Landelijk beroeps- en opleidingsprofiel hbo-bachelor Journalistiek 2015
Hbo-opleidingen journalistiek Windesheim Zwolle Christelijke Hogeschool Ede Hogeschool Utrecht Fontys Hogeschool Tilburg
September 2015
Croho-titel
Journalistiek
Croho code
34686
Datum van aanlevering
7 september 2015
Opleidingsoverleg/domeinoverleg
Landelijk Opleidingsoverleg Journalistiek
Contactpersoon (e-mailadres)
Marjo Spee,
[email protected] Hans de Clercq,
[email protected] Bartho de Looij,
[email protected] Bas Mesters,
[email protected]
Opmerkingen
Het Landelijk Beroeps- en Opleidingsprofiel Journalistiek 2015 is een volledige herziening van het beroeps- en opleidingsprofiel uit 2004.
Betrokkenheid werkveld
Voor het bepalen van de relevante trends in het werkveld is gebruik gemaakt van onderzoek dat is uitgevoerd onder vertegenwoordigers van de beroepspraktijk. Daarnaast zijn de conceptteksten en competenties voor feedback voorgelegd aan leden van de beroepenveldcommissies van de opleidingen en aan het Genootschap van Hoofdredacteuren.
Betrokken Hogescholen
1. Fontys Hogescholen 2. Hogeschool Windesheim 3. Christelijke Hogeschool Ede 4. Hogeschool Utrecht
Inhoudsopgave 1. Inleiding
1
2. Journalistiek en het beroep van journalist
5
3. Maatschappelijke en journalistieke ontwikkelingen
13
4. Beroeps- en opleidingsprofiel Journalistiek
23
Referenties Bijlagen Bijlage 1: Verklaring van Tartu Bijlage 2: Expertraadplegingen
1. Inleiding De journalistiek is een vak in beweging. De digitalisering en het internet rukken op. De mediaconsumptie van mensen verandert in rap tempo. Nieuwe publicatievormen en uitgeefmodellen maken hun opwachting. Journalisten krijgen de beschikking over nieuwe tools en werkwijzen. Als het over journalistiek gaat, vallen al snel termen als 'crisis', 'transformatie' en 'disruptie'. Dat heeft voor een belangrijk deel te maken met de slinkende financiële basis onder de 'papieren' media - die van oudsher de ruggengraat van de journalistiek vormen. Kranten en tijdschriften hebben te kampen met dalende oplages en krimpende advertentie-inkomsten (Bakker, 2015). Redacties worden steeds kleiner. Titels verdwijnen. Velen zijn ervan overtuigd dat de journalistiek zich moet ‘heruitvinden’ (zie bijvoorbeeld Brock, 2013; Brouwers, 2013; Peters & Broersma 2013; Zelizer 2009), door de overstap te maken naar digitaal. Hoe die stap succesvol kan worden gezet, is vooralsnog de grote vraag. Zie de worsteling van Nederlandse nieuwsorganisaties met internet, zoals beschreven in de recente promotie-onderzoeken van Kees Buijs (2014) en Klaske Tameling (2015). Een fundamenteel probleem is dat de online journalistiek vooralsnog een tamelijk mager verdienmodel heeft; de economische basis onder journalistiek op internet is derhalve uiterst wankel (Leurdijk & Leendertse, 2015). Hoewel het internetgebruik fors is toegenomen, is het betalen voor journalistieke producties op internet allerminst gemeengoed. Nieuwssites moeten het hebben van advertenties, en die leveren maar weinig op. Maar er zijn ook hoopvolle, nieuwe initiatieven. We noemen een paar voorbeelden. NU.nl is in de afgelopen vijftien jaar uitgegroeid tot de grootste nieuwssite van Nederland, met een bereik van 2,5 miljoen unieke bezoekers per dag. De Correspondent wist in 2013 in korte tijd een flink startkapitaal en duizenden abonnees te vergaren, voor journalistiek die verder reikt dan de waan van de dag. Er is enthousiasme over digitale verkoopkanalen als Blendle, Myjour en eLinea, waar
1
mensen losse artikelen uit kranten en tijdschriften kunnen kopen. Yournalism probeert met crowdfunding onderzoeksjournalistieke projecten te financieren. Tegelijkertijd kunnen we ook constateren dat de 'oude' media nog altijd een groot bereik hebben. Het NOS Journaal wordt elke avond om acht uur nog altijd door twee tot drie miljoen mensen bekeken. Dagelijks betalen nog altijd zo'n drie miljoen mensen voor een papieren krant. En het aantal tijdschrifttitels is nog altijd enorm. Deze korte schets maakt duidelijk dat de opleidingen journalistiek voor een dilemma staan: voor welke mediapraktijk dienen we onze studenten op te leiden? Dit dilemma wordt pregnanter als we een blik werpen op de trends die de afgelopen jaren voorbij zijn gekomen. Stuk voor stuk werden ze gezien als bepalend voor de toekomst van de journalistiek. Een kleine greep: ● Journalisten moeten allemaal crossmediaal werken; ● Interactiviteit tussen journalist en publiek wordt essentieel; ● Journalisten moeten gaan bloggen; ● Burgerjournalistiek zal de professionele journalistiek grotendeels overbodig maken; ● Journalisten moeten zich meer richten op ondernemerschap; ● Datajournalistiek is de journalistiek van de toekomst; ● Journalisten moeten leren coderen; ● Journalisten moet aan de slag met innovatie. Het komen en gaan van dit soort trends zorgt voor veel vragen en dilemma's. Voor nieuwsorganisaties, maar ook voor opleidingen die de journalisten van de toekomst moeten opleiden. Welke van deze ontwikkelingen zijn meer dan kortstondige hypes? Welke worden onderdeel van de journalistieke beroepspraktijk? Welke nieuwe vaardigheden vereisen deze ontwikkelingen? Hoe implementeer je deze in het onderwijs? Dat zijn de vragen die de aanleiding zijn voor het opstellen van dit geheel herziene beroeps- en opleidingsprofiel voor de hbo-bachelor journalistiek. De vorige versie 2
dateert van 2004; gezien de ontwikkelingen in de media en samenleving was een herziening hoognodig. Een beroeps- en opleidingsprofiel vervult een aantal functies: 1. Het profiel is een link tussen opleidingen en werkveld. In een beroeps- en opleidingsprofiel wordt vastgelegd op welke competenties opleidingen zich richten om bekwame afgestudeerden af te leveren voor de arbeidsmarkt. 2. Het beroeps- en opleidingsprofiel geeft opleidingen handvatten voor het inrichten van het curriculum: wat zijn de competenties die studenten aan de eindstreep moeten beheersen? Op welke gebieden moeten ze zich bekwaam tonen? 3. Het beroeps- en opleidingsprofiel is een hulpmiddel om helderheid naar buiten toe te geven: het schetst aan externe partijen (onder wie aankomende studenten en werkgevers) wat de opleiding journalistiek behelst. 4. Tot slot is het beroeps- en opleidingsprofiel een legitimatie naar de Vereniging Hogescholen en het Ministerie van Onderwijs: met dit document laten de opleidingen zien dat ze bestaansrecht hebben en voldoen aan de landelijke en internationale kaders. In het verlengde daarvan speelt het beroeps- en opleidingsprofiel een belangrijke rol in de accreditatie van de opleidingen. Het dient als toetsingskader voor de accreditatie door de NVAO (Nederlands Vlaamse Accreditatie Organisatie). In Nederland bieden vier hbo-instellingen anno 2015 een bachelor-opleiding journalistiek aan. Elke opleiding heeft iemand afgevaardigd om zitting te nemen in de werkgroep die dit beroeps- en opleidingsprofiel heeft opgesteld. Het gaat om de volgende personen: 1. Alexander Pleijter, lector Fontys Hogeschool Tilburg (voorzitter van de werkgroep) 2. Piet Bakker, lector Hogeschool Utrecht 3. John Driedonks, docent Hogeschool Utrecht 4. Miranda van Dijk, hoofddocent Hogeschool Windesheim Zwolle 5. Johan Snel, hoofddocent Christelijke Hogeschool Ede De werkgroep heeft zich bij de totstandkoming van dit beroeps- en opleidingsprofiel zo veel mogelijk gebaseerd op literatuur waarin voor de journalistiek relevante ontwikkelingen geanalyseerd worden. We hebben met name dankbaar gebruik 3
gemaakt van het onderzoek ‘Bakens van betrouwbaarheid’ van Nico Drok uit 2011 naar de competenties van toekomstige journalisten, en het scenario-onderzoek ‘Anders nog nieuws?’, dat het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek in 2015 heeft laten uitvoeren en waarin vooruitgeblikt wordt naar de journalistiek anno 2025 (Kasem, Waes & Wannet, 2015). Beide studies zijn gebaseerd op visies en opvattingen uit het journalistieke beroepsveld, en vormen daarmee een sterke basis voor dit beroeps- en opleidingsprofiel. Op basis van de gesignaleerde trends waarmee de journalistiek te maken heeft, hebben we een vijftal competentiegebieden onderscheiden en deze uitgewerkt naar bijbehorende kennis, houding en vaardigheden. De conceptteksten van deze competentiegebieden zijn ter validatie een aantal keren voorgelegd aan enkele docenten van de opleidingen en vertegenwoordigers van het werkveld, zoals de beroepenveldcommissies van de opleidingen. Op basis daarvan zijn termen en formuleringen aangepast en aangescherpt. Het voorliggende beroeps- en opleidingsprofiel bestaat uit vier hoofdstukken. Eerst wordt in hoofdstuk twee een overzicht gegeven van de journalistiek en het beroep van de journalist. In hoofdstuk drie volgt een uiteenzetting van relevante maatschappelijke ontwikkelingen en de implicaties daarvan voor het journalistieke werkveld. Vervolgens worden op basis daarvan in hoofdstuk vier een vijftal competentiegebieden uitgewerkt die van belang zijn voor het beroep van de journalist. Dit resulteert in de bekwaamheden waarover een beginnend journalist moet beschikken om zijn werk goed te kunnen doen.
4
2. Journalistiek en het beroep van journalist Journalistiek is een oude rot in de samenleving, met sinds de jaren zestig een eigen beroepsopleiding in Nederland. In de afgelopen decennia is de communicatiesector flink gegroeid, evenals het aantal opleidingen: van algemene opleidingen Communicatie tot varianten met namen als Communicatiemanagment, Media, Informatie en Communicatie, Reclame, Media en Design en Communication and Multimedia Design. Journalistiek is altijd een aparte opleiding gebleven. Dat heeft te maken met het belang en de rol van journalistiek in de samenleving. In dit hoofdstuk zullen we die onder de loep nemen en ons vervolgens richten op de werkzaamheden die journalisten verrichten.
2.1 Professionalisering van de journalistiek De oorsprong van de journalistiek zoeken veel mensen bij de ontstaansgeschiedenis van kranten. Dat is terecht, hoewel in de eerste kranten - aan het begin van de zeventiende eeuw - er feitelijk nog geen sprake was van professionele journalistiek zoals we die nu kennen. De eerste kranten waren een verzameling van faits divers, zoals handelsoverzichten, prijslijsten, opiniërende epistels en korte berichten over gebeurtenissen in binnen- en buitenland. De ‘journalisten’ die deze informatie bijeen brachten waren volgens mediahistoricus Huub Wijfjes (2004) beter te omschrijven als letterknechten, ambtenaren of klerken. Aan het einde van de negentiende eeuw was de journalistiek nog altijd een bescheiden beroep. Een journalist verdiende niet veel. Voor de meeste journalisten was het journalistieke werk een bijbaan. Er waren nauwelijks mensen die fulltime als journalist werkten. Journalistiek werd dan ook niet gezien als een vak, maar een roeping - iets wat mensen uit overtuiging deden. Het duurde geruime tijd voor de journalistiek professionaliseerde. Dat ging langzamer dan bij andere beroepsgroepen, zoals leraren, advocaten, notarissen en artsen. In de negentiende eeuw was er nog geen sprake van een vaste omlijning van het vak. Dat kwam doordat persvrijheid en vrijheid van meningsuiting van groot belang werden geacht en er op geen enkele manier restricties zouden moeten zijn. Bovendien was er totaal geen sprake van een afgebakende beroepsgroep van journalisten. “Iedereen die kon lezen en schrijven, kon dit ‘vak’ betreden; de journalistiek was een vergaarbak
5
van schrijvers, uitgevers, hele of halve intellectuelen, wetenschappers, politici, pamfletschrijvers, doeners en brave pennenlikkers” (Wijfjes, 2004, p. 21). In de loop van de twintigste eeuw komt een zekere professionalisering op gang. Zo ontstonden in 1946 een nationale journalistenorganisatie (de Federatie van Nederlandse Journalisten, later omgedoopt tot Nederlandse Vereniging van Journalisten) en in 1948 een Raad van Tucht (later omgedoopt tot Raad voor de Journalistiek). In internationaal verband komt in 1954 een ethische code tot stand: de Code van Bordeaux, opgesteld door de Internationale Federatie van Journalisten. Een volgende stap in de professionalisering van het vak was het instellen van een opleiding journalistiek. Het motief daartoe was de wens een generatie journalisten met een kritisch-professionele geest op te leiden, om zodoende de journalistiek op een hoger plan te krijgen. In 1966 ging de School voor de Journalistiek in Utrecht van start. Later kwamen daar beroepsopleidingen in Tilburg, Kampen (later verhuisd naar Zwolle) en Amersfoort (later verhuisd naar Ede) bij. Een volwaardige professie is de journalistiek overigens nooit geworden; veelal wordt gesproken van een semi-professie (Aldridge & Evetts, 2003; Singer, 2003; Wentink, 1972; Witschge & Nygren, 2009). Een diploma van een opleiding journalistiek is immers niet verplicht om als journalist te mogen werken, een lidmaatschap van de Nederlandse Vereniging van Journalisten is ook geen verplichting, en er is ook geen sprake van tuchtrechtspraak waarbij journalisten sancties opgelegd kunnen krijgen. Dit is allemaal terug te voeren op het idee van persvrijheid: iedereen moet de vrijheid hebben om te publiceren wat hij of zij wil. Dit is een grondrecht dat is vastgelegd in artikel 10 van de Nederlandse grondwet. Tegelijkertijd wordt de journalistiek over het algemeen een belangrijke rol in de samenleving toegedicht. Velen menen dat er zonder journalistiek, geen sprake kan zijn van een goed functionerende democratie.
2.2 Maatschappelijke rol van journalistiek Hoewel de professionalisering van de journalistiek pas vanaf de jaren veertig van de twintigste eeuw een vlucht nam, is het denken over de maatschappelijke functie van journalistiek al oud. In 1644 publiceerde de Engelse schrijver John Milton het pamflet ‘Areopagitica’ waarin hij pleit voor het belang van persvrijheid en vrijheid van meningsuiting. Nadien borduurden liberale denkers als Thomas Paine, John Stuart Mill 6
en Alexis de Tocqueville hierop voort in hun werken over het belang van een vrije pers voor een democratische samenleving. Het idee ontstaat van de journalistiek als ‘vierde macht’ - de oorsprong van de term wordt vaak toegeschreven aan Edmund Burke, hoewel daar onenigheid over bestaat. Aanvankelijk heeft de term ‘vierde macht’ een andere betekenis, maar later is deze uitgegroeid tot de idee dat de pers een belangrijke machtsfactor in de samenleving is - naast de wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende macht. Later verschuift de focus van het belang van een vrije pers naar de maatschappelijke verantwoordelijkheid van de pers. De basis hiervoor wordt gelegd door de zogenoemde Hutchins Commission (de officiële naam was de Commission On Freedom Of The Press), die ten tijde van de Tweede Wereldoorlog onderzoek deed naar aanleiding van klachten over de oprukkende commercie en sensatie in Amerikaanse kranten. In haar rapport uit 1947 muntte de commissie de notie van sociale verantwoordelijkheid, die onder meer inhoudt dat de pers moet zorgen voor waarheidsgetrouwe, betekenisvolle en volledige verslaggeving van relevante gebeurtenissen. Daarnaast zouden de kranten een forum voor publiek debat moeten zijn, een plek waar sprake is van een uitwisseling van gezichtspunten. Ook zou de pers oog moeten hebben voor de belangen en waarden van de democratische samenleving. Overheidsregulering zou volgens de commissie niet gewenst zijn, de pers zou moeten zorgen voor zelfregulering. Het rapport vormde de opmaat naar een verdere professionalisering van de journalistiek, zoals hierboven reeds genoemd. Het denken over journalistiek veranderde eveneens. Het aandachtspunt was niet langer het filosoferen over het belang van persvrijheid en de grenzen daarvan, maar de functies die de journalistiek zou moeten vervullen in een democratie. Dit ging hand in hand met het nadenken over wat een democratie behelst. Binnen de politieke wetenschappen bestaat daar geenszins eensgezindheid over; er zijn diverse theorieën en modellen die variëren qua visie op het functioneren van het systeem en de rollen van politici, burgers en ook journalisten (Held, 2006). Er is wel een zekere constante aan te wijzen: de journalistiek fungeert als een soort van intermediair tussen politiek en burgers. En de journalistiek informeert. Maar op wat voor manier en met welk doel, dat varieert. Zie bijvoorbeeld het overzicht van 7
vier modellen van democratie die Strömback (2005) onderscheidt en de rol die de journalistiek binnen elk model zou moeten vervullen. En zie het onderzoek van Willemars (2014) naar de rollen die journalisten vervullen in maatschappelijke en politieke discussies. In concreto zijn er wel een aantal functies aan te wijzen die veelvuldig terugkomen in de literatuur over journalistiek. 1. Informatiefunctie: Het publiek informeren over wat zich in de centra van de macht afspeelt. Daarbij kan het uiteraard gaan om de politiek (parlement, regering, ministeries, gemeentehuizen, etc.), maar ook om bedrijven en organisaties. 2. Controlefunctie: Dit is een aanvulling op de informatiefunctie: niet louter informatie doorgeven, maar ook de centra van de macht controleren, kritisch volgen, onderzoeken en toetsen. Dit wordt vaak de ‘waakhondfunctie’ van de journalistiek genoemd. 3. Expressiefunctie: De journalistiek moet niet alleen oog hebben voor de centra van de macht, maar ook voor andere sectoren van de samenleving. Deze functie houdt in dat media uitdrukking moeten geven aan de problemen en kwesties waarmee (groepen) burgers te maken hebben: hierover publiceren en op de politieke agenda krijgen. Een goed functionerende journalistiek zou zich bewust moeten zijn van het vervullen van deze maatschappelijke functies. De journalistiek ontleent er immers zijn legitimiteit aan. Bovendien onderscheidt de journalistiek zich hiermee - en dan met name met de controle- en expressiefunctie - van andere communicatievelden, zoals overheidscommunicatie, voorlichting en PR.
2.3 De bouwstenen van de journalistiek Het nadenken over de rol en functie van de journalistiek in de samenleving is uiteraard niet alleen voorbehouden aan politicologen en communicatiewetenschappers. Ook journalisten zelf hebben zo hun opvattingen over de kern van hun vak. Een uitgebreid onderzoek in de VS van de Committee of Concerned Journalists - een groep journalisten die zich zorgen maakte over de staat van de Amerikaanse journalistiek - resulteerde in ‘The elements of journalism’ (Kovach & Rosenstiel, 2014): een tiental bouwstenen die het fundament van de journalistiek vormen. 8
Kovach en Rosenstiel omschrijven het primaire doel van journalistiek als: “to provide citizens with the information they need to be free and self-governing” (p. 24). Vervolgens komen ze tot tien elementen die van belang zijn om dat doel te bereiken: 1. De belangrijkste plicht van journalisten is waarheidsvinding 2. De loyaliteit van journalisten ligt in de eerste plaats bij burgers 3. Journalistiek is in essentie een vak van verificatie 4. Journalisten horen onafhankelijk te opereren van de degenen waarover ze berichten 5. Journalistiek hoort te fungeren als controleur van de macht 6. De journalistiek moet een forum bieden voor publieke kritiek en debat 7. Journalisten moeten er naar streven om belangrijke zaken interessant en relevant te maken 8. Journalisten moeten het nieuws begrijpelijk en proportioneel vertellen 9. Journalisten moeten hun persoonlijke geweten volgen 10. Burgers hebben ook rechten en plichten als het gaat om nieuws - zeker nu ze zelf makers en verspreiders van nieuws zijn geworden Deze elementen komen in verschillende varianten terug in documenten die de uitgangspunten van de journalistiek proberen te vatten. Zo noemt de Code van Bordeaux, de journalistieke gedragscode van de Internationale Federatie van Journalisten uit 1954, als eerste punt: “Respect for truth and for the right of the public to truth is the first duty of the journalist.” En de Leidraad van de Raad voor de Journalistiek noemt als eerste punt: “Journalisten berichten waarheidsgetrouw, controleerbaar en zo volledig mogelijk.” En als tweede: “Journalisten verrichten hun werk in onafhankelijkheid en vermijden (de schijn van) belangenverstrengeling.” Ook in de beroepsideologie van journalisten, zoals Mark Deuze (2004) deze omschreef, komen vergelijkbare elementen terug. Onder beroepsideologie verstaat Deuze het geheel aan opvattingen dat beroepsbeoefenaren hebben over de essentie van hun beroep. Voor de journalistiek gaat het daarbij om de volgende elementen: 1. Journalisten zijn dienstverleners aan het publiek 2. Journalisten zijn onpartijdig, neutraal, objectief, eerlijk en (daardoor) geloofwaardig 3. Journalisten moeten in hun werk autonoom, vrij en onafhankelijk zijn 4. Journalisten werken op basis van actualiteit, urgentie en snelheid 5. Journalisten werken op basis van ethiek, validiteit en legitimiteit 9
Dit overzicht van de elementen of bouwstenen van de journalistiek, maakt duidelijk in welk opzicht de journalistiek zich onderscheidt van andere beroepsvelden in de communicatiesector, zoals reclame, PR, propaganda en voorlichting. In de journalistiek staat het belang van het publiek centraal, terwijl in de andere beroepsvelden de belangen van organisaties (bedrijven, overheden, merken, etc.) het uitgangspunt vormen. Die onafhankelijke positie is het onderscheidende kenmerk van de journalistiek, en vormt ook de bestaansgrond voor de journalistiek, stellen Van Vree en Azough (2015): “Onze civil society kan eenvoudigweg niet zonder onpartijdige experts die actuele gebeurtenissen in de wereld zichtbaar en transparant proberen te maken, die de macht volgen en discussies mogelijk maken door feiten en ontwikkelingen onbevooroordeeld in kaart te brengen, in begrijpelijke en samenhangende verhalen naar eer en geweten te duiden en te analyseren voor burgers, consumenten, bedrijven, overheden, maatschappelijke, educatieve en wetenschappelijke instellingen.” (p. 50)
2.4 Werkzaamheden van de journalist Vroeger was het eenvoudig: een journalist schreef voor de krant. Of voor een tijdschrift. Dat veranderde in de twintigste eeuw, door de komst van radio en televisie. Daarna breidde het werkveld van journalisten zich verder uit dankzij internet. Daarom wordt ook wel gesproken van vijf hoofdtakken van journalistiek: 1. krantenjournalistiek, 2. tijdschriftjournalistiek, 3. radiojournalistiek, 4. televisiejournalistiek, en 5. internetjournalistiek. Binnen elke categorie is er veel variatie. Zo kan een krantenjournalist werken bij een huis-aan-huiskrant waar hij vooral persberichten moet verwerken tot kernachtige nieuwsberichten - of hij kan werken bij een landelijk dagblad waar hij aan tijdrovende en diepgravende onderzoeksjournalistiek doet en lange verhalen schrijft. Deze differentiatie heb je in feite bij elke type medium. Het maakt duidelijk dat je journalistiek werk in diverse soorten en maten hebt. Door de technologische ontwikkelingen (zie hoofdstuk 3) is de onderverdeling van de journalistiek naar mediatype minder logisch geworden. Zeker als we kijken naar de werkzaamheden van journalisten. Een journalist die tegenwoordig bij ‘de krant’ werkt, schrijft niet alleen voor de papieren krant, maar maakt bijvoorbeeld ook 10
berichten voor de website en apps, en is ook op sociale media actief. Het zou zelfs kunnen dat hij zich ook bezig houdt met het maken van video en audio. Op redacties is er vaak sprake van een taakverdeling. We kunnen grofweg de volgende journalistieke functies onderscheiden: 1. Bureauredacteuren houden zich bezig met het voorbereidende werk. Ze houden nieuwsbronnen in de gaten, ze beslissen of iets nieuwswaardig is, ze checken nieuws, ze zoeken naar aanvullende informatie en bronnen en bellen met informanten. Wat relevant is spelen ze door naar verslaggevers of presentatoren. 2. Verslaggevers trekken eropuit om ter plekke verslag te doen van wat er gebeurt. Ze interviewen mensen, maken reportages en geven commentaar. 3. Redacteuren: houden zich bezig met het verwerken van informatie tot nieuws. Binnenkomende persberichten worden herschreven, aangevuld en omgewerkt tot nieuwsverhalen. 4. Eindredacteuren zijn verantwoordelijk voor het eindproduct. Ze bepalen welke onderwerpen gedaan worden en sturen redacteuren en verslaggevers aan. Ze redigeren teksten en zorgen dat een foutloos eindproduct opgeleverd wordt. Als we kijken naar de hierboven beschreven werkzaamheden van journalisten, kunnen we de kern van het journalistieke werk vatten in een drietal elementen: 1. Journalisten houden zich bezig met actuele verwikkelingen: ze zoeken naar nieuws en nieuwe ontwikkelingen. 2. Journalisten verzamelen, analyseren en selecteren benodigde informatie, ze raadplegen bronnen, consulteren informanten om aan (zoveel mogelijk) relevante gegevens te komen. 3. Journalisten verwerken informatie tot een journalistiek product, dat wil zeggen een verhaal dat informatief, aantrekkelijk en begrijpelijk is voor het publiek.
2.5 Verwante hbo-opleidingen In de voorgaande paragrafen is duidelijk gemaakt dat de journalistiek een lange traditie kent en zich onderscheidt van andere beroepsvelden op het gebied van communicatie. Terwijl reclame, voorlichting en PR vooral de belangen van organisaties centraal stellen (het verkopen van een product, het uitdragen van een imago, het uitleggen van een beleidsplan) stelt de journalistiek het belang van de burger centraal. 11
Hieronder noemen we nog kort hoe aanverwante (communicatie)opleidingen zich verhouden tot de bachelor-opleiding Journalistiek: ● Communicatieopleidingen van het economische domein Communicatie, zoals Media, Informatie & Communicatie (MIC). Deze opleidingen richten zich primair op de strategische inzet van communicatiemiddelen voor het behalen van communicatiedoelstellingen van bedrijven, overheden en andere organisaties. Ze leiden op tot communicatieprofessionals. ● Mediaopleidingen die behoren tot de technische domeinen, zoals Communicatie & Media Design (CMD). Deze opleidingen richten zich primair op de ontwikkeling en realisatie van hardware en software, waarbij vormgeving een meer of minder grote rol speelt. ● Media- en Entertainment Management (MEM) is een opleiding die zich primair richt op het opleiden van ondernemers en managers in de media- en entertainment wereld, waarbij met name organisatorische aspecten de aandacht hebben.
12
3. Maatschappelijke en journalistieke ontwikkelingen In de samenleving hebben zich het afgelopen decennium grote veranderingen voorgedaan die impact hebben op de journalistiek en het beroep van de journalist. Voor een belangrijk deel hebben deze veranderingen te maken met technologische ontwikkelingen, zoals de opkomst van het internet en de digitalisering. De grote vraag is welke gevolgen deze veranderingen hebben voor de benodigde beroepscompetenties van (beginnende) journalisten. Om dat helder te krijgen is het zaak om de belangrijkste maatschappelijke ontwikkelingen die van invloed zijn op de journalistiek, in kaart te brengen. Deze veranderingen hebben we gecategoriseerd in een drietal rubrieken: technologische, economische en sociaal-culturele ontwikkelingen (vgl. Drok, 2011; Kasem, Waes & Wannet, 2015). Deze drie staan zeker niet los van elkaar; ze beïnvloeden elkaar wederzijds. Maar voor het overzicht nemen we ze hieronder stuk voor stuk door. Bovendien trekken we in elke rubriek een aantal conclusies over de gevolgen die deze ontwikkelingen hebben voor de beroepscompetenties van de journalist.
3.1 Technologische ontwikkelingen Het afgelopen decennium kenmerkt zich door een stroom aan nieuwe technologie op het gebied van informatie en communicatie. Denk aan nieuwe apparaten zoals smartphones, tablets, smartwatches, drones en 'virtual reality'-brillen. En de opkomst van zogeheten ‘sociale media’, zoals weblogs, YouTube, Twitter, Snapchat, Instagram, LinkedIn en Facebook. Typerend voor deze nieuwe technologie is de toegenomen gebruiksvriendelijkheid, met als gevolg: groeiende mogelijkheden voor iedereen om te publiceren. En de mogelijkheid om te publiceren in alle denkbare combinaties van tekst, beeld, audio, data en video. In dit verband zijn er drie ontwikkelingen die bijzondere aandacht verdienen. 3.1.1 Mediaconvergentie Het is in technologisch opzicht de belangrijkste ontwikkeling van de afgelopen decennia op mediagebied: de strikte scheiding tussen mediatypen van voorheen bestaat niet meer. Tegenwoordig kan je op een en hetzelfde apparaat een krant of tijdschrift lezen, een televisieprogramma kijken en een radio-uitzending beluisteren. Bovendien kan je met dat apparaat ook nog eens telefoneren, fotograferen, filmen, e13
mailen, en noem maar op. Deze bundeling van mediavormen op één apparaat wordt wel aangeduid als mediaconvergentie: het naar elkaar toegroeien van voorheen gescheiden mediatypen. Ook in andere opzichten is er sprake van mediaconvergentie. De voorheen scherpe grenzen tussen mediatypen zijn vervaagd. Omroeporganisaties, krantenbedrijven en tijdschriftuitgevers zijn allemaal actief met websites, apps, sociale media en andere digitale uitgaven. Een (voormalige) krantenredactie produceert bijvoorbeeld niet alleen teksten en foto's voor de papieren krant, maar ook video's en interactieve infographics en animaties voor digitale uitgaven, zoals websites en apps. Een journalist die nu voor 'de krant' werkt, kan net zo goed een videojournalist zijn als een schrijvend journalist. Of hij combineert het maken van video's, foto's en teksten: de multimediale journalist. Dat laatste is steeds makkelijker geworden dankzij de eerder genoemde ontwikkeling, dat het maken van foto-, audio- en video-opnames allemaal kan met een en hetzelfde apparaat dat in je broekzak past. Het gebruiksgemak is groot en de kwaliteit van de opnames is bovendien enorm toegenomen: reportages die zijn gemaakt met een smartphone zijn geschikt om op televisie of radio uit te zenden. De journalist die op die manier werkt, wordt wel aangeduid als 'mojo': de mobiele journalist. Van journalisten wordt daarom verwacht dat ze veel meer zelf kunnen: de strikte scheiding tussen disciplines als 'schrijvende journalistiek', 'radiojournalistiek' en 'televisiejournalistiek' is minder scherp geworden. Journalisten horen dus in toenemende mate bekwaam te zijn in het werken met woord, beeld en geluid. Ze moeten de eigenschappen van de platforms kennen en weten hoe ze hun producties kunnen afstemmen op de beschikbare platforms. Journalisten horen te beschikken over de bijbehorende technische vaardigheden. 3.1.2 Iedereen journalist en uitgever De hierboven beschreven technologische ontwikkelingen hebben ook een andere kant. De komst van handzame en gebruiksvriendelijke technologie zorgt ervoor dat tegenwoordig iedereen media kan maken. Zo kan iedereen de rol van verslaggever vervullen door op internet nieuws te melden. Compleet met zelfgemaakte foto's en video's. Dit wordt wel aangeduid als ‘burgerjournalistiek’.
14
Bovendien hebben ook bedrijven en organisaties steeds meer mogelijkheden om zelf hun nieuws en informatie te publiceren, om eigen publicatiekanalen te beheren. Elk bedrijf en elke organisatie - hoe klein ook - heeft tegenwoordig op zijn minst een website waar regelmatig nieuws en andere zaken gepubliceerd worden. Soms zelfs met hoogwaardige producties, zoals documentaires en interactieve, multimediale verhalen. Journalisten hebben derhalve geen monopolie op nieuws meer. Hun rol als essentiële 'gatekeeper' is verleden tijd: iedereen kan nieuws verzamelen en publiceren. Als eerste het nieuws brengen is voor journalisten dan ook niet meer onderscheidend, stelt Bart Brouwers (2013). Vaak wordt nieuws onmiddellijk bekend op sociale media en volgen nieuwsorganisaties later. Iedereen mag dan wellicht journalist of verslaggever zijn, de toegevoegde waarde van journalisten zou volgens Brouwers (2013) moeten zijn dat ze goed zijn in zaken uitzoeken, research doen, dieper graven, feiten checken, bronnen vinden. En het bieden van duiding en context bij het nieuws. Niet hun snelheid, maar hun betrouwbaarheid staat op de eerste plaats. Bovendien zijn ze expert in het vertellen van goede verhalen in woord, beeld en geluid. Dit wordt onderschreven door recente handboeken over storytelling voor journalisten (Blanken & De Jong, 2014; Verheyden, Rumes & Fluit, 2014). Ergo, de toegevoegde waarde van journalisten zit hem in toenemende mate in het maken van betrouwbare en aantrekkelijke journalistieke producties. 3.1.3 Automatisering Ook in de journalistiek gaan robots aan de slag. Het gaat dan om software en algoritmes die volautomatisch berichten produceren op basis van data die aangeleverd worden. Zo kunnen jaarverslagen van bedrijven en organisaties automatisch verwerkt worden tot nieuwsberichten. Hetzelfde geldt voor sportstatistieken of data over aardbevingen. Een andere vorm van automatisering in de journalistiek zijn websites die nieuws aanbieden door volledig automatisch nieuws te aggregeren van andere nieuwsbronnen. Algoritmen en slimme software zullen taken van journalisten overnemen, zoals het produceren van korte berichten op basis van jaarverslagen en sportstatistieken. Ook hier geldt dat de toegevoegde waarde van journalisten hem zit in een stap verder 15
zetten. Namelijk uitzoekwerk verrichten dat niet door computers kan worden gedaan en aantrekkelijke producties maken die meer toegevoegde waarde hebben dan automatisch geproduceerde nieuwsberichten.
3.2 Economische ontwikkelingen Op mediagebied is mede door technologische ontwikkelingen een overvloedig aanbod ontstaan. Het is dankzij internet immers goedkoper en makkelijker dan ooit om een eigen publicatiemedium te beginnen. Aggregatie, burgerjournalistiek en sociale media zorgen voor een stroom aan allerhande nieuws. Maar ook het gratis aanbod op radio en televisie is de afgelopen decennia enorm toegenomen. Daarnaast is het aanbod beter toegankelijk geworden doordat veel programma's ook terug te kijken zijn op internet. 3.2.1 Dalende inkomsten Bovenstaande ontwikkelingen hebben gevolgen voor de inkomsten van mediabedrijven. Zo hebben deze ontwikkelingen naar alle waarschijnlijkheid bijgedragen aan de verminderde bereidheid om te betalen voor journalistieke producties. Dat is duidelijk terug te zien in de dalende oplages van veel kranten en tijdschriften in de afgelopen vijftien jaar. Daar komt bij dat de advertentiemarkt een ongunstige ontwikkeling kent. Steeds minder advertentiegelden gaan naar mediabedrijven die journalistieke publicaties uitgeven. Dat geldt met name voor kranten en tijdschriften. Adverteerders kiezen steeds vaker voor online. Dat is ongunstig voor mediabedrijven, want de advertentietarieven zijn op internet lager. Bovendien kiezen adverteerders dan vaak niet voor journalistieke media, maar voor Google en Facebook, omdat ze hun boodschap dan gerichter bij hun beoogde doelgroep kunnen krijgen (Leurdijk & Leendertse, 2015). Van journalisten die werken voor mediaorganisaties wordt in toenemende mate verwacht dat ze meedenken over kansen in de markt (Leurdijk, 2015; Witschge & Schram, 2015). Daarbij kan het gaan om nieuwe producten, nieuwe diensten, nieuwe verdienmodellen en nieuwe werkwijzen. Ergo, het wordt in toenemende mate van belang dat journalisten een ondernemende houding hebben en oog hebben voor journalistieke innovaties. 16
3.2.2 Meer freelancers Het effect van de dalende inkomsten voor mediaorganisaties is: minder financiële armslag voor redacties. Met als gevolg dat redacties moeten bezuinigen op arbeidskrachten. Vaste medewerkers verliezen hun baan en in toenemende mate doen redacties een appèl op flexibele krachten. In 2010 werkte al circa 45% van de journalisten op freelancebasis (Hermans, Vergeer & Pleijter, 2011). Het aandeel freelancers is onder jonge journalisten het grootst: in de leeftijdscategorie 22-34 jaar werkte de helft in 2010 als freelancer, terwijl dat in de categorie 55-65 jaar circa 38% was (Hermans, et al., 2011). In vergelijking met de gehele beroepsbevolking zijn dat hoge percentages, want in totaliteit werkte in dat jaar zo’n 18% van de werkende Nederlanders op flexibele basis. Onder fotojournalisten is het overigens nog extremer; vrijwel geen enkele fotojournalist heeft nog een dienstverband (Pleijter & Gierstberg, 2011). Freelancende journalisten hebben het door de bank genomen niet makkelijk, zo blijkt uit onderzoek van Vinken en IJdens (2013). Want de concurrentie is groot en de budgetten van redacties krimpen, dus dat zorgt ervoor dat de freelancetarieven flink onder druk staan en de afgelopen jaren zelfs substantieel zijn gedaald. Uit hetzelfde onderzoek blijkt dat de groep die uit overtuiging koos voor het ondernemerschap het beter doet dan de groep die min of meer gedwongen (bijvoorbeeld na ontslag) freelancer is geworden: de eerste groep heeft een betere onderhandelingspositie en verdient bijna twee keer zoveel. Het is zaak aankomende journalisten goed voor te bereiden op de beschreven situatie in het werkveld. Een ondernemende houding is daarbij van essentieel belang. Zoals Nico Drok (2011) treffend omschreef in Bakens van betrouwbaarheid: "Dat gaat verder dan het kennen van de praktische facetten van het freelancen. Het omvat flexibiliteit, creativiteit, innovatief vermogen, initiatief durven en kunnen nemen. Maar ook het kennen van de markt, het kunnen differentiëren naar gebruikersgroepen en het begrijpen van de economische wetten van de professie wordt een wezenlijk onderdeel van het beroepsmatig functioneren, als zelfstandig ondernemer of in loondienst."
17
3.3 Sociaal-culturele ontwikkelingen Op sociaal-cultureel gebied zijn er legio belangrijke ontwikkelingen aan te wijzen die de afgelopen decennia hun stempel op de Nederlandse samenleving hebben gedrukt. We richten ons hier op een beperkt aantal ontwikkelingen, omdat deze met name van belang zijn voor de journalistiek. 3.3.1 Veranderend mediagebruik Nederlanders hebben te kampen met toenemende drukte, zo valt te concluderen uit het tijdsbestedingsonderzoek dat het Sociaal Cultureel Planbureau de afgelopen decennia heeft uitgevoerd (Cloïn, 2013). Nederlanders hebben gemiddeld genomen steeds minder vrije tijd. Een belangrijke verklaring is dat er onder vrouwen en 50plussers sprake is van een stijgende arbeidsparticipatie. En mannen zijn meer zorgtaken voor hun rekening gaan nemen. Die afname in vrije tijd heeft - in combinatie met een veranderend media-aanbod de nodige effecten op het mediagebruik (zie Huysmans, De Haan & Van den Broek, 2004; Huysmans & De Haan, 2010). Zo zijn Nederlanders steeds minder tijd gaan besteden aan het lezen van papieren kranten en tijdschriften. Aanvankelijk vooral door het toenemende aanbod van televisiekanalen, maar het afgelopen decennium vooral ook door het toenemende internetgebruik. De afgelopen jaren zien we bovendien een sterke opmars van het gebruik van mobiele apparaten, zoals smartphones en tablets (Sonck & De Haan, 2015). Deze apparaten veranderen het mediagebruik van mensen aanzienlijk. Costera Meijer en Groot Kormelink (2015) concluderen op basis van grootschalig onderzoek dat er sprake is van fundamentele veranderingen, “omdat digitale innovaties als smartphones en nieuwsapps de drempel naar nieuwsconsumptie aanzienlijk hebben verlaagd” (p. 303). Zo lezen veel mensen in het openbaar vervoer op weg naar school of werk geen krant meer, maar zijn bezig met hun smartphone of tablet. En dat doen ze ook op momenten en plekken waar voorheen geen nieuwsconsumptie plaatsvond, zoals in de rij bij de bakker of voor het rode stoplicht in de auto of op de fiets. Mobiele apparaten en apps zorgen ook voor nieuwe vormen van nieuwsconsumptie, zo constateren Costera Meijer en Groot Kormelink. Voorheen was het eenvoudig: mensen lazen een krant of tijdschrift, luisterden naar het radionieuws en keken naar het televisiejournaal. Tegenwoordig checken, snacken, scannen, monitoren, zoeken, 18
clicken en linken/delen/liken/aanbevelen/becommentariëren/ mensen het nieuws. Sociale media als Twitter, Facebook, Instagram en Snapchat, spelen hierbij een voorname rol. Via deze kanalen komen mensen ook in toenemende mate aan nieuws. En voor nieuwsmedia zijn deze sociale media ook een steeds belangrijkere bron voor verkeer naar hun nieuwssites. Het mediagebruik van mensen is door deze ontwikkelingen in toenemende mate geïndividualiseerd geraakt. Waren mensen vroeger 'lid' van een krant en omroep, en lazen en bekeken en beluisterden ze die trouw, tegenwoordig zapt en klikt iedereen van hot naar her. Zoals Harmen Groenhart (2015) schrijft: “Waren vroeger de verzuilde journalistieke instituten nog met het publiek verbonden binnen maatschappelijke segmenten, in de moderne maatschappij spelen ideologische kaders amper nog een rol van betekenis in het binden van het nieuwspubliek. We spreken nu eerder van pragmatische, volatiele en individualistische nieuwsgebruikers dan van trouwe abonnees of ‘achterban’ van een nieuwstitel.” (p. 272) Voor media is het derhalve steeds lastiger geworden om een publiek aan zich te binden. Groenhart stelt: “Nieuwsmedia moeten dus op zoek naar nieuwe gronden voor een verbintenis met een publiek” (p. 272). Ergo, het is voor journalisten belangrijker geworden om publieksgericht te werken. Ze moeten oog hebben voor doelgroepen en producties afstemmen op de wensen en behoeften van het beoogde publiek. 3.3.2 Kritischer publiek Het mediagebruik van mensen is niet alleen flink veranderd, het publiek is ook een stuk mondiger en een stuk minder volgzaam geworden. Volgens cijfers van het CBS staan steeds meer mensen sceptisch tegenover de journalistiek: in 2012 had nog maar een kwart van de Nederlanders vertrouwen in kranten en nieuwszenders, terwijl dat in 2006 nog een derde was. Dat is een gevolg van de individualisering, maar ook van het feit dat de bevolking steeds hoger opgeleid is. Het gevolg is dat mensen kritischer staan tegenover maatschappelijke instituties, zoals de politiek en journalistiek. Ander onderzoek is minder pessimistisch over het vertrouwen in de journalistiek. Van der Wurff en Schönbach (2012) stellen in hun onderzoek naar opvattingen van het 19
publiek over nieuwsmedia vast dat Nederlanders tevreden zijn over de nieuwsvoorziening. Maar ook vindt het publiek dat journalisten zich moeten houden aan bepaalde regels en normen. Met name onafhankelijkheid en transparantie zijn belangrijke vereisten in de publieke perceptie. Ook Harmen Groenhart (2015) constateert dat uit verschillende segmenten in de samenleving de roep klinkt om meer transparantie van de journalistiek. Mensen verwachten steeds meer dat journalisten transparant opereren en verantwoording afleggen voor gemaakte fouten. Ergo, het is voor journalisten in toenemende mate van belang om verantwoording af te leggen aan het publiek over werkwijzen, producties en gemaakte fouten.
3.4 Consequenties voor het beroep van de journalist De journalist opereert in een snel veranderende wereld op technologisch, economisch en sociaal-cultureel gebied, zoals de bovenstaande paragrafen schetsen. Het is belangrijk dat journalisten daar alert op zijn, kennis van hebben en een visie hebben op relevante ontwikkelingen en gevolgen voor de journalistiek. Op basis van de besproken observaties kunnen we komen tot een aantal elementen die de bouwstenen vormen van het beroeps- en opleidingsprofiel van journalisten. Deze sluiten grotendeels aan bij de elementen die Nico Drok (2011) onderscheidde in zijn onderzoek ‘Bakens van betrouwbaarheid’, dat in kaart brengt over welke competenties toekomstige journalisten zouden moeten beschikken. Ook sluiten we hiermee aan op de suggesties voor opleidingen journalistiek uit het scenarioonderzoek dat is uitgevoerd in opdracht van het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek en waarin vooruitgeblikt wordt naar het journalistieke beroepsveld van 2025 (Kasem, Waes & Wannet, 2015). 1. Contextgericht en betrouwbaar: journalisten bieden relevante en betrouwbare inhoud door onderzoek uit te voeren, relevante achtergrondinformatie te achterhalen en databases en archieven te raadplegen. 2. Multimediaal: journalisten zijn vaardig met tekst, beeld en geluid om journalistieke producties te maken.
20
3. Publieksgericht: journalisten stemmen hun journalistieke werk af op specifieke doelgroepen, leggen verantwoording af aan hun publiek en hebben interactie met hun publiek. 4. Ondernemend en innovatief: journalisten zijn gericht op vernieuwing van journalistieke producten, diensten en werkwijzen, met inachtneming van de economische kaders van hun professie. 5. Zelfbewust en reflectief: journalisten kennen de relevante ontwikkelingen in en rond de journalistiek en hebben een uitgesproken visie op hun professie. Deze uitgangspunten werken we in het volgende hoofdstuk uit in een schema met een vijftal competentiegebieden die gebaseerd zijn op bovengenoemde elementen.
21
22
4. Beroeps- en opleidingsprofiel Journalistiek In het voorgaande hoofdstuk hebben we vijf bouwstenen onderscheiden die het fundament vormen van het beroeps- en opleidingsprofiel voor de hbo-bachelor Journalistiek. Deze vijf bouwstenen werken we in dit hoofdstuk uit in een vijftal competentiegebieden. Op deze gebieden zouden journalisten moeten beschikken over bepaalde kennis, vaardigheden en attitudes. Het gaat om de volgende vijf competentiegebieden: 1. Nieuwsgaring en research 2. Journalistieke productie 3. Publieksgerichtheid en -verantwoording 4. Ondernemerschap en innovatie 5. Reflectie en onderzoek Allereerst zullen we bespreken met welke kaders rekening is gehouden bij het opstellen van het beroeps- en opleidingsprofiel (4.1). Vervolgens zullen we de werkwijze van de werkgroep toelichten (4.2) en daarna zullen we de vijf competentiegebieden bespreken (4.3).
4.1 Kaders Bij de uitwerking van deze competentiegebieden is rekening gehouden met een aantal kaders: de Dublin-descriptoren, de hbo-standaard en de Verklaring van Tartu. Voor de goede orde geven we hieronder eerst een beknopte samenvatting van deze drie kaders. Dublin-descriptoren De Dublin-descriptoren zijn Europese afspraken over het eindniveau van opleidingen aan hogescholen en universiteiten. Voor bacheloropleidingen - zoals de hbo Journalistiek - gaat het om de volgende aspecten: 1. Kennis en inzicht: Heeft aantoonbare kennis en inzicht van een vakgebied; functioneert doorgaans op een niveau waarop met ondersteuning van
23
gespecialiseerde handboeken, enige aspecten voorkomen waarvoor kennis van de laatste ontwikkelingen in het vakgebied vereist is. 2. Toepassen van kennis en inzicht: Is in staat om zijn/haar kennis en inzicht op dusdanige wijze toe te passen, dat dit een professionele benadering van zijn/haar werk of beroep laat zien, en beschikt verder over competenties voor het opstellen en verdiepen van argumentaties en voor het oplossen van problemen op het vakgebied. 3. Oordeelsvorming: Is in staat om relevante gegevens te verzamelen en interpreteren (meestal op het vakgebied) met het doel een oordeel te vormen dat mede gebaseerd is op het afwegen van relevante sociaalmaatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten. 4. Communicatie: Is in staat om informatie, ideeën en oplossingen over te brengen op publiek bestaande uit specialisten of niet-specialisten. 5. Leervaardigheden: Bezit de leervaardigheden die noodzakelijk zijn om een vervolgstudie die een hoog niveau van autonomie veronderstelt aan te gaan. Hbo-standaard De hogescholen hebben in het document ‘Kwaliteit als opdracht’ (2009) de zogenaamde ‘hbo-standaard’ voor hun bachelor-opleidingen geformuleerd. De standaard houdt in dat een opleiding er zorg voor dient te dragen dat studenten: 1. een gedegen theoretische basis verkrijgen; 2. het onderzoekend vermogen verwerven dat hen in staat stelt om bij te kunnen dragen aan de ontwikkeling van het beroep; 3. over voldoende professioneel vakmanschap beschikken; 4. de beroepsethiek en maatschappelijke oriëntatie ontwikkelen die past bij een verantwoordelijke professional. De bachelor-opleidingen die vallen binnen het economisch domein hebben deze hbostandaard verder uitgewerkt naar de heo-standaard. Daarin is de ‘gedegen theoretische basis’ gespecificeerd door een aantal (economische) kernvakken te benoemen die in elke opleiding binnen het economisch domein aan bod zouden 24
moeten komen. De bachelor Journalistiek is binnen het economisch domein echter een vreemde eend in de bijt, omdat dit geen typisch economische opleiding is. De BBA1-titel is dan ook niet van toepassing op afgestudeerden van de hbo-bachelor Journalistiek. Voor Journalistiek geldt derhalve een uitzonderingspositie: voor deze opleidingen zijn de in de heo-standaard benoemde kernvakken niet van toepassing. Om verwarring te voorkomen hanteren we daarom in dit beroeps- en opleidingsprofiel de hbo-standaard en niet de heo-standaard. Verklaring van Tartu In Europees verband overleggen opleidingen journalistiek uit 24 landen over de toekomst van het vak en het opleiden van toekomstbestendige journalisten. Dit gebeurt onder de vleugels van de European Journalism Training Association. In 2006 werden de tien kerncompetenties voor journalistiekopleidingen vastgelegd in de Verklaring van Tartu. In 2013 zijn deze - gezien de ontwikkelingen in de journalistiek herzien en geactualiseerd. Het gaat om de volgende tien kerncompetenties2: 1. Reflecteren op de rol van de journalistiek in de samenleving 2. Relevante onderwerpen en invalshoeken vinden 3. Journalistiek werk organiseren 4. Informatie verzamelen 5. Informatie selecteren 6. Informatie presenteren 7. Verantwoording afleggen over journalistiek werk 8. Samenwerken in een team 9. Handelen als een ondernemende journalist 10. Bijdragen aan de vernieuwing van de professie 1
2
BBA staat voor Bachelor of Business Administration. Elke kerncompetentie is in de Verklaring van Tartu verder uitgewerkt in telkens vijf specifiekere
competenties. Zodoende bestaat de Tartu-declaration uit een totaal van vijftig competenties. Deze zijn opgenomen in bijlage 1.
25
4.2 Toetsing aan het werkveld Bovengenoemde kaders zijn sturend geweest bij het uitwerken van het beroeps- en opleidingsprofiel Journalistiek. De Verklaring van Tartu was een logisch startpunt voor het opstellen van dit profiel, aangezien de de European Journalism Training Association hierin de tien journalistieke kerncompetenties heeft vervat. Een manco is echter dat de nadruk sterk ligt op de journalistieke vaardigheden. De theoretische basis die de Dublin-descriptoren (kennis en inzicht) en hbo-standaard (gedegen theoretische basis) veronderstellen, komt minder uit de verf. Daarom zijn we tot een andere ordening van competitiegebieden gekomen en hebben we binnen elk competentiegebied een onderscheid gemaakt tussen vereiste kennis, vaardigheden en houding. Hiermee hebben we de theoretisch basis beter willen borgen. De ordening van competentiegebieden is tot stand gekomen op basis van de analyse van relevante trends, die is weergegeven in hoofdstuk drie. De werkgroep heeft aan de hand daarvan een indeling gemaakt, plus een eerste beschrijving van de competentiegebieden. Deze is vervolgens voorgelegd aan externe en interne experts: de beroepenveldcommissies en een aantal docenten van de betrokken opleidingen. Hun opmerkingen zijn geïnventariseerd, gecategoriseerd en vervolgens verwerkt in een aangepaste versie van de beschrijving van de competentiegebieden. Vervolgens is wederom op dezelfde wijze een rondgang gemaakt langs externe en interne experts3. Tot slot is het beroeps- en opleidingsprofiel ter toetsing voorgelegd aan het Genootschap van Hoofdredacteuren. We ontvingen de volgende reactie van het bestuur: “We zijn dankbaar voor het in ons gestelde vertrouwen, maar vinden het als Genootschap van Hoofdredacteuren niet op onze weg liggen een inhoudelijk oordeel te vellen over het (journalistiek) onderwijs in Nederland. Wij zien een oordeel hierover als ongepast en een mogelijke bron van verwarring. De verschillende verantwoordelijkheden zouden te zeer door elkaar gaan lopen.
3
Een volledige namenlijst van geraadpleegde externe en interne experts is te vinden in bijlage 2.
26
Kijkend naar de stukken herkennen we de belangrijkste competenties zeker. We zijn bv blij met de aandacht voor ondernemerschap en innovatie. We nemen verder aan dat de digitale wereld en sociale media veel aandacht krijgen, maar verder dan een indruk geven, willen we niet gaan.”
4.3 Competentiegebieden Het beroeps- en opleidingsprofiel van de hbo-opleidingen Journalistiek bestaat zoals gezegd uit vijf competentiegebieden. We hebben gekozen voor een model waarin per competentiegebied in een schema overzichtelijk alle samenhangende competenties en descriptoren worden gepresenteerd. De koppelingen met de Verklaring van Tartu, de hbo-standaaard en de Dublin-descriptoren zijn per competentiegebied aangegeven. Bij elk competentiegebied is daarnaast een algemene omschrijving gegeven van de verwachte kennis, vaardigheden en houding. De werkgroep acht het logisch dat deze in de programma’s van de opleidingen Journalistiek aan bod komen. Het is aan de opleidingen om dit zelf te vertalen naar een eigen Body of Knowledge, Skills and Attitude (BoKSA). Hiermee kunnen de opleidingen eigen accenten leggen in het onderwijsprogramma.
27
Schema competentiegebieden beroeps- en opleidingsprofiel hbo-bachelor Journalistiek
Competentiegebied 1
Nieuwsgaring en research
Omschrijving
De basis van het journalistieke werk bestaat uit het opsporen van nieuws, het achterhalen van informatie, het raadplegen van bronnen, kortom het verzamelen van grondstoffen voor een journalistieke productie. Een journalist hoort te beschikken over de competentie om op allerlei manieren diverse soorten bronnen en informatie te vinden, deze te bevragen, analyseren, beoordelen en selecteren. Om dit goed te doen is grondige kennis van de maatschappij en de actualiteit een vereiste.
Kennis, houding en
Kennis: De journalist beschikt over een goede algemene ontwikkeling en gedegen kennis van maatschappelijke instituties en
vaardigheden
ontwikkelingen, op lokaal, nationaal en mondiaal niveau. Vaardigheden: De journalist is in staat om met het oog op nieuwswaarde en relevantie, allerhande soorten informatie met een kritische blik te verzamelen, analyseren en selecteren. Houding: De journalist is nieuwsgierig en onderzoekend.
Koppeling met Verklaring van Tartu
2. Relevante onderwerpen en invalshoeken kunnen vinden 4. Snel informatie kunnen verzamelen 5. Belangrijke informatie kunnen selecteren
Koppeling met hbostandaard Koppeling met Dublindescriptoren
● ● ●
Een gedegen theoretische basis verkrijgen; Over voldoende professioneel vakmanschap beschikken; De beroepsethiek en maatschappelijke oriëntatie ontwikkelen die past bij een verantwoordelijke professional.
● ● ●
Kennis en inzicht Toepassen kennis en inzicht Oordeelsvorming
28
Competentiegebied 2
Journalistieke productie
Omschrijving
Het nieuws brengen en duiden is van oudsher de core business van journalisten: ze vertellen hun publiek wat er zich afspeelt in de wereld. Om het nieuws en de achtergronden bij diverse doelgroepen te brengen, moet er goed nagedacht worden over de inzet van de juiste media. De journalist verzorgt ontwerp, uitvoering en productie van de onderwerpen. Een journalist is in staat om op diverse manieren verhalen te produceren, met gebruikmaking van tekst, beeld en geluid.
Kennis, houding en vaardigheden
Kennis: De journalist kent de eigenschappen van mediatypen en journalistieke genres, en kan deze op de juiste wijze toepassen. Vaardigheden: De journalist beschikt over een goede beheersing van de Nederlandse en Engelse taal, en is in staat om journalistieke producties in woord, beeld en geluid te vervaardigen. Houding: De journalist beschikt over creativiteit, en juridisch en ethisch besef.
Koppeling met Verklaring van Tartu
3. Journalistiek werk kunnen organiseren 6. Informatie kunnen presenteren in een effectieve journalistieke vorm 8. In een team kunnen werken
Koppeling met hbostandaard Koppeling met Dublindescriptoren
● ● ●
Een gedegen theoretische basis verkrijgen; Over voldoende professioneel vakmanschap beschikken; De beroepsethiek en maatschappelijke oriëntatie ontwikkelen die past bij een verantwoordelijke professional.
● ● ●
Toepassen kennis en inzicht Oordeelsvorming Communicatie
29
Competentiegebied 3
Publieksgerichtheid en -verantwoording
Omschrijving
Journalistiek staat ten dienste van de samenleving. Voor de journalist is het van belang relaties met lezers, kijkers en luisteraars te onderhouden door verantwoording af te leggen over gemaakte keuzes en fouten, hun input te gebruiken en het gesprek met hen aan te gaan. De journalist kan informatie voor verschillende publieksgroepen op hun waarde schatten en zodanig communiceren dat recht wordt gedaan aan de belangen van de eigen nieuwsorganisatie en de betrokken doelgroepen. Een journalist beschikt over de competentie om een relevante en interactieve relatie met een publiek op te bouwen en te onderhouden.
Kennis, Houding en Vaardigheden
Kennis: De journalist beschikt over kennis van publieksgroepen en hun mediagebruik. Vaardigheden: De journalist is in staat om op effectieve en relevante wijze de interactie met zijn publiek te realiseren en organiseren. Houding: De journalist is transparant en in staat tot zelfreflectie.
Koppeling met
7. Journalistiek(e) werk(wijze) kunnen verantwoorden
Verklaring van Tartu Koppeling met hbostandaard Koppeling met Dublindescriptoren
● ● ●
Een gedegen theoretische basis verkrijgen; Over voldoende professioneel vakmanschap beschikken; De beroepsethiek en maatschappelijke oriëntatie ontwikkelen die past bij een verantwoordelijke professional.
● ● ● ●
Kennis en inzicht Toepassen kennis en inzicht Oordeelsvorming Communicatie
30
Competentiegebied 4
Ondernemerschap en innovatie
Omschrijving
In de journalistiek is grote behoefte aan vernieuwing: nieuwe concepten, nieuwe vertelvormen, nieuwe financieringsmodellen, enzovoort. Van journalisten wordt verwacht dat ze daarover mee kunnen denken. Dat betekent dat ze een bedrijfsmatige benadering van hun vak in de vingers moeten hebben, zodat ze als freelancer aan de slag kunnen, een ondernemende rol in een nieuwsorganisatie kunnen vervullen of een eigen bedrijf kunnen beginnen. Een journalist is in staat om als ondernemer in de journalistiek te functioneren.
Kennis, Houding en Vaardigheden
Kennis: De journalist kent de bedrijfseconomische aspecten van de journalistiek. Vaardigheden: De journalist kan originele journalistieke producties of concepten bedenken, uitwerken en vermarkten. Houding: De journalist is ondernemend en flexibel.
Koppeling met Verklaring van Tartu
Koppeling met hbostandaard
Koppeling met Dublindescriptoren
9. Als een ondernemende journalist kunnen werken 10. Bij kunnen dragen aan de vernieuwing van het vak ● ● ● ●
Een gedegen theoretische basis verkrijgen; Het onderzoekend vermogen verwerven dat hen in staat stelt om bij te kunnen dragen aan de ontwikkeling van het beroep; Over voldoende professioneel vakmanschap beschikken; De beroepsethiek en maatschappelijke oriëntatie ontwikkelen die past bij een verantwoordelijke professional.
● ● ● ●
Toepassen kennis en inzicht Oordeelsvorming Communicatie Leervaardigheden
31
Competentiegebied 5
Reflectie en onderzoek
Omschrijving
De journalistiek heeft een belangrijke rol en functie in de (democratische) samenleving. Voor journalisten is het daarom van belang om kennis te hebben van het speelveld waarop zij zich bewegen, en een onderbouwde visie op de journalistiek ontwikkelen. Een journalist kent de diverse facetten van de journalistiek, kan daar onderzoek naar doen en weet die kennis te gebruiken om te komen tot een onderbouwde visie op (vernieuwing van) de journalistiek.
Kennis, Houding en Vaardigheden
Kennis: De journalist kent het medialandschap en ontwikkelingen in de journalistiek. Vaardigheden: De journalist is in staat zelfstandig onderzoek te doen naar (ontwikkelingen in) het eigen vakgebied en op basis daarvan aanbevelingen te doen die ten goede komen aan de journalistieke praktijk. Houding: De journalist toont een onderbouwde visie op ontwikkelingen in of vernieuwing van de journalistiek.
Koppeling met Verklaring van Tartu Koppeling met hbostandaard Koppeling met Dublindescriptoren
1. Kunnen reflecteren op de maatschappelijke rol van de journalistiek 10. Bij kunnen dragen aan de vernieuwing van het vak ● ● ●
Een gedegen theoretische basis verkrijgen; Het onderzoekend vermogen verwerven dat hen in staat stelt om bij te kunnen dragen aan de ontwikkeling van het beroep; De beroepsethiek en maatschappelijke oriëntatie ontwikkelen die past bij een verantwoordelijke professional.
● ● ●
Toepassen kennis en inzicht Oordeelsvorming Leervaardigheden
32
Referenties Aldridge, M. & Evetts, J. (2003). Rethinking the concept of professionalism: the case of journalism. British Journal of Sociology, 54, 547-564. Bakker, P. (2015). Voorbij de gouden eeuw: De onzekere toekomst van de krant. In J. Bardoel & H. Wijfjes (red.), Journalistieke cultuur in Nederland (pp. 77-97). Amsterdam: Amsterdam University Press. Blanken, H. & Jong, W. de (2014). Handboek verhalende journalistiek. Amsterdam: Atlas Contact. Brock, G. (2013). Out of print: Journalism and the business of news in the digital age. Londen: Kogan Page. Brouwers, B. (2013). Na de deadline: Journalistiek na de crisis. Amsterdam: Fast Moving Targets. Buijs, K. (2014). Regiojournalistiek in spagaat: De kwaliteit van het redactieproces in de regionale journalistiek; een case-studie. Amsterdam: Boom Lemma. Cloïn, M. (red.) (2013). Met het oog op de tijd: Een blik op de tijdsbesteding van Nederlanders. Den Haag: SCP. Commission On Freedom Of The Press (1947). A free and responsible press: A general report on mass communication: Newspapers, radio, motion pictures, magazines, and books. Chicago: University of Chicago Press. Costera Meijer, I., & Groot Kormelink (2015). Clicken, checken, delen, snacken, linken: Het veranderend gebruik van journalistiek. In J. Bardoel & H. Wijfjes (red.), Journalistieke cultuur in Nederland (pp. 289-308). Amsterdam: Amsterdam University Press. Deuze, M. (2004). Wat is journalistiek? Amsterdam: Het Spinhuis. Drok, N. (2011). Bakens van betrouwbaarheid. Zwolle: Windesheim. Groenhart, H. (2015). Transparante journalistiek: Verantwoording als antwoord op de vertrouwenscrisis. In J. Bardoel & H. Wijfjes (red.), Journalistieke cultuur in Nederland (pp. 271-287). Amsterdam: Amsterdam University Press.
Hbo-raad (2009). Kwaliteit als opdracht. Den Haag: Hbo-raad. Held, D. (2006). Models of democracy. Cambridge, UK: Polity Press. Hermans, L., Vergeer, M., & Pleijter, A. (2011). Nederlandse journalisten in 2010: Onderzoek naar de kenmerken van de beroepsgroep, professionele opvattingen en het gebruik van digitale media in het journalistieke werk. Nijmegen: Radboud Universiteit. Huysmans, F., Haan, J. de, & Broek, A. van den (2004). Achter de schermen: Een kwart eeuw lezen, luisteren, kijken en internetten. Den Haag: SCP. Huysmans, F., & Haan, J. (2010). Alle kanalen staan open: De digitalisering van mediagebruik. Den Haag: SCP. Kasem, A., Waes, M.J.F. van, & Wannet, K.C.M.E. (2015). Anders nog nieuws? Scenario's voor de toekomst van de journalistiek. Amsterdam: Van de Bunt Adviseurs. Kovach, B. & Rosenstiel, T. (2014). The elements of journalism: what newspeople should know and the public should expect. New York: Three Rivers Press. Leurdijk, A. (2015). Entrepreneurial journalism: De bijdrage van ondernemerschap aan de publieke functie van de journalistiek. Zwolle: Windesheim. Leurdijk, A. & Leendertse, M. (2015). Google en Facebook bepalen het nieuws: De economische waarde van journalistiek. In J. Bardoel & H. Wijfjes (red.), Journalistieke cultuur in Nederland (pp. 309-326). Amsterdam: Amsterdam University Press. Peters, C. & Broersma, M. (2013) (red.). Rethinking journalism: Trust and participation in a transformed news landscape. Londen en New York: Routledge. Pleijter, A. & Gierstberg, F. (2011). Fotojournalistiek in perspectief: Een onderzoek naar fotojournalisten en beeldredacties. Amsterdam: NVJ. Singer, J.B. (2003). Who are these guys? The online challenge to the notion of journalistic professionalism. Journalism, 4, 139-163. Sonck, N. & Haan, J. de (2015). Media:tijd in beeld: Dagelijkse tijdbesteding aan media en communicatie. Den Haag: SCP.
Stromback, J. (2005). In search of a standard: Four models of democracy and their normative implications for journalism. Journalism Studies, 6, 331-345. Tameling, K. (2015). En wat doen we online? Crossmediale dilemma’s op de Nederlandse nieuwsredactie. Amsterdam: Boom Lemma. Verheyden, T., Rumes, T. & Fluit, A. (2014). How to story: Storytelling voor journalisten. Tielt: Lannoo Campus. Vinken, H. & IJdens, T. (2013), Freelance journalisten, schrijvers en fotografen: Tarieven en auteursrechten, onderhandelingen en toekomstverwachtingen. Tilburg: Pyrrhula. Vree, F. van, & Azough, R. (2015). Beroep: journalist: Beeldvorming, professionalisering en ethiek. In J. Bardoel & H. Wijfjes (red.), Journalistieke cultuur in Nederland (pp. 33-52). Amsterdam: Amsterdam University Press. Wentink, T. (1972). De journalist in de dagbladorganisatie: Semi-professionalisme in een bureaukratische struktuur. Massacommunicatie, 1, 75-101. Wijfjes, H. (2004). Journalistiek in Nederland, 1850-2000. Amsterdam: Boom Lemma. Willemars, M. (2014). Journalisten, publiek debat en democratie: Nieuwe rollen voor journalisten in maatschappelijke en politieke discussies. Nijmegen: eigen beheer. Witschge, T., & Nygren, G. (2009). Journalism: A profession under pressure? Journal of Media Business Studies, 6, 37-59. Witschge, T., & Schram, E. (2015). Journalistiek ondernemerschap: Tussen nichemarkt en maatschappelijk nut. In J. Bardoel & H. Wijfjes (red.), Journalistieke cultuur in Nederland (pp. 327-342). Amsterdam: Amsterdam University Press. Wurff, R. van der, & Schönbach, K. (2012). Publieke verwachtingen van journalistieke accountability: Hoe denken Nederlanders over de verantwoordelijkheid van de journalistiek? Amsterdam: ASCOR. Zelizer, B. (2009) (red.). The changing faces of journalism: Tabloidization, technology and truthiness. New York: Routledge.
Bijlage 1: Verklaring van Tartu 1. Kunnen reflecteren op de maatschappelijke rol van de journalistiek 1.1 betrokken zijn op de democratische samenleving 1.2 inzicht hebben in het wettelijk en ethisch kader van de journalistiek 1.3 een onderbouwde visie op journalistiek hebben 1.4 de waarden begrijpen die journalistieke keuzes bepalen 1.5 het lokale, nationale en mondiale kunnen verbinden 2. Relevante onderwerpen en invalshoeken kunnen vinden 2.1 de actualiteit en de context ervan kennen 2.2 de kenmerken van uiteenlopende media kennen 2.3 de relevantie van een onderwerp voor verschillende doelgroepen kunnen bepalen 2.4 brede deelname aan maatschappelijk debat kunnen bevorderen 2.5 nieuwswaardige onderwerpen kunnen ontdekken obv diepergaand onderzoek 3. Journalistiek werk kunnen organiseren 3.1 een realistisch plan van aanpak kunnen maken 3.2 onder tijdsdruk kunnen werken 3.3 kunnen aanpassen aan onvoorziene situaties 3.4 bijdragen van het publiek kunnen organiseren 3.5 binnen budgettaire grenzen kunnen werken 4. Snel informatie kunnen verzamelen 4.1 een goede algemene ontwikkeling hebben 4.2 op een bepaald gebied gespecialiseerde kennis hebben 4.3 meerdere perspectieven op een zaak kunnen vinden
4.4 bronnen op waarde kunnen schatten 4.5 met het publiek kunnen interacteren 5. Belangrijke informatie kunnen selecteren 5.1 hoofd- van bijzaken kunnen onderscheiden 5.2 informatie kunnen selecteren op basis van betrouwbaarheid 5.3 informatie kunnen selecteren op basis van relevantie 5.4 Informatieselectie kunnen afstemmen op het mediaplatform 5.5 de geselecteerde informatie kunnen interpreteren 6. Informatie kunnen presenteren in een effectieve journalistieke vorm 6.1 een uitstekende taalvaardigheid hebben 6.2 over goede visuele vaardigheden beschikken 6.3 uiteenlopende verhalende technieken kunnen toepassen 6.4 content kunnen presenteren in effectieve combinaties van woord, geluid en beeld 6.5 journalistiek gebruik kunnen maken van technologie 7. Journalistiek(e) werk(wijze) kunnen verantwoorden 7.1 een helder beeld hebben van journalistieke kwaliteitseisen 7.2 het eigen werk kritisch kunnen beschouwen 7.3 kritiek van derden kunnen verwerken 7.4 verantwoording nemen voor journalistieke keuzes 7.5 verantwoording nemen voor de effecten van het eindproduct 8. In een team kunnen werken 8.1 sociaal vaardig zijn 8.2 betrouwbaar zijn
8.3 ideeën overtuigend kunnen presenteren 8.4 oplossingsgericht zijn 8.5 inzicht hebben in rollen en verhoudingen binnen een team 9. Als een ondernemende journalist kunnen werken 9.1 initiatief tonen 9.2 inzicht hebben in de economische randvoorwaarden van de professie 9.3 marktkansen kunnen herkennen 9.4 nieuwe producten/formules kunnen ontwikkelen 9.5 de praktische aspecten van het freelancen kennen 10. Bij kunnen dragen aan de vernieuwing van het vak 10.1 kunnen reflecteren op de toekomst van de journalistiek 10.2 een complex praktijkvraagstuk in kaart kunnen brengen 10.3 gegevens kunnen verzamelen met behulp van methoden van onderzoek 10.4 betrouwbare methoden van dataverwerking en – analyse kunnen toepassen 10.5 werkbare oplossingen voor een complex praktijkvraagstuk kunnen aandragen
Bijlage 2: Expertraadplegingen Op meerdere momenten is tijdens het opstellen van dit beroeps- en opleidingsprofiel feedback gevraagd aan mensen uit de beroepspraktijk en docenten van de opleidingen. Hun input is gebruikt om het profiel goed in te kunnen vullen en vervolgens verder aan te scherpen. Het overleg met mensen uit de beroepspraktijk vond voornamelijk plaats in de context van de beroepenveldcommissies van de vier opleidingen. Hieronder volgt een overzicht per opleiding van de personen die bij hebben gedragen aan het becommentariëren van het beroeps- en opleidingsprofiel.
Hogeschool Utrecht Externe experts ● Anneliese Bergman, publishing director women and parenting Sanoma NL ● Manouk van der Vorm-Van den Broek, operational director ANP Pers Support ● Marcel Gelauff, hoofdredacteur NOS Nieuws en voorzitter Genootschap van Hoofdredacteuren ● Paul van der Lugt, algemeen directeur RTV Utrecht ● Sak van den Boom, senior expert customer media and content marketing ● Dolf Rogmans, hoofdredacteur Villamedia ● Hella Hueck, journalist en presentator RTL-Z ● Hans Spoelman, senior manager innovation and design Het Financieele Dagblad
Windesheim Zwolle Externe experts ● Allard Berends, hoofdredacteur Omroep Flevoland ● Gerard van den Broek, eindredacteur NOS Nieuws ● Kysia Hekster, verslaggever NOS Nieuws ● Willem Schoonen, redacteur Trouw ● Martine van Selm, onderwijsdirecteur communicatiewetenschap, Universiteit van Amsterdam ● Irene Costera Meijer, hoogleraar journalistiek aan de Vrije Universiteit Amsterdam
Interne experts ● Bas Mesters, directeur en journalist ● Nico Drok, lector ‘media & civil society’ ● Andra Leurdijk, lector ‘entrepreneurial journalism’ ● Henk Jan Karsten, docent journalistiek ● Geert Bouw, docent Engels ● Gonnie Eggink, docent communicatiewetenschap ● Niek Hietbrink, docent communicatiewetenschap ● Liesbeth van Vulpen, docent economie ● Erik van Schaik, docent journalistiek ● Margriet Brandsma, docent journalistiek ● Karijn Kats, docent onderzoek ● Hanneke Versteeg, docent onderzoek ● Gertjan Aalders, docent taalbeheersing
Christelijke Hogeschool Ede Externe experts ● Maxim Renders, hoofdredacteur CustomerFirst ● Frank Bolder, zelfstandig adviseur, voormalig hoofdredactie Gelderlander ● Mart Jochemsen, zelfstandig adviseur, voormalig hoofdredacteur huis-aanhuiskranten Wegener ● Arie Kok, zelfstandig journalist ● Bertus Tichelaar, hoofdredacteur EO ● Japke Bouwma, redacteur binnenland NRC ● Arjen van Vliet,, hoofdredacteur van Truckstar en Formule1 ● Norbert Witjes, hoofd content BDU Media ● Eugene Leenders, hoofd nieuws van Omroep Gelderland ● Xavia Nabibaks, eindredacteur FEM Business & Finance Interne eperts ● Timon Ramaker, docent mediaethiek ● Karlijn Goossen, docent journalistiek ● Tjirk van der Ziel, docent journalistiek en sociologie ● Ans Boersma, docent journalistiek en freelance journalist ● Wout Heslinga, docent journalistiek en programmamaker bij de EO
● Douwe Schaaf, docent journalistiek ● Ruurd Ubels, programmacoördinator curriculumvernieuwing en redacteur economie bij Nederlands Dagblad ● Petra Messelink, stagecoördinator en journalist bij de Gooi en Eemlander ● Jan van der Stoep, lector ‘media, religie en cultuur’
Fontys Hogeschool Tilburg Externe experts ● Bart Brouwers, zelfstandig journalist en oprichter van e52 ● Simone Koudijs, contentstrateeg bij ABN/AMRO ● Kees Pijnappels, eigennaar van Journalistenjob ● Lenny Gerdes, redacteur bij NRC Handelsblad ● Rene Sommers, hoofdredacteur De Monitor (KRO-NCRV) Interne experts ● Ron van Dooren, docent politiek ● Cindy van Summeren, docent journalism studies ● Bea Nobbe, docent taalbeheersing ● Frank Turksma, docent economie ● Clement Tonnaer, docent journalistiek ● Marieke van Willigen, docent journalistiek