Provincie Oost-Vlaanderen
Gemeentebestuur 9270 Laarne Dorpsstraat 2
OCMW Laarne 9270 Kalken Colmanstraat 51
LOKAAL SOCIAAL BELEIDSPLAN 2008 – 2013
1
Voorwoord. Dat gemeente en OCMW politiek en beleidsmatig het dichtst bij de burger staan komt duidelijk tot uiting in het sociaal beleid dat deze twee besturen voeren. Zij zijn de brug die wordt geslagen tussen de lokale noden van de inwoners en de heel diverse, soms tegenstrijdige en soms ontoereikende maatregelen, die door hogere overheden worden opgelegd. Die brug, waar gemeente en OCMW de handen in elkaar slaan, zal Sociaal Huis gaan noemen. Het is de bedoeling dat de Gemeente en OCMW alle wegen van de sociale dienstverlening aan die brug, het Sociale Huis, laten toekomen. Nu zijn er ontelbaar vele vormen van bruggen, van hele steile tot geheel vlakke. Daarom zal u zien dat de actiepunten die het lokaal bestuur wil ondernemen starten met een grote zorg voor toegankelijkheid. Een vlakke brug en een open deur zijn hier dan ook de uiteindelijke doelstelling. U zal merken dat de eigen taken van OCMW en Gemeente divers zijn. Van heel praktische aard zijn het toedienen van verzorging in de rusthuizen tot het organiseren van kinderopvang tot zuiver intellectueel in het vinden van beleidsoplossingen om de inwoners toegang te verlenen tot kwaliteitsvolle en betaalbare woningen tot ervoor zorgen dat iedereen kan deelnemen aan het culturele-, sport- of jeugdverenigingsleven. Daarom heeft het lokaal bestuur (gemeente en OCMW) er voor gekozen om een uitgebreide omgevingsanalyse uit te voeren met als thema de sociale dienstverlening. Meer bepaald over de open deuren of drempels die er op de gemeente zijn waardoor mensen net wel of net niet kunnen deelnemen aan een normaal sociaal leven. Er zijn nog vele tekortkomingen en vele van deze ervaren tekorten kunnen niet meteen door het lokaal bestuur worden opgelost. Er zullen, alleen al om budgettaire redenen, steeds keuzes moeten worden gemaakt. Zo leest u, in dit lokaal sociaal beleidsplan, de keuzes die het lokaal bestuur (de gemeente en het OCMW) samen in eerste instantie hebben gemaakt. In de opmaak van de omgevingsanalyse hebben we zowel de inwoners als de op of voor ons grondgebied actieve organisaties uitgebreid betrokken. Gemeente en OCMW willen die betrokkenheid behouden, ook voor de keuzes die in de toekomst worden gemaakt. In 2008 zullen we dan ook overgaan tot het oprichten van een welzijnsraad. Hierdoor zal een direct contact tussen inwoners, actoren en bestuur worden gewaarborgd. Ondermeer de zorg die het lokaal betstuur wil besteden aan de noden van personen met een handicap moeten in dit overleg het onderwerp van een permanente dialoog vormen. Dit Lokaal Sociaal Beleidsplan is een resultaat van heel wat werk. Ambtenaren, politici, actoren en de bevolking hebben er met heel wat inzet aan gewerkt. Dit plan is evenwel geen eindpunt maar de start. De start van heel wat initiatieven, de start van wat (meer) werk. ¾ Werk maken van de uitbouw van ons Sociaal Huis. ¾ Werk maken van de correcte beleidsbeslissingen en beleidsdaden. ¾ Werk maken van het permanent overleg tussen alle gebruikers en actoren. ¾ Werk maken van de “organisatorische” omgeving om alles zo efficiënt mogelijk te laten verlopen. ¾ Werk maken van de solidariteit tussen de inwoners van onze gemeente want zonder deze solidariteit kan men een gemeente geen gemeenschap noemen. Dank aan iedereen die aan de opmaak van dit Lokaal Sociaal Beleidsplan heeft meegewerkt. U mag uzelf een hoeksteen van onze maatschappij noemen. Dirk Clerick, schepen van Welzijn & Solidariteit. Steven De Wolf, voorzitter OCMW
1
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
2
Inhoudstabel Voorwoord
1
Inhoudstabel ........................................................................................................................................ 2 Van decreet lokaal sociaal beleid tot lokaal sociaal beleidsplan in Laarne …................. 6 Hoofdstuk 1 : omgevingsanalyse................................................................................. 8 1.1. procesbeschrijving ........................................................................................................................ 8 1.1.1. bedoeling................................................................................................................................ 8 1.1.2. aard van de analyse ............................................................................................................... 9 1.1.3 proces ................................................................................................................................ 9 1.2. algemene omgevingsanalyse ..................................................................................................... 11 1.2.1. situering................................................................................................................................ 11 1.2.2. kenmerken............................................................................................................................ 11 1.2.2.1. demografisch..................................................................................................................... 11 1.2.2.2. socio – economisch........................................................................................................... 12 1.2.2.3. welzijn en gezondheid....................................................................................................... 13 1.2.2.4. bestuurlijk .......................................................................................................................... 13 1.3. omgevingsanalyse algemene sociale dienstverlening................................................................ 15 1.3.1. procesbeschrijving................................................................................................................ 15 1.3.2. gebrek aan diensten op het grondgebied vereist veel flexibiliteit van OCMW..................... 15 1.3.3. concrete problemen.............................................................................................................. 16 1.3.3.1. aantal cliënten met psychiatrische problematiek neemt toe ............................................. 16 1.3.3.2. gebrek aan opvangvoorzieningen en methodieken voor mensen met verslavings- en huisvestingsproblemen................................................................................................................... 17 1.3.3.3. verjonging cliënteel ........................................................................................................... 18 1.3.3.4. geen afdoende antwoord op huisvestingsproblemen ....................................................... 18 1.3.4. methodieken......................................................................................................................... 19 1.3.4.1. begeleiding lost generatiearmoede niet op ...................................................................... 19 1.3.4.2. te weinig huisbezoeken schept drempel en veroorzaakt gebrek aan cliëntinformatie..... 19 1.3.4.3. collectieve schuldenregeling en budgetbeheer leveren geen duurzame oplossingen voor de cliënt ..................................................................................................................................... 19 1.3.5. geen voorzieningen voor gehandicapten ............................................................................. 20 1.3.6. nood aan meer gestructureerde interne communicatie en aan externe communicatie over dienstverlening van OCMW ........................................................................................................... 20 1.3.7 conclusies.............................................................................................................................. 21 1.4. omgevingsanalyse wonen .......................................................................................................... 22 1.4.1. procesbeschrijving................................................................................................................ 22 1.4.2. woningmarkt ......................................................................................................................... 22 1.4.2.1. algemeen........................................................................................................................... 22 1.4.2.2. nood aan meer sociale woningen ..................................................................................... 24 1.4.2.3. huren of kopen op de private huisvestingsmarkt vergt steeds meer inkomen.................. 25 1.4.2.4. leefbaarheid en kwaliteit van woningen vergt aandacht ................................................... 26 1.4.3. toegankelijkheid.................................................................................................................... 28 1.4.3.1. bereikbaarheid diensten.................................................................................................... 28 1.4.3.2 versnipperde communicatie over bestaande premies en gebrek aan gemeentelijke premies........................................................................................................................................... 29 1.4.4. informatie en communicatie ................................................................................................. 29 1.4.4.1. interne en externe communicatie kan beter...................................................................... 30 1.4.4.2. nood aan structureel overleg tussen alle betrokkenen ..................................................... 31 1.4.4.3. nood aan specifieke communicatiekanalen voor specifieke doelgroepen ........................ 31 2
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
3 1.4.5. conclusi ........................................................................................................................................32 1.5. omgevingsanalyse thuiszorg ...................................................................................................... 34 1.5.1. procesbeschrijving................................................................................................................ 34 1.5.2. positionering van de OCMW-thuisdiensten.......................................................................... 34 1.5.2.1. de vraag naar zorg zal stijgen omwille van de vergrijzing ................................................ 34 1.5.2.2. bereik en kwaliteit van de poetsdienst wordt bedreigd ..................................................... 35 1.5.2.3. nood aan een eigen positionering van de poetsdienst...................................................... 36 1.5.2.4. functie en betekenis van de dienst maaltijden voor het OCMW ....................................... 37 1.5.2.5. mantelzorgpremie.............................................................................................................. 38 1.5.3. waarderen van de sociale functies van het personeel ......................................................... 38 1.5.4. communicatie ....................................................................................................................... 38 1.5.4.1. gebrek aan begrip en ondersteuning van mantelzorgers ................................................. 38 1.5.4.2. gebrek aan duidelijke informatie op maat ......................................................................... 39 1.5.4.3. noden voor vrijwilligers en nood aan vrijwilligers .............................................................. 40 1.6. omgevingsanalyse wonen voor bejaarden ................................................................................. 42 1.6.1. Procesbeschrijving ............................................................................................................... 42 1.6.2. concrete noden..................................................................................................................... 42 1.6.2.1. voldoende capaciteit voorzien voor zware zorgbehoevenden .......................................... 42 1.6.2.2. vraag naar serviceflats voor minder zware zorgbehoevenden ......................................... 43 1.6.2.3. nood aan aangepaste woningen ....................................................................................... 43 1.6.2.4. behoefte aan dagverblijf en kortverblijf is er en zal stijgen ............................................... 44 1.6.2.5. mobiliteit ............................................................................................................................ 45 1.6.3. toegankelijkheid van de zorg................................................................................................ 46 1.6.3.1. de wachtlijsten als indicator .............................................................................................. 46 1.6.3.2. bespreking van de wachtlijsten van de beide rusthuizen.................................................. 46 1.6.3.3. aandacht voor bereikbaarheid van nieuwe campus in Kalken.......................................... 47 1.6.3.4. aandacht voor betaalbaarheid van nieuw rusthuis en voor mogelijke consequenties van onbetaalbaarheid............................................................................................................................ 47 1.6.4. communicatie over aanbod verbeteren................................................................................ 47 1.6.5. personeel.............................................................................................................................. 47 1.6.6. gehandicapten...................................................................................................................... 48 1.6.7. conclusies............................................................................................................................. 48 1.6.8. nood aan bijkomende analyse ............................................................................................. 49 1.7. senioren en vrije tijd .................................................................................................................... 50 1.7.1. verenigingsleven vraagt meer ondersteuning ...................................................................... 50 1.7.2. vragen i.v.m. de rol van het dienstencentrum en de rol van de verenigingen .................... 51 1.7.3. aandacht voor vernieuwing inzake seniorenwerking en –aanbod ....................................... 51 1.8. omgevingsanalyse kinderopvang ............................................................................................... 52 1.8.1. procesbeschrijving................................................................................................................ 52 1.8.2. vraag en aanbod m.b.t. kinderopvang.................................................................................. 52 1.8.2.1. de bestaande diensten en hun doelgroep......................................................................... 52 1.8.2.2. stijgende behoefte aan kinderopvang ............................................................................... 53 1.8.2.3. Groot bereik maar dalend aantal opgevangen kinderen in het Initiatief voor Buitenschoolse Opvang ................................................................................................................. 54 1.8.2.4. capaciteitsoverschrijding in piekperioden ......................................................................... 55 1.8.2.5. specifieke behoeften ......................................................................................................... 55 1.8.2. personeel.............................................................................................................................. 56 1.8.2.1. aandacht voor kwaliteit moet behouden blijven ................................................................ 56 1.8.3.2. diplomavereiste bedreigt personeelsbestand ................................................................... 57 1.8.4. toegankelijkheid.................................................................................................................... 57 1.8.4.1. laagdrempelige diensten ................................................................................................... 57 1.8.4.2. kostprijs ............................................................................................................................. 58 1.8.4.3. openingstijden ................................................................................................................... 60 1.8.5. communicatie en samenwerking diensten ........................................................................... 60 1.8.5.1. communicatie van het aanbod .......................................................................................... 60 1.8.5.2. samenwerking tussen diensten......................................................................................... 61 1.8.6. bijkomende analyse.............................................................................................................. 61 3
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
4 1.8.6.1. vandalisme ................................................................................................................................61 1.8.6.2. spelotheek ......................................................................................................................... 61 1.8.6.3. opvang voor kinderen tot 14 jaar....................................................................................... 62 1.9. omgevingsanalyse jeugd ............................................................................................................ 63 1.9.1. procesbeschrijving................................................................................................................ 63 1.9.2. toegankelijkheid.................................................................................................................... 63 1.9.2.1. ‘Sociale Kaart’ werkt niet als middel tegen financiële drempels ....................................... 63 1.9.2.2. bereikbaarheid diensten kan beter.................................................................................... 64 1.9.2.3. gemeentelijke Jeugddienst................................................................................................ 64 1.9.2.4. bijkomende ondersteuning voor verenigingen .................................................................. 65 1.9.3. informatie en communicatie ................................................................................................. 65 1.9.3.1. gebrek aan geschikte structuren voor interne en externe communicatie ......................... 65 1.9.3.2. gebrek aan ondersteuning van vorming en overleg.......................................................... 65 1.9.3.3. stimuleren van informatieverspreiding en preventie ......................................................... 66 1.9.4. onduidelijkheid met betrekking tot organisatie van fuiven, nood aan fuifbeleid................... 66 1.9.5. nood aan extra ondersteuning voor vrijwilligers en het werken met vrijwilligers ................. 67 1.9.6. conclusies............................................................................................................................. 67 1.10. omgevingsanalyse werken ....................................................................................................... 69 1.10.1. procesbeschrijving.............................................................................................................. 69 1.10.2. arbeidsmarktsituatie ........................................................................................................... 69 1.10.3. toegankelijkheid.................................................................................................................. 70 1.10.3.1. mobiliteit .......................................................................................................................... 70 1.10.3.2. kinderopvang................................................................................................................... 70 1.10.3.3. actoren ............................................................................................................................ 71 1.10.4. sociale tewerkstelling ......................................................................................................... 71 1.10.5. overheid als werkgever ...................................................................................................... 72 1.10.6. communicatie en informatie ............................................................................................... 72 1.10.7. bijkomende analyse ........................................................................................................... 73
Hoofdstuk 2 : geïntegreerde visie en missie sociaal beleid in Laarne............................. 74 Hoofdstuk 3 : meerjarenplan ........................................................................................................ 76 SD 1 : de toegankelijkheid en het aanbod aan sociale dienst- en hulpverlening verhogen.................. 76 OD 1.1. de bekendheid van het bestaande aanbod aan dienst- en hulpverlening verhogen ........... 76 Actie 1.1.1. verbeteren van de digitale communicatie ................................................................... 76 Actie 1.1.2. verbeteren van interne communicatie in functie van toegankelijkheid ....................... 77 Actie 1.1.3. systematische aandacht voor huisbezoeken .............................................................. 77 Actie 1.1.4. nagaan mogelijkheid proactieve aanpak huisbezoeken ............................................. 78 OD 1.2. drempels verbonden aan doorverwijzing wegnemen........................................................... 78 Actie 1.2.1. vorming van maatschappelijk werkers in functie van goede intake en doorverwijzing78 Actie 1.2.2. overleg en communicatie met bovenlokale actoren.................................................... 79 OD 1.3. aanbod aan sociale dienstverlening van lokaal bestuur uitbreiden...................................... 79 Actie 1.3.1. oprichting dienst collectieve schuldenregeling............................................................ 79 Actie 1.3.2. organisatie klusjes – en opruimdienst......................................................................... 80 Actie 1.3.3. haalbaarheidsanalyse opstart arbeidszorgproject en andere vormen van sociale tewerkstelling.................................................................................................................................. 80 OD 1.4. opstart sociaal huis............................................................................................................... 81 OD 1.5 uitwerken vrijwilligerspakket .................................................................................................. 82 SD 2 : alle senioren de mogelijkheid bieden om een kwalitatief leven te blijven leiden ....................... 83 OD 2.1. thuiszorg en mantelzorg gericht ondersteunen. ................................................................... 84 Actie 2.1.1. reorganisatie poetsdienst ............................................................................................ 84 Actie 2.1.2. reorganisatie dienst maaltijden ................................................................................... 85 Actie 2.1.3. ondersteuningsproject mantelzorgers......................................................................... 85 Actie 2.1.4. haalbaarheidsanalyse dagcentrum ............................................................................. 86 OD 2.2. de toegankelijkheid van de ouderenzorg verhogen ............................................................. 87 Actie 2.2.1. uitwerken communicatie voor doorverwijzers ............................................................. 87 Actie 2.2.2. verstevigen en uitbreiden mobiliteitsmogelijkheden.................................................... 88 4
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
5 Actie 2.2.3. continue analyse en opvolging van de zorgnood................................................................89 OD 2.3. de ontmoetingsmogelijkheden voor senioren verhogen....................................................... 89 Actie 2.3.1. haalbaarheidsanalyse dienstencentrum ..................................................................... 90 Actie 2.3.2. ondersteuning vrijetijdsaanbod voor senioren ............................................................ 90 SD 3. alle kinderen en jongeren kunnen terecht in een aangepast en kwalitatief aanbod van opvang en vrijetijdsbesteding ............................................................................................................................. 92 OD 3.1 het aanbod aan kinderopvang uitbreiden en beter bekend maken....................................... 92 Actie 3.1.1. capaciteitsuitbreiding kinderopvang............................................................................ 93 Actie 3.1.2. sociaal tarief kinderopvang ........................................................................................ 94 Actie 3.1.3. uitwerken vormingsbeleid personeel IBO ................................................................... 94 Actie 3.1.4. oprichting spelotheek .................................................................................................. 95 Actie 3.1.5. kwaliteitsbewaking ‘dienst onthaalouders’ .................................................................. 95 OD 3.2. ontwikkelen van randvoorwaarden voor een toegankelijk aanbod van activiteiten voor kinderen en jongeren op vlak van jeugd, sport en cultuur ................................................................. 96 Actie 3.2.1. wegwerken/verlagen van mogelijke drempels in het aanbod van activiteiten voor kinderen en jongeren...................................................................................................................... 97 Actie 3.2.2. uitwerken van een (speel)pleintjesbeleid .................................................................... 97 Actie 3.2.3. uitwerken van een fuifbeleid en -loket......................................................................... 98 Actie 3.2.4. haalbaarheidsanalyse laagdrempelige locatie jeugddienst ........................................ 98 SD 4 kwaliteitsvol en betaalbaar wonen mogelijk maken voor alle inwoners ....................................... 99 OD 4.1 het aanbod van kwaliteitsvolle en betaalbare woningen verhogen....................................... 99 Actie 4.1.1 woonbehoeftenstudie ................................................................................................. 100 Actie 4.1.2 realisatie van sociale huur- en koopwoningen ........................................................... 100 Actie 4.1.3 gemeentelijke leidraad m.b.t. kwaliteit en levenslang wonen .................................... 101 Actie 4.1.4 premie voor woningaanpassingen ............................................................................. 101 Actie 4.1.5 uitbreiding kwaliteitsvol aanbod huurwoningen van SVK en OCMW......................... 102 OD 4.2 de informatiedienstverlening m.b.t. wonen verbeteren ....................................................... 103 Actie 4.2.1 woondienst als laagdrempelig aanspreekpunt........................................................... 103 Actie 4.2.2 woonoverleg ............................................................................................................... 103
Hoofdstuk 4: taakafspraken, engagementen en evaluatie ................................................ 105 4.1. taakverdeling............................................................................................................................. 105 4.2. engagementen .......................................................................................................................... 106 4.3. evaluatie.................................................................................................................................... 107
Hoofdstuk 5 : participatie ............................................................................................................. 108 Hoofdstuk 6 : sectorale planverplichtingen ............................................................................ 110 6.1. lokaal beleidsplan kinderopvang............................................................................................... 110 6.2. andere sectorale plannen ......................................................................................................... 111
5
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
6
Van decreet lokaal sociaal beleid tot lokaal sociaal beleidsplan in Laarne …. Het eigenlijke decreet lokaal sociaal beleid dateert al van 2004. De toenmalige minister droomde van een vergedreven samenwerking tussen OCMW en gemeente door een optimale onderlinge afstemming van timing, budget en projecten. Deze moesten, om garanties te bieden naar de toekomst, worden geformaliseerd in een meerjarenplan het lokaal sociaal beleidsplan. Het doel van het decreet : maximale toegankelijkheid creëren van de dienstverlening voor elke burger zodat art. 23 en art 24. van de grondwet kunnen gerealiseerd worden : - recht op arbeid, - recht op sociale zekerheid, - recht op behoorlijke huisvesting, - recht op bescherming van en gezond leefmilieu, - recht op culturele en maatschappelijke ontplooiing Daarom stelde men uiteindelijk de verplichting om tegen uiterlijk 31/12/2007 een gemeenschappelijk lokaal sociaal beleidplan klaar te hebben. De minister begreep zeer goed dat het uitwerken van een lokaal sociaal beleidsplan heel wat voeten in de aarde zou hebben en stelde daarom voor gefaseerd te werken. Lokale besturen zouden eerst een grondige analyse maken van de huidige en de gewenste toestand : de omgevingsanalyse. Hiervoor mochten ze een grootscheepse bevraging houden of het beperkt invullen. Laarne koos voor een uitgebreide vorm van participatie waarbij zowel ambtenaren, beleidsmensen, middenveld als burgers werden aanhoord en betrokken. De resultaten van de omgevingsanalyse vindt U in het eerste hoofdstuk. Een analyse van de omgeving is één ding, het vertalen van die resultaten naar een plan is natuurlijk iets anders. Aangezien de meeste gemeentebesturen en OCMW’s geen traditie kenden van intense samenwerking vormde het gezamenlijk aan tafel zitten en samen over beleid nadenken al een eerste grote uitdaging. Ook in Laarne was het niet anders. Van bij aanvang hebben het gemeentebestuur en OCMW-bestuur er gezamenlijk naar gestreefd om gestoeld op het idee van gelijkheid en respect voor elkaars taken, het uitschrijven van het lokaal sociaal beleidsplan ter harte te nemen. Het aanstellen van een coördinator vanuit de gemeente en vanuit het OCMW was een eerste stap in de richting van een vergedreven vorm van toekomstige samenwerking. Aangezien noch OCMW noch gemeente kaas hadden gegeten van het uitschrijven van een eigen lokaal sociaal beleidsplan laat staan van een gezamenlijk plan werd geopteerd om te werken met een consultant vanuit het VVSG. De samenwerking met het VVSG voor het uitwerken van de omgevingsanalyse en het eigenlijke lokaal sociaal beleidsplan is door zowel beleidsmensen als ambtenaren als bijzonder positief geëvalueerd. Het heeft ons de mogelijkheid gegeven om niet 6
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
7
alleen onze samenwerking maar ook de inhoud van dit plan op een hoger niveau te tillen. De vormgeving en hoofdstukverdeling van het lokaal sociaal beleidsplan lagen grotendeels decretaal vast. De uiteindelijke inhoud werd door het beleid uitgewerkt op basis van enerzijds de ervaren noden en anderzijds de gegevens ons aangereikt in de omgevingsanalyse. In gezamenlijk overleg werd een visie en een missie bepaald, die richtinggevend is voor de verdere uitwerking van het plan. Op basis van deze missie en visie, hebben we er voor gekozen om ons lokaal sociaal beleid voor de periode 2008 – 2013 uit te werken aan de hand vier strategische doelstellingen : ¾ Strategische doelstelling 1 : De toegankelijkheid van het aanbod aan sociale dienst en hulpverlening verhogen. ¾ Strategische doelstelling 2 : Alle senioren de mogelijkheid bieden om een kwalitatief leven te blijven leiden. ¾ Strategische doelstelling 3 : Alle kinderen en jongeren kunnen terecht in een aangepast en kwalitatief aanbod van opvang en vrijetijdsbesteding ¾ Strategische doelstelling 4 : Kwaliteitsvol en betaalbaar wonen mogelijk maken voor alle inwoners. De strategische doelstellingen worden doorheen het verdere beleidsplan uitgewerkt in operationele doelstellingen en concrete acties. Dit vormt hoofdstuk 3, het meerjarenplan. Bij de uitvoering van het plan zijn heel wat mensen en organisaties betrokken. Daarom is het van belang om niet alleen goede afspraken te maken, maar ook duidelijk te zijn in de engagementen en de manier van evalueren. Deze vindt U in hoofdstuk 4. De participatie en betrokkenheid van de burgers en lokale actoren bij de opmaak, en uitvoering van het lokaal sociaal beleidsplan is zeer belangrijk. In hoofdstuk 5 wordt beschreven hoe we dit trachten te realiseren. De integratie van dit beleidsplan met andere sectorale plannen wordt behandeld in hoofdstuk 6.
7
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
8
Hoofdstuk 1 : omgevingsanalyse
1.1. procesbeschrijving 1.1.1. bedoeling Eind 2007 wordt elk lokaal bestuur in Vlaanderen geacht om een plan in te dienen bij de Vlaamse overheid betreffende het Lokaal Sociaal Beleid in de gemeente (cfr decreet Lokaal Sociaal Beleid). In dat plan dient - op basis van een omgevingsanalyse - te worden aangegeven welke strategische en operationele doelstellingen het lokaal bestuur zal vooropstellen voor de komende zes jaren (20082013) op sociaal vlak. De opmaak van de omgevingsanalyse werd in Laarne begeleid door VVSG. In Laarne werd in het stappenplan (goedgekeurd in gemeenteraad op 19/01/2006) opgenomen dat de omgevingsanalyse zou afgerond worden voor 31/12/2006. Visie, doelstellingen en acties zouden conform diezelfde planning geconcretiseerd worden in 2007, onder aansturing van de nieuwe beleidsploeg. De bedoeling van de opmaak van een omgevingsanalyse is een goed beeld te schetsen van de huidige situatie op sociaal vlak in Laarne. Om dit beeld te verkrijgen, wordt ook stilgestaan bij de vroegere situatie en wordt ook vooruitgekeken naar de te verwachten toekomstige situatie. Tegelijkertijd worden naast vergelijkingen in de tijd daar waar mogelijk ook vergelijkingen gemaakt in de ruimte (regio, provincie, Vlaanderen, …) Een omgevingsanalyse mbt het Lokaal Sociaal Beleid dient ook voldoende maatschappelijk draagvlak te hebben. Vanuit dit opzicht werd er expliciet voor gekozen om naast de medewerkers van Gemeente en OCMW, ook een beroep te doen op de ervaring en kennis van professionele organisaties, lokale verenigingen, gemeentelijke adviesraden en de bevolking. Conform het stappenplan werd in Laarne de omgevingsanalyse opgebouwd rond volgende thema's: - algemene sociale dienstverlening - wonen - thuiszorg - wonen voor bejaarden - kinderopvang - jeugd - werken - senioren en vrije tijd Om de strategische keuzes te bepalen die het bestuur op sociaal vlak wil nemen, werd een beleidsgroep samengesteld. De omgevingsanalyse dient om de 8
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
9
beleidsgroep en de raden te ondersteunen en inspireren bij het nemen van deze keuzes. De eerste bijeenkomst van de beleidsgroep in 2006 heeft tot doel om na te gaan of de omgevingsanalyse voldoet voor het maken van die keuzes. Voor de beleidsbepaling zelf, zal de samenstelling van de beleidsgroep in 2007 aangepast worden nav de nieuw samengestelde Gemeente- en OCMW-raad.
1.1.2. aard van de analyse Er werd voor de opmaak van de analyse vertrokken van kwalitatieve gegevens (meningen van enerzijds interne en externe deskundigen en anderzijds burgers als ervaringsdeskundigen). Deze gegevens werden vervolgens aangevuld met objectieve gegevens. In de analyse was er aandacht voor het functioneren van de eigen organisatie of dienst, het transactieveld (de context van medespelers die gelijkaardige dienst- of hulpverlening aanbieden) en de externe omgeving (externe tendensen, omgevingsfactoren, evoluties die een invloed uitoefenen op het functioneren van het bestuur). De kernfocus van de analyse waren problemen ivm het sociale op het grondgebied zoals ze zich doorheen de verschillende beleidsterreinen stellen. Er werd getracht de problemen voldoende scherp te formuleren. Het schetsen van bepaalde problemen kan in sommige gevallen verkeerdelijk geïnterpreteerd worden als een vingerwijzing naar deze of gene dienst, vereniging of organisatie. Dat was echter nooit de bedoeling. Vaak zijn de vermelde problemen trouwens niet specifiek voor de diensten, organisaties of verenigingen in Laarne. Dat neemt echter niet weg dat de problemen zo scherp mogelijk moeten geformuleerd worden. Ook problemen die zich elders stellen verdienen een oplossing en alvorens men op zoek kan gaan naar correcte oplossingen is een heldere analyse noodzakelijk.
1.1.3 proces Op 21/04/2006 vond een eerste coördinatievergadering plaats waarop met de medewerkers van gemeente- en OCMW bestuur en de secretarissen het traject verder werd geconcretiseerd. De medewerkers die elk de verantwoordelijkheid kregen voor de analyse van een bepaald thema, kregen een aantal opdrachten en instrumenten mee om te komen tot een eerste eigen analyse van de sterke en zwakke kanten en de kansen en bedreigingen m.b.t. hun thema. Bronnen die daarvoor gehanteerd werden, waren de eigen ervaring, andere plannen, gesprekken met collega’s, literatuur en cijfers. Op 24/04/2006 vond een informatievergadering plaats waarop de bevolking werd ingelicht over het traject en werd uitgenodigd om deel te nemen aan werkgroepen. In mei 2006 werden de eerste analyses besproken met de externe begeleider. In juni volgden opnieuw opvolgingsgesprekken en werden afspraken gemaakt over de 9
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
10
organisatie van denkwerkgroepen om de analyse verder op participatieve wijze uit te werken. Deze werkgroepen werden georganiseerd in september en oktober. Het overzicht: • 11/09/2006: denkgroep ‘wonen’ • 11/09/2006: denkgroep ‘senioren’ • 13/09/2006: denkgroep ‘jeugd’ • 25/09/2006: denkgroep ‘algemene sociale dienstverlening’ • 26/09/2006: denkgroep ‘werken’ • 03/10/2006: behandeling thema ‘toegankelijkheid en preventie’ op jeugdraad • 10/10/2006: denkgroep ‘seniorenthuiszorg’ • 23/10/2006: denkgroep 2 ‘wonen’ Naar aanleiding van de gesprekken met de externe begeleider en zaken die werden aangehaald in deze werkgroepen gingen verscheidene medewerkers bijkomend actief op zoek naar gegevens. In november 2006 werden de gegevens vanuit de verschillende bronnen samengevoegd tot één analyse en besproken met de externe begeleider. Op 13/11/2006 vond een tweede coördinatievergadering waarop het voorstel van ontwerp-analyse werd besproken, evenals het verdere traject. Vervolgens gebeurden de laatste aanpassingen en de bundeling van de analyse tot de hier voorliggende ontwerp-omgevingsanalyse.
10
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
11
1.2. algemene omgevingsanalyse 1.2.1. situering Provincie : Arrondissement : Kanton : Politiezone : Aantal inwoners :
Oost – Vlaanderen Dendermonde Wetteren Laarne – Wetteren – Wichelen 11.595 op 01/01/2005
Laarne bestaat uit twee bijna even grote (zowel qua inwoners als qua oppervlakte) deelgemeentes Laarne en Kalken. De totale oppervlakte van de gemeente bedraagt 3.205 ha (Laarne: 1.568 ha en Kalken: 1.635 ha). Laarne kent qua bebouwing 2 hoofdkernen met daarnaast veel woonlinten en enkele woonconcentraties verspreid over de gemeente. Voor de rest zijn vele woningen fragmentarisch in het landschap ingeplant. Voor diensten, secundair onderwijs, ziekenhuizen, … is het vooral op Wetteren en Gent aangewezen.
1.2.2. kenmerken 1.2.2.1. demografisch Het bevolkingsaantal blijft de laatste jaren quasi status quo. (zie bijlage algemeen 1: bevolkingsaantal gedurende laatste 10 jaar) Dit resulteert in een groeipercentage van 0,1 %. Dit is zeer laag in vergelijking met het Vlaams Gewest (2 %) of het platteland (1,6 %). Het aantal huishoudens daarentegen is wel sterk toegenomen. (zie bijlage algemeen 2: bevolkingssamenstelling) Deze tendens is te wijten aan de sterke groei van het aantal alleenstaanden, die inmiddels 1/3 van het aantal huishoudens uitmaken. Daarbij zijn de vrouwen de grootste groep: 62 %, daarvan zijn er 19 % alleenstaande vrouwen met kinderen. De gemiddelde grootte van het gezin bedraagt 2,54. (zie bijlage algemeen 2: bevolkingssamenstelling) In de bevolkingspiramide valt dat in vergelijking met cijfers van het Vlaamse Gewest een aantal leeftijdsklassen laag scoren: 0 - 4 j, 20 – 29 j. Daarentegen is er een hoog percentage voor de klassen tussen 50 en 64 jaar. 11
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
12
(zie bijlage algemeen 3: bevolkingspiramide) Daarbij moet vastgesteld worden dat er een schommelend geboortecijfer is en een stijgend sterftecijfer. (zie bijlage algemeen 4: geboorte- en sterftecijfer) Een opvallende vaststelling is de stijgende druk van de interne vergrijzing. In Laarne stijgt de groep 60 + in 2020 met 32 % en de groep 80 + met 55 %. (zie bijlage algemeen 11: bevolkingsprognose) Uit de tabel in bijlage blijkt dat er 93 personen van vreemde nationaliteit op het grondgebied van Laarne ingeschreven zijn. Dit is dus 0,008 % van de totale bevolking. Op arrondissementeel vlak bedraagt dit 0,01 %.Van de mensen met vreemde nationaliteit zij er slechts 15 niet – Europeanen. (zie bijlage algemeen 2: bevolkingssamenstelling)
1.2.2.2. socio – economisch 1.2.2.2.1.Omgeving Laarne ligt centraal tussen de R4 en E17 wat de bereikbaarheid van zowel het dorp als van in de buurt liggende steden en gemeentes voor autoverkeer vergemakkelijkt. Het openbaar vervoer naar beide gemeentes en omliggende gemeentes is de laatste jaren vergemakkelijkt door het inschakelen van de belbus – maar nog niet optimaal. De interne mobiliteit tussen Laarne en Kalken blijft minimaal. Laarne wordt traditioneel nog betiteld als een plattelandsgemeente. De onbebouwde oppervlakte is voor een plattelandsgemeente echter relatief laag (76,5 %) in vergelijking met andere plattelandsgemeenten (83,5 %) Van de bebouwde oppervlakte (17,9 %) wordt het grootste deel ingenomen door ‘wonen’ (86,6 %). (bron : www.lokalestatistieken.be) 1.2.2.2.2. arbeid De activiteitsgraad in Laarne (75,3 %) ligt boven het gemiddelde (73,70 % arrondissement Dendermonde). Daarbij aansluitend heeft Laarne de laagste werkloosheidsgraad van het arrondissement Dendermonde (3,96 % tov 5,87 % gemiddeld). De werkgelegenheidsgraad (38,2 %) daarentegen ligt beduidend lager (50 %). Dit betekent dat 80,7 % van de beroepsbevolking dient te pendelen. Daarvan gaat het overgrote deel naar Gent en Wetteren. 12
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
13
1.2.2.2.3. inkomen Het gemiddeld netto fiscaal inkomen per aangifte en per inkomen ligt boven het arrondissementele gemiddelde. Ook het mediaan inkomen ligt boven het gemiddelde. De welvaartsindex bedraagt 112,58. (zie bijlage algemeen 5: inkomen)
1.2.2.3. welzijn en gezondheid
Zoals uit de bijgevoegde tabel blijkt zijn er in Laarne nog zeer veel woningen zonder comfort (geen cv, geen toilet, geen bad ). Dit ligt telkens boven de cijfers van het arrondissement. (zie bijlage wonen 10: kwaliteit + ouderdom woningpatrimonium) Wat de jonge mensen betreft zijn er een aantal opvallende vaststellingen: 1° er zijn op de gemeente Laarne percentueel minder kinderen met een handicap. Dit valt waarschijnlijk te verklaren door het feit dat er zich geen voorzieningen voor gehandicapten op ons grondgebied bevinden 2° het percentage kinderen geboren in een kansarm gezin (3,0 %) is beduidend lager dan het Vlaamse gemiddelde (5,9 %), maar wel boven dit voor een plattelandsgemeente (2,5) 3° het aantal jongeren in de bijzondere jeugdbijstand bedraagt minder dan de helft van het gemiddelde 4° het aantal kinderen met een schoolse vertraging ligt vrij laag (zie bijlage algemeen 6: schoolse vertraging) De criminaliteitsgraad (5,5) ligt lager dan het gemiddelde voor het Vlaamse Gewest (6,7), maar opmerkelijk hoger dan voor het platteland (3,9). (zie bijlage algemeen 10: criminaliteitsgraad) Het aantal WIGW ’s scoort vrij hoog. (zie bijlage algemeen 7: titularissen voorkeurregeling) Een algemeen maatschappelijk fenomeen waaraan Laarne niet ontsnapt is de stijgende druk van de interne vergrijzing. (zie bijlage algemeen 8: interne vergrijzing)
1.2.2.4. bestuurlijk
13
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
14
Uit de bijgevoegde tabel blijkt dat zowel de ontvangsten, de uitgaven, de schuld als het aantal personeelsleden onder het gemiddelde liggen. (zie bijlage algemeen 9: bestuurlijke tabel)
14
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
15
1.3. omgevingsanalyse algemene sociale dienstverlening
1.3.1. procesbeschrijving Verantwoordelijke: Katrien Heirman, hoofdmaatschappelijk werker OCMW Laarne E – mail :
[email protected] Telefoon: 09/365.46.90 Het belangrijkste uitgangspunt voor de analyse vormde de ruime ervaring van de verantwoordelijke als maatschappelijk werker (sinds 1991) en als hoofdmaatschappelijk werker (sinds 2004) binnen de sociale dienst van het OCMW. De eigen inzichten werden daar waar mogelijk getoetst aan cijfers en aan de mening van de andere actoren. Van de cijfergegevens is de volledige bronvermelding in bijlage toegevoegd. Ook de maatschappelijk werkers van de sociale dienst van het OCMW werden bevraagd. Op 25.09.2006 werd er eveneens een denkgroep rond algemene sociale dienstverlening georganiseerd. De uitnodiging werd ruim verstuurd, de opkomst was echter laag.
1.3.2. gebrek aan diensten op het grondgebied vereist veel flexibiliteit van OCMW Zoals uit de algemene gegevens reeds blijkt is Laarne een kleine plattelandsgemeente. De sociale dienst van het OCMW is de enige op het grondgebied. Momenteel zijn er 4.5 FTE maatschappelijk werkers tewerkgesteld voor volgende taken en diensten : - wettelijke opdrachten zoals onderzoek en toekenning recht op maatschappelijke integratie, stookoliepremie, steunverlening, … - dienst schuldbemiddeling - lokaal opvanginitiatief voor asielzoekers - poetsdienst - dienst maaltijdbedeling - lokale adviescommissie - begeleiding, advies en doorverwijzing Er is zeer weinig personeelsverloop. Iedereen beschikt over het diploma van maatschappelijk assistent. Er wordt getracht om via vorming op maat, wekelijks 15
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
16
teamoverleg en functioneringsgesprekken de kwaliteit van de dienstverlening te optimaliseren. Voor een aantal andere (bovenlokale) diensten behoort Laarne formeel gezien wel tot het werkingsgebied, maar concreet hebben zij er geen kantoren en blijft de dienstverlening dus zeer beperkt. Het gaat onder meer om ziekenfondsen, dienst geestelijke gezondheidszorg en ziekenhuis, … Dit betekent dat er in het OCMW een vrij diverse problematiek dient behandeld te worden omdat doorverwijzing niet steeds mogelijk is. Zo is Laarne bv. aangewezen op het CAW De Kastanje in Dendermonde. Mensen vanuit Laarne naar Dendermonde krijgen is echter bijzonder moeilijk omwille van de beperkte mobiliteit, maar ook de psychische drempel is bijzonder groot. Dendermonde is voor de cliënten een verre onbekende stad, waar men zich liever niet waagt. Onze samenleving én de hulpverlening worden steeds ingewikkelder. Het is bijna een must voor de OCMW’s om te specialiseren. Zo zien we bij andere grotere OCMW ’s aparte diensten voor schuldbemiddeling, tewerkstelling, … ontstaan. Met een kleine equipe is dit natuurlijk niet zo evident. Dit betekent dat er een grotere deskundigheid van de maatschappelijk werker gevraagd wordt, grotere flexibiliteit en kennis, … . Af en toe betekent het ook dat een OCMW-cliënt in Laarne benadeeld is, omdat de maatschappelijk werker niet over voldoende kennis beschikt. In grotere gemeenten is er bovendien een uitgebreider netwerk aan sociale voorzieningen: voedselbank, kringloopwinkel, sociaal restaurant, … Anderzijds is de kleinschaligheid ook een troef. Er wordt gewerkt op maat van de mensen. Eén maatschappelijk werker volgt een persoon op gedurende de volledige begeleiding. Dit gecombineerd met het feit dat de meeste maatschappelijk werkers bijna levenslang in dienst blijven, zorgt ervoor dat er een langdurige relatie met de cliënt kan ontstaan. Bovendien wordt het OCMW op die manier een aanspreekpunt voor de mensen, en verhoogt dit de toegankelijkheid.
1.3.3. concrete problemen 1.3.3.1. aantal cliënten met psychiatrische problematiek neemt toe Het aantal cliënten met een psychiatrische problematiek waarmee de OCMW-sociale dienst geconfronteerd wordt neemt toe de laatste jaren. Dit situeert zich niet alleen binnen sociale dienst maar ook bv. voor opnames in het rusthuis. Mensen met het korzackhof – syndroom kunnen bv. bijna niet meer in de psychiatrie terecht. Langdurige psychiatrische opnames worden stelselmatig afgebouwd. Een groot deel van die mensen kunnen doorstromen naar een psychiatrisch verzorgingstehuis of naar beschut wonen. Mensen die niet voldoende zorgbehoevend zijn, keren echter terug naar hun thuissituatie. Soms wordt vanuit de instelling nazorg opgestart. Vaak 16
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
17
is dit echter niet voldoende omdat deze nazorg niet aan huis verstrekt wordt. Er wordt van patiënten en cliënten verwacht dat zij zich aanmelden bij hun psychiater, dagcentrum, …. Voor mensen die weinig gemotiveerd zijn vormt dit een struikelblok en is er dus geen passend aanbod. Bovendien zien instellingen de sociale dienst van een OCMW hierbij niet steeds als betrokken partij, terwijl de sociale dienst wel met de problemen van de betrokkenen geconfronteerd wordt. (bv. ontslag zonder voorafgaande verwittiging, geen informatie geven, … ) In 2001 werd een organisatie opgericht die zich specifiek richt op de psychiatrische zorg van patiënten in de thuisomgeving (Pion). Dit is zeker en vast een stap in de goede richting. Het werkingsgebied is echter groot, subsidiëring onzeker en de werklast zeer groot. Het feit dat steeds meer van onze cliënten een psychiatrische problematiek vertonen zorgt ook binnen het OCMW voor een grotere werklast. Bovendien moeten wij vaststellen dat de maatschappelijk werkers onvoldoende geschoold zijn om steeds adequaat te kunnen handelen. Voor de problemen van een aantal mensen, kunnen we bovendien geen oplossing aanreiken: bv. inzake vrijetijdsbesteding, begeleiding, … Cijfergegevens die dit kunnen staven zijn niet voorhanden, maar uit overleg met collega’s binnen het arrondissement blijkt echter dat ook zij hiermee geconfronteerd worden. 1.3.3.2.
gebrek aan opvangvoorzieningen en methodieken voor mensen met verslavings- en huisvestingsproblemen
Voor mensen die te kampen hebben met een verslavingsprobleem én met huisvestingproblemen, is het zeer moeilijk om een oplossing te vinden binnen de bestaande hulpverlening. Ze kunnen niet terecht in onthaalcentra, diensten voor begeleid of beschut wonen en psychiatrische thuiszorg weigeren hen… Alle levensdomeinen zijn aangetast: gezondheid, tewerkstelling, financieel, … Het meest in het oog springend is echter de woningproblematiek. Ze kunnen zeer moeilijk zelf een woning huren, omdat ze een verleden hebben van uithuiszetting omwille van verwaarlozing en wanbetaling. Bovendien vragen ze een zeer intensieve vorm van begeleiding indien hen een woning ter beschikking wordt gesteld. Vaak glijden ze af naar een vorm van dakloosheid. In absolute aantallen gaat het niet over enorm veel mensen, maar het is wel een zeer hardnekkig kern waarvoor nog oplossingen op maat moeten worden gevonden. Het profiel van de doelgroep; zij zijn zwakbegaafd, alleenstaand, ontkennen het verslavingsprobleem en hebben meestal een klein sociaal netwerk Collega’s van de OCMW’s uit de regio geven aan dat zij te kampen hebben met eenzelfde problematiek. Cijfergegevens zijn niet voorhanden.
17
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
18
1.3.3.3. verjonging cliënteel Uit een bevraging bij de sociale dienst, kwam naar voren dat men de indruk had dat het cliënteel steeds jonger werd. Dit wordt nochtans niet door de cijfers bevestigd. Zo is het profiel van de leefloongerechtigden: + 40 jaar, alleenstaand en gedurende langere tijd afhankelijk van het leefloon. (zie bijlage algemene sociale dienstverlening 1: profiel werkzoekenden OCMW Laarne) De vraag rijst hoe dit gevoel is ontstaan. Wordt de realiteit vertekend door een aantal recente aanmeldingen die zijn blijven hangen? Dienen we op zoek te gaan naar andere cijfers? Dit blijft onduidelijk. 1.3.3.4. geen afdoende antwoord op huisvestingsproblemen Het OCMW beschikt over 1 woning en huurt daarnaast nog 7 woningen op de privé markt. Bestemming : - 3 huizen ingeschakeld in het LOI ( Lokaal opvanginitiatief ) en worden dus exclusief voorbehouden voor de opvang van asielzoekers in materiële steun. - 2 woningen voor asielzoekers die financiële steun genieten - 1 noodwoning - 2 doorgangswoningen Dit woningaanbod lenigt uiteraard niet de nood aan goede, betaalbare woningen. Veel mensen hebben het moeilijk om een betaalbare woning te vinden. Mensen worden standaard doorverwezen naar Eigen Dak (sociale woningmaatschappij) en SVK (sociaal verhuurkantoor). Bij Eigen Dak is er een lange wachtlijst. Het SVK opteerde voor de toewijs gebruik te maken van een puntensysteem. Dit werkt objectiverend, maar heeft het perverse effect dat mensen die werken, hun huur betalen en huis onderhouden quasi niet in aanmerking komen voor de toewijs van een woning. Aansluitend hierbij is het ook een vaststelling dat steeds meer eenverdieners het moeilijk hebben om de huur betalen. Door een stijging van het aantal alleenstaanden stijgt ook deze groep. Binnen het OCMW konden we hiervoor nog geen oplossingen aanreiken. Verhuurders van woningen of derden signaleren ons af en toe verregaande vormen van vervuiling. Tot op heden werden hiervoor steeds ad hoc oplossingen gezocht in samenwerking met de gemeentelijke woondienst. Het lijkt noodzakelijk om hiervoor een gestructureerd overleg en afspraken vast te leggen.
18
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
19
1.3.4. methodieken 1.3.4.1. begeleiding lost generatiearmoede niet op Voor mensen die lang genoeg op de sociale dienst werken is het vaak een ontnuchterende vaststelling dat de kinderen van onze cliënten ook cliënt worden. Dit beperkt zich niet enkel tot de ‘traditionele’ groep van generatiearmen. Blijkbaar hebben we de juiste methodiek nog niet gevonden om te vermijden dat probleemgedrag door de volgende generatie wordt verdergezet.
1.3.4.2.
te weinig huisbezoeken schept drempel en veroorzaakt gebrek aan cliëntinformatie
Er zijn weinig diensten en instellingen die huisbezoeken verrichten in Laarne. De meeste diensten vragen dat mensen zelf langs komen: bv. CAW, dienst geestelijke gezondheidszorg, gemeentebestuur, … Voor de meest kwetsbare mensen verhoogt dit de drempel, en bijkomend stelt zich een mobiliteitsprobleem. Een aantal cliënten worden daardoor niet bereikt. Bovendien gaat een groot stuk informatie verloren. Een goed uitgevoerd huisbezoek kan een schat aan informatie bezorgen en tijdens het huisbezoek kan ook informatie over dienst- en hulpverlening gegeven worden. In de denkgroep rond algemene sociale dienstverlening bevestigde de vertegenwoordiger van het CAW dat dit inderdaad een gemis is. 1.3.4.3.
-
collectieve schuldenregeling en budgetbeheer leveren geen duurzame oplossingen voor de cliënt
collectieve schuldenregeling
Collectieve schuldenregeling werd een tijdje geleden door iedereen beschouwd als een wondermiddel. Het biedt aan mensen een soort van beschermingsstatuut, de mogelijkheid om een gedeelte van hun schulden af te betalen, en daarna met een nieuwe lei te beginnen. Wij moeten inmiddels vaststellen dat dit niet voor iedereen werkt. Mensen maken opnieuw schulden. Bovendien zijn er heel wat nadelen zijn aan het systeem. Schuldbemiddelaars zijn bv. niet opgeleid om mensen te begeleiden. Voor een aantal dossiers wordt budgetbeheer gecombineerd met collectieve schuldenregeling. Dit betekent in de praktijk dat het OCMW begeleiding verzorgt terwijl de schuldbemiddelaar hiervoor betaald wordt. 19
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
20
-
budgetbeheer
Er worden binnen de sociale dienst minder dossiers budgetbeheer opgestart. Dit staat in tegenspraak met wat de media verkondigen: namelijk dat steeds meer mensen, steeds meer schulden hebben. Dit valt enerzijds te verklaren door collectieve schuldenregeling. Mensen met een grote schuldenlast worden daarnaar doorverwezen. Anderzijds is er een tendens dat budgetbeheer sterk beperkt wordt. Door de jaren heen is immers gebleken dat dit op langere termijn niet de beste oplossing is, omdat de zelfredzaamheid van de mensen niet gestimuleerd wordt. Er moet nog gezocht worden naar de meest aangepaste methodiek op langere termijn.
1.3.5. geen voorzieningen voor gehandicapten Er is geen specifiek uitgebouwde voorziening voor gehandicapten. Voor mensen die zich aanmelden op de sociale dienst, wordt wel steeds gezocht naar de meest aangepaste vorm van hulpverlening.
1.3.6. nood aan meer gestructureerde interne communicatie en aan externe communicatie over dienstverlening van OCMW De bekendmaking van de diensten en dienstverlening gebeurt bijna uitsluitend via het infoblad. De OCMW-dienstverlening staat ook op de website van de gemeente, maar de informatie is niet actueel. Het OCMW als instelling is vrij gekend, maar kampt zoals met een imagoprobleem. Er hangt nog vaak een negatieve sfeer rond in de zin van ‘den onderstand’. Welke dienstverlening er geboden wordt is echter voor velen nog steeds niet duidelijk. Met een aantal actoren wordt er gestructureerd samengewerkt; met het OCMW Wetteren inzake tewerkstelling, met de toewijscommissie van het Sociaal Verhuurkantoor, met de Lokale Adviescommissie, met het Samenwerkingsinitiatief in de Thuiszorg, … Met anderen gebeurt de samenwerking steeds ad hoc. Dit verloopt goed, omdat de onderlinge contacten zeer goed verlopen. Toch ervaren we ook hier de nood om dit op een gestructureerde wijze aan te pakken. Een voorbeeld van adhoc samenwerking is omtrent uithuiszetting. Op dit vlak is er vaak een intensieve en goede samenwerking met de woondienst van de gemeente; maar voor elk dossier op zich moeten er telkens opnieuw afspraken gemaakt worden.
20
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
21
1.3.7 conclusies Het feit dat er weinig diensten echt actief zijn op het vlak van sociale dienstverlening op het grondgebied van Laarne schept een aantal problemen: • Er gebeuren te weinig huisbezoeken op het grondgebied door de verschillende diensten. Dit schept een drempel voor bepaalde doelgroepen en veroorzaakt een informatiegebrek m.b.t. cliënten. • Er is nood aan overleg met de bovenlokale actoren in functie van doorverwijzingsafspraken, het signaliseren van stopzetting hulpverlening aan bepaalde cliënt en de vraag naar de mogelijkheid om hun dienstverlening meer op het grondgebied aan te bieden. • Doorverwijzing is vaak weinig realistisch gezien de praktische (mobiliteit) en psychologische drempels die dit vertegenwoordigt voor de cliënt. • De sociale dienst van het OCMW zal noodgedwongen blijvend zeer flexibel moeten zijn en een antwoord moeten kunnen bieden op de veelheid van problematieken. Ter ondersteuning van de sociale dienst vereist dit investeringen in: o vorming voor maatschappelijk werkers, o het beroep doen op expertise opgebouwd in andere OCMW’s (bv. Wetteren), o ervaringsuitwisseling op bovenlokaal niveau •
Tegelijkertijd kan worden nagegaan hoe een aantal structurele noden die zich ook voordoen in omringende gemeenten kunnen gesignaleerd worden aan de hogere overheden of bovenlokaal kunnen aangepakt worden. (vb gebrek aan opvang voor personen met psychiatrische problematiek, probleem van personen met verslavingsproblemen en huisvestingsproblemen, methodieken ivm generatiearmoede, schuldhulpverlening)
Naast deze zaken is er ook meer nood aan gestructureerde interne communicatie en aan externe communicatie over dienstverlening.
21
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
22
1.4. omgevingsanalyse wonen
1.4.1. procesbeschrijving Verantwoordelijke: Els Jacobs, maatschappelijk werker woondienst gemeentebestuur Laarne E-mail:
[email protected] Telefoon: 09/365.46.11 Als basis voor de uitgevoerde analyse werd vertrokken van de ervaring, kennis en aanvoelen van de maatschappelijk werker tewerkgesteld binnen de woondienst sinds eind 1999. Om de eigen inzichten te toetsen en mogelijks bijkomende invalshoeken te belichten werd een algemene brainstorm gehouden met actoren (professioneel + verenigingen) tijdens een eerste bijeenkomst op 11 september. Het belangrijkste doel van deze werkgroep was het opmaken van een analyse van de bestaande situatie/problemen en niet zozeer het zoeken naar mogelijke oplossingen voor de gestelde problemen. Om de mening van de werkgroep zo weinig mogelijk te sturen, werd besloten de betrokken ambtenaren niet aan het woord te laten, maar in eerste instantie te rekenen op de inbreng van de werkgroep zelf. Nadien volgde een verdere uitdieping van een aantal thema’s in een beperktere groep met als basis een aantal objectieve cijfergegevens over wonen. De interne clusteranalyse door de ambtenaar, de uitgebreide bevraging/denkoefening binnen een algemene ‘werkgroep’ en een verdere uitdieping van specifieke thema’s binnen een selecte groep vormden de basis voor één globale omgevingsanalyse van de cluster wonen. Wonen voor bejaarden wordt als specifiek thema in een aparte cluster uitgewerkt. Omwille van de algemeenheid van het thema zijn er raakvlakken met de diverse andere clusters. De verslagen van de denkgroepen (zoals hierboven vermeld) en de cijfergegevens zijn in bijlage terug te vinden.
1.4.2. woningmarkt 1.4.2.1. algemeen
Om een inzicht te krijgen in de sterktes (wat is er al) en zwaktes (knelpunten) m.b.t. “wonen” is het belangrijk een goed zicht te krijgen op de algemene situatie van de 22
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
23
gemeente aangaande het thema wonen. Vaststaand is de structuur van de gemeente en de bestaande bodembezetting. Laarne en Kalken bestaat uit twee hoofdkernen, een aantal gehuchten, veel woonlinten en verspreide woonconcentraties (met een veelheid aan zonevreemde woningen). (zie bijlage wonen 1 : kaart nederzetting, zie bijlage wonen 2: bodemgebruik) De bereikbaarheid van de gemeente via auto is optimaal door de aanwezigheid van de E 17 en de R 4. Via openbaar vervoer is Laarne bereikbaar (hetzij niet optimaal en soms niet via een rechtstreekse busverbinding vanuit de steden vb. Gent en iets grote gemeentes vb. Wetteren). De busverbinding binnen de 2 gemeentes en zeker de twee hoofdkernen van Laarne en Kalken is minimaal – door geleverde inspanningen van het bestuur kan nu beroep worden gedaan op een belbus. Om wonen op lokaal vlak te organiseren dient rekening te worden gehouden met de regels, wetgeving en inkleuring van gebieden door de hogere overheden zoals vb. structuurplan Vlaanderen die bepaalt dat Laarne tot het buitengebied behoort waarin open en onbebouwde ruimte primeert, de woonbehoeftenstudie welke uitspraken doet over de wenselijkheid van bijkomende woningen (sociaal + privaat), wetgeving rond zonevreemde woningen, huurwetgeving,... Niet alleen plannen die specifiek rond wonen gaan zijn belangrijk maar ook de aanverwante plannen die te maken met woonkwaliteit in ruime zin vb. Decreet Natuurbehoud, planning zonevreemde bedrijven,… dienen te worden gerespecteerd. (zie bijlage wonen 3: woonbehoeftestudie) Demografisch stellen we vast dat het aantal huishoudens in absolute cijfers is gestegen terwijl de totale bevolking gelijk blijft. Dit komt doordat het aantal alleenstaanden stijgt (al dan niet met kinderlast). Er is ook een groeiende groep +65 jarigen. (zie bijlage algemeen 2: bevolkingssamenstelling, zie bijlage algemeen 3: bevolkingspiramide) Door het bijhouden van een inventaris onbebouwde percelen, het oplijsten van nietvervallen verkavelingen, werken met GIS probeert de gemeente een beter zicht te krijgen op de gronden in de gemeente. Wonen betekent niet alleen het hebben van een kwalitatief hoogstaande en betaalbare huur- en of koopwoning (privaat of sociaal) maar eveneens het kunnen verblijven in een aangename woonomgeving waar woonkwaliteit in al zijn facetten aan bod komt. Wonen dient ook te worden gezien in relatie met werken, onderwijs, vrije tijd, groenvoorziening, medische verzorging… onderwerpen die doorheen de totale analyse in andere hoofdstukken verder worden uitgewerkt.
23
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
24
Gelet op het specifieke karakter van wonen voor bejaarden wordt dit in een aparte cluster uitgewerkt. 1.4.2.2. nood aan meer sociale woningen Algemeen doorheen de analyses en besprekingen wordt door de diverse partijen aangevoeld dat er een tekort is aan sociale woningen. Wachtlijsten bij de sociale huisvestingsmaatschappij, SVK en OCMW worden aangehaald evenals het beperkte aanbod van sociale woningen in vergelijking met de ons omliggende gemeentes en Vlaanderen. De sociale huisvestingsmarkt beslaat in Laarne slechts 2,96 % (122 sociale woningen t.o.v. 4527 totale patrimonium op 01/01/2001) Het gemiddelde van het arrondissement Dendermonde komt op 6,39%. Het Vlaams gemiddelde bedraagt 6%. Als we kijken naar het werkingsgebied van Eigen Dak (nl. Laarne-WetterenWichelen) stellen we vast dat Wetteren als gemeente een groter aantal sociale woningen heeft dan Laarne en Wichelen. Deze trend is ook door te trekken voor het Sociaal Verhuurkantoor. De oorzaken hiervoor werden nog niet besproken – dit dient later mogelijks verder te worden onderzocht. (zie bijlage wonen 4: cijfergegevens algemeen aanbod sociale woningen) Om de kwaliteit van de sociale woningen te behouden en te verbeteren worden door Eigen Dak regelmatig renovatieprojecten opgezet, deze moeten zeker worden behouden. De snelheid van de renovatie is afhankelijk van beschikbare subsidies, de eigen klusjesdienst en externe specialisten. Over de kwaliteit van de SVK en OCMW woningen wordt niet specifiek gesproken. Wel wordt aangehaald dat een woning die kwalitatief dan iets minder is meestal ook goedkoper is waardoor een deel van het kansarme publiek ook kan worden gehuisvest. Er blijft dus een afweging noodzakelijk tussen de mindere kwaliteit van een huurwoning en de kans om betaalbare huurwoningen te vinden. Er wordt vastgesteld dat er op heden geen aangepaste woningen zijn voor personen met een handicap binnen het sociale woonpatrimonium. Er zijn wel woningen via het OCMW en de sociale huisvestingsmaatschappij Eigen Dak ter beschikking specifiek voor bejaarden. (zie bijlage wonen 5: cijfergegevens plaatselijk aanbod sociale woningen) Om het aanbod sociale woningen te verhogen werden nieuwe projecten opgezet (samenwerking gemeente + Eigen Dak). Dit zal resulteren in 14 koopwoningen en 16 huurwoningen (project Kordewagenstraat) en 17 + 20 appartementen (Boombosstraat). Twee entiteiten worden aangepast aan personen met een handicap. Er is geen zicht op de totale nood van woningen aangepast aan personen met een handicap, noch binnen het sociaal patrimonium noch binnen de private markt. Er dienen nog bijkomende sociale woningen te komen doch rekeninghoudende met een gezonde verdeling privaat en sociaal. Een voorkeur gaat uit naar kleinere 24
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
25
inbreidingsprojecten. De haalbaarheid van deze optie zal mogelijks worden beperkt door de bestaande wet- en regelgeving van de hogere overheden. Door de stijgende huurprijzen wordt het moeilijker om betaalbare woningen op de private markt te vinden zowel voor het Sociaal Verhuurkantoor en voor de individuele burger. Zowel SVK als de individuele burger zijn afhankelijk van de huurprijs gevraagd door de eigenaar. Ook het OCMW heeft een aantal woningen beheer welke volgens een intern toewijsreglement worden verhuurd. Momenteel wordt nog niet in een gemeentelijke of OCMW huursubsidie of installatiepremie voorzien. Dossiers met vraag tot steun en/of tussenkomst (rond huur of andere) worden door het OCMW steeds individueel behandeld. Er is enkel de huursubsidie en installatiepremie van het Vlaams Gewest (vaak zeer specifieke eisen en grenzen waardoor niet iedereen in aanmerking komt). Bij de sociale woningen van Eigen Dak wordt de huurprijs mede bepaald door het inkomen van de huurders, hiervoor zijn wettelijke grenzen opgesteld waardoor er niet zo’n grote schommelingen zijn in de huurprijs. Er is geen informatie over de werkzaamheden, toewijsvoorwaarden en werking van de intercommunale DDS. Ook de diensten begeleid zelfstandig wonen en de diensten van vzw De Sperwer zijn onvoldoende gekend qua werking. 1.4.2.3. huren of kopen op de private huisvestingsmarkt vergt steeds meer inkomen De prijzen van vastgoed en grond bij verkoop stijgen. De vastgoedprijzen in Laarne voor villa’s, bungalows, landhuizen, woonhuizen en appartementen, flats en studio’s zijn in 2005 ten opzicht van 2000 ruimschoots gestegen. Enkel de prijzen van kleinhandelszaken en handelshuizen blijven nagenoeg ongewijzigd. Als we de vastgoedprijzen van Laarne in 2005 gaan vergelijken met de gemeenten en steden van het arrondissement Dendermonde kunnen we afleiden dat voor de verkoop van appartementen, flats en studio’s en de verkoop van gewonen huizen de prijzen ruim boven het gemiddelde (per verkochte eenheid) van het arrondissement Dendermonde zitten. Meer nog voor appartementen is Laarne het duurste en voor gewone woningen is enkel Waasmunster nog duurder. Naast de stijging van de verkoopprijzen is er ook een aanvoelen van steeds stijgende private huurprijzen, dit dient verder te worden uitgediept met cijfergegevens. (zie bijlage wonen 6: vastgoedprijzen verkoop) Het aanbod aan gewone huizen (rijhuizen) huur en koop wordt als beperkt ervaren. De woningmarkt qua type woningen op de gemeente wordt gekenmerkt door een groot aandeel alleenstaande woningen (61,9%) wat meteen het grootste aandeel is in vergelijking met arrondissement Dendermonde. Daarnaast vormt het aandeel rijwoningen (10%) het kleinste aandeel binnen het arrondissement. (zie bijlage wonen 7: type woningen) Daar waar in 1991 nog ruim 28% van het woningpatrimonium uit huurwoningen 25
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
26
bestaat (niet opgesplitst qua type), is dit in 2001 nog slechts 23%. Deze tendens is eveneens voelbaar op arrondissementeel, provinciaal en Vlaams niveau. Toch is het aandeel huurwoningen t.o.v. het totale patrimonium in Laarne nog kleiner in vergelijking met arrondissement, Provincie en Vlaams niveau. (zie bijlage wonen 8: aandeel huurwoningen) Door stijging van de prijzen en het beperkte aanbod aan betaalbare koop- en huurwoningen stelt zich de vraag of de inwoners van Laarne en Kalken en hun familie en kinderen nog voldoende kansen zullen hebben om lokaal te kunnen blijven wonen. De vraag stelt zich eveneens of een gemeente hierin een sturende en regulerende rol kan en dient op te nemen? 1.4.2.4. leefbaarheid en kwaliteit van woningen vergt aandacht Het aantal meergezinswoningen in de dorpskernen neemt toe. Dit heeft voordelen naar het aandeel appartementen voor alleenstaanden en 65+. Bedenking hierbij is de kostprijs van de appartementen en het landelijk karakter van de gemeente die hierdoor mogelijks verloren gaat. Als we kijken naar het aantal afgeleverde bouwvergunningen in de periode 1996 – 2005 kunnen we besluiten dat er niet alleen een stijgende tendens is in het aantal afgeleverde bouwvergunningen voor woningen maar eveneens voor het afleveren van een vergunning voor meergezinswoningen (flatgebouwen). (zie bijlage wonen 9: afgeleverde bouwvergunningen) Er is geen gemeentelijke bouwverordening. Er gelden enkel richtlijnen van hogere overheden bijkomend is er wel een gemeentelijke lijn over wat kan en niet kan. Er is een bezorgdheid naar de “leefbaarheid” van de gemeente, dit heeft niet enkel te maken met betaalbare en kwalitatieve huisvesting (sociaal en privaat, koop en huur) maar ook met de woonomgeving, voldoende groenvoorziening, verkeersluwe dorpskernen, bannen van de verstedelijking, diversiteit van woongelegenheden, tewerkstellingsmogelijkheden,… De kwaliteit van het bestaande woonpatrimonium op de gemeente (vastgesteld op basis van het hebben van centrale verwarming, het hebben van een badkamer, het hebben van een toilet) scoort zowel in vergelijking met het arrondissement, de provincie als het Vlaamse niveau beduidend slechter. 4 op 10 woningen beschikte in 2001 niet over centrale verwarming en 1 op 10 woningen beschikte niet over een badkamer en/of toilet. Laarne beschikt over een oud patrimonium van woningen, 1 op 4 woningen is ouder dan 60 jaar (1 op de 8 woningen is ouder 85 jaar). We hebben er geen zicht op over welke woningen het net gaat – eigendom of huur, rijwoning of alleenstaande. Ondanks het oude woningpatrimonium, het grote aandeel bejaarden (al dan niet met beperkt inkomen) zien we dat er geen spectaculair hoog aantal premies wordt aangevraagd. Het is niet duidelijk of dit te wijten is aan onvoldoende bekendheid van de premies of het niet voldoen aan de voorwaarden, of andere. 26
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
27
( zie bijlage wonen 10: kwaliteit + ouderdom woningpatrimonium)Gemeentelijke woondienst Sinds de oprichting van de gemeentelijke woondienst eind 1999 met toenmalige gelden uit het Sociaal Impulsfonds en na 2001 door eigen gemeentelijke middelen kende de woondienst een steeds stijgend aantal bezoekers. De keuze om een specifieke dienst op te richten rond wonen en huisvesting is voor een kleine gemeente eerder uitzonderlijk. De woondienst wil een laagdrempelig loket zijn voor de burgers met al hun vragen rond wonen en huisvesting. Door de inbedding van de woondienst op de technische dienst is er een goede en directe samenwerking met de collega’s van openbare werken, stedenbouw en milieu waardoor overlappende vragen rond huisvesting en wonen aan éénzelfde loket kunnen worden opgevangen. De meeste vragen die binnenkomen op de woondienst hebben betrekking met het bekomen van een sociale woning, de slechte toestand van de huidige huurwoning, vraag naar betaalbare huisvesting, onenigheden met eigenaars/vredegerecht, vragen mbt. leegstand, verwaarlozing, ongeschiktheid, vragen rond premies en tussenkomsten, huurwetgeving,… De aard van de binnenkomende vragen (loket / telefoon) wordt momenteel niet geturfd, mogelijks dient dit in de toekomst te worden overwogen om een objectief zicht te krijgen op de vragen en het aanbod hier op af te stemmen. Door onderlinge goede afspraken met Eigen Dak (sociale huisvestingsmaatschappij) en Sociaal Verhuurkantoor kunnen burgers zich op de woondienst inschrijven tot het bekomen van een sociale woning of een svk-woning. Noch Eigen Dak noch Sociaal verhuurkantoor hebben op Laarne een plaatselijke antenne door de inschrijving hier wordt het mobiliteits- en administratieprobleem die sommige burgers hebben opgelost. Door de samenwerking met de Huurdersbond kan vlot advies worden uitgewisseld met betrekking tot de huurwetgeving, op deze manier hoeven burgers zich ook niet te verplaatsen. De woondienst kent daarnaast ook een aantal gezamelijke cliënten met het OCMW. Per dossier worden afspraken gemaakt rond wie wat opneemt. Er wordt getracht om de dienstverlening vragen rond huisvesting en andere vragen (meer OCMW-gericht) strikt gescheiden te houden. Ondanks de samenwerking en vlotte doorverwijs is de woondienst nog onvoldoende gekend bij bepaalde burgers, plaatselijke verenigingen en professionele diensten werkzaam binnen het grondgebied. Naar de toekomst toe dient verder te worden onderzocht op welke manier de gemeentelijke woondienst zich beter kan profileren naar de burgers, verenigingen en professionele organisaties hetzij door folders, website, persoonlijke voorstelling,… Mogelijks ligt er ook een taak in het regelmatig samenbrengen van alle organisaties (uitgebreid met burgers/verenigingen) om bestaande dienstverlening op elkaar af te stemmen en nieuwe dienstverlening te ontwikkelen. Het niet hebben van een structureel ingebed overleg wordt nu door de verschillende partijen als een gemis ervaren. Bijkomend dient dan zeker ook verder te worden onderzocht welke actoren allen werkzaam zijn rond wonen op het grondgebied – blinde vlekken als DDS , vzw 27
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
28
De Sperwer, private huisvestingsmarkt,… dienen te worden opgenomen. Niet enkel diensten maar ook de noden van specifieke doelgroepen vb. personen met een handicap, bejaarden, jonge gezinnen, alleenstaanden, maatschappelijk kwetsbare gezinnen,… dienen te worden onderzocht. Voor tijdsintensieve (voor alle betrokken partijen) acties vb. uithuiszettingen, zoeken gepaste huisvesting, procedure ongeschiktheid, … moeten betere afspraken te worden gemaakt.
1.4.3. toegankelijkheid 1.4.3.1. bereikbaarheid diensten
Verschillende diensten van Gemeente en OCMW zijn gekend door en bij de bevolking. Toch is het belangrijk dat regelmatig herhaald worden wie waarvoor bij welke dienst terecht kan (zowel mondeling als schriftelijk). Ook het onderling uitwisselen van deze informatie tussen de professionele diensten is nodig als voorwaarde voor een goede onderlinge doorverwijzing. Er dient te worden onderzocht op welke manier dit het best zal gebeuren. Betreffende openingsuren werden geen opmerkingen aangehaald. Dit moet misschien verder onderzocht worden. Het gemeentehuis in Laarne is aangepast aan rolstoelgebruikers, heeft een lift en een aangepast toilet. Bij andere gemeentelijke / openbare diensten zoals sporthal, bibliotheek wordt steeds geprobeerd om bij verbouwingen rekening te houden met personen met een handicap. In het gemeentehuis te Kalken werd een traplift geïnstalleerd. Het gemeentebestuur in Kalken wordt als antenne gezien maar heeft niet dezelfde diensten als het gemeentehuis te Laarne. De doorstroming van informatie (wetgeving, folders, brochures,… over wonen/huren/premies) vanuit het gemeentehuis van Laarne naar de antenne in Kalken gebeurt niet systematisch. Om een optimale dienstverlening naar de burger toe te garanderen dient dit verder te worden uitgewerkt. Het OCMW ligt centraal tussen de twee deelgemeenten maar is voor personen zonder eigen vervoer moeilijk te bereiken. Naast het soms fysiek moeilijk kunnen bereiken van het OCMW-gebouw blijft er bij diverse burgers een psychologische drempel bestaan. Andere diensten werkzaam rond wonen zijn gelegen in de omliggende gemeentes vb. Eigen Dak, het Sociaal Verhuurkantoor, De Sperwer vzw, de huurdersbond,… en hebben geen zitdag in de gemeente. Vaak functioneert het OCMW en de gemeente hier een als doorgeefluik tussen de burger met vragen en de professionele dienst. Dit heeft zowel voor- als nadelen. Als voordeel kan worden aangehaald dat de burger goed geïnformeerd wordt, dat er hulp is bij het invullen van documenten en samenstellen van dossiers, dat er een degelijke en voorbereidde doorverwijs 28
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
29
gebeurt,… Als nadeel kan worden aangehaald, het moeten aandoen van twee diensten (afstand en verplaatsing vormt soms een probleem), iets langere wachttijd (omwille van doorsturen) tot er een antwoord volgt,… Vooraleer het uitbreiden van dienstverlening met antennes op de gemeente wordt overwogen dient eerst de noodzaak hieromtrent te worden onderzocht. Mogelijks behoort een nog gerichtere doorverwijs (eventueel zonder verplaatsing) ook tot de opties.
1.4.3.2 versnipperde communicatie over bestaande premies en gebrek aan gemeentelijke premies Momenteel zijn er (behalve premie voor het plaatsen hemelwaterinstallatie, individuele waterzuivering, plaatsen van zonneboiler en/of fotovoltaïsche panelen) geen specifieke gemeentelijke tussenkomsten m.b.t. wonen. Bijkomende bevraging zal moeten uitwijzen in hoeverre gemeente en/of OCMW hierop dienen in te spelen rekeninghoudende met financiële gevolgen voor het budget. Premies / tussenkomsten dienen steeds aanvullend te zijn met de al bestaande premies van andere overheden. Daarnaast als aandachtspunt het verduidelijken van bestaande premies van diverse overheden rond wonen in al zijn aspecten nog beter naar de burger toe formuleren en bundelen. Voor de verschillende doelgroepen dient te worden nagegaan hoe dit het best kan gebeuren (professionelen, burgers, verenigingen). Een regelmatig bijgewerkte brochure die alle info bundelt, een up tot date website, bijdragen in het infoblad, één aanspreekpunt of infopunt,een persoonlijk gesprek … kunnen hierin een bijdrage leveren. Gelet op het groter wordend aandeel bejaarden in de gemeente die langer thuis wensen te blijven wonen, moet worden nagegaan hoe dit kan gestimuleerd worden. Er dient te worden overwogen of er geen mogelijkheid bestaat voor het uitwerken van een aanpassingspremie voor woningen om langer thuis wonen te bevorderen. Hierbij dient rekening te worden gehouden met bestaande tussenkomsten. Nieuwe premies moeten wel aanvullend zijn en weinig administratieve lasten met zich meebrengen. Eveneens dient te worden nagegaan hoe het levenslang bouwen kan gestimuleerd worden zowel in de sociaal als in privaat via sensibilisering. De tussenkomsten via het OCMW rond wonen worden steeds op individuele basis bepaald en dienen te passen binnen de bestaande OCMW-regelgeving. (zie bijlage wonen 11 : premies)
1.4.4. informatie en communicatie
29
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
30
1.4.4.1. interne en externe communicatie kan beter
Zowel intern binnen het gemeentebestuur als met de diensten van het OCMW is er op regelmatige basis overleg - al dan niet gestructureerd. Dit is nodig om nieuwe initiatieven aangaande “wonen” aan iedereen te verduidelijken. Gezamenlijk wordt gewerkt aan de artikels die verschijnen in het infoblad en aan een algemene brochure rond bouwen en verbouwen. Het vinden van een éénduidige gestructureerde vorm om met de diverse diensten intern te overleggen i.p.v. ad hoc zou uiteraard een grote meerwaarde betekenen en zou een beter en éénduidige informatieverschaffing naar de burger toe verhogen. Extern communiceren rond wonen naar de burger toe gebeurt via het infoblad en de website. Deze twee kanalen worden gebruikt maar geven niet altijd een duidelijk en toegankelijk overzicht rond het thema wonen. Er is geen aparte folder om de woondienst en de dienstverlening te promoten. De noodzaak rond het ontwerpen van een specifieke folder (vb. rond sociale huisvesting, huurwetgeving,...) of een globale eerder probleemgerichte folder (rond huisvesting of ruimer) dient verder te worden onderzocht. We stellen vast dat sommige burgers na bijna zeven jaar nog steeds het bestaan van de woondienst niet kennen waardoor informatie rond wonen hen niet bereikt via een laagdrempelig kanaal. Naast de traditionele schriftelijke communicatiemedia blijft er nood aan mond-aanmond reclame en het persoonlijk gesprek om een aantal zaken aangaande wonen persoonlijk te verduidelijken en indien nodig te herverduidelijken. Extern communiceren naar professionele organisaties die eveneens betrokken zijn bij het thema wonen gebeurt steeds op vraag van de betrokken professionelen. Zij worden niet steeds systematisch actief benaderd. De werking van het OCMW, Eigen Dak en SVK is onderling gekend, over andere organisaties is er weinig of geen informatie (vb. De Sperwer, de intercommunale sociale bouwmaatschappij DDS, artsen… ). Met nog andere organisaties konden via de opmaak van het Lokaal Sociaal Beleidsplan nieuwe contacten worden gelegd. Goed doorverwijzen of afstemmen van dienstverlening is pas mogelijk indien we een zicht hebben op elkaars werking en er regelmatig contacten zijn (zie ook punt overleg). De jaarverslagen en het doorsturen van vernieuwde formulieren gebeurt op basis van eigen inzicht van de organisatie maar niet op een georganiseerde manier. De nood aan een actuele sociale kaart en het hebben van een up tot date lijst met contactpersonen van elke organisatie wordt meermaals aangehaald. Er wordt niet spontaan gecommuniceerd naar verenigingen, burgers, drukkingsgroepen (behalve via infoblad en soms via infovergaderingen). De communicatie komt er enkel op vraag van betrokkenen; bvb. toelichting premies bij de seniorenvereniging OKRA, overleg met ACW rond wonen, vragen van de individuele burger via loketfunctie gemeentehuis… Gezien de verenigingen, burgers en drukkingsgroepen ook een belangrijke partner zijn in het verspreiden van informatie en het doorverwijzen naar de diensten, moet een meer actieve benadering overwogen worden. 30
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
31
Besluit: Kanalen zoals het infoblad, de folders en een website zijn aanwezig maar worden niet optimaal gebruikt en worden niet steeds als toegankelijk ervaren, niet door de burgers, niet door de professionele organisaties. Duidelijk overleg rond de bestaande dienstverlening, afspraken rond het doorgeven van informatie hierover en correct kunnen doorverwijzen wordt door alle partijen als noodzakelijk ervaren. Er is ook nood aan meer actieve communicatie naar alle betrokkenen. 1.4.4.2. nood aan structureel overleg tussen alle betrokkenen
Momenteel is er geen gemeentelijk georganiseerd orgaan om te overleggen rond wonen. Dit wordt door de aanwezigen als een gemis ervaren. Overleg gebeurt nu vaak op individuele vraag van een organisatie (meestal OCMW) die het op zich neemt om de betrokken partijen rond de tafel te krijgen. Voor allerlei problemen worden huisartsen vaak als eerste aanspreekpunt gezien – dit kwam doorheen een aantal analyses en clusters eveneens naar voor (vb. bejaarden verbeteringspremie – thuiszorg,…) Daarom is het belangrijk om ook hen te betrekken in dit verhaal. Via wonen Vlaanderen (vroegere Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap cel huisvesting) – dat een aantal gemeentelijk initiatieven ondersteunt en gemeentelijke actoren samenbrengt rond wonen – wordt gesteld dat het samenbrengen van de diverse professionele partners die bezig zijn rond wonen (al dan niet aangevuld met burgers – drukkingsgroepen – verenigingen) als zeer zinvol en verrijkend wordt ervaren. Bij de opmaak van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan en de woonbehoeftenstudie is er wel overleg met de interne diensten en gebeurt een terugkoppeling naar de bevolking (beperkte inspraak en overleg via GECORO – gemeentelijke commissie voor ruimtelijke ordening). Besluit : Bestaande individuele interne en externe overlegmomenten en overkoepelende vormingsmomenten (georganiseerd door vb. door gemeente, ministerie, provincie, Vlaams Overleg Bewonersbelangen,…) moeten zeker worden behouden en worden uitgebreid daar waar mogelijk. Een duidelijk en gestructureerd overleg in de vorm van een Woonraad zal de informatiedoorstroming tussen diensten en overheid bevorderen en de communicatiedienstverlening m.b.t. wonen naar de bevolking toe verbeteren. Bovendien kan dit mogelijk de betrokkenheid van de aanwezige partijen t.o.v. elkaar verhogen wat perspectieven kan openen met het oog op concrete samenwerkingsinitiatieven. 1.4.4.3. nood aan specifieke communicatiekanalen voor specifieke doelgroepen Onze manier van communiceren met sommige maatschappelijk (eerder) kwetsbare groepen zoals vb. senioren, kansarmen, personen met een handicap,… moet onder 31
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
32
de loep worden genomen. Bij het uitwerken van communicatiemiddelen en – kanalen zou er een automatische reflex moeten ontstaan om specifiek aandacht te hebben voor de verschillende doelgroepen. Het uitwerken van het meest toegankelijke kanaal en middel zal niet alleen het begrip verhogen maar er tevens toe leiden dat meer mensen weten waar ze recht op hebben (premie/info/dienstverlening,…) en tot wie ze zich moeten melden. Er dient m.b.t. kwetsbare doelgroepen ook bijzondere aandacht te worden besteed aan communicatie via tussenpersonen die rechtstreeks contact hebben met de doelgroep zoals bv. artsen en medewerkers van thuiszorgdiensten.
1.4.5. conclusie De bestaande diensten rond wonen en huisvesting moeten zeker blijven en moeten verder uitgebouwd worden op maat van de burger. Er is nood aan een betere interne communicatie tussen alle betrokken organisaties en diensten, er is nood aan gestructureerd overleg. Betere bekendheid van elkaars diensten en contactpersonen is noodzakelijk voor een betere externe communicatie naar de burger en gerichte doorverwijzing en hulpverlening. Het samenbrengen van de diverse actoren rond huisvesting en wonen, wordt dus niet alleen als wenselijk maar ook als noodzakelijk ervaren. Mogelijks dient dit te worden uitgebreid met verenigingen en burgers. De gemeente kan hierin een ondersteunende rol spelen. De communicatie over de dienstverlening en het aanbod in verband met wonen in het algemeen is versnipperd. M.b.t. communicatie naar specifieke doelgroepen ivm wonen dient extra te worden nagedacht niet enkel over de traditionele communicatiekanalen maar ook over de tussenpersonen en organisaties die we daarvoor moeten inschakelen. Bestaande communicatiekanalen dienen te worden onderzocht en geëvalueerd op hun toegankelijkheid (wie bereiken we en wie niet) maar ook er dient eveneens te worden nagedacht over welke informatie we op welke manier aan wie moeten aanbieden. Door de algemene prijsstijging van koopwoningen en het dalend aantal (betaalbare) huurwoningen wordt het voor steeds meer jonge mensen moeilijk om te blijven wonen in de eigen gemeente. Er is een nood aan meer sociale huurwoningen. De kwaliteit van de woningen ligt laag en er dient te worden nagegaan hoe kwaliteitsbevordering kan gestimuleerd worden (aanpassingspremies, etc.). Ook met het oog op het stijgend aantal ouderen dat thuis wenst te blijven wonen is het belangrijk om aanpassingen en levenslang bouwen te stimuleren. De blinde vlekken rond huurwoningen (kwaliteit – waar bevinden deze zich – huurprijzen), sociale woningen (noodzaak – wachtlijst), professionele diensten (DDS, De Sperwer,…), en wonen voor specifieke doelgroepen vb. senioren, personen met een handicap,… dienen verder te worden onderzocht. De mogelijke impact van het plaatselijke bestuur op de woningmarkt (sociaal – 32
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
33
privaat, huur en koop) dient te worden onderzocht en worden gekoppeld aan een korte, middellange en lange termijnvisie.
33
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
34
1.5. omgevingsanalyse thuiszorg 1.5.1. procesbeschrijving Ambtelijk verantwoordelijke: E-mail: Telefoon:
Van Hecke Carine
[email protected] 09/365 46 94
Deze analyse werd gebaseerd op de werkervaringen van de verantwoordelijke, overleg met collega’s zowel intern als extern en vakliteratuur. Ook de contacten met de mantelzorgers naar aanleiding van het aanvragen van de mantelzorgpremie levert veel informatie op. Het aandeel informatie uit externe onderzoekgegevens is beperkt. Verder leverden de twee denkgroepen de nodig informatie op: de denkgroep senioren dd.11.09.06 (zie bijlage thuiszorg 1: verslag denkgroep senioren dd. 11.09.06) en de denkgroep senioren – thuiszorg dd.10.10.06 (zie bijlage thuiszorg 2: verslag denkgroep senioren – vergadering thuiszorg dd. 10.10.2006)
1.5.2. positionering van de OCMW-thuisdiensten 1.5.2.1. de vraag naar zorg zal stijgen omwille van de vergrijzing
De gemiddelde levensverwachting stijgt, waardoor er een toename komt van de oudere bevolkingsgroep. 23% van de bevolking is momenteel 60+, 4% is 80+. In 2013 is dit respectievelijk 27,5% en 5,5%, (zie bijlage wonen voor bejaarden 2: Analyse en conclusies van de cijfergegevens van Laarne en omgeving). De groep ouderen is zeer gevarieerd samengesteld; van actieve 50 plusser tot zorgafhankelijke 90 plusser. Tussenin liggen heel wat gradaties met sterk uiteenlopende noden en behoeften. In het kader van de vergrijzing van de bevolking is de thuiszorg van onschatbare waarde om de zelfredzaamheid en het gevoel van zelfstandigheid te verhogen. Het streefdoel van de thuiszorg moet zijn: voorwaarden scheppen om de bejaarde en/of hulpbehoevende zo lang mogelijk in zijn vertrouwde omgeving te laten. De bevolkingsprognose zal druk leggen op de thuiszorg. Vergrijzing leidt tot stijgende zorgbehoevendheid. Ook mede door het opnamebeleid in de rust- en verzorgingstehuizen (voorrang aan C-forfait) stijgt het aantal thuisblijvende zorgbehoevenden. 34
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
35
In de thuiszorg spelen verschillende partners een rol. Centraal staan de zorgbehoevende persoon en zijn partner en/of zijn gezinsleden. Zij worden bijgestaan door de ‘mantelzorger(s)’, het georganiseerd vrijwilligerswerk en de professionele thuiszorgdiensten. Naast de externe diensten werkzaam op onze gemeente (zie bijlage thuiszorg 4: overzicht externe diensten) bestaan er in Laarne de poetsdienst, de dienst maaltijden, het mantelzorgproject van het OCMW en het gemeentelijk dienstenbedrijf. Daarnaast is er ook de vrijwilligerswerking. Het aandeel van de eigen dienstverlening aan poetshulp is gelijk aan het totaal van de externe diensten. (zie bijlage thuiszorg 7: spreiding poetshulp in Vlaanderen in 2004) 1.5.2.2. bereik en kwaliteit van de poetsdienst wordt bedreigd
Het concrete aanbod De poetsdienst van het OCMW heeft als doelgroep 60 plussers, zieken of andersvaliden, die niet of tijdelijk niet in staat zijn zelf te zorgen voor het onderhoud van de woning. Momenteel zijn er 107 gebruikers van de poetsdienst. Het aantal gebruikers lijkt te stagneren (zie bijlage thuiszorg 5: evolutie gebruikers poetsdienst). Wanneer we het aantal bereikte mensen uit deze leeftijdscategorie afzetten tegenover het totaal aantal, daalt het procentueel bereik. 78,50% zit in de leeftijdscategorie van 76 – 85 jaar, met alleenstaande vrouwen in de meerderheid (29,9% van deze categorie). Deze groep zal in de toekomst toenemen (zie algemene analyse). De woningen van deze (en volgende) generatie gebruikers worden groter. Voor het personeel betekent dit eveneens dat de werktaak omvangrijker wordt en meer tijd vraagt. Tarieven Het uurtarief is afhankelijk van het netto gezinsinkomen. Er is geen maximuminkomensgrens vastgesteld. 78,50 % van de gebruikers zit in de inkomstencategorie tussen 625 € en 1.125 €. Al deze gebruikers betalen dezelfde minimumbijdrage van 6,50 €. Vanaf januari 2006 is het minimumtarief verlaagd van 7 € naar 6,50 € om op hetzelfde niveau van het aanbod van het gemeentelijk dienstenchequebedrijf te komen. Dit laatste geeft echter recht op een aanzienlijk fiscaal voordeel (behalve uiteraard voor de zeer lage inkomenscategorieën). De inkomenscategorieën zijn niet aangepast en/of geïndexeerd. (zie bijlage thuiszorg 3: overzicht raadsbesluiten en besluiten Bijzonder Comité voor de Sociale Dienst ivm tariefberekening poetsdienst) De betaalbaarheid voor de lagere inkomenscategorieën komt daardoor in het gedrang. Gebruikers zeggen daardoor de poetsdienst op of schakelen over naar externe diensten. Het aantal gebruikers kent in het algemeen een zeer beperkte stijging. Zo waren er het voorbije jaar 22 nieuwe aanvragen (tegenover 16 gebruikers die de dienst verlaten hebben om volgende redenen: 5 overlijden, 5 opname in rusthuis, 5 35
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
36
andere hulp om financiële reden, 1 stopzetting door OCMW). Bij alle externe diensten bestaan er wachtlijsten, binnen het OCMW niet. Frequentie van poetshulp is lager dan gebruikelijk om wachtlijsten te voorkomen De poetsvrouw zorgt wekelijks of om de veertien dagen een voor- of namiddag voor het onderhoud van de woning van de zorgbehoevende. De huidige frequentie is bij 14 gebruikers wekelijks en bij 93 gebruikers om de veertien dagen. Met het huidig personeelsbestand is een frequentere hulp niet mogelijk. Omwille van de leeftijdscategorie waarin het grootst aantal gebruikers voorkomen en omwille van de grotere zorgbehoevendheid dat dit met zich meebrengt, komt de kwaliteit in het gedrang bij hulp om de 14 dagen. In uitzonderlijke omstandigheden en veelal om medische reden wordt vanuit het beleid wekelijkse hulp toegestaan op voorwaarde dat er geen wachtlijst ontstaat. Omgekeerd kan gesteld worden dat het niet aanwezig zijn van een wachtlijst alleen te wijten is aan het feit dat de hulp slechts om de 14 dagen wordt geboden ipv wat gebruikelijk is bij de andere poetsdiensten; om de week. Met het beperkte personeel toch de wekelijkse frequentie aanhouden zonder wachtlijsten te creëren kan niet tenzij een onverantwoorde werkdruk op het personeel ontstaat met als gevolg minder vakantiedagen, meer stress, … 1.5.2.3. nood aan een eigen positionering van de poetsdienst
De vraag naar thuiszorg zal in de toekomst zeker groeien en ook binnen het OCMW zal het niet haalbaar blijven om een wachtlijst te vermijden in de toekomst zonder aanpassing van de criteria en/of uitbreiding van het personeelsbestand. Bij de keuze inzake aanpassing van criteria en/of personeelsbestand stelt zich de vraag of de OCMW-poetsdienst moet beschouwd worden als een poetsdienst zoals de andere op de markt. Gezien de specifieke opdracht van het OCMW en gezien de specifieke aandacht voor zwakkere doelgroepen in het kader van het decreet Lokaal Sociaal Beleid, dient te worden nagegaan of de OCMW-poetsdienst een specifieke rol moet vervullen in vergelijking met andere dienstverleners op de markt. Het aanbieden van poetshulp door het OCMW heeft een potentiële meerwaarde die zich minder stelt bij een commerciële dienstverlening zoals een dienstenchequebedrijf. Van het personeel verwacht men niet alleen dat ze professioneel kunnen poetsen, maar zijn andere kwaliteiten (luisterbereidheid, inlevingsvermogen, observatie..) even belangrijk. Via de thuishulp leert het OCMW ook de behoeften kennen van de hulpvrager, komt men tot het vormen van een netwerk (professionelen en mantelzorgers). De contacten die worden opgebouwd in het kader van een specifieke dienstverlening (poetshulp) worden ook een bron van informatie m.b.t. een bepaalde doelgroep waar het OCMW vanuit zijn opdracht zijn acties op moet richten.
36
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
37
Het OCMW zou er voor kunnen opteren om zijn sociale rol te vertalen in zijn poetsdienst en in de voorwaarden voor poetshulp zodanig aan te passen dat men voornamelijk de zwakste leden van de doelgroep bereikt die mogelijk ook door andere problemen gekenmerkt worden die door het OCMW verder kunnen aangepakt worden. De criteria in deze zin aanpassen kan door: - een maximuminkomensgrens vast te stellen - het minimumtarief lager te leggen dan het dienstenchequetarief (momenteel ligt het hoger indien het gebrek aan mogelijkheid tot fiscale aftrekbaarheid in rekening wordt gebracht) - eenzelfde of zelfs hogere frequentie voorop te stellen als bij andere dienstverleners op de markt voor deze doelgroep - inkomenscategorieën regelmatig te indexeren - inkomenscategorieën waarop de uurprijs gebaseerd wordt zeer sterk te verfijnen (eenzelfde uurprijs voor mensen met een maandinkomen van 625 € of 1.125 € maakt procentueel t.a.v. hun maandinkomen een groot verschil) -… Een eventuele herpositionering van de poetsdienst moet ook afgestemd worden op de uitbouw van het gemeentelijk dienstenchequebedrijf. 1.5.2.4. functie en betekenis van de dienst maaltijden voor het OCMW
De doelgroep van de dienstmaaltijden zijn 60 plussers, zieken en andersvaliden. De eenheidsprijs voor een maaltijd bedraagt 5 €. De bereikte doelgroep is beperkt. In 2004 werden gemiddeld 78 gebruikers bereikt (19.558 maaltijden), in 2005 daalde dit tot 72 (17.985 maaltijden) – min 60 jaar= 3,26%; 60+ = 4,35%; 70+ = 31,52%; 80+ = 60,87% . Er wordt dagelijkse een versbereide maaltijd bedeeld, met uitzondering van zaterdagen, zon-en feestdagen dan worden er diepvriesmaaltijden besteld. De bedeling gebeurt via 2 maaltijdrondes, één per deelgemeente, met eigen personeel. Een dienst voor warme maaltijden geeft senioren niet alleen te eten, maar geeft hen ook sociaal contact. Daarnaast kan zij een antenne zijn om nieuwe zorgbehoeften te ontdekken. Door de tijdsdruk gaan deze elementen vaak verloren. Indien men de dienst maaltijden wil hanteren om zorgbehoeften te inventariseren en het aanbod aan zorg te communiceren, dan kan er worden nagegaan in hoeverre: - er regelmatig meer tijd moet worden vrijgemaakt voor een gesprek met de gebruikers - er kan gewerkt worden aan een hoger bereik van het aantal zorgbehoevende en kansarme 60plussers. Om dit laatste te bekomen kan worden nagegaan in hoeverre: - de prijs inkomensafhankelijk dient te worden gemaakt - het aanbod breder bekend moet gemaakt worden. 37
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
38
1.5.2.5. mantelzorgpremie
Inwoners van de gemeente die zorgen voor een inwonende hulpbehoevende hebben recht op een mantelzorgpremie indien ze aan de voorwaarden voldoen. (zie bijlage thuiszorg 6: mantelzorgpremie) Het gaat om een jaarlijkse premie, uitgekeerd door het OCMW. Jaar na jaar is er een stijging van het aantal aanvragen (63 in 2003, 67 in 2004 en 96 in 2005). Om de waardering en erkenning van alle mantelzorgers tastbaar te maken kunnen de toekenningsvoorwaarden worden aangepast. Zo kan er een uitbreiding komen naar niet-inwonende hulpbehoevende en kunnen de inkomensgrenzen herzien worden. Los daarvan is het zeer duidelijk (vanuit bevraging, vanuit de werkgroepen, vanuit literatuur) dat de behoeften aan ondersteuning vanwege mantelzorgers en de mogelijkheden inzake ondersteuning zeker niet alleen op het financiële vlak ligt. Opmerkelijk is dat een aantal mantelzorgers via deze premie de weg gevonden hebben om meer informatie te krijgen rond thuiszorg in zijn ruime betekenis.
1.5.3. waarderen van de sociale functies van het personeel Belangrijk voor de werknemers in de thuiszorg is het evenwicht tussen draaglast en draagkracht. Als thuishulp leef je een stukje mee in het leven van de zorgbehoevende, wat emotioneel zwaar kan wegen. Ook de fysieke inspanning is een niet te onderschatten element. Vandaar dat in de meeste thuisdiensten de voorkeur gegeven wordt aan deeltijdse arbeid. Ook in de eigen poetsdienst zien we deze tendens. Het personeel bestaat uit één voltijdse kracht, 11 deeltijdse. Kwaliteit is belangrijk. Als poetsvrouw of verzorgende ben je naast het uitvoeren van je praktische taken ook een belangrijke schakel in het netwerk van de thuiszorg. Omdat je een stukje meeleeft in het dagelijks leven van de zorgbehoevende ben je vaak de eerste die een aantal nieuwe noden en/of tekorten opmerkt. Inlevingsvermogen, communicatievaardigheid, zin voor verantwoordelijkheid, … zijn dan ook belangrijke aspecten die bij iedere nieuwe aanwerving moeten aanbod komen. Het opnemen van deze sociale en hulpverleningsfuncties in de thuisdiensten is een belangrijk element in de meerwaarde van de OCMW-dienstverlening. Dit vereist dat er vanuit de dienst voldoende aandacht besteed wordt aan de waardering van deze functies in de job en aan middelen voor vorming van het personeel terzake.
1.5.4. communicatie 1.5.4.1. gebrek aan begrip en ondersteuning van mantelzorgers Uit de bijeenkomst met mantelzorgers bleek dat zij een duidelijk gebrek ervaren aan begrip en waardering vanwege de gemeenschap. Meer waardering kan gegeven 38
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
39
worden via het optrekken van de financiële toelage maar eveneens via sensibilisering van de burgers door de lokale overheid (bv. artikels in gemeentelijk infoblad). De taken van een mantelzorger zijn niet alleen fysiek maar ook psychisch zwaar. Vaak staat men er alleen voor en kan men nergens terecht met zijn probleem bij iemand die hen begrijpt. Men ervaart een behoefte aan contact met lotgenoten, enerzijds om praktische informatie en tips door te geven, anderzijds om elkaar te ondersteunen. Met deze kennis voor ogen werd een project ‘mantelzorg’ ingediend door het OCMW. Dit project, dat van start gaat eind 2006, heeft tot doel de mantelzorgers te ondersteunen door hen regelmatig samen te brengen (een praatje maken, tips en trucs doorgeven, eens buiten zijn…) en daarnaast een driemaandelijkse nieuwsbrief uit te geven waarin nuttige informatie wordt opgenomen. 1.5.4.2. gebrek aan duidelijke informatie op maat
Voldoende en duidelijke informatie rond financiële tegemoetkomingen is een eerste aandachtspunt. Iedereen kent wel een aantal financiële tegemoetkomingen, maar een algemene opmerking is dat je als mantelzorger zelf, voor je eigen situatie, op zoek moet gaan naar wat er bestaat. Niet alleen op financieel vlak is er een informatiegebrek of onduidelijkheid, ook op materieel vlak zoals betreffende woonaanpassingen, aangepaste materialen, enz.…. De eerste informatie komt soms vanuit de revalidatiecentra, soms komt er een ergotherapeut op huisbezoek om een aantal aanpassingen te bespreken. Een eerste bron van informatie is meestal de huisarts en/of de mutualiteit. De aanpak vanuit de ziekenhuizen (het doorgeven van informatie bij ontslag van patiënten en terugkeer naar thuissituatie) lijkt niet overal even efficiënt te zijn. Het gehele aanbod aan thuisdiensten en de hieraan verbonden premies en tegemoetkomingen dient overzichtelijk en op het geschikte tijdstip gecommuniceerd te worden aan mantelzorgers en zorgbehoevenden. Een centraal informatieloket of een ombudsman/-vrouw kan hier een oplossing bieden. Een overkoepelende brochure is kan eveneens nuttig zijn indien gericht verspreid (aan diegenen die het nodig hebben) en op het juiste moment aangeboden (op het moment dat ze het nodig hebben). Momenteel maken alle organisaties hun eigen folders en brochures. Een bundeling van het ganse aanbod in Laarne zou handiger zijn voor de gebruikers en effectieve als communicatiemiddel voor de verschillende diensten. Er dient te worden nagegaan hoe dit in samenwerking kan gerealiseerd worden. Het is echter niet alleen belangrijk dat informatie gebundeld wordt. Essentieel is dat men samen met de mantelzorger en/of hulpbehoevende op zoek gaat naar een aanbod van ondersteuning op maat op het moment dat dit nodig is. Voor wie op het moment van informatieverspreiding geen hulpvrager is, gaat belangrijke informatie 39
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
40
dikwijls verloren (de brochure belandt dan in de vuilbak). Vandaar dat informatie op het juiste moment en op maat moet aangeboden worden. Een persoonlijk contact (de vergelijking wordt gemaakt met een buddy voor de aidspatiënt) bij het vragen en/of krijgen van informatie vinden de mantelzorgers belangrijk. Het initiatief moet laagdrempelig en onafhankelijk zijn. Er moeten duidelijk afspraken worden gemaakt over hoe wordt doorverwezen en welke info (info over bestaan van diensten, contactpersonen en gegevens, inhoudelijke info over dienstverlening en voorwaarden, …) kan worden doorgegeven. Dit stelt heel wat vereisten aan de loketbediende en er moet sterk geïnvesteerd worden om de informatie up to date te houden. Anderzijds moet nagegaan in hoeverre de andere diensten bereid zijn om informatie over wijzigende dienstverlening en voorwaarden ook spontaan aan de loketverantwoordelijke te communiceren. Er is ook de vraag om professionelen van deze regio samen te brengen om afspraken te maken en ideeën en informatie over wijzigend aanbod en dienstverlening uit te wisselen. Dit is een vereiste indien van alle professionelen verwacht wordt dat zij op gepaste wijze kunnen doorverwijzen en informatie geven over het gehele aanbod (ook van andere organisaties en overheden). Alle diensten krijgen wel diverse folders en halen info op het internet maar ervaren toch de nood om samen te komen. Overkoepelende structuren zoals het Samenwerkingsinitiatief Thuiszorg bestaan, maar de doorstroming van informatie kan meer aandacht krijgen en beter gestructureerd worden. Wat betreft het gezamenlijk opzetten van activiteiten of samenwerking rond gezamenlijke cliënten kan de samenwerking volgens de professionele actoren verbeteren. Het OCMW zou hierin een trekkersrol kunnen vervullen. 1.5.4.3. noden voor vrijwilligers en nood aan vrijwilligers
De vrijwilliger is de natuurlijke persoon die, op vrijwillige basis en onbezoldigd en in een georganiseerd verband, zijn activiteiten uitvoert (definitie volgens het decreet thuiszorg). Het zijn niet alleen de mantelzorgers die wijzen op het belang van vrijwilligerswerk, ook de professionele hulpverleners worden geconfronteerd met vragen die misschien kunnen beantwoord worden via het vrijwilligerswerk. Vrijwilligerswerk kan op verschillende terreinen: oppas, vervoer, sociaal contact, boodschappen doen, klusjesdienst… Voornamelijk de vraag naar ziekenoppas (en ook kortverblijf en dagverblijf) stijgt en zal blijven stijgen in de toekomst gezien de mantelzorgactiviteiten zullen toenemen en gezien zij ook regelmatig ontlast moeten worden. Verschillende plaatselijke organisaties hebben een vrijwilligerswerking, die veelal naast elkaar werken en waar er, binnen de organisatie, weinig doorstroming is. Belangrijk is de bestaande werkingen te ondersteunen en beter te structureren. 40
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
41
De verschillende organisaties die werken met vrijwilligers, ervaren moeilijkheden om bijkomende vrijwilligers te werven. Elke organisatie organiseert die werving apart. Ook op dit vlak kan nagegaan worden over er niet gezamenlijk naar de bevolking kan gecommuniceerd worden welke vraag naar vrijwilligers er is of welk aanbod aan vrijwilligerswerk men kan bieden in de gemeente Laarne. Dit neemt uiteraard niet weg dat elke dienst zijn eigen vrijwilligers kan behouden door te investeren in vorming en begeleiding.
41
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
42
1.6. omgevingsanalyse wonen voor bejaarden 1.6.1. Procesbeschrijving Ambtelijke verantwoordelijke: E-mail: Telefoon:
Filip De Lausnay,
[email protected] 09/369.09.61
De informatie om tot deze analyse te komen hebben we vooral gehaald uit vakliteratuur en eigen werkdocumenten, zoals wachtlijsten. Ook de dagelijkse ervaringen met familieleden van de bejaarden in onze gemeente die al dan niet problemen hebben gehad met de plaatsing van hun moeder of vader zijn hier in opgenomen. Naast deze kennis en ervaringen vindt men in bijlage ook cijfermateriaal in verband met programmatienormen voor rusthuizen en serviceflats en de verhouding tot de naburige gemeenten. De cijfers tonen ook op sprekende wijze de nakende vergrijzing en ‘interne vergrijzing’ aan van de bevolking. Deze gegevens worden ook vergeleken met de naburige gemeenten. (zie bijlage wonen voor bejaarden 1: Cijfertabel met demografische gegevens en programmatienormen en zie bijlage wonen voor bejaarden 2: Analyse en conclusies van de cijfergegevens van Laarne en omgeving)
1.6.2. concrete noden 1.6.2.1. voldoende capaciteit voorzien voor zware zorgbehoevenden Er is zeker noodzaak aan een nieuwbouw vermits de 2 bestaande rusthuizen kwalitatief én kwantitatief niet meer voldoen. Kwalitatief voldoen zij niet meer aan de huidige verwachtingen en regelgeving. Beide gebouwen voldoen niet meer aan de eisen van de rusthuiskandidaten. De meerpersoonskamers geraken nog moeilijk bezet en ook het ontbreken van toilet op de kamer en van een gesloten afdeling is een probleem. Ook kwantitatief zal er in de toekomst een probleem blijven. Het nieuwe rusthuis zal daar geen verandering in brengen. De zwaar verzorgingsbehoeftigen (door de regelgever aangeduid met categorie B en C) krijgen momenteel voorrang om opgenomen te worden in het rusthuis (RVT). Uit de analyse van de cijfers blijkt dat door het stijgende aantal 80 plussers er in de toekomst meer kandidaten op de wachtlijsten zullen staan en meer dan waarschijnlijk zal er op termijn zeker onvoldoende capaciteit zijn om aan deze stijgende vraag naar opnames te voldoen. 42
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
43
1.6.2.2. vraag naar serviceflats voor minder zware zorgbehoevenden De vragen tot opname in het RVT/rusthuis van minder zware verzorgingsbehoevenden krijgen heel weinig kans. De analyse van de cijfers toont aan dat ook deze groep in de toekomst nog zal stijgen. Na een rondvraag bij de bejaardenbond bij hun bestuursleden wordt een duidelijke vraag geformuleerd naar serviceflats. 1.6.2.3. nood aan aangepaste woningen Schaduwzijde van opnames van zwaarverzorgingsbehoevenden, is dat de kandidaten die minder zorgen nodig hebben (door regelgever aangeduid met categorie O en A) weinig kans maken op een opname. Deze kandidaten komen eerder in aanmerking voor een opname in een serviceflat. Ook het aantal aanvragen op de wachtlijst voor de bejaardenwoningen wijst op het feit dat er nood is aan aangepaste woningen. Ook het bestuur van de bejaardenbond kaart in hun Zilverboek de nood aan meer bejaardenvoorzieningen aan. Om de noden correct in kaart te brengen zou er een rondvraag (vragenlijst, interview) kunnen gebeuren bij de aanvragers betreffende de aangepastheid van hun huidige woning en de reden waarom een aanvraag werd gedaan voor een bejaardenwoning. Er kunnen verschillende redenen zijn voor een dergelijke aanvraag : te weinig diensten aan huis, onaangepaste woning, geïsoleerd zijn, eenzaam, of nog andere. Met het oog op het vinden van de aangewezen oplossing voor deze verschillende problemen, is het belangrijk om ook in de analyse het onderscheid zo nauwkeurig mogelijk te maken. Naast de bejaardenwoningen van het O.C.M.W. is het ook nuttig om de privé woningen in de gemeente eens van naderbij te bekijken. Voor ouderen is kwaliteit van het wonen heel belangrijker. Voor een ouder wordend koppel of senior is het een vereiste dat de woning weinig hindernissen en niveauverschillen vertoont en bovendien ook nog gebruiks- en onderhoudsvriendelijk is. ‘ Levenslange woningen’ zijn zo gebouwd dat ze geschikt blijven doorheen de verschillende levensfasen van hun bewoners. Drie kenmerken zijn typerend voor levenslange woningen: - ze zijn toegankelijk: iedereen kan erin leven, ongeacht de leeftijd en lichamelijke beperkingen - ze zijn veilig, de ruimten zijn goed gedimensioneerd - ze zijn comfortabel De kwaliteit van het bestaande woningpatrimonium op de gemeente scoort in vergelijking met de ons omliggende gemeente slecht. Het niet hebben van centrale verwarming of een ingerichte, aangepaste badkamer en toilet kan voor de groep van bejaarden een extra moeilijkheid zijn om in de bestaande woning te blijven. Er zijn echter op heden geen gegevens over wie nu net in de kwalitatief minder goede woningen woont, of het huur- of koopwoningen zijn en of de bewoners dit zelf als een probleem gaan ervaren. 43
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
44
Het aanpassen van een woning om langer thuis te kunnen blijven wonen, brengt niet alleen administratief heel wat aspecten met zich mee (offertes vergelijken, aannemers aanspreken,…) maar betekent meteen ook een financiële inspanning. Daarnaast kennen niet alle bejaarden hun rechten aangaande premies/tussenkomsten en diensten die hen hieromtrent kunnen informeren. Via de vergaderingen van het Lokaal Sociaal Beleid kwamen we in aanmerking met Ons Zorgnetwerk welke deze vorm van dienstverlening verzorgt. Naast het kunnen aanpassen van een bestaande woning en de ondersteuning die de bejaarde hierbij krijgt, spelen ook het aspect van afstand tot de dorpskern, isolement en immobiliteit een grote rol. Zaken die niet opgelost worden door de fysieke aanpassing van de woning. Als laatste onderdeel bespreken we de bejaardenwoningen van Eigen Dak. Vanuit sociale huisvesting zijn er zowel in Laarne als Kalken door de sociale huisvestingsmaatschappij Eigen Dak bejaardenwoningen voorzien. In Laarne zijn er 6 bejaardenwoningen met 1 slaapkamer en 2 duplexwoningen op het gelijkvloers in gebruik. In Kalken zijn er al 4 duplexwoningen met 1 slaapkamer gebouwd. Sinds 2005 besliste de maatschappij om de principes van levenslang wonen toe te passen in de nieuwe ontwerpen binnen het voorziene maximum oppervlakte per type woningen (bredere deuren, stopcontacten op hoogte,…) Voor extra grote ruimtes (WC, badkamer met aangepaste duurdere sanitaire toestellen) die enkel mogelijk zijn door overschrijding van het maximum oppervlakte en maximum budget zal steeds overleg nodig zijn. De realisatie ervan is alleen mogelijk met een bewijs van strikte behoefte en kostenanalyse. Ook voor wat betreft de privé woningen op de gemeente is er momenteel weinig gekend waar precies zich de noden en behoeften van de bejaarden aangaande wonen zich bevinden. 1.6.2.4. behoefte aan dagverblijf en kortverblijf is er en zal stijgen Momenteel zijn er in Laarne nog geen bedden voor kortverblijf. Af en toe is er wel vraag naar kortverblijf. De thuiszorg is immers al sterk ontwikkeld om senioren zolang mogelijk thuis te houden met ondersteuning van de kinderen. Maar ook de mantelzorgers willen er ook wel eens tussenuit; op reis, op uitstap (zie ook omgevingsanalyse thuiszorg). Kortverblijf is een goede oplossing om hier aan deze vraag tegemoet te komen. Naar de toekomst toe zijn er 4 kortverblijven voorzien op de nieuwe campus van het rusthuis. Momenteel is er geen mogelijkheid tot dagverblijf. Ook in de toekomst is hieromtrent ook niets gepland. In de programmatienorm van 01.01.06 staan in Laarne 5 bedden voor kortverblijf gepland. Er is bij het rusthuis geen indicatie van een duidelijke vraag naar dagopvang. In de omgevingsanalyse m.b.t. thuiszorg komt dit wel duidelijk aan bod. Met de vergrijzing kan dagverblijf een goede oplossing bieden voor kinderen die 44
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
45
verder hun job willen uitoefenen en de familie na hun dagtaak verder willen opvangen. Op de 1ste vergadering met de werkgroep ‘senioren’ kwam ook duidelijk aan bod dat er zowel concrete vraag is naar kortverblijf als naar dagopvang. Gezien de algemene veroudering in de toekomst, zal ook het aantal mantelzorgers toenemen en zullen ook behoeften aan kortverblijf en dagverblijf toenemen. 1.6.2.5. mobiliteit Sinds 2005 is er een gemeentelijk initiatief rond minder mobielen vervoer actief. Het initiatief draait momenteel op een groep van 12 enthousiaste vrijwilligers die voor administratie, verzekering en het samenbrengen van alle vrijwilligers gemeentelijk worden ondersteund. In 2005 maakten 157 gebruikers en een heel aantal rusthuisbewoners gebruik van deze vorm van vervoer, goed voor 1086 ritten en een totaal aantal kilometers van 31.491. Het overgrote deel van de gebruikers zijn 60 plussers en maken gebruik van het vervoer voor medische afspraken (ziekenhuis, dokter, tandarts, kinesist,…). Maar ook voor een bezoek aan de partner of familie in het ziekenhuis of voor het bijwonen van begrafenissen, wordt op deze dienst beroep gedaan. Aangezien de werking volledig draait op vrijwilligers is het belangrijk om blijvende gemeentelijke ondersteuning te bieden opdat deze dienstverlening verder kan blijven bestaan. Zoals aangehaald in andere clusters is de aanwerving van nieuwe vrijwilligers en het blijvend motiveren ervan een grote uitdaging. Daarnaast bestaat er ook een Dienst Aangepast Vervoer via het MPI te Kwatrecht. Deze dienst beschikt over voertuigen aangepast aan rolstoelgebruikers. In 2005 verzorgde deze dienst 170 ritten. De cijfers tot en met juni 2006 wijzen nu al op een totaal van 105 ritten. Tussen het gemeentelijk minder mobielen vervoer en de dienst aangepast vervoer worden vlot afspraken gemaakt, maar nog niet op regelmatige basis. Vanuit beide rusthuizen wordt nog te vaak ervaren dat niet alle rolstoelvervoeraanvragen kunnen ingelost worden. Waarschijnlijk heeft deze dienst te weinig wagens beschikbaar op heel drukke piekmomenten. In de toekomst dient mogelijks verder onderzocht te worden wie gebruik maakt van deze dienstverlening om deze verder te optimaliseren. Ook het aanbod van andere diensten die vervoer verzorgen (mutualiteiten, privé,…) moet verder worden onderzocht, tot op heden is dit een blinde vlek. Het O.C.M.W overweegt om eventueel een aangepaste wagen met lift voor rolstoelvervoer aan te kopen. Dit zou natuurlijk voor beide rusthuizen heel wat problemen voor rolstoelvervoer oplossen. Naast het minder mobielen vervoer bestaat er ook het initiatief belbus. In de toekomst dient te worden onderzocht of de groep bejaarden hier frequent gebruik van maakt en voor welke doeleinden. Het staat zo goed als vast dat door het stijgende aantal bejaarden, de geografische uitgestrektheid van de gemeente (lintbebouwing), het langer thuis willen/kunnen 45
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
46
blijven wonen,… de vraag naar individueel en/of aangepast vervoer verder zal stijgen.
1.6.3. toegankelijkheid van de zorg 1.6.3.1. de wachtlijsten als indicator De wachtlijsten voor de verschillende voorzieningen geven een belangrijke eerste indicatie van de mate waarin zij toegankelijke zijn. Toch is dit alles niet zo éénduidig. Er zijn duidelijk wachtlijsten wat wijst op een niet al te grote praktische toegankelijkheid. Maar tegelijkertijd blijkt dat als mensen op de wachtlijst gecontacteerd worden voor opname, dat velen weigeren. De drempel om zich te laten opnemen in een rusthuis is zeer hoog. De vraag naar een opname in een rusthuis komt er heel vaak als er zich een acuut probleem voordoet of na een ziekenhuisopname. Met andere woorden: men wil pas in het rusthuis als er geen enkel ander alternatief meer is. De procedure om zich op een wachtlijst te laten zetten verloopt gemakkelijk en vlot. Men laat een kandidaat dus wel gemakkelijk uit voorzorg op de wachtlijsten zetten. Dit betekent dat niet iedereen die op de wachtlijst staat, momenteel ook een reële nood heeft. 1.6.3.2. bespreking van de wachtlijsten van de beide rusthuizen Er bestaan twee wachtlijsten met aanvragen tot opname, één in Laarne en één in Kalken. Het aantal dringende aanvragen is sterk verschillend van periode tot periode en hangt ook af van het aantal overlijdens in de rusthuizen. In de zomer van vorig jaar stonden er op de lijst in Laarne een 40-tal kandidaten, waarvan een aantal heel dringende gevallen. Bijna dezelfde situatie zien we op de lijst in Rusthuis Kalken. Momenteel zijn beide lijsten nog vrij lang met ongeveer een 35-tal personen, maar er staan dus wel een aantal gemeenschappelijke aanvragen op de twee lijsten en een aantal vragen uit voorzorg. Op de lijst in Laarne en Kalken staan er heel veel aanvragen ingeschreven uit voorzorg. Als er een aanbod gedaan wordt, merken wij dat er nog een grote drempelvrees bestaat om zich te laten opnemen in een rusthuis. Een bijkomend probleem, zeker in het rusthuis te Laarne, is dat het overgrote deel van de aanvragen op de lijst enkel een éénpersoonskamer wensen. De ervaring leert dus dat heel veel kandidaten niet ingaan op een aanbod voor een vrij bed, ofwel omdat ze er nog niet klaar voor zijn en de thuiszorg nog voldoende garantie biedt, ofwel omdat het aanbod kwalitatief niet overeenstemt met de vraag. Het belang van de kwaliteitseisen blijkt uit het feit dat momenteel zowel in Laarne, als in Kalken een bed niet ingenomen is op de vierpersoonskamer. De wachttijd van een kandidaat is vrij moeilijk te berekenen, aangezien er heel wat personen op de lijst staan uit voorzorg en verschillende keren hun beurt laten overslaan. Gezien de omvang kunnen we er echter wel vanuit gaan dat er een bepaalde reële behoefte is en gezien de bevolkingsevolutie kan die enkel maar stijgen. 46
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
47
1.6.3.3. aandacht voor bereikbaarheid van nieuwe campus in Kalken In de nabije toekomst zal er één nieuw campus ontstaan in Kalken. Concreet wil dit wil zeggen dat de inwoners van Laarne een heel stuk zich verder zullen moeten verplaatsen om het rusthuis te bereiken. Voor familieleden die een bezoek willen brengen en over geen auto beschikken, zou het ook zinvol zijn om na te gaan of er voldoende openbaar vervoer is van Laarne naar Kalken. Momenteel is er een belbus maar uit de werkgroepen bleek dat dit systeem (de juiste werking en voorwaarden) niet bekend is bij iedereen. Voor wat betreft mobiliteit, verwijs ik verder naar punt 6.2.5 uit dit hoofdstuk. 1.6.3.4. aandacht voor betaalbaarheid van nieuw rusthuis en voor mogelijke consequenties van onbetaalbaarheid De nieuwbouw zal een vrij dure investering zijn. De vraag stelt zich of dit zich ook zal vertalen in een aanpassing van de huidige dagprijs. Dit zou als gevolg hebben dat bepaalde bewoners niet meer zullen rond komen met hun pensioen en andere inkomsten. Er kan dan ook een lichte stijging verwacht worden van het aantal bewoners dat steun aanvraagt. Hierdoor zou de poging om de inkomsten te verhogen via de dagprijs voor een stuk negatief gecompenseerd worden.
1.6.4. communicatie over aanbod verbeteren Op de gemeente bestaat momenteel een website waar de beide rusthuizen zijn op voorgesteld. Een aanpassing met nog betere en aanvullende informatie zou toch wenselijk zijn. Er wordt momenteel al heel veel informatie opgezocht via het internet. De samenwerking met de sociale diensten van de ziekenhuizen verloopt vlot voor wat betreft aanvragen tot opnames. Dit zou nog kunnen verbeterd worden via de ontwikkeling en verspreiding van een folder van onze instelling naar alle naburige ziekenhuizen. Indien alle belangrijke info over opname en verblijf hierin wordt opgenomen kan dit een handig doorverwijsmiddel zijn voor de sociale diensten van de ziekenhuizen.
1.6.5. personeel Er is voor beide rusthuizen voldoende en aangepast geschoold personeel. Dat is een belangrijke voorwaarde om de zwaar zorgbehoevende bewoners in optimale omstandigheden te kunnen verzorgen. Als de huidige twee campussen samenvloeien, zal men het verzorgend- en verplegend personeel nog efficiënter kunnen inzetten.
47
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
48
1.6.6. gehandicapten Aangezien de psychiatrische instellingen minder gehandicapten opnemen, zou hier een probleem kunnen ontstaan in onze gemeente. Er zijn gegevens over het aantal personen met een handicap in Laarne. In de beide instellingen zijn momenteel een 5tal gehandicapten opgenomen. Als betrokkenen jonger zijn als 60 jaar wordt een uitzonderingsmaatregel aangevraagd bij het Ministerie. Het gaat hier vooral om personen met een sociale problematiek. Om na te gaan of die specifieke doelgroep in de toekomst meer beroep zal doen op het rusthuis, is bijkomende analyse nodig.
1.6.7. conclusies De huidige en toekomstige tendens van verdere veroudering en interne vergrijzing maakt dat het aantal zwaar zorgbehoevenden zal toenemen. De wachtlijsten tonen aan dat de huidige rusthuiscapaciteit niet voldoet. Gezien het nieuwe rusthuis wel aan de huidige kwaliteitseisen zal voldoen, en gezien de stijging van de potentiële doelgroep zal de capaciteit ook in de toekomst onvoldoende zijn. De rusthuisopname moet zo lang mogelijk uitgesteld worden. Gezien de kost van capaciteitsuitbreiding zal men de vraag moeilijk kunnen volgen. Bovendien willen de mensen zelf ook de rusthuisopname zo lang mogelijk uitstellen. Dit kan alleen bij een sterk uitgebouwd aanbod van thuiszorg en mantelzorg. Gezien de algemene veroudering zal het aantal minder zwaar zorgbehoevenden in ieder geval toenemen en de stijging van het aantal mantelzorgers dat zal vereist zijn, zal ook de behoefte aan kortverblijf en dagverblijf toenemen. De stijging van het aantal minder zwaar zorgbehoevenden zal ook de vraag naar serviceflats en bejaardenwoningen doen toenemen. Gezien de kostprijs van dit aanbod zal ook hier moeten worden nagegaan (via een gedetailleerde inventarisatie van de noden van de aanvragers) of bepaalde problemen ook niet kunnen opgelost via het aanpassen van de bestaande woning en de ondersteuning van de omkadering (mantel- en thuiszorg). Er moet aandacht zijn voor bereikbaarheid en betaalbaarheid van het nieuwe rusthuis. De bereikbaarheid is belangrijk met het oog op de sociale contacten en de band van het rusthuis met de gemeenschap. De betaalbaarheid spreekt voor zich. Onbetaalbaarheid zou zich kunnen vertalen in een stijging van de steunaanvragen. De communicatie over het aanbod kan nog verbeterd worden via een herziening en uitbreiding van de informatie op de website en via een goede doorverwijsfolder voor sociale diensten van ziekenhuizen.
48
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
49
1.6.8. nood aan bijkomende analyse De nieuwbouw van het rusthuis is een project dat nu al vorm gekregen heeft en is zeker nodig, maar schept geen plaatsen bij voor nieuwe opnames, behalve 4 kortverblijven. Prangende en tot nu onopgeloste vragen zijn: • hoe groot is de nood aan de bouw van serviceflats? • is dagverblijf ook een onmisbare voorziening om de thuiszorg en de mantelzorg tijdelijk of op bepaalde momenten te ontlasten? Er zijn weinig gegevens over de omvang van de doelgroep van personen met een handicap. Dit maakt dat we geen inschatting kunnen maken van de toekomstige instroom van deze groep in het rusthuis. Dit moet verder bekeken worden. Er is ook onderzoek nodig aangaande de (on)aangepastheid van de huidige woningen van mensen die een aanvraag doen voor serviceflats of bejaardenwoningen. Er dient ook te worden nagegaan wat de redenen zijn voor aanvraag. Enkel op basis van deze gegevens kan worden nagegaan, via welke andere maatregelen de behoeften kunnen leeggemaakt worden.
49
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
50
1.7. senioren en vrije tijd De analyse m.b.t. dit thema werd gebaseerd op gegevens verzameld door de communicatieambtenaar en op de gegevens uit de werkgroep ‘senioren’ d.d. 11/09/2006. De tekst werd opgemaakt door Peter Sels (VVSG).
1.7.1. verenigingsleven vraagt meer ondersteuning Er zijn zes gesubsidieerde seniorenverenigingen in Laarne (CRM, OKRA LAARNE, OKRA Kalken, S-Plus, Ziekenzorg Laarne, Ziekenzorg Kalken). Zij dragen bij aan een uitgebreid sociaal en cultureel aanbod voor senioren. In totaal bedraagt het ledenbestand van de seniorenverenigingen 1347 leden (=50% van de bevolking ouder dan 60 jaar in Laarne). Er bestaan geen gegevens over de mate waarin deze ook actief participeren aan de activiteiten of eerder ‘papieren’ leden zijn. Het ledenaantal daalt lichtjes de laatste jaren. Het bereikte aandeel van de bevolking (de vertegenwoordigingskracht van de verenigingen) zal -gegeven de bevolkingsevolutieverder dalen. De seniorenverenigingen worden ondersteund via een gemeentelijk ambtenaar en een werking in de seniorenraad. Daarin zetelen de vertegenwoordigers van de verenigingen, de ambtenaar, de bevoegde schepen, vertegenwoordigers van de fracties van de gemeenteraad en daarnaast één onafhankelijke. De frequentie van samenkomst van de raad is beperkt (4x per jaar) en de verslagen wijzen op een verminderde actieve betrokkenheid van de leden en hun achterban. Ook het dalend aantal agendapunten wijst hierop. Er is weinig dynamiek of nieuwe inbreng, wegens weinig doorstroming naar de achterban. De seniorenverenigingen geven aan dat de werving van nieuwe leden en vrijwilligers moeizaam verloopt gezien de jonggepensioneerden andere ambities hebben en activiteiten zoeken of zelf ontplooien die buiten het traditionele aanbod van de verenigingen valt. De ondersteuning van de seniorenverenigingen bestaat naast de dienstverlening van de gemeentelijk ambtenaar uit een jaarlijkse financiële toelage, lokalen die ter beschikking gesteld worden, een materiaal-uitleendienst en een kopieerdienst. Naast de ondersteuning van derden inzake vrijetijdsaanbod, organiseert het lokaal bestuur ook zelf activiteiten (seniorenfeest, sportdag 50+, petanque, infomomenten, gezondheidspreventie). De seniorenverenigingen vragen meer ondersteuning (financieel en inzake lokalen). Er wordt een nood gesignaleerd inzake een grote zaal voor activiteiten.
50
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
51
1.7.2. vragen i.v.m. de rol van het dienstencentrum en de rol van de verenigingen
De verenigingen lijken weigerachtig te staan tegenover activiteiten georganiseerd door het lokaal bestuur en meer specifiek het dienstencentrum. Zij beschouwen deze als oneerlijke concurrentie voor het eigen aanbod. Sommige senioren bepleiten de uitbouw van het huidige dienstencentrum tot een volwaardig dienstencentrum waarin activiteiten van informatieve, vormende en recreatieve aard (conform het besluit betreffende de dienstencentra), kunnen georganiseerd worden voor alle senioren (ook niet-leden van verenigingen). Het huidige dienstencentrum ontwikkelt geen (volwaardig) aanbod en is niet erkend als dienstencentrum. Het functioneert eerder als cafetaria van het rusthuis te Laarne.
1.7.3. aandacht voor vernieuwing inzake seniorenwerking en –aanbod De representatieve kracht van de seniorenverenigingen en van de seniorenraad (in zijn huidige samenstelling) neemt af, gezien het aandeel senioren van de totale bevolking dat lid is van een vereniging daalt en gezien de betrokkenheid van de leden van de seniorenraad met de achterban afneemt. Gezien deze evolutie kan de samenstelling en de werking van de raad die het seniorenbeleid mee bepaalt, in vraag gesteld worden. Momenteel worden de 50% van de senioren die niet aangesloten zijn bij een vereniging in de raad vertegenwoordigd door slechts één vertegenwoordiger op 12 (8%). Anderzijds dient nagegaan welke andere participatiekanalen kunnen worden opgezet zodat de band met de gehele seniorenbevolking behouden blijft en versterkt kan worden. De wervingskracht van de verenigingen neemt af en het aanbod van de verenigingen blijkt minder aantrekkelijk. De nood aan blijvende en versterkte ondersteuning (én begeleiding) van de verenigingen bij de vernieuwing van aanbod en wervingsmethodieken, dient te worden nagegaan. Anderzijds dient ook overwogen te worden in hoeverre het lokaal bestuur meer open en losse activiteiten dient te ondersteunen of organiseren (gezien de maatschappelijke evolutie ter zake). De discussie over de uitbouw van een volwaardig dienstencentrum dient helder te worden gevoerd. Volgens de geest van de wetgeving m.b.t. dienstencentra dient het dienstencentrum een spilfunctie te vervullen in de lokale gemeenschap van senioren. Gegeven een goede samenwerking en afspraken kan een dergelijk dienstencentrum een impuls geven aan de werking van de seniorenverenigingen door samen te communiceren, samen activiteiten te organiseren (indien open voor iedereen) en ruimte ter beschikking te stellen.
51
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
52
1.8. omgevingsanalyse kinderopvang 1.8.1. procesbeschrijving Verantwoordelijke voor de analyse: E-mail: Telefoon:
Veerle Mathys
[email protected] 09 365 46 98
De analyse kwam tot stand vanuit ervaring, specifieke regelgeving, besluiten,…welke worden gelinkt aan bepaald cijfermateriaal en statistische gegevens. In bijlage is een overzicht te vinden van alle belegde bijeenkomsten.
1.8.2. vraag en aanbod m.b.t. kinderopvang 1.8.2.1. de bestaande diensten en hun doelgroep Binnen de gemeente zijn er verschillende vormen van kinderopvang aanwezig. Deze kinderopvangdiensten zijn goed uitgebouwd. In het lokaal beleidsplan buitenschoolse kinderopvang wordt dit uitgebreider omschreven. Een overzicht: - initiatief buitenschoolse kinderopvang (dienst OCMW) (kinderen van 2,5j tot 12j) - dienst voor opvanggezinnen (dienst OCMW) (kinderen van 0j tot 3j, ook buitenschoolse kinderopvang) - een mini-crèche te Kalken (kinderen van 0j tot 3j, ook buitenschoolse kinderopvang) - verder wordt er in 2006 zowel in Kalken als in Laarne een nieuwe minicrèche opgestart - zelfstandige onthaalouders (één gezin) (kinderen van 0j tot 3j, ook buitenschoolse kinderopvang) - schoolopvang (kinderen van 2,5j tot 12j) - andere mogelijkheden en opvang tijdens schoolvakanties (o.a. speelpleinwerking, sportkampen, jeugdbeweging,…) (van 3j tot 18j en ouder) - kinderoppasdiensten (van 0j tot 12j) - opvang voor zieke kinderen (via de mutualiteiten) (van 0j tot 12j en ouder) - dringende opvang (indien het zich voordoet) (0j tot 12j)
52
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
53
Binnen onze gemeente wordt er momenteel geen flexibele (opvang voor 7uur of na 18 uur, en op dagen buiten het minimum aantal openingsdagen) of inclusieve (men staat open voor kinderen met een specifieke zorgbehoefte, eventueel via aangepaste infrastructuur, personeel en pedagogiek) opvang georganiseerd. Een erkend of zelfstandig kinderdagverblijf is evenmin aanwezig. De kinderopvang richt zich op kinderen van 0 tot 12 jaar. Het gaat hier dus om een heel ruime doelgroep. Binnen de dienst voor opvanggezinnen worden kinderen opgevangen van ouders die uit werken gaan, ouders die een opleiding volgen, of om andere specifieke redenen. In het IBO worden naar ouders toe geen voorwaarden gesteld. De dienst voor opvanggezinnen Laarne/Kalken is erkend door Kind en Gezin sinds 1980. Deze dienst is enorm gegroeid. (zie bijlage kinderopvang 1: de dienst voor opvanggezinnen kende een enorme groei ) Momenteel is er een erkenning voor een 4/4 dienst. Per 28 onthaalmoeders heeft de dienst recht op één voltijdse equivalent dienstverantwoordelijke. Sinds begin 2006 is er een 5/4 bezetting, en zijn er 30 actieve onthaalmoeders. Gezien het aantal onthaalouders de 28 overschrijdt, deed het organiserend bestuur een tegemoetkoming op het vlak van de dienstverantwoordelijken. 1.8.2.2. stijgende behoefte aan kinderopvang De totale behoefte aan kinderopvang stijgt in het algemeen. Dit is niet te wijten aan een stijgende nataliteit. Het aantal geboorten in Laarne schommelt. (zie bijlage algemeen 4: geboorte- en sterftecijfer) Het is ook niet te wijten aan een stijgend aantal 0-12jarigen. De potentiële doelgroep van kinderopvang (0-12j) in Laarne zal in de toekomst lichtjes dalen. Een prognose 1474 in 2006, 1458 in 2012 en 1464 in 2018. (zie bijlage algemeen 11: bevolkingsprognose) De stijgende behoefte aan kinderopvang wordt vermoedelijk veroorzaakt door het maatschappelijk fenomeen van het stijgend aantal alleenstaande moeders met kinderen (216 in 2000, 260 in 2005). (zie bijlage algemeen 2: bevolkingssamenstelling) Die stijging wordt ook steeds sterker doorheen de jaren. Het aandeel van de vrouwen dat werkt neemt ook gestaag toe bv. 60.4% in 2002, 62% in 2003, 64.1% in 2004. Het aantal kinderen van buiten de gemeente dat gebruik maakt van onze diensten ligt procentueel hoog. Bv. In 2005 maakten 240 kinderen minimum één dag gebruik van de DOG waarvan 169 kinderen van binnen onze gemeente. Dus 30% komt van buiten de gemeente. Er is geen reden om aan te nemen dat deze evoluties snel zullen wijzigen. De behoefte aan kinderopvang zal dus toenemen, ondanks het feit dat het aantal kinderen (0-12j) gelijk blijft of daalt. 53
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
54
1.8.2.3. Groot bereik maar dalend aantal opgevangen kinderen in het Initiatief voor Buitenschoolse Opvang Er zijn twee Initiatieven voor Buitenschoolse Opvang met elk hun eigen capaciteit. In het IBO Laarne mogen 55 kinderen tegelijkertijd opgevangen worden, in het IBO te Kalken 42. Sinds 2000 tot op heden maakten reeds 696 gezinnen en 1144 kinderen gebruik van het IBO binnen onze gemeente. Momenteel zijn 345 gezinnen, en 536 kinderen actief ingeschreven. Het aandeel van de schoolgaande kinderen dat wordt opgevangen via buitenschoolse kinderopvang is in Laarne hoger dan gemiddeld in de provincie. Meer dan 80% van de in Laarne opgevangen kinderen gaan in Laarne naar school. (zie bijlage kinderopvang 2: 80% van de opgevangen kinderen gaat in Laarne naar school) Het aantal ingeschreven kinderen dat minstens éénmaal per jaar in het IBO aanwezig was, daalt. (zie bijlage kinderopvang 3: het aantal kinderen minstens één maal aanwezig in het IBO) De daling van het aantal bereikte kinderen in het IBO is meer dan waarschijnlijk te wijten aan de initiatieven die door anderen worden genomen. (zie bijlage kinderopvang 4: een weergave van inkomsten gelinkt aan wijzigingen in de kinderopvanglandschap) De Vrije Basisschool in Laarne biedt als extra service aan de ouders voor- en naschoolse opvang (huiswerkbegeleiding) aan tegen vergelijkbare tarieven als het IBO. Ouders vinden het soms omslachtig om zich naar een andere locatie dan de school te moeten verplaatsen om hun kinderen af te halen, en daar dan ook nog een administratief dossier in orde te moeten brengen (o.a. een inlichtingsfiche, het huishoudelijk reglement, nodige kopies,…) De voor- en naschoolse opvang binnen het gemeenschapsonderwijs is gratis. De tarieven van de speelpleinwerking ‘Rollebolle’ of ‘Bokal’ liggen een stuk lager dan de vaste tarieven van het IBO. In het IBO betaalt men 8,48 euro voor een volledige dag, en op Rollebolle kost het 4 euro voor een volledige dag. Tijdens de speelpleinwerking worden er dus (In het IBO Kalken wordt er op weken met speelplein ongeveer 25% minder kinderen opgevangen dan op weken zonder speelplein) minder kinderen opgevangen door het IBO. (zie bijlage kinderopvang 5: tijdens de speelpleinwerking worden er minder kinderen opgevangen in het IBO) De sportdienst neemt een nieuw initiatief ‘de sportacademie’. Het gaat om een reeks lessen (3 of 4) in omnisport. Dit op donderdagavond, voor de kinderen van 4e tot 6e leerjaar (maximum 25 deelnemers per groep). De kostprijs bedraagt 7,5 euro tot 10 euro. 54
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
55
De sport academie zou van start gaan in het najaar 2006. Bij de eerste inschrijving had men niet voldoende inschrijvingen, waardoor de eerste reeks niet van start ging. In het infoblad van november 2006 werd het aanbod opnieuw gepubliceerd. Het is dus nog even afwachten hoe het zal lopen. Deze initiatieven zorgen voor een daling van de opkomst in het IBO. De vraag is of deze daling structureel is en/of dit in de toekomst gecompenseerd zal worden vanwege de toenemende vraag. Er dient in alle geval te worden nagegaan in hoeverre concurrentie kan vermeden worden en er aanvullend kan gewerkt worden: - binnen de gemeentelijke overheid en - op het grondgebied van de gemeente. 1.8.2.4. capaciteitsoverschrijding in piekperioden In het IBO Kalken worden er in de naschoolse opvang soms meer kinderen opgevangen dan wettelijk toegelaten. Dit zal problemen opleveren bij het volgende inspectiebezoek en met het oog op een nieuwe erkenning. Zowel voor wat betreft het aantal begeleiders per kind als voor wat betreft de beschikbare oppervlakte per kind bestaan er wettelijke normen. Voor wat betreft IBO Kalken worden de richtlijnen inzake de beschikbare ruimte per kind overschreden tijdens de piekperioden in de naschoolse opvang. (zie bijlage kinderopvang 6: de bezetting wordt overschreden) 1.8.2.5. specifieke behoeften Naar inclusieve of flexibele opvang lijkt er voorlopig weinig of geen vraag te zijn. Er werd in het verleden reeds een proefproject opgezet binnen het IBO (half uur langer open ’s avonds) waaruit bleek dat er geen reële behoefte hieromtrent was. Het kan natuurlijk ook zijn dat de behoefte aan flexibiliteit veel extremer is, waardoor dit proefproject zijn doel miste. Daar hebben we momenteel te weinig gegevens over. Er is geen bijzonder onderwijs binnen onze gemeente, of in de directe omgeving, dus worden er weinig of geen kinderen vanuit die hoek doorverwezen naar onze diensten. Het aantal kinderen met een handicap binnen onze gemeente is beperkt, het is onduidelijk of er een vraag is naar opvang voor die doelgroep. Het IBO en de Dienst voor Opvanggezinnen worden sporadisch geconfronteerd met deze problematiek (meestal lichte handicaps). Voorlopig kunnen deze beperkte aantallen van kinderen in de reguliere werking worden opgevangen. Dit gebeurt voor het IBO zonder extra financiële middelen of zonder extra opleiding voor het personeel,…. Indien er in de toekomst meer kinderen met een handicap zouden moeten opgevangen worden, moet dit herbekeken.
55
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
56
Bij de onthaalgezinnen is de flexibiliteit ruim (als gezin bepaalt men zelf bv. de openingsuren). Gezien de maatschappelijke evoluties (bv. meer en meer alleenstaanden, en dan nog vooral vrouwen met kinderen, stijgende werkzaamheidsgraad) zullen we in de toekomst toch rekening moeten houden met een flexibelere opstelling vanuit reeds bestaande of nieuwe diensten . Het IBO heeft een ruime doelgroep, maar toch krijgen we soms de vraag om opvang te verzorgen voor oudere kinderen (+12jaar). Dit is vanuit ons subsidiëringsysteem niet mogelijk. Anderzijds blijft de opkomst van tieners in de opvang beperkt. Vanaf het vijfde leerjaar hebben we te maken met sleutelkinderen. Wat betreft de Dienst voor Opvanggezinnen is vraag en aanbod ongeveer in evenwicht. Tot hiertoe wordt er nog niet met wachtlijsten gewerkt.
1.8.2. personeel 1.8.2.1. aandacht voor kwaliteit moet behouden blijven Binnen het IBO is er tot hiertoe een vast team in beide locaties, wat bevorderlijk is voor de kwaliteit van de werking. Ook het werken in leeftijdsgroepen (Laarne 3, Kalken 2) bevordert de kwaliteit en heeft zijn weerslag op de continuïteit binnen de werking. Per werkingsgroep zijn er per week twee vaste begeleidsters voorzien, en dit is heel positief naar de kinderen toe. Sinds september 2004 is er een kwaliteitshandboek, dat stelselmatig wordt toegepast, geëvalueerd en verder uitgebouwd. Kind en Gezin ondersteunt op dat vlak. Met het oog op kwaliteitsbevordering wordt er jaarlijks een vormingsplan opgemaakt (verplicht) voor begeleiding en coördinator. De dienst voor opvanggezinnen werkt momenteel met ongeveer 30 onthaalouders. Hier is ook sprake van een sterke continuïteit. De Dienst heeft een kwaliteitshandboek en -systeem dat wordt opgevolgd. In het kader van dit handboek werd er gewerkt aan een selectieprocedure, een onthaalprocedure en een opvangprocedure,… Er zal verder nog gewerkt worden aan beter uitgewerkte en uitgeschreven procedures zoals een klachtenprocedure en een procedure in geval van noodsituaties (zoals het vermoeden van kindermishandeling). De onthaalouder krijgt jaarlijks minimum vier vormingsavonden aangeboden. Er wordt wel vastgesteld dat er te weinig tijd is voor een uitgebouwde begeleiding van de onthaalouders en voor contacten met de ouders omwille van zeer veel administratieve verplichtingen. Kind en Gezin beloofde om na te gaan hoe de administratieve druk kan verlicht worden, maar de vooruitzichten zijn weinig positief op dat vlak. Er dient te worden nagegaan in hoeverre extra personeel voor administratieve hulp kan ingeschakeld worden in de dienst Opvanggezinnen. De verhouding met de onthaalouders ligt niet eenvoudig, gezien er geen werkgeverwerknemer relatie is, maar de dienstverantwoordelijken worden wel verondersteld om 56
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
57
voor de nodige begeleiding/controle te zorgen. Dit voorlopige statuut kan in de toekomst evolueren naar een volwaardig werknemersstatuut. In dat geval wordt het OCMW werkgever, wat inhoud dat er voor beide partijen andere rechten en plichten zullen worden opgelegd. De relatie tussen het opvanggezin en de dienst verantwoordelijken zal dan ook grondig veranderen. Een tendens naar professionalisering is ook te merken binnen de DOG. Kind en Gezin vroeg aan de SERV (sociaal economische raad van Vlaanderen) een beroepenprofiel op te maken voor onthaalouders. (functieomschrijving, taakomschrijving,… voor opvangouders) . De kans dat er in de toekomst extra specifieke vereisten zullen worden opgelegd aan de onthaalouders, is heel groot. Dit kan dan een bedreiging betekenen naar het huidige bestand van de DOG toe. In tegenstelling tot sommige andere diensten voor opvanggezinnen kunnen voldoende onthaalouders worden aangetrokken binnen onze gemeente.
1.8.3.2. diplomavereiste bedreigt personeelsbestand Tegen 01/01/2010 dient de helft van alle begeleidsters van het IBO een A2-diploma te bezitten. (zie bijlage kinderopvang 7: opleidingsvereisten tegen 2010) Momenteel hebben de meesten een attest begeleidster buitenschoolse kinderopvang vanuit de VDAB. Eén begeleidster voldoet momenteel aan de voorwaarde. Zij behaalde eind juni 2006 haar diploma. Er moet dus in de eerste plaats worden nagegaan hoe het huidige personeel extra kan gestimuleerd worden om de opleiding te volgen (financieel, educatief verlof, …). Daarnaast moet eveneens de vraag worden gesteld, wat met het personeel zal gebeuren als het diploma niet wordt behaald? Het zou spijtig zijn dat mensen met een grote beroepsbekwaamheid zomaar moeten afvloeien, en vervangen worden door personen met het juiste diploma. Dit moet zeker worden aangekaart bij het organiserend bestuur.
1.8.4. toegankelijkheid 1.8.4.1. laagdrempelige diensten Het IBO en de DOG zijn (vanuit de praktijk gezien) laagdrempelige diensten. Ze worden georganiseerd vanuit een openbaar bestuur, wat zorgt voor een degelijke bereikbaarheid en bekendheid. Het beleid daarentegen zal in de toekomst nog meer en betere initiatieven moeten nemen om ‘de laagdrempeligheid’ naar elke gezinssituatie (niet alleen het modale gezin, maar ook bv. alleenstaanden, kansarmen, allochtonen,…) te behouden of te verbeteren. 57
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
58
De meeste mensen maken gebruik van de diensten vanuit noodzaak op een vrijblijvende manier, maar niet vanuit een bepaalde problematiek. Beide diensten zijn tijdens de kantooruren bereikbaar, en daarnaast wordt er een wekelijkse permanentie georganiseerd. Het IBO en de DOG staat open voor alle gezinnen (met kinderen van o tot 12 jaar) die binnen of buiten onze gemeente wonen. Het feit dat het IBO en de DOG worden georganiseerd door het OCMW en dus geassocieerd worden met het OCMW, kan voor sommige mensen de drempel verhogen. Zij zien zichzelf als hulpvrager, moeten zich als hulpbehoevend opstellen. Deze reactie krijgen we echter zelden. De dienst voor opvanggezinnen staat in voor gezinsopvang, een kleinschalige opvang die qua werkvorm per definitie laagdrempelig en toegankelijk is. Wat betreft administratie, wordt er voor elk gezin een beperkt dossier aangelegd, wat voor een lange (mits soms kleine jaarlijkse aanpassingen) tijd bruikbaar blijft. Van administratieve drempels is dus geen sprake. 1.8.4.2. kostprijs Tarieven De kostprijs die aan ouders wordt aangerekend binnen een IBO werd vastgelegd volgens de normen van Kind en Gezin. Sinds 1 september 2006 gelden de volgende opgelegde minima en maxima : Per begonnen half uur moet er minimum 0,68 euro worden aangerekend. Voor 1/3 dag ligt de prijs tussen 2,51 en 4,08 euro, voor ½ dag tussen 3,78 en 6,15 euro, en voor een volledige dag tussen 7,51 en 12,28 euro. De ouderbijdrage binnen de DOG hangt af van het gezinsinkomen, de duur van de opvang, het aantal kinderen, en er wordt ook rekening gehouden met moeilijke financiële situaties. Dus sociaal tarief is mogelijk. Vragen naar sociaal tarief zullen vermoedelijk stijgen Binnen het IBO kan een sociaal tarief (50% van het normale tarief) toegepast worden. Dit wordt aangevraagd door de ouders zelf en wordt via de sociale dienst van het OCMW onderzocht. Bij inschrijving krijgt iedere ouder een huishoudelijk reglement wat voor goedkeuring moet worden ondertekend. Daarin wordt de mogelijkheid tot sociaal tarief toegelicht. Elke ouder wordt daarrond mondeling geïnformeerd door de coördinator van het IBO. Vanuit de sociale dienst worden gezinnen met financiële problemen ook geïnformeerd rond deze mogelijkheid, en gaat er zeker voldoende aandacht uit naar mensen met betalingsproblemen. De vraag naar een sociaal tarief wordt meestal gesteld door alleenstaande vrouwen. Gezien het aandeel alleenstaande vrouwen met kinderen stijgt, is een stijging van het aantal aanvragen voor sociaal tarief niet uit te sluiten. De volgende noodzakelijke vraag dringt zich op : Wanneer worden er concrete criteria opgesteld naar het sociaal tarief toe binnen de kinderopvang ? (concreet : inkomensgrens, werksituatie,…) 58
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
59
Dit alles moet worden gekoppeld aan een onderbouwde visie vanuit het beleid, wat dan kan worden opgenomen in het huishoudelijk reglement van de kinderopvangdiensten (zal meer duidelijkheid brengen naar de ouders toe)
59
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
60
1.8.4.3. openingstijden Binnen het IBO en de DOG zijn de openingstijden conform de regelgeving. (zie bijlage kinderopvang 8: openingstijden conform de regelgeving)
1.8.5. communicatie en samenwerking diensten 1.8.5.1. communicatie van het aanbod De kinderopvangdiensten zijn naar ons gevoel gekend bij de bevolking. Informatie wordt verspreid via het maandelijkse infoblad en een brochure met alle bestaande kinderopvangdiensten werd reeds verspreid naar alle gezinnen binnen de gemeente. Vanuit de verschillende kinderopvangdiensten wordt de nodige info meegegeven. Op het gemeentehuis en ook op het OCMW is alle info te verkrijgen. Ook via de scholen en vooral via mond-aan-mond-reclame wordt informatie verspreid. De aankondigingsborden (aan IBO zelf, bordje ‘onthaalouder’ bij elk opvanggezin) heeft ook het nodige effect. Het aanbod wat betreft kinderopvang wordt goed gecommuniceerd. Wel is er een tekortkoming op het vlak van de digitale communicatie. De informatie die vanwege het OCMW digitaal verspreid wordt is onvoldoende. Het OCMW beschikt nog niet over een eigen uitgebouwde website. Daar moet dringend worden aan gewerkt. Het is ook aangewezen om meer info rond het OCMW aan te bieden via de website van de gemeente. Dit is naar de burgers misschien nog meer aangewezen. Mensen kunnen met een vraag naar kinderopvang vlot terecht. De diensten staan dagelijks open voor het cliënteel, daarnaast zijn er wekelijks georganiseerde zituren (na 16u30). Zo kunnen mensen ook na de werkuren terecht. Ouders met vragen worden vlot doorverwezen naar het IBO vanuit de scholen. Aan de meeste vragen kan (tot hiertoe) worden tegemoetgekomen. Gezien het IBO en de DOG kaderen binnen het OCMW, is er op het vlak van kansarmen een heel directe samenwerking. Er wordt quasi automatisch stilgestaan bij de sociale context en bij eventuele sociale problemen. Het IBO en de DOG heeft regelmatig overleg met de sociale dienst van het OCMW via de hoofdmaatschappelijk werkster. ( vb . mensen die het financieel moeilijk hebben en op zoek zijn naar kinderopvang, worden rechtstreeks van daaruit doorverwezen en geholpen.)
60
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
61
1.8.5.2. samenwerking tussen diensten Er bestaat een beperkte samenwerking tussen de verschillende diensten die actief zijn m.b.t. kinderen en kinderopvang binnen onze gemeente. Maar deze samenwerking kan zeker nog verder en beter worden uitgewerkt. Wat betreft het IBO is er een eerste samenwerking opgestart tussen het OCMW en de gemeente (jeugddienst en sportdienst) in 2006. Er werd een gezamenlijke brochure opgemaakt (met het vakantieaanbod per dienst). Gocarts die werden aangeschaft voor de speelpleinwerking kunnen worden uitgeleend door het IBO,… Vanuit het IBO beperkt de samenwerking met de scholen zich tot het uitdelen van brochures, inschrijvingsformulieren,… Bij de gemeenteschool zetelt de coördinator van het IBO in de participatieraad. Het gaat hier vooral om het uitwisselen van informatie, waardoor de werking van de school duidelijker in kaart wordt gebracht. De werking van het lokaal overleg ( werd opgericht in 1997 vanuit de Vlaamse regering, met de bedoeling buitenschoolse kinderopvang op lokaal niveau te bespreken en op te volgen) binnen onze gemeente loopt niet zoals het volgens Kind en Gezin hoort te lopen. Alle actoren aanwezig op zo’n overleg hebben hun eigen beleid, hun eigen visie, en zijn niet echt bereid tot grondig overleg. Meestal zijn er heel weinig aanwezigen. Er werden in het verleden een paar initiatieven genomen (O. a. tevredenheids- en bekendheidsonderzoek, infobrochure van alle diensten bezig met kinderen in Laarne/Kalken). Kind en Gezin werkt aan een ander concept op dit vlak.
1.8.6. bijkomende analyse 1.8.6.1. vandalisme In het IBO Laarne werden we in het verleden regelmatig geconfronteerd met vandalisme. Het vandalisme ging van banale dingen (over de draad kruipen, buitenmateriaal stuk maken,…)tot heel extreme zaken (de opvang op zijn kop zetten, met inbraak, brandstichting,…). Er zou op dit vlak iets moeten ondernomen worden vanuit het beleid (gemeente, overheid,…), maar tot hier toe werd daaromtrent niets ondernomen. 1.8.6.2. spelotheek Een gevarieerd spelaanbod naar kinderen die worden opgevangen in de opvanggezinnen is noodzakelijk. Maar voor de opvanggezinnen is het meestal onmogelijk (financieel) om dit per gezinssituatie uit te bouwen. Verantwoord speelgoed kost veel geld. Daarom wordt binnen de dienst reeds langer gedacht aan 61
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
62
de organisatie van een speelotheek waarvan de opvangouders kunnen gebruik maken. Momenteel wordt ter voorbereiding van een vraag aan het organiserend bestuur, bij bestaande spelotheken informatie verzameld over de uitbouw en de werking. 1.8.6.3. opvang voor kinderen tot 14 jaar Regelmatig krijgen de kinderopvangdiensten de vraag om kinderen tot 14 jaar te gaan opvangen. Momenteel kan dit wettelijk gezien niet. Kinderopvang gaat maar tot 12 jaar. Vanuit de gemeente werden reeds initiatieven genomen op dit vlak.
62
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
63
1.9. omgevingsanalyse jeugd 1.9.1. procesbeschrijving Verantwoordelijke: Bruno Smet, Medewerker Jeugd & Cultuurdienst Gemeentebestuur Laarne E-mail:
[email protected] Telefoon: 09/365.46.27 De basis voor de uitgevoerde analyse werd gevormd door enkele globale indrukken die de Jeugddienst had in verband met de mogelijke knelpunten rond de aspecten jeugd, vrije tijd en kinderopvang in de gemeente. De conclusies hieruit steunden voornamelijk op het opgemaakte werkingsverslag van de Jeugddienst, het vele contact met de vrijwilligers in de gemeente en het persoonlijk aanvoelen van enkele knelpunten door de Jeugddienst. Deze inzichten werden nadien uitvoerig getoetst via een werk/denkgroep die werd samengesteld rond het cluster ‘jeugd’ en die plaatsvond op 13 september in de raadzaal van het OCMW. Deze werkgroep had als belangrijkste doel het opmaken van een analyse (wat zijn de knelpunten, wat loopt er goed, …) van de huidige situatie en niet het zoeken naar mogelijke oplossingen. Om de mening van de werkgroep zo weinig mogelijk te sturen, werd besloten de betrokken ambtenaren niet aan het woord te laten, maar in eerste instantie te rekenen op de inbreng van de werkgroep zelf. Op basis van deze gegevens, verkregen uit de werkgroep, werden nadien nog enkele thema’s in een beperktere groep (de jeugdraad) verder besproken en uitgediept. Aan de hand van een aantal hulpvragen, die door de jeugddienst werden opgesteld, werden de thema’s aangereikt aan de jeugdraad. De interne clusteranalyse door de ambtenaar, de uitgebreide bevraging/denkoefening binnen de algemene werkgroep en de verdere uitdieping van de specifieke thema’s binnen een selecte groep werden tenslotte samengevoegd tot één globale omgevingsanalyse van de cluster ‘jeugd’. De verschillende deelverslagen (zoals hierboven vermeld) zijn in bijlage terug te vinden.
1.9.2. toegankelijkheid 1.9.2.1. ‘Sociale Kaart’ werkt niet als middel tegen financiële drempels
Onder de naam ‘sociale kaart’ werd in de gemeente een kortingssysteem uitgewerkt voor maatschappelijk achtergestelde kinderen en jongeren om tegen een voordelig 63
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
64
tarief deel te nemen aan jeugdwerkinitiatieven. Uit de bevraging bleek echter dat dit systeem ofwel onbekend is, ofwel niet naar behoren werkt en daardoor ook niet de bedoelde doelgroep bereikt. Het kortingssysteem is ingewikkeld en behelst op zich een grote psychologische drempel. De aanvraag veronderstelt direct contact met de leiding over dit gevoelige thema en contact met het OCMW. Er is nood aan een kortingssysteem dat eenvoudiger is en minder stigmatiserend (geen contact met leiding). Naast de financiële drempels zijn er ongetwijfeld andere drempels. Hiermee samengaand, kunnen we ons ook de vragen stellen in welke mate kansarmen als zodanig bereikbaar zijn als doelgroep en op welke manier we deze bereikbaarheid zouden kunnen verhogen? Voorbeelden uit andere gemeenten en vanuit andere jeugdverenigingen kunnen op dit vlak misschien inspirerend werken. De gemeente zou ook een ondersteunende rol kunnen spelen voor verenigingen die extra inspanningen leveren voor mensen met een handicap. Een exact beeld over het aantal mensen met een handicap in de gemeente, die zich zou aangesproken kunnen voelen door een jeugdvereniging ontbreekt echter. 1.9.2.2. bereikbaarheid diensten kan beter
Verschillende diensten die aangeboden worden door OCMW en gemeente zijn niet overal goed bekend, noch is er voldoende informatiedoorstroming tussen de verschillende diensten onderling. De bereikbaarheid van een aantal diensten wordt ook dikwijls als een knelpunt ervaren door verschillende verenigingen. Vooral voor schoolgaande en werkende vrijwilligers van jeugdverenigingen en adviesraden worden de openingsuren als moeilijk ervaren. 1.9.2.3. gemeentelijke Jeugddienst Aansluitend op het voorgaande, blijkt ook de bereikbaarheid van de jeugddienst op zich een knelpunt te zijn. Hierbij denken we niet alleen aan de moeilijke openingsuren, maar eveneens aan de locatie van de jeugddienst zelf, waar geen ruimte is om op een aangename manier te spreken en/of te overleggen met jongeren, vrijwilligers, … Bekijken we dit in het kader van een ‘groeiende’ jeugddienst, waarbij steeds meer geïnvesteerd wordt in gemeentelijke projecten zoals de gemeentelijke speelpleinwerking, grabbelpas, dag van de vrijwilliger, …, dan kan de locatie van de jeugddienst een belangrijke hinderpaal zijn in het verder uitbouwen van deze initiatieven. Temeer omdat voor al deze initiatieven steeds samen gewerkt wordt met vrijwilligers. Wil de jeugddienst flexibel blijven inspelen op nieuwe vragen, zonder zijn grip op het huidige aanbod te verliezen, dan kan de personeelsbezetting ook een knelpunt zijn. 64
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
65
Vooral specifieke problemen, zoals o.a. rondhangende jongeren, vragen om een specifieke en intensieve aanpak die met de huidige personeelsbezetting niet kan gegarandeerd worden. 1.9.2.4. bijkomende ondersteuning voor verenigingen
Bestaande gemeentelijke tussenkomsten, zoals bijvoorbeeld voor buzzy-pass moeten zeker blijven bestaan. De gemeente zou verenigingen ook voldoende moeten ondersteunen bij de verdeling van fiscale attesten voor de opvang van kinderen (bijvoorbeeld bij kampen, speelpleinwerking, …).
1.9.3. informatie en communicatie 1.9.3.1. gebrek aan geschikte structuren voor interne en externe communicatie De onderlinge communicatie en afstemming tussen verschillende gemeente- en OCMW-diensten laat soms te wensen over, wat niet altijd ten goede komt van de verenigingen en de bevolking die op zoek is naar informatie en/of ondersteuning. Er is dikwijls onvoldoende informatiedoorstroming van de gemeente naar verenigingen en tussen verenigingen onderling. Communicatie naar specifieke doelgroepen (jongeren, kansarmen, …) is eveneens moeilijk. De aanwezige communicatiemiddelen zoals de gemeentelijke website of het gemeentelijke infoblad zijn ontoereikend of soms onbestaand (website OCMW, politie, …). Een (e-mail)nieuwsbrief vanuit de gemeente naar verenigingen met een ruim aanbod aan informatie wordt dikwijls vermeld als optie. Communicatie en reclame voor activiteiten (fuiven, …) is moeilijk in de gemeente. Er is dikwijls een wildgroei aan tijdelijke borden. Er is nood aan aangepaste communicatiekanalen voor jongeren. 1.9.3.2. gebrek aan ondersteuning van vorming en overleg
Er zouden meer lokale vormingsmomenten moeten georganiseerd worden, in samenwerking tussen verschillende verenigingen. Vorming (informatieverstrekking) zou hierbij steeds éénvormig moeten zijn, opdat elke vereniging dezelfde informatie zou ontvangen en verspreiden. Dergelijke vormingsinitiatieven zouden dan moeten kunnen doorgaan in een gemeentelijk lokaal wat hiertoe gratis ter beschikking gesteld wordt. 65
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
66
Stimulansen voor overleg binnen de gemeente zijn soms beperkt of er komt weinig reactie uit de doelgroep. Bestaande overlegorganen en overkoepelende vormingsmomenten moeten zeker behouden en ondersteund worden. Basiscursussen voor jongeren zouden voor leden van alle verenigingen volledig terugbetaald kunnen worden via de gemeente. Indien de gemeente vorming en sensibilisering van leidinggevenden en jongeren wil stimuleren (o.a. met het oog op preventie) dan kan dit door: - lokalen ter beschikking te stellen - vorming terug te betalen. 1.9.3.3. stimuleren van informatieverspreiding en preventie
Er is geen JIP (Jongereninformatiepunt) of JAC (Jongerenadviescentrum) in de gemeente, noch is er een goed alternatief aanwezig om op een vlotte, laagdrempelige manier informatie te verspreiden naar jongeren. Ook hier is de gebrekkige website van de gemeente een knelpunt. Preventie op verschillende vlakken (drugs, spijbelen, pesten, …) lijkt onvoldoende aanwezig in de gemeente. Daarnaast zijn er nog weinig acties ondernomen om preventief op te treden tegenover de eventuele overlast die rondhangende jongeren af en toe veroorzaken op en rond de gemeentelijke speelpleintjes. Heel wat preventieprojecten en/of initiatieven die georganiseerd worden via de politiezone zijn weinig of niet gekend. De scholen worden ook dikwijls vermeld als een belangrijke partner bij preventie en voor het signaleren en doorverwijzen van problemen en informatieverstrekking. Ook de sportverenigingen met een jeugdafdeling zijn in dit opzicht belangrijk en met hen zijn er geen contacten in dit verband. De vraag stelt zich of en hoe jeugd- en sportverenigingen, jeugddienst en scholen een grotere rol kunnen spelen inzake preventie (signaleren van problemen, doorverwijzen) en hoe zij hiertoe kunnen gestimuleerd en ondersteund kunnen worden. Dit dient verder uitgeklaard te worden via overleg.
1.9.4. onduidelijkheid met betrekking tot organisatie van fuiven, nood aan fuifbeleid Jongeren zelf ervaren heel wat knelpunten bij de organisatie van fuiven. Deze zijn zowel belangrijk omdat zij inkomsten genereren voor jeugdverenigingen als omwille van de vrijetijdsbesteding die zij bieden voor jongeren dichtbij huis. Het is een hele administratieve rompslomp om een fuif te organiseren en men weet meestal ook niet altijd zo goed waar men naartoe moet voor al deze zaken. Maar ook de politie ervoer regelmatig problemen i.v.m. fuiven. 66
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
67
Vanuit de gemeente werd, in samenwerking met de politiezone, daarom het initiatief genomen om een ‘fuifloket’ in te richten waar al deze informatie zal gebundeld worden. Vanuit de Jeugdraad wordt dit zeer positief bevonden, maar de precieze werking en inrichting hiervan zou in samenspraak en (met advies van) de Jeugdraad en/of de Cultuurraad moeten gebeuren. Er is ook dikwijls onduidelijkheid rond het gemeentelijk materiaal dat al dan niet kan ontleend worden voor fuiven en men vraagt zich af of er geen georganiseerde ‘uitleendienst’ kan ingericht worden. Een duidelijk overzicht van alle (betaalbare) fuiflocaties in de gemeente ontbreekt, net zoals er gegevens ontbreken met betrekking tot de veiligheid van de respectievelijke fuiflocaties. Ook deze zaken zouden moeten bekeken worden in het kader van de inrichting van het fuifloket en het aanmaken van een informatiepakket voor de fuiforganisator.
1.9.5. nood aan extra ondersteuning voor vrijwilligers en het werken met vrijwilligers Het blijkt een probleem te zijn voor veel verenigingen om enthousiaste vrijwilligers te werven om de werking draaiende te houden. Hierbij moeten we wellicht rekening houden met bepaalde maatschappelijke tendensen, waarbij jongeren veel meer gericht zijn op het verdienen van geld. Het financiële aspect van vrijwilligerswerk zou dus een belangrijke rol kunnen spelen. Aan het invoeren van een vergoeding zijn er echter ook nadelen verbonden (verkeerde motivatie). Bovendien rijst ook de vraag of er geen overaanbod is van vrijetijdsbestedingen en verenigingen waardoor het moeilijk wordt om nog medewerkers te vinden die niet reeds bij een of andere organisatie betrokken zijn. De vraag stelt zich of de gemeente hier geen extra ondersteuning kan bieden. Een aantal mogelijkheden werden aangereikt: een overkoepelend vrijwilligersbestand (‘pool’) waaruit iedereen kan putten in geval van problemen, activiteiten voor vrijwilligers organiseren (vrijwilligerswerk aantrekkelijk maken, groepscohesie bevorderen), vrijwilligers ondersteunen via de volledige terugbetaling van de basisvorming en de verzekering voor vrijwilligers organiseren op gemeentelijke basis (minder administratieve kosten en werk voor verenigingen), …
1.9.6. conclusies Er is nood aan een alternatief middel om financiële drempels tot deelname aan het verenigingsleven (sport-/jeugd-/cultuur-) van jongeren weg te werken. Tegelijkertijd is er nood aan extra analyse i.v.m. de andere drempels die instap verhinderen. Hiertoe kunnen voorbeelden uit andere gemeenten en verenigingen inspiratie opleveren, zowel naar analyse als naar mogelijke maatregelen. 67
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
68
Er is tevens nood aan bijkomende investeringen in communicatie (intern en extern), in vorming en overleg en in de signaal- en preventiefunctie die jongeren en jeugd- en sportverenigingen kunnen vervullen. Ook de scholen zouden hier een belangrijke rol kunnen in spelen. Deze investeringen vergen echter extra overleg. Een fuifbeleid dient te worden uitgewerkt. Er is ook in het jeugdwerk nood aan extra ondersteuning van vrijwilligers en het werken met vrijwilligers. Om flexibel te kunnen inspelen op al deze vragen en om voldoende bereikbaar te zijn naar de doelgroep toe, dient de jeugddienst vlotter bereikbaar en toegankelijk te zijn.
68
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
69
1.10. omgevingsanalyse werken
1.10.1. procesbeschrijving Verantwoordelijke : Katrien Heirman, hoofdmaatschappelijk werker OCMW Laarne E – mail :
[email protected] Telefoon : 09/365.46.90 Het belangrijkste uitgangspunt voor de analyse vormde de ruime ervaring van de verantwoordelijke als maatschappelijk werker (sinds 1991) en als hoofdmaatschappelijk werker (sinds 2004) binnen de sociale dienst van het OCMW. De eigen inzichten werden daar waar mogelijk getoetst aan cijfers en aan de mening van de andere actoren. Van de cijfergegevens is de volledige bronvermelding in bijlage toegevoegd. Ook de maatschappelijk werkers van de sociale dienst van het OCMW werden bevraagd. Op 26.09.2006 werd er eveneens een denkgroep rond ‘werken’ georganiseerd. De uitnodiging werd ruim verstuurd, de opkomst was echter laag.
1.10.2. arbeidsmarktsituatie De activiteitsgraad in Laarne ligt boven het gemiddelde van het arrondissement en het gewest. (zie bijlage werken 2: activiteitsgraad) De activiteitsgraad is opmerkelijk hoger bij mannen dan bij vrouwen. Daar tegenover staat de lage werkgelegenheidgraad, ondanks een lichte stijging de laatste jaren. (zie bijlage werken 3: cijfers werkgelegenheidsgraad) Dit valt vooral te verklaren door het feit dat er in Laarne slechts 1 ambachtelijke en industriële zone is. (zie bijlage werken 4: cijfers Veldmeers) Omdat Laarne een buitengebied is, worden wij bovendien geconfronteerd met de problematiek van de zonevreemde bedrijven. Om hiervoor een oplossing te bieden, werd er voor geopteerd een nieuw bedrijventerrein te ontsluiten. (Dendermondsesteenweg – Scheestraat ). Momenteel is de procedure inzake planaanpassingen nog lopende. In dit licht moeten we misschien ook de dalende cijfers zien rond de opstart van nieuwe ondernemingen. (zie bijlage werken 5: actieve, opgerichte en verdwenen ondernemingen) 69
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
70
Het aantal ondernemingen dat verdwijnt blijft gelijk. Hieruit kunnen we dus concluderen dat het aantal ondernemingen daalt. Anderzijds zien we wel dat de werkgelegenheidsgraad stijgt. De bestaande ondernemingen bieden dus een grotere tewerkstelling. De werkloosheidsgraad is in Laarne zeer laag, beduidend beneden het gemiddelde van het arrondissement en het gewest. Binnen het arrondissement Dendermonde heeft Laarne de laagste werkloosheidsgraad. (zie bijlage werken 6: cijfers werkloosheidsgraad) De lage werkloosheidsgraad duidt er waarschijnlijk op dat we hier te maken hebben met de ‘ harde ‘ kern van werklozen. Het aandeel laaggeschoolden binnen de groep uitkeringsgerechtigde werklozen stijgt sterk. Vergeleken met Vlaanderen is Laarne zelfs een van de ‘koplopers ‘ : 288/308. (zie bijlage werken 7: cijfers laaggeschoolden) In de denkgroep werd er daarom op gewezen dat er zal moeten uitgekeken worden naar specifieke oplossingen inzake de aanpak van de werkloosheid in Laarne. (zie ook punt 10.4)
1.10.3. toegankelijkheid 1.10.3.1. mobiliteit De werkgelegenheidsgraad in Laarne is laag. Dit impliceert dat de meeste inwoners zich buiten de gemeente moeten verplaatsen om te gaan werken. Het openbaar vervoer in Laarne is echter zeer beperkt. Bovendien is er geen busverbinding tussen Laarne en Kalken. Dit beperkt de toegankelijkheid tot de arbeidsmarkt. De lokale werkwinkel is inmiddels gestart met een carpoolloket om hierin voor een stuk tegemoet te komen. (zie bijlage werken 10: verslag denkgroep 26.09.2006) 1.10.3.2. kinderopvang Uit de omgevingsanalyse van de cluster ‘Kinderopvang’ blijkt dat er voor de bevolking van Laarne voldoende aanbod is inzake kinderopvang. Er zijn geen wachtlijsten, en er kan op relatief korte termijn aan alle aanvragen tegemoet gekomen worden. Het OCMW is de grootste aanbieder. Omdat zowel de dienst voor opvanggezinnen als het initiatief buitenschoolse opvang gesubsidieerd worden door Kind en Gezin, kan de kostprijs voor de gebruiker vrij laag gehouden worden.
70
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
71
1.10.3.3. actoren De lokale werkwinkel is in Wetteren gevestigd. Er is dus nog steeds een afstand, zij is dus niet laagdrempelig. Antenneposten die specifiek gericht zijn op sociaal zwakkeren in Laarne zouden deze drempel kunnen verlagen. Bij de oprichting van de lokale werkwinkel werd ervoor geopteerd om het PWA – kantoor in Laarne te behouden. Ondanks het feit dat de PWA – werking afgebouwd wordt, is er toch nog steeds een vrij groot bereik. (zie bijlage werken 8: cijfers PWA - werking) Een goede bereikbaarheid bevordert de toegankelijkheid. De doorverwijzing van werkzoekenden is soms problematisch. Er zijn zeer veel diensten actief. Het is een ingewikkeld kluwen waarin werkzoekenden én diensten verstrikt geraken. Mensen hebben soms een lange weg achter de rug voor ze op de juiste plaats terecht komen.
1.10.4. sociale tewerkstelling Inzake sociale tewerkstelling zijn er verschillende actoren actief op of voor het grondgebied Laarne. (voor een kort overzicht: zie bijlage werken 9: overzicht actoren sociale tewerkstelling) De rol van de lokale overheid als werkgever inzake sociale tewerkstelling wordt behandeld onder punt 10.5. We moeten vaststellen dat er een harde kern is van mensen, die moeilijk naar tewerkstelling kunnen georiënteerd worden. In de denkgroep werd bevestigd dat niet iedereen bemiddelbaar is. De begeleiding die de lokale werkwinkel kan bieden, is vaak ontoereikend. Voor de cliënten van de sociale dienst van het OCMW werd er een samenwerkingsovereenkomst gesloten met het OCMW van Wetteren. Mits betaling mag er gebruik gemaakt worden van hun ‘cel tewerkstelling’. Daarnaast moeten we vaststellen dat een groot deel van de sociale tewerkstelling gerealiseerd wordt met tijdelijke contracten: wep +, art. 60 § 7, ... Een gedeelte van de mensen kan doorstromen naar de reguliere arbeidsmarkt, anderen echter niet. Voor hen is de sociale tewerkstelling geen opstapje maar slechts een opflakkering. Er is nood aan meer sociale tewerkstelling die uitzicht biedt op een langdurige tewerkstelling. Ook beschutte werkplaatsen bieden hier niet altijd een oplossing omdat ook hier productief moet gewerkt worden.
71
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
72
Een aantal mensen zijn niet bemiddelbaar omdat hun draagkracht zeer beperkt is. Het aanbod van arbeidszorgprojecten is quasi nihil. Omdat deze groep beperkt is in omvang, zal er bovenlokaal naar oplossingen moeten gezocht worden. De groep in Laarne is kwantitatief te klein om er een specifiek aanbod voor op te zetten. De kost per cliënt zou te hoog liggen.
1.10.5. overheid als werkgever Het gemeentebestuur startte in 2006 een gemeentelijk dienstenbedrijf voor het verrichten van huishoudelijke taken. Tijdens de denkgroep werd bevestigd dat aan de bestaande tewerkstelling binnen de poetsdienst van het OCMW niet zal geraakt worden. (zie bijlage werken 10: verslag denkgroep 26.09.2006) Daarnaast worden taken zoals groenonderhoud en dergelijke niet uitbesteed aan externe firma ‘s, maar opteert men ervoor om dit door eigen diensten te laten gebeuren, waarin ‘ zwakkere ‘ werknemers functioneren. Het gemeentebestuur gaat het engagement aan om dit ook naar de toekomst toe te behouden. Het OCMW heeft de mogelijkheid om mensen die leefloon genieten gedurende een bepaalde periode tewerk te stellen, zodat ze na afloop recht hebben op werkloosheidsuitkeringen. (tewerkstelling art. 60 § 7) Het merendeel van deze tewerkstellingen art 60 § 7 gebeurden tot nu binnen het OCMW. Een aantal mensen werden na afloop van hun contract, voor onbepaalde tijd in dienst genomen. Het is wel belangrijk om het evenwicht te bewaren tussen ‘sociale’ tewerkstelling en ‘gewone’ tewerkstelling. Goede werknemers worden immers vaak gedemotiveerd wanneer zij merken dat er twee prestatiemaatstaven gehanteerd worden. Bij het werken met zwakkere werknemers is vorming en training cruciaal om het beoogde niveau te behalen. Er worden aan het personeel voldoende vormingskansen aangeboden. Maar vooral mensen van het E – niveau nemen deze kansen niet altijd aan. Dit kan te wijten zijn aan een gebrek aan motivatie van deze mensen of het niet beschikbaar zijn van een aangepast vormingsaanbod voor deze doelgroep.
1.10.6. communicatie en informatie Werkgevers zijn moeilijk bereikbaar voor een dialoog rond tewerkstelling. Er werden hieromtrent in het verleden reeds een aantal initiatieven ontwikkeld. Er is een goede samenwerking met andere diensten (bv. Lokale werkwinkel, PWA, … ), omdat de onderlinge verstandhouding goed is. Toch ervaren wij ook hier de nood aan een meer gestructureerde vorm van communicatie. 72
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
73
1.10.7. bijkomende analyse * beter in kaart brengen van de doelgroep ‘ harde kern ‘. Een aantal mensen zijn volgens mij niet opgenomen in de statistieken ( bv geschorste werklozen, zelfstandigen tijdens periode van faillissementsverzekering, … ) * screening van alle leefloongerechtigden door cel tewerkstelling OCMW Wetteren
73
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
74
Hoofdstuk 2 : geïntegreerde visie en missie sociaal beleid in Laarne Het formuleren van een visie / missie / concept is geen sinecure. Vaak staan deze woorden voor grote ideeën, een algemeen aanvaard gedachtegoed al dan niet voorgekauwd door een creatieve enkeling. Zo’n visie staat taalkundig vaak ontzettend goed maar eigenlijk blijken het in praktijk voornamelijk holle woorden te zijn. Dit omdat diegenen die verantwoordelijk zijn voor het uitdragen van deze missie / visie / concept ze niet van in het begin hebben meegedragen, ze niet van in het begin hebben meebeleefd. Om tot onze visie van “sociaal beleid” van het lokaal bestuur te komen hebben alle niveaus meegedacht. Niet alleen ambtenaren, secretarissen en beleidsmensen hebben schriftelijk geformuleerd wat voor hen sociaal beleid betekent, ook burgers, belangengroepen en professionelen hebben door hun medewerking aan de omgevingsanalyse input gegeven rond hoe zij sociaal beleid ervaren (welke gebreken en pluspunten ze zien). Uit al deze input, visies, gedachten,… hebben we met de nodige zorg, afweging en aandacht de grootste gemeenschappelijke delen gedestilleerd en vervolgens verwerkt tot een persoonlijke visie op maat voor ons lokaal bestuur Laarne ondersteund door een breed draagvlak. Het lokaal sociaal beleidsplan wil in eerste plaats een realistisch plan zijn waarin stap voor stap met een blik op de toekomst (lange termijn denken) en flexibel genoeg om in te spelen op maatschappelijke noden en evoluties aan kwaliteitsvolle en toegankelijke dienstverlening wordt gewerkt. Hierin staat elke burger maar specifiek de burger behorende tot een kansengroep centraal. Het plan stopt niet met het uitschrijven, het wordt eveneens opgevolgd, teruggekoppeld, geëvalueerd en waar nodig bijgestuurd. Het lokaal bestuur beschouwt het sociaal beleidsplan als een alles overkoepelend plan. Dit betekent in praktijk dat alle bestaande en toekomstige plannen (vb. plan lokaal initiatief kinderopvang, sport, jeugd, senioren,…) moeten getoetst worden aan het sociaal beleidsplan, meer bepaald aan de visie en aan de vooropgestelde strategische doelstellingen om de visie te kunnen nastreven. Het lokaal bestuur verbindt zich er bovendien toe om zelf alle toekomstige acties/beslissingen,… die betrekking hebben tot de beschreven onderwerpen in dit lokaal sociaal beleidsplan systematisch te toetsen en waar nodig aan te passen en/of bij te sturen. In de geest van samenwerking, gelijkwaardigheid en doorgedreven participatie (beleid, ambtenaren, professionelen, middenveld en burgers) kwam dit lokaal sociaal beleidsplan tot stand. Het lokaal bestuur behoudt dit gedachtegoed voor de verdere uitwerking, bijsturing, evaluatie van het plan en uitwerking van nieuwe initiatieven. 74
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
75
Het lokaal bestuur duidt op het belang van een lange termijn en gefaseerd denken met daaraan gekoppeld de wil om prioriteiten te stellen en deze aan te houden.
75
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
76
Hoofdstuk 3 : meerjarenplan SD 1 : de toegankelijkheid en het aanbod aan sociale dienst- en hulpverlening verhogen Zoals reeds eerder aangehaald is het verhogen van de toegankelijkheid van de dienstverlening voor alle burgers hét kernbegrip binnen het decreet lokaal sociaal beleid. De burger kan met veel zichtbare en onzichtbare drempels geconfronteerd worden : ontoegankelijk gebouw, mobiliteitsproblemen, financiële drempels, negatief stigma, onbekendheid van de dienstverlening, … Als lokaal bestuur engageren wij ons om zo veel mogelijk drempels weg te ruimen, en de dienstverlening dus zo toegankelijk mogelijk te maken. De middelen zijn echter beperkt. Onze grootste en blijvende aandacht moet vooral gericht zijn op de meest kwetsbare mensen, met de minste kansen.
OD 1.1. de bekendheid van het bestaande aanbod aan dienst- en hulpverlening verhogen Er zijn veel diensten actief, en toch zijn er nog steeds mensen die niet de gepaste dienst – of hulpverlening krijgen. Daarom moet het bestaande aanbod, van alle actoren beter bekend gemaakt worden.
Actie 1.1.1. verbeteren van de digitale communicatie Het decreet lokaal sociaal beleid wil ervoor zorgen dat er een maximale toegankelijkheid van de dienstverlening is voor elke burger, zodat art 23 en 24 van de grondwet kunnen gerealiseerd worden. In dit kader worden de lokale besturen verplicht om een strategie uit te werken om de toegankelijkheid te verhogen. ( lokaal sociaal beleidsplan ) In eerste instantie werd een omgevingsanalyse uitgevoerd. Hieruit is gebleken dat de toegankelijkheid op veel vlakken ( bereikbaarheid, communicatie, doorverwijzing, … ) dient te worden verhoogd. Digitale communicatie bleek een van de pijnpunten te zijn : website, e-loket, egovernment, … Er zal begin 2008 een werkgroep ( bestaande uit ambtenaren van gemeente en OCMW ) opgestart worden met als doel te inventariseren : welke gegevens op website, welke doelgroep, welke functionaliteiten, welke nieuwe uitdagingen voor het lokaal bestuur op vlak van e-governement, …. Op basis van deze nota kan gezocht worden naar passende oplossingen die de toegankelijkheid daadwerkelijk kunnen verhogen. 76
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
77
Actie 1.1.2. verbeteren van interne communicatie in functie van toegankelijkheid Om de toegankelijkheid voor de burger te verhogen, dient er een effectieve en efficiënte communicatie te gebeuren intern, en tussen gemeentebestuur en OCMW onderling. Hiervoor zullen alle diensten van zowel gemeentebestuur als OCMW doorgelicht worden. Op basis van deze analyse zullen maatregelen voorgesteld worden om voor elke dienst van het lokaal bestuur de toegankelijkheid te verhogen. De acties voorgesteld onder punt 1.1.1., 1.1.2. en 2.2.1 vragen een aparte deskundigheid. Deze deskundigheid is ofwel niet aanwezig, ofwel is er geen tijd en ruimte voor om deze te ontplooien. Daarom zullen gemeentebestuur en OCMW samen op zoek gaan naar een gepaste oplossing. Er wordt daarvoor in eerste instantie vanuit de coördinatiegroep ( al dan niet aangevuld met deskundigen ) een werkgroep opgericht om het profiel en de mogelijkheden van deze functie te bepalen. Afhankelijk van het resultaat kan er gedacht worden aan een extra medewerker voor een ( al dan niet ) tijdelijk project rond toegankelijkheid. Een andere piste is het aanspreken van een externe consultant. Een combinatie van beiden behoort eveneens tot de mogelijkheden. Deze werkgroep gaat van start begin 2008. Er werden reeds voor 2008 budgetten voorzien.
Actie 1.1.3. systematische aandacht voor huisbezoeken Een goed uitgevoerd huisbezoek door een medewerker van een sociale dienst is van onschatbare waarde. Het drukt waardering uit voor de cliënt, brengt de dienstverlening dichterbij en biedt veel achtergrondinformatie. De beperkte mobiliteit van de cliënt is geen hinderpaal meer om beroep te doen op professionele hulp. Toch moeten wij vaststellen dat weinig diensten huisbezoeken brengen. Bovendien trekken steeds meer diensten weg uit Laarne : vakbond, mutualiteit, … Daarom willen we vanuit de sociale dienstverlening van het OCMW systematisch aandacht hebben voor huisbezoeken. Acties : 1. registreren van het huidig aantal huisbezoeken, frequentie, criteria en inhoud + permanent monitoren 2. tweemaandelijks agendapunt voor teamoverleg om de visie verder te verfijnen 3. vast item in functioneringsgesprek, om op die manier het individueel functioneren bij te sturen 4. gericht vorming voor het ontwikkelen van een aangepaste methodiek
77
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
78
Actie 1.1.4. nagaan mogelijkheid proactieve aanpak huisbezoeken Vaak constateren wij dat mensen te laat de stap durven zetten naar de hulpverlening. Tijdig hulp zoeken kan veel problemen voorkomen. Er zijn hiervoor verschillende mogelijke oplossingen. Een goede en efficiënte communicatie en betere bekendmaking van het aanbod kan de toegankelijkheid vergroten. ( zie acties 1.1.1. en 1.1.2. ) Daarnaast moeten we vanuit de hulpverlening zelf de stap zetten naar mensen waarvan we vermoeden dat ze zich mogelijks in een probleemsituatie bevinden. Er zal daarom gezocht worden naar een gepaste methodiek om proactief huisbezoeken te plannen. Het spreekt vanzelf dat hierbij ook dient onderzocht te worden welke diensten of actoren hierbij actief dienen betrokken te worden (bv huisartsen ) en welke doelgroep hierbij prioritair is. Op basis hiervan kunnen afspraken gemaakt worden en eventueel samenwerkingsverbanden opgezet worden.
OD 1.2. drempels verbonden aan doorverwijzing wegnemen Als mensen hun hulpvraag niet direct bij de juiste dienst stellen, moeten ze doorverwezen worden. Doorverwijzing is echter niet altijd evident. Het kan fysieke en mentale drempels scheppen. Als lokaal bestuur willen wij ons engageren om deze drempels curatief en preventief weg te werken.
Actie 1.2.1. vorming van maatschappelijk werkers in functie van goede intake en doorverwijzing Het probleem waarmee mensen zich aanmelden blijkt vaak niet het echte probleem te zijn. Zo kan een louter informatieve vraag, een gecamoufleerde vraag om hulp zijn. Een goede intake zorgt ervoor dat de echte vraag duidelijk kan afgelijnd worden, en een gepast antwoord krijgt. Niet elke vraag wordt meteen aan de juiste dienst gesteld. Om te vermijden dat mensen verloren lopen in de doolhof van diensten, is een gepaste en adequate doorverwijzing noodzakelijk. Zowel een intake uitvoeren als doorverwijzen vragen een grote deskundigheid. Daarom zal in eerste instantie de huidige intakeprocedure geïnventariseerd worden en de pijnpunten benoemd. Daarna worden in teamoverleg de procedures aangepast en eenvormig gemaakt. De pijnpunten worden vertaald in collectieve en individuele vormingsbehoeften. Op basis hiervan wordt aangepaste vorming georganiseerd. In het kader van het overleg met de bovenlokale actoren ( zie actie 1.2.2. ) en de oprichting van het sociaal huis ( OD 1.4 ) zal het systematisch aandacht hebben voor huisbezoeken een voortdurend aandachtspunt zijn. 78
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
79
Actie 1.2.2. overleg en communicatie met bovenlokale actoren Laarne is een kleine, landelijke gemeente. Slechts weinig diensten zijn op ons grondgebied gevestigd, toch zijn veel diensten voor de burgers actief. Het gebeurt echter frequent dat burgers onvoldoende van deze dienstverlening gebruik maken. Tussen de diensten onderling is er vrij weinig communicatie. Daarom is er nood aan gestructureerd overleg, zodat de noden efficiënt kunnen gedetecteerd, gesignaleerd en aangepakt worden. Daarvoor zullen de bestaande overlegstructuren geïnventariseerd worden. Eventueel kan er in overleg met andere actoren, het bestaande overleg geheroriënteerd worden. Waar er lacunes geconstateerd worden, zal er een nieuwe overlegstructuur opgezet worden. ( zie hiervoor ook actie 4.2.2. ) Op die manier kan getracht worden om de dienstverlening van de bovenlokale actoren beter af te stemmen op het lokale aanbod, én de dienstverlening dichter bij de burger brengen. Dit overleg kadert eveneens in de oprichting van het sociaal huis. ( OD 1.4 )
OD 1.3. aanbod aan sociale dienstverlening van lokaal bestuur uitbreiden Zoals reeds eerder aangehaald, zijn er reeds veel diensten op ons grondgebied actief. Toch hebben wij in de omgevingsanalyse vastgesteld dat er nog een aantal blinde vlekken zijn. Deze willen wij in de mate van het mogelijke aanpakken.
Actie 1.3.1. oprichting dienst collectieve schuldenregeling Collectieve schuldenregeling ( CSR ) gold als wondermiddel om definitief verlost te raken van een schuldenlast. Inmiddels moeten we vaststellen dat dit niet voor iedereen een gedroomd scenario is. Csr biedt geen begeleiding, en dus ook geen leerproces om het bestedingsgedrag te wijzigen. Het OCMW zal een eigen dienst CSR oprichten. Maximaal 10 gezinnen met een multi – problem aanmelding én beperkt inkomen kunnen door het OCMW begeleid worden. Er wordt geen extra personeel aangeworven. Wel zal er een herschikking dienen te gebeuren van het bestaande takenpakket. Met de jurist worden concrete afspraken gemaakt. De beoogde startdatum is april 2009. Voorlopig moet er geen extra budget voorzien worden.
79
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
80
Actie 1.3.2. organisatie klusjes – en opruimdienst Steeds vaker kloppen burgers en professionele organisaties aan bij het lokaal bestuur met praktische vragen rond klusjes in een woning of het opruimen van panden. Bij het opruimen van panden gaat het voornamelijk over situaties van uithuiszetting tot extreme verwaarlozing. Aangezien er geen concretere richtlijnen en afspraken zijn over wie wat mag / kan doen, is het telkens van nul beginnen. Daarnaast zijn bepaalde situaties zo specifiek vb. ontsmetting van de woning nav. ongedierteplaag dat het lokale bestuur zelf geen adequaat antwoord kan bieden op de vraag. De situaties zijn vaak schrijnend en kunnen in de meeste gevallen niet door de betrokken personen zelfstandig worden opgelost. Enerzijds willen we om de problemen niet te laten escaleren in de buurt en alle betrokken partijen graag correct en preventief inspelen op deze vragen. Anderzijds is er ook de wettelijke verantwoordelijkheid toegeschreven aan lokale besturen in het kader van het gemeentedecreet om in dergelijke situaties te reageren. Niet enkel het opruimen van de woning ook het stockeren van meubels bij een uithuiszetting, onbewoonbaarverklaring,…kennen nu geen concreet antwoord. De vragen rond klusjes in en rond de woning zijn moeilijk in aantal te benoemen aangezien deze nu niet worden geregistreerd. Het kan variëren van een vraag rond lekkende kraan, vervangen van licht tot aanzetten van de verwarmingskachel. We hebben er geen zicht op of deze vragen komen van personen die niet meer op een netwerk (buurt/familie) kunnen rekenen. Het lokaal bestuur wil zich niet alleen inzetten om in de mate van het mogelijke en wenselijke een antwoord te vinden op deze praktische vragen waarbij sociaal en financieel kwetsbare mensen worden betrokken. Bovendien wil het een strategie uitwerken om preventief op deze vragen te kunnen reageren. In 2008 worden in overleg de concreet ervaren problemen/vragen opgesomd en beschreven. Nadien kan dan een soort van afsprakennota worden gemaakt tussen de lokale besturen en mogelijks samenwerkingsverbanden worden gesloten (vb. hygiënische reiniging van de woning) met andere partners. Voor 2008 dient nog geen budget te worden voorzien. Afhankelijk van de voorgestelde concrete acties en afspraken zullen de volgende jaren budget moeten worden voorzien.
Actie 1.3.3. haalbaarheidsanalyse opstart arbeidszorgproject en andere vormen van sociale tewerkstelling Uit de omgevingsanalyse is gebleken dat er in Laarne een vrij lage werkloosheidsgraad is. Daar tegenover staat een kleine, harde kern van werklozen, die moeilijk te activeren valt. Er zijn op ons grondgebied geen tewerkstellingsplaatsen 80
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
81
die een toekomstperspectief inzake tewerkstelling bieden voor mensen met verminderde kansen inzake tewerkstelling. Als klein lokaal bestuur is het echter niet evident om voor een beperkte groep mensen, zeer arbeidsintensieve tewerkstellingsprojecten op te starten. In september 2006 sloot OCMW Laarne reeds een samenwerkingsverband af met OCMW Wetteren. In 2007 werd dit in het kader van het clusterplan verruimd naar OCMW Wichelen. In de toekomst zal dit nog geïntensifieerd worden in de vorm van een ESF project. ( europees sociaal fonds ) Mensen intensief begeleiden naar werk is noodzakelijk. Daar tegenover staat dat er voldoende aangepaste werkplaatsen moeten gecreëerd worden. Om zo laagdrempelig mogelijk te zijn, is het aangewezen dat deze zich zo veel mogelijk op het grondgebied Laarne situeren. Deze arbeidsintensieve, dus dure vorm van tewerkstelling is niet haalbaar op zuiver lokaal niveau. Daarom is het uitvoeren van een haalbaarheidsanalyse aangewezen. Deze haalbaarheidanalyse houdt in dat de diverse mogelijke samenwerkingsverbanden, subsidiekanalen, doelpubliek, beschikbare middelen, … in kaart worden gebracht. In oktober 2008 dient deze analyse afgerond te zijn. Indien uit deze analyse blijkt dat de opstart van een tewerkstellingsproject haalbaar is worden eind 2008 de modaliteiten vastgelegd om hiermee van start te gaan. Er dient voor 2008 nog geen budget voorzien te worden. Vanaf budget 2009 zal dit wel ingecalculeerd worden, op basis van de gegevens uit de haalbaarheidsanalyse. Dit zijn normaal gezien jaarlijks terugkerende kosten.
OD 1.4. opstart sociaal huis Het decreet lokaal sociaal beleid heeft als doel een maximale toegankelijkheid van de dienstverlening voor elke burger te garanderen. Om naar deze maximale toegankelijkheid te streven werd de verplichte actie “ oprichten van een sociaal huis” ingepast in het decreet. Het gebruik van het woord ‘huis’ kan verkeerdelijk de reactie uitlokken dat enkel een effectief fysiek gebouw in aanmerking kan komen om aan deze actie te voldoen, niets is echter minder waar. Sociaal huis is een concept dat minimaal moet instaan voor informatie, loket en doorverwijsfunctie. Het doel is dat de burger, hetzij digitaal, hetzij persoonlijk dichtbij terecht kan met al zijn vragen naar dienstverlening. De lokale besturen worden volledig vrij gelaten over hoe ze het concept sociaal huis vorm willen geven. Vanuit de omgevingsanalyse is gebleken dat er vaak nog onduidelijkheid is wie zich tot waar, met welke documenten moet wenden met vragen rond dienstverlening. Dit wordt ervaren door zowel professionelen als burgers. De bedoeling van het concept sociaal huis is om net hier een antwoord op te bieden en zo een betere dienstverlening te garanderen. Alle medewerkers van de lokale besturen en andere actoren, dragen mee verantwoordelijkheid bij het slagen van het toegankelijkheidsconcept. 81
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
82
Eventuele pijnpunten kunnen omgezet worden in individuele en collectieve ontplooiingskansen. Het is de wil van het bestuur om zich samen (OCMW en gemeente) maximaal in te zetten voor de uitwerking van het concept sociaal huis. Dit betekent concreet niet alleen het voorzien van voldoende financiële middelen maar ook het voorzien van voldoende tijd en personeel om deze doelstelling verder uit te werken. Onder het motto niet lopen vooraleer we kunnen stappen werd door ons bestuur een uitstel voor oprichting sociaal huis gevraagd aan de bevoegde minister tot uiterlijk 22/05/2009. Dit om een goed doordacht, financieel haalbaar en breed gedragen sociaal huis op poten te zetten.. Binnen de lokale besturen werden al mandatarissen en ambtenaren aangesteld om een stuurgroep te vormen rond de oprichting van het sociaal huis. In eerste instantie zullen de samenkomsten worden aangewend om de visies op elkaar af te stemmen, om prospectie te doen bij andere sociale huizen en de financiële implicaties van het sociaal huis duidelijk te krijgen. Uit een eerste samenkomst werden al een aantal gemeenschappelijk ervaren invullingen aan sociaal huis gegeven nl. een sociaal huis zal een plaats of plaatsen zijn waar via fysiek en/of virtueel loket(ten) informatie wordt gegeven, afhandeling van een vraag of doorverwijzing rond welzijnsmateries wordt bekomen. Het initiatief sociaal huis moet in eerste plaats laagdrempelig (niet stigmatiserend) zijn en dicht bij de burger staan. Er dient voldoende tijd te worden geïnvesteerd in het bekendmaken van het initiatief zodat elke burger en specifiek de kansengroepen de weg naar het sociaal huis makkelijk vinden In een volgend stadium kunnen dan verdere beslissingen en acties worden opgezet met als einddoel de concrete invulling en oprichting van het sociaal huis.
OD 1.5 uitwerken vrijwilligerspakket Iedereen is het eens over het belang van het vrijwilligerswerk. Vrijwilligerswerk vormt niet alleen een belangrijke aanvulling op het werk van beroepskrachten maar is eveneens een waardevolle invulling van vrije tijd. Vrijwilligerswerk bevordert de maatschappelijke samenhang en stimuleert de onderlinge relaties tussen mensen. Bovendien verstevigen vrijwilligers het middenveld en geven ze vaak een aanzet tot het ontwikkelen van nieuwe initiatieven. Ook uit de omgevingsanalyse, over alle thema’s heen, van jongeren tot senioren op vlak van sport, cultuur, vrije tijd,…., werd het belang van de goede vrijwilligerswerking steeds duidelijker. Onze gemeente kent dan ook ontelbare verenigingen, wijkcomités, actiecomités, speelpleinwerking,… waar vrijwilligers zich met hart en ziel inzetten. Elke vereniging heeft zijn eigen werking, missie en ideologie. Ondanks al deze verschillen hebben de vrijwilligers vaak gemeenschappelijke vragen mbt. ondersteuning, wetgeving, verzekering,… Vaak primeert voor de vrijwilligers de 82
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
83
werking en de activiteiten en in minder mate de administratieve en juridische kant. Doch is vrijwilligerswerk niet zonder risico. Het hebben van een correcte basisinfo rond wetgeving, verzekering, … is dan ook prioritair. Sommige verenigingen krijgen ondersteuning via hun eigen koepel, voor anderen ligt dit moeilijker. Vanuit het lokale bestuur willen we streven naar een kwalitatieve ondersteuning van het vrijwilligerswerk om op deze manier blijk te geven van respect en waardering voor de vrijwillige inzet van al deze mensen. Aangezien er op zoveel vlakken rond vrijwilligers wordt gewerkt oa. rusthuis, jeugd, senioren, cultuur,… is het belangrijk om eerst een duidelijk overzicht te krijgen van het volledige plaatje. Daarnaast dient eveneens te worden opgelijst welke vormen van ondersteuning er reeds bestaan en aan welke vormen van ondersteuning er nood is. Op basis van deze analyse kunnen dan verdere concretere acties worden uitgewerkt. In 2007 volgden medewerkers van het lokale bestuur reeds verschillende studiedagen over het vrijwilligerswerk mbt. tot nieuwe reglementering en verzekering. Voorzichtige losse ideeën omtrent het lanceren van een loket waar elke vrijwilliger terecht kan met vragen werden reeds opgeworpen. In 2008 dient het lokaal bestuur in overleg met de diverse partners die een vorm van vrijwilligerswerking organiseren te brainstormen over de invulling van de te bieden ondersteuning. Voor 2008 dienen bijgevolg nog geen extra middelen te worden vrijgemaakt. Afhankelijk van de analyse en de genomen beslissingen in de toekomst mbt. aanbieden van vormen van ondersteuning zullen steeds voldoende financiële middelen moeten worden voorzien. Zie ook acties 2.1.3. en 2.2.2.
SD 2 : alle senioren de mogelijkheid bieden om een kwalitatief leven te blijven leiden Uit de omgevingsanalyse is gebleken dat ook in de gemeente Laarne de vergrijzing enorm zal toenemen. De groep 60+ zal vergroten, maar daarbinnen zullen de 80+ een steeds groter wordende groep zijn. Dit heeft zijn weerslag op vele domeinen : zorgbehoefte, wonen, mobiliteit, invullen van vrije tijd, financiën … Als lokaal bestuur willen we ervoor trachten te zorgen dat senioren de mogelijkheden geboden worden om een kwalitatief leven te blijven leiden. Wij richten ons hierbij op een zeer diverse groep : van actieve, werkende senior tot zwaar zorgbehoevende hoogbejaarde. Ontelbare diensten zijn hierrond actief. We moeten hierbij niet alleen rekening houden met een wijzigend leefpatroon maar ook met andere ( hogere ) verwachtingen. De betaalbaarheid op middenlange en lange termijn is hierbij doorslaggevend. 83
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
84
OD 2.1. thuiszorg en mantelzorg gericht ondersteunen. Voor het grondgebied Laarne is het OCMW een van de grootste aanbieders van thuisdiensten. Het spreekt daarom vanzelf dat we in eerste instantie onze eigen dienstverlening zullen reorganiseren om de thuiszorg en mantelzorg zo optimaal mogelijk te ondersteunen. Aandacht voor de meest kwetsbare mensen staat hierbij centraal. We willen mensen ondersteuning geven in hun wens om zo lang mogelijk in hun eigen omgeving te blijven. Om de zorg bovendien betaalbaar te houden, is kiezen voor zorg buiten een residentiële voorziening dus een logische stap. De vergrijzing zal leiden tot stijgende zorgbehoefte. De thuis – en mantelzorg komen dus onder druk te staan. Verkeerdelijk zou uit de voorgestelde strategische en operationele doelstellingen de conclusie getrokken kunnen worden, dat enkel senioren gebruiker zijn van mantel – en thuiszorg. Niets is echter minder waar. De stijgende druk van de interne vergrijzing, dwingt echter tot maatregelen. Daarom wordt dit onder de noemer ‘ senioren ‘ behandeld. Het spreekt vanzelf dat alle genomen maatregelen ten goede dienen te komen aan allen met een zorgbehoefte. Bovendien moet de hulpverlening voor de niet – senior met een zorgbehoefte op die manier eveneens gegarandeerd worden. Bereik, kwaliteit en betaalbaarheid worden daarbij steeds belangrijker. Een optimalisatie en differentiatie van het aanbod dringt zich op.
Actie 2.1.1. reorganisatie poetsdienst De doelgroep van de poetsdienst van het ocmw zijn 60 plussers, zieken of anders validen die niet, of tijdelijk niet in staat zijn zelf te zorgen voor het onderhoud van hun woning. Door de vergrijzing neemt deze doelgroep neemt toe. Hun woningen worden groter. Voor het personeel betekent dit dat de werktaak omvangrijker wordt en meer tijd vraagt. De huidige frequentie (om de 14 dagen) van de poetsdienst is lager dan gebruikelijk en brengt de kwaliteit in het gedrang. Het uurtarief (minimum 6.50 €) is afhankelijk van het netto gezinsinkomen, de inkomenscategorieën zijn niet aangepast en onvoldoende gedifferentieerd. Lagere inkomenscategorieën betalen verhoudingsgewijs meer. De betaalbaarheid komt daardoor in het gedrang. De specifieke opdracht van het ocmw maakt een doorlichting van de werking in functie van betaalbaarheid (zowel gebruiker als ocmw) noodzakelijk. Daarnaast moeten verschillende mogelijkheden betreffende organisatie, tariefregeling, doelpubliek, frequentie van de hulp, beschikbare middelen, hanteren van een wachtlijst… in kaart worden gebracht. Als uit deze analyse blijkt dat een reorganisatie haalbaar en noodzakelijk is, kan in het najaar 2008 het nieuw reglement worden uitgewerkt en kan er een herziening gebeuren bij de gebruikers. 84
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
85
Deze reorganisatie wordt voorzien in budget 2009 en omvat jaarlijks terugkerende kosten. Indien blijkt dat dit opportuun is, kan eventueel via een budgetwijziging in 2008 reeds de nodige kredieten voorzien worden. Er zal hierbij ook gestreefd worden naar een maximaal overleg met andere diensten, om te komen tot een betere afstemming van de dienstverlening.
Actie 2.1.2. reorganisatie dienst maaltijden De doelgroep van de dienst maaltijden aan huis door het OCMW zijn 60 plussers, zieken en andersvaliden. De eenheidsprijs bedraagt 5 €. De bedoeling van een dienst maaltijden is om naast het leveren van maaltijden ook een antennefunctie te zijn voor het opsporen van nieuwe zorgbehoeften. Dit betekent dat er meer tijd moet kunnen vrijgemaakt worden voor een gesprek met de gebruiker en er moet gestreefd worden naar een groter bereik van het aantal zorgbehoevende binnen de doelgroep. Er dient een analyse te gebeuren van de huidige werking : kostprijs, tariefbepaling, bereik, geboden dienstverlening, tevredenheidsmeting, antennefunctie … Op basis hiervan zal een reorganisatie voorgesteld worden, waarbij zoals reeds eerder aangehaald de aandacht voor de meest kwetsbare groep mensen voorop zal staan. In het voorjaar 2009 zal een nieuw reglement worden uitgewerkt en kan er een herziening gebeuren bij de gebruikers. Deze reorganisatie wordt voorzien in budget 2009 en omvat jaarlijks terugkerende kosten. Er zal hierbij ook gestreefd worden naar een maximaal overleg met andere diensten, om te komen tot een betere afstemming van de dienstverlening.
Actie 2.1.3. ondersteuningsproject mantelzorgers Het project mantelzorg vanuit het OCMW geeft aan inwoners van de gemeente die zorgen voor een inwonende (of daarmee gelijkgesteld) hulpbehoevende een jaarlijkse mantelzorgpremie. De mantelzorgpremie wordt toegekend als men voldoet aan de voorwaarden In 2007 werd gestart met een driemaandelijkse nieuwsbrief en ontmoetingsdagen voor de mantelzorgers. Gelet op de opkomst en diverse positieve reacties zal dit project worden behouden. Om de mantelzorger nog meer ondersteuning en waardering te bieden is het doelgericht geven van informatie op maat even belangrijk als noodzakelijk. De vorm waarin dit moet gebeuren is echter nog niet duidelijk. Daarom willen we in eerste instantie starten met een onderzoek. In dit onderzoek wordt niet alleen gedacht aan het omschrijven van het huidig project met de nodige aandacht voor verbeteringspunten maar ook aan een inventarisatie 85
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
86
van bestaande projecten in andere gemeentes en een opsomming van de financiële ondersteuning die nu reeds gemeentelijk wordt gegeven. Op basis van de uitkomsten van dit onderzoek kunnen nieuw gerichte acties worden genomen of bestaande acties worden verfijnd en/of bijgestuurd. Zie ook actie 2.2.1. Verder willen we via intern overleg (dienst opvanggezinnen, initiatief buitenschoolse opvang), gemeentelijke informatiekanalen, de bestaande thuiszorgkrant, … ouders van een kind met een handicap detecteren. Deze doelgroep heeft eigen noden, interesses en bezorgdheden die onder andere mee bepaald worden door de leeftijdsfase waarin hun kind zich bevindt. Daarom zal er voor hen en met hen een aparte denk/praatgroep worden opgericht. Dit kan leiden tot een voorstel tot aanpassing van het reglement mantelzorgtoelage. Eens die gekend is dit een jaarlijks weerkerende kost. Als we spreken over mantelzorg moet er ook aandacht zijn voor vrijwilligerswerk. Het zijn niet alleen de mantelzorgers zelf die wijzen op het belang van vrijwilligerswerk, ook professionele hulpverleners worden geconfronteerd met vragen die misschien kunnen beantwoord worden via het vrijwilligerswerk. Zie hiervoor ook OD 1.5. uitwerken van vrijwilligersondersteuningspakket
Actie 2.1.4. haalbaarheidsanalyse dagcentrum In 2010 worden de 2 bestaande rusthuizen samen gesmolten in een nieuw rusthuis in Kalken. Daarom zal voor het oude gebouw van het rusthuis van Laarne, een nieuw bestemming moeten gezocht worden. Uit de omgevingsanalyse is gebleken dat er heel wat residentiële voorzieningen zullen moeten zijn om alle zorghoevende ouderen te huisvesten. Financieel is dit moeilijk haalbaar. Daarom wordt gezocht naar alternatieven ( als ondersteuning ) voor mantel – en thuiszorg, waardoor de residentiële voorzieningen minder bevraagd worden. Uit de omgevingsanalyse blijkt dat vooral mantelzorgers nood hebben aan gerichte ondersteuning. Dag en nacht zorg dragen, gaat op termijn zwaar doorwegen. Als zij periodiek hiervan ontlast kunnen worden, zullen zij langer kunnen instaan voor de mantelzorg. Van hieruit kwam de idee om na te gaan of er een nood bestaat om een dagcentrum op te richten. Een dagcentrum voorziet semi-residentiële hulpverlening omdat de persoon thuis verblijft maar meestal een paar dagen per week (een halve of hele dag) overdag in het centrum kan opgevangen worden. Er worden tal van diensten aangeboden : verzorging, maaltijden, zinvolle vrijetijdsbesteding, …. Daarom zou er een werkgroep opgericht moeten worden. Deze werkgroep heeft als taak om een grondig onderzoek uit te voeren naar de nood van een dagverblijf in onze eigen gemeente en de gemeenten rondom ons. Eventueel kan blijken dat er nood is aan andere opvangvormen. 86
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
87
De eventuele bestemming van het oud rusthuis kan ook de mogelijkheid bevatten voor nieuwe vormen van sociale tewerkstelling. ( zie ook actie 1.3.3. en 2.2.2. ) Voor wat betreft de analyse zelf, zal men geen extra budget moeten uittrekken, als men dit niet uitbesteedt. Het analyserapport kan mogelijks klaar zijn eind 2008, begin 2009.
OD 2.2. de toegankelijkheid van de ouderenzorg verhogen Er bestaan enorm veel diensten, met een zeer verscheiden aanbod. Toch hebben we in de omgevingsanalyse moeten vast stellen dat veel mensen niet tijdig bij de juiste dienst geraken. Voor velen, ook professionals, is het een doolhof. Elke dienst heeft immers zijn eigen werking, communicatiekanalen, reglementen, … De organiek wet van 8 juli 1976 biedt aan het OCMW de mogelijkheid om voor alle instellingen en diensten op het grondgebied overleg te organiseren over individuele en collectieve behoeften en de werkzaamheden te coördineren. ( art 62 ) Door het aanbrengen van gepaste wegwijzers kan de zorgdoolhof toegankelijker worden. Het verhoogt bovendien de efficiëntie.
Actie 2.2.1. uitwerken communicatie voor doorverwijzers Uit de omgevingsanalyse is gebleken dat op gebied van communicatie nog vooruitgang kan geboekt worden. Er is voor diverse diensten en hun ( potentiële ) gebruikers onderling onvoldoende, accuraat bijgewerkte informatie beschikbaar. Doorverwijzen, vinden van gepaste dienstverlening, … is vaak heel moeilijk. Er zal een aangepaste communicatiestrategie moeten uitgewerkt worden. ( zie ook actie 1.1.1 en 1.1.2. ) Hierin passen zeker al minimum 2 zaken : een aangepaste website die steeds bijgewerkt wordt voor alle diensten en een brochure. Iedere dienst overlegt met zijn achterban en gaat na welke informatie en gegevens er moeten doorgegeven worden op de website of welke nodig zijn voor het aanmaken van een brochure. Het SIT ( samenwerkinginitiatief thuiszorg ) kan hierbij mogelijks, samen met het OCMW een coördinatierol vervullen. ( zie ook 1.2.2. ) Voor wat betreft de brochure zal men eerst beginnen met het verzamelen van informatie over het aanbod. Er zal een concept uitgewerkt worden, om vervolgens een definitief ontwerp op te maken van de brochure. Op termijn kunnen nog ander communicatiekanalen worden ontwikkeld die ervoor zorgen dat de juiste informatie op het juiste moment bij de juiste persoon terecht komt. Verder zullen een aantal afspraken moeten gemaakt worden over de bekendmaking, verspreiding tussenpersonen en organisaties, afspraken over actualisering. 87
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
88
Er zal de nodige aandacht moeten gegeven worden aan de lay-out, illustraties en teksten die het eenvoudig en makkelijk leesbaar houden voor de senioren. Tot slot zal men bepalen naar wie men de brochures zal verspreiden ( oa. sociale diensten van ziekenhuizen en mutualiteiten,…) Daarnaast moet er consequent nagaan worden welke informatie over welke voorziening te vinden is. Heel frequent wordt bv het jaarboek met seniorenvoorzieningen geraadpleegd door heel wat organisaties. Het is dus noodzakelijk om de juiste, correcte informatie en gegevens door te gegeven. Op budgettair vlak, zal men de kosten hebben voor het drukken van de brochure en opmaak en onderhoud van de website.
Actie 2.2.2. verstevigen en uitbreiden mobiliteitsmogelijkheden Het is belangrijk dat mensen niet geïsoleerd geraken door fysisch onvermogen zich te kunnen verplaatsen. Mobiliteit is een heel belangrijk gegeven voor oa. de senioren. De mobiliteitsmogelijkheden moeten verstevigd en uitgebreid worden. Hierbij zal steeds rekening gehouden worden met de specifieke situatie van Laarne : 2 afgescheiden dorpskernen en afgelegen wijken met beperkt sociaal weefsel. Zo zal bv de bereikbaarheid van het nieuw rusthuis in Kalken een van de aandachtspunten vormen. Een behoeftenonderzoek zal duidelijk moeten maken waar de huidige en toekomstige noden liggen. Daarbij zal het afbakenen en uitzuiveren van de opdrachten van het huidig vrijwilligersvervoer moeten gebeuren. Momenteel wordt er in stijgende lijn beroep gedaan op de huidige lokale dienst vrijwilligersvervoer. Daarom is het belangrijk dat men de vrijwilligers die in deze dienst werkzaam zijn, goed omkadert, begeleidt, behoudt en indien mogelijk het aantal zelfs nog uitbreidt. Hiermee bedoelen we een sensibilisering en bekendmaking van de mogelijkheid tot vrijwilligerswerk in vrijwilligersvervoer. Op die manier kan men nieuwe mensen aan trekken en ook de bestaande ploeg extra ondersteunen en motiveren. ( zie ook OD 1.5. ) Een goede omkadering al minstens volgende zaken moeten omvatten : - voldoende informatie doorgeven (nieuwigheden, wetgeving en aanbod) op geregelde tijdstippen - vorming en bijscholing over het vakgebied waar de vrijwilligers mee te maken hebben - motiverende en belonende activiteiten inrichten Verder zullen andere mobiliteitskanalen kenbaar gemaakt worden aan de bevolking zoals bv. het gebruik van de belbus, het gebruik van de dienst aangepast vervoer, ... Voor deze laatste dienstverlening wordt er een afsprakennota en samenwerkingsovereenkomst gemaakt om zo het aanbod te verhogen en bepaalde afspraken te maken m.b.t. evaluatie en bijsturing van de samenwerking. 88
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
89
Als laatste punt bij vervoer zal er aansluitend bij de haalbaarheidsanalyse van een dagcentrum, dienen te worden onderzocht hoe het rolstoelvervoer kan georganiseerd worden. Eventueel kan hieraan een vorm van sociale tewerkstelling gekoppeld worden Op financieel vlak zal jaarlijks een budget moeten vrijgemaakt worden om bijscholing, vorming en ondersteuning te geven aan vrijwilligers, de mogelijke vormen van mobiliteit te promoten en eventueel nieuwe initiatieven te ondersteunen.
Actie 2.2.3. continue analyse en opvolging van de zorgnood Op de huidige wachtlijsten voor het lokale rusthuis en de bejaardenwoningen staan heel veel kandidaten enkel uit voorzorg ingeschreven. Bovendien kunnen er bij deze mensen op korte tijdspanne veel wijzigingen gebeuren. Vaak overheerst het gevoel dat niet op het juiste moment de juiste oplossing kon aangereikt worden. Zo moeten mensen bv. lang in een ziekenhuis of andere instelling wachten voor zij naar het rusthuis kunnen verhuizen. Het is uitermate belangrijk dat iedereen de gepaste zorg krijgt die op dat moment noodzakelijk is. Dit zorgt voor een efficiënter gebruik van de instellingen en diensten, verhoogt de tevredenheid van de gebruiker en verbreedt de draagkracht van mantelzorg en diensten. Onder continue analyse en opvolging van de zorgnood wordt verstaan dat elke aanvraag om hulp gescoord wordt. Op basis van deze score wordt dan de gepaste dienstverlening ( daadwerkelijke hulp of doorverwijzing ) aangeboden. Deze score dient voortdurend bijgestuurd te worden. Op die manier kan bv vermeden worden dat mensen te vroeg opgenomen worden in een ( dure ) residentiële instelling. Stappenplan : 1. interne analyse door betrokken diensten / instellingen van het huidige en gewenste aanbod en doelgroep 2. gezamenlijk opmaken van afspraken inzake scorebepaling 3. consequent scoren en opvolgen van elke hulpvraag 4. permanent overleg inzake individuele én collectieve behoeften. Op basis van tussentijdse evaluaties kan beslist worden om het zorgaanbod te diversifiëren om beter te kunnen inspelen op de zorgvraag én efficiënter en effectiever te kunnen werken. Deze actiefiche heeft nog geen financiële implicaties. Er zal begin 2008 gestart worden met het contacteren van andere diensten en instellingen via oa het SIT.
OD 2.3. de ontmoetingsmogelijkheden voor senioren verhogen 89
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
90
Uit de omgevingsanalyse is gebleken dat Laarne geconfronteerd zal worden met een enorme vergrijzing. De huidige en toekomstige senioren uiten de nood om op een kwalitatieve en diverse manier hun vrije tijd in te vullen. De wil om vrije tijd zinvol te besteden blijkt uit het grote succes van diverse verenigingen, actief op de gemeente, met een aanbod voor senioren.
Actie 2.3.1. haalbaarheidsanalyse dienstencentrum Aan het rusthuis van Laarne werd een dienstencentrum aangebouwd. Momenteel fungeert het vooral als cafetaria voor het rusthuis. Er is geen officiële erkenning als dienstencentrum. In 2010 verhuizen de bewoners naar het nieuwe rusthuis in Kalken. Welke functie kan het dienstencentrum dan nog vervullen ? Aangezien ook in Laarne er de komende jaren een toename van 60-plussers zal zijn, moet in het kader van de vrijetijdsbehoeften voor senioren worden nagegaan in hoeverre een dienstencentrum een ( deel ) antwoord kan vormen op de vrijetijdsbehoeften en/ of -noden. Dit zal reeds gedeeltelijk blijken uit het geplande behoeftenonderzoek ( enquête ). De toekomst van het dienstencentrum hangt ook samen met de bestemming van het oud rusthuis. De site ‘ oud rusthuis ‘ kan eventueel uitgroeien tot een centraal punt, van waaruit de dynamiek inzake ontmoeting, mantelzorg, thuiszorg, vrijwilligerswerking, verenigingsleven … kan gestimuleerd worden. Daarnaast impliceert de haalbaarheidsanalyse ook : - inventaris van de wettelijke bepalingen en subsidiemogelijkheden - overleg met de bestaande seniorenverenigingen met een toelichting over de filosofie en het wettelijke kader van het dienstencentrum ( oa geen concurrentie ) - bezoek aan dienstencentra in andere gemeenten. De resultaten van deze analyse worden afgewacht alvorens een verdere strategie en invulling worden bepaald. Voor wat betreft de analyse zelf, zal men geen extra budget moeten uittrekken, als men dit niet uitbesteedt. Eind 2008, kan men al een analyserapport verwachten.
Actie 2.3.2. ondersteuning vrijetijdsaanbod voor senioren De successen van sport overdag voor senioren, de hoeveelheid van verenigingen en hun leden specifiek voor senioren, vrijwilligerswerking waar senioren zich voor inzetten,… tonen duidelijk aan dat senioren belang hechten aan hun vrije tijd en er een zinvolle invulling aan willen geven. Vanuit lokale besturen wordt het verenigings- en sportleven reeds op verschillende manier ondersteund vb. uitleen materiaal, lokalen, subsidies… Om een gerichte ondersteuning te bieden naar deze organisaties maar ook naar elke 90
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
91
senior die zijn vrije tijd zinvol wil invullen moeten we eerst een totaal zicht krijgen op zowel vraag als aanbod van al deze partijen. Een deel van de verenigingen wordt reeds bereikt via de seniorenraad. Mogelijks kan dit orgaan verder worden uitgewerkt als forum voor de organisaties. Hierbij moeten we steeds voor ogen houden dat we geen verenigingen vergeten te betrekken bij de seniorenraad om zo’n breed mogelijk draagvlak te hebben. De rol van deze raad dient in 2008 verder te worden onderzocht en verfijnd. Op heden hebben we een onvoldoende zicht op de noden van de senioren zelf. Op het aanbod van de VUB en provincie Oost-Vlaanderen voor het organiseren van grootschalig behoeftenonderzoek bij senioren werd door het lokale bestuur reeds positief beantwoord. Een groot deel van de bevraging zal ook gaan over vrije tijd bij senioren. Voor 2008 wordt voldoende krediet voorzien voor het organiseren van het behoeftenonderzoek, bijkomend wordt een administratief personeelslid tijdelijk vrijgesteld (gedurende de periode van het onderzoek) om de resultaten van de enquête te verwerken. Op basis van de resultaten van dit behoeftenonderzoek en de input van de seniorenraad kunnen nadien beslissingen worden genomen op vlak van vrijetijdsaanbod. Deze beslissingen zullen dan ook steeds vertaald moeten worden in financiële consequenties en aanstellen van personeel voor opvolging.
91
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
92
SD 3. alle kinderen en jongeren kunnen terecht in een aangepast en kwalitatief aanbod van opvang en vrijetijdsbesteding De doelgroep kinderen en jongeren is op zijn minst gezegd een zeer diverse en ruime groep om te bereiken. Uit de omgevingsanalyse voor onze gemeente blijkt dat het aantal kinderen/jongeren in absolute cijfers gedurende de laatste jaren nagenoeg ongewijzigd blijft. Er is een lichte stijging in het aantal geboortes merkbaar, maar we hebben er geen idee van of deze trend zich verder zal doorzetten. We hebben kunnen vaststellen dat steeds meer kinderen/jongeren opgroeien met gescheiden ouders en/of in nieuw samengestelde gezinnen. Op het grondgebied is enkel basisonderwijs aanwezig, hierbij zijn alle netten vertegenwoordigd. Voor secundair onderwijs wordt uitgeweken naar Gent en Wetteren. Het succes van de lokale kinder- en jongerenverenigingen die activiteiten organiseren op vlak van sport, cultuur, muziek, speelpleinwerking en vrije tijd wijzen op het belang van een aangepast en kwalitatief aanbod. Bovendien is er een ruim scala aan opvangmogelijkheden. Een deel van het aanbod mbt. vrije tijd en opvang wordt al door het lokaal bestuur opgenomen, een ander deel wordt door verenigingen (welke vaak werken met vrijwilligers) of professionelen opgenomen. Het lokaal bestuur wil niet alleen streven naar het uitwerken van een eigen kwalitatief en aangepast aanbod maar tevens bestaande initiatieven voldoende ondersteunen en begeleiden. Het lokaal overleg kinderopvang en de jeugdraad kunnen alvast bijkomende informatie leveren over het verder uitwerken naar concretere acties toe. Het creëren van een omgeving die voldoende kansen biedt voor elke leeftijdsgroep vormt hierbij de rode draad.
OD 3.1 het aanbod aan kinderopvang uitbreiden en beter bekend maken De regelgeving van Kind en Gezin voorziet enkel kinderopvang voor kinderen tussen 0 en 12 jaar. Het aanbod is dan ook op die manier gestructureerd. Zoals uit de omgevingsanalyse reeds gebleken is, is er een vrij ruim aanbod inzake kinderopvang voor onze gemeente. Uit de omgevingsanalyse blijkt dat er diverse aanbieders zijn. Het OCMW heeft het grootse aanbod : een erkende dienst voor onthaalouders en 2 locaties voor buitenschoolse opvang. Het leek daarom een 92
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
93
logische keuze in eerste instantie te kiezen voor de reorganisatie en kwaliteitsbewaking van de eigen dienstverlening. Vanaf 2007 wordt de opdracht van het lokaal overleg kinderopvang verruimd. Bovendien fungeert het als een gemeentelijke adviesraad. Het is de bedoeling om samen met de andere actoren een intenser overleg te organiseren en samen de acties te verruimen. Op die manier kan er gezamenlijk over gewaakt worden dat er een voldoende en kwalitatief hoogstaand aanbod is.
Actie 3.1.1. capaciteitsuitbreiding kinderopvang Na een inspectiebezoek van Kind en Gezin werd het initiatief buitenschoolse kinderopvang gewezen op het feit dat er een duurzame oplossing moet worden gezocht voor de overbezetting binnen de locatie Kalken De huidige erkenning geldt voor 42 kinderen. Reeds geruime tijd blijkt dat dit onvoldoende is. Omdat vanuit de visie van het lokale bestuur het weigeren van kinderen geen optie is, werd reeds principieel beslist om over te gaan tot nieuwbouw. Alle kinderen moeten immer terecht kunnen in een aangepast en kwalitatief aanbod van opvang. Het nieuwe gebouw zal uiteindelijk een capaciteit hebben van maximaal 65 kinderen. Gekoppeld aan de bouw van een nieuwe locatie kinderopvang dient te worden nagedacht over de daaruit voortvloeiende consequenties mbt. meer kinderen in opvang, personeel en vragen naar tussenkomst (sociaal tarief),… Rekeninghoudende met de consequenties zullen binnen de begroting hiervoor voldoende financiële middelen moeten worden voorzien. Het zal een uitdaging vormen om de pedagogische visie rond kinderopvang te vertalen in een nieuwe locatie die in eerste plaats toegankelijk, kindvriendelijk en flexibel moet zijn. Voor 2008 en de dooropvolgende jaren dienen voldoende financiële middelen te worden voorzien voor de bouw maar ook voor mogelijke aanwerving van extra personeel en opvang vragen tot tussenkomst (zie 3.1.2) Jaar na jaar zal, afhankelijk van de bouwfase, worden bekeken welke budgetten moeten worden voorzien op dit vlak. Naast de bouw van een nieuwe locatie kinderopvang moet er ook worden nagedacht over andere eventuele consequenties die uitbreiding aan capaciteit met zich meebrengt. Op termijn(afhankelijk van het aantal opgevangen kinderen) is er misschien een uitbreiding van personeel nodig. Mocht dit nodig zijn, dan zullen hiervoor de nodige budgetten worden voorzien;
93
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
94
Actie 3.1.2. sociaal tarief kinderopvang Elke opvangvoorziening binnen de gemeente hanteert een eigen tarief. Vaak wordt dit bepaald door de regelgeving. Zo is bv. de speelpleinwerking opmerkelijk goedkoper dan het initiatief buitenschoolse opvang. Hierdoor kan een ander publiek bereikt worden, en worden drempels weggewerkt. In eerste instantie willen wij binnen de initiatieven buitenschoolse kinderopvang een maximale toegankelijkheid van de dienstverlening voor elke burger creëren. Het bestaande sociaal tarief – systeem zal worden geanalyseerd en waar nodig aangepast. Het is de bedoeling een systeem uit te werken dat op eenzelfde manier kan worden toegepast voor alle gebruikers. Vanaf 2008 zal er vanuit het initiatief buitenschoolse kinderopvang worden nagegaan op welke manier andere omliggende en gelijkaardige diensten met dit systeem van sociale tarifiëring) omgaan. Bijkomend zal worden uitgerekend welke meerkost de systematische toepassing van dit sociaal tarief zou kunnen betekenen voor het lokaal bestuur. Op basis hiervan zal een voorstel geformuleerd worden. Afhankelijk van de beslissing zullen de gebruikers van het initiatief buitenschoolse kinderopvang (IBO) en andere betrokken partijen hierover geïnformeerd worden. In een latere fase kan er binnen het lokaal overleg kinderopvang met alle andere actoren bekeken worden hoe de tarifiëring van de diverse diensten beter op elkaar kan afgestemd worden. In eerste instantie zal dit voor 2008 slechts een beperkte meerkost betekenen.
Actie 3.1.3. uitwerken vormingsbeleid personeel IBO De initiatieven buitenschoolse opvang werden een tiental jaren geleden opgericht als tewerkstellingsprojecten voor laaggeschoolden. Intussen is deze sector reeds zeer sterk geëvolueerd. De verwachtingen worden steeds hoger, er wordt steeds professioneler gewerkt. Daarom heeft Kind en Gezin besloten dat tegen 1 januari 2010 de helft van het begeleidend personeel van de initiatieven buitenschoolse kinderopvang een A2 – niveau behaald moet hebben. Inmiddels werd deze regel gedeeltelijk versoepeld. Geen van beide locaties voldoen op dit moment aan de opgelegde normen. De evolutie binnen deze problematiek zal worden opgevolgd en aangekaart bij het personeel. Zo is het behalen van een ervaringsbewijs reeds voldoende om tewerkgesteld te kunnen blijven binnen het Initiatief Buitenschools Opvang (IBO) op het vereiste niveau. Dit zal vanuit het bestuur worden gecommuniceerd naar het begeleidend personeel toe. Alle voor- en nadelen afwegen tegenover elkaar zal belangrijk zijn. De nodige budgetten zullen worden voorzien. 94
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
95
Onafgezien van de opgelegde regelgeving blijft het een feit dat het grootste deel van het begeleidend personeel laaggeschoold is. Anderzijds worden de verwachtingen steeds hoger. Daarom dient er een specifiek vormingsbeleid uitgewerkt te worden. Dit beleid moet erop gericht zijn om enerzijds het personeel te motiveren de gepaste vorming te volgen of het ervaringsbewijs te behalen. Anderzijds moet de nodige ruimte geschapen worden om de opleiding aan te vatten en af te maken. Het bestuur zal hiervoor de noodzakelijke ondersteunde maatregelen nemen. Om tegen 2010 de vooropgestelde verplicht norm van Kind en Gezin te halen is het noodzakelijk dat een aantal begeleiders in 2008 al van start kunnen gaan met het behalen van het ervaringsbewijs. Er zal jaarlijks een balans worden opgemaakt.
Actie 3.1.4. oprichting spelotheek Uit de omgevingsanalyse blijkt dat het aanbieden van een kwalitatief aanbod kinderopvang een element is dat steeds in beweging is. Kinderopvang is geëvolueerd van het louter fysiek verzorgende naar het pedagogisch verantwoord opvangen van kinderen. ( soms ook met specifieke zorgbehoefte ) Een van de aspecten hierin is het aanbieden van pedagogisch verantwoord speelgoed. Vanuit de dienst voor onthaalouders zal een spelotheek worden opgericht. Deze zal gericht zijn naar alle onthaalouders van de gemeente. Begin 2008 wordt er gestart met een informatieronde bij reeds bestaande diensten. Daaruit zal een eerste werkingsnota groeien (met o.a. administratief kader, materiaal, uitleensysteem, infrastructuur, personeel,…). De haalbaarheid van alle voorstellen zal worden onderzocht. Op basis hiervan volgt een kostenraming. Na de goedkeuring van de nodige budgetten, zal alles in de praktijk worden omgezet. De opening van de spelotheek is voorzien in de loop van 2009. De jaren die erop volgen zal het volledige systeem op regelmatige basis moeten worden geëvalueerd en waar nodig verder uitgebouwd worden. Jaarlijks zal er een budget moeten worden voorzien.
Actie 3.1.5. kwaliteitsbewaking ‘dienst onthaalouders’ De dienst voor onthaalouders is één van de schakels binnen het kwalitatieve aanbod aan kinderopvang die onze gemeente biedt. Vanuit de omgevingsanalyse blijkt dat er grote nood is aan deze vorm van kinderopvang.
95
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
96
Het statuut van de onthaalouders werkzaam binnen een dienst voor onthaalouders is voortdurend in evolutie. Dit is een materie die zeker moet worden opgevolgd gedurende het volledige verloop van het lokaal sociaal beleid. Inkomende informatie vanuit het beleid (Kind en Gezin, ministerie, OCMW,…) zal steeds correct moeten worden verwerkt en opgevolgd. Vanuit de dienst zullen de nodige actievoorstellen naar het bestuur toe moeten worden gedaan. Het bestuur zal dan beslissen welke stappen er zullen worden gezet (o.a. statuut aanpassen, onthaalouders informeren, budgetten voorzien,…) Binnen het lokaal overleg kinderopvang, zal samen met andere actoren nagegaan worden in hoeverre het lokaal bestuur actief kan meewerken aan de kwaliteitsbewaking van alle kinderopvangvoorzieningen in Laarne. Eventueel kunnen hiervoor vernieuwende projecten opgestart worden, in samenspraak met oa Kind en Gezin. Dit is een permanent proces, waarvoor voorlopig geen extra budgetten moeten voorzien worden.
OD 3.2. ontwikkelen van randvoorwaarden voor een toegankelijk aanbod van activiteiten voor kinderen en jongeren op vlak van jeugd, sport en cultuur De doelgroep groep jeugd is zeer divers. Het blijkt relatief makkelijk te zijn om de georganiseerde jeugd te bereiken via de jeugdraad en de gemeentelijke jeugddienst. Andere kinderen en jongeren, die doorgaans moeilijker te bereiken zijn via verenigingen worden echter vaak over het hoofd gezien. Een eerst uitdaging is dan ook om te proberen deze andere, niet georganiseerde, jeugd te bereiken. Hieraan kan gewerkt worden door laagdrempelige initiatieven zoals pleintjeswerking. Op heden hebben we nog onvoldoende zicht op de bestaande drempels die kinderen en jongeren ervan weerhouden om in te stappen in het aanbod. Uit de omgevingsanalyse blijkt alvast dat het uitwerken van een (financieel) kortingssysteem één van de gemakkelijkst te realiseren randvoorwaarden is om aan deze toegankelijkheid te werken. Het bestaande jeugdhuis doet vaak dienst als fuiflocatie. Toch komen regelmatig vragen op de jeugddienst binnen rond verzekering, veiligheid, en aanbod van locaties om feestjes en fuiven te organiseren. Er is een bestaande nood om hieromtrent gebundelde en correcte informatie te krijgen. Het aanspreekpunt voor jeugd zou de bestaande gemeentelijke jeugddienst moeten zijn. Om allerlei redenen wordt de jeugddienst niet altijd als bijzonder toegankelijk beschouwd. De jeugddienst verder uitbouwen tot centrale draaischijf en aanspreekpunt voor alle aangelegenheden m.b.t. jeugd vormt hierbij één van de grootste uitdagingen.
96
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
97
Actie 3.2.1. wegwerken/verlagen van mogelijke drempels in het aanbod van activiteiten voor kinderen en jongeren Bij de opmaak van de omgevingsanalyse is gebleken dat heel wat drempels kinderen en jongeren ervan kunnen weerhouden om deel te nemen aan het reguliere jeugdwerk, sportclub, … Het lokaal bestuur wil een toegankelijk aanbod aan recreatieve activiteiten bieden voor alle kinderen en jongeren. Het is echter niet zo eenvoudig alle mogelijke belemmeringen duidelijk in kaart te brengen, noch gepaste drempelverlagende initiatieven te vinden. Vandaar dat verschillende initiatieven aangewezen lijken om tegemoet te komen aan verschillende drempels. Gezien de ruime problematiek (en doelgroep) lijkt overleg met verschillende partners en belanghebbenden zeker een meerwaarde te betekenen. Zowel door gebruik te maken van bestaande overlegstructuren zoals jeugdraad, sportraad, … als door het oprichten van nieuwe werkgroepen kan een dergelijke samenwerking gerealiseerd worden. Een concrete drempel die al meermaals ter discussie stond binnen de jeugdraad en de opmaak van het nieuw jeugdbeleidsplan is de financiële drempel. Het huidige systeem van tegemoetkoming blijkt geen succes te kennen en is daardoor dringend aan herziening toe. Als eerste te overwinnen drempel zal dit dan ook verder uitgewerkt worden binnen het jeugdbeleidsplan 2008-2010. Het OCMW zal hierbij onmisbaar zijn als partner. Vertrekkend met deze eerste stap, zullen vervolgens andere mogelijke drempels onderzocht worden naar toegankelijkheidsinitiatieven. Alle initiatieven zullen telkens duidelijk gecommuniceerd worden naar de betrokken doelgroep. Voor 2008 dient nog geen budget voorzien te worden, daar er nog geen concrete visie is op een tegemoetkomingsysteem. Eens een initiatief uitgewerkt en goed bevonden werd, zal dit zich vertalen in jaarlijks terugkerende kosten, waar nodig. Eventuele kosten voor de bekendmaking van allerlei initiatieven kunnen beschouwd worden onder een gezamenlijke noemer van ‘publiciteitskosten’, die ook jaarlijks zal terugkeren.
Actie 3.2.2. uitwerken van een (speel)pleintjesbeleid Er blijkt nog steeds nood en/of vraag te zijn naar veilige en aangenaam ingerichte speelpleintjes in de gemeente. Vooral in nieuwe woonwijken, kan een ingericht speelpleintje heel wat potentieel bieden op vlak van speelkansen en gemeenschapsbevordering. Vooreerst zal gestart worden met een algemene evaluatie van het bestaande aanbod aan speelmogelijkheden in de gemeente. Op basis hiervan kunnen dan stappen gezet worden in het opwaarderen en/of behouden van de bestaande speelpleintjes. Ook de veiligheid van de huidige toestellen mag niet uit het oog verloren worden. Waar vraag, kunnen ook de mogelijkheden naar inrichting van nieuwe speelpleintjes onderzocht en uitgewerkt worden. Hierbij zal sterk rekening gehouden worden met vragen of wensen van buurtbewoners. Gelet op de meldingen van overlast door rondhangende jongeren op speelpleintjes of in wijken, kunnen verder nieuwe initiatieven rond ‘pleintjeswerking’ onderzocht worden. Samenwerking met andere gemeentediensten (o.a. sportdienst) en partners kan zeker een meerwaarde betekenen. Nieuwe initiatieven zullen steeds gecommuniceerd worden naar de bevolking via verschillende kanalen. Gezien de 97
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
98
specifieke aard van deze acties, zal per geval moeten afgewogen worden welke budgetten gewenst zijn. Er zal wel een jaarlijks terugkerende budget voorzien worden voor onderhoud en veiligheidsinspectie van bestaande toestellen.
Actie 3.2.3. uitwerken van een fuifbeleid en -loket Het organiseren van een fuif brengt de dag van vandaag heel wat extra papierwerk met zich mee, waardoor verenigingen tussen alle papierbomen het bos niet meer zien. Vertrekkend van de bestaande informatie met betrekking tot het inrichten van een fuif zal alle voorhanden materiaal geïnventariseerd worden. Hiermee kan vervolgens een compacte bundel samengesteld worden waarin verenigingen op duidelijke wijze alle nodige informatie kunnen terugvinden. Deze bundel zal samengesteld worden in overleg met de jeugdraad en vervolgens verspreid worden aan alle verenigingen. De bundel bekendgemaakt worden aan alle inwoners, via verschillende communicatiekanalen. Daarnaast kan onderzocht worden in welke mate de jeugddienst een ‘loketfunctie’ kan vervullen voor de ondersteuning van verenigen bij het organiseren van een fuif. Hierdoor kan informatie naar bevoegde instanties (o.a. politie) beter doorgespeeld worden en worden de organisatoren van een deel van de administratieve taken ontlast. Een budget zal zich vertalen in de publicatie van een overzichtelijke ‘fuifbundel’ of map, die steeds voldoende up to date kan gehouden worden. Dit kan opnieuw gekaderd worden binnen terugkerende publiciteitskosten.
Actie 3.2.4. haalbaarheidsanalyse laagdrempelige locatie jeugddienst Eén van de grootste knelpunten die de uitwerking van een toegankelijke dienstverlening in de weg staat is, de toegankelijkheid van de dienst zelf. Gelegen in het gemeentehuis, op het tweede verdiep, bevindt de jeugddienst zich in hetzelfde bureau als het secretariaat waar de noodzakelijke mogelijkheden voor een goed en vlot contact met de doelgroep ontbreken. Een duidelijke en onmiddellijke oplossing voor dit probleem is echter niet voor de hand liggend, waardoor een haalbaarheidsanalyse een eerste logische stap is. Met deze haalbaarheidsanalyse zal afgetoetst worden in welke mate verschillende vragen de jeugddienst bereiken, welke frequentie deze kennen, waarom verenigingen wel/dan niet de jeugddienst opzoeken, welke mogelijke alternatieven er zijn, … Als eerste aanzet voor deze haalbaarheidsanalyse kunnen de resultaten uit de enquêtes voor het jeugdbeleidsplan in rekening gebracht worden, aangevuld met het opstarten van een registratiesysteem. Aan de hand van dit registratiesysteem kan nagegaan worden in welke mate er gebruik gemaakt wordt van de gemeentelijke jeugddienst. Voor het uitvoeren van de haalbaarheidsanalyse dient geen extra budget voorzien te worden in 2008. Indien de wenselijkheid van de herlocatie van de jeugddienst blijkt uit de analyse, zal hiervoor budget moeten worden voorzien.
98
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
99
SD 4 kwaliteitsvol en betaalbaar wonen mogelijk maken voor alle inwoners Uit de omgevingsanalyse rond het thema wonen is gebleken dat, indien we rond dit thema willen werken, we rekening zullen moeten houden met een heel aantal facetten. Vaststaand is de enorme interne vergrijzing en het gelijkblijvend aantal inwoners met daarnaast het verhogen van het aantal huishoudens (vnl. alleenstaanden al dan niet met kinderlast). Daarnaast de bestaande structuur van de gemeente zijnde het landelijke karakter, 2 dorpskernen, veel lintbebouwing en verspreid diverse agrarische activiteiten maar eveneens de inkleuring (structuur en mogelijkheden) die de gemeente kreeg via het gewestplan, de diverse RUP’s,…. De nood aan betaalbare en kwalitatief goed uitgeruste woningen (al dan niet sociaal) wordt meermaal beklemtoond en kan cijfermatig worden gestaafd. Als lokaal bestuur willen we niet alleen streven naar een toegankelijke informatie rond wonen maar eveneens naar betaalbare en kwalitatieve huisvesting. Gelet op het ruime thema wonen, de verschillende overlappingen en de hoeveelheid van diverse partners (professioneel en belangenorganisaties) op de gemeente actief, zullen gestructureerd overleg en goede afspraken prioritair zijn. Aangezien de woningmarkt zich niet zomaar laat bewerken zullen de positieve gevolgen van de ingrepen vaak maar zichtbaar zijn op middenlange en lange termijn
OD 4.1 het aanbod van kwaliteitsvolle en betaalbare woningen verhogen. Voor het grondgebied Laarne beschikken we op heden over een aanbod sociale huurwoning van 2,96%. Dit aanbod ligt gevoelig lager dan in vergelijking met het arrondissement Dendermonde (6,39%) en het Vlaams Gewest (6%). Dit percentage behelst enkel het aanbod van een erkende sociale huisvestingsmaatschappij. De andere sociale partners zijnde OCMW en SVK bieden ook een vorm van “socialere” huisvesting aan in vergelijking met de private huurmarkt. Hierbij worden private woningen gehuurd en ter beschikking gesteld via een toewijssysteem. Op deze manier worden de kansengroepen beter bereikt. Het aanbod van private huurwoningen in vergelijking met het totale woonpatrimonium kent de laatste jaren en terugval. Kleinere (vaak huur)woningen in dorpskernen worden vervangen door nieuwbouw meergezinwoningen. Er blijven echter andere mindere bekende huisvestingspartners vb. DDS, immosector, ea… welke huisvesting aanbieden op het grondgebied maar onvoldoende gekend door onze eigen diensten. Door het stijgende aantal huishoudens (alleenstaanden met/zonder kinderlast) met daaraangekoppeld beperktere financiële middelen zal de vraag naar betaalbare huisvesting (privé/sociaal / koop/huur) nog verder toenemen.
99
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
100
Niet alleen het aanbod dient onder de loep te worden genomen ook de aangepastheid van de bestaande en nieuw te woningen dient verder te worden onderzocht. De gemeente Laarne scoort volgens de NIS-cijfers nog steeds slecht qua aanwezigheid van minimaal comfort in woningen. Kennis van de totale huisvestingsmarkt op sociaal gebied, verhogen van de kwaliteit van de woningen en verhogen van het aanbod betaalbare (sociale) huisvesting vormen de grote uitdaging.
Actie 4.1.1 woonbehoeftenstudie De laatste woonbehoeftenstudie ( welke dateert uit 1994 ), de cijfers uit de RUP’s en andere gemeentelijke plannen zijn gebaseerd op niet zo recente cijfers. Om degelijke plannen te maken en een beleid met een breed draagvlak rond wonen uit te schrijven, is er nood aan een recent onderzoek naar diverse behoeftes en situaties op de huidige lokale woningmarkt. Wat dient onderzocht te worden kan worden aangeleverd door alle huisvestingspartners. Zo kan naast de algemene gegevens rond huisvesting ook stil worden gestaan bij de behoeften van kansengroepen; personen met een handicap, bejaarden, alleenstaanden,… In de studie zal automatisch de overige bestaande plannen rond wonen/huisvesting/ruimtelijke ordening zoals RUP’s, … worden vervat waardoor er een totale geïntegreerde visie op wonen kan worden opgelijst. Belangrijk is om eerst samen met alle lokale huisvestingspartners goed te overleggen wat dient onderzocht te worden. Bijkomend zal ook provincie en hogere overheden hierbij betrokkene worden. Het lokaal bestuur dient in het kader van zijn wettelijke opdracht de diverse partners hiervoor samen te roepen. Als er duidelijkheid is omtrent de te onderzoeken materie kan worden nagegaan op welke manier de woonbehoeftenstudie vorm kan krijgen. Het budget voor de opmaak van een woonbehoeftenstudie is éénmalig en zal dienen ingeschreven te worden in de begroting van 2008 of 2009.
Actie 4.1.2 realisatie van sociale huur- en koopwoningen Om een duidelijk zicht te hebben op de omvang van vraag versus aanbod rond sociale woningen, dient vooreerst een inventarisatie te worden gemaakt van alle bestaande en gewenste sociale woningbouwprojecten op de gemeente. Dit kan gebeuren in combinatie met de opmaak van de woonbehoeftenstudie. Nadat er een duidelijk zicht is, kan in overleg met hogere overheden en lokale huisvestingspartners worden gesproken over de aangetoonde noodzaak, de mogelijkheid tot subsidiëring, onteigeningsprocedures,… van toekomstige of reeds lopende projecten. Indien het orgaan van woonoverleg wordt geïnstalleerd kan deze werkgroep de basis vormen om projecten te trekken. Op deze manier wordt er dan meteen een voldoende ruim draagvlak gecreëerd. 100
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
101
Een echte timing rond het al dan niet realiseren van sociale woningbouw is gelet op wisselende mogelijkheden en wetgeving, subsidies en voorzien van voldoende budgetten geen sinecure. Er dient echter gestreefd te worden naar een permanente vorm van aandacht voor dit thema zodat tijdig alle afspraken en budgetten kunnen worden voorzien. Belangrijk is de bereidheid om rond sociale huisvesting te werken en concrete projecten te stimuleren. Nieuwe ideeën vb. PPS, renovatieprojecten zijn tot op heden onvoldoende gekend om actief en creatief aan te wenden in de zoektocht naar bijkomende sociale huisvesting. Voor 2008 dienen geen extra financiële middelen worden voorzien. Afhankelijk van de plannen (beleidsbeslissingen), de mogelijkheden en samenwerkingsverbanden zal elk jaar moeten worden bekeken welke kredieten in de begroting dienen te worden opgenomen.
Actie 4.1.3 gemeentelijke leidraad m.b.t. kwaliteit en levenslang wonen Het toepassen van de principes van levenslang wonen wordt op hogere beleidsvlakken gestimuleerd. De bestaande minimumnormen voor huisvesting vb. Vlaamse wooncode,… geven duidelijke richtlijnen waaraan een woning dient te voldoen om als kwalitatief te worden bestempeld. Het lokaal bestuur is verantwoordelijk voor het afleveren van (ver)bouwvergunningen en hebben dus rechtstreeks contact met de toekomstige (ver)bouwers. Door het ontwikkelen van een leidraad mbt. kwaliteit en levenslang wonen wordt vanuit het beleid een duidelijk signaal gegeven. De afgeleverde leidraad dient oa. voldoende informatie op maat te bevatten rond de principes van levenslang wonen en de kwaliteitsnormen mbt. huisvesting. Het verzamelen van de meest recente informatie en wetgeving, het verwerken van deze informatie en het op maat aanbieden vormt hierin de kernopdracht. Het uitdenken van de procedure over hoe de gepaste informatie de juiste personen bereikt (oa. folder, voordracht, opleiding…) dient in overleg te gebeuren. Voor 2008 dient niet meteen een apart budget te worden voorzien. Op termijn kan budget worden voorzien voor het drukken van folders of organiseren van voordrachten,… Met het overleg rond deze actie kan worden gestart in 2008. De concretere verdere uitwerking zal de volgende jaren worden geëvolueerd en verfijnd en waar nodig worden bijgestuurd.
Actie 4.1.4 premie voor woningaanpassingen Op diverse niveaus (federaal, gewestelijk, provinciaal, gemeentelijk,…) worden allerhande tussenkomsten/premies aangeboden mbt. wonen – huisvesting. Bij elke aanvraag tot tussenkomst zijn er specifieke voorwaarden en aanvraagmodaliteiten. 101
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
102
Zowel voor professionelen als voor de modale burger is het niet evident om up tot date zijn. Daarnaast kunnen we vaststellen dat voor het uitvoeren van kleinere werken oa. plaatsen van verhoogd toilet, inloopdouche, installeren van een hellend vlak, enz.… in de private woning geen tussenkomsten zijn voorzien. Net deze kleinere ingrepen zorgen vaak voor een hoger comfort in de woning en kaderen binnen het principe van levenslang wonen. Destilleren van de probleemzones mbt. kwaliteit van de woning ,onderzoeken van noodzaak, grondig bestuderen van het aanbod van de bestaande tussenkomsten alvorens een voorstel tot tussenkomst te formuleren. Het uitwerken van deze actie kan mee ondersteund worden vanuit het woonoverleg. Budgetten voor 2008 dienen nog niet meteen te worden voorzien, afhankelijk van de noodzaak en het voorstel kunnen vanaf 2009 budgetten worden voorzien op de begroting. In 2008 zal voornamelijk het voorbereidende en onderzoekende werk gebeuren.
Actie 4.1.5 uitbreiding kwaliteitsvol aanbod huurwoningen van SVK en OCMW Als lokaal bestuur hebben we de taak om niet alleen zelf kwalitatieve woningen aan te bieden maar eveneens de overige huisvestingspartners te stimuleren hetzelfde te doen. Zowel OCMW als SVK hebben elk hun eigen woningpatrimonium, hetzij in eigen beheer, hetzij in huur via de private markt. Ze bieden deze woningen via een eigen toewijsreglement aan. De initiële opdracht van beiden is het aanbieden van geschikte huurwoningen aan hen die het het meeste nodig hebben (kansengroepen). In eerste instantie kunnen we deze partners mee ondersteunen door hen correct in te lichten en te adviseren mbt. de kwaliteitsnormen (technische fiche per woning). Na het oplijsten van de desbetreffende woningen op het grondgebied en concrete afspraken met beide organisaties kan in samenwerking met Agentschap RO Wonen aangevangen worden met het plannen en uitvoeren van huisbezoeken en afleveren van technische verslagen. Op deze manier gebeurt er een objectieve doorlichting van bestaande patrimonium en worden waar nodig tips en adviezen tot verbetering aangegeven. Bijkomend kunnen OCMW en SVK worden begeleid in het aanvragen van tussenkomsten. Binnen deze actie moet niet enkel worden gewerkt aan de kwaliteit en verbetering het bestaande aanbod van de woningen SVK en OCMW maar, zal gelet op de wachtlijsten tot bekomen van een betaalbare huurwoning, ook aan werving moeten worden gedaan. De uitwerking van wervings- en of sensibiliseringscampagnes zal in onderling overleg met alle betrokken partners gebeuren. 102
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
103
Mogelijks kunnen bij het uitwerken van deze actie nog andere maatregelen worden genomen om het kwalitatief aanbod van SVK en OCMW te verhogen Voor 2008 dient geen budget te worden voorzien. In 2008 kan het bestaande aanbod aan woningen reeds worden gescreend. Nadien kan elk bijkomend pand op eenzelfde manier worden gescreend.
OD 4.2 de informatiedienstverlening m.b.t. wonen verbeteren Uit de omgevingsanalyse is gebleken dat de woondienst als laagdrempelig initiatief reeds gekend is bij diverse professionelen, belangenorganisaties en burgers maar er verder aan bereikbaarheid en verspreiding van informatie mbt wonen moet worden gewerkt. Vanuit verschillende groepen werd de nood aan een structureel overleg rond wonen aangehaald. Veel initiatieven rond wonen bestaan immers naast elkaar en zijn onvoldoende gekend.
Actie 4.2.1 woondienst als laagdrempelig aanspreekpunt De woondienst functioneert nu een 7-tal jaar binnen het lokaal bestuur, oorspronkelijk als gesubsidieerd project (binnen het SIF) nadien als bewuste keuze van het bestuur (door zelf de loon- en werkingskosten te dragen) om zo een gemeentelijke kwalitatieve service rond huisvesting/wonen aan de burger te leveren. De woondienst heeft als doel een laagdrempelig aanspreekpunt te zijn voor elke burger met vragen rond wonen/huisvesting. Niet alleen de functie van infoloket maar ook doorverwijzing en begeleiding mbt. wonen worden er opgenomen. We moeten blijvend oog hebben om elke burger te kunnen bereiken (en in het bijzonder de kansengroepen) en dit op verschillende manieren (loket, huisbezoek, mail, telefonisch,…). Om correct de doelstelling van de woondienst na te leven moet de verantwoordelijke van de woondienst in eerste plaatst beschikken over alle mogelijke informatie betreffende wonen, zich op regelmatige basis gericht bijscholen en voldoende tijd mogen uittrekken om deze taak te vervullen. Daarnaast is het belangrijk om de voeling met de doelgroep te behouden en dit kan enkel door zich regelmatig in het veld te begeven. In 2008 zal de werking/taakinhoud van de woondienst worden verfijnd (noden - waargenomen taken – hiaten). Afhankelijk van de uitkomst zullen verdere acties ontwikkeld worden vanaf 2009.
Actie 4.2.2 woonoverleg De nood aan communicatie en bovenlokaal overleg rond verschillende onderwerpen werd tijdens de omgevingsanalyse verschillende keren aangehaald (zie ook punt 1.2.2) 103
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
104
Ook om alle zaken rond huisvesting / wonen en aanverwante onderwerpen met professionelen en/of belangenorganisaties te bespreken kwam herhaaldelijk luid en duidelijk naar voor tijdens de opmaak van de omgevingsanalyse. In 2008 dient een open creatieve brainstorm te worden gehouden met beleid en diverse organisaties (mbt. wonen / huisvesting). Het lokaal bestuur heeft hierin een centrale functie als voortrekker en moderator. Over de concrete invulling en taak van dit orgaan moet dus samen worden nagedacht. Het installeren van een gestructureerd forum op regelmatige basis waarbij diverse partners rond wonen/huisvesting elkaar treffen zal op termijn zijn vruchten afwerpen niet alleen op vlak van samenwerking en bekendheid van elkaars diensten maar ook op vlak van het ontwikkelen van nieuwe baanbrekende projecten. Voor 2008 dient geen budget voor deze actie te worden voorzien. Bij verdere uitwerking van het overleg en het verkrijgen van een vast statuut kan worden overwogen om voor de volgende jaren een werkingskrediet te voorzien in analogie met andere advies-/overlegorganen. In het voorjaar van 2008 en volgend kunnen de eerste gesprekken met de diverse partners, organisaties,… van start gaan.
104
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
105
Hoofdstuk 4: taakafspraken, engagementen en evaluatie Een plan blijft slechts een plan, als het niet uitgevoerd wordt. Het lokaal bestuur engageert zich om het lokaal sociaal beleidsplan niet in de kast te leggen, maar te hanteren als een leidraad voor de volledige legislatuur. Daarom hebben we ervoor gekozen om de uitwerking en de opvolging in het plan zelf te integreren.
4.1. taakverdeling De hoofdmaatschappelijk werker samen met de verantwoordelijke van de gemeentelijke woondienst worden aangesteld als coördinatoren. Zij coördineren de samenwerking tussen het OCMW en het gemeentebestuur, alsook de sociale aspecten van de niet-specifiek sociale diensten van het gemeentebestuur. Zij zijn de katalysator van de uitvoering van het Lokaal Sociaal Beleid. Zij bespreken de knelpunten en stimuleren nieuwe initiatieven. Ook het overleg met aanverwante besturen en privé-partners actief inzake het welzijnsbeleid worden door hen gestimuleerd. Het gemeentebestuur en OCMW maken afspraken over de communicatie naar de burger omtrent het Lokaal Sociaal Beleid. Dit behelst het systematisch inlichten van de bevolking over de bestaande regelgeving, het Lokaal Sociaal Beleid en de dienstverlening. Zij coördineren op het vlak van welzijn de communicatie met de burger. Voor elke cluster ( algemene sociale dienst, wonen, wonen voor bejaarden, mantelen thuiszorg, jeugd, kinderopvang, tewerkstelling, senioren en vrije tijd ) is er een clusterverantwoordelijke. De clusterverantwoordelijke en coördinatoren samen vormen de coördinatiegroep. Zij zijn verantwoordelijk voor de voortdurende monitoring op actieniveau, en adviseren ivm eventuele noodzakelijke bijsturingen. Omdat er maandelijks vergaderd wordt, kunnen zij elkaar ondersteunen bij de uitvoering van het plan. Er worden nieuwe ideeën ontwikkeld, nieuwe noden en aandachtspunten gesignaleerd. Er wordt feedback gegeven naar de stuurgroep sociaal huis. Bij de daadwerkelijke uitvoering van de acties zoals voorgesteld in dit lokaal sociaal beleidsplan kunnen op elk moment nieuwe wegen worden gekozen nav. de uitkomst van haalbaarheidsanalyses of kunnen nieuwe initiatieven worden voorgesteld. Deze zullen op hun beurt moeten worden onderzocht en op gang getrokken worden. Bijgevolg kunnen bijgevolg zij aanleiding geven tot het aanstellen van een bijkomende clusterverantwoordelijke. Daarom wordt er voor de coördinatiegroep vanuit het beleid voorzien in de mogelijkheid om extra leden al dan niet permanent op te nemen. 105
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
106
Daarnaast moeten we er ook rekening mee houden dat gedurende het afleggen van het traject (2008-2013) aangestelde clusterverantwoordelijken kunnen wegvallen door oa. ziekte, arbeidsduurvermindering, aanstelling binnen andere opdracht… Om de dynamiek van de groep en het kunnen uitvoeren van de aangenomen acties niet in het gedrang te brengen, verbindt het lokaal bestuur er zich toe om tijdig in vervanging te voorzien. De secretarissen zullen in de aanvangsfase van de uitvoering van het plan actief betrokken zijn bij de coördinatiegroep. Naarmate dit meer vorm krijgt, zullen zij nog periodiek de vergaderingen bijwonen. Zij stellen het voortgangsrapport op. Zij vormen de brugfunctie naar het beleid, en besteden daarom bijzondere aandacht aan het voortdurend terugkoppelen naar de betrokken coördinatoren, clusterverantwoordelijken, medewerkers, mandatarissen en overige organen. Indien dit noodzakelijk blijkt, kunnen eventueel aparte werkgroepen opgericht worden om bepaalde acties voor te bereiden of uit te voeren. In het kader van OD 1.4. werd reeds een stuurgroep sociaal huis opgericht. Hier wordt de visie én de oprichting van het sociaal huis vorm gegeven. Het kan ook een forum van permanent overleg zijn. De stuurgroep vergadert minstens 4 keer per jaar, en indien de noodzaak zich voordoet. De beleidsgroep werd in de aanloop van de opmaak van dit plan opgericht. Het bestaat uit vertegenwoordigers van elke politiek fractie, voorzitter OCMW, verantwoordelijke schepenen, secretarissen, clusterverantwoordelijken en coördinatoren. De beleidsgroep bespreekt het voortgangsrapport voor het aan de raden wordt voorgelegd. Er kunnen bijsturingen geformuleerd worden of nieuwe ideeën aangebracht. Er wordt eveneens de nodige feedback gegeven ivm de ontwikkeling van het sociaal huis. De beleidsgroep vergadert minstens jaarlijks. Jaarlijks wordt in september de voortgangsnota goedgekeurd door de OCMW – raad en de gemeenteraad. Er kunnen bijsturingen aan het plan toegevoegd worden.
4.2. engagementen Het OCMW en het gemeentebestuur zijn gelijkwaardige partners met een evenwaardige inbreng, met het engagement om beslissingen aangaande sociale zaken met elkaar te overleggen, te respecteren en als 1 gemeenschappelijk gedragen visie te verkondigen. Er is bij beide besturen de bereidheid om de timing en financiën op elkaar af te stemmen, al dan niet via een meerjarenplanning. Er zal een permanent overleg zijn op alle niveaus. Iedereen is verantwoordelijk voor de terugkoppeling naar de respectievelijke belanghebbenden. 106
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
107
De clusterverantwoordelijken en coördinatoren krijgen voldoende tijd en ruimte om deze extra functie op te nemen. Om kwaliteitsvol werk te blijven garanderen, zal er voor 2008 een nieuwe consultancy opdracht gegeven worden aan het VVSG. Deze ondersteunt de ambtenaren en mandatarissen van het lokaal bestuur bij de uitvoering van het plan. Zoals reeds hoger aangehaald is dit lokaal sociaal beleidsplan richtinggevend voor het sociaal beleid van deze legislatuur. Om dit te verankeren zal minstens bij wijziging van reglementen, opstart of afbouw van nieuwe diensten en aangaan van samenwerkingsverbanden, voorafgaandelijk een richtinggevend advies gevraagd worden aan de coördinatiegroep. Dit advies toetst de voorstellen aan de goedgekeurde visie, missie en doelstellingen. Het advies wordt steeds bij het te behandelen dossier gevoegd.
4.3. evaluatie Het decreet betreffende het lokaal sociaal beleid voorziet een evaluatie en bijsturing van het plan na 3 jaar. Het lokaal bestuur wil deze minimale invulling toch verruimen. In het vorige hoofdstuk (zie 5.1 taakverdeling) werd reeds verwezen naar de voortgangsnota die de secretarissen jaarlijks zullen opstellen. Deze voortgangsnota wordt uitgebreid besproken in de coördinatiegroep, beleidsgroep en gemeenteraad en OCMW – raad. Het spreekt vanzelf dat het plan tussentijds voortdurend zal getoetst worden aan de evoluties in de wetgeving, methodieken, … Aangezien elke actie zeer specifiek is (van haalbaarheidsanalyse tot overleg en aanwerving) zal er per actie moeten worden bekeken op welke manier het beste geëvalueerd dient te worden. Enkel het evalueren van effectieve resultaten zou immers te eng zijn en het procesmatige van overleg, afspraken, samenwerking… onrecht aandoen. Naast het specifieke van elke actie mag uiteraard de globale evaluatie van het lokaal beleidsplan niet worden vergeten. We denken hierbij dan aan de taakafspraken, engagementen, participatie, strategische doelstellingen,… Om een kwalitatief goede evaluatiestructuur uit te denken willen we aan de begeleidende VVSG-consultant vragen om ons een aangepast instrument aan te reiken.
107
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
108
Hoofdstuk 5 : participatie In het decreet lokaal sociaal beleid worden de lokale besturen expliciet verplicht te omschrijven op welke manier de bevolking en de lokale actoren (professionelen en middenveld) betrokken zullen worden bij zowel de voorbereiding van het beleidsplan als bij de uitvoering en de voortgang. Het lokaal bestuur heeft er van bij aanvang voor gekozen om een vergedreven vorm van participatie aan te houden. De omgevingsanalyse had immers tot doel om een realistisch beeld te schetsen van de bestaande situatie en het detecteren van een aantal zwarte gaten op het werkveld. Door het betrekken van beleid en ambtenaren maar ook diverse burgers, professionelen en middenveldorganisaties rond bepaalde clusters oa. sociale dienst, jeugd, wonen ,senioren,… kregen we uiteindelijk een zeer ruime omgevingsanalyse. Uiteraard is zo’n omgevingsanalyse een momentopname en dient er blijvend aandacht te zijn voor de maatschappelijke evoluties en noden die nu nog niet of onvoldoende naar boven kwamen. De afgewerkte omgevingsanalyse werd nadien gepresenteerd aan niet enkel de raden en de beleidsgroep maar ook aan alle professionele diensten, middenvelders en burgers, dit tijdens informatiesessie. Vanuit de omgevingsanalyse kon het lokaal sociaal beleidsplan vorm krijgen om uiteindelijk uit te monden in de strategische doelstellingen en de daaraan gekoppelde acties waarrond dit plan werd opgebouwd. In de geest van participatie wil het lokaal bestuur blijvend aandacht hebben voor inspraak om enerzijds zijn voeling met het werkveld niet te verliezen en anderzijds een voldoende breed draagvlak te hebben voor het realiseren en uitvoeren van de acties. Voor de uitvoering en bijsturing van het plan, zal ook hier opnieuw gekozen worden voor een zo groot mogelijke participatie met de verschillende betrokken partijen. Participatie verhoogt niet alleen de kennis maar zorgt er tevens voor dat beslissingen beter gefundeerd zijn. Op die manier kan het draagvlak eveneens vergroot worden. Dit zal op verschillende manieren georganiseerd worden. Onze gemeente heeft reeds verschillende adviesraden. Het spreekt dan ook vanzelf dat zij zullen betrokken worden in de verdere uitvoering van het lokaal sociaal beleidsplan. Vanuit deze raden kunnen ook nieuwe noden en behoeften gesignaleerd worden. Eventueel kan blijken dat er een overkoepelend orgaan nodig is, zoals bv een welzijnsraad. In een aantal gemeenten bestaat dit reeds. De invulling hiervan is zeer divers : overleg van professionelen uit de regio tot een soort van zelfhulpgroep. Er zal bij 108
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
109
uitvoering van het beleidsplan bekeken worden op welke manier dit eventueel voor Laarne kan ingevuld worden. In het meerjarenplan zijn verschillende acties gericht op het tot stand brengen van onderling overleg en efficiënte en effectieve communicatie. Zo zal er nieuwe overlegstructuren worden opgestart bv een woonoverleg. Dit overleg kan eveneens benut worden in het kader van de participatie. Anderzijds zullen bestaande organen zoals lokaal overleg kinderopvang nieuw leven worden ingeblazen. De traditionele adviesraden worden voornamelijk bevolkt door hoger opgeleiden uit de middenklasse. Het blijft dus een uitdaging om alle burgers, en meer specifiek de niet georganiseerde burgers, te laten participeren. Er zijn reeds een aantal concrete denkpistes ( behoeftenonderzoek, infoblad ) , toch zal ook dit een groeiproces zijn doorheen de uitvoering van het lokaal sociaal beleidsplan. Zoals reeds uit het meerjarenplan blijkt, zal er een grootscheeps behoeftenonderzoek gevoerd worden bij de senioren. Wij zijn er van overtuigd dat dit een goed middel is om rechtstreeks te peilen naar de noden en behoeften van de senioren. Mogelijks kan (op basis van de resultaten) dit onderzoek een aanzet zijn om soortgelijke bevragingen bij andere bevolkingsgroepen te organiseren. Via het informatieblad zullen er regelmatig artikels verschijnen over het lokaal sociaal beleidsplan en de uitvoering hiervan. Er zal eveneens de mogelijkheid onderzocht worden om aan het informatieblad een meldfiche toe te voegen ivm aan het sociaal beleid gerelateerde onderwerpen. De projectmedewerker toegankelijkheid ( zie actie 1.1.2. ) zal steeds aandacht dienen te hebben voor een zo groot mogelijke betrokkenheid en inbreng van alle reeds eerder betrokken en aangesproken partijen. Maar tevens een open blik te hebben om nieuwe partijen tijdig te betrekken bij de verdere uitwerking. De omgevingsanalyse en het beleidsplan kwamen, zoals in het begin reeds aangehaald, tot stand door een ruime bevraging van diverse lokale actoren. Van zodra het lokaal sociaal beleidplan 2008-2013 is goedgekeurd/geadviseerd in de diverse adviesraden en de gemeente- en OCMW-raad, zal er opnieuw een infomoment worden ingelast door het lokale bestuur om zowel burgers, adviesraden als lokale actoren over het plan te berichten. Ook het uitwerken van de voorgestelde acties in dit plan zijn gestoeld op de visie van maximale participatie en overleg. Op termijn kan eveneens worden overwogen om bij de jaarlijkse evaluatie van de acties ook de lokale actoren op één of andere manier te betrekken.
109
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
110
Hoofdstuk 6 : sectorale planverplichtingen De hogere overheden verplichten of vragen de lokale besturen om voor een aantal sectoren beleidsplannen op te maken. Het decreet lokaal sociaal beleid had initieel de bedoeling om de planlast van het lokale bestuur te verlagen, door een aantal sectorale plannen te integreren in het lokaal sociaal beleidsplan. Bij het uitvoeringsbesluit van 24 februari 2006 werd bepaald dat er voor een aantal sectoren zal nagegaan worden of er bepaalde beleidsdocumenten kunnen vervangen worden door het lokaal sociaal beleidsplan. Deze sectoren zijn : algemeen welzijnswerk, kinderopvang, maatschappelijk opbouwwerk, voorzieningen voor bejaarden, voorzieningen in de thuiszorg, diensten voor oppashulp, beleid rond ouderenparticipatie en etnisch – culturele minderheden.
6.1. lokaal beleidsplan kinderopvang Bij de opmaak van dit plan ( november 2007 ) heeft de Vlaamse overheid enkel voor het lokaal beleidsplan kinderopvang gestipuleerd dat het een onderdeel kan zijn van het lokaal sociaal beleidsplan. ( besluit van de Vlaamse regering van 4 mei 2007 ) Het lokaal bestuur kiest ervoor om het lokaal beleidsplan kinderopvang volledig op te nemen in het lokaal sociaal beleidsplan. De geformuleerde algemene visie en missie geldt natuurlijk eveneens voor de kinderopvang. Binnen de omgevingsanalyse werd het luik kinderopvang apart behandeld in hoofdstuk 8, met bijhorende bijlagen. Het meerjarenplan, gebaseerd op de strategische en operationele doelstellingen is terug te vinden in hoofdstuk 3 – OD 3.1. De algemene afspraken inzake taakverdeling, evaluatie en participatie gelden ook voor kinderopvang. Kinderopvang wordt beschouwd als een van de clusters van het lokaal sociaal beleid. De clusterverantwoordelijke neemt het voortouw in het verder ontwikkelen en bijsturen van het plan. Inzake participatie en evaluatie neemt het lokaal overleg kinderopvang ( LOK ) een cruciale en centrale positie in. Er zal op regelmatige basis aan of vanuit het LOK gericht feed-back gevraagd of gegeven worden. Het advies van het LOK wordt bijgevoegd bij het lokaal sociaal beleidsplan, en voorgelegd aan de OCMW raad en gemeenteraad.
110
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013
111
6.2. andere sectorale plannen In afwachting van verdere initiatieven om de planlast te verlagen engageert het lokaal bestuur zich om dit lokaal sociaal beleidsplan als richtinggevend te beschouwen voor andere plannen. Dit geldt niet alleen voor die terreinen die de Vlaamse regering naar voor heeft geschoven ( zie hoger ), maar ook voor volgende plannen die eventueel in de toekomst zullen/kunnen opgemaakt worden : - jeugdbeleidsplan - sportplan - cultuurbeleidsplan - seniorenbeleidsplan - woonbeleidsplan - alle andere plannen met een raakpunt van welzijn of dienstverlening.
111
Lokaal sociaal beleidsplan Laarne 2008 – 2013