jaargang 10 | maart 2011
LOVAH bulletin Nieuws, info en achtergronden voor alle aios huisartsgeneeskunde
Opleiding en onderwijs nader bekeken Meten is weten! | Je hebt onderwijzen en je hebt leren | Nieuw jaar, nieuwe voorzitter | WONCA 2011 | De Werkgroep Onderwijs: voor een (nog) betere opleiding | Regionale verschillen | Aios-selectie nieuwe stijl? | Interview Prof. dr. C. van Weel | 100 jaar huisartsopleider | Bij de SBOH staat de aios centraal | Beachvolleybaldag 2011 | HVRC en visitatie van opleidingsinstituten | Winnaar nominatie beste HAO 2011: Paul de Breet | Interview Prof. dr. J.F.M. Metsemakers | Interview Kees van der Post | Gezondheidsrisicotest.nl | ‘De huisarts geketend of ontketend’ | Opleiding bijna afgerond; b estemming bereikt? LOVAH BULLETIN | maart 2011
1
2
LOVAH BULLETIN | maart 2011
va n d e r e d a c t i e
Meten is weten!
Z
Zoals wij dagelijks bij patiënten de bloeddruk meten, zo is het ook nodig dat regelmatig de opleidings instituten en het onderwijs de maat worden genomen. Enerzijds gebeurt dat op landelijk
niveau door bijvoorbeeld inbreng van de LOVAH in diverse gremia, door visitaties door de HVRC en door de landelijke NIVELenquête. Anderzijds is het van essentieel belang dat de ROVAH’s en aios op regionaal niveau input blijven leveren om het onderwijs aan hen direct te helpen verbeteren en vernieuwen. In dit nummer worden de opleidingen en het onderwijs aan aios van verschillende kanten belicht. Binnenkort zullen drie van de vier leden van de redactie terugtreden omdat zij dan hun opleiding hebben afgerond. Wil jij ervaring op doen als (hoofd)redacteur en heb je een vlotte pen, meld je dan aan bij één van de redactieleden of bij
[email protected].
De Bulletin redactie Singh Joeloemsingh, hoofdredacteur Anne de Jong Nick Zwartjes Madeleine Bruins Slot
Inhoud 3
Meten is weten!
3
Je hebt onderwijzen en je hebt leren
4
Nieuw jaar, nieuwe voorzitter
4
WONCA 2011
5
De Werkgroep Onderwijs: voor een (nog) betere opleiding
6
Regionale verschillen
9
Aios-selectie nieuwe stijl?
13 Interview Prof. dr. C. van Weel 14 100 jaar huisartsopleider 19 Bij de SBOH staat de aios centraal 21 Beachvolleybaldag 2011 22 HVRC en visitatie van opleidings instituten
23 Winnaar nominatie beste HAO 2011: Paul de Breet
Van de LHV
24 Interview
Je hebt onderwijzen en je hebt leren
Prof. dr. J.F.M. Metsemakers
25 Gezondheidsrisicotest.nl 27 Interview Kees van der Post 28 ‘De huisarts geketend of ontketend’
Van Dale omschrijft ‘leren’ als ‘wijzer maken’. Dat is in mijn ogen precies wat de huisartsopleiding met u doet. In uw opleiding tot basisarts heeft u vooral vakinhoudelijke kennis vergaard. Nu gaat het er veel meer om hoe u die kennis in de dagelijkse gang van zaken in een huisartsenpraktijk toepast. De huisartsopleiding is vooral een leerproces in het omgaan met mensen in alle soorten en maten en met al hun hebbelijkheden en onhebbelijkheden. Een proces dat u ongetwijfeld krassen op uw neus bezorgt maar u ook wijzer maakt. U leert uw positie in te nemen ten opzichte van mensen die
hun geneeskundige zorg aan u toevertrouwen.
30 Opleiding bijna afgerond; bestemming bereikt?
In mijn oorspronkelijke opleidingsgebied, de fiscale economie, draait het vooral om de overdracht van feitelijke kennis van weten regelgeving. Maar het vak van huisarts is zo complex dat dit een te eendimensionale benadering zou zijn. Ik heb inmiddels geleerd dat investeren in goede opleidingen essentieel is om een mens niet alleen iets in de vingers te laten krijgen, maar hem vooral te laten groeien.
31 Namen & adressen, colofon
Dr. Steven R.A. van Eijck Voorzitter LHV
LOVAH LOVAH BULLETIN BULLETIN | december | maart 2011 2010
3
va n d e v o o r z i t t e r
Nieuw jaar, nieuwe voorzitter Sinds december 2010 mag ik me tot jullie richten als voorzitter van het LOVAH- bestuur. Dat is o ntzettend leuk, vooral omdat ik in deze rol veel collega-aios ontmoet die zich met gedrevenheid inzetten voor een (nog) betere o pleiding. Daarnaast is het landelijk speelveld van de huisartsgeneeskunde en -opleiding waarbinnen de LOVAH opereert, enorm in beweging. De overheid wil immers een sterkere eerste lijn, maar in het marktdenken is de huisarts niet langer de enige noch de vanzelf sprekende leverancier van eerstelijns(keten) zorg. Wat betekent dat voor de toekomst van huidige aios en hoe versterken we onze positie? Voor meer zorg in de eerste lijn zijn ook meer dokters nodig. Die dokters werken echter steeds vaker parttime. Capaciteitsuitbreiding van de opleiding is dus gevraagd, maar het aanbod aios is begrensd. Hoe garanderen we dan kwaliteit
van onze beroepsgroep? Draagt een centrale sollicitatieprocedure daaraan bij? Kan een formule ‘anios huisartsgeneeskunde’ een manier zijn om meer artsen bekend te maken met ons vak? Wat te denken van dreigende Europese regelgeving die Nederland mogelijk verplicht de opleiding te verlengen tot vijf jaar of meer? Het zijn dit soort vraagstukken en het gezamenlijk zoeken naar antwoorden die een actieve rol in de LOVAH zo uitdagend maken. In dit themanummer onderwijs kan een bijdrage van de Werkgroep Onderwijs uiteraard niet ontbreken. Als het om de inhoud van de opleiding gaat, vertegen woordigt deze werkgroep de aios op landelijk niveau. Ook voor de opzet van de landelijke aios-enquête van februari 2011 is deze werkgroep medeverantwoordelijk. Met jullie (hopelijk) hoge respons zullen de opleidingsinstituten gerichte verbeteringen moeten kunnen realiseren.
Graag tot ziens op één van onze activiteiten!
Tim Linssen Wil je je ook graag inzetten voor de aios huisartsgeneeskunde? Kom een keer meekijken bij de ROVAH’s of één van de werkgroepen, het bestuur of de ledenraad. We zijn altijd op zoek naar enthousiaste collega’s. Meer info via www.lovah.nl en Twitter (@lovah_).
WONCA 2011 Warschau, Polen, 8-11 september 2011 Het thema van de WONCA 2011 is: ‘Family medicine – practice, science and art’. Voor meer informatie; www.woncaeurope2011.org en
[email protected].
De WES biedt opnieuw de mogelijkheid om het Europese WONCA Congres bij te wonen!
internationale WES feest, dat vele Europese aios en huisartsen trekt en jaarlijks een groot succes is.
Heb jij zin in een internationale uitdaging om je kijk op het huisartsenvak te verbreden, geef je dan op voor deze reis. Het vertrek is op 7 september, waarna vier congresdagen volgen inclusief een leuk sociaal programma. Hiertoe behoort ook het
De inschrijving volgt begin maart en zal worden aangekondigd via het LOVAH site en de LOVAH nieuwsbrief.
4
LOVAH BULLETIN | maart 2011
Met vriendelijke groet, De WES
w e r kg r o e p o n d e r w i j s
De Werkgroep Onderwijs:
voor een (nog) betere opleiding Het onderwijs in de huisartsopleiding is continu in beweging. De meeste veranderingen komen tot stand door kritische geluiden van aios. Soms worden aios weleens moe van alle enquêtes en evaluaties. Toch is het goed om te weten dat hier zowel op regionaal als nationaal niveau veel mee gebeurt!
Om met de LOVAH een actieve rol te spelen bij de ontwikkeling en verbetering van het onderwijs is in 2008 de Werkgroep Onderwijs opgericht. Op dit moment houden we ons bezig met de koppelingsprocedures in het eerste en derde jaar, onbetaald verlof, de differentiaties in het derde jaar en de landelijke aios-enquête.
Soms worden aios weleens moe van alle enquêtes en evaluaties. Toch is het goed om te weten dat hier zowel op regionaal als nationaal niveau veel mee gebeurt! Een aantal van ons is ook actief in de onderwijscommissies van de ROVAH’s. Zo zijn we op de hoogte van wat er op regionaal niveau speelt. Daarnaast nemen we deel aan verschillende commissies en projectgroepen die op landelijk niveau het onderwijs vormgeven en herzien zoals onder meer de commissie inhoud STARtclass, de LHK-toetscommissie en de commissie Aios op de HAP. We proberen middels maandelijkse vergaderingen op de hoogte te blijven van de nieuwste ontwikkelingen in ons onderwijs. Inmiddels bestaat de werkgroep uit aios van vier instituten. Idealiter bestaat deze werkgroep uit vertegenwoordigers van alle instituten. Dus mocht je aios ijmegen, op één van de andere instituten zijn (AMC, N
Differentiatie In een invitational meeting gehouden in 2009 met – onder andere – de hoofden van de instituten en leden van de werkgroep werd het volgende besproken: Een differentiatie is in principe een “excellent traject” bestemd voor een selecte groep aios. Daarnaast zouden aios ook een differentiatie op een ander instituut moeten kunnen volgen. Dit jaar hebben we een overzicht gemaakt van de huidige differentiaties en de praktische invulling van de instituten. Aios-enquête In 2005 werd in opdracht van de LOVAH een NIVEL-enquête gehouden onder alle aios. In 2009 hield Huisartsopleiding Nederland een andere enquête onder de aios. De SBOH, Huisartsopleiding Nederland, NIVEL en drie leden van de werkgroep hebben hard gewerkt om het beste van beide enquêtes samen te voegen. Begin februari heeft elke aios een e-mail ontvangen met een link naar deze enquête. De resultaten verplichten de instituten verbeteringen door de voeren op punten waar matig op gescoord wordt. Het instituut dat op dit punt het beste scoort, dient als voorbeeld (‘best practice’). Voor onze werkgroep zijn de resultaten van de enquête uiteraard stof tot nadenken en doen.
Groningen of Maastricht) en interesse hebben, kom gerust eens kijken of het wat voor je is!
Lotte Vegter (Leiden),Gijs Elshout, Tim Linssen, Marloes Mentink (Rotterdam), Sonja van Hattem, Sylvia Mennink (VUmc), Anita van de Leemput, Sara Smulders (Utrecht)
[email protected]
LOVAH BULLETIN | maart 2011
5
Door Nick Zwartjes
Regionale verschillen Voor een buitenstaander zal de afweging welk huisartsinstituut te kiezen wellicht overkomen als een keuze tussen acht praktisch gelijke instituten, waarbij je aan het eind hetzelfde diploma uitgereikt krijgt. Een profilering om de beste aios naar hún instituut te lokken wordt door hen dan ook niet gevoerd. Met de SBOH als werkgever en gemiddeld slechts veertig terugkomdagen op jaarbasis, wordt het leeuwendeel van de kwaliteit en sfeer van de huisartsopleiding niet bepaald door de regionale opleidingsinstituten, maar door de huis artsenpraktijken, de huisartsopleiders en de stageplekken. De beoordeling van de kwaliteit van hun opleiding laten aios echter voor een groot deel afhangen van hun ervaring op en rond de terugkomdagen. De ROVAHs Amsterdam (UvA), Rotterdam, Nijmegen, Utrecht, Groningen en Maastricht benoemden enkele onderscheidende kwaliteiten en verbeterpunten van hun instituut.
Onderwijs Vanzelfsprekend worden de instituten vooral beoordeeld op de kwaliteit en de inhoud van het onderwijs. De verdere academisering van het huisartsenvak, zoals elders in dit bulletin bepleit door prof. Van Weel en prof. Metsemakers, moet mede gestalte krijgen door implementatie van het EBM-onderwijs tijdens de huisartsenopleiding. Dit gaat met wisselend succes, getuige de uitgesproken positieve beoordeling hiervan uit Utrecht en Rotterdam en het getemperde enthousiasme uit Groningen. Deze instituten werken alle drie met praktijkopdrachten en onderwijs over onderzoek, maar in Groningen kan het niveau van dit onderwijs hoger.
Groningen: “De kwaliteit van het EBM-onderwijs is vaak nog laag en het sluit niet goed aan bij de praktijk.” AMC-UvA roemt qua onderwijs specifiek de terugkomdagen over de arts-patiënt communicatie. Groningen en Maastricht zijn vooral te spreken over de “themadagen”. Zo worden de ‘bewegingsdagen’ in Groningen en de ‘workshop-dagen’ voor 3e-jaars aios in Maastricht hoog gewaardeerd. Dit specialistische onderwijs wordt
6
LOVAH BULLETIN | maart 2011
in Utrecht juist gemist. Ook AMC-UvA geeft aan meer onderwijs van medisch specialisten wel op zijn plaats te vinden. Vanuit Groningen wordt überhaupt de wens om meer vakinhoudelijk onderwijs als verbeterpunt gemeld. Opvallend is de cursus ‘persoon en beroep’ die in N ijmegen wordt gegeven: gedurende een week krijgen aios de mogelijkheid via zelfreflectie onder begeleiding van gedragswetenschappers zichzelf en hun eigen behoeften beter te leren kennen.
Koppeling Maastricht, Nijmegen en AMC-UvA benadrukken dat zij de koppelingsprocedure van hun instituut sterk waarderen. Het AMC biedt de aios de mogelijkheid om vijf verschillende praktijken te bezoeken alvorens een ‘short list’ te maken van de favoriete praktijken. Een zelfde constructie biedt Maastricht voor de koppeling in het derde jaar, maar in het eerste jaar wordt een vorm van ‘speed daten’ gehanteerd, waarna op basis van de eerste indruk praktijkbezoeken afgelegd kunnen worden. Deze manier van kennismaking wordt in Nijmegen ook gebruikt en de aios zijn hier over het algemeen tevreden mee. Het lijkt erop dat alle instituten in hun organisatie van de koppeling een geaccepteerde werkvorm hebben gekozen, aangezien geen van de ROVAH’s hun instituut op dit item van minpunten heeft voorzien. ROVAH Rotterdam is zelfs
voorzien van een ‘commissie Waakhond’. Deze commissie kan ondersteuning bieden aan aios bij ontkoppelingen en houdt in de gaten hoe de ontkoppelingen verlopen.
AMC-UvA: “De koppelingsprocedure hier zorgt ervoor dat je naast een kennismaking met de opleider, ook een indruk krijgt van je mogelijke werkplek.” Topografie Eén van de meest populaire opleidingen qua aantal sollicitaties is Utrecht. ROVAH Utrecht benoemt de centrale ligging dan ook als één van haar pluspunten. Opvallend genoeg geeft het slechts 60 km verderop gelegen ROVAH Rotterdam het risico geplaatst te worden in Zeeland of West-Brabant juist als één van de minpunten op. Groningen en Maastricht noemen de afgelegen ligging niet als nadeel, maar uit de veelal moeilijk te vullen solicitatieronden bij deze instituten blijkt wel dat aios zich bij voorkeur richten op opleidingen centraler in het land. Differentiatiemogelijkheden Misschien wel de grootste verschillen in de respons werd gezien in de beoordeling van de differentiatiemogelijk-
heden in het 3e jaar. Groningen kent een verplichte differentiatie, maar door de grote verschillen in belasting en kwaliteit tussen de aangeboden modules worden de aios niet op maat bediend in hun differentiatie. M aastricht heeft de differentiatie uitgekleed tot de mogelijkheid zeven terugkomdagen/dagdelen te besteden aan een onderwerp naar keuze. De diepgang van een differentiatie wordt zo echter fors beperkt, aangezien een stage van enkele aaneengesloten dagen of weken niet tot de mogelijkheden behoort. In Nijmegen biedt het instituut een dergelijke langdurige stage wel aan: in het derde jaar is het mogelijk om drie maanden te differentiëren in een bepaald onderwerp. Dit wordt dan ook genoemd als één van de pluspunten van de opleiding in Nijmegen. Ook Utrecht kent een ruimer arsenaal aan differentiatiemogelijkheden en scoort op dit punt goed bij de aios.
AIOTHO In 2010 hebben Corine den Engelsen en Marlous Kortekaas namens het AIOTHO-netwerk de verschillen per opleidinginstituut voor de AIOTHO-trajecten in kaart gebracht. Hieruit zijn de onderstaande gegevens vergaard: Momenteel zijn er 80 aios die hun specialisatie tot huisarts combineren met een promotietraject. De verschillen tussen de aangeboden trajecten zijn aanzienlijk: Utrecht
LOVAH BULLETIN | maart 2011
7
Onderwijs door medisch specialisten
EBM Onderwijs
AMC-UvA
-
Utrecht
-
Rotterdam
+
+
Groningen
+
-
Maastricht
-
Koppelingsprocedure
Differentiatie mogelijkheden
Topografie
Groepsproces
Korte lijnen van aios naar instituut
+
+
Nijmegen
+
Mogelijkheden tot eigen inbreng aios
Specifiek regionaal pluspunt
+
Arts-patiënt communicatie onderwijs
+
-
-
+
-
+
+
Commissie Waakhond +
+
+
Goede regionale opleiders
-
Cursus Persoon en Beroep
en de VU vereisen bijvoorbeeld een master epidemiologie van de AIOTHO’s. Deze master moet veelal worden gedaan in dezelfde tijd als de toch al krap geplande promotie. De tijdsduur die beschikbaar is voor het onderzoeksgedeelte van het AIOTHO-traject wisselt ook per instituut. AMC-UvA biedt hiervoor drie tot vier jaar, terwijl Rotterdam hier twee jaar voor vrijmaakt. Aangetekend moet worden dat in Rotterdam de onderzoeksdata doorgaans al verzameld zijn. Een laatste onderscheid tussen de aangeboden AIOTHO-trajecten dat de moeite van het vermelden waard is, is de verdeling van tijd tussen opleiding en promotie. Een verdeling van de week tussen opleiding vs. promotie van bijvoorbeeld 90% vs. 10% is prettig, omdat er daardoor tijd blijft voor onderzoek. Een verdeling van 100% vs. 0%, zoals doorgaans in Rotterdam en Utrecht gehanteerd wordt, is niet ideaal omdat de werkzaamheden en verplichtingen voor het onderzoek bijna nooit helemaal stilgelegd kunnen worden. De AIOTHO verricht in deze vorm onbetaald onderzoekswerkzaamheden naast de fulltime opleiding. Gelukkig bieden Groningen, de VU, AMC-UvA, Leiden, Nijmegen en Maastricht wel flexibele trajecten aan.
8
LOVAH BULLETIN | maart 2011
intervie w
Margit Vermeulen:
Aios-selectie nieuwe stijl?
door Madeleine Bruins Slot
Wie aan de huisartsenopleiding begint, wordt uiteindelijk huisarts. Althans, dat geldt voor de meesten van ons. Toch blijkt dat gaandeweg de opleiding mensen uitvallen: op eigen initiatief, omdat ze van gedachten veranderd zijn of omdat het vak toch tegenvalt, maar soms ook op verzoek van het opleidingsinstituut. Een heftige beslissing, die niet zomaar genomen wordt. In Utrecht wordt onderzoek gedaan naar de frequentie en aard van de problemen die aios ondervinden tijdens hun opleiding tot huisarts en, in samenwerking met Nijmegen, naar de selectiemethode van aios huisartsgeneeskunde.
M
argit Vermeulen is huisarts-onderzoeker en manager Ontwikkeling en Onderzoek bij het huisartseninstituut in Utrecht. Op het instituut kwam zij als onderwijs-ontwikkelaar, als groepsbegeleider en als lid van de selectiecommissie in contact met veel aios, van wie verreweg de meesten de opleiding succesvol afrondden. Maar ook zag ze soms mensen stranden. Dit riep vragen bij haar op: Hoe vaak vallen aios uit? Op welk gebied liggen hun lacunes? Zou het mogelijk zijn om hen al tijdens de selectieprocedure of vroeg in de opleiding te h erkennen? Haar interesse in het onderwerp mondde uit in een promotieonderzoek in samenwerking met het Julius Centrum in Utrecht.
Gebrek aan kennis en vakinhoudelijk handelen Margit analyseerde de dossiers van alle aios die tussen 2005 en 2007 met de huisartsopleiding in Utrecht startten. Zij keek naar persoonskenmerken van de aios, naar hun scores op het gebied van verschillende competenties en tot slot naar hun scores op de Landelijke Huisarts geneeskundige Kennistoets. Van de 215 aios die begonnen aan de opleiding stopten er vier vrijwillig en drie gedwongen. De aios die stopten scoorden vaker een onvoldoende op vakinhoudelijk handelen, op huisartsgeneeskundige k ennis en zij bleken vaak ouder te zijn dan hun collega-aios die de opleiding wel afrondden. “We moeten bij oudere aios dus goed navragen waaróm iemand op latere leeftijd aan de opleiding begint: Is dat omdat het niet lukt om een andere opleiding succesvol af te ronden en zijn er andere omstandigheden die het volgen van de opleiding kunnen belemmeren?”
“Verder vonden wij voor de groep aios als geheel dat het vakinhoudelijk handelen gedurende het 1e jaar goed toeneemt. Tweeëntwintig procent scoort na drie maanden onvoldoende op de ComBel, maar aan het eind van het jaar is dit nog maar 1,5%. Wanneer je echter naar de score van professionaliteit keek, gebeurde er iets geks: 8% van de aios scoorde hierop een onvoldoende aan het eind van het eerste jaar, maar van die 8% scoorde de helft aanvankelijk nog een voldoende: ze waren dus achteruit gegaan in hun professionele handelen!” Mogelijke verklaringen volgens Margit zijn dat de opleider een nieuwe aios aanvankelijk nog het voordeel van de twijfel gunt en hoger beoordeelt, en dat de aios bij de start van de opleiding nog goed weet te verbloemen dat bepaalde dingen hem niet goed afgaan. En tot slot natuurlijk de balans tussen werk en privé: die kan tijdens de opleiding veranderen door bijvoorbeeld gezinsuitbreiding of toegenomen werkdruk.
Landelijke sollicitatie Er is een grote regionale spreiding in het aantal aanmeldingen voor de huisartsopleiding. Margit vergeleek de getallen uit 2009: in Groningen was de ratio tussen het aantal kandidaten en het aantal plekken 0,75. In Utrecht bedroeg de ratio 2,25. De meer perifeer gelegen instituten lijken dus minder keuze te hebben uit geschikte aios, hoewel er in het percentage uitval van de aios juist geen grote regionale verschillen aan te tonen zijn. Een oplossing voor de regionale verschillen in aantallen aanmeldingen zou een landelijke sollicitatieprocedure kunnen zijn. Op dit moment melden de kandidaten
LOVAH BULLETIN | maart 2011
9
zich weliswaar centraal aan (bij de Huisartsopleiding Nederland), maar vindt de selectie regionaal plaats, waarbij volledige uniformiteit niet te garanderen is. “In het ideale geval krijgen álle kandidaten precies dezelfde selectieprocedure. Ook zou het misschien beter zijn wanneer kandidaten zich doorlopend zouden kunnen aanmelden, en niet, zoals nu, op maar twee momenten in het jaar.”
Pilot selectieprocedure Een goede selectieprocedure aan het begin van de opleiding tot huisarts heeft vooral tot doel om ongeschikte kandidaten eruit te filteren. Vorig jaar ging Margit naar Engeland, om daar te kijken hoe aios huisartsgeneeskunde de selectieprocedure doorliepen. “Dat was een bijna militair aandoende operatie, zelfs de fluitjes ontbraken niet!”. Gemotiveerde aios, die eerst een kennistoets moeten halen, onderwerpen zich aan een heuse assessment met een simulatieconsult, een groepsopdracht en een schriftelijke opdracht bestaande uit verschillende scenario’s die de kandidaten moeten beoordelen. “Tijdens de groepsopdracht wordt de aios door een eigen examinator geobserveerd: het was echt indrukwekkend!”. Alleen de hoogst
scorende kandidaten worden uiteindelijk toegelaten tot de opleiding. Dit jaar start bij de Utrechtse en Nijmeegse huisartsopleiding een proef met een nieuwe manier voor het selecteren van geschikte aios. Per instituut zal een deel van de sollicitanten zich hieraan (vrijwillig) onderwerpen. Deze sollicitanten voeren niet alleen een sollicitatiegesprek volgens de huidige procedure, maar maken ook de LHK toets, een ’situational judgement’ test, en voeren zij een simulatieconsult én krijgen zij een tweede gesprek. “Dat ís nogal wat inderdaad, maar wanneer je dit met het bedrijfsleven vergelijkt valt het eigenlijk nog wel mee: daar is het ondergaan van uitgebreide psychologische tests en assessments inmiddels gebruikelijk. De kandidaten worden mogelijk de aanstaande huisartsen, daar mag je ook wel wat van verwachten!”. De komende jaren zal Margit zich (onder andere) storten op het afronden van haar proefschrift. Zij is van m ening dat er nog niet genoeg onderzoek is gedaan naar p roblemen tijdens de opleiding en selectie van geschikte aios, terwijl de resultaten hiervan belangrijke veranderingen kunnen veroorzaken in de huisartsopleiding en zo bijdragen aan het nóg beter functioneren van onze beroepsgroep.
Tweede van rechts verpleegkundig specialist Marieke Verschoor.
Premier bezoekt gezondheidscentrum Woensdag 19 januari 2011 bezocht premier Mark Rutte gezondheidscentrum Lewenborg in Groningen. Hij wilde
10
LOVAH BULLETIN | maart 2011
kennismaken met het vak ‘verpleegkundig specialist’ en haar rol binnen de huisarts geneeskunde. De premier kreeg een
rondleiding, vergaderde met enkele verpleegkundig specialisten en woonde een consult bij.
LOVAH BULLETIN | maart 2011
11
12
LOVAH BULLETIN | maart 2011
intervie w
Prof. dr. C. van Weel
Door Nick Zwartjes
Verbeteren van welzijn voorkomt ziekte Prof. dr. C. (Chris) van Weel studeerde geneeskunde in Leiden en voerde praktijk in Rotterdam. Hij werd in 1985 benoemd tot hoogleraar Huisartsgeneeskunde aan het UMC St. Radboud. Van Weel was in 2005 de meest geciteerde auteur op huisarts geneeskundig gebied. Hij was van 2007 tot 2010 President van de WONCA*. Hoe bent u betrokken geraakt bij de wetenschap? Tijdens mijn studie las ik in Huisarts en Wetenschap een artikel van een huisarts die in zijn praktijk onderzoek had gedaan naar de bevindingen bij een bevolkingsonderzoek. Tot zijn verrassing bleken de patiënten bij wie afwijkingen bij het bevolkingsonderzoek waren gevonden, vaak kort daarvoor nog op het spreekuur te zijn geweest voor een volstrekt andere klacht. Dit leidde bij de onderzoeker tot de vraag: “Waar komt de patiënt eigenlijk echt voor?” Die vraag bleef me interesseren en heeft geleid tot mijn promotieonderzoek ‘Anticiperende geneeskunde in de praktijk’. Eind dit jaar treedt u af als voorzitter van de vakgroep Eerstelijnsgeneeskunde. Wat gaat u dan doen? Afscheid nemen kost tijd, want binnen een vakgroep is alles er op ingericht dat je er voor altijd bent. Tot… het moment dat je afzwaait. Daarom is het verstandig om gefaseerd te stoppen. In januari 2011 heb ik mijn laatste spreekuur gedraaid. Dit deed ik nog één ochtend in de week. Verder heb ik altijd veel onderwijs gegeven en heb ik een hele generatie huisartsen langs zien komen. Een generatie die nu langzaamaan binnen de vakgroep de regie overneemt. Momenteel ben ik nog druk bezig met de begeleiding van het onderzoeksprogramma ‘Effective primary care’. Daarnaast houd ik veel van lezen en wil ik graag meer tijd besteden aan concerten, museumbezoek en in de zomer aan cricket. Waarin onderscheidt de Nijmeegse huisartsopleiding zich? Nu de opleiding medisch inhoudelijk op poten staat, is het zaak om de vertaalslag naar de toekomst te maken. Niet voor niets heet onze vakgroep nu ‘Eerstelijnsgenees-
kunde’ in plaats van ‘Huisartsgeneeskunde’. Waar we voor moeten waken is dat er in de eerstelijn allerhande subspecialismen komen die verder van elkaar verwijderd raken. Dus er moet integratie tussen de generalisten komen: de basis is de huisarts en differentiatie richting aandachtsgebieden vindt plaats via modulaire verdiepingsprogramma’s. In Nijmegen zijn we al een stap verder met het versterken van de samenhang binnen de eerstelijns specialismen. Het plan voor verdere integratie wordt momenteel geschreven.
Hiermee geeft u al een kijk op wat de huisartsgeneeskunde in de toekomst te wachten staat. Welke ontwikkelingen ziet u nog meer de komende jaren? Jarenlang is gehandeld volgens het principe dat gezondheidszorg los staat van het algehele welzijn. Recent wordt weer geredeneerd vanuit het adagium ‘verbeteren van welzijn, voorkomt ziekte’. Dit past ook in het kader van preventie: alles wat je kan voorkomen, hoef je niet te behandelen. Van oudsher is de gezondheidszorg voor de populatie fijnmazig verzorgd door huisartsen en met de naderende schaarste van zorgprofessionals zal de huisarts centraal staan in de begeleiding van het welzijn van de populatie en de preventie van ziekte. Een andere ontwikkeling betreft de betere afstemming tussen de eerste- en tweedelijn. Er zal meer aandacht komen voor de transmurale zorg: het invliegen van medische kennis is vaak beter en goedkoper dan patiënten insturen. Oftewel, de specialisten zullen uit hun ziekenhuizen moeten komen richting de eerstelijn.
* (World Organization of National Colleges, Academies and Academic Associations of General Practitioners/Family Physicians).
LOVAH BULLETIN | maart 2011
13
In dit bulletin met als thema onderwijs uiteraard ook een speciale plaats voor opleiders. Een interview met een viertal opleiders, samen goed voor ruim 100 jaar opleiderservaring!
100 jaar
huisartsopleider
Martin Link (Obbicht, Limburg) begon rond 1986 met het opleiden van aios. Hij heeft een goed geoutilleerde, NHGgeaccrediteerde semi-plattelandspraktijk.
Door Anne de Jong
Waarom bent u huisartsopleider? Link: Vooral omdat ik het leuk vind. Ik kom uit een onderwijsfamilie en wist al dat ik opleiden leuk zou vinden: het is prettig om kennis over te dragen. Het mooiste vind ik om de 'klik' te zien bij aios als ze beseffen dat het huisartsenvak meer is dan alleen handelen volgens een bepaald protocol. Van der Snoek: Ik vind het leuk om kennis over te dragen. Voor mij is het leuk en leerzaam om te zien hoe jonge collega’s in het leven staan en hoe ze naar het vak kijken. Ik geniet van het huisartsenvak en draag dat graag over, ook voel ik me verantwoordelijk voor het voorbestaan van het vak: Dat je dan meewerkt aan de opleiding is logisch. Adam: Ik zie het opleiderschap als een vorm van kruisbestuiving. Het houdt je scherp. Daarnaast vind ik het leuk om te zien hoe aios zich ontwikkelen. Dirkse: Het contact met de aios is meestal prettig en prikkelt me om bij te blijven. Ik vind het leuk om kennis over te dragen en om een aios te laten profiteren van mijn ervaringen. Het heeft ook meerwaarde voor de patiënten; een opleider moet toch wel een goede huisarts zijn?
Kunt u uw eigen opleiding tot huisarts beschrijven? Dirkse: Mijn eigen opleiding is erg beperkt
14
LOVAH BULLETIN | maart 2011
geweest. In die tijd duurde de opleiding maar één jaar en ik kan me niet herinneren dat we ooit leergesprekken gehad hebben. Het was meer leren door vallen en opstaan. Ik heb later als huisarts veel zelf moeten bijleren. Ik ben blij dat de opleiding tegenwoordig drie jaar duurt.
Het mooiste vind ik om de ‘klik' te zien bij aios als ze beseffen dat het huisartsenvak meer is dan alleen handelen volgens een bepaald protocol. Link: Ik behoorde tot de eerste lichting artsen die de 1-jarige opleiding tot huisarts moest volgen. Direct vanuit de school banken ben ik de opleiding ingegaan. Na drie weken stond ik er alleen voor: mijn opleider ging een paar maanden op vakantie. Ik heb mezelf dus veel moeten bijbrengen. Gelukkig was ik niet bang uitgevallen, want ik had bijvoorbeeld al veel bevallingen zelf gedaan. We hadden, net als nu, één dag in de week een terugkomdag. Diensten gingen wel heel anders: huisartsenposten waren er nog niet, dus je deed dienst aan de telefoon en opende de praktijk van je opleider als er iemand gezien moest worden. De opleider fungeerde dan als achterwacht. Van der Snoek: Ik heb de 1-jarige opleiding gevolgd met elke week één t erugkomdag.
Henk Dirkse (Den Haag) begon in 1988 als huisarts opleider. Hij heeft een solopraktijk in een nette buurt met een gemengde patiënten populatie waarvan een groot deel valt in de categorie hoogopgeleide buitenlander. Hij vindt het leuk om zoveel mogelijk zelf te doen. Eric van der Snoek (Maarn) begon in 1980 als huisartsopleider. Hij heeft een apotheek houdende praktijk ingebed in een gezondheidscentrum. Er zijn korte lijnen en veel overlegmomenten met de andere eerstelijns hulpverleners.
Walter Adam (Zoetermeer) is vanaf 1988 huisarts opleider. Hij begon in 1981 als solist zonder patienten in zijn woonhuis.
LOVAH BULLETIN | maart 2011
15
100 jaar huis Op het instituut was de invloed van met name de gedragswetenschapper groot. Adam: Mijn opleiding tot huisarts was rond 1977. De opleiding was toen net gestart en duurde één jaar. Een consult duurde in die tijd ongeveer vijf minuten, inclusief de schriftelijke vastlegging op de ‘Groene Kaart’. Er waren geen standaarden en al helemaal geen uitgebreide naslagwerken op internet. Ik had een aantekeningenboekje gemaakt waarin ik interessante behandelingstrategieën opschreef. We hadden één week vakantie welke aan het einde van het opleidingsjaar naar twee weken werd verlengd. Diensten deed je vanuit het huis van je opleider. De Hagro was je steun en toeverlaat, je had elkaar nodig waardoor een groot gevoel van saamhorigheid was.
Een consult duurde in die tijd ongeveer vijf minuten, inclusief de schriftelijke vastlegging op de ‘Groene Kaart’. Wat vind u van de huidige huisartsopleiding? Adam: Het huisartsinstituut heeft een moeilijke taak. Je ziet dat het instituut continu zich probeert aan te passen aan een veranderend politiek klimaat en hierbij nieuwe ontwikkelingen probeert te volgen. Dit maakt het voor een buitenstaander niet altijd even duidelijk waar het instituut voor staat. Het heeft in de afgelopen 20 jaar wel een flinke ontwikkeling doorgemaakt, net als het huisartsenvak. De opleiding wordt in mijn ogen wel steeds meer een vakopleiding. De voorbereiding om als zelfstandig ondernemer te gaan werken is een ondergeschoven kindje. De meeste aios kiezen voor een dienstverband omdat ze niet voorbereid zijn op het vrije ondernemerschap. Je ziet steeds vaker dat na een aantal jaar werken
16
LOVAH BULLETIN | maart 2011
er meer genuanceerd over wordt gedacht en meer wordt gekozen voor het vrije ondernemerschap.
Het eigenlijke vak wordt geleerd in de praktijk. Dirkse: De nieuwe huisartsopleiding heb ik bijna vanaf de start meegemaakt. In de eerste jaren hadden de gedragswetenschappers het bijna volledig voor het zeggen. Er werd veel aandacht besteed aan consultvoering en psychische problematiek. Het leek erop dat geneeskunde niet zo belangrijk was of dat men dacht dat de aios alles al wist. Later is er een verschuiving gekomen naar medisch-inhoudelijke zaken en is er een evenwicht gevonden. De terugkomdagen voor de HAO's hebben vaak nog wel te maken met consultvoering en psychische zaken. Ik zou het eigenlijk goed vinden als ook voor de huisartsen de skills meer aan bod zouden komen. De opleiding voor de aios is sterk verbeterd. Ook de hartdagen, longdagen en acute geneeskunde vormen een goede aanvulling. Het is jammer dat het stuk consultatiebureau bijna volledig weggevallen is. Link: Organisatorisch loopt het wel; de terugkomdagen, de begeleiding, etcetera. De rest vind ik onpersoonlijk en zakelijk geworden. Ikzelf zit natuurlijk aan het einde van de rit en heb niet veel behoefte meer aan terugkomdagen. Een ontkoppeling bijvoorbeeld vind ik echt verschrikkelijk. Alleen heeft het instituut voornamelijk oog voor de aios en weinig voor de impact van een ontkoppeling voor de opleider. Hier gebeurt wat mij betreft te weinig mee. Er is nu wel de mogelijkheid van coaching, waarbij ervaren opleiders jongere opleiders bijstaan. Van der Snoek: Er zit een goede structuur in kennis van basisvaardigheden en competentieprofielen. Het eigenlijke vak wordt
geleerd in de praktijk, waar continuïteit van zorg belangrijk is. Dat staat vaak op gespannen voet met een cursus longziekten, jeugdgezondheidszorg etcetera. Aios zijn wat mij betreft te vaak afwezig van de praktijk, hetgeen ten koste gaat van de leermomenten en dat is jammer.
(Hoe) zijn de aios veranderd in uw jaren als opleider? Van der Snoek: Iedereen is veranderd in de afgelopen dertig jaar. Parttime werken is gangbaar geworden, ook in de opleiding. Het vak is ingewikkelder geworden, je moet meer weten en de NHG standaarden kennen. De aios moet al die kennis hebben en mijn ervaring is dat ze die ook hebben. Adam: De aios zijn individueel eigenlijk weinig veranderd, het zijn meestal enthousiaste en leergierige personen. Wel zijn het veel meer dames dan vroeger. Dit heeft ongetwijfeld consequenties voor de toekomst van het vak. Hoe zich dat gaat ontwikkelen is nog onduidelijk. Aan de andere kant biedt het ook weer kansen voor aios en hun toekomst.
Ik ben meestal blij met de kennis van de aios. Als ze na hun ervaring toch nog leerbaar zijn, is dat een groot voordeel. Dirkse: De aios zijn tegenwoordig meer geschoold dan vroeger. Zij hebben vaak al een lang traject in een ziekenhuis achter de rug. Soms is het een voordeel, maar vaak ook een nadeel. Het is moeilijk om zaken die reeds ingeslepen zijn weer af te leren. Ik ben meestal blij met de kennis van de aios. Als ze na hun ervaring toch nog leerbaar zijn, is dat een groot voordeel. Link: Het percentage vrouwen is omhoog
sartsopleider gegaan. Net als het percentage part-timers en.. het aantal zwangerschappen. Ook is het geheel wat verzakelijkt: bij kennismaking wordt er vaak meteen onderhandeld over werktijden of met de CAO gezwaaid over waar men overal recht op heeft. Ik vind dat een attitudekwestie. Je kiest voor het huisartsenvak en dan komt het wel eens voor dat je een half uurtje langer moet blijven. Of een half uurtje eerder weggaat. Maar van tevoren onderhandelen over werktijden, dat is wel erger geworden de afgelopen jaren. Verder is het kennisniveau omhoog gegaan: men weet meer. Qua sociale vaardigheden twijfel ik over de progressie. Er wordt meer protocollair gehandeld, maar dat protocollaire denken staat wat mij betreft té veel op de voorgrond.
net haar tweede kindje gekregen, dus de contacten zijn nog steeds heel goed. Wij gaan haar bezoeken. Met een doosje met een dekseltje?
Wat is uw leukste ervaring/ anekdote als opleider? Dirkse: Ik vind het goed als de aios niet tegen mij opkijkt en mij behandelt zoals zij haar vrienden zou behandelen. Enige tijd geleden had ik een leuke vlotte blonde jonge dame als aios, die zich erg op haar gemak bij ons in de praktijk voelde. Ze plaagde nogal eens. Op haar verjaardag hadden wij bedacht om haar naast een cadeau ook een surprise te geven: een kistje waaruit een poppetje met blonde vlechten omhoog sprong als het deksel werd opengedaan. Ze schrok er geweldig van! Een tijdje later werd bij ons een tv of nieuwe computer bezorgd in een heel grote doos. De aios was nogal klein van stuk, o ngeveer 1.60 m. Ze had haar blonde haren in vlechtjes geknoopt en was in de doos gaan zitten. Net op het moment dat ik met een blad met glazen thee langs kwam sprong zij omhoog. Ik sprong een meter van de grond en mijn theeglazen ook. Bijna weer een o pleider minder. Mijn glazen b leven allemaal overeind staan. Ze is meteen ontslagen, grapje. Ze heeft
Link: Het leukste, tsja... Het leukste was ook meteen een moeilijke casus. Ik heb met een aios meerdere keren een boomlange, zware, blinde man van achter zijn eigen toiletpot vandaan moeten trekken. Daar lag die beer van een kerel, in zijn eigen stront. Wat er leuk aan was? Ja, het was wel komisch. Die man had verder niets en wij werden alleen maar gebeld omdat de familie niet in staat was hem overeind te krijgen. Hij liep keer op keer letterlijk blind dat toilet in en dan werden wij weer opgeroepen.
Als aios hoorde ik de verhalen over hoe het er in de praktijk met de opleider aan toeging, bijvoorbeeld hoe vaak de leergesprekken plaatsvonden. Nu hoorde ik ook de verhalen van de opleiders zelf: en die kwamen lang niet altijd overeen met het verhaal van de aios!
Adam: Met de meeste aios heb ik nog contact en ben ik op de hoogte hoe het hen vergaat. Een behoorlijk grote groep heeft zich in Zoetermeer gevestigd. Mijn huidige praktijkpartner is een oud aios. Samen met zijn vrouw voeren zij de andere helft van de praktijk, nu al ruim acht jaar. De meest bijzondere ervaring als opleider is wel de relatie die ik heb gekregen met een aios enige jaren nadat ze de opleiding bij mij had afgerond. Wij hebben nu een zoontje van bijna acht jaar.
Van der Snoek: Ik heb de opleiding van twee kanten mogen zien: toen ik zelf klaar was met de huisartsopleiding werd ik opleider en kwam ik in de groep terecht waar mijn eigen opleider ook in zat. Als aios hoorde ik de verhalen over hoe het er in de praktijk met de opleider aan toeging, bijvoorbeeld hoe vaak de leergesprekken plaatsvonden. Nu hoorde ik ook de verhalen van de opleiders zelf: en die kwamen lang niet altijd overeen met het verhaal van de aios! Ik ben nog steeds benieuwd hoe de mensen van de huisartseninstituten hiermee omgaan…
Wat is uw advies aan de komende generatie huisartsen? Link: Durf de NHG-standaard als leidraad te gebruiken. Het is een protocol, maar daarbuiten blijf je steeds huisarts en zit er nog steeds een mens tegenover je. Durf te helikopteren!
Durf te helikopteren! Van der Snoek: Zie de huisarts al r egisseur binnen de eerste lijn en organiseer dat goed. Huur administratieve krachten in en mensen voor de ICT. Zorg dat je eigen baas blijft in je praktijk en lever je niet over aan snelle managers in mooie pakken. Ontwikkel de management en organisatorische aspecten in jezelf. En hou vooral dit mooie vak levend!
En hou vooral dit mooie vak levend! Adam: Probeer je sterke eigenschappen die voor het vak van belang zijn te leren kennen en bouw die gestaag uit. Probeer je zwakkere kanten te neutraliseren of ze uit handen te geven als dat kan. Ga uit van je kracht en niet van je zwakte. Dit is voor jezelf leuker en het geeft het meeste rendement.
LOVAH BULLETIN | maart 2011
17
18
LOVAH BULLETIN | maart 2011
Hans Schmidt – manager externe zaken SBOH
Bij de SBOH staat de aios centraal Maar weinig aios huisartsgeneeskunde realiseren zich de speciale positie die zij, samen met de aios ouderengeneeskunde, innemen als werknemers van de SBOH. Zij hebben een werkgever die zich er volledig op toelegt dat haar werknemers onder goede omstandigheden hun werk kunnen doen en hun opleiding kunnen volgen. In totaal heeft de SBOH een kleine tweeduizend artsen in dienst en daarmee is zij de grootste werkgever van artsen in Nederland.
D
e SBOH richt zich niet op de inhoud van het onderwijs. De opleidingsinstituten en Huisartsopleiding Nederland hebben die taak. De specialiteit van de SBOH betreft financiën en logistiek. Maar als financier en werkgever wil de SBOH uiteraard wel graag de hoogst mogelijke kwaliteit van de opleiding. Waar het moet en kan draagt de SBOH daar actief aan bij. Om een aantal voorbeelden te noemen: Accreditering opleidingspraktijken Het huisartsenvak leer je in de praktijk en bij voorkeur in een goede praktijk. Van praktijken die zijn geaccrediteerd weten we zeker dat ze aan bepaalde kwaliteitscriteria voldoen. Daarom betalen we opleiders in die praktijken een hogere vergoeding, mede vanwege de kosten die met het accrediteringstraject gemoeid zijn. Daarnaast zijn alle opleidingsinstituten op dit moment bezig om praktijken die nog niet geaccrediteerd zijn over de streep te trekken. De doelstelling is dat er in 4 jaar tijd 560 nieuwe geaccrediteerde praktijken bijkomen. STARtclass Ter voorbereiding op de klinische stage doorlopen alle aios tegenwoordig de centraal georganiseerde STARtclass. Een kostbare vorm van onderwijs door de intensieve begeleiding, kleine groepjes, inzet van LOTUS-patiënten, computers, catering en hotelfaciliteiten om maar eens een aantal zaken te noemen. Academisering Bij veel medische vervolgopleidingen is het een vanzelfsprekendheid dat de aios gedurende zijn opleiding promoveert. De huisartsgeneeskunde kent die traditie niet. Voor het aanzien van het vak en de wetenschappelijke component in de opleiding zou een hoger percentage
gepromoveerde huisartsen geen kwaad kunnen. Daarom wil de SBOH het aantal aioto’s de komende jaren fors laten stijgen. Enerzijds door het voor de UMC’s goedkoper te maken om AIOTHO’s aan te stellen en anderzijds door het financieel aantrekkelijker te maken voor aios om de opleiding met onderzoek te combineren. Internationalisering Het is inspirerend over de grens te kijken hoe het huisartsenvak elders wordt gepraktiseerd. Daarom vergoedt de SBOH kosten aan aios die in het buitenland een stage willen volgen of een congres willen bezoeken. Voor een belangrijk deel gaat dat via de WES die congresbezoeken aan het buitenland organiseert, maar ook voor individuele aios en met name aiotho’s zijn er mogelijkheden om kennis te maken met de internationale aspecten van de huisartsgeneeskunde.
LOVAH BULLETIN | maart 2011
19
Onderzoek van onderwijs Met de zogeheten CASH-gelden is het mogelijk dat de opleidingsinstituten onderzoek doen naar onderwijs. Het is immers belangrijk om te weten of er andere en betere manieren zijn om basisartsen in drie jaar op te leiden tot specialisten huisartsgeneeskunde. Ook het oordeel van de aios zelf over de opleiding is daarbij van belang. Vandaar dat de SBOH het NIVEL opdracht heeft gegeven om in samenspraak met LOVAH en Huisartsopleiding Nederland een onderzoek hiernaar uit te voeren. De resultaten hiervan zullen voor de zomervakantie bekend zijn.
Voor deze analyse is gekeken naar de aios-h (huisartsgeneeskunde) die in de periode 2002 tot en met 2006 in dienst zijn gekomen bij de SBOH. 91,8% van hen heeft de opleiding reeds succesvol afgerond, 7,6% heeft voortijdig de opleiding beëindigd en 0,6% is nog bezig met de opleiding. (De AIOTHO’s zijn in deze analyse niet meegenomen.). 66,8% van de instroom in de huisartsenopleiding bestaat uit vrouwen en 33,2% uit mannen. Het instroompercentage van de mannelijke aios is over de jaren licht gedaald en van de vrouwelijke aios licht gestegen. De gemiddelde voortijdige studie-uitval van vrouwelijke aios-h gedurende deze jaren is 7,4% en van mannelijke aios-h 7,9%. Er lijkt geen verband tussen uitval en geslacht te zijn. Bij de uitvalreden is wel een verschil waar te nemen tussen mannen en vrouwen. Bij 2,8% van de mannen is de opleiding beëindigd door het opleidingsinstituut, terwijl dit bij de vrouwelijke aios 1,6% bedraagt.
Inzicht in verzuim en uitval Maar de SBOH is niet alleen financier van de opleiding. We zijn in de eerste plaats werkgever. Met het geld dat het ministerie van VWS ter beschikking stelt, streven we ernaar dat jaarlijks het afgesproken aantal huisartsen wordt ‘afgeleverd’. Vandaar dat we ook scherp in de gaten houden hoe het onze werknemers vergaat. Hoe is de tevredenheid, het aantal klachten, de bezoeken aan de bedrijfsarts. Eind 2010 hebben we geanalyseerd hoe het zit met de uitval in de opleiding. Kunnen we iets doen aan uitval?
Meer dan de helft (57,2%) van de aios-h start met de opleiding in de leeftijdscategorie van 25 tot 30 jaar. 27,7% van de aios zijn in de leeftijd van 30 tot 35 jaar en
Leeftijdsopbouw van instroom aios h in de periode 2002 t/m 2006 Leeftijdsklasse
Aantal instroom
Instroom %
Aantal vrouwen die instromen
Instroom % vrouwen
Aantal mannen die instromen
Instroom % mannen
20 - 25 jaar
38
1,5
33
2,0
5
0,6
25 - 30 jaar
1428
57,2
1071
64,2
357
43,1
30 - 35 jaar
691
27,7
404
24,2
287
34,7
35 - 40 jaar
210
8,4
100
6,0
110
13,3
40 - 45 jaar
92
3,7
37
2,2
55
6,6
45 - 50 jaar
34
1,4
23
1,4
11
1,3
50 - 55 jaar
0
0
0
0
0
0
55 - 60 jaar
3
0,1
0
0
3
0,4
Eindtotaal
2496
100%
1668
100%
828
100%
Leeftijdsopbouw van voortijdige studie-uitval en uitvalreden aios h in de periode 2002 t/m 2006 Leeftijdsklasse
Uitval %
% vrouwen die uitvallen
% mannen die uitvallen
Uitval % keuze aios
Uitval % besluit instituut
25 - 30 jaar
10,8
10,2
12,8
10,0
0,8
30 - 35 jaar
4,8
4,8
4,6
3,7
1,1
35 - 40 jaar
9,0
8,8
9,1
5,2
3,7
40 - 45 jaar
14,1
14,5
13,7
8,1
5,9
45 - 50 jaar
13,1
22,2
5,9
6,6
6,6
50 - 55 jaar
23,1
20,0
33,3
15,4
7,7
55 - 60 jaar
66,7
nvt
66,7
0,0
66,7
Eindtotaal
7,6
7,4
7,9
5,6
2
Nb. De aantallen aios in de leeftijdsklasse van 50 jaar en hoger zijn te klein om daar conclusies aan te kunnen verbinden.
20
LOVAH BULLETIN | maart 2011
8,4% in de leeftijd van 35 tot 40 jaar. Vrouwen starten over het algemeen op jongere leeftijd met de opleiding dan mannen. Het uitvalpercentage is het laagst onder de aios in de leeftijd van 30 tot 35 jaar (4,8%), gevolgd door 8,8% in de leeftijd van 35 tot 40 jaar. De overige leeftijdsklassen hebben een uitvalpercentage van boven de 10%. De gemiddelde leeftijd van aios op het moment dat zij uitvallen is 33,7 jaar. In de leeftijd van 25 tot 30 jaar is de uitval met name een keuze van de aios zelf (10%). Het uitvalpercentage waarbij het opleidingsinstituut de beslissing neemt om de opleiding te beëindigen, stijgt naarmate de leeftijd van een aios toeneemt. De gemiddelde leeftijd van aios waarbij het opleidingsinstituut het besluit neemt om de opleiding te beëindigen, is dan ook 37,3 jaar. Iets meer dan vier van elke tien vrouwen die de huisartsenopleiding volgen, nemen gedurende de opleiding zwangerschapsverlof op. 1,6% van de vrouwen die zwangerschapsverlof hebben opgenomen, rondt de opleiding niet af. Er lijkt geen verband te zijn tussen uitval en zwangerschapsverlof. De aios-h die in de periode 2002 tot en met 2006 in dienst zijn gekomen bij de SBOH en inmiddels uitdienst zijn getreden, hebben zich in totaal ruim 5000 keer ziek gemeld. Gemiddeld zijn zij gedurende het dienstverband 12,9 werkdagen ziek geweest, waarbij vrouwen gemiddeld 14,7 en mannen 9,3 dagen ziek zijn. Hierbij zijn de ziektedagen ten gevolge van zwangerschap niet meegerekend. Aios die de opleiding succesvol hebben afgerond, zijn aanzienlijk minder lang ziek geweest (3,4 werkdagen per jaar) dan aios die voortijdig zijn uitgevallen (28,1 (eigen keuze) en 55,6 (besluit instituut) werkdagen per jaar). Het aantal ziektedagen lijkt hiermee een indicator te kunnen zijn voor het wel of niet voltooien van de opleiding. Frequent kort verzuim kan een voorbode zijn van langdurig verzuim, zeker als de oorzaken van het verzuim niet tijdig en adequaat worden aangepakt. De oorzaken van frequent kort verzuim kunnen gelegen zijn in de privésfeer, maar ook opleidings- en functioneringsaspecten kunnen het verzuim van een aios veroorzaken. De SBOH heeft daarom met de opleidingsinstituten afgesproken meer aandacht te besteden aan het frequent kort verzuim. Met ingang van 2011 wordt bij elke derde ziekmelding in een periode van twaalf maanden de aios uitgenodigd voor het telefonisch spreekuur van onze bedrijfsarts. Zo wil de SBOH problemen tijdig op het spoor komen en waar dat mogelijk is een oplossing vinden, samen met de betreffende aios. Want de aios staat bij de SBOH centraal.
Beachvolleybaldag 2011 Vijftien velden, een paar honderd aios, een drankje, muziek en hopelijk de zon: succes gegarandeerd voor de Landelijke aios Beachvolleybaldag! Dit jaar vindt dit altijd drukbezochte evenement plaats op zaterdag 25 juni in Scheveningen. Het is dé manier om op een relaxte manier je collega’s uit andere steden te leren kennen en natuurlijk om de eer van jouw stad te verdedigen. Dat kan door jezelf in de finale te spelen of je trekt gewoon een zo raar mogelijke outfit aan en gaat voor de originaliteitsprijs. En vind je de gezelligheid leuk, maar klappen jouw vingers ook altijd dubbel van die bal? Je kunt ook langskomen voor alleen een drankje en hapje! Wil je graag het thema van de dag bepalen en een bekende Nederlandse artiest uitnodigen voor het muzikale hoogtepunt van de dag? Meld je dan aan voor de Werkgroep Sport bij Marjolein de Boom (
[email protected]): er is nog plek in de commissie!
LOVAH BULLETIN | maart 2011
21
hvrc
Door Cathrien Raedts
HVRC en visitatie van opleidingsinstituten We volgen allemaal de opleiding tot huisarts en verwachten dat die voldoet aan alle regels en bovendien dat die kwalitatief goed is. Is dat wel zo en wie controleert dat? Hierbij een kijkje in de keuken van de visitatie door de HVRC van de opleidingsinstituten.
D
e opleiding tot huisarts moet voldoen aan wet- en en regel geving van onder andere het College Geneeskundige Specialismen. De HVRC (huisarts- en verpleeghuisarts registratie commissie) controleert enerzijds de (her)registratie van huisartsen en of het opleidingsplan van aios voldoet aan de daaraan gestelde eisen, en anderzijds of de opleidingsinstituten voldoen aan de wet- en regelgeving. Daarvoor worden de instituten in beginsel vijfjaarlijks gevisiteerd door de visitatiecommissie van de HVRC. Deze commissie bestaat uit de voorzitter, de secretaris en een huisarts. Ook is bij de visitatie altijd een aios aanwezig. Afgelopen anderhalf jaar was ik vanuit het LOVAH bestuur adviserend lid van de visitatiecommissie, in welke hoedanigheid ik deelgenomen heb aan enkele visitaties. Een visitatie vergt een uitgebreide voorbereiding. Het instituut levert onder meer een
22
LOVAH BULLETIN | maart 2011
functiebeschrijving van het hoofd van het instituut en een overzicht van het aantal personen verbonden aan het instituut. Ook moet er een duidelijk opleidingsplan zijn waarin staat hoe de opleiding en het onderwijs georganiseerd worden en hoe de selectie van aios en opleiders plaatsvindt. Vanzelfsprekend worden het verslag van de voorgaande visitatie en de daarin geformuleerde adviezen betrokken bij de visitatie. Verder wordt gekeken naar de samenwerking met het UMC en de mogelijkheden en moeilijkheden hierbij. Aan de hand van de aangeleverde stukken wordt het opleidingsinstituut getoetst aan nationale en Europese regelgeving, waarin onder meer regels staan voor het minimumaantal ondersteunend personeel. Vervolgens bezoekt de visitatiecommissie het instituut en voert zij gesprekken met aios, opleiders, medewerkers van het instituut en de staf. Tijdens de gesprekken met de aios wordt gevraagd naar hun mening over de opleiding en het instituut. Hierbij zijn altijd meerdere aios aanwezig en wordt geïnformeerd naar de kwaliteit van het onderwijs, de samen-
werking met de staf en de mogelijkheden voor inspraak. In principe staat het de aios vrij om ieder onderwerp aan te kaarten, maar het is wel de bedoeling dat het hoofd van het instituut op de hoogte is van de te bespreken onderwerpen. Het gesprek van de commissie met de aios wordt niet bijgewoond door het hoofd van het instituut, zodat de aios vrijuit kunnen spreken.
erkenning al dan niet te verlengen. Na afloop wordt een verslag opgesteld met conclusies en aanbevelingen. Dit verslag wordt voorgelegd aan de HVRC, waarna het definitieve besluit over de erkenning wordt genomen en medegedeeld aan het hoofd van het instituut. Als het hoofd zich niet kan vinden in de conclusies en aanbevelingen, kan hij daartegen bezwaar instellen.
De visitatiecommissie kijkt meer naar de opbouw van het onderwijsprogramma, dan naar de inhoud. De formele taak betreft dan ook het toetsen van de opleiding aan het wettelijk kader. Dit neemt echter niet weg dat de visitatie om de kwaliteit van de opleiding gaat, weshalve het onvermijdelijk is dat de commissie dieper ingaat op de inhoud. Zo wordt ook ingegaan op de differentiatiemogelijkheden en het flexibel invullen van het 2e jaar. De invloed van de commissie beperkt zich tot het geven van adviezen over deze onderwerpen, aangezien die op grond van de regelgeving geen invloed hebben op de beslissing om de
Een enkele keer komt het voor dat een erkenning voor minder dan vijf jaar wordt afgegeven. In dat geval wordt de visitatie eerder herhaald en wordt vooral gekeken naar de punten die bij de eerdere visitatie onvoldoende waren. Een andere mogelijkheid is dat er bepaalde voorwaarden worden gesteld waaraan het opleidingsinstituut voor een bepaalde datum moet voldoen om alsnog de erkenning voor vijf jaar te krijgen. Wanneer het hoofd van een instituut vertrekt, komt de erkenning te vervallen en zal dus eerder een nieuwe visitatie plaatsvinden. Ik heb in totaal drie visitaties bijgewoond,
te weten Leiden, Amsterdam VU en Groningen. Dit is voor mij een leerzame en leuke ervaring geweest, omdat ik meer inzicht heb verkregen in hoe de verschillende instituten georganiseerd zijn. De grote lijnen komen overeen, maar vooral de verschillen zijn leuk om te zien. Zo is Leiden bezig met een nieuw onderwijsprogramma gericht op de lacunes van de individuele aios, terwijl Amsterdam VU druk bezig is de digitale leeromgeving vorm te geven. In Groningen bleek hoe de algehele samenwerking is verbeterd met de komst van de nieuwe hoogleraar. Wat mij is bijgebleven na de visitaties, is de omvang van de organisatie van de huisartsopleiding. Wij, als aios, volgen onze opleiding en hebben te maken met onze huisartsopleider en de begeleiders op het instituut, maar staan er niet vaak bij stil hoe groot de organisatie achter de hele opleiding is en hoe vele mensen gezamenlijk bezig zijn een zo goed mogelijke opleiding voor ons te vormen.
Winnaar nominatie beste HAO 2011:
Paul de Breet Joris typeert zijn opleider als volgt: “Hij is een opleider die je echt iets wil leren, op alle gebieden van het huisartsenvak. Zowel het medische aspect van het vak, het tempo, het persoonlijke als het management aspect. Wederzijdse openheid voor feedback. Het belangrijkste punt heb ik zijn flexibiliteit gevonden.” Gefeliciteerd, Paul de Breet!
links AIOTHO Joris Linmans, rechts HAO Paul de Breet (Echt)
LOVAH BULLETIN | maart 2011
23
intervie w
Door Nick Zwartjes
Prof. dr. J.F.M. Metsemakers
Academisering is noodzaak Prof. dr. J.F.M. (Job) Metsemakers is sinds 2002 hoogleraar huisartsgeneeskunde in Maastricht en voorzitter van de gelijknamige vakgroep. Eén dag in de week houdt hij spreekuur in zijn academische praktijk in Geulle. U bent al geruime tijd werkzaam in het zuiden. Wat is zo kenmerkend aan de Maastrichtse huisartsenopleiding? Deze opleiding is gedegen en wordt verzorgd door goede vakmensen. Hierdoor wordt iedere aios uniek benaderd en kan er onderwijs op maat gegeven worden. Onderwijskundige instrumenten die Maastricht bijzonder maken zijn bijvoorbeeld de videotoets, waarbij een groot aantal consulten van de aios door een objectieve beoordelaar wordt gescoord, en het portfolio. Verder is Maastricht de geboorteplaats van de AIOTHO. Inmiddels is deze constructie ook gemeengoed bij andere instituten. Heeft een hoogleraar nog tijd voor leuke dingen en hobby’s? Volgens mijn vrouw heb ik geen hobby’s. Werk is misschien geen hobby, maar leuk is het wel. Uit mijn internationale activiteiten bij EURACT* en WONCA haal ik veel voldoening. Buiten het werk loop ik regelmatig hard en ga ik naar het theater. Hoe bent u betrokken geraakt bij de wetenschap? In het derde jaar van mijn studie geneeskunde participeerde ik in keuzeonderwijs over intercollegiale toetsing. Voor verdere
24
LOVAH BULLETIN | maart 2011
verdieping in de theoretische achtergronden hiervan, kreeg ik van mijn begeleider het advies onderzoek te gaan doen in het buitenland. Zo kwam ik terecht in Rockford, Illinois. Hier is mijn interesse voor onderzoek gegroeid.
Bent u ook gepromoveerd op intercollegiale toetsing? Nee, maar toetsing blijft een belangrijk onderwerp voor me. Tijdens mijn oratie in 2002 noemde ik drie doelen: verdere academisering van de huisartsgeneeskunde, zorg dragen voor het voortbestaan van het huisartsenvak en het veranderen van de koers van de nascholing. Wat ik nastreef is dat huisartsen op basis van toetsing en reflectie hun lacunes in kennis en vaardigheden vaststellen en dat dit sturend wordt voor de te volgen bij- en nascholing. Wat gaat er veranderen in de huisartsopleiding? Om als wetenschappelijke discipline te blijven bestaan moet én gaat de rol van de wetenschap groter worden. Hoewel het Evidence Based Medicine niet de heilige graal is, zullen we huisartsen zo moeten opleiden dat ze met de wetenschap uit de voeten kunnen. Belangrijk is om zowel in de opleiding, als ook naar de opleiders het
belang van onderzoek te benadrukken en vaardigheden daarvoor aan te leren. Een wetenschappelijk getrainde huisarts is zeer belangrijk als goede brug tussen academie en praktijk. Voor huisartsen met ambities in de wetenschap is de combinatie van een promotietraject en de huisartsopleiding, zoals de AIOTHO-constructie, in mijn ogen ideaal. Het opleiden van AIOTHO’s is bijdragen aan je stafopbouw van de toekomst maar ook noodzakelijk om academisering te verwezenlijken. Verder vind ik dat de aios de grootste stem moet hebben in verbeterpunten voor de huisartsopleiding. Vraag jezelf eens af: ben ik goed voorbereid op het vak na drie jaar? Mijns inziens is de overgang van aios huisartsgeneeskunde naar zelfstandig huisarts te abrupt. Een oplossing zou kunnen zijn om na de formele opleiding nog een half jaar zorg te hebben voor de aios en in deze zes maanden de overgang naar het zelfstandig bestaan als huisarts te begeleiden. Of de instituten dit moeten aanbieden of dat de jonge huisartsen dit zelf moeten o ppakken blijft voorlopig nog even de vraag. * European Academy of Teachers in General Practice and Family Medicine
p o l i t i e k e n m a at s c h a p p i j
Phieuhhhh!, volgens de Gezondheidsrisicotest.nl van het Bronovo loop ik geen boven gemiddeld risico op hart- en vaatziekten, nierschade of suikerziekte. Doe ik op andere vlakken met wisselend succes mijn best er bovenuit te steken, nu is er niets heerlijkers dan de middenmoot, mijn kop onder het maaiveld. Enigszins verontrustend worden er nog wel zo’n 25 andere ziektes genoemd waar ik nog wel aan zou kunnen lijden. Hoewel ik mij, in mijn geval, niet zo druk maak over borst- of baarmoederhalskanker, kan dit voor slechts 19.95 euro alsnog worden uitgezocht. Doorklikkend op de site staan verwijzingen naar vakliteratuur om de aannames te onderbouwen. Stuk voor stuk goede studies, echter een studie waarin screening van een populatie zonder klachten bewezen effectief is, is er niet tussen te vinden. Ik mag hopen voor hare Majesteit dat het ‘Koninklijke’ Bronovo verder wel meer evidence-based te werk gaat.
Gezondheidsrisicotest.nl
M
ijn scepsis voor dit soort tests komt voort uit een tweetal redenen. Allereerst een praktijkperikel: Patiënten met vragen over preventie vallen, bijna zonder uitzondering, allemaal in de categorie ‘worried well’. De fitte, goed opgeleide zestiger waarbij het, behalve wat zonneschade van het overwinteren in Spanje, hard zoeken is naar enig objectiveerbaar ongemak. De a priori kans dat deze groep iets mankeert is laag, lager dan de kans op bevolkingsniveau omdat deze groep juist bovengemiddeld gezond is. Dat is dus niet de vijver waar je je preventiehengel in wilt werpen. Liever zou ik gaan vissen in de poelen van ‘the ignoring ill’, ‘the cultural confused’ en ‘the silly sick’. Maar ja, die groepen doen niet uit zichzelf aan preventie. Niets is krachtiger om gezondheidstechnisch flink de boot te missen dan ontkenning, taal- en cultuurbarrières en/of het IQ van Oh Oh Cherso. Een tweede reden voor mijn scepsis is dat preventiescreeningen altijd meer politiek
dan wetenschappelijk geïnspireerd zijn. Zo heeft de emancipatiegolf ons borstkankerscreening opgeleverd maar een Cochrane review toont aan dat dit geen enkel effect
besteding van ons onderzoeksgeld maar mag niet leidend zijn voor de conclusies. Anders hoef je het onderzoek ook niet meer te doen. Dit lijkt nu wel te gebeuren, waar de roep om zelftests als bewijs wordt gezien voor het nut hiervan. Het NHG lijkt hierbij de belichaming te worden van de schisma tussen politieke wensbaarheid en wetenschappelijk werkelijkheid. Waren ze in 2008 nog uiterst kritisch over screening voor klachtenloze massa’s, inmiddels, na een massale niercheck, cholesterolbepaling in de supermarkt en nu de gezondheidsrisicotest krijgt het NHG-preventieconsult gestalte. Recent NIVEL-onderzoek lijkt ze hierin wel te steunen, maar is nog aan de magere kant. Er wordt nog naarstig naar meer bewijs gezocht om dit te onderbouwen.
heeft gehad op de sterfte. Nu er een wind van zelfbeschikking, participatie en individualiteit waait in het maatschappelijke landschap zijn in de gezondheidszorg zelftests een logisch uitvloeisel daarvan. Maatschappelijke druk richting de gezondheidszorg is goed en geeft ons richting voor
Ik hoop dat het NHG haar wetenschappelijke reputatie waarmaakt en niet bezwijkt onder alle druk. Maar het is lastig de rug recht te houden als de wind zo hard waait…
Door Marco Krukerink, Werkgroep Politiek en Maatschappij
LOVAH BULLETIN | maart 2011
25
intervie w
Door Singh Joeloemsingh
Kees van der Post, Hoofd Huisartsopleiding AMC-UvA
Opleiding en onderwijs: een continu vernieuwend proces Hoe ben je betrokken bij het onderwijs aan aios? Als lid van de Curriculumcommissie van de Huisarts ntwikkelingen opleiding AMC-UvA vertaal ik landelijke o in beleid voor het AMC-UvA. Daarnaast ben ik als projectleider Onderwijs Huisartsopleiding Nederland tevens lid van de Bestuurlijke Adviescommissie Onderwijs en Toetsing (BAC O&T). Als projectleider inventariseer ik welke onderdelen van het cursorisch onderwijs aan aios uniform en toekomstbestendig gemaakt kunnen worden; welke onderwijsmodules kunnen beter centraal ontwikkeld of aangeboden worden? Voorbeelden daarvan zijn de STARtclass als voorbereiding op de klinische stage en de Chronische zorgverlening (i.o.) als opvolger van de Sluitercursus (astma/COPD-cursus). De BAC O&T zal in april 2011 over het acute zorg onderwijs een advies uitbrengen aan de hoofden van de opleidingsinstituten, dat vervolgens geaccordeerd moet worden door Huisartsopleiding Nederland. Een aantal modules Acute zorg wordt in het AMC al uitgerold of staat daarvoor gepland: triageren en spoedeisende vaardigheden (o.a. zuurstoftoediening, interpretatie van saturatie, catheteriseren en BLS/AED). Een ABCDE-scenario training aan het begin van het eerste jaar is in ontwikkeling.
Hoe werkt de ontkoppelingsprocedure van het AMC-UvA? Gemiddeld worden in het eerste en het derde jaar in totaal vijf aios per jaar ontkoppeld. Redenen daarvoor zijn ‘geen klik tussen aios en HAO’, niet goed verlopende begeleiding of een stagnatie in de voortgang van de aios. Als de aios, HAO en groepsbegeleider en eventueel de jaarcoördinator geen bevredigende oplossing bereiken, geven zij gezamenlijk het advies aan het hoofd om te
26
LOVAH BULLETIN | maart 2011
ontkoppelen. We streven ernaar om pas te ontkoppelen als er een nieuwe HAO is gevonden. Een ontkoppeling betekent niet per definitie dat de aios moet stoppen met zijn opleiding. Als er sprake is van onvoldoende voortgang, dan wordt een beoordelingstraject overeengekomen en als er vervolgens nog steeds onvoldoende voortgang wordt geboekt, besluit meestal de aios zelf om met de opleiding te stoppen. De ontkoppelingsprocedure wordt steeds nageleefd; de aios is vanaf het begin daarbij betrokken. In het algemeen zijn de aios tevreden over de ontkoppelingsprocedure. Het instituut beschikt over twee vertrouwenspersonen voor de aios. Daar wordt weinig gebruik van gemaakt.
Beschikt het instituut over een verzuimprotocol? Wij hanteren het landelijk Verzuimprotocol van de SBOH. Bij frequent verzuim gaat, naast de SBOH, ook het instituut via de ARBO-functionaris en de groepsbegeleider na wat de oorzaak daarvan is. Visitatie De huisartsopleiding van het AMC-UvA wordt in september 2011 opnieuw gevisiteerd. Het verslag van de visitatie wordt niet openbaar gemaakt. Vanuit het oogpunt van transparantie ben ik daar wel een voorstander van. Hiernaast neemt het instituut deel aan de tweejaarlijkse Permanente Audit Kwaliteit Huisartsopleiding Nederland. Het instituut heeft in november 2010 een thema-audit ondergaan naar de visie en het kwaliteitsbeleid. Voorts stimuleren wij onze aios om deel te nemen aan de NIVELenquete, omdat wij de resultaten daarvan graag willen gebruiken om het onderwijs te verbeteren.
Wat is de rol van de hoogleraar huisarts geneeskunde bij het onderwijs aan aios? Henk van Weert is de nieuwe hoogleraar huisartsgeneeskunde aan het AMC-UvA en tevens Hoofd van de sectie huisartsgeneeskunde, in welke hoedanigheid hij onder-
Na vijf jaar als huisarts-inspecteur voor de gezondheidszorg bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg en vijf jaar als adjunct-hoofd te hebben gewerkt, is Kees van der Post vanaf 1 juni 2010 Hoofd van de Huisartsopleiding AMC-UvA. Hij is in deeltijd ook werkzaam als huisarts in Badhoevedorp.
Hoe kijk je aan tegen herintreders, nu uit een onderzoek van de SBOH blijkt dat oudere aios vaker uitvallen? Op zichzelf is het goed dat niet op leeftijd wordt gediscrimineerd ten nadele van oudere artsen. Ik vind wel dat rekening gehouden moet worden met het feit dat de opleiding wordt gefinancierd met publieke middelen en ik vind dat die doelmatig moeten worden ingezet. Ook vind ik dat in dat kader rekening moet worden gehouden met de resterende arbeidsjaren die iemand na zijn opleiding nog heeft. Van groot belang hierin is de leerbaarheid van aios. De leerbaarheid van een aios moet door het opleidingsinstituut zelf worden getoetst.
zoeksleider is. Bij de start van de opleiding informeert hij de aios over de onderzoeksprogramma's en over mogelijkheden om onderzoek te doen. We hebben zes AIOTHOS’s. Het vorige Hoofd, prof.dr. M. Wieringa-de Waard, is verantwoordelijk voor de verdere academisering van de huisartsopleiding, waaronder ook het wetenschappelijk onderwijs aan aios en HAO’s door expertdocenten valt.
Hoe kijk je aan tegen het vrijstellingenbeleid zoals vastgelegd in de regelgeving? Ook ik zie dat er een zekere spanning bestaat tussen enerzijds het vrijstellingenbeleid op basis van klinische ervaring en anderzijds aan de competenties waaraan aios moeten voldoen. Als een aios nu bijvoorbeeld ervaring heeft opgedaan op de afdeling kindergeneeskunde, dan kan zij vrijstelling krijgen voor de SEH-stage, terwijl het maar de vraag is of zij voldoende kennis en ervaring heeft op het gebied van spoedeisende geneeskunde. Ook is het zo dat een aios met relevante andere ervaring, bijvoorbeeld in één van de specialismen sociale geneeskunde, geen vrijstelling krijgt voor onderdelen van het onderwijs op het competentiegebied maatschappelijk handelen. Uit een inventarisatie onder aios die bij het begin van hun opleiding vrijstelling hadden verkregen, kwam naar voren dat veel aios geen volledig beeld hadden van de competenties waaraan zij moesten voldoen. Een aantal aios vertelde dat als zij dat beeld wel zou hebben gehad, zij geen vrijstelling zou hebben aangevraagd. De hoofden van de opleidingsinstituten zullen een advies over het vrijstellingenbeleid uitbrengen.
Welke ontwikkelingen acht je met name van belang voor de aankomende huisarts? De huisarts van straks krijgt veel meer dan nu het geval is te maken met vergrijzing en chronisch complexe zorg. Om daar goed mee om te gaan is het noodzakelijk dat de huisarts samenwerkingsverbanden aangaat met andere hulpverleners en dat de huisarts taken delegeert en deze gedelegeerde taken kan superviseren. Dit betekent zelf competent zijn en blijven op taakgebieden die de huisarts zelf niet meer dagelijks uitvoert. Een uitdaging! De huisarts van straks zal het overzicht moeten houden over multidisciplinaire zorgverlening, waarvoor zij de competenties samenwerken, communiceren en organiseren beter moet ontwikkelen. Daarnaast zien we een veranderd consumptiegedrag van patiënten. Er zijn vele groepen die zich met diensten richten tot de patiënten. Om hen het hoofd te bieden en om het vak van huisarts niet te laten uithollen, is het nodig dat huisartsen zich meer gaan profileren als coach en adviseur van de patient en ook meer commercieel bewust worden. Ook is het van belang dat de beroepsgroep in gesprek gaat met de zorgverzekeraars over hun kwaliteitsbeleid. Er moet bijvoorbeeld gesproken worden over de zin van vergoeding van therapieën waarvoor geen evidence bestaat.
Heb je nog adviezen voor ROVAH's? Als hoofd heb ik regelmatig overleg met het bestuur van de ROVAH, dat na een zekere tijd volledig is vernieuwd. Een inwerkplan voor nieuwe bestuursleden kan de continuïteit borgen ten einde een goede samenwerking te behouden.
LOVAH BULLETIN | maart 2011
27
ont wikkelingen
‘De huisarts geketend of ontketend’ Op de meeste plaatsen in Nederland is de huisarts als solist, generalist en gezinsarts verleden tijd. Waar gaat het de komende jaren naar toe met de huisarts en de eerstelijnszorg? Wordt de huisarts in toenemende mate onderdeel van ketens in de eerste lijn of wordt die weer ontketend? De geschiedenis herhaalt zich maar de toekomst van de huisarts is niet te voorspellen.
fixus de komende vijf jaar geleidelijk op te heffen zal een dreigend tekort aan artsen moeten worden voorkomen. Eenvoudigere behandelingen verschuiven van de tweede naar de eerste lijn of nieuwe tussenvormen in de anderhalve lijn. Diagnostiek zou ook moeten verschuiven van ziekenhuizen naar onafhankelijke diagnostische centra in de buurt. Volgens de minister(2) mag de eerste lijn nog sterker worden dan ze nu al is. Ze is gecharmeerd van gezondheidscentra en is van mening dat zorgverlening geen solistisch beroep meer is.
Definitie Slaan we er Van Dale op na, dan vinden we bij huisarts “arts die bij voorkomende ziekten in het gezin wordt geraadpleegd (nietspecialist)”. Deze omschrijving lijkt aan herziening toe, aangezien niet alle p atiënten meer gezinslid zijn. Bovendien kan de huisarts na zijn meerjarige s pecialisatie niet meer als ‘niet-specialist’ gekwalificeerd worden. Schippers In haar beleidsdoelstellingen(1) doet Schippers uitspraken over de zorg in de eerste lijn. Zo vindt zij dat basiszorg beter bereikbaar moet zijn. Daar waar de basiszorg uit de buurt verdwenen is, moet die daar weer terugkeren. Dit is vooral van belang voor kwetsbare groepen in onze samenleving en op het platteland. Door de numerus
28
LOVAH BULLETIN | maart 2011
Structuur en organisatie De afgelopen jaren hebben ingrijpende veranderingen plaatsgevonden in de structuur en organisatie van de eerste lijn. Tegelijk met de introductie van de Zorgverzekeringswet in 2006 is een nieuwe bekostiging van de huisartsenzorg ingevoerd. Onderdeel daarvan was toen al de mogelijkheid om zorg van de tweede naar de eerste lijn te verplaatsen. Dit geschiedt via zogeheten ‘Modules Modernisering & Innovatie’. Een aantal jaren geleden zijn monodisciplinaire samenwerkingsverbanden van huisartsen in verschillende verschijningsvormen in het leven geroepen. Onder de M&I-modules vallen ook diabetes mellitus en COPD. Na toestemming van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) werd het mogelijk om over de bekostiging van de zorg voor patiënten met deze chronische aandoeningen in de eerste
lijn met de zorgverzekeraar afspraken te maken. Deze ontwikkeling leidde ertoe dat het samenwerkingsverband van huisartsen, als hoofdaannemer, andere eerstelijns disciplines is gaan contracteren; dit om zorg multidisciplinair te kunnen aanbieden. Indien de zorgstandaarden, die als basis voor de overeenkomst met de zorgverzekeraar dienen, door de koepels van alle betrokken zorgverleners zijn geautoriseerd, dan kan rechtstreeks met de zorgverzekeraar een contract gesloten worden voor eerstelijns DBC’s. Momenteel is dat mogelijk voor diabetes mellitus, cardiovasculair risicomanagement (CVRM) en COPD. De verwachting is dat nog meer indicaties aan deze rij zullen worden toegevoegd.
Toezichthouders en zorgverzekeraars Samenwerkingsverbanden in de eerstelijns zorg mogen zich ‘verheugen’ in de belangstelling van toezichthouders en zorgverzekeraars. Er zijn verschillende documenten verschenen van de NZa en de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) waarbij kreten als ‘aanmerkelijke marktmacht’ en ‘economische machtspositie’ geslaakt worden. Deze toezichthouders gaan ervan uit dat, voor een deel althans, de zorg een gewone markt is. Het gevolg is dat de zorgverleners aan de ene kant staan en (multidisciplinaire) samenwerking hoog in het vaandel hebben en aan de andere
deelnemers binnen een multidisciplinair samenwerkingsverband.
kant de toezichthouders die spreken over ‘keuzemogelijkheden voor de cliënt’, ‘geen belemmeringen voor nieuwe toetreders’ en ‘marktmacht’. Wanneer huisartsen onderdeel zijn van samenwerkingsverbanden, dan dienen ze zich te realiseren dat de opstelling van de toezichthouders consequenties kan hebben voor de omvang en samenstelling van zo’n verband. Niet alleen de toezichthouders maar ook de zorgverzekeraars stellen hun eisen aan zorggroepen. De ene vindt functionele bekostiging via een zorggroep prima en de ander stelt als eis dat er minimaal twee disciplines onderdeel moeten zijn van het verband. Weer een ander bekostigt multidisciplinair samenwerken bij voorkeur via een gezondheidscentrum of op wijkniveau en een vierde(3) wenst alleen reguliere tarieven plus een koptarief te betalen aan
De huisarts en de toekomst Waar laat dit alles de huisarts in de toekomst? Met uitzondering van een aantal plaatsen op het platteland zal de huisartssolist gaan verdwijnen(4). De huisarts zal in toenemende mate onderdeel worden van structuren. In fysieke zin kan dit betekenen: huisvesting in een gezondheidscentrum. In organisatorische zin: onderdeel van een samenwerkingsverband. Ook zullen huisartsen taken delegeren en mogelijk onder elkaar differentiëren. De wens van de overheid om steeds meer zorg en diagnostiek van de tweede naar de eerste lijn te verplaatsen zal de druk op de eerste lijn alleen maar opvoeren. Er zal een differentiatie in competenties van huisartsen moeten komen. Aan de ene zijde zij die zich in hoofdzaak toeleggen op zorgverlening en aan de andere zijde zij die zich daarnaast toeleggen op organiseren en managen van de eerstelijns zorg en het contracteren met zorgverzekeraars. Wat zorgen baart, is de plaats die overblijft voor het basistakenpakket van de huisarts en de zorg die niet rond een patiënt, maar rond een patiënt met een bepaalde aandoening wordt georganiseerd. De ketenzorg, zoals deze momenteel aangeboden wordt, doet geen recht aan adequate zorg waarop een patiënt met multiple morbiditeit recht heeft en ketent de
huisarts. Misschien is het tijd de huisarts te ontketenen en de focus weer te richten op de individuele patiënt en diens hulpvraag.
Conclusies a. Opheffen van de numerus fixus is een noodzaak om aan de vraag van een kwart meer artsen in 2025 tegemoet te kunnen komen; b. De opleiding van de huisarts dient niet alleen gericht te zijn op de zorginhoudelijke aspecten van het vak maar tevens op structurele, organisatorische, juridische en financiële aspecten van de eerste lijn; c. Er dient een herbezinning te komen op de positie van de huisarts in praktische zin in de eerste lijn; d. Zorgverlening in de eerste lijn dient in beginsel primair gericht te zijn op de wensen van de individuele patiënt.
Wil Bosch WB-Zorg – Informatiebureau voor overheidsbeleid en zorg. (1) 26 januari 2011 Brief van minister Schippers aan de Tweede Kamer ‘Zorg die werkt’ (2) 11 februari 2011/Medisch Contact/66 nr 6/ pag 314-317/interview Schippers (3) 31 januari 2011/Het Financieele Dagblad/ pag 7/‘Lagere kosten bij ketenzorg door koptarief’ (4) 3 februari 2011/ANP/‘Steeds minder artsen hebben solopraktijk’
LOVAH BULLETIN | maart 2011
29
s i b b i n g & wat e l e r
Wat een klein decennium geleden nog een noviteit was, is inmiddels niet meer uit het straatbeeld weg te denken. Een navigatiesysteem als digitale vervanger voor de traditionele papieren kaart. Feilloos weten wij nu onze bestemming te bereiken. Af en toe uit koers gebracht door wegwerkzaam heden of een niet opgemerkte filemelding.
Opleiding bijna afgerond; bestemming bereikt?
W
anneer u na jarenlange studie uw bestemming hebt bereikt, wacht de medische beroepspraktijk. Gaat u als hidha werken in het vrije beroep? Of gaat u werken als waarnemer? De keuze is aan u. Zou het niet mooi zijn wanneer een navigatiesysteem u zou helpen de weg te vinden door de financiële jungle van de startend huisarts? Als huisarts in opleiding zult u tijdens uw opleidings periode wellicht financiële beslissingen moeten nemen die van invloed zijn op uw verdere leven, bijvoorbeeld wanneer u een huis gaat kopen. Omdat u na de opleiding mogelijk een andere werk- en woonomgeving zult krijgen, is het verstandig om daar bij de keuze voor de hypotheek en de rentevaste periode nu al rekening mee te houden. Slechts zeer beperkt wordt er in de medische opleiding aandacht gegeven aan de zakelijke aspecten van de medische beroepspraktijk. Het is dus verstandig om uzelf hierop goed voor te bereiden. Of u uw financiële zaken goed hebt geregeld, is immers mede bepalend voor uw slagen.
Route ná uw opleiding Wordt u tijdens de opleiding voor het bepalen van uw route bijgestaan door o.a. uw opleider, de route ná de opleiding verdiend evenzoveel aandacht. Vanuit die invalshoek zijn wij in 2008 samen met de LOVAH en de diverse ROVAH’s van start gegaan met het organiseren van informatieve lezingen over hetgeen u te wachten staat wanneer u uw opleiding afrond. Uitgebreid wordt tijdens deze avonden ingegaan op de verschillen tussen het werken in het vrije beroep, als waarnemer
30
LOVAH BULLETIN | maart 2011
of het werken in loondienst. Niet alleen op fiscaal en juridisch vlak maar ook op financieel vlak. Uit de evaluaties die wij na afloop van de lezingen ontvingen, is gebleken dat er naast de informatie avonden over Waarnemen en werken in loondienst, ook behoefte bestond naar een aparte avond over het onderwerp Praktijkovername. De eerste avonden rond dit thema hebben inmiddels plaatsgevonden. Voor meer informatie omtrent de lezingen en het eventueel organiseren hiervan, nodigen wij u graag uit contact op te nemen met Jannette van Dijk via
[email protected].
Papieren routeplanner? Op basis van jarenlange ervaring hebben wij een praktijkgericht boek geschreven: “Financiële consult voor de (startend) huisarts” Het geeft inzicht in belangrijke financiële, contractuele en fiscale zaken waarmee u in uw toekomstige beroepspraktijk te maken kunt krijgen. Via www.sibbing.nl kunt u een exemplaar van het boek aanvragen. Of ook nu de papieren versie verdreven zal worden door een digitale versie? Wie weet, de toekomst zal het leren. In ieder geval hopen wij dat u voorspoedig uw bestemming bereikt.
Peter Meijer Vennoot Sibbing & Wateler
namen en adressen Secretariaat LOVAH Postbus 19025 3501 DA Utrecht
[email protected] www.lovah.nl
Voorzitter Tim Linsen
[email protected]
Secretaris/congres Pim Doppen
[email protected]
vlnr: Tim Linssen, Madeleine Bruins Slot, Cick Pouw, Persijn Honkoop, Cathrien Raedts
Communicatie en PR Marjolein de Boom
[email protected]
Voor: Irene Joziasse
Colofon Sponsoring Anne de Jong
[email protected]
Webmaster Hannah Kramer
[email protected]
Penningmeester Sanne Westermann
[email protected]
Algemeen/wetenschap Persijn Honkoop
Aan deze uitgave hebben meegewerkt: De bulletinredactie: Martin Link Singh Joeloemsingh Henk Dirkse Nick Zwartjes Eric van der Snoek Madeleine Buins Slot Walter Adam Anne de Jong Hans Schmidt Cathrien Raedts En verder: Paul de Breet Steven van Eijck Joris Linmans Tim Linsen Job Metsemakers WES Marco Krukerink namens de Werkgroep Onderwijs Werkgroep Politiek en Maatschappij Margrit Vermeulen Kees van der Post Marieke Verschoor Wil Bosch Chris van Weel Peter Meijer Vormgeving Grafisch Buro van Erkelens, Den Haag
Drukker Bohn Stafleu van Loghum
Algemeen/internationaal Irene Joziasse
LOVAH BULLETIN | maart 2011
31
32
LOVAH BULLETIN | maart 2011