Reserve-personeel en sociale zekerheid Financiële gevolgen voor reserve-personeel van ziekte, (tijdelijke) arbeidsongeschiktheid en invaliditeit ontstaan tijdens verblijf in werkelijke dienst J.A. Pols Korporaal der eerste klasse (R) van het Korps Nationale Reserve
Koninklijke
10210b
Landmacht acht
Opdrachtgever voor het onderzoek waarover dit rapport verslag doet was oorspronkelijk, in 2002 de medezeggenschapscommissie (MC) van 30 NATRES-bataljon. Al kort na aanvang van het onderzoek is dit gekomen onder de gezamenlijke MCs van alle NATRES-bataljons en van de Korpscommandant van het Korps Nationale Reserve, verenigd in het Bronbeek Overleg. De MCs waren in het jaar 2000 bij de NATRES-bataljons opgericht op grond van het Besluit medezeggenschap Defensie. De toenmalige KC KNatres raakte geïnteresseerd in het onderzoek doordat hij bij zijn aantreden in 2000 van C-NATCO de opdracht kreeg om ervoor te zorgen dat de sociale zekerheid van het NATRESpersoneel ‘geregeld werd’. Te vaak hoorde C-NATCO klachten over vraagstukken van sociale zekerheid bij bezoeken aan de NATRES. Na presentatie van het tussenrapport – “NATRES Poortwachter” – in de Legerraad in 2005 is door die raad verzocht de knelpunten te inventariseren en te komen met aanbevelingen. Meest recentelijk heeft de Hoofddirecteur Personeel gevraagd het rapport uit te breiden tot al het reserve-personeel, ook buiten de NATRES. In 2002, toen het onderzoek begon, was het reservistenbeleid nog gebaseerd op de reservistennota uit 19961; daardoor was het NATRES-personeel (m/v) het enige vrijwillig dienende reserve-personeel. Deze NATRES-reservisten, hun werkgevers en hun commandanten stelden bij herhaling vast dat de staande organisatie geen afdoende antwoorden kon geven op vragen over de gevolgen van ziekte, arbeidsongeschiktheid en overlijden door de dienst voor dit vrijwillig dienende reserve-personeel. Het is vanuit deze achtergrond dat dit onderzoek is opgestart vanuit de NATRES. De brief Reservistenbeleid uit 20052 legt de basis voor het ontstaan van een grotere groep vrijwillig dienende reservisten, circa 5.600 bij de vier operationele commando’s3. Deze brief introduceerde de begrippen Reservisten Specifieke Deskundigheid (RSD) en Reservisten Militaire Taken (RMT) en kondigde ook aan het intrekken van de Wet voor het reservepersoneel der krijgsmacht. Per 2008 is dit intrekken gerealiseerd en is de rechtspositie van de vrijwillig dienende reservist opgenomen in de Militaire Ambtenarenwet 1931. Door de nieuwe rechtspositionele structuur is de uitkomst van dit onderzoek nu van belang voor al het reserve-personeel bij de krijgsmacht. Daarbij gaat het over reserve-personeel dat op vrijwillige basis is aangesteld en uitsluitend op vrijwillige basis – met (vrijwillige) medewerking van de civiele werkgever – in werkelijke dienst komt. ¶ In de nieuwe wettelijke opzet komt het onderscheid tussen de categorieën RMT en RSD niet voor; dit onderscheid blijft beperkt tot beleidsdocumenten. Zo ontstaan ook twee nadrukkelijk te onderscheiden opkomstpatronen die wel relevant zijn voor de interpretatie van het toepasselijk recht maar die niet terugkomen in wet- en regelgeving. Die twee patronen zijn: 1) ‘herhaald, kortstondig’ (vooral O&T, steunverleningen inzet binnenland) en 2) ‘incidenteel, langdurig’ (onder andere uitzendingen, front fill en back fill). Verdere verwarring over de arbeidsrechtelijke positie van de reservist kan ontstaan doordat er nog (civiele) wet- en regelgeving bestaat met daarin bepalingen voor “dienstplichtigen en reservisten”. De ‘reservisten’ uit die teksten zijn echter niet de reservisten van nu. De ‘reservisten’ (m/v) uit deze oude teksten behoorden verplicht tot het reservepersoneel op grond van de Dienstplichtwet, en niet vrijwillig op grond van de Militaire Ambtenarenwet 1931. Kenmerkend voor de wetgeving op het gebied van de sociale zekerheid is dat deze de laatste jaren vaak en ingrijpend wordt gewijzigd. Alle informatie over dit onderwerp is dan ook vluchtig van aard; onderhouden van kennis, per half jaar is een dwingende eis. Voor een juiste beoordeling van dit rapport is dan ook van belang dat de systematische inventarisatie is gestopt rond het einde van het eerste kwartaal van 2009. Deel II bevat hoofdlijnen van regelingen en is een geactualiseerde versie van het tussenrapport uit oktober 2005. Voor een volledig begrip, en voor toepassing van de onderhavige materie is meer kennis en achtergrondinformatie nodig dan wat in deze publicatie is weergegeven. Eindrapport, oktober 2009.
Eerdere tussenrapporten: 1e van 10 september 2003 2e van 25 februari 2004 3e van 10 oktober 2005, met de titel “NATRES Poortwachter”
Onderzoeker: J.A. Pols, Korporaal der eerst klasse (R) van het Korps Nationale Reserve (KNatres) Redactie en vormgeving: Ir. B.J. de Waal MBA, Luitenant-kolonel (R) b.d. der Infanterie bij het KNatres © 2005-2009, J.A. Pols, Yerseke. Citeren uit deze publicatie is toegestaan, mits met bronvermelding. De meningen en opvattingen die in deze publicatie worden uitgesproken, zijn en blijven voor de verantwoordelijkheid van de auteur. Zij geven niet noodzakelijkerwijs de mening weer van de Minister van Defensie. Aan de inhoud van deze publicatie kunnen geen rechten worden ontleend.
1 Het reservepersoneel in de professionele krijgsmacht, Kamerstukken II, vergaderjaar 1995-1996, 24 400 X, nr. 104. De nota voorziet in actieve- en afroepreservisten. Dit is verplicht dienend reserve-personeel dat vrijwillig aanvullende verplichtingen op zich neemt. 2 Brief van Staatssecretaris van Defensie aan de Tweede Kamer, Reservistenbeleid, d.d. 20 april 2005. Kamerstukken II, vergaderjaar 2004-2005, 29 800 X, nr. 82. 3 Brief van Staatssecretaris van Defensie aan de Tweede Kamer, Reservistennota 2009, d.d. 20 januari 2009, kenmerk P/2008032380. Deze nieuwe nota breidt de groep vrijwillig dienend reserve-personeel uit met een Flexpool van 400 arbeidsplaatsen met dezelfde rechtspositie als reserve-personeel dat op functie is geplaatst.
Reserve-personeel en sociale zekerheid Inhoudsopgave
INHOUDSOPGAVE Managementsamenvatting................................................................................................................ 1 Inleiding ............................................................................................................................................5 Deel I Knel- en zorgpunten en aanbevelingen ..............................................................................7 1 Knelpunten en punten van (grote) zorg...................................................................................................... 9 1.1 Inleiding..........................................................................................................................................................................9 1.2 Rechtspositie..................................................................................................................................................................9 1.3 Organisatie ...................................................................................................................................................................16 1.4 Algemeen......................................................................................................................................................................19 1.5 Vergelijking met vrijwillige brandweer en -politie ..................................................................................................22 2 Aanbevelingen ........................................................................................................................................... 23 Deel II Wetten en regelingen........................................................................................................25 1 Doorbetaling inkomen .............................................................................................................................. 25 1.1 Ziektewet (ZW) ............................................................................................................................................................25 1.2 Loondoorbetaling bij ziekte.......................................................................................................................................25 1.3 Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) ..............................................................................................25 1.4 Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) ...........................................................................................27 1.5 Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW)............................27 1.6 Studenten: Wet arbeidsongeschiktheid jonggehandicapten (Wajong) .................................................................27 1.7 Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen (WAMIL).................................................................................29 2 Pensioenen................................................................................................................................................. 29 2.1 Arbeidsongeschiktheidspensioen met dienstverband ............................................................................................30 2.2 Invaliditeitspensioen (IP) ............................................................................................................................................32 2.3 Bijzondere invaliditeitsverhoging (BIV) ....................................................................................................................33 2.4 Garantiepensioen (GP), tot 65e ..................................................................................................................................33 2.5 Totaalbeeld uitkeringen, tot 65e ................................................................................................................................33 2.6 Invaliditeitspensioen, na 65e ......................................................................................................................................34 2.7 Algemene ouderdomswet (AOW) ..............................................................................................................................34 2.8 Militair ouderdomspensioen ......................................................................................................................................34 2.9 Pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid (na introductie WIA)........................................................................35 3 Zorg, arbeid en inkomen........................................................................................................................... 36 3.1 Wet werk en bijstand (WWB)......................................................................................................................................36 3.2 Wet arbeid en zorg en levensloopregeling (Wazo) .................................................................................................37 3.3 Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten (REA) ............................................................................................37 3.4 Mantelzorg ...................................................................................................................................................................38 4 Overige inkomensregelingen .................................................................................................................... 38 4.1 Herplaatsingstoelage ...................................................................................................................................................38 4.2 Suppletie .......................................................................................................................................................................38 4.3 Toeslagenwet (TW) ......................................................................................................................................................38 5 Ziektekosten .............................................................................................................................................. 39 5.1 Zorgverzekeringswet (Zvw).......................................................................................................................................39 5.2 De reservist, de Zvw en de SZVK ..............................................................................................................................41 5.3 Algemene wet bijzondere ziektekosten (AWBZ) ......................................................................................................43 5.4 Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)..........................................................................................................44 5.5 Voorzieningenstelsel militaire oorlogs- en dienstslachtoffers (VMOD) ................................................................45 6 Overlijden .................................................................................................................................................. 46 6.1 Bijzonder Nabestaandenpensioen.............................................................................................................................46 6.2 Overlijden met dienstverband ...................................................................................................................................47 versie: definitief
i
Reserve-personeel en sociale zekerheid Inhoudsopgave 6.3 6.4 6.5 6.6 6.7 6.8
Voortdurend partner- of wezenpensioen ................................................................................................................47 Tijdelijk verhoogd partner- of wezenpensioen .......................................................................................................47 Overlijden zonder dienstverband .............................................................................................................................47 Overlijden zonder dienstverband maar met IP .......................................................................................................47 Overlijden zonder dienstverband en zonder IP ......................................................................................................47 Eenmalige uitkeringen (AMAR artikel 118a).............................................................................................................48
7
Overige onderwerpen ................................................................................................................................ 48 7.1 Wet Inkomstenbelasting 2001 geldend voor aftrekposten jaar 2008...................................................................48 7.2 Procedures ...................................................................................................................................................................49 7.3 Aanvullende particuliere verzekeringen ...................................................................................................................51 7.4 Wet Ambulancevervoer (WAV)..................................................................................................................................51 7.5 Woon-werkverkeer .....................................................................................................................................................52 7.6 Front- en back fill .......................................................................................................................................................52
8
Bijlagen bij Deel II .................................................................................................................................... 55
Deel III Vrijwillige brandweer en -politie ...................................................................................... 79 1 Voorwoord ................................................................................................................................................. 79 2 Rechtspositie vrijwillig politieambtenaar ................................................................................................. 79 2.1 Inleiding .......................................................................................................................................................................79 2.2 Dekkingsgebied ...........................................................................................................................................................79 2.3 Aanvullende ziekengeldverzekering vrijwillige politie, en werkgeversvergoeding .............................................81 2.4 Oproepen in werkelijke dienst i.v.m. activiteiten rondom ongevalsgebeurtenis ................................................81 2.5 Zorgplicht ....................................................................................................................................................................81 3 Commentaar op sociale rechtspositie vrijwillig politieambtenaar ............................................................81 3.1 Algemeen .....................................................................................................................................................................81 3.2 Dekkingsgebied ...........................................................................................................................................................81 3.3 Toekenning bij overlijden met dienstverband.........................................................................................................81 3.4 Bijzondere Invaliditeitsverhoging (BIV) ...................................................................................................................82 3.5 HIV infectie...................................................................................................................................................................82 3.6 Whiplash ......................................................................................................................................................................82 3.7 ‘Gliedertaxe’ en arbeidsongeschiktheidstabel..........................................................................................................82 3.8 Verschillen in invaliditeits- dan wel arbeidsongeschiktheidspercentages ............................................................82 3.9 Verschillen in uitkeringspercentages ........................................................................................................................82 3.10 Aanvullende ziekengeldverzekering vrijwillig politieambtenaar, en werkgeversvergoeding .............................83 3.11 Vergoeding kosten geneeskundige behandeling .....................................................................................................83 3.12 Reis- en verblijfkosten................................................................................................................................................83 3.13 Bij in dienst houden....................................................................................................................................................83 4 Rechtspositie brandweervrijwilligers Gemeente Sittard-Geleen.............................................................. 83 4.1 Algemeen .....................................................................................................................................................................83 4.2 De verzekering ............................................................................................................................................................83 4.3 Wijzigingen sinds afsluiten onderzoek.....................................................................................................................85 5 Rechtspositie brandweervrijwilliger Gemeente Goes............................................................................... 85 5.1 Algemeen .....................................................................................................................................................................85 5.2 Verzekering..................................................................................................................................................................85 5.3 Wijzigingen sinds afsluiten onderzoek.....................................................................................................................86 6 Commentaar op sociale rechtspositie brandweervrijwilliger ................................................................... 87 6.1 Algemeen .....................................................................................................................................................................87 6.2 Dekkingsgebied ...........................................................................................................................................................87 6.3 Toekenning bij overlijden met dienstverband.........................................................................................................87 6.4 Bijzondere Invaliditeitsverhoging (BIV) ...................................................................................................................87 6.5 ‘Gliedertaxe’ en arbeidsongeschiktheidstabel..........................................................................................................87 6.6 Verschillen in invaliditeits- en arbeidsongeschiktheidspercentages .....................................................................87 6.7 Verschillen in uitkeringspercentages ........................................................................................................................88 ii
versie: definitief
Reserve-personeel en sociale zekerheid Inhoudsopgave 6.8 6.9 6.10 6.11 6.12 7 8
Tijdelijke arbeidsongeschiktheid ...............................................................................................................................88 Vergoeding kosten geneeskundige behandeling .....................................................................................................88 Omvang dekking aanvullende ziekengeldverzekering brandweervrijwilliger......................................................88 Reis- en verblijfkosten ................................................................................................................................................88 Bij in dienst houden....................................................................................................................................................88
Voornaamste verschillen rechtspositie reservist versus vrijwilligers politie en -brandweer.................... 88 Bijlagen bij Deel III....................................................................................................................................91
versie: definitief
iii
Reserve-personeel en sociale zekerheid Management samenvatting
MANAGEMENTSAMENVATTING Verantwoording en doelstelling onderzoek Voor U ligt het rapport Reserve-personeel en sociale zekerheid. De ondertitel zegt waar het rapport over gaat: Financiële gevolgen voor reserve-personeel van ziekte, (tijdelijke) arbeidsongeschiktheid en invaliditeit ontstaan tijdens verblijf in werkelijke dienst. Aan overlijden wordt ook aandacht besteed. Daarbij gaat het over vrijwillig dienend reserve-personeel (m/v), en niet meer over verplicht dienend reserve-personeel (m/v) voortkomende uit de dienstplicht. De aparte positie van de krijgsmacht in onze maatschappij wekt verwachtingen als het gaat om de personeelszorg. De reservemilitair en zijn werkgever gaan er van uit dat bij ziekte of ongeval in militaire dienst (met een militaire oorzaak) er goed voor de reservist wordt gezorgd. De Mission Statement KL zegt immers: “Zij staat borg voor een goede personeelszorg …”. De praktijk van de afgelopen jaren, zeker sinds 1995 is echter dat het reserve-personeel geen duidelijke antwoorden krijgt van Defensie over de financiële gevolgen van ongevallen in dienst. Niet alleen voor de reservemilitairen en hun werkgevers is dit een probleem, ook commandanten en personeelsdiensten ervaren de bestaande onduidelijkheid en onbekendheid als ontoelaatbaar. ¶ Vanuit deze achtergrond is in 2002 dit onderzoek gestart op verzoek van de medezeggenschapscommissie (MC) van 30 NATRES-bataljon. Al kort na aanvang is dit onderzoek gebracht onder de gezamenlijke MCs van de vijf NATRES-bataljons en van de Korpscommandant van het Korps Nationale Reserve (KC KNatres), verenigd in het Bronbeek Overleg. De KC KNatres raakte geïnteresseerd in het onderzoek omdat hij bij zijn aantreden in september 2000 van C-NATCO de opdracht had gekregen ervoor te zorgen dat de sociale zekerheid van het NATRES-personeel “geregeld werd”. Aan dit eindrapport zijn in de jaren 2003 tot en met 2005 een drietal tussenrapporten voorafgegaan. De resultaten van het laatste tussenrapport – “NATRES Poortwachter” – uit 2005 zijn in de Legerraad gepresenteerd op 24 mei 2005. De Legerraad heeft gevraagd de knelpunten te inventariseren en te komen met aanbevelingen. Het uiteindelijke doel van het onderzoek, zoals ook al opgenomen in het tussenrapport uit 2005 is: - Te komen tot een rapport van bevindingen met verbetervoorstellen om [een deel van] de hiaten, die er momenteel op rechtspositioneel gebied voor reservisten bestaan, te dichten; - Om tot een up-to-date handleiding te komen die is aangepast aan de laatste stand van zaken. Toepasbaarheid resultaten Hoewel het onderzoek is uitgevoerd vanuit de MCs van de NATRES-bataljons is de uitkomst intussen ook van toepassing op het overige vrijwillig dienende reserve-personeel bij de krijgsmacht. Sinds de brief Reservistenbeleid uit 2005 kent de krijgsmacht alleen nog vrijwillig dienend reserve-personeel. Dat is reserve-personeel dat op vrijwillige basis is aangesteld en uitsluitend op vrijwillige basis – met (vrijwillige) medewerking van de civiele werkgever – in werkelijke dienst komt. Sinds 2008 valt dit reserve-personeel onder de Militaire Ambtenarenwet 1931, en niet meer onder de Dienstplichtwet (buiten werking) en de Wet voor het reservepersoneel der krijgsmacht (ingetrokken). Door deze omstandigheid en mede op verzoek van de HDP is waar mogelijk het rapport uitgebreid tot het reserve-personeel buiten de NATRES. In de brief Reservistenbeleid uit 2005 worden de categorieën Reservisten Specifieke Deskundigheid (RSD) en Reservisten Militaire Taken (RMT) geïntroduceerd. Dit onderscheid komt niet terug in wet- en regelgeving, alleen in beleidsstukken. Meest recentelijk is in de brief Reservistenbeleid 2009 de omvang van het reservistenbestand uitgebreid tot ca. 6.000 functieplaatsen, dit door toevoeging van een Flexpool. Deze laatste brief verruimt ook de inzetmogelijkheden van het reserve-personeel. De brief illustreert het verschil qua inzetmogelijkheden met het volgende overzicht: Reservistenbestand Reservisten Specifieke Deskundigheid (RSD) Reservisten Militaire Taken (RMT) Vrij Indeelbaar Reservistenbestand
Inzet (huidig) - Uitzendingen - Nationale taken - Nationale taken
n.v.t.
Inzet (wordt) - Uitzendingen - Nationale taken - Back fill - Nationale taken - Uitzendingen - Back fill Plaatsing in Flexpool voor: - Uitzendingen - Back fill
Opkomstpatronen Door de brief Reservistenbeleid (2005) zijn twee nadrukkelijk te onderscheiden opkomstpatronen ontstaan die relevant zijn voor de interpretatie van het toepasselijk recht maar die niet terugkomen in wetgeving. Die twee patronen zijn: - ‘Herhaald, kortstondig’ – dagdeel tot enkele dagen aaneengesloten, meerdere keren per maand of week; - ‘Incidenteel, langdurig’ – drie tot twaalf maanden aaneengesloten, eens per drie tot vier jaar. versie: definitief
1
Reserve-personeel en sociale zekerheid Management samenvatting Het eerste model komt vooral voor bij NATRES, CEE, 400 Gnkbat, GLR (voornamelijk O&T, steunverleningen en inzet binnenland), en het tweede bij uitzendingen en bij back fill. Back fill kan ook nog eens langdurig in deeltijd zijn. Omdat dit rapport is geschreven vanuit de NATRES is meer aandacht besteedt aan het model ‘herhaald, kortstondig’ en minder aan het model ‘incidenteel, langdurig’; ‘herhaald, kortstondig’ is de norm bij de NATRES. Ieder van deze modellen heeft zijn eigen eigenaardigheden. Naar het tweede model zal verder onderzoek moeten worden gedaan. De reservisten voor de veiligheidsregio’s vormen hier nog een afzonderlijke groep die niet vanzelfsprekend in een van de twee opkomstmodellen is te vangen. Deze groep vraagt dan ook afzonderlijke aandacht. Indeling rapport Dit rapport bestaat uit drie delen. In Deel I worden de knel- en zorgpunten met de daaruit voortkomende aanbevelingen behandeld. Daarna volgen in Deel II de wetten en regelingen die het aandachtsgebied vormen van het onderzoek. Dit deel maakte de hoofdmoot uit van het laatste tussenrapport van de onderzoekers uit 2005. Het is echter wel voor een groot deel herschreven wegens de vele wijzigingen in de wetgeving. In Deel III wordt ten slotte de situatie van de vrijwilligers bij politie en brandweer weergegeven en vergeleken met die van het reserve-personeel van Defensie. ¶ Bijlage 1 bevat de verklaringen van alle gebruikte afkortingen. Deel I Knel- en zorgpunten Het onderzoek heeft een groot aantal knel- en zorgpunten geïdentificeerd. Deze hebben niet alleen betrekking op de rechtspositie van het reserve-personeel, maar ook op de organisatie. Omdat het gaat om 25 knelpunten en 26 zorgpunten wordt hier volstaan met een bespreking van de onderwerpen die aan de orde komen. Het onderscheid tussen knelpunten en punten van (grote) zorg is dat de knelpunten evident zijn. De punten van (grote) zorg zijn punten die vragen om stellingname door de Staatssecretaris van Defensie en door de centrales van overheidspersoneel. Ondanks dit onderscheid vragen beide categorieën evenveel aandacht. Ieder knel- en zorgpunt is kort verwoord, en voorafgegaan door een beknopte inleiding. ¶ De knel- en zorgpunten hebben verschillende achtergronden, daaronder de veranderingen die de laatste jaren zijn doorgevoerd in de sociale zekerheid. Maar ook de veranderingen bij het ‘reserve-personeel’ zelf, waarbij het vooral erom gaat dat dit personeel vrijwillig in werkelijke dienst komt op grond van de Militaire Ambtenarenwet 1931 en niet meer verplicht op grond van de Dienstplichtwet. Aan deze tweede wijziging zijn de militaire aspecten van de sociale zekerheid en een deel van de militaire wet- en regelgeving nog niet aangepast. Dit mede door onbekendheid met de materie. ¶ Daarnaast heeft Defensie de uitvoering van delen van wet- en regelgeving afgestoten waarbij onvoldoende aandacht is besteedt aan de gevolgen daarvan voor het reserve-personeel. Onder andere is de kennis die bij Bureau Toepassing rechtspositieoverleg en medezeggenschap (TROM) aanwezig was, niet voldoende geconserveerd en overgedragen aan het DienstenCentrum Human Resources. Het Algemeen militair ambtenarenreglement kent bepalingen die zijn aangepast aan de nieuwe vrijwillig dienende reservist maar ook bepalingen die (nog) niet zijn aangepast. Hierdoor zijn voor de reservist onduidelijke regels ontstaan met onduidelijke gevolgen. Een voorbeeld is de toepasselijkheid van de artikelen 120 en 124 over betalingen bij arbeidsongeschiktheid. Artikel 124 spreekt van de reservemilitair die verplicht tot het reserve-personeel behoort of heeft behoord, terwijl artikel 120 spreekt van de militair die is ontslagen uit de dienst bij het beroepspersoneel. Omdat dit de enige twee artikelen zijn die gaan over deze betalingen is er voor de vrijwillig dienende reservist geen toepasselijk artikel. Niet alleen de rechtspositie is veranderd of moet nog aangepast worden, ook de middelen en mogelijkheden op administratief gebied zijn veranderd. De invoering van zelfbediening voor het vastleggen en wijzigen van gegevens in het geautomatiseerde personeelssysteem (PeopleSoft) heeft alleen plaatsgevonden voor het beroepspersoneel en niet voor het reserve-personeel. Algemeen geldt dat het reserve-personeel (nog) geen toegang heeft (vanuit huis) tot het Defensie Intranet en ook zelden een eigen kantoorwerkplek heeft met eigen account. Evenzeer geldt dat soldaten en korporaals bij het beroepspersoneel ondanks het opgesteld zijn van informatiezuilen ook nog matig worden bediend. In een defensieomgeving, die over gaat van informatie brengen naar zelf informatie halen, ontstaat er zodoende ook voor het reserve-personeel een (informatie) achterstand. Los van de wijze van toegang tot dat systeem is in PeopleSoft niet voorzien in de mogelijkheid van ziekmelding aan de (militaire) werkgever door de reservist. Een voorziening die van belang is om in aanmerking te komen voor uitkeringen bij ziekte en arbeidsongeschiktheid. Daarbij geeft ook de appèllijst niet de mogelijkheid een afwezigheid als gevolg van ziekte op een juiste wijze te registreren. Een gerelateerd onderwerp is de eigen handtekening op de appèllijst. De discipline bij het zetten van die handtekening laat nog steeds te wensen over. Die eigen handtekening is het enige (door het ABP) toegelaten bewijs van aanwezigheid, dan wel opkomst in werkelijke dienst. Hier openbaart zich het kenmerkend onderscheid tussen beroeps- en reserve-personeel, dat bij het beroepspersoneel alleen de afwezigheid wordt geregistreerd en bij het reserve-personeel alleen de aanwezigheid.
2
versie: definitief
Reserve-personeel en sociale zekerheid Management samenvatting De vulling van de huidige reservistenonderdelen verandert. Deze krijgen te maken met groepen met bijzondere inkomenssituaties; denk aan huisvrouwen en -mannen, studenten en kleine zelfstandigen zonder verzekering (bijvoorbeeld ZZP-ers). Vooral de kleine zelfstandige dreigt bij gezondheidsproblemen ontstaan door de militaire dienst financieel in de knel te komen. Faillissement van de eigen eenmanszaak na een langdurige revalidatie na een ongeval in werkelijke dienst is geen uitzondering meer. ¶ In toenemende mate gaan studenten een nevenbaan als RMT-er zien als een sportieve en avontuurlijke uitdaging met een welkome aanvulling op de studiefinanciering. Hierdoor baart het sluiten van de WAMIL voor nieuwe gevallen zorg. Het reserve-personeel valt na een ongeval voor het merendeel terug op de algemene WIA, terwijl de student, tevens reservist terugvalt op de Wajong. Deze Wajong is een regeling die qua uitgangspunten sterk afwijkt van de oude WAMIL. De Wajong voorziet in een uitkering met als grondslag 75% van het minimumloon en houdt geen rekening met een verwacht carrièreverloop zoals dat wel het geval was onder de WAMIL. Vooral voor studenten op de niveaus HBO en WO kan dit dramatisch uitpakken. Verder kent de Wajong een wachttijd van één jaar zonder loondoorbetaling of ziekengeld waardoor de student één jaar zonder middelen van bestaan zit. De Wajong is ook alleen gericht op het aan het werk krijgen van de jongere en voorziet niet in het afmaken van de studie. Door onbekendheid met de regelingen rond de sociale zekerheid van studenten, tevens reservist kunnen de wervers van Defensie de studenten onvoldoende voorlichten over deze gevolgen van eventuele ongevallen. De bijzondere positie van Defensie brengt met zich mee dat men zich niet kan verschuilen achter het argument dat de student dezelfde (loopbaan- en inkomens-) risico’s loopt op het sportveld of werkend in de supermarkt. Maar ook huisvrouwen/-mannen en kleine zelfstandigen zonder verzekering bevinden zich in een gevarenzone. Aangezien de militaire regelingen er van uit gaan dat bij ziekte de reservist terugvalt op de ziekengeldregeling van de civiele werkgever, is er voor huisvrouwen/-mannen en kleine zelfstandigen zonder verzekering niets. Door medewerkers van Defensie wordt uitgedragen dat de ‘maatwerk oplossing’ voor deze reservisten er uit kan bestaan dat zij voltijds in werkelijke dienst kunnen worden gehouden en dan als gewoon werknemer van Defensie loon doorbetaald krijgen (maximaal 104 weken). Of dit in de praktijk wordt toegepast en dan werkelijk werkt is niet bekend. In het algemeen is het ontbreken van een duidelijke regeling voor het vaststellen van de berekeningsgrondslag (BG) voor uitkeringen een groter wordend knelpunt. Te denken valt aan omstandigheden als geen vast civiel inkomen hebben naast het militaire inkomen, of alleen een inkomen genieten dat volledig afhankelijk is van de eigen omzet. Voor reservisten met het opkomstpatroon ‘herhaald, kortstondig’ speelt dat bij ziekte of arbeidsongeschiktheid zowel het civiele- als het gelijktijdige militaire inkomen wegvallen. Alleen het civiele inkomen wordt door de civiele werkgever doorbetaald; Defensie voorziet niet in compensatie voor het weggevallen militaire inkomen. De verruiming van de lengte van de periode van uitzendingen of back fill leiden tot nieuwe vragen in verband met de civiele BG bij bijvoorbeeld werkloosheid. Bij RMT-ers kan dan ook nog gaan spelen dat het militaire werkniveau niet automatisch overeenkomt met het civiele niveau. De manager die er bewust voor kiest om in de vrije tijd soldaat te zijn is geen uitzondering. De militaire- en civiele inkomensniveaus verschillen in een dergelijk geval soms aanzienlijk met onherroepelijke gevolgen voor de BG. Een reservist die gezondheidsproblemen heeft die aan de dienst gerelateerd zijn, heeft met twee verschillende invalshoeken te maken, de militaire en de civiele. Hierin verschilt de reservist wezenlijk van zijn beroepscollega. Snelle en adequate hulp is nodig, niet alleen medisch, maar ook waar het gaat om deskundig advies en begeleiding. De militaire organisatie moet meer aandacht besteden aan die advisering en begeleiding door een, in de omstandigheden van de reservist goed ingewerkte casecoördinator. Verder laten ook de volgende onderwerpen te wensen over: het op juiste wijze omgaan met de appèllijst en het proces-verbaal van ongevallen, het declareren van ziektekosten, de kennis van de personeelsfunctionarissen en de eigen commandanten. Een specifiek probleem vormt de duur van een eventueel (her)keuringstraject. De voor beroepsmilitairen wenselijke wachttijd van twee jaar werkt op civiel niveau voor de reservist verkeerd. De reservist – zonder loondoorbetaling van Defensie – wil zo snel mogelijk uit dienst en weten op welke (tijdelijke) uitkeringen, voorzieningen en verstrekkingen hij kan rekenen. ¶ Ook de voorlichting naar de civiele werkgever vraagt om aandacht. Deze zal bij langdurige afwezigheid door ziekte van zijn personeelslid, veroorzaakt door de militaire dienst zeker met vragen komen. Hij wordt in eerste instantie geacht zelf, of via zijn eigen verzekering te voorzien in de loondoorbetaling aan zijn werknemer. Voor eventuele compensatie van die loonkosten door Defensie bestaat geen vaste regeling, zoals dat wel het geval is bij de vrijwillige brandweer en -politie. Defensie draagt uit dat de werkgever een claim kan indienen. Deel I Aanbevelingen Het rapport komt na de opsomming van de knel- en zorgpunten tot de volgende aanbevelingen: - Overnemen van de knelpunten en punten van (grote) zorg.
versie: definitief
3
Reserve-personeel en sociale zekerheid Management samenvatting - In alle wet- en regelgeving op het gebied van de sociale zekerheid van militairen nadrukkelijk rekening houden met de specifieke situatie van het vrijwillig dienende reserve-personeel (m/v). - De kwaliteit te verbeteren van de begeleiding van reservemilitairen die in of door de dienst (tijdelijk) arbeidsongeschikt of invalide zijn geworden. De samenloop van militaire- en civiele regelingen bij reservemilitairen brengt met zich mee dat er sprake is van extra complexiteit ten opzichte van de begeleiding van beroepspersoneel. - De belegging van de functie van de begeleidingsofficier (casecoördinator) voor reservemilitairen vraagt bijzondere aandacht. Te overwegen valt om hier reservemilitairen mede bij te betrekken daar die langer op functie kunnen worden gehouden; de continuïteit kan daarmee gediend zijn. - De standaard tijdsbalk voor keuringen die gehanteerd wordt voor ziek of arbeidsongeschikt beroepspersoneel pakt niet goed uit voor het reserve-personeel. Deze tijdsbalk moet voor het reserve-personeel worden aangepast. - Volledige en eenduidige informatievoorziening aan reservemilitairen is en blijft een aandachtspunt. Naast denken aan informatie op papier verdient het aanbeveling om een algemene reservistensite op het internet te ontwikkelen; de reservistenpagina op de site van Defensie kan hiervoor als basis dienen. Naast een publiek deel zou hier ook een afgesloten deel bij horen dat toegang geeft tot delen van het Defensie Intranet. Ook civiele werkgevers zullen willen weten waar zij aan toe zijn wanneer een van hun werknemers iets overkomt als reservemilitair. Werkgevers krijgen te vaak bij Defensie te maken met medewerkers die onbekend zijn met de (afwijkende) regelingen en omstandigheden waar de civiele werkgever mee te maken heeft. - In de opleidingen van personeel dat te maken heeft met reserve-personeel nadrukkelijk aandacht besteden aan de procedures rond de sociale zekerheid van reservemilitairen bij dienstgerelateerde incidenten. Het gaat dan bij het reserve-personeel zelf om het niveau van compagniescommandanten (idem eskadron, squadron, enz.) en hoger, en om het beroepspersoneel dat werkt met en voor die reservemilitairen op het niveau van stafofficieren bij de (NATRES-) bataljons of vergelijkbaar niveau bij KM, KLu en KMar. ¶ Te denken valt bijvoorbeeld aan het procesverbaal van ongeval dat een kerndocument is en dat niet in alle gevallen voldoende serieus wordt genomen en idem het omgaan met de appèllijst als wettelijk instrument voor de vastlegging van aanwezigheid. - De aanbevelingen van de Commissie Staal over sociaal leiderschap ook bij reservistenformaties uitwerken. Het sociaal leiderschap van commandanten bij de begeleiding van zieke, arbeidsongeschikte en invalide reservemilitairen dient verbeterd te worden. Het gaat dan om commandanten vanaf het niveau compagnie (eskadron, squadron, enz.) en stafpersoneel (beroeps en reserve) op niveau bataljon (NATRES-bataljon, GLR, enz.), dan wel overeenkomstige functionarissen bij de Zeeverkeersdienst, het CIMIC Bataljon, 400 Geneeskundig Bataljon, KMar Brigade, enz. - De Wegwijzer Sociale Zekerheid Defensie 2007, MP 32-800 actualiseren en uitbreiden met een solide deel over reservistenaangelegenheden. Deze wegwijzer is een externe uitgave. Van des te groter belang is het onderhouden van de contacten met de uitgever en auteurs van deze publicatie. Deel II Wetten en regelingen In Deel II worden alle onderhavige wetten en regelingen beschreven. Dit deel is een uitgebreide handleiding hoe de huidige wetten en regels toegepast moeten of kunnen worden met in achtneming van de in deel één geconstateerde problemen. ¶ Het laatste hoofdstuk van dit deel behandelt een aantal bijzondere zaken waaronder uitvoeringsprocedures, aanvullende particuliere verzekeringen maar ook de laatste ontwikkelingen en aandachtspunten rond front- en back fill. ¶ In de bijlagen bij dit hoofdstuk wordt aan de hand van stroomschema’s duidelijk gemaakt hoe de afwikkeling per geval verloopt. Aan de hand van stapeldiagrammen wordt visueel gemaakt hoe de uitkering bij verschillende vormen en gradaties van restbeperkingen of invaliditeit is opgebouwd. In tabellen worden de onderlinge relaties en verschillen tussen vergoedingenstelsels weergegeven. Deel III Vrijwillige brandweer en -politie Deel III beschrijft de rechtspositie van vrijwilligers van brandweer en politie zoals die door de Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is opgezet. De regelingen voor de vrijwilligers van brandweer en politie worden vergeleken met die voor reservisten van Defensie. De reden voor dit aanvullende onderzoek is onder andere dat in de veiligheidsregio’s nauw samengewerkt wordt. Ook schept dit deel een mogelijkheid voor kruisbestuiving ten gunste van de reservisten uit alle drie organisaties. Een paar belangrijke verschillen zijn: - De vrijwilligers van brandweer en politie zijn verzekerd voor woon-werkverkeer. - De burgerwerkgever van de vrijwilligers van brandweer en politie krijgen een vergoeding voor het ziekengeld. - Politie en gemeentes kennen op de situatie toegesneden aanvullende verzekeringen voor de vrijwilliger. - De vrijwilligers bij brandweer en politie hebben geen last van anticumulatiebepalingen. - Het lijkt dat regelingen bij overlijden van brandweer en politie tot hogere uitkeringen leiden voor de nabestaanden. De bijlagen bij dit deel laten de verschillen zien tussen reservemilitairen en de vrijwilligers van brandweer en politie.
4
versie: definitief
Reserve-personeel en sociale zekerheid Inleiding
INLEIDING Dit rapport is het resultaat van een onderzoek, uitgevoerd door reservisten van het Korps Nationale Reserve van de Koninklijke Landmacht naar enkele aspecten van de rechtspositie van vrijwillig dienende reservisten (m/v). In het bijzonder hun financiële zekerheid als hen in werkelijke dienst iets overkomt. Aan dit eindrapport zijn in de jaren 2003 tot en met 2005 een drietal tussenrapporten voorafgegaan. In 2005 zijn de resultaten van het tussenrapport ‘NATRES Poortwachter’ gepresenteerd in de Legerraad. Deze heeft gevraag de knelpunten te inventariseren en te komen met aanbevelingen. ¶ De aanleiding voor dit onderzoek is en was de onrust die in de loop der jaren was ontstaan bij het NATRES-personeel. Onrust over de onduidelijkheid over dit onderwerp en de soms tegenstrijdige antwoorden van verschillende betrokken instanties – binnen en buiten Defensie. Daarbij was ook nog sprake van verschil in interpretatie van de regelgeving tussen de Regionaal Militaire Commando’s. ¶ Van Defensie mag als goed werkgever worden verwacht dat de regelgeving intern bekend is. Echter met het opschorten van de dienstplicht begin 90’er jaren en als gevolg daarvan, een vermindering van ter zake kundig personeel, is voor de vrijwillig dienende reservist (m/v) veel belangrijke kennis verloren gegaan. Ook bij de sociale partners en bij gemeentelijke instanties is weinig of geen kennis meer aanwezig over deze materie. Er was hierdoor een onduidelijke situatie ontstaan met de mogelijkheid van nadelige financiële gevolgen voor de reservist. In eerste instantie is het thema sociale zekerheid, onafhankelijk van elkaar, door verschillende personen opgepakt. Na het invoeren van het Besluit medezeggenschap Defensie, ook bij het NATRES-bataljons is het Bronbeek Overleg – het overleg tussen de medezeggenschapscommissies van de vijf NATRES-bataljons en de Korpscommandant van het Korps Nationale Reserve – het samenwerkingsplatform geworden voor deze verschillende onderzoekers. Het uiteindelijke doel van het onderzoek, zoals ook al opgenomen in het tussenrapport uit 2005 is: - Te komen tot een rapport van bevindingen met verbetervoorstellen om [een deel van] de hiaten, die er momenteel op rechtspositioneel gebied voor reservisten bestaan, te dichten; - Om tot een up-to-date handleiding te komen die is aangepast aan de laatste stand van zaken. De titel Reserve-personeel en sociale zekerheid, met als ondertitel Financiële gevolgen voor reserve-personeel van ziekte, (tijdelijke) arbeidsongeschiktheid en invaliditeit ontstaan tijdens verblijf in werkelijke dienst, is een goede omschrijving van de inhoud van dit rapport. Aan overlijden wordt ook aandacht besteed. De beschrijving van de wetgeving is bijgewerkt tot omstreeks april 2009. De nieuwe onderwerpen front- en back fill krijgen enige aandacht. ¶ Het rapport gaat in op alle financiële aspecten die met de gevolgen van ziekte en ongeval te maken hebben. Ook is gekeken naar verschillende civiele inkomens en -werksituaties evenals de positie van de civiele werkgever. Daarbij is het geheel afgezet tegen al de bekende wettelijke kaders die van toepassing zijn. Ook is met diverse instanties buiten Defensie gesproken. ¶ Er is gekeken naar de stand van zaken bij de collega’s van vrijwillige politie en -brandweer. Naast een aantal principiële verschillen die geïdentificeerd zijn, is onderzocht hoe bij de beoogde nadere samenwerking tussen deze organisaties de afhandeling van identieke situaties eruit ziet. ¶ Er is een groot aantal knel- en zorgpunten geïdentificeerd. Naar inzicht van de onderzoeker – mede op basis van de door hem opgedane praktijkervaring – is aan deze knel- en zorgpunten een prioriteitstelling toegekend. De strekking, conclusies en aanbevelingen van dit rapport reiken verder dan alleen het NATRES-personeel. Dit rapport is ook toepasbaar op alle andere reservisten binnen de krijgsmacht sinds er alleen nog vrijwillig dienend reserve-personeel bestaat. ¶ In de brief Reservistenbeleid uit 2005 worden de categorieën Reservisten Specifieke Deskundigheid (RSD) en Reservisten Militaire Taken (RMT) geïntroduceerd. Dit onderscheid komt niet terug in wet- en regelgeving, alleen in beleidsstukken. ¶ Niet nader in het rapport uitgewerkt zijn mogelijke verschillen die kunnen optreden tussen de twee nadrukkelijk te onderscheiden opkomstpatronen die sinds de Reservistenbrief uit 2005 zich voordoen. Die twee patronen zijn: - ‘Herhaald, kortstondig’ – dagdeel tot enkele dagen aaneengesloten, meerdere keren per maand of week; - ‘Incidenteel, langdurig’ – drie tot twaalf maanden aaneengesloten, eens per drie tot vier jaar. Het eerst model komt vooral voor bij NATRES, CEE, 400 Gnkbat, GLR (voornamelijk O&T, steunverleningen en inzet binnenland), en het tweede bij uitzendingen en bij back fill. Back fill kan ook nog eens langdurig in deeltijd zijn. Omdat dit rapport is geschreven vanuit de NATRES is er meer aandacht besteedt aan het model ‘herhaald, kortstondig’ en minder aan het model ‘incidenteel, langdurig’; ‘herhaald, kortstondig’ is de norm bij de NATRES. Ieder van deze modellen heeft zijn eigen eigenaardigheden. Daarom zal naar het tweede model meer onderzoek moeten worden gedaan. ¶ De reservisten voor de veiligheidsregio’s vormen hier nog een afzonderlijke groep die niet vanzelfsprekend in een van de twee opkomstmodellen is te vangen. Deze groep vraagt dan ook afzonderlijke aandacht.
versie: definitief
5
Reserve-personeel en sociale zekerheid Inleiding Meest recentelijk is in de brief Reservistenbeleid 2009 de omvang van het reservistenbestand uitgebreid met een Flexpool tot totaal 6.000 functieplaatsen. Deze laatste brief verruimt ook de inzetmogelijkheden van de reservisten en illustreert dat verschil met het volgende overzicht: Reservistenbestand Reservisten Specifieke Deskundigheid (RSD) Reservisten Militaire Taken (RMT) Vrij Indeelbaar Reservistenbestand
Inzet (huidig) - Uitzendingen - Nationale taken - Nationale taken
n.v.t.
Inzet (wordt) - Uitzendingen - Nationale taken - Back fill - Nationale taken - Uitzendingen - Back fill Plaatsing in Flexpool voor: - Uitzendingen - Back fill
Indeling rapport en overige In Deel I van dit rapport worden als eerste de knel- en zorgpunten met de daaruit voortkomende aanbevelingen behandeld. Deze knelpunten en aanbevelingen vormen de aanvulling die dit rapport levert op het laatste tussenrapport uit 2005. Daarna volgen in Deel II de wetten en regelingen die het aandachtsgebied vormen van het onderzoek. Dit deel vormde het tussenrapport uit 2005. Echter door het tijdsverloop en de vele aanpassingen in de sociale wetgeving moest dit deel ingrijpend worden herzien. De noodzaak van deze aanpassing werd al gememoreerd in de inleiding van het tussenrapport uit 2005. In het nieuwe Deel III wordt ten slotte de situatie van de vrijwilligers bij politie en brandweer weergegeven en vergeleken met die van het reserve-personeel van Defensie. Dit is de neerslag van nieuw onderzoek dat na 2005 is verricht. ¶ Bijlage I bevat de verklaringen van alle gebruikte afkortingen. De zelfstandige naamwoorden ‘militair’ en ‘reservist’ zijn volgens Van Dale ‘mannelijk’. Er wordt derhalve om taalkundige redenen steeds verwezen naar “hij”, “hem”, “zijn”, enz. Dat neemt niet weg dat ook de vrouwelijke militairen hieronder vallen. Waar dat voor het begrip noodzakelijk is staat achter begrippen als ‘reserve-personeel’, ‘reservist’, ‘reservemilitair’, ‘NATRES-personeel’, enz. soms “(m/v)” of “(m/v)” ter verduidelijking als dit wenselijk is. Dankwoord De uitvoering van dit onderzoek was niet mogelijk geweest zonder de steun, gedurende zoveel jaren van opeenvolgende Korpscommandanten van het Korps Nationale Reserve, Inspecteurs Reserve-personeel KL, hoofden van de Afdeling Reservistenaangelegenheden van de Staf van het Commando Landstrijdkrachten en uiteraard de eigen bataljons- en compagniescommandanten, wij zijn hen allen veel dank verschuldigd. Bijzondere dank zijn wij verschuldigd aan de Directeur Business Unit Bijzondere Regelingen Defensie van het ABP, en aan zijn medewerkers. Het is hun open opstelling die ertoe heeft geleid dat dit onderzoek inhoud heeft gekregen. Bij USZO-Defensie stond de heer G. Bekkers steeds open voor de vele vragen die het doorgronden van alle bijzondere regelingen met zich meebrachten. Voor het kunnen samenstellen van Deel III met de vergelijking met vrijwillige politie en -brandweer waren de vele contacten met de Landelijke Organisatie van Politie Vrijwilligers (LOPV) en met de Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers (VBV) van onschatbare waarde. De eerste contacten met de brandweer vonden echter plaats met de korpsen van de gemeentes Goes en Sittard-Geleen. Zij legde de basis voor het inzicht in de regelingen voor de brandweervrijwilligers. Ook Postbus 51 heeft bij herhaling voorzien in de antwoorden die de gewone rechtzoekende te horen krijgt, wat het inzicht in de materie heeft verdiept. Hetzelfde geldt voor de medewerkers van Zorgkantoren, het Centrum indicatiestelling zorg (CIZ), de Wmo-lokketten (Wmo: Wet maatschappelijke ondersteuning) van verschillende gemeentes, het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, en het UWV, zowel de centrale organisatie als de afdelingen. Tot het verschijnen van het derde tussenrapport in 2005 maakte Bert Swinkels deel uit van het onderzoeksteam. Door veranderingen in zijn werk kon hij dit laatste deel van het onderzoek niet meer mee maken. Zonder de bijdrage die hij tot 2005 leverde was dit onderzoek nauwelijks van de grond gekomen. Dit onderzoek heeft uiteindelijk ook geleid tot een ingrijpende verandering in de civiele loopbaan van Johan Pols. Begin 2009 is hij gaan werken bij de ACOM als beleidsadviseur. Tot slot zijn er de familie en vrienden. Zij moesten telkens weer luisteren naar de verhalen over dit voor velen zo afstandelijke onderwerp, en dat nog wel gedurende zoveel jaren. Jaren waarin heel veel vrije tijd in dit onderzoek werd gestoken. Zoals zo vaak bij de NATRES geldt, is het juist het thuisfront dat de gevolgen van een vrijetijdsbesteding als ‘de NATRES’ heel nadrukkelijk meebeleeft door het grote tijdsbeslag op die vrije tijd.
6
versie: definitief
Reserve-personeel en sociale zekerheid Deel I Knel- en zorgpunten
DEEL I
KNEL- EN ZORGPUNTEN EN AANBEVELINGEN
1.1 1.2
Inleiding..........................................................................................................................................................................9 Rechtspositie..................................................................................................................................................................9 1.2.1 Prioriteit ‘Urgent’ ..........................................................................................................................................9 1.2.1.1 Weduwes bij overlijden vóór 65e zonder dienstverband ....................................................................9 1.2.1.2 Aanvulling ziektegeld tot 100% .............................................................................................................9 1.2.1.3 AMAR artikelen 120 versus 124.............................................................................................................10 1.2.1.4 Samenlopende inkomsten.....................................................................................................................10 1.2.1.5 WAMIL vervangen door WIA .................................................................................................................11 1.2.1.6 Wajong vervangt WAMIL voor jonge reservisten ...............................................................................11 1.2.1.7 Molest ......................................................................................................................................................12 1.2.1.8 AMAR Artikel 118 Aanspraken bij overlijden......................................................................................12 1.2.1.9 BG voor personeel in WW (civiel), huisvrouw, kleine zelfstandigen ................................................12 1.2.1.10 Voortzetting aanstelling bij arbeidsongeschiktheid onder 35%.......................................................13 1.2.1.11 Inkomensachteruitgang bij WIA ...........................................................................................................13 1.2.1.12 Kosten geneeskundige zorg..................................................................................................................14 1.2.1.13 Anw en ‘voortdurend nabestaandenpensioen’...................................................................................14 1.2.1.14 Eenmalige uitkering bij overlijden .......................................................................................................14 1.2.1.15 Front- en back fill ..................................................................................................................................14 1.2.2 Prioriteit ‘Minder urgent’ ...........................................................................................................................15 1.2.2.1 Fictieve pensioenjaren ...........................................................................................................................15 1.2.2.2 SZVK .........................................................................................................................................................15 1.2.2.3 Regeling inkomenscompensatie ...........................................................................................................15 1.3 Organisatie ...................................................................................................................................................................16 1.3.1 Prioriteit ‘Urgent’ ........................................................................................................................................16 1.3.1.1 Begeleiding vanuit Defensie bij dienstongevallen reservemilitairen................................................16 1.3.1.2 Professionaliteit......................................................................................................................................16 1.3.1.3 Kennisniveau DC HR/krijgsmacht over reservemilitairen.................................................................17 1.3.1.4 Re-integratiemiddelen vanuit Defensie/UWV .....................................................................................17 1.3.1.5 Ontslagbescherming en keuringstraject ..............................................................................................17 1.3.1.6 Onbetaald civiel verlof ..........................................................................................................................17 1.3.1.7 Tekenen appèllijst ..................................................................................................................................18 1.3.1.8 Ziekmeldingsprocedure.........................................................................................................................18 1.3.1.9 Arbeidsongeschiktheid – toepasselijke regelgeving militairen .........................................................18 1.3.1.10 Reservistenzorg, af van maatwerk .......................................................................................................19 1.3.1.11 Declareren kosten geneeskundige zorg...............................................................................................19 1.3.1.12 Eenmalige uitkering bij overlijden .......................................................................................................19 1.4 Algemeen......................................................................................................................................................................19 1.4.1 Prioriteit ‘Minder urgent’ ...........................................................................................................................19 1.4.1.1 Terugtredende overheid ........................................................................................................................19 1.4.1.2 IPAP - Invaliditeitspensioen aanvullingsplan.......................................................................................20 1.4.1.3 Vergoeding burgerwerkgevers..............................................................................................................20 1.4.1.4 AWBZ ........................................................................................................................................................20 1.4.1.5 Wet arbeid en zorg en levensloopregeling..........................................................................................21 1.4.1.6 Wmo ........................................................................................................................................................21 1.4.1.7 Eigen bijdrage Wmo en AWBZ .............................................................................................................21 1.4.1.8 Mantelzorg (ondergebracht in de Wmo).............................................................................................21 1.4.1.9 Registratie partnerschap ........................................................................................................................22 1.5 Vergelijking met vrijwillige brandweer en -politie ..................................................................................................22
versie: definitief
7
Reserve-personeel en sociale zekerheid Deel I Knel- en zorgpunten
1
Knelpunten en punten van (grote) zorg
1.1
Inleiding
Hierna worden de knelpunten en punten van (grote) zorg geïnventariseerd rond de financiële- en sociale zekerheid van reserve-personeel van Defensie bij ziekte, (tijdelijke) arbeidsongeschiktheid en invaliditeit ontstaan tijdens verblijf in militaire dienst. Deze knel- en zorgpunten komen voort uit het uitgebreide Deel II Wetten en regelingen van dit rapport dat de beschrijving van alle relevante regelingen bevat per tweede helft 2008 dan wel eerste helft 2009. Het onderscheid tussen knelpunten en punten van (grote) zorg is dat de knelpunten evident zijn. De punten van (grote) zorg zijn punten die vragen om stellingname door de Staatssecretaris van Defensie en van de samenwerkende centrales van overheidspersoneel. Dit onderscheid betekent niet dat beide categorieën niet evenveel aandacht vragen. De knel- en zorgpunten zijn ingedeeld naar de aandachtsgebieden ‘Rechtspositie’ (§ 1.2), ‘Organisatie’ (§ 1.3, pag. 16) en ‘Algemeen’ (§ 1.4, pag. 19). Binnen deze indeling is een onderverdeling aangebracht naar de prioriteiten ‘Urgent’ en ‘Minder urgent’.
1.2 1.2.1 1.2.1.1
Rechtspositie Prioriteit ‘Urgent’ Weduwes bij overlijden vóór 65e zonder dienstverband
De weduwe/weduwnaar van de reservemilitair (m/v) die vóór zijn 65e jaar overlijdt, krijgt geen nabestaandenpensioen (NP). Het gaat daarbij om het NP zoals onder andere omschreven in de Wegwijzer Sociale Zekerheid Defensie 2007 (MP 32-800), Hoofdstuk XIX. Een van de argumenten van de Business Unit Service Verzekerden (SV) van het ABP is dat dit reserve-personeel ‘slapers’ zijn. De kwalificatie als ‘slapers’ is niet meer juist sinds op 1 juni 2001 de vrijwillig dienende reservist in werkelijke dienst deelnemer werd bij het ABP en premies “OP/NP” afdraagt (zie voor opstelling Business Unit Bijzondere Regelingen Defensie van het ABP § 1.2.1.2). Momenteel loopt ten minste één bezwaarschrift bij het ABP van een weduwe van een NATRES-militair (bezwaarschrift is van mei 2007). Het langstlevendenpensioen zou wel worden uitgekeerd aan de nabestaande van de al pensioen ontvangende oudreservemilitair. Daar dit gaat over het reservistenpensioen ‘nieuwe stijl’ dat in 2001 is ingegaan zijn hiervan nog geen praktijkvoorbeelden voor handen. Het beeld dat ontstaat, is dat als de reservemilitair (m/v) overlijdt vóór zijn 65e de weduwe/weduwnaar geen NP krijgt, en na diens 65e wel4. Volgens de pensioenbrieven die het ABP op verzoek verstrekt, krijgen wezen steeds een uitkering, ongeacht of de ouder, reservemilitair zijnde overlijdt vóór of na het 65e levensjaar. Knelpunt 1.
1.2.1.2
Defensie en het ABP (Business Unit Service Verzekerden) doen afwijkende uitspraken over de NP-rechten van weduwes/weduwnaars van reservemilitairen (m/v) die vóór hun 65e komen te overlijden.
Aanvulling ziektegeld tot 100%
Op de reservistendag (Den Haag, 27-09-2007) werd uitgedragen dat de reservemilitair een arbeidsongeschiktheidsuitkering van Defensie krijgt gedurende de maximale duur van twee jaar. De huidige situatie is dat de reservemilitair zijn ziektegeld krijgt van zijn civiele werkgever. Immers, daar is hij in vaste dienst, niet bij Defensie. Werd dan met de uitspraak bedoeld dat het civiele ziektegeld gedurende twee jaar door Defensie wordt aangevuld tot 100% van het laatstelijk genoten civiele inkomen? Is die aanvulling dan gebaseerd op artikel 124 van het AMAR5 of op een andere, nieuwe regeling? In het Burgerlijk Wetboek is geregeld dat de werknemer gedurende het eerste- en tweede ziektejaar ten minste 70% van het gewone inkomen moet krijgen. De reservemilitair krijgt bijgevolg als civiel werknemer afhankelijk van de cao of de arbeidsovereenkomst 70% of meer van zijn civiele inkomen uitbetaald. Voor het beroepspersoneel van Defensie is afgesproken dat zij in de eerste twee ziektejaren geen achteruitgang in hun salaris zullen zien indien er sprake is van ‘met dienstverband’. Voor het reserve-personeel is dit (nog) niet vastgelegd.
4 De verzekeringstechnische uitleg is dat het ‘langstlevende pensioen’ (reservemilitair overlijdt na 65e) kapitaaldekking kent doordat de reservist sinds juni 2001 premie “OP/NP” afdraagt. Het ‘weduwepensioen’ (reservemilitair overlijdt vóór 65e) is gebaseerd op risicodekking; alle ‘deelnemers’ betalen een hoofdelijke omslag. Nu is er bij het reserve-personeel een discrepantie tussen het wel voltijds door het ABP risico lopen op overlijden van de reservist die echter niet voltijds de hoofdelijke omslag betaalt. 5 AMAR, Artikel 124 Bijzondere uitkering ter zake van derving van inkomsten uit arbeid, heeft betrekking op “... De niet in werkelijke dienst verblijvende militair en de gewezen militair, die verplicht tot het reserve-personeel behoort onderscheidenlijk laatstelijk heeft behoord, …”.
versie: definitief
9
Reserve-personeel en sociale zekerheid Deel I Knel- en zorgpunten Wanneer de reservemilitair gedurende de maximale duur van twee jaar van Defensie een arbeidsongeschiktheidsuitkering zou krijgen zoals hiervoor bedoeld dan spelen tenminste de volgende vragen: 1. Twee inkomens. De reservemilitair heeft onder normale omstandigheden zijn civiele inkomen en zijn militaire inkomen6. Bij ziekte vallen beiden weg. Het civiele inkomen wordt door het ziektegeld van zijn civiele werkgever geheel of gedeeltelijk gecompenseerd. Het militaire inkomen wordt nu niet gecompenseerd (door Defensie). 2. Hoogte inkomens. De militaire rang/stand van de reservemilitair hoeft niet overeen te komen met het civiele werk- en inkomensniveau. De militaire wedde (maandbedrag uit tabel) kan bij gevolg (veel) lager tot (veel) hoger zijn dan het civiele basismaandsalaris. De verschuiving van de afgelopen jaren naar prestatiebeloning brengt bovendien met zich mee dat het civiele basismaandsalaris wellicht maar 60% van het ‘normale’ inkomen vertegenwoordigt. Welk inkomen is dan de norm voor het vaststellen van de eventueel noodzakelijke aanvulling van het civiele inkomen “tot 100%”? Ten slotte is van belang dat volgens de lezing van de Business Unit Bijzondere Regelingen Defensie van het ABP (BRD) de reservemilitair die premie “OP/NP” en “AOP BW (Hoog)” (BW: bovenwettelijk) afdraagt recht heeft op een uitkering op grond van artikel 1207 van het AMAR en niet 1245. Defensie volhardt in de stelling dat het reserve-personeel valt onder artikel 124. Zie over dit onderscheid tussen de artikelen 120 en 124 van het AMAR hierna. Zorgpunt 1. Er is sprake van onduidelijkheid door de uitspraak uit 2007 dat het reserve-personeel gedurende de maximale duur van twee jaar een arbeidsongeschiktheidsuitkering van Defensie krijgt. Zorgpunt 2. Door Defensie en door het ABP (Business Unit Bijzondere Regelingen Defensie) worden afwijkende uitspraken gedaan over het van toepassing zijn op het reserve-personeel van de AMAR-artikelen 120 en 124. Zorgpunt 3. Voor zover er regels zijn over uitkeringen bij arbeidsongeschiktheid van de zijde van Defensie aan het reserve-personeel, zijn deze niet gelijkgetrokken met die voor het beroepspersoneel. 1.2.1.3
AMAR
artikelen 120 versus 124
Daar artikel 124 van het AMAR zich beperkt tot de reservemilitair die “… verplicht tot het reserve-personeel behoort onderscheidenlijk laatstelijk heeft behoort”, is dit artikel niet van toepassing op het huidige reserve-personeel. Dit personeel dient immers niet ‘verplicht’ op grond van de Dienstplichtwet zoals in het artikel wordt bedoeld. De vrijwillig dienende reservemilitair kan op eenzelfde soort tekstuele grond worden gediskwalificeerd voor toepassing van artikel 120 van het AMAR. Dit artikel spreekt immers van “de militair die is ontslagen uit de dienst bij het beroepspersoneel”. Echter, het huidige reserve-personeel draagt wel premie af aan het ABP voor de regeling uit dat artikel 120. Deze laatste overweging weegt zwaarder dan de omissie in de begripsbepaling. Voor toepassing van artikel 120 moet men ontslagen zijn uit de militaire dienst. Artikel 124 stelt slechts de eis dat de reservemilitair niet in werkelijke dienst is; deze hoeft niet ontslagen te zijn uit de militaire dienst. Voor artikel 120 zou eenzelfde aanvulling wenselijk zijn. Knelpunt 2.
1.2.1.4
De artikelen 120 en 124 van het AMAR kunnen door hun begripsbepaling geen van beiden worden toegepast op het huidige reserve-personeel.
Samenlopende inkomsten
Aan de reservemilitair kan – in uitzonderlijke situaties – een vergoeding op basis van artikel 120 van het AMAR7 worden toegekend. Daarbij speelt het vraagstuk van het vaststellen van de juiste berekeningsgrondslag (BG) voor de reservemilitair. Er zal daarbij mogelijkerwijs een verschil optreden tussen de reservemilitair die langdurig, onafgebroken in werkelijke dienst is (uitzending) en de reservemilitair die ‘herhaald, kortstondig’ in werkelijke dienst is (NATRES, GLR, CEE, enz.). ¶ De BG voor de door te betalen bezoldiging volgens artikel 120 van het AMAR – dat over beroepspersoneel gaat – is de “… laatstelijk genoten [militaire] bezoldiging …” die overeenkomt met de som van de componenten die de pensioengrondslag vormen. De juiste BG zou voor de reservemilitair horen te zijn de burgerinkomsten vermeerderd met de laatstelijk genoten militaire inkomsten. Immers, voor de reservemilitair vormen de civiele Van elke functie voor een vrijwillig dienende reservemilitair bestaat een functiebeschrijving (FB); voor de NATRES-bataljons is dit gerealiseerd, bij andere reservistenonderdelen nog niet. In deze FB is opgenomen hoeveel tijd hij per jaar beschikbaar moet zijn voor het naar behoren vervullen van de functie. Het niet voldoen aan deze urenverplichting kan een reden zijn voor het beëindigen van de verbintenis. Ondanks dat Defensie geen inkomensgarantie afgeeft aan de reservemilitair, en nog steeds spreekt over een ‘nulurencontract’ geldt toch dat het aantal uren uit die FB kan worden gezien als een betrouwbare basis voor het berekenen van het militaire norminkomen. Een groeiende groepen reservisten ziet de deeltijdbaan bij Defensie als een deel van hun inkomen en ervaart de aanstelling bij Defensie niet als een ‘nulurencontract’. Vier dagen per week bij de civiele baas werken en één dag bij Defensie komt steeds vaker voor. 7 AMAR, Artikel 120 Doorbetaling van bezoldiging bij arbeidsongeschiktheid na ontslag betreft de ‘gewezen militair’ die in lid 1 wordt omschreven als: “de militair die is ontslagen uit de dienst bij het beroepspersoneel”. 6
10
versie: definitief
Reserve-personeel en sociale zekerheid Deel I Knel- en zorgpunten inkomsten uit beroep of bedrijf de basis voor het levensonderhoud. ¶ Het inkomstenbegrip in artikel 124, dat over reserve-personeel uit de (buiten werking gestelde) Dienstplichtwet gaat is wel afgestemd op het civiele inkomen. In dat artikel is sprake van “… de inkomsten … die zij uit hoofde van hun beroep of bedrijf gemiddeld verdienden of zouden kunnen verdienen, …”. Maar ook hier speelt weer dat de samenloop van civiele en militaire inkomsten niet in beschouwing wordt genomen. Zorgpunt 4. Geen van de twee AMAR-artikelen 120 of 124 hanteren een berekeningsgrondslag die recht doet aan het weggevallen inkomen van de reservemilitair. Hij verliest zijn civiele inkomsten uit bedrijf of beroep dat voorziet in zijn levensonderhoud én zijn militaire inkomsten. 1.2.1.5
WAMIL
vervangen door WIA
De Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen (WAMIL) is sinds 29 december 2005 gesloten voor nieuwe gevallen. Volgens de laatste informatie welke verstrekt is op de reservistendag te Den Haag (28 september 2007) is iedere reservemilitair nu vanwege Defensie verzekerd voor de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) als zijnde een reguliere werknemer van Defensie. Dit is niet expliciet ergens terug te vinden maar zou volgen uit het feit dat de reservemilitair intussen qua rechtspositie gelijkgeschakeld is aan het beroepspersoneel. De reservemilitair zou daarmee vallen onder het globale begrip “overheidswerknemer” die automatisch valt onder de Ziektewet (ZW) en de WIA. De WIA heeft de WAO opgevolgd en is bovendien een totaal ander soort regeling dan de WAMIL was. Bovendien had de reservemilitair in werkelijke dienst in het verleden geen aanspraak op de WAO vanwege Defensie. Dit ondanks dat de reservemilitair wel altijd over zijn wedde premie heeft afgedragen voor de WAO en nu voor de WIA. Wat is er veranderd waardoor de reservemilitair die kortstondig in werkelijke dienst is nu wel WIA-rechten heeft via Defensie, terwijl hij geen WAO-rechten had? Of is er nog altijd verschil tussen de situatie van de reservemilitair die ‘herhaald, kortstondig’ in werkelijke dienst is (NATRES, GLR, CEE, (back fill)) en de reservemilitair die ‘incidenteel, langdurig’ in werkelijke dienst is (IDR, CIMIC, front- en back fill)? Voor de reservemilitair zonder (civiele) verzekering – huisvrouw, student, kleine zelfstandige zonder verzekering – brengen de nieuwe WIA-rechten met zich mee dat zij zich ziek moeten kunnen melden. Dat moet ook kunnen bij Defensie, in PeopleSoft zodat zij het ziektetraject, en na twee jaar het WIA-traject van Defensie kunnen bewandelen. De berekeningsgrondslag voor het ziekte- en WIA-traject zijn voor de reservemilitair zonder verzekering de militaire inkomsten. Voor de overige reservemilitairen zal gelden dat zij zich conformeren aan de regelgeving vanuit hun cao of verzekering. In een extreem geval is het denkbaar dat de reservemilitair met verzekering aanvullend ziektegeld, gevolgd door WIA-vergoeding krijgt vanuit Defensie. Knelpunt 3.
Anno 2009 kan het reserve-personeel zich (nog) niet ‘ziekmelden’ in PeopleSoft. Dit speelt in de eerste plaats bij de reservemilitair die niet in werkelijke dienst is. Maar ook wanneer de reservemilitair niet verschijnt bij een activiteit uit het overeengekomen werkrooster wordt de reden van de afwezigheid – kan ziekte zijn – niet geregistreerd.
Zorgpunt 5.
Onder de WIA zou de berekeningsgrondslag voor de reservemilitair zonder baan of vast inkomen de militaire inkomsten worden. Hier zou het aanbeveling verdienen dat zou kunnen worden teruggegaan naar het principe van de WAMIL dat voor vaststelling van de hoogte van de uitkering uit werd gegaan van het verwacht carrièreverloop. Denk aan de huisman/-vrouw die zijn/haar loopbaan tijdelijk heeft onderbroken voor bijvoorbeeld studie of (mantel)zorg taken met de intentie de loopbaan later weer op te pakken. Of aan iemand die een sabbatical heeft genomen en een deel daarvan op uitzending gaat (CIMIC, front fill).
1.2.1.6
Wajong vervangt WAMIL voor jonge reservisten
Sinds het sluiten van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen (WAMIL) voor nieuwe gevallen per 29 december 2005 vallen jonge reservemilitairen, die vroeger onder deze militaire regeling zouden kunnen vallen8, nu onder de civiele Wet arbeidsongeschiktheid jonggehandicapten (Wajong). Door het groeiende aantal studenten dat als reservemilitair dient, kan Defensie in toenemende mate met deze Wajong te maken krijgen die qua uitgangspunten afwijkt van de WAMIL. Een wezenlijk verschil tussen de twee regelingen is het niveau van de uitkering. De WAMIL hield rekening met het verwacht carrièreverloop en de daarbij te verwachtten gewijzigde berekeningsgrondslag (toekomstig inkomen) van de ‘dienstplichtige’ dan wel NATRES-militair. De Wajong houdt hier geen rekening mee. De WAMIL was in eerste instantie van toepassing op het verplicht dienende personeel (Dienstplichtwet): dienstplichtigen en verplicht tot het reserve-personeel behorende reservisten. Sinds 1995 was de WAMIL ook van toepassing op het vrijwillig dienende reserve-personeel met een aanstelling bij het Korps Nationale Reserve.
8
versie: definitief
11
Reserve-personeel en sociale zekerheid Deel I Knel- en zorgpunten Verder kent de Wajong bij ziekte een wachttijd van één jaar zonder (loondoor)betaling. De student, tevens reservemilitair kan in deze periode geen rechten ontlenen aan de Ziektewet (ZW) vanuit Defensie of aanspraak maken op loondoorbetaling door Defensie9. De student heeft bijgevolg door de wachttijdbepaling uit de Wajong het eerste jaar mogelijkerwijs geen middelen van bestaan. De uitzondering op deze regel vormt de student die stage loopt, doordat de ZW wel voorziet in een uitkering aan stagiaires (met beloning). Zorgpunt 6. Door het groeiende aantal studenten dat zich aanmeldt bij de NATRES-bataljons10, is er een groeiende groep reservemilitairen die onder de Wajong valt. Deze groep zou tot 2005 onder de WAMIL zijn gevallen. NATRES-pelotons, waar studenten 20% of meer van het personeel uit maken zijn inmiddels geen uitzondering meer in typische studentensteden. Zorgpunt 7. De uitgangspunten van de Wajong zijn niet dezelfde als die van de WAMIL. Daar waar de WAMIL onder andere qua uitkeringsniveau rekening hield met het verwacht carrièreverloop, voorziet de Wajong (blijvend) in een uitkering met als grondslag maximaal 75% van het wettelijk minimumloon. Zorgpunt 8. De Wajong kent een wachttijd van één jaar zonder betaling. De student, tevens reservemilitair heeft bijgevolg in het eerste jaar geen inkomen tenzij hij stagiair is met beloning. 1.2.1.7
Molest
Defensie en het Verbond van Verzekeraars hebben de overeenkomst Vredes- en humanitaire operaties 2003 ondertekend. Deze overeenkomst schept de mogelijkheid voor defensiepersoneel om een, aan een hypotheek gekoppelde levensverzekering af te sluiten zonder toepassing van de molestclausule. Tijdens het onderzoek is één voorbeeld opgedoken van een verzekering waarin specifiek ‘reservisten’ worden genoemd als groep die is uitgesloten. Zie ten minste W.M.A. Kalkman, De overeenkomst, Kluwer, 2007, pag. 75. Knelpunt 4.
1.2.1.8
De overeenkomst Vredes- en humanitaire operaties 2003 dekt het defensiepersoneel. De reservemilitair, zeker diegene die op uitzending gaat, moet al zijn polissen controleren op de aanwezigheid van uitsluitingsbepalingen voor militairen evenals uitsluitingsbepalingen die specifiek “reservepersoneel” noemen.
AMAR
Artikel 118 Aanspraken bij overlijden
Het niet toekennen van een vergoeding op grond van artikel 118 Aanspraken bij overlijden van het AMAR bij ongevallen onder ‘buitengewone omstandigheden’ (art. 4, Regeling proces-verbaal van ongeval en rapportage medische aangelegenheden (regeling PVO )), welke wel wordt toegekend bij ‘bedrijfsongevallen’ (art. 5, zelfde regeling) is gezien de zwaardere gradatie van ongevallen vallend onder artikel 4 van de regeling PVO een knelpunt. Niet alleen voor het reserve-personeel maar voor al het militair personeel. Zeker bij ongevallen vallend onder artikel 4 van de regeling PVO zou toewijzing van een vergoeding op grond van artikel 118 van het AMAR terecht zijn wanneer wordt uitgegaan van de zorgplicht van Defensie.11 Knelpunt 5. Knelpunt 6.
1.2.1.9
BG
Defensie gaat momenteel coulant om met het toekennen van vergoedingen op grond van artikel 118 van het AMAR bij ongevallen vallend onder artikel 4 van de regeling PVO. Daarmee is dit redelijke recht een ‘gunst’ geworden wat ongewenst is. Dit treft vooral het beroepspersoneel. Het repatriëren van het stoffelijk overschot van reservisten – anders dan uit een uitzendgebied – is niet automatisch gedekt door een verzekering. De reservist heeft geen toegang tot de SZVK, en dat repatriëren valt niet onder de standaarddekking van de Zvw. Zie voetnoot 11. voor personeel in WW (civiel), huisvrouw, kleine zelfstandigen
De bepalingen over de berekeningsgrondslag (BG) voor reserve-personeel zijn nog steeds niet in alle regelingen bevredigend geredigeerd. Naast deze algemene constatering is er nog de bijzondere situatie van het reserve-personeel zonder
In de §§ 1.2.1.5 en 1.3.1.8 wordt behandeld dat de reservist zich niet kan ziekmelden bij Defensie (in PeopleSoft) voor het eventueel krijgen van aanspraken op ziekengeld en uitkeringen bij arbeidsongeschiktheid. 10 Het is de onderzoeker niet bekend in welke mate bij andere delen van de krijgsmacht ook studenten als reservemilitair dienen. In zover bij de GLR, het CEE en andere reservistenformaties ook studenten dienen dan geldt dit punt van zorg evenzeer voor dit personeel. Zie verder ook voetnoot 8. 11 Nader: In juli 2009 is met de SCO overeengekomen dat Defensie betaalt voor het repatriëren van het stoffelijk overschot vanuit het uitzendgebied. Dit ongeacht de wijze van overlijden. Wanneer er sprake is van overlijden in het buitenland, niet zijnde uitzendgebied worden de kosten van repatriëring gedekt door de SZVK. De bepalingen rond overlijden in Nederland veranderen niet door deze nieuwe afspraken. Het reserve-personeel heeft geen toegang tot de SZVK en valt onder de Zvw. Repatriëren van het stoffelijk overschot valt niet onder het standaardpakket van de Zvw. 9
12
versie: definitief
Reserve-personeel en sociale zekerheid Deel I Knel- en zorgpunten vaste baan met een daaraan gekoppeld civiel inkomen. Te denken valt aan studenten, huisvrouwen/-mannen, kleine zelfstandigen zonder verzekering (met inbegrip van ZZP-ers) en personeel met een WW- of WAO/WIA-uitkering. Voor deze groepen ontstaan bijzondere vraagstukken wat betreft de BG wanneer zo’n reservemilitair wordt uitgezonden, dat wil zeggen gedurende enkele maanden aaneensluitend in werkelijk dienst is. Het gaat dan in het bijzonder om de discussie of gekeken moet worden naar alleen de militaire inkomsten of dat hier een WAMIL-achtige benadering gehanteerd zou moeten worden die rekening houdt met het (verwacht) civiele carrièreverloop. Een andere bijzondere casus is die van de reservemilitair die een jaar op wereldreis is geweest (geen loondoorbetaling), of reservemilitairen die in hun civiele baan te maken krijgen met arbeidstijdverkorting. Zorgpunt 9. Het denken over het begrip ‘berekeningsgrondslag’ voor reservemilitairen moet een redelijk antwoord kunnen geven in alle afzonderlijke situaties die zich kunnen voordoen bij dit personeel. Bijzondere situaties kunnen zich bijvoorbeeld voordoen wanneer de reservemilitair (tijdelijk) geen vast ‘inkomen uit bedrijf of beroep’ heeft. Hier verdient een WAMIL-achtige benadering, die rekening houdt met het ‘verwacht carrièreverloop’ aanbeveling. 1.2.1.10
Voortzetting aanstelling bij arbeidsongeschiktheid onder 35%
Bij arbeidsongeschiktheid onder 35% is de hoofdregel uit de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) dat de werknemer, en dus ook de reservemilitair in dienst blijft bij zijn oorspronkelijke werkgever. Eventueel in een aangepaste (lagere) functie, en/of met minder werkuren. Wat aandacht vraagt is welke gevolgen de reservemilitair ondervindt met betrekking tot zijn tweede-, militaire aanstelling. De intentie van de navolgende beschouwing is niet dat Defensie de reservemilitair een volledige betrekking zou moeten aanbieden. Wel aan de orde is of het reserve-personeel in vergelijkbare omstandigheden door Defensie op een vergelijkbare wijze wordt behandeld als het beroepspersoneel. Voor het beroepspersoneel geldt dat bij arbeidsongeschiktheid onder 35%, in geval van omstandigheden vallend onder artikel 5 van de regeling PVO (bedrijfsongeval) re-integratie plaatsvindt zonder inkomensverlies. Bovendien geldt bij plaatsing op een militaire functie een blijvende dispensatie voor de militaire inzetbaarheidseisen. Re-integratie op een niet-militaire functie is ook mogelijk. ¶ Wanneer er sprake is van omstandigheden vallend onder artikel 4 van de regeling PVO (buitengewone omstandigheden) dan zijn er voor het beroepspersoneel bij arbeidsongeschiktheid onder 35% sprake van nog verdergaande beschermingen en garanties. ¶ Voor de situatie dat er geen sprake is van dienstverband, gelden ook garanties, hoewel minder. Voor het reserve-personeel bestaan deze zekerheid en dispensaties niet voor de militaire functie. Wanneer door de reservemilitair niet meer kan worden voldaan aan de inzetbaarheidseisen als militair kan dit leiden tot het oordeel ‘blijvende dienstongeschiktheid’. Dit zal leiden tot ontslag voor de reservist als militair. En dit zonder dat het wegvallende militaire inkomen wordt gecompenseerd. Zorgpunt 10. Bij arbeidsongeschiktheid onder 35% gelden bij omstandigheden vallend onder de artikelen 4 en 5 van de regeling PVO voor beroepspersoneel bepaalde beschermingen en garanties die een blijvend militair inkomen zekerstellen. Bij het reserve-personeel gelden deze beschermingen en garanties voor de militaire functie niet of worden niet toegepast waardoor het (aanvullende) militaire inkomen wegvalt zonder compensatie. 1.2.1.11
Inkomensachteruitgang bij WIA
De categorie arbeidsongeschikten met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 35-80% is wat hun inkomen betreft afhankelijk van de mate waarin de (rest)verdiencapaciteit wordt benut. Inkomensachteruitgang wordt als vanzelfsprekend geaccepteerd. Wanneer de benutting van de (rest) verdiencapaciteit onder de 50% terecht komt ontstaat een aanzienlijke inkomensachteruitgang. Er kunnen zich door deze bepalingen situaties gaan voordoen van ex-(reserve)militairen die onder het bijstandsniveau terechtkomen als gevolg van iets dat hen in werkelijke dienst is overkomen. Voor informatie over de reservist en een Invaliditeitspensioen aanvullingsplan (IPAP) zie hierna onder § 1.4.1.2. Knelpunt 7.
versie: definitief
Bij arbeidsongeschiktheid van 35-80% verschilt de soort en het niveau van de civiele uitkering afhankelijk van de mate waarin de ‘(rest)verdiencapaciteit’ wordt benut. Wanneer deze benutting onder de 50% terechtkomt, kan het inkomen terugvallen tot onder het bijstandsniveau. Dit geldt ook voor het ex-beroepspersoneel, tenzij dit personeel deelneemt aan een Invaliditeitspensioen aanvullingsplan (IPAP).
13
Reserve-personeel en sociale zekerheid Deel I Knel- en zorgpunten 1.2.1.12
Kosten geneeskundige zorg
In de brief Reservistenzorg (2008)12 is er sprake van dat het reserve-personeel tot 30 dagen na verblijf in werkelijke dienst recht heeft op geneeskundige zorg door of vanwege de MGD. Nu staat nog steeds in artikel 90b van het AMAR dat de reservist aanspraak heeft op deze geneeskundige verzorging alleen gedurende de periode dat hij in werkelijke dienst is. Per juli 2009 is in het AMAR nog niets terug te vinden van de beleidswijziging die in de brief uit mei 2008 is verwoord. Zorgpunt 11. In de brief Reservistenzorg (2008) is er sprake van dat de geneeskundige zorg voor het reserve-personeel door of vanwege de MGD (AMAR, art. 90b) zich uitstrekt tot 30 dagen na verblijf in werkelijke dienst. Dit AMAR-artikel is per juli 2009 nog niet in overeenstemming gebracht met deze intentie. 1.2.1.13
Anw en ‘voortdurend nabestaandenpensioen’
Bij overlijden krijgen nabestaanden en (half)wezen een uitkering onder de Algemene Nabestaandenwet (Anw). Voor gewezen militairen en hun nabestaanden regelt daarenboven het Besluit bijzondere militaire pensioenen13 het recht op bijzonder invaliditeits- en nabestaandenpensioen in geval van invaliditeit- of arbeidsongeschiktheid met dienstverband. ¶ Artikel 6 van het Besluit bijzondere militaire pensioenen heeft de titel Het recht op voortdurend partner- of wezenpensioen en artikel 7 de titel Het recht op tijdelijk verhoogd partner- of wezenpensioen (onderstreping van steller). ¶ Het besluit beschrijft vervolgens de Anw-korting die moet worden toegepast op die pensioenen. In artikel 9, lid 2 staat dan een regeling voor ‘partner- en wezenpensioen’ en in artikel 10, lid 4 voor ‘tijdelijk partner- en wezenpensioen’. Deze Anw-korting wordt niet beschreven voor het ‘voortdurend partner- en wezenpensioen’ uit artikel 6. Er lijkt sprake te zijn van een minder zorgvuldige redactie. Knelpunt 8.
1.2.1.14
Het Besluit bijzondere militaire pensioen behandelt de Anw-korting bij het ‘(tijdelijk) partner- en wezenpensioen’, echter niet bij het ‘voortdurend partner- of wezenpensioen’.
Eenmalige uitkering bij overlijden
Op grond van artikel 118a Uitkering bij overlijden van het AMAR krijgen de nabestaanden van ‘de militair’ een eenmalige uitkering bij diens overlijden. Dit is onafhankelijk van vraagstukken als toekenning van omstandigheden uit artikel 4 of artikel 5 van de regeling PVO. De uitkering bedraagt drie maal het bruto maandloon14 als nettobedrag uitgekeerd. Twee aspecten van dit artikel spelen een rol: de redactie van het artikel zelf en de informatie die over dit artikel wordt verstrekt. ¶ Het begrip ‘de militair’ zoals hier gebruikt omvat ook het reserve-personeel ongeacht of dit personeel wel of niet in werkelijke dienst was op het moment van overlijden. Echter, de intentie zou zijn dat de uitkering alleen wordt uitbetaald wanneer de reservist in werkelijke dienst komt te overlijden. Het aspect informatie wordt hierna behandeld in § 1.3.1.12, bij Organisatie. Knelpunt 9.
1.2.1.15
De nabestaanden van de militair die komt te overlijden, komen in aanmerking voor een eenmalige uitkering op grond van artikel 118a van het AMAR. De huidige redactie van dit artikel brengt met zich mee dat nabestaanden van de reservemilitair te allen tijde recht hebben op deze uitkering ook wanneer de reservemilitair niet in werkelijke dienst is op het moment van overlijden. Dit zou niet de intentie zijn.
Front- en back fill
De brief Reservistennota 2009 onderscheidt voor reserve-personeel onder andere de inzetmogelijkheden ‘Uitzendingen’ en ‘back fill’. Inmiddels komt daar bij het begrip ‘front fill’. Alles rond deze onderwerpen is nieuw voor Defensie en daarmee zijn dit onderwerpen die nog niet in regelingen zijn opgenomen, invulling van de behoefte aan personeel voor uitzendingen, front- en back fill gebeurt nu nog ‘uit het zadel’. Het begrip front fill wordt gebruikt voor de inzet van reservisten die mee op uitzending gaan op algemene militaire functies. Dit in tegenstelling tot het begrip ‘Uitzendingen’ dat bij het reserve-personeel gereserveerd was voor RSDers die in hun civiele specialisme op uitzending gaan. Uitgezonden reservisten (‘Uitzendingen’ en front fill) kunnen in PeopleSoft de code ‘doorlopend in werkelijke dienst’ meekrijgen. Voor hun eventuele militaire aanspraken bij ongevallen is deze codering toereikend voor wat betreft de aantoonbaarheid van het dienstverband bij Defensie, bij arbeidsongeschiktheid en invaliditeit.
Brief Staatssecretaris van Defensie aan Tweede Kamer, Reservistenzorg, d.d. 2 mei 2008, nr. P/2008008380. Besluit van 6 februari 2001, Stb. 139, laatstelijk gewijzigd bij Besluit van 2 oktober 2006, Stb. 450. 14 In AMAR, artikel 118a, lid 3 staat: “De uitkering is gelijk aan driemaal het bedrag van de bezoldiging waarop de militair op de dag van zijn overlijden aanspraak had, vermeerderd met het bedrag per maand van de andere inkomsten die in aanmerking worden genomen bij de vaststelling van de pensioengrondslag …”. 12 13
14
versie: definitief
Reserve-personeel en sociale zekerheid Deel I Knel- en zorgpunten Het begrip back fill wordt gebruikt voor de inzet van reservisten voor het vervullen van functies in Nederland van beroepscollega’s welke op uitzending zijn. De functies kunnen hetzij fulltime, hetzij parttime vervuld worden voor een kortere of langere periode. In geval van back fill wordt momenteel in PeopleSoft niet gebruik gemaakt van de codering ‘doorlopend in werkelijke dient’. Bij de KL wordt bij gebrek aan regelingen voor back fill, als voorlopige maatregel gebruik gemaakt van de persoonlijke appèllijst (Dfe 313) die periodiek wordt opgestuurd. Dit geeft minder zekerheid met betrekking tot de aantoonbaarheid van het dienstverband bij Defensie. Knelpunt 10. Doordat bij inzet van een reservist voor back fill voorlopig gewerkt wordt met een persoonlijke appèllijst voor losse, korte opkomsten ontstaat grote onzekerheid rond de financiële rechten bij ziekte, arbeidsongeschiktheid en invaliditeit. Rechten op de gebieden van ziekengeld, militaire pensioenen en het VMOD-stelsel zijn niet gewaarborgd. Ook ontstaat grote onduidelijkheid over de toepasselijke berekeningsgrondslag bij langdurige inzet voor back fill. 1.2.2 1.2.2.1
Prioriteit ‘Minder urgent’ Fictieve pensioenjaren
Defensie kent (voor het militair personeel) de regeling waardoor pensioenjaren voor ouderdomspensioen (OP) doortellen bij overlijden vóór het FLO of het ingaan van het pensioen. Bij overlijden worden de resterende jaren tot de FLO-leeftijd voor 100% doorgeteld en daarna tot het 65e jaar voor 50%. In de praktijk kunnen soms meer, soms minder pensioenjaren toegekend worden. Bij het reserve-personeel echter stopt de doortelling zonder meer bij overlijden, dit vanwege de redenering dat men door de wisselende roosters van dit reserve-personeel geen doortellingsgrond/-scenario voorhanden heeft. Dit argument bevat wat betreft het verleden een grond van waarheid. Echter, de huidige ontwikkeling is dat van elke functie voor een vrijwillig dienende reservemilitair een functiebeschrijving (FB) moet zijn opgesteld. In deze FB (of FOFE/FIF) moet zijn opgenomen hoeveel tijd de reservemilitair per jaar beschikbaar moet zijn voor het naar behoren vervullen van de functie. Het niet voldoen aan deze urenverplichting kan een reden zijn voor het beëindigen van de verbintenis. Ondanks dat Defensie geen inkomensgarantie afgeeft aan de reservemilitair geldt bijgevolg wel dat het aantal uren uit die FB kan worden gezien als een betrouwbare basis voor het berekenen van het norminkomen dan wel als doortellingsgrond/-scenario (zie ook voetnoot 6). De fictieve pensioenjaren spelen ook bij de gewone pensioenopbouw. De beroepsmilitair die met 56 jaar met FLO gaat heeft dan in theorie 36 pensioenjaren opgebouwd. Over de volgende 9 jaar van zijn FLO-tijd krijgt hij nog eens viereneenhalf pensioenjaar toegekend. Het reserve-personeel kent niet deze toekenning van extra pensioenjaren over de FLO-periode. Zorgpunt 12. Het beroepspersoneel krijgt fictieve pensioenjaren toegerekend bij vroegtijdig overlijden en bij regulier FLO. Voor het reserve-personeel geldt een dergelijke regeling niet. 1.2.2.2
SZVK
De premie voor de ziektekostenverzekering van de SZVK is lager, en het verstrekkingen- en voorzieningenstelsel is veel uitgebreider dan bij welke andere zorgverzekering inclusief Zorgzaam15 dan ook. Het enige punt waar de SZVK minder is dan gewone verzekeringen is dat er geen vrije keuze van zorgverstrekkers bestaat. Het reserve-personeel van Defensie heeft geen toegang tot deze verzekering. De vrijwillig politieambtenaar heeft wel toegang tot de reguliere zorgverzekering afgesloten voor de beroepspolitie. Deze verzekering voor het politiepersoneel kent een vrij keuze van zorgverstrekkers. Zorgpunt 13. Het reserve-personeel heeft geen toegang tot de verzekering van de dat dit personeel korter of langer in werkelijke dienst verblijft. 1.2.2.3
SZVK.
Ook niet op het moment
Regeling inkomenscompensatie
De beide maatregelen Herplaatsingstoelage (HPT) en Suppletie werden voor de reservemilitair alleen toegepast in uitzonderlijke situaties (men diende in dienst te worden gehouden). Beide regelingen zijn echter in 2007/2008 vervallen. De Regeling inkomenscompensatie is sindsdien in de plaats gekomen van de HPT. 15 Volgens de internetsite van Zorgzaam (www.zorgzaamverzekerd.nl/): “Zorgzaam: De Centrales van Overheidspersoneel hebben een privaatrechtelijke stichting zonder winstoogmerk opgericht. De naam van deze stichting is Zorgzaam. Het doel van Zorgzaam is het afsluiten van een collectieve ziektekostenverzekering tegen een zo aantrekkelijk mogelijke premie. Het uitgangspunt is een optimale prijs/kwaliteitsverhouding te realiseren voor haar deelnemers voor zowel de verplichte basisverzekering als voor de aanvullende verzekering(en).”
versie: definitief
15
Reserve-personeel en sociale zekerheid Deel I Knel- en zorgpunten Deze nieuwe regeling houdt in dat in geval van een succesvolle re-integratie binnen Defensie gedurende vijf jaar inkomenscompensatie plaatsvindt. Gedurende die vijf jaar wordt 70% van het verschil tussen het actuele en het laatst verdiende inkomen gecompenseerd. ¶ Voor het reserve-personeel is deze nieuwe regeling alleen van toepassing wanneer de reservemilitair in dienst zou komen bij Defensie. Zorgpunt 14. De Regeling inkomenscompensatie is alleen van toepassing bij re-integratie binnen Defensie. De reservemilitair die bij zijn oorspronkelijke werkgever (niet zijnde Defensie zelf) re-integreert komt daardoor niet in aanmerking voor deze regeling.
1.3 1.3.1 1.3.1.1
Organisatie Prioriteit ‘Urgent’ Begeleiding vanuit Defensie bij dienstongevallen reservemilitairen
Het reserve-personeel heeft bij alle vragen betreffende sociale zekerheid te maken met zowel de civiele- als militaire wet- en regelgeving. Hierdoor en door de omstandigheid van de toenemende complexiteit van de sociale wet- en regelgeving verdient het aanbeveling om aan de reservemilitair direct na een dienstongeval vallend onder artikel 4 van de regeling PVO (buitengewone omstandigheden) dan wel artikel 5 van de regeling PVO (bedrijfsongeval) begeleiding aan te bieden vanuit Defensie. Deze begeleidingsofficier (casecoördinator) dient bekend te zijn met zowel de civiele als militaire wet- en regelgeving. Momenteel wordt alleen een casecoördinator toegewezen aan beroepspersoneel. Toewijzing vindt ook pas zes maanden na het dienstongeval plaats. In de staande organisatie is gedurende de eerste zes maanden de commandant verantwoordelijk voor de begeleiding van ziek gemeld personeel. Daarna gaat de verantwoordelijkheid over naar het DienstenCentrum Re-integratie (DC-R). Het reserve-personeel is niet opgenomen in deze systematiek Knelpunt 11. Het reserve-personeel heeft bij een dienstongeval te maken met zowel de civiel- als militaire wet- en regelgeving. Dit vraagt extra begeleiding waarbij kennis over beide gebieden vereist is. Knelpunt 12. Hoe invulling gegeven moet worden bij reservisteneenheden of bij eenheden met reservemilitairen aan de begeleiding door de commandanten van reservemilitairen die slachtoffer zijn van een dienstongeval is niet duidelijk. Dit geldt ook voor de rol is van het DC-R richting het reserve-personeel. 1.3.1.2
Professionaliteit
Waar het in het vorige punt gaat over het toewijzen van een casecoördinator die ook weet waar het bij het reservepersoneel om gaat is er ook het vraagstuk van de professionele benadering door commandanten. De huidige organisatie kent geen P-functionarissen meer op het niveau van compagnie en bataljon. Men dient zich te wenden tot het DC HR. Commandanten dienen zich hiervan bewust te zijn en moeten niet proberen alsnog invulling te geven aan de P-functionaliteit. Bij dienstongevallen vallend onder artikel 4 (buitengewone omstandigheden) en artikel 5 (bedrijfsongeval) van de regeling PVO, en bij overlijden (met dienstverband) is professionele invulling van de P-functionaliteit absoluut noodzakelijk. Of de commandant van reservisten verantwoordelijk is voor de re-integratie gedurende de eerste zes maanden is niet duidelijk (zie § 1.3.1.1). Vanaf dag één moet iedereen zijn eigen rol vervullen zodat de best mogelijke ondersteuning geboden kan worden. Commandanten blijven ondanks de rol van DC HR betrokken bij hun personeel bij ziekte, arbeidsongeschiktheid, invaliditeit en overlijden. Het accent komt dan vooral te liggen op sociaal leiderschap. Dit leiderschap dient verbeterd te worden. Het gaat dan om commandanten vanaf het niveau compagnie (eskadron, squadron, enz.) en stafpersoneel (beroeps en reserve) op niveau bataljon (NATRES-bataljon, GLR, enz.), dan wel overeenkomstige functionarissen bij de Zeeverkeersdienst, het CIMIC Bataljon, 400 Geneeskundig Bataljon, KMar Brigade, enz. De aanbevelingen van de Commissie Staal over sociaal leiderschap vraagt ook bij reservistenformaties om uitwerking. Knelpunt 13. Bij het begeleiden van personeel na een dienstongeval of overlijden dienen de commandanten op alle niveaus zich te conformeren aan de huidige opzet van de P-organisatie. In die organisatie speelt de commandant met zijn staf geen rol meer in het inhoudelijk begeleiden van betrokkenen. Hij moet echter wel zijn personeel steunen. Alleen voor mogelijke re-integratie van beroepspersoneel is de commandant gedurende de eerste zes maanden verantwoordelijk. Commandanten en hun staven moeten periodiek over de inrichting en werkwijze van de P-organisatie worden geïnformeerd (bijgeschoold). Zorgpunt 15. Het sociaal leiderschap bij reservistenformaties dient aandacht te krijgen conform de aanbevelingen van de Commissie Staal.
16
versie: definitief
Reserve-personeel en sociale zekerheid Deel I Knel- en zorgpunten 1.3.1.3
Kennisniveau DC HR/krijgsmacht over reservemilitairen
Het kennisniveau van het DienstenCentrum Human Resources (DC HR)/krijgsmacht ten aanzien van specifieke reservistenaangelegenheden dient op een hoger niveau te worden gebracht. Het huidige kennisniveau is niet toereikend. Dit geldt ook voor het beroepspersoneel en de commandanten die direct met reserve-personeel te maken hebben. Knelpunt 14. Het kennisniveau van DC HR /krijgsmacht ten aanzien van specifieke reservistenaangelegenheden dient op een hoger en toereikend niveau te worden gebracht. 1.3.1.4
Re-integratiemiddelen vanuit Defensie/UWV
De toegankelijkheid voor reserve-personeel van de re-integratiemiddelen van Defensie voor dienstslachtoffers vallend onder artikel 4 (buitengewone omstandigheden) en artikel 5 (bedrijfsongeval) van de regeling PVO is niet geregeld. De door Defensie te bieden re-integratiemiddelen kunnen eventueel aanvullend zijn op de re-integratiemiddelen welke vanuit het UWV worden geboden. Zorgpunt 16. De re-integratiemiddelen van Defensie moeten volledig toegankelijk worden voor het reserve-personeel. Knelpunt 15. Bij het uitvoeren van re-integratie dient gewaakt te worden voor het populaire concept ‘maatwerk’. In de praktijk blijft bij ‘maatwerk’ alleen een verzameling gunsten over en is er van een reproduceerbare rechtspositie geen sprake. Zie § 1.3.1.10. 1.3.1.5
Ontslagbescherming en keuringstraject
De reservemilitair geniet als militair net als het beroepspersoneel bij ziekte, arbeidsongeschiktheid en invaliditeit ontslagbescherming gedurende 24 maanden. Verder geldt een maximale tijdsperiode van 18 maanden voordat het keuringstraject (arbeids- en dienstgeschikt) dient te zijn afgerond. Voor de reservemilitair is dit, in tegenstelling tot het beroepspersoneel een ongewenste situatie. ¶ De reservemilitair is er bij gebaat om zo snel mogelijk het militaire keuringstraject te doorlopen en ontslag verleend te krijgen op grond van artikel 39, lid 2, sub f. van het AMAR. Dit om zo snel mogelijk eventuele bovenwettelijke rechten te verwerven, dan wel hier zekerheid over te krijgen. De nieuwe situatie onder de WIA zal leiden tot veranderingen die mogelijkerwijs het beeld rond de ontslag- en keuringstermijnen kan doen veranderen. Knelpunt 16. Het reserve-personeel heeft er baat bij om bij ziekte, arbeidsongeschiktheid en invaliditeit zo snel mogelijk het militaire keuringstraject (arbeids- en dienstgeschikt) te doorlopen ondanks de geldende 24 maanden ontslagbescherming. Dit in tegenstelling tot de regeling voor het beroepspersoneel. 1.3.1.6
Onbetaald civiel verlof
Nu dat opkomsten in werkelijke dienst niet meer dwingend, maar vrijwillig zijn hoeft de civiele werkgever daaraan niet meer mee te werken. De reservemilitair moet dus in overleg met zijn werkgever bezien of hij voor zijn opkomst in werkelijke dienst betaald verlof of snipperdagen opneemt. Of in laatste instantie onbetaald verlof. De oplossing waarbij de reservemilitair onbetaald verlof opneemt bij zijn civiele werkgever brengt groot financieel risico met zich mee voor de reservemilitair. Defensie kent voor de reservemilitair (in werkelijke dienst) geen regeling voor uitkeringen op grond van de Ziektewet (ZW) of WIA16. De reservemilitair moet voor zijn ziekengeld en voor zijn uitkering bij arbeidsongeschiktheid te allen tijde terugvallen op de regeling van zijn civiele werkgever. Echter, bij onbetaald verlof worden in principe geen premies voor de werknemersverzekeringen afgedragen (door de civiele werkgever) waardoor er geen dekking vanuit zijn civiele betrekking bestaat voor de periode met onbetaald verlof doorgebracht in werkelijke dienst. Het aandachtspunt is dat de reservemilitair niet onbetaald verlof opneemt om een wereldreis te maken maar om bij Defensie betaald werk te verrichten. Over het verdiende loon bij Defensie worden wel de gewone premies voor de werknemersverzekeringen afgedragen. En die combinatie van wel premie afdragen bij Defensie maar geen rechten hebben omdat er geen premie wordt afgedragen bij de burger werkgever is niet uit te leggen. Knelpunt 17. De reservemilitair die onbetaald verlof opneemt bij zijn civiele werkgever om in werkelijke dienst te komen is niet verzekerd voor de werknemersverzekeringen vanwege die civiele werkgever. Zolang dit reserve-personeel geen rechten op de werknemersverzekeringen heeft vanuit Defensie komt het er op neer dat wie onbetaald verlof heeft, onverzekerd is. Dit is onacceptabel daar via Defensie wel premie wordt afgedragen voor deze zelfde regelingen. 16 In § 1.2.1.5 is aangehaald dat onder de WIA wellicht een ander regime geldt dan onder de WAO waardoor het reserve-personeel nu wel WIA-aanspraken zou hebben vanwege Defensie?
versie: definitief
17
Reserve-personeel en sociale zekerheid Deel I Knel- en zorgpunten 1.3.1.7
Tekenen appèllijst
De procedure rond de appèllijst van reserve-personeel dat in werkelijke dienst komt blijft een aandachtpunt. Ondanks de vele bezwaren die worden opgevoerd moet toch strak de hand worden gehouden aan deze procedure. De AO rond de appèllijst is niet zonder reden enkele jaren geleden althans voor de NATRES aangepast. Dat men pas wordt geconfronteerd met de gevolgen van niet nakomen van deze AO wanneer het ongeluk is gebeurd is logisch. Die gevolgen zijn dan echter wel ingrijpend en manifesteren zich pas als het te laat is. De discipline van het ondertekenen van appèllijsten is niet bij alle reservistenformaties ingevoerd, ondanks de voorwaarden die op dit punt door het ABP zijn geformuleerd. Bijtekenen op appèllijst Sinds de nieuwe appèllijsten zijn ingevoerd (2008) lijkt het basisdocument dat de aanwezigheid van de reservemilitair vastlegt verder verstard. Bij de NATRES-bataljons wordt uitgedragen dat het nu niet meer mogelijk is om personeel dat aanwezig is maar niet op de voorbewerkte appèllijst vermeld staat alsnog (handmatig) bij te schrijven; dit kan echter wel op ‘lijst 2’17. De gevolgen van deze eigen werkwijze bij de NATRES-bataljons zijn ingrijpend. Wie aanwezig is op een oefening/oefenavond en niet vermeld staat op de voorbewerkte appèllijst zou niet bijgeschreven kunnen worden. Bijgevolg zou deze reservist niet aan het begin van de opkomst in werkelijke dienst kunnen tekenen voor aanwezigheid. Wanneer een niet vermelde reservemilitair een ongeval overkomt is er geen, door het ABP erkend document dat de rechtmatige aanwezigheid van die reservemilitair vastlegt. Met als gevolg dat het ABP (eventueel) niet overgaat tot toekenning van uitkeringen waar betrokkene volgens de rechtspositie wel aanspraak op heeft.18 Knelpunt 18. De getekende appèllijst blijft voor het ABP een wezenlijk bewijsstuk voor het kunnen toekennen van uitkeringen. Defensie doet momenteel onvoldoende om de mogelijkheden tot het correct tekenen door het reserve-personeel van die appèllijsten onder alle omstandigheden te borgen. 1.3.1.8
Ziekmeldingsprocedure
De Regeling ziek- en hersteldmelding defensiepersoneel stelt in artikel 2 dat “werknemers” hun directe chef moeten inlichten als zij verhinderd zijn hun arbeid te verrichten door onder andere ziekte. Door de definitie van “werknemers” zoals opgenomen in artikel 1 van dezelfde regeling19 geldt deze verplichting tot ziekmelden ook voor reservemilitairen. Deze ziekmelding moet in PeopleSoft (PS) verwerkt worden. Dit onderwerp verdient nog steeds aandacht en er dienen (beleids)afspraken over te worden gemaakt. Door het wegvallen van de WAMIL heeft het onderwerp een aanmerkelijk groter belang gekregen. Wie in het verleden kon terugvallen op de WAMIL, zou nu aangewezen zijn op de ZW en WIA (of Wajong) voor zijn militaire inkomen. Om aanspraak te kunnen maken op een ZW- of WIA-uitkering (vanwege Defensie) moet men zich ziek kunnen melden bij Defensie. Qua procedure zou dit betekenen dat reserve-personeel toegang zou moeten hebben tot de ziekmeldingfunctie in PS. Dit geldt zowel wanneer men in werkelijke dienst is, alsook wanneer men niet in werkelijke dienst is (en ziek thuis zit). Zie Knelpunt 3. Knelpunt 19. Doordat ziekmelden voor het reserve-personeel niet mogelijk is in PeopleSoft hebben de verantwoordelijk militair artsen (VMA) geen inzicht in de ziektegevallen bij de reservisteneenheden. Bijgevolg ontbreekt het de commandanten aan noodzakelijke informatie voor het onderbouwen van het inzetbaarheidscijfer van het reserve-personeel in hun personele gereedheidsrapportage. Dit knelpunt treft de staande organisatie, niet de reservist. 1.3.1.9
Het
Arbeidsongeschiktheid – toepasselijke regelgeving militairen
werkt momenteel (maart 2009) bij arbeidsongeschikte militairen nog volgens de regels die golden onder de De nieuwe regels onder de WIA zijn nog niet duidelijk en zijn nog steeds onderwerp van discussie tussen het ABP en Defensie. ABP
WAO.
Zorgpunt 17. Defensie heeft anno 2009 nog steeds niet de WIA uitgewerkt in haar regelgeving en afspraken met het ABP.
Op formulier Dfe 313 (Persoonlijke appèllijst reservisten) worden individuele opkomsten van reservisten geboekt. Kan dit formulier worden gebruikt op een oefenavond voor iemand die niet op de voorbewerkte lijst staat? 18 Hier spelen nog heel veel vraagstukken door elkaar. Alleen bij de NATRES-bataljons is sinds ca. 2003 de strakke discipline rond de appèllijsten ingevoerd nadat het ABP haar eisen bekend had gesteld. De nieuwe appèllijst per 2008 is op zich niet inflexibel, echter de gebruikshandleiding is nog niet overal volledig bekend. Een separaat probleem vormen reservisten die (individueel) achteraf worden opgeroepen in werkelijke dienst en dan pas achteraf de voorbewerkte appèllijst toegestuurd krijgen. 19 “1e de militair in werkelijke dienst als bedoeld in artikel 1, onder c van het Algemeen militair ambtenarenreglement en tewerkgesteld bij een defensieonderdeel;” 17
18
versie: definitief
Reserve-personeel en sociale zekerheid Deel I Knel- en zorgpunten 1.3.1.10
Reservistenzorg, af van maatwerk
Vanuit Defensie wordt via haar communicatiekanalen – zoals de brief Reservistenzorg (2008)20 – over de (na)zorg uitgedragen dat deze zorg voor reservemilitairen, vanwege hun ‘unieke’ positie, via ‘maatwerk’ zal worden gerealiseerd. De juiste benadering hoort echter te zijn dat er eerst algemene regels dienen te worden geformuleerd. Hieruit kan eventueel nog maatwerk worden gedestilleerd. Dit om willekeur en, of interpretatieverschillen door betrokken ambtenaren of afdelingen te voorkomen. Maar ook om te voorkomen dat bestaande regelgeving de Staatssecretaris verhindert om ruimhartig op te treden bij het invullen van dat maatwerk. ‘Maatwerk’, zoals nu gedacht leidt uiteindelijk tot een benadering gebaseerd op het verlenen van door tijd, opvattingen en omstandigheden bepaalde ‘gunsten’, of het verschuilen achter bestaande regelgeving. De basis hoort echter een reproduceerbare rechtspositie te zijn. Knelpunt 20. De brief Reservistenzorg (2008) stelt dat de zorg voor reservemilitairen ‘maatwerk’ is. Deze benadering reduceert de zorg voor reservemilitairen tot het niveau van ‘gunsten’. Er hoort een stelsel van regels en uitgangspunten te worden opgesteld die dan ruimte laten voor individuele toepassing. Alleen dan kan er sprake zijn van een ‘rechtspositie’. Dit om willekeur en, of interpretatieverschillen te voorkomen, en te voorkomen dat bestaande regelgeving tot hindernis verwordt. 1.3.1.11
Declareren kosten geneeskundige zorg
Artikel 90b Aanspraken reservisten en tijdelijk aangestelde militairen van het AMAR bepaalt dat het reserve-personeel gedurende de periode dat dit personeel in werkelijke dienst is, aanspraak heeft op geneeskundige verzorging door of vanwege de MGD. De reservemilitair in werkelijke dienst die geen toegang heeft tot een MGD (avond, weekend, in het veld) moet zich vervoegen bij een civiele arts of -ziekenhuis. De kosten van deze medische zorg, tijdens verblijf in werkelijke dienst, worden overgenomen door Defensie (niet de SZVK). Rekeningen dienen via de commandant te worden ingediend. De uitvoeringsregeling voor het vergoeden van deze rekeningen is nog niet tot stand gekomen. Knelpunt 21. De uitvoeringsregeling bij artikel 90b van het AMAR dient zo spoedig mogelijk tot stand te komen. 1.3.1.12
Eenmalige uitkering bij overlijden
Op grond van artikel 118a Uitkering bij overlijden van het AMAR krijgen de nabestaanden van ‘de militair’ een eenmalige uitkering bij diens overlijden. Dit is onafhankelijk van vraagstukken als toekenning van omstandigheden uit artikel 4 of artikel 5 van de regeling PVO. De basis voor deze uitkering bedraagt drie maal het bruto maandloon conform de tabel in het IBM horende bij defensieonderdeel, rang/stand en salarisnummer wat netto wordt uitgekeerd. Twee aspecten van dit artikel vragen aandacht: de redactie en de informatie die wordt verstrekt. De redactie van dit artikel is al hiervoor in § 1.2.1.14 onder Rechtspositie behandeld. Afhankelijk van de bron worden over de toepasselijkheid van deze regeling op en de uitvoering bij het reservepersoneel verschillende uitspraken gedaan. Er is onder andere sprake van de voorwaarde dat men ‘de dag vóór het overlijden in werkelijke dienst moet zijn geweest’. Er wordt gesproken over een basisbedrag voor de uitkering dat bepaald wordt door de laatste maandbetaling die aan de reservemilitair heeft plaatsgevonden. Knelpunt 22. De informatie die over artikel 118a van het AMAR aan reserve-personeel wordt verstrekt moet juist en overal identiek zijn. Nu is dat niet het geval. De huidige (onjuiste) formulering van het artikel kan bijdragen tot de onjuiste informatieverstrekking.
1.4
Algemeen
1.4.1
Prioriteit ‘Minder urgent’
1.4.1.1
Terugtredende overheid
Men dient er alert op te zijn en er al op te anticiperen dat de civiele overheid kwantitatief en kwalitatief terugtreedt uit de sociale zekerheid. Defensie dient met eigen wet- en regelgeving tijdig en adequaat te reageren op mogelijke ongewenste gevolgen van dit terugtreden voor alle dienstslachtoffers vallend onder artikel 4 (buitengewone omstandigheden) en artikel 5 (bedrijfsongeval) van de regeling PVO. Hierbij gaat het zeker niet alleen over het (ex-)reservepersoneel maar ook over het (ex-)beroepspersoneel. Zorgpunt 18. Defensie dient proactief beleid te ontwikkelen zodat oorlogs- en dienstslachtoffers waar nodig tijdig gecompenseerd worden voor verlies aan inkomen en voorzieningen door de algemene tendens van een, uit de sociale zekerheid terugtredende overheid.
20
Brief Staatssecretaris van Defensie aan Tweede Kamer, Reservistenzorg, d.d. 2 mei 2008, nr. P/2008008380.
versie: definitief
19
Reserve-personeel en sociale zekerheid Deel I Knel- en zorgpunten 1.4.1.2
IPAP
- Invaliditeitspensioen aanvullingsplan
Een Invaliditeitspensioen aanvullingsplan (IPAP) voorziet in inkomensaanvulling op eventuele militaire pensioenen door een (privaatrechtelijke) verzekering. Deelname aan een IPAP is een individuele beslissing. Een IPAP kan collectief worden afgesloten door de werkgever. Een IPAP is bedoeld voor alle situaties die niet dienst gerelateerd zijn. Zorgpunt 19. Het is niet duidelijk of het reserve-personeel kan deelnemen aan de IPAP van/bij Defensie. Ook is het onduidelijk wat het voordeel voor de reservemilitair zou zijn van deelname. Aan de uitkering zijn zodanige voorwaarden verbonden dat bij de reservemilitair nauwelijks tot uitkering zal worden gekomen. 1.4.1.3
Vergoeding burgerwerkgevers
In de Wegwijzer Sociale Zekerheid Defensie 2007 (MP 32-800), Hoofdstuk 19, punt 4.f. wordt vermeld dat de vrijwillig politieambtenaar en brandweervrijwilliger geen vergoedingen kennen voor de burgerwerkgevers van de brandweervrijwilliger (m/v) of vrijwillig politieambtenaar (m/v) met een dienstongeval. Het huidige onderzoek heeft aangetoond dat deze uitspraak niet volledig is. Via afgesloten verzekeringen ontvangen de civiele werkgevers wel degelijk vergoedingen wanneer de werknemer, tevens vrijwillig politieambtenaar of werknemer, tevens brandweervrijwilliger (tijdelijk) arbeidsongeschikt of invalide wordt. De tekst in de Wegwijzer Sociale Zekerheid Defensie 2007 zet nog een misverstand voort. Er staat: “Dit uitgangspunt [de civiele werkgever van de reservemilitair ontvangt in de regel geen vergoeding van Defensie] is overigens hetzelfde als bij andere vrijwilligerswerkzaamheden ten behoeve van het algemeen belang, zoals bijvoorbeeld de vrijwillige brandweer of de reservepolitie.” Deze tekst veronderstelt dat voor het reserve-personeel van Defensie nog een afzonderlijke rechtspositie geldt, voor ‘vrijwilligerswerkzaamheden ten behoeve van het algemeen belang’. Dit heeft in het verleden mogelijk gegolden voor het personeel van de Nationale Reserve. Echter, de huidige reservemilitair is, ongeacht Defensieonderdeel, wapen of dienstvak qua rechtspositie een ‘gewone’ vrijwillig dienende militair die valt onder dezelfde rechtspositie als de beroepsmilitair. De Militaire Ambtenarenwet 1931 (MAW) kent nog maar één rechtspositie voor militairen waaronder ook het reserve-personeel valt, met inbegrip van de NATRES. Dus een vergelijking in deze tussen de reservemilitair en andere ‘vrijwilligers’ is niet houdbaar. Knelpunt 23. De Wegwijzer Sociale Zekerheid Defensie 2007 bevat twee misverstanden die nadelig werken op de rechtspositie van het reserve-personeel van Defensie en haar werkgevers. De misvattingen die hieraan ten grondslag liggen moeten bestreden worden. - De werkgevers van brandweervrijwilligers en vrijwillig politieambtenaren zouden geen financiële vergoeding krijgen bij een dienstongeval van de vrijwilliger. Dit is niet juist. - Het reserve-personeel van Defensie zou vallen binnen het begrip “vrijwilligerswerkzaamheden ten behoeve van het algemeen belang”. De rechtspositie van het reserve-personeel is inmiddels gelijkgeschakeld met die van het beroepspersoneel en bijgevolg is dat reserve-personeel (arbeidsrechtelijk) niet meer een ‘vrijwilliger’. Net als het beroepspersoneel dient het reserve-personeel wel vrijwillig. Defensie zet het reserve-personeel ook weldegelijk in ten behoeve van het algemeen belang. 1.4.1.4
AWBZ
De AWBZ kent vijf zorgvormen: Persoonlijke verzorging, Verpleging, Begeleiding, Behandeling en Verblijf. Bij gebruikmaking van deze voorzieningen moet de ontvanger een ‘eigen bijdrage’ betalen. De algemene tendens is dat deze voorzieningen minder worden en de eigen bijdrage omhoog gaat. In De Kleine Gids voor de Nederlandse sociale zekerheid 2009 staat dat wie AWBZ-zorg nodig heeft vanwege een ‘arbeidsongeval’ of ‘beroepsziekte’, geen eigen bijdrage AWBZ hoeft te betalen. Zeker gesteld dient te worden dat de reservemilitair in voorkomend geval ook komt te vallen onder de begrippen ‘arbeidsongeval’ en ‘beroepsziekte’ zoals hier bedoeld wanneer hem in werkelijke dienst iets is overkomen. Dit zekerstellen heeft ermee te maken dat de arbeidsrechtelijke positie van de huidige reservemilitair nog niet overal duidelijk is. In § 1.4.1.3 is er al op gewezen dat de Wegwijzer Sociale Zekerheid Defensie 2007 nog spreekt van ‘vrijwilligerswerk in het algemeen belang’ wanneer er over reservemilitairen wordt gesproken. Bij een ongeval onder ‘buitengewone omstandigheden’ (artikel 4, PVO) hoeft de eigen bijdrage voor de AWBZ niet altijd een probleem te zijn. Defensie kan de eigen bijdrage AWBZ op grond van de artikelen 8 en 10a van de Voorzieningenregeling voor militaire oorlogs- en dienstslachtoffers (VMOD) (tijdelijk of eenmalig) vergoeden dan wel overnemen. Zorgpunt 20. De AWBZ kent een eigen bijdrage. Afhankelijk van de zorgvorm betaalt men de ‘hoge’ of de ‘lage’ eigen bijdrage. Deze eigen bijdrages voor ontvangers van AWBZ-zorg zijn per 1 januari 2008 aanzienlijk verhoogd. De lage eigen bijdrage is minimaal € 141,20 en maximaal € 741,20 per maand, de hoge eigen bijdrage maximaal € 1.838,60 per maand.
20
versie: definitief
Reserve-personeel en sociale zekerheid Deel I Knel- en zorgpunten Knelpunt 24. Zeker gesteld dient te worden dat de reservemilitair ook komt te vallen onder de begrippen ‘arbeidsongeval’ en ‘beroepsziekte’, en daardoor vrijgesteld wordt van de eigen bijdrage AWBZ wanneer hem in werkelijke dienst iets is overkomen. 1.4.1.5
Wet arbeid en zorg en levensloopregeling
De Wet arbeid en zorg kent onder andere de volgende verlofvormen: - Calamiteiten en ander kort verzuimverlof; - Kortdurend zorgverlof; - Langdurend zorgverlof. Zorgpunt 21. Bij Kortdurend- en bij Langdurend zorgverlof kan sprake zijn van het aantasten van het gezinsinkomen. Dit is een ongewenste situatie. Wanneer er sprake is van een militaire aanleiding dan zou Defensie zich dit kunnen aantrekken. 1.4.1.6
Wmo
De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) is de opvolger van de Wet voorzieningen gehandicapten (WVG) en de Welzijnswet. Ook de regeling voor huishoudelijke hulp uit de AWBZ is in deze nieuwe wet opgegaan. Op termijn zullen ook andere vormen van hulp uit de AWBZ worden overgeheveld naar de Wmo. De Wmo is een regeling die ook weer een eigen bijdrage kent. Bijzonder aan de Wmo is dat iedere gemeente binnen bepaalde kaders haar eigen Wmo-beleid kan voeren. Het nadeel hiervan is dat er (grote) verschillen gaan ontstaan qua Wmo-voorzieningen tussen gemeentes. Vanuit Defensie gezien betekent dit dat haar oorlogs- en dienstslachtoffers niet allemaal identiek worden behandeld maar afhankelijk zijn van de eigen regelingen van de gemeente waarin zij woonachtig zijn. Dit wettelijke regime brengt met zich mee dat er wel sprake kan zijn van verschil in het niveau van de Wmo-voorzieningen terwijl er geen sprake is van rechtsongelijkheid. Defensie werkte via het ABP aan een algemene Wmo voor alle dienstslachtoffers, dit om deze mogelijke ‘willekeur’ per gemeente tegen te gaan. Inmiddels is gebleken dat het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid niet aan een dergelijk oplossing wil meewerken. De militair kan bij de uitvoering van de Wmo te maken krijgen met de Voorzieningenregeling voor militaire oorlogs- en dienstslachtoffers (VMOD). De VMOD vergoedt in enkele gevallen de eigen bijdrage voor de Wmo. Hiervan kan sprake zijn bij omstandigheden vallend onder artikel 4 van de regeling PVO (buitengewone omstandigheden). Bij omstandigheden vallend onder artikel 5 van de regeling PVO (bedrijfsongeval) speelt dit niet. Zorgpunt 22. De Wmo is inmiddels weer gewijzigd waardoor er sprake is van vermindering van het aantal uren betaalde hulp of het niveau van de hulpverlening. Hiertegen is veel maatschappelijk protest. Zorgpunt 23. Bij toekenning van een persoonsgebonden budget (PGB) zijn er situaties waarbij de hulpbehoevende zelf het (beperkt) werkgeverschap heeft van de betaalde alphahulp. De hulpbehoevende moet bij ziekte van die hulpverlener deze doorbetalen en gelijktijdig de vervanger betalen. 1.4.1.7
Eigen bijdrage Wmo en AWBZ
Het is een ongewenste situatie dat de arbeidsongeschikte of invalide (reserve-) militair bij een ongeval met dienstverband geconfronteerd wordt met (hoge) eigen bijdrages vanuit de civiele regelingen zoals de Wmo en de AWBZ. Een bijdrage vanuit Defensie boven op datgene wat al geregeld is in de Voorzieningenregeling voor militaire oorlogs- en dienstslachtoffers (VMOD) wordt als zeer wenselijk ervaren. Zorgpunt 24. De (reserve)militair die door een ongeval met dienstverband arbeidsongeschikt is, krijgt te maken met hoge eigen bijdrages en eigen betalingen vanuit de Wmo en de AWBZ. Defensie dient te bezien of de huidige mogelijkheden voor compensatie vanuit de VMOD (ook voor het reserve-personeel) toereikend zijn. 1.4.1.8
Mantelzorg (ondergebracht in de Wmo)
In toenemende mate worden arbeidsongeschikte of invalide personen, waaronder dus ook (reserve-) militairen afhankelijk van hulp van – in eerste instantie – familie, en van vrienden en bekenden – de mantelzorgers. Dit op grond van de uitgangspunten van de Wmo. Dit kan van deze kring van hulpverleners een (te) zware geestelijke en lichamelijke inspanning vereisen. Ook hierin dient Defensie vanuit haar bijzondere zorgplicht daar waar mogelijk bij te springen in regelingen en voorzieningen.
versie: definitief
21
Reserve-personeel en sociale zekerheid Deel I Knel- en zorgpunten Zorgpunt 25. Defensie dient haar bijzondere zorgplicht, ook tegenover het reserve-personeel te heroverwegen in het licht van de verzwaarde mantelzorglast die de Wmo legt op de omgeving van een arbeidsongeschikte of invalide persoon. 1.4.1.9
Registratie partnerschap
Ongehuwde partners zonder registratie van dat partnerschap hebben over en weer geen aanspraken op uitkeringen; het ABP eist dat er minimaal sprake is van het bestaan van een partnerschapovereenkomst. Defensie en het ABP zullen na overlijden zonder registratie geen uitkeringen verstrekken aan de overlevende partner. Het is dus van belang dat Defensie uitdraagt, vooral ook naar het reserve-personeel dat zij hun partnerschap formaliseren (bij het ABP) als zij willen gebruikmaken van regelingen van Defensie voor nabestaanden. Knelpunt 25. Defensie en het ABP dienen de voorlichting en informatieverstrekking over de noodzaak van het registreren van een partnerschap te verbeteren en te intensiveren.
1.5
Vergelijking met vrijwillige brandweer en -politie
De benadeelde brandweervrijwilliger en vrijwillig politieambtenaar kunnen rechten ontlenen aan de WIA via hun burgerwerkgever en financiële rechten via de afgesloten verzekering van de vrijwillige politie of brandweer. Defensie kent voor het reserve-personeel niet een dergelijke situatie dat vergoedingen via twee sporen kunnen lopen (duaal stelsel). Zorgpunt 26. Onderzocht dient te worden of de huidige invulling van de rechtspositie van het reserve-personeel bij dienstongevallen waarbij alleen vergoedingen bestaan via één wettelijk stelsel gehandhaafd dient te worden of dat een systematiek met vergoedingen uit twee stelsels – wettelijk en verzekeringen – ingevoerd dient te worden.
22
versie: definitief
Reserve-personeel en sociale zekerheid Deel I Aanbevelingen
2
Aanbevelingen
1.
Overnemen van de knelpunten en punten van (grote) zorg.
2.
In alle wet- en regelgeving op het gebied van de sociale zekerheid van militairen nadrukkelijk rekening houden met de specifieke situatie van het vrijwillig dienende reserve-personeel (m/v).
3.
De kwaliteit te verbeteren van de begeleiding van reservemilitairen die in of door de dienst (tijdelijk) arbeidsongeschikt of invalide zijn geworden. De samenloop van militaire- en civiele regelingen bij reservemilitairen brengt met zich mee dat er sprake is van extra complexiteit ten opzichte van de begeleiding van beroepspersoneel.
4.
De belegging van de functie van de begeleidingsofficier (casecoördinator) voor reservemilitairen vraagt bijzondere aandacht. Te overwegen valt om hier reservemilitairen mede bij te betrekken daar die langer op functie kunnen worden gehouden; de continuïteit kan daarmee gediend zijn.
5.
De standaard tijdsbalk voor keuringen die gehanteerd wordt voor ziek of arbeidsongeschikt beroepspersoneel pakt niet goed uit voor het reserve-personeel. Deze tijdsbalk moet voor het reserve-personeel worden aangepast.
6.
Volledige en eenduidige informatievoorziening aan reservemilitairen is en blijft een aandachtspunt. Naast denken aan informatie op papier verdient het aanbeveling om een algemene reservistensite op het internet te ontwikkelen; de reservistenpagina op de site van Defensie kan hiervoor als basis dienen. Naast een publiek deel zou hier ook een afgesloten deel bij horen dat toegang geeft tot delen van het Defensie Intranet. Ook civiele werkgevers zullen willen weten waar zij aan toe zijn wanneer een van hun werknemers iets overkomt als reservemilitair. Werkgevers krijgen te vaak bij Defensie te maken met medewerkers die onbekend zijn met de (afwijkende) regelingen en omstandigheden waar de civiele werkgever mee te maken heeft.
7.
In de opleidingen van personeel dat te maken heeft met reserve-personeel nadrukkelijk aandacht besteden aan de procedures rond de sociale zekerheid van reservemilitairen bij dienstgerelateerde incidenten. Het gaat dan bij het reserve-personeel zelf om het niveau van compagniescommandanten (idem eskadron, squadron, enz.) en hoger, en om het beroepspersoneel dat werkt met en voor die reservemilitairen op het niveau van stafofficieren bij de (NATRES-) bataljons of vergelijkbaar niveau bij KM, KLu en KMar. ¶ Te denken valt bijvoorbeeld aan het proces-verbaal van ongeval dat een kerndocument is en dat niet in alle gevallen voldoende serieus wordt genomen en idem aan het omgaan met de appèllijst als wettelijk instrument voor de vastlegging van aanwezigheid.
8.
De aanbevelingen van de Commissie Staal over sociaal leiderschap ook bij reservistenformaties uitwerken. Het sociaal leiderschap van commandanten bij de begeleiding van zieke, arbeidsongeschikte en invalide reservemilitairen dient verbeterd te worden. Het gaat dan om commandanten vanaf het niveau compagnie (eskadron, squadron, enz.) en stafpersoneel (beroeps en reserve) op niveau bataljon (NATRES-bataljon, GLR, enz.), dan wel overeenkomstige functionarissen bij de Zeeverkeersdienst, het CIMIC bataljon, 400 Geneeskundig bataljon, enz.
9.
De Wegwijzer Sociale Zekerheid Defensie 2007, MP 32-800 actualiseren en uitbreiden met een solide deel over reservistenaangelegenheden. Deze wegwijzer is een externe uitgave. Van des te groter belang is het onderhouden van de contacten met de uitgever en auteurs van deze publicatie.
versie: definitief
23
Reserve-personeel en sociale zekerheid Deel II Wetten en regelingen
DEEL II WETTEN EN REGELINGEN De vrijwillig dienende reservemilitair kan bij ziekte of ongeval van dienstwegen te maken krijgen met de in dit deel behandelde wetten en regelingen21.
1
1.1
Doorbetaling inkomen
Ziektewet (ZW)
De uitvoeringsinstantie UWV22 betaalt ziekengeld (ZW-uitkering) uit op grond van de Ziektewet (ZW). Dit gebeurt aan diegenen die recht hebben op een dergelijk uitkering maar geen werkgever (meer) hebben. Te denken valt aan: de stagiair die een beloning ontvangt, de aannemer van werk, de vertegenwoordiger die voor slechts één opdrachtgever werkt, de overheidswerknemer en onder voorwaarden de thuiswerker. Onder deze regeling vallen niet categorieën als ZZP-ers en ‘interieurverzorgsters’ (werksters). De overige zieke werknemers hebben via hun werkgever recht op loondoorbetaling bij ziekte.
1.2
Loondoorbetaling bij ziekte
Het Burgerlijk Wetboek regelt de loondoorbetaling aan werknemers bij ziekte. Een reservemilitair die tijdens (kortstondig) verblijf in werkelijke dienst ziek of arbeidsongeschikt wordt én daardoor zijn werkzaamheden bij zijn burgerwerkgever niet of niet meer volledig kan verrichten, moet zich bij zijn burgerwerkgever ziek melden. De Arbodienst van de werkgever voert vervolgens een medische beoordeling uit. Indien de Arbodienst van mening is dat de betrokkene ziek is, dient de werkgever op grond van het Burgerlijk Wetboek het civiele loon van de werknemer, tevens reservemilitair door te betalen. Dat de ziekte/arbeidsongeschiktheid is ontstaan tijdens verblijf in werkelijke dienst doet niet ter zake. Deze doorbetaling is momenteel gemaximeerd tot 104 weken (twee jaar). Ziekte en ongeval tijdens uitzending van een reservist kan een bijzondere situatie opleveren. Hoe de loondoorbetaling onder deze omstandigheden gaat lopen kan sterk afhankelijk zijn van de concrete omstandigheden. Houdt Defensie de reservist in werkelijke dienst gedurende de gehele periode van het herstel en betaalt daarmee het volledige ‘ziekengeld’? Dat is denkbaar voor onder andere de categorieën huisman/-vrouw, student, kleine zelfstandige zonder verzekering, werknemer met werktijdverkorting of werkloze. Voor deze categorieën wordt vervolgens de vraag wat de berekeningsgrondslag (BG) wordt. Heeft daarentegen een hoofdofficier, werkzaam op het hoofdkantoor van een grote oliemaatschappij baat bij in dienst blijven en ‘ziekengeld’ van Defensie ontvangen? Mogelijkerwijs kan de werkgever een claim tot schadevergoeding (voor doorbetaald loon) indienen bij Defensie. Claims kunnen gezonden worden naar het Dienstencentrum Juridische Dienstverlening, onderdeel van het CDC23. Het wegvallende militaire inkomen voor kortstondige opkomsten van de reservist wordt niet vergoed bij ziekte.
1.3 1.3.1
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) Algemeen
De Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) geeft werknemers tot 65 jaar recht op een uitkering onder de volgende omstandigheden: - Wachttijd van 104 weken is verstreken; - Arbeidsongeschiktheid van ten minste 35%. De wet is zo opgesteld dat men wordt gestimuleerd om naar vermogen te werken. Een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige stellen de mate en duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid vast. De WIA kent twee begrippen: - Volledig en duurzaam arbeidsongeschikt; - Gedeeltelijk arbeidsongeschikt.
21 Het militair beroepspersoneel van Defensie heeft te maken met dezelfde wetten en regelingen. Echter, doordat de meeste reservisten hun broodwinning buiten Defensie hebben, is er sprake van een samenloop van regelingen en bepalingen. Hierdoor is de toepassing van de wetten en regels gecompliceerder bij dit reserve-personeel. 22 Het UWV heet nog steeds zo. Het CWI heet intussen UWV WERKbedrijf. 23 Adressering: Ministerie van Defensie, Commando Diensten Centra, Dienstencentrum Juridische Dienstverlening, T.a.v. plv hoofd Claims, Postbus 20.703, 2500 ES Den Haag.
versie: definitief
25
Reserve-personeel en sociale zekerheid Deel II Wetten en regelingen 1.3.2
Volledig en duurzaam arbeidsongeschikt
‘Volledig en duurzaam arbeidsongeschikt’ is de werknemer die door ziekte of gebrek duurzaam24 met arbeid maximaal 20% kan verdienen van het loon dat hij daarvoor verdiende. 1.3.3
Gedeeltelijk arbeidsongeschikt
‘Gedeeltelijk arbeidsongeschikt’ is de werknemer die door ziekte of gebrek maximaal 65% kan verdienen van het loon dat hij daarvoor verdiende en welke niet ‘volledig en duurzaam arbeidsongeschikt’ is. De werknemer die ‘volledig’, maar niet ‘duurzaam arbeidsongeschikt’ is valt ook onder deze categorie. De regels voor het schatten van de arbeidsongeschiktheid staan in het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten. De WIA kent twee arbeidsongeschiktheidsregelingen: - IVA Inkomensregeling voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten; - WGA Regeling werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten. 1.3.3.1
IVA
De IVA duurt tot maximaal het 65e levensjaar, er is geen inkomenseis van toepassing bij een restverdiencapaciteit van minder dan 20%. 1.3.3.2
WGA
De WGA kent drie varianten die volgtijdelijk van toepassing (kunnen) zijn: - Loongerelateerde WGA; - WGA-loonaanvulling; - WGA-vervolguitkering. Allereerst25: - ‘Loongerelateerde WGA’, deze duurt minimaal 3, en maximaal 38 maanden, dit afhankelijk van het arbeidsverleden. Deze regeling geldt voor nieuwe gevallen vanaf 1 januari 2008. Hierna: - ‘WGA-loonaanvulling’ indien minimaal 50% van de resterende verdiencapaciteit wordt benut. Of - ‘WGA-vervolguitkering’ indien minder dan 50% van de restverdiencapaciteit wordt benut. Uitkeringshoogte: Regeling
Regel
Algemene regel
Dagloon is gemaximeerd (indien zonder dienstverband)
IVA
75% van het oude maandloon
WGA-
Eerste twee maanden 75% van het oude maandloon, hierna 70%; beiden na aftrek van het met werken verdiende nieuwe loon. Loonaanvulling 70% × (oude maandloon – nieuwe inkomen) Loonaanvulling 70% × (oude maandloon – rest verdiencapaciteit). Minimaal recht op hoogte van de vervolguitkering. Percentage van het wettelijk minimum loon of van het maandloon als dit lager is dan het wettelijk minimum loon. Het percentage is hoger naarmate men meer arbeidsongeschikt is.
loongerelateerde uitkering WGA-
loonaanvulling
WGA-
vervolguitkering
Toelichting Maximum dagloon € 183,15 (1e helft 2009). Maandbedrag is 21,75 × dagloon. Eventueel minus 70% van het in die maand verdiende inkomen uit arbeid/uitkering Formule: 75% of 70% × (oude maandloon – nieuwe inkomen) Indien restverdiencapaciteit volledig wordt benut (100%) Indien restverdiencapaciteit niet volledig wordt benut (≥ 50% en < 100%). Zie tabel hierna voor percentages.
Duurzaam: medisch stabiele of verslechterende situatie waarbij geringe kans op herstel aanwezig is. Voldaan moet zijn aan de zgn. ‘wekeneis’. Dat wil zeggen, men moet minimaal 26 weken gewerkt hebben in de periode van 36 weken direct voorafgaand aan de eerste ziektedag. 24 25
26
versie: definitief
Reserve-personeel en sociale zekerheid Deel II Wetten en regelingen Bij de ‘WGA-vervolguitkering’ gelden de volgende percentages: ArbeidsongeschiktheidsperUitkering in % van het wettelijk minicentage mumloon of lagere maandloon 0-35% 35-45% 45-55% 55-65% 65-80%
1.3.4 1.3.4.1
0% 28% 35% 42% 50,75%
Uitzonderingen en slot Uitzondering
De volledig arbeidsongeschikte die geregeld oppas en verzorging nodig heeft, heeft recht op verhoging van zijn IVAof WGA uitkering tot maximaal 100% van het oude maandloon. 1.3.4.2
Tot slot
- Er is een dagloongarantie voor oudere werknemers. - De WIA-gerechtigde met een (gezins)inkomen lager dan het sociaal minimum, kan recht hebben op een toeslag uit de Toeslagenwet (zie § 4.3).
1.4
Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO)
De Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) is met ingang van 29 december 2005 vervangen door de WIA. De WIA geldt voor nieuwe gevallen van arbeidsongeschiktheid die ontstaan zijn op of na 1 januari 2004. De WAO blijft bestaan voor diegenen die al een WAO-uitkering hadden.
1.5
Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW)
De Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) “… is een regeling die oudere werkloze werknemers na hun WW- of WGA-uitkering een inkomensgarantie biedt op het niveau van het sociaal minimum”. De IOAW kent, in tegenstelling tot de Wet werk en bijstand (WWB) geen vermogenstoets. De inkomenstoets is beperkter dan in de WWB. De IOAW geeft een aanvulling op het (gezins)inkomen tot het sociaal minimum. Er geldt een inkomensvrijlating van 25% voor inkomen uit arbeid, tot een maximum van € 287,50 bruto per maand (norm 2e helft 2008). Deze vrijlating geldt alleen als de arbeid bijdraagt tot arbeidsinschakeling en volledige uitstroom uit de IOAW. De vrijlating geldt voor maximaal zes maand. De volgende inkomsten worden niet op de uitkering gekort (norm 2e helft 2008): - Een eenmalige uitstroompremie van maximaal € 2.184; - Onkostenvergoeding voor vrijwilligerswerk, met een maximum van € 95 per maand en € 764 per jaar. - Indien onderdeel van een re-integratietraject € 150 per maand, maximaal € 1.500 per jaar.
1.6
Studenten: Wet arbeidsongeschiktheid jonggehandicapten (Wajong)
De Wet arbeidsongeschiktheid jonggehandicapten (Wajong) is een regeling waarin men als student terecht kan komen tussen het 17e en 30e levensjaar. Wie in die periode een uitkering uit de Wajong heeft gekregen, behoudt ook na zijn 30e zijn uitkering op basis van deze regeling en wel tot aan de pensioengerechtigde leeftijd (65e levensjaar). 1.6.1
Voorwaarden
- Arbeidsongeschiktheid treedt in na de 17e verjaardag, en voor de 30e; - In het jaar voorafgaand aan de arbeidsongeschiktheid is betrokkene ten minste zes maanden studerend geweest. Verder moet aan een van de volgende voorwaarden worden voldoen: 1. Ontvangen studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 (WSF 2000) of de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (Wtos); 2. Studerend en/of stage volgend gedurende minimaal 213 klokuren per kwartaal (stage lopen wordt ook beschouwd als zijnde ‘studerend’).
versie: definitief
27
Reserve-personeel en sociale zekerheid Deel II Wetten en regelingen 1.6.2
Wanneer recht op uitkering
- Recht op de uitkering ontstaat nadat de student de wachttijd van 52 weken heeft doorlopen, met minimaal 25% arbeidsongeschiktheid; - Na afloop van de wachttijd nog minimaal 25% arbeidsongeschikt is. 1.6.3
Wie bepaalt recht op uitkering
- Het UWV. 1.6.4
Hoogte Wajong-uitkering
- Grondslag is gebaseerd op maximaal 75% van het wettelijk minimumloon; - De mate van arbeidsongeschiktheid. - Tussen 18e en 23e gelden andere, lagere grondslagen. 1.6.5
Bijzondere situaties
Het (gezins)inkomen is lager dan het voor hem of haar geldende sociaal minimum. Dan gelden de volgende aanvullende bepalingen: - Eventueel recht op toeslag op grond van de Toeslagenwet (TW). Deze vult aan tot het sociaal minimum. De hoogte van de toeslag kan gemaximeerd zijn. - Eventueel recht op Bijzondere bijstand (zie § 3.1.2) of Langdurigheidstoeslag (zie § 3.1.3) uit de Wet werk en bijstand. - Extra tegemoetkoming: tot 23 jr. recht op een tegemoetkoming ter compensatie van de betaling van de premie Zorgverzekeringswet (Zvw). Het UWV betaalt automatisch uit. - Heeft betrokkene voortdurend oppas en verzorging nodig dan ligt de berekeningsgrondslag tussen de 85% en 100%. 1.6.6
Inkomen uit arbeid
Inkomsten uit arbeid die hoger zijn dan de theoretische verdiencapaciteit, en die zouden leiden tot een lagere arbeidsongeschiktheidsklasse worden alleen verrekend. Pas na vijf jaar wordt de mate van arbeidsongeschiktheid opnieuw bezien en de uitkering eventueel verlaagd of stopgezet, of de proefperiode wordt voortgezet (proefperiode maximaal vijf jaar). 1.6.7 AOP
Specifieke extra pensioenrechten reservemilitairen verhoogd
IP BIV VMOD
1.6.8
(art. 5, regeling PVO bij bedrijfsongeval); (art. 4, regeling PVO bij buitengewone omstandigheden); (art. 4, regeling PVO bij buitengewone omstandigheden); (art. 4, regeling PVO bij buitengewone omstandigheden).
Verdere beschouwing Wajong vs. WAMIL
Sinds het sluiten van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen (WAMIL, zie ook 1.7) voor nieuwe gevallen per 29 december 2005 vallen jonge reservemilitairen die vroeger onder deze militaire regeling zouden kunnen vallen26, nu onder de civiele Wajong. Deze regeling wijkt qua uitgangspunten af van de WAMIL. 1. Carrièreverloop. De WAMIL hield rekening met het verwachte carrièreverloop en de daarbij te verwachten wijzigende berekeningsgrondslag (toekomstig inkomen) van de ‘dienstplichtige’. De Wajong houdt hier voor de rechthebbenden geen rekening mee. Voor studenten (WO en HBO), die vooral bij de NATRES dienen kunnen de gevolgen van dit verschil ingrijpend zijn. 2. Re-integratie, beperking geld en tijd. De re-integratiemiddelen vanuit het UWV kunnen zowel in geld als in tijd beperkt zijn. Verder moet er een reëel vooruitzicht zijn op het doel, de verzekerde aan het werk krijgen. De middelen (tijd en geld) zijn aan het bereiken van dat doel gekoppeld en daarmee niet afgestemd op het voltooien van een (begonnen) studie of opleiding. 3. UWV georiënteerd op werknemers, niet op studenten. De re-integratiemiddelen vanuit het UWV zijn vooral geënt op werknemers, inhoudende dat het wel tot resultaat moet leiden in de zin van een nieuwe baan. Wajong-ers kunnen een moeilijke groep zijn om volgens dit principe te re-integreren. De WAMIL was in eerste instantie van toepassing op het verplicht dienende personeel (Dienstplichtwet): dienstplichtigen en verplicht tot het reserve-personeel behorende reservisten (dus niet voor NATRES-personeel). Sinds 1997 was deze WAMIL ook van toepassing op het vrijwillig dienende reserve-personeel met een aanstelling bij het Korps Nationale Reserve. 26
28
versie: definitief
Reserve-personeel en sociale zekerheid Deel II Wetten en regelingen 4.
5.
Voorzieningen- en verstrekkingenstelsel. Is het denkbaar dat in een versoberde Wajong-omgeving Defensie gebruik zou kunnen maken van het Voorzieningen- en verstrekkingenstelsel voor het waar nodig treffen van bijzondere voorzieningen voor de categorie reservemilitairen? Opmerking: De Voorzieningenregeling voor militaire oorlogs- en dienstslachtoffers (VMOD) kent de artikelen 11 en 15 die in individuele/bijzondere gevallen voorzieningen bieden voor die individuele gevallen. Wachttijd. De Wajong kent bij ziekte een wachttijd van één jaar zonder (loondoor)betaling. De student, tevens reservist (veelal NATRES-militair) kan in deze periode geen rechten ontlenen aan de Ziektewet (ZW) vanuit Defensie of aanspraak maken op loondoorbetaling door27 Defensie. De student heeft bij gevolg door de wachttijdbepaling uit de Wajong het eerste jaar mogelijkerwijs geen middelen van bestaan.
Samenloop van regelingen. De student die stage loopt verkeert in een bijzondere situatie, doordat de ZW wel voorziet in een uitkering aan ‘stagiaires’ vanuit het zijn van stagiair. De student moet dan wel beloning in geld of natura ontvangen. In het Wajong-schema in Bijlage 8 wordt deze variant niet uitgewerkt. Daarnaast speelt dat de reservemilitair die als stagiair volledig loon ontvangt ook in aanmerking kan komen voor een uitkering op grond van de WIA. Bij een samenlopen van uitkeringen voor de student op grond van ZW, WIA en Wajong is deze volgorde ook de onderlinge hiërarchie tussen de regelingen. Als er recht bestaat op een uitkering op grond van de ZW dan komt deze altijd als eerste tot uitkering. Wanneer tevens recht bestaat op een uitkering op grond van de Wajong, en is deze uitkering hoger dan die uit de ZW, dan keert de Wajong alleen het verschil uit tussen de lagere ZW en de hogere Wajong. Bij de combinatie hogere Wajong en lager WIA, past de Wajong ook alleen het verschil bij.
1.7 1.7.1
Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen (WAMIL) Algemeen
De Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen (WAMIL) is per 29 december 2005 ingetrokken wat betreft nieuwe gevallen. De WAMIL was van oorsprong een regeling voor personeel dat verplicht onder de wapenen was op grond van de dienstplicht. Toch was deze regeling in maart 1997 opengesteld voor de vrijwillig dienende reservemilitairen van het Korps Nationale Reserve28. 1.7.2
Aandachtspunten
- Nieuwe gevallen, na 2005 die tot dan onder de WAMIL zouden vallen, zullen voortaan mogelijk onder de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) komen te vallen. De betrokken wetten zijn echter nog niet aangepast. - De feitelijke uivoering voor reserve-personeel levert bij Defensie praktische problemen op, onder andere in PeopleSoft. De reservemilitair wordt alleen geregistreerd voor zijn aanwezigheid en kan bijgevolg zich niet ‘ziekmelden’ bij Defensie. Dit ziekmelden bij de werkgever – in dit geval Defensie – is een voorwaarde voor het in aanmerking komen voor uitkeringen op basis van ZW en WIA vanwege Defensie.
2
Pensioenen
Naast de wettelijke regelingen voor werknemers kent Defensie zogenaamde bovenwettelijke regelingen welke door het ABP worden uitgevoerd. In Bijlage 4 is een stroomschema opgenomen dat inzicht geeft in de vraag wanneer de reservemilitair recht heeft op uitkering uit welke van deze regelingen. Door aanpassing van de regelgeving in 2004 moet onderscheid worden gemaakt tussen oude gevallen, waarvoor de oude regeling van toepassing blijft en nieuwe gevallen van na de omschakelingsdatum, die vallen onder de nieuwe Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Onderstaand is de beschrijving van de oude situatie gehandhaafd. Onder de nieuwe regelingen uit de WIA wordt een andere systematiek gehanteerd voor het arbeidsongeschiktheidspensioen (zie bij ZW/WIA). De overige beschreven pensioenen blijven onveranderd.
27 In de §§ 1.2.1.5 en 1.3.1.8 wordt behandeld dat de reservist zich niet kan ziekmelden bij Defensie (in PeopleSoft) voor het eventueel krijgen van aanspraken op ziekengeld en uitkeringen bij arbeidsongeschiktheid. 28 Zie de begripsbepalingen in de WAMIL (artikel 1, lid 1, sub a): “3°. hij die is aangesteld bij het reservepersoneel der krijgsmacht om bij het Korps Nationale Reserve, als bedoeld in het Besluit Nationale Reserve (Koninklijk Besluit van 14 oktober 1982, nummer 48), militaire dienst te verrichten;”. Let op de verwijzing naar het KB uit 1982, niet naar het AMAR, of de toen van kracht zijnde Regeling aanstelling militairen KL (RAMKL).
versie: definitief
29
Reserve-personeel en sociale zekerheid Deel II Wetten en regelingen
2.1 2.1.1
Arbeidsongeschiktheidspensioen met dienstverband Algemeen
Bij de behandeling van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) beschrijft de Wegwijzer Sociale Zekerheid Defensie 2007 (MP 32-800, externe uitgave) alleen het standpunt van Defensie. Dit standpunt is nog niet overgenomen door het ABP. Nu (1e kwartaal 2009) handelt het ABP bij militairen nog volgens de regels uit de oude WAO. De reservemilitair bij wie arbeidsongeschiktheid met dienstverband is vastgesteld, die is ontslagen uit de militaire dienst, en die tevens recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering (WIA) heeft daarnaast recht op een Arbeidsongeschiktheidspensioen (AOP) nieuwe stijl. Ook het bestaan van ‘dienstverband’ (dienst gerelateerd) leidt al tot een verhoging van de reguliere arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de WIA (excl. de WGA-vervolguitkering) met 10%. Dit is een eigen regeling van Defensie voortvloeiend uit het overleg tussen de Staatsecretaris van Defensie en de samenwerkende centrales van overheidspersoneel. Het AOP is een wettelijke uitkering geworden. Er wordt ten eerste onderscheid gemaakt tussen diegenen die nog wel kunnen werken en diegenen waarvoor dit in het geheel niet meer mogelijk is (arbeidsongeschiktheid 80-100%: IVA). Er bestaat een belangrijke complicerende factor bij het reserve-personeel. Bij arbeidsongeschiktheid van dit personeel kunnen zodanige verschillen bestaan tussen de kenmerken en vereisten van de civiele- en militaire functie dat er niet dezelfde arbeids(on)geschiktheidspercentages gaan gelden in die twee werelden. Voor de uitkering aan de reservemilitair zal hier de hoofdregel ‘civiel gaat voor militair’ gaan gelden. Dit speelt ongeacht of er sprake is van een ongeval in de civiele, private of militaire (art. 4 of art. 5 uit de regeling PVO29) sfeer. De regels hiervoor kan men terugvinden in het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten. Bij toepassing op vrijwillig dienende reservemilitairen met werk wordt uitgegaan van het civiele salaris. Voor reservemilitairen zonder civiel dienstverband als werknemer (huisman/-vrouw, student, kleine zelfstandige zonder verzekering) wordt uitgegaan van de militaire inkomsten. Hierbij wordt voorbijgegaan aan het gegeven dat bij de reservemilitair het civiele- en het militaire inkomen beide wegvallen bij ziekte en arbeidsongeschiktheid. Dit speelt vooral bij de reservist die ‘herhaald, kortstondig’ in werkelijke dienst komt en bij wie het civiele inkomen wordt doorbetaald tijdens die kortstondige opkomsten in werkelijke dienst die op avonden en in weekends vallen. 2.1.2
Arbeidsongeschiktheid 35% tot 80%
Voor degenen die nog restverdiencapaciteit hebben, kent het AOP een aantal fasen. 2.1.2.1
Eerste fase
In de eerste fase vult de uitkering in elk geval 70% aan van het verschil tussen het nieuwe arbeidsinkomen en het inkomen vóór de arbeidsongeschiktheid. Bij volledige benutting van de restverdiencapaciteit (100%) bedraagt de uitkering zelfs 80% van het verschil tussen het nieuwe arbeidsinkomen en het inkomen vóór de arbeidsongeschiktheid (laatstverdiende inkomen, niet gemaximeerd). Deze fase duurt maximaal drie jaar en twee maanden (38 maanden). De feitelijke duur is afhankelijk van het arbeidsverleden. Dit is een nieuwere vorm van de regeling zoals die per 1 januari 2008 geldt voor nieuwe gevallen. 2.1.2.2
Vervolgfase – loonaanvulling of vervolguitkering
Na afloop van de eerste fase wordt de uitkering bepaald door de vraag of meer of minder dan 50% van de restverdiencapaciteit wordt benut. Bij iedere wijziging in de arbeidssituatie wordt het percentage opnieuw bepaald en wordt de loonaanvulling of vervolguitkering dienovereenkomstig aangepast. Bij gebruik van meer dan 50% van de restverdiencapaciteit krijgt men een loonaanvulling van 80% van het ‘loonverlies’ (verschil met laatst verdiend inkomen, niet gemaximeerd). Hier geldt gelijktijdig de eerder genoemde 10% verhoging in geval van een dienst gerelateerd bedrijfsongeval. Bij gebruik van minder dan 50% van de restverdiencapaciteit is de vervolguitkering in de tijd begrensd tot tien jaar. Over wat na en in die periode gebeurt worden geen uitspraken gedaan. Het is denkbaar dat men dan terecht kom in de regeling van de WWB. De vervolguitkering is een vast bedrag ter aanvulling van het verdiende inkomen. De berekening van dit vaste bedrag heeft als basis 65% van het laatst verdiende salaris. Hierop wordt een percentage losgelaten dat afhankelijk is van het
29
MP 31-109/1150, Regeling proces-verbaal van ongeval en rapportage medische aangelegenheden.
30
versie: definitief
Reserve-personeel en sociale zekerheid Deel II Wetten en regelingen arbeidsongeschiktheidspercentage. Hier geldt de eerder genoemde 10% verhoging niet, ook niet in geval van een dienst gerelateerd bedrijfsongeval dan wel ongeval onder buitengewone omstandigheden. 2.1.2.3
‘Bonus’-regeling
Wanneer na een periode waarin minder dan 50% van de restverdiencapaciteit is gebruikt, de benutting van de (rest-)verdiencapaciteit wordt uitgebreid boven de 50% dan krijgt betrokkene de volgende bonus: Jaar 1e 2e 3e 4e 5e
2.1.2.4
Bonus gebaseerd op berekeningsgrondslag 50% = 6 maandsalarissen 45% 40% 36% 31%
Jaar 6e 7e 8e 9e 10e
Bonus gebaseerd op berekeningsgrondslag 27% 22% 18% 13% 8%
Twee rekenvoorbeelden, fase vervolguitkering
Ook binnen de periode van 10 jaar met een vervolguitkering kan men onder de bijstandsnorm terechtkomen. Ter illustratie volgen twee rekenvoorbeelden. Naast de gekozen uitgangsgegevens uit deze voorbeelden zijn allerlei variaties mogelijk: gehuwd, ongehuwd, verschillende AO-percentages, hoogte loon per maand en arbeidsverleden. Rekenvoorbeeld 1 Uitgangsgegevens:
Basispercentage uitkering Arbeidsongeschiktheid Uitkering in % Werkzaam Gebruik restverdiencapaciteit Oud nettoloon, per maand Nieuw nettoloon, per maand Burgerlijke staat Bijstandsnorm, ongehuwde
Zie tabel bij § 1.3.3.2 gewerkte dagen als % van week van 5 dagen 20% van € 1.800
Berekening inkomen (per maand, netto, afgerond): Vervolguitkering Totaal
65% 45-55% 35% 1 dag per week 20% € 1.800 € 360 Ongehuwd € 1.201
65% × 35% × € 1.800 Nieuw nettoloon + Vervolguitkering
€ 410 € 360 + € 410 = € 770
In dit voorbeeld komt het nieuwe inkomen (€ 770) uit onder de bijstandsnorm (€ 1.201). Het verschil kan worden bijgepast uit de bijstand. Rekenvoorbeeld 2 Zelfde uitgangsgegevens als voorbeeld 1 maar nu 2 dagen per week werkzaam. Berekening inkomen (per maand, netto, afgerond): Nieuw nettoloon, per maand Vervolguitkering Totaal
2 dagen: 40% van € 1.800 65% × 35% × € 1.800 Nieuw nettoloon + Vervolguitkering
€ 720 € 410 € 720 + € 410 = € 1.130
Ook in dit voorbeeld komt het nieuwe inkomen (€ 1.130) nog uit onder de bijstandsnorm (€ 1.201). Het verschil kan worden bijgepast uit de bijstand. 2.1.2.5
Uitwerking voor reserve-personeel
De reservemilitair zal in de meeste gevallen (vaste burgerbetrekking) eerst 24 maanden vallen onder de ziekengeldregeling van de burgerwerkgever. Daarna komt hij, bij een arbeidsongeschiktheidspercentage van meer dan 35% in de WIA terecht. Er ontstaat dan eventueel recht op AOP. Wanneer er bovendien sprake is van ‘dienst gerelateerd’ is er sprake van een AOP-verhoging van 10%. 2.1.3
Blijvende arbeidsongeschiktheid 80-100% (IVA)
Bij arbeidsongeschiktheid van meer dan 80% valt men onder de Inkomensvoorziening voor volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid (IVA). De voorziening vult aan tot 75% van het laatstverdiende inkomen; hierbij geldt geen maximum. Ook hier geldt weer een verhoging met 10% in geval van een dienst gerelateerd bedrijfsongeval. Eventuele inkomsten uit arbeid worden wel verrekend. 2.1.4
Volledig maar niet duurzaam arbeidsongeschikt 80-100% (WGA)
De voorziening vult aan tot 75% van het laatstverdiende inkomen. Eventuele inkomsten uit arbeid worden verrekend. versie: definitief
31
Reserve-personeel en sociale zekerheid Deel II Wetten en regelingen 2.1.5
Arbeidsongeschiktheid < 35%
De huidige wetgeving gaat er vanuit dat de groep met arbeidsongeschiktheid tot 35 % zonder meer in dienst blijft bij de oude/eigen werkgever. Eventueel in een ander functie en/of salarisgroep. Ook een aangepast werkrooster is denkbaar. Defensie hanteert hierbij een eigen aanvullende regeling die inhoudt dat het resulterende verschil in inkomen voor 70% wordt gecompenseerd wanneer betrokkene binnen Defensie werkzaam blijft; deze regeling heeft geen externe werking. Voor het reserve-personeel betekent dit dat deze aanvulling alleen wordt uitbetaald wanneer Defensie de civiele werkgever van de reservemilitair is. Het uitgangspunt van het doorlopende dienstverband gaat in de eerst plaats over de werkgever waar het primaire inkomen wordt verdiend. Hoe wordt dit principe toegepast op de aanstelling als vrijwillig dienend reservemilitair bij Defensie? Kan Defensie altijd aan de reservemilitair een andere functie al dan niet met een andere (lagere) rang aanbieden? Denk bijvoorbeeld aan een majoor (R) bij CIMIC die als RSD-er hoort te kunnen worden uitgezonden. Hoe is voor zo iemand een andere functie te vinden? Wat is in een dergelijk geval een ‘aangepast werkrooster’? En ook, hoe wordt hier een ‘verschil in militair inkomen’ vastgesteld? Het is denkbaar dat dit vraagstuk zich oplost via de keuring voor de dienst(on)geschiktheid die separaat van de arbeids(on)geschiktheid wordt vastgesteld. 2.1.6
Aantoonbaarheid dienstverband bij arbeidsongeschiktheid en invaliditeit
Omdat het kenmerk van het reserve-personeel is dat dit personeel niet onafgebroken in werkelijke dienst is vraagt de aantoonbaarheid van het dienstverband en de aanwezigheid in werkelijke dienst bijzondere aandacht. Kenmerkend voor het reserve-personeel is dat PeopleSoft voor dit personeel juist de aanwezigheid registreert, niet de afwezigheid. Om het dienstverband, en de aanwezigheid in werkelijke dienst te kunnen bewijzen moet de reservemilitair tenminste voldoen aan de volgende voorwaarden op en voor de dag waarop de arbeidsongeschiktheid of invaliditeit is opgelopen: - Geregistreerd staan in PeopleSoft; - Door Defensie zijn uitbetaald voor de dag. Tevens dient een proces-verbaal van ongeval (PVO) te zijn opgesteld dat voldoet aan de eisen gesteld aan dit PVO30; bij het PVO moet bij voorkeur de verklaring van twee getuigen zijn gevoegd. In deze hele procedure speelt de appèllijst, naast het PVO een sleutelrol. Deze appèllijst moet, al dan niet voorbewerkt aanwezig zijn, en het moet bij aankomst door eenieder getekend worden. De functie van dit formulier is dat dit het enige authentieke brondocument is voor de volgende rechtshandelingen: - Registreren van aanwezigheid en de volbrachte (oefen) uren; - Betaling voor gewerkte uren met bijbehorende toelages en (reis) kosten; - Registratie voor aanspraak op ouderdoms- en nabestaandenpensioen; - Registratie van aanwezigheid voor eventueel recht op Invaliditeitspensioen (IP), Arbeidsongeschiktheidspensioen (AOP Verhoogd) en eventueel Bijzonder invaliditeitsverhoging (BIV). Ook bij individuele opkomsten en thuiswerk met oproepen achteraf gelden deze overwegingen.
2.2
Invaliditeitspensioen (IP)
De reservemilitair bij wie invaliditeit met dienstverband is vastgesteld en die ontslagen is uit de militaire dienst heeft recht op Invaliditeitspensioen (IP). Het uitkeringspercentage van deze regeling is gelijk aan het invaliditeitspercentage; wederom gebaseerd op de berekeningsgrondslag. Het IP wordt uitgekeerd voor zover dit pensioen de uitkering uit WIA en AOP Verhoogd overstijgt. Bij arbeidsongeschiktheid van minder dan 35% – geen WIA uitkering – wordt het IP uitgekeerd voor zover dit het resterende civiele inkomen overstijgt. Voor de bepaling van de invaliditeit wordt de WPC-schaal (War Pension Committee) gebruikt. In deze tabel is exact aangegeven wat de mate van invaliditeit is die hoort bij een vastgesteld gebrek. Bijvoorbeeld, bij het verlies van 4 vingers, duim inbegrepen zegt de tabel dat het invaliditeitspercentage 55% bedraagt. Indien de arbeidsongeschiktheid voortkomt uit de ‘invaliditeit met dienstverband’, dan is eveneens ‘arbeidsongeschiktheid met dienstverband’ van toepassing.
30
MP 31-109/1150, Regeling proces-verbaal van ongeval en rapportage medische aangelegenheden.
32
versie: definitief
Reserve-personeel en sociale zekerheid Deel II Wetten en regelingen
2.3
Bijzondere invaliditeitsverhoging (BIV)
De reservemilitair met IP heeft recht op een Bijzonder invaliditeitsverhoging (BIV) van: 40% 30% 20% 10% 5%
bij invaliditeitspercentage van bij invaliditeitspercentage van bij invaliditeitspercentage van bij invaliditeitspercentage van bij invaliditeitspercentage van
100% 80% 60% 40% 20%
tot tot tot tot
100% 80% 60% 40%
Een BIV van 30% van de berekeningsgrondslag wordt toegekend indien de invaliditeit met dienstverband, waaraan het recht op IP wordt ontleend, bestaat of mede bestaat uit: A)
1) 2) 3) 4) 5)
Verlies van een der ledematen; Belangrijke misvorming van het gelaat, niet verbergbaar; Onbruikbaarheid van een der ledematen; Vermindering van beweeglijkheid of bruikbaarheid van twee of meer ledematen; Dusdanige oogproblemen dat men zich moeizaam kan bewegen.
Een BIV van 40% van de berekeningsgrondslag wordt toegekend indien de invaliditeit met dienstverband, waaraan het recht op IP wordt ontleend, bestaat of mede bestaat uit: B)
1) 2) 3)
Verlies van twee of meer ledematen; Totaal verlies van gezichtsvermogen; Onbruikbaarheid van twee of meer ledematen.
Indien de invaliditeit met dienstverband bestaat uit meerdere omstandigheden zoals beschreven bij A) en B) bedraagt de BIV 40% van de berekeningsgrondslag. De BIV is niet onderhevig aan anticumulatiewetgeving. Het maximale uitkeringspercentage van AOP Verhoogd, IP, en BIV bedraagt 140% van de berekeningsgrondslag.
2.4
Garantiepensioen (GP), tot 65e
Het Besluit aanvullende arbeidsongeschiktheids- en invaliditeitsvoorzieningen militairen (Besluit AO/IV) bepaalt in artikel 4 Het garantiepensioen (GP) dat wanneer op enig moment het totaal van de WIA-uitkering31, het invaliditeitspensioen en het arbeidsongeschiktheidspensioen lager uitkomen dan het onder normale omstandigheden te verwachten ouderdomspensioen, dan wordt op grond van de garantieregeling het verschil bijgepast. Deze regeling zou onder het uitgangspunt van het stimuleren naar werk, dat besloten ligt in de WIA niet meer worden toegepast. Een GP zou niet voldoende aanzetten tot werkhervatting.
2.5
Totaalbeeld uitkeringen, tot 65e
Rekenvoorbeeld van IP met ‘AOP verhoogd’, in WIA-fase ‘Loongerelateerd WGA’, met dienstverband. Uitgangsgegevens: Vroeger salaris Arbeidsongeschiktheid Restverdiencapaciteit Invaliditeit WIA fase Restverdiencapaciteit
€ 2.696 40% 60% 30% Loongerelateerd WGA Volledig benut
Berekeningen inkomenscomponenten (afgerond): Inkomenscomponent Nieuw loon
Berekening 60% × € 2.696 80% + 10% (verhoogd) € 2.696 – € 1.617,60 90% × € 1.078 30% × € 2.696 = € 809 + 4,5% (toeslag) 5% × € 2.696
AOP
Oud loon – nieuw loon AOP verhoogd IP BIV
€ € € € €
Uitkomst 1.618 90% 1.078 970 845 135
De nieuwe inkomsten (bruto maandbedragen) zien er dan als volgt uit: Nieuw loon € 1.618
AOP
verhoogd € 970
Subtotaal € 2.588
BIV
€ 135
Totaal € 2.723
De IP-uitkering is lager dan het ‘Nieuw loon’ vermeerderd met het ‘AOP verhoogd’ en komt daardoor niet tot uitbetaling. Nieuw loon € 1.618 31
AOP
verhoogd € 970
Totaal € 2.588 >
IP
€ 845
In de actuele tekst, laatstelijk gewijzigd 2 oktober 2006 staat nog “… de WAO aanspraak bestaat, …”.
versie: definitief
33
Reserve-personeel en sociale zekerheid Deel II Wetten en regelingen
2.6
Invaliditeitspensioen, na 65e
De militair bij wie een bepaalde mate van invaliditeit met dienstverband is vastgesteld, heeft vanaf het bereiken van zijn 65e levensjaar recht op een Invaliditeitspensioen (IP). Rekenvoorbeeld van IP na het 65e, met dienstverband, alleenstaande. Uitgangsgegevens (afgerond): Invaliditeit Berekeningsgrondslag (BG) OP BIV
90% 2.696 353 809 1.002
€ € € €
(30% van BG) alleenstaande
AOW,
Alle bedragen in dit voorbeeld zijn de bruto bedragen per maand, zonder vakantiegeld en zonder eventuele andere toeslagen. De formule voor de berekening van het IP luidt: IP = (invalidite itspercent age × BG ) − (invalidite itspercent age × AOW ) = invalidite itspercent age × (BG − AOW ) De IP-berekening met de uitgangsgegevens van dit voorbeeld, komt dan uit op: IP = 90% × (€ 2.696 − € 1.002 ) = 90% × € 1.694 = € 1.525 Dit IP wordt vermeerderd met de extra toeslag IP32 van 4,5% = € 1.525 + 4,5% = € 1.593 Het OP is lager dan het hier berekende IP. Tot uitkering komt dan het OP en het IP. Het IP keert alleen het bedrag uit waarmee dit het OP overschrijdt. OP
IP
€ 353 <
€ 1.593
Overschrijding OP = Uitgekeerde IP € 1.593 - € 353 = € 1.240
Verder komen altijd tot uitkering de BIV en de AOW. Het totaal van de bruto maandbedragen is dan (afgerond): OP
€ 353
2.7
Uitgekeerde IP € 1.240
BIV
AOW
€ 809
€ 1.002
Totaal € 3.404
Algemene ouderdomswet (AOW)
De Algemene ouderdomswet (AOW) heeft als doel de gehele bevolking van Nederland een verzekering te geven tegen de financiële gevolgen van ouderdom. De hoogte van het ouderdomspensioen wordt afgeleid van het nettominimumloon. Voor alleenstaanden, alleenstaande ouders en gehuwden gelden verschillende bedragen. De AOW wordt uitgevoerd door de Sociale Verzekeringsbank (SVB).
2.8
Militair ouderdomspensioen
De reservemilitair kan naast zijn civiele pensioenen en de AOW te maken krijgen met twee afzonderlijke militaire ouderdomspensioenen. Elke reservemilitair bouwt sinds 1 juni 2001 bij het ABP Ouderdomspensioen (OP) op waarvoor premie wordt betaald. Daarnaast kunnen oudere reservemilitairen onder bijzondere omstandigheden nog recht hebben op een ‘reservistenpensioen oude stijl’ op grond van artikel E3 van de, intussen ingetrokken, Algemene militaire pensioenwet (Amp-wet). 2.8.1
ABP-pensioen
De nieuwe pensioenregeling die voor het reserve-personeel van kracht is sinds 1 juni 2001 houdt in dat elke reservemilitair na zijn 65e OP ontvangt. De hoogte van het OP wordt bepaald door de hoogte van het laatste militaire inkomen en het aantal dienstjaren waarover premie OP is afgedragen aan het ABP. Het pensioen bedraagt: aantal dienstjaren × 1,75% × berekeningsgrondslag. Onder “aantal dienstjaren” te verstaan de tijd die in werkelijke dienst is doorgebracht, niet de kalendertijd van de aanstelling. In mindering wordt gebracht de AOW-franchise. Deze wordt proportioneel verrekend.
32 De extra toeslag IP is gebaseerd op het Besluit aanvullende arbeidsongeschiktheids- en invaliditeitsvoorzieningen militairen dan wel het Besluit bijzondere militaire pensioenen.
34
versie: definitief
Reserve-personeel en sociale zekerheid Deel II Wetten en regelingen De reservemilitair met een beperkte pensioenopbouw (als militair, sinds 1 juni 2001) kan op zijn 65e te maken krijgen met de regeling voor de afkoop van kleine pensioenen uit de Pensioenwet (PW). Bij een pensioen van minder dan € 417,74 per jaar (grensbedrag per 1 januari 2009) wordt dit pensioen afgekocht met een eenmalige uitkering. 2.8.2
Amp-wet, artikel E3
Oudere reservemilitairen – hoofdzakelijk officieren – die 45 jaar of ouder waren op 6 juni 1995 kunnen op grond van artikel E3 van de oude Amp-wet nog recht hebben op een reservistenpension oude stijl. De opgebouwde rechten kunnen alleen worden uitgeoefend wanneer men ten minste gedurende een periode van drie jaar vrijwillig heeft gediend; dat wil zeggen niet alleen reservemilitair is geweest op grond van de verplichting uit de Dienstplichtwet. Daarnaast moet aan een drietal voorwaarden worden voldaan: - De reservemilitair moet bij zijn ontslag als reservemilitair ten minste 28 voor pensioen geldige dienstjaren kunnen doen gelden, waarvan; - Niet minder dan 16 jaren bij het reserve-personeel, en; - Gedurende deze diensttijd bij het reserve-personeel gemiddeld ten minste 10 etmalen per jaar in werkelijke dienst zijn geweest. Eén van de bijzonderheden van dit ‘pensioen’ was dat de reserveofficier rechten opbouwde zowel gedurende de tijd in werkelijke dienst, alsook gedurende de tijd dat hij niet in werkelijke dienst was. Van een echt pensioen is geen sprake. Het is een persoonlijke beloning voor de reservist, zonder uitkering voor de langstlevende partner of voor wezen. Voor het reserve-personeel is de opbouw van rechten onder dit artikel E3 per 1 januari 1999 gestopt. De opgebouwde rechten zijn per die datum bevroren. Op grond van een ministeriële regeling met overgangsrecht uit 1995, gewijzigd in 199933 gelden voor enkele reserveofficieren ontheffingen voor de uitoefeningsdrempels voor de etmaleneis en voor het aantal pensioengeldige dienstjareneis. De uitbetaling van al lopende en nog tot uitbetaling komende reservistenpensioenen oude stijl is door Defensie overgedragen aan het ABP. Deze pensioenen worden door het ABP niet zelf gefinancierd maar bij Defensie gedeclareerd. Er heeft geen kapitaalsoverdracht plaatsgevonden. 2.8.3
Uren naar jaren
Het “aantal dienstjaren” wordt voor reserve-personeel berekend door het aantal uren doorgebracht in werkelijke dienst te delen door 8 om hier dagen van te maken. Vervolgens delen door 30 levert de duur in maanden op en daarna delen door 12 de duur in jaren. Dat wil zeggen het aantal dagen wordt gedeeld door 360 om op jaren te komen. Er wordt uitgegaan van het werkelijke aantal uren. Per 1 januari 2008 is de oude dagwedde, berekend als 1/30e van de maandwedde vervangen door een uurwedde, berekend als 1/165e van de maandwedde. Sindsdien zou de omrekening van dagen naar jaren horen te gebeuren door te delen door 250 (165 / 8 × 12) in plaats van 360.
2.9
Pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid (na introductie WIA)
De eerste twee jaar, gerekend vanaf de eerste ziektedag, zou de reservemilitair op de gewone wijze Ouderdomspensioen (OP) blijven opbouwen. Echter, de ‘gewone wijze’ houdt in dat alleen bij opkomst er sprake is van opbouw; geen opkomst, geen opbouw34. Pas na uiteindelijk ontslag verandert de pensioenopbouw. Hoe de pensioenopbouw daarna verloop hangt af van de mate van arbeidsongeschiktheid. 2.9.1
Volledige arbeidsongeschiktheid
Bij volledige arbeidsongeschiktheid: - Het OP wordt premievrij; - Er vindt volledige opbouw plaats alsof er sprake was van normale tewerkstelling.
33 Ministeriële regeling (Defensie) van 6 juni 1995, afdeling beleid en management postactieven, nr. PAV6213/95009622 en Ministeriële regeling (Defensie) van 8 september 1999, afdeling pensioenen en sociale zekerheid, nr. P/99005610. 34 Voor Defensie is er sprake van een doorlopende aanstelling bij het reserve-personeel. Gedurende die aanstelling is er sprake van korte periodes in werkelijke dienst. Voor het ABP is echter elke opkomst een zelfstandig kortstondig dienstverband. Tijdens de duur van dat dienstverband is de reservist ‘deelnemer’ volgens het Pensioenreglement ABP (H. 17). Tussen twee opkomsten is er geen ‘aanstelling’ en is de reservist geen ‘deelnemer’.
versie: definitief
35
Reserve-personeel en sociale zekerheid Deel II Wetten en regelingen 2.9.2
Gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid met dienstverband
Bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid met dienstverband hangt de opbouw af van de mate van arbeidsongeschiktheid: Arbeidsongeschiktheidsklasse 80% of meer 65 tot 80% 55 tot 65% 45 tot 55% 35 tot 45%
2.9.3
Pensioenopbouw 100% 80% 60% 50% 40%
Gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid en betaald werk
Bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid en betaald werk: - Over het Arbeidsongeschiktheidspensioen (AOP) wordt pensioen opgebouwd, afhankelijk van de arbeidsongeschiktheidsklasse (zie tabel hiervoor). - De pensioenopbouw door het verrichte werk hangt af van de toepasbare cao of arbeidsovereenkomst.
3
3.1
Zorg, arbeid en inkomen
Wet werk en bijstand (WWB)
Uitgangspunt in de Wet werk en bijstand (WWB) is dat iedereen zoveel mogelijk in zijn eigen onderhoud moet voorzien. Ook moet geen recht bestaan op een andere sociale verzekeringswet of -voorziening. Alleen dan heeft men recht op bijstand. Bij de uitvoering is een grote rol weggelegd voor de gemeente. De WWB kent twee vormen van bijstand: Algemene- en Bijzondere bijstand. Deze twee vormen van bijstand wordt hierna op ingegaan evenals de ‘Langdurigheidstoeslag’. Bedragen zijn gebaseerd op de normbedragen per tweede helft 2008. 3.1.1
Algemene bijstand
Algemene bijstand wordt in principe tijdelijk verstrekt. Als dat noodzakelijk is kan deze bijstand ook langdurig worden verleend. Algemene bijstand wordt verleend aan personen tussen 21 en 65 jaar. De hoogte van de Algemene bijstand is afgeleid van het nettominimumloon. - Een echtpaar krijgt 100% van het nettominimumloon, een alleenstaande ouder 70%, een alleenstaande vanaf 21 jaar 50%. - Een toeslag kan worden verleend. Voor alleenstaanden en alleenstaande ouders maximaal 20% van het nettominimumloon. Dit onder voorwaarden. 3.1.2
Bijzondere bijstand
Bijzondere bijstand is alle bijstand verstrekt door de sociale dienst bovenop de Algemene bijstand. De Bijzondere bijstand kan als lening worden verstrekt. De gemeente kan bepalen dat men een deel van de kosten die leiden tot de Bijzondere bijstand zelf moet betalen. Dit drempelbedrag mag niet hoger zijn dan € 117 per 12 maand. Ook personen met een laag inkomen uit andere bron (AOW, arbeid enz.) kunnen voor Bijzondere bijstand in aanmerking komen. Chronische zieken en gehandicapten kunnen voor categorale bijstand in aanmerking komen vanwege extra kosten en de bijzondere omstandigheden waarin zij verkeren. Per 1 januari 2009 kan categorale bijstand ook worden toegekend aan een gezin waarin een chronisch ziek of gehandicapt kind opgroeit. 3.1.3
Langdurigheidstoeslag
Personen van 23 tot 65 jaar met een minimumuitkering kunnen in aanmerking komen voor Langdurigheidstoeslag. - Diegene die 60 maand onafgebroken uitkeringen op grond van bijstand, IOAW, IOAZ of Anw heeft ontvangen en geen of weinig vermogen heeft; - Tijdens die 60 maand geen inkomsten uit arbeid heeft gehad; - Voldoende inzet heeft getoond om aan werk te komen. Tevens is deze toeslag toegankelijk voor geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikten die al 60 maand een inkomen op bijstandsniveau hebben genoten. Gehuwden ontvangen € 486, een alleenstaande ouder € 436, een alleenstaande € 341. De toeslag wordt als een belastingvrij bedrag uitbetaald, één maal per 12 maand.
36
versie: definitief
Reserve-personeel en sociale zekerheid Deel II Wetten en regelingen 3.1.4
Vrijlating van vermogen
- Echtpaar - Alleenstaande - Bezitters van een eigen woning, een extra vrijlating van
€ € €
10.650; 5.325; 44.900.
Er zijn aanvullende regels voor inkomensvrijlating ter ondersteuning van alleenstaande ouders (vanaf 2009) en zelfstandigen.
3.2
Wet arbeid en zorg en levensloopregeling (Wazo)
Uit de Wet arbeid en zorg en levensloopregeling (Wazo) wordt hier alleen ingegaan op het deel over arbeid en zorg, niet op het deel levensloopregeling. De wet kent onder andere een drietal verlof- en uitkeringsvormen welke tot doel hebben een beter evenwicht te brengen tussen arbeid en de noodzakelijke zorgtaken. De Wazo dient er toe het verlof in verband met zorgtaken een wettelijke status te geven. Deze verlofvormen kunnen van toepassing zijn voor naasten van de reservemilitair (huisgenoten, partner, echtgeno(o)t(e), kind). Deze verlofvormen zijn: - Calamiteitenverlof en ander kort verzuimverlof; - Kortdurend zorgverlof; - Langdurend (onbetaald) zorgverlof. Er is hier sprake van “driekwart dwingend recht”. Wanneer de cao, of afspraken met de beidsovereenkomst gunstiger zijn dan de wet, dan geldt die gunstiger regeling. 3.2.1
OR,
of de individuele ar-
Calamiteitenverlof
De werknemer heeft recht op verlof met behoud van het volledige loon voor een korte, billijke tijd wanneer hij zijn arbeid niet kan verrichten vanwege zeer bijzondere omstandigheden. Onder dit soort zeer bijzondere omstandigheden wordt onder andere verstaan: het overlijden en lijkbezorging, begrafenis of crematie van huisgenoten, bloed- en aanverwanten in de rechte lijn en aanverwanten in de tweede graad van de zijlijn. Het loon wordt tijdens dit calamiteitenverlof uitbetaald door de (burger) werkgever. In de cao kan hiervan worden afgeweken, ook ten nadele. 3.2.2
Kortdurend zorgverlof
De werknemer heeft recht op verlof voor de noodzakelijke verzorging in verband met ziekte van de volgende personen: echtgeno(o)t(e), geregistreerde partner, ongehuwd samenwonende, inwonend kind, pleegkind, bloedverwant in de eerste graad, niet zijnde een kind. Duur: maximaal twee maal de arbeidsduur per week per 12 opeenvolgende maanden. Loondoorbetaling: 70% van het loon, maar ten minste het geldende minimumloon. Het loon wordt tijdens het kortdurend zorgverlof uitbetaald door de (burger) werkgever. Let op: - Eventuele onkostenvergoedingen van de (burger) werkgever en aanvullingen verkregen uit verzekeringen worden in mindering gebracht op het loon; - Bij cao of overeenstemming met OR kan hiervan worden afgeweken. 3.2.3
Langdurend onbetaald zorgverlof
De werknemer heeft recht op verlof zonder behoud van loon voor de verzorging in verband met een levensbedreigende ziekte van de volgende personen: de echtgeno(o)t(e), partner of ongehuwd samenwonende, een kind dan wel een pleegkind, een bloedverwant in de eerste graad niet zijnde een kind. Duur: het verlof bedraagt per 12 maanden ten hoogste 6 maal de arbeidsduur per week. Het verlof wordt per week opgenomen gedurende een aaneengesloten periode van ten hoogste 12 weken. Het aantal uren verlof bedraagt ten hoogste de helft van de arbeidsduur per week. Bij beide vormen van (zorg-) verlof – kortdurend zorgverlof en langdurig onbetaald verlof – is een vermindering van het gezinsinkomen mogelijk.
3.3
Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten (REA)
De Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten (REA) is overgegaan naar/geïntegreerd in de WIA.
versie: definitief
37
Reserve-personeel en sociale zekerheid Deel II Wetten en regelingen
3.4
Mantelzorg
Mantelzorg is van toepassing voor diegenen die lijden aan een stoornis, handicap of aandoening. Mantelzorg wordt in voorzien door huisgenoten en eventueel overigen. Deze vorm van zorg gaat vooraf aan of wordt verstrekt gelijktijdig met aanvullende AWBZ-zorg en is ondergebracht in de Wmo. De huisgenoot die mantelzorg verleent wordt geacht te zorgen voor onder andere boodschappen doen, verrichten van huishoudelijk werk, verzorgen van de maaltijden. De groep die de mantelzorg verleent kan worden uitgebreid met familie, vrienden, of buren. Daar is sprake van wanneer de noodzakelijke hulp zich uitbreidt tot hulp bij het eten, toiletbezoek, lichaamsverzorging, aan- en uitkleden. Pas wanneer deze mantelzorg voor de huisgenoten, familie, vrienden, buren te zwaar wordt, kan een beroep worden gaan op de AWBZ en Wmo.
4
4.1
Overige inkomensregelingen
Herplaatsingstoelage
Het recht op een Herplaatsingstoelage (HPT) van de arbeidsongeschikte (in dienst gehouden) reservemilitair is met de (nieuwe) regeling voor de inkomenscompensatie komen te vervallen. Werking inkomenscompensatie In geval van succesvolle re-integratie in een passende functie vindt gedurende vijf jaar inkomenscompensatie plaats. Gedurende die tijd wordt 70% van het verschil met het laatstverdiende inkomen gecompenseerd. Bij het vaststellen van het laatstverdiende inkomen worden uitsluitend inkomenselementen betrokken die in de pensioengrondslag zijn opgenomen. Er is sprake van een ‘passende functie’ wanneer het nieuwe inkomen niet minder dan 70% van het laatstverdiende inkomen bedraagt. Dit is het maximaal toegestane verschil. Dit is in lijn met de wet WIA die werk boven inkomen stelt. Bij samenloop met enige sociale verzekering of andere aanvullende uitkering wordt de inkomenscompensatie gekort met het bedrag van die uitkeringen. Deze inkomenscompensatie zal hooguit spelen voor de groep met een arbeidsongeschiktheidspercentage onder 35%. Inwerkingtreding: voorzien 2008
4.2
Suppletie
De Suppletieregeling gedeeltelijk arbeidsongeschikten sector Defensie wordt, per inwerkingtreding van de wijzigingen van de besluiten, in verband met de invoering van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), ingetrokken. Lopende uitkeringen worden gecontinueerd. Deze aanpassing is per 01-01-2007 geëffectueerd in artikel 17.1.4 van het Pensioenreglement ABP. De beroepsmilitair heeft, na ontslag uit de militaire dienst recht op een Suppletie-uitkering als een arbeidsongeschiktheidsklasse is vastgesteld kleiner dan 80%. De eerste 33 maanden bestaat recht op aanvulling tot 80%, de daarop volgende 33 maanden tot 70% van het oude salaris. Is arbeidsongeschiktheid met dienstverband aangetoond dan bestaat gedurende 66 maanden recht op 90,02% van het oude salaris. De Suppletie kan beschouwd worden als een soort bovenwettelijke WW uitkering. Redenen waarom de suppletie mogelijkerwijs niet tot uitbetaling komt bij reservemilitairen: - De reservemilitair dient in werkelijke dienst te worden gehouden, wat vrij uitzonderlijk zal zijn; - De berekeningsgrondslag (BG) zal mogelijk de WW-, ZW- of WAO-uitkering (via de burger werkgever) niet overschrijden gezien het aantal opkomsturen. De BG zijn de burgerinkomsten van de militair vermeerderd met de militaire wedde over het jaar voorafgaand aan het ontslag.
4.3
Toeslagenwet (TW)
De Toeslagenwet (TW) vult een aantal sociale uitkeringen aan met een toeslag tot het relevante sociaal minimum. 4.3.1
Voor wie
Degene die recht heeft op een uitkering op grond van ZW, WW, WIA, WAO, Wajong, Wazo of WAMIL (oude gevallen), of loondoorbetaling bij ziekte door werkgever.
38
versie: definitief
Reserve-personeel en sociale zekerheid Deel II Wetten en regelingen 4.3.2
Recht op toeslag (norm 2e helft 2008)
- Een gehuwde/samenwonende die per dag een inkomen heeft dat lager is dan bruto € 62,37; - Een ongehuwde die een kind heeft jonger dan 18 jaar met recht op kinderbijslag en per dag een inkomen heeft dat lager is dan € 56,63; - Een alleenstaande, ouder dan 23 jaar die per dag een inkomen heeft dat lager is dan € 47,76. Onder deze leeftijd gelden andere bedragen. 4.3.3
Hoogte van de toeslag
De toeslag wordt per dag toegekend en is het verschil tussen het sociaal minimum per dag en het bruto inkomen per dag. Voorbeeld van dagbedragen voor sociaal minimum (bruto): - Gehuwd/samenwonend € 62,37; - Alleenstaand met kind jonger dan 18 jaar € 56,63; - Alleenstaand zonder kinderen € 47,76. Tevens vakantietoeslag van 8%. Er kan een maximering van de toeslag van toepassing zijn. Er kan onder bepaalde omstandigheden een inkomensvrijlating gelden.
5
5.1
Ziektekosten
Zorgverzekeringswet (Zvw)
Sinds 2006 is de Zorgverzekeringswet (Zvw) van kracht. Deze bevat de plicht om een verzekering voor ziektekosten af te sluiten. Het basispakket aan medische zorg wordt jaarlijks in de wet vastgelegd. Voor wat niet in het basispakket van de Zvw is opgenomen kan men zich aanvullend verzekeren. Men betaalt een nominale premie voor het basispakket; naast deze premie wordt een inkomensafhankelijke bijdrage geheven door de werkgever of uitkeringsinstantie. Gelijk met de Zvw is de ‘zorgtoeslag’ ingevoerd. Dit is een maandelijks door de Belastingdienst uitbetaalde tegemoetkoming in de Zvw-premies waarop mensen met een laag inkomen recht hebben. 5.1.1
Wie is verzekeringsplichtig
Iedere ingezetene en niet-ingezetene met Nederlands inkomen is verplicht verzekerd voor de Zvw. Op deze hoofdregel bestaat een belangrijke uitzondering. Militairen in werkelijke dienst vallen niet onder de Zvw verzekeringsplicht. Voor hen blijft de SZVK (uitvoerder Univé) de verplichte verzekering. Met de invoering van de Zvw zijn gezinsgenoten van militairen niet meer bij de SZVK te verzekeren. In het ontstane gat is een eigen onderlinge verzekering – Zorgzaam – gesprongen. Deze staat vanaf 1 januari 2008 ook open voor reservemilitairen die niet doorlopend in werkelijke dienst zijn. De tweede uitzondering op de hoofdregel is de groep van ‘gemoedsbezwaarden’. De verzekeringsplicht ligt bij de individuele burger zelf. 5.1.2
Acceptatieplicht
Zorgverzekeraars zijn verplicht iedereen die zich aanmeldt en in het werkgebied van de verzekeraar woont te accepteren voor de basisverzekering. 5.1.3
Zorgplicht
De zorgverzekeraar moet ervoor zorgen dat verzekerden de zorg kunnen krijgen die zij nodig hebben (binnen de polisvoorwaarden). Bij overstappen naar en andere zorgverzekeraar is deze nieuwe verzekeraar verplicht om bestaande indicaties en machtigingen over te nemen. 5.1.4
Waarop verzekerden recht hebben
Het basispakket omvat (globaal, niet uitputtend) de volgende voor (reserve) militairen van belang zijnde componenten: - Geneeskundig zorg door huisartsen/medisch specialisten; - Vergoeding van geneesmiddelen op basis van het geneesmiddelenvergoedingssysteem; - Verbandmiddelen bij langdurige behandeling bij ernstige aandoening; - Dieetpreparaten bij ernstige aandoeningen;
versie: definitief
39
Reserve-personeel en sociale zekerheid Deel II Wetten en regelingen - Hulpmiddelen (hoortoestellen, elastische kousen, protheses, orthopedische schoenen blindengeleidehond, pruiken, gebitsprothese, communicatiemiddelen); - Tandheelkundige hulp van algemene aard voor verzekerden tot 18 jr.; - Opname, behandeling en verpleging in een ziekenhuis tot 365 dagen; daarna valt men onder de AWBZ; - Revalidatie al dan niet met meerdaagse opname; - Paramedische hulp zoals fysiotherapie, oefentherapie, ergotherapie en logopedie. Aan de behandelingen kunnen zowel voorwaarden als maximale aantallen worden verbonden; - Noodzakelijk vervoer per ambulance; - Zittend ziekenvervoer (taxi, openbaar vervoer, eigen vervoer) naar behandelcentra of ziekenhuis voor onder andere blinden, slechtzienden, rolstoelgebruikers; - Vanaf 1 januari 2008 zitten psychotherapie en eerstelijns psychologie ook in het basispakket (PTSS valt hier onder). Aan de behandeling kunnen maximale aantallen worden verbonden, of een eigen bijdrage. 5.1.5
Natura- of restitutiepolis
De Zvw staat toe dat verzekeraars polissen aanbieden in de vorm ‘natura’, ‘restitutie’ of een combinatie van die twee. Bij zorg in natura betaalt de zorgverzekeraar rechtstreeks aan de zorgverlener. De verzekerde is in zijn keuze beperkt tot de zorgaanbieders die een contract hebben met de zorgverzekeraar. Behandelingen door zorgaanbieders zonder contract worden niet of maar voor een deel vergoed. Bij ‘restitutie’ betaalt de verzekerde de rekening zelf en declareert deze vervolgens bij de zorgverzekeraar. Deze verzekeringsvorm kent in principe vrijheid van keuze van zorgverleners. Door deze vrijheid kan deze polisvorm duurder zijn. 5.1.6
Premie
De premie is opgebouwd uit twee delen: een inkomensafhankelijke bijdrage en een nominale premie. Het inkomensafhankelijk deel is in 2009 vastgesteld op 6,9% van het loon of inkomen. Dit met een maximum aan premieplichtig loon van € 32.369 per jaar. De premie wordt door de werkgever of uitkeringsinstantie afgedragen en in principe ook door de werkgever of uitkeringsinstantie vergoed als onderdeel van het belastbaar inkomen. Alle verzekerden van 18 jaar en ouder betalen daarnaast een nominale premie direct aan de zorgverzekeraar. Deze premie wordt jaarlijks door de zorgverzekeraar vastgesteld. Hier hoort sprake te zijn van marktwerking. 5.1.7
Meerdere inkomens
Bij meerdere gelijktijdige inkomens, doordat er meer dan één uitkering of arbeidsinkomen is wordt bij ieder inkomen de inkomensafhankelijke bijdrage ingehouden tot het geldende maximum. Cumulatief kan daardoor in een jaar meer dan het maximum voor de inkomensafhankelijke bijdrage worden afgedragen. Het teveel wordt in het volgende jaar door de Belastingdienst terugbetaald, hetzij direct aan de verzekerde, hetzij indirect door tussenkomst van de werkgever(s) of uitkeringsinstantie(s). De reservemilitair krijgt hier echter niet mee te maken door toedoen van zijn inkomen van Defensie. Dit omdat de ‘militair in werkelijke dienst’ niet valt onder de Zvw en Defensie daardoor geen inkomensafhankelijke bijdrage afdraagt over het reservisteninkomen. 5.1.8
Eigen risico (oude stijl)
In de situatie met de regeling voor ‘no claim’ kon men aanvullend kiezen voor een eigen risico; dit eigen risico lag tussen € 100 en € 500. Dit eigen risico had alleen invloed op de hoogte van de nominale premie. Hoe hoger het eigen risico hoe lager de nominale premie. Tevens is er een verplicht eigen risico van € 155. 5.1.9
Collectieve verzekering
Voor verzekerden is het afsluiten van een collectieve polis mogelijk. De verzekering kan dan worden afgestemd op de doelgroep. De maximale korting op de premie voor het basispakket bedraagt 10%. Voor de korting op de premie voor de aanvullende verzekeringen geldt geen maximum. 5.1.10
Aanvullende verzekeringen
‘Aanvullende verzekeringen’ kunnen recht geven op vergoedingen die niet in het basispakket zijn opgenomen. Te denken valt aan alternatieve zorg en tandartszorg. Zorgverzekeraars beslissen zelf welke verstrekkingen/vergoeding zij in aanmerking laten komen en tegen welke premie. 40
versie: definitief
Reserve-personeel en sociale zekerheid Deel II Wetten en regelingen 5.1.11
Uitvoering
De Zvw wordt uitgevoerd door landelijk werkende zorgverzekeraars. De Belastingdienst int de inkomensafhankelijke bijdrage voor de zorgverzekering. 5.1.12
Medische hulp in het buitenland (Zvw, en niet reisverzekering)
Voor extramurale hulp in het buitenland (bijv. hulp huisarts) is geen voorafgaande toestemming nodig van de zorgverzekeraar. Bij een natura polis dient wel te worden nagegaan of er contracten gesloten zijn met locale zorgaanbieders. Bij intramurale zorg (zorg met verblijf in een instelling) in het buitenland hangt het af van de polis of wel of geen toestemming nodig is van de zorgverzekeraar. 5.1.13
Zorgtoeslag
Alleenstaanden met een inkomen tot € 32.502 (norm 2009) en samenwonenden met een inkomen tot € 47.880 kunnen recht hebben op een toeslag, de ‘zorgtoeslag’. De hoogte is afhankelijk van het ‘toetsingsinkomen’ van de verzekerde en diens eventuele ‘toeslagpartner’.
5.2
De reservist, de Zvw en de SZVK
De kosten van geneeskundige zorg worden wat betreft ‘de reservist in werkelijke dienst’ niet betaald door een Zvwverzekering, ook niet betaald door de SZVK, maar door Defensie zelf. Hierna wordt achtereenvolgens aandacht besteedt aan de positie van de reservist in het AMAR wat betreft zijn verzekering tegen geneeskundige kosten, de verstrekking van die geneeskundige zorg en de betaling daarvan, en de medische kosten die later ontstaan na het verlaten van de militaire dienst. 5.2.1
De ‘militair in werkelijke dienst’ en de SZVK
De Zvw maakt voor de ‘militair in werkelijke dienst’ een uitzondering wat betreft de deelname aan het stelsel uit die wet (zie § 5.1.1). Voor de ‘militair in werkelijke dienst’ blijft de Stichting Ziektekostenverzekering Krijgsmacht (SZVK) – die buiten het Zvw-stelsel valt – de verplichte verzekeraar. Daarmee is echter niet gezegd dat elke ‘militair in werkelijke dienst’ onder de SZVK valt. Het AMAR bepaalt in artikel 90, lid 1 dat alleen ‘beroepspersoneel’ toegang heeft tot die SZVK35. De gekozen formulering in dit artikel sluit reserve-personeel in werkelijke dienst categorisch uit. Daarnaast wordt in lid 6 van datzelfde artikel expliciet vermeld dat personeel met een tijdelijke aanstelling als militair op grond van AMAR, artikel 11 ook is uitgesloten van deze verzekering. De ‘reservemilitair in werkelijke dienst’ valt bijgevolg ongeacht de aanstellingsmodaliteiten buiten beide stelsels! De bepaling dat wie “naar verwachting, ten minste 100 dagen in werkelijke dienst zou zijn” ook onder de SZVK viel, is met de invoering van de Zvw in 2006 komen te vervallen. Dus ook de reservist die vier maanden of meer mee op uitzending gaat blijft categorisch uitgesloten van de SZVK. 5.2.2
Geneeskundige zorg versus de betaling van die zorg
Hiervoor is gebleken dat de ‘reservemilitair in werkelijke dienst’ buiten beide verzekeringsstelsels valt. En dat terwijl voor de financiering van de geneeskundige zorg in Nederland het uitgangspunt geldt dat iedereen verzekerd is. Daaraan gaat vooraf het medisch-ethische principe dat iedereen de geneeskundige zorg moet krijgen die nodig is; en dat geldt in versterkte mate voor de militair die zijn militaire taak uitvoert. Binnen het uitgangspunt van de verzekering voor iedereen, geldt de regel dat iemand niet twee keer verzekerd mag zijn voor zijn ziektekosten. Voor het reserve-personeel is vervolgens de volgende oplossing bedacht. Dit personeel wordt geacht in civiel een doorlopende particuliere Zvw-verzekering te hebben. Bij elke vorm van verblijf in werkelijke dienst – ook voor front fill en back fill – moet deze verzekering doorlopen36. Echter, deze eigen verzekering van de reservist hoort niet te Voor wie is toegelaten tot de SZVK verwijst Artikel 90, lid 1 (AMAR) naar de definities voor categorieën personeel in AMAR, art. 1, en wel uitsluitend naar lid 1, onderdeel c, subonderdeel 1°. Onder 1° wordt het beroepspersoneel genoemd, onder 2° het reservepersoneel in werkelijke dienst. Het hele onderdeel c van dit artikel luidt: “c. militair in werkelijke dienst - tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald - de militair die: 1°. is aangesteld bij het beroepspersoneel, tenzij hij op non-activiteit is gesteld of hem buitengewoon verlof van lange duur is verleend; 2°. behoort tot het reservepersoneel en als zodanig feitelijk onder de wapenen is;” 36 ‘De reservemilitair in werkelijke dienst’ betaalt geen inkomensafhankelijke bijdrage voor de Zvw over zijn militaire inkomsten op grond van de uitzondering in de wet voor ‘de militair in werkelijke dienst’. Tijdens langdurig verblijf in werkelijke dienst is er geen sprake van civiel inkomen, zodat per saldo tijdens de tijd in werkelijke dienst helemaal geen inkomensafhankelijke bijdrage voor de Zvw wordt betaald. Is dit een beoogde en wenselijke situatie? 35
versie: definitief
41
Reserve-personeel en sociale zekerheid Deel II Wetten en regelingen maken te krijgen met de medische kosten ontstaan tijdens verblijf in werkelijke dienst. Die kosten worden door Defensie zelf overgenomen. De directe medische zorg van het reserve-personeel in werkelijke dienst, en de betaling daarvan is apart in het AMAR geregeld met de bepaling dat dit personeel aanspraak heeft op medische zorg verstrekt door of vanwege de MGD. De ongebruikelijke omstandigheid doet zich voor dat in dit ene artikel de verstrekking van noodzakelijke medische zorg en de bekostiging daarvan in één zin wordt geregeld. Op dit artikel uit het AMAR wordt hierna nader ingegaan in § 5.2.3. De kosten van de medische zorg voor het reserve-personeel in werkelijke dienst worden gedragen door Defensie zelf en niet door de SZVK. Dit betekent dat de reservemilitair in werkelijke dienst niet op basis van een verzekering zijn zorg betaald krijgt, maar direct door Defensie. Voor het reserve-personeel in werkelijke dienst betekent dit dat alleen voor hen geldt dat er een inkomenscomponent – geneeskundige zorg – is die niet gefiscaliseerd is. Dit in tegenstelling tot burgers en militair beroepspersoneel voor wie de financieringsbron een verzekering is waaraan het personeel en de werkgever premies betalen. De werkgeversbijdrage valt als inkomenscomponent onder de heffing voor de inkomstenbelasting. 5.2.3
AMAR
artikel 90b Aanspraken reservisten en tijdelijk aangestelde militairen
Tijdens verblijf in werkelijke dienst heeft het reserve-personeel aanspraak op medische zorg verstrekt door of vanwege de MGD. Dit is geregeld in artikel 90b Aanspraken reservisten en tijdelijk aangestelde militairen van het AMAR (was 90c). Dat houdt mede in dat indien de MGDn geen medische zorg (kunnen) verlenen, de reservemilitair zich moet vervoegen bij een civiele arts of ziekenhuis. De kosten van deze medische zorg door derden, tijdens verblijf in werkelijke dienst, worden overgenomen door Defensie (niet de SZVK). ¶ Rekeningen dienen via de commandant te worden ingediend37. Omdat de procedure voor het indienen van facturen niet bestaat zijn ongewenste situaties ontstaan. Personeel van Defensie gaf het advies om als ‘burger’ naar arts of ziekenhuis te gaan en de relatie naar Defensie te verzwijgen. Op deze wijze werden de kosten direct door de eigen verzekering afgehandeld. Het afleggen van onjuiste verklaringen tegenover de eigen zorgverzekering over de reden van de medische kosten is echter niet toegestaan. De gevolgen van het afleggen van onjuiste verklaringen kan zijn het uitsluiten van die verzekering. Personeel van Defensie dient zich dan ook te onthouden van ‘nuttige adviezen’ om iets anders te verklaren over de medische kosten dan dat die in werkelijke dienst zijn ontstaan wanneer dat het geval is. Bij uiteindelijke uitsluiting geeft Defensie en haar personeel immers niet thuis als de gevolgen van het ‘nuttige advies’ – de uitsluiting – op Defensie worden verhaald. In de brief Reservistenzorg (2008) 38 wordt aangekondigd dat de medische zorg door of vanwege de MGD tot 30 dagen na het verblijf in werkelijke dienst wordt verstrekt. In het AMAR is dit nog niet terug te vinden. Deze nieuwe bepaling zou het bijvoorbeeld mogelijk gaan maken dat de (NATRES) reservist die op zaterdag in het oefenterrein een tand kwijt raakt, op de volgende maandag naar de militaire tandars kan gaan of op kosten van Defensie bij zijn eigen tandarts terecht kan voor behandeling aan die tand (mits er een PVO is opgesteld). Nu is dit bezoek aan de eigen tandarts nog op eigen kosten en niet altijd (particulier) verzekerd. Het voorbehoudt in deze beschouwing berust op het principe dat een beleidsdocument geen rechten schept voor de individuele burger. Pas de aangepaste wet- of regelgeving voorziet daarin. 5.2.4
AMAR
artikel 91a Ziekte of een gebrek verband houdende met de uitoefening van de dienst
De geneeskundige kosten die ontstaan na vertrek uit werkelijke dienst moeten gedeclareerd worden bij de eigen ziektekostenverzekering. Als die geneeskundige kosten een dienstverband hebben en niet door de eigen verzekering worden gedekt (vallen niet onder de wettelijke norm voor de zorgverzekering) kunnen die bij Defensie worden gedeclareerd. Dit is terug te vinden in artikel 91a Ziekte of een gebrek verband houdende met de uitoefening van de dienst (was 104) van het AMAR39 en de bijbehorende Regeling dienstverbandaanspraken geneeskundige verzorging. Het is opvallend dat dit artikel in het verleden niet is gehanteerd om alsnog de tandartskosten van de hiervoor als voorbeeld aangehaalde (NATRES) reservist te verhalen op Defensie. Een mogelijke verklaring hiervoor is te vinden in de interpretatie van de voorwaarde “na vertrek uit werkelijke dienst”. De reservist met een aanstelling kan wel en niet in werkelijke dienst zijn. De reservist hoeft niet ontslagen te zijn om te vallen onder de voorwaarde “na vertrek uit werkelijke dienst”. In de praktijk zal dit verband wel zijn gelegd.
37 Deze bepaling is al ca. tien jaar opgenomen in het AMAR. De uitvoeringsregeling bestaat echter nog niet. Het is mogelijk dat de verrekenmethodes die nu tussen de zorgverleners en verzekeraars bestaan ertoe leiden dat nota’s die naar Defensie horen te gaan toch automatisch naar de eigen verzekering worden verstuurd. 38 Brief Staatssecretaris van Defensie aan Tweede Kamer, Reservistenzorg, d.d. 2 mei 2008, nr. P/2008008380. 39 In het AMAR op het MP-Net staat per 16-06-2009 in art. 91a een storende fout. Voor het maximum van de verstrekking wordt verwezen naar “artikel 90a, derde lid”. Dit moet in de huidige opbouw van Paragraaf 1, Ziektekosten zijn “artikel 90, tweede lid”.
42
versie: definitief
Reserve-personeel en sociale zekerheid Deel II Wetten en regelingen
5.3
Algemene wet bijzondere ziektekosten (AWBZ)
De Algemene wet bijzondere ziektekosten (AWBZ) heeft tot doel de gehele bevolking te verzekeren tegen het risico van bijzondere ziektekosten. Hierbij gaat het om geneeskundige risico’s die niet via de Zvw gedekt zijn. Daaronder vallen onder andere verblijf in een verpleeghuis of instelling voor gehandicapten. Alle ingezetenen, ongeacht leeftijd of nationaliteit, zijn verzekerd voor de AWBZ. De regeling kent nu vijf functiegerichte zorgvormen: 1. Persoonlijke verzorging: hulp bij de dagelijkse verzorging zoals douchen, scheren, aankleden, eten en drinken, naar de wc gaan, aanbrengen van protheses, en het doen van oefeningen; 2. Verpleging: de (dagelijkse) behandeling en verzorging bij gezondheidsproblemen, bijv. toedienen van medicijnen of zuurstof, aanbrengen van infuus of katheter, wondverzorging, geven van injecties, geven van advies, instructies en voorlichting over hoe om te gaan met ziekte en hulpmiddelen; 3. Begeleiding: ondersteunende en activerende activiteiten gericht op het bevorderen van de zelfredzaamheid van verzekerden met ernstig regieverlies of een ernstige invaliderende aandoening of beperking. Doel is om zo lang mogelijk thuis te kunnen blijven en opname in een intramurale instelling te voorkomen. Begeleiding kan zowel individueel als groepsverband en in dag en nachtopvang geschieden. 4. Behandeling is gericht op herstel of voorkomen van verergering van de aandoening of beperking. Het gaat hierbij om behandeling van onder andere medisch specialistische aard. Bijvoorbeeld revalidatie na een ernstig ongeval. Zoals bekend is per 01-01-2008 activiteiten/behandeling in het kader van psychische stoornis vallend onder de Zvw. 5. Verblijf kort- of langdurend. Bedoeld voor mensen welke niet meer thuis verpleegd kunnen worden. Binnen de AWBZ instelling krijgen zij therapie, bescherming, toezicht. De regeling kent het Persoonsgebonden budget (PGB), of zorg in natura. De zorgaanbieder moet wel bereid zijn om de zorg aan huis te leveren. Het PGB wordt alleen toegekend bij zorgvorm ‘5. Verblijf kort- of langdurend’. Per 1 januari 2009 zijn de functies ‘ondersteunende begeleiding’, ‘activerende begeleiding’ en ‘behandeling’ omgevormd tot ‘begeleiding’ en ‘behandeling’. Aanspraak op de functie ‘begeleiding’ is verder beperkt. Bij problemen met maatschappelijke participatie dient men nu een beroep te doen op de Wmo. Mensen met alleen lichamelijke problemen krijgen sinds 2008 geen ondersteunende begeleiding meer. Zij moeten zelf een oplossing zoeken. Mensen met psychosociale problemen vallen voortaan onder de verantwoordelijkheid van de gemeenten. Ook ‘psychosociale zorg’ is verdwenen uit de AWBZ en ondergebracht bij de gemeenten. Huishoudelijke verzorging valt ook al onder de Wmo. 5.3.1 -
Overige zorgaanspraken
Ziekenhuis en revalidatiezorg vanaf de 366e dag; Geneeskundige, farmaceutische en tandheelkundige hulp bij verblijf in AWBZ instelling; Verpleegartikelen en hulpmiddelen tot maximaal 26 weken (bijv. krukken/toiletstoel); Medisch noodzakelijk vervoer bij AWBZ-zorg bij functie ‘begeleiding’ gedurende een dagdeel; Individueel gebruik rolstoel bij een AWBZ-instelling; En verder, onder voorwaarden: ° Doventolk.
5.3.2
Eigen bijdrage (norm 1e helft 2009)
Degene die gebruik maakt van een voorziening van de AWBZ moet een eigen bijdrage betalen. Die bijdrage is afhankelijk van de soort voorziening. De regeling kent een bijdrage bij voorzieningen thuis en een lage- en hoge eigen bijdrage bij verzorging buitenshuis. Deze eigen bijdrage leidt tot een zware tot zeer zware financiële aanslag op het gezinsinkomen (zie de maximumbedragen van € 741,20 (lage eigen bijdrage) tot € 1.838,60 (hoge eigen bijdrage) per maand). 5.3.2.1
Eigen bijdrage bij AWBZ-zorg thuis
De eigen bijdrage is afhankelijk van eigen inkomen, leeftijd en gezinssituatie; niet van eigen vermogen. De eigen bijdrage per uur bedraagt maximaal: - € 17,20 voor ongehuwden jonger dan 65 jaar met een maximaal jaarinkomen van € 21.703; - € 24,60 voor gehuwden met een maximaal jaarinkomen van € 26.535 en één of beide partners jonger dan 65 jaar. - Is het jaarinkomen hoger dan de gestelde maxima dan bedraagt de bijdrage per 4 weken over het meerdere 15% van het meerdere, gedeeld door 13.
versie: definitief
43
Reserve-personeel en sociale zekerheid Deel II Wetten en regelingen Voor de AWBZ en de Wmo bestaat een gezamenlijke eigenbijdrageregeling, vastgelegd in twee regelingen: het Besluit maatschappelijke ondersteuning en het Bijdragebesluit zorg AWBZ. Er geldt een anticumulatiebeding op de eigen bijdragen voor de AWBZ; er worden in mindering gebracht de eigen bijdragen (AWBZ) en eigen betalingen (Wmo). Wie al een eigen bijdrage voor verblijf in een instelling betaalt, is geen eigen bijdrage voor AWBZ-zorg thuis of hulp bij het huishouden verschuldigd. 5.3.2.2
Eigen bijdrage bij verblijf in een instelling
Hierbij zijn twee soorten eigen bijdrage te onderscheiden, de hoge- en de lage bijdrage: - Laag (verblijf korter dan 6 maanden): - Hoog (verblijf langer dan 6 maanden): Minimaal € 141,20, maximaal € 741,20 per maand. Maximaal € 1.838,60 per maand. 5.3.2.3
Tot slot
Er zijn uitzonderingen op het betalen van de hoge bijdrage, dus betalen van alleen de lage bijdrage40: - De verzekerde zal naar de thuissituatie terugkeren; - Er wordt een kind onderhouden waarvoor men kinderbijslag of studiefinanciering ontvangt; - Die verblijfszorg thuis ontvangt (doorlopende kortdurende indicatie); - De partner woont nog thuis. Hoeveel iemand moet betalen hangt af van de duur van het verblijf en de thuissituatie, beiden zijn inkomensafhankelijk. Te allen tijde heeft men recht op zak- en kleedgeld: - Alleenstaanden € 285,88; - Partners € 444,66.
5.4 5.4.1
Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) Algemeen
De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) is de opvolger van de Wet voorzieningen gehandicapten (WVG) en de Welzijnswet. In de Wmo is ook opgegaan de vroegere huishoudelijke hulp uit de AWBZ. Sinds 1 januari 2008 krijgen mensen met psychosociale problemen geen ondersteuning meer vanuit de AWBZ, zij vallen voortaan onder de verantwoordelijkheid van de gemeenten. Bijzonder is dat iedere gemeente binnen bepaalde kaders haar eigen Wmo-beleid kan voeren. 5.4.2
Doelstelling van de Wmo
Het doel van de wet is om beperking van deelname aan het maatschappelijk verkeer te compenseren, het zgn. compensatiebeginsel. Maatregelen uit de Wmo kunnen zijn algemene maatregelen zoals een goed leefklimaat scheppen maar ook woningaanpassingen, vervoersvoorzieningen en hulp bij het huishouden. De Wmo onderkent negen ‘prestatievelden’: - Bevordering sociale samenhang en leefbaarheid; - Ondersteuning jeugdigen met problemen; - Informatie, advies en cliëntondersteuning; - Ondersteuning mantelzorgers en vrijwilligers; - Bevordering van deelname aan de samenleving door mensen met een beperking; - Verlenen voorzieningen aan mensen met een beperking; - Maatschappelijke opvang; - Verslavingsbeleid (oud militairen, veteranen?); - Openbare geestelijke gezondheidszorg. 5.4.3
Uitwerking door en bevoegdheden van gemeenten
De Wmo-regeling per gemeente moet zijn vastgelegd in een gemeentelijke verordening. De regels per gemeente kunnen verschillen op grond van beleidsvrijheid en, of de ‘lokale situatie’.
40 In 2006 heeft de rechter bepaald dat geen eigen bijdrage verschuldigd is voor zorg die nodig is vanwege een arbeidsongeval of beroepsziekte. Een eigen bijdrage in die gevallen zou in strijd zijn met de Europese Code Sociale Zekerheid (1964). Volgens zeggen van het CAK wordt ieder geval afzonderlijk bekeken. De eigen betaling onder de Wmo valt niet onder dit vonnis.
44
versie: definitief
Reserve-personeel en sociale zekerheid Deel II Wetten en regelingen De gemeente kan aan personen boven de 18 jaar een eigen bijdrage vragen. Voor individuele voorzieningen in natura of door een persoonsgebonden budget (PGB). Een rolstoel is uitgezonderd van de eigen bijdrage. Doorgaans zal bij woonvoorzieningen een financiële tegemoetkoming worden verstrekt. De hoogte van de eigen bijdrage onder de Wmo is dezelfde als onder de AWBZ-zorg thuis (zie hiervoor). 5.4.4
Nader
Vanaf 1 januari 2010 kan alleen als er expliciet om wordt gevraagd worden gekozen voor de inzet van een alphahulp die dan betaald moet worden uit een PGB. Bij extra kosten voor hulpbehoevenden, ten gevolge van loondoorbetaling aan een zieke alphahulp, kan de gemeente eventueel een aanvullend PGB, of de voorziening in natura toekennen. Een alphahulp ‘in natura’ toekennen door de gemeente betekent dat de gemeente de alphahulp zelf, direct betaalt. Hierbij heeft de hulpbehoevende niet meer zelf de regie in handen zoals wel het geval is met een PGB. 5.4.5
Mantelzorg (ondergebracht in de Wmo)
In toenemende mate worden arbeidsongeschikte of invalide personen (waaronder dus ook reservisten) afhankelijk in eerste instantie van hulp van familie, vrienden, bekenden. Dit kan voor deze kring van hulpverleners een (te) zware geestelijke en lichamelijke inspanning opleveren. Ook hierin dient Defensie daar waar mogelijk bij te springen in regelingen en voorzieningen.
5.5
Voorzieningenstelsel militaire oorlogs- en dienstslachtoffers (VMOD)
Begrippen: Financiële vergoeding = Financiële tegemoetkoming =
volledige financiële vergoeding gedeeltelijke financiële vergoeding
Het Voorzieningenstelsel militaire oorlogs- en dienstslachtoffers (VMOD) kan aanvullend werken op voorliggende voorzieningen zoals aanspraken op Zvw, Wmo en AWBZ. 5.5.1
Voor wie
Voorzieningen kunnen vanuit het VMOD worden verleend aan de militair en aan de gewezen militair als deze voldoet aan de volgende voorwaarden: 1. De verstrekking daarvan in verband met de aanwezige invaliditeit om medische dan wel sociaal medische redenen aangewezen is; 2. Deze voor lange tijd noodzakelijk is; 3. Deze voor betrokkene niet algemeen gebruikelijk is; 4. Indien na medisch onderzoek in verband met de invaliditeit van betrokkene de medische noodzaak is komen vast te staan of deze door betrokkene vooraf is aangevraagd. 5.5.2
Soort voorzieningen
Men heeft eventueel recht op de volgende voorzieningen: 1. Leefvoorzieningen; 3. Voorzieningen voor kosten van geneeskundige verzorging; 2. Werkvoorzieningen; 4. Bijzondere voorzieningen 5.5.2.1
Leefvoorzieningen
Deze voorzieningen kunnen betrekking hebben op: 1. Verplaatsing per taxi of auto; 2. Verplaatsing binnen en buiten per rolstoel; 3. Wonen; 4. Kosten verbonden aan, op zich normale huishoudelijke uitgaven;
5. 6. 7. 8. 9.
Ontspanning of ontwikkeling; Conditietraining; Verplaatsing per fiets; Kosten verbonden aan alarmeringstoestellen; Algemeen dagelijkse levensverrichtingen.
Voorbeelden: 1. Financiële tegemoetkoming in: vervoer door derden, (rolstoel) taxi, gebruik eigen auto; 2. Financiële vergoeding van de kosten van een standaardauto of duurdere auto indien standaard auto niet geschikt is; 3. Verstrekken rolstoel in bruikleen en onderhoud, reparatie en keuring; 4. Financiële vergoeding van kosten van verhuizing door een erkende verhuizer, financiële tegemoetkoming van de eigen bijdrage voor een woonvoorziening krachtens de Wmo of AWBZ; versie: definitief
45
Reserve-personeel en sociale zekerheid Deel II Wetten en regelingen 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11.
Financiële vergoeding voor huishoudelijk hulp verleend door een instelling van gezinsverzorging; Financiële tegemoetkoming extraslijtage kleding, beddengoed, schoeisel; Financiële tegemoetkoming van de kosten van hobby beoefening; Financiële tegemoetkoming voor apparatuur voor conditietraining; Financiële tegemoetkoming in de meerkosten van een afwijkende fiets dan de standaardfiets; Financiële tegemoetkoming in de aanschaf van een mobiele telefoon, in verband met het inroepen van hulp; Financiële tegemoetkoming in de kosten van middelen dan wel behandeling betrekking hebbend op ondersteuning voor het verrichten van dagelijkse levensverrichtingen tengevolge van invaliditeit.
5.5.2.2
Werkvoorzieningen
Dit zijn voorzieningen welke betrekking hebben op woon-werkverkeer dan wel een combinatie van woonwerkverkeer en leefvervoer. 5.5.2.3
Voorzieningen voor de kosten van geneeskundige verzorging
Hierbij wordt betrokkene financieel volledig vergoed voor bijvoorbeeld: - De eigen bijdrage van aanschaf van elastische kousen, aanschaf orthopedische schoenen/steunzolen bij eerste verstrekking dan wel bij extra slijtage. - De eigen bijdrage van de AWBZ indien passende woonruimte verband houdend met de handicap niet aanwezig is en verblijf in een instelling of verzorgingshuis noodzakelijk is. Betrokkene wordt gedeeltelijk financieel vergoed voor bijvoorbeeld: - Hoortoestel, prothese, sta-op stoel, douche-toilet stoel, psychologische hulp, speciaal bed. 5.5.2.4
Bijzondere voorzieningen
In bijzondere gevallen kan betrokkenen in aanmerking komen voor een VMOD-voorziening verband houdende met zijn invaliditeit indien hierin niet vanuit een andere titel wordt voorzien. Van een bijzondere voorziening is sprake als de kosten van de voorziening niet ten laste van betrokkene dienen te komen en weigering zou leiden tot ernstige bestaansverschraling of psychische decompensatie van betrokkene. Hierop is van toepassing artikelen 11 van het VMOD. In dezelfde context dient artikel 15 van het VMOD te worden bezien. Dit is een hardheidsclausule die voorziet in nog niet beschreven voorzieningen. Dat zijn de voorzieningen die nog niet in de regeling zijn opgenomen omdat bij publicatie deze nog niet bekend of voorzienbaar waren en waarvan toevoeging wel wenselijk is. 5.5.3
Tot slot
In het Sector Overleg Defensie (SOD) wordt geregeld gesproken over het voorzieningen- en verstrekkingenstelsel. Waar mogelijk wordt de (financiële) regelgeving lopend aangepast. Detaillering van betrokken voorzieningen vindt plaats in de voorzieningenregeling voor militaire oorlogs- en dienstslachtoffers.
6
Overlijden
Degene die onverhoopt komt te overlijden als reservemilitair wil dat diens nabestaanden verzorgd achtergelaten worden. Naast uitkeringen op grond van de sociale volksverzekeringen Anw en AOW en eventuele in privé dan wel via de werkgever extra afgesloten verzekeringen met overlijdensdekking, hebben de nabestaanden van de militair recht op een Bijzonder Nabestaandenpensioen.
6.1
Bijzonder Nabestaandenpensioen
Het Bijzonder Nabestaandenpensioen (Bijzonder NP) is het pensioen dat tot uitkering komt aan de nabestaanden van de militair in geval van overlijden in en door de dienst. De reden voor de kwalificatie ‘Bijzonder’ ligt in het uitzonderlijke karakter van het militaire beroep en de verantwoordelijkheid die Defensie hiervoor op zich blijft nemen. De rechten op dit bijzondere pensioen zijn publiekrechtelijk geregeld in het Besluit bijzondere militaire pensioenen. Bij het maken van aanspraken op Bijzonder NP wordt onderscheid gemaakt in aanspraken als gevolg van het overlijden met dienstverband en zonder dienstverband. Voor wat betreft de nabestaanden wordt onderscheid gemaakt in: Partner: Weduwe of weduwnaar van een overledene of de man/vrouw die met de overledene samenwoonde tot en met de dag van overlijden. Halfwezen: Kinderen van wie één ouder is overleden. Wezen: Kinderen van wie beide ouders zijn overleden. 46
versie: definitief
Reserve-personeel en sociale zekerheid Deel II Wetten en regelingen
6.2
Overlijden met dienstverband
Onder overlijden met dienstverband wordt verstaan het als gevolg van de dienst overlijden onder specifieke omstandigheden die worden gekenmerkt als artikel 4 of 5 van de Regeling proces-verbaal van ongeval en rapportage medische aangelegenheden (PVO). Binnen het Besluit bijzondere militaire pensioenen zijn deze bekend als een voortdurend partner- of wezen pensioen en het tijdelijk verhoogd partner- of wezenpensioen.
6.3
Voortdurend partner- of wezenpensioen
De partner van de militair die is overleden dan wel is vermist onder artikel 4 omstandigheden van de regeling PVO, heeft levenslang recht op een partnerpensioen dat berekend wordt op basis van invaliditeit van 100%. Dit geldt ook voor de (half-) wezen die de militair achterlaat. Echter, dan wordt de periode van uitkering beperkt tot het moment waarop voor het kind geldt: 1. De leeftijd van 21 jaar wordt bereikt; 2. Men huwt; 3. Men wettig kind is geworden van een ander. Partner Wezen41 Halfwezen41
6.4
5/7 × (100% × berekeningsgrondslag – 100% × uitkering Anw) 2/7 × (100% × berekeningsgrondslag – 100% × uitkering Anw) 1/7 × (100% × berekeningsgrondslag – 100% × uitkering Anw)
Tijdelijk verhoogd partner- of wezenpensioen
De partner van de militair die is overleden dan wel is vermist onder artikel 5 omstandigheden van de regeling PVO heeft gedurende de tijdelijke periode dat, indien deze militair nog zou leven hij de leeftijd van 65 jaar nog niet zou hebben bereikt, recht op een partnerpensioen dat berekend wordt naar mate van invaliditeit van 90,02%. Voor de (half-) wezen die de militair achterlaat is deze uitkering beperkt tot het moment waarop: 1. De leeftijd van 21 jaar wordt bereikt; 2. Men huwt; 3. Men wettig kind is geworden van een ander. Partner Wezen41 Halfwezen41
6.5
5/7 × (90,02% × berekeningsgrondslag – 90,02% × uitkering Anw) 2/7 × (90,02% × berekeningsgrondslag – 90,02% × uitkering Anw) 1/7 × (90,02% × berekeningsgrondslag – 90,02% × uitkering Anw)
Overlijden zonder dienstverband
Onder het overlijden zonder dienstverband wordt verstaan het overlijden van de militair door omstandigheden waarbij geen dienstverband is vastgesteld. De nabestaanden hebben ook dan recht op NP. Hierbij is onderscheid te maken in overlijden terwijl men al ≥ 10% invalide is als gevolg van de dienst (men geniet intussen een militair IP) en < 10%, of zonder dat men invalide is.
6.6
Overlijden zonder dienstverband maar met IP
De partner, van de militair die is komen te overlijden, anders dan onder omstandigheden uit artikel 4 of 5 van de regeling PVO, maar wel al rechten ontleende aan een militair IP heeft gedurende de periode dat, indien deze militair nog zou leven en de leeftijd van 65 jaar nog niet zou hebben bereikt, recht op een partnerpensioen dat berekend wordt naar mate van het vastgestelde invaliditeitspercentage. Voor de (half-) wezen die de militair achterlaat is deze uitkering beperkt tot het moment waarop: 1. De leeftijd van 21 jaar wordt bereikt; 2. Men huwt; 3. Men wettig kind is geworden van een ander. Partner Wezen41 Halfwezen41
6.7
5/7 × (IP% × berekeningsgrondslag – IP% × uitkering Anw) 2/7 × (IP% × berekeningsgrondslag – IP% × uitkering Anw) 1/7 × (IP% × berekeningsgrondslag – IP% × uitkering Anw)
Overlijden zonder dienstverband en zonder IP
De partner, van de militair die is komen te overlijden, anders dan onder omstandigheden uit artikel 4 of 5 van de regeling PVO, en geen rechten ontleende aan een militair IP, heeft gedurende de periode dat, indien deze militair nog 41
Wezen en halfwezen hebben in totaal recht op 5/7. Inclusief partner bedraagt de maximale uitkering dus 10/7.
versie: definitief
47
Reserve-personeel en sociale zekerheid Deel II Wetten en regelingen zou leven en de leeftijd van 65 jaar nog niet zou hebben bereikt, recht op een partnerpensioen dat berekend wordt op basis van het OP van de militair. Voor de (half-) wezen die de militair achterlaat is deze uitkering beperkt tot het moment waarop: 1. De leeftijd van 21 jaar wordt bereikt; 2. Men huwt; 3. Men wettig kind is geworden van een ander. Partner Wezen Halfwezen
Overleden voor het 65e levensjaar 5/7 × Ouderdomspensioen 2/7 × Ouderdomspensioen 1/7 × Ouderdomspensioen
Overleden in/na het 65e levensjaar 5/14 × Ouderdomspensioen 2/14 × Ouderdomspensioen 1/14 × Ouderdomspensioen
Belangrijk: 1. Wezen en halfwezen hebben in totaal recht op 5/7. Inclusief partner bedraagt de maximale uitkering dus 10/7. 2. Indien de gewezen militair overlijdt na zijn 65e krijgt de partner 5/14e deel en de wezen en halfwezen respectievelijk 2/14e en 1/14e van het OP opgebouwd vanaf 2004. Voorgaande jaren blijven conform 5/7e, 2/7e en 1/7e.
6.8
Eenmalige uitkeringen (AMAR artikel 118a)
Bij overlijden onder artikel 4, dan wel artikel 5 omstandigheden van de PVO: 3 bruto maandsalarissen worden netto uitgekeerd (bron Defensie); Bij overlijden zonder artikel 4 of artikel 5 omstandigheden van de PVO, maar met IP/OP: 2 bruto maandsalarissen worden netto uitgekeerd (bron ABP); Bij overlijden zonder artikel 4 of artikel 5 omstandigheden van de PVO, en zonder IP/OP: 3 × 30 × dagloon. Deze uitkering wordt naar verluidt ook aan de nabestaanden van de reservemilitair uitbetaald wanneer deze in werkelijk dienst is komen te overlijden. Artikel 118a van het AMAR is nog niet in overeenstemming gebracht met deze intentie.
7
Overige onderwerpen
7.1
Wet Inkomstenbelasting 2001 geldend voor aftrekposten jaar 2008
De reservemilitair kan geconfronteerd worden met aftrekposten voor de inkomstenbelasting (IB) op grond van de bepalingen over buitengewone uitgaven in de Wet Inkomstenbelasting 2001. De aftrek is pas mogelijk wanneer de omvang van de in aanmerking te nemen uitgaven het geldende drempelbedrag te boven gaat. - Ziekte en invaliditeit van bij de belastingplichtige zorgafhankelijke ouders, broers, zusters.
Buitengewone uitgaven zijn uitgaven wegens: - Ziekte of invaliditeit van de belastingplichtige, zijn partner, kinderen jonger dan 27 jaar en tot zijn huishouding behorende ernstig gehandicapte personen van 27 jaar of ouder; - Overlijden van de belastingplichtige, zijn partner of zijn kinderen jonger dan 27 jaar; - Arbeidsongeschiktheid of chronische ziekte van de belastingplichtige; 7.1.1
Als uitgaven wegens ziekte, invaliditeit worden aangemerkt: - Algemene uitgaven; - Specifieke uitgaven; - Vaste aftrek voor uitgaven wegens chronische ziekte; - Overige uitgavenen.
Algemene uitgaven
- Premies aanvullende verzekering; - Vaste aftrek voor arbeidsongeschiktheid. 7.1.2 -
48
Specifieke uitgaven
Voorgeschreven medicijnen; Hulpmiddelen; Aanpassingen aan een woning; Vervoer zieke of invalide; Dieet op doktersvoorschrift;
-
Huisapotheek; Verzorging of verpleging; Andere aanpassingen; Extra gezinshulp; Extra uitgaven voor kleding en beddengoed.
versie: definitief
Reserve-personeel en sociale zekerheid Deel II Wetten en regelingen 7.1.3
Chronische ziekte
Voor uitgaven in verband met chronische ziekte mag men een vast bedrag van € 821 meetellen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden: - Jonger dan 65 jaar op 31-12-2007; - Geen recht op vaste aftrek voor arbeidsongeschiktheid; - In 2008 meer dan € 325 uitgegeven aan specifieke uitgaven. 7.1.4
Overige uitgavenen
- Medische hulp; - Reiskosten ziekenbezoek;
- Verpleging; - Begrafenis of crematie.
Op de bovenvermelde uitgaven kunnen door de Belastingdienst beperkingen/voorwaarden worden gesteld. 7.1.5
Tot slot
In uw aangifte in 2009 voor het belastingjaar 2008 zullen de volgende posten vervallen: - Standaardpremie zorgverzekering; - Inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekering. Tevens wijzigt: De drempel van het verzamelinkomen. Deze was 11,5% en wordt voor het belastingjaar 2008 1,65% van het verzamelinkomen. Met ingang van 2009 wordt de gehele regeling voor buitengewone uitgaven afgeschaft. Iedereen zal het dan moeten doen met de (gedeeltelijke) vergoeding uit de basisverzekering. Momenteel is nog onduidelijk op welke wijze chronisch zieken en gehandicapten worden gecompenseerd voor het wegvallen in belastingjaar 2009 van deze regeling voor buitengewone uitgaven42.
7.2 7.2.1
Procedures Proces-verbaal van ongeval (PVO)
De reservemilitair die tijdens zijn verblijf in werkelijke dienst een ongeval overkomt, dient ervoor te zorgen dat een proces-verbaal van ongeval (PVO) wordt opgemaakt. Het opstellen van het PVO gebeurt onder verantwoordelijkheid van de commandant (minimaal op niveau van compagnie of vergelijkbaar niveau). Het opmaken van het PVO is belangrijk voor het bepalen van eventuele aanspraken op pensioenen, voorzieningen en verstrekkingen. Uiteindelijk beslist het ABP-BRD, daartoe gemachtigd op grond van artikel 147 van het AMAR, welke rechten de reservemilitair kan ontlenen aan het stelsel van pensioenen dan wel voorzieningen en verstrekkingen. Het opstellen van het PVO vraagt meer aandacht. Te vaak wordt het ABP en de reservemilitair geconfronteerd met het gegeven dat het PVO ‘zoek’ is. 7.2.2
Ziekmelden en keuren
De reservemilitair die zijn normale werk niet kan hervatten dient zich ziek te melden bij zijn (burger) werkgever of uitkeringsinstantie. De reservemilitair doorloopt bij zijn eigen werkgever/instantie het normale traject van ZW/WULBZ en WIA-keuring. Daarnaast wordt ook bij Defensie een keuringstraject doorlopen. Bij de keuring voor Defensie is er verschil tussen arbeidsongeschikt en dienstongeschikt. De militair ondergaat daartoe twee verschillende keuringen. Zo mogelijk vinden beide keuringen gelijktijdig plaats: - Eén keuring om de mate van arbeidsongeschiktheid te bepalen binnen de WIA; - Eén keuring door Defensie om de dienst(on)geschiktheid en invaliditeit (met dienstverband) vast te stellen. Het kan passeren dat iemand volledig dienstongeschikt is, maar binnen de WIA volledig arbeidsgeschikt.
42 Bij invoering van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) zijn het chronisch ziekenforfait en de aftrek van ziektekosten voor de IB afgeschaft. Volgens een artikel in de Telegraaf van 11 april 2009 (p. TA7) is hierdoor een domino-effect ontstaan. Het wegvallen van de twee vormen van aftrek leidt tot een hoger belastbaar inkomen bij chronisch zieken en gehandicapten. Dit hogere belastbare inkomen werkt door in de beoordelingsnormen voor onder andere huurtoeslag, kwijtschelding gemeentelijke heffingen, gemeentelijke kortingen, zorgtoeslag en langdurigheidstoeslag. Per saldo gaat men erop achteruit ondanks de vergoedingen uit de Wtcg. In de Telegraaf van 22 augustus 2009 wordt melding gedaan van problemen met de uitkeringen uit de Wtcg.
versie: definitief
49
Reserve-personeel en sociale zekerheid Deel II Wetten en regelingen 7.2.3
Rapport van medisch aangelegenheden
Indien vermoed wordt dat een ziekte of gebrek van een (reserve-) militair mogelijk in verband kan worden gebracht met de uitoefening van de militaire dienst, zoals bedoeld in artikel 4 of 5 van de regeling PVO, wordt door een (militair) arts een ‘rapport van medische aangelegenheden’ opgemaakt. Dit rapport dient alle relevante gegevens over de ziekte of het gebrek te bevatten (zie regeling PVO, artikel 10). Er dient gebruik te worden gemaakt van het betreffende standaardformulier. 7.2.4
Melden bij uitvoerende instanties
Er dient een melding plaats te vinden bij het UWV en bij het ABP van ziekte en arbeidsongeschiktheid. Nog moet worden onderzocht of er ook andere instanties zijn die geïnformeerd moeten worden. De wens bestaat dat ziekmeldingen van reservemilitairen bij de burger werkgevers ook naar Defensie gaan. De Regeling ziek- en hersteldmelding defensiepersoneel stelt in artikel 2 dat “werknemers” hun directe chef moeten inlichten als zij verhinderd zijn hun arbeid te verrichten door onder andere ziekte. Door de definitie van “werknemers” zoals opgenomen in artikel 1 van dezelfde regeling43 geldt deze verplichting tot inlichten van de directe (militaire) chef ook voor reservemilitairen. Deze ziekmelding moet in PeopleSoft (PS) verwerkt worden. Gezien de definitie beperkt de verplichting zich tot de militair – ook reservist – in werkelijke dienst. De reservemilitair die al ziek is zal echter niet in werkelijke dienst komen, waardoor de plicht tot inlichten van de directe chef op grond van de genoemde regeling dan vervalt. 7.2.5
Keuringstraject van Defensie
Indien verwacht wordt dat een militair (tijdelijk) niet meer inzetbaar of opleidbaar is en hem functioneringsbeperkingen kunnen worden opgelegd, of dat de militair vermoedelijk dienstongeschikt is, wordt de militair opgeroepen voor een geneeskundig onderzoek op grond van artikel 99 van het AMAR (het vroegere IGO). Uit een geneeskundig onderzoek door een commissie kunnen de volgende conclusies tevoorschijn komen dat er: - Geen medische beperkingen zijn; - Medische beperkingen van tijdelijke aard zijn; - Medische beperkingen van blijvende aard zijn; - Een vermoeden van dienstongeschiktheid bestaat. Na het geneeskundig onderzoek (GO) op grond van artikel 99 (vroeger IGO) zal besloten worden of de militair wel of niet meer voldoet aan de medische basiseisen (evt. tijdelijk). Indien de militair niet meer voldoet aan de medische basiseisen wordt hij voorgedragen voor een GO op basis van artikel 105 van het AMAR (het vroegere MGO). Het is ook mogelijk dat een GO op grond van artikel 105 van het AMAR rechtstreeks wordt aangevraagd zonder een eerder onderzoek op grond van artikel 99 (vroeger IGO) van het AMAR. Aan de uitslag van het GO op grond van artikel 105 van het AMAR zijn rechtspositionele consequenties verbonden. Indien de uitslag van het GO op grond van artikel 105 van het AMAR luidt ‘dienstongeschikt’ dan zal de militair in beginsel worden voorgedragen voor ontslag. In het GO op grond van artikel 105 van het AMAR wordt bepaald: 1. Of de militair blijvend dienstongeschikt is; 2. Of er sprake is van invaliditeit met dienstverband en het bijbehorende invaliditeitspercentage; 3. Het bestaan van dienstverband. De re-integratieperiode is opgedeeld in vijf fasen. Voor het beroepspersoneel is de tijdsduur van deze fasen: Fase 1 2 3 4 5
Omschrijving Re-integratie op eigen functie/binnen gezagsbereik commandant Re-integratie binnen eigen defensieonderdeel Re-integratie ander defensieonderdeel Re-integratie extern Defensie Voorbereiden ontslag/nazorg ontslag
Maand 0 - 6e 7e - 12e 7e - 12e 12e - 24e
In detail: - 1e dag ziekmelding bij commandant; - 3e dag melding bij Arbodienst; - na 6 weken probleemanalyse van de Arbodienst; - na 8 weken plan van aanpak door werkgever en werknemer; 43 “1e de militair in werkelijke dienst als bedoeld in artikel 1, onder c van het Algemeen militair ambtenarenreglement en tewerkgesteld bij een defensieonderdeel;”
50
versie: definitief
Reserve-personeel en sociale zekerheid Deel II Wetten en regelingen -
uiterlijk in de 5e maand aanvraag GO op grond van artikel 99 van het AMAR (‘IGO’); uiterlijk in de 6e maand interne poortwachtertoets door DC-R; uiterlijk in de 6e maand overdracht aan DC-R; 7e t/m 12e maand re-integratie binnen eigen of ander defensieonderdeel; 35e week ziekmelding naar UWV.
-
Tussen de 46e en 52e week eerstejaarsevaluatie; Uiterlijk 12e maand re-integratieoverdracht naar extern re-integratiebedrijf; Uiterlijk 78e week opstart GO op grond van artikel 105 van het AMAR (‘MGO’); Tevens dient vermeld te worden dat een hernieuwd GO (art. 105) kan worden aangevraagd door betrokkene binnen 6 weken na bekend stelling uitslag GO (art. 105) aan betrokkene. Hierop wordt uiterlijk 6 weken na ontvangst een hernieuwd GO (art. 105) uitgevoerd; - Uiterlijk 91e week WIA-aanvraag en re-integratieverslag; - Uiterlijk na 104 weken ontslagverlening vanwege blijvende (dienst)ongeschiktheid. Er zijn uitzonderingsgevallen waarbij niet tot ontslag wordt overgegaan. Dit betreft de dienstongeschikte militair met geringe inzetbaarheidbeperkingen waarbij sprake is van ongeval onder buitengewone omstandigheden of bedrijfsongeval (plaatsing als militair), en wanneer de militair ouder is dan 50 jaar. Hoe reservemilitairen in dit schema worden ingepast is niet in detail gedefinieerd. De herziene nota re-integratiebeleid defensiepersoneel spreekt alleen over de instelling van een GO op grond van artikel 105 van het AMAR bij vermoeden van blijvende dienstongeschiktheid en in voorkomend geval ontslag op grond van artikel 39, lid 2, sub f. van het AMAR.
7.3
Aanvullende particuliere verzekeringen
De militaire vakbonden kennen een zogenaamd ‘uitzendcertificaat’ met financiële vergoedingen bij invaliditeit en bij overlijden, waarop men recht heeft bij uitzending als aanvulling op het wettelijke- en arbeidsvoorwaardelijke stelsel. Dit ‘uitzendcertificaat’ maakt deel uit van de kostenloze voorzieningen voor de eigen leden. Door (beroeps- en) reserve-personeel wordt bij uitzending daarnaast steeds vaker een aanvullende verzekering afgesloten (bij onder andere DFD44 of de militaire vakbonden). Deze aanvullende verzekering(en) staat (staan) naast en los van de pensioenen, uitkeringen en verstrekkingen die voortvloeien uit de arbeidsvoorwaarden van Defensie. Het is overigens niet gebruikelijk en ook niet de bedoeling dat aanspraak wordt gemaakt op uitkeringen op grond van het uitzendcertificaat naast aanspraken op andere aanvullende verzekeringen. Vooral het lagere, jongere personeel kiest voor de hogere eigen verzekering als aanvulling op de arbeidsvoorwaardelijkeen wettelijke dekking. De aanvullende verzekering voegt geen dekking toe maar verhoogt alleen de uitgekeerde bedragen. De groep jongeren realiseert zich dat in geval van invaliditeit zij de rest van hun leven van de uitkering(en) moeten rondkomen en deze arbeidsvoorwaardelijke- en wettelijke dekking wordt niet meer als royaal ervaren. Hier is sprake van een insluipend gebruik om met een duaal stelsel te gaan werken met twee vergoedingen: een volledige arbeidsvoorwaardelijke- en wettelijke dekking via de werkgever en een aanvullende dekking vanuit een eigen verzekering.
7.4
Wet Ambulancevervoer (WAV)
De Wet Ambulancevervoer (WAV) schrijft voor dat ambulancevervoer alleen mag plaatsvinden na opdracht door de Centrale Post Ambulancevervoer (CPA). Het vervoer moet worden uitgevoerd door vervoerders die een vergunning van de provincie hebben. Verzoeken om ambulancezorg kunnen bij de CPA binnenkomen vanuit het medische circuits (huisarts, verloskundige, specialist/ziekenhuis) dan wel van burgers en/of patiënten zelf via het landelijk alarmnummer ‘112’. De CPA is belast met de verdeling en coördinatie van ritten. De CPA bepaalt de ‘toegang’ tot de ambulancezorg. Ook bepaalt de CPA welke ambulance (lees: ambulancedienst) wordt ingeschakeld. Indien er voor een (gewonde) militair ambulancevervoer noodzakelijk is én er is geen militair ambulancevervoer beschikbaar wordt de melding doorgeleid naar de CPA. De CPA bepaalt dan welke ambulancedienst wordt ingeschakeld. De ambulance neemt elke gewonde, burger of (reserve-) militair, mee. Indien de gewonde militair met een burgerambulance niet bereikbaar is, dient hiervoor wel een oplossing te worden geboden (denk aan oefenterreinen en niet-verharde wegen). Met de Legerplaats Oirschot zijn bijv. afspraken gemaakt inzake de begeleiding vanaf de openbare weg naar de Oirschotse Heide. De financiële afhandeling verloopt eveneens prima. Voorheen werd de nota
44
Voor het krijgen van hogere uitkeringen bij blijvende invaliditeit en bij overlijden heeft de DFD diverse verzekeringspakketten.
versie: definitief
51
Reserve-personeel en sociale zekerheid Deel II Wetten en regelingen gezonden naar de medische afdeling van het onderdeel van de gewonde militair. De laatste jaren gaat de nota rechtstreeks naar Univé45, de verzekeringsmaatschappij (aldus dhr. Geurts, teamleider Ambulancedienst Eindhoven).
7.5
Woon-werkverkeer
Ongevallen tijdens woon-werkverkeer (reizen van woonplaats naar opkomstlocatie en omgekeerd) worden niet als dienstongeval aangemerkt46. Er geldt een uitzondering indien er sprake is van een specifieke relatie met militaire dienstverhoudingen. Voorbeeld De reservemilitair (m/v) wil tijdens de diensturen een bezoek brengen aan een militaire arts, dit is helaas niet mogelijk en hij krijgt toestemming om zijn burgerarts te bezoeken. Tijdens het reizen naar de burgerarts krijgt betrokkene een ongeval, in deze situatie is geen sprake van gewoon woon-werkverkeer. Het begrip ‘opkomstlocatie’ is niet meer een zo vanzelfsprekend begrip als het lijkt. Bij het vrijwillig dienend (reserve-) personeel bestaat alleen het begrip ‘plaats van tewerkstelling’; die wordt vermeld in de plaatsingsbeschikking. Alleen de verplaatsing van woonplaats naar de plaats van tewerkstelling geldt als woon-werkverkeer. De NATRESmilitair heeft als ‘plaats van tewerkstelling’ meestal de oefenlocatie (kazerne) van zijn peloton. Indien het jaarplan zegt dat er een schietoefening gehouden wordt op de regionale schietbaan en dat het personeel op eigen gelegenheid direct naar de schietbaan moet reizen dan is er geen sprake van woon-werkverkeer. Dit is een gevolg van het feit dat de verplaatsing niet naar de ‘plaats van tewerkstelling’ is. Het feit dat de schietbaan is aangewezen als ‘opkomstlocatie’ voor die oefening, veranderd de ‘plaats van tewerkstelling’ niet. Wetenswaardigheid: Het einde of begin van het woon-werkverkeer vangt aan bij het passeren van de kazernepoort.
7.6
Front- en back fill
De brief Reservistennota 2009 onderscheidt voor reserve-personeel onder andere de inzetmogelijkheden ‘Uitzendingen’ en ‘back fill’. Inmiddels komt daar bij het begrip ‘front fill’. Alles rond deze onderwerpen is nieuw voor Defensie en daarmee zijn dit onderwerpen die nog niet in regelingen zijn opgenomen, invulling van de behoefte aan front- en back fill gebeurt nu nog ‘uit het zadel’. Het begrip front fill wordt gebruikt voor de inzet van reservisten die mee op uitzending gaan op algemene militaire functies. Dit in tegenstelling tot het begrip ‘Uitzendingen’ dat bij het reserve-personeel gereserveerd was voor RSDers die in hun civiele specialisme op uitzending gaan. Uitgezonden reservisten (‘Uitzendingen’ en front fill) kunnen in PeopleSoft de code ‘doorlopend in werkelijke dienst’ meekrijgen. Voor hun eventuele militaire aanspraken bij ongevallen is deze codering toereikend voor wat betreft de aantoonbaarheid van het dienstverband bij Defensie, bij arbeidsongeschiktheid en invaliditeit. Het begrip back fill wordt gebruikt voor de inzet van reservisten voor het vervullen van functies in Nederland, van beroepscollega’s welke op uitzending zijn. De functies kunnen hetzij fulltime, hetzij parttime vervuld worden voor een kortere of langere periode. In geval van back fill wordt momenteel in PeopleSoft niet gebruik gemaakt van de codering ‘doorlopend in werkelijke dienst’. Bij de KL wordt bij gebrek aan regelingen voor back fill, als voorlopige maatregel gebruik gemaakt van de persoonlijke appèllijst (Dfe 313). Deze lijst wordt in principe maandelijks, achteraf opgestuurd. Hierdoor kunnen er problemen ontstaan rond de aantoonbaarheid van het dienstverband bij arbeidsongeschiktheid en invaliditeit. Wat betreft de (sociale) rechtspositie van degene die in werkelijke dienst is voor back fill is het belangrijk om na te gaan hoe hun eventuele aanspraken op militaire pensioenen dan wel het VMOD-stelsel gewaarborgd zijn. Verder moet worden bezien of de militaire inkomsten uit de back fill-periode meegenomen worden bij het vaststellen van de berekeningsgrondslag voor eventuele aanspraken op militaire pensioenen na een ongeval. Immers, het militaire inkomen vervangt geheel of gedeeltelijk de civiele inkomsten. Op welke wijze wordt met de twee deelinkomens rekening gehouden bij de bepaling van de berekeningsgrondslag? Gedacht kan worden aan de volgende aandachtspunten: - (Veel) hogere of lagere civiele dan militaire functie met bijbehorende inkomensverschillen; 45 Als dit werkt dan moet het zo gelaten worden. Naar de tekst van de wet is het echter niet juist. Als de rekening naar Univé gaat dan wordt deze betaald door de SZVK. Echter, de reservemilitair heeft geen aanspraken op de SZVK (AMAR, art. 90, lid 1). Op grond van AMAR, artikel 90b is het Defensie die de ambulance zou moeten betalen (Defensie en de SZVK zijn niet hetzelfde). 46 Door een uitspraak van de Hoge Raad gaat dit leerstuk wankelen. Een KLM-piloot raakte ernstig gewond met blijvend letsel bij een verkeersongeval in het buitenland tijdens een stop-over. Omdat de piloot reisde van zijn hotel naar het vliegveld stelde de KLM dat dit woon-werkverkeer was. Daardoor zag de KLM geen reden om kosten of schadeloosstelling te betalen. De Hoge Raad heeft in laatste instantie de KLM in het ongelijk gesteld.
52
versie: definitief
Reserve-personeel en sociale zekerheid Deel II Wetten en regelingen - Definitie van de berekeningsgrondslag (BG) voor de reservist: het inkomen dat iemand in de burgermaatschappij in de referteperiode (één jaar voor ontslag) zou hebben genoten (zie ook BG voor personeel in WW); - Het ongeval kan bij een deeltijdaanstelling bij Defensie plaatsvinden ‘in werkelijke dienst’, maar ook bij de civiele werkgever of in de vrije tijd. De vraag wordt of de arbeidsrechtelijke positie van de reservist die back fill uitvoert, wordt bepaald door het zijn van reservist of door het zijn van (militair) deeltijdmedewerker bij Defensie.
versie: definitief
53
Reserve-personeel en sociale zekerheid Bijlagen bij Deel II Wetten en regelingen
8
Bijlagen bij Deel II Bijlage 1 Afkortingen.......................................................................................................................................................57 Bijlage 2 Bestudeerde wet- en regelgeving, en literatuur.............................................................................................59 Bijlage 3 Financiële rechten, voorzieningen en verstrekkingen reservemilitairen ...................................................61 Bijlage 4 Pensioenaanspraken reservemilitairen wegens gebreken ............................................................................62 Bijlage 5 WGA Loongerelateerde uitkering, met dienstverband .................................................................................66 Bijlage 6 WGA Loonaanvulling en -vervolguitkering, met dienstverband.................................................................67 Bijlage 7 Inkomensvoorziening volledig arbeidsongeschikten (IVA).........................................................................68 Bijlage 8 De Wajong en de reservemilitair....................................................................................................................69 Bijlage 9 Vervangend inkomen bij ziekte of AO voor reservemilitairen (NATRES)..................................................70 Bijlage 10 Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen (WAMIL)......................................................................71 Bijlage 11 Vergelijking invaliditeitspensioen burger en militair....................................................................................72 Bijlage 12 Vergelijking IP en AOP burger en militair......................................................................................................73 Bijlage 13 Uitkeringen reserve- en beroepsmilitairen en vrijwillig politieambtenaren ..............................................74 Bijlage 14 Re-integratiemiddelen UWV en Defensie.......................................................................................................75 Bijlage 15 Vergelijking vergoedingen basisverzekering ziektekosten ..........................................................................76 Bijlage 16 Aanspraken bij overlijden reservemilitairen..................................................................................................77
versie: definitief
55
Reserve-personeel en sociale zekerheid Bijlagen bij Deel II Wetten en regelingen
Bijlage 1 ABP AMAR
Amp-wet Anw AO AOP AOP BW AOW APG
Artikel 4 Artikel 5 AWBZ
Besluit AO/IV BG BIV BNMO BRD BZK CAK CDC CEE CIMIC CIZ CPA DC HR DC-R FB FLO GLR GO GP HPT IDR IGO IOAW IOAZ IP IPAP IVA KB LOPV MAW MGO NATCO NATRES NP OP OR
versie: definitief
Afkortingen Stichting Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds. Momenteel is dit alleen nog een fonds en niet meer een organisatie. Het fonds wordt beheerd door de Algemene Pensioen Groep N.V. (APG) Algemeen militair ambtenarenreglement Algemene militaire pensioenwet (ingetrokken) Algemene nabestaandenwet Arbeidsongeschiktheid of Administratieve organisatie (betekenis volgt uit context) Arbeidsongeschiktheidspensioen Arbeidsongeschiktheidspensioen, bovenwettelijk Algemene ouderdomswet Algemene Pensioen Groep N.V., uitvoerder van het pensioenfonds ABP. ‘buitengewone omstandigheden’ uit de Regeling proces-verbaal van ongeval en rapportage medische aangelegenheden (regeling PVO) ‘bedrijfsongeval’ uit de Regeling proces-verbaal van ongeval en rapportage medische aangelegenheden (regeling PVO) Algemene wet bijzondere ziektekosten Besluit aanvullende arbeidsongeschiktheids- en invaliditeitsvoorzieningen militairen Berekeningsgrondslag Bijzondere invaliditeitsverhoging Bond van Nederlandse Militaire Oorlogs- en Dienstslachtoffers Business unit Bijzondere Regelingen Defensie van het ABP Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Centraal Administratie Kantoor, Den Haag; berekent en incasseert de eigen bijdragen voor AWBZ en Wmo Commando DienstenCentra, Defensieonderdeel Cavalerie Ere-escorte Civil-Military Cooperation (Civiel-Militaire samenwerking) Centrum indicatiestelling zorg. Betrokken bij uitvoering AWBZ. Centrale Post Ambulancevervoer DienstenCentrum Human Resources, onderdeel van het Ministerie van Defensie DienstenCentrum Re-integratie, onderdeel van het Ministerie van Defensie Functiebeschrijving (FOFE/FIF: uitvoeringsvarianten van FB) Functioneel leeftijdsontslag (militairen) Groep Luchtmachtreserve Geneeskundig onderzoek (gerelateerde (vervallen) afkortingen: IGO Incidenteel GO; MGO Militair GO; HMGO Hernieuwd MGO) Garantiepensioen Herplaatsingstoelage Instituut samenwerking Defensie en relatieziekenhuizen Zie GO Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen Invaliditeitspensioen Invaliditeitspensioen aanvullingsplan Inkomensregeling voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten Koninklijk Besluit (niet Korpsbureau) Landelijke Organisatie van Politie Vrijwilligers Militaire Ambtenarenwet 1931 Zie GO Nationaal Commando (opgeheven) Nationale Reserve - organisatiebegrip Nabestaandenpensioen Ouderdomspensioen Ondernemingsraad 57
Reserve-personeel en sociale zekerheid Bijlagen bij Deel II Wetten en regelingen PGB PS PVO
(R) REA RMT RSD SCO SOD SV SZVK TROM TW USZO UWV VBV VMA VMOD
Wajong WAMIL WAO WAV
Wazo WGA WIA
Wmo WPC-schaal
2000 Wtos
WSF
WULBZ WW WVG WWB
Zvw ZW ZZP
58
Persoonsgebonden budget PeopleSoft®, geautomatiseerd personeelsinformatiesysteem van Oracle Corporation Proces-verbaal van ongeval dan wel Regeling proces-verbaal van ongeval en rapportage medische aangelegenheden (betekenis blijkt uit context) Aanduiding ‘reserve’ bij militaire rang, behoort tot het reserve-personeel Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten Reservist militaire taken Reservist specifieke deskundigheid Samenwerkende centrales van overheidspersoneel Sector Overleg Defensie Business Unit Service Verzekerden van het ABP Stichting Ziektekostenverzekering Krijgsmacht (uitvoering verzekering door Univé) (Bureau) Toepassing rechtspositieoverleg en medezeggenschap (opgeheven) Toeslagenwet Stichting Uitvoeringsinstelling Sociale Zekerheid voor Overheid en Onderwijs (per 1.1.2002 opgegaan in UWV) Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers Verantwoordelijk militair arts Voorzieningenregeling voor militaire oorlogs- en dienstslachtoffers Wet arbeidsongeschiktheid jonggehandicapten Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen (vervallen) Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (vervallen) Wet ambulancevervoer Wet arbeid en zorg en levensloopregeling Regeling werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen Wet maatschappelijke ondersteuning War Pensions Committee-schaal Wet studiefinanciering 2000 Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten Wet uitbreiding loondoorbetalingsverplichting bij ziekte Werkloosheidswet Wet voorzieningen gehandicapten Wet werk en bijstand Zorgverzekeringswet Ziektewet Zelfstandige, zonder personeel
versie: definitief
Reserve-personeel en sociale zekerheid Bijlagen bij Deel II Wetten en regelingen
Bijlage 2 1 ABP
Bestudeerde wet- en regelgeving, en literatuur
Bestudeerde wet- en regelgeving Pensioenreglement
Algemeen militair ambtenarenreglement (AMAR) Algemene militaire pensioenwet (Amp-wet) vervangen (2001) door de Kaderwet militaire pensioenen Artikel V4, korting uitgewerkt door BNMO (ABP: AOW wordt in mindering gebracht op IP) Algemene ouderdomswet (AOW) Algemene wet bijzondere ziektekosten (AWBZ) Besluit aanvullende arbeidsongeschiktheid- en invaliditeitsvoorzieningen militairen (Stb. 140) Besluit bijzondere militaire pensioenen (Stb. 2001, 139) Besluit procedure geneeskundig onderzoek blijvende dienstongeschiktheid en pensioenkeuring militairen De kleine gids voor de Nederlandse sociale zekerheid, edities 2007 - 2009 Diverse brochures van ABP, UWV USZO, CIZ, Gemeentelijke instellingen, Zorgkantoor Diverse MP-bundels Handboek arbeidsverzuim en re-integratie bij de Koninklijke Landmacht Kaderwet militaire pensioenen (KWMP) Militaire Ambtenarenwet 1931 (MAW) Nabestaandenwet Regeling dienstverbandaanspraken geneeskundige verzorging Regeling inkomenscompensatie Regeling proces-verbaal van ongeval en rapportage medische aangelegenheden Regeling reis en verblijfkosten van gewezen militairen bij vredes- of humanitaire operaties Suppletieregeling gedeeltelijk arbeidsongeschikten sector Defensie Voorzieningenregeling militaire oorlogs- en dienstslachtoffers Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen (WAMIL) Wet arbeid en zorg en levensloopregeling (Wazo) Wet uitbreiding loondoorbetalingsverplichting bij ziekte (WULBZ) Wet op de ambulancevervoer Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) Wet op de inkomstenbelasting Teruggaaf bijzondere uitgaven Tegemoetkoming buitengewone uitgaven Wet voorziening gehandicapten (WVG) Wet werk en bijstand (WWB) Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet-WIA / WIA) Ziekenfondswet (Zfw) Ziektewet (ZW) Zorgverzekeringswet (Zvw)
versie: definitief
59
Reserve-personeel en sociale zekerheid Bijlagen bij Deel II Wetten en regelingen 2
Literatuur
StimulanSZ, De kleine Gids voor de Nederlandse sociale zekerheid 2007.2, Kluwer Deventer. Idem, 2008.een Idem, 2008.2 Idem, 2009.een Mr. W.J. Schmitz, Pensioenen en uitkeringen ex-militairen, Kluwer Deventer 2007, serie Lexplicatie. Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers (VBV), Model Rechtspositie Regeling, naar één landelijke regeling, VBV Leusden 2009, serie Publicatiereeks VBV Nummer 3 “Model Rechtspositie Regeling” April 2009.
60
versie: definitief
versie: definitief ZORGKANTOOR
WAJONG WIA
ALGEMENE WET BIJZONDERE ZIEKTEKOSTEN
WIA / WAJONG
U heeft evt. recht op
U heeft evt. recht op
AMAR art. 115 < € 350 bij C-RMC (KL) > € 350 bij PERSCO (KL)
ABP BRD
AOP VERHOOGD
© 2009 J.A. Pols, Yerseke
Aan dit overzicht kunnen geen rechten worden ontleend
U heeft evt. recht op
REGELING
UITVOERING
REGELING AOP VERHOOGD IP BIV VMOD
ART. 4 ONGEVAL ONDER BUITENGEWONE OMSTANDIGHEDEN (oefen- c.q. oorlogsomstandigheden)
ART. 5 ONGEVAL ONDER BIJZONDERE OMSTANDIGHEDEN (bedrijfsongeval)
Opmerkingen: In dit schema wordt er van uit gegaan dat van het 'zorgloket ABP' er nog niet een voorliggende voorziening is. Voor grondslag 'art. 4' en 'art. 5' zie MP 31-109/1150, Regeling proces-verbaal van ongeval en rapportage medische aangelegenheden . Voor afkortingen en verklaring zie rapport.
U kunt evt. financieel claimen
U heeft evt. recht op
GEMEENTE
WET MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING
U heeft evt. recht op
MILITAIR
CIVIEL
Bijlage 3
NA TOEKENNING ONGEVAL MET DIENSTVERBAND en TOEKENNING WIA / WAJONG
ZORGVERZEKERAAR
ZORGVERZEKERINGSWET
U heeft recht op
UWV UWV / EIGEN RISICO DRAGERS / VERZEKERINGSMAATSCHAPPIJ
UITVOERING
REGELING
Reserve-personeel en sociale zekerheid Bijlagen bij Deel II Wetten en regelingen
Financiële rechten, voorzieningen en verstrekkingen reservemilitairen
61
Reserve-personeel en sociale zekerheid Bijlagen bij Deel II Wetten en regelingen
Bijlage 4
62
Pensioenaanspraken reservemilitairen wegens gebreken
versie: definitief
Reserve-personeel en sociale zekerheid Bijlagen bij Deel II Wetten en regelingen
AOP met dienstverband B
C
Is AO met dienstverband vastgesteld?
Nee
D
Ja Recht op verhoogd AOP met dienstverband. Verder ... WGA: Werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten Wordt voldaan aan voorwaarden voor loongerelateerde WGA?
Recht op IVA. (Arbeidsongeschiktheid 80-100%)
Nee
Aanvulling 75%+10% van laatste inkomen, eventueel - 70% van de verdiensten
Ja
Fase Loongerelateerde uitkering. Duurt ten hoogste 38 maand. Restcapaciteit volledig benut?
Nee
Ja
Restcapaciteit => 50% benut?
Nee
Aanvulling 80%+10%.
Aanvulling 70%+10%
Ja
Fase WGA Loonaanvulling Restcapaciteit > 50% benut?
Fase WGA Vervolguitkering. Gedurende ten hoogste 10 jaar
Nee
65% laatste inkomen * AOP%
Ja
Benutting restc. uitgebreid naar 50%?
Nee
Geen recht op bonus
Ja Aanvulling 80%+10%.
Bonus van min. 8% en max. 50% van jaarsalaris Pag. 2 / 4
versie: definitief
63
Reserve-personeel en sociale zekerheid Bijlagen bij Deel II Wetten en regelingen
Pensioenaanspraken algemeen A
Is sprake van AO-klasse van tenminste 35%?
Nee
Geen recht op WIA; Eventueel recht op inkomenscompensatie (bij in dienst houden).
Ja Recht op WIA
Recht op AOP zonder dienstverband; Op datum ontslag of binnen 1 maand ná datum ontslag, door ziekte ongeschikt voor de mil. functie, recht op een uitkering krachtens AMAR, art. 120 (bij in dienst houden).
E Is invaliditeit met dienstverband vastgesteld?
Nee
Geen recht op IP
Ja
Bedraagt het invaliditeitspercentage minimaal 10%?
Nee
Geen recht op IP
Recht op voorziening en/of verstrekking
Ja Recht op IP; Op datum ontslag of binnen 1 maand ná datum ontslag, door ziekte ongeschikt voor de mil. functie, recht op een uitkering krachtens AMAR, art. 120 (bij in dienst houden).
Mate van invaliditeit met dienstverband blijvend ≥ 20%?
Nee
Geen recht op bijzondere invaliditeitsverhoging (BIV)
Ja Recht op bijzondere invaliditeitsverhoging (BIV)
64
Pag. 3 / 4
versie: definitief
Reserve-personeel en sociale zekerheid Bijlagen bij Deel II Wetten en regelingen
WIA rechten D
E
Recht op AOPzonder dienstverband
WGA: Werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten Wordt voldaan aan voorwaarden voor loogerelateerde WGA?
Recht op IVA. (Arbeidsongeschiktheid 80-100%)
Nee
Aanvulling 75% van laatste inkomen, eventueel - 70% van de verdiensten
Ja
Fase Loongerelateerde uitkering. Duurt max. 38 maand. Restcapaciteit volledig benut?
Nee
Ja
Eerste 2 maanden 75%, daarna max. 36 maand 70%.
Aanvulling 75% of 70% * (oude maandloon – nieuwe inkomen)
Fase WGA Loonaanvulling
Restcapaciteit > 50% benut?
Ja
Aanvulling 70% * (maandloon – resterende verdiencapaciteit)
Nee
Restcapaciteit 100% benut?
Ja
Aanvulling 70% * (maandloon – inkomen)
Aan dit schema kunnen geen rechten worden ontleend. © 2009 J.A. Pols, Yerseke / Werkgroep Natres Poortwachter
versie: definitief
Aanvulling 75% of 70% * (oude maandloon – nieuwe inkomen)
Fase WGA Vervolguitkering. Gedurende ten hoogste 10 jaar
Nee
AO gerelateerd percentage * laagste van (minimum loon of maandloon)
Benutting restc. uitgebreid naar 50%?
Nee
Geen recht op bonus
Ja Bonus van min. 8% en max. 50% van jaarsalaris
Pag. 4 / 4
65
Reserve-personeel en sociale zekerheid Bijlagen bij Deel II Wetten en regelingen
Bijlage 5
WGA
Loongerelateerde uitkering, met dienstverband
Max. 38 maand
Resterende verdiencap. < 100% benut 100%
10% Aanvulling AOP + 70% AOP (verhoogd) Nieuw loon
Oud loon OF Max. 38 maand
Resterende verdiencap. 100% benut 100% 10% Aanvulling AOP + 80% AOP (verhoogd)
Nieuw loon
Oud loon © 2009 J.A. Pols, Yerseke Aan dit overzicht kunnen geen rechten worden ontleend.
Gebruik: De stapeldiagrammen in deze en de volgende bijlage zijn bedoeld om te illustreren uit welke componenten het nieuwe inkomen is opgebouwd onder de Regeling werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten., onderdeel van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) ¶ Dit is de regeling waarbij maximaal 65% van het oude loon kan worden verdiend. Hier is alleen geïllustreerd de situatie ‘met dienstverband’ (‘Nieuw loon’ ≤ 65% × ‘Oud loon’). ¶ Het feit dat de WGA drie varianten kent die volgtijdelijk van toepassing kunnen zijn maakt deze regeling complex. De hoogte van de kolommen is niet bedoeld om een schaal of verhouding weer te geven.
66
versie: definitief
Reserve-personeel en sociale zekerheid Bijlagen bij Deel II Wetten en regelingen
Bijlage 6
WGA
Loonaanvulling en -vervolguitkering, met dienstverband
Loonaanvulling
Resterende verdiencap. > 50% benut
100% 10% Aanvulling AOP + 80% AOP (verhoogd)
Nieuw loon
Oud loon OF Vervolguitkering
Resterende verdiencap. < 50% benut Voor max. 10 jr.
100%
Uitkeringspercentage x 65% x ongemaximeerd laatst verdiende inkomen. Nieuw loon
Oud loon Bij uitbreiding verdiencap > 50% een bonus van min. 8% en max. 50% van jaarsalaris. © 2009 J.A. Pols, Yerseke Aan dit overzicht kunnen geen rechten worden ontleend.
Gebruik: zie toelichting bij vorige bijlage. ¶ Bovenstaande schama’s gelden wanneer de fase van de ‘Loongerelateerde WGA’ uit de vorige bijlage is afgelopen (na maximaal 38 maanden).
versie: definitief
67
Reserve-personeel en sociale zekerheid Bijlagen bij Deel II Wetten en regelingen
Bijlage 7
68
Inkomensvoorziening volledig arbeidsongeschikten (IVA)
versie: definitief
Reserve-personeel en sociale zekerheid Bijlagen bij Deel II Wetten en regelingen
Bijlage 8
De Wajong en de reservemilitair
AO is na 17e jaar maar vóór 30e ontstaan?
Geen recht op Wajong
Nee
Opmerkingen: De uitkering kan ook later worden aangevraagd, tot het 65e jaar.
Ja
Bent u (jaar voorafgaand) ten minste 6 maand student?
Geen recht op Wajong
Nee
Ja Ontvangt u studiefinanciering of Wtos-uitkering òf studeert u of loopt u stage, gedurende 213 klokuren per kwartaal?
Wtos: Wet tegemoetkoming onderwijsbijdage en schoolkosten
Geen recht op Wajong
Nee
Ja
Ontvangt u een hogere uitkering uit WIA, WAO of Waz?
Is wachttijd van 52 weken afgelopen en minimaal 25% AO?
Nee
Ja, en
Ja
Ja, en U komt eventueel in aanmerking voor: Toeslagenwet Langdurigheidstoeslag of Bijzondere bijstand Tot 23 jaar: tegemoetkoming premie Zvw
U hebt recht op Wajong tot uw 65e
Geen recht op Wajong
Is ongeval / beroepsziekte met dienstverband vastgesteld? Ja, en
Geen recht op Wajong
Nee
Nee
Geen recht op IP en AOP verhoogd
Ja, en
Bedraagt invaliditeitspercentage minimaal 10%?
Tevens recht op AOP verhoogd
Nee
Geen recht op IP
Ja Recht op IP En ... Mate van invaliditeit blijvend >= 20%?
En ...
Nee
Geen recht op BIV
Recht op voorziening en/of verstrekking
Ja © 2009 J.A. Pols Aan dit schema kunnen geen rechten worden ontleend.
versie: definitief
Recht op BIV
69
70
eigen verzekering
WIA
Arbeidsongschiktheid
geen
geen
zonder verzekering
WIA
ZW
Werkloze
geen
geen
Huisvrouw
WAJONG
geen
studerend WIA* / WAJONG
n.v.t.
n.v.t.
Arbeidsongschiktheid
WAMIL
WAMIL n.v.t.
n.v.t.
Werkloze
WAMIL
WAMIL
Huisvrouw
WAMIL
WAMIL
Student
© 2009 J.A. Pols, Yerseke Aan dit overzicht kunnen geen rechten worden ontleend.
Opmerkingen: - De WAMIL was van oorsprong een regeling voor personeel dat verplicht onder de wapenen was op grond van de dienstplicht. Toch was deze regeling opengesteld voor de vrijwillig dienende reservemilitairen van het Korps Nationale Reserve. In de begripsbepaling wordt verwezen naar "het Besluit Nationale Reserve (koninklijk besluit van 14 oktober 1982, nr. 48)". - De WAJONG kent een wachttijd van één jaar. Na dat wachtjaar moet er ten minste nog sprake zijn van 25% AO. - Dit overzicht zegt niets over de hoogte van de uitkering onder de afzonderlijke regelingen; deze hoogte kan verschillen.
n.v.t.
n.v.t.
zonder verzekering
Zelfstandige met verzekering
Ziektetraject
Werknemer
WAMIL-rechten Natres-militairen tot 29-12-2005
ZW*
stagiair
Student (17-30 jr.)
* De student (m/v) die als stagiair beloning krijgt in geld of natura, heeft mogelijkerwijs aanspraak op uitkeringen uit achtereenvolgend ZW en WIA.
eigen verzekering
WULBZ
met verzekering
Zelfstandige
Bijlage 9
Ziektetraject (24 mnd)
Werknemer
Huidige rechten reservemilitairen sinds 2006
Reserve-personeel en sociale zekerheid Bijlagen bij Deel II Wetten en regelingen
Vervangend inkomen bij ziekte of AO voor reservemilitairen (NATRES)
versie: definitief
Reserve-personeel en sociale zekerheid Bijlagen bij Deel II Wetten en regelingen
Bijlage 10
versie: definitief
Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen (WAMIL)
71
Reserve-personeel en sociale zekerheid Bijlagen bij Deel II Wetten en regelingen
Bijlage 11
Vergelijking invaliditeitspensioen burger en militair Onder omstandigheden van artikel 4, regeling PVO (buitengewone omstandigheden)
De tabel illustreert het verschil voor de reservist tussen de civiele en militaire berekeningsgrondslag (BG). Kapitein (R), in burgermaatschappij 'Keukenadviseur': Uitkeringsniveau Keukenadviseur 100% IP + 40% BIV Maandelijkse uitkering Burger dienstjaren BG/mnd Keukenadviseur Kapitein € 1.986 € 2.870 € 4.387 5 10 € 2.264 € 3.271 € 4.675 € 2.507 € 3.623 € 5.031 15 20 € 2.696 € 3.896 € 5.425 Sergeant-majoor (R), in burgermaatschappij 'Keukenadviseur'. Uitkeringsniveau Keukenadvisieur 30% IP + 5% BIV Maandelijkse uitkering Burger dienstjaren BG/mnd Keukenadvisieur SM € 1.986 € 722 € 728 5 10 € 2.264 € 823 € 796 € 2.507 € 911 € 858 15 € 2.696 € 980 € 927 20
Kapitein BG/mnd € 3.036 € 3.235 € 3.482 € 3.754
Min. van Defensie Salarisnummer 13 16 20 max. schaal (24)
Sergeant-majoor BG/mnd € 2.002 € 2.190 € 2.360 € 2.551
Min. van Defensie Salarisnummer 5 10 15 20 e
Gebaseerd op WIA tijdperk, geen rekening gehouden met anticumulatiewetgeving, geen 13 maand, geen cao- en vaste toeslagen, geen 8% vakantietoeslag, enz. Inclusief 4,5% IP-toeslag. In het uitkeringsniveau is tevens de BIV verwerkt. Gebaseerd op www.loonwijzer.nl 2008 en weddetabel 2008 van Ministerie van Defensie. © 2009 J.A. Pols, Yerseke Aan dit overzicht kunnen geen rechten worden ontleend.
Gebruik: Deze en de volgende bijlage illustreren de invloed op de hoogte van de uitkering van de keuze voor het burger- of militaire inkomen als berekeningsgrondslag (BG). In deze bijlage is een denkbeeldige reservist genomen die in civiel ‘keukenadviseur’ is. De twee tabellen veronderstellen dat deze reservist bij Defensie respectievelijk de rang van kapitein (R) en van sergeant-majoor (R) heeft. Bij de kapitein wordt verondersteld dat hij 100% invaliditeitspensioen (IP) krijgt, aangevuld met 40% bijzondere invaliditeitsverhoging (BIV). Bij de sergeant-majoor is dit 30% IP en 5% BIV. Hoe nu de tabel te lezen? Neem de keukenadviseur, tevens kapitein en neem aan dat hij 15 burger dienstjaren heeft en Salarisnummer 20 bij Defensie. Zijn uitkering zou dan, gebaseerd op zijn burgerinkomen uitkomen op € 3.623 en gebaseerd op zijn militaire inkomen op € 5.031 (zie de twee middelste kolommen op de derde regel). De keuze van de BG maakt hier een wezenlijk verschil. Let op: Deze tabel illustreert gelijktijdig dat er situaties kunnen zijn waarbij de uitkering hoger uitkomt dan het oude inkomen, ongeacht of men uitgaat van het militaire- of burger inkomen. In de volgende bijlage gaat het om IP en BIV (in geval van artikel 4 regeling PVO: buitengewone omstandigheden) en om arbeidsongeschiktheidspensioen (AOP) (artikel 5 regeling PVO: bedrijfsongeval). Er is sprake van andere burger beroepen (werkniveaus) en militaire rangen. De tabellen zijn verder op dezelfde wijze opgezet. De ‘keukeadviseur’, tevens sergeant-majoor uit deze bijlage komt terug bij artikel 4 en bij artikel 5 uit de regeling PVO. Deze voorbeelden zijn totaal willekeurig. Door het aantal variabelen, en het grote waardebereik per variabele kunnen oneindig veel combinaties worden bedacht.
72
versie: definitief
Reserve-personeel en sociale zekerheid Bijlagen bij Deel II Wetten en regelingen
Bijlage 12
Vergelijking IP en AOP burger en militair
De tabellen illustreren het verschil voor de reservist tussen de civiele en militaire berekeningsgrondslag (BG). Gebaseerd op WIA tijdperk, geen rekening gehouden met anticumulatiee wetgeving, geen 13 maand, geen cao- en vaste toeslagen, geen 8% vakantietoeslag, enz. Gebaseerd op www.loonwijzer.nl 2008 en weddetabel 2008 van Ministerie van Defensie. Er wordt uitgegaan van 80-100% duurzaam arbeidsongeschikt. Niveau 75% AOP + 10% AOP Verh. Timmerman Korporaal 1 Maandelijkse uitkering Min. van Defensie Burger BG/mnd BG/mnd Timmerman Kpl1 Salarisnummer dienstjaren € 1.760 5 € 2.071 € 1.017 € 1.197 0 € 1.920 10 € 2.259 € 1.523 € 1.792 5 € 2.058 15 € 2.421 € 1.769 € 2.081 10 € 2.167 20 € 2.549 € 1.769 € 2.081 15
Artikel 5 AOP rechten
Keukenadviseur Burger BG/mnd dienstjaren 5 € 1.986 10 € 2.264 15 € 2.507 20 € 2.696
Niveau 75% AOP + 10% AOP Verh. Maandelijkse uitkering SM Keukenadviseur € 1.688 € 1.702 € 1.924 € 1.833 € 2.131 € 2.006 € 2.292 € 2.168
Docent MBO Burger BG/mnd dienstjaren 5 € 2.761 10 € 3.014 15 € 3.259 20 € 3.490
Niveau 75% AOP + 10% AOP Verh. Maandelijkse uitkering Kapitein Docent MBO € 2.347 € 2.581 € 2.562 € 2.750 € 2.770 € 2.960 € 2.967 € 3.191
Artikel 4 IP rechten Docent MBO Burger BG/mnd dienstjaren 5 € 2.761 10 € 3.014 15 € 3.259 20 € 3.490 Keukenadviseur Burger BG/mnd dienstjaren 5 € 1.986 10 € 2.264 15 € 2.507 20 € 2.696 Timmerman Burger BG/mnd dienstjaren 5 € 2.071 10 € 2.259 15 € 2.421 20 € 2.549 © 2009 J.A. Pols, Yerseke
Sergeant-Majoor Min. van Defensie Salarisnummer € 2.002 0 € 2.156 5 € 2.360 10 € 2.551 15
BG/mnd
BG/mnd € 3.036 € 3.235 € 3.482 € 3.754
Kapitein Min. van Defensie Salarisnummer 13 16 20 24
Gebaseerd op WIA tijdperk, geen rekening gehouden met anticumulatiee wetgeving, geen 13 maand, geen cao- en vaste toeslagen, geen 8% vakantietoeslag, enz. Inclusief 4,5% IP-toeslag. In het uitkeringsniveau is tevens de BIV verwerkt. Gebaseerd op www.loonwijzer.nl 2008 en weddetabel 2008 van Ministerie van Defensie. Niveau 100% IP + 40% BIV Kapitein Min. van Defensie Maandelijkse uitkering BG/mnd Kapitein Salarisnummer Docent MBO € 3.990 € 4.387 € 3.036 13 € 4.355 € 4.675 € 3.235 16 € 4.709 € 5.031 € 3.482 20 € 5.043 € 5.425 € 3.754 Max. schaal (24) Niveau 30% IP + 5% BIV Maandelijkse uitkering SM Keukenadviseur € 722 € 728 € 823 € 796 € 911 € 858 € 980 € 927 Niveau 50% IP + 10% BIV Maandelijkse uitkering Kpl1 Timmerman € 1.289 € 745 € 1.406 € 1.116 € 1.507 € 1.295 € 1.587 € 1.295
Sergeant-Majoor Min. van Defensie Salarisnummer € 2.002 5 € 2.190 10 € 2.360 15 € 2.551 20
BG/mnd
Korporaal 1 Min. van Defensie Salarisnummer € 1.197 0 € 1.792 5 € 2.081 10 € 2.081 15
BG/mnd
Aan dit overzicht kunnen geen rechten worden ontleend.
Gebruik: Zie toelichting bij vorige bijlage.
versie: definitief
73
74
algehele blindheid
2)
verlies smaak
uitval 1 nier
7)
8)
3.381
-
€
€
-
68.068
€ €
10%
20%
verlies smaak
uitval 1 nier
7)
8)
27.227
13.614
102.101
€
€
€
€
€
€
€
€
-
-
€
€
3.500
1.750
13.125
13.125
8.750
17.500
17.500
8.750
-
-
€ 21.124
€
€
€ 21.124
Jaarlijks (bruto), zelfstandigen
9.034
-
€ 21.124
€
art. 5
4.107
€
€
€
€
€
€
€
€
-
-
-
€
€
2.280
1.140
8.550
8.550
5.700
11.400
11.400
5.700
-
-
€ 33.405
€
€
€ 33.405
€ 33.405
€
art. 5
Jaarlijks (bruto), loondienst
€ 14.286
€
€ 52.682
€ 32.501
€ 24.464
€ 56.789
€ 56.789
€ 14.286
art. 4
3.780
-
-
€
€ -
-
€ 30.743
€
€
€ 30.743
€ 30.743
€
art. 5 8.471
€
€ 8.471
2.435
€ 31.239
€ 19.272
€ 14.507
€ 33.674
€ 33.674
€
art. 4 -
-
-
€
€ -
-
€ 19.808
€
€
€ 19.808
€ 19.808
€
art. 5
€ 1.942
€ 23.304
Kpl1 sal.nr 10
2.959 € 10.294
€
€ 37.963
€ 23.421
€ 17.629
€ 40.922
€ 40.922
€ 10.294
art. 4 -
-
-
€
€
-
-
€ 24.072
€
€
€ 24.072
€ 24.072
€
art. 5
€ 2.360
€ 28.320
SM sal.nr 15
4.532 € 15.764
€
€ 58.135
€ 35.865
€ 26.997
€ 62.667
€ 62.667
€ 15.764
art. 4
-
-
-
€
€
Aan bovenstaande informatie kunnen geen rechten worden ontleend.
Opmerkingen Vrijwillige politie - Deze uitkering is excl. eventuele extra financiële rechten op WIA. - In het voorbeeld wordt gewerkt met de Gliedertaxe (invaliditeitspercentages). - Indien evt. van toepassing zijnde arbeidsongeschiktheidspercentages hoger uitvallen kunnen deze arbeidsongeschiktheidspercentages met bijbehorende uitkering worden toegepast.
-
-
€ 36.863
€
€
€ 36.863
€ 36.863
€
art. 5
€ 3.614
€ 43.368
Kapitein sal.nr 22
Opmerkingen Militairen, beroeps en reservist - Deze uitkeringen gelden in het WIA tijdperk. - Art. 4, PVO: ongeval onder buitengewone c.q. oorlogsomstandigheden, bijv. oefening. - Art. 5, PVO: ongeval onder bijzondere omstandigheden, bijv. onderhoud voertuigen. - Bij IP/BIV-rechten, incl. 4,5% extra toeslag IP. - Bron salarissen: www.loonwijzer.nl 2008 en salaristabellen Defensie 2008. - Eventuele financiële rechten op AOP met dienstverband kunnen hoger gewaardeerd worden dan de (evt.) rechten op IP. - In de voorbeelden wordt bij art. 5 PVO gerekend met recht op AOP (verhoogd) en met dienstverband; bij art. 4 PVO wordt gerekend met IP met dienstverband (WPC schaal). - In het voorbeeld is bij de voorbeelden 2, 3 en 6 uitgegaan van volledige arbeidsongeschiktheid, bij de voorbeelden 7 en 8 wordt er van uitgegaan dat geen arbeidsongeschiktheidspensioen is toegekend vanwege het feit dat deze aandoeningen geen gevolgen kunnen hebben voor de arbeidsgeschiktheid. - Onder art. 5 PVO staan bij de voorbeelden 1, 4 en 5 vraagtekens omdat de AOP (verhoogd) uitkering afhankelijk is van o.a.: nieuw loon, gebruik restverdiencapaciteit, fase van het WGA. Hier zijn alle variaties mogelijk.
€ 13.147
€
€ 48.483
€ 29.911
€ 22.515
€ 52.263
€ 52.263
€ 13.147
art. 4 -
€ 3.014 Jaarlijkse uitkering
€ 3.275
Opmerkingen Algemeen - In de voorbeelden wordt geen rekening gehouden met anticumulatie wetgeving. - Tevens wordt geen rekening gehouden met evt. eindejaarsuitkeringen c.q. arbeidsvoorwaarden afhankelijke uitkering, vaste toelagen enz. - Steeds is in de voorbeelden van de (res) militairen en vrijwillige Politie uitgegaan van arbeidsongeschiktheid c.q. invaliditeit met dienstverband. © 2009 J.A. Pols, Yerseke
€
75%
6)
102.101
€
75%
volledig verlies gehoorvermogen
68.068
€
50%
amputatie onderarm
136.135
€
136.135
100%
€ €
€
2.597
€
-
€
€ 20.553
€ 15.470
€ 33.314
-
-
€ 35.911
€ 35.911
9.034
art. 4
€ 27.499
€
€
€ 27.499
€ 27.499
€
art. 5
Uitkering vrijw. politie, éénmalig (netto)
€ 11.760
€
€ 43.368
€ 26.755
€ 20.139
€ 46.749
€ 46.749
50%
-
art. 4 € 11.760
100%
% politie
30%+5%
-
75%+10%
?
?
75%+10%
75%+10%
?
5)
4)
aantasting 100% geestelijke vermogens verlies 3 vingers (duim, wijs, middelvinger)
algehele blindheid
2)
3)
blind 1 oog
1)
AANDOENING
90%+40%
6)
10% (IP)
60%+20%
amputatie onderarm
volledig verlies gehoorvermogen
aantasting 100% 100%+40% geestelijke vermogens verlies 3 vingers 50%+10% (duim, wijs, middelvinger)
5)
4)
3)
30%+5%
blind 1 oog
1)
100%+40%
Art. 4 IP+BIV
AANDOENING
€ 2.071
€ 2.696
salaris, bruto per maand (2008)
€ 36.168
Docent MBO 10 jr ervaring
€ 39.300
Jurist 20 jr ervaring
Bijlage 13
Art. 5 AOP+AOP Verh.
€ 24.852
€ 32.352
Timmerman 5 jr ervaring
salaris, bruto per jaar (2008; 12 * mnd)
Keukenadvisieur 20 jr ervaring
Reserve-personeel en sociale zekerheid Bijlagen bij Deel II Wetten en regelingen
Uitkeringen reserve- en beroepsmilitairen en vrijwillig politieambtenaren
versie: definitief
versie: definitief Om-, her- en bijscholing Sollicitatieverlof Financiële verplaatsingskosten
Persoonsgebonden re-integratiebudget Arbeidsplaatsvoorziening, bijvoorbeeld: Werken in loondienst Stimuleren zelfstandig ondernemerschap
Stageplaats Inkopen werkplekken Bekostigen werkplaatsaanpassing
Proefplaatsing
Stimuleringspremie € 4.000 bij externe reGeneeskundige verzorgingskosten integratie Inkomenscompensatie Woningaanpassing/huishoudelijke hulp Studiefaciliteiten Werkvoorzieningen, bijvoorbeeld: Inzet gespecialiseerd re-integratiebedrijf Sollicitatieverlof
Leefvoorzieningen
VMOD
© 2009 J.A. Pols, Yerseke
Aan dit overzicht kunnen geen rechten worden ontleend.
Opmerkingen: VMOD: Voorzieningenstelsel Militaire Oorlogs- en Dienstslachtoffers . Voorzieningen en verstrekkingen stelsel Defensie is pas van toepassing bij ongeval onder buitengewone c.q. oorlogsomstandigheden (het zgn. 'art. 4'). Reintegratiemiddelen intern en extern Defensie, in principe, niet gebruikelijk voor reservisten.
Scholing/opleiding Meeneembare voorzieningen Proefplaats werken Vervoersvoorzieningen Intermediaire activiteiten, bijvoorbeeld: Voorleeshulp/doventolk Persoonlijke ondersteuning (jobcoach/begeleid werken) Subsidie extra re-integratiekosten voor werkgevers Premiekorting voor werkgevers No-risk polis voor werkgever Loondispensatie werkgever voor jonggehandicaten Loonkostensubsidie herbeoordeelden voor werkgevers
Werken als zelfstandige
Inkomenscompensatie
Re-integratie extern Defensie
Defensie Extern
Bijlage 14
Individuele re-integratieovereenkomst
Intern Re-integratie intern Defensie (mil. of Loon-/inkomenssuppletie (vervalt in 2008) burger)
UWV
Re-integratiemiddelen
Reserve-personeel en sociale zekerheid Bijlagen bij Deel II Wetten en regelingen
Re-integratiemiddelen UWV en Defensie
75
76
© J.A. Pols/GA 2009
Omschrijving doelgroep
nee
VGZ of ASR Nederland (Fortis) geen ASR: 4 algemeen aanvullend-,3 tandheelkundig verzekeringen en comfort ziekenhuisverzekering; 5 aanvullende verzekeringen, inclusief tandarts. VGZ: 3 doelgroep pakketten; 3 pakketten algemeen aanvullend en 2 tandheelkundige aanvullende verzekeringen. nee nee
ja
geen vergoeding
geen vergoeding
Aan dit overzicht kunnen geen rechten worden ontleend.
1) - Gezinsleden van actief dienende militairen; - Kinderen van militairen in actieve dienst en van burgermedewerkers die met toestemming van de Minister van Defensie in het buitenland zijn (mee)geplaatst; - Postactieve militairen met een (wachtgeld-)uitkering krachtens de Uitkeringswet gewezen militairen (UKW); - Gezinsleden van postactieve militairen met een (wachtgeld-)uitkering krachtens de Uitkeringswet gewezen militairen; - Leeftijdgepensioneerde militairen; - Gezinsleden van leeftijdgepensioneerde militairen; - SBK-wachtgelders; - Gezinsleden van SBK-wachtgelders; - Ex BBT-ers; - Veteranen; - Reserve-personeel; - Burgermedewerkers bij Defensie; - Gezinsleden van burgermedewerkers bij Defensie; - Leeftijdgepensioneerde burgermedewerkers (art. 114, 116, 119 en 121 BARD, VUT, FPU en pensioen); - Gezinsleden leeftijdgepensioneerde burgermedewerkers van Defensie; - Nabestaanden van militairen en burgermedewerkers Defensie, mits men niet hertrouwd is of partnerschap is aangegaan; - Vakbondsmedewerkers van de defensievakbonden en hun gezinsleden.
Medische selectie nvt
Keuze aanvullende verzekeringen Comfort aanvullende verzekering
Keuze verzekeraar geen
Keuze natura- en restitutie polis nee
geen vergoeding
geen vergoeding
geen vergoeding
geen vergoeding
Osteopaat max. € 35 per consult, max. 8x per jaar
Alternatieve arts € 35, max. € 700 per jaar Brillenglazen/kontaktlenzen € 250 per 2 kalenderjaren
geen vergoeding
100%
geen vergoeding
100%; max. evt. eigen bijdrage, € 0,28/km (eigen auto)
100%
100%
100%; voorwaarden / eigen bijdrage / max. bedragen
100%
min. 24 uur/max. 80 uur/eigen bijdrage € 3,80/uur
100%, eigen bijdrage, eigen vervoer € 0,28/km
100%
100% soms eigen bijdrage en/of maximum
100%
100% max., eigen bijdrage € 3,80/uur, max. 80 uur
100%; ziekenhuis z. med. indicatie: eigen bijdrage
vergoeding na 9 behandelingen (chronisch)
100%; ziekenhuis z. med. indicatie: eigen bijdrage
vergoeding na 9 behandelingen (chronisch)
geen vergoeding geen vergoeding > 22 jaar
geen vergoediing > 22 jaar
geen vergoeding
Homeopathische geneesmidelen 100%, mits vermeld op geneesmid.lijst
Ziekenvervoer 100%, evt. km-vergoeding € 0,20/km (eigen auto) Ziekenhuisverpleging 100%
Logopedie 100%
Hulpmiddelenzorg 100% evt. eigen bijdrage, evt. maximum besteding
Huisarts 100%
Kraamzorg max. 64 uur kraamhulp, of € 1.180
Bevalling 100%
Tandcontrolezorg > 18 jr. 100% Fysiotherapie 100% soms gemax.
Zorgzaam Oud-militairen / Burgerpersoneel Defensie / Reservepersoneel1 € 85,31 + inkomensafhankelijke bijdrage
1
€ 84,60 + inkomensafhankelijke bijdrage
Ex-militairen / Burgerpersoneel Defensie / Reserve-personeel
SPD
CZ
2) - Civiele zorgverzekering CZ, enz.; - Overigen (evt. reservisten).
onbekend
CZ: 3 doelgroep pakketten; 5 pakketten algemeen aanvullend en 2 tandheelkundige aanvullende verzekeringen.
geen
ja
geen vergoeding
geen vergoeding
geen vergoeding
geen vergoeding
100%
100%; eigen bijdrage, eigen vervoer € 0,28/km
100%
100%; soms eigen bijdrage en/of maximum
100%
100% max., eigen bijdrage € 3,80/uur, max. 80 uur
100%; ziekenhuis z. med. indicatie: eigen bijdrage
vergoeding na 9 behandelingen (chronisch)
geen vergoeding
geen vergoeding
€ 90,75 + inkomensafhankelijke bijdrage
Civiel / evt. Reservist
2
Bijlage 15
Orthodontie geen vergoeding
Premie
1,88% over max. € 2.655 / mnd (bruto) en 3,22% belaste werkgeversbijdrage over max. bruto € 2.655
Doelgroep Beroepsmilitairen in werkelijke dienst
SZVK
Reserve-personeel en sociale zekerheid Bijlagen bij Deel II Wetten en regelingen
Vergelijking vergoedingen basisverzekering ziektekosten
versie: definitief
versie: definitief
Recht op AMAR art. 118 lid 3
Overlijden tijdens vliegongeval met dienstreis
Recht op AMAR art. 113 lid 2, 3
Recht op AMAR art. 113 lid 4
Event. recht op AMAR art. 115
Reiskosten naaste betrekking bezoeken stoffelijk overschot
Begeleiding gewenst/ toegestaan bezoek stoffelijk overschot door nabestaanden
Overige niet te verhalen kosten
Recht op AMAR art. 118a
Recht op AMAR art. 118 lid 2
Overlijden tijdens dienstuitoefening
Genoemd als uitkeringsgerechtigde bij overlijden
Recht op AMAR art. 118 lid 1
Uitwerking in MP 31-300/1130
Overige niet te verhalen kosten
Begeleiding gewenst/ toegestaan bezoek stoffelijk overschot door nabestaanden
Reiskosten naaste betrekking bezoeken stoffelijk overschot
Genoemd als uitkeringsgerechtigde bij overlijden
Werkzaam in vliegtuig niet onder feitelijke oorlogsomstandigheden
Werkzaam in vliegtuig niet onder feitelijke oorlogsomstandigheden
Overlijden buiten woonplaats
100 * (BG – ANW) * Σ [partner 5/7 + wees 2/7 + halfwees 1/7] Max. 10/7 voor partner met kinderen
90,02 * (BG – ANW) * Σ [partner 5/7 + wees 2/7 + halfwees 1/7] Max. 10/7 voor partner met kinderen
Event. recht op AMAR art. 115
Recht op AMAR art. 113 lid 4
Recht op AMAR art. 113 lid 2, 3
Recht op AMAR art. 118a
Recht op MP 32-500/3800
Buitengewone omstandigheden
Overlijden valt onder art. 4, PVO
1,75 * [Σ {5/7 (partner) + 2/7 (wees) + 1/7 (halfwees)} * pensioengeldige tijd] * PG Max. 10/7 voor partner met kinderen
Ja
Uitwerking in MP 31-300/1130
Ja
Recht op regulier nabestaandenpensioen
Ja
Recht op MP 32-500/3800
Nee
Event. recht op AMAR art. 115
Overige niet te verhalen kosten
Nee
© 2009 J.A. Pols, Yerseke Aan dit overzicht kunnen geen rechten worden ontleend.
Uitwerking in MP 31-300/1130
Uitwerking in MP 31-300/1130
Opmerkingen Defensie kan coulant omgaan met AMAR art. 118 in het geval van ongevallen onder buitengewone omstandigheden (art. 4). Civiel afgesloten voorzieningen/verzekeringen zullen/kunnen in mindering worden gebracht. Grondslag artn. 4 en 5: MP 31-109/1150, Regeling proces-verbaal van ongeval en rapportage medische aangelegenheden (PVO). Art. 4, PVO = ongeval onder buitengewone omstandigheden. Art. 5, PVO = bedrijfsongeval. ANW = Algemene nabestaandenwet. BG = berekeningsgrondslag. PG = pensioengrondslag.
Recht op AMAR art. 118a
Ja
Genoemd als uitkeringsgerechtigde bij overlijden
Bijlage 16
Bedrijfsongeval
Overlijden valt onder art. 5, PVO
Ja
Overlijden met dienstverband
Reserve-personeel en sociale zekerheid Bijlagen bij Deel II Wetten en regelingen
Aanspraken bij overlijden reservemilitairen
77
Reserve-personeel en sociale zekerheid Deel III Vrijwillige brandweer en -politie
DEEL III VRIJWILLIGE BRANDWEER EN -POLITIE 1
Voorwoord
De werkgroep is er zich terdege van bewust dat de rechtspositie van reservemilitairen wordt geregeld door Defensie en niet door BZK. Het is toch wenselijk de beide rechtsposities van de brandweervrijwilliger (m/v) en van de vrijwillig politieambtenaar (m/v) in dit rapport apart te vermelden. En wel om de volgende redenen: 1. De organisaties van vrijwillig politieambtenaren en van brandweervrijwilligers gaan in de toekomst in grotere mate samenwerken, onderling en met militair (reserve)personeel. Daarbij is het van belang om niet alleen inzicht te hebben in elkaars werkwijzen, maar ook in elkaars rechtspositie om elkaars denkwijzen en gedragingen beter te kunnen begrijpen en in de juiste context te kunnen plaatsen. 2. Het leerproces en de kruisbestuiving die ertoe kunnen leiden dat over en weer gekomen kan worden tot een betere rechtspositie voor de vrijwilligers en reservisten bij politie, brandweer en Defensie. Het is denkbaar dat gekomen gaat worden tot gelijke wetgeving voor reservemilitairen, vrijwillig politieambtenaren en brandweervrijwilligers die wel rekening houdt met de specifieke taken van militairen, politie en brandweer.
2
2.1
Rechtspositie vrijwillig politieambtenaar
Inleiding
De sociale rechtspositie van de vrijwillig politieambtenaar47 is niet geregeld in wet- of regelgeving, tenzij daar nog iets over staat in het Besluit rechtspositie vrijwillige politie (1995) en het Besluit vergoeding dienstreizen politie (1994)48. Voor de vrijwillig politieambtenaar is in de noodzakelijke aanvullende financiële zekerheid voorzien door het afsluiten van verzekeringen naar burgerlijk recht. ¶ De belangrijkste verzekering is de ongevallenverzekering voor de vrijwillig politieambtenaar die is ondergebracht bij Mercer Human Resource Consulting.
2.2
Dekkingsgebied
De verzekering dekt het risico van ongevallen welke de verzekerde vrijwillig politieambtenaar zijn overkomen vanaf het moment dat hij de eigen woning heeft verlaten in verband met opkomst als vrijwillig politieambtenaar, tijdens oefeningen en tijdens de uitoefening van zijn functie. De dekking eindigt zodra de verzekerde de eigen woning weer bereikt. De verzekering kent de volgende dekking met de volgende maximale bedragen. 2.2.1
Uitkeringen bij overlijden
- Een eenmalige netto uitkering van € 68.068 (bedrag 2009) - Jaarlijkse uitkering voor de nabestaanden (“Rente uitkering bij overlijden”): ° Weduwerente voor de gehuwde verzekerde € 17.500; ° 20% van de jaarlijkse weduwerente als jaarlijkse wezenrente per kind voor de categorie gehuwden. Voor maximaal 5 kinderen. Bij meer dan 5 kinderen wordt het beschikbare maximumbedrag gelijkelijk verdeeld over alle kinderen. ° Deze bedragen zijn netto bedragen. Er wordt gebruteerd. 2.2.2
Uitkeringen bij invaliditeit en arbeidsongeschiktheid
- Een eenmalige uitkering van maximaal € 136.135 (netto) bij blijvende invaliditeit/arbeidsongeschiktheid. De hoogte is afhankelijk van het invaliditeits- en/of arbeidsongeschiktheidspercentage. - Een jaarlijkse rente-uitkering bij blijvende arbeidsongeschiktheid (afhankelijk van invaliditeits- en/of arbeidsongeschiktheidspercentage) van maximaal (ook dit zijn netto uitkeringen): ° € 17.500 jaarlijkse rente voor de categorie zelfstandigen; ° € 11.400 jaarlijkse rente voor de categorie loontrekkenden. 2.2.3
Overige dekking
De verzekering dekt tevens de navolgende ziektebeelden wanneer die zijn ontstaan ten gevolge van een ongevalgebeurtenis (bij uitoefening van de dienst).
47 De Politieorganisatie maakt onderscheid tussen ‘vrijwillig politieambtenaren’ en ‘volontaires’. Deze twee groepen hebben verschillende rechtsposities. De volontaires zijn ‘vrijwilligers’ bij de politie die allerhande ondersteunende werkzaamheden verrichten (niet in uniform). In dit rapport wordt alleen gesproken over de ‘vrijwillig politieambtenaar’ uit de geüniformeerde dienst. 48 Op de Internetsite www.st-AB.nl (Stichting AB) staat dat deze regeling is vervallen met ingang van 1 juli 2008.
versie: definitief
79
Reserve-personeel en sociale zekerheid Deel III Vrijwillige brandweer en -politie 2.2.3.1
HIV
infectie
Keus uit de twee navolgende vergoedingen: - Eenmalige uitkering bij leven van de verzekerde van € 22.690; - Uitkering van € 68.068 bij overlijden door HIV-infectie binnen 20 jaar na de infectie. Voorwaarden: Testen op HIV virus maximaal één kalenderweek na ongevalsgebeurtenis. En uitvoeren van een tweede test op de daarvoor medisch geïndiceerde termijn. 2.2.3.2
Whiplash
Indien er sprake is van een whiplash ongevalsgebeurtenis en er is als gevolg daarvan geen medisch objectief vaststelbaar lichamelijk letsel (zgn. whiplashsyndroom) dan ontstaat er maximaal 8% functionele invaliditeit. Indien er sprake is van een whiplash ongevalsgebeurtenis en er is als gevolg daarvan wel medisch objectief vaststelbaar lichamelijk letsel dan wordt het daarbij behorende percentage invaliditeit vastgesteld en kan de betrokkene gebruik maken van de zogenaamde ‘Gliedertaxe’ of arbeidsongeschiktheidstabel (zie hieronder uitleg van beiden). 2.2.4
Vaststellen mate van invaliditeit en/of arbeidsongeschiktheid
Indien tengevolge van een ongeval naast blijvende invaliditeit ook arbeidsongeschiktheid ontstaat, is er de mogelijkheid om een keuze te maken uit twee verschillende tabellen bij de vaststelling van de hoogte van de uitkering de zogenaamde ‘Gliedertaxe’ en de arbeidsongeschiktheidstabel. Beiden worden hierna toegelicht. 2.2.4.1
Gliedertaxe
Deze geeft aan welk uitkeringspercentage wordt vastgesteld bij volledig verlies of functieverlies van bepaalde lichaamsdelen. Voorbeelden: Gezichtsvermogen van beide ogen Duim Smaak of reuk Nier
2.2.4.2
100% 25% 10% 20%
Arbeidsongeschiktheidstabel
De Arbeidsongeschiktheidstabel baseert het uitkeringspercentage op het arbeidsongeschiktheidspercentage dat wordt vastgesteld door de keuringsarts van Mercer Human Resource Consulting. Voorbeelden: Percentage arbeidsongeschiktheid 10% 35-45% 65-80% >80%
Uitkeringspercentage van het verzekerde bedrag 8,8% 37,5% 80% 100%
De betrokkene kan kiezen voor de meest gunstige tabel de ‘Gliedertaxe’ of de Arbeidsongeschiktheidstabel. 2.2.5
Rentevergoeding
Wanneer een jaar na het ongeval nog geen percentage voor invaliditeit vastgesteld kan worden, wordt rente (6%) vergoed over het bedrag dat ter zake verschuldigd zal blijken te zijn. Niet eerder dan op de 366e dag na het ongeval bestaat aanspraak op deze rente. 2.2.6
‘Predispositie’
Tevens is ‘predispositie’ onder de dekking inbegrepen. Dat wil zeggen dat de verzekeraar tevens een uitkering waarborgt in geval van een onverwachte gebeurtenis, niet zijnde een ongeval, waardoor betrokkene direct dan wel binnen 24 uur na de ongevalsgebeurtenis komt te overlijden (bijvoorbeeld hartaanval, hersenbloeding). Omdat alleen een beroep gedaan kan worden op ‘predispositie’ wanneer geen oorzakelijk verband bestaat met een ongevalsgebeurtenis, bestaan geen aanspraken op andere uitkeringen (bij overlijden). De uit te keren bedragen zijn (bruto): - € 23.000 voor gehuwden/samenwonenden; - € 4.500 voor ongehuwden. 80
versie: definitief
Reserve-personeel en sociale zekerheid Deel III Vrijwillige brandweer en -politie 2.2.7
Kosten geneeskundige behandeling
Er bestaat een maximum voor de te vergoeden kosten van geneeskundige behandeling van € 18.200 voor alle categorieën verzekerden. Wel wordt boven dit bedrag afzonderlijk vergoed: - Tot maximaal € 2.269 bij aanschaf van een blindengeleidehond of invalidenwagen; - Reiskosten van naasten van verzekerde tot 2e graad bij bezoek aan het ziekenhuis; - Verzorging in brandwondencentrum en revalidatiekosten; deze zonder financiële limiet. De dekking is secundair, dat wil zeggen dat de nota’s eerst ingediend dienen te worden bij de eigen zorgverzekeraar, hierna bestaat pas (eventueel) recht op secundaire vergoeding.
2.3
Aanvullende ziekengeldverzekering vrijwillige politie, en werkgeversvergoeding
Onderdeel van de ongevallenverzekering voor de vrijwillig politieambtenaar is de aanvullende ziekengeldverzekering met eventueel werkgeversvergoeding. Recht op vergoeding dan wel uitkering bestaat voor de werkgever van de vrijwillig politieambtenaar en voor de vrijwillig politieambtenaar met eigen inkomsten uit bedrijf of beroep. De werkgever kan het bedrag vorderen dat hij verplicht is in het kader van loondoorbetaling bij ziekte van de werknemer te betalen. De zelfstandige heeft recht op een uitkering indien hij zelf inkomstenderving heeft door ziekte ten gevolge van een tijdens de politiedienst overkomen ongeval. ¶ Eerst zal de loontrekkende vrijwillig politieambtenaar schadeloos worden gesteld dat wil zeggen dat zijn loon eventueel wordt aangevuld tot 100%. Wat overblijft, gaat naar de werkgever. De uitkering bedraagt voor de loontrekkende en voor de zelfstandige maximaal € 125 per dag tot een maximum van € 45.380 per jaar. Dit ‘dagbedrag’ wordt uitbetaald over de kalenderdagen. Gebruikelijk is dat de loontrekker de ontvangen ‘schadeloosstelling’ direct overdraagt aan zijn civiele werkgever. ¶ Een hoger dagbedrag kan op verzoek van de zelfstandige vrijwillig politieambtenaar worden overeengekomen waarbij er een toeslag geldt op de premie. Landelijk is voor vier zelfstandigen een dagvergoeding van € 187 per werkdag, met een maximum van € 68.070 per jaar verzekerd. Voor één zelfstandige zijn de bedragen € 249 per werkdag, met een maximum van € 90.760 per jaar. Daarnaast krijgt de vrijwillig politieambtenaar als een soort troostvergoeding € 25 per dag. Voor beiden geldt een maximum duur van de uitbetaling van 104 weken. De uitkering eindigt zoveel eerder als de verzekerde de beroepswerkzaamheden weer kan hervatten. ¶ Conform het Besluit vergoeding dienstreizen politie heeft betrokkene recht op reis- en verblijfkosten voor alle gemaakte onkosten betrekking hebbende op de ongevalsgebeurtenis (met in acht neming van de daar geldende voorschriften).
2.4
Oproepen in werkelijke dienst i.v.m. activiteiten rondom ongevalsgebeurtenis
Bij oproepen in werkelijke dienst in verband met de activiteiten rond een ongevalsgebeurtenis – bijvoorbeeld bezoek keuringsarts – gelden de volgende vergoedingen: - Betrokkene heeft recht op (dag)vergoedingen.
2.5
Zorgplicht
Ook voor de sector politie geldt de zorgplicht voor de arbeidsongeschikte en/of invalide (vrijwillig) politieambtenaar. Hieruit vloeit voort dat de vrijwillig politieambtenaar de mogelijkheid kan worden geboden om in werkelijke dienst te worden gehouden.
3
3.1
Commentaar op sociale rechtspositie vrijwillig politieambtenaar
Algemeen
Ook binnen de politieorganisatie bestaat momenteel nog onduidelijkheid over de uitvoering en gevolgen van de WIA voor het politiepersoneel.
3.2
Dekkingsgebied
In de voorwaarden bij de verzekering van de vrijwillig politieambtenaar valt op dat het woon-werkverkeer wel tot de verzekering behoort in tegenstelling tot de situatie bij Defensie, waar deze verzekering sinds 1970 is afgeschaft.
3.3
Toekenning bij overlijden met dienstverband
Bij Defensie kent men het (tijdelijk) bijzonder partnerpensioen dat toegekend wordt onder artikel 4 en -5 omstandigheden van de regeling PVO (met verschillende uitkeringspercentages). Hierbij wordt de uitkering toegekend aan de partner en aan eventuele kinderen. Tevens wordt door Defensie een eenmalige uitkering toegekend. versie: definitief
81
Reserve-personeel en sociale zekerheid Deel III Vrijwillige brandweer en -politie De vrijwillig politieambtenaar kent een directe uitkering bij overlijden en een jaarlijkse uitkering aan de partner en aan eventuele kinderen. Om te bepalen welke regeling gunstiger is dient men de daarbij behorende bedragen/uitkeringen naast elkaar te leggen.
3.4
Bijzondere Invaliditeitsverhoging (BIV)
De vrijwillige politieorganisatie kent geen BIV, echter wel uitkeringen ineens en periodiek. Er bestaat bij overlijden een uitkering in eens en een jaarlijkse uitkering. Bij blijvende invaliditeit en/of arbeidsongeschiktheid eveneens een uitkering ineens en jaarlijks. Om te bepalen welke regeling gunstiger is dient per geval de daarbij behorende bedragen/uitkering(en) naast elkaar te leggen.
3.5
HIV infectie
Bijzonder is in dit geval de erkenning van HIV als (aparte) beroepsziekte (-risico).
3.6
Whiplash
Het bijzondere in dit geval is dat indien er geen medisch objectief vaststelbaar lichamelijk letsel is er toch een financiele vergoeding wordt uitgekeerd.
3.7
‘Gliedertaxe’ en arbeidsongeschiktheidstabel
Bij Defensie kent men het AOP (verhoogd) en het IP en aanvullend eventueel de BIV. De AOP-percentages waren in de WAO-periode vergelijkbaar met de percentages uit de arbeidsongeschiktheidstabel van Mercer Human Resource Consulting. Onder de WIA is de uitkering (eventueel) afhankelijk van het nieuwe loon, het gebruik van de restverdiencapaciteit en de WGA-fase. De ‘Gliedertaxe’-percentages zijn vergelijkbaar met de invaliditeitspercentages van de WPC schaal die Defensie hanteert. Het kiezen voor de meest gunstige tabel (‘Gliedertaxe’ of arbeidsongeschiktheidstabel) is gelijk in uitvoering aan de werkwijze bij Defensie. Hierbij is alleen een eventuele opeenstapeling van pensioenen van toepassing (eerst WIA/WAO, hierna eventueel AOP (verhoogd) en hierna weer eventueel IP, BIV. De BIV komt te allen tijde tot uitbetaling (= smartengeld)).
3.8
Verschillen in invaliditeits- dan wel arbeidsongeschiktheidspercentages
Er is een verschil in invaliditeits- dan wel arbeidsongeschiktheidspercentages tussen Defensie en de politie. Onderstaande tabel geeft weer het beeld voor arbeidsongeschiktheid onder de WAO. Onder de WIA is de uitkering (eventueel) afhankelijk van het nieuwe loon, het gebruik van de restverdiencapaciteit en de WGA-fase. Enkele voorbeelden: Aandoening, invaliditeit Blind aan een oog Verlies een nier Verlies volledig gehoorvermogen
Uitkeringspercentage Defensie Vrijwillig politieambtenaar 30%+5% (art. 4 omstandigheden) 50% 30%+5% (art. 4 omstandigheden) 20% 90%+40% (art. 4 omstandigheden) 75%
Arbeidsongeschiktheidspercentage 45-55% 65-80% >80%
3.9
45,01% 73,31% 90,02%
50% 80% 100%
Verschillen in uitkeringspercentages
Verschillen in uitkeringspercentages komen voort uit onder andere de navolgende factoren: - Anticumulatiewetgeving; - Verschillende invaliditeits- of arbeidsongeschiktheidspercen- Verschillende berekeningsgrondslagen; tages bij dezelfde soort aandoening; - Toekenning eventuele BIV; - AOP-percentage 70% van het verschil tussen oud- en nieuw - WAO/WIA toekenning naast uitkering verzekeloon incl. verhoging (+10% + eventueel nog 10%). ring vrijwillig politieambtenaar;
82
versie: definitief
Reserve-personeel en sociale zekerheid Deel III Vrijwillige brandweer en -politie
3.10 Aanvullende ziekengeldverzekering vrijwillig politieambtenaar, en werkgeversvergoeding Onderdeel van de ongevallenverzekering voor de vrijwillig politieambtenaar is de aanvullende ziekengeldverzekering met eventueel werkgeversvergoeding. Deze verzekering kent een daggelduitkering van maximaal € 125 tot het maximum van € 45.380 per jaar (gedurende periode van 104 weken). Dit geldt voor zowel loontrekkenden als zelfstandigen bij tijdelijke arbeidsongeschiktheid. Zelfstandigen kunnen een hogere dagvergoeding overeenkomen. In deze verzekering neemt de politieorganisatie haar verantwoordelijkheid ten aanzien van eventuele claims door burgerwerkgevers van de betrokken vrijwillig politieambtenaar. Ook neemt de politieorganisatie haar verantwoordelijkheid voor eventuele claims van zelfstandigen. Dit is een landelijke regeling. ¶ De enige mogelijkheid voor burgerwerkgevers van reservemilitairen of voor zelfstandigen is een claim in te dienen bij Defensie waarna iedere klacht apart wordt bekeken. Hierover bestaat veel (voor de reservemilitair) negatieve jurisprudentie.
3.11
Vergoeding kosten geneeskundige behandeling
Vergoeding van kosten van geneeskundige behandeling is aanvullend op de zorgverzekering van de individuele vrijwillig politieambtenaar. Met andere woorden eerst gaat de nota naar de eigen (civiele) zorgverzekering en bij niet betalen door deze verzekering ontstaat eventueel recht op vergoeding vanuit de politieverzekering. Dit in tegenstelling tot de reservemilitair welke dit getrapte recht niet kent. De reservemilitair kan alleen recht doen gelden op voorzieningen uit het VMOD-stelsel bij toekenning van artikel 4 omstandigheden uit de regeling PVO (ongeval onder buitengewone omstandigheden).
3.12 Reis- en verblijfkosten Defensie kent soortgelijke regelingen.
3.13 Bij in dienst houden Ook bij de politieorganisatie kan men in dienst worden gehouden refererend aan de zorgplicht van de organisatie.
4
Rechtspositie brandweervrijwilligers Gemeente Sittard-Geleen
4.1
Algemeen
Uitgangspunt is dat iedere gemeente zijn eigen regelingen kan treffen voor zijn brandweervrijwilligers. Daarbij is er één algemene regeling die een kader biedt voor de lokale regelingen. Deze algemene regeling is de Modelrechtspositieregeling vrijwilligers bij de gemeentelijke brandweer. De financiële zekerheid van de brandweervrijwilligers is verder geregeld in een per gemeente afgesloten verzekering (dit is een vereiste vastgelegd in bovenstaande modelrechtspositie).
4.2
De verzekering
In de verzekeringen voor de brandweervrijwilligers wordt onderscheid gemaakt naar rubrieken 1 t/m 3. Rubriek 1 betreft ‘Zelfstandigen’, Rubriek 2 betreft ‘Loontrekkenden’ en Rubriek 3 betreft ‘Overigen’ (niet zelfstandig en niet loontrekkend). Alle navolgende verzekerde bedragen voor de brandweer zijn bruto bedragen. Voor de afgesloten verzekering is de gemeente de ‘verzekeringnemer’. 4.2.1
Kapitaal bij overlijden
Rubrieken 1 t/m 3
4.2.2
Gehuwd/samenwonend Ongehuwd
€ €
110.000 12.500
Rente-uitkering per jaar
Rubrieken 1 t/m 3
Gehuwd/samenwonend
€ 17.500
Kinderen (maximaal aantal 5)
€ 3.500
Jaarlijks 3% inflatiecorrectie. 4.2.3
Tijdelijke arbeidsongeschiktheid
Bij ziekte/tijdelijke arbeidsongeschiktheid ontvangt de verzekeringnemer (bijv. gemeente Sittard-Geleen) de uitkering van de verzekeraar. De verzekeraar keert bij volledige ziekte/arbeidsongeschiktheid het bruto dagloon van de zieke werknemer uit tot maximaal het maximum ziektewetdagloon (bij gedeeltelijke ziekte/arbeidsongeschiktheid pro rato). versie: definitief
83
Reserve-personeel en sociale zekerheid Deel III Vrijwillige brandweer en -politie Bij tijdelijke arbeidsongeschiktheid kan het bruto dagloon van betrokkene uitgekeerd worden aan betrokkene en/of aan de werkgever van betrokkene. Inhoudende dus dat de mogelijkheid wordt geschapen dat werkgever en/of betrokkene deze uitkering ontvangen in overleg met de gemeente. 4.2.4
Kapitaal bij blijvende invaliditeit
Rubrieken 1 t/m 3
4.2.5
Geen onderscheid gehuwd/samenwonend/ongehuwd
Rente-uitkering per jaar bij blijvende invaliditeit
Rubriek 1 Rubriek 2 Rubriek 3
4.2.6
max. € 195.500
max. € 17.500 max. € 7.500 voor overheidsdienst max. € 11.400 werkzaam in bedrijfsleven max. € 7.500
- Jaarlijks 3% inflatiecorrectie. - Geen onderscheid gehuwd/samenwonend/ongehuwd.
‘Gliedertaxe’
Bij volledige of gedeeltelijke invaliditeit wordt ook door de gemeente voor de brandweervrijwilligers gebruik gemaakt van de ‘Gliedertaxe’. Voorbeelden van indelingspercentage: Arm tot in het schoudergewricht verloren Duim verloren Werking één long verloren Reuk en smaakvermogen verloren Verlies gezichtsvermogen één oog Verlies gezichtsvermogen beide ogen Gehoorvermogen beide oren verloren Post commotioneel syndroom Volledig verloren gaan van gebruik taal door traumatische beschadiging
4.2.7
85% 25% 30% 10% 50% 100% 50% 0-8% 90%
Arbeidsongeschiktheidspercentages
Bij arbeidsongeschiktheid worden de navolgende percentages gehanteerd: (arbeidsongeschiktheidspercentage wordt bepaald door medisch adviseur van de verzekering) Arbeidsongeschiktheidspercentage 9% 15-25% 25-35% 35-45% 45-55% 55-65% 65-80% >80%
4.2.8
Uitkeringspercentage van het verzekerd bedrag 8% 12,5% 25% 37,5% 50% 62,5% 80% 100%
Keuzeclausule49
Bij een ongeval wordt door de verzekeraar zowel de invaliditeit als arbeidsongeschiktheid bepaald en zal worden uitgekeerd op de grondslag welke van die twee de verzekerde zelf kiest. 4.2.9
Medische kosten
Indien verzekerde medisch of paramedisch moet worden behandeld dan worden de redelijke kosten hiervoor vergoed tot maximaal € 18.200. Voor verpleging in een brandwondencentrum en revalidatie die hieruit voortvloeit, geldt geen maximering van het verzekerde bedrag. Tevens is er reiskostenvergoeding voor de echtgenoot/echtgenote en bloed/aanverwanten tot in de tweede graad in verband met bezoeken ziekhuis tot 50 km buiten de landsgrenzen.
49 Nader: sinds ca. 2e kwartaal 2009 is de keuzemogelijkheid komen te vervallen. Alleen de mate van invaliditeit is bepalend voor de uitkering. Voor de arbeidsongeschiktheid gelden de gewone wettelijke regelingen.
84
versie: definitief
Reserve-personeel en sociale zekerheid Deel III Vrijwillige brandweer en -politie 4.2.10
Elders lopende verzekeringen
Indien elders lopende verzekeringen deze dekkingen (ziekte, arbeidsongeschiktheid/medische kosten enz.) tevens waarborgen gaan deze verzekeringen voor de verzekering afgesloten door de Gemeente Sittard-Geleen. In verband hiermee komt alleen die schade tot uitbetaling welke het bedrag te boven gaat welke de verzekerde elders aanspraak op kan maken. 4.2.11
Bijzonderheden
- Het reizen van en naar de opkomstlocatie valt onder de dekking van de verzekering (het zgn. “woon-/werkverkeer”). - Personen welke nog niet officieel gekeurd zijn en deelnemen aan activiteiten vallen tevens onder de verzekeringsvoorwaarden. - Tevens kunnen naast toegekende uitkeringen voortvloeiend uit de rol van brandweervrijwilliger tevens evt. rechten worden ontleend aan de WIA voortvloeiend uit de civiele baan. - De HIV besmetting indien ongevalsgevolg is ontstaan heeft recht op een uitkering eenmalig € 25.000. Men kent tevens het recht op predispositie (overlijden anders dan door het ongeval). De bedragen voor alle rubrieken (rubrieken 1 t/m 3 zie hiervoor) zijn: Gehuwd € 23.000, ongehuwd € 4.500. Indien de geneeskundige kosten het bedrag te boven gaan waarvoor de gemeente zich heeft verzekerd, kan de gemeente een tegemoetkoming in de hogere kosten verlenen uit de eigen middelen. Indien er sprake is van een ziekte welke is ontstaan of is verergerd door de uitoefening van de dienst stelt de raad een uitkering vast, voor zover de verzekering daarin niet voorziet.
4.3
Wijzigingen sinds afsluiten onderzoek
Het voorgaand overzicht heeft betrekking op de eigen regelingen van de gemeente Sittard-Geleen. Intussen hebben 19 gemeenten in Zuid Limburg – waaronder Sittard-Geleen – een gezamenlijke regeling getroffen. De belangrijkste verschillen tussen bovenstaand overzicht dat betrekking had op oude eigen regeling van Sittard-Geleen en de nieuwe gezamenlijke regeling zijn: - Geen onderscheid meer tussen regelingen voor gehuwden en ongehuwden; de nieuwe gezamenlijke regeling is vastgesteld op het hogere niveau van de gehuwden; - De ‘Rente-uitkering’ is gelijkgetrokken voor de “Rubrieken 1 t/m 3” en is vastgesteld op het hogere niveau van “Rubriek 1”; - De periode voor tijdelijke arbeidsongeschiktheid waarin men het maximale ziektegeld uitgekeerd krijgt is verlengd van twee tot drie jaar; - Toegevoegd zijn onder andere een verzekering voor het WGA-hiaat (inkomensgarantie tot 100%, tot 65e) en een “Trauma” verzekering (vanaf 45% arbeidsongeschiktheid door dienst gerelateerd trauma).
5
5.1
Rechtspositie brandweervrijwilliger Gemeente Goes
Algemeen
De rechtspositie van de brandweervrijwilliger is vastgelegd in: - Landelijke Modelrechtspositieregeling vrijwilligers bij de gemeentelijke brandweer; - Gemeentelijke verzekering afgesloten (bij Achmea Schadeverzekering).
5.2 5.2.1
Verzekering Dekkingsgebied
Verplaatsen naar en van de opkomstlocatie tot aan de eigen huisdeur (‘woon-werkverkeer’) valt onder de dekking van de verzekering. 5.2.2
Uitkeringen
De brandweervrijwilliger heeft recht op het navolgende uitkeringen (alles bruto bedragen): - Overlijden - Predispositie: ° Eenmalig € 100.000; ° Eenmalig € 22.500 bij gehuwden/samenwonenden; ° Rente aan nabestaanden € 20.500 per jaar. ° Eenmalig € 4.500 voor erfgenamen bij alleenstaanden
versie: definitief
85
Reserve-personeel en sociale zekerheid Deel III Vrijwillige brandweer en -politie
5.2.3
Invaliditeit en (tijdelijke) arbeidsongeschiktheid
Eenmalige uitkering (kapitaal) bij blijvend letsel maximaal (bruto) € 122.500; Rente bij tijdelijke/blijvende arbeidsongeschiktheid (bruto) € 12.500 per jaar. 5.2.4
‘Gliedertaxe’
Enkele voorbeelden van de indelingspercentages van de ‘Gliedertaxe’: Beide benen of voeten Verstandelijke vermogens Arm in het schoudergewricht verloren Gehoor beide oren verloren Verlies duim Verlies een nier Verlies reukvermogen Verlies een grote teen
5.2.5
100% 100% 85% 75% 25% 10% 10% 7%
Daggelduitkeringen
De daggelduitkering voor de brandweervrijwilliger bedraagt € 50 bruto per dag, en wordt maximaal gedurende één jaar uitgekeerd (extra onkostenvergoeding). Daggelduitkering voor de werkgever (werkgeverscompensatie) bedraagt € 100 bruto per dag, en wordt maximaal gedurende 5 jaar uitgekeerd. 5.2.6
Diversen
-
Geneeskundige kosten tot maximaal: € 20.000. Kosten van behandeling in brandwondencentrum: ongelimiteerd. Maximum verzekerd bedrag, cumulatief over alle slachtoffers per incident: € 1.250.000. Indien de geneeskundige kosten het bedrag te boven gaan waarvoor de gemeente zich heeft verzekerd kan de gemeente een tegemoetkoming in de hogere kosten verlenen. - Indien er sprake is van een ziekte welke ontstaan is of verergerd door de uitoefening van de dienst stelt de raad een uitkering vast, voor zover de verzekering daarin niet voorziet. Verdere afgesloten verzekeringen van de gemeente Goes: - Collectieve polis rechtsbijstandsverzekering incl. traumahulp dekking; - Schadeverzekering inzittenden € 1.000.000 per gebeurtenis per motorrijtuig.
5.3
Wijzigingen sinds afsluiten onderzoek
Het voorgaand overzicht heeft betrekking op de situatie ten tijde van het afsluiten van het onderzoek. De gemeente Goes heeft sindsdien de verzekering voor brandweervrijwilligers gewijzigd. Daarbij gaat het om zowel de verzekerde bedragen als de vorm en omvang van de dekking. De navolgende bedragen van de verzekering zijn gewijzigd: 1. 2. 3.
Eenmalig uitkering bij overlijden is geworden (zie: 5.2.2): Weduwerente is nieuw (was “nabestaanden”), per jaar * (zie: 5.2.2): Wezenrente per kind is nieuw (was “nabestaanden”), per jaar *: Geen limiet voor aantal kinderen. 4. Eenmalige kapitaalsuitkering bij blijvende arbeidsongeschiktheid nu maximaal: (afhankelijk van het arbeidsongeschiktheidpercentage) (zie: 5.2.3). 5. Rente-uitkering bij blijvende arbeidsongeschiktheid, per jaar * nu maximaal: (afhankelijk van het arbeidsongeschiktheidpercentage) (zie: 5.2.3). 6. Eenmalig bij predispositie (zie: 5.2.2): Gehuwd/samenwonend * Ongehuwd/alleenstaand * 7. Daggelduitkering (werkgeverscompensatie) nu maximaal gedurende (zie: 5.2.5): Per ziektedag wordt uitgekeerd (zie: 5.2.5): Indien betrokkene minder verdient dan het maximum ziektewetdagloon dan gaat het restant van de gelden naar de gemeentekas. * Deze bedragen zijn geïndexeerd en stijgen jaarlijks 3%.
86
€ 110.000 € 17.500 € 3.500 € 195.500 € 17.500 € 23.000 € 5.000 3 jaar maximum ziektewetdagloon
versie: definitief
Reserve-personeel en sociale zekerheid Deel III Vrijwillige brandweer en -politie Overige wijzigingen: - Toegevoegd zijn onder andere een verzekering tegen het WGA hiaat (inkomensgarantie tot 100%, tot 65e) en een “Trauma” verzekering (vanaf 45% arbeidsongeschiktheid door dienst gerelateerd trauma); - Toegevoegd is dekking voor onder andere: vergiftiging, inademen giftige dampen.
6
Commentaar op sociale rechtspositie brandweervrijwilliger
6.1
Algemeen
Op 19 december 2005 zijn Kamervragen gesteld over regelingen voor zieke, arbeidsongeschikte en/of invalide bij brandweervrijwilligers50. De betrokken gemeentes worden aangespoord adequate verzekeringen af te sluiten voor deze groep vrijwilligers. Vergelijkbare vragen zijn voor zover nu bekend nooit gesteld over het reserve-personeel van Defensie. Ook niet nu dit reserve-personeel in toenemende mate wordt uitgezonden en wordt ingezet voor back fill. De hierna volgende opmerkingen bij de sociale rechtspositie van de brandweervrijwilliger is gebaseerd op de resultaten van twee onderzochte gemeenten, Sittard-Geleen en Goes. Bijna elke Nederlandse gemeente heeft een deel vrijwillige brandweer. Landelijk gaat het dan om ca. 22.000 brandweervrijwilligers.
6.2
Dekkingsgebied
Uit de afgesloten verzekeringen voor brandweervrijwilligers valt op te maken dat woon-werkverkeer bij uitrukken/oefeningen wel tot de dekkingsgebieden hoort. De verzekering van het woon-werkverkeer is voor de krijgsmacht afgeschaft sinds 1970.
6.3
Toekenning bij overlijden met dienstverband
Bij Defensie kent men het (tijdelijk) bijzonder partnerpensioen welke toegekend wordt onder artikel 4 of onder artikel 5 omstandigheden uit de regeling PVO (met verschillende uitkeringspercentages). Hierbij wordt de uitkering toegekend aan de partner en eventuele kinderen. Tevens wordt door Defensie een eenmalige uitkering toegekend (3 maandsalarissen bruto wordt netto uitgekeerd). De vrijwillig brandweer kent een directe uitkering bij overlijden en een jaarlijkse uitkering aan partner en eventuele kinderen. Naast deze uitkering kunnen eventueel rechten worden ontleend aan de Anw. Om te bepalen welke regeling gunstiger is dient men de daarbij behorende bedragen/uitkeringen naast elkaar te leggen.
6.4
Bijzondere Invaliditeitsverhoging (BIV)
De verzekering voor de brandweervrijwilligers kent geen BIV, kent echter wel uitkeringen ineens en periodiek. Er bestaat bij overlijden een uitkering ineens en een jaarlijkse uitkering. Bij tijdelijke en blijvende invaliditeit en/of arbeidsongeschiktheid eveneens een uitkering ineens en jaarlijks. Om te bepalen welke regeling gunstiger is dient per geval de daarbij behorende bedragen/uitkering(en) naast elkaar te leggen. De uitkeringsbedragen bij de vrijwillige brandweer zijn bruto.
6.5
‘Gliedertaxe’ en arbeidsongeschiktheidstabel
Bij Defensie kent men het AOP (arbeidsongeschiktheidspensioen) en het IP (invaliditeitspensioen) en aanvullend eventueel de BIV (Bijzondere Invaliditeitsverhoging). De AOP-percentages waren in de WAO-periode vergelijkbaar met de percentages uit de arbeidsongeschiktheidstabel van de gemeente. Nu is het AOP afhankelijk van het nieuwe loon, het gebruik van de restverdiencapaciteit en de fase van de WIA. De ‘Gliedertaxe’-percentages zijn vergelijkbaar met de invaliditeitspercentages van de WPC schaal die Defensie hanteert. Het kiezen voor de meest gunstige tabel (‘Gliedertaxe’ of arbeidsongeschiktheidstabel) is gelijk in uitvoering aan de werkwijze bij Defensie. Hierbij is alleen een eventuele opeenstapeling van pensioenen van toepassing (eerst WIA/WAO, hierna eventueel (verhoogd) AOP en hierna weer eventueel IP. De BIV komt te allen tijde tot uitbetaling (= smartengeld)).
6.6
Verschillen in invaliditeits- en arbeidsongeschiktheidspercentages
Er is een verschil in invaliditeits- dan wel arbeidsongeschiktheidspercentages tussen Defensie en de vrijwillige brandweer.
50
Naar verluidt zijn een zelfde soort vragen gesteld over de vrijwillige politie.
versie: definitief
87
Reserve-personeel en sociale zekerheid Deel III Vrijwillige brandweer en -politie Aandoening, invaliditeit
Uitkeringspercentage Defensie 30%+5% (art. 4 omstandigheden) 90%+40% (art. 4 omstandigheden) 100%+40% (art. 4 omstandigheden)
Blind aan een oog Verlies volledig gehoorvermogen Verlies volledige geestelijke vermogens Arbeidsongeschiktheidspercentage 45-55% AOP 70% van verschil oud- en nieuw loon. Evt.: +10% dienstverband (Art. 4 en 5); 65-80% + Benutting voldoende restcapaciteit levert 10%; >80% Totaal max. 90% van verschil oud- en nieuw loon.
6.7
Vrijwillige brandweer 50% + WIA 50% + WIA 100% + WIA
50% + WIA 80% + WIA 100% + WIA
Verschillen in uitkeringspercentages
Verschillen in uitkeringspercentages zijn onderhevig aan de navolgende factoren: Anticumulatiewetgeving, verschillende invaliditeits- of arbeidsongeschiktheidspercentages bij dezelfde soort aandoening, verschillende berekeningsgrondslagen, WAO/WIA toekenning naast uitkering verzekering brandweervrijwilliger, toekenning eventuele BIV, AOP percentage 70% van het verschil tussen oud- en nieuw loon incl. verhoging (+10%+ eventueel nog 10%) enz.
6.8
Tijdelijke arbeidsongeschiktheid
Binnen de twee gemeentes kent men de mogelijkheid tot daggelduitkering voor loontrekkenden en zelfstandigen bij tijdelijke arbeidsongeschiktheid. Defensie kent deze mogelijkheid niet.
6.9
Vergoeding kosten geneeskundige behandeling
De dekking van kosten is aanvullend op de zorgverzekering/andere verzekeringen enz. van de individuele brandweervrijwilliger. Met andere woorden, eerst zorgverzekering/overige verzekeringen, hierna hetzij recht op kostenvergoeding vanuit de verzekering voor brandweervrijwilligers, hetzij toekenning van kostenvergoeding vanuit de gemeenteraad. Dit in tegenstelling tot de reservemilitair welke deze stapeling niet kent. De reservemilitair kan alleen recht doen gelden op voorzieningen van de geneeskundige verzorging bij toekenning van artikel 4 omstandigheden uit de regeling PVO (ongeval onder buitengewone omstandigheden).
6.10 Omvang dekking aanvullende ziekengeldverzekering brandweervrijwilliger In deze verzekering neemt de betrokken gemeente haar verantwoordelijkheid ten aanzien van eventuele claims door burgerwerkgevers van de betrokken brandweervrijwilliger. Ook neemt de betreffende gemeente haar verantwoordelijkheid voor eventuele claims van zelfstandigen. De enige mogelijkheid voor burgerwerkgevers van reservemilitairen en voor zelfstandigen is een klacht in te dienen bij Defensie waarna iedere klacht apart wordt bekeken. Hierover bestaat (voor de reservemilitair) veel negatieve jurisprudentie.
6.11
Reis- en verblijfkosten
Defensie kent soortgelijke regelingen.
6.12 Bij in dienst houden Ook binnen gemeentes kunnen op grond van de algemene zorgplicht gedeeltelijk invalide en/of arbeidsongeschikte brandweervrijwilligers, met dienstverband, in dienst worden gehouden afhankelijk van competenties, restcapaciteit en beschikbare formatieplaatsen.
7 1. 2.
3.
88
Voornaamste verschillen rechtspositie reservist versus vrijwilligers politie en -brandweer Woon-werkverkeer wel verzekerd bij vrijwillige politie en -brandweer. Voor de reservemilitair is deze regeling afgeschaft per 1 januari 1970. Er zijn financiële vergoedingen voor burgerwerkgevers (direct of indirect) van leden van de vrijwillige politie en -brandweer in geval van (tijdelijke) arbeidsongeschiktheid of invaliditeit door het werk als brandweervrijwilliger of vrijwillig politieambtenaar. Bij brandweer en politie worden uitkeringen toegekend uit afgesloten verzekeringen voor de vrijwillig politieambtenaar dan wel brandweervrijwilliger, naast de reguliere uitkeringen uit WIA, WULBZ en ZW. versie: definitief
Reserve-personeel en sociale zekerheid Deel III Vrijwillige brandweer en -politie
4.
De reservemilitair heeft in tegenstelling te maken met een gelaagd systeem waarbij er wel rechten kunnen bestaan op AOP/IP en/of BIV, maar waarbij op grond van anticumulatiebepalingen er (soms) geen uitbetaling kan plaatsvinden. Bij overlijden kenen de vrijwillige politie en -brandweer uitkeringen ineens en jaarlijks; Defensie kent alleen een verhoogd nabestaandenpensioen. De twee typen regeling (Defensie versus politie/brandweer) kunnen tot uitbetaling komen naast eventueel ander inkomen (loon uit werk, Anw, WWB). Welke regeling gunstiger is bij overlijden dient per geval bezien te worden. Het vermoeden bestaat dat de regelingen voor de vrijwillig politieambtenaar en de brandweervrijwilliger tot hogere uitkeringen leiden voor de nabestaanden dan die van Defensie voor haar reserve-personeel.
versie: definitief
89
Reserve-personeel en sociale zekerheid Bijlagen bij Deel III Vrijwillige brandweer en -politie
8
Bijlagen bij Deel III Bijlage 17 Uitkeringen reservemilitairen en vrijwillig politieambtenaren....................................................................93 Bijlage 18 Uitkeringen reservemilitairen en brandweervrijwilligers (Sittard-Geleen)................................................94 Bijlage 19 Uitkeringen reservemilitairen en brandweervrijwilligers (Goes)................................................................95 Bijlage 20 Uitkeringen nabestaanden reservemilitair en vrijwillig politieambtenaar..................................................96
versie: definitief
91
versie: definitief
+
Verzekering vrijwillige politie
Uitkering bij tijdelijke arbeidsongeschiktheid: - Maximale uitkering per dag van - Tot een maximum per jaar van - Gedurende maximaal 104 weken
Tevens: € 125 € 45.380
€ 136.135
€ 11.400 € 17.500
© 2009 J.A. Pols, Yerseke Aan dit overzicht kunnen geen rechten worden ontleend.
Opmerkingen: Uitkering vrijwillige politieman/-vrouw afhankelijk van arbeidsongeschiktheids- c.q. invaliditeitspercentage. Bij tijdelijke arbeidsongeschiktheid met dienstverband is een geldelijke uitkering voor de civiele werkgever mogelijk. De uitkeringen komen uit verschillende bronnen, en worden ten dele bruto, ten dele netto uitbetaald. Hierdoor zal jaarlijks aangifte moeten worden gedaan bij de Belastingdienst met het waarschijnlijke gevolg van een naheffing .
Burgersalaris
WIA
WIA
Uitgaande van burgersalaris
AOP
AOP
AOP VERHOOGD
Maximaal verzekerd bedrag (netto), kan ingezet worden voor: Direkt eenmalige uitkering arbeidsongeschiktheidsverzekering óf Direkt eenmalige uitkering invaliditeitsverzekering
Jaarlijkse uitkering, max., bruto Loontrekkenden Zelfstandigen tevens
Vrijwillige politie
Bijlage 17
IP
BIV
Militair reservist
Reserve-personeel en sociale zekerheid Bijlagen bij Deel III Vrijwillige brandweer en -politie
Uitkeringen reservemilitairen en vrijwillig politieambtenaren
93
94
WIA
WIA
+ Uitkering direkt invaliditeitsverzekering max. Evt. ook: Uitkering bij tijdelijke arbeidsongschiktheid - Max. ziektewetdagloon gedurende max. 104 weken (per dag)
of
Uitkering jaarlijks max. tevens Uitkering direkt arbeidsongeschiktheidsverzekering max.
17.500
€
174
€ 195.500
€ 195.500
€
© 2009 J.A. Pols, Yerseke Aan dit overzicht kunnen geen rechten worden ontleend.
Opmerking: Uitkering vrijw. brandweer afh. van arbeidsongeschiktheids- c.q. invaliditeitspercentage. Bij tijdelijke arbeidsongeschiktheid met dienstverband is een geldelijke uitkering voor de civile werkgever mogelijk. De uitkeringen komen uit verschillende bronnen, en worden ten dele bruto, ten dele netto uitbetaald. Hierdoor zal jaarlijks aangifte moeten worden gedaan bij de Belastingdienst met het waarschijnlijke gevolg van een naheffing.
AOP
AOP
AOP VERHOOGD
Vrijwillige brandweer Sittart-Geleen
Bijlage 18
IP
BIV
Militair reservist
Reserve-personeel en sociale zekerheid Bijlagen bij Deel III Vrijwillige brandweer en -politie
Uitkeringen reservemilitairen en brandweervrijwilligers (Sittard-Geleen)
versie: definitief
versie: definitief
WIA
WIA
+ of Uitkering direkt invaliditeitsverzekering max. Evt. ook: Uitkering bij tijdelijke arbeidsongeschiktheid, max. totaal
Uitkering direkt arbeidsongeschiktheidsverzekering max.
Uitkering jaarlijks max. tevens
12.500
€
12.500
€ 122.500
€ 122.500
€
Aan dit overzicht kunnen geen rechten worden ontleend.
© 2009 J.A. Pols, Yerseke
Opmerkingen: Uitkering vrijw. brandweer afh. van arbeidsongeschiktheids- c.q. invaliditeitspercentage. Bij tijdelijke arbeidsongeschiktheid met dienstverband is een geldelijke uitkering voor de civile werkgever mogelijk. De uitkeringen komen uit verschillende bronnen, en worden ten dele bruto, ten dele netto uitbetaald. Hierdoor zal jaarlijks aangifte moeten worden gedaan bij de Belastingdienst met het waarschijnlijke gevolg van een naheffing.
AOP
AOP
AOP VERHOOGD
Vrijwillige brandweer Goes
Bijlage 19
IP
BIV
Militair reservist
Reserve-personeel en sociale zekerheid Bijlagen bij Deel III Vrijwillige brandweer en -politie
Uitkeringen reservemilitairen en brandweervrijwilligers (Goes)
95
96
© 2009 J.A. Pols, Yerseke Aan dit overzicht kunnen geen rechten worden ontleend.
'Artikel 5', bedrijfsongeval Uitkering partner: 5/7 x 90,02% x (BG-ANW) wees: 2/7 x 90,02% x (BG-ANW) halfwees: 1/7 x 90,02% x (BG-ANW) Maximaal 10/7 x 90,02% x (BG-ANW)
Berekening van Verhoging NP 'Artikel 4', ongeval onder oorlogs- c.q. oefenomstandigheden Uitkering partner: 5/7 x 100% x (BG-ANW) wees: 2/7 x 100% x (BG-ANW) halfwees: 1/7 x 100% x (BG-ANW) Maximaal 10/7 x 100% x (BG-ANW)
Eventueel ANW/WWB
Nabestaandenuitkering direkt (eenmalig)
€ 68.068 netto
€ 3.500 bruto
€ 17.500 bruto
Verklaringen: ANW: Algemene nabestaandenwet BG: Berekeningsgrondslag NP: Nabestaandenpensioen WWB: Wet werk en bijstand
Opmerking: De uitkeringen komen uit verschillende bronnen, en worden ten dele bruto, ten dele netto uitbetaald. Hierdoor zal jaarlijks aangifte moeten worden gedaan bij de Belastingdienst met het waarschijnlijke gevolg van een naheffing .
Evt. ANW/WWB
+
Uitkering, jaarlijks tevens Per kind (max. 5)
Nabestaanden (zonder werk) van vrijwilliger bij politie
Bijlage 20
Verhoging NP (diverse regelingen) (zie hieronder)
Nabestaanden (zonder werk) van militair reservist
Reserve-personeel en sociale zekerheid Bijlagen bij Deel III Vrijwillige brandweer en -politie
Uitkeringen nabestaanden reservemilitair en vrijwillig politieambtenaar
versie: definitief