VRAGEN NR. 48 Haarlem, 17 september 2002 Onderwerp:
Vragen van drs. C. Bozelie, mw. C.H.E. Trautwein-de Wit en mw. drs. N.A.M. Schouten (GroenLinks)
De voorzitter van Provinciale Staten van Noord-Holland deelt u overeenkomstig het bepaalde in artikel 50 van het Reglement van Orde voor de vergaderingen van Provinciale Staten mede dat, naar aanleiding van de “bijna” ramp in Amersfoort met de trein die de gevaarlijke stof acrylnitril vervoerde, op 26 augustus 2002 van de leden van provinciale Staten, drs. C. Bozelie, mw. C.H.E. Trautwein-de Wit en mw. drs. N.A.M. Schouten, de volgende vragen bij Gedeputeerde Staten zijn ingekomen: 1. Vinden er ook in Noord-Holland door woongebieden treintransporten plaats voor vervoer van gevaarlijke stoffen? 2. Zo ja, waar en in welke mate? 3. Zijn de rampenplannen voldoende afgestemd op die gevaarlijke transporten? 4. Kunt u garanderen, dat zulke calamiteiten, zoals deze zich in Amersfoort hebben voorgedaan, geen bedreiging voor de Noord-Hollandse bevolking betekenen, als zo’n calamiteit zich hier voordoet? 5. Is de coördinatie van de hulpdiensten, die betrokken zullen zijn bij eventuele calamiteiten goed geregeld, en zijn die hulpdiensten voldoende geoefend en toegerust? En waaruit blijkt dat? 6. Is het college bereid de vergunningverlening in de statencommissie te agenderen, teneinde in overleg met de commissie, naar aanleiding van het gebeurde in Amersfoort, de vergunningverlening wellicht opnieuw te toetsen en te heroverwegen? 7. Is het college bereid bij die toetsing de evaluatie van de gemeente Amersfoort hierbij te gebruiken? Ons antwoord aan Provinciale Staten luidt als volgt: 1. Ja, er vinden in Noord-Holland treintransporten plaats met gevaarlijke stoffen door woongebieden. De belangrijkste vervoersstromen van gevaarlijke stoffen per trein in NH betreffen het vervoer van brandbaar gas A (LPG, Propaan), zeer giftig gas B3 (Chloor), Giftig gas B2 (Ammoniak), zeer brandbare vloeistof C3 (Benzine, Diesel) en zeer giftige vloeistof D4 (Fluorwaterstof). Zie hiernavolgende tabel. Vervoersstroom (woon-)kernen Hilversum Bussum Weesp
Categorie gevaarlijke stoffen LPG/Propaan, Chloor, Benzine/Diesel, Fluorwaterstof Idem Idem
1
Diemen Amsterdam Zuidoost Duivendrecht, richting Abcoude Abcoude Duivendrecht Amsterdam CS Amsterdam Sloterdijk Amsterdam Westelijk Havengebied Haarlem
Idem Idem Idem Ammoniak Ammoniak, Benzine/Diesel Ammoniak, Benzine/Diesel Ammoniak, Benzine/Diesel Benzine/Diesel Ammoniak
Santpoort IJmuiden Beverwijk (naar DSM) Zaandam Uitgeest Heemskerk
Ammoniak Ammoniak Ammoniak Ammoniak Ammoniak Ammoniak
2. • De vervoersstroom brandbaar gas (A) per spoor gaat voornamelijk door/langs de (woon)gebieden Hilversum, Bussum, Weesp, Diemen, Duivendrecht en Amsterdam Zuidoost richting Abcoude. Het aantal transporten bedraagt 1650 wagons per jaar, gemiddeld 3 treintransporten per week. • De vervoersstroom zeer giftig gas (B3) per spoor gaat door de (woon-)gebieden Hilversum, Bussum, Weesp, Diemen, Duivendrecht en Amsterdam Zuidoost richting Abcoude. Het aantal transporten bedraagt 1000 wagons per jaar. Gemiddeld 2 maal per week rijdt een trein met chloor. • De vervoersstroom Giftig gas (B2) per spoor gaat per voorkeur over de Abcoude, Amsterdam Zuidoost, Duivendrecht, Amsterdam Centraal, Amsterdam Sloterdijk, Haarlem, Santpoort, Ijmuiden en Beverwijk naar DSM op het Corusterrein. Deze stroom Ammoniak kan bij uitzondering ook via Amsterdam Centraal, Amsterdam Sloterdijk, Zaandam, Uitgeest, Heemskerk, Beverwijk naar het Corusterrein gaan. Het totaal aantal wagons bedraagt maximaal 4500 per jaar. Gemiddeld vindt er 4 maal per week transport plaats. • De zeer brandbare vloeistof (C3) gaat door de woongebieden Hilversum, Bussum, Weesp, Diemen, Duivendrecht en Amsterdam Zuidoost richting Abcoude en ook vanaf Amsterdam Westelijk Havengebied via Amsterdam Centraal richting Hilversum en Duivendrecht. Het aantal transporten bedraagt 250 wagons per jaar. Gemiddeld 1 maal per week. • De vervoersstroom zeer giftige vloeistof (D4) gaat door de woongebieden Hilversum, Bussum, Weesp, Diemen, Duivendrecht en Amsterdam Zuidoost richting Abcoude. Het aantal wagons bedraagt 500 per jaar; gemiddeld 1 treintransport per week. De stroom acrylnitril (=arcrylonitril) naar het bedrijf General Electric Plastics in het Westelijk Havengebied is beëindigd in juni 2002. Hiervoor vermelde cijfers zijn afkomstig uit de Risico-atlas Spoor van het ministerie van Verkeer en Waterstaat d.d. juni 2001, waarin het vervoer van gevaarlijke stoffen over de vrije spoorbaan (geen emplacementen) is onderzocht. Deze rapportage is terug te vinden op internet onder www.minvenw.nl/dgg/dgg/railvervoer/risicoatlas. Voor het vervoer van
2
Ammoniak over het traject Amsterdam-Haarlem-Beverwijk–Corusterrein in plaats van het traject via Amsterdam- Zaandam – Uitgeest- Heemskerk-Corusterrein (zoals opgenomen in de Risico-Atlas spoor) is kortgeleden een rapportage afgerond door DHV om de risico’s op dit traject te bepalen. Kopie van dit rapport op te vragen bij L. Schouten (tstnr. 3424) of J. Pijning (tstnr. 3907) of via email. Vanuit het ministerie van VROM vindt nader onderzoek plaats naar de productie, het vervoer en het gebruik van de stoffen Chloor, Ammoniak en LPG in Nederland (de zogeheten ketenstudies), waarmee een duidelijker beeld verkregen moet worden over de economische en maatschappelijke kosten en effecten van deze stoffen. De resultaten worden in de loop van 2003 verwacht. Categorie Algemene omschrijving
Voorbeeld
A B2 B3 C3 D4
LPG, Propaan Ammoniak Chloor Benzine, Diesel Fluorwaterstof
Brandbaar gas Giftig gas Zeer giftig gas Zeer brandbare vloeistof Zeer giftige vloeistof
Aantal wagons per jaar 1650 4500 1000 250 500
3. Onlangs is de inventarisatie naar de actualiteit van de gemeentelijke rampenplannen afgerond. Op 13 augustus jl. hebben wij de resultaten van het afrondende onderzoek vastgesteld. Alle Noord-Hollandse gemeenten beschikken over een actueel rampenplan dat inhoudelijk voldoet aan de eisen die de Wet rampen en zware ongevallen (Wrzo) daaraan stelt. In het gemeentelijk rampenplan is rekening gehouden met verschillende ramptypen. Daarmee dient het gemeentelijk rampenplan voldoende afgestemd te zijn op eventuele gevaarlijke transporten in de betreffende gemeente. Onder een ramptype wordt verstaan een categorie van mogelijke rampen die qua soort effecten en qua ontwikkeling in de tijd op elkaar lijken. In de Leidraad Maatramp worden achttien typen rampen onderscheiden. In alle gevallen gaat het grootschalige gebeurtenissen, variërend van een luchtvaartongeval en een verkeersongeval te land, tot een ziektegolf en de uitval van nutsvoorzieningen. Een van de ramptype is een ongeval met brandbare/giftige stof in de open lucht, waaronder ook spoorvervoer, alsmede rangeeremplacementen verstaan worden. Voor ieder maatscenario is in de leidraad een kwantitatieve indicatie te vinden van de bijbehorende hulpvraag aan het adres van respectievelijk de brandweer, de geneeskundige hulpverlening (GHOR), de politie en de gemeenten, evenals aan deze organisaties gezamenlijk, in de vorm van multidisciplinaire activiteiten. Onlangs heeft de Raad van State een advies uitgebracht over het wetsvoorstel Wet Kwaliteitsbevordering rampenbestrijding. De regering is voornemens om het wetsvoorstel medio oktober aanstaande aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal aan te bieden. Onderdeel van het wetsvoorstel is wijziging van de Wet rampen en zware ongevallen. Daarbij zal onder meer worden voorgesteld om de Wrzo zodanig aan te passen, dat de gemeente verplicht wordt ook de in de gemeente aanwezige risico’s en de gevolgen daarvan te inventariseren en te benoemen. 4. Er kan geen garantie gegeven worden dat de bevolking langs de transportlijnen niet bedreigd zal worden bij een eventuele calamiteit met het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor. De effectafstanden waarin gewonden zullen vallen bij een ongeval met Ammoniak en Chloor kunnen respectievelijk enkele honderden meters tot kilometers 3
bedragen. De kans op een calamiteit met railtransport gevaarlijke stoffen is echter klein, mede omdat de transporten plaatsvinden onder de daarvoor geldende richtlijnen en voorwaarden en vervoerd worden in tankwagons die moeten voldoen aan de daarvoor geldende technische eisen. Vanuit de overheid (Inspectie Verkeer en Waterstaat (IVW)) is er toezicht en toch kan er soms iets fout gaan. In de bijlage “Omgaan met Risico’s” bij het NMP1 is afgesproken dat voor het vervoer, de productie en opslag van gevaarlijke stoffen een risicobenadering wordt gevolgd. Risico bestaat uit de kans maal het effect. In het externe veiligheidsbeleid staan twee doelen centraal: de bescherming van individuen tegen de kans op overlijden als gevolg van een ongeluk (het plaatsgebonden risico (PR) voorheen Individueel Risico (IR)) en de bescherming van de samenleving tegen het ontwrichtende effect van een ramp met een groter aantal slachtoffers (het groepsrisico GR). In de normstelling voor het plaatsgebonden risico geldt het PR van 1*10-6 als grenswaarde. Uit de risico-atlas spoor en het aanvullende rapport over het traject Amsterdam - Haarlem - Corusterrein blijkt dat er in NH geen overschrijding plaatsvindt van het Plaatsgebonden Risico (PR) van 1* 10-6 langs het spoor in NH. Dat wil zeggen dat de kans dat er iemand sterft in een woning of andere kwetsbare bestemming langs het spoor tengevolge van een incident met gevaarlijke stoffen kleiner is dan 1 op de miljoen per jaar. Wel is er langs het spoor in Hilversum een lichte overschrijding van de oriënterende waarde van het Groepsrisico (GR), tengevolge van het vervoer van brandbare gassen over het spoor in Hilversum. Dat wil zeggen dat er een zeer kleine kans is dat als er een incident met brandbare stoffen plaatsvindt in (het centrum) van Hilversum daar meerdere mensen door kunnen overlijden. De oriënterende waarde van het GR is geen wettelijke grenswaarde, doch overschrijden hiervan moet goed gemotiveerd worden en op termijn moet gestreefd worden deze overschrijding te verminderen. Het bouwen van nieuwe woningen en kantoren langs het spoor in Hilversum zorgt voor een grotere overschrijding van de oriënterende waarde van het Groepsrisico en dus een grotere kans op meerdere slachtoffers indien er onverhoopt een incident met gevaarlijke stoffen zou plaatsvinden. 5. De hulpverleningsdiensten zijn voorbereid op eventuele calamiteiten en oefenen ook regelmatig. Dit blijkt uit de oefenplannen, die de regionale brandweren jaarlijks opstellen. Zowel bestuurlijk als operationeel worden praktische situaties/scenario’s beoefend. Bij calamiteiten met gevaarlijke stoffen gaat het er om, dat niet alleen de binnen de ‘eigen kolom’, maar dat met name ook met de andere hulpverleningsdiensten goed wordt samengewerkt. De ervaring leert, dat incidenten, zoals in Amersfoort altijd aanleiding geven om de eigen procedures weer eens door te nemen. De regionale brandweer, de kern van de rampbestrijdingsorganisatie, heeft multidisciplinaire plannen in ontwikkeling voor dergelijke incidenten/ongevallen. De besturen van de regionale brandweren in deze provincie zijn bezig om na de vaststelling van de achttien regiospecifieke maatscenario’s om de bijbehorende hulpbehoefte te bepalen en de inzet en het oefenbeleid daarop nog beter af te stemmen. 6. De provincie heeft geen rol in de vergunningverlening van het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor en bij de vergunningverlening voor de emplacementen waar wagons met gevaarlijke stoffen worden gerangeerd. Er valt in dit geval voor de provincie niets te toetsen en te heroverwegen. Railned/Railinfrabeheer vragen reserveringen (dit is geen vergunningprocedure) aan bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat voor het transport van gevaarlijke stoffen over het spoor. Zolang daarbij de risiconormen niet worden overschreden wordt dit toegekend en daarbij kunnen andere partijen geen beroep of bezwaar aantekenen. Op de drie
4
spooremplacementen Amsterdam Westhaven, Crailoo en Beverwijk vinden handelingen met gevaarlijke stoffen plaats. De vergunningverlening van deze drie emplacementen wordt uitgevoerd door de respectievelijke gemeenten Amsterdam, Hilversum en Beverwijk. Het aantal gevaarlijke stoffen dat hier wordt behandeld is dusdanig dat er geen normen worden overschreden en de kans dat er lekkage optreedt is zeer klein (kleiner dan 1 op de miljoen, maar wederom -net zoals een overstroming- nooit uit te sluiten). 7. Aangezien wij als provincie geen rol spelen in de vergunningverlening (zie vraag 6) kunnen wij de evaluatie van Amersfoort niet direct koppelen aan vergunningen. Wel zullen wij de middelen, die ons als provincie ter beschikking staan, zoals het instrumentarium van de Ruimtelijke Ordening aanwenden om de risico’s op een calamiteit zoveel als redelijkerwijs mogelijk is te beperken en samen met de andere instanties en hulpverleners de gevolgen van een eventuele calamiteit zoveel mogelijk proberen te beperken.
Titel:PS-vraag (schr.) Bozelie, Trautwein-de Wit en Schouten over vervoer van gevaarlijke stoffen per trein. Datum:17-09-2002 Nummer:48
5