Meerjarenperspectief 2014-2018
Leeuwarden, 19 juni 2013
MP 2014-2018
1
Inhoudsopgave 0. Algemene beschouwing Opgaven Proces totstandkoming MP2014-2018 Wat voor waterschap wil WF zijn? Twee scenario’s Uitgangspunt is scenario 1 Maatregelenpakket en ontwikkeling nettolasten Zorgvuldig naar de toekomst toe: beperken doorschuiven lasten naar toekomstige generaties. Keuze: twee tariefscenario’s
1. Waterveiligheid 1.1. 1.2. 1.3.
Ontwikkelingen Maatregelenpakket waterveiligheid Mutaties op bestaande budgetten
2. Voldoende water 2.1. 2.2. 2.3. 2.4. 2.5.
Ontwikkelingen Samenvatting maatregelenpakket Voldoende water Maatregelen beheer en onderhoud Maatregelen inrichting watersystemen Mutaties op bestaande budgetten
3. Schoon water 3.1. 3.2. 3.3. 3.4. 3.5.
Ontwikkelingen Maatregelenpakket schoon water Watersysteem Waterketen Mutaties op bestaande budgetten
4. Organisatie 4.1. 4.2. 4.3. 4.4. 4.5.
Organisatieontwikkeling en aanvullende organisatiemaatregelen Maatregelenpakket organisatie: samenvatting Maatregelenpakket organisatie Overige onderwerpen Mutaties op bestaande budgetten
5. Financiën 5.1. 5.2. 5.3. 5.4. 5.5. 5.6. 5.7.
Uitgangspunten MP 2014-2018 en MP-basis Totaal netto lasten MP 2014-2018 Belastingopbrengststijging en reserveontwikkeling Ontwikkeling belastingdruk Stelposten en bezuinigingen Overige financiële aspecten Risicoparagraaf
Bijlagen Bijlage A: Historisch perspectief, maatschappelijke ontwikkelingen en bezuinigingen Bijlage B: Overdracht taken Bijlage C: Overzicht mutaties bestaande budgetten Bijlage D: suggesties AB en DB
2 2 2 3 3 3 4 6
7 7 7 9
10 10 10 11 12 13
15 15 16 16 17 18
19 19 21 21 22 23
24 24 27 28 28 30 31 34
36 36 39 40 41
MP 2014-2018
0. Algemene beschouwing Opgaven Wetterskip Fryslân staat in de MP-periode 2014-2018 voor omvangrijke financiële opgaven. Met name voor de taak watersysteembeheer is er geen sprake van een structureel sluitende begroting: de lasten zijn hoger dan de baten. Tot nu toe kon dat conform het waterschapsbeleid worden opgevangen door de inzet van de reserves, omdat de algemene reserve ruimschoots boven de norm was. Tegen het eind van de MP-periode zal de algemene reserve op de norm zitten; de begroting moet dan structureel sluitend zijn. Het structureel sluitend maken van de begroting bij gematigde tariefstijgingen is op zichzelf al een opgave. WF heeft daarnaast te maken met ingrijpende wijzigingen die de begroting verder onder druk zetten. Op de eerste plaats zijn als gevolg van het Bestuursakkoord Water de lasten van het bestrijden van de muskusratten en een bijdrage aan het hoogwater beschermingsprogramma (HWBP) ten laste van Wetterskip Fryslân gekomen. Op de tweede plaats is vanaf 2011 de reguliere dividenduitkering van de Nederlandse Waterschapsbank (NWB) (€ 2,3 miljoen per jaar) gestopt. Tot en met het begrotingsjaar 2017 wordt dit nog gecompenseerd door een vrijval uit de bestemmingsreserve dividend; met ingang van 2018 is deze bestemmingsreserve uitgeput. Ten derde staat WF de komende jaren voor grote investeringen. De kapitaallasten (rente- en afschrijvingslasten) zullen daardoor een groter deel van de exploitatiebegroting gaan vormen en de schulden van WF zullen substantieel toenemen. Daarom is er in dit MP voor gekozen om de afschrijvingstermijn voor de HWBP-uitgaven terug te brengen naar 5 jaar. Daarmee wordt ook reeds geanticipeerd op de mogelijke eisen die de Wet Hof gaat stellen. Deze wet stelt omwille van het EMU-saldo grenzen aan de mate waarin de uitgaven de inkomsten mogen overstijgen (kasstromen). Ook dit kan gevolgen hebben voor het investeringsprogramma en de mate waarin WF investeringen met vreemd vermogen kan financieren. Ook in deze bestuursperiode zijn al ingrijpende bezuinigingen doorgevoerd. Als dat niet was gedaan, dan waren de totale lasten voor het begrotingsjaar 2013 ca. 10,1 % ofwel ca. € 12,3 miljoen hoger geweest (€ 136,6 miljoen in plaats van de € 124,3 miljoen in de door het bestuur vastgestelde begroting 2013 ).
Proces totstandkoming MP2014-2018 Vanwege de omvang van de financiële opgaven hebben het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur dit voorjaar een uitgebreid proces met elkaar doorgemaakt. Dit proces zag er op hoofdlijnen als volgt uit: AB en DB zijn dit voorjaar in drie informele/oriënterende bijeenkomsten samen gekomen om de kaders voor het MP 2014 – 2018 (met een doorkijk naar 2030) te bespreken. Belangrijk vraagstuk hierbij was op welke wijze invulling gegeven kan worden aan de financiële opgave voor de komende jaren. De inhoudelijke opgaven en de financiën voor de komende jaren zijn daarin in samenhang beschouwd. Voorafgaand aan de eerste bijeenkomst konden de fracties een schriftelijke inbreng geven. Vanuit het AB werden ca. 90 zaken ingebracht waarop het DB een schriftelijk antwoord heeft gegeven.(zie bijlage D voor een overzicht en het vervolg dat aan elk ingebracht punt is gegeven). De eerste, informerende bijeenkomst vond plaats op 13 februari. Een ambtelijke presentatie gaf inzicht in relevante ontwikkelingen en de financiële opgave waar WF voor staat. De tweede avond vond plaats op 12 maart. Op deze avond verzorgde een aantal fracties een presentatie met hun visie op de financiële opgave en de mogelijkheden om deze in te vullen. Daarnaast werd een ambtelijke presentatie gegeven over toekomstbestendig waterbeheer, immers: de toekomstige betaalbaarheid van het watersysteem is een belangrijk element in de discussie. De presentatie leverde een aantal mogelijke richtingen en kansrijke maatregelen op die van belang waren voor de bestuurlijke discussie. Vervolgens vond een gedachtewisseling plaats over de beantwoording van de inbreng van de diverse fracties. De derde avond vond plaats op 9 april. Op deze avond is stilgestaan bij diverse bezuinigingsmaatregelen. Het DB presenteerde op deze avond een tweetal scenario’s (zie hieronder) aan de hand waarvan circa veertig bezuinigingsmaatregelen werden besproken (zie bijlage D voor een
2
MP 2014-2018
3
overzicht). De consequenties van het wel of niet doorvoeren van de maatregelen werden op de avond zelf via rekentabellen zichtbaar gemaakt.
Wat voor waterschap wil WF zijn? Twee scenario’s De inbreng vanuit de fracties heeft vele, waardevolle suggesties opgeleverd. Het DB heeft op basis daarvan twee mogelijke scenario’s ontwikkeld. In het eerste scenario handhaaft WF de huidige wijze van taakuitvoering en het huidige niveau van functiebediening. Bezuinigingen worden gezocht in verdere efficiencyverbeteringen in de organisatie en in versoberingen die geen ingrijpende gevolgen hebben voor kwaliteitsniveau en functiebediening. In het tweede scenario zet WF in op een andersoortig waterbeheer. Daarbij wordt ook bekeken of en op welke wijze werkzaamheden aan ingelanden kunnen worden overgedragen.
Uitgangspunt is scenario 1 Het DB kiest ervoor om voor de resterende tijd van deze bestuursperiode uit te gaan van scenario 1; in dit stadium laat Wetterskip Fryslân geen taken vallen. Wel zal in deze bestuursperiode een start worden gemaakt met het onderzoeken van de mogelijkheden voor scenario 2, voor zover die te maken hebben met het structureel anders inrichten van het watersysteembeheer en het zuiveringsbeheer (project toekomstbestendig watersysteem, waterketenbedrijf, etc.). Verder zijn bij de uitwerking van dit MP ‘no-regret’-maatregelen uit scenario 2 in het maatregelenpakket opgenomen. Het DB kiest er niet voor om nu al allerlei werkzaamheden (meer onderhoud (hoofd)watergangen, bediening stuwen en gemalen, etc.) over te dragen aan ingelanden, omdat daarmee noodzakelijk te maken kosten neergelegd worden bij slechts een beperkte groep ingelanden. Een eventuele overdracht van taken wil het DB zorgvuldig bezien in het kader van het reeds genoemde project “toekomstbestendig waterbeheer”. Dit project zal een visie opleveren op een haalbaar en betaalbaar, robuust en duurzaam watersysteem in 2030. Wel zijn nu al enkele maatregelen die passen in scenario 2 als ‘no-regret’-maatregelen in het bezuinigingenpakket opgenomen (waterketenbedrijf, peilvakken samenvoegen en het onderhoud aan de primaire keringen versoberen). Daarnaast zal in de het komende jaar nog een ander project de nodige aandacht vragen, namelijk het project Assetmanagement. Dat moet een beter onderbouwd inzicht geven in de precieze omvang van de financiële situatie rondom de instandhouding van de infrastructuur en in de mogelijkheden om met een beter assetmanagement tot betere operationele en financiële prestaties te komen.
Maatregelenpakket en ontwikkeling nettolasten Het maatregelenpakket dat in dit MP-traject is ontwikkeld bevat in totaal ca. 40 maatregelen. Het maatregelenpakket betekent voor de watersysteemtaak lagere lasten van € 1,7 miljoen in 2014 oplopend tot € 5,6 miljoen in 2018. Het maatregelenpakket betekent voor de zuiveringstaak hogere lasten van € 1,2 miljoen in 2014 tot € 4,6 miljoen in 2018. Deze laatstgenoemde stijging van lasten is het gevolg van de interne verrekening in verband met de lozing door de RWZI’s op het watersysteem (zie paragraaf 5.2). De hoofdstukken 1 tot en met 4 bevatten een volledig overzicht van het maatregelenpakket. In bijlage D is een overzicht met alle voorgestelde maatregelen opgenomen. De geschetste ontwikkelingen en bestuurlijke keuzes (inclusief het maatregelenpakket) leiden tot het volgende beeld van de ontwikkeling van de nettolasten voor de MP-periode 2014-2018. Tabel : lastenontwikkeling MP (bedragen in € x 1 miljoen)
Watersysteembeheer Zuiveringsbeheer
2014
2015
2016
2017
2018
77,8 47,4
80,2 47,2
82,6 48,6
85,8 50,9
92,2 52,1
MP 2014-2018
Zorgvuldig naar de toekomst toe: beperken doorschuiven lasten naar toekomstige generaties. Het bestuur wil het doorschuiven van lasten naar toekomstige generaties en toekomstige besturen beperken. Om die reden is discussie gevoerd over het hanteren van een schuldenplafond, wordt de afschrijvingstermijn van de bijdrage nHWBP teruggebracht van 30 naar 5 jaar, en heeft het bestuur in dit MP-traject nadrukkelijk gekeken naar de mogelijkheden om de begroting op lange termijn structureel sluitend te maken. Schuldenplafond en bijdrage nHWBP Gezien de investeringen waar WF de komende jaren voor staat zullen de kapitaallasten (rente- en afschrijvingslasten) een groter onderdeel uitmaken van de exploitatiebegroting en zal de leningenportefeuille toenemen. Het bestuur heeft discussie gevoerd over het hanteren van een schuldenplafond. Argumenten vóór een schuldenplafond zijn onder meer het beperken van het doorschuiven van lasten naar toekomstige generaties, het beperken van het renterisico (bij een schuld van € 400 miljoen heeft een stijging van de rente met 1% een negatief structureel effect van € 4 miljoen op de exploitatie), en de invloed van investeringen op het EMU-saldo. Een belangrijk argument tegen het hanteren van een schuldenplafond is de extra tariefstijging die ontstaat als meer investeringen direct in exploitatie worden genomen. Een alternatief kan zijn het temporiseren van investeringen, maar dat staat vaak op gespannen voet met de wettelijke eisen die aan onze taakuitvoering worden gesteld. Het DB vindt het belangrijk dat de schuldenlast nu en in de toekomst beheersbaar blijft, zowel voor de rente- en afschrijvingslasten als voor de problematiek rond het EMU-saldo. Daarom kiest het DB er op dit moment voor om met ingang van 2014 de afschrijvingstermijn van het nHWBP-investeringen terug te brengen van 30 jaar naar 5 jaar. Op (middel)lange termijn dienen ook de projecten Assetmanagement en Toekomstbestendig watersysteem een verdere bijdrage te leveren. We zullen de komende jaren de schuldenpositie nauwlettend blijven volgen.
Structureel sluitende begroting Het streven is erop gericht te komen tot een sluitende begroting, dat wil zeggen een evenwicht van lasten en baten zonder structurele inzet van de reserves. Bij de taak watersysteembeheer zou gekozen kunnen worden voor een jaarlijkse belastingopbrengststijging van 3,2%. Er is dan geen sprake van een sluitende begroting, de lasten zijn hoger dan de baten. De jaarlijkse tekorten kunnen gedurende deze MP-periode nog worden opgevangen door de algemene reserve. Dit betekent dat eind 2018 de algemene reserve op de norm is. In het jaar 2019 ontstaat dan echter een groot tekort dat met extra bezuinigingen of een forse tariefstijging opgevangen moet worden. Het geheel wordt in onderstaande figuur zichtbaar gemaakt.
4
MP 2014-2018
Bij een jaarlijkse belastingopbrengststijging van 3,9% met ingang van 2014 en 2% met ingang van 2024, wordt voor de lange termijn wel voldaan aan de minimale norm voor de algemene reserve. Dit wordt in de navolgende grafiek inzichtelijk gemaakt.
Gedurende de periode 2014 tot en met 2017 is in dat geval nauwelijks inzet van de algemene reserve nodig. Gedurende de periode 2018 tot en met 2022 wordt een beroep gedaan op de algemene reserve. Met een belastingopbrengststijging van 2% met ingang van 2024 is de jaarlijkse begroting structureel sluitend.
Voor de taak zuiveringsbeheer blijft met een belastingopbrengststijging van jaarlijks 2,4% gedurende de MP-periode de reserve boven de norm. Met ingang van 2019 is gerekend met een belastingopbrengststijging van jaarlijks 1,5% en met ingang van 2022 met 1,3%. Hiermee wordt voldaan aan de minimale norm voor de algemene reserve van € 2 miljoen.
5
MP 2014-2018
6
Keuze: twee tariefscenario’s In het licht van wat hierboven over het structureel sluitend zijn van de begroting is gezegd zijn er twee tariefscenario’s denkbaar, namelijk: In tariefscenario 1 worden de jaarlijkse belastingopbrengststijgingen vastgesteld op 3,2% voor het watersysteem en 2,4% voor de zuiveringstaak. In 2019 ontstaat voor de taak watersysteembeheer een tekort van ca. € 7 miljoen; hierover moet in een later MP een beslissing worden genomen. In tariefscenario 2 worden de jaarlijkse belastingopbrengststijgingen vastgesteld op 3,9% voor het watersysteem en 2,4% voor de zuiveringstaak. In 2019 is de begroting dan structureel sluitend. Het verschil in niveau van reserve tussen beide scenario wordt veroorzaakt doordat een hogere belastingopbrengst meerjarig doorwerkt. Als deze stijging vroegtijdig wordt ingezet, dan is een stijging van 0,7% toereikend om het tekort van € 7 miljoen voor de taak watersysteembeheer te dichten. Hoe later de stijging van de belastingopbrengsten wordt ingezet, hoe hoger die stijging moet zijn om de begroting 2019 sluitend te krijgen. Onderstaande tabellen geven de ontwikkeling van de belastingdruk voor verschillende categorieën ingelanden weer in beide scenario’s. Ontwikkeling belastingdruk bij 3,2% en 2,4%
Meerpersoonshuishouden (eigen woning) Meerpersoonshuishouden (huurwoning) Agrarisch bedrijf (zonder woning) MKB-bedrijf (zonder woning) Natuur
Heffing 2013
Heffing 2014
Toename €
Stijging %
336,86 233,51 3.917,41 696,64 90,20
345,52 239,16 4.027,04 713,76 92,80
8,66 5,65 109,63 17,12 2,60
2,6% 2,4% 2,8% 2,5% 2,9%
Heffing 2013
Heffing 2014
Toename €
Stijging %
336,86 233,51 3.917,41 696,64 90,20
346,78 239,68 4.053,85 715,66 93,40
9,92 6,17 136,44 19,02 3,20
2,9% 2,6% 3,5% 2,7% 3,5%
Ontwikkeling belastingdruk bij 3,9% en 2,4%
Meerpersoonshuishouden (eigen woning) Meerpersoonshuishouden (huurwoning) Agrarisch bedrijf (zonder woning) MKB-bedrijf (zonder woning) Natuur
Opmerking bij beide tabellen: 1) In de heffing 2014 is een WOZ-waardedaling van 6% verwerkt. Het effect van de WOZwaardedaling is een hoger tarief vermenigvuldigd tegen een lagere eenheid (WOZ-waarde). Per saldo heeft de WOZ-waardedaling dan ook weinig tot geen effect op de afzonderlijke aanslagen. 2) Met ingang van 1 januari 2014 moet een nieuwe kostentoedelingsverordening van kracht zijn. Uiterlijk 2 juli 2013 wordt een nieuwe kostentoedelingsverordening inspraakrijp verklaard door het algemeen bestuur. Ten gevolge van de kostentoedelingsverordening zullen de tarieven van de verschillende categorieën worden aangepast. Dit is afhankelijk van nadere bestuurlijke besluitvorming. Dit wordt in een apart voorstel aan het algemeen bestuur voorgelegd. Het algemeen bestuur kiest voor het lange termijnperspectief en daarmee voor tariefscenario 2
MP 2014-2018
7
1. Waterveiligheid Wetterskip Fryslân beschermt de inwoners tegen overstromingen. Het waterschap doet er dan ook alles aan om er voor te zorgen dat de primaire waterkeringen, de dijken op het vaste land en de Waddeneilanden sterk en betrouwbaar zijn en dat de kaden en oevers het water vanuit de Friese boezem goed kunnen tegenhouden. In dit hoofdstuk worden eerst de belangrijkste ontwikkelingen binnen het thema Veilig voor de MPperiode benoemd. Vervolgens wordt een financiële samenvatting gegeven van het maatregelenpakket. Daarna worden de afzonderlijke maatregelen binnen het programma Waterveiligheid beschreven. Tot slot komen andere ontwikkelingen aan de orde die invloed hebben op het MP 2014-2018 omdat zij resulteren in mutaties op bestaande budgetten; de mutaties groter dan € 50.000 worden toegelicht.
1.1. Ontwikkelingen Wetterskip Fryslân werkt door de uitvoering van het 2e en het nieuwe Hoogwaterbeschermingsprogramma en het oevers en kaden herstelprogramma continu aan op orde brengen van de waterveiligheid. Medio 2015 worden door het Deltaprogramma strategische keuzes voor de toekomstige waterveiligheid met betrekking tot een nieuwe normering, IJsselmeer, zoet water en een adaptatie strategie zand aan de minister van I&M voorgesteld. De Tweede Kamer legt de keuzes vervolgens vast in wetgeving en beleid. Wetterskip Fryslân levert via de regionale stuurgroepen Waddengebied en IJsselmeer regionale inbreng in het Deltaprogramma. Eind 2015 is een actueel beeld beschikbaar van de veiligheid van de boezemkaden door het afronden van de veiligheidstoetsing. Gezien de druk op de beschikbare middelen wordt waar mogelijk het onderhoud door Wetterskip Fryslân aan de waterkeringen verder versoberd.
1.2. Maatregelenpakket waterveiligheid Hieronder worden deze maatregelen samengevat, die met betrekking hebben op het programma waterveiligheid, met daarbij het financiële effect op de jaarlijkse exploitatie. (Bedragen * € 1.000)
Onderhoud primaire keringen Onderhoud nieuwe Bildtdijk en Âlddyk Distelproef Aankoop gronden primaire waterkering Toepassing veiligheidsklasse regionale boezemwaterkering Bijdrage nHWBP Totaal waterveiligheid
2014
2015
2016
2017
2018
-240 -20 -59 250
-240 -20 0 0
-240 -20 0 0
-240 -20 0 -60
-240 -20 0 -120
0
782
1.624
2.466
3.308
-69
522
1.364
2.146
2.928
Onderhoud primaire keringen Het onderhoud van de primaire waterkeringen wordt verder versoberd. Hierbij wordt gekozen voor behoud van de waterkerende kwaliteit van de grasmat en steenzetting. Op het onderhoud van het dijkmeubilair zal worden bespaard. Zo zal bijvoorbeeld een hekwerk alleen worden gerepareerd als het voor het gebruik door onze pachter noodzakelijk is. Ook zal er minder gemaaid worden. Daarnaast wordt het herzetten van basalt en het onderhoud aan opritten getemporiseerd. Als gevolg hiervan zal het visuele beeld van de dijk er op achteruit gaan. Wellicht zullen na hoogwater incidentele reparaties van de basaltbekleding moeten plaatsvinden.
MP 2014-2018
Tot slot wordt er geen structureel budget meer opgenomen voor het weghalen van vloedmerk na een storm. Hiervoor zal zo nodig een incidentele budgetwijziging aan het algemeen bestuur worden voorgelegd. Onderhoud Nieuwe Bildtdijk en Âlddyk Van de Nieuwe Bildtdijk en de Âlddyk is in het Waterbeheerplan geconcludeerd dat deze als nietfunctionele waterkeringen aan derden kunnen worden overgedragen. Allereerst zal de overdracht richting gemeenten worden verkend. Dit proces is nu gaande. De Nieuwe Bildtdijk en de Âlddyk zullen minder gemaaid worden, waardoor de kaden zullen gaan verruigen. Mogelijk zullen door het minder intensief onderhoud klachten ontstaan, bijvoorbeeld als gevolg van distelgroei. Op basis van het piepsysteem zal dan alsnog onderhoud worden uitgevoerd. Distelproef De proef wordt na 2013 beëindigd en zal dus niet doorlopen in 2014. Binnenkort wordt de adviescommissie van het algemeen bestuur hierover nader geïnformeerd. Aankoop gronden primaire waterkering Het overgrote deel van de ondergrond van de priamire waterkering heeft Wetterskip Fryslân in eigendom. Onder andere bij de IJsselmeerwaterkering is dit op enkele plaatsen niet het geval. Het beleid is om als de mogelijkheid zich voordoet ook deze gronden aan te kopen. Jaarlijks was hiervoor structureel een budget beschikbaar, zodat zodra zich kansen voordeden hierop ingespeeld kon worden. In de praktijk blijken deze kansen zich vrijwel nooit voor te doen. Dit structurele budget wordt geschrapt. Hierdoor kan er minder snel worden geacteerd als zich een kans voordoet. In dat geval zal een incidentele kredietaanvraag aan het algemeen bestuur worden voorgelegd. Toepassing veiligheidsklassen regionale boezemwaterkering De aanpassing van de normering van de regionale boezemwaterkeringen is een bevoegdheid van de provincie. WF zal onderzoek doen naar de toepassing van gedifferentieerde veiligheidsklassen voor de regionale boezemwaterkeringen en doet hierover een concreet voorstel aan de provincie. Na de provinciale besluitvorming over de normering regionale boezemwaterkeringen kan het kadeherstelprogramma oevers en kaden worden aangepast (op z’n vroegst in 2015). In 2014 wordt onderzocht of door een andere toepassing van de veiligheidsklassen voor de regionale boezemwaterkeringen bespaard kan worden op de totale investeringskosten van het herstelprogramma oevers en kaden. Bezuinigingen op investeringen kunnen worden gerealiseerd door voor een kadering (de kadevakken) verschillende veiligheidsklassen toe te passen afhankelijk van het schaderisico, dat ter plekke kan optreden bij het falen van het betreffende kadevak. Een kadedoorbraak hoeft namelijk niet tot gevolg te hebben, dat de gehele polder onder water loopt. Barrières als wegen, oude dijkjes en hooggelegen gronden bepalen ook de loop van het water en de kans dat bijvoorbeeld een woonwijk onder water loopt. Als door kadefalen op een bepaalde plek alleen grasland onder water loopt, zou voor dit betreffende kadevak een lagere normering gekozen kunnen worden, omdat het schaderisico hier veel lager is. Voor de indeling van de kadevakken moet in 2014 nader onderzoek worden uitgevoerd naar de lokale schaderisico’s. Het gaat om de ontwikkeling van een GIS-applicatie, waarmee de gevolgen van een kadedoorbraak (welke delen van een polder lopen onder,hoe groot is de waterdiepte) inzichtelijk kunnen worden gemaakt. Bijdrage nHWBP Er is in dit MP-traject bestuurlijke discussie gevoerd over de bijdrage aan het nHWBP van €5,8 miljoen vanaf 2016 (exclusief indexatie). Tot en met het begrotingsjaar 2013 schrijft WF de solidariteitsbijdrage van het HWBP af in 30 jaar. Om zo min mogelijk lasten naar de toekomst door te schuiven kan de afschrijvingstermijn voor het nHWBP worden teruggebracht naar 5 jaar of kan de bijdrage nHWBP geheel in de exploitatie worden genomen. Dit is ook de lijn die de Unie van Waterschappen adviseert. Het voornemen is nu om de bijdrage nHWBP in 5 jaar af te schrijven.
8
MP 2014-2018
9
1.3. Mutaties op bestaande budgetten Naast de maatregelen bediscussieerd in het algemeen bestuur vinden er nog andere ontwikkelingen plaats die invloed hebben op het MP 2014-2018. Hieronder worden deze ontwikkelingen (mutaties op bestaande budgetten) groter dan € 50.000 verder toegelicht. (Bedragen * € 1.000)
Beheervisie duinwaterkeringen Normering Lokale kaden Indexering nHWBP Overig
2014
2015
2016
2017
2018
-180 -50
-90 0
0 0
70
50
30
0 0 106 30
0 0 235 30
-160
-40
30
136
265
Beheervisie duinwaterkeringen Wetterskip Fryslân is in overleg met Rijkswaterstaat over de overdracht van de zandige kust op Vlieland, Terschelling en Ameland. Tot dat er duidelijkheid is over de wijze van overdracht komen de middelen voor de beheervisie duinwaterkeringen te vervallen. Normering lokale kaden In het MP2013-2017 waren middelen opgenomen om een GIS-analyse extern te laten uitvoeren. In 2013 wordt een inventarisatie van lokale kaden uitgevoerd. Als blijkt dat een GIS-analyse nodig is zal WF dit intern uitvoeren, daarom wordt het budget naar beneden bijgesteld. Indexering nHWBP Met ingang van 2016 zal de (jaarlijkse) bijdrage nHWBP moeten worden aangepast aan de inflatie. Deze inflatieaanpassing is voor het eerst in 2016 en dan eenmalig ten opzichte van prijspeil 2011. In het MP is dit vertaald naar toename van de bijdrage van 10% ten opzichte van 2015, een toename van het investeringsbedrag met € 530.000, wat zich vertaald in een afschrijvingslast van € 106.000 in 2016. Voor de jaren daaropvolgend is er gerekend met een inflatie percentage van 2%.
Overige mutaties In bijlage C is een verdere specificatie van de ‘overige mutaties’ opgenomen, dat wil zeggen: de mutaties kleiner dan €50.000.
MP 2014-2018
10
2. Voldoende water Landbouw, bebouwing, natuur, scheepvaart, recreatie hebben allemaal belang bij een goed waterpeil; niet te hoog en niet te laag. Maar wat voor de één te hoog is, is voor de ander te laag. De taak van het waterschap is om het watersysteem zodanig in te richten, te beheren en te onderhouden dat iedere functie voldoende met het waterpeil uit de voeten kan. In dit hoofdstuk worden eerst de belangrijkste ontwikkelingen voor de MP-periode benoemd. Vervolgens wordt een financiële samenvatting gegeven van het maatregelenpakket Voldoende. Daarna worden de afzonderlijke maatregelen beschreven. Tot slot komen andere ontwikkelingen aan de orde die invloed hebben op het MP 2014-2018 omdat zij resulteren in mutaties op bestaande budgetten; de mutaties groter dan € 50.000 worden toegelicht.
2.1. Ontwikkelingen Toekomstbestendig watersysteem Onze werkwijze, zowel in het kader van operationeel beheer als in plannen en projecten is gericht op het voldoen aan de functie-eisen en de normen voor wateroverlast. Daarbij wordt maatwerk geleverd, hetgeen leidt tot meer kunstwerken en een intensiever beheer. Daardoor nemen de kosten toe. Met de huidige inrichting en werkwijze zullen verdergaande bezuinigingen op het watersysteembeheer vrijwel zeker consequenties hebben voor het niveau van dienstverlening. Er is een breed gedeelde zorg over deze kostenontwikkeling in combinatie met de extra opgaven als gevolg van onder meer klimaatverandering op lange termijn. Conform MP 2013-2017 en Begroting 2013 is gestart met het project Toekomstbestendig watersysteem. In het kader van de besprekingen over het MP 2014-2018 is het bestuur geïnformeerd over mogelijke richtingen en kansrijke maatregelen vanuit dit project. Het project Toekomstbestendig watersysteem werkt een visie uit om te komen tot een haalbaar en betaalbaar, robuust en duurzaam watersysteem in 2030 ten aanzien van zowel de inrichting, als het beheer en onderhoud. Er zal worden onderzocht welke mogelijkheden er zijn om het watersysteem anders in te richten, te beheren en te onderhouden, zodat het toekomstbestendig kan worden beheerd. Het project zet in op een andersoortig waterbeheer, waarbij primair wordt onderzocht of een andere wijze van inrichting kan leiden tot lagere kapitaallasten en lagere kosten voor beheer en onderhoud. Daarnaast wordt ook bekeken of en op welke wijze werkzaamheden aan ingelanden kunnen worden overgedragen. Voor het MP 2014-2018 levert het project Toekomstbestendig watersysteem geen extra bezuinigingen of extra kosten op. Bij de uitwerking van het –voorliggendMP is besloten dat de maatregelen van scenario 2 die niet in het MP zijn meegenomen, betrokken worden in de discussie over een robuust, toekomstbestendig watersysteem. Concepten en voorlopige uitkomsten van het project Toekomstbestendig waterbeheer worden benut bij het eerstvolgende MP.
2.2. Samenvatting maatregelenpakket Voldoende water Hieronder worden de maatregelen samengevat met betrekking tot het programma voldoende water, met daarbij het financiële effect op de jaarlijkse exploitatie. (Bedragen * € 1.000)
Beheer en onderhoud Legger Extensiveren schouw Budget knelpunten watersystemen Baggeren Peilschalen Subtotaal beheer en onderhoud
2014
2015
2016
2017
2018
-25 -98 -183 -285 -30 -621
-20 -98 -183 -285 -30 -616
-25 -98 -183 -285 -30 -621
-20 -98 -183 -285 -30 -616
-25 -98 -183 -285 -30 -621
MP 2014-2018
Inrichting watersystemen Peilvakken samenvoegen Gebiedsontwikkelingen/ streekagenda Overname stedelijk waterbeheer Leges voor watervergunningen Peilbesluiten Watergebiedsplannen Subtotaal inrichting watersystemen Totaal voldoende water
11
0 -22 246 -89 136
-250 -44 243 -89 -140
-500 -86 -196 -89 -871
-1.000 -86 -516 -89 -1.691
-1.500 -86 -1.091 -89 -2.766
-485
-756
-1.492
-2.307
-3387
2.3. Maatregelen beheer en onderhoud Legger De wijzigingen op de legger worden niet meer jaarlijks maar om de twee jaar vastgesteld. Daardoor loopt de legger voortdurend één jaar achter op de werkelijke situatie. Als dit tot problemen leidt kan er een beroep worden gedaan op artikel 2.12 van de keur waarin staat wie onderhoudsplichtige is in de gevallen waar een legger nog niet is vastgesteld. Extensiveren schouw Op verschillende terreinen en werkvelden is sprake van een terugtredende overheid en de burger die zijn/haar eigen verantwoordelijkheid neemt om bepaalde taken te verrichten. Wetterskip Fryslân start in 2014 een pilot waarin voor de komende 2 jaar in een deel van het beheersgebied de schouw wordt geëxtensiveerd. Ingelanden worden conform de huidige situatie geacht de reguliere onderhoudswerken voor een goede ont- en afwatering uit te voeren. Het waterschap controleert het door de ingelanden uitgevoerde werk in de pilot niet meer jaarlijks, maar eens in de twee jaar. Als ingelanden hun verantwoordelijkheid niet nakomen, kunnen derden in hun belang worden geschaad. Dit wordt opgevangen door een piepsysteem (met aanvullende handhaving door het waterschap). De resultaten van de pilot worden na afloop, begin 2016, geëvalueerd. Budget knelpunten watersysteem In begroting 2013 is een budget opgenomen voor de aanleg van waterlopen, die niet binnen het reguliere onderhoudsbudget kunnen worden uitgevoerd. In 2012 is het budget maar deels benut en ook voor 2013 is slechts één maal beslag op dit budget gelegd om een knelpunt bij het baggeren op te lossen. Dit budget wordt met ingang van 2014 geschrapt. Dat leidt tot minder speelruimte bij onvoorziene ontwikkelingen. Wanneer dit niet binnen het reguliere budget opgevangen kan worden, kan deze maatregel kleine projecten doen vertragen. Baggeren Het reguliere baggeren kent nu een cyclus van één maal per negen jaar. Op basis van de ervaringen kan afhankelijk van de grondsoort een ander baggerregime worden toegepast. In 2015 wordt een nieuw baggerplan opgesteld, gebaseerd op een baggerfrequentie van eenmaal per twaalf jaar, waarbij metingen de definitieve frequentie zullen bepalen en er wordt gedifferentieerd naar grondsoort. Deze maatregel heeft ook impact op de werkzaamheden van het Laboratorium. Peilschalen Jaarlijks worden circa 1500 peilschalen ingemeten. Van dit aantal werden circa 520 vervangen of nieuw geplaatst bij stuwen of gemalen. Met ingang van 2014 wordt het aantal jaarlijks aan te schaffen peilschalen verminderd van 520 naar 400 stuks/jaar waardoor het langer duurt voordat alle peilvakken en kunstwerken van een nieuwe peilschaal zijn voorzien.
MP 2014-2018
2.4. Maatregelen inrichting watersystemen Peilvakken samenvoegen De infrastructuur voor het watersysteembeheer is een belangrijke kostendrager, zowel voor wat betreft de benodigde investeringen (afschrijving, vervanging) als met betrekking tot de exploitatie (bediening, onderhoud, inspectie, beheer). Binnen het totale beheergebied van Wetterskip Fryslân (ca. 330.000 ha) liggen ca. 8200 peilvakken. De peilverschillen van naast elkaar liggende peilvakken variëren sterk; in sommige situaties betreft het geringe verschillen van 5 à 10 cm. Met ingang van 2013 worden waar mogelijk peilvakken samengevoegd. Voor een indicatieve berekening is uitgegaan van 1 peilregulerend kunstwerk per peilvak. Met behulp van het Geografisch Informatie Systeem (GIS) is de reductie in het aantal peilvakken berekend door peilvakken met een peilverschil van minder of gelijk aan 10 cm samen te voegen. Dat levert binnen het beheergebied in theorie ca. 1830 minder peilvakken op en bezuiniging van kunstwerken (stuw, gemaal). Samenvoegen van peilvakken krijgt praktische uitwerking in de watergebiedsplannen. Gebiedsontwikkeling/Streekagenda’s WF neemt op dit moment ambtelijk en bestuurlijk deel in ruim twintig integrale gebiedsontwikkelingen. Initiatiefnemer is veelal de provincie. In de meeste van deze gebiedsontwikkelingen zorgt een stuurgroep voor de algemene procesvoortgang en de bewaking van de afzonderlijke uitvoeringsprojecten. De momenteel in ontwikkeling zijnde Streekagenda’s bieden kansen voor een andere, mogelijk efficiëntere participatie van ons waterschap in gebiedsontwikkelingen en uitvoeringsprojecten. Daarbij kunnen we onze gebiedskennis, lokale netwerken en contacten blijven inzetten. Door samenwerking met provincie en gemeenten kan ons waterschap van toegevoegde waarde zijn voor de Streekagenda’s. De financiële geldstromen van Provinciaal Meerjarenprogramma Landelijk Gebied, Europese en NUON-gelden lopen straks via de Streekagenda’s, dus hebben we ook belang bij participatie. Van het waterschap wordt een bescheiden financiële bijdrage gevraagd in de proceskosten van de vijf Streekagenda’s, voor dit moment geraamd op € 50.000. De vijf Streekagenda’s worden uitgewerkt voor 2014 met een doorkijk voor daaropvolgende jaren. Het werken met Streekagenda’s moet leiden tot vermindering van bestuurlijke en ambtelijke drukte. Overname stedelijk water Op basis van inventarisaties in tien gemeenten en een onderzoek naar ervaringen elders in den lande en met behoud van de ambities, zijn de ramingen voor overname stedelijk water neerwaarts bijgesteld ten opzichte van het MP 2013-2017. Dit betreft de kosten voor het wegwerken van het achterstallig onderhoud, het aansluitend regulier, sober en doelmatig onderhoud, de noodzakelijke investeringen en bijbehorende beheerkosten. De eerste twee jaar is meer geld nodig om de overnames planmatig te regelen en de achterstand in te lopen. De afspraken in al afgesloten contracten met gemeenten worden vanuit Wetterskip Fryslân nagekomen. In 2018 zal 100% van het stedelijk waterbeheer (hoofdwatergangen en secundaire watergangen) zijn overgenomen. Leges voor watervergunningen De legesheffing voor watervergunningen worden met ingang van 2014 met 200% verhoogd. In combinatie met het invoeren van meer algemene regels zal het verhogen van de legesbedragen leiden tot minder aanvragen en dus besparingen voor het waterschap. Watergebiedsplannen Het programma watergebiedsplannen is gestart in 2010. In 2016 zijn alle watergebiedsplannen voor de eerste cyclus volgens de planning afgerond en vastgesteld. Het voornemen blijft om in 2026 alle hieruit voortvloeiende maatregelen te hebben uitgevoerd. De cyclus voor het opstellen van watergebiedsplannen is 10 jaar. In de aanstaande MP-periode moeten nog vier watergebiedsplannen worden opgesteld. Het bestuur acht het belangrijk, dat het hele beheergebied gebiedsdekkend wordt doorgelicht met behulp van de systematiek van watergebiedsplannen. Daarmee krijgen we een
12
MP 2014-2018
13
volledig beeld van hoe ons beheergebied er waterstaatkundig bij ligt en welke maatregelen genomen moeten worden om te kunnen voldoen aan diverse normeringen en afspraken uit het Waterhuishoudingsplan 2010-2015. Door de watergebiedsplannen efficiënter op te pakken zal WF binnen de gestelde financiële kaders en beschikbare capaciteit blijven. De start van een nieuwe ronde watergebiedsplannen wordt heroverwogen in het kader van het opstellen van het nieuwe Waterbeheerprogramma 2016-2021. De uitvoering van werken die vanuit de watergebiedsplannen voortkomen, worden of gefinancierd uit de verzamelkredieten inrichting watersystemen, O&K, gemalen en actieve kunstwerken, of opgenomen in de totale programmering van projecten. Peilbesluiten Op basis van het watergebiedsplan worden gebiedsdekkende peilbesluiten vastgesteld, met een voorgenomen herzieningstermijn van 10 jaar. Zo’n termijn is nodig als maximale aanhoudingstermijn voor tussentijds ingediende verzoeken tot peilwijziging. Hiermee zijn straks in het hele beheergebied uniforme en actuele peilbesluiten vastgesteld en wordt -een grote kwaliteit- en harmonisatieslag gemaakt. De herzieningstermijn van 10 jaar willen we in samenhang met de heroverweging van de watergebiedsplannen bij het opstellen van een nieuw Waterbeheerprogramma tegen het licht houden. Herziening van de peilbesluiten zal afhangen van nut en noodzaak. Daarbij kan per peilbesluit een afweging worden gemaakt of herziening na 10 jaar zinvol is of langer kan wachten. Bovendien zal de eerstvolgende herziening veel minder inspanning vergen dan de herziening waar we nu voor staan. Een eventuele besparing als gevolg daarvan is na ca. 10 jaar te verwachten.
2.5. Mutaties op bestaande budgetten Naast de maatregelen besproken in het algemeen bestuur vinden er nog andere ontwikkelingen plaats die invloed hebben op het MP 2014-2018. Hieronder worden deze ontwikkelingen (mutaties op bestaande budgetten) groter dan € 50.000 verder toegelicht. (Bedragen * € 1.000)
Verschuiving uren Exotenbestrijding en groenonderhoud Vergoeding molens Overig
2014
2015
2016
2017
2018
300 -100 75 40
300 -100 75 -80
300 -100 75 -100
300 -100 75 -100
300 -100 75 -100
315
195
175
175
175
Verschuiving uren In de laatste financiële voortgangsrapportage van 2012 is gerapporteerd, dat de eigen technische dienst meer uren inzet voor het onderhoud aan de gemalen en kunstwerken dan voor de zuiveringstechnische werken. Een deel van deze in 2012 opgetreden trendbreuk is structureel. Exotenbestrijding en groenonderhoud Het contract voor groenonderhoud (gemalen en RWZI’s) en exotenbestrijding loopt in 2014 af. Vooruitlopend op een nieuwe aanbesteding wordt rekening gehouden met een iets versoberde uitvoering van het onderhoud met name bij de RWZI’s. Vergoedingsregeling molens Naast de bestaande regeling voor een jaarlijkse vergoeding per ingezette molen, is een financiële bijdrage voor het uitvoeren van groot onderhoud dan wel restauratiewerkzaamheden ingerekend. Met deze middelen kan een financiële bijdrage aan instandhouding worden geleverd zodat molens, die bij groot waterbezwaar kunnen worden ingezet in goede conditie blijven.
MP 2014-2018
Overige mutaties In bijlage C is een verdere specificatie van de ‘overige mutaties’ opgenomen, dat wil zeggen: de mutaties kleiner dan €50.000.
14
MP 2014-2018
3. Schoon water Met het programma schoon water streeft Wetterskip Fryslân naar een optimale waterkwaliteit. Dit betekent dat wij streven naar zo weinig mogelijk verontreinigende stoffen in het water en dat het water een goede ecologische kwaliteit heeft. Voor het verbeteren van de waterkwaliteit voor voeren wij inrichtingsmaatregelen uit, zoals aanleg van natuurvriendelijke oevers en vispassages. Ook het voorkomen en beperken van emissies is van groot belang voor een goede waterkwaliteit. Wetterskip Fryslân reguleert daarom emissies van bijvoorbeeld bedrijven, huishoudens en haar eigen zuiveringsinstallaties. De ontwikkeling van de waterkwaliteit wordt gemonitord. Wetterskip Fryslân levert hieraan zelf een belangrijke bijdrage door het zuiveren van afvalwater. Om de inzameling, het transport en de zuivering van afvalwater zo doelmatig mogelijk uit te voeren, werken wij nauw samen met onze partners in de waterketen. In dit hoofdstuk worden eerst de belangrijkste ontwikkelingen voor de MP-periode met betrekking tot het programma Schoon water benoemd. Vervolgens wordt een financiële samenvatting gegeven van het maatregelenpakket. Daarna worden de afzonderlijke maatregelen beschreven. Tot slot komen andere ontwikkelingen aan de orde die invloed hebben op het MP 2014-2018 omdat die resulteren in mutaties op bestaande budgetten; de mutaties groter dan € 50.000 worden toegelicht.
3.1. Ontwikkelingen Watersysteem De Kaderrichtlijn Water (KRW) vereist dat de waterkwaliteit in alle wateren uiterlijk in 2027 in een goede toestand is. Voor de waterlichamen gelden strikte verplichtingen, die getoetst worden door de Europese Commissie. Aan de KRW wordt uitvoering gegeven in drie planperiodes. Tot en met 2015 loopt de uitvoeringsfase van maatregelen uit het eerste Stroomgebiedbeheerplan (2010-2015). De uitvoering is momenteel in volle gang en verloopt over het algemeen voorspoedig. De planvorming voor de tweede planperiode (uitvoering in 2016-2021) loopt van 2013-2015. Hierbij wordt het maatregelenpakket dat noodzakelijk is voor het bereiken van een goede toestand in de waterlichamen herzien en worden de maatregelen die in de tweede planperiode uitgevoerd moeten worden vastgesteld. De grootste opgaven liggen ook in de komende planperiode op het gebied van inrichting van het watersysteem. Onderzocht wordt in hoeverre dit gecombineerd kan worden met een extensivering van het onderhoud voor een optimale (kosten)effectiviteit. Daarnaast zijn er opgaven op het gebied van nutriënten en bestrijdingsmiddelen. In de komende jaren wordt onderzocht in hoeverre hormoonverstorende stoffen en medicijnresten een dusdanig probleem vormen dat hier maatregelen voor moeten worden genomen. Waterketen In het Bestuursakkoord Water is overeengekomen om in de periode tot en met 2020 een forse doelmatigheidswinst in het waterketenbeheer te bereiken. Samenwerking met onze waterketenpartners is van groot belang bij het verhogen van de doelmatigheid en duurzaamheid in de waterketen. In 2014 zal een pilot waterketenbedrijf van start gaan waarin het riool- en zuiveringsbeheer van de deelnemende partners in een nieuwe entiteit worden ondergebracht. In 2013 is het Integraal Zuiveringsplan (IZP) vastgesteld met daarin beleidsuitgangspunten voor de uitvoering van de zuiveringstaak, inclusief de slibverwerking. Hiermee heeft een herijking van onze visie en ambitie op de zuiveringstaak plaatsgevonden. In onze visie op de zuiveringstaak staan doelmatigheid, duurzaamheid en innovatie voorop. De keuzes in het IZP worden vertaald naar consequenties voor het investeringsprogramma.
15
MP 2014-2018
16
3.2. Maatregelenpakket schoon water Hieronder worden deze maatregelen samengevat, met betrekking tot het programma schoon water, met daarbij het financiële effect op de jaarlijkse exploitatie. (Bedragen * € 1.000)
2014
2015
2016
2017
2018
Watersystemen KRW Pilot beheervisserij Toezicht op directe lozingen Subtotaal watersystemen
-75 -78 -153
-75 -78 -153
-75 -78 -153
-40 -75 -78 -193
-80 0 -78 -158
Waterketen Waterketenbedrijf Integraal zuiveringsplan Transportstelsel afvalwater Budget Knelpunten zuiveringsbeheer Slibstrategie Subtotaal waterketen
pm -600 0 -600
pm -600 0 -600
pm -600 0 -600
pm -600 520 -80
pm -600 520 -80
Totaal schoon water
-753
-753
-753
-273
-238
3.3. Watersysteem KaderRichtlijnWater In de MP-periode wordt bezuinigd op de uitvoering van KRW-maatregelen. Hieraan wordt invulling gegeven door in de huidige KRW-planperiode een aantal geplande maatregelen te laten vervallen of deze op een andere wijze uit te voeren. Hierbij komen afspraken met de provincie niet in het gedrang en worden de verplichtingen voor uitvoering van maatregelen richting de EU nagekomen. Er wordt bezuinigd op de volgende investeringsmaatregelen: - vismigratie (géén maatregelen voor vismigratie van de boezem naar de polders); - natuurvriendelijke oevers in boezemkanalen; - natuurvriendelijke oevers in polderwaterlichamen. In de periode 2014-2015 kan door bezuinigingsmaatregelen op met name vismigratie (vispassages van de boezem de polder in) en op aanleg van natuurvriendelijke oevers in polderwaterlichamen circa € 1 miljoen per jaar op uitvoering van KRW-investeringen worden bezuinigd. Dit vertaalt zich in een lagere afschrijvingslast van € 40.000 per jaar vanaf 2017 en verder. Voor de periode vanaf 2016 leveren de gewijzigde (minder ambitieuze) uitgangspunten voor aanleg van natuurvriendelijke oevers in boezemkanalen een bijdrage aan het MP. Per saldo is hier echter geen sprake van een besparing omdat de meerjarige budgetten uit de begroting 2013 al ontoereikend zijn om de oorspronkelijke opgave uit te kunnen voeren. Het maatregelenpakket voor de tweede KRW-planperiode wordt eind 2014 door het algemeen bestuur voor inspraak vastgesteld. Eind 2015 moet dit definitief worden vastgesteld. De MPbudgetten zullen leiden tot een kleiner maatregelenpakket dan in de eerste KRW-planperiode. Een reële inzet op het behalen van de KRW-doelen (in 2027) blijft hiermee echter mogelijk. Pilot beheervisserij In het Waterbeheerplan 2010-2015 is beheervisserij als kansrijke maatregel benoemd om de waterkwaliteit te verbeteren. In de planperiode is een pilot voorzien in de Friese boezem(meren). Met
MP 2014-2018
het wegvangen van brasem kan een omslag naar helder water worden bereikt, waarbij waterplanten zich kunnen ontwikkelen en een evenwichtige visstand wordt bereikt. Een voor de Leijen voorbereidde pilot is niet uitgevoerd, omdat de belasting met nutriënten daar nog te hoog is. De kans op een succesvol resultaat is daardoor klein. Vervolgens is onderzocht of andere boezemmeren in aanmerking komen voor het uitvoeren van een pilot. Hieruit is gebleken, dat beheervisserij met de huidige belastingen met nutriënten nog geen breed inzetbaar en effectief instrument is voor het verbeteren van de waterkwaliteit. De voorgenomen pilot wordt voorlopig geschrapt en de financiële middelen worden als bezuiniging ingeboekt. In 2015 zal het nieuwe maatregelenpakket voor de tweede KRW-planperiode (2016-2021) definitief worden vastgesteld. Toezicht op directe lozingen Toezicht en handhaving bij directe lozers (afvalwater dat niet via de RWZI’s geloosd wordt, maar direct naar oppervlaktewater) worden uitgevoerd vanwege het belang van de goede waterkwaliteit en de geloofwaardigheid van het waterschap als bevoegd gezag. Uitgegaan wordt van een vermindering van het aantal controles en toezichtprojecten met ongeveer een kwart. Hierbij wordt geaccepteerd dat het naleefgedrag zal afnemen. Gezien de beperkt beschikbare formatie zullen er ten aanzien van de nog uit te voeren taken nieuwe keuzen gemaakt moeten worden. Om te zorgen dat op alle momenten voldoende deskundig personeel beschikbaar is voor het afhandelen van grote calamiteiten, zal een aantal medewerkers van andere clusters getraind worden op calamiteiten met betrekking tot waterkwaliteit, zodat optreden bij grote calamiteiten op niveau blijft.
3.4. Waterketen Waterketenbedrijf Voor het verhogen van de doelmatigheid in de waterketen wordt een waterketenbedrijf opgericht, waarbij beheer en onderhoud van riolering zowel als zuivering en transport in één hand worden ondergebracht. In 2012 hebben Wetterskip Fryslân en gemeente Súdwest Fryslân de intentie uitgesproken een pilot waterketenbedrijf in te richten om daarmee te onderzoeken hoe de samenwerking in de praktijk gestalte kan krijgen en welke bezuinigingen dit op kan leveren. De pilot waterketenbedrijf zal naar verwachting in 2014 van start gaan. Bezuinigingen worden gerealiseerd door geïntegreerd assetmanagement, schaalvergroting door aansluiting meer gemeenten, bedrijfsmatige cultuur en door het uitvoeren van werkzaamheden voor derden. De jaarlijkse kosten van het waterketenbedrijf zullen in de opstartfase vanwege aanloopkosten hoger liggen dan het huidige kostenniveau. Aangezien het bedrijfsplan voor het waterketenbedrijf nog onderwerp van gesprek is, zijn de financiële gevolgen vooralsnog als een pmpost opgenomen. Integraal zuiveringsplan In 2013 is het Integraal Zuiveringsplan (IZP) vastgesteld. In het IZP is een aantal beleidsuitgangspunten vastgesteld, waarmee op een sobere en doelmatige wijze uitvoering wordt gegeven aan de zuiveringstaak. Deze beleidsuitgangspunten betreffen bijvoorbeeld de schaalgrootte van het netwerk van zuiveringen dat wij in stand willen houden. Op basis van de beleidsuitgangspunten van het IZP is het investeringsprogramma voor de zuiveringstaak doorgerekend en bijgesteld. Op basis van deze financiële doorrekening wordt momenteel een aantal inhoudelijke keuzes gemaakt.
17
MP 2014-2018
18
Transportstelsel afvalwater Persleidingen worden vervangen bij breuk en in combinatie met infrastructurele werken zoals aanleg van wegen en wijzigingen in de gemeentelijke rioolstelsels. Bij grote persleidingbreuken zal de vervanging worden betaald uit de exploitatie. Omdat in deze gevallen meteen moet worden gehandeld, zal het algemeen bestuur indien nodig met terugwerkende kracht een begrotingswijziging worden voorgesteld. Budget knelpunten zuiveringsbeheer Het budget voor calamiteiten in het zuiveringsbeheer komt te vervallen. In het afgelopen jaar is de uitputting daarvan beperkt geweest. Calamiteiten kunnen met het weerstandsvermogen worden opgevangen. De organisatie krijgt voldoende mandaat voor het treffen van maatregelen in geval van calamiteiten. Achteraf zal over de getroffen maatregelen en de financiële consequentie gerapporteerd worden, zo nodig in combinatie met een begrotingswijziging. Slibstrategie In 2013 is een slibstrategie voor de verwerking en afzet van zuiveringsslib aan het bestuur aangeboden. Hierin wordt uitgegaan van centrale vergisting van het zuiveringsslib en droging met restwarmte. Met de gekozen slibstrategie is het mogelijk om de doelstellingen op het gebied van doelmatigheid (lagere jaarlijkse lasten) en duurzaamheid (klimaatvoetafdruk en fosfaatterugwinning) te realiseren. In 2013 zal een nadere uitwerking van de voorkeursvariant voor slibvergisting worden gemaakt en zal een marktanalyse voor slibeindverwerking worden uitgevoerd, die resulteert in een aanbestedingsstrategie. Beide uitwerkingen komen eind 2013 in het algemeen bestuur.
3.5. Mutaties op bestaande budgetten Naast de maatregelen besproken in het algemeen bestuur vinden er nog andere ontwikkelingen plaats die invloed hebben op het MP 2014-2018. Hieronder worden deze ontwikkelingen (mutaties op bestaande budgetten) groter dan € 50.000 verder toegelicht. (Bedragen * € 1.000)
Verschuiving uren Groenonderhoud Overig
2014
2015
2016
2017
2018
-300 -50 5
-300 -50 5
-300 -50 5
-300 -50 5
-300 -50 5
-345
-345
-345
-345
-345
Verschuiving uren In de laatste financiële voortgangsrapportage van 2012 is gerapporteerd, dat de eigen technische dienst meer uren inzet voor het onderhoud aan de gemalen en kunstwerken dan voor de zuiveringstechnische werken. Er is gebleken dat een deel van deze in 2012 opgetreden trendbreuk structureel is. Deze wijziging is voor het structurele deel in het MP 2014-2018 verwerkt. Groenonderhoud Het contract voor groenonderhoud (gemalen en RWZI’s) en exotenbestrijding loop in 2014 af. Vooruitlopend op een nieuwe aanbesteding wordt rekening gehouden met een iets versoberde uitvoering van het onderhoud met name bij de RWZI’s. Overige mutaties In bijlage C is een verdere specificatie van de ‘overige mutaties’ opgenomen, dat wil zeggen: de mutaties kleiner dan €50.000.
MP 2014-2018
4. Organisatie Om de kerntaken (Veilig, Schoon en Voldoende) effectief en efficiënt uit te kunnen voeren, moet het waterschap beschikken over een goede bedrijfsvoering. In het programma Organisatie zijn de onderdelen, projecten en ontwikkelingen ondergebracht die daar een bijdrage aan leveren. In dit hoofdstuk komt eerst het reeds lopende programma organisatieontwikkeling aan de orde, en dat er in het traject van de totstandkoming van dit MP is afgesproken dat aanvullende organisatiemaatregelen zullen worden onderzocht. Vervolgens wordt een korte, financiële samenvatting gegeven van het maatregelenpakket Organisatie. Daarna worden de afzonderlijke maatregelen besproken. Vervolgens komen overige onderwerpen aan de orde; het gaat dan met name om initiatieven en projecten die een bijdrage leveren aan het beter functioneren van de organisatie. Tot slot komen andere ontwikkelingen aan de orde die invloed hebben op het MP 2014-2018 omdat zij resulteren in mutaties op bestaande budgetten; de mutaties groter dan € 50.000 worden toegelicht.
4.1. Organisatieontwikkeling en aanvullende organisatiemaatregelen Programmaplan organisatieontwikkeling Na het vaststellen de concernvisie en het bedrijfsmodel is in 2011 het programmaplan voor de organisatieontwikkeling in uitvoering genomen. In de organisatieontwikkeling wordt de positioneel georiënteerde organisatie op termijn omgebouwd tot een procesgerichte organisatie. De kosten voor het programmaplan bedragen gemiddeld € 1,0 miljoen per jaar (tot en met 2014). Een belangrijk deel van de bezuinigingspotentie is gelegen in lagere kosten voor goederen en diensten en een kleinere efficiëntere organisatie. Vanaf eind 2011 wordt hard gewerkt aan het inrichten van de eerste processen. Jaarlijks zal het aantal ingerichte processen toenemen. De planning van het programmaplan loopt tot en met 2014. Voor de periode daarna zal een nieuw plan(nen) ontwikkeld worden. De verwachte resultaten voor 2014 zijn: in gebruik neming van de eerste vijf hoofdprocessen, nl. inrichten/renoveren van watersystemen, aanleggen/renoveren waterzuiveringssystemen, aanleggen/renoveren primaire keringen, inkopen werken, inkopen goederen & diensten. Daarnaast zullen de processen Beheer en Onderhoud worden geïmplementeerd en zal herijking van nieuwe processen worden opgestart, namelijk beheren waterzuiveringssystemen, onderhouden waterzuiveringssystemen, verlenen van vergunningen, handhaven, beheersen instroom, doorstroom en uitstroom personeel. De afgelopen jaren heeft de organisatieontwikkeling al de nodige efficiencywinsten opgeleverd, zie hiervoor paragraaf 5.5. Organisatiemaatregelen Vanaf 2015 tot en met 2017 wordt gerekend met een stelpost organisatie die jaarlijks met € 1 miljoen oploopt (niet alleen personele lasten). Cumulatief leidt dit tot een bezuiniging van € 9 miljoen in de komende MP periode. Deze stelpost is afkomstig uit het MP 2013-17 en moet nog worden ingevuld. Het gaat om maatregelen die zowel door efficiënter werken als door keuzes in de taakuitvoering besparingen opleveren bij goederen & diensten én personeel. Het dagelijks bestuur onderzoekt hiertoe dit jaar een aantal aanvullende mogelijkheden in de bedrijfsvoering om tot lagere lasten te komen, waarmee de organisatie van Wetterskip Fryslân naar aanleiding van de keuzen die het algemeen bestuur maakt weer in balans kan worden gebracht. Daarbij wordt onder meer gedacht aan een heroriëntatie op formatie en aansturing, de samenvoeging van de clusters Projecten en Projectondersteuning, en samenwerking met Vitens op het terrein van het laboratorium. Nagegaan wordt wat mogelijke scenario’s zijn, en vervolgens per scenario wat de voor- en nadelen zijn, wat de kosten en baten zijn, wat de eventuele risico’s zijn en hoe deze kunnen worden beheerst, hoe en wanneer het scenario kan worden gerealiseerd en aan
19
MP 2014-2018
welke randvoorwaarden daarvoor moet worden voldaan. Om het pakket van aanvullende organisatiemaatregelen te implementeren zal een reorganisatie nodig zijn. De aanvullende organisatiemaatregelen vragen dan ook om een zorgvuldige aanpak, ook in relatie met de Ondernemingsraad en het Georganiseerd Overleg. De onderzoeken worden in 2013 uitgevoerd en afgerond, zodat in de eerste helft van 2014 overleg met de Ondernemingsraad en Georganiseerd Overleg en bestuurlijke besluitvorming kan plaatsvinden. Als mocht blijken dat het uiteindelijke resultaat van de aanvullende maatregelen onverhoopt minder oplevert dan het resterende deel van de stelpost, vindt er overleg plaats met het algemeen bestuur om opnieuw te bezien of er aanvullende besparingen mogelijk zijn, dan wel of de omvang van de stelpost moet worden aangepast. Personeelsbeleid: taken en organisatie in balans De taakreducties en de andere taakinvulling in het kader van dit MP, de andere manier van werken door de organisatie ontwikkeling en de hiervoor aangeduide aanvullende maatregelen in de bedrijfsvoering hebben gevolgen voor de organisatie van Wetterskip Fryslân. Zij leiden tot minder en andere taken en deze raken het functiehuis. Minder en andere taken leiden ook tot minder en andere behoefte aan personele capaciteiten. Dit noopt tot een heroriëntatie op de organisatie, Wetterskip Fryslân moet de organisatie aanpassen aan de nieuwe realiteit. Dat vraagt om beweeglijkheid, open staan voor een andere kijk op de werkelijkheid en om beleid en instrumenten die dit mogelijk maken. Bij de heroriëntatie dient ook te worden gekeken naar de organisatiestructuur. Het bedrijfsmodel zal daartoe nog eens tegen het licht worden gehouden. De wijze van organiseren en de omvang van de huidige organisatieonderdelen wordt over de volle breedte in het onderzoek meegenomen. Wanneer de personele capaciteit moet worden teruggebracht, moet ook worden bekeken of de huidige aansturing nog efficiënt en effectief is. De managementstructuur zal kritisch worden bekeken. Ook de wijze waarop de staven zijn georganiseerd komt daarbij aan de orde. Het bestuur zet maximaal in op interne mobiliteit. Uitgangspunt is: “Kwaliteiten van de huidige medewerkers optimaal benutten”. Medewerkers die - een deel van hun - taken kwijtraken, zullen worden ingezet op nieuwe of andere taken. In de MP periode 2014-2018 kunnen ca. 70 medewerkers naar verwachting met pensioen gaan. Daarnaast zal een aantal medewerkers de organisatie verlaten vanwege een baan elders of om andere redenen. Als het afgesproken niveau van taakuitvoering vergt dat de aldus vrijkomende functies opnieuw worden ingevuld, dan is het streven dat dit gebeurt door medewerkers die nu reeds in dienst van WF zijn, en wel bij voorkeur medewerkers die taken zullen kwijtraken. Daarvoor is het noodzakelijk dat de personele kwaliteiten goed zichtbaar worden gemaakt. Nieuwe taken en functies moeten dan ook voorzien zijn van heldere kwaliteitseisen in de vorm van competenties. Verwachting is dat, wanneer directie, management en medewerkers zelf hier consciëntieus mee omgaan, er slechts beperkt gebruik zal hoeven te worden gemaakt van het vangnet dat ons sociaal statuut vormt. Hiervoor ontwikkelt Wetterskip Fryslân beleid en instrumenten, bijvoorbeeld: Strategische personeelsplanning: deze biedt inzicht in benodigde taken en functies. Competentie- en talentenmanagement: dit biedt inzicht in aanwezige en te ontwikkelen kwaliteiten. Opleidingsbeleid en een strategisch opleidingsplan: helpen medewerkers zich te ontwikkelen en kwaliteiten te ontwikkelen die in de toekomst nodig zijn. Deze opleidingen zullen sterk gericht zijn op de praktijk van WF. Mobiliteitsnota Markt der Mogelijkheden, project Waterloop en herinrichting functiehuis: dit zal vraag en aanbod van kwaliteiten bij elkaar brengen, en beweging in de organisatie brengen. Door het terugbrengen van het aantal functies zal de flexibiliteit worden vergroot.
20
MP 2014-2018
21
4.2. Maatregelenpakket organisatie: samenvatting Hieronder worden de maatregelen samengevat met betrekking op het programma organisatie met daarbij het financiële effect op de jaarlijkse exploitatie. (Bedragen * € 1.000)
2014
2015
2016
2017
2018
Huisvesting Bijdrage waterschapshuis Bestuurlijk onvoorzien Bestuurlijke faciliteiten Informatievoorziening
0 -100 -150 -37 -43
-380 -250 -150 -37 -43
-380 -300 -150 -37 -43
-380 -300 -150 -37 -43
-380 -300 -150 -37 -43
Totaal organisatie
-330
-860
-910
-910
-910
4.3. Maatregelenpakket organisatie Huisvesting Al geruime tijd wordt, wegens ruimtegebrek in het hoofdkantoor, een deel van Crystalic gehuurd. Omdat dit hoge kosten en veel inefficiency met zich meebrengt is planvorming opgestart om het hoofdgebouw aan te passen. Door het daarbij invoeren van een nieuwe werkplekfilosofie kan de huur van het Crystalic worden opgezegd. Het algemeen bestuur heeft in 2012 een voorbereidingskrediet vrijgegeven voor herinrichting van het hoofdkantoor en nieuwbouw van de werkplaats Technische Dienst. Deze nieuwbouw van de Technische Dienst is noodzakelijk omdat de huidige huisvesting niet meer voldoet aan de arbo-eisen. Besluitvorming over deze nieuwe werkplaats wordt echter uitgesteld tot besluitvorming over de mogelijke samenwerking met Vitens is afgerond, omdat niet uitgesloten kan worden dat de huidige huisvesting van het laboratorium mogelijk kan worden her ingezet als werkplaats. Met het project Huisvesting wordt een drietal doelstellingen nagestreefd, namelijk: 1. Kostenvermindering doordat huur Crystalic overbodig wordt; 2. Huisvesting die procesgericht werken faciliteert (open ruimtes, variëteit in (flex)werkplekken); 3. Bijdrage aan de duurzaamheidsdoelstellingen van WF; Verwacht wordt dat het heringerichte hoofdgebouw in de loop van 2015 in gebruik kan worden genomen. Bijdrage Waterschapshuis De programma’s van Het Waterschapshuis worden op dit moment herijkt op grond van de evaluatie van het TAX-i project. Voor het ontwikkelen en beheer van universele software applicaties ziet WF geen rol meer voor HWH. WF is van mening dat HWH 2.0 zich de komende jaren vooral bezig moet houden met: • Het stellen van kaders op het gebied van architectuur en het standaardiseren van gegevens en gegevensdefinities. • Het afstemmen van onderwerpen met andere overheden (e-overheid). • Het faciliteren van een kennisnetwerk in samenwerking met de UVW en het IHW. • Het centraal inkopen van (referentie) data en licenties en het contractbeheer daarvan indien dit kostenbesparing oplevert. Naar aanleiding van de TAX-i evaluatie is een stuurgroep ingesteld die inmiddels een concept eindrapport heeft opgesteld waarin een nieuw ontwerp voor het Waterschapshuis (HWH 2.0) wordt weergegeven. Het ontwerp reflecteert de visie van WF maar geeft ook de mogelijkheid voor waterschappen, die dat willen, om advies te vragen van HWH bij ontwikkelingstrajecten op het gebied van software. Het Waterschapshuis zal niet langer zelf software ontwikkelen en beheren.
MP 2014-2018
In het concept eindrapport wordt een geplande omvang van HWH 2.0 van 19 FTE genoemd. Hiervan zijn 13 FTE geraamd voor de collectieve taken, hieronder vallen ook de FTE’s van het Informatiehuis Water (7 FTE) waarmee in de visie van WF rekening is gehouden. WF gaat naar aanleiding van het concept eindrapport van de stuurgroep HWH 2.0 uit van deelname aan de collectieve taken (13 FTE inclusief IHW) en naar behoefte een deel van de adviestaken. De bijdrage aan HWH is hoger dan in onze visiebrief is aangegeven omdat in de bijdrage ook uitgaven opgevoerd worden voor de Algemene Hoogtekaart Nederland, luchtfoto’s en verschillende basisregistraties, waar we blijvend gebruik van zullen (moeten) maken. Besluitvorming door het AB volgt dit najaar. Bestuurlijk onvoorzien Het budget “Bestuurlijk onvoorzien” wordt gehalveerd: de ervaring leert dat dit budget niet volledig wordt uitgeput. Incidenteel kan de situatie zich voordoen dat het resterende budget ontoereikend blijkt. In dat geval kan via een begrotingswijziging extra geld beschikbaar worden gesteld. Bestuurlijke faciliteiten Door het algemeen en dagelijks bestuur in 2013 iPads ter beschikking te stellen waarop de bestuursstukken worden aangeboden wordt bespaard op de kosten van druk- en bindwerk. Door de papieren verslaglegging van de algemeen bestuursvergaderingen te beperken tot een besluitenlijst wordt bespaard op de externe notuleringskosten (de vergaderingen kunnen integraal worden beluisterd via de website van Wetterskip Fryslân). Daarnaast wordt er bespaard door de openbare bestuursbijeenkomsten te vermelden in het Elektronisch Wetterblêd, en niet meer in regionale dagbladen. Informatievoorziening Door publicaties minder te drukken en per post te verspreiden en door meer gebruik te maken van de nieuwe (sociale) media wordt een bezuiniging gerealiseerd. Het Wetterblêd, Wetterskip Magazine, Begroting en Jaarrekening zullen alleen nog digitaal worden gepubliceerd. Het abonnement bij het ANP wordt opgezegd; de benodigde informatie wordt verkregen door het handig inrichten van de digitale informatie-inwinning. Een en ander leidt tot een andere wijze van informatieverspreiding. Het gebruik van internet als communicatiemiddel met de burger neemt hierdoor toe. Dit draagt bij aan de uitstraling van Wetterskip Fryslân als moderne overheid.
4.4. Overige onderwerpen Informatietechnologie De informatietechnologie staat in hoge mate in het teken van de organisatieontwikkeling: goede ITvoorzieningen vormen een noodzakelijke voorwaarde om procesgericht werken succesvol te implementeren. Daarnaast wordt er ook gewerkt aan efficiency. Daartoe worden diverse projecten uitgevoerd. Daarnaast zal in het kader van de implementatie van de processen ook nieuwe software worden geïmplementeerd, met name een inkoopinformatiesysteem en een projectinformatiesysteem. Educatiebeleid Het in februari 2012 vastgestelde educatiebeleidsplan wordt uitgevoerd. Dit uit zich in activiteiten voor alle onderwijsniveaus. Voor basis- en voortgezet onderwijs vindt de educatieve bijdrage plaats vanuit het Bezoekerscentrum Ir. D.F. Woudagemaal. Voor MBO en HBO onderwijs vindt de educatie vooral plaats via respectievelijk het Centrum voor Innovatief Vakmanschap water (CIV) en het Centre of Expertise Watertechnology (CEW). Wetterskip Fryslân neemt actief deel in Werelderfgoed.nl. Dit platform van Unesco Werelderfgoederen bundelt de krachten voor instandhouding van de erfgoederen, maar zet zich vooral ook in om de bewustwording van en kennis erover te vergroten,
22
MP 2014-2018
23
waarbij educatie een belangrijk speerpunt is. Jaarlijks wordt een uitvoeringsplan educatie gemaakt, waarin de voornemens worden geformuleerd. Samenwerking Op verschillende fronten wordt er gewerkt aan het verkennen van kansrijke mogelijkheden voor (verdergaande) samenwerking. Op landelijk niveau wordt gewerkt aan dit thema door het uitwisselen van inspirerende en succesvolle vormen van (regionale) samenwerking en het verder uitwerken hiervan. Wetterskip Fryslân verkent daarnaast met provincie, andere waterschappen en met gemeenten de kansen op samenwerking. Onderwerpen die hiervoor worden uitgewerkt zijn samenwerkingsmogelijkheden met de provincie, met andere laboratoria, op het terrein van inkoop, belastingheffing en invordering en in het kader van het nHWBP. Andere organisatieverbeterprojecten De in deze paragraaf genoemde onderwerpen hebben een plek gekregen in het “Concernplan 2013 in meerjarenperspectief”. In het Concernplan 2013 zijn ook andere projecten opgenomen die waarborgen dat de organisatie in de toekomst adequaat kan functioneren. Het gaat met name om de projecten strategisch programmeren, assetmanagement, het uitvoeren van de duurzaamheidstrategie, het corporate communicatiebeleid, informatiebeveiliging, het vormgeven van de beleidscyclus en het verbeteren P&C-cyclus.
4.5. Mutaties op bestaande budgetten Naast de maatregelen besproken in het algemeen bestuur vinden er nog andere ontwikkelingen plaats die invloed hebben op het MP 2014-2018. Hieronder worden deze ontwikkelingen (mutaties op bestaande budgetten) groter dan € 50.000 verder toegelicht. (Bedragen * € 1.000)
Kwijtschelding Overig
2014
2015
2016
2017
2018
233 53
313 -19
395 -12
480 -11
480 67
286
294
383
469
547
Kwijtschelding Zoals bij de eerste financiële rapportage 2013 bekend is geworden is de omvang van de kwijtschelding (en oninbaar) hoger dan begroot. Deze aangegeven stijging van de kwijtschelding heeft naar verwachting te maken met de gevolgen van de economische crisis. Het huidige budget (van € 2,4 miljoen) moet in 2014 dan ook worden verhoogd met € 0,23 miljoen (zie ook de eerste financiële voortgangsrapportage van 2013).
Overige mutaties In bijlage C is een verdere specificatie van de ‘overige mutaties’ opgenomen, dat wil zeggen: de mutaties kleiner dan €50.000.
MP 2014-2018
5. Financiën In dit hoofdstuk worden de financiële consequenties geduid. In paragraaf 5.1 Uitgangspunten en MP-basis worden de uitgangspunten en de autonome ontwikkelingen geduid; dit resulteert in een zogenoemd MPbasis. Vervolgens worden in paragraaf 5.2 het maatregelenpakket en de mutaties op bestaande budgetten gepresenteerd; dit resulteert in een beeld van de ontwikkeling van de netto lasten. Daartegenover worden in paragraaf 5.3 de stijging van de belastingopbrengsten gezet en de inzet van de reserves. De slotsom van dit alles is een beperkte stijging van de belastingdruk; deze staat beschreven in paragraaf 5.4. Paragraaf 5.5 gaat in op de ingeboekte stelposten en bezuinigingen. In paragraaf 5.6 komen tot slot enkele overige onderwerpen aan de orde, namelijk het EMU-saldo, de ontwikkeling van de omvang van het vreemd vermogen, en de ontwikkelingen van de lasten en opbrengsten ná de MP-periode 2014-2018.
5.1. Uitgangspunten MP 2014-2018 en MP-basis Ten behoeve van het MP 2014-2018 is op hoofdlijnen in kaart gebracht wat de kostenontwikkeling is uitgaande van het huidig beleid en autonome ontwikkelingen. Deze kostenontwikkeling wordt het MP basis genoemd. Uitgangspunten Begroting 2013 (inclusief meerjarige doorkijk) Het totaal aan netto lasten voor de jaren 2014 tot en met 2017, zoals opgenomen in de begroting 2013 (inclusief de eerste begrotingswijziging), is het vertrekpunt. Met betrekking tot het jaar 2018 is geëxtrapoleerd. Inzet algemene reserves Met betrekking tot het beleid ten aanzien van de inzet van de algemene reserves is dat deze gedurende een lange periode (tot 2030) , met een gematigde tariefstijging, zijn teruggebracht tot de minimale omvang. De minimale omvang van de algemene reserve is het zogenaamde weerstandsvermogen en wordt bepaald met behulp van een risicobenadering. Elke twee á drie jaar wordt deze risicoanalyse geactualiseerd/ herzien om aansluiting te blijven houden bij de in- en externe veranderingen in het risicoprofiel. De minimale omvang/ norm van het weerstandsvermogen is op dit moment voor de taak watersysteembeheer € 3,0 miljoen en voor de taak zuiveringsbeheer € 2,0 miljoen. Vanaf 2018 geen dividendopbrengsten ingerekend Vanaf 2011 is de reguliere dividenduitkering van de Nederlandse Waterschapsbank (NWB) (€ 2,3 miljoen) gestopt met het oog op het in orde krijgen van de reserves van de NWB (naar aanleiding van de BASEL III-richtlijn). Tot en met het begrotingsjaar 2017 wordt het wegvallen van de uitkering gecompenseerd door een vrijval uit de bestemmingsreserve dividend. Met ingang van 2018 is de bestemmingsreserve dividend volledig uitgeput. Kosten implementatie aanvullende organisatie maatregelen niet ingerekend De hoogte van de kosten voor de implementatie van de aanvullende organisatie maatregelen, welke niet alleen besparingen op personeel betreffen, is op dit moment niet bekend. Dit is afhankelijk van de keuzes die worden gemaakt en op welke wijze implementatie gaat plaatsvinden. Geen voorziening mobiliteit ingerekend Voor de uitvoering van de organisatiemaatregelen (reorganisatie) is mogelijk een voorziening nodig om het sociaal statuut uit te voeren. In de cijfers van dit MP is geen rekening gehouden met een eventuele dotatie aan een voorziening.
24
MP 2014-2018
25
Instandhouding infrastructuur In het kader van dit MP is een theoretische, globale verkenning gedaan om beter inzicht te krijgen in wat WF aan assets in bezit heeft en wat er jaarlijks zou moeten worden besteed om dit in stand te houden. Uitkomst was dat WF ca. € 1,7 miljard aan infrastructuur in bezit heeft en dat jaarlijks ca. € 54 miljoen aan (her)investeringen nodig is om dit in stand te houden, met een onzekerheidsmarge van ca. 11%. Dit bedrag gaat ruim uit boven de begrote afschrijvingslasten, in deze MP-periode oplopend van € 24 miljoen in 2013 naar € 32 miljoen in 2017. In dit MP worden nog geen praktische, financiële consequenties aan deze verkenning verbonden: er is behoefte aan beter onderbouwd inzicht in de precieze omvang van de problematiek en aan inzicht in hoe dit probleem kan worden opgelost door andere bestuurlijke keuzes te maken op basis van goed assetmanagement in samenhang met het project Toekomstbestendig watersysteem. Voor dit MP wordt uitgegaan van de lijn die de afgelopen jaren is toegepast en het daarbij behorende investeringsniveau. Autonome ontwikkelingen Hieronder is aangegeven met welke autonome ontwikkelingen rekening is gehouden in de berekeningen van dit MP 2014-2018. Onder autonome ontwikkelingen worden ontwikkelingen bedoeld die onafwendbaar en niet beïnvloedbaar zijn. De precieze omvang van de autonome ontwikkelingen zijn vooraf niet vast te stellen; er wordt gewerkt met zo goed mogelijke voorspellingen. Hieronder is aangegeven welke aannames zijn gemaakt voor het MP 2014-2018. Rente De markten blijven volatiel. Dit wordt veroorzaakt door de onzekerheid in de economie en politiek, de invloed van wet- en regelgeving op gedrag van marktpartijen en doordat er steeds minder actieve partijen in de markt zijn. Dit biedt kansen voor rentemanagement: uitschieters naar beneden kunnen benut worden om tegen lage tarieven financiering af te sluiten. Om de lagere rentepercentages te realiseren worden forward leningen1 afgesloten. Door het vastleggen van de financiering ontstaat er duidelijkheid over de rentekosten in de komende jaren en wordt het voordeel van de huidige lage rente vastgelegd. Doordat leningen worden aangetrokken die in de toekomst worden gestort bestaat het risico dat de financiering niet meer in overeenstemming is met de behoefte. Dit risico kan worden gemitigeerd door op voorhand niet de volledige behoefte middels een forward lening aan te trekken. De budgetten voor de rentelasten worden naar beneden bijgesteld. Daarbij wordt uitgegaan van een jaarlijkse kortlopende lening van € 30 miljoen en een omvang van onderstaande langlopende nieuwe leningen: (Bedragen * € 1 miljoen)
Nieuwe langlopende leningen
2014 45
Tegen de volgende rentepercentages: 2014 2015 Kort 1,5% 1,8% Lang 3,5% 3,8%
2015 40
2016 2,0% 4,0%
2016 30
2017 2,3% 4,2%
2017 15
2018 6
2018 2,4% 4,4%
De rente is momenteel historisch laag. In dit MP is er dan ook vanuit gegaan dat de rente in de toekomst langzaam gaat stijgen. Als de rente structureel, voor een langere periode met 1% stijgt dan nemen de rentelasten geleidelijk aan toe met € 4,5 miljoen.
1
Een forward is een termijncontract tussen twee partijen met als doel de rentekosten of opbrengsten voor een in de toekomst liggende periode vast te leggen.
MP 2014-2018
26
Personeelslasten De totale omvang van de personeelslasten wordt door een drietal componenten beïnvloed: cao afspraken, beoordelingssystematiek, en de werkgeverslasten. Voor het jaar 2014 is geen cao vastgesteld. Vooralsnog is ingerekend een cao stijging van 2%, een stijging als gevolg van het beloningssysteem van 1% en geen stijging van de werkgeverslasten. Totaal is dus gerekend met een stijging van 3% ten opzichte van de begroting 2013. Inflatie Het CPB gaat voor 2014 uit van een inflatie van 2% (Centraal Economisch Plan 2013 d.d. 13 maart 2013). De Europese Centrale Bank streeft ernaar om de inflatie in de eurozone dichtbij de 2% te houden; de afgelopen jaren is dat ook over het algemeen goed gelukt. In het MP 2014-2018 is daarom gerekend met een jaarlijkse inflatie van 2%. Energie De ontwikkeling van de energiekosten is gebaseerd op drie componenten: de energie zelf, netwerkkosten en energiebelasting. Voor 2014 is de elektriciteit reeds ingekocht. De stijging van de energiekosten voor 2014 is 2% ten opzichte van de begroting 2013. Voor de jaren 2015 en verder wordt ervan uitgegaan dat de stijging van de energiekosten overeenkomt met de inflatie (2 %). De effecten van de te treffen maatregelen in het kader van het MJA3 akkoord zijn hierbij nog niet ingecalculeerd.
Ten opzichte van de begroting 2013 zijn alleen de uitgangspunten m.b.t. de rente gewijzigd. Tabel : MP basis (bedragen in € x 1 miljoen) 2014
2015
2016
2017
2018
79,3
83,1
86,7
91,1
97,6
-0,3 79,0
-0,5 82,7
-0,6 86,2
-0,6 90,5
-0,6 97,0
46,4
45,5
45,9
46,5
47,7
Rentevisie
-0,2
-0,3
-0,4
-0,4
-0,4
MP basis (netto lasten), ZB
46,2
45,2
45,5
46,1
47,3
Watersysteembeheer begroting 2013, na eerste begrotingswijziging (excl. netto lasten gedekt door bestemmingsreserve)
Rentevisie
MP basis (netto lasten), WS Zuiveringsbeheer begroting 2013, na eerste begrotingswijziging (excl. netto lasten gedekt door bestemmingsreserve)
MP 2014-2018
27
5.2. Totaal netto lasten MP 2014-2018 Om de totale netto lasten voor het MP 2014-2018 te berekenen vinden, ten opzichte van de netto lasten conform de MP basis, nog mutaties plaats. Het gaat hierbij om de volgende mutaties: Mutaties n.a.v. het maatregelenpakket 2014: Om de lastenontwikkeling zoals voorzien in de tabel MP-basis naar beneden bij te stellen zijn AB en DB dit voorjaar intensief met elkaar aan het werk geweest. In een drietal gezamenlijke bijeenkomsten is van gedachten gewisseld over het MP 2014-2018 met een doorkijk naar 2030. Belangrijk vraagstuk hierbij was op welke wijze invulling gegeven zou kunnen worden aan de financiële opgave voor de komende jaren. Hieruit is een pakket met denkbare bezuinigingsmaatregelen voortgekomen. Dit pakket aan maatregelen is op programmaniveau in de hoofdstukken 1 tot en met 4 weergegeven. Mutaties op bestaande budgetten: Daarnaast worden de nettolasten beïnvloed door mutaties op bestaande budgetten (ruimtevragers/ruimtebieders) en overige zaken. Ook deze mutaties zijn op programmaniveau opgenomen in de hoofdstukken 1 tot en met 4. Er is één maatregel welke nog niet in de hoofdstukken 1 tot en met 4 is opgenomen en wel effect heeft op de totale lasten per taak. Deze maatregel is hieronder toegelicht. Interne verrekening in verband met verontreiniging RWZI’s De kosten voor de watersysteemtaak zullen de komende jaren naar verwachting sneller stijgen dan de kosten voor de zuiveringstaak. De overdracht van de uitvoering van de bestrijding van muskus- en beverratten, de bijdrage voor het Hoogwaterbeschermingsprogramma en de toenemende kosten van het instandhouden van onze infrastructuur zorgen hiervoor. De besparing in de komende jaren doet zich met name voor bij het Zuiveringsbeheer als gevolg van onder andere het IZP, de slibstrategie en in de waterketen. Hierdoor zullen de tarieven voor de watersysteemheffing sneller stijgen dan het tarief zuiveringsheffing/verontreinigingsheffing. Met ingang van 2014 worden de zuiveringsinstallaties belast, omdat de effluentlozing vervuiling tot gevolg heeft waardoor kosten moeten worden gemaakt, bijvoorbeeld KRW maatregelen. Het behandelen van de zuiveringsinstallaties als externe bedrijven past in de toekomstige denkrichting rondom de afvalwaterketenbedrijven. Aan de installaties wordt toegerekend het aantal vervuilingseenheden, vermenigvuldigd met het tarief voor de verontreinigingsheffing. Om een forse tariefsprong bij de zuiveringstaak te mitigeren is gekozen voor een geleidelijk opbouwende gewenningsbijdrage van € 1,2 miljoen in 2014, oplopend tot het volledige bedrag van € 4,9 miljoen in 2017. Overige zaken De doorrekening ten behoeve van het MP is een doorrekening op hoofdlijnen. In de detailuitwerking van de Begroting 2014 zullen alle aspecten nauwkeurig worden doorgerekend. Dit betekent dat in de detailuitwerking de netto lasten hoger kunnen uitvallen. In de berekening is hiermee rekening gehouden door het opnemen van een post van € 0,4 miljoen op jaarbasis. Totale lastenontwikkeling MP 2014-2018 In onderstaande tabel is aangegeven wat de netto kosten zijn, rekening houdend met het maatregelenpakket, mutaties op bestaande budgetten en overige zaken. Tabel : lastenontwikkeling MP 2014-2018 (bedragen in € x 1 miljoen)
Watersysteembeheer Zuiveringsbeheer
2014
2015
2016
2017
2018
77,8 47,4
80,2 47,2
82,6 48,6
85,8 50,9
92,2 52,1
MP 2014-2018
28
5.3. Belastingopbrengststijging en reserveontwikkeling Belastingopbrengststijging Zoals bij de uitgangspunten reeds is aangegeven is het beleid ten aanzien van de inzet van de reserves dat deze gedurende een lange periode (tot 2030), met een gematigde tariefstijging, zijn teruggebracht tot de minimale norm. Om, met bovenstaande mutaties in de lasten, hieraan te voldoen zijn de volgende belastingopbrengststijgingen gedurende de MP-periode gehanteerd:
Watersysteembeheer Zuiveringsbeheer
2014
2015
2016
2017
2018
3,9% 2,1%
3,9% 2,4%
3,9% 2,4%
3,9% 2,4%
3,9% 2,4%
Ontwikkeling algemene reserves Uitgangspunten bij voor de ontwikkeling van de algemene reserve zijn: de beginstand van de reserve (01/01/13) is gebaseerd op het resultaat van de jaarrekening 2012 en de doorwerking van eerste financiële rapportage 2013 ; de lastenontwikkeling als uitkomsten van paragraaf 5.2; een gelijkmatig verloop van de belastingopbrengsten; eind 2018 is de reserve hoger of gelijk aan de minimale norm van de algemene reserve (cf. het weerstandsvermogen), namelijk € 3 miljoen voor Watersysteembeheer en € 2 miljoen voor Zuiveringsbeheer. Watersysteembeheer (bedragen * € 1 miljoen)
Stand per 1 januari Jaarresultaat
2014
2015
2016
2017
2018
16,5 -1,2
15,3 -0,6
14,7 0,1
14,8 0,2
15,0 -2,8
Stand per 31 december 15,3 14,7 14,8 15,0 12,1 Gedurende de MP-periode wordt met een belastingopbrengststijging van jaarlijks 3,9% de algemene reserve beperkt ingezet. Gedurende de periode 2018 tot en met 2022 wordt, met een belastingopbrengststijging van jaarlijks 3,9% de algemene reserve afgebouwd tot de minimale norm (de minimale norm is € 3 miljoen). Zie ook paragraaf 5.6. Zuiveringsbeheer (bedragen * € 1 miljoen)
Stand per 1 januari Jaarresultaat
2014
2015
2016
2017
2018
3,9 -0,9
3,0 0,4
3,4 0,4
3,7 -0,8
2,9 -0,8
Stand per 31 3,0 3,4 3,7 2,9 2,1 december De stand van de algemene reserve is gedurende de gehele MP-periode boven de minimale norm van € 2 miljoen.
5.4. Ontwikkeling belastingdruk Ontwikkeling belastingdruk 2004 tot en met 2013 In onderstaande tabel is een overzicht gegeven van de ontwikkeling van de belastingdruk vanaf 2004 tot en met 2013 De gemiddelde jaarlijkse stijging over deze periode bedraagt voor de meerpersoonshuishouden met een huurwoning 2,3%. Voor andere categorieën is deze stijging aanzienlijk lager.
MP 2014-2018
categorie
29
2004
2007
2008
2009
20101) 20111) 20121)
2013
Gem. stijging per jaar 337 1,1%
Meerpersoonshuishouden 306 305 311 308 304 316 322 (eigen woning) Meerpersoonshuishouden 193 222 228 218 222 229 231 234 (huurwoning) Agrarisch bedrijf 2) 3.711 3.429 3.507 3.452 3.540 3.537 3.642 3.917 (zonder woning) MKB bedrijf 690 674 686 645 635 654 662 697 (zonder woning) 1) De weergegeven belastingdruk is inclusief de teruggaaf als gevolg van de categorale reserve.
2,3% 0,6% 0,1%
2)
Opmerking: in 2007 is een nieuwe kostentoedelingsverordening van kracht geworden en in 2009 is er een stelselwijziging doorgevoerd. Met de stelselwijziging is de categorie “ongebouwd onbemalen” komen te vervallen. De betreffende gebieden (vooral Zuidoost Friesland) zijn gevoegd bij de categorie “ongebouwd” die een hoger tarief kende. Hierdoor zijn de betreffende belastingplichtigen meer gaan betalen. Belastingdruk 2014 Bij het doorrekenen van de belastingdruk wordt gebruik gemaakt van aannames met betrekking tot de ontwikkeling van de heffingseenheden. Met betrekking tot de eenheid ‘WOZ-waarde’ is de laatste jaren sprake van een waardedaling. Voor de berekening van de lastendruk is rekening gehouden met een WOZ-waardedaling van 6%. De WOZ-waardedaling heeft een verhogend effect op het afzonderlijke tarief. Daartegenover verlaagt het aantal eenheden (WOZ-waarde daling) waartegenover dit tarief wordt vermenigvuldigd. Per saldo zal dit dan ook niet leiden tot een hogere belastingopbrengst. Dit effect is ingerekend.
Meerpersoonshuishouden (eigen woning) Meerpersoonshuishouden (huurwoning) Agrarisch bedrijf (zonder woning) MKB-bedrijf (zonder woning) Natuur
Heffing 2013
Heffing 2014
Toename €
Stijging %
336,86 233,51 3.917,41 696,64 90,20
346,78 239,68 4.053,85 715,66 93,40
9,92 6,17 136,44 19,02 3,20
2,9% 2,6% 3,5% 2,7% 3,5%
Opmerking: De stijging van de tarieven is niet gelijk aan de stijging van de belastingopbrengsten. De ontwikkeling van de heffingseenheden zoals bijvoorbeeld de WOZ-waarden en hectares is hierop van invloed. Met ingang van 1 januari 2014 moet een nieuwe kostentoedelingsverordening van kracht zijn. Hiertoe is een kostentoedelingsonderzoek 2014-2019 (KT-onderzoek) uitgevoerd. Het kostentoedelingsonderzoek 2014-2019 toont aan dat de ‘waardeverhoudingen’ van de verschillende categorieën zijn veranderd. Het algemeen bestuur neemt op basis van een aparte notitie een besluit over de kostentoedelingsverordening. Alle in het MP opgenomen tabellen zijn gebaseerd op de kostendeling zoals die geldt voor 2013.
MP 2014-2018
30
5.5. Stelposten en bezuinigingen Dit MP bevat een aantal stelposten afkomstig uit eerdere MP’s die nog gerealiseerd moeten worden. Bij de meeste stelposten was de wijze van invullen al eerder geduid. Hieronder wordt kort geduid hoe de stelpost “aanvullende taakstelling organisatie” wordt ingevuld. Daarnaast wordt een kort overzicht gegeven van de bezuinigingen naar kostensoort in de periode 2010-2018. Ingerekende stelposten Tot en met 2018 is voor een totaal van structureel € 5,6 aan stelposten opgenomen. Dit betreffen posten waarvan de concrete invulling nog niet duidelijk is. In onderstaand overzicht is samengevat om welke stelposten het gaat, met daarbij een bronvermelding van het document waarin meer informatie over de betreffende stelpost is opgenomen. (Bedragen * € 1.000)
Structureel
Bron
2014
2015
2016
2017
2018
Cum.
Watersysteembeheer Inkoop samenwerking
MP 2011-2015
-63
-125
-125
-125
-125
-563
Uitbreiden dienstverlening voor derden
MP 2013-2017
-50
-50
-100
-100
-100
-400
Samenwerking laboratorium
MP 2013-2017
0
-50
-50
-100
-100
-300
Aanvullende taakstelling
MP 2013-2017
0
-500
-1.000
-1.500
-1.500
-4.500
-113
-725
-1.275
-1.825
-1.825
-5.763
Stelposten WS Zuiveringsbeheer Inkoop samenwerking
MP 2013-2017
-62
-125
-125
-125
-125
-562
Integraal zuiveringsplan
MP 2013-2017
-200
-400
-500
-500
-500
-2.100
Samenwerking laboratorium
MP 2013-2017
0
-50
-50
-100
-100
-300
Slibverwerking
MP 2013-2017
0
-1.500
-1.500
-1.500
-1.500
-6.000
Aanvullende taakstelling
MP 2013-2017
0
-500
-1.000
-1.500
-1.500
-4.500
-262
-2.575
-3.175
-3.725
-3.725
-13.462
Stelposten ZB
De stelpost ‘Aanvullende taakstelling organisatie’ (opgenomen bij beide taken; structureel € 3 miljoen, cumulatief € 9 miljoen in de MP-periode) wordt met ca. € 3,6 miljoen (cumulatief) ingevuld door bezuinigingen als gevolg van het maatregelenpakket van dit MP. De resterende € 5,4 miljoen wordt gezocht in de aanvullende organisatiemaatregelen. Zie hiervoor paragraaf 4.1 In de paragrafen 2 van hoofdstuk 1 tot en met 4 zijn de maatregelen beschreven die kostenbesparingen in de MP-periode genereren. Dit betreft een combinatie van besparingen op personele lasten en op goederen & diensten. Een deel van deze maatregelen, die betrekking hebben op efficiënter werken, wordt gebruikt ter invulling van de stelpost ‘aanvullende taakstelling organisatie’. Ombuigingen Het is mogelijk geweest om belangrijke lastenverzwaringen als gevolg van toenemende investeringen en overdracht van taken op te vangen zonder grote stijgingen in de tarieven. In bijlage A is een overzicht opgenomen met de structurele gerealiseerde/ begrote ombuigingen voor de periode 20102018 gespecificeerd naar de kostensoorten personeel en overig. Dit betreft een overzicht van alle ombuigingen ongeacht de oorzaak. Zo kunnen ombuigingen het gevolg zijn van een veranderde taakinvulling, wijziging van beleid of van bijvoorbeeld de organisatieontwikkeling (efficiency). In onderstaande tabel is een samenvatting opgenomen van de tot nu toe gerealiseerde/ begrote structurele ombuigingen over de periode 2010 tot en met 2013.
MP 2014-2018
31
(Bedragen * € 1 miljoen)
2010
2011
2012
2013 Cumulatief
2010 2011 2012 2013
-2,1
-2,1 -3,9
-2,1 -3,9 -3,3
-2,1 -3,9 -3,3 -3,0
-8,4 -11,7 -6,6 -3,0
Structureel
-2,1
-6
-9,3
-12,3
-29,7
Uit bovenstaande tabel blijkt dat (miv 2010) in 2013 de lasten structureel € 12,3 miljoen lager zijn als gevolg van de ombuigingen. Over de periode 2010 tot en met 2013 is cumulatief € 29,7 miljoen omgebogen. In onderstaand overzicht zijn de ombuigingen voor de MP-periode opgenomen. (Bedragen * € 1 miljoen)
2014
2015
2016
2017
2018 Cumulatief
2014 2015 2016 2017 2018
-2,3
-2,3 -3,8
-2,3 -3,8 -1,5
-2,3 -3,8 -1,5 -1,6
-2,3 -3,8 -1,5 -1,6 -0,5
-11,5 -15,2 -4,5 -3,2 -0,5
Structureel
-2,3
-6,1
-7,6
-9,2
-9,7
-34,9
Uit voorgaand overzicht blijkt dat de lasten in 2014 nog eens structureel met € 2,3 zijn omgebogen ten opzichte van 2013. In 2018 zijn de lasten structureel € 9,7 miljoen lager dan 2013 als gevolg van de ombuigingen. (Van deze € 9,7 miljoen heeft € 5,6 miljoen betrekking op de ingerekende stelposten, zie paragraaf hierboven).
5.6. Overige financiële aspecten Een drietal zaken is voor dit en volgende MP’s van belang, namelijk de ontwikkelingen rondom het EMU-saldo, de ontwikkeling van de omvang van het vreemd vermogen, en de ontwikkelingen van de lasten en opbrengsten ná de MP-periode 2014-2018. EMU-saldo Het wetsvoorstel Houdbare overheidsfinanciën (Hof) is op 23 april 2013 door de Tweede Kamer aangenomen. Volgens het regeerakkoord zou het EMU-tekort van de decentrale overheden in de periode 2014-2017 in geleidelijke stappen moeten dalen naar 0,2% BBP in 2017. Naar aanleiding van oppositie van de belanghebbende is het huidige voorstel van het Kabinet om onderstaand saldopad (macronorm) voor decentrale overheden te hanteren: 2014: -0,5% 2015: -0,5% 2016: -0,4% 2017: -0,3% De Unie van Waterschappen (UvW) heeft dit vertaald naar een advies waarin EMU-referentiewaarden per waterschap zijn opgenomen. Deze EMU-referentiewaarde zijn in onderstaand overzicht verwerkt.
MP 2014-2018
32
(bedragen * € 1 miljoen)
2014
2015
2016
2017
2018
Exploitatiesaldo Afschrijvingslasten mutaties reserves en voorzieningen Investeringsuitgaven EMU-saldo
-4,6 26,5 0,6 -47,9 -25,4
-2,5 29,2 0,6 -62,2 -35,0
-1,8 31,7 0,6 -73,5 -43,1
-2,9 35,4 0,6 -54,7 -21,6
-3,5 37,6 0,6 -57,2 -22,5
EMU-norm (referentiewaarde)
-19,7
-20,2
-17,8
-15,2
-15,2
-5,7
-14,8
-25,3
-6,4
-7,3
Onder/Overschrijding EMU ref. waarde
Zoals blijkt uit voorgaand overzicht wordt gedurende de gehele MP-periode de EMU-norm overschreden. Zoals echter opgenomen in het advies van de UvW is er voor het kabinet geen aanleiding in te zoomen op sectoren en dus zeker niet op individuele overheden zolang de bovenstaande macronorm niet wordt overschreden. De individuele EMU-referentiewaarden zijn vooral bedoeld als richtsnoer voor het toegestane tekort op het niveau van individuele overheden. Zoals geadviseerd door de UvW dient een waterschap wel te kijken naar zijn EMU-saldo, maar de referentiewaarde niet als absolute sturingsvariabele te hanteren en dus ook niet ‘op de euro nauwkeurig’ gaan zorgen dat de eigen EMUsaldi in de verschillende jaren in overeenstemming worden gebracht met de referentiewaarden. In 2015 wordt in bestuurlijk overleg op grond van een evaluatie bezien of de geprojecteerde daling in 2016 en 2017 verantwoord en mogelijk is. Indien er dan sprake is van een dreigende overschrijding wordt er via bestuurlijk overleg maatregelen genomen teneinde het meerjarenperspectief te laten voldoen aan de norm. Het in het wetsvoorstel opgenomen sanctie-instrument richting de decentrale overheden zal gedurende de kabinetsperiode niet worden toegepast behalve als Europa een sanctie oplegt aan Nederland. Ontwikkeling omvang vreemd vermogen Gezien de investeringen waarvoor we de komende jaren staan gaan de kapitaalslasten (rente- en afschrijvingslasten) een groter onderdeel uitmaken van de exploitatiebegroting en zal de leningportefeuille toenemen. Het bestuur heeft discussie gevoerd over het hanteren van een schuldenplafond. Redenen om een schuldenplafond te hanteren zijn onder meer het beperken van het doorschuiven van lasten naar toekomstige generaties, het beperken van het renterisico (bij een schuld van € 400 miljoen heeft een stijging van de rente met 1% een negatief structureel effect van € 4 miljoen op de exploitatie), en de invloed van investeringen op het EMU-saldo. Het hanteren van een schuldenplafond kan betekenen dat WF meer zaken in exploitatie moet nemen die aldus leiden tot extra tariefstijgingen. Er van uit gaande dat Wetterskip Fryslân geen overbodige investeringen doet, is het temporiseren van investeringen hooguit een oplossing voor de korte termijn, die later weer moet worden ingelopen. Bij de gedachtenvorming rondom een eventueel schuldenplafond kan dan ook een koppeling met een aantal kapitaalintensieve projecten als Assetmanagement en toekomstbestendig watersysteem worden gemaakt. Tot die tijd blijven we de schuldenpositie nauwlettend volgen. In navolgende grafiek is een indicatie opgenomen van de ontwikkeling van de schuld (vreemd vermogen, zowel lang als kort). Hierbij is ervan uitgegaan dat een negatief exploitatiesaldo niet wordt gefinancierd met vreemd vermogen.
MP 2014-2018
33
In 2021 bereikt de schuld een maximum van € 458 miljoen. Als de rente structureel, voor een langere periode met 1% stijgt dan nemen de rentelasten geleidelijk aan toe met € 4,5 miljoen. Lange termijn ontwikkeling Bij een jaarlijkse belastingopbrengststijging van 3,9% wordt, gedurende de MP-periode, weinig beroep gedaan op de algemene reserve. Gedurende de periode 2018 tot en met 2022 wordt, met een belastingopbrengststijging van jaarlijks 3,9% de algemene reserve afgebouwd tot de minimale norm. Met ingang van 2024 voldoet een belastingopbrengststijging van jaarlijks 2%. In onderstaande grafieken is deze ontwikkeling weergegeven.
Watersysteembeheer (Bedragen * € 1 miljoen)
130,0 120,0 110,0 100,0 90,0 80,0 70,0 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022 2023 2024 2025 2026 2027 2028 2029 2030 Netto lasten
Netto opbrengsten
Ontwikkeling algemene reserve, WS (Bedragen * € 1 miljoen)
20,0 15,0 10,0 5,0
0,0 -5,0
2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022 2023 2024 2025 2026 2027 2028 2029 2030
-10,0 Stand per 31 december
Norm
MP 2014-2018
Zuiveringsbeheer Gedurende de MP-periode zijn de lasten redelijk in balans met de opbrengsten. Met ingang van 2019 is gerekend met een belastingopbrengststijging van jaarlijks 1,5% en met ingang van 2022 met 1,3%.
.
5.7. Risicoparagraaf Met dit MP wordt maximaal ingezet op het handhaven van het huidige kwaliteitsniveau met daarnaast het beperken van de lastenstijging. Dit MP kent een aantal risico’s waardoor de lasten toch hoger kunnen uitvallen dan geraamd, namelijk: Lastenontwikkeling mede afhankelijk van afspraken op landelijk niveau: De lastenontwikkeling is mede afhankelijk van afspraken op landelijk niveau, bijvoorbeeld de cao-afspraken, de indexering van het nHWBP, het EMU-saldo en landelijke fondsvorming voor de APPA-pensioenen. Op deze afspraken kan Wetterskip Fryslân via de Unie van Waterschappen invloed uitoefenen. De uitkomsten zullen zo mogelijk in de uitwerking van de begroting worden meegenomen. Wanneer de consequenties nog niet voldoende concreet zijn, zal dit een plaats krijgen in de risicoparagraaf van de begroting 2014. Dat geldt eveneens voor nog andere op dit moment niet voorziene ontwikkelingen. Voor het opvangen van deze en andere ontwikkelingen is een stelpost van € 0,4 miljoen opgenomen. Renterisico: De rentelasten voor het begrotingsjaar 2013 zijn in de begroting 2013 geraamd op €11,6 miljoen. Zoals in dit MP wordt beschreven wordt de komende tijd een rentebeleid vormgegeven waarbij WF op termijn leningen afsluit; op die manier wordt het risico van rentestijgingen voor een belangrijk deel afgedekt. Desalniettemin geldt dat als de rente voor een langere periode structureel op een hoger niveau terechtkomt, het aandeel van de rentelasten in de begroting zal toenemen.
34
MP 2014-2018
Haalbaarheid van aanvullende bezuinigingen en stelposten: Voor de periode 2014-2018 wordt € 9,7 miljoen aan structurele bezuinigingen geraamd. Van deze € 9,7 miljoen heeft € 5,6 miljoen betrekking op de ingerekende stelposten. Van de ingerekende stelposten (structureel € 5,6 miljoen) heeft € 3 miljoen betrekking op de ‘aanvullende taakstelling organisatie’ zijnde personeel. De flexibele schil (tijdelijke contracten, inhuurbudgetten) is bij eerder bezuinigingsrondes al tot het minimum teruggebracht. Het is een stevige opgave voor bestuur, directie en management om deze verdere bezuinigingen daadwerkelijk te realiseren. Als in de eerste helft van 2014 wordt gekozen de organisatiemaatregelen (reorganisatie) daadwerkelijk uit te voeren, dan is hiervoor een voorziening nog voor de uitvoering van het sociaal statuut. De omvang van deze voorziening is nog niet bekend en derhalve niet meegenomen in het MP. Het doorvoeren van een organisatieontwikkeling/reorganisatie brengt kosten met zich mee. De hoogte hiervan is op dit moment niet aan te geven, en is in dit MP niet meegerekend. Bij de afbouw van het Waterschapshuis zijn ook frictiekosten door afbouw fte’s. De gevolgen van deze kosten zijn op dit moment niet bekend en niet meegenomen in dit MP.
35
MP 2014-2018
Bijlagen Bijlage A: Historisch perspectief, maatschappelijke ontwikkelingen en bezuinigingen Historisch perspectief Wetterskip Fryslân is als integraal waterschap in 2004 van start gegaan. Meer dan negen jaar waterschap, waarbij er vanaf het begin een focus was op een gematigde ontwikkeling van de waterschapsbelastingen. Gedurende deze periode hebben zich op tal van terreinen ontwikkelingen voorgedaan die ook van invloed zijn (geweest) op de financiële huishouding. Hieronder wordt daarvan een korte schets gegeven. Fusie: Per 1 januari 2004 zijn de toenmalige zes Friese waterschappen gefuseerd tot het huidige Wetterskip Fryslân. De bestuurlijke en financiële lasten van het herstelprogramma Oevers en Kaden was van dermate grote omvang dat deze beter gedragen konden worden door één organisatie. Met de fusie is een herkenbaar waterschap ontstaan voor de provincie Fryslân en een deel van de provincie Groningen (Westerkwartier). Bij de fusie zijn zes organisaties tot één gemaakt waarbij tegelijkertijd doelen als een betere samenhang, een grotere bestuurskracht, hogere kwaliteit en een efficiëntere organisatie gehaald werden. WF2007: In het voorjaar van 2007 is de organisatie gereorganiseerd, waarbij de aanvankelijke districtsstructuur plaats maakte voor één organisatie in Leeuwarden. De hernieuwde positiebepaling resulteerde tot een zelfbewustere en pro-actievere organisatie die zich meer is gaan richten op samenwerking en van buiten naar binnen denken en doen. Met de breed inzetbare deskundigheid is WF meer de regierol gaan voeren vanuit het watersysteem- en waterketenbeheer binnen maatschappelijke processen. 8% efficiencytaakstelling: In het kader van efficiency- en kwaliteitsdoelstellingen is in 2007 een reorganisatie gerealiseerd. Het accent van de reorganisatie lag mede op jaarlijks te realiseren structurele efficiencykorting van 2% over een periode van vier jaar. In totaal is tot en met 2009 € 8 miljoen structureel aan efficiency voorstellen gerealiseerd. Waterschapswet: Het jaar 2008 stond voor WF in het teken van de inwerkingtreding van de nieuwe Waterschapswet. Dit had concrete gevolgen voor onder andere het bestuur, de verkiezingen, de financiering en verslaggevingregels. De nieuwe Waterschapswet heeft ook gezorgd voor een gewijzigde taakinvulling inclusief kostentoedeling. Ook de Waterwet is van kracht geworden, waarbij het uitgangspunt was dat alle watertaken bij de waterschappen zouden liggen. Dit leidde onder andere tot de overdracht van het grondwaterbeheer. Organisatieontwikkeling: In 2008 is een eerste aanzet gegeven voor een concernbreed verbeter- en ontwikkeltraject waarbij WF zichzelf blijvend en voortdurend wil verbeteren. In 2010 heeft dit geresulteerd in het bedrijfsmodel en in 2011 is dat vertaald naar het programmaplan organisatieontwikkeling, waarbij het de bedoeling is de organisatie in te richten volgens de principes van procesgericht werken. Dividend uitkering: Door de verscherpte norm voor banken (Basel III) is de dividend uitkering van de Nederlandse Waterschapsbank (structureel € 2,3 miljoen) per 2011 komen te vervallen. Verkenningen: Met ingang van 2010 laten de effecten van de economische crisis zich gelden. Daarnaast wordt WF geconfronteerd met exploitatiekosten van nieuwe taken, oplopende investeringslasten en opgelegde bezuinigingsmaatregelen vanuit het Rijk. Om de tariefsverhogingen te beperken zijn over de hele breedte van het taakveld de mogelijke maatregelen verkend. Deze Verkenningen hebben geresulteerd in een MP met tal van maatregelen, waaronder het instellen van een plafond voor personele lasten. Bestuursakkoord Water: Het Bestuursakkoord Water (2011) is één van de vijf onderdelen die vallen onder het Hoofdlijnenakkoord tussen rijk en decentrale overheden over decentralisatie. Het Bestuursakkoord Water heeft als uitgangspunt dat rijk, provincies, gemeenten, waterschappen en drinkwaterbedrijven zich beperken tot hun kerntaken. In de discussies wordt het waterschap meer en meer gezien als de integrale beheerder van zowel oppervlakte- als grondwater. In dat
36
MP 2014-2018
37
kader zijn de lasten van het bestrijden van de muskusratten en een bijdrage aan het hoogwater beschermingsprogramma ten laste van Wetterskip Fryslân gekomen. Maatschappelijke ontwikkelingen
Krimp: De komende decennia zal de bevolkingsomvang in Fryslân af gaan nemen, mogelijk in combinatie met afname van het aantal bedrijven (met name in de landbouw). Schaalvergroting & intensivering van het grondgebruik in de landbouw versterken de drang tot optimalisatie van de waterhuishouding. Het optimalisatieproces leidt tot meer infrastructuur waardoor de kosten van het watersysteem verder oplopen, incl. de personeelsinzet voor onderhoud en beheer. De acceptatie van (water-)overlast neemt af, terwijl de mondigheid en inbreng van ingelanden, mede door sociale media merkbaar toeneemt. Maaivelddaling vormt reeds een actueel probleem maar zal de komende decennia als gevolg van voortgaande ontwatering (veengebieden) en delfstoffenwinning (olie, gas, zout) voort blijven duren met vergaande consequenties voor het watersysteem. Klimaat: Het klimaat zal de komende decennia veranderen. In afwachting van nieuwe scenario’s wordt vooralsnog uitgegaan van het middenscenario (KNMI 2007?). De neerslagintensiteit neemt in 2030 toe met 6% in de vorm van zowel buiige als langdurige neerslag. De frequenties van buien en langdurige neerslag blijven gelijk: m.a.w. het zal in de toekomst net zo vaak regenen als nu maar áls het regent, dan regent het harder. Wel zal de verdamping toenemen met 2,4% in 2030. De zeespiegel zal in 2030 met 15 cm zijn gestegen. Terugtredende overheid: op verschillende terreinen en werkvelden laten overheden in Nederland meer verantwoordelijkheid bij de burger, doel- en belangenorganisaties. De overheden ontzorgen de burgers minder en bieden burgers en bedrijfsleven de gelegenheid hierin zelf initiatieven te ontplooien. Daarnaast is er sprake van steeds meer marktwerking binnen de overheid, incl. nieuwe aanbestedingsvormen en samenwerkingsverbanden tussen overheden, burgers en bedrijven.
Bezuinigingen Hierna zijn de bezuinigingen voor de periode 2010 t/m 2018 weergegeven. Met betrekking tot de jaren 2010 t/m 2012 zijn de bezuinigingen gerealiseerd. Met betrekking tot de jaren 2013 t/m 2018 zijn de bezuinigingen begroot. Opgenomen zijn alle bezuinigingen ongeacht de oorzaak van de bezuiniging. Zo kunnen bezuinigingen het gevolg zijn van een veranderde taakinvulling, wijziging van beleid of van bijvoorbeeld de organisatieontwikkeling. Onderstaand overzicht betreft een samenvatting van de structurele bezuinigingen. Periode 2010 tot en met 2013 (Bedragen * € 1 miljoen)
2010
2011
2012
2013 Cumulatief
2010 2011 2012 2013
-2,1
-2,1 -3,9
-2,1 -3,9 -3,3
-2,1 -3,9 -3,3 -3,0
-8,4 -11,7 -6,6 -3,0
Structureel
-2,1
-6
-9,3
-12,3
-29,7
Uit bovenstaande tabel blijkt dat (miv 2010) in 2013 de lasten structureel € 12,3 miljoen lager zijn als gevolg van de ombuigingen. Over de periode 2010 tot en met 2013 is cumulatief € 29,7 miljoen omgebogen.
MP 2014-2018
38
Periode 2014 tot en met 2018 (MP-periode) (Bedragen * € 1 miljoen)
2014
2015
2016
2017
2018 Cumulatief
2014 2015 2016 2017 2018
-2,3
-2,3 -3,8
-2,3 -3,8 -1,5
-2,3 -3,8 -1,5 -1,6
-2,3 -3,8 -1,5 -1,6 -0,5
-11,5 -15,2 -4,5 -3,2 -0,5
Structureel
-2,3
-6,1
-7,6
-9,2
-9,7
-34,9
Uit bovenstaand overzicht blijkt dat de lasten in 2014 nog eens structureel met € 2,3 zijn omgebogen ten opzichte van 2013. In 2018 zijn de lasten structureel € 9,7 miljoen lager dan 2013 als gevolg van de ombuigingen. (Van deze € 9,7 miljoen heeft € 5,6 miljoen betrekking op de ingerekende stelposten)
MP 2014-2018
39
Bijlage B: Overdracht taken De geschetste ontwikkelingen hebben tot gevolg gehad dat de laatste jaren steeds meer taken aan het waterschap zijn overgedragen, veelal zonder dat daarvoor een financiële compensatie was. In tabel 3 is een overzicht gegeven van de lastenverzwaring als gevolg van de overdracht van taken. Hierin is ook het wegvallen van het dividend (verminderde inkomsten) in beeld gebracht. Tabel 3: lastenverzwaring als gevolg van overdracht van taken (bedragen * € 1 miljoen)
2013
Op termijn 2018
Financiering Muskusrattenbestrijding
2,2
2,2
Financiering HWBP (excl. 10% eigen investering)
2,9
6,1
Beheer zandige kust
0,1
0,1
Grondwaterbeheer
0,1
0,1
Zwemwater
pm
pm
0
0
subtotaal lastenverzwaring agv taakoverdracht
5,3
8,5
Wegvallen dividenduitkering
2,3
2,3
subtotaal inkomstenderving
2,3
2,3
totaal
7,6
10,8
Vaarwegbeheer
De gemiddelde tariefstijging blijft nog steeds beneden de 4 %. Het niveau van de tarieven zou op basis van deze getallen ongeveer 7 % hoger liggen dan het huidige niveau. Investeringsprogramma’s In de loop der tijd zijn er diverse investeringsprogramma’s gestart die van invloed zijn op de uitgaven. Het gaat hierbij onder andere om: - herstelplan oevers en kaden; - vervanging gemalen; - waterzuiveringtechnische werken; - kaderrichtlijn water Met name de eerste twee programma’s leiden tot jaarlijks stijgende afschrijvingslasten, omdat bij deze programma’s geen sprake is van vrijval van bestaande activa. Hierdoor nemen de netto lasten jaar in jaar uit structureel toe. Voor het herstel plan oevers en kaden komt dit door achterstallig onderhoud opgebouwd in de vorige eeuw en noodzakelijke ophoging om de effecten van de klimaatontwikkeling op te vangen. Voor de gemalen geldt dat veel van de gemalen die vervangen moeten worden destijds in het kader van de landinrichting zijn aangelegd en op de balans dus geen waarde hebben. Ook de meer recente investeringsprogramma’s zoals in het kader van het stedelijke waterbeheer, de maatregelen afkomstig uit de watergebiedsplannen, VBA en de waterzuivering hebben de komende jaren stijgende afschrijvingslasten tot gevolg.
MP 2014-2018
40
Bijlage C: Overzicht mutaties bestaande budgetten Naast de maatregelen bediscussieerd in het algemeen bestuur vinden er nog andere ontwikkelingen plaats die hun uitwerking moeten krijgen in het MP 2014-2018. Deze ontwikkelingen groter dan € 50.000 zijn opgenomen per programma in de hoofdstukken 1 tot en met 4. Hieronder is een verdere specificatie opgenomen van de posten kleiner dan € 50.000. Waterveiligheid, overig (Bedragen * € 1.000)
Verlaging opbrengsten pachtpercelen Deltaplan agrarisch waterbeheer
2014
2015
2016
2017
2018
30 40
30 20
30 0
30 0
30 0
70
50
30
30
30
2014
2015
2016
2017
2018
40 0 45 -45
15 -50 0 -45
-5 -50 0 -45
-5 -50 0 -45
-5 -50 0 -45
40
-80
-100
-100
-100
2014 35 47 -29 53
2015 35 65 -119 -19
2016 35 83 -130 -12
2017 35 102 -148 -11
2018 35 102 -70 67
Voldoende water, overig (Bedragen * € 1.000)
KRW-stroomgebiedbeheerplan 2016-2021 Beheer buitendijkse gebieden Procesondersteuning Waterbeheerplan Beheer, diverse lagere kosten
Organisatie, overig (Bedragen * € 1.000)
Verhoging assurantiebelasting 9,7% naar 21% Oninbaar Hefpunt
MP 2014-2018
41
Bijlage D: suggesties AB en DB In onderstaande tabel is op hoofdlijnen aangegeven welke maatregelen door het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur zijn ingebracht en welk vervolg deze inbreng heeft gekregen. Daarbij zijn drie categorieën onderscheiden, namelijk: - “Verwerkt in MP”: de inbreng is – als maatregel of anderszins - verwerkt in het MP; - “Wordt meegenomen in uitvoering/vervolgtraject”: de inbreng krijgt een plek in de uitvoering of wordt meegenomen in een vervolgtraject; de belangrijkste vervolgtrajecten zijn: het Project Toekomstbestendig watersysteem, het project Assetmanagement, de verkenningen samenwerkingen en de organisatiemaatregelen. - “Niet opgenomen”: de inbreng krijgt geen verder vervolg. In een enkel geval zijn kruisjes geplaatst bij meerdere kolommen, bijvoorbeeld als de inbreng deels een plek heeft gekregen in het MP en wordt meegenomen in de uitvoering / vervolgtraject. Inbreng / maatregel
Verwerkt in MP
Wordt meegenomen in vervolgtraject
Inbreng algemeen bestuur 1. Wat heeft de overgang van een uitvoerende organisatie naar een meer regievoerende organisatie financieel opgeleverd. Het concept moet verder worden uitgerold (CDA). 2. Het sturen op netto personeelslasten is hierbij een goed instrument. De afweging voor zelf doen of uitbesteden van projecten kan beter worden gedaan en geeft tevens meer vrijheid voor het management (CDA). 3. Overtollig personeel moet daar waar dat mogelijk is worden gedetacheerd. Is dit niet mogelijk dan zal afscheid genomen moeten worden (CDA). 4. Onderzocht moet worden waar overlap zit tussen de taken van de verschillende overheden. Het terugdringen hiervan moet financieel worden vertaald (CDA). 5. Bij overleggen en besprekingen kan er bespaard worden op ambtelijke ondersteuning (CDA). 6. Zijn er nog efficiency mogelijkheden in de organisatie? (WAW) - Versnelde OO - Bezetting HRM en Communicatie (zware overhead) - Huisvesting, kosten Crystallic (VVD 2012) - Regisserende organisatie, alleen expertise behouden? 7. Streven naar nullijn. LLB streeft naar een niveau waarbij de lasten minimaal stijgen. Niet alleen als kostenbeheersing van het Wetterskip, maar ook omdat er van de Friese bevolking geen extra bijdrage gevraagd kan worden in deze tijd van recessie. Omdat ( toekomstige) vervangingsinvesteringen een hogere druk geven op rente en afschrijvingen, moeten de additionele kosten ( o.a. personeelskosten, energiekosten) dalen. Zoveel mogelijk inzet eigen personeel.
x
x
x
x
x
x x x x x
Niet opgenomen
MP 2014-2018
Inbreng / maatregel
Verminderen van tussenniveau ‘s, overlap in functies, delegaties naar overleggen verminderen, vermindering van rayons en zuiveringskringen, muskusrattenvangers onderbrengen in organisatie bij rayons. (LLB). De VVD heeft in 2012 de vraag gesteld of er een scenario doorgerekend kan worden waarin de Personeelslasten bevroren worden tot en met 2017. 8. Bereken hoeveel ambtenaren nodig zijn voor de uitvoering van de niet wettelijk-/bestuurlijk noodzakelijke taken (WN). 9. Het is pijnlijk stil op het gebied van de stand van zaken van de aangekondigde aanpassing van het Bestuursakkoord door de collegepartijen. Wat is de huidige status van het Bestuursakkoord in de verlengde zittingsperiode van dit DB en wanneer wordt er een solide versie van een aangepast Bestuursakkoord aan het AB voorgelegd? (CU) 10. Geen geld, dan stoppen met investeren in niet kerntaken en niet wettelijke taken, zoals aanleg vispassages, KRW, stedelijk waterbeheer en zeker geen nieuwe taken meer overnemen (CDA). 11. Onze kerntaken zijn: veilig; voldoende; schoon. Daar staat het CDA voor (CDA). 12. Kunnen wij onze kerntaken op een andere wijze uitvoeren? 13. Wat zijn onze wettelijke taken? Wat zijn de minimale verplichtingen? Wat zijn de minimale kosten voor deze taken? (CDA) 14. Een beperkte kwaliteitsvermindering in de uitvoering in de kerntaken is voor het CDA bespreekbaar (CDA). 15. Het CDA is van mening dat, redenerend vanuit gespreide verantwoordelijkheid, volledige ontzorging van watertaken voor de ingelanden niet perse noodzakelijk is (CDA). 16. Welke verplichtingen/taken heeft WF vanuit wettelijke of bestuurlijke afspraken? Kan op papier aangegeven worden welke hier niet onder vallen? (WN) 17. Lappendeken van overlegstructuren in hetzelfde gebied. Hoeveel mensen zijn in externe processen betrokken bij lopende en nieuwe processen (WAW). 18. Nieuw Bestuursakkoord met provincie: wie doet wat, voorkom doublures en overleg, inzet FUMO (LLB). 19. CU is voorstander van ongewijzigde voortzetting van de met succes ingezette samenwerking op het gebied van waterprojecten in ontwikkelingslanden (o.a. Mozambique). Deelt het DB dit standpunt? (CU) 20. Open communicatie (LLB): - invoering mijnwaterschap.nl - andere verhouding tot boeren binnen de grenzen
42
Verwerkt in MP
Wordt meegenomen in vervolgtraject
x
x
x
x x x
x x
x
x
x x
x
Niet opgenomen
MP 2014-2018
Inbreng / maatregel
- meer eigen verantwoordelijkheid/ meer regelvrijheid - zelfbeheer en communicatie - invoering peilgrenzen 21. Investeren in verbeteren van de website (CDA) 22. CU is ook en juist in crisistijd voorstander van een krachtig voortgezet innovatiebeleid en handhaving van het jaarlijkse budget van € 500.000 voor de periode 2014-2018. Slimme innovaties kunnen immers bijdragen aan een nog efficiënter uitvoering van taken. Deelt het DB dit standpunt en ziet het DB kansen om dit ook voor de komende meerjarenperiode te concretiseren in de mate van rendement op termijn met realistische percentages op het gebied van (CU): a. Duurzaamheid b. Optimalisering afvalwaterzuivering c. Kringlopen en hergebruik van o.a. slib d. Innovatie in het watersysteem e. Nadere definiëring van maatschappelijke innovatie bijv. inzake jongereneducatie 23. Op korte termijn moet er geen sprake zijn van een separaat innovatiebudget. Hoogstens een beperkt budget. Huidig innovatiepakket is te ruim. Innovatie moet onderdeel uitmaken van het regulieren denken en werken. Niet zelf het wiel uitvinden als anderen dat al hebben gedaan (CDA). 24. Betere terugkoppeling over behaalde resultaten. Immers resultaten zijn een belangrijke toetssteen voor het vervolg van het innovatieprogramma (CDA). 25. Innovatie moet altijd gericht zijn op verbeteringen binnen de kerntaken van ons Wetterskip (CDA). 26. Taakstellend bij innovatie moet zijn dat het ook besparingen in financiële zin oplevert. Inzichtelijk maken welke ruimtebieders dit gaat opleveren (CDA). 27. Innovatiebudget behouden. 28. CDA bepleit een onderzoek naar een robuuster watersysteem. Leidt dit tot besparingen op de korte of middellange termijn? Voor de oplossing van de financiële uitdaging waar we nu voor staan, is het nog weinig relevant. Voor de langere termijn wellicht wel (CDA). 29. Robuuster watersysteem: Beter integraal en voor iedereen te doorgronden sturingsmodel wateroverlast. Forecast moet beter door windinvloed ook mee te nemen en via “rookpluim”- analyse in plaats van recht evenredigheid (LLB). 30. Afspraken over nieuw WHP: andere droogleggingsnorm (naar 60 cm). (LLB) 31. Dorps- en stadswater direct op de boezem lozen. Gebied Leeuwarden-Harlingen-Workum: verminderen van
43
Verwerkt in MP
Wordt meegenomen in vervolgtraject
Niet opgenomen
x x
x
x
x x
x x
x
x x
MP 2014-2018
Inbreng / maatregel
gemalen of koppelingen van gebieden. Normstelling verbeteren op biovergisters, dempingen en zware metalen (lood). (LLB) 32. Onderzoek naar een afstroming aan de westzijde van Fryslân (LLB). 33. Is extra waterberging wel noodzakelijk en wat zijn de te behalen financiële voordelen indien niet geïnvesteerd wordt in extra waterberging. Toelichting: 1% extra waterberging in de polder, waarbij het waterpeil 50 cm kan stijgen, geeft waterberging voor een regenbui van 5 mm. (VVD en Geborgde Zetels Bedrijven) 34. Minder berging bespreekpunt/functiebediening overeind houden? Uitgangspunt. (WAW) 35. Peilen niet lager vast te stellen dan voor de norm van de doelrealisatie noodzakelijk is (WN). 36. Bij kaderrichtlijn water is al genoeg gedaan. Tot 2015 de rem erop tenzij de subsidie er is en WF het toch zou doen. Natuurvriendelijke oevers niet meer in landbouwgebieden (LLB). 37. Wat is er in het kader van KRW kwantitatief en kwalitatief al gedaan? Welke maatregelen moeten nog worden uitgevoerd? Wat zijn de effecten op de kwaliteit van het oppervlaktewater? (CDA) 38. Hoe kijken Den Haag en Brussel nu tegen de KRW aan? Hoe gaan de waterschappen ermee om? Als er geen geld is dan na 2015 niet meer doorgaan met investeren (CDA). 39. In welke mate doorgaan met KRW na 2015? (WAW) 40. CU is voorstander van de soberst mogelijke versie van een toekomstig Lauwersmeergemaal, waarbij de consequenties voor O&K goed in beeld moeten worden gebracht. Hoe denkt het DB daar in het MP mee om te gaan en wanneer kunnen we daarover voorstellen tegemoet zien? (CU) 41. LLB: Gemaal/voortstuwer Lauwersoog: onderzoek naar bijdrage waterbeheersing Fryslân en op oevers en kaden. Voorts graag doorrekenen: 3 voortstuwers; 1 bij DNZ, 1 bij Harlingen, 1 bij Teroelsterkolk; capaciteit 40 m3/s, als dit niet mogelijk is; de grootste maat die mogelijk is. als voortstuwers niet voldoen dan pompen. Vragen: 1. Wat zijn de gevolgen voor het watersysteem? 2. Wat zijn de operationele kosten per etmaal als deze werkt? 3. Wat zijn de investeringen? En tenslotte: 1. Kan het Kollumerkanaal naar het PM kanaal ook benut worden voor waterafvoer en welke consequenties heeft dit
44
Verwerkt in MP
Wordt meegenomen in vervolgtraject
Niet opgenomen
x x
x x x
x
x
x
x x
x
x
MP 2014-2018
Inbreng / maatregel
dan? Moet het kanaal dan ook verbreed worden en hoeveel is de toevoer dan beter? Kosten kunnen meegenomen in project bij Provincie en hoeven niet te worden berekend. 2. Kan ook aangesloten worden bij de plannen van de Lorentz sluizen ( plannen vispassage) voor afvoer door een afwateringsmeer te maken vanaf de noordpier aan de Noordwaard bij Makkum naar de Lorentzsluizen (oostzijde). Meer kan dan afwateren via een van de sluizen in de Afsluitdijk. Toevoer is mogelijk via de Molkfeart en Van Panhuyskanaal? Wat zou dit kosten en is het technisch haalbaar? 42. Lauwersmeergemaal: Veiligheid is uitgangspunt, duidelijkheid in nut en noodzaak, uitgangspunt is soberste variant (pomp in doos), of sterk versoberen, of doelstellingen m.b.t. waterpeilbeheersing vertalen in een aantal functionele eisen, en deze middels een uitvraag aan de markt voor te leggen. (WAW) 43. Inzicht in wat we kunnen besparen op investeringen O&K, berging in boezem en retentiegebieden als we voor 2018 een modulair, sober gemaal hebben op Lauwersoog puur gericht op de veiligheid (CDA). 44. Wat kost bouwen in relatie tot O&K afweging budget (WAW) a. Is infrastructuur voldoende en toereikend voor toevoer gemaal b. Geen nieuwe onderzoeken helderheid richting Noorderzijlvest c. Pompen of Bergen? Rendement om doel overeind te houden (droge voeten) in beeld, malen heeft voorkeur WAW. d. 1 beheer voor Lauwersmeergebied, NZV samenvoegen met WF. 45. Oevers en Kaden investeringsprojecten worden teruggebracht tot onderhoudsituatie (LLB). 46. O&K projecten opnieuw bekijken. En waar het kan meer wateroverlast accepteren (WN). 47. Herziening regionale kaden als voortstuwers/gemalen ondersteuning brengen (LLB). 48. Verbetering van berging deelsystemen door verplicht aandeel van boeren en gemeenten (voor bebouwde kom) te vragen. Gemeenten aan watertoetsen houden (LLB). 49. In deze bestuursperiode een oplossing voor de Veenweideproblematiek. Aandringen op een snelle maar zorgvuldige besluitvorming bij de provincie )LLB). 50. Wel aan normopvulling doen in veenweidegebieden waar sprake is van bodemdaling (WN). 51. Poldergemalen: de criteria voor het herinvesteringsprogramma moeten worden heroverwogen. Herwaardering tegen vervangingswaarde, vervangingsdatum
45
Verwerkt in MP
Wordt meegenomen in vervolgtraject
x
x
x
x x x x
x
x x
Niet opgenomen
MP 2014-2018
Inbreng / maatregel
(revisiedatum). 52. Gemalen minder snel aanpakken. 53. Gebiedsplannen: maatwerk, gericht op toekomstige situatie, verzamelpoelen voor gemalen, invoering van “peil bepaalt functie”, drainage alleen als het samengestelde regelbare drainage is. Diepteontwatering tegengaan, verlaging van de droogleggingsnorm (LLB). 54. Natura-2000gebieden in een apart watergebiedsplan. Stoppen met de functie doorgeefluik voor de natuurterreinen. (LLB) 55. Gebiedsplannen effectief? Veel fte’s mee gemoeid, effect niet altijd zichtbaar (WAW). 56. Beheer en Onderhoudsniveau: meer zelf doen (WAW)? - Onderzoek de mogelijkheden voor beheer zelf uitvoeren (hoofdwatergangen- pilot?, onderhoud burgers) - Geef ook risico’s weer 57. IZB, wellicht te overwegen, dit geheel in 1 pakket te vermarkten (WAW). 58. Gemeenten deelgenoot maken in de zuivering/riolering, niet alleen in Súdwest-Fryslân. Richten op zuiveringskringen op toekomstige gemeenten resp. clustering van gemeenten. Aquario wordt hierin meegenomen ook de FUMO (LLB). 59. Zuiveringen moeten zich richten op energie en efficiency. Studies moeten gehouden worden als er uitzicht is op resultaat. Innovatie in zuiveringen beter beheersen. Verschil tussen verwerkte en in rekening gebrachte vervuilingseenheden verkleinen (LLB). 59a. Kan het Beheer en bedrijfsresultatenrapport van het cluster Waterzuiveringen omstreeks maart klaar zijn. 59b. Hoe zit het met de afkoop van persleidingen en wat zijn de kosten hiervan? 59c. Waarom is het onderhoud in de gemeente Opsterland anders geregeld dan in de ander gemeenten? 59d. Kan het verschil tussen de binnenkomende hoeveelheid VE’s bij de RWZI’s en de in rekening gebracht aantal VE’s worden verhaald bij de vervuilers? 60. Inzet WF in waterketenbedrijf – kosten in de hand (WAW). 61. Zuivering overbrengen naar waterketen (met besparingspotentieel). (WAW) 62. Efficiencyslag zuivering: streven naar de nullijn. Kijken naar mogelijkheden overheveling kosten watersysteem naar zuivering. 62.a Uit het rapport "Beheers- en bedrijfsresultaten zuiveringstechnische werken 2010" blijkt het volgende: Het energieverbruik binnen de zuivering ligt op een relatief hoog niveau van rond de 33 kWh/i.e.
46
Verwerkt in MP
Wordt meegenomen in vervolgtraject
Niet opgenomen
x x
x
x x
x x
x
x x x x
x x x
x
x
MP 2014-2018
Inbreng / maatregel
Tussen 2005 en 2010 is het energieverbruik met slechts 3,5 % gedaald. Uitgaande van 2 % per jaar had in die periode de reductie iets meer dan 10 % moeten bedragen. In de periode 2001-2010 zijn de kosten per verwijderde TZV i.e. 150 met bijna 12 % gestegen De kosten per geheven v.e. zijn in die periode met bijna 30 % gestegen. Bovenstaande geeft ons inziens de noodzaak aan tot bezuinigingen binnen Zuiveringstechnische werken. Tijdens de informele AB-bijeenkomst van 6 maart 2012 te Eernewoude is door de organisatie aangegeven dat er besparingsmogelijkheden zijn binnen de zuivering en de slibketen. Wij onderschrijven dit. Vraagstelling Wij zouden graag de volgende scenario's doorgerekend zien (april 2012): Kosten zuiveringsbeheer in 2013 en 2014 op de nullijn, en in 2015 en 2016 een reductie van 5% per jaar en in 2017 en verder een reductie van 10 % per jaar. Energiebesparing van 3% per jaar in 2013 en 2014 en een besparing van 5 % per jaar in 2015, 2016 en 2017, en al het zuiveringsslib wordt vergist (potentiële energie efficiencyverbetering van 14 %) 62.b bron: memo van DB aan AB van 5 april 2012 “beantwoording vragen AB fracties n.a.v. 6 maart 2012”, (VVD en Geborgde Zetels Bedrijven) Toelichting Door het laboratorium samen te voegen met bijvoorbeeld Vitens of wellicht wel Friesland Campina, zou een kostenbesparing gerealiseerd kunnen worden. Daarnaast zou de vrijgekomen laboratoriumruimte geschikt gemaakt kunnen worden als kantoorruimte (zie discussie hierboven) Vraagstelling Mogelijke besparingen graag doorrekenen. 63. Stedelijk waterbeheer: kosten in beeld? (WAW) 64. Welk veiligheidsniveau vinden we als WF nog aanvaardbaar, niet alleen rekening houdend met de laatst mogelijke lasten voor de burger, maar ook met de minst mogelijke klachten van diezelfde burger, als er zich weer eens een bijna calamiteit voordoet? (CU) 65. CDA staat voor een harde aanpak van illegale lozingen. (CDA) 66. Wat is de insteek van het DB bij het onderhandelingsakkoord over de financiële maatregelen uit het Regeerakkoord? Wat zijn de consequenties daarvan voor WF van 2014-2018. (CU) 67. CU is voorstander van een zo sober mogelijk leningenbeleid, ook nu de rentestand laag is.
47
Verwerkt in MP
Wordt meegenomen in vervolgtraject
Niet opgenomen
x
x
x
x x
x x
x
MP 2014-2018
Inbreng / maatregel
Alleen als het echt moet en voordelig voor WF is, maar wel terughoudend. Is het DB het daarmee eens en zo ja, hoe ziet het beleid er dan uit voor 2014-2018. (CU) 68. Sluitende begroting zonder dekking uit reserves eind 2015 omdat het jaarlijks resultaat ieder jaar van 2013-2017 € 6 miljoen is. (CDA) 69. Belastingstijging max. inflatiepercentage waarbij zij opgemerkt dat voor zeer bijzondere investeringen zoals gemaal Lauwersoog een eenmalige verhoging voor het CDA bespreekbaar is. (CDA) 70. Onderzoek naar verantwoorde verlenging van afschrijvingstermijnen. Gaarne inzicht in vaste component afschrijving en rentelasten voor de komende jaren tot 2025 (CDA). 71. Zuiveringsbeheer moet een beheerssituatie zijn en meer opbrengsten genereren: reststoffen zijn geen afval maar grondstoffen (CDA). 72. Risico van rentestijging moet in risicoparagraaf worden opgenomen (CDA). 73. Financiën dienen helder, transparant en op orde te zijn. Hieronder valt ook een heldere en duidelijke risicoparagraaf (CDA). 74. Er moet een maximaal schuldenplafond worden afgesproken, los van de Wet Hof, bijv. € 450 mln. (CDA) 75. nHWBP verwerken in exploitatie, zoals we al eerder hebben voorgesteld (CDA). 76. Als er geen knoppen meer zijn om aan te draaien en onze financiële kaders zijn niet gehaald dan resteren 2 mogelijkheden: draaien aan de knoppen P&O en G&D met een voorkeur voor die laatste knop. Per kerntaak een taakstellende bezuiniging bepalen teneinde binnen de financiële kaders te komen. Dit kan weleens noodzakelijk zijn gelet op de korte tijdspanne tot juli. Op deze manier ontstaat ruimte om na juli de bezuinigingen nader uit te werken. (CDA) 77. Aan welke knoppen kan nog gedraaid worden. Wet HOF is geconcretiseerd, schatkistbankieren is nu verplicht voor alle overheden. BTW compensatiefonds blijft intact. Wat zijn de consequenties voor het MP (WAW). 78. Externe effecten (HOF) vooralsnog apart bezien/transparante discussie. Kijk naar de autonome ontwikkeling + extra taken: effect op ontwikkeling getallen. Hoeveel ruimte wordt er nog geboden? 79. Zuivering overbrengen naar waterketen (met besparingspotentieel). (WAW) 80. Rente + afschrijving zijn 30% van begroting en vertonen stijgende lijn, wat zijn de mogelijkheden om WAW): a. Investeringskosten meer ten laste van de exploitatie te brengen
48
Verwerkt in MP
Wordt meegenomen in vervolgtraject
Niet opgenomen
x
x
x
x
x x x
x
x
x x
MP 2014-2018
Inbreng / maatregel
b. Mogelijkheden kort en lang financiering: afdekken&risico’s in beeld c. Toekomst reservebeleid 81. Efficiencyslag zuivering: streven naar de nullijn. Kijken naar mogelijkheden overheveling kosten watersysteem naar zuivering. (WAW) 82. Maximaal inzetten op de bijdrage van zuivering aan de watersysteemtaak . (CDA) 83. Inflatie als basis tariefstijging (WAW) . 84. Gebruik reserves tot wettelijke norm (WAW) . 85. Bijdrage Hefpunt nader bezien (besparing van 10% lijkt mogelijk). (CDA) 86. WF moet een ondernemend waterschap zijn: resultaatgericht, risicobeheersend. Andere houdingen: normerend, voorschrijvend, consistent, afdwingbaar, verbindend, inspirerend, stimulerend, visionair, kwaliteit van landschap en natuur verbeteren (LLB). 87. De CU wil graag scenario’s in beeld hebben van de gevolgen van verdere bezuinigingen- voor de wettelijke waterschapstaken op het gebied van waterveiligheid, waterkwantiteit en waterkwaliteit, personeelsbeleid, alsmede voor de toekenning van subsidies en bijdragen van derden (andere overheden en organisaties). Graag een helder overzicht voor de periode 2014-2018. (CU) 88. Planvorming en heroriëntatie plannen voor 2014 voor de periode 2015-2021. Terugrekenen vanuit de vier (gewenste, actuele) EKR-scores naar de 9 sleutelfactoren naar (aangepaste) maatregelen en inzet. Dan de uitvoering leggen in de tijd. (LLB) 89. Lange termijn inzet: streven naar beheerssituatie over 15-20 jaar.
49
Verwerkt in MP
Wordt meegenomen in vervolgtraject
Niet opgenomen
x
x x x x x
x
x
x
Uit bovenstaande lijst heeft het DB een pakket met ruim veertig concrete maatregelen samengesteld, onderverdeeld in twee scenario’s. Deze maatregelen zijn gepresenteerd in het AB. Per maatregel wordt aangegeven wat het vervolg is geweest. Maatregelen MP inbreng dagelijks bestuur
Scenario 1 1. Huisvesting 2. Bijdrage Waterschapshuis 3. Bestuurlijk onvoorzien halveren 4. Bestuurlijke faciliteiten 5. Informatievoorziening 7. Waterketenbedrijf
Verwerkt in MP
x x x x x x
Wordt meegenomen in vervolgtraject
Niet opgenomen
MP 2014-2018
Maatregelen MP inbreng dagelijks bestuur
8. Vergoedingen baggeren, optie 2 9. Onderhoud PK, optie 2 10. Onderhoud Bildtdijk 11. Distelproef 12. Legger 13. Extensiveren schouw 14. Budget knelpunten watersysteem 15. Baggeren, optie 2 16.Maatregelen klimaatontwikkeling 17. Provinciale norm wateroverlast 18. Peilschalen 19. Peilvakken samenvoegen 20. KRW 21. Aankoop grond primaire keringen 22. Toepassing veiligheidsnorm kaden 23. Gebiedsontwikkelingen 24. Overname stedelijk water 25. Directe lozingen 26. Pilot beheervisserij 27. Budget knelpunten zuiveren Scenario 2 8. Vergoedingen baggeren, optie 1 9. Onderhoud PK, optie 1 15. Baggeren, optie 1 28. Norm hoofdwatergangen 29. Beheer en onderhoud kleine gemalen 30. Lokale kaden 6. Leges 36. Innovatiebudget beperken 37. Leges watertoetsen 38. Peilbesluiten 40. Illegale dempingen 41. Afzien Gemaal Vijfhuizen 42. Vervangingsinvesteringen gemalen 43. Toezicht indirecte lozingen Invulling stelposten 33. Slibstrategie 34. IZP 35. Transportstelsel afvalwater 39. Watergebiedsplannen
50
Verwerkt in MP
Wordt meegenomen in vervolgtraject x x
Niet opgenomen
x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x