BEROEPS- en OPLEIDINGSPROFIEL Journalistiek
HBO-opleidingen
Tilburg/Utrecht/Zwolle/Ede November 2001 Maart 2004 (definitieve versie)
Voorwoord
Het landelijke onderwijsbeleid en de ontwikkelingen in het onderwijs vereisen dat iedere opleiding over een document beschikt met de formulering van een beroepsprofiel als basis van de opleiding en de vertaling daarvan in opleidingsprofiel en eindtermen. Met het document dat nu voor u ligt, presenteren de vier HBO-opleidingen voor Journalistiek het beroeps- en opleidingsprofiel voor de startende journalist. Zij geven daarmee inzicht in de gemeenschappelijke basis van de vier opleidingen. Waarin de opleidingen van elkaar verschillen, wat hun eigen gezicht is, kan men meer in detail vinden in de opleidingsprofielen van de afzonderlijke opleidingen. Het voorliggende profiel vervangt het laatste gezamenlijke Beroepsprofiel van de HBO-opleidingen Journalistiek uit 1993 (opgenomen in: Hoger economisch onderwijs herkenbaar aangescherpt. Eindrapport hernieuwde opleidingsprofielen sector hoger economisch onderwijs,(1993), ’s-Hertogenbosch: van Raak Project- en interim-management), Een werkgroep van de gezamenlijke opleidingen, bestaande uit Drs. Jan Delsing, Drs. Annelies Pauw en Drs. Evert van Voorst, heeft in opdracht van het TUZE (de directies van de opleidingen van Tilburg, Utrecht, Zwolle, Ede) een concept Beroeps- en Opleidingsprofiel uitgewerkt. In november 2001 werd dat concept na accordering door het werkveld (het Nederlands Genootschap van Hoofdredacteuren en de vier afzonderlijke beroepenveldcommissies van de opleidingen) de basis voor de diverse opleidingscurricula van de vier opleidingen. Het profiel was aangeboden aan de Sectorale AdviesCommissie die een aantal kanttekeningen had. De verwerking hiervan en de formele vaststelling van het nieuwe profiel door de HBO-raad bleef daarna door omstandigheden uit. Na november 2001 zijn voor de validiteit van het Beroeps- en Opleidingsprofiel twee onderzoeken van belang. Op aanbeveling van de Visitatiecommissie Journalistiek 2000 gaven de directies van de vier HBO-opleidingen (TUZE) opdracht tot een vervolgonderzoek van het arbeidsmarktonderzoek uit 1993. Het resultaat daarvan werd in 2002 gepresenteerd: Drift en Koers; Trends op de journalistieke arbeidsmarkt (Nico Drok), Tuze 2002. Op aanbeveling van de Visitatiecommissie Journalistiek 2000 werd tevens een kwaliteitszorgonderzoek uitgezet naar Startbekwaamheden. Dat onderzoek vond plaats onder werkgevers uit de journalistiek en bevestigde op indirecte wijze de relevantie van de beroepscompetenties van het Beroeps-en opleidingsprofiel november 2001. De bevindingen van het onderzoek werden in december 2003 op een ronde-tafelconferentie besproken met een brede groep vertegenwoordigers van het werkveld. Teneinde te komen tot een vastgesteld profiel is in overleg met Dhr. W. Verreck in januari 2004 de concepttekst ook technisch op een beperkt aantal punten bijgewerkt. Vervolgens konden de opleidingen in maart 2004 besluiten het in deze tekst vervatte beroepsprofiel ter formele vaststelling aan te bieden aan de HBO-raad.
2
Voor lezers uit het beroepenveld, die niet bekend zijn met de gehanteerde onderwijskundige terminologie, is een korte toelichting wellicht nodig. Het document is geformuleerd in termen van competenties: bekwaamheden waarover een journalist moet beschikken, om zijn werk te kunnen doen. De competenties karakteriseren in feite het journalistieke werk. Een zeer ervaren journalist beschikt over al deze competenties op een zodanige manier dat hij complexe zaken aankan, een beginner beschikt wel over al deze competenties, maar hij/zij zal door een gebrek aan ervaring nog niet hetzelfde niveau van complexiteit behalen. Een student die na het voortgezet onderwijs de journalistieke opleiding binnen stapt, zal sommige competenties al enigszins hebben ontwikkeld en andere helemaal niet. Competenties vormen dus de basis, zowel van de beroepspraktijk als van de opleiding. We kunnen het onderhavige document dus ook bestempelen als een competentieprofiel. Voorliggend document geeft de ambitie weer dat studenten van de vier opleidingen alle genoemde competenties verwerven, op het niveau van de beginnende beroepsbeoefenaar. Wat dat niveau is, valt aan deze lijst van competenties nog niet af te lezen: daartoe moet men de eindtermen van de opleidingen bekijken die in de verschillende opleidingsspecifieke documenten zijn of worden geformuleerd. Het onderhavige document kan derhalve slechts worden beoordeeld op relevantie en volledigheid. De vraag die hier aan de orde is, luidt: zijn de beschreven competenties inderdaad de competenties die men bij een beginnende beroepsbeoefenaar wenst en verwacht? De vraag of de student, opgeleid in dat curriculum, dan ook inderdaad het niveau heeft van een beginnende beroepsbeoefenaar, moet beantwoord worden door de eindexamenresultaten te bekijken. Meer in het algemeen kan daarbij vastgesteld worden dat de student m.b.t. deze competentie op HBO-niveau is opgeleid. Gezien binnen de doelstellingen van het landelijk beleid, en vanuit de door alle opleidingen gevoelde noodzaak om het curriculum te documenteren in een expliciet leerplan, is dit document een goede stap. Wij vertrouwen erop dat allen die belang hebben bij of belangstelling hebben voor dit document die tevredenheid kunnen delen. Dr. Peter Blokhuis, opleidingsmanager opleiding Ede (Hogeschool Ede) Drs. Ben Huijskens, instellingsdirecteur opleiding Zwolle (Hogeschool Windesheim) Drs. Wiel Schmetz, directeur opleiding Tilburg (Fontys Hogeschool) Ir. Han Smits, directeur opleiding Utrecht (Hogeschool van Utrecht)
3
1.
Inleiding
Dit gemeenschappelijk beroeps(competentie)profiel is allereerst bedoeld voor diegenen die direct betrokkenen zijn bij de opleidingen: medewerkers en studenten. Het laat zien hoe de opleidingen het beroep van de journalist analyseren, en welke aspecten van het journalistieke metier zij voor de huidige arbeidsmarkt van belang achten. Het gemeenschappelijk profiel stuurt op die manier de leerplannen van de diverse opleidingen. Tevens biedt het document aan beroepsorganisaties en aan stageverlenende instellingen een beeld van hetgeen de opleidingen nastreven. Hoe die opleidingen dat precies doen, moet afgeleid worden uit de opleidingsspecifieke stukken.
Gehanteerde begrippen Bij de hantering van de begrippen hebben wij ons georiënteerd op het Stramien Beroepskwalificaties HBO. Beroepsprofiel: beschrijving van het geheel van competenties waarover een professioneel journalist dient te beschikken om zijn beroep adequaat te kunnen uitoefenen. Van de opleidingen kan verwacht worden dat ze de competenties bij studenten trachten te ontwikkelen tot het niveau van de beginnende beroepsbeoefenaar. Opleidingsprofiel: beschrijving van de wijze waarop de afzonderlijke opleidingen vanuit gestalte geven aan een HBO-curriculum, dat zich ten doel stelt op HBO-niveau de in het beroepsprofiel genoemde competenties aan te brengen bij de beginnende beroepsbeoefenaar. Beroepscompetenties: ‘bekwaamheden’ die een (aankomend) journalist in wisselende contexten aan de dag moet kunnen leggen om het journalistieke beroep effectief te beoefenen. Beroepskwalificaties: de kennis, vaardigheden en attituden waarover een (aankomend) journalist moet beschikken om de competenties aan de dag te kunnen leggen. Competentie-elementen: beschrijving van meer specifieke kwalificaties die aan een student bij het afstuderen aan een opleiding journalistiek moeten kunnen worden toegekend. De kwalificaties worden beschreven in termen van kennis, inzicht, houding en vaardigheden en gekoppeld aan producten die een student op dat moment minimaal moet kunnen vervaardigen.
4
2.
Actuele ontwikkelingen in het beroep
De journalistieke opleidingen worden uitgedaagd door diverse actuele ontwikkelingen in het vak. Sommige daarvan zijn zo ingrijpend dat ze onvermijdelijk gevolgen hebben voor de inrichting van het onderwijs. Andere ontwikkelingen worden zeer serieus genomen, maar om allerlei redenen niet door iedere opleiding in gelijke mate opgepakt. In de wijze waarop de verschillende opleidingen de ontwikkelingen meenemen in hun curriculum, profileren ze zich ten opzichte van elkaar. Vaak vertalen de opleidingen nieuwe ontwikkelingen zo in hun onderwijs dat ze in de postpropedeutische-fase ondergebracht worden. Los van de uiteenlopende reacties op vernieuwingen in de journalistiek is er overeenstemming over wat de meest opvallende ontwikkelingen zijn. De ontwikkelingen op het brede terrein van de journalistiek zoals de groeiende commercialisering, de grensvervaging tussen het private en het publieke domein en de technologische ontwikkelingen zetten de journalistieke professie onder druk en noodzaken in elk geval tot grote aandacht voor de beroepsethiek, ook in de opleidingen. Hieronder worden een aantal belangrijke ontwikkelingen afzonderlijk belicht. Voor alle opleidingen is van belang dat universiteiten steeds meer initiatieven ontplooien om journalisten af te leveren met een academische achtergrond. De HBO-opleidingen journalistiek zijn bovenal beroepsopleidingen. Zij zijn in staat om journalisten op te leiden die snel en efficiënt research kunnen plegen op een breed scala aan onderwerpen, die beschikken over een breed ambachtelijk repertoire en ervaring hebben in het doelgroepgericht publiceren over die onderwerpen. Door die aanpak kunnen de opleidingen zich op hun sterke punten profileren tegenover de academische varianten. De arbeidsmarkt voor breed inzetbare journalisten is overigens voldoende groot. De toenemende doelgroepgerichtheid in alle journalistieke media heeft grote gevolgen voor vorm in inhoud van journalistieke producten. De opleidingen zullen daar een antwoord op moeten geven. In het verlengde daarvan ligt de snelle ontwikkeling van 'infotainment'. Waar in het verleden de opleidingen een duidelijke grens konden trekken tussen informeren en amuseren, blijkt dat nu veel moeilijker. De ontwikkelingen in de informatietechnologie, met als belangrijkste fenomeen de opkomst van het internet, kan aan geen enkele journalistenopleiding voorbij gaan. Iedere student moet tijdens de opleiding het internet leren gebruiken bij journalistieke research. De publicatie via het internet leidt ertoe dat journalisten in toenemende mate multimediaal geschoold moeten zijn. Het is voorlopig evenwel nog moeilijk aan te geven hoe de vraag naar dit type beroepsbeoefenaren zich op de markt zal ontwikkelen. Een reeds langer zichtbare ontwikkeling is de toenemende betekenis van beelden bij informatieoverdracht. De combinatie van tekst en beeld wordt steeds belangrijker, in de nieuwe media nog aangevuld met geluid en bewegend beeld. Studenten zullen daarop in de opleiding voorbereid moeten worden.
5
Evenzeer van belang is de trend van globalisering van de journalistiek. De internationale context van onderwerpen komt steeds dichter bij huis en daarmee wordt ook de internationaal gerichte research van grotere betekenis. Vrijwel lijnrecht hiertegenover staat een eveneens duidelijke tendens tot regionalisering, met name bij radio en televisie. Een andere ontwikkeling is dat steeds meer bedrijven, non-profit instellingen en andere organisaties, journalisten in dienst nemen. Zo groeit de behoefte aan onderwijs en stages in bedrijfsjournalistieke contexten. Het vanouds aanwezige spanningsveld tussen commerciële belangen en journalistieke onafhankelijkheid komt daarmee in een ander daglicht te staan. De opleidingen kunnen niet voorbijgaan aan de consequenties die de toenemende commercialisering, ook die van het journalistieke bedrijf, heeft voor de beroepsethiek. Journalistenopleidingen hebben verder rekening te houden met de groeiende markt voor freelancers. Zij zullen meer aandacht moeten besteden aan het opzetten en onderhouden van een freelance praktijk. Van meer algemene aard tenslotte, maar minstens zo belangrijk als de bovengenoemde ontwikkelingen, is het feit dat van journalisten steeds meer verwacht wordt dat zij in staat zijn samen te werken in teams en zich daarbij collegiaal, loyaal en flexibel gedragen. De snelle ontwikkelingen in het vak, in de wereld en in de technologie vragen om beroepsbeoefenaren die het beginsel van 'een leven lang leren' niet schuwen. Opleidingen zullen hun studenten derhalve een zelfstandige en diepgewortelde leerhouding moeten meegeven.
3.
Beroeps(competentie)profiel
3.1
Profielbeschrijving
De beginnende beroepsbeoefenaar die wij opleiden is een professioneel handelende journalist die via de media en doelgroepgericht informatie in de openbaarheid brengt en zo een bijdrage levert aan het publieke debat. De professionaliteit uit zich in het toepassen van een breed scala van journalistieke vaardigheden en het oordelen over het journalistieke handelen, de journalistieke producten en op de ontwikkeling van het journalistieke vak in de maatschappelijke werkelijkheid. De beginnende journalist heeft een brede kennis van en inzicht in de pluriforme maatschappelijke werkelijkheid, zowel nationaal als internationaal en is in staat zijn kennis en inzicht ten behoeve van zijn product snel en op onafhankelijke wijze te vergaren en te verdiepen. Hij werkt nauw samen met anderen in redacties, beschikt over goede communicatieve vaardigheden en kan onder tijdsdruk produceren. Hij kent en onderkent zijn maatschappelijke verantwoordelijkheid en de ethische conventies van het vak, en kan zich op dat punt verantwoorden.
6
3.2 Beschrijving functies en media In welke beroepen in de journalistieke arbeidsmarkt kan onze afgestudeerde terecht? Een afgestudeerde van opleidingen voor Journalistiek in Tilburg, Utrecht, Zwolle en Ede kan als beginnend beroepsbeoefenaar, in dienstverband of freelance, in het journalistieke werkveld aan de slag op uitvoerend niveau als verslaggever/(opmaak)redacteur of programmamaker, binnen één van de volgende media: a
b c d e
de nieuwsgeoriënteerde geschreven pers: de landelijke en regionale dagbladen, de huis-aan-huisbladen, de nieuwsbladen, de landelijke en regionale persbureaus, opiniebladen en kabelkrant; de tijdschriften en overige periodieken: de publiekstijdschriften, de vaktijdschriften, de omroepbladen, de bedrijfsbladen en de sponsored magazines; de publieke en commerciële radio: bij landelijke, regionale en lokale radioredacties; de publieke en commerciële televisie: bij landelijke, regionale en lokale televisieredacties en teletekst; de nieuwe media: op de redactie van nieuwskranten en magazines op internet, intranet enz.
Voorts heeft de student de potentie om na enige jaren praktijkervaring in de functie van journalist op uitvoerend niveau door te groeien naar coördinerende, leidinggevende functies: eindredacteur of chef redactie. 3.3 Beschrijving werkzaamheden van de journalist Wat doet die afgestudeerde journalist? In het werkproces vallen de volgende elementen te onderscheiden: * * *
* * *
Zelfstandig bepalen van een relevant en passend onderwerp gegeven het schrijf- en/of productiedoel en de doelgroep van een bepaald medium. Het plannen van het werkproces zodanig dat het product binnen de deadline kan worden afgeleverd. Verwerven van informatie: nieuwsgaren en researchen van een onderwerp via bronnenonderzoek, vanuit een brede kennis van de maatschappij en een verantwoorde visie op het gebruik van bronnen. Bewerken van de informatie: ordenen, beoordelen en gemotiveerd en kritisch selecteren, van en reflecteren op de verworven informatie. Verwerken van de informatie in een adequate journalistieke en publiekgerichte vorm voor specifieke media. Reflecteren op het eigen werkproces en product, op dat van anderen al dan niet binnen de redactie, en op de ontwikkelingen van het vak in het algemeen.
Het gaat daarbij om een geheel van met elkaar te verbinden en naar elkaar verwijzende werkzaamheden, die elk op zich complexe taken kunnen zijn en zich soms tot specialismen verder laten ontwikkelen. Verwerving van de genoemde competenties vraagt een aanzienlijke inspanning tijdens de opleiding. De journalist voert zijn werkzaamheden of taken uit binnen de functionele context van een redactie of (journalistiek) bedrijf en in brede zin die van de samenleving, waaruit ook eisen voortvloeien waaraan hij moet kunnen voldoen. 7
3.4
Competenties en generieke HBO-bachelor competenties
Op basis van de algemene typering van het beroep die gegeven is in 3.1 onderscheiden we een 10-tal beroepscompetenties. In feite kunnen we de hieronder beschreven competenties nog globaler typeren: - De competenties 1-6 leggen het accent op de journalist als ambachtelijk professional (Beroep). - De competenties 7 en 8 tonen de journalist die zichzelf ontwikkelt in relatie tot de maatschappij en het vak journalistiek (Persoon). - De competenties 9 en 10 leggen de nadruk op de journalist die als professional functioneert in een organisatie (Organisatie). Deze competenties zijn abstracte grootheden. We specificeren ze door aan te geven welke kwalificaties startende beroepsbeoefenaren aan het eind van de opleiding moeten hebben. 1.
Relevante en passende onderwerpen en invalshoeken kunnen kiezen, gegeven het schrijf en/of productiedoel van een bepaald medium
Om (1) te kunnen moet de journalist: een grote mate van nieuwsgierigheid/betrokkenheid hebben naar/bij de maatschappelijke ontwikkelingen; de actualiteit kennen en vanuit een gedegen algemene kennis van de maatschappij de nieuwswaardigheid van een onderwerp kunnen inschatten; zijn doelgroep goed kennen en de relevantie van het onderwerp voor de doelgroep kunnen bepalen; de mogelijkheden van het medium goed kennen om te bepalen of het onderwerp zich leent voor publicatie via dat medium; inzicht hebben in zijn rol als journalist en zijn eigen normen en waarden die mede bepalen welk onderwerp hij kiest. 2.
Kunnen plannen en organiseren van journalistiek werk
Om (2) te kunnen moet de journalist: benodigde tijd kunnen inschatten en inzet van anderen kunnen inplannen; een realistisch werkplan kunnen maken; op deadline kunnen werken.
8
3.
Snel en gericht informatie betreffende het onderwerp kunnen verzamelen met nieuwsgaringtechnieken en methoden van research
Om (3) te kunnen moet de journalist: beschikken over een brede algemene ontwikkeling; kennis hebben van belangrijke persbureaus, naslagwerken, databanken, het internet etc. en dit efficiënt kunnen gebruiken; relevante zegslieden kunnen benaderen en (telefonisch) interviewen; uit eigen waarneming gericht informatie ter plekke kunnen verzamelen; al zijn bronnen kunnen beoordelen op toegankelijkheid, betrouwbaarheid en relevantie; zijn bronnen efficiënt en effectief kunnen benaderen; het belang onderkennen van het opbouwen en onderhouden van netwerken; gericht informatie kunnen registreren in tekst, beeld en geluid; evenwicht kunnen brengen in zijn berichtgeving door methoden als hoor/wederhoor en check/doublecheck stelselmatig te hanteren; informatie kunnen vergaren uit bronnen in minstens twee vreemde talen. 4.
Uit de verzamelde informatie de voor het product belangrijke informatie kunnen selecteren
Om (4) te kunnen moet de journalist: de verzamelde informatie kunnen analyseren en interpreteren; hoofdzaken van bijzaken kunnen onderscheiden; rekening houden met de ruimte- en of tijdsbeperkingen van zijn product; besef hebben van de impact die bepaalde informatie heeft op zijn doelgroep en het verloop van het maatschappelijk debat; besef hebben van de noodzakelijkheid van bepaalde informatie vanwege de logica van het verhaal; gevoel hebben voor de meerwaarde van treffende citaten, details, voorbeelden, beelden en sfeerbepalende elementen; kunnen selecteren op basis van juistheid, betrouwbaarheid en volledigheid van informatie. 5.
De geselecteerde informatie op journalistieke wijze kunnen ordenen
Om (5) te kunnen moet de journalist: logische en chronologische ordeningen kunnen aanbrengen; ordening vormtechnisch zichtbaar kunnen maken; kunnen ordenen op grond van structuurconventies van het gekozen genre; kunnen ordenen op basis van relevantie (omgekeerde piramidebouw).
9
6.
Informatie kunnen presenteren in een adequate journalistieke vorm voor diverse media
Om (6) te kunnen moet de journalist: zich in woord en geschrift correct kunnen uitdrukken in de Nederlandse taal; zich kunnen bedienen van journalistieke genres en bijbehorende stijltechnieken; informatie creatief kunnen verwerken en vormgeven, oog hebbend voor de specifieke vormgevingsmogelijkheden van de verschillende media; informatie kunnen uitdrukken in beeldtaal, fotomateriaal, schema's en infographics kunnen verwerken; kunnen werken met combinaties van woord, beeld en geluid; koppen, tussenkoppen, titels en onderschriften adequaat kunnen gebruiken; eindredactie kunnen plegen op door hemzelf en anderen vervaardigde producten; kunnen werken met de voor het vak belangrijke technische verwerkingshulpmiddelen, zoals tekstverwerkers, grafische systemen, montageapparatuur; kunnen samenwerken met vormgevers, cameralieden, geluidstechnici en nieuwemediatechnici en inzicht hebben in de mogelijkheden van hun instrumentarium.
7.
Eigen producten en handelen kunnen verantwoorden en andermans werk kunnen evalueren
Om (7) te kunnen moet de journalist: een helder beeld hebben van de kwaliteiten waaraan journalistieke producten moeten voldoen; op grond daarvan eigen en andermans werk kritisch kunnen beschouwen en het oordeel helder en gemotiveerd kunnen overbrengen aan anderen, gebruikmakend van basale grammaticale en tekstanalytische begrippen; basaal inzicht hebben in de adequaatheid van woordkeuze, in mogelijke creatieve stijlvormen en de gebruiksmogelijkheden van beide in de journalistiek; basaal inzicht hebben in het gebruik van beeldelementen en de gebruiksmogelijkheden daarvan in journalistiek werk; de ten behoeve van zijn product gemaakte keuzes ten aanzien van bronnen, aanpak en uitvoering kunnen toelichten en verantwoorden; het product en het journalistiek handelen op basis van ethische maatstaven kunnen verantwoorden. 8.
Kunnen reflecteren op de betekenis van en de ontwikkelingen binnen het vak
Om (8) te kunnen moet de journalist: kennis hebben van de plaats en de invloed van het vak in de samenleving; kennis hebben van de belangrijke ontwikkelingen en theorieën m.b.t. het vak; een eigen standpunt kunnen bepalen t.a.v. die ontwikkelingen en dat standpunt kunnen motiveren; kunnen deelnemen aan discussies over het vak; een standpunt inzake een vakonderwerp kunnen uitwerken in een opiniërend artikel.
10
9.
Kunnen samenwerken in teamverband en/of redactieverband
Om (9) te kunnen moet de journalist: kunnen samenwerken met collega's om te komen tot een collectief product; de competenties 1 t/m 7 in teamverband kunnen gebruiken; beschikken over goede vergadertechnieken; leiding kunnen geven en geleid kunnen en willen worden; zich houden aan afspraken; goede sociale omgangsvormen bezitten; kunnen werken met productformules en redactiestatuten; 10.
Kunnen werken binnen een organisatie of (eigen) bedrijf
Om (10) te kunnen moet de journalist: kennis hebben van de organisatiestructuren van journalistieke bedrijven; kennis hebben van de productieprocessen in journalistieke bedrijven; kennis hebben van de overlegstructuren binnen journalistieke bedrijven; zicht hebben op de rechten en plichten van werknemers; een eigen 'bedrijf' (freelance praktijk) praktisch en financieel kunnen inrichten en managen; zichzelf en zijn ideeën kunnen presenteren bij collega's en opdrachtgevers.
Ambitieniveau Alle scholen bieden een opleiding aan die studenten in staat stelt de hierboven genoemde competenties te verwerven, tot het niveau van de beginnende beroepsbeoefenaar. Leiding kunnen geven betekent in dit verband dus niet: de redactie van een dagblad kunnen leiden, maar wel: de rol van eindredacteur kunnen vervullen bij de productie van een van de schoolmedia. Het eigen journalistiek handelen evalueren betekent bijvoorbeeld: een verantwoording kunnen schrijven bij een verhaal of item van eigen hand. Generieke HBO bachelor competenties Het HBO-niveau van de opleiding wordt in de formulering van de competentiespecificaties op tal van punten zichtbaar. De complexiteit van de aan te leren kennis, vaardigheden en houding, alsmede de centrale positie die (sociaal)communicatieve vaardigheden en inzicht in het communicatieve proces daarin innemen, zijn kenmerkend voor het HBO-niveau. Dat geldt ook voor de complexiteit van handelen, de grote diversiteit aan communicatieve technieken, en de centrale rol van eigen inbreng en creativiteit in het journalistieke beroep. Daarnaast vraagt de inhoud van zijn producten om een brede kennis van en visie op maatschappelijke ontwikkelingen. Ook de ontwikkeling van analytisch vermogen is een noodzakelijke voorwaarde voor het kunnen functioneren op HBO-niveau.
11
De grote verscheidenheid aan journalistieke contexten maakt het noodzakelijk dat de beginnende journalist zijn competenties moet kunnen inzetten in uiteenlopende beroepssituaties. Vanuit het perspectief van beroepsmatig handelen is het kunnen integreren van kennis, inzichten, houdingen en vaardigheden een belangrijke HBO-competentie van de beginnende beroepsbeoefenaar. Vaak zal hij zelfstandig problemen formuleren en probleemgericht werken. Ook de centrale plaats voor het aanleren van maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef en de ontwikkeling van eigen, persoonlijke visie, aanpak en stijl van werken zijn eigen aan de journalistieke opleiding en tekenen het HBO-niveau.
12