LOKAAL SOCIAAL BELEIDSPLAN OOSTENDE 2008-2014
Opgemaakt in het kader van het decreet op het Lokaal Sociaal Beleid
Inhoudsopgave
p. 1
Voorwoord
p. 2
Hoofdstuk 1 De omgevingsanalyse.
p. 4
Hoofdstuk 2 Geïntegreerde visie op het lokaal sociaal beleid.
p. 5
Hoofdstuk 3 Het meerjarenplan met betrekking tot de gewenste acties en inzet van lokale middelen.
p.6
3.1. Arbeid 3.2. Gezondheid 3.3. Huisvesting 3.4. Sociale zekerheid 3.5. Vorming, onderwijs en opvoeding 3.6. Cultuur, welzijn en maatschappelijke integratie 3.7. Recht en veiligheid 3.8. Methodieken
p. 7 p. 8 p. 9 p. 10 p. 11 p. 13 p. 16 p. 17
Hoofdstuk 4 De taakverdeling en werkafspraken tussen de gemeente en het Sociaal Huis (OCMW) m.b.t. de uitvoering van het meerjarenplan en de coördinerende rol van het lokaal bestuur.
p. 19
Hoofdstuk 5 De wijze waarop de bevolking en de lokale actoren bij de voorbereiding van het beleidsplan betrokken werden en bij de uitvoering en de voortgang van het beleidsplan en van het lokaal sociaal beleid zullen betrokken worden.
p. 20
Hoofdstuk 6 De ontwikkeling ten opzichte van het vorig lokaal sociaal beleidsplan.
p. 23
Hoofdstuk 7 De sectorale plannen die geïntegreerd kunnen worden in het lokaal sociaal beleidsplan.
p. 28
Bijlage Verslag denkdag kwalitatieve analyse Afkortingen, definities en referentielijst Geactualiseerde omgevingsanalyse
p. 31
1 lokaal sociaal beleidsplan Oostende 2008-2014
Voorwoord
Voor u ligt het Lokaal Sociaal Beleidsplan Oostende 2008-2014. De centrale doelstelling van het decreet van 19 maart 20041 is de toegankelijkheid van de dienstverlening voor elke burger verhogen. Naast een Sociaal Huis met de éénloketfunctie moet er tevens in elke stad en gemeente een Lokaal Sociaal Beleidsplan opgemaakt worden2. Meer samenwerking, afstemming en coördinatie op verscheidene niveaus moet zorgen voor een efficiënter, doorzichtiger en dus toegankelijker aanbod. Dit vereist overleg tussen de openbare besturen en de private lokale actoren. Gezamenlijk moet men bepalen aan welke noden op welzijnsvlak gewerkt moet worden in de komende jaren om de sociale grondrechten voor elke burger te garanderen. Het Lokaal Sociaal Beleidsplan Oostende werd opgemaakt in samenwerking met het stadsbestuur en gans de sociale sector van Oostende. Het geheel werd gecoördineerd door het Sociaal Huis (O.C.MW.). Om goed te kunnen inspelen op de sociale vragen in de toekomst moet een gezamenlijke strategie uitgewerkt worden. Een beleidsplan omvat daarom een omschrijving van de strategische en operationele doelstellingen. Om de doelstellingen te bepalen, werd vooreerst een kwantitatieve omgevingsanalyse opgemaakt, waarop een kwalitatieve analyse werd gedaan. Met het omschrijving van de acties, voortkomend uit de gestelde strategische en operationele doelstellingen, is het mogelijk de doelen in de praktijk effectief te gaan uitvoeren. Dit alles werd gebaseerd op de sociale grondrechten3. Het beleidsplan, zoals het hier voor u ligt, kwam tot stand door een unieke en intense samenwerking met vele partners. Als basis voor de uitbouw van het netwerk, is er vooreerst de samenwerking tussen de twee openbare besturen. Daarnaast is er de reeds jarenlange samenwerking tussen het vroegere OCMW (sinds 2004 Sociaal Huis) en het CAW&JZ Middenkust. Vanuit deze basis werd met alle sectoren, over alle levensbeschouwelijke grenzen heen, een uitgebreid samenwerkingverband opgebouwd (zie hoofdstuk 5 onder ‘overlegstructuren’ en hoofdstuk 6 onder ‘werkwijze’). Het plan werd goedgekeurd in de OCMW- raad van 8 januari 2008 en in de Gemeenteraad van 19 januari 2008. Vanaf januari 2008 wordt gestart met de globale uitvoering van het plan. Om het geheel overzichtelijk te houden en op elkaar af te stemmen, wordt vanaf januari 2008 gestart met concrete gedetailleerde afspraken, per actie, rond de taakverdeling en de uitvoering. Voor elke actie zal een ‘actiefiche’ opgemaakt worden, waarbij duidelijk omschreven staat wat hoofd- en deelactiviteiten zijn, wie verantwoordelijk is voor de actie, de timing en de rapportage. Daarnaast worden de noodzakelijke mensen en middelen aangegeven. Om de graad van uitvoering te meten, worden per actie indicatoren bepaald.
Het decreet en meer info kunt u vinden op de website: www.wvc.vlaanderen.be/lokaalsociaalbeleid. Het beleidsplan moet voldoen aan de bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 februari 2006. 3 Art. 23 van de Grondwet: ‘ieder heeft het recht een menswaardig leven te leiden. Daartoe waarborgen de wet, het decreet of de in art. 134 bedoelde regel, rekening houdend met de overeenkomstige plichten, de economische, sociale en culturele rechten, waarvan ze de voorwaarden bepalen. Die rechten bevatten inzonderheid: het recht op arbeid, op sociale zekerheid, op behoorlijke huisvesting, bescherming van een gezond leefmilieu, het recht op culturele en maatschappelijke ontplooiing’. Art. 24, § 3 van de Grondwet: ‘ieder heeft recht op onderwijs, met eerbiediging van de fundamentele rechten en vrijheden’. 1 2
2 lokaal sociaal beleidsplan Oostende 2008-2014
Het gezamenlijk actieplan, wat aldus opgemaakt gaat worden op basis van de actiefiches, zal ons in staat stellen een realistische en beheersbare jaarlijkse opvolging te doen van de uitvoering van het lokaal sociaal beleidsplan. De actiefiches zullen ons bovendien toelaten bij te sturen waar nodig. Het lokaal sociaal beleidsplan slaat een brug naar aanverwante beleidsdomeinen waarbij niet alleen de maatschappelijke dienstverlening stricto sensu, maar ook de andere beleidsterreinen (tewerkstelling, huisvesting, gezondheid, veiligheid, onderwijs/opvoeding/vorming, cultuur/welzijn/ maatschappelijke integratie) ingebed zijn in een breder welzijnsbeleid. Een eerste grote afstemming gebeurt door middel van de wederzijdse verwijzingen in de verscheidene meerjarenplannen naar het lokaal sociaal beleidsplan van zowel de diensten van het stadsbestuur en het Sociaal Huis, als de meerjarenplannen van de private actoren. Daarnaast werden de doelstellingen van het lokaal beleidsplan kinderopvang in dit beleidsplan geïntegreerd4. Hopelijk zal deze afstemming van de sectorale regelgeving op het sociaal beleid de komende jaren verder gezet worden. Vanuit de hogere overheid komen wellicht richtlijnen die het afstemmen stimuleren en uiteindelijk ook moeten leiden tot een planlastvermindering voor heel de sector. Gedurende de beleidsperiode moet er op verschillende beleidsterreinen speciale aandacht zijn voor de verhoging van de gelijke kansen voor iedereen, in het bijzonder voor de groep ‘mensen met minder behartigde belangen5’. Hiertoe optimaliseren de lokale overheden het voeren van een inclusief beleid met name op het vlak van cultuur, welzijn en maatschappelijke integratie. Bepaalde doelgroepen worden echter nog steeds onvoldoende bereikt. Algemeen is er een aanvoelen dat methodieken zoals ‘outreaching’ meer aandacht verdienen (zie hoofdstuk 3 onder punt 3.4.2. ‘outreaching’ ). Ook de participatie van de burger is een belangrijke optie (zie hoofdstuk 3 onder punt 3.8.2. ‘participatie’). Wij danken oprecht de vele diensten en hun medewerkers, in het bijzonder het Planningsteam, het CAW&JZ Middenkust, de medewerkers van de dienst onthaal van het Sociaal Huis en de deelnemers aan de verscheidene denkdagen, die het mede mogelijk maakten met een beleidsplan te komen dat klaar is voor uitvoering. Dankzij al deze mensen die vanuit hun eigen ervaring over alle grenzen heen, op verschillende momenten de afgelopen drie jaar en lopend door de verschillende niveaus, kwam het beleidsplan tot stand. Deze samenwerkingsdynamiek is uniek en de basis voor de vrijwaring van de sociale grondrechten voor de burgers van Oostende.
De Stuurgroep Lokaal Sociaal Beleid December 2007
4 Volgens het besluit van de Vlaamse regering van 4 mei 2007, houdende het lokaal beleid kinderopvang, moet in het kader van een maximale afstemming tussen de sectorale regelgeving en het lokaal sociaal beleidsplan het lokaal beleidsplan kinderopvang geïntegreerd worden. Zie hiervoor onder hoofdstuk 7. 5 Mensen met minder behartigde belangen: ‘een diverse groep van mensen die om verschillende redenen er niet in slagen hun grondrechten te verzilveren. We denken hierbij onder andere aan: alleenstaande ouderen, laaggeschoolde werklozen, mensen in armoede, ex-psychiatrische patiënten, ex-gedetineerden, gehandicapten en minder mobiele personen, asielzoekers, dak- en thuislozen, éénoudergezinnen, enz’. (Uit: ‘De Participatiewijzer’ van het VIBOSO, blz. 3).
3 lokaal sociaal beleidsplan Oostende 2008-2014
Hoofdstuk 1 De omgevingsanalyse
De eerste omgevingsanalyse 2005 De omgevingsanalyse, in het kader van het lokaal sociaal beleidsplan voor Oostende, werd voor het eerst opgemaakt gedurende de periode maart 2004 – september 2005. Deze analyse kwam tot stand in samenwerking met een aantal partners. Reeds van bij de aanvang waren volgende actoren betrokken: • • • • • •
Sociaal Huis Oostende Diensten van het OCMW Stadsbestuur Oostende CAW&JZ Middenkust Samenwerkingsinitiatief Thuiszorg (S.I.T.) regio Oostende Regionale Welzijnscommissie (R.W.C.) regio Oostende
Hiernaast was er de samenwerking met het steunpunt ‘Sociale Planning’ van de provincie. Deze dienst werd nauw betrokken bij de opmaak van de eerste omgevingsanalyse. In de eerste omgevingsanalyse werd bewust gekozen voor een opsomming van objectieve gegevens. In het document werden m.a.w. nog geen interpretaties aan de cijfers gegeven, werden nog geen verbanden gelegd met ‘trends en evoluties’, enz. De omgevingsanalyse werd namelijk beschouwd als een werkdocument. Op 11 oktober 2005 werd er een ‘denkdag’ georganiseerd waarop ondermeer deze eerste omgevingsanalyse aan de sociale sector van Oostende en regio voorgesteld werd. Er waren ruim 170 aanwezigen, die zo’n 50 organisaties vertegenwoordigden. De denkdag had als doel een proces naar de opmaak van een lokaal sociaal beleidsplan met de sector op te starten. De omgevingsanalyse werd uiteengezet en tijdens workshops konden de aanwezigen meedenken over onder meer de conclusies uit de omgevingsanalyse (zie verder onder hoofdstuk 6 m.b.t. ‘de ontwikkeling van het vorig lokaal sociaal beleidsplan’). De actualisatie van de omgevingsanalyse Vanaf 2006 werd een werkgroep ‘omgevingsanalyse’ opgericht, o.l.v. de stadssecretaris en met participatie en coördinatie vanuit het Sociaal Huis en uitgebreid met talrijke partners uit het welzijnslandschap. Volgende diensten schreven in om mee te participeren aan de verdere opmaak van de omgevingsanalyse: • • • • • • • • • 6
Huurdersbond West-Vlaanderen Stad Oostende CAW&JZ Middenkust Sociale Dienst voor Vreemdelingen CGG Noord West-Vlaanderen Oikonde Oostende, als vertegenwoordiger van de werkgroep REZO6 Arcade – begeleidingstehuis ‘Weid en Wilgen Sociaal Economie Oostende Kinderopvang stad Oostende
REZO staat voor Regionale Zorgafstemming voor volwassen personen met een handicap.
4 lokaal sociaal beleidsplan Oostende 2008-2014
• • • • • •
ACW Lokaal Overleg Kinderopvang Arktos West-Vlaanderen AV Henri Serruys ziekenhuis Lokale Politie Oostende Dienst onderwijs Stad Oostende.
De werkgroep kreeg als doel om in 2006 –2007, in samenwerking met lokale actoren, een verdere verfijning, actualisatie en interpretatie op te maken van de omgevingsanalyse van 2005. Het geheel werd verder voorzien van gegevens door de stadsdiensten en vervolgens vervolledigd, geschreven en in een leesbaar document gegoten door de maatschappelijk werker en de hoofdmaatschappelijk werker van de dienst onthaal Sociaal Huis. De omgevingsanalyse van 2005 en de geactualiseerde omgevingsanalyse 2007 dienden als basis voor het onderhavig lokaal sociaal beleidsplan (zie de volledige geactualiseerde omgevingsanalyse, december 2007 in bijlage als apart document).
Hoofdstuk 2 Een geïntegreerde visie op het lokaal sociaal beleid
Basis uitgangspunten Het decreet wenst voor elke burger een verhoging van de toegang tot de sociale grondrechten. Het is deze doelstelling die mede aan de basis ligt van de visie waarop dit beleidsplan tot stand kwam. De verhoging van de toegankelijkheid voor alle burgers, met gelijk welke welzijnsvraag, werd in Oostende reeds ingevoerd vanaf de opening van het Sociaal Huis in 2004. In het meerjarenplan van het Sociaal Huis7 staat verder gestipuleerd dat er gestreefd wordt naar harmonische samenwerkingsverbanden met de private en de publieke sector en het bredere maatschappelijk veld. Bij de opmaak van dit beleidsplan werd de hele sociale sector van Oostende (en regio) dan ook betrokken vanaf het begin. Een neerslag hiervan vindt u onder hoofdstuk 5 m.b.t. de wijze waarop de lokale actoren betrokken werden bij de opmaak van het beleidsplan. Niet alleen de participatie van de sector zelf of van de belangenbehartigers was een rode draad doorheen de opmaak, maar er werd ook aandacht gevraagd voor de participatie van de burger. Er werd een speciale werkgroep opgericht die een heus participatieplan opmaakte (zie hoofdstuk 3 onder punt 3.8.2. ‘participatie’). Naast het streven naar verhoogde toegankelijkheid m.b.t. alle sociale grondrechten en het afstemmen en samenwerken van de dienstverleners en hun participatie aan het geheel, vindt men de visie terug waarbij de cliënt centraal staat, met extra aandacht voor de groep mensen met minder behartigde belangen. Er wordt gestreefd om hulp, ondersteuning en begeleiding, op maat aan te bieden. In een modern lokaal sociaal beleid is er daarnaast een streven naar nieuwe vormen en nieuwe wegen om het aanbod af te stemmen op de vraag. Als voorbeeld noemen wij het ‘outreachend’ werken voor die groepen die (nog) niet of nauwelijks bereikt worden. De coördinatie door het openbaar bestuur, met name het Sociaal Huis, werd algemeen aanvaard op basis van het uitgangspunt dat samenwerking en afstemming met de organisaties uit de particuliere, semi-publieke en publieke sector in de toekomst verder gezet zal worden. 7
Meerjarenplan 2007-2009 Sociaal Huis Oostende – blz. 5 en 6 missie, visie, waarden, cultuur.
5 lokaal sociaal beleidsplan Oostende 2008-2014
Het zijn de bovengenoemde elementen die het uitgangspunten bepaalden waar iedereen kon achterstaan, die onze geïntegreerde visie uitmaakten en uiteindelijk terug te vinden zijn doorheen de doelstellingen en acties. De geïntegreerde visie Het Lokaal Sociaal Beleidsplan wil de verhoging van de toegankelijkheid van de sociale grondrechten voor elke burger waarborgen met specifieke aandacht voor de groepen met de minder behartigde belangen. Dit in nauwe samenwerking en participatie van alle betrokkenen, zowel aanbieders als gebruikers, op een transparante, pluralistische en respectvolle wijze en complementair aan de reeds bestaande beleidsplannen van het stadsbestuur, het Sociaal Huis en de lokale actoren. De coördinatie gebeurt door het Sociaal huis i.s.m. het stadsbestuur.
Hoofdstuk 3 Het meerjarenplan met betrekking tot de gewenste acties en inzet van lokale middelen. De sociale grondrechten Onderstaand volgen de strategische en operationele doelstellingen en de acties per sociaal grondrecht: 3.1. Arbeid 3.2. Gezondheid 3.3. Huisvesting 3.4. Sociale zekerheid 3.5. Vorming, onderwijs en opvoeding 3.6. Cultuur, welzijn en maatschappelijke integratie 3.7. Recht en veiligheid 3.8. Methodieken Om het document leesbaar te houden werd er geopteerd om alle cijfergegevens en de gegevens van de kwalitatieve analyse als bijlage toe te voegen. Om het lezen te vergemakkelijken, wordt bij elk sociaal grondrecht vermeld op welke bladzijden men deze gegevens kan terugvinden. In de omgevingsanalyse vindt men aan het einde van elk sociaal grondrecht bovendien een samenvatting. Er werd een apart hoofdstuk 3.8. ‘methodieken’ toegevoegd. Deze omvatten de grote pijlers die van toepassing zijn op alle grondrechten en die de uitvoering van het beleidsplan faciliteren. Het betreft: • • • • •
de omgevingsanalyse; de participatie van de burger; de netwerkvorming met alle organisaties in (regio) Oostende; het cliëntoverleg; de interne evaluatie.
Voor de volledige uitleg omtrent deze 5 thema’s, verwijzen we naar de hoofdstuk 6.
6 lokaal sociaal beleidsplan Oostende 2008-2014
Het sociaal grondrecht ‘gezond leefmilieu’ vindt u niet terug in het lokaal sociaal beleidsplan. Dit wordt volledig opgenomen door het stadsbestuur. Voor de werkwijze en het proces van de totstandkoming van de doelstellingen, verwijzen we naar hoofdstuk 5 en hoofdstuk 6. Middelen, indicatoren en actiefiches Voor wat betreft het bepalen van de meetbare indicatoren bij de acties en de omschrijving van de middelen, heeft men er voor geopteerd te wachten tot de goedkeuring door OCMW- en gemeenteraad. Er zullen vanaf januari 2008 ‘actiefiches’ opgemaakt worden per sociaal grondrecht, afzonderlijk voor elke actie, met vermelding van ondermeer de hoofd- en deelactiviteiten, wie verantwoordelijk is voor de actie, de timing, de rapportage en in detail de noodzakelijke mensen en middelen. Om de graad van uitvoering te meten, worden per actie dan ook de indicatoren bepaald. Bij de opmaak van het plan werd gestreefd naar financieel haalbare doelstellingen die niet onmiddellijk een verruiming van budgetten vraagt. Het spreekt voor zich dat dit uiteraard niet haalbaar is voor alle doelstellingen. Daar waar acties uit het lokaal sociaal beleidsplan gepland en ingeschreven staan in het meerjarenplan van het Sociaal Huis zullen er budgetten worden voorzien. Vanaf januari 2008 wordt gestart met de opmaak van de actiefiches en met de uitvoering van de acties.
Het meerjarenplan met betrekking tot de gewenste acties. Hieronder volgen per sociaal grondrecht de strategische doelstellingen, de operationele doelstellingen en de acties.
Sociaal grondrecht 1 Arbeid Omgevingsanalyse pagina 29 tot en met pagina 36. Verslag kwalitatieve omgevingsanalyse pagina 33 en 34.
3.1. De strategische doelstelling De kansen op tewerkstelling verhogen voor alle (leeftijds)groepen. De lokale besturen streven, i.s.m relevante actoren, via hun welzijns- en tewerkstellingsbeleid naar een continue daling van het aantal werkzoekenden onder alle (leeftijds)groepen van werkzoekenden, met specifieke aandacht voor risicogroepen: allochtonen, kort geschoolde8 50-plussers, arbeidsgehandicapten9 en jongeren < 24 jaar10.
3.1.1. Operationele doelstelling Het verhogen van de sociale werkgelegenheid in de ruime regio en dit rekening houdend met het profiel van de werkgever.
‘Kortgeschoolden’ zijn mensen met een diploma lager dan Hoger Secundair Onderwijs. ‘Arbeidsgehandicapten’ zijn mensen waarvoor een aangepaste tewerkstellingsplaats is aangewezen. 10 Voor deze doelgroep wordt gerefereerd naar het bestaande ‘Jeugdwerkplan’. 8 9
7 lokaal sociaal beleidsplan Oostende 2008-2014
3.1.1.1. Actie Einde 2008 is er i.s.m. RESOC11, N.V. Plassendale., VDAB en Sociale Economie een proefproject opgestart om sociale tewerkstelling met jobcoaching te integreren bij de bedrijven. 3.1.1.2. Actie In 2009 is het proefproject en de jobcoaching geëvalueerd en wordt gekeken om het project eventueel uit te breiden of bij te sturen. 3.1.1.3. Actie In 2008 is er een innoverend samenwerkingsakkoord met de VDAB en OCMW uitgewerkt voor een snellere doorstroming van de RMI’s12 naar de reguliere arbeidsmarkt.
3.1.2. Operationele doelstelling In 2008 is er een goede informatiestructuur opgezet in het zoeken naar werk en dit in samenwerking met bestaande netwerken13. 3.1.2.1. Actie In 2008 worden bedrijven gesensibiliseerd, i.s.m. de sociale partners binnen de werkgeversorganisaties14, met het oog op sociale tewerkstelling.
Sociaal grondrecht 2 Gezondheid Omgevingsanalyse pagina 85 tot en met pagina 89. Verslag kwalitatieve omgevingsanalyse pagina 35 en 36.
3.2. De strategische doelstelling
Betaalbare en kwalitatieve gezondheidszorg, onmiddellijk inspelend op de gezondheidsnoden van iedereen. De lokale besturen nemen, i.s.m. relevante lokale actoren, een coördinerende (voortrekkers)rol op in het kader van het Lokaal Sociaal Beleidsplan op het zeer diverse spectrum van (psychosociale) gezondheidszorg.
3.2.1. Operationele doelstelling Toegankelijkheid Het stimuleren en aanvullen van het toegankelijk maken van, in eerste instantie, de eerstelijnsgezondheidszorg, vervolgens tweede- en derdelijnsgezondheidszorg door middel van het gebruik maken van bestaande netwerken15 voor specifieke doelgroepen. RESOC staat voor: het Regionaal Sociaal-Economisch Overlegcomité. RMI staat voor recht op maatschappelijke integratie. 13 Met ‘bestaande netwerken’ worden bedoeld alle overleg- en samenwerkingsverbanden die er reeds bestaan, tussen bijvoorbeeld de dienst Algemeen Maatschappelijk Werk van het Sociaal Huis en de VDAB of tussen de VDAB en de CLB’s, enz. 14 Met sociale partners wordt bedoeld de vakbonden en de werkgeversorganisaties zoals VOKA en Unizo. 15 Onder ‘bestaande netwerken’ wordt verstaan: bijvoorbeeld het overleg o.l.v. het Samenwerkingsinitiatief Thuiszorg (S.I.T.) m.b.t. de eerstelijnsgezondheidszorg en andere gezondheidsnetwerken zoals de Stuurgroep Drugs en het overleg m.b.t. de psychiatrische zorg in de thuiszorg. 11 12
8 lokaal sociaal beleidsplan Oostende 2008-2014
3.2.1.1. Actie In 2008 is er een lokaal gezondheidsoverleg opgericht bestaande uit zowel aanbieders als gebruikers van de geestelijke en lichamelijke gezondheidszorg. 3.2.1.2. Actie Het lokaal gezondheidsplatform heeft tegen 2010 de hiaten, de doorstroming en de samenwerking in kaart gebracht, in het bijzonder binnen de basisgezondheidszorg. Daarnaast heeft het tegen eind 2011 een actieplan uitgewerkt.
Sociaal grondrecht 3 Huisvesting Omgevingsanalyse pagina 82 tot en met pagina 84. Verslag kwalitatieve omgevingsanalyse pagina 37 en 38.
3.3. De strategische doelstelling
Betaalbaar, kwalitatief en duurzaam wonen voor iedereen16. De lokale besturen voeren, i.s.m. relevante actoren, een transparant en haalbaar sociaal woonbeleid voor alle leden van haar bevolking. Tevens werkt het lokale bestuur mee, i.s.m. relevante actoren, om burgers in crisissituaties en dakloze/thuisloze burgers adequaat op te vangen.
3.3.1. Operationele doelstelling Betaalbaar aanbod Het verhogen van het aangepast17, gediversifieerd18 en betaalbaar woonaanbod. 3.3.1.1. Actie Het is de ambitie tegen einde 2013 om 500 woningen bij te bouwen, waaronder 300 sociale woningen. 3.3.1.2. Actie Daarnaast gaan alle actoren zoals het stadsbestuur, de private sector, de PPS19, het rollend fonds20 en het Sociaal Verhuurkantoor een actief beleid voeren om het sociale woonpatrimonium te laten stijgen. 3.3.1.3. Actie In 2008 is er een samenwerkingsovereenkomst opgemaakt tussen het Sociaal Verhuurkantoor en de dienst Huisvesting van de stad om alle nieuwe in huur genomen panden systematisch op de woonkwaliteit te beoordelen. Dit vergt een samenspel tussen de private sector, de sociale sector en het openbaar bestuur.
Zie het beleidsplan m.b.t. huisvesting van het stadsbestuur Oostende. ‘Aangepast’ betekent dat ook mensen met een handicap een woning op de particuliere markt moeten kunnen betrekken. 18 ‘Gediversifieerd’ staat voor een zo ruim mogelijk aanbod. Iedereen moet een woning op maat kunnen vinden. 19 ‘PPS’ staat voor: privaat-publieke samenwerking. 20 Het ‘rollend fonds’ is een fonds dat zichzelf opnieuw spijst door verhuur en verkoop. De opbrengst wordt opnieuw geïnvesteerd voor de realisatie van nieuwe woningen. 16 17
9 lokaal sociaal beleidsplan Oostende 2008-2014
3.3.1.4. Actie Tegen einde 2011 is er een onderzoek verricht naar de randvoorwaarden om tot afstemming tussen alle sociale woonmaatschappijen en tot één inschrijvingslijst te komen. 3.3.1.5. Actie Tegen 2011 is er een plan opgemaakt om het gebruik van sociale woningen te optimaliseren onder meer door de aanpak van leegstand.
3.3.2. Operationele doelstelling Woonbegeleiding De samenwerking en afstemming optimaliseren en heroriënteren en uitbreiden van bestaande initiatieven met betrekking tot woonbegeleiding. 3.3.2.1. Actie Tegen einde 2008 is er een lokaal overleg woonbegeleiding en woontrajectbegeleiding21 opgericht. 3.3.2.2. Actie In 2008 is er namens het woonbegeleidings- en woontrajectbegeleidingsplatform een afvaardiging naar de werkgroep Lokaal Cliëntoverleg22.
Sociaal grondrecht 4 Sociale Zekerheid Omgevingsanalyse pagina 90 tot en met pagina 95. Verslag kwalitatieve omgevingsanalyse pagina 39 tot en met 41.
3.4. De strategische doelstelling
Een menswaardig inkomen voor iedereen23. De lokale besturen voeren, i.s.m. relevante lokale actoren, een sociaal zekerheidsbeleid dat gekenmerkt wordt door en erkenning geeft aan de aanwezige diversiteit onder hun bevolking, met specifieke aandacht voor sociaal kwetsbare burgers.
3.4.1. Operationele doelstelling Toegankelijkheid Er is meer zorg op maat nodig voor mensen met een inkomen net boven het leefloonbarema24 (na aftrek van de levensnoodzakelijke kosten). Er wordt onderzocht of bestaande dienstverlening kunnen worden uitgebreid.
Binnen deze actie zal gezocht worden naar een eenduidige definitie wat woonbegeleiding of woontrajectbegeleiding inhoudt. De methodiek ‘cliëntoverleg’ houdt ondermeer in dat men verscheidene diensten samenbrengt voor overleg rond de multiprobleemsituatie van een cliënt om de hulp- en dienstverlening op elkaar af te stemmen. 23 Zie het Strategisch en financieel meerjarenplan 2007-2009 van het Sociaal Huis Oostende. 24 Met ‘net boven leefloonbarema’ wordt gedacht aan mensen met een minimum pensioen, met een invaliditeitsuitkering, alleenstaanden, chronisch zieken, personen met een handicap, artikel 60-tewerkgestelden, éénoudergezinnen, allochtonen en personen met het OMNIOstatuut. 21 22
10 lokaal sociaal beleidsplan Oostende 2008-2014
3.4.1.1. Actie Het Sociaal Huis Oostende zal ondermeer i.s.m. CAW&JZ Middenkust25 tegen 2010 het aanbod van rechtenverkenning proactief en systematisch bekend maken naar alle burgers26. 3.4.1.2. Actie Einde 2008 is er een samenwerkingsprotocol opgemaakt tussen EOS27 en het Sociaal Huis om voor de doelgroep van de kansarmen energiescans te kunnen uitvoeren.
3.4.2.Operationele doelstelling Outreaching Structurele en kwalitatieve werkvormen ontwikkelen voor mensen die niet in de mogelijkheid zijn om op een volwaardige manier deel te nemen aan de samenleving. 3.4.2.1. Actie Einde 2009 is er een profileringscampagne van het éénloket als ankerpunt binnen het welzijnsveld in het doorverwijzen en dispatchen. 3.4.2.2. Actie Tegen eind 2013 is er een sensibiliseringscampagne georganiseerd rond het outreachend werken, meer bepaald om de intake aan huis mogelijk te maken in noodsituaties (bijv. niet-mobiele mensen). 3.4.2.3. Actie In 2009 is er een sensibilisering opgezet om veldwerkers te stimuleren hun signaalfunctie op te nemen t.a.v. moeilijk bereikbare groepen in nood en via een signaal naar het onthaal/éénloket Sociaal Huis, toe te leiden naar de juiste hulp- en dienstverlening.
Sociaal grondrecht 5 Onderwijs, opvoeding en vorming Omgevingsanalyse pagina 54 tot en met pagina 67. Verslag kwalitatieve omgevingsanalyse pagina 42 en 43.
3.5. De strategische doelstelling
Garanderen van opvoedings-, onderwijs- en opleidingskansen voor alle burgers. Opdat alle burgers gelijkwaardige kansen zouden krijgen voor de uitbouw van hun individuele en sociale toekomst, zorgen de lokale besturen i.s.m. betrokken actoren voor het ondersteunen en versterken van preventieve projecten en structurele acties die de opvoedings-, onderwijs- en opleidingskansen van burgers bevorderen.
Zie beleidsplan CAW&JZ Middenkust 2009-2010. Zie het Strategisch en financieel meerjarenplan 2007-2009 van het Sociaal Huis Oostende. beleidsplan 2008-2010 van het Sociaal Huis Oostende. 27 EOS is een gemeentebedrijf dat energiescans gaat uitvoeren. 25 26
11 lokaal sociaal beleidsplan Oostende 2008-2014
3.5.1. Operationele doelstelling Opvoedingsondersteuning Om een kwalitatieve opvoeding te realiseren hebben de lokale overheden een ruime gezinsondersteuning gestimuleerd waarbij actoren vertrekken vanuit de competenties van het gezin en nauw samenwerken met het gezin. Dit alles gebeurt in complementariteit tussen alle betrokken actoren. 3.5.1.1. Actie Einde 2008 is het Netwerk Opvoedingsondersteuning Oostende (NOOO) herkaderd en gestructureerd uitgebouwd, vertrekkend vanuit deelname van alle actoren. 3.5.1.2. Actie Vanaf 2009 werkt het NOOO aan een sensibilisering om dynamische methodieken, bij de actoren die actief zijn in het netwerk, te promoten (bijv. methodiek van het outreachend werken en via inschakeling brugfiguren) om de opvoedingscompetenties van de gezinnen in hun eigen context te versterken.
3.5.2. Operationele doelstelling Onderwijs, opleiding en vorming Om de maximale ontplooiing van de burger te bereiken hebben de lokale overheden naar een breed, gediversifieerd en levenslang aanbod van onderwijs, vorming en opleiding gestreefd dat complementair, transparant en drempelloos is en afgestemd op de lokale noden en behoeften. Hierbij is er aandacht voor de competenties van de cliënten, voor de noodzakelijke randvoorwaarden en voor de toegankelijkheid van informatie over het aanbod. 3.5.2.1. Actie Tegen einde 2010 is er een haalbaarheidsonderzoek uitgevoerd naar het oprichten van een drempelloos28 loket, rekening houdend met randvoorwaarden (bereikbaarheid, kinderopvang, mensen zonder statuut…), met een transparant onderwijs- en vormingsaanbod en eventueel, in functie van een persoonlijk traject, professionele begeleiding.
3.5. 3. Operationele doelstelling Kinderopvang29 De lokale besturen streven naar een groter aanbod van betaalbare en toegankelijke kinderopvang voor alle ouders met specifieke aandacht voor kansengroepen om aldus de sociale, pedagogische en economische functie van de kinderopvang kwalitatiever te kunnen uitbouwen. 3.5.3.1. Actie In 2008 is het proefproject CKO30 verder uitgebouwd en via een gezamenlijke website is de bekendmaking van alle open plaatsen gerealiseerd.
‘Drempelloos’ houdt meer in dan enkel ‘laagdrempeligheid’. Het gaat ook over het wegnemen van andere drempels zoals vermeld in de actie. 29 Zie doelstellingen beleidsplan kinderopvang van het Stadsbestuur Oostende 2007-2009, onder hoofdstuk 7. Voor volledig plan wordt verwezen naar het stadsbestuur. 30 CKO staat voor: Centrum voor Kinderopvang Oostende. 28
12 lokaal sociaal beleidsplan Oostende 2008-2014
3.5.3.2. Actie In 2009 is er een rekruteringscampagne voor onthaalouders gerealiseerd i.s.m. externe partners (ondermeer met bedrijven, de VDAB en onthaalouders zelf) om enerzijds het aantal plaatsen in de kinderopvang te verhogen, anderzijds om vraag en aanbod beter op elkaar af te stemmen31.
Sociaal grondrecht 6 Cultuur, welzijn en maatschappelijke integratie Omgevingsanalyse pagina 68 tot en met pagina 81. Verslag kwalitatieve omgevingsanalyse pagina 44 tot en met 47.
3.6. De strategische doelstelling32
De stad streeft er naar dat iedere burger op een volwaardige en gelijkwaardige manier deel kan uitmaken van de samenleving. De stad ondersteunt in samenwerking met lokale actoren, op een participatieve wijze, de cultuurbeleving van alle burgers en bevolkingsgroepen, met een bijzondere aandacht voor de kansengroepen, zodat die cultuurbeleving kan bijdragen tot een verhoogd welzijn bij de Oostendse bevolking en om zo een groter draagvlak te creëren voor diversiteit, interculturaliteit en zelfontplooiing. De operationele doelstellingen werden, wegens de grote diversiteit in thema’s die onder dit sociaal grondrecht ressorteren, verdeeld in een luik ‘cultuur’ en een luik ‘welzijn’.
3.6A. Cultuur 3.6A. 1. Operationele doelstelling Aanbod De lokale overheid ondersteunt en stimuleert het particuliere vrijetijdsaanbod en zorgt ervoor dat haar eigen aanbod complementair is aan het particuliere aanbod. 3.6A. 1.1. Actie In 2008 wordt de vrijwilligerswerking in de culturele sector (ondermeer m.b.t. randvoorwaarden zoals verzekering, deontologie,…) geoptimaliseerd en daar waar wenselijk op elkaar afgestemd.
3.6A. 2. Operationele doelstelling Aanbod De lokale overheid zorgt zelf voor een gespreid, toegankelijk, laagdrempelig, betaalbaar en gediversifieerd vrijetijdsaanbod voor de totale Oostendse bevolking met aandacht voor gezamenlijke activiteiten tussen verschillende leeftijds – en maatschappelijke groepen. Kinderopvang is ook met name belangrijk voor de acties genoemd onder het luik ‘Arbeid’ en onder het luik ‘Welzijn’. Kinderopvang is een randvoorwaarde bij bepaalde acties en speelt mee voor sommige doelgroepen om bijv. tewerkstelling te kunnen aanvaarden, opleiding te volgen, deel te kunnen nemen aan culturele activiteiten, enz. Zie ook hoofdstuk 7 ’beleidsopties en concrete maatregelen’ uit het beleidsplan lokaal overleg kinderopvang 2007-2009. 32 Zie het cultuurbeleidsplan van het stadsbestuur Oostende. 31
13 lokaal sociaal beleidsplan Oostende 2008-2014
3.6A. 2.1. Actie Einde 2008 is er een structureel overleg geïnstalleerd m.b.t. culturele programmatie, knelpunten, noden, enz., dat de verenigingen en de burgers ten goede komt.
3.6A. 3. Operationele doelstelling Toeleiding en participatie De lokale overheid stimuleert samenwerking en overleg tussen de aanbieders van vrijetijdsactiviteiten met het oog op effectievere communicatie, die moet leiden tot hogere participatie aan het eigen aanbod, het particuliere aanbod en het commerciële circuit. 3.6A. 3.1. Actie Einde 2008 is de bestaande cultuur- en vrijetijdscommunicatie zoveel mogelijk in kaart gebracht. Er is een gemeenschappelijke cultuurcommunicatiekalender opgemaakt. Daarnaast blijft specifieke doelgroepcommunicatie nog mogelijk.
3.6A. 4. Operationele doelstelling Toeleiding en participatie De lokale overheid werkt de modaliteiten uit voor een eenvoudiger systeem voor het verhogen van de participatiekansen, dit voor de hele bevolking met specifieke aandacht voor kansengroepen. 3.6A. 4.1. Actie Vanaf 2008 wordt de cultuurparticipatie van kansengroepen geoptimaliseerd door: • • • •
Het op elkaar afstemmen van de toelatingscriteria van sportkans, cultuurkans, … Het aanspreken van intermediairen i.v.m. de toeleiding en opvolging. Het opvolgen van (continue) deelname veronderstelt overleg met intermediairen. Onderzoek naar de wenselijkheid van één centraal aanspreekpunt. De culturele evenementen te enten op cultuurbeleving van specifieke groepen (kansarmen, allochtonen,…).
3.6B Welzijn
33
3.6B.1. Operationele doelstelling Gelijke kansen34 Gedurende de beleidsperiode moet er op de verschillende beleidsterreinen speciale aandacht zijn voor de verhoging van de gelijke kansen voor iedereen, in het bijzonder voor de meest kwetsbaren. 3.6B. 1.1. Actie In 2009 onderzoeken de lokale besturen hoe ze de lopende initiatieven gericht op het verhogen van gelijke kansen van burgers op het vlak van de grondrechten positief kunnen ondersteunen.
33 Bij de totstandkoming van de doelstellingen ressorterend onder het luik ‘welzijn’, kwam kinderopvang als belangrijk aandachtspunt naar voren. De doelstellingen en acties m.b.t. kinderopvang vindt u terug onder het sociaal grondrecht ‘onderwijs, opvoeding en vorming’ 34 Zie het beleidsplan Gelijke Kansen van het stadsbestuur Oostende 2008-2010.
14 lokaal sociaal beleidsplan Oostende 2008-2014
3.6B. 1.2. Actie In de periode 2008 – 2013 zal de werkgroep REZO – kinderen haar signaalfunctie continueren naar de hogere overheid om de nood aan een semi – internaat voor kinderen met een handicap in Oostende aan te kaarten.
3.6B. 2. Operationele doelstelling Jongeren35 Via een doorgedreven actief beleid worden de jongeren gelijkwaardige burgers binnen de samenleving. 3.6B. 2.1. Actie In 2009 wordt er een overleg opgestart met participatie van de doelgroep en ondermeer i.s.m. het CAW &JZ Middenkust en de Jeugddienst om een actieplan op te stellen, vertrekkend van de opmaak van een engagementsverklaring m.b.t. de positie van jongeren in de samenleving. 3.6B. 2.2. Actie Via het bewaken van de laagdrempeligheid van diverse acties, activiteiten, projecten,… wordt de toegang voor jongeren tot het vrijetijdsaanbod verzekerd36. 3.6B 2.3. Actie Eigen vrijetijdsaanbod op maat van de jongeren uitwerken en dit op een participatieve manier. 3.6B. 2.4. Actie Het jeugdbeleid voorziet in een brugfunctie tussen het vrijetijdsaanbod en de welzijnsvoorzieningen.
3.6B. 3. Operationele doelstelling Senioren 37 De lokale besturen nemen een actieve rol op ter ondersteuning van maatregelen die erop gericht zijn om mensen zo lang mogelijk op een menswaardige manier thuis te laten blijven. 3.6B. 3.1. Actie Tegen 2009 is er een gemeenschappelijke folder opgemaakt, waarin staat waar men terecht kan voor woningaanpassingen. 3.6B. 3.2. Actie In 2008 ondersteunt het Sociaal Huis i.s.m andere relevante actoren, initiatieven die (seniore)vrijwilligers rekruteren, motiveren en activeren om zich in te zetten voor (ondermeer) nog thuiswonende bejaarden. 3.6B. 3.3. Actie Vanaf 2008 stimuleert en bewaakt het Sociaal Huis het intergenerationeel/intercultureel aanbod van de ontmoetingscentra ter bevordering van de maatschappelijke cohesie.
Zie het Jeugdbeleidsplan van het stadsbestuur Oostende 2008-2010. Zie ook de acties onder luik ‘cultuur’. 37 Zie het Zilverplan 2008-2011 van het Sociaal Huis Oostende. 35 36
15 lokaal sociaal beleidsplan Oostende 2008-2014
3.6B. 4. Operationele doelstelling Senioren Uitbouwen van ondersteunende maatregelen voor preventie en opvolging van onhygiënische en onveilige situaties en de eenzaamheidsproblematiek in het thuismilieu. 3.6B. 4.1. Actie In 2008 is er een geautomatiseerd centraal intakeregister aangemaakt voor de rust- en verzorgingstehuizen. 3.6B. 4.2. Actie Tegen 2010 is er een telefonisch meldpunt binnen de openingsuren van het Sociaal Huis voor ouderen met een vereenzamingsproblematiek, alleenwonende ouderen en gebruikers van erkende thuiszorgvoorzieningen.
Sociaal grondrecht 7 Recht en Veiligheid Omgevingsanalyse pagina 37 tot en met pagina 53. Verslag kwalitatieve omgevingsanalyse pagina 48 en 49.
3.7. De strategische doelstelling Een stad waar iedereen zich veilig voelt38. De lokale besturen werken, i.s.m. relevante actoren, aan een brede sociale veiligheid en leefbaarheid via een goede mix van preventie, algemeen ondersteunend beleid, repressie en nazorg.
3.7.1. Operationele doelstelling Intrafamiliaal geweld39 De problematiek van intrafamiliaal geweld wordt in kaart gebracht, zowel de omvang van het probleem als de te betrekken partners. Op basis van de in kaart gebrachte problematiek worden gepaste acties en gepaste methodieken geformuleerd en uitgevoerd. 3.7.1.1. Actie Tegen juni 2008 is er een werkgroep actief met alle relevante actoren. 3.7.1.2. Actie Tegen einde 2008 is het fenomeen intrafamiliaal geweld intersectoraal omschreven. 3.7.1.3. Actie In 2008 is er een kwantitatieve en kwalitatieve analyse ter voorbereiding van het bepalen van verdere acties binnen het domein van het intrafamiliaal geweld gedaan.
Zie het beleidsplan Lokale Politie Oostende 2008. Zie beleidsplan CAW&JZ Middenkust 2009-2010 en zie Strategische en financieel meerjarenplan 2007-2009 van het Sociaal Huis Oostende. 38 39
16 lokaal sociaal beleidsplan Oostende 2008-2014
3.7.1.4. Actie Tegen einde 2008 is er in de schoot van het Sociaal Huis i.s.m. het CAW&JZ Middenkust en lokale politie Oostende een meldpunt intrafamiliaal geweld actief. 3.7.1.5. Actie Tegen einde 2008 is er, aansluitend op het meldpunt intrafamiliaal geweld, een vervolgbegeleidingstraject voorzien, gedragen door alle relevante actoren.
3.7.2. Operationele doelstelling Buurtbemiddeling Om het sociaal samenleven in de wijken te optimaliseren en te bevorderen en de verzuring tegen te gaan, wordt per wijk een laagdrempelig aanspreekpunt geïnstalleerd. 3.7.2.1. Actie Tegen einde 2010 start er een pilootproject ‘buurtbemiddeling’ waarbij de buurtbemiddelaar d.m.v. dialoog met de buurtbewoners bemiddelt met het oog op het voorkomen en eventueel oplossen van spanningsvelden. 3.7.2.2. Actie Gezien meerdere actoren actief zijn op buurtniveau wordt tegen eind 2009 een overleg opgestart met het oog op afstemming en coördinatie op het aanbod.40
Faciliterende methodieken 8 3.8. De strategische doelstelling Het creëren van ondersteunende faciliterende werkvormen voor de opmaak en de uitvoering van het lokaal sociaal beleidsplan. De lokale besturen i.s.m. de lokale actoren, creëren, stimuleren en werken mee aan de uitbouw van een faciliterende ondersteunende context om de doelstelling van het lokaal sociaal beleidsplan effectief te implementeren en uit te voeren.
3.8.1. Operationele doelstelling De omgevingsanalyse Om de drie jaar is er een actualisatie van de omgevingsanalyse. Er moet een structureel systeem gezocht worden om de aanbreng van cijfergegevens te bundelen en actueel te houden. 3.8.1.1. Actie In 2009 is er een onderzoek gedaan naar de haalbaarheid van één centrale databank. 3.8.1.2. Actie In 2010 wordt de omgevingsanalyse geactualiseerd.
40
Meerdere actoren zijn bijv. de wijkagenten, de straathoekwerkers, citycoachers, de bemiddelaar,…
17 lokaal sociaal beleidsplan Oostende 2008-2014
3.8.2. Operationele doelstelling Participatie Vanaf 2008 worden de participatiekansen van de lokale bevolking aan het lokaal sociaal beleidsplan verhoogd. 3.8.2.1. Actie In 2008 wordt naar de mogelijkheden gekeken om een participatieprocesbegeleider (deeltijds) aan te stellen. 3.8.2.2. Actie Einde 2010 is er een participatieplan opgemaakt. 3.8.2.3. Actie In 2009 zijn de bestaande inspraakorganen geïnventariseerd. 3.8.2.4. Actie Tegen 2009 wordt het principe van participatie bij de opmaak van alle beleidsplannen ingevoerd. 3.8.2.5. Actie Tegen 2012 is er een eerste aftoetsing van de haalbaarheid van het gewenste participatieniveau.
3.8.3. Operationele doelstelling Netwerkvorming Het verhogen van de efficiëntie van samenwerkingsverbanden. 3.8.3.1. Actie In 2008 wordt een stuurgroep Netwerkvorming opgericht i.s.m. de Regionale Welzijnscommissie regio Oostende om onderzoek te verrichten naar de opmaak van een systematisch geactualiseerd overzicht van samenwerkingsverbanden. 3.8.3.2. Actie In 2009 wordt begonnen met de uitwerking van een systematisch geactualiseerd overzicht van de samenwerkingsverbanden ten behoeve van de dienst- en hulpverlenende organisaties. 3.8.3.3. Actie In 2011 is er een digitale toegangspoort over de samenwerkingsverbanden gestart i.s.m. Regionale Welzijnscommissie en de Provincie. 3.8.3.4. Actie Einde 2013 is er om de drie jaar een (regionale)welzijnsbeurs georganiseerd voor alle welzijnsdiensten en alle aanverwante sectoren.
3.8.4. Operationele doelstelling Cliëntoverleg Er komt een uitbreiding van de bestaande vormen van cliëntoverleg. 3.8.4.1. Actie Einde 2008 heeft de werkgroep Lokaal Cliëntoverleg een actieplan opgemaakt en zet het de methodiek van het Lokaal Cliëntoverleg op punt.
18 lokaal sociaal beleidsplan Oostende 2008-2014
3.8.5. Operationele doelstelling Interne evaluatie Er worden instrumenten aangereikt voor een eigen interne evaluatie m.b.t. de pijlers uit het lokaal sociaal beleidsplan.41 3.8.5.1. Actie In 2008 is er een werkgroep Interne Evaluatie opgericht. 3.8.5.2. Actie In 2008 wordt er een promotiecampagne gevoerd naar de welzijnssector om het opgemaakte evaluatie-instrument te implementeren.
Hoofdstuk 4 De taakverdeling en werkafspraken tussen de stad en het Sociaal Huis met betrekking tot de uitvoering van het meerjarenplan en de coördinerende rol van het lokaal bestuur. Samenwerkingsafspraken Sociaal Huis/Stadsbestuur •
•
• • • •
• • •
In het bestuursakkoord 2001-2007 wordt reeds vermeld dat het Sociaal Huis met het éénloket zal opgestart worden onder de coördinatie van het OCMW i.s.m. het Stadsbestuur42. Hiermee werd tegelijk de taak van coördinatie van het welzijnsbeleid in Oostende toebedeeld aan het Sociaal Huis. In het bestuursakkoord 2007-2012 wordt vermeld dat het Sociaal Huis verder uitgebouwd wordt en er een lokaal sociaal beleidsplan opgemaakt wordt. Het Sociaal huis coördineert de opmaak van dit plan43. Er is afstemming van het lokaal sociaal beleidsplan op andere lopende beleidsplannen. Betrokkenheid coördinator lokaal sociaal beleid bij opmaak Stedenfonds – beleidsovereenkomst 2008-2013. Organisatie van vaste overlegstructuur, naast mogelijkheden voor ad-hoc overleg, zowel op ambtenaren- als beleidsniveau (zie onder hoofdstuk 5 ‘overlegstructuren’). Er is de beslissing van het schepencollege van juni 2004 waarin zowel ambtenaren als mandatarissen officieel aangeduid worden om deel te nemen aan de overlegmomenten en de verdere uitwerking van het lokaal sociaal beleid in Oostende. Een aantal stadsdiensten zijn reeds partner van het Sociaal Huis Oostende, m.n. de dienst huisvesting en de dienst onderwijs via het sociaal onderwijssecretariaat. Op ambtenarenniveau wordt voor verscheidene taken intens samengewerkt. Besprekingen op overlegcomité Stadsbestuur/Sociaal Huis.
De pijlers zijn: ‘toegankelijkheid, ‘participatie, ‘planning en samenwerking’. Bestuursakkoord Stad/OCMW 2001-2007, d.d. 22 januari 2001. 43 Bestuursakkoord stad/OCMW 2007-2012. 41 42
19 lokaal sociaal beleidsplan Oostende 2008-2014
Hoofdstuk 5 De wijze waarop de bevolking en de lokale actoren bij de voorbereiding van het beleidsplan betrokken werden en bij de uitvoering en de voortgang van het beleidsplan en van het lokaal sociaal beleid zullen betrokken worden.
Noodzakelijke samenwerking – Overleg- en participatiestructuren Een effectief lokaal sociaal beleid vereist samenwerking tussen de lokale besturen onderling en tussen lokaal bestuur en andere actoren. Zonder samenwerking kan men geen afstemming realiseren. Enkel door gezamenlijk afspraken te maken en samen te werken, kunnen overlapping worden voorkomen, afstemming gerealiseerd worden en concurrentie tegen worden gegaan. Dit vereist overleg op alle niveaus. Na overleg kan werk gemaakt worden van een taakverdeling. Afspraken kunnen geformaliseerd worden in een bestuursakkoord of in protocollen, maar ook initiatieven ter bevordering van de informele samenwerking kunnen een bijdrage leveren. De overlegstructuren en de samenwerkingsverbanden die werden georganiseerd in het kader van de uitbouw van het Sociaal Huis overlappen gedeeltelijk met de netwerken die werden opgebouwd in het kader van de lokaal sociaal beleidsplan. In Oostende werd voor de totstandkoming van allerlei vormen van samenwerking al een hele weg afgelegd. In onderstaand schema geven wij de structuur weer van dit overleg. Overleg- en participatiestructuren Lokaal Sociaal Beleid Oostende44
Raad voor Maatschappelijk Welzijn
Gemeenteraad
Stuurgroep Lokaal Sociaal Beleid Oostende Planningsteam Lokaal Sociaal Beleid Oostende Afzonderlijke domeinen vanuit de Werkgroepen 1/ omgevingsanalyse 2/ participatie 3/ netwerkvorming 4/ interne evaluatie 5/ lokaal cliëntoverleg Werkgroep Lokaal Sociaal Beleid Oostende
44
Overlegstructuren vanaf 2004 en schema geactualiseerd op 3 september 2007.
20 lokaal sociaal beleidsplan Oostende 2008-2014
De werkgroep lokaal sociaal beleid Dit is de basiswerkgroep en een werkorgaan. De taak van deze werkgroep bestaat uit beleidsvoorbereidend werk voor de verschillende niveaus en overlegorganen. Verder staan zijn mede in voor de coördinatie en opvolging in het algemeen voor de opmaak en de uitvoering van het lokaal sociaal beleidsplan en deels staan zij in voor de uitvoering m.b.t. ondermeer de omgevingsanalyse, organiseren zij de denkdagen en verzorgen zij de communicatie naar de sector. Deze is als volgt samengesteld: -
Nel Ottevanger, coördinator Sociaal Huis en lokaal sociaal beleidsplan Oostende Sandy Brutyn, hoofdmaatschappelijk werker Sociaal Huis Oostende Ilse Avereyn, directeur Algemeen Welzijnswerk OCMW Tine Wyns, directeur CAW&JZ Middenkust + voorzitter Planningsteam Christine Willaert, administratief medewerker stad Oostende Ad hoc deskundigen
Het Planningsteam Het Planningsteam is een werkorgaan samengesteld uit deskundigen uit de sectoren. Ze heeft een overkoepelende functie en bekijkt integraal de doelstellingen, acties, indicatoren en middelen die opgenomen worden in het lokaal sociaal beleidsplan en stemt deze op elkaar af. Vanaf januari 2008 staan zij mede in per beleidsdomein voor de uitvoering en de opvolging van de acties. Samenstelling: -
Tine Wyns, directeur CAW&JZ Middenkust + voorzitter van Planningsteam Nel Ottevanger, coördinator Sociaal Huis en Lokaal Sociaal Beleidsplan Oostende Marc Boumans, secretaris OCMW Sandy Brutyn, hoofdmaatschappelijk werker Sociaal Huis Oostende Christine Willaert, administratief medewerker stad Oostende
De acht deskundigen voor de sociale grondrechten: -
Roland Neirynck – arbeid – directeur VDAB Oostende Adelin Verslyppe – gezondheid – stafmedewerker CGGZ Prisma en voorzitter Centrum Algemeen Welzijnswerk en Jeugdzorg Middenkust (CAW&JZ) Peter Jonckheere – huisvesting – bestuurssecretaris dienst Huisvesting stad Oostende Petra De Vlieger – sociale zekerheid – adjunct-directeur sector Algemeen Welzijnswerk Sociaal Huis Oostende Inés Valcke – vorming, onderwijs & opvoeding – hoofd van dienst en inspecteur dienst onderwijs Stad Oostende Martine Meire – cultuur en maatschappelijke integratie – dienstencoördinator en cultuurbeleidcoördinator Stad Oostende Hans Claeys (en/of Ilse Avereyn vanaf januari 2008) – welzijn en maatschappelijke integratie – stafmedewerker en hulpverlener CAW&JZ Middenkust Grace Van Eycken - recht en veiligheid – adviseur dienst Management Lokale Politie Oostende
21 lokaal sociaal beleidsplan Oostende 2008-2014
De vijf deskundigen voor de werkgroepen: -
Ethel Bolle - interne evaluatie - coördinator Samenwerkingsinitiatief Thuiszorg (S.I.T.) Nina Pieters – omgevingsanalyse - maatschappelijk werker onthaal Sociaal Huis Hans Claeys – participatie - stafmedewerker CAW&JZ Middenkust Sandy Brutyn - lokaal cliëntoverleg - hoofdmaatschappelijk werker onthaal Sociaal Huis Annemie Devreeze – netwerkvorming - coördinator Regionale Welzijnscommissie (R.W.C.)
De Stuurgroep Lokaal Sociaal Beleid Van de Werkgroep Lokaal Sociaal Beleid en het Planningsteam wordt verslag uitgebracht aan de Stuurgroep Lokaal Sociaal Beleid die beslissingen neemt en zich situeert tussen uitvoerend niveau en respectievelijke raden. De stuurgroep is als volgt samengesteld: -
Franky De Block, voorzitter (OCMW) Marina Willems, afgevaardigd schepen van het college van burgemeester en schepenen Marc Boumans, secretaris OCMW Johan Vandenabeele, stadssecretaris Nel Ottevanger, coördinator Sociaal Huis en Lokaal Sociaal Beleidsplan Adelin Verslyppe, voorzitter CAW&JZ Middenkust Tine Wyns, directeur CAW&JZ Middenkust en voorzitter Planningsteam Ilse Avereyn, directeur Algemeen Welzijnswerk OCMW
De participatie van de burger45 Bovengenoemde overlegstructuur geeft de overleg- en participatiestructuur aan tussen gemeente, Sociaal Huis en de lokale actoren. Betrokkenheid van de burger en van alle doelgroepen bij de opmaak van een beleidsplan is nog niet weergegeven. Op de eerste denkdag werd voor het onderwerp ‘participatie van de burger’ VIBOSO gevraagd om een workshop te leiden. Er werd nagedacht over de vraag hoe men doelgroepen en burgers kan betrekken bij de opmaak van het lokaal sociaal beleidsplan. Alhoewel men vele organisaties kan beschouwen als belangenbehartiger en vertegenwoordiger voor de doelgroepen, oordeelde de ‘werkgroep participatie’ dat participatie een groeiproces moet zijn en dus nooit occasioneel kan zijn. Een daadwerkelijke participatie van de burger behoeft een heus participatieplan met een uitgewerkte opbouw. Er werd een participatieplan opgemaakt en verwerkt in onderhavig lokaal sociaal beleidsplan46. Met de uitwerking wordt gestart in 2008. De toekomstige samenwerking met de lokale actoren Vanaf 2008 zullen de bestaande overlegstructuren in grote mate blijven bestaan zoals ze nu zijn samengesteld. De medewerking van de diverse deskundigen en organisaties is verzekerd door de lange samenwerking in het algemeen die reeds bestaat (o.m. in het kader van het Sociaal Huis), door het gezamenlijk opmaken van de strategische en operationele doelstellingen en acties voor dit beleidsplan en de engagementen die gemaakt werden voor de samenwerking in de toekomst. Zie onder hoofdstuk 3 punt 3.8.2. Op te vragen bij het Sociaal Huis Oostende: de visietekst m.b.t. participatie van de bevolking en belangenbehartigers in het kader van het lokaal sociaal beleidsplan Oostende, opgemaakt door de werkgroep ‘Participatie’ op 6 maart 2007.
45 46
22 lokaal sociaal beleidsplan Oostende 2008-2014
Hoofdstuk 6 De ontwikkeling ten opzichte van het vorig lokaal sociaal beleidsplan
De voorloper van het beleidsplan 2006-2007 – het ‘plan 0’ Voor de indiening van het onderhavig beleidsplan 2008-2014 vroeg de Vlaamse Overheid aan de steden om reeds op te geven hoe men denkt te werk te gaan om het beleidsplan op te maken. Op 31 december 2005 werd de voorloper van dit beleidsplan 2006-2007, ook wel ‘plan 0’ genoemd, bij de Vlaamse Overheid ingediend. Het bevatte volgende elementen: • • •
een beschrijving van het stappenplan dat het lokaal bestuur zal doorlopen om tegen 31 december 2007 tot een gedragen lokaal sociaal beleidsplan te komen; het tijdspad en de werkwijze om de lokale actoren, het middenveld en de doelgroepen in dit proces te betrekken; de concrete samenwerkingsafspraken tussen het Sociaal Huis en het gemeentebestuur over het opstellen en het uitvoeren van het lokaal sociaal beleid en inzake de organisatie van een toereikende sociale dienstverlening.
Het ‘plan 0’ beschouwde men als een engagement om te groeien naar een eerste volledig lokaal sociaal beleidsplan voor de periode 2008–2014. Oostende startte reeds met de opmaak van het plan in 2004 door het opmaken van een eerste omgevingsanalyse. Schematisch overzicht van de werkwijze vanaf de omgevingsanalyse 2005 tot de tweede denkdag lokaal sociaal beleid
Omgevingsanalyse Oostende 2005.
↓ Eerste denkdag oktober 2005 met uitleg over het decreet en voorstelling omgevingsanalyse 2005 en 5 workshops rond de pijlers uit het decreet.
↓ In 2006 werden door de lokale actoren de vragen en gegevens, voortkomend uit de workshops van de eerste denkdag, verwerkt en geconcretiseerd.
↓ Tweede denkdag op 20 maart 2007 voorstelling van de resultaten uit de werkgroepen. Opmaak kwalitatieve analyse.
Uitleg bij schematisch overzicht De omgevingsanalyse en de eerste denkdag op 11 oktober 2005. Om het ‘plan 0’ op te maken werd in Oostende reeds een eerste omgevingsanalyse opgemaakt in 2005 en op 11 oktober 2005 werd er een ‘denkdag’ georganiseerd waarop het decreet op het lokaal sociaal beleid uitgelegd werd, de planning voor de opmaak van het beleidsplan werd toegelicht en de eerste omgevingsanalyse aan de sociale sector van Oostende en regio voorgesteld werd. Er waren ruim 170 aanwezigen, die zo’n 50 organisaties vertegenwoordigden. De denkdag had als bijkomend doel een
23 lokaal sociaal beleidsplan Oostende 2008-2014
proces naar de opmaak en betrokkenheid van een lokaal sociaal beleidsplan met de sector op te starten. Na de uiteenzetting over de inhoud van het decreet op het lokaal sociaal beleid werd de omgevingsanalyse uiteengezet en tijdens workshops konden de aanwezigen meedenken over verschillende thema’s m.b.t. het beleidsplan. De workshops stonden o.l.v. diverse professionelen. •
´Eerste conclusies uit de omgevingsanalyse’ . De vraag was welke vaststellingen, tendensen, e.d. als prioritair moeten opgenomen worden bij de opmaak van het lokaal sociaal beleidsplan voor Oostende. Workshop o.l.v. Pieter van Vlaenderen van het Steunpunt Sociale Planning, provincie WestVlaanderen.
•
‘Participatie’ De bedoeling van deze workshop was na te denken over hoe men participatie van burgers, doelgroepen en organisaties bij de opmaak van het lokaal sociaal beleidsplan moet organiseren. Workshop o.l.v. Inés Keygnaert van VIBOSO.
•
‘Netwerkvorming’. Deze workshop behandelde de vraag hoe men de samenwerking beter op elkaar kan afstemmen. Hoe hiaten en overlappingen kunnen vermeden worden en welke netwerken men hierover moet opzetten en dit op het niveau van de cliënt, van de organisatie en van het beleid. Workshop o.l.v. Steve Garmyn van de Hogeschool West-Vlaanderen, departement VesaliusHISS.
•
‘Interne evaluatie’. Hoe kunnen organisaties inspelen op de vaststellingen die gemaakt werden in de omgevingsanalyse, voor welke inbreng kunnen zij zich engageren in het kader van het komende lokale sociale beleidsplan? Workshop o.l.v. Peter Sels van het VVSG.
•
‘Sociaal Huis Oostende-éénloket’. Evaluatie van het éénjarig Sociaal Huis. Hoe verloopt de samenwerking en wat is de meerwaarde? Workshop o.l.v. Candice D’Hulst van het Sociaal Huis Oostende.
De eerste resultaten uit deze workshops werden op een Plenum o.l.v. WIVO voorgesteld. Deze denkdag was een gezamenlijke organisatie van het Sociaal Huis, het Stadsbestuur, de Provincie West-Vlaanderen, het CAW&JZ Middenkust, de Regionale Welzijnscommissie (R.W.C.) en het Samenwerkingsinitiatief Thuiszorg (S.I.T.). Oprichting van de vijf werkgroepen rond de pijlers uit het decreet De eerste denkdag was de start van het proces van de opmaak van het lokaal sociaal beleidsplan. Met de conclusies van de eerste denkdag werd in 2006 verder gewerkt via de oprichting van vijf werkgroepen (als voortzetting van de workshops). In de loop van november 2005 werden alle organisaties aangeschreven en gevraagd te participeren via afvaardiging naar één van deze werkgroepen:
24 lokaal sociaal beleidsplan Oostende 2008-2014
A. Werkgroep‘omgevingsanalyse’ - Voorzitterschap wordt opgenomen door Stadsbestuur Oostende en Sociaal Huis Oostende. - Doelstelling: het actualiseren van de omgevingsanalyse en belangrijke prioriteiten verder verfijnen voor beleidsplan. B. Werkgroep ‘participatie’ - Voorzitterschap wordt opgenomen door CAW&JZ Middenkust. - Doelstelling: ter voorbereiding van betrekken burgers, doelgroepen en organisaties, een visie ontwikkelen en een methodiek uitwerken. C. Werkgroep ‘interne evaluatie’ - Voorzitterschap wordt opgenomen door het Samenwerkingsinitiatief Thuiszorg regio Oostende (S.I.T.). - Doelstelling: ontwikkeling van een methodiek waarbij interne evaluaties van de organisatie gekoppeld worden aan het sociaal beleid. D. Werkgroep ‘netwerkvorming’ - Voorzitterschap wordt opgenomen door Regionale Welzijnscommissie regio Oostende (R.W.C.) - Doelstelling: de verschillende overlegstructuren en bestaande samenwerkingsverbanden in kaart brengen op cliënt-, organisatie- en beleidsniveau. - kaart brengen op cliënt-, organisatie- en beleidsniveau. E. Werkgroep Lokaal Cliëntoverleg - Voorzitterschap wordt opgenomen door Sociaal Huis Oostende. - Doelstelling: nagaan of er nood is aan uitbreiding van de bestaande modellen voor cliëntoverleg. Tweede denkdag lokaal sociaal beleid 20 maart 2007 Na het succes van de eerste denkdag werden de resultaten van de 5 verschillende werkgroepen voorgesteld op een tweede denkdag die plaats vond op 20 maart 2007. Opnieuw werd gans de sociale sector uitgenodigd en namen maar liefst 170 mensen deel aan de verschillende info – en werkgroepen. Verloop tweede denkdag In de voormiddag kon men twee infoshops naar keuze volgen. In de namiddag werd er effectief gewerkt in de door hen gekozen workshops. Mensen die kozen voor een bepaalde workshop, volgden best de respectievelijke infoshop in de voormiddag. Daarnaast was er een aparte groep veldwerkers die konden deelnemen aan de denkgroep ‘kwalitatieve analyse’. De keuzemogelijkheden waren: Participatie info – en workshop) In deze infoshop kreeg men antwoord op de vraag hoe burgers te betrekken bij het Lokaal Sociaal Beleidsplan. Aan de hand van een visietekst en de participatieladder werd in de namiddag participatie op een ludieke maar leerzame manier in praktijk omgezet. Netwerkvorming (enkel infoshop)
25 lokaal sociaal beleidsplan Oostende 2008-2014
Er werden enkel 2 infoshops in de voormiddag georganiseerd. De werkgroep stelt de inventaris voor die opgemaakt werd van alle bestaande samenwerkingverbanden in de regio. Hierna werd een groepsdiscussie gehouden aan de hand van een vragenlijst om na te gaan hoe het instrument in de toekomst kan gebruikt worden. Voor het namiddaggedeelte maakte men een keuze uit de andere workshops. Lokaal cliëntoverleg (info – en workshop) In de infoshop werden 2 modellen bekeken en was er een eerste kennismaking met de resultaten van de bevraging47. In de workshop werd er een ‘effectief’ cliëntoverleg gespeeld met de deelnemers. Interne evaluatie (info – en workshop) De infoshop behandelde de vraag: hoe scoor ik binnen mijn organisatie op de kernthema’s van het Lokaal Sociaal Beleid? De werkgroep stelde in de ochtend zijn ‘checklist’ voor. In de namiddag ging men aan de slag met het instrument. De kwalitatieve analyse48 Naast deze vijf werkgroepen werd er één bepaalde werkgroep samengesteld bestaande uit deskundigen per sociaal grondrecht en sleutelfiguren/veldwerkers, o.l.v. WIVO. Voor deze denkgroep werd een oproep gedaan naar mensen die op een directe wijze met de doelgroepen in contact komen en die als vertegenwoordiger van hun sector informatie kunnen bieden. Deze denkgroep dacht mee rond de omgevingsanalyse aan de hand van de sociale grondrechten. Per sociaal grondrecht werd gevraagd naast de kwantitatieve gegevens een kwalitatieve appreciatie te geven d.m.v. ervaringen uit het werkveld. Schematisch overzicht van de werkwijze vanaf de tweede denkdag tot het uitschrijven lokaal sociaal beleidsplan 2008-2014. De basis voor de opmaak van de doelstellingen voor het lokaal sociaal beleidsplan zijn de kwantitatieve en kwalitatieve omgevingsanalyse, de resultaten van de 2de denkdag en de resultaten uit de werkgroepen (participatie, interne evaluatie, netwerkvorming, omgevingsanalyse en cliëntoverleg).
↓ Werkwijze 1ste stap – mei 2007 Opmaak voorstel strategische en operationele doelstellingen per sociaal grondrecht (7) + bijkomend 1 gezamenlijke doelstellingen voor opties uit de 5 werkgroepen door werkgroep LSB Goedkeuring door Plan- en Stuurgroep LSB ↓ Werkwijze 2de stap juni/juli 2007 Doelstellingen worden voorgelegd aan burgemeester en schepenen (individueel). Er wordt gevraagd doelstellingen op te nemen in respectievelijke beleidsplannen. ↓
Er werd bij de sector een enquête uitgevoerd om te pijlen naar de nood en de interesse voor de uitbreiding van de twee bestaande vormen (deze van het S.I.T. en deze van het Sociaal Huis) van cliëntoverleg. 48 Zie het verslag van de workshop ‘kwalitatieve analyse’ in bijlage. 47
26 lokaal sociaal beleidsplan Oostende 2008-2014
Werkwijze 3de stap – juni/juli 2007 Samenstelling Planningsteam bestaande uit 8 deskundigen (per sociaal grondrecht 7 + 1 voor de werkgroepen). De deskundige groepeert sleutelfiguren per sociaal grondrecht. In vergadering met sleutelfiguren worden strategische doelstellingen besproken + een lijst met prioritaire operationele doelstellingen opgemaakt. Goedkeuring door Planningsteam en Stuurgroep. ↓ Tussenstap – 9 oktober 2007 Terugkomdag LSB met voorstelling aan sector van de strategische en operationele doelstellingen en toetsing doelstellingen aan toekomstige maatschappelijke trends door trendwatcher. ↓ Werkwijze 4de stap – oktober/november 2007 Bepalen van de acties per operationele doelstelling door Planningsteam + sleutelfiguren. Goedkeuring door Stuurgroep LSB. ↓ Eindredactie plan - december 2007 Vervollediging LSB-plan door werkgroep LSB. Goedkeuring OCMW- en Gemeenteraad. Opsturen naar Vlaamse Overheid. ↓ Start uitvoering en coördinatie- januari 2008 Algemene opvolging en coördinatie Sociaal Huis i.s.m. stad en lokale actoren via Werkgroep, Planningsteam- en Stuurgroep LSB. (engagement Planningsteam voor 1 jaar).
Uitleg bij schematisch overzicht werkwijze na de tweede denkdag. De opmaak strategische doelstellingen met de deskundigen (Planningsteam) en de sleutelfiguren Op basis van de gegevens vanuit de tweede denkdag startte men in mei 2007 met het uitschrijven van de strategische- en operationele doelstellingen. Per sociaal grondrecht werd een deskundige gevraagd. Deze werden gegroepeerd in het Planningsteam met als coördinator het Sociaal Huis en als voorzitter het CAW&JZ Middenkust(zie voor nominatieve samenstelling hoofdstuk 5). Het Planningsteam vervangt de vroegere Plangroep LSB. Met de deskundigen werd bekeken welke sleutelfiguren er best betrokken werden bij de opmaak. Op het Planningsteam werden i.s.m. WIVO methodieken en een werkwijze aangereikt en de definities uitgeklaard voor de opmaak van de doelstellingen en de acties. De doelstellingen werden opgemaakt door de deskundigen per sociaal grondrecht en met de sleutelfiguren en steeds ook i.s.m. medewerkers van de dienst onthaal van het Sociaal Huis. De terugkomnamiddag op 9 oktober 2007 Op 9 oktober 2007 werden per sociaal grondrecht de strategische- en de operationele doelstellingen voorgesteld aan de lokale actoren door het Planningsteam. Nadien werden deze geplaatst in een toekomstperspectief door een trendwatcher. Na de denkdag werkten de deskundigen en de sleutelfiguren de acties uit. De afgesproken overlegstructuur werd gerespecteerd en de resultaten
27 lokaal sociaal beleidsplan Oostende 2008-2014
werden ter bespreking en goedkeuring in plenum voorgelegd aan het Planningsteam, aan de Stuurgroep en vervolgens voorgelegd aan de verantwoordelijke beleidsmensen.
Hoofdstuk 7 De sectorale plannen die geïntegreerd kunnen worden in het lokaal sociaal beleidsplan.
Volgens het besluit van de Vlaamse Regering van 24 februari 2006 tot uitvoering van het decreet van 19 maart 2004 betreffende het lokaal sociaal beleid en volgens het besluit van de Vlaamse Regering van 4 mei 2007, houdende het lokaal beleid kinderopvang, moet in het kader van een maximale afstemming tussen de sectorale regelgeving en het sociaal beleidsplan het lokaal beleidsplan kinderopvang geïntegreerd worden. Het lokaal beleid kinderopvang is een deel van het lokaal sociaal beleidsplan. Het verruimde beleidsplan kinderopvang Oostende 2007-2009 telt in totaal 81 bladzijden. Het zou teveel zijn moest het in zijn geheel aan dit document toegevoegd worden. Vandaar de optie, met erkenning van de waarde van het volledige plan, enkel hoofdstuk 7 ‘beleidsopties en de concrete maatregelen’ weer te geven. Het volledige beleidsplan kinderopvang kan opgevraagd worden bij het stadsbestuur. Door de samenwerking en participatie die het lokaal sociaal beleidsplan van Oostende kenmerkt, zal in de uitwerking van verscheidene acties van het lokaal sociaal beleidsplan 2008-2014 en het beleidsplan kinderopvang 2007-2009 de link tussen de diverse doelstellingen bewaakt en op elkaar afgestemd worden49. Hierna volgt hoofdstuk 7 uit: ‘beleidsplan lokaal overleg kinderopvang Oostende 2007-2009’.
7. Beleidsopties en concrete maatregelen Beleidsoptie 1: Uitbreiding aan opvang voor 0 tot 3-jarigen De nood aan opvang blijft groeien op Oostends grondgebied en wordt door de verschillende actoren in het werkveld als problematisch ervaren. Beleidsoptie 2: Uitbreiding en behoud van de Flexibele opvang Sedert de opstart van de flexibele opvang in de KDV’s Wiegelied en Panukkel blijft de bezetting stijgen. De maximumcapaciteit voor de zaterdagopvang is bereikt en het gebeurt vaak dat kinderen moeten geweigerd worden wegens plaatsgebrek. De flexibele opvang heeft onvoldoende gesubsidieerd personeel om over die capaciteit te gaan. Beleidsoptie 3: Organiseren kortopvang Bv. bij nood aan plotse opvang voor cursus of interimwerk,….
49
Zie onder hoofdstuk 3 ‘vorming, onderwijs en opvoeding’ bij kinderopvang, de operationele doelstelling punt 5.3 en acties.
28 lokaal sociaal beleidsplan Oostende 2008-2014
Beleidsoptie 4: Organiseren acute opvang Acute opvang dient deel uit te maken van het basisaanbod en kan men meer CKG-gericht zien Bv. bij ziekte onthaalouder, bij stopzetting activiteiten onthaalouder of ander opvanginitiatief
Beleidsoptie 5: Organiseren crisisopvang Crisisopvang dient deel uit te maken van het basisaanbod en kan men meer CKG-gericht zien Bv. bij crisis in het gezin of de onmiddellijke omgeving van het kind. Beleidsoptie 6: Uitbreiding Sociale kinderopvang Sociale opvang dient deel uit te maken van het basisaanbod en kan men meer CKG-gericht zien Bv. bij crisis in het gezin of de onmiddellijke omgeving van het kind, kinderen die nood hebben aan sociale interventie. Beleidsoptie 7: Organiseren slaapopvang Soms hebben mensen nood aan heel late opvang, tot 22.00-23.00 uur. Voor het welzijn van het kind is het beter volledige nachtopvang te organiseren. Beleidsoptie 8: Uitbreiding capaciteit BKO Beleidsoptie 9: Uitbreiding locaties BKO Beleidsoptie 10: Uitbreiding flexibele opvang BKO (vroeg, laat, zaterdagen en zondagen) Beleidsoptie 11: Opstart occasionele opvang BKO Beleidsoptie 12: Opstart buurt- en nabijheiddiensten BKO Beleidsoptie 13: Samenwerking met alle basisscholen Oostende en de BKO Beleidsoptie 14: Mogelijkheden samenwerkingsverband tussen de bedrijven en de kinderopvang Beleidsoptie 15: Inclusieve opvang Voor inclusieve opvang dient de Oostendse bevolking zich tot initiatieven in andere gemeenten te wenden die op zich ook met lange wachtlijsten kampen. Beleidsoptie 16: Opvang kinderen van 9 tot 12 jaar Hierover wordt de Jeugddienst nog aangesproken. Beleidsoptie 17: Opvang voor de +12-jarigen Hierover wordt de Jeugddienst nog aangesproken. Beleidsoptie 18: Bekendmaking van het aanbod via brochure en meldpunt Via een brochure en een meldpunt, waarbij meer ondersteuning voor het meldpunt van het LOK noodzakelijk is. Beleidsoptie 19: Inrichten BKO in kinderdagverblijf Bij ’t Optimistje leeft de idee om in samenwerking met de school ook buitenschoolse opvang te organiseren.
29 lokaal sociaal beleidsplan Oostende 2008-2014
Beleidsoptie 20: Intentie tot ruimere samenwerking met Kind en Gezin, Vertrouwenscentrum Kindermishandeling en andere diensten inzake preventie en gezondheidsbeleid Vanaf 2007 subsidieert Kind en Gezin niet langer de preventieve consulten in de kinderdagverblijven. Toch is er nood aan ondersteuning en rechtstreeks contact met een pediater. Ook vorming voor het personeel kan hierin een rol spelen. Beleidsoptie 21: Oprichting CKO
Einde hoofdstuk 7 uit het beleidsplan kinderopvang.
30 lokaal sociaal beleidsplan Oostende 2008-2014
Bijlagen Bijlage 1: Verslag denkdag kwalitatieve analyse, maart 2007. Bijlage 2: Voor de afkortingen, de definities en de referentielijst verwijzen we naar blz. 96 van de geactualiseerde omgevingsanalyse, december 2007. Bijlage 3: Als afzonderlijk document: de geactualiseerde omgevingsanalyse, december 2007.
31
Bijlage 1
VERSLAG DENKDAG SOCIAAL HUIS OOSTENDE WORKSHOP KWALITATIEVE OMGEVINGSANALYSE 20 MAART 2007
32 lokaal sociaal beleidsplan Oostende 2008-2014
1. Arbeid Vaststellingen
Bedenkingen workshop
1. De vraag naar werk en het aanbod aan werk is niet op elkaar afgestemd.
- stelling klopt niet; volgens VDAB staan er momenteel 80000 vacatures op hun databank - Oostende trekt kansarmoede aan door haar ligging; lokaal is er wel hoge werkloosheidsgraad - oplossing kan zijn: betere doorstroming van werkzoekenden naar VDAB - werkzoekenden hebben verkeerd beeld van wat werk is, hebben moeite om hen hiernaar te organiseren (vb kinderopvang: te kort en te duur) - werkgevers hebben weinig begrip voor de problemen bij hun werknemers, dit moet bij doordringen bij jongeren zodat ze hun werkattitude aanpassen - de kosten die werken met zich meebrengt zijn soms te groot in verhouding met de verloning die men krijgt (ipv werkloosheidsuitkering)
2. Oostende kent een hoge werkloosheidsgraad, (dit is het aandeel werklozen in de beroepsbevolking).
- grootstedelijk probleem (sociologisch profiel) - groot aanbod hulpverlening aan jongeren in Oostende; dit trekt jongeren aan - bedrijven hebben schrik van 50-plussers; zij solliciteren ook minder en ervaren een hoge drempel hierbij - vaak moeilijk bereikbaar (vroege/ late uren, geen openbaar vervoer) mobiliteitsprobleem - zee is barrière (kunnen maar langs 1 kant werk zoeken) - veel vacatures raken moeilijk ingevuld (knelpunten)
3. Oostende kent veel laaggeschoolde niet-werkende werkzoekenden jonger dan 25 jaar, die moeilijk een plaats vinden binnen de arbeidsmarkt.
- veel tewerkstellingsprogramma’s in Oostende - sterke focus op deze groep - schorsing van jongeren bij VDAB tekent zich niet af in sterke stijging van aanvragen bij OCMW - fair systeem VDAB: kans om in te gaan op aanbod maar moeten zich aan regels houden - restgroep die soms wel wil maar niet kan, van thuis uit geen goede werkattitude mee gekregen - jongeren weten niet wat ze wél willen - gedemotiveerd raken door het niet vinden van een job - jongeren duidelijk maken dat interimjobs een meerwaarde betekenen op hun cv - jongeren hebben vertekend beeld van het loon, willen zichzelf materieel bewijzen en verwachten hoog loon (onze consumptiemaatschappij schept deze verwachtingen) - is er veel zwartwerk in deze groep? 33
lokaal sociaal beleidsplan Oostende 2008-2014
4. Er is ook een groep langdurige (minimum 1 jaar) werklozen in Oostende.
5. Is er voldoende aanbod voor laaggeschoolden? 6. Kan het werkloosheidsprobleem opgelost worden via projecten in het kader van de Sociale Economie?
- er zijn in regio Oostende 895 mensen die langer dan 2 jaar werkloos zijn - veel korte werkperiodes door: medische reden, niet op de juiste plaats werken, geen opvang vinden, geen boeiende job - werkattitude is een groot probleem - kleine weddespanning (loon werkloosheidsuitkering) - dienstencheques houden rekening met work-life balans; belangrijk voor werkzoekenden - PWA: deze mensen zijn moeilijk te motiveren om werk te vinden omdat zij in een ‘goed’ statuut zitten Zie opmerkingen andere stellingen - jobs zijn moeilijker, hogere verwachtingen naar werknemers, minder ‘makkelijke’ jobs dan vroeger - nood aan een goed instapsysteem waarbij mensen echt doorgroeien en niet in een bepaald sociaal statuut blijven hangen - geen goed sociaal vangnet in Oostende, weinig sociale werkplaatsen - er is beperkte afstemming tussen opleidingsaanbod en industrie; moet verder uitgebouwd worden - nood aan herwaardering van ‘lagere’ beroepen - nood aan extra capaciteit -dienstencheques: verschillende aanbieders, zeer gedifferentieerd, te weinig werkkrachten - grote nood aan het kaderen van de arbeidsproblematiek naar de bevolking en zicht geven op verschillende alternatieven - nood aan voldoende, correcte en duurzame tewerkstelling voor de ‘laagste’ groep van de bevolking - correct en juist profiel opmaken voor verschillende functies - voorzien in psychologische ondersteuning van werknemers
34 lokaal sociaal beleidsplan Oostende 2008-2014
2. Gezondheid Vaststellingen 1. Er zal een toename zijn in de toekomst van de zorgnoden door de vergrijzing van de bevolking.
2. Zijn er genoeg rusthuizen en serviceflats in Oostende? Voor welke senioren moeten er voorzieningen komen, zelfstandigen of (zwaar) hulpbehoevenden of …
Bedenkingen workshop - er komen effectief veel gepensioneerden uit het binnenland naar de kust wonen. Deze beschikken vaak over weinig mantelzorg in hun nabijheid. Vandaar dat aandacht nodig is voor het ontwikkelen van sociale contacten om het risico op isolement tegen te gaan. - idee: er kan iets gedaan worden rond de cohesie tussen ouderen en kinderen - er bestaan nog heel wat vraagtekens rondom allochtone ouderen: wat zijn hun noden, hun netwerk, hun specifieke behoeften. Waar liggen de verschillen en hoe kunnen we daarop inspelen of anticiperen? - netwerkvorming is in het algemeen een belangrijk item - men voelt de nood aan laagdrempelige hulpverlening en een verbeterde toegankelijkheid van informatie en hulpverlening. - de actuele stijging is onvoldoende - er is geen centrale wachtlijst - er situeert zich een probleem met de mensen die buiten categorie vallen (cfr cat A & B) en met ouderen binnen de groep daklozen/psychiatrisch patiënten - de wijze van opvolgen van de wachtlijsten is niet doorzichtig - er is vraag naar duidelijkheid omtrent de serviceflats: beschikbaarheid etc
3. Er moet evenredig geïnvesteerd worden in de gezondheidsnood van de hele bevolking, rekening houdend met diversiteit.
- waar is de nood het grootst? Zijn er objectieve cijfers? In kaart brengen van de zwaksten - de gezondheidsnood is dynamisch gegeven – er zijn continu nieuwe doelgroepen - meer netwerkvorming – structuur om informatie uit te wisselen (1° lijn – 2° lijn). Er is een reëel risico op een te grote kloof tussen 1° en 2° lijn!! De specialisatie en afbakening van doelgroepen van de 2° lijn hebben hun voordelen op vlak van kwaliteit , maar vormen een risico voor mensen die daar niet in passen!! 4. De vraag naar psychologische bijstand neemt toe. - wachtlijst probleem bij kinderen Men werkt met wachtlijsten. - er is vraag naar terugbetaling psychologische bijstand - de diagnostiek van psychologische problemen en bij anderen moet beter bekeken worden
35 lokaal sociaal beleidsplan Oostende 2008-2014
5. De toegankelijkheid van medische en psychische hulp verhogen door samenwerking. 6. Er moet meer aandacht besteed worden aan zelfdodingpreventie. 8. Er is nood aan efficiënte preventie rond druggebruik. 9. Er is nood aan preventie rond borstkanker bij vrouwen.
7. Er is meer sensibiliseren nodig rond verantwoord geneesmiddelengebruik.
algemeen
- gemis aan tussenniveau tussen school & hulpverlening - meer aandacht aan opvoedingsondersteuning, mede om de biologisering tegen te gaan - uitbouw van een cluster gezondheid binnen sociaal huis - zgn “ping pong patiënten” zijn een probleem Geen nieuwe commentaar. Cfr supra - preventie in het algemeen: ja, natuurlijk!! - zelfdoding: wat zijn de cijfers voor Oostende? - preventie rond zelfdoding en borstkanker: vraagt een gezamenlijke, geclusterde aanpak - zelfdoding en borstkanker: moet Oostende daar iets apart voor doen? Moet dit niet vanop een hoger niveau aangestuurd worden? - opletten met risico preventie als “lokmiddel” voor dure screenings en behandelingen - de school als belangrijke preventieplaats - toegankelijkheid van hulpverlening verhogen als manier van preventie - sensibilisering rond medicatie eerder op Vlaams niveau tenzij er cijfers zouden zijn die Oostende als probleemstad aangeven? - er is wel sprake van een aantal “probleemhuisartsen” die veel te gemakkelijk medicatie voorschrijven. Deze zouden echt wel moeten aangepakt worden. -
-
netwerkvorming rond cliënten én hulpverleners (met als risico dat er mensen zijn die niet daarom afhaken) cluster gezondheidszorg toegankelijkheid verbeteren, drempels verlagen preventie blijft belangrijk, zowel algemeen als naar specifieke doelgroepen
36 lokaal sociaal beleidsplan Oostende 2008-2014
3. Huisvesting Vaststellingen
Bedenkingen workshop
1. Er is een sociaal woonbeleid nodig om de burger met een laag inkomen zijn recht op wonen te doen laten gelden.
- woonbegeleiding: dient beter gedefinieerd te worden (+ wettelijk kader aanpassen) - samenwerking nodig - voor sommige doelgroepen zou verplichte budgettering aangewezen zijn (afhouden huur en nutsvoorzieningen van het vervangingsinkomen). Tijdig betalen van de huishuur is een vorm van preventie. - bepaalde doelgroepen vallen buiten de ‘selectiecriteria’ (vb puntensysteem sociaal verhuur kantoor) terwijl er toch een grote behoefte is. - sociaal verhuurkantoor moet beschouwd worden als een belangrijke doorgang naar de privé huurmarkt. - het aanbod van het sociaal verhuur kantoor zou verder moeten uitgebouwd worden.
2. Er is veel vraag naar begeleid wonen voor personen met een handicap.
- voornamelijk oudere, bejaarde, financieel zwakke en zorgbehoevende personen met een handicap - er zijn onvoldoende geschikte woningen, zowel qua accommodatie als qua kostprijs. Er is bijvoorbeeld weinig aanbod aan woningen met een lift of met voldoende voorzieningen op gelijkvloers. - zijn de mogelijkheden op vlak van preventie al bekeken? - de deelnemers aan de sessie hebben weinig voeling met deze doelgroep. Het lijkt dan ook een sector die wat op zich staat.
3. Er stelt zich een probleem van dakloosheid/thuisloosheid voor verscheidene doelgroepen in heel de provincie.
- er zijn geen voorzieningen voor psychiatrische ex-patiënten/gebruikers, die geweigerd worden in onthaaltehuizen. - geen opvang voor mensen met huisdieren - selectiviteit van crisisnetwerk - geen voorzieningen die toelaten om mensen te leren wonen met vallen & opstaan en met begeleiding. - woontrajectbegeleiding nodig in de ruime zin van het woord (dakloos onthaaltehuis woning) - sociale huisvesting heeft hoge drempel - afstemming probleemdefiniëring tussen cliënt en
37 lokaal sociaal beleidsplan Oostende 2008-2014
hulpverlener (“wat zijn de noden van de cliënt?” Tegenover “wat ziet de hulpverlener als problemen?”) - probleem van “niet populaire huurders” die zeer moeilijk aan woongelegenheid geraken Algemeen - samenvattend
-
-
-
nood aan gediversifieerd en aangepast woonaanbod (sociaal en privaat; qua prijs en qua accommodatie) verdere uitbouw van het sociaal verhuur kantoor waar nodig en zolang als nodig verplichte budgettering als onderdeel van woonbegeleiding samenwerking op regionaal vlak, met de aanpalende gemeenten woonbegeleiding en woontrajactbegeleidiing: samenwerking en uitbreiding. Dit zou kunnen via een woonbegeleiding cel = overkoepeling van alle woonbegeleiders van verschillende organisaties
38 lokaal sociaal beleidsplan Oostende 2008-2014
4. Sociale zekerheid Vaststellingen
Bedenkingen workshop
1. Mensen met een laag inkomen hebben ook recht op een menswaardig bestaan. Oostende kent heel wat kansarme gezinnen. (Zie ook verder onder 2 bij ‘Vorming en onderwijs’).
- extra aandacht nodig voor mensen die steeds uit de boot vallen, die net niet onder de inkomensgrens vallen - we moeten mensen motiveren om “uit het systeem” te geraken en hen erna ook blijven ondersteunen - veel mensen hebben schulden door huren van een woning, dit is een aandachtspunt! - er zijn lange wachtlijsten voor hulpverlening - aandacht nodig voor ALLE inwoners en niet een specifieke groep - wegwerken oneerlijkheden - zorgen dat mensen minder ‘gelokt’ worden om dingen te kopen, vb op krediet en via leningen - meer aandacht nodig voor ‘verdoken’ armoede - meer structurele en kwalitatieve aandacht; het aantal kwetsbare groepen neemt toe; zoeken naar preventieve acties Zie bedenkingen bij andere stellingen.
2. Het aantal mensen met schuldenlast is aanzienlijk. 3. Het aantal leefloners daalt in Oostende.
- de hulpverlening naar deze groep dient niet noodzakelijk een prioriteit te zijn, we zijn goed bezig, dus wel continuïteit hierin - blijvende aandacht nodig - allochtonen blijven opvolgen, aantal autochtonen met leefloon daalt - aandacht voor mensen die “niet in het plaatje passen” - grotere doorschuif dan vroeger - verschillend van integraal beleid; is dit blijvend? - deels een beleving, omdat men minder makkelijk een leefloon bekomt - in tegenstelling met de vaststelling dat mensen meer gevolgd worden - leefloon is maar één indicator, er is een verschuiving: algemene financiële steun neemt toe; type bevolking verandert (bv allochtonen) - in overleg vastleggen of we niet teveel afwijken van ‘core business’: we mogen geen concurrenten worden van bestaande organisaties - blijven aandacht aan besteden en vooral nood aan meer subsidies voor personeel want lange wachtlijsten vooraleer mensen hulp kunnen krijgen - blijven bewaken is een noodzaak want daling
39 lokaal sociaal beleidsplan Oostende 2008-2014
4. Sommige doelgroepen worden onvoldoende bereikt. Is een ‘out-reaching’ methode aangewezen en haalbaar?
kan toevallig enkel te maken hebben met tijdelijke maatregelen (vb tewerkstellingsprogramma’s) - welke zijn de doelgroepen die we willen bereiken? - ook aandacht voor mensen net boven bestaansminimum (minimum pensioen, invaliditeitsuitkering, alleenstaanden) - andere doelgroepen: allochtonen, mensen die generaties lang ‘niet in de boot van de hulpverlening geraken’, restgroepen (straathoekwerker) - bekendmaking van bestaande projecten - werken via intermediairen - werken met mensen uit hun groep - andere werkvormen/ manieren zoeken om mensen te bereiken - wat met mensen die niet tot een specifieke doelgroep behoren? - nood aan case-management: niet werken vanuit diensten maar vanuit mensen - aandacht voor mensen die de hoop opgegeven hebben - een evenwicht zoeken tussen ‘link maken met het aanbod’ en ‘ mensen eerst tot zichzelf laten komen en keuzes laten maken’ - geografisch effect van Oostende als stad leidt ertoe dat de instroom van die doelgroep groot zal blijven; moeilijk te bepalen naar wie we wél moeten toestappen - niet enkel mensen bereiken, wat daarna? - mensen hebben zelf misschien andere normen, we mogen onze normen niet opleggen - werken aan de motivatie van de cliënt om hulp te zoeken - vooral werk nodig met betrekking tot opleiding en onderwijs (jongeren!) - wij dienen ons de vraag te stellen of wij zelf wel voldoende geïntegreerd zijn in de maatschappij - doorverwijzing is meer dan afzetten aan de deur, er is nood aan goede netwerken - rechtstreekse laagdrempelige contacten met diverse doelgroepen zijn essentieel - veel meer outreaching nodig om de allerzwaksten te bereiken, zij hebben dikwijls door ontmoediging afgeleerd zelf stappen te zetten - hulp wordt vaak als bedreigend ervaren, misschien is een oplossing het werken met ervaringsdeskundigen - deze methode vergt een aparte, speciale ingesteldheid; ook werken met ‘peers’ is een
40 lokaal sociaal beleidsplan Oostende 2008-2014
mogelijkheid - meer aandacht besteden aan ‘oorzaak van’ dan aan personen in kwestie om van daaruit beleid uit te werken
41 lokaal sociaal beleidsplan Oostende 2008-2014
5. Vorming en onderwijs Vaststellingen 1. Levenslang leren voor alle doelgroepen. De toegankelijkheid naar informatie verhogen (ondermeer tot Internet).
2. Gelijke kansen in het onderwijs voor iedereen.
3. Het onderwijs sluit te weinig aan bij gespecialiseerde beroepen en biedt onvoldoende perspectief. 4. Er is nood aan opvoedingsondersteuning.
Bedenkingen workshop - van jongsaf duidelijk maken - heel breed aanbod voorzien, zowel formeel als informeel - heel brede behoeften aan opleiding, zowel op vlak van arbeid, bijscholing, specialisatie als naar ouders ivm jeugd, trends en onderwijs - ook aandacht voor persoonlijke ontwikkeling (vrije tijd): ICT, trends, sport en cultuur - aanbod zowel door privé en openbare instanties en het middenveld, mag geen verdringing zijn van elkaar! - ondersteuning en toeleiding is belangrijk, ook voorzien in financiële steun - informatie voorzien in verstaanbare en heldere taal, en tot bij de doelgroep brengen - ook voorzien dat randvoorwaarden vervuld zijn om opleiding te kunnen volgen (vb kinderopvang) - meer aandacht voor studenten die van ene in andere richting overstappen (en zo doorgaan zonder echt iets te vinden wat hen ‘past’) - onderwijs is bepalend voor hele toekomst: onderwijs biedt werk, werk biedt kansen - sterk afhankelijk van de motivatie van leerkrachten - zuilen en netten dienen te verdwijnen - kloof tussen onderwijs en leefwereld van de jongeren opheffen (ook qua taal) - ‘kansarmoede’ is heel ruim begrip; relatief - uitdaging en breed aanbod bieden voor alle jongeren - geen etikettering voor de verschillende opleidingsniveaus Deze stelling klopt blijkbaar niet. Er is zowel bij de deelnemers als bij de deskundigen onduidelijkheid over wat hier bedoeld wordt. - 11% van de jongeren heeft achterstand in het eerste leerjaar - opvoeding komt van de ouders: gezin, onderwijs en een zinvolle vrijetijdsbesteding - laagdrempelig (intermediaire): gezin, begeleiders (opvoeders en leerkrachten) - opvoedende taak begint in het gezin met waarden en normen - opvoeden is een plicht, verantwoordelijkheid en
42 lokaal sociaal beleidsplan Oostende 2008-2014
recht van de ouders - opvoeding is bewustwording - opvoedingsondersteuning: voorlichting en info, pedagogisch advies, vroegtijdige detectie, coördinatie en afstemming - brede school (alle actoren in omgeving van kind erbij betrekken) - spilfiguur bij het lokaal cliëntoverleg voorzien - netwerken op elkaar afstemmen= integraal beleid - werken via peer education: leerlingen helpen elkaar; ook oudergroepen - opgelet: hoge eisen worden momenteel gesteld aan ouders waardoor sommigen het gevoel hebben te falen als ze daaraan niet voldoen
43 lokaal sociaal beleidsplan Oostende 2008-2014
6. Cultuur, welzijn en maatschappelijke integratie. Vaststellingen 1. Oostende is een toeristische centrumstad met een hoge graad aan verblijfstoerisme.
Bedenkingen workshop -
-
-
2. Sociale participatie is belangrijk om individualisering en verzuring tegen te gaan, daarom moeten kwetsbare groepen meer betrokken worden bij culturele, sportieve en sociale activiteiten, bij voorkeur op wijkniveau.
-
-
-
3. Cultuur moet toegankelijker zijn voor alle burgers met aandacht voor diversiteit. Een deel van de bevolking valt door de mazen
-
massaspektakels (die in eerste opzicht voor de toeristen worden georganiseerd) zijn ook laagdrempelig voor de eigen bevolking; daar bereiken we soms mensen die zich anders niet engageren in het verenigingsleven… er is een beleving dat cultuur misschien eerder gericht is op de toeristen de wintermaanden mogen niet vergeten worden, bv. voor de jeugd vaststelling dat bij jongeren de participatie afhangt van de opvoeding, dat ze eerder kiezen voor traditionele kunsten en dat ze liefst geïnformeerd worden via een folder en/of affiche we stellen ons hierbij ook de vraag wat cultuur eigenlijk is; hierover zijn toch verschillende meningen binnen de groep vb. moet een film ingeleid en nabesproken worden om onder het luik cultuur te mogen vallen? sommige systemen blijken moeilijk toegankelijk vb. cultuurcheques het woord “moeten” is niet goed gekozen in deze context onze taak bestaat erin de mogelijkheden te voorzien, de omstandigheden te creëren en motiverend te werken het moet van de mensen zelf komen we zien een evolutie van buurtwerk naar het leiden van dienstencentra waar is ons buurtwerk gebleven? meer input jeugd er is nood aan meer beleid, nu is het teveel afhankelijk van het buurthuis het buurtwerk wordt te weinig gebruikt als middel ter bestrijding van armoede het buurtwerk is vooral naar ouderen gericht wat met de andere doelgroepen? er is een gemis aan cultuur die uitgaat van de mensen vb. initiatieven die de culturele verschillen naar voor brengen = de mensen zelf aan het woord laten
het moet hoe dan ook blijven bestaan, maar we moeten kijken hoe we het wél kunnen organiseren
44 lokaal sociaal beleidsplan Oostende 2008-2014
van het net wat betreft de culturele sociale en maatschappelijke participatie.
-
4. Het traditionele gezin als hoeksteen van de samenleving valt weg. Wat komt er in de plaats?
-
-
-
-
5. Er moet gewerkt worden aan afstemming en samenwerking rond welzijnsdiensten en de diensten die cultuur en sportactiviteiten organiseren.
-
-
-
6. De mantelzorg moet ondersteund en gestimuleerd worden.
-
-
7. De aandacht moet uitgaan naar het werken aan een meer solidaire samenleving. De kloof tussen ouderen en jongeren vergroot, de solidariteit naar beide partijen toe verkleint. -
er zijn verschillende drempels: financiële, praktische, procedures (die beperken dat cultuur kan leven, die de empowerment in de weg staan) vergeet ook de mensen met beperkte intellectuele mogelijkheden niet stuur de jongeren niet buiten de stad bouw samenwerking uit met de actoren uit de buurt sommigen vragen zich af of dit wel een probleem is er komen andere dingen in de plaats vb. leercontracten, mentoren anderen wijzen er op dat niet enkel het gezin als hoeksteen van de samenleving wegvalt, maar het volledige familiale netwerk (is één van de redenen waarom pleegzorg vb. onmisbaar blijft) de vraag is wat een goede opvoeding is (wat is de norm?) de diensten mogen niet te regelgevend zijn; er is nood aan diversiteit in het gezin we zien misschien te veel een professionalisering van de opvoeding we moeten meegaan met onze tijd, ook wat betreft de normen en waarden zoektocht naar één samenleving deze afstemming/samenwerking moet uitgebreid worden naar diensten die voor andere doelgroepen werken de samenwerking onderwijs en welzijn is nog niet optimaal (principe van de brede school) hierbij moet er ook aandacht zijn voor mensen met een beperking vb. deelname aan sportactiviteiten het sociaal huis heeft een rol op te nemen m.b.t. sport, cultuur, jeugd… een probleem is vaak de mobiliteit dit moet zeker ondersteund/gestimuleerd worden, niet omwille van het budget, maar wel op willen van de kwaliteit en kansen er is nood aan een vangnet voor de mantelzorgers vb. tijdelijk overnemen van de zorg wanneer de last te zwaar is, bij ziekte, bij vakantie… mantelzorg wordt opgewaardeerd dit ervaren we als een echt probleem er zijn (bij de politie) vooral veel klachten van ouderen > subjectieve versus objectieve onveiligheid er is momenteel veel opsplitsing in activiteiten kunnen we mensen niet meer samenbrengen?
45 lokaal sociaal beleidsplan Oostende 2008-2014
-
8. Een draagvlak creëren bij de bevolking voor mensen met problemen. Dit onder het motto: ‘Iedereen is kwetsbaar’. Moet er een aanspreekpunt komen voor aanmelding door derden over mensen in probleemsituaties?
-
-
9. Er is meer nood aan een structurele samenwerking van de hulpverlening voor mensen in een multiprobleem situatie.
-
-
10. Er is extra aandacht nodig voor de één-ouder gezinnen. 11. Jonge ouders met kinderen hebben nood aan een ruimere beschikbaarheid van kinderopvang.
-
-
-
12. Is verplichte hulpverlening zinvol?
-
-
we moeten dit thema opentrekken: werken aan solidariteit idee dat er nood is aan meer activiteiten voor kinderen in de buurt versus idee dat Duin & Zee de optimale omgeving biedt en vroegere buurtinitiatieven mislukten we willen geen kliklijn wel nood aan een breder draagvlak + uitbouw van sociale netwerken misschien moeten we denken aan een punt voor volwassenen cfr. het vertrouwensartsencentrum nu? rol van de buurtwerkers? nood aan herdefiniëring van hun rol! idee dat de wijken van de wijkagenten moeten verkleind worden versus idee dat het niet iemand in uniform hoeft te zijn hier merken we toch een verbetering bij vroeger nood aan casemanager die onafhankelijk (van het aanbod) is en die de hulpbehoeftige begeleidt het cliëntoverleg is een goede aanzet, ook de projecten bij CAW we moeten over de eigen grenzen kijken er zijn enorm lange wachtlijsten voor kinderopvang; dit is problematisch voor alle gezinnen, maar zeker voor éénoudergezinnen alleenstaande ouders kunnen moeilijk VDAB-cursussen, cursussen Nederlands enz. volgen en verliezen hierdoor kansen we moeten hier rond meer samenwerken! het gaat niet alleen om jonge ouders nood aan samenwerking tussen onderwijs, kinderopvang en vrijetijdsbesteding kunnen linken! kunnen doorverwijzen! nood aan meer middelen voor kinderopvang om op ruimere doelgroep te kunnen inspelen éénoudergezinnen hebben moeite om een betaalbare woning te vinden én zijn als doelgroep vaak uitgesloten verplichte hulpverlening is zinvol als je voldoende rekening houdt met de competenties van de mensen en hen de verantwoordelijkheid teruggeeft wanneer dat ken sommige zaken gaan over een grens daar is de verplichting zinvol voorwaarde is een goede samenwerking tussen het gerecht en de zorgsector vrederechters als familierechters
46 lokaal sociaal beleidsplan Oostende 2008-2014
13. Extra aandacht voor de jeugd in Oostende is aangewezen.
-
-
we mogen de jeugd niet laten wegtrekken welke boodschap geven we mee aan de 20jarigen: geen werk, geen betaalbare woning… jongeren willen als deel van Oostende beschouwd worden hierbij denken we aan de leeftijdscategorie 12tot 30-jarigen, dus ook aan de jongvolwassenen participatie mogen we niet amateuristisch aanpakken welke inspraakkanalen zijn er? wat met niet-georganiseerde jeugd? jongeren ervaren te weinig cultuuraanbod
47 lokaal sociaal beleidsplan Oostende 2008-2014
7. Recht en veiligheid Vaststellingen 1. Er is een stijging van het intrafamiliaal geweld en een stijging van de ernst van de feiten.
Bedenkingen workshop -
-
2. Men doet steeds meer beroep op juridische bijstand. Wat staat ons te doen?
-
-
3. Er moet een open dialoog komen om discriminatie en extremisme uit te bannen. 4. Er is nood aan methodieken zoals echtscheidings- en buurt- en andere soorten bemiddeling 5. Zijn alternatieve sancties een goed alternatief?
Geen aanvullingen gedaan Geen aanvullingen gedaan
-
-
6. Is het verkeer veilig voor de zwakke weggebruiker?
het beleid hieromtrent is versnipperd: de bekendmaking van de nieuwe wetgeving is in beweging meer meldingen houdt niet noodzakelijk een stijging van het aantal gevallen in: waakzaam omgaan met de cijfers! er is vooral nood aan preventie van gezinsgeweld (vóór het escaleert) de samenwerking tussen politiediensten en sociale hulpverlening kan verbeteren er is nood aan overleg uitbouw van een netwerk stijging van de meldingen houdt ook hier niet noodzakelijk een stijging van het aantal feiten in (cfr. 7.1) juridische bijstand is ook bestrijding van het intrafamiliaal geweld (hulp/bijstand) het aanbod aan juridische bijstand moet stijgen bemiddeling heeft voorrang op een vechtstrategie
-
-
we voelen aan dat dit goed wordt georganiseerd en de uitvoerders van de straf een goede begeleiding krijgen belangrijk is dat de uitvoerders van de straf actief blijven (versus een passieve straf ) er is een draagvlak binnen de verschillende organisaties die uitvoerders van straffen binnen hun organisatie tewerkstellen => zij hebben goede ervaringen we moeten een onderscheid maken tussen subjectieve en objectieve onveiligheid (vb. aan de schoolpoort heerst bij de zwakke weggebruiker een hoog onveiligheidsgevoel, terwijl de meeste ongevallen dicht bij de woning gebeuren) we moeten de cijfers steeds afzetten tegenover het aantal gebruikers (vb. het aantal fietsers is gestegen)
48 lokaal sociaal beleidsplan Oostende 2008-2014
er is al werkgroepoverleg o.a. Mobiliteitslabel, De Lijn: halte-infrastructuur, stijging van het aantal fietspaden, Fietseling… - er zijn teveel wijzigingen in de verkeerswetgeving - beleidsplan mobiliteit (2003-2008) ≠ weggebruikers (fietsers, autobestuurders, voetgangers… stappenplan maatregelen nieuwe initiatieven bv. fietspool , gemachtigde opzichters, zone 30 - nood aan handhavingsbeleid prioriteit voor 2007-2008 - signalisatie ALGEMEEN: verder zetten van de positieve evolutie -
49 lokaal sociaal beleidsplan Oostende 2008-2014