijn. Met subsidiegeld is ervoor zorggedragen dat de hele Remise is opgeknapt (dat geld is dus niet naar het bedrijf gegaan, maar naar de Stichting die de renovatie op zich heeft genomen en het pand heeft verhuurd.) Er zijn twee huurders: ten eerste de kunstbronsgieterij en ten tweede de Stichting. Deze stichting bestaat nog steeds en daar zal nader overleg mee worden gevoerd. De eerste optie moet of bij de kunstbronsgieterij een doorstart mogelijk zou zijn. Dhr. Kok (PvdA) kan zich herinneren dat bij de restauratie de gemeente een zware rol heeft gespeeld bij het initiëren en het uiteindelijk opknappen van het pand. Hij vraagt zich af in hoeverre de gemeente nu nog dezelfde zorg heeft als de provincie en ook probeert tot een oplossing te komen. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) geeft aan dat de gemeente toentertijd een belangrijke rol heeft gespeeld bij het initiëren en het op gang brengen van het project. De gemeente zat in het bestuur van de stichting maar is bezig zich wat terug te trekken. Zij zullen zeker worden aangesproken om te kijken wat nog mogelijk is.
4
Toezegging 13 Mw. Mulder (gedeputeerde) deelt mee dat zij dit probleem in GS-verband aan de orde heeft gebracht en dat het daar verder opgepakt zal gaan worden. Het is belangrijk dat er goede huisvesting voor jongeren komt, met name voor jongeren die begeleiding en ondersteuning nodig hebben. Geprobeerd zal worden een inventarisatie te verkrijgen over de behoefte vanuit die gemeenten. Een precies tijdstip kan ze hier niet aan vastknopen. Mw. Mansveld (PvdA) beluistert van de gedeputeerde dat dit ook jongeren betreft die misschien nog wat langer begeleiding nodig hebben. Is het mogelijk dat van deze inventarisatie een rapportage wordt verkregen en ook een beeld van wat die gemeenten daar mee gaan doen en hoe dat aansluit bij de preventie of vroege signalering van Jeugdzorg? Mw. Mulder (gedeputeerde) denkt niet dat dit voor maart mogelijk zal zijn. Het zal wel worden meegenomen in de beleidsnotitie rondom het thema Jeugd en in GS-verband zal men daarmee aan de slag gaan. Toezegging 14 Mw. Mulder (gedeputeerde) geeft aan dat de daling van het aantal telefoontjes vooral besloten ligt in het feit dat men qua openingstijd slechter bereikbaar was. Dat is nu weer op orde en nu blijkt het aantal telefoontjes weer terug te zijn op het niveau voordat die woensdagsluiting actueel werd. De voorzitter concludeert dat deze toezegging van de lijst kan. Toezegging 15 Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) stelt de commissieleden mondeling te hebben geïnformeerd dat de provincie zich zorgen maakt over de financiële situatie. Deze is ietwat verbeterd omdat de gemeente tweemaal €10.000,- heeft toegezegd. Er wordt een plan van aanpak gemaakt en daarmee kan goed zicht worden gekregen hoe de stand van zaken is bij museum. In april zal er samen met de gemeente nader naar gekeken worden of dat nieuwe gezichtspunten oplevert en of aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn. Wat betreft de financiële stand van zaken is de situatie hetzelfde als de vorige keer. Er heeft overleg plaatsgevonden met de gemeenten en het museum, waar het gaat om het bestuur. Dhr. Abbes stelde terecht dat het bestuur een zaak is van het museum zelf. Er is overleg gevoerd met het bestuur of voor hen aanleiding bestaat naar versterking te kijken, hier valt te denken aan een profiel waarin competenties vertegenwoordigd zijn (lobby, fondsenwerving). Het bestuur heeft daar door de directeur een notitie over laten opstellen. In overleg met de provincie zal gekeken worden of een evaluatie gemaakt kan worden. Het museum functioneert sinds vijf jaar met een nieuwe directeur. Voorts zal gekeken worden of er aanleiding is om die veranderingen in het bestuur versneld te laten doorvoeren. De provincie heeft aangeboden het maken van de bestuurlijke evaluatie te gaan faciliteren, op grond waarvan maatregelen getroffen kunnen worden en misschien ook in een wat snellere vorm. Het is van belang dat het bestuur niet alleen beschikt over een breed scala van mensen dat actief is in de lokale omgeving, maar ook over mensen die beschikken over netwerken en specialisaties. Het bestuur, de gemeente en de provincie zitten bestuurlijk op een lijn. Die evaluatie zal op gang worden gezet, vervolgens zal het bestuur beslissen wat men met die evaluatie gaat doen. Maar dan wordt vanuit extern een advies neergelegd over hoe daarin stappen ondernomen kunnen worden. Dhr. Kok (PvdA) constateert dat het nieuwe jaar al is begonnen en hij weet dat men meerdere tienduizenden euro’s tekort zal hebben. Betekent dat zolang men nog met elkaar in gesprek is en er nog geen oplossing is, de tering naar de nering wordt gezet, of moet de provincie zich hier grotere zorgen maken?
5
Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) geeft aan dat een toezichthouder vanuit de provincie aanwezig is. Scherp zal worden gemonitord hoe men met het geld omgaat en voorts wordt een plan van aanpak opgesteld. Op dit moment loopt alles en is er geen sprake van een acuut problematische situatie. Toezegging 17 Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) stelt dat voor het eerste deel geldt dat de commissie van GS het plan van aanpak tegemoet kan zien wat het museum heeft gemaakt met commentaar van de provincie. Dit in het verlengde van de discussie die heeft plaatsgevonden een à twee commissievergaderingen geleden. De andere musea vinden de term moederrol uiterst ongelukkig gekozen. Men ziet dat meer als ondersteunend en faciliterend. In de notitie die de vorige vergadering is gepresenteerd staat ook vermeld dat deze term niet zozeer wordt ingevuld, als dat alleen maar zaken in bruikleen ter beschikking worden gesteld, maar ook dat gebruik wordt gemaakt van expertise, ondersteuning op educatiebehoud etc. Het depot is nog niet definitief geregeld, maar daar zijn de Groninger Archieven serieus in beeld. Zij wachten op een beslissing van het Rijk, maar alles lijkt er redelijk uit te zien. Met betrekking tot het vierde punt zijn GS op dit moment van mening dat de gelden besteed worden, conform het budgetcontract. De voorzitter meent te mogen concluderen dat het eerste deel als toezegging blijft staan, het tweede van de lijst kan, het derde blijft staan en dat dhr. Kok misschien nog wel wat heeft op te merken over het vierde deel. Mw. Kok (PvdA) wenst eerst kort terug te komen op toezegging 16, want van de verdere planning is hem niets bekend. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) geeft aan dat aan de uitvoering hard wordt gewerkt en dat gedaan is wat in de toezegging stond. Dhr. Kok (PvdA) stelt hier ‘ongeduldig’ te zullen afwachten. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) verduidelijkt dat de voordacht is aangepast en dat was de toezegging. Dhr. Kok (PvdA) meent dat de Kunstraad per 1 januari van start zou gaan en de subsidieaanvragen stromen wellicht al weer binnen. Hoe snel wordt de commissie weer geïnformeerd over vooral het programma? Mw. Boon-Themmen (VVD) refereert aan het bezoek van de commissieleden aan het Groningen Museum. Daar is duidelijk geworden dat het museum het afgelopen jaar extra onkosten heeft gehad in het kader van educatie en voor extra benodigde docenten in verband met cultuureducatie voor jongeren. In hoeverre steekt dat in elkaar? Er wordt provinciaal toch veel geld uitgegeven aan cultuureducatie en aan Kunststation C? Kan de gedeputeerde uitdiepen in hoeverre het museum uitgaven doet die eigenlijk op het bord van de bonnen van de leerlingen zou moeten komen. De voorzitter lijkt dit eerder een punt voor de rondvraag. Dhr. Abbes (CDA) weet dat op de eerstvolgende vergadering cultuureducatie aan bod komt. Dergelijke vragen leven bij zijn fractie ook, maar het lijkt hem zinvoller die vraag op de eerstvolgende vergadering samen met andere vragen op tafel te leggen. Mw. Boon-Themmen (VVD) lijkt het zinvol dat de gedeputeerde alvast weet dat deze vragen leven, zodat hij hieraan in zijn overleg met het museum aandacht kan besteden.
6
Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) verduidelijkt dat bij gesubsidieerde instellingen educatie vaak een onderdeel is van het totale pakket. Dat geldt voor rijksgesubsidieerde instellingen et cetera, en vermoedelijk ook voor het Groninger Museum. Het punt van de extra kosten zal onderzocht worden. Mw. Mansveld (PvdA) constateert dat bij het punt cliënten en patiëntenparticipatie een aantal vergaderingen geleden aan de orde is geweest dat de gedeputeerde zou gaan praten over hoe dat is geregeld in Noord-Nederland en hoe partijen zaken met elkaar afstemmen. Dat is daarna niet meer aan de orde geweest en staat ook niet op de toezeggingenlijst. Op de vorige vergadering is erover gesproken hoeveel moeite bureau Jeugdzorg heeft met het instellen van een cliëntenraad. Zij zou het wenselijk achten dat naar aanleiding van al die besprekingen dit punt of op de toezeggingenlijst komt of dat zij dit bij de rondvraag nogmaals aan de orde stelt of hier een rapportage over kan komen. De voorzitter lijkt de laatste optie het meest wenselijk. 6.
Mededelingen gedeputeerde(n)
De gedeputeerden hebben geen mededelingen. 7.
Rondvraag
Mw. Mansveld (PvdA) wil graag dat de gedeputeerde toezegt terug te zullen koppelen hoe de stand van zaken is met cliëntenraden en de participatie in de provincie Groningen. Specifiek ook naar aanleiding van de vorige vergadering, met betrekking tot de vraag hoe Bureau Jeugdzorg omgaat met het oprichten van een cliëntenraad. Mw. Voogd (PvdA) heeft uit de pers berichten vernomen dat het COS-Groningen de provincie Drenthe erbij gaat doen. Mocht dat invloed hebben op het provinciale beleid, dan wenst zij daar als commissielid van op de hoogte gesteld te worden. Dhr. Kok (PvdA) verneemt graag hoe de gedeputeerde aankijkt tegen het vraagstuk rond Aduard (waarover na de vergadering een presentatie verzorgd gaat worden). De voorzitter stelt voor dat de gedeputeerde gewoon aanwezig zal zijn bij die presentatie. Dan kan die vraag worden gesteld. Dhr. Kok (PvdA) is benieuwd naar de stand van zaken vanuit GS. De presentatie zal niet worden bijgewoond door de notulist, dus eventuele reacties van de gedeputeerde komen dan niet op papier. Dhr. Van Zuijlen (GroenLinks) hoort graag van de gedeputeerde wanneer het project ‘Lekker in je schoolvel’ van start gaat.
7
Mw. Mulder (gedeputeerde) antwoordt op de vraag van mw. Mansveld dat er een stuk zal komen rondom de cliëntenparticipatie binnen de Jeugdzorg. De vraag die daarna gesteld werd kan daaraan gekoppeld worden. Wat betreft het COS verduidelijkt de gedeputeerde dat COS-Nederland de subsidie aan Drenthe heeft stopgezet en aan Groningen heeft gevraagd of zij een aantal zaken en programma’s wil uitvoeren voor Drenthe. Dat is aan het COS zelf. Het is een organisatie die voor de eigen inrichting de verantwoordelijkheid moet nemen. De provincie heeft voor een aantal jaren een budgetcontract met het COS. Daarin worden een aantal programma’s opgesteld die uitgevoerd gaan worden en daaraan moet men zich houden. ‘Lekker in je schoolvel’ is teruggespeeld richting GGZ, omdat de provincie niet de enige drager mag zijn voor dit project. Aangegeven is dat meerdere participanten gezocht moeten worden die hierin willen meefinancieren. Geluiden dat er een aantal organisaties of scholen zijn die dit willen oppakken hebben de gedeputeerde nog niet bereikt. Mocht die aanvraag wel komen, dan staan GS daar positief tegenover. Dhr. Van Zuijlen (GroenLinks) vraagt of de provincie niet juist het initiatief zou kunnen nemen in het vinden van participanten? Mw. Mulder (gedeputeerde) geeft aan dat GGZ eigenaar is van dit concept en dit project. Zij zitten in het veld en zij wenst dit bij het GGZ te laten. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) gaat in op de uitnodiging om aanwezig te zijn bij de presentatie. Toch zal hij in hoofdlijnen aangeven hoe de stand van zaken is. In Aduard zijn initiatieven geweest om iets te doen met het verleden van het klooster. De gedachte ging uit naar een educatief-historisch centrum en er is LEADER-subsidie voor beschikbaar gekomen om naar een dergelijk concept een haalbaarheidsstudie te doen. Dat heeft niet alleen geleid tot allerlei verdeelde meningen in Aduard zelf, maar ook bij de gemeente Zuidhorn over hoe de exploitatie zou moeten verlopen. Het zou volgens de plannen vrij fors opgetuigd moeten worden met circa 16 fte. De gemeente leek de realisatie hiervan ingewikkeld. De Historische Vereniging Aduard heeft daarop een andere insteek gekozen. De abdijkerk in Aduard is namelijk van de Rijksgebouwendienst (een rijksmonument), de Vereniging heeft contact opgenomen met het atelier van de Rijksbouwmeester en die heeft een geheel andere invalshoek gekozen: hoe kan je het verleden van het klooster zichtbaar maken in de huidige openbare ruimte van Aduard? Hoe heeft het plein gestalte gekregen? Hoe lopen de contouren van het klooster? In december heeft de gedeputeerde hieromtrent een inspirerende presentatie meegemaakt. De vraag is wel hoe dat geconcretiseerd gaat worden, hoe het verdere verloop zal zijn en hoe alles gestalte zal gaan krijgen. Na die presentatie hebben de gemeente Zuidhorn en de gedeputeerde afgesproken gesprekken te zullen voeren over de voortzetting. Een direct punt dat aandacht verdient is dat er een klein gebouw staat in de buurt van de kerk, welke een relatie heeft met dat plan, en dat gebouw staat nu te koop. De vraag is of voorafgaand aan die planontwikkeling dat gebouw veilig gesteld moet gaan worden, zodat in de planvorming geen extra hindernissen worden opgeworpen. De gedeputeerde heeft daar met het College van Zuidhorn over van gedachten gewisseld, maar duidelijke overeenstemming is daar nog niet over bereikt. Over een paar weken zal daar verder over gesproken gaan worden. Het verhaal dat het atelier van de Rijksbouwmeester heeft gemaakt is uitermate interessant, daar kan iets mee gebeuren in het kader van Het Verhaal van Groningen en sluit dus aan op thema’s in de Cultuurnota. Maar het is allemaal nog wel conceptueel en moet nog concreet gemaakt worden. Het College is er samen met het College van Zuidhorn mee bezig, het is nog niet afgerond, maar zodra dat is gebeurd zal hij daar mededelingen over doen. Dhr. Kok (PvdA) begrijpt met die laatste toezegging de komende tijd geïnformeerd te worden.
8
Dhr. Abbes (CDA) vraagt of bij het overleg van de komende weken ook rekening is gehouden met de mogelijkheid dat het gebouwtje verkocht kan worden. Niet dat men ineens voor een voldongen feit wordt geplaatst dat het verkocht is. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) geeft aan dat contact zal worden opgenomen of de verkoop in elk geval nog aangehouden kan worden, zodat de provincie daar niet voor voldongen feiten komt te staan. Dhr. Van Zuijlen (GroenLinks) beluisterde van de gedeputeerde dat nog geen overeenstemming was bereikt tussen de gemeente Zuidhorn en de provincie. Kan dat nader geëxpliciteerd worden? Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) heeft afgesproken niet nader naar buiten te treden over de inhoud, zolang het College daar nog geen klap op heeft gegeven. Dhr. Van Zuijlen (GroenLinks) vraagt of de gemeente Zuidhorn al wel een standpunt heeft waarmee naar buiten mag worden getreden. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) is van mening dat dit aan de gemeente Zuidhorn zelf gevraagd moet worden. Mw. Boon-Themmen (VVD) hoopt dat wel in de gaten wordt gehouden dat de gemeente Zuidhorn hier zelf ook een taak heeft. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) lijkt dat een heldere en terechte constatering. Het is natuurlijk niet zo dat de provincie iets gaat doen op het grondgebied van Zuidhorn, zonder dat Zuidhorn daarbij betrokken is of ook verantwoordelijkheid in neemt. Mw. Boon-Themmen (VVD) is van mening dat de provincie al behoorlijk financieel betrokken is. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) duidt aan dat de betrokkenheid niet veel meer is geweest dan dat er een LEADER-subsidie is geweest voor het eerste haalbaarheidsonderzoek. 8.
Ingekomen stukken
a.
Brief van GS van 24 november 2005, nr.2005-22.798/47/A.18, CW, betreffende antwoord op de vraag van de heer Hilverts over aanpak probleem ‘loverboys’
b.
Brief van GS van 3 november 2005, nr. 2005-21.125a/44/A.15, CW, betreffende afschriften brieven naar aanleiding van ingediende motie inzake ontbreken sluitend terugkeerbeleid asielzoekers
c.
Brief van GS van 24 november 2005, nr. 2005-22.714/47/A.21, CW, betreffende reactie op inzet bonusgelden Base Groep
Mw. De Winter-Wijffels (CDA) leest dat een voorschot wordt gegeven voor 2006, maar er zijn ook prestatieafspraken, hoe verhoudt dat zich tot elkaar? Worden de prestatieafspraken terzijde geschoven of is eventueel terugvordering mogelijk?
9
Mw. Mulder (gedeputeerde) verduidelijkt dat deze brief naar de commissieleden is verstuurd omdat de Base Groep de gevraagde gegevens in eerste instantie niet konden leveren, waarop het College stelde de prestaties niet te kunnen meten en het moeilijk zou worden om de bonus te geven. Men heeft toegezegd dat de gevraagde gegevens wel geleverd kunnen worden, of de prestaties gehaald kunnen worden moet nog bekeken worden. Als die gehaald zijn, dan zal nog een verrekening plaatsvinden over 2005 en krijgen zij alsnog de bonus. Wat betreft 2006 stelt de gedeputeerde het volgende: aan het begin van het jaar wordt een voorlopige beschikking gegeven. Deze bestaat vaak uit een minder bedrag dan uiteindelijk toegekend wordt aan het eind van het jaar. Dat heeft met allerlei ontwikkelingen in onder meer de prijsstijgingen te maken. Er is gevraagd door de Base Groep om het geld alvast in te zetten om die wachtlijsten naar beneden te krijgen, maar als de behaalde resultaten niet gehaald worden, dan wordt er gekort bij de eindafrekening. Dan wordt het plusbedrag minder. Het zou misschien geen bonus moeten worden genoemd, maar een andere naam verdienen, maar er wordt wel afgerekend op prestaties. Mw. Mansveld (PvdA) stelt voor het dan geen bonus te noemen, een bonus is voor haar iets extra’s, waar iets leuks mee gedaan kan worden, als beloning voor iets dat goed is gedaan. Mw. Mulder (gedeputeerde) geeft aan dat in de beschikking niet kan worden gesteld van: ‘doe er maar iets leuks mee’. Dat is vrij strak georganiseerd. Mw. Mansveld (PvdA) weet dat de bonus van 2005 € 100.000 extra zou zijn en de Base Groep heeft de commissie toen via een brief op de hoogte gesteld dat ze wellicht niet voor de bonus in aanmerking kwamen, maar het toch wel op prijs stelden als ze dat geld zouden krijgen. Toen is duidelijk gesteld dat ze dat bedrag alleen zouden krijgen, als ook daadwerkelijk aan de prestaties was voldaan. Dhr. Van Zuijlen (GroenLinks) geeft aan de logica niet te begrijpen. Als men vooraf een bedrag beschikbaar stelt en vervolgens blijkt dat de prestatie niet gehaald wordt waarvoor dat bedrag beschikbaar werd gesteld en vervolgens moet men ook nog eens gaan terugbetalen, wordt alles toch alleen maar erger? Mw. Mulder (gedeputeerde) stelt dat de eindafrekening dan wordt, dat het extra bedrag dat nog betaald moet worden lager wordt. Mw. Mansveld (PvdA) vraagt of die € 100.000,- in de schikking kan komen en het woord bonus eruit gehaald kan gaan worden? Mw. Mulder (gedeputeerde) stelt mw. Mansveld gerust dat een elegant woord voor deze prikkel gevonden zal gaan worden. d.
Brief van GS van 21 november 2005, nr. 2005-15.484/46/A.19, CW, betreffende projectplan acute zorg buiten kantooruren
Mw. Van Kleef-Schrör (CDA) leest in de brief dat het definitieve projectplan de commissieleden zal worden toegezonden, wordt het dan als bespreekpunt op de agenda geplaatst? Wanneer zal het klaar zijn? Mw. Mulder (gedeputeerde) antwoordt dat informatie die wordt toegezonden altijd besproken kan worden. Het is aan de Staten zelf of daar behoefte aan is. De gedeputeerde kan er nog geen duidelijkheid over verschaffen wanneer de definitieve plannen verwacht mogen worden, dat zal via de griffie bekend worden gemaakt.
10
Dhr. Van Zuijlen (GroenLinks) leest dat het UMCG de uitkomst van het debat over de Wet Toelating Zorginstellingen in de Eerste Kamer wil afwachten. Dat is de grootste zorginstelling in de regio, en deze doet dus nu niet helemaal mee? Welke consequenties heeft dat voor dit project? Menzis (zorgkantoor) blijkt mee te doen. Hier betreft het echter acute zorg (commerciële dienstverlening), daarom komt de voorkeur voor Menzis hem wat vreemd over. Is een afweging gemaakt tussen verschillende zorgverzekeraars? Hoe komt die relatie tot stand? Waar wordt op getoetst? Er blijken verschillende partners in het project te zijn, maar de financiering vindt slechts plaats door enkelen (Menzis en de provincie). Waarom leveren de andere zorgaanbieders geen bijdrage, al is het maar een kleine? Mw. Mulder (gedeputeerde) stelt dat het initiatief is genomen omdat het zorgkantoor (toentertijd nog GOV/RZG) samen met de provincie heeft besloten dit op te pakken met de ziekenhuizen. Voor de provincie was het moeilijk om die ziekenhuizen rondom een thema om de tafel te krijgen en zich daar voor in te zetten. Dat had alles te maken met het feit dat de provincie vond dat men vanuit het Stimuleringsfonds Zorg een belang had voor Groningen, namelijk dat in acute situaties die hulp beschikbaar en bereikbaar moet worden. Het initiatief is in een vroeg stadium genomen. Toen is besloten het project verder te trekken, dat is ook eindig, want daar is het Stimuleringsfonds Zorg niet voor om dat structureel neer te zetten. Maar men heeft met name vanuit het Provinciehuis die impuls willen geven. Wat betreft het UMCG heeft overleg plaatsgevonden, en die doet natuurlijk mee. Dhr. Van Zuijlen (GroenLinks) begrijpt nog steeds niet wat Menzis daar doet als het om acute zorg gaat. Dan zit Menzis daar als particuliere verzekeraar en niet meer als zorgkantoor, laatstgenoemde gaat namelijk over AWBZ en dat is dit niet. Mw. Mulder (gedeputeerde) verduidelijkt dat Menzis wel het zorgkantoor voor Groningen is. In eerste instantie is dit punt gezamenlijk met het zorgkantoor opgepakt. Dhr. Van Zuijlen (GroenLinks) is nog steeds van mening dat Menzis hier niet zit in de rol van zorgkantoor. Mw. Mulder (gedeputeerde) stelt dat Menzis toentertijd een toezegging heeft gegeven om dat project verder te trekken en dat zal ook gebeuren. Of heeft dhr. Van Zuijlen moeite met het scheiden van belangen in deze kwestie? Dhr. Van Zuijlen (GroenLinks) beaamt dit. De voorzitter stelt dat deze brief beter op de volgende agenda kan worden geplaatst, wenst men daar nog langer over te discussiëren. Schriftelijke beantwoording is natuurlijk ook mogelijk. e.
Brief van GS van 10 november 2005, nr. 2005-09773/45/A.26, CW, betreffende reactie op de financiële rapportage en het jaarverslag van het Grafisch Museum 2004
f.
Brief van Bureau Jeugdzorg van 1 december 2005 betreffende 3e kwartaalrapportage 2005
Mw. De Winter-Wijffels (CDA) constateert dat nu tweemaal per jaar het commentaar van het College wordt verkregen, omtrent de hele situatie. Kan daar ook de wachtlijstvervuiling eventueel in worden meegenomen, zij leest dat daar niet altijd duidelijkheid over is.
11
Mw. Mulder (gedeputeerde) stelt wat betreft de wachtlijstvervuiling niet te weten of dit een technisch probleem betreft, bestudeerd zal worden of dat recht getrokken kan worden. g.
Brief van Base Groep kwartaalrapportage 2005
van
1
december
h.
Brief van Leger deze Heils kwartaalrapportages 2005
i.
Brief van Pleeg-, maat-, zorg boerderijen van 2 december betreffende 3e kwartaalrapportages 2005
j.
Brief van GS van 15 december 2005, nr. 2005-21.515/50/A.15, CW, betreffende Project Woordenstroom, tracé 1, sluis bij Delfzijl.
van
2
2005
betreffende
3e
december
betreffende
3e
Dhr. Kok (PvdA) maakt zich zorgen over het feit dat tracé 2 en tracé 5 niet meer uitgevoerd gaan worden. Hoe groot is de kans dat dit daadwerkelijk bewaarheid gaat worden? Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) moet daar het antwoord op schuldig blijven. Er wordt hard gewerkt om die financiering rond te krijgen. 9.
Brief van GS van 13 oktober 2005, nr. 2005-18.083a/41/A.15, RP, betreffende eindrapportage quick scan wonen, welzijn en zorg en vervolgstappen
Mw. Voogd (PvdA) vond de presentatie heel duidelijk. Tevens was zij onder de indruk van het gedeelte Zorgen voor Morgen en is zij verheugd dat dit onderdeel in het vervolgtraject is opgenomen. Alle onderzochte partijen lijken van goede wil en dat is positief. De twee pilots moeten uiteindelijk leiden tot concrete projecten. Zij heeft begrepen dat over een half jaar de eerste resultaten bekend zijn, komt hier dan weer een vervolg? Voorts heeft ze begrepen dat de werkplaats doorgaat en dat verheugt haar. Dhr. Boumans (VVD) geeft aan dat het enige tijd heeft geduurd voordat de quick scan de commissie heeft bereikt. Hij denkt dat het College hier snel mee aan de slag moet, want het is een helder stuk dat voor zich spreekt. Het wordt door de VVD-fractie vooral geïnterpreteerd als een overzicht van activiteiten. Het zou goed zijn als men in de volgende fase zou kijken naar doelstellingen die men wenst te bereiken. Het is prima om daar eens naar te kijken, maar allereerst lijkt het hem het beste als aan de slag wordt gegaan.
12
Dhr. Van Zuijlen (GroenLinks) vindt het verheugend dat uit dit onderzoek niet naar voren komt dat er nog meer onderzoek gedaan moet worden, maar dat er beperkingen op worden gezet vanuit het veld. Tegelijkertijd wenst hij daar wel een kwalificatie bij te maken. In de conclusies wordt erover gesproken dat vooral een actiegerichte benadering moet worden gekozen, en dat betekent op de hele korte termijn. Dat is een terechte conclusie, aldus dhr. Van Zuijlen, maar de provincie heeft natuurlijk in het kader van de ruimtelijke ordening juist ook te maken met de lange termijneffecten! Het gaat niet aan om de komende 20-30 jaar heel veel seniorenwoningen te bouwen, terwijl deze in 2040 niet meer nodig blijken te zijn. De lange termijn is voor de provincie wel van belang, maar hij neemt aan dat dit een open deur is. Bij de aanbevelingen - de rij vragen rond proces en financiering op bladzijde 23 - mist dhr. Van Zuijlen de vraag hoe nu permanent kan worden gemonitord wat de behoefte is van de klanten. Dit rijtje herbergt het risico dat het vooral weer gaat over de aanbieders en diegenen die ervoor moeten zorgen. Gelukkig komt hij vervolgens op bladzijde 26 bij het doel van het onderzoek wel uitdrukkelijk tegen: zo goed mogelijk inzicht krijgen in de toekomstige vraag. Maar dat kan zijn vormgegeven als een macrovraag, waar zit nu die individuele klant? Op bladzijde 16 wordt de rol van de provincie gedefinieerd, dat gebeurt gelukkig ook in het rapport rond de vergrijzing op bladzijde 8. Datgene wat hier niet in staat en bij de vergrijzing wel is dat de provincie stimulerend is en niet faciliterend en dergelijke. Het zou mooi zijn als dat met het oog op de toekomst wordt meegenomen. Dhr. Zanen (PvhN) vindt het benutte systeem uitermate interessant. Dat men lokaliseert en op grond daarvan definieert wat men wil gaan doen. Dit houdt wel een gevaar in, namelijk dat men daarmee wel de concrete situaties die bijvoorbeeld op het platteland aanwezig zijn, vergeet. Als men een klein dorp heeft, dan zal dat in aantal niet echt aanzetten voor een dergelijke benadering, terwijl toch de wens bestaat het ouderen mogelijk te maken in hun dorp te blijven wonen en dat de bereikbaarheid van voorzieningen moet worden gegarandeerd. Dat is een moeilijkheid als men dit probleem louter op geografische wijze benadert. Mw. Van Kleef-Schrör (CDA) struikelt ook over de tegenstrijdigheid in het stuk. Aan de ene kant wordt erover gesproken dat partijen meer willen weten en verderop dat partijen niet meer willen weten, maar dat heeft misschien meer te maken met een stukje uitwisseling van kennis en ervaring. Duidelijk is dat de partijen meer willen realiseren, de CDA-fractie hoort graag van de gedeputeerde wat, waar en wanneer gerealiseerd moet worden. Wat is voorts de wens van de toekomstige oudere? Mw. Van Kleef wil ook graag een nadere reactie op het aanvullende onderzoek. De rol van de provincie – zoals beschreven in de quick scan - mag kritisch bekeken en getoetst worden, in het beleidsplan Welzijn is Wonen, Welzijn en Zorg zelfs een van de speerpunten. Voorts ligt er nog een Regiovisie Zorg in Samenhang en ook de nota Bouwen en Wonen is onlangs gereed gekomen. In hoeverre is het vastgestelde beleid in overeenstemming met de uitkomsten van deze quick scan? Voort verneemt zij graag van de gedeputeerde welk document leidend is geworden voor uitvoering van beleid. Met de uitkomst van deze quick scan moeten misschien ook weer wijzigingen worden aangebracht in bestaand beleid. Worden de uitkomsten van de quick scan verwerkt en vertaald in het nieuwe sociale rapport dat onderweg is? De woningbouwcorporaties en de projectontwikkelaars stellen te voldoen aan de basisvragen en zorgen voor de lange termijn voor kwalitatieve en passende woonruimte. In de afgelopen jaren valt een terughoudender beleid ten aanzien van verzorgingstehuizen en een actiever beleid ten aanzien van zo lang mogelijk zelfstandig wonen, waar te nemen. De CDA-fractie is van mening dat de welzijnscomponent hierin niet mag ondersneeuwen, en zij doelt dan met name op de alleenstaande ouderen met de nodige thuiszorg of nodige zorgbehoefte. Deze vallen nog net onder de noemer zelfstandig wonen, want dan komt de sociale vereenzaming om de hoek kijken en daarmee ook de welzijnscomponent. Ouderen hebben behoefte aan zelfstandig wonen, maar niet aan eenzaamheid. Hoe kan de provincie de ouderen met de grote zorgbehoefte uit die eenzaamheid halen?
13
Voorts leest zij dat vanuit diverse regiobijeenkomsten de vraag is gerezen of het huidige steunsteeconcept nog wel geschikt is om verder uit te rollen. Speelt de provincie hier ook een rol in, of ligt die verantwoordelijkheid volledig bij de gemeenten? Is er tevens voldoende aandacht en regie op de kleine kernen? Voorts heeft haar fractie vanuit de presentatie vernomen dat er een kring van voorzieningen is waarbinnen woonzorgcombinaties gerealiseerd gaan worden. Momenteel valt echter een verschuiving van voorzieningen waar te nemen, waarbij steeds meer faciliteiten naar de rand van de dorpen verhuizen. Hoe wordt dat in combinatie gebracht met de woon-zorgcombinaties? Dhr. De Vries (D66) stelt dat het zijn fractie ook gelijk opviel dat geen behoefte was aan nieuw onderzoek. Dat verheugde de D66-fractie, betekende dat toch dat er eindelijk wat meer concreet gedaan kan worden in plaats van dat men in onderzoeken blijft hangen. Tegelijkertijd baart het stuk zijn fractie zorgen. Opvallend is dat heel veel wordt opgehangen aan de cofinanciering van Menzis. Zeker nu de zorgverzekeraars commercieel gaan werken, kan men zich afvragen of ophangen aan een zorgverzekeraar wel verstandig is. Wat is over een tijd de rol van Menzis in Groningen? Blijft deze zo? Verandert deze? Daar is nog te weinig inzicht over. Als alles aan een zorgverzekeraar wordt opgehangen worden grote risico’s genomen. Voorts was het opvallend dat er regionale verschillen waren in de kennis die er her en der was en de kennisbehoefte. Heeft dat ook effect op het beleid? Betekent dat ook dat er in de ene regio heel andere concepten moeten worden neergezet dan in de andere? In het rapport wordt hier wel iets over gezegd, maar daar kan wel meer aandacht aan worden besteed. Voorts leest hij in het rapport dat het zorgkantoor zelf verantwoordelijk is om bepaalde ontbrekende gegevens boven water te krijgen. In de bijbehorende tabel staat echter dat dit afhankelijk is van de andere partijen. Naar zijn idee is dit tegenstrijdig, of men kan het zelf of men is afhankelijk van andere partijen, maar beide is niet mogelijk. Of moeten zij zorgen dat de regiefunctie zelf wordt opgepakt en dat ze dat bij de andere partijen gaan ophalen? Over de commercialisering van de welzijnsinstellingen stelt het rapport dat deze nog geen automatische partners zijn bij het ontwikkelen van nieuwe concepten. Maar als een welzijnsinstelling commercieel wil zijn, zullen ze dat moeten doen! Hoe denken ze dat te gaan doen? Zeker ook omdat op bladzijde 12 in het rapport de vraag wordt gesteld welke rol private partijen mogen en kunnen spelen en welke kennis er daartoe met hen gedeeld moet worden. Als zij nieuwe concepten moeten ontwikkelen zullen zij die kennis moeten krijgen, anders heeft men een patstelling. Wat dat betreft is die vraag onzinnig, want die vraag moet komen. Bij de Algemene Beschouwingen had D66 aangekaart dat de vergrijzing ook een economische impuls voor een provincie zou kunnen zijn. Dat mist hij geheel in dit stuk. Wordt daar nog iets mee gedaan? Mw. Mulder (gedeputeerde) constateert dat het rapport na langere tijd voorligt. Intussen is men druk doende te bestuderen hoe dit een vervolg kan krijgen, met name in de uitwerking om daadwerkelijk iets te kunnen betekenen voor die Groningers die langer in hun eigen omgeving willen wonen en dat uiteindelijk ook onder goede omstandigheden willen doen. De provincie is druk bezig met het vervolg op de quick scan en de gedeputeerde geeft aan dat zij over een half jaar de commissie weer zal informeren over de stand van zaken is rondom het thema wonen, welzijn, zorg, want dat is meer dan alleen het antwoord op die quick scan. Tijdens de informatiebijeenkomst hebben de commissieleden een mapje ontvangen met informatie over allerlei projecten die over dit thema lopen, ook daar wenst het College de commissie over te blijven informeren.
14
Benadrukt werd door de commissie dat het project actiegericht moest zijn. Van eindeloze papierbergen is de Groninger niet gediend. In de bijeenkomst voorafgaand aan deze vergadering is aangegeven dat de methodiek van Zorgen van Morgen zal worden gebruikt: een inventarisatie van de behoefte rondom het hele thema zorg vanuit de cliënt en vervolgens inzoomen op een wat meer lokale situatie (bijv. in kleine kernen die minder bevolkt zijn of in wijken). Zoiets zou er in een wijk als Paddepoel totaal anders uit kunnen gaan zien als in het Oldambt, waar wordt gewerkt met steunstee’s en waar verschillende functies op een punt op kleinere schaal bij elkaar zitten. Daarom is het voor het College belangrijk dat onderzoek wordt gedaan naar een verstedelijkt gebied (wetende dat daar wat kleinere gemeenten worden meegepakt, bijvoorbeeld Slochteren, Marum en Grootegast) Deze zitten nu uiteindelijk bij het project van de Regiovisie Groningen-Assen, maar dat onderzoek zal juist ook bij een landelijk gebied plaatsvinden om er te bestuderen wat de uitkomsten zijn. Zij onderstreept het belang van de pilot voor de kleine kernen, maar wie die pilot uiteindelijk krijgt zal met alle gemeenten tezamen worden bekeken. Er gebeurt veel meer dan alleen de quick scan en het vervolgonderzoek. Zo wenst men ook het virtuele kenniscentrum daar te plaatsen. Dat gebeurt omdat de provincie denkt dat men veel van elkaar kan leren. Bij de gemeenten geldt dit vooral met betrekking tot het neerzetten van de WMO. Dat is altijd maatwerk, men kan niet stellen een concept te hebben en dat simpelweg maar toe te passen in het Westerkwartier en op identieke wijze in Noord, richting Delfzijl en omstreken. Hier zal altijd maatwerk geleverd moeten worden, vandaar dat men gecharmeerd is van de methodiek Zorgen voor Morgen, waar deze materie in de breedste zin van het woord wordt opgepakt. Als die projecten uitgewerkt zijn, heeft de provincie de Regiovisie Zorg in Samenhang dat loopt tot 2007, waarin de combinatie wordt gevonden met verkeer, vervoer en wonen. Zij stelt voor dit document als leidraad te nemen, het is aan het begin van deze periode in 2003 afgetimmerd en nu is met volop bezig met al die projecten om dat vorm te geven. Daarnaast bestaat de nota Ruimte en Wonen, waar voor het bieden van zorg en het bouwen voor zorg zelfs een speciale uitzondering is gemaakt. Dat is geaccordeerd beleid waar mee verder gegaan kan worden. De gedeputeerde denkt dat uit de effecten van het onderzoek en de behoeftepeiling die wordt opgepakt (wat samen met de bewoners gebeurt) ook naar voren zal komen dat de cliënten nauw worden betrokken bij de vormgeving van het concept dat er in het bewuste gebied moet komen. Cliënten vinden ook een goede plek bij de lokale loketten. Dat is van belang omdat de cliënten die gemeenten moeten voeden in de ideeën die er moeten komen rondom de voorzieningenstructuur, maar ook rondom de zorg en de welzijnscomponent die geleverd kan worden. Op dit moment heeft de provincie vanuit de Regiovisie Zorg in Samenhang voor welzijn drie projecten toegewezen gekregen, dat moet nog helemaal worden opgestart. Dat is ook de zorg die de gedeputeerde had, welzijn is zo’n belangrijk element, soms is een verkapte zorgvraag eigenlijk een welzijnsvraag. Daar moet harder aan getrokken worden en dat heeft alles te maken met de positie van die welzijnsinstellingen. Daar rondom liggen nu ideeën en dat zal opgepakt worden. De gedeputeerde zal de commissieleden over een half jaar op de hoogte brengen over die projecten die met name gaan om het element welzijn te sluizen in al die projecten rondom zorg en wonen. Wat betreft de positie van Menzis stelt mw. Mulder dat deze organisatie eigenlijk in een heel vroege fase - ongeveer drie jaar geleden - degene is geweest die aan de provincie had aangegeven, dat het ook hun belang was dat het element wonen, welzijn en zorg voor de bewoners van Groningen goede vorm zou krijgen. De positie verandert met het nieuwe zorgstelsel en de nieuwe ziektekostenverzekeringen wel iets, maar de provincie wenst Menzis wel aan de afspraken te houden. Dhr. Van Zuijlen (GroenLinks) geeft aan hier geen vragen bij te hebben, want dit is de rol van Menzis als zorgkantoor. Hier worden overheidstaken uitgevoerd op het gebied van wonen, welzijn en zorg, wat iets heel anders is dan de particuliere ziektekosten.
15
Mw. Mulder (gedeputeerde) verduidelijkt dat er meer verzekeringsmaatschappijen zijn in Nederland die beide rollen hebben. Dat kan op een gegeven moment een plus voor die verzekeraar betekenen, maar dat valt vanuit het Provinciehuis natuurlijk niet te regelen of te reguleren. De gedeputeerde heeft al aangegeven welke documenten voor de provincie fundamenteel zijn. Dat is het beleid rondom wonen en zorg, wonen en ruimte en de Regiovisie Zorg in Samenhang. De voorzitter neemt niet aan dat behoefte is aan een tweede termijn, omdat dit een eindrapportage betreft. Dhr. Van Zuijlen (GroenLinks) constateert dat de gedeputeerde in haar betoog wel de cliënt en het zorgloket heeft genoemd, maar hij had gehoopt dat ze zou erkennen dat als er wordt gesproken over het proces bij de dertien vragen, de allereerste vraag eigenlijk zou moeten zijn hoe permanent de vraag van de cliënten gemonitord zou worden en dat dit een integraal deel zou uitmaken van het proces en niet ergens anders vandaan komt. Hij bedoelt helemaal niet dat GS dit rapport gaan veranderen, maar hij zou wel graag de toezegging krijgen dat de gedeputeerde er op gaat letten dat vanaf heden dit altijd vooraan staat. Mw. Mulder (gedeputeerde) geeft aan dat dit ook de bedoeling is, daarmee heeft de provincie eigenlijk haar Regiovisie Zorg in Samenhang waarin de cliënt samen wordt gesteld. Dat moet het eerste zijn waaraan men denkt als zaken op poten worden gezet en de provincie zal dat in een volgend onderdeel aanvullen en prominent gaan neerzetten. Het gaat om de vraag en niet om het aanbod, want de vraag is hierin sturend. Mw. Van Kleef-Schrör (CDA) had het steunsteeconcept nog ter sprake gebracht. In de quick scan rees de vraag op of het huidige steunsteeconcept nog wel geschikt was om dat verder uit te rollen. Hoe ziet de gedeputeerde dat? De voorzitter verduidelijkt dat het steunsteeconcept met name in het Oldambt duidelijk is neergezet. Het is niet zo dat die functie van die steunstee ineens zou verdwijnen, het is natuurlijk wel de vraag of dat concept overal toegepast zou moeten worden en dat moet beantwoord worden als gekeken gaat worden op lokaal niveau. Maar dat betekent niet dat het steunsteeconcept ineens niet meer van toepassing zou zijn. Hij constateert dat dit stuk als C-stuk naar de statenvergadering kan.
16
11.
Initiatiefvoorstel van het CDA betreffende defibrillatoren in sportkantines
De voorzitter geeft het woord aan dhr. Niemeijer, de eerste inspreker. Dhr. Niemeijer (cardioloog Martiniziekenhuis Groningen): Geachte commissie, ik wil het graag met u hebben over de automatische externe defibrillator, ofwel de AED en hoe naar mijn mening een begin kan worden gemaakt met een Hartveilige Provincie Groningen. Een AED op alle plaatsen in de Groninger samenleving waar veel mensen samenkomen. Met andere woorden, waar een brandblusser hangt hoort ook een AED te hangen. In Nederland worden per jaar meer dan 16.000 mensen getroffen door een plotselinge hartstilstand. Stelt u zich dat eens op een andere manier voor: dat is een voetbalstadion vol! Daar tegenover staan ca. 1200 verkeersdoden. Dat is nogal wat. Minder dan 10% van deze slachtoffers overleeft. Bij een plotselinge hartstilstand is namelijk tijd de grootste vijand. Binnen 4 è 5 minuten moet, met een defibrillator, een elektroshock worden toegediend, anders wordt onherstelbare schade aangericht. Bij mensen die getroffen worden door een hartstilstand, zijn de oorzaken van hart- en vaatziekten reeds op jonge leeftijd ontstaan. De toename van overgewicht, inactiviteit en slechte voeding is schrikbarend. De acute hartdood is vaak het topje van de ijsberg! De provincie Groningen laat de grootste sterfte aan hart- en vaatziekten zien van heel Nederland! Dat is alarmerend. We moeten ons dus met man en macht inzetten voor preventie. Zoals u allen weet, is er op dit gebied in Veendam een uitstekend initiatief genomen. Een initiatief dat u hopelijk een vervolg gaat geven. Stelt u zich eens voor: als er geen AED in de buurt is, is de kans 50 keer groter om te overlijden bij een hartstilstand, als wanneer er wel direct een AED beschikbaar is! Zonder AED in de buurt gaan er dus gewoon mensen onnodig dood! Veel mensen vertrouwen blindelings op de ambulance. In de praktijk is echter bewezen dat deze in veel gevallen niet op tijd kan komen. Ondanks dat het ambulancepersoneel verschrikkelijk haar best doet, is de gemiddelde aanrijdtijd vaak wel 10 tot 15 minuten. Als de ambulance niet op tijd kan arriveren, dan zullen er locaal voorzieningen getroffen moeten worden. Voorzieningen die het risico op een fatale afloop zoveel mogelijk beperken. Dat kan door een schakel in de hulpverlening te creëren, die naadloos aansluit op de ambulancezorg. Hierdoor kunnen veel mensenlevens worden gered. Daar kan de provincie bij helpen. De Nederlandse Hartstichting maakt zich sterk voor snellere hulp ter plaatse. Voor deze snelle hulp wordt de AED ingezet. Een handzaam, veilig en betrouwbaar apparaat, dat via simpele, duidelijk gesproken instructies zegt wat u moet doen om zo snel mogelijk het hart van het slachtoffer weer enigszins normaal te laten kloppen. Maar een goed AED programma is meer dan het ophangen van een AED apparaat alleen. Ik pleit er daarom voor dat de provincie kiest voor steun aan een integrale aanpak, een aanpak waarin alle schakels die belangrijk zijn in de keten van overleven op een verantwoorde manier aan bod komen. Er mag gewoon niets aan het toeval worden overgelaten. Een goed voorbeeld is de luchthaven Schiphol. Wie daar een hartstilstand krijgt heeft nu al een overlevingskans van 50%. Als u op www.schiphol.nl de term AED intikt in het "zoeken" vakje, komt u vanzelf bij de informatie. Een goed AED programma is dus meer dan alleen maar een apparaat aanschaffen. Ik vind het daarom van groot belang, dat u als commissie, in het vormgeven van het uiteindelijke besluit, aandacht besteedt aan de volgende aspecten: 1.Kies een AED van een leverancier die alle schakels van de keten beheerst en niets aan het toeval overlaat. Alleen maar een apparaat ophangen is, zoals ik eerder al zei, niet de oplossing. Dat creëert schijnveiligheid. 2.Plaats met behulp van experts AED's op strategische punten en zorg dat er gebruikers zijn die altijd weten wat ze moeten doen. 3.Informeer iedereen hoe ze in geval van nood alarm moeten slaan. 4.Kies een leverancier die ervoor zorgt, dat er rondom het slachtoffer en de hulpverleners optimale zorg verleend kan worden. Een leverancier die dus actief meedoet om iedere schakel goed te laten functioneren en te laten aansluiten op de volgende schakel. Dat betekent dat er moet worden gekeken naar een totaaloplossing. Ik zal u in het kort aangeven, hoe die totaaloplossing er volgens mij uit zou moeten zien. Natuurlijk gaan wij uit van een kwalitatief goede AED. Die zijn er voldoende te krijgen. In principe doen alle apparaten wat ze moeten doen. Toch is het belangrijk om een onderscheid te maken in het gebruik op het kritieke moment. Er zijn namelijk halfautomatische AED's op de markt en volautomatische AED's. Ik pleit nadrukkelijk voor het inzetten van een volautomatisch type. Waarom? Zelfs voor een getrainde leek zal het emotioneel zeer belastend zijn om in een acute situatie een AED te gebruiken.
17
Populair gezegd, "dat hakt er behoorlijk in!" Er zijn helaas gevallen bekend dat de computerstem van de AED meer dan een minuut heeft gevraagd om de knop in te drukken en op deze wijze de noodzakelijke schok toe te dienen. De hulpverlener "durfde dat niet te doen". Ik kan u vertellen dat de kans om te overleven met 10 tot 12% per minuut afneemt. Een volautomatische AED daarentegen bepaalt zelf of een schok noodzakelijk is en dient deze zo nodig zelf toe. Zonder tussenkomst van de hulpverlener. Ik vind dat een belangrijk gegeven. Omdat tijd de belangrijkste factor is in een kritieke situatie, is het van groot belang om te kijken naar de plaats waar de AED wordt opgehangen. De leverancier zal daar op een verantwoorde wijze advies over moeten kunnen geven. Ook het aantal AED's is dan belangrijk, want die bepalen uiteindelijk het gebied dat effectief bestreken wordt. U moet namelijk zo mogelijk binnen 4 minuten beginnen met reanimeren. Na de eerste schrik en kijken wat er met het slachtoffer aan de hand is, is er al minstens een minuut verstreken voordat er adequaat gehandeld zal worden. Dan moet de hulpverlener snel naar de plaats waar de AED zich bevindt en weer terug. De kleding van het slachtoffer moet worden losgemaakt en de elektroden op de borst van het slachtoffer aangebracht. Dit hele proces duurt met gemak 4 minuten. Dus zijn de plaats en het aantal belangrijk, wil je een zo veilig mogelijk gebied creëren. De loopafstanden dienen dus zo kort mogelijk te zijn. Shell Nederland bijvoorbeeld, hanteert de norm dat al haar personeelsleden binnen 4 minuten eerste hulp moeten kunnen krijgen. Dat zou ook voor iedere bewoner van de provincie Groningen moeten gelden! De opleiding en training van de potentiële hulpverleners is een belangrijk onderdeel van het totaalconcept zoals ik dat voor ogen heb. Zorg dat zoveel mogelijk mensen leren hoe ze met de AED moeten omgaan. Dat moet een onlosmakelijk geheel zijn van de implementatie van de AED. Niet alleen het bedienen in een stresssituatie is van belang. Nadat de AED het hart weer normaal heeft laten kloppen, moet er nog steeds intensief worden gereanimeerd. Het hart klopt namelijk wel, maar de pompfunctie is veelal nog niet hersteld. De hulpverlener zal het hart als het ware moeten helpen, om weer voldoende bloed rond te pompen. Dat moet doorgaan totdat de ambulancebroeders het slachtoffer overnemen. Ook reanimeren moet je leren en vooral onderhouden. Ik adviseer dan ook om de opleiding en training zo laagdrempelig mogelijk te maken. Toegankelijk voor een zo groot mogelijke groep. Per slot van rekening, uw buurman kan uw leven redden! Ook hiervoor dient de leverancier een oplossing aan te dragen, omdat in mijn optiek het één niet los gezien kan worden van het andere. Hoe maak je dat laagdrempelig? Door bijvoorbeeld e-learning. Daar kunnen grote groepen mensen, in hun eigen tijd, aan meedoen. Daarna moeten hun vaardigheden worden getest in geclusterde bijeenkomsten, onder leiding van gecertificeerde trainers. Vervolgens wordt er een officieel erkend diploma uitgereikt. Ook deze afsluitende trainingsbijeenkomsten moeten onderdeel zijn van het totaalprogramma. Het merendeel van de mensen die zijn getraind in het gebruik van de AED en het toepassen van reanimatie, zullen dat in de praktijk niet vaak hoeven doen. Ondanks het feit dat een plotselinge hartstilstand jaarlijks 16.000 keer voorkomt. Kennis en vaardigheden vervagen echter met de tijd. Een jaarlijkse opfriscursus is daarom zeer aan te bevelen. Ook dat hoort naar mijn mening bij het totaalconcept. Een ander belangrijk punt is de opvang van de hulpverlener. Degene die de AED gebruikt wordt veelal vergeten! Als cardioloog heb ik veel te maken met patiënten die moeten worden gereanimeerd. Het hoort bij mijn vak. Ik kan u verzekeren dat een hulpverlener die dat voor het eerst in een levensbedreigende situatie heeft toegepast, hier psychisch niet onaangedaan uit komt. Voor hem of haar moet daarom gestructureerde opvang beschikbaar zijn. Het doel hierbij is tweeledig: het voorkomen van ziekteverzuim door de bevordering van een optimale traumaverwerking en het vroegtijdig signaleren en aanpakken van verwerkingsproblemen. Een ander belangrijk aspect is onderhoud. Een apparaat kan alleen maar optimaal functioneren als het goed wordt onderhouden. Kies dus voor een leverancier die dat in zijn programma heeft. De meeste AED's testen zelf dagelijks hun batterij en elektroden. Wat een AED echter niet zelf kan testen is de oplaadtijd van de condensator en de juiste energieafgifte. Jaarlijks wordt alle apparatuur in ambulances en ziekenhuizen nauwgezet gecontroleerd en opnieuw gekalibreerd. Zorg ervoor dat er op dit gebied uniformiteit tot stand komt! We hebben het ten slotte over een apparaat dat een mensenleven kan redden. Je moet er niet aan denken dat het op het kritieke moment niet functioneert. De AED die wordt gekozen moet de mogelijkheid hebben om regelmatig geüpgraded te worden volgens de meest recente richtlijnen van de Reanimatieraad. De leverancier moet hiervoor zorgen. Deze richtlijnen worden namelijk regelmatig aangepast, conform voortschrijdend medisch inzicht. Veel mensen krijgen in hun bedrijf al opleidingen in bedrijfshulpverlening, de zogenaamde BHV.
18
Er moet dan ook voor worden gezorgd dat de opleidingen voor de AED altijd aansluiten op die van de bedrijfshulpverlener. Ook dat hoort bij het totaalconcept. Het zou een goede zaak zijn om zelfs de schoolgaande jeugd al vertrouwd te maken met het gebruik van een AED. Een heel belangrijk aspect is de aansluiting van de AED op de apparatuur van de ambulance. Deze moet uniform zijn! Snelheid van handelen is van levensbelang. De ambulancebroeders moeten geen tijd verspillen met het eerst afhalen van reeds bevestigde plakkers en het vervolgens opnieuw moeten plakken van hun eigen elektroden. Ambulances zullen nooit adapters of verloopkabels gebruiken. Het risico van storingen en het niet goed functioneren van hun eigen apparatuur is dan veel te groot. Tenslotte zou ik willen zeggen, een AED is geen huishoudelijk apparaat, zoals een broodrooster. Een goed werkende AED kan het verschil maken tussen leven en dood. Het is daarom van het grootste belang dat met alle aspecten die ik hiervoor heb genoemd rekening wordt gehouden. Mocht de provincie AED projecten gaan ondersteunen, wat ik natuurlijk van harte hoop, dan moet er naar mijn mening een strak programma van eisen worden opgesteld waaraan een project moet voldoen. Een ding is zeker, u heeft hiermee de gelegenheid om mensenlevens te redden, misschien wel u eigen leven........ Dank u voor uw aandacht. Mw. Kwant (voorzitter Hartpatiëntenvereniging Noord): mijn naam is Annelies Kwant en ik ben voorzitter van de hartpatiëntenvereniging Noord (Groningen, Friesland, Drenthe) en als vereniging zijn wij blij met het voorstel van het CDA voor cofinanciering van defibrillatoren bij sportvoorzieningen en evenementen. Als men ziet dat in het FCGroningen stadion - waar zondags 20.000 mensen zitten - nergens een defibrillator aanwezig is, ook niet bij andere sportevenementen dan is dat zorgelijk. Veendam heeft nu vijf defibrillatoren gekocht, Grootegast volgt ook, dus alles is wel in beweging. Als beweging wensen wij dat heel graag te ondersteunen. Het is niet zo dat dit alleen bij sportverenigingen aanwezig zou moeten zijn, de Hartpatiëntenvereniging ziet ze ook graag in openbare ruimtes geplaatst waar veel mensen zijn: Martiniplaza, de Schouwburg, V&D, verzorgings- en verpleeghuizen. In deze ruimtes hangen deze apparaten niet, terwijl toch in verpleeg- en verzorgingstehuizen zelfs 24 uur per dag mensen aanwezig zijn om dit apparaat te bedienen! Voorts is het juist dat 15.000 mensen per jaar overlijden door een hartstilstand. De ambulance heeft een aanrijdtijd van een kwartier, terwijl een politiewagen 5 à 6 minuten aanrijdtijd heeft, de Hartpatiëntenvereniging is ook bezig om in de politieauto’s te kijken of daar defibrillatoren geplaatst kunnen worden, maar dat is ook een zaak van de landelijke korpsbeheerders.
Dhr. Hilverts (ChristenUnie) vraagt hoe het is gesteld met het onderhoud van deze apparatuur. Hij weet dat bij hem op het werk de brandblussers eens in de zoveel tijd worden gecontroleerd. Hij hoopt dat ze net als de defibrillatoren nooit gebruikt hoeven te worden, maar na verloop van tijd zal dat toch moeten, hoe gaat dat dan in zijn werk? Dhr. Niemeijer (cardioloog Martiniziekenhuis Groningen) verduidelijkt dat er een flink aantal merken op de markt is. Daarom moet goed oriënterend werk worden gedaan welk merk gekozen gaat worden, maar er bestaan merken die de gehele controle op zich nemen, waar ook de hele juridische verantwoordelijkheid in handen van de leverancier wordt gelegd. Het is belangrijk dat men niet zelf moet gaat lopen ‘modderen’ en er opeens bijvoorbeeld nog batterijen verwisseld moeten worden. De hele verantwoordelijkheid ligt in handen van de leverancier. Dhr. Hilverts (ChristenUnie) vraagt of daar onderhoudscontracten over kunnen worden afgesloten? Dhr. Niemeijer (cardioloog Martiniziekenhuis Groningen) stelt dat dit het geval is. De nacontrole is inbegrepen in de prijs bij aankoop, en in het contract dat wordt afgesloten. De leveranciers kunnen het zich niet permitteren om een apparaat te leveren dat na 2 jaar een leeglopende batterij heeft of een condensator die niet kan worden opgeladen. Dhr. Hilverts (ChristenUnie) vraagt of hij goed heeft gehoord dat mw. Kwant stelde dat bij de Euroborg geen defibrillatoren aanwezig zijn?
19
Mw. Kwant (hartpatiëntenvereniging Noord) beaamt dit. Mw. De Lange (PvdA) begrijpt dat beide insprekers ervoor pleiten om dit apparaat in alle openbare ruimten toegankelijk te maken. Zij zag laatst Vinger aan de Pols waar een cardioloog van de UVA stelde dat de meeste hartinfarcten thuis plaatsvinden, hij pleitte er daarom juist voor om de plaatsing bij de politie onder te brengen, daar deze mensen overal kunnen komen. Deze mensen hebben ook EHBO in hun pakket, weten hoe hiermee om te gaan. Hoe kijken beide insprekers daar tegen aan? Voorts is zij benieuwd naar het aantal hartinfarcten wat in de provincie Groningen plaatsvindt, als daar 50% van gered zouden kunnen worden… Zij begrijpt dat Holland Casino deze apparatuur al wel binnen de muren heeft, dat lijkt haar een voorbeeld dat opvolging verdient! Mw. Kwant (Hartpatiëntenvereniging Noord) verduidelijkt dat men al geruime tijd probeert om de politiekwestie landelijk georganiseerd te krijgen, maar minister Remkes is daar niet voor en vindt dat een taak van de GGD. Hij is bang dat de taken over zouden gaan naar de politie en dat is niet de bedoeling. Het is echter wel bewezen dat een politieauto een kortere aanrijdtijd heeft dan een ambulance. Drenthe en Friesland hebben helaas al negatief gereageerd, Groningen wenst hier nog over van gedachten te wisselen, maar een beslissing is nog lang niet gevallen. Mw. De Lange (PvdA) vraagt of mw. Kwant het dan niet zinvoller acht als men vanuit de Staten bij de minister gaat pleiten om dit juist bij de politie onder te brengen, in plaats van specifiek bij sportkantines. Dhr. Niemeijer (cardioloog Martiniziekenhuis Groningen) weet dat dit in de politiek ook een hot issue is. Natuurlijk zou op alle strategische plaatsen – rekening houdend met de tijd dat het apparaat bereikt kan worden door de hulpverlener - een AED aanwezig moeten zijn. Hij denkt hier ook aan winkelcentra en de sportclub waar gymnastiek wordt georganiseerd voor ex-hartpatiënten. Als nu blijkt dat het FC-Groningen stadion helemaal geen defibrillator binnen de stadiongrenzen heeft, dan blijken de verhoudingen wel zoek te zijn. De politie heeft in bijna alle omringende landen (België, Duitsland, Frankrijk en Spanje) wel een AED aan boord, omdat zij tegen het verkeer in kunnen rijden en heel snel ter plekke kunnen zijn. Bij de top van het ministerie ligt hier het probleem. Minister Remkes wil er in principe wel aan, hij laat het echter aan zijn collega Hoogervorst over en die ziet concurrentie met de ambulancediensten. Dat is echter geen item, als duidelijk kan worden aangegeven waar het om gaat en dat met de rest van Europa moet worden meegedaan in een stuk zorgverlening (waarbij de politieauto AED aan boord heeft), zou veel gewonnen zijn. Dhr. Zanen (PvhN) beluisterde dat werd gesproken over half- en volautomatisch, kan dhr. Niemeijer het verschil tussen beiden verklaren? Dhr. Niemeijer (cardioloog Martiniziekenhuis Groningen) verduidelijkt dat het verschil erin ligt besloten dat als de plakkers worden bevestigd de technieken tegenwoordig dermate geavanceerd zijn dat men door het gehele proces heen wordt geleid. Een AED geeft geen schok af als er bijvoorbeeld een normaal hartritme is. Iemand kan flauwvallen en een te lage bloedsuiker hebben, en als bij een dergelijk persoon de plakkers worden aangebracht zal geen schok worden afgegeven omdat hij het ritme zelf kan detecteren. Het apparaat voelt het ventrikel fibrilleren en dan geeft het automatisch een schok af. Dat gaat wezenlijk sneller. Het gevaar bestaat dat men anders na drie-vier minuten ventrikelfibrilleren een asystolie – een streep - kan krijgen en dan heeft een schok al geen effect meer. Men moet kiezen voor snelheid, adequate technieken kunnen dat tegenwoordig leveren en dan maken de prijzen niet eens zoveel uit.
20
Mw. Stavast (GroenLinks) begrijpt uit de informatie dat de invoering ervan zoveel zorgvuldige procedures benodigd, dat zij meent dat het bedrag misschien niet eens meer zit in de aanschaf van de apparaten en of die nu wat duurder zijn, want wat brengen de invoering en de bewaking van procedures voor kosten met zich mee? Dhr. Niemeijer (cardioloog Martiniziekenhuis Groningen) verklaart dat het apparaat circa € 2000,- kost, en daar zullen wat extra kosten bijkomen voor invoering. Er zijn echter ook bedrijven die deze kosten meenemen, want deze kosten zijn relatief laag. Bij een sportvereniging zouden bijvoorbeeld de mensen achter de bar of in de velddienst zich de bediening ook via e-learning eigen kunnen maken. De kennis moet dan wel onderhouden worden. Dhr. Boumans (VVD) vraagt wat er gebeurt als hij als goedopgeleide vrijwilliger iemand ziet neervallen en hij gaat met het apparaat aan de slag. Hoe is het dan gesteld met de aansprakelijkheid, mocht het fout gaan? Dhr. Niemeijer (cardioloog Martiniziekenhuis Groningen) duidt aan dat in de VS in 2000 een wet is aangenomen – valt ook na te lezen in het verslag van de gezondheidsraad van 2002 m.b.t. de AED’s – waarin men niet aansprakelijk is als men iemand helpt die in nood is. Dit wordt de wet van de Barmhartige Samaritaan genoemd, waarin het zelfs strafbaar is als daar, waar hulp geboden had kunnen worden, deze hulp niet werd geboden. In het Wetboek van Strafrecht staat in artikel 450 dat men in een situatie waar hulp geboden kan worden, nooit aansprakelijk gesteld kan worden. Dhr. Boumans (VVD) begrijpt dat dit ook geldt als hij fouten maakt? Dhr. Niemeijer (cardioloog Martiniziekenhuis Groningen) beaamt dit. De intentie is om het goed te doen. Dhr. Boumans (VVD) kan zich voorstellen dat de zorgverzekeraar hier ook een bepaald belang bij heeft. Hoe lopen daar de contacten? Dhr. Niemeijer (cardioloog Martiniziekenhuis Groningen) stelt dat er natuurlijk contacten met zorgverzekeraars zijn en met mensen die willen proberen om hun klanten zo lang mogelijk in leven te houden. Als de politie, de Provinciale Staten en alle mogelijke maatschappelijke geledingen op een lijn gekregen kunnen worden dan zal met ziektekostenverzekeraars gesproken moeten gaan worden hoe zij daar mee omgaan. Als iemand een AED overleeft, dan krijgt deze patiënt vaak een pacemaker ingebracht (een inwendige defibrillator). Een dergelijk apparaat kost €80.000,- en dat wordt door de ziektekostenverzekeraar blindelings vergoed! Dat mensen geholpen worden met ventrikelfibrilleren (dan wel uitwendige defibrillatie of inwendig via een pacemaker waardoor ze een schok krijgen om beschermd te kunnen worden), dat zou in een lijn moeten worden doorgetrokken. De voorzitter dankt de beide insprekers en stelt het punt nu aan de orde.
21
Mw. Van Kleef-Schrör (CDA) stelt dat preventief handelen winst oplevert en dat het CDA daar sterk op inzet. De hedendaagse moderne levensstijl laat een toename zien van acuut hartfalen en afwijkingen, uit onderzoek is gebleken dat meer sporten en meer bewegen risico’s met zich meebrengen, met betrekking tot actie hartstilstand. Dat doet zich dus ook veel vaker voor. Om dergelijke risico’s zo veel mogelijk in te perken en een optimale gezondheidswinst te kunnen boeken door meer te bewegen is de CDA-fractie van mening dat er randvoorwaarden gesteld en ontwikkeld moeten worden voor o.a. hartveilige omstandigheden, De plaatsing van AED’s bij multifunctionele sportvoorzieningen – waar veel sporten en verenigingen onder een dak worden samengebracht acht de CDA-fractie daarom wenselijk, mede omdat daar wedstrijden van een bepaald niveau worden gehouden en vaak wel EHBO aanwezig is die ervaring heeft in reanimeren. Tegelijkertijd is er publiek aanwezig. De provincie stimuleert sterk om meer te gaan bewegen en te sporten, dat betekent ook dat mensen zonder of met een wat mindere conditie in beweging komen en daar zijn de nodige risico’s aan verbonden. Het is niet voor niets dat apparatuur op sportscholen tegenwoordig grotendeels is uitgerust met hartslagapparatuur. Daarnaast zijn er juist in kleine gemeenten veel multifunctionele sportvoorzieningen en dat betekent dat daar kleine en middengrote sportverenigingen gevestigd zijn welke meestal niet te ruim bij kas zitten. Daarom leek het de CDA-fractie goed dit punt onder de aandacht te brengen. De provincie vervult daarin haar faciliterende en ondersteunende rol, terwijl op het gebied van zorg de provincie een stimulerende rol heeft. Dat zijn de aanleidingen voor haar fractie om te komen tot een instelling van AED’s bij sportvoorzieningen als start voor een hartveilige provincie. Gelet op het beleid van de provincie (meer in beweging komen), leek haar dit een geschikt voorstel om met elkaar in bespreking te nemen. Dhr. Hilverts (ChristenUnie) vraagt of het CDA hier ook sportverenigingen voor ogen heeft, zoals FC Groningen, waar miljoenen omgaan? Mw. Van Kleef-Schrör (CDA) denkt dat dhr. Hilverts vooral moet kijken naar sportverenigingen waar men niet ruim bij kas zit, maar waar wel het nodige gebeurt, dus de middelgrote en de kleinere verenigingen. Dhr. Hilverts (ChristenUnie) begrijpt hieruit dat er dus criteria in haar motie moeten worden aangebracht, want die is open. Dhr. Boumans (VVD) geeft aan wat te worstelen met dit onderwerp. Dit is typisch een punt waar men niet tegen kan zijn, maar waar men wel realistisch moet blijven. Gaandeweg het betoog van dhr. Niemeijer leek hij afbreuk te doen aan hetgeen het CDA vroeg, daar hij een beeld schetste dat veel verder ging dan alleen maar het ophangen van een paar apparaten, want dan is men er dus blijkbaar nog lang niet. Wil men dit op een fatsoenlijke manier aanpakken, dan moet het breder worden gezien als het alleen maar mogelijk maken van plaatsing van 10-20 apparaten in de provincie. Dit betekent natuurlijk niet dat er niets moet gebeuren! De vraag is voor zijn fractie wel of dit een provinciale taak is. Mw. Van Kleef stelde al dat hier een aantal gemeenten mee aan de slag was gegaan. Dat kan hij zich bij sportvoorzieningen of wijkaccommodaties ook goed voorstellen, omdat de gemeentelijke invloed daarop groot is (als gebouwbeheerder of subsidieverstrekker aan de verenigingen die daar gebruik van maken). De VVD-fractie kan moeilijk tegen dit plan zijn, maar het totale plaatje zou wel eens in de miljoenen kunnen lopen, wil men dit adequaat doen. Misschien is het onderwerp nog niet rijp om hier finaal te bespreken, maar als de CDA-fractie het College zou vragen om uit te zoeken wat de mogelijkheden zijn en hoe het totale financiële kostenplaatje zal uitvallen, dan kan de VVD-fractie dat verzoek ondersteunen. Dat doet ook veel meer recht aan wat de insprekers hebben ingebracht, omdat men dan ook kan kijken naar de landelijke ontwikkelingen, zodat ook zaken als zorgverzekeraars en aansprakelijkheid goed in kaart gebracht kunnen worden. Dat de provincie daar uiteindelijk een rol in speelt kan hij zich goed voorstellen, maar hij zou het wel op de manier zoals net door hem beschreven willen aanpakken.
22
Mw. Stavast (GroenLinks) is het voor een groot deel eens met het betoog van dhr. Boumans. Niemand kan hier met goed fatsoen tegen zijn, maar zij denkt dat het voor GroenLinks wat gemakkelijker is om die gedachte door te trekken, namelijk dat dit een nationale wetgeving moet zijn. Dan blijft het wel een dilemma, als het daar niet voor elkaar komt, wat men er dan met de provincie mee doet, maar het onderwerp leent zich nu eenmaal voor landelijke wetgeving. Op dat niveau heeft men plaats om regelgeving te formuleren en voorwaarden te stellen en het bedrijfsleven op zijn verantwoordelijkheid te wijzen. Mw. De Lange (PvdA) geeft aan zich aan te sluiten bij de VVD-fractie. Ook haar fractie is benieuwd naar verder onderzoek omtrent dit onderwerp, want het betreft een lastig dossier. Zou de gedeputeerde misschien met de minister hierover van gedachten kunnen wisselen of deze apparatuur bijvoorbeeld toch niet bij de politie kan worden ondergebracht? Dhr. Zanen (PvhN) vindt het een positief initiatief van de CDA-fractie, de commissie is laatst op bezoek geweest bij het Huis van de Sport. De provincie is ook van mening dat binnen de sportverenigingen deskundigheid moet komen, zodat deze sportverenigingen niet alleen op het gebied van hun verenigingsorganisatie maar ook als zodanig goed functioneren. Hij denkt dat dit element daar goed in zou kunnen passen. Bij verenigingen stuit men echter op een probleem. Als men denkt aan vrijwilligers in de kantine, dan moeten die al een aantal cursussen volgen om überhaupt achter de bar te mogen staan, de eisen worden steeds zwaarder en het is de vraag of dat wel kan worden doorgezet. De bediening van zo’n apparaat komt daar dan nog extra overheen. In de discussie met het Huis van de Sport zou dat ook mee een rol moeten spelen. Over het algemeen zou de provincie goed een rol kunnen spelen in het stimuleren van dit debat en in de concretisatie hiervan. Dhr. De Vries (D66) geeft aan dat de D66-fractie an sich ook niet onwelwillend staat tegenover dit voorstel, er leven echter nog wel wat vragen. Het merendeel is al door de VVD en de andere partijen verwoord. Is de provincie wel de eerst verantwoordelijke om dit op te pakken, ligt dit niet eerder bij anderen als Menzis die op andere plekken ook nadrukkelijk aangeven als co-financier te willen optreden, terwijl dat hier veel logischer zou zijn? Wat is de rol van de Hartstichting in dezen? Doet zij hier alleen wetenschappelijk onderzoek of kunnen ze ook geld voor beschikbaar stellen? Dat zijn toch ook instanties die een rol moeten spelen en misschien nog wel eerder dan de provincie? Hij beschouwt de provincie eerder als partij die kan meedenken wat logische plekken zouden zijn, en dan niet alleen bij sportkantines maar veel breder. Hij denkt dat plaatsing in sportkantines maar een deel van de oplossing zal zijn. Hij las recentelijk dat een dergelijk probleem zich ook in de bioscoop had voorgedaan. De bioscoopdirectie heeft daarop direct besloten zelf een defibrillator aan te schaffen. Wat dat betreft zou meer mogelijk moeten kunnen zijn. Ook organisaties als Menzis en de Hartstichting moeten er zeker bij betrokken worden. Dhr. Hilverts (ChristenUnie) geeft aan dat zijn fractie waardering heeft voor het voorstel dat het CDA van Veendam heeft overgenomen. De fractievoorzitter van het CDA in de PS heeft meermaals aangegeven een heel goede lijn te hebben naar de Tweede Kamerfractie. Zou een dergelijke kwestie als de politieauto’s, niet via die partijlijn landelijk opgepakt kunnen worden? Wat betreft de motie moet goed gekeken worden naar de criteria, wie wel en wie niet en hoeveel moet worden bijgedragen? Het kan toch niet zo zijn dat de provincie met overheidsmiddelen FC Groningen gaat stimuleren om een dergelijk apparaat aan te schaffen? Dat gaat de ChristenUnie-fractie te ver en daarom moet die duidelijkheid in die motie worden verwoord.
23
Mw. Mulder (gedeputeerde) geeft aan dat het College insteekt op preventie, op sport en met name op gezondheid en dat men soms ook een rol heeft als het gaat om acute zorg. Maar dit onderwerp – en de voorliggende motie – roept een hoop vragen op. Het gaat niet om de aanschaf van alleen apparaten, het gaat om scholing, om ervoor te zorgen dat zorg adequaat aanwezig is en dat er mensen zijn die een dergelijk apparaat kunnen bedienen. Dat de AED op een strategische plek staat en dat organisaties samen met de mensen die daar werken, die daar op dat moment aan het sporten zijn, of die daar op dat moment kijken naar een sport, daar gebruik van kunnen maken. De insteek van het CDA is de sport, maar de vraag is of wel moet worden gezocht bij de sport. Daar kan de gedeputeerde nu geen antwoord op geven. Zij heeft veel vragen bij dit onderwerp. Waar steekt men in? Waar is het noodzakelijk? Wat is het totaalplaatje? Waar liggen prioriteiten? Wat is de rol als provincie daarin en hoe kan men dat dan eventueel stimuleren, via de politiek, door insteek via evenementenbeleid, door voorwaarden te stellen? De gedeputeerde stelt voor om dit onderwerp mee terug te nemen en onder de loep te leggen wat men kan als provincie met het stimuleren van het gebruik van AED’s. Met betrekking tot het stimuleringsfonds zorg heeft de provincie altijd ingestoken op activiteiten en projecten en is dat fonds voor materiaal en middelen nooit beschikbaar gesteld. Dat zou een wijziging zijn in het gebruik van het fonds. Welke insteek wordt gekozen? Welke rol wenst de provincie te spelen? Hoe staan de gemeenten hierin? Hoeveel zijn er al in Groningen? Allemaal vragen die de gedeputeerde sterken in de gedachte deze kwestie mee terug te nemen ter bestudering. Mw. Van Kleef-Schrör (CDA) geeft aan dat de sportverenigingen de startgedachte waren. Als de gedeputeerde en andere fracties aangegeven een bredere toepassing wenselijk te achten, kan zij dit alleen maar toejuichen. Het is zaak dat de provincie haar verantwoordelijkheid neemt ten aanzien van dit aspect voor wat betreft een hartveilige provincie. De voorzitter vraagt of hij het goed begrijpt dat dit voorstel voorlopig wordt aangehouden? Mw. Van Kleef-Schrör (CDA) geeft aan het antwoord van de gedeputeerde te willen afwachten. Mw. Mulder (gedeputeerde) stelt daar geen tijdslimiet aan te kunnen vastkoppelen. Dit betreft een breed onderwerp, maar men zal daar zeker mee aan de slag gaan. In tweede termijn Mw. Stavast (GroenLinks) zou duidelijker geformuleerd willen zien wat mee terug genomen gaat worden en wat de provincie kan. Ook zij is voorstander van verbreding, maar wat stelt de gedeputeerde zich hierbij voor? Mw. Mulder (gedeputeerde) duidt aan een inventarisatie voor ogen te hebben van: wie doet al wat en op welke gebieden? Hoe is de stand van zaken bij de gemeenten? Hoeveel interesse is er bij sportverenigingen? Daarna legt zij het liefst een aantal mogelijkheden vast in een notitie, welke zij vervolgens de commissie zal voorleggen. Dhr. Zanen (PvhN) vindt de invalshoek via de sport een interessante, want in de sport spannen mensen zich overmatig in, hetgeen tot problemen kan leiden. Het grote probleem is wie die apparaten moet gaan gebruiken en wie goed geschoold is. Dat zou meegenomen moeten worden in het onderzoek. Mw. Mulder (gedeputeerde) geeft aan dat dit zeker zal gebeuren als bij sportverenigingen wordt gepeild of daar behoefte aan is.
24
Dhr. Boumans (VVD) lijkt de insteek van dhr. Niemeijer een geschikte bijdrage aan een onderzoek dat moet plaatsvinden. Dat mag gerust een quick scan zijn en behoeft geen 40 pagina’s te beslaan. Binnen een half jaar moet dat wel mogelijk zijn, meent dhr. Boumans. Hij is wel voor verbreding, maar het moet niet te breed uitvallen. Mw. Mulder (gedeputeerde) geeft aan dat dit voor de zomer tegemoet kan worden gezien. Mw. Van Kleef-Schrör (CDA) is blij met deze toezegging. Dhr. Niemeijer (cardioloog Martiniziekenhuis Groningen) dankt mw. Van Kleef voor haar initiatief dat hij iets mocht vertellen over dit onderwerp. Dit onderwerp laat zich helaas niet zo abstract vertellen. Als een dergelijke situatie daadwerkelijk plaatsvindt wordt pas duidelijk wat voor impact zo’n gebeurtenis heeft. Als iemand overlijdt in bijvoorbeeld de voetbalwereld – zie de recente gebeurtenissen - wordt zonneklaar wat voor impact dat heeft. Het totaalconcept, dus niet alleen het apparaat ophangen en dat is het dan, is volgens dhr. Niemeijer haalbaar. Hij spreekt de wens uit om het initiatief niet alleen bij sportverenigingen uit te voeren, maar overal voor opvang en realisatie te zorgen waar mensen met een verhoogde hartslag activiteiten ontplooien. Mw. Kwant (Hartpatiëntenvereniging Noord) is verheugd dat het onderwerp eindelijk eens een keer aan de orde is geweest. De patiëntenvereniging is al lang bezig om te bestuderen waar deze apparatuur geplaatst kan worden. Bewezen is dat een hoop mensen zonder ambulance – de aanrijdtijd is te lang – overlijden. Een defibrillator redt gewoonweg levens. 10.
Brief van GS van 13 oktober 2005, nr. 2005-19.113/41/A.16, OMB, betreffende vergrijzing en provinciaal beleid
Mw. Voogd (PvdA) brengt naar voren dat de PvdA-fractie in oktober 2004 bij de behandeling van de Begroting 2005 heeft gevraagd om de effecten van de vergrijzing in beeld te brengen. Dit vanuit de veronderstelling dat eventuele bijstelling van provinciaal beleid geboden is. Het voorliggende stuk brengt de demografische ontwikkeling in kaart en geeft een beeld van het huidige beleid en de lopende projecten. Hieruit blijkt dat er al veel gebeurt. Tussen verschillende beleidsterreinen worden verbanden gelegd. Dat is al winst. Het integrale werken is nog nieuw en de PvdA-fractie gaat ervan uit dat het alleen maar beter kan worden. De afstemming tussen voorheen voor elkaar onbekende beleidsterreinen, zoals economie en welzijn en RO en welzijn, zal alleen maar toenemen. Dat is een goed startpunt, want vergrijzing is een proces dat effecten heeft op alle beleidsterreinen. Knelpunten zijn er natuurlijk ook. Mw. Voogd beperkt zich tot de onderwerpen die op het terrein van deze commissie liggen. Andere commissies zullen hun eigen punten behandelen. De vraag naar zorg zal sterk toenemen. De vraag is dan hoe de voorliggende voorzieningen – de welzijnsfuncties – kunnen worden versterkt, zodat de vraag naar professionele en dure zorg kan worden verminderd of uitgesteld. Dit mede om de zorg bereikbaar en toegankelijk te houden voor minder kapitaalkrachtigen. Eenzaamheid is een belangrijke reden om te verhuizen naar aanleunwoningen of verzorgingshuizen. Het CDA heeft dat zojuist ook al aangegeven. Het versterken van deze voorzieningen is een vraagstuk dat op bovengemeentelijke schaal speelt en dus bij de provincie hoort. Wonen, welzijn en zorg heeft blijvende aandacht nodig. Naast eenzaamheid is de woonsituatie de belangrijkste reden om te verhuizen naar een verzorgingshuis. Andere knelpunten, zoals economie en arbeidsmarktbeleid, komen in de andere commissies aan de orde. De PvdA-fractie vraagt het College om een integrale beleidsnota Vergrijzing op te stellen. Deze dient programmatisch van aanpak te zijn waardoor de gesignaleerde problemen aan bod komen, alsmede dient daarin de voorgestelde aanpak voor te komen. Tot voorbeeld zou de vergrijzingsnota van de provincie Gelderland kunnen dienen, hoewel deze zeer op welzijn is toegespitst.
25
Ook al omdat het huidige beleid volgens de regiovisie Zorg in Samenhang maar tot 2007 loopt. Niet wordt verwacht dat het plan morgen klaar is, want het is een complexe zaak. Graag hoort mw. Voogd van de gedeputeerde hoe zij erover denkt. Dhr. Boumans (VVD) verwacht dat de behandeling wat complex is aangezien dit stuk in drie verschillende commissies zal worden behandeld. Dat brengt met zich mee dat in de fracties zaken goed op elkaar moeten worden afgestemd. Dat is precies het vraagstuk dat voorligt als het om vergrijzing gaat, alhoewel de term verzilvering de VVD-fractie meer aanspreekt en wel in het bijzonder hoe vergrijzing verzilverd kan worden. Dat is ook de insteek geweest van de VVD-fractie bij de Algemene Beschouwingen in 2004 en 2005. Nu ligt een nijver stuk werk voor dat duidelijk inzicht geeft in wat er gebeurt op dit vlak. Na deze inventarisatie dient er een slag gemaakt te worden. De vraag ligt voor hoe gekomen wordt tot het nagestreefde integrale beleid. De VVD-fractie heeft zich daar uitvoerig mee beziggehouden en de achterban geraadpleegd. Er zal vooral in kansen moeten worden gedacht, omdat mensen nu eenmaal ouder worden en deze provincie een aangenaam woongebied is waar oudere mensen goed hun plek kunnen vinden. De werkgelegenheid dient hier nog verder te worden uitgebreid, zodat zaken met elkaar in samenhang gebracht kunnen worden. Volgens dit soort lijnen denkt de VVD. Natuurlijk wordt ook gedacht aan welke zorg extra nodig is en wat gedaan zou kunnen worden aan preventief welzijn. De wens van mw. Voogd dat er een integraal ouderenbeleid moet komen, wordt gedeeld. Laat dat als werktitel krijgen ‘het verzilveren van vergrijzing’. Mogelijk is dat wel iets te liberaal gedacht. De insteek van de VVD-fractie is dat in de statenvergadering een eerste aanzet wordt gegeven over hoe de op te stellen nota eruit zou moeten zien. Nu is de basis aangeleverd en laten de fracties een eerste aanzet geven voor de invulling van de nota. Eerder is voor andere nota’s ook een kaderstellende discussie gevoerd die in twee of drie A4-tjes zijn beslag kon krijgen en goed de denkrichting weergeeft. Het College kan dan aan de slag en rapporteert weer aan de commissie terug. Dat een en ander niet over één nacht ijs kan, begrijpt de VVD-fractie heel goed, want het gaat hier om een nieuw thema. Het zou mooi zijn als in deze collegeperiode voor dit thema beleid geformuleerd kan worden, want dan kan een nieuw College daarmee aan de slag. Gelet op het enthousiasme dat de VVD uitstraalt, zal begrepen worden dat zij in dat nieuwe College graag de portefeuille ouderenbeleid krijgt toebedeeld. Mw. Mansveld (PvdA) vraagt wat dhr. Boumans bedoelt met ‘de denkrichting van vergrijzing van het College’. Dhr. Boumans (VVD) antwoordt dat hij het College regelmatig grijze haren tracht te bezorgen. Is dat wat mw. Mansveld bedoelt? Mw. Mansveld (PvdA) antwoordt ontkennend. Zij stelt dat bij vergrijzing zo veel beleidsterreinen aan de orde komen dat hetgeen wordt gevraagd, eigenlijk neerkomt op totaalbeleid. Dhr. Boumans (VVD) vindt dat wat ver gaan. Hij wijst op het integrale jeugdbeleid dat zich mogelijk wat meer op gemeentelijk niveau afspeelt. Dhr. Boumans kan zich best voorstellen dat ouderenbeleid in een bredere context wordt geplaatst. Als invalshoek kan worden gekozen voor gezondheidszorg, welzijn, maar ook zijn koppelingen te leggen naar andere sectoren. De VVD-fractie heeft tijdens Algemene Beschouwingen wel eens geroepen waarom het College niet komt met ‘seniorenwalhalla’s’. Dhr. Boumans is er niet geheel zeker van of dit wel de juiste term is, maar ook is wel eens door dhr. Jaspers gesproken over ‘zorghotels’. Als iets breder wordt gekeken, kan heel goed beleid worden geformuleerd dat kansen biedt voor deze provincie omdat er uitdagingen lonken die vertrouwde beleidsgrenzen overstijgen.
26
Mw. Mansveld (PvdA) verklaart het hiermee eens te zijn. Ook zij ziet vergrijzing terug in wonen, bouw, welzijn, sport etc.. De vraag is als het beleid in één notitie moet worden geformuleerd, het mogelijk handiger is dat per beleidsterrein per commissie wordt aangegeven waar de aandacht van vergrijzing zou moeten liggen. Vergrijzing is immers niet iets wat ons op 1 augustus aanstaande overkomt, maar het resultaat van een geleidelijk proces. Dhr. Boumans (VVD) antwoordt dat hij vreest dat dit ons allen treft, maar dat de benadering ervan niet de goede is. Mogelijk komt dat doordat de insteek van de VVD de verzilvering is en die van de PvdA de vergrijzing. Dhr. Van Zuijlen (GroenLinks) erkent dat hij langzaam maar zeker tot de doelgroep begint te horen en dat hij liever door het leven gaat als een zilvervos dan als een grijze muis, alhoewel vossen het in deze provincie niet gemakkelijk hebben. De GroenLinks-fractie heeft met instemming het gedeelte gelezen dat onder deze commissie valt. Het accent zal voor GroenLinks liggen bij ruimte en economie, maar verwant aan economie is de vraag die hier thuis hoort en betrekking heeft op onderwijs. Er bestaat reeds een waddenmodel, een betere aansluiting voor scholieren die tussen de wal en het schip dreigen te vallen richting arbeidsmarkt, en op seniorenterrein zijn er veel mensen die uitstromen met weinig uitzicht op een toekomst met betaald werk. In die zin is het thema onderwijs, wat GroenLinks betreft, de ontbrekende factor. Dhr. Van Zuijlen vraagt de gedeputeerde of hierover gedachten leven bij het College. Indien dit niet zo is zal de GroenLinks-fractie haar ideeën hierover in de Staten naar voren brengen. Dhr. Zanen (PvhN) merkt op dat, aandacht of niet, de vergrijzing gewoon doorgaat. Dat vraagt daarom dan niet om speciaal beleid, alhoewel de omvang van bepaalde problemen toeneemt op het terrein van zorg, wonen en welzijn ... Dhr. Boumans (VVD) stelt dat hier niet zozeer moet worden gedacht aan problemen, maar dat hier juist sprake is van kansen. Dhr. Zanen (PvhN) antwoordt dat hij juist zou willen zeggen dat samengewerkt moet worden met mensen die zelf nadenken over het ouder worden – er zijn diverse ouderenorganisaties – en actief allerlei ideeën hebben en ook kansen zien om op te treden en jongere mensen te coachen en te begeleiden bij allerlei activiteiten zoals eigen bedrijfjes, etc.. Deze mensen zijn niet betrokken bij de opstelling van deze nota. Dhr. Zanen zou hen er graag bij betrokken zien, want dan wordt een en ander veel levendiger. Mw. Van Kleef-Schrör (CDA) prijst het voorliggende stuk vanwege de helderheid en inzichtelijkheid. Hieruit blijkt dat de vergrijzing op de diverse beleidsterreinen al heel veel aandacht heeft. Zij heeft een paar opmerkingen. Op pag. 7 onder het hoofdstuk Wat weten wij van ouderen? wordt cijfermateriaal gebruikt uit 1998. Mw. Van Kleef vraagt hoe representatief deze cijfers nog zijn en hoe zich dit verhoudt met de actualiteit van heden. Met enige zorg leest de CDA-fractie op pag. 10 dat gemeenten, woningcorporaties, zorg- en welzijnsinstellingen onvoldoende zicht hebben op de toekomstige vraag en aanbod van wonen en zorg. Hoe verhoudt zich dit met de diverse beleidsnota’s waarin al aandacht is besteed aan de vergrijzing in relatie tot wonen en zorg. Op pag. 11 wordt het nodige gezegd over wonen met dementie. Er is becijferd dat de provincie Groningen tot het jaar 2010 behoefte heeft aan ca. 18 kleinschalige projecten met in totaal 437 plaatsen. In hoeverre worden of zijn deze projecten inmiddels al gerealiseerd? Bovendien zijn deze cijfers gerelateerd aan een onderzoek uit 2002. Het aantal ziektegevallen van Alzheimer zal in de tussentijd zijn gestegen. In hoeverre is het voor de provincie mogelijk om al deze ontwikkelingen bij te houden en waar zit de provincie momenteel in de doelstelling?
27
De ICT in de zorg en met name in kleinschalige woon-zorgprojecten. Het is bekend dat er diverse projecten op de plank liggen. Op ambtelijk niveau zijn er contacten met de RUG over de implementatie. De CDA-fractie meent dat de nieuwe generatie ouderen veel behoefte zal hebben aan deze nieuwe ontwikkeling en vraagt de gedeputeerde om daaraan extra aandacht te schenken. Met betrekking tot wonen, welzijn en zorg verwijst mw. Van Kleef naar de inbreng bij het vorige agendapunt. Met name is de eenzaamheid een punt dat zorgen baart. Verder is er zojuist gesproken over een nieuwe nota. Er zijn inmiddels al veel nota’s over ouderen, vergrijzing. Ouderen hebben in veel nota’s de nodige aandacht. Mw. Van Kleef hinkt enigszins op twee gedachten: een totaal nieuw ouderenbeleid in één nota samengevat tegenover de verspreid voorkomende hoofdstukken over ouderen. Mw. Voogd (GroenLinks) stelt dat het niet slechts gaat om het welzijnsvraagstuk, maar juist om verbreding zodat ook de economie, arbeidsmarkt en eventueel ook het onderwijs erbij betrokken wordt. Alle aspecten dienen bij dit beleid betrokken te worden. Er dient verder gekeken te worden dan slechts het welzijn en de zorg. Dhr. Boumans (VVD) merkt op dat niet altijd lijvig beleid gemaakt hoeft te worden in de zin dat er 40 pagina’s volgeschreven moeten worden. Als de doelstellingen helder worden geformuleerd, zou dat voor de Staten in eerste instantie voldoende moeten zijn. Het College wordt dan op pad gestuurd en achteraf wordt bekeken of de doelstellingen zijn gehaald. Dat vertaalt zich in een activiteitenplan dat voor een deel nu al voorligt. Niet alles hoeft opnieuw te worden uitgevonden, maar het moet wat meer zijn dan alleen een nietje erdoor. Dhr. Boumans denkt dat dit de boodschap is van de PvdA en de VVD. Dhr. De Vries (D66) beoordeelt het stuk als een mooie opsomming en samenvoeging van het bestaande beleid. De aanvulling om ook te bezien of onderwijs hierin een plaats heeft, is heel verstandig, zeker ook omdat daarmee ook de werkgelegenheid om de hoek komt kijken en Groningen gezien kan worden als het Florida van Nederland. Dhr. De Vries onderstreept het belang van het onderwerp wonen met dementie. Hij denkt dat hier veel aandacht aan moet worden besteed en niet alleen aan het wonen zelf, maar ook aan de gevolgen van dementie voor de partners en met name ook voor de mantelzorgers die de eerste opvang doen en soms in de problemen komen met fatale gevolgen. Dhr. De Vries denkt ook dat daarin de thuiszorg een belangrijke rol heeft en hij pleit ervoor om daaraan meer aandacht in het nieuw te formuleren beleid te besteden. Dhr. Hilverts (ChristenUnie) behandelt het voorliggend stuk van achteren naar voren. Hij citeert pag. 10 (tweede aandachtspunt): “ouderen en mensen met een handicap moeten in staat worden gesteld om – met gepaste ondersteuning – zo lang mogelijk zelfstandig te blijven wonen. Dit vraagt afstemming tussen wonen, zorg en welzijn;” De ChristenUnie is het hier helemaal mee eens, maar er ontbreekt iets. De ChristenUnie is van mening dat getracht moet worden om zelfstandig te kunnen blijven wonen in hun eigen woonomgeving. Ouderen en mensen met een handicap willen graag in hun eigen woonomgeving blijven wonen en daarom zal dit uitgangspunt van het provinciale beleid moeten blijven. De provincie werkt daar al aan – te denken valt aan de steunstee’s – maar dit zou moeten worden toegevoegd. Voorts verwijst hij naar pag. 7 waar, zoals mw. Kleef ook al zei, cijfers uit 1998 worden gebruikt. De commissie heeft zich al eerder door deze cijfers om de oren laten slaan, namelijk middels de regiovisie Zorg in Samenhang 2003 – 2007, want daarin staat op pag. 9 precies hetzelfde. Het stukje is geknipt en geplakt. In 2003 zijn dezelfde cijfers gebruikt. Dhr. Hilverts vindt dat jammer en is van mening dat er nieuwe cijfers moeten komen. De PvdA en de VVD spraken over een nota. Dhr. Hilverts denkt dat het heel goed is dat er een nieuwe nota komt, maar dan zullen er wel actuele cijfers op tafel moeten komen en dan moet er niet gewerkt worden met cijfers uit 1998. Naar aanleiding van de nieuwe cijfers kan vervolgens een goede nota worden opgesteld en een goed provinciaal beleid geformuleerd. Dhr. Hilverts is benieuwd of ook andere fracties vinden dat er geactualiseerde cijfers op tafel moeten komen.
28
De voorzitter (sprekend namens de SP) is er niet zeker van of een nieuwe nota voor dit dossier de eerste oplossing is. Hij denkt dat de commissie misschien wel direct te veel aan het College vraagt inzake het ouderenbeleid. Gelet op het kabinetsbeleid inzake het ouderenbeleid voor de komende jaren en afgezet tegen wat er werkelijk gebeurt in Den Haag, kunnen provincies prachtig beleid gaan formuleren, maar daar zal uiteindelijk in de praktijk niets van over blijven … Dhr. Boumans (VVD) stelt dat hier toch kansen liggen. Er ligt een inventarisatie voor van wat er nu is. Dhr. Hilverts zegt terecht dat de cijfers geactualiseerd moeten worden. Uiteraard moet dat gebeuren en tegelijkertijd kunnen de kansen in kaart worden gebracht. In de richting van de heer Hemmes stelt dhr. Boumans dat dhr. Hemmes het als aanvoerder van een der oppositiepartijen en als belangrijk opinionmaker in de Staten toch ook belangrijk zal vinden om het College met een goed verhaal op pad te sturen. Wat verwacht dhr. Hemmes nu eigenlijk? De voorzitter (sprekend namens de SP) antwoordt dat hij natuurlijk verwacht dat er goed beleid wordt gevoerd. Belangrijk is de enorme druk op de mantelzorg. Dit is ook al door dhr. De Vries opgemerkt. Dat zou een ander beleid betekenen, want nu zijn er op dat terrein al problemen die alleen maar groter zullen worden gedurende de komende tijd. Wat de SP-fractie betreft dient de provincie direct op dat soort signalen in te spelen. Dat betekent dat de provincie niet tegelijkertijd overvraagd moet worden op allerlei terreinen. Over wonen bijvoorbeeld is via het POP bepaald dat de dorpen toch niet mogen bouwen en dan kan wel weer een nota worden opgesteld over wat er nodig is, maar dat is niet zo zinvol. Aan die wethouders kan zo gevraagd worden wat er nodig is en dan is dat op één A4-tje op een middag te regelen. Daarvoor hoeft ook geen rapport te worden opgesteld. Dhr. Boumans (VVD) stelt dat er een wijdverbreid misverstand bestaat over wat nu eigenlijk een beleidsnota is. Het gaat erom dat er een aantal doelstellingen op papier komen op basis waarvan gewerkt gaat worden. Als er gediscussieerd wordt over de herziening van het POP – duidelijk is dat de VVD-fractie het POP als beknellend ervaart – zou het juist stimulerend kunnen zijn. Gesteld kan worden dat op het gebed van wonen er extra voorzieningen voor ouderen komen. Het POP zou daar kansen voor kunnen bieden en dat kunnen wij nu als uitgangspunt nemen. Dat het in het POP tot een uitwerking komt, is dan prima, want dat moet toch op de schop. Dhr. Boumans benadrukt dat dit soort doelstellingen genoemd moeten worden, want als dat niet gebeurt, dan is het niet meer dan een verzameling activiteiten met een nietje erdoor en dan wordt het onderwerp dat alleen maar belangrijker wordt, te kort gedaan. Mw. Mulder (gedeputeerde) verklaart dat er vele beleidsnota’s zijn. Nu is het onderwerp vergrijzing belangrijk, maar afgesproken was het kader van Zorg in Samenhang. Dat betekent dat niet meer specifiek een doelgroep als de vergrijsden zou worden gekozen, maar dat de problematiek onder het begrip zorg zou vallen. Ook als kans om daarmee iets te kunnen betekenen in het Groningse. De gedeputeerde zou het daarom heel jammer vinden als de doelgroep niet wat breder wordt geïnterpreteerd. Dat heeft de provincie Gelderland ook gedaan. Dat betekent dat ook andere doelgroepen, waarover principieel de uitspraak is gedaan om zorg in samenhang te realiseren, zoals bijvoorbeeld mensen met beperkingen, zijnde niet-vergrijsden, worden meegenomen in het verhaal. In de regiovisie Zorg in Samenhang is het brede verhaal al neergezet met nog wat vage kaders waaraan gewerkt moet worden. Mw. Mansveld zei het ook al, het gaat hier om een proces. Ook het integraal werken gaat niet zonder slag of stoot. Ook dat is een proces waaraan gestaag gewerkt moet worden. Dat laat onverlet hetgeen dhr. Boumans heeft gezegd, namelijk dat men doelen voor ogen moet hebben over wat men met de zorg wil en hoe je de kansen ziet, want ook daar moet aan gewerkt worden en moeten knelpunten worden opgelost. De Zorg in Samenhang vormt het beleidsplan.
29
Het betekent wel dat er een soort opmaat moet komen voor de nieuwe periode na 2007. Het lijkt de gedeputeerde goed dat de verdieping, de verbreding en het ingezette traject om het probleem breed en integraal te benaderen, wordt vervolgd. Voorts kan een notitie worden opgesteld als opmaat voor de nieuwe periode. Dhr. Van Zuijlen (GroenLinks) merkt op dat er nu een notitie ligt over de gevolgen van de verzilvering of vergrijzing. Er zit een insteek achter en er zijn kansen en dat zijn niet alleen economische kansen. Er is sprake van een bepaalde visie op de vergrijzing. Vanuit die visie kan op de verschillende dossiers voortaan worden gewerkt en dan hoeft het beleid niet te worden herschreven, maar het perspectief is slechts wat anders. Mw. Mulder (gedeputeerde) antwoordt dat die visie deels al verwoord is in Zorg in Samenhang. Dhr. Van Zuijlen (GroenLinks) stelt dat dit de zorgvisie betreft, namelijk dat dit samenhangt met de geestelijke gezondheidszorg, verstandelijk gehandicapten en in het algemeen kwetsbare groepen. Dat is heel goed en daar moet niets aan veranderd worden. Als het echter gaat om de ouderen dan is de integraliteit met onderwijs, arbeidsmarkt, ruimtelijke ordening, etc. van belang. Mw. Mulder (gedeputeerde) denkt dat dit juist tijd nodig heeft en dat dit niet van vandaag op morgen zo maar hier in een stuk kan worden geregeld. Dan is er weer slechts een pak papier geproduceerd. Een aanzet en een visie vraagt wat meer tijd. De gedeputeerde geeft aan dat er hard mee aan het werk wordt gegaan en dat er ook een notitie zal komen, omdat ook bekend moet worden in Zorg in Samenhang hoe dit onderwerp kan worden neergezet. Dhr. Boumans (VVD) herinnert aan zijn eerder gedane uitspraak dat de VVD-fractie de behoefte voelt om in de Staten de accenten neer te zetten die voor haar belangrijk zijn. Niet iedereen hoeft nu in applaus uit te barsten en het voorstel over te nemen, maar dhr. Boumans kan zich voorstellen dat het voor anderen aanleiding kan zijn om er ook eens goed over na te denken. Er zal ongetwijfeld iets uit kunnen komen dat op een gemene deler lijkt en daar zou het College mee aan de slag kunnen gaan. Het hoeft echt geen uitgebreide nota te zijn, want daar zit niemand op te wachten, maar een visie met doelstellingen zou zeker voor de periode na 2007 een goed streven zijn. De voorzitter wijst erop dat hier een voorstel wordt gedaan. Mw. Mansveld (PvdA) vraagt of dhr. Boumans een stuk verwacht waarin voor alle beleidsterreinen de visie staat op vergrijzing, of wil hij dat in alle beleidsterreinen het aandachtspunt van de vergrijzing wordt meegenomen. Het is heel lastig om steeds voor een integraal item een nieuwe notitie te gaan schrijven. Dhr. Boumans (VVD) begrijpt het probleem. Er zijn meerdere integrale visies, bijvoorbeeld die op wonen en nu die op zorg en die grijpen ook weer allemaal op elkaar in. Het gaat er nu om dat wordt onderkend dat vergrijzing een proces is. Dat heeft de gedeputeerde zojuist al aangegeven. Er wordt inmiddels al een hele trits aan activiteiten ondernomen. Het is echter goed die te koppelen aan een idee en dhr. Van Zuilen heeft dat een visie genoemd. Het hoeft niet meer te zijn dan een paar bladzijden waarin een koppeling aan doelen wordt gelegd. Dat dit zijn weerslag vindt qua activiteiten in reeds bestaande plannen is uiteraard niet uit te sluiten. Van belang is dat op papier komt te staan wat ermee wordt beoogd. Nu is er slechts sprake van inzicht in wat er gebeurt.
30
Dhr. Hilverts (ChristenUnie) denkt dat het daarvoor van belang is dat er eerst actuele cjfers beschikbaar komen. Daarna kan verder worden geformuleerd wat er moet gebeuren, want dan is bekend waar er problemen zijn en waar die opgelost moeten worden. Dat moet toch eerst helder zijn voordat er met een nota aan de gang kan worden gegaan? De voorzitter denkt dat de problemen wel duidelijk zijn. Hij vraagt hoe de vergadering denkt over het voorstel van dhr. Boumans. Dhr. Boumans (VVD) licht toe dat hij voorstelt dat het voorliggende stuk als bespreekstuk naar de Staten gaat. Elke fractie kan dan zijn visie op wat van belang wordt geacht geven. Dat hoeven geen verhalen van een kwartier of langer te worden. In korte statements kan worden aangegeven waarom het gaat en het College zou daarop kunnen reageren. Het zou fantastisch zijn als de voorzitter van de Staten of de portefeuillehouder in staat is te concluderen dat er duidelijke signalen zijn afgegeven waarmee aan de slag wordt gegaan. De VVD-fractie zou graag zien dat dit zijn weerslag krijgt in een notitie, een visiedocument, van een paar pagina’s. De voorzitter denkt dat dan ook geen tweede termijn gehouden hoeft te worden, want die wordt dan in de Staten gevoerd. Mw. Mulder (gedeputeerde) merkt op dat vergrijzing zo’n moeilijk woord is als wordt uitgegaan van het thema zorg. Het gaat niet om vergrijzing, maar om te leveren zorg. Het begrip ‘vergrijzing’ is te eng. Mw. Boon-Themmen (VVD) stelt dat de vraagstelling toch betrekking had op de gevolgen van de vergrijzing voor alle beleidsterreinen. Dhr. Boumans (VVD) heeft de indruk dat hier in twee dimensies wordt gesproken. Hij begrijpt dat de gedeputeerde denkt dat als over vergrijzing wordt gesproken het domein zorg wordt ingeperkt, terwijl hijzelf juist probeert te zeggen dat het breder is dan zorg en dat het ook om sport gaat, om wonen, onderwijs, arbeidsmarkt, etc. Neergezet moet worden hoe je die relaties ziet, los van de diverse zorgprogramma’s. De voorzitter stelt voor dat het voorliggende stuk als bespreekstuk naar de komende statenvergadering gaat, waarna er verder over gesproken kan worden. Iedere fractie kan dan de eigen inbreng verder naar voren brengen. Aldus wordt besloten. De voorzitter dankt de gedeputeerde voor haar beantwoording. 12.
Brief van GS van 22 december 2005, nr. 2005-19796a/51/A.21, CW betreffende reactie op notitie Openbare Bibliotheek Groningen inzake wetenschappelijke steunfunctie en de brief van de Universiteitsbibliotheek van Amsterdam van 1 februari 2005 betreffende bibliotheken met een wetenschappelijke steunfunctie
De voorzitter geeft eerst het woord aan de gedeputeerde voor een korte toelichting. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) geeft aan de commissie op de hoogte te willen stellen aangaande het bestuurlijke overleg dat hij heeft gevoerd met het bestuur van de OBG, een vertegenwoordiger van de Raad van Toezicht van Biblionet en de heer Pronk als waarnemend directeur van de OBG en directeur-bestuurder van Biblionet. Hetgeen voorligt is een uitvloeisel van de besluitvorming over de cultuurnota. Er werd zicht op het gebruik gewenst en er werden een aantal vragen voorgelegd.
31
De notitie is ontvangen. OBG en Biblionet hebben ook andere zaken naar voren gebracht en het College heeft daarop gereageerd. Dit ligt nu voor en ook is dat tijdens het bestuurlijke overleg aan het OBG zelf voorgelegd. Wat daaruit is gekomen is het volgende. Men legt zich neer bij het besluit van GS en men wil graag een nader overleg met GS over het budgetcontract van Biblionet en dan gaat het over de aspecten als het Interbibliothecair Leenverkeer (IBL), Al@din en Pica, de gemeenschappelijke geautomatiseerde catalogus. Dat staat ook met zoveel woorden in de brief van GS die is verstuurd. GS willen dat gesprek graag aangaan. Er vindt overleg plaats en over zes weken is er opnieuw bestuurlijk overleg om te bezien hoe een en ander afgekaart kan worden binnen het budgetcontract. Dit zijn de afspraken die zijn gemaakt met de OBG en Biblionet. Het is goed dat de commissie dit van tevoren weet. Dhr. Zanen (PvhN) heeft de indruk dat er nogal wat overhoop is gehaald. Er zijn vragen gesteld aan het bibliotheekwezen en er is commentaar geleverd door de provincie waarbij het er net op lijkt dat alle moeite is gedaan dat de informatie afkomstig van de bibliotheken onvoldoende en onvolledig is en dat dus het besluit dat eerder is genomen terecht is geweest. Dhr. Zanen vindt dat wat onprettig aan deze correspondentie. Met name de brief van dhr. Verhagen geeft aan dat er toch wat ruimte geschapen zou moeten worden. Hij staat geheel los van de betreffende discussie en is van mening dat hier sprake is van een element dat vastgehouden moet worden. De vraag is waarom zo fanatiek getracht wordt om een en ander tot een einde te brengen. Volgens dhr. Zanen dient dat niet te gebeuren. Dhr. Abbes (CDA) merkt op dat de gang van zaken rond de wetenschappelijke steunfunctie al een hele tijd loopt. Op 14 december 2004 hebben PS al ingestemd met het besluit om de subsidie voor OBG voor de uitvoering van de WSF af te schaffen. Als overbrugging was een afbouwjaar afgesproken waarvoor € 85.000,- beschikbaar was. Het CDA heeft er destijds mee ingestemd met name omdat het aantal gebruikers en het aantal uitleningen niet erg indruk maakten. Dhr. Zanen rept al over de stukken. De CDAfractie vond het gekoppeld aan dit agendapunt problematisch dat de OBG maar heel moeilijk kan aangeven wat het effect en de werkelijke kosten van de WSF zijn. Dat is opmerkelijk. De provincie zou als subsidiegever dit soort gegevens probleemloos moeten kunnen krijgen. De beantwoording van de schriftelijke vragen door de OBG onder auspiciën van dhr. Pronk, directeur Biblionet, is niet compleet en ook niet helder, terwijl soms volgens dhr. Abbes geheel andere antwoorden mogelijk zijn. Het heeft een aanzienlijk ‘open deur-gehalte’. De indruk wordt verder gewekt dat het beschikbaar gestelde budget voor de WSF volledig is opgegaan in de reguliere uitvoeringsystematiek en budgettering van de OBG. Het lijkt wel alsof de afzonderlijke WSF-functie niet meer voor het voetlicht komt. Die is nauwelijks terug te vinden als afzonderlijk project, gekoppeld aan een budget. Naast het feit dat de CDA-fractie al niet overtuigd was van het nut van de WSF, geeft het verslag van de schriftelijke vragen, de notitie, haar geen aanleiding om van mening te veranderen. Uiteraard dienen de brieven van dhr. Pronk, het onderzoeksrapportje van Cedric Stalpers, waarin opmerkelijk genoeg bladmuziek is opgenomen als criterium voor de wetenschappelijke steunfunctie, en het rapport van Prof. Jurgens van de Vereniging van Openbare Bibliotheken serieus genomen te worden. In de tweede brief van Pronk wordt gesteld op pag. 3 dat 952 inwoners van de provincies Groningen en Drenthe tezamen in het bezit zijn van een WSF-abonnement. Bij het CDA rijst dan de vraag of de UB niet op enigerlei manier kans ziet om deze kleine 1000 leners, inclusief hun aanvragen, in hun verwerkingscapaciteit te kunnen opnemen, al of niet via een aangepaste vorm van IBL of via de nieuwe met bibliotheekvernieuwingsgelden gefinancierde combipas. Graag hoort dhr. Abbes een toelichting op deze vraag. Dhr. De Vries (D66) vond het opvallend dat in de stukken weinig informatie verstrekt kon worden. Als men subsidie ergens voor krijgt, moet men ten alle tijden verantwoording kunnen afleggen, of dat wordt geëist of niet. Je wilt immers zelf weten waar je je geld aan besteedt. Zeker omdat de provincie de relatie met de gesubsidieerden wil verbeteren, kan het niet anders zijn dat hier consequenties uit worden getrokken.
32
Een van de punten is dat het IBL-verkeer moeilijk gaat worden. Dit verbaast dhr. De Vries ten zeerste. Immers, de bedrijfsbibliotheek van de Informatie Beheer Groep kan er ook mee overweg en waarom kan een andere bibliotheek er dan niet mee overweg? Dhr. De Vries acht dit geen argument. Als de OBG ook cijfermatig duidelijk kan maken wat zij gaat verliezen, is er een nieuw aspect. Op basis van wat er nu ligt, kan D66 instemmen met het stopzetten van de subsidie. Dhr. Hilverts (ChristenUnie) refereert aan de behandeling van de Cultuurnota toen de fractie van de ChristenUnie ook is ingegaan op de WSF. Toen vond de fractie het jammer om de subsidie af te bouwen. Dhr. Abbes heeft nu een heel goede vraag gesteld, namelijk wat gaat er met die kleine 1000 mensen gebeuren? De ChristenUnie-fractie heeft indertijd het argument gebruikt dat mensen met een smalle beurs van deze faciliteit gebruik maken en de vraag is dus nu of die mensen niet tussen de wal en het schip vallen. Kunnen die op een andere manier worden opgevangen? Mw. Stavast (GroenLinks) brengt naar voren dat GroenLinks het erg eens is met de omschrijving die dhr. Zanen heeft gebruikt. Een groot deel van de tekst is een herhaling van zetten en dat is inderdaad onprettig. Mw. Stavast is het er natuurlijk mee eens dat een subsidieontvanger verantwoording moet kunnen afleggen. De Openbare Bibliotheek heeft er alle belang bij om uit te leggen wat er met het geld gebeurt. Echter, als je een aantal wetenschappelijke tijdschriften nog net in je gewone collectie kunt hebben en een aantal tijdschriften waar behoefte aan is en die uitgeleend worden, die gelezen worden en die zich op het grensvlak bevinden tussen wetenschappelijk en niet-wetenschappelijk … Voor mw. Stavast gaat het erom dat de Openbare Bibliotheek informatie moet verschaffen die voor iedereen beschikbaar is. Dat kunnen dure tijdschriften zijn waar jezelf geen abonnement op neemt. Mw. Stavast heeft geen belang bij ‘optische’ informatie die niet objectief is. Feit was dat door de WSF-functie mensen niet een ingewikkelde ingang in de universiteitsbibliotheek hoefden te zoeken en dat je in de provincie in de eigen bibliotheek je eigen zogenaamd wetenschappelijke informatiebehoefte gehonoreerd kon krijgen. Mw. Stavast heeft zich bij het eigen gebruik van de bibliotheek nooit afgevraagd of zij wetenschappelijk bezig was of als activiste precies wilde weten hoe iets in elkaar zat. Wel was duidelijk dat wat zij las, zij niet zelf kon aanschaffen. Gelukkig was de GroenLinks-fractie op de hoogte van het bestuurlijke overleg dat de gedeputeerde noemde, want anders zou zij nog verbaasder zijn geweest nu blijkt dat Biblionet/OB zich bij de heersende politieke situatie neerlegt en eieren voor haar geld kiest. Mogelijk is dat een heel intelligente bedrijfsvoering, maar daarmee hoeft GroenLinks er nog niet gelukkig mee te zijn. Mw. Stavast vraagt het volgende. Er wordt wel ingezet op interbibliothecair leenverkeer middels Al@din en het andere programma. Is daarmee de functie die GroenLinks in de loop van de discussie verdedigd heeft, overeind gebleven of niet? Dhr. Abbes (CDA) is geschrokken over een passage in de eerste helft van het betoog van mw. Stavast. Mogelijk heeft hij het verkeerd begrepen. Dhr. Abbes vraagt of hij haar woorden juist interpreteert als hij heeft begrepen dat de subsidiegever maar begrip moet hebben voor het feit dat de subsidieontvanger niet goed kan aangeven waar de subsidie voor is aangewend. Mw. Stavast (GroenLinks) meent dat dhr. Abbes niet hoeft te schrikken. Zij heeft uitgelegd waarom zij dat vindt. Zowel de speciale WSF-subsidie als de andere inkomens van de bibliotheek zijn goed ingezet voor de functie van de organisatie. Dat is waarop de provincie controleert, maar of nu precies wordt gecontroleerd of dit tijdschriftje nu precies onder wetenschap valt of niet, is een discussie van weinig belang. Die discussie kostte alleen maar extra menskracht en uiteindelijk wordt er slechts quasi-objectief geregistreerd. Van belang is of aan de functie wordt voldaan, namelijk maatschappelijke informatie beschikbaar stellen en dat konden zij dankzij deze speciale subsidie extra goed doen. De vraag is nu of zij dit nog steeds kunnen.
33
Mw. Boon-Themmen (VVD) merkt op dat de VVD-fractie bij de behandeling van de Cultuurnota heeft gezegd dat de WSF-functie belangrijk wordt gevonden en dat die functie moet blijven bestaan. Hoe dat precies ingebed moet worden, is nog de vraag. Is het zo dat het College daarvoor een oplossing heeft gevonden? De VVD-fractie vindt die WSF-functie heel belangrijk en het is heel jammer dat niet transparant is aan te geven hoe het geld voor de uitvoering van die functie precies is besteed. Dat moet in de toekomst zeker wel gebeuren. Mw. Boon vraagt voorts wat de functie van de Stad, ook financieel, eigenlijk is voor de instandhouding van de WSFfunctie. Mw. De Lange (PvdA) spreekt allereerst haar complimenten aan de gedeputeerde uit met betrekking tot de overeenkomst die met Biblionet is getroffen. De PvdA-fractie is tevreden dat dit conflict uit de wereld is. Naar aanleiding van de notitie had de PvdAfractie geen plannen om terug te komen op het eerder genomen besluit, want daarvoor is geen reden. Mw. De Lange benadrukt dat zij zeer te spreken is over het werk dat Biblionet de afgelopen jaren heeft verricht in het kader van de bibliotheekvernieuwing en zij is benieuwd naar de laatste stand van zaken met betrekking tot de bibliotheekvernieuwing en de beoordeling daarvan door de gedeputeerde. De voorzitter geeft het woord aan de gedeputeerde nadat hij bekend heeft gemaakt de vergadering om 17.30 uur te willen beëindigen in verband met een daarna te houden voorlichtingsbijeenkomst. Hij verzoekt de aanwezigen hiermee rekening te houden. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) gaat allereerst in op de bestuurlijke afspraken. Deze gaan terug op de brief van GS waarin voorgesteld werd over IBL en Al@din te gaan praten om aspecten daarvan mee te nemen in de budgetafspraken van Biblionet. Daar is nog discussie over, maar GS willen er over zes weken uit zijn. Vitale punten volgens de OBG zullen dan geregeld zijn in het totaal, omdat GS willen dat die zaken volledig ter beschikking komen en functioneren voor alle gebruikers en niet alleen voor een beperkte groep. Natuurlijk is het ontsluiten van wetenschappelijke informatie heel erg belangrijk. Daarin vinden veranderingen plaats. Weliswaar blijft het lenen van literatuur op peil, maar op het vlak van andersoortige informatie zijn allerlei bewegingen gaande. Het is goed om daarbij inzicht te hebben in de activiteiten die worden ondernomen op het terrein van de bibliotheekvernieuwing. Daar gaat het om ICT, om toegankelijkheid, etc., middels tal van projecten ook hier in Groningen die ook ten goede komen aan de OBG. Dit in tegenstelling tot andere gebieden waar het veel meer om kleinere bibliotheken gaat. Hier loopt Groningen voor en de OBG is daarin een belangrijke spil en dat blijft zo. Verwacht wordt dat een aantal functies gehandhaafd kunnen blijven, maar dat deze wel op een andere manier worden georganiseerd. Dhr. Zanen sprak over de briefwisseling. Dhr. Gerritsen benadrukt dat van de kant van GS een aantal vragen zijn gesteld en daarop is een heel verhaal gekomen waarmee neutraal is omgegaan. De bestuurlijke verhoudingen zijn op zichzelf prima, alleen worden er een heleboel zaken aangedragen waarop commentaar is geleverd. GS denken dat er goede mogelijkheden zijn via de bibliotheekvernieuwing, internet, en ook via de universiteitsbibliotheken. Er is nog geen sprake van een overbelasting. Er loopt een aantal abonnementen. Het gaat daarbij niet alleen om de WSF. De WSF is immers heel moeilijk af te perken. De meerkosten die er uit voortvloeien zijn beperkt. Het gaat om € 2,00 of € 10,00, afhankelijk van de gekozen variant. De gedeputeerde acht dit redelijk overbrugbare bedragen en op dat punt is een stap van GS niet nodig. Waar wel over gepraat kan worden is de inzet in de bibliotheekvernieuwing om ervoor te zorgen dat de toegankelijkheid en laagdrempeligheid gewaarborgd blijven. Dit wordt op een andere manier gerealiseerd. De commissie kan ervan overtuigd zijn dat GS daarmee goed omgaan. Hier in het voorliggende stuk ligt de nadruk op wat GS niet doet, maar men dient zich te realiseren dat GS heel positief met de bibliotheek aan tafel zitten om te spreken over de bibliotheekvernieuwing. Dat gaat om grote projecten en daar gebeuren bijzondere dingen. Ook moet duidelijk zijn wat juist niet kan. De WSF is eigenlijk een model uit het verleden en het is niet transparant.
34
De gedeputeerde benadrukt dat als anderen worden beoordeeld op prestatieindicatoren, dat hier dan ook dient te gebeuren. Ook is in de Cultuurnota een afweging gemaakt en worden zaken verschoven op basis van beleidsprioriteiten. Het gaat er niet om dat hier sprake is van weggegooid geld, maar een en ander is niet inzichtelijk gemaakt en daarom wordt de switch gemaakt. Het besluit daartoe is genomen. Er zijn vragen gesteld over het gebruik. GS denken dat met de bestuurlijke afspraken een heel eind verder gekomen kan worden. In antwoord op de vraag van de heren Hilverts en Abbes over de 1000 gebruikers stelt de gedeputeerde dat, als uitgerekend wordt wat daarvan de meerprijs gaat worden, dit overbrugbaar is en beperkt. Dat rechtvaardigt niet direct extra interventie los van de zaken die in het bestuurlijke overleg zijn aangekaart. De Stad is hoofdfinancier van de OBG en betaalt niet direct mee aan deze functie. GS werken uiteraard samen met de Stad in het kader van het totaal van het bibliotheekwerk. Mw. Boon-Themmen (VVD) vraagt of er overleg is geweest met de Stad. Te lezen valt in de pers dat in andere provincies, zoals in Zuid Holland, stadsbibliotheken juist die functie trekken. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) wijst op het voorbeeld van Utrecht. De subsidie wordt geïncorporeerd in de reguliere subsidie, ook in de stadsbibliotheek. Die beweging vindt inderdaad landelijk plaats. Dhr. Zanen (PvhN) merkt op dat afbouw van de WSF niet landelijk plaats vindt. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) noemt naast Zuid Holland en Limburg ook Utrecht waar een switch optreedt naar de stadsbibliotheek. Dhr. Zanen (PvhN) vraagt wat de gedeputeerde onder switch verstaat. Dat er onderdelen daarvan … Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) maakt de zin af: … ondergebracht worden in het reguliere budget van de stadsbiblotheek. Dhr. Zanen (PvhN) veronderstelt dat een samenhang zoals die nu bestaat tussen alle universiteitsbibliotheken en de OB’s wordt losgelaten. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) ontkent dat de samenhang wordt losgelaten. Het IBL blijft bestaan. Die wordt in de notitie sterk opgehangen aan de WSF-functie, maar het is een algemene samenhang die in het kader van het IBL bestaat. Mw. Stavast (GroenLinks) stelt dat wat Biblionet wordt verweten hier nu juist speelt, want een deel van de functies wordt gehandhaafd, maar deze zitten verstopt in het reguliere budget. Mw. Stavast vindt dat dit haar eerder gehouden betoog versterkt. Voorts is zij positief over wat er is gezegd over de bibliotheekvernieuwing, ondanks de teleurstelling over het verloren gaan van de WSF. Als de PvdA-fractie de gedeputeerde feliciteert met het succesvolle overleg, lijkt het mw. Stavast, als vredesactiviste, eerder toe dat hier sprake moet zijn van condoleances in verband met het ter ziele gaan van de WSF door de afgedwongen capitulatie van de OBG. De voorzitter vraagt of de brief naar de C-lijst kan van de statenvergadering of dat enige fractie hierop wil terugkomen. Mw. Boon-Themmen (VVD) merkt op hier op terug te willen komen. Zij wil ook dat de gedeputeerde op papier zet wat hij heeft uitgelegd over het overleg en het ‘vredesberaad’. Aan de hand daarvan zou de VVD-fractie willen bekijken of het stuk als A- of C-stuk moet worden gekwalificeerd.
35
Dhr. Van Zuijlen (GroenLinks) verwacht dat die notitie dan even scherp wordt opgesteld als van Biblionet werd verwacht. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) zegt toe dat hij precies zal laten weten wat de uitkomsten zijn van het overleg over die budgetafspraken. Dat zal over zes weken plaatsvinden en daarover zal worden gerapporteerd. Het resultaat zal de gedeputeerde in de commissie melden. Mw. Boon-Themmen (VVD) begrijpt dat dit dan na de eerstkomende statenvergadering zal zijn. Zij meent dat het stuk dan moet blijven staan. Graag leest zij eerst even na wat er besproken is, zodat de mogelijkheid blijft bestaan om erop terug te kunnen komen. Dhr. Zanen (PvhN) steun dit. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) antwoordt dat hij ook wel op papier kan zetten wat de afspraken zijn. Als daartoe behoefte bestaat, zal hij dat via de secretaris doen. Dhr. Hilverts (ChristenUnie) meent dat het stuk nu niet als C-stuk kan worden gekwalificeerd daar de gedeputeerde nog in onderhandeling verkeert. Dat zou vreemd zijn. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) merkt op dat sprake is van twee verschillende zaken. Hij kan rapporteren hoe hij invulling geeft aan de budgetafspraken. Dit is een tweede kwestie. Nu is gerapporteerd over de beantwoording van de vragen. De commissie heeft duidelijk gemaakt wat zij ervan vindt en dat is met elkaar gewisseld. Aangegeven is dat een vervolgstap de invulling is van de budgetafspraken waarover gerapporteerd zal worden. De gedeputeerde biedt aan om de bestuurlijke afspraken te laten zien via de email. Dhr. Van Zuijlen (GroenLinks) denkt dat het goed is dat de rapportage op de agenda komt van de volgende commissievergadering, zodat de commissie kan bekijken of zij er al dan niet over wil debatteren. Dhr. Zanen (PvhN) stelt voor om het stuk als A-stuk op de volgende statenvergadering te bespreken en dan kunnen daarbij de gemaakte bestuurlijke afspraken betrokken worden. De voorzitter vraagt wat hij van de discussie in de Staten verwacht als de twee coalitiepartners akkoord zijn gegaan met de visie van het College. Dhr. Zanen (PvhN) antwoordt dat dit afhangt van de bestuurlijke afspraken. Die wil men toch kennen? Mw. De Lange (PvdA) merkt op dat het besluit eigenlijk al is genomen. De voorzitter concludeert dat het stuk onder de hoede van de commissie blijft. De toezegging van de gedeputeerde staat. In een volgende commissievergadering kan men erop terugkomen. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) zegt toe dat voor de volgende commissievergadering een overzichtje wordt geleverd van de bestuurlijke afspraken. Daarvan kan men dan kennis nemen. Over zes weken is er bestuurlijk overleg en daarna mag informatie worden verwacht over hoe dat is verwerkt in de budgetafspraken. De voorzitter rondt af en stelt punt 13 aan de orde.
36
13.
Brief van GS van 23 november 2005, nr. 2005-21.674c/46/A.11, CW, betreffende het provinciaal Restauratie Uitvoeringsprogramma 20052010
Dhr. Kok (PvdA) meldt dat de PvdA-fractie het cultuurhistorisch erfgoed een warm hart toedraagt, omdat het een belangrijk onderdeel is van de eigen identiteit. Ook hier is integraal beleid van belang daar het ook zijn economische uitstraling heeft, zoals uit diverse onderzoeken is gebleken. Het voorliggende stuk is een prima nota die binnen het beperkte kader van de provincie zijn waarde heeft. Er zijn ook vragen. Dhr. Kok wil weten hoe de gedeputeerde denkt over het feit dat de stad Groningen en de gemeente Winsum geheel buiten het gezichtsterrein vallen, want sprekend over de provincie, heeft men het ook over die twee gemeenten. Het gaat hier om de zorg voor de instandhouding van het gebouwd erfgoed. Nu ligt de prioritering bij de gemeenten. Gelet op toekomstig beleid dat het Rijk de provincie voorhoudt, dient men zich ook zorgen te maken. Straks is er wellicht niet meer sprake van restauratie, maar slechts van onderhoud. Het zou mooi zijn als de provincie er in 2011 helemaal klaar voor is. Wat dat betreft komt dhr. Kok terug op het masterplan, want een blik in de Cultuurnota leert dat hier een kader ontbreekt op grond waarvan de verwachting gerechtvaardigd is dat het wel goed komt. De vraag aan de gedeputeerde is of het wel goed komt. Is de provincie zo ver straks? Wordt het niet tijd om het masterplan, de inventarisatie over het gebouwde erfgoed, zo snel mogelijk op te snellen zodat zo vroeg mogelijk ingespeeld kan worden op het nieuwe beleid. Dhr. Kok heeft begrepen dat er dit jaar duidelijkheid over het BRIM (Besluit Rijkssubsidiëring Instandhouding Monumenten) moet komen. Als dat er is, kan over beleid gesproken worden. Tot nu is in deze notie gesproken over wat de gemeenten allemaal op gaan pakken. In het voorjaar 2005 is hier ook gesproken over het cultuurfonds voor monumenten. Dat is gericht op particulieren. Dhr. Kok heeft dit teruggezocht en tot zijn verrassing zag hij in het voorstel van april 2005 dat de gedeputeerde heeft beloofd om daarover in elke novembermaand te rapporteren. Bij dezen herinnert hij de gedeputeerde aan die toezegging en vraagt hem wanneer hij daarover gaat rapporteren. Mw. Boon-Themmen (VVD) heeft een technische vraag. Zij wil weten welke onderdelen van het BRIM inmiddels al wel duidelijk zijn. Zij vraagt tevens wat de doorwerking is naar het Molenhuis en Het Groninger Landschap en de zaken die daar spelen. Dhr. Abbes (CDA) doet de complimenten voor de alertheid met betrekkking tot de dreigende tekorten op de budgetten 2008, 2009 en 2010 van het Ministerie van O,C en W. Het ingediende bezwaarschrift is gegrond verklaard en dat heeft nog een extra bedrag van ruim € 1,5 miljoen opgeleverd dat nog besteed kan worden. Is er al een bos bloemen naar de betreffende ambtenaar gestuurd die dat heeft opgemerkt? De CDA-fractie draagt cultuurhistorie ook een warm hart toe. In het stuk valt te lezen dat er een nieuw monumentenstelsel in gang is gezet (het BRIM), waarbij het accent gaat verschuiven van restauratie naar planmatig, doelmatig en sober onderhoud. Op zich juicht de CDA-fractie dit toe, maar de zorgen van dhr. Kok worden gedeeld. Er zijn de afgelopen maanden CDA-fracties van andere provincies geweest die zover zijn gegaan dat zij moties richting Den Haag hebben opgesteld met de volgende boodschap. Worden de gevolgen wel geheel overzien? Er is mee ingestemd. De Tweede Kamer heeft art. 34 aangepast en dat heeft tot gevolg dat de rol van de gemeenten en provincies is uitgespeeld. De inhoud van die CDA-moties heeft betrekking op een aantal restauratieprojecten die niet meer binnen de kaders vallen van het oude monumentenbestel. Hoe loopt dat? Het liep eerst tot 2010 en nu tot en met 2011. Hoe kijkt het College hier tegenaan? Wat zijn de gevolgen na 2011? Is dat allemaal wel goed overzien? Dhr. Abbes is voorts blij met de lijst. Hij is benieuwd waarom bepaalde gemeenten bepaalde keuzen maken. Aangezien de provincie het budget min of meer verdeeld, vraagt dhr. Abbes zich af of de Statenleden niet een overzicht van die keuzen kunnen ontvangen.
37
Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) verklaart dat het belangrijkste van de zaken die naar voren zijn gekomen, de overgang betreft van het Besluit Restauratie Rijksmonumenten naar het Besluit inzake de instandhouding van monumenten. Dat is al een paar jaar uitgesteld. Vanuit de provincies zijn daartegen altijd bezwaren aangevoerd. De basisfilosofie dat men actief bezig is met instandhouding om te voorkomen dat restauraties nodig zijn, is natuurlijk een goede benadering. In de overgang is het probleem actueel van die achterstallige restauraties. Dhr. Kok vraagt terecht wat nu wel of niet belangrijk is. Er is rekening mee gehouden. In de Kamer is extra geld vastgesteld, maar dat is bestemd voor heel grote monumenten, voor restauraties boven € 1 miljoen. De vraag is of het beschikbare geld voldoende is. Hierover heeft dhr. Gerritsen zijn ernstige twijfels. Er komen wel meer middelen ter beschikking via het Cultuurfonds. Die rapportage daarover moet er inderdaad komen, zo zegt de gedeputeerde toe. Er zijn wel meer mogelijkheden gecreëerd. In de programma’s die nu voorliggen wordt extra aandacht besteed aan het voltooien van acute situaties. Ook met die aanvulling van € 1,5 miljoen. De betreffende medewerker die de kwestie ontdekte, is overigens in het zonnetje is gezet. Het is inderdaad fantastisch dat deze goed heeft opgelet en ontdekte dat in art. 2.5 staat dat men ervan uit mocht gaan dat het op peil blijft. Daarop is ingestoken en dat leverde het bedrag van € 1,5 miljoen op. Voorts is het masterplan in ontwikkeling. In mei 2006 zal het BRIM duidelijk zijn. Dan zal bekeken worden waar knelpunten liggen. De monumentenwacht is al bezig om hier duidelijkheid over te krijgen. De beleidsmatige vraag is waar de echte knelpunten liggen en waar iets aan gedaan moet worden. Dan wordt het weer zoeken naar geld ... Dhr. Kok (PvdA) interrumpeert en stelt dat hij de vorige vergadering er al op heeft geattendeerd dat als er eventueel gaten zouden vallen in het beleid voor het cultuurhistoriscg erfgoed mogelijk de ILG-gelden een oplossing kunnen zijn. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) antwoordt dat hier serieus naar gekeken zal worden om te bezien of dit een mogelijkheid zou kunnen zijn. Het College doet voorts geen uitspraken over de stad Groningen noch over de gemeente Winsum, want daar gaat de provincie niet over. Dhr. Kok (PvdA) begrijpt dit als de zaak vanuit het rijk wordt bekeken. Toch zijn Stad en Winsum onderdelen van de provincie Groningen. Dan mag de provincie hier toch best iets van vinden in de zin van of zij zich al dan niet zorgen moet maken. Wellicht kan de provincie iets via de informele weg betekenen. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) denkt dat een en ander deel zal uitmaken van het masterplan, maar een toezichthoudende rol of het restauratieprogramma goed wordt uitgevoerd heeft de provincie niet. Het BRIM, het Molenhuis en Het Groninger Landschap. Er is een fusietraject ingezet tussen de Stichting De Groninger Molen, de Vrienden van De Groninger Molen en het Gilde van Vrijwillige Molenaars. Het geheel komt in het Molenhuis terecht. Dat is op zich rond. De vraag is nu hoe het gaat met de overdracht van de molens, het bezit van de Stichting De Groninger Molen. De Stichting wil wel overdragen aan Het Groninger Landschap, maar Het Groninger Landschap wil daarvoor middelen ter beschikking hebben. Dat is een zaak tussen deze twee instellingen. Er wordt ook naar de provincie gekeken of hier geen mogelijkheden liggen. Dhr. Gerritsen benadrukt dat als de provincie iets zou moeten doen voor zes molens, omdat deze van stichting A naar stichting B overgaan, hij zou moeten uitleggen hoe het komt dat aan de 84 andere molens in de provincie niets wordt gedaan, terwijl die ook goed onderhouden worden door allerlei stichtingen. Dat is een lastige vraag. Als het BRIM operationeel is, dan is precies bekend wat er gebeurt op het terrein van de instandhouding en waar de gaten gaan vallen. Ook kan iedereen gebruik maken van de BRIM voor de instandhouding van monumenten. Het probleem zal niet liggen bij instandhouding en onderhoud, maar bij restauraties. Dit wil het College inventariseren.
38
De voorzitter concludeert dat dit stuk als C-stuk naar de Staten gaat. Hij concludeert verder dat agendapunt 14 is vervallen en dat agendapunt 15 aan de orde is, want dit punt kan niet doorgeschoven worden naar de volgende commissievergadering. 14.
(Vervallen)
Dhr. Abbes (CDA) vraagt waarom de brief inzake de evaluatie van het Huis van de Groninger Cultuur er nog niet is. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) antwoordt dat het concept nog niet goed genoeg was, terwijl de commissie recht heeft op een goede brief. De brief zal binnenkort klaar zijn. 15. Brief van GS van 30 november 2005, nr. 2005-25.584, SG, (bijlage) betreffende planning Statenstukken. De voorzitter licht toe dat bij bovengenoemd stuk ook de brief van 24 december 2005 van het Veenkoloniaal Museum betrokken kan worden dat een aanbod heeft gedaan voor een rondleiding. Onlangs is er een verzoek binnengekomen van de Groninger Archieven om aldaar een werkbezoek af te leggen. In het werkplan wordt voorgesteld om een werklunch af te leggen. De voorzitter vraagt wat de commissie wil. Mw. Mansveld (PvdA) vraagt zich af inzake het eigen werkplan of bij de sportnota eerst de evaluatie of de enquête, uit te voeren door GS, beschikbaar kan zijn vóórdat de commissie gaat brainstormen. Voorts uit zij inzake de planning van GS diepe bewondering voor de ambtenaren die enorme deadlines voor zichzelf stellen, maar dat gebeurt zo scherp dat inzake de commissie Welzijn, Sociaal Beleid en Cultuur op twee punten na een gemiddelde vertraging wordt opgelopen van enkele maanden. Zij vraagt zich af of het mogelijk is dat de planning iets strakker en realistischer wordt. De voorzitter antwoordt dat een en ander in het verslag zal worden vastgelegd en uitgezocht zal worden. Dhr. Zanen (PvhN) begrijpt dat wordt voorgesteld om één keer per maand een externe excursie te houden. Toch lijken er een aantal toch nog samen te komen of is het zo dat zo’n excursie gekoppeld wordt aan vergaderingen van de commissie. De voorzitter merkt op dat het aan het begin van het jaar wel erg druk is, maar werkbezoeken zijn geen excursies en die worden zoveel mogelijk gekoppeld aan een vergadering. Hij concludeert dat het stuk over de planning als C-stuk naar de Staten kan worden verstuurd. 16.
Sluiting
De voorzitter sluit de vergadering om 17.40 uur. Hierna vindt een presentatie plaats.
39
Toezeggingenlijst Commissie Welzijn, Cultuur en Sociaal Beleid (tot en met vergadering van 18 januari 2006 bijgewerkt)
1.
Datum toezegging
Onderwerp
Deadline
13/10/2004
BudgetfinancieringsOvereenkomst.
Op dit moment wordt nog overleg gepleegd over een verdeelsleutel in het IPO. Als dat is afgerond wordt een budgetcontract afgesloten met RTV-Noord (06/04/05)
Portefeuill ehouder Gerritsen
Onderhandeling is nog gaande (30/11/05). Er is onderhandeling gaande tussen het IPO en het ROOS over een index. (18/01/2006) 2.
24/11/2004
Andere opstelling van Monumentenwacht. De commissieleden zullen worden geïnformeerd over hoe de bundeling van taken gestalte kan worden gegeven.
In de commissie van 2 november 2005 heeft de gedeputeerde een toelichting gegeven.
Gerritsen
Met betrekking tot het Masterplan zal de gedeputeerde hier later op terugkomen. Er is nog geen duidelijkheid over de termijn waarop het masterplan gereed is.(18/01/2006).
3.
24/11/2004
4.
8/6/2005
De gedeputeerde zegt een kaart van de culturele infrastructuur toe. Kindertelefoon. De gedeputeerde zegt toe een kleine notitie te maken waarin zij aangeeft of de provincies Groningen en Drenthe gezamenlijk de financiële problematiek bij de kindertelefoon kunnen oplossen.
Gedeputeerd is er mee bezig. Het is moeilijk een termijn aan te geven. (18/01/2006)
Gerritsen
De provincie Drenthe is bereid om samen met de provincie Groningen de kwestie rondom de telefoontjes, het aantal pupillen wat daar gebruik van maakt, de orde van grootte wat het zou moeten zijn als beide provincies de telefoon in stand willen houden en hoe die verhoudingen zouden moeten liggen, uit te gaan werken.
Mulder
In maart zal de commissie daarover geïnformeerd worden (18/01/2006).
40
5.
7/9/2005
De gedeputeerde zegt toe nadere informatie in te winnen bij de GHOR m.b.t. het gewondenspreidingsplan en het ambulancebijstandsplan Groningen en de commissie daarover te zullen informeren.
Ingelost bij brief van 5 oktober, Is behandeld op 2 november.
Mulder
Graag laten staan tot 18 januari 2006 wanneer er meer bekend is over de daadwerkelijke afloop (30/11/2005). Er is getracht het totale plan te krijgen. Er is echter nog geen bericht ontvangen (18/01/2006).
6.
30/11/2005
De gedeputeerde zal bekijken hoe de expertise van de archiefinspectie kan worden ingezet ten behoeve van bureau Jeugdzorg. (verzoek J. Hilverts)
Beschikbare informatie zal in de commissie van april behandeld kunnen worden (18/01/2006).
Mulder
7.
30/11/2005
De gedeputeerde zal een overzicht verstrekken naar de verdeling van fte’s in overhead en directe werkzaamhedenbij bureau Jeugdzorg. (verzoek H. Hemmes)
Beschikbare informatie zal in de commissie van april behandeld kunnen worden (18/01/2006).
Mulder
8.
30/11/2005
Cijfers m.b.t. de gewichtenregeling achterstanden in het onderwijs. De voorzitter van de commissie zal bij de gedeputeerde informeren naar deze cijfers en de doorlichting in Friesland.
Er is een brief verstuurd naar de basisscholen rondom de nieuwe gewichtenregeling voor het basisonderwijs. Op korte termijn zullen de scholen reageren. Bij de beantwoording zal ook de (aanvaarde) motie van de PvdA van 29 juni worden meegenomen (18/01/2006).
Mulder
9.
30/11/2005
De gedeputeerde zal de commissie informeren over de gesprekken met de gemeenten over de huisvesting van jongeren.
Geprobeerd zal worden een inventarisatie te verkrijgen van de behoefte vanuit de gemeente. Een precies tijdstip is hieraan niet te koppelen (18/01/2006).
Mulder
41
10.
30/11/2005
Groninger Museum. De gedeputeerde zal de commissie informeren over de financiële situatie bij het Groninger Museum. Met betrekking tot het verhuur van het depot zal de gedeputeerde de commissie nader informeren.
Gerritsen Het plan van aanpak kan tegemoet worden gezien (18/01/2006).
Het depot is nog niet definitief geregeld maar daar zijn de Groninger Archieven voor in beeld (18/01/2006).
11.
18/01/2006
Het college neemt contact op met het Noord-Nederlands Trein- en Trammuseum.
Gerritsen
12.
18/01/2006
Het college zal de commissie informeren met betrekking tot de ontwikkelingen rond het klooster te Aduard.
Gerritsen
13.
18/01/2006
Het college zal het voorstel van de fractie van het CDA met betrekking tot defibrillatoren verder uitwerken en komen met een notitie.
14.
18/01/2006
Met betrekking tot het WSF zal het college informatie geven over de bestuurlijke afspraken en de budgetafspraken.
Voor de zomer (18/01/2006).
Mulder
Gerritsen
42