Externe beoordeling van het Kenniscentrum
Communicatie en Journalistiek Hogeschool Utrecht Visitatiedatum 16 mei 2012
Beoordelingsrapport Kenniscentrum Faculteit Communicatie en Journalistiek, 9 juli 2012
2
INHOUD Inleiding................................................................................................................................................................... 4 1 Positionering en ontwikkeling van het KCJ .......................................................................................................... 6 2 Het oordeel van de beoordelingscommissie ........................................................................................................ 7 2.1 Missie en onderzoeksprofiel ......................................................................................................................... 7 2.2 Impact, waardering en erkenning op de domeinen: professionele praktijk, onderwijs en scholing, wetenschap en onderzoek ................................................................................................................................ 10 2.2.1 De valorisatie naar professionele praktijk en maatschappij ................................................................ 10 2.2.2 De kennisontwikkeling binnen het domein wetenschap / onderzoek ................................................. 12 2.2.3 De betekenis van het kenniscentrum voor het domein onderwijs en scholing ................................... 14 2.3 Missie en profiel geborgd door portfolio en interne organisatie................................................................ 17 2.4 Mensen en middelen .................................................................................................................................. 18 2.5 Relevantie en duurzaamheid van in- en externe samenwerkingsverbanden ............................................. 20 3 Samenvattende conclusie en advies .................................................................................................................. 22 Bijlage 1 Samenstelling van de externe beoordelingscommissie.......................................................................... 26 Bijlage 2 Bezoekprogramma 16 mei 2012 Kenniscentrum Communicatie en Journalistiek ................................. 27 bijlage 3 Bestudeerde documenten ...................................................................................................................... 30 Bijlage 4 Omvang en functionele samenstelling lectoraten 2011 ......................................................................... 31
Beoordelingsrapport Kenniscentrum Faculteit Communicatie en Journalistiek, 9 juli 2012
3
INLEIDING
De Hogeschool Utrecht (HU) heeft een externe beoordelingscommissie gevraagd om het Kenniscentrum Communicatie en Journalistiek (KCJ) van de Faculteit Communicatie en Journalistiek (FCJ) te beoordelen en van adviezen te voorzien. Het KCJ is op 1 september 2006 van start gegaan als onderdeel van de nieuwe facultaire organisatiestructuur en omvat drie lectoraten: ‘Crossmediale Kwaliteitsjournalistiek’, ‘Crossmedia Business’ en ‘Crossmediale Communicatie in het Publieke Domein’. Een vierde lectoraat ‘Marketingcommunicatie en Crossmedia’ is in oprichting. Het KCJ kent ook een centrum voor contractonderwijs, het Centrum voor Communicatie en Journalistiek (CCJ), waarin wordt voorzien in het aanbod van onbekostigd onderwijs zoals masteropleidingen, masterclasses, cursussen en trainingen. Opdracht De beoordelingscommissie heeft van de HU een tweeledige opdracht meegekregen: 1) het evalueren van het kenniscentrum en haar lectoraten aan de hand van de drie domeinen professionele praktijk, onderwijs en scholing en onderzoek/wetenschap en 2) het geven van een advies gericht op de verdere ontwikkeling van de kennisfunctie van het kenniscentrum. De HU vraagt aan de commissie om een oordeel te vellen gericht op de normeringen ‘excellent, zeer goed, goed, voldoende en onvoldoende’1. Invulling van de opdracht Het beoordelingskader van de HU is beschreven in het Protocol Kwaliteitszorg Onderzoek 2008-20142 en is gebaseerd op de sci-questmethode. Deze methode is ontwikkelingsgericht, missiegedreven en sterk gericht op de buitenwereld. Onderdeel is een stakeholderanalyse, waarop het kenniscentrum mede haar Zelfevaluatie baseert. Volgens het Brancheprotocol Kwaliteitszorg Onderzoek3 (BKO) moet een externe beoordelingscommissie in haar evaluerend onderzoek vijf evaluatievragen beantwoorden. Het Brancheprotocol gelegd naast de sci-questmethode levert de volgende overlapping op: 4
5 Evaluatievragen uit het BKO 0.Inleiding: positionering kenniscentrum en lectoraten, ontwikkelingen 1. relevante en uitdagende missie en onderzoeksprofiel 2. voldoende productiviteit, impact en waardering op de drie domeinen 3. missie en profiel geborgd door portfolio en interne organisatie 4. inzet van mensen en middelen 5. duurzame en intensieve externe verbanden
Onderwerp in het HU-kader (sci-quest) Onderwerp 1, paragraaf 1.3 en onderwerp 3 Onderwerp 1, paragrafen 1.1 , 1.2 Onderwerpen 2 en 4 Onderwerp 1, paragraaf 1.3 Onderwerp 1, paragraaf 1.4 Onderwerpen 2 en 4
1
De commissie heeft zich bij haar beoordeling laten leiden door algemene omschrijvingen van de NVAObeoordelingsschalen, uitgaande van de oordelen onvoldoende, voldoende, goed en excellent (http://www.nvao.net/beoordelingsschalen) 2 Protocol Kwaliteitszorg Onderzoek 2008-2014, HU juni 2008 3 Brancheprotocol Kwaliteitszorg Onderzoek (BKO) 2009-2015. HBO-Raad, oktober 2007 4 De volgorde van de vragen 1 en 2 is hier omgedraaid, om beter te kunnen aansluiten bij opzet van de sciquestmethode van de HU. Verder is aan de inhoud van de BKO-vragen niets veranderd. Beoordelingsrapport Kenniscentrum Faculteit Communicatie en Journalistiek, 9 juli 2012
4
Vanwege de grote overlap tussen beide kaders en omdat de vragen van het BKO ‘normerend’ uitgewerkt zijn, dat wil zeggen geschikter om hieraan oordelen te verbinden5, neemt de beoordelingscommissie de vijf evaluatievragen uit het BKO als uitgangspunt voor haar beoordeling. De BKO-opzet vormt tevens de structuur van dit beoordelingsrapport en vormt in essentie de neerslag van de bevindingen en oordelen waartoe de commissie is gekomen. Samenstelling en werkwijze van de beoordelingscommissie De HU heeft een externe beoordelingscommissie de opdracht gegeven om het KCJ te beoordelen. De commissie is samengesteld uit de volgende personen: Prof. Dr. Valerie Frissen (voorzitter), Prof. Dr. (M.N.C.) Noëlle Aarts, Dr. Hermen J. van der Lugt en Willemijn Maas. Drs. L. Ravestein MBA fungeerde als secretaris. Bijlage 1 bevat de personalia van de commissie. Voorafgaand aan de visitatie hebben de commissieleden de Zelfevaluatie en de meegeleverde documentatie bestudeerd en individueel voorlopige oordelen en vragen opgesteld. Tijdens een voorbereidende bespreking zijn de indrukken uitgewisseld en gebundeld naar vragen voor de gesprekspartners tijdens de visitatie. Ook is extra informatie bij het kenniscentrum opgevraagd. De visitatie vond op 16 mei 2012 op de HU plaats. Het programma van die dag is in Bijlage 2 weergegeven. De commissie heeft waardering voor de openheid waarmee de gesprekspartners tijdens de visitatie hebben gesproken. Aan het eind van de bezoekdag heeft de voorzitter op hoofdlijnen een terugkoppeling van de bevindingen van de commissie gegeven. De conceptrapportage is in juni voor hoor- en wederhoor naar de hogeschool gestuurd en in juli door de voorzitter vastgesteld. Het rapport De beoordelingscommissie heeft zich bij de beoordeling en het advies vooral gericht op het kenniscentrum als geheel en minder op de afzonderlijke lectoraten. Dit paste bij de opzet van de Zelfevaluatie, waar meer het kenniscentrum en haar ontwikkelingen centraal stonden dan de feitelijke analyse en het functioneren van de afzonderlijke lectoraten. De commissie vond de Zelfevaluatie in zijn totaliteit te weinig informatief en ‘to the point’, waardoor belangrijke informatie moest worden opgevraagd of uit bijlagen en extra materiaal moest worden gehaald. In de tekst van het beoordelingsrapport wordt - in lijn met de opzet van de Zelfevaluatie voornamelijk ingegaan op de prestaties van het kenniscentrum in het licht van de door haar aangegeven ontwikkelingen en ambities. Daarnaast wordt aandacht besteed aan opvallende resultaten van lectoraten. Het eerste hoofdstuk van het rapport is gewijd aan de positionering en ontwikkeling van het KCJ. In het tweede hoofdstuk wordt per paragraaf een evaluatievraag uit het BKO-kader beantwoord: eerst volgt een korte samenvatting van de Zelfevaluatie en daarna de bevindingen en oordelen van de commissie. In het laatste hoofdstuk worden de oordelen op de evaluatievragen samengevat, de adviezen gebundeld en waar mogelijk geconcretiseerd.
5
zie ook Kwaliteitszorg van onderzoek. Handreiking aan Hogescholen, HBO-raad, december 2008, Bijlage 1 Suggesties voor indicatoren Beoordelingsrapport Kenniscentrum Faculteit Communicatie en Journalistiek, 9 juli 2012
5
1 POSITIONERING EN ONTWIKKELING VAN HET KCJ De FCJ bestaat uit het kenniscentrum (KCJ) en twee onderwijsinstituten: het Instituut voor Media en het Instituut voor Communicatie. Het eerste instituut omvat twee bacheloropleidingen (Journalistiek en Communicatie & Media Design) en het tweede instituut omvat vier bacheloropleidingen (Communicatiemanagement, Digitale Communicatie, International Communication & Media en Bedrijfscommunicatie) en een ad-opleiding (Eventmanagement). De directeuren van de onderwijsinstituten en van het KCJ vormen onder leiding van de faculteitsdirecteur het facultaire directieteam. De drie lectoren en de directeur van het centrum voor contractonderwijs (CCJ) functioneren zelfstandig onder leiding van de directeur van het kenniscentrum. De directeur van het kenniscentrum vormt ‘de schakel’ naar de strategische besluitvorming in het facultair directieteam. Ontwikkeling van het kenniscentrum Het lectoraat Overheidscommunicatie, feitelijk het eerste lectoraat van de HU, is ontstaan in 2004. Het beleid omtrent onderzoek en lectoraten verkeerde nog in een pioniersfase. Tegelijkertijd met de oprichting van het KCJ in 2006 ging het tweede lectoraat Crossmedia Content van start. In de periode 2006-2010 bestond dit lectoraat uit twee onderzoeksgroepen, namelijk de onderzoeksgroep Crossmedia Content Kwaliteitsjournalistiek en de onderzoeksgroep Crossmedia Content Businessmodellen. In samenspraak met de opleidingen werden de onderzoeksdomeinen van de lectoraten bepaald. De borging van de lectoraten binnen het onderwijs bevond zich nog in een beginfase. Vanaf 2008 werd hogeschoolbreed de sturing op onderzoeksprogrammering en de binding tussen onderwijs en onderzoek versterkt, resulterend in nieuwe strategische keuzes. In 2010 besloot het KCJ “de impact van crossmediale concepten in communicatie en journalistiek” centraal te stellen, hetgeen leidde tot een herpositionering van de lectoraten. Het lectoraat Overheidscommunicatie ging over in het lectoraat Crossmediale Communicatie in het Publieke Domein (functioneert sinds september 2011 onder leiding van lector Reint Jan Renes). Het lectoraat Crossmedia Content werd vanaf februari 2011 formeel gesplitst in het lectoraat Crossmediale Kwaliteitsjournalistiek (onder leiding van lector Piet Bakker) en het lectoraat Crossmedia Business (onder leiding van lector Harry van Vliet). Het lectoraat Marketingcommunicatie en Crossmedia (in oprichting) heeft onder leiding van kwartiermaker Arne Maas een onderzoeksprogramma ontwikkeld en is gereed om onder leiding van een nieuwe lector formeel van start te gaan. Over de periode 2006-2011 is het KCJ sterk gegroeid en is er sprake van een stijging van het aantal onderzoeksprojecten, allianties en publicatielijsten van lectoren. Niettemin stelt het KCJ zichzelf de volgende uitdagingen: “We moeten het kenniscentrum met een eenduidig en helder aanbod beter positioneren als innovatiepartner. Dit is noodzakelijk om gezien en gevonden te worden als het kenniscentrum op het gebied van crossmediale concepten binnen het werkveld van de communicatie en journalistiek. Deze positionering is essentieel om de continuïteit van ons kenniscentrum te waarborgen. Om de gewenste dynamiek mogelijk te maken, moeten we de organisatie van ondersteuning en voorzieningen voor de onderzoeksgroepen helemaal op orde krijgen”6. In dit beoordelingsrapport heeft de commissie vooral het punt van de positionering meegenomen in haar beoordeling en advies.
6
Sci-Quest Zelfevaluatie Kenniscentrum Communicatie en Journalistiek, pag. 6
Beoordelingsrapport Kenniscentrum Faculteit Communicatie en Journalistiek, 9 juli 2012
6
2 HET OORDEEL VAN DE BEOORDELINGSCOMMISSIE 2.1 MISSIE EN ONDERZOEKSPROFIEL Evaluatievraag 1: vindt het onderzoek plaats vanuit een relevante en uitdagende missie en een helder onderzoeksprofiel? Zelfevaluatie Het KCJ heeft in de Zelfevaluatie de volgende missie geformuleerd: “Het Kenniscentrum Communicatie en Journalistiek stelt zich ten doel op basis van toegepast wetenschappelijk onderzoek inzicht te verwerven in de impact van media en communicatie op de samenleving en de (gewenste) consequenties voor de communicatieprofessionals in het private, publieke en zakelijke domein. De voornaamste leidraad voor de onderzoeksthema’s wordt gevormd door vraagstukken van professionals in het veld en innovatie van het professionele handelen. Nieuwe kennis en inzichten worden actief verspreid onder professionals, docenten en studenten”. Met deze missie wil het KCJ aansluiten bij de onderzoeksmissie van de HU en, in navolging van het HU-beleid en het facultaire beleid, bij het speerpunt ‘creatieve industrie’, in het bijzonder de creatieve zakelijke dienstverlening en de dienstverlening aan zorg, duurzaam wonen en cultureel erfgoed. De focus ligt tevens op het thema ‘crossmedialiteit’, samenhangend vertaald naar enkele toepassingsgebieden. De missie en de inhoudelijke focus van het kenniscentrum worden in de onderzoeksprogramma’s van ieder van de vier lectoraten zichtbaar in de volgende crossmediale vraagstukken: • Het Lectoraat Crossmediale Kwaliteitsjournalistiek (KJ) heeft als uitgangspunt de maatschappelijke waarde van de journalistiek: bijvoorbeeld welke gevolgen heeft digitalisering voor de journalistiek? Hoe beïnvloeden gratis kranten en interactieve platforms de traditionele media? Daarnaast richt het lectoraat zich op onderzoeksjournalistiek. • Het Lectoraat Crossmedia Business (CB) bekijkt, indien er sprake is van meerdere media in de communicatie, de ‘orkestratie’: welke content op welk medium? Hoe verhouden de verschillende media zich tot elkaar? Welke eigenschappen van de verschillende media worden gebruikt in relatie tot de doelgroep? Het lectoraat doet onderzoek naar deze vraagstukken voor de sectoren media, cultureel erfgoed en onderwijs. Het accent in het onderzoek ligt op het organisatieperspectief, waarbij ook nadrukkelijk maatschappelijke organisaties in beeld zijn zoals musea. • Het lectoraat Crossmediale Communicatie in het Publieke Domein (PD) richt zich op de communicatie van organisaties met een publieke taak. Onder invloed van de social media krijgen overheden en andere organisaties in het publieke domein een andere rol in communicatieprocessen. Het lectoraat ontwikkelt hierover en over de impact ervan crossmediale concepten. • Het lectoraat Marketingcommunicatie en Crossmedia (MarCom) i.o. ontwikkelt in nauwe samenwerking met het lectoraat Marketing, Marktonderzoek en Innovatie (MMI) van de Faculteit Economie en Management een onderzoeksprogramma Marketingcommunicatie. Dit lectoraat richt zich op het verhogen van effectiviteit van marketingcommunicatie op het koopgedrag van consumenten. De drie hoofdlijnen van onderzoek zijn: crossmediale effecten, effecten van gaming en onbewuste effecten. Het KCJ wil in de formulering van haar verdere positionering en ambities aansluiten bij de ontwikkeling van de HU naar een University of Applied Sciences (UAS) en heeft een toetsingskader ontwikkeld dat het kenniscentrum en de lectoren moet helpen om tijdig op externe ontwikkelingen te anticiperen en verder vorm te geven aan een meerjarenstrategie.
Beoordelingsrapport Kenniscentrum Faculteit Communicatie en Journalistiek, 9 juli 2012
7
Bevindingen De beoordelingscommissie stelt vast dat de missie van het KCJ in het verlengde ligt van de onderzoeksmissie van de HU. Het KCJ streeft ernaar, op basis van toegepast wetenschappelijk onderzoek, inzichten op het gebied van media en communicatie te verwerven en deze te vertalen naar professionals, docenten en studenten. Hierbij ligt de basis voor de onderzoeksthema’s in (innovaties vanuit) de professionele praktijk. In de missie en de uitwerking van de missie komen ambities van de HU terug, zoals de koppeling van onderwijs en onderzoek, leven lang leren, scherper aanzetten van de onderzoeksoutput en het ontwikkelen van (internationale) strategische partnerships. De missie stuurt methodisch het kenniscentrum en de lectoraten op de volgende wijze: • de onderzoeksdomeinen van de lectoraten zijn aan minimaal 2 CROHO-opleidingen gerelateerd; • er is sprake van creatieve werkplaatsen (ondermeer in ‘de labs’) waar duurzaam met het beroepenveld en de onderzoeksinstellingen wordt samengewerkt; • in een jaarlijkse cyclus moeten onderzoek en curricula inhoudelijk op elkaar worden afgestemd, waarbij docenten en studenten worden betrokken bij en ingezet in de projecten van het kenniscentrum. Op basis van gesprekken met lectoren, kenniskringleden en interne stakeholders wordt duidelijk dat deze algemene missie wordt gedragen en dat het kenniscentrum op deze manieren de verbindingen tussen onderzoek, onderwijs en de professionele beroepspraktijk probeert te versterken. De inhoudelijke sturing van de missie naar het kenniscentrum als eenheid en naar de afzonderlijke (missies van de) lectoraten vindt de beoordelingscommissie te gering. De missie is daartoe nog te weinig onderscheidend en geeft te weinig focus. Bovendien zou juist de inhoudelijke missie leidend moeten zijn. De inhoudelijke speerpunten van het kenniscentrum, zoals de ‘creatieve industrie’ en de ‘impact van crossmedialiteit’ zijn er niet in opgenomen. Ook is er geen expliciet onderzoeksprofiel van het kenniscentrum aangetroffen - noch is hier in de Zelfevaluatie naar verwezen- dat inhoudelijk de reikwijdte van het totale onderzoek begrenst en de leergebieden en agenda’s van de lectoraten stuurt. Wel heeft het kenniscentrum in diverse visiedocumenten de basis voor een gemeenschappelijke onderzoeksagenda verwoord en de gewenste inhoudelijke samenhang tussen de lectoraten beschreven, maar de status hiervan is nog niet helemaal uitgekristalliseerd. Hoewel de jaarplannen van de lectoraten in vorm uiteenlopen (variërend van een algemeen visiedocument tot een jaarplan met concrete doelstellingen) is bij de meeste lectoraten sprake van een heldere visie en ambitie geformuleerd voor het eigen lectoraat en de professionele praktijk, de onderwijspraktijk en het onderzoek behorend bij dit lectoraat. Hierin komen de specifieke crossmediale vraagsstukken zoals genoemd in de Zelfevaluatie terug, hoewel dit in mindere mate geldt voor dienstverlening aan zorg en duurzaam wonen. De relatie met een gezamenlijke onderzoeksagenda en de missie van het kenniscentrum als geheel is in deze jaarplannen over het algemeen weinig geëxpliciteerd. De directeuren van de faculteit en de kenniskring geven desgevraagd aan dat de missie nog algemeen is en volgens hen wel meer gespecificeerd kan worden. Er moet nog beter worden onderzocht of crossmedialiteit als ‘som der delen’ voldoende toegevoegde waarde heeft en werkelijk onderscheidend is. Ook is het management van mening dat er nieuwe verbindingen moeten worden gelegd binnen en tussen de lectoraten en de onderzoekslabs van de lectoraten. Lectoren en kenniskringleden vertellen aan de commissie dat de invloed van ‘transmedia , nieuwe media en digitalisering’ groot is, maar dat in de praktijk het eigen lectoraat vaak leidend is. Er is volgens hen nog weinig sprake van inhoudelijke verbanden tussen de lectoraten, terwijl die er wel zijn. Positionering is van groot belang. Het kenniscentrum heeft te maken met een complexe, diffuse en sterk innovatieve omgeving, waar op het vakgebied van communicatie en journalistiek, regionaal, nationaal en internationaal veel in beweging is. In een dergelijke omgeving, waarbij de arbeidsmarkt Beoordelingsrapport Kenniscentrum Faculteit Communicatie en Journalistiek, 9 juli 2012
8
voor afgestudeerden bovendien krimpt, is het onderscheid tussen de HU en vergelijkbare onderwijsinstituten uit het HBO en WO belangrijk. Het KCJ hanteert bij haar positionering de volgende overwegingen. Geen enkele andere hogeschool heeft de focus van crossmedialiteit voor al haar lectoraten. De (gewenste) samenwerkingsrelaties liggen vooral in de creatieve zakelijke dienstverlening in de regionale context (breed Noord West Vleugel) en in het aangaan van consortia met HvA en Inholland. De keuze voor de creatieve industrie sluit aan bij gemeentelijke, regionale en landelijke beleidsagenda’s. Internationaal zoekt het KCJ, in de verdere ontwikkeling naar een kennisorganisatie, aansluiting bij het CARPE-netwerk. Naast deze overwegingen spelen financiële afwegingen een grote rol en moeten kansen worden opengehouden om onderzoek gefinancierd te krijgen. Het toetsingskader van het KCJ (bestaande uit vijf keuzes) moet het kenniscentrum en de lectoren hierbij helpen. De beoordelingscommissie vindt dat het kenniscentrum het totaal van ambities en keuzes goed weergeeft, maar hierbij te weinig kiest. De inhoudelijke positionering, de concurrentiepositie, de afbakening en de accentuering kunnen sterker naar voren komen, waardoor krachten beter worden gebundeld, versnippering wordt voorkomen en er een heldere focus ontstaat. Ambities zijn algemeen geformuleerd en nog weinig geoperationaliseerd. Zo staat in een visiedocument van het kenniscentrum dat uiterlijk in 2015 onder meer de volgende resultaten worden verwacht: • het leveren van een actieve en markante bijdrage aan innovatie van de beroepspraktijk; • het onderzoek kan met recht excellent genoemd worden waarmee het kenniscentrum een gezaghebbend expertisecentrum vormt op het vlak van crossmediale communicatie en journalistiek, zowel nationaal als internationaal. Vragen waar de beoordelingscommissie onvoldoende antwoord op heeft gekregen - op basis van de documentatie of tijdens de gesprekken - zijn: wat is in dit verband ‘markant’, wat is ‘excellent’ en hoe wil het kenniscentrum internationaal, nationaal en in de regio gezaghebbend en onderscheidend zijn? Hoe wil het kenniscentrum zich met haar onderzoeksmethodiek en standaarden positioneren ten opzichte van het onderzoek in het HBO en/of de universiteit? Welke criteria legt zij op dit vlak aan? Hier heeft de commissie nog onvoldoende zicht op gekregen. In een bijlage bij de Zelfevaluatie7 staat dat het onderzoek toepassingsgericht is en in alle opzichten voldoet ‘aan de wetenschappelijke methode’. Het risico van het formuleren van ‘brede’ ambities is dat het kan leiden tot hoge verwachtingen, die wellicht niet allemaal - of slechts ten dele - door het kenniscentrum waargemaakt kunnen worden. Totaaloordeel Voldoende De missie sluit weliswaar aan bij de onderzoeksmissie van de HU, maar is te algemeen geformuleerd en voor het KCJ te weinig onderscheidend, uitdagend en richtinggevend. Het nadeel van ‘een verstopte missie’ is dat deze te weinig behulpzaam kan zijn bij de positionering van het kenniscentrum en de formulering van haar ambities: • De algemene missie stuurt te weinig het onderzoeksprofiel aan. De inhoudelijke speerpunten, de ‘creatieve industrie’ en de ‘impact van crossmedialiteit’ zijn er niet in opgenomen, terwijl inhoudelijke speerpunten volgens de commissie juist leidend zouden moeten zijn. Er is wel een basis gelegd voor een onderzoeksprofiel, maar er is geen gemeenschappelijke onderzoeksagenda die qua thema’s kaderstellend is voor de lectoraten. De crossmediale vraagstukken komen weliswaar grotendeels terug in de vraagstellingen van onderzoeksprojecten, maar hierin kunnen scherpere keuzes worden gemaakt. • In de strategische positionering van het kenniscentrum en haar internationale, regionale en landelijke ambities wordt nog te weinig gekozen, afgebakend, gefocust en geaccentueerd. 7
Kennis van Crossmediale communicatie en journalistiek. Visie 2011-2015. M. van de Schaft, oktober 2011, pag.
3 Beoordelingsrapport Kenniscentrum Faculteit Communicatie en Journalistiek, 9 juli 2012
9
De ambities zijn op onderdelen breedvoerig gesteld en weinig realistisch uitgewerkt. Een voorbeeld hiervan is dat het kenniscentrum in alle opzichten zou willen voldoen aan de wetenschappelijke methode; de vraag is of het kenniscentrum dit moet willen en daarmee niet teveel op de stoel van universiteiten gaat zitten. Samenvattend signaleert de commissie het risico dat het kenniscentrum te breed wil functioneren en als gevolg hiervan te weinig ‘afgerekend’ kan worden op gemaakte keuzes en output.
•
2.2 IMPACT, WAARDERING EN ERKENNING OP DE DOMEINEN: PROFESSIONELE PRAKTIJK, ONDERWIJS EN SCHOLING, WETENSCHAP EN ONDERZOEK Evaluatievraag 2: is er voldoende relevante productiviteit, impact, waardering en erkenning op het gebied van: • • •
de valorisatie naar professionele praktijk en maatschappij; de kennisontwikkeling binnen het domein wetenschap / onderzoek; de betekenis van het kenniscentrum voor het domein onderwijs en scholing.
2.2.1 De valorisatie naar professionele praktijk en maatschappij Zelfevaluatie In de Zelfevaluatie geeft het KCJ ‘de professionele output’ van het kenniscentrum (voor alle lectoraten) over 2011 weer: er zijn in totaal 65 publicaties, 48 presentaties, lezingen en expertmeetings, drie projecten met een RAAK-subsidie en 30 projecten uit andere bronnen (waarvan zes promotieonderzoeken). Per lectoraat zijn of worden de volgende projecten aangeboden: • Het Lectoraat Crossmediale Kwaliteitsjournalistiek (KJ) heeft in 2011 afgerond: Dat nooit meer-De nasleep van de Tweede Wereldoorlog in Nederland (afgerond promotieonderzoek). Er zijn drie lopende promotieonderzoeken (beschrijving zie volgende subparagraaf). Nieuwe projecten zijn: Every Pictures Tells a Story (RAAK-MKB-aanvraag voor een onderzoek naar de toepassing van ‘infographics’). • Het Lectoraat Crossmedia Business (CB) heeft afgerond in 2011: Publieks Annotatie Cultureel Erfgoed (PACE); Creative Excellerator Learning Labs (CELL); Blended learning in Hoger Onderwijs; Inzicht in nieuwe functionaliteiten van weblectures (OASE); Bibliotheek Nieuwegein; Digitaal erfgoed i.s.m. twee musea in Nederland en twee in Groenland (Roots2Share). Lopende projecten zijn: Festival Onderzoek, Museumkompas (RAAK-Publiek); Centrumondernemers (RAAK-MKB); Ontwerp en implementatie Kennisbasis van Lectoraat (Crossbow); History of the future. Er is één lopend promotieonderzoek (zie volgende subparagraaf). • Het lectoraat Crossmediale Communicatie in het Publieke Domein (PD) heeft afgerond in 2011: Ontsluiten van open data in ‘Apps voor Nederland’. Lopende projecten zijn: Innovatie binnen publiekscampagnes: het Campagne Strategie Instrument; Mensen verleiden tot ander gedrag: van sociaal-psychlologisch inzicht naar communicatiestrategie; Almere in contact met burgers, Effectieve inzet van sociale media in het publieke domein: een beschrijving van de praktijk. Er is één lopend promotieonderzoek (zie volgende subparagraaf). • Het lectoraat Marketingcommunicatie en Crossmedia (MarCom) i.o. heeft afgerond in 2011: Een week zonder internet. Lopende projecten zijn: Return on Creativity in samenwerking met het lectoraat Marketing, Marktonderzoek en Innovatie (RAAK-MKB), Media Savvy, Super Behavior, Creative Connection, Serious Gaming, Effectively Social. Het kenniscentrum beschikt over een sterk lokaal en regionaal netwerk: iMMovator, een crossmediaal expertisecentrum van 3000 bedrijven in de creatieve industrie, de HU heeft zitting in Beoordelingsrapport Kenniscentrum Faculteit Communicatie en Journalistiek, 9 juli 2012
10
het bestuur; Task Force Innovatie Utrecht (TFI), een aanjager van samenwerkingsprojecten in de regio, betrokken bij de creatieve industrie en een belangrijke strategische partner van de faculteit; de Utrecht Valorisation Center (UVC), een portaal voor kennisinstellingen, bedrijven en studenten, de directeur CCJ is lid van het team dat UVC gaat ontwikkelen; Creative Connection, een netwerk van Utrechtse marketing- en communicatiebureaus, sloot in 2010 een kennisconvenant met de HU. Belangrijke netwerken behorend bij de onderzoeksprojecten van de lectoraten zijn: ∗ Het Lectoraat KJ: uitgevers, hoofdredacteuren en directeuren van dagbladen, omroepen en koepelorganisaties. Een uitgebreid nationaal en internationaal netwerk op het gebied van uitgeven, journalistiek en media-innovatie. Lector Piet Bakker is lid van strategische adviesorganen, zoals de klankbordgroep Me-paper en de Adviesraad Dagblad Academy (Cebuco). Bijzonder lector Ad van Liempt, verbonden aan het lectoraat, heeft een lange staat van dienst bij de publieke omroep. ∗ Het Lectoraat CB: Hogeschool Saxion, Telematica Instituut, BMC, de Nederlandse Museumvereniging, iMMovator en Kennisnet. In het Crossmedialab organiseert lector Harry van Vliet maandelijks ‘labtalks’ waar sleutelfiguren uit het beroepenveld met zijn kenniskring in debat gaan over actuele thema’s. ∗ Het Lectoraat PD: non-profitorganisaties, zoals de Dienst Publiek en Communicatie (DPC) van het Ministerie van Algemene Zaken en met de gemeente Almere. ∗ Het Lectoraat MarCom i.o.: de Creative Connection, de Utrechtse Communicatiekring en het reclamebureau ARA. Bevindingen De onderzoeksvragen vanuit de professionele praktijk vinden hun weg naar het kenniscentrum. Op basis van gesprekken met lectoren, kenniskringleden en stakeholders concludeert de beoordelingscommissie dat de lectoraten vertegenwoordigd zijn in de relevante netwerken, de overlegvormen en de consortia. De directeur van de faculteit is beleidsmatig betrokken bij het topteam Creatieve Industrie en het kenniscentrum werkt aan structurele vertegenwoordiging in lokale en regionale netwerken. Onderzoeksvragen van de projecten sluiten voldoende aan bij problematieken en beroepsdilemma’s die spelen in de professionele praktijken (de mediabedrijven, de zakelijke dienstverlening en de non-profitorganisaties). De vraagarticulatie komt bij veel projecten op gang door een gezamenlijke afstemming vanuit de praktijk, de lectoraten en de kenniskringen. Bij grotere projecten maakt ‘funding’ het mogelijk dat de samenleving (duurzaam) kan profiteren van de onderzoeksresultaten. Een duidelijk voorbeeld is het project Museumkompas. Op basis van concrete vragen aangedragen door museumprofessionals reikt het lectoraat CB kennis en vaardigheden aan in de ontwikkeling naar nieuwe crossmediale diensten. De resultaten zijn in de startfase vooral praktisch, gericht op concrete interventies voor de deelnemende musea (zoals de ontwikkeling van museumwijzers en workshops), maar kunnen daarna - gestimuleerd vanuit de RAAK-subsidies - meer generiek worden toegepast en fungeren als een soort landelijk kompas. Bij grotere projecten geldt dat in verhouding meer tijd en geld kan worden gereserveerd voor kennisvalorisatie naar de samenleving, hetgeen bij de korter lopende projecten soms lastig is. In de laboratorium CB wordt in de ‘labtalks’ met sleutelfiguren uit de beroepspraktijk (1 x per week) gedebatteerd over actuele thema’s. Hierdoor kunnen nieuwe samenwerkingsprojecten ontstaan en komen innovatieve vragen en toepassingen het kenniscentrum binnen. De output is relevant voor de professionele praktijk en de samenleving. De beoordelingscommissie vindt de artikelen (in tijdschriften, magazines kranten en online), rapporten (nationaal en internationaal), lezingen, workshops, Lab Talks en overige output, ‘to the point’ en indrukwekkend. Er is bij de stakeholders met wie de commissie sprak over het algemeen voldoende waardering en erkenning voor de lectoraten, kenniskringen en hun werkwijze. Veel projecten doen ertoe en “leveren op de lange termijn echt iets op”. Lectoraten publiceren en nemen voldoende deel aan
Beoordelingsrapport Kenniscentrum Faculteit Communicatie en Journalistiek, 9 juli 2012
11
netwerken, congressen en het maatschappelijk debat. Ook uit het interne stakeholdersonderzoek, zoals weergegeven in de Zelfevaluatie, blijkt dat de onderzoeksprojecten en resultaten gebruikt worden in de professionele praktijk. Meerdere externe stakeholders geven wel aan dat sommige lectoraten ‘overvraagd’ worden. Ze hebben de indruk dat deze lectoraten de toestroom van vragen, opdrachten niet aankunnen en voelen zich in hun verwachtingen gefrustreerd. De lectoraten gaan naar hun mening te weinig gericht in op hun praktijkvragen en deze worden soms - al gelang naar de beschikbare capaciteit - door de lector op persoonlijke titel beantwoord. De commissie signaleert het risico dat er vanuit de te algemene missie en positionering (zie paragraaf 2.1) te weinig wordt gestuurd op de gewenste verbinding met professionele praktijk. Er wordt te weinig systematisch omgegaan met de verschillende eisen en vragen vanuit de omgeving: “wat kunnen we bieden en wat kunnen externen verwachten, maar ook wat doen we niet”. Het valt de beoordelingscommissie bovendien op dat de bemensing bij sommige projecten een probleem vormt: de onderzoeksvragen van (potentiële) opdrachtgevers kunnen dan niet waargemaakt kunnen worden. Totaaloordeel Voldoende In het domein professionele praktijk en maatschappij valt op dat onderzoekers deelnemen aan relevante netwerken en overlegvormen, dat onderzoeksvragen van onderzoeksprojecten veelal geworteld zijn in de beroepspraktijk, dat onderzoekers de vraagarticulatie binnen de beroepspraktijk ondersteunen en dat bij sommige (veelal gesubsidieerde) projecten de maatschappij duurzaam kan profiteren van onderzoeksresultaten. Er is sprake van voldoende erkenning en waardering vanuit de professionele praktijk voor de concrete producten en resultaten van het kenniscentrum, maar dit geldt nog niet over de volle breedte van het kenniscentrum. Op het niveau van relatiebeheer met kennisinstellingen (koepelorganisaties) gebeurt er veel, maar de samenwerking met professionele organisaties vindt soms ad hoc, vanuit een te geringe strategische sturing en onduidelijke prioritering, plaats.
2.2.2 De kennisontwikkeling binnen het domein wetenschap / onderzoek Zelfevaluatie In de Zelfevaluatie geeft het KCJ de output van het kenniscentrum op het gebied van wetenschap en onderzoek in 2011 weer. Toelichting op netwerken en output per lectoraat: ∗ het Lectoraat KJ: de kenniskring werkt intensief samen met UvA, heeft een wetenschappelijke publicatie over de nasleep van de Tweede Wereldoorlog in Nederland (Chris van der Heijden) uitgebracht, en handboeken geproduceerd, zoals het Handboek Nieuwe Media (Piet Bakker).Er zijn 28 papers en presentaties ten behoeve van wetenschappelijke congressen geweest. Daarnaast is er een jaarlijkse bijdrage aan: Etmaal van de Communicatiewetenschap. Twee promovendi presenteerden op verschillende buitenlandse conferenties. Bijzonder lector Pieter Broertjes sprak bij UvA over de relatie wetenschap en journalistiek. ∗ Promotieonderzoek. Zestien miljoen reporters? Faal- en succesfactoren van publieksparticipatie in de journalistiek (Sanne Hille). Periode februari 2011 - februari 2015. Promotor Erasmus Universiteit Rotterdam. ∗ Promotieonderzoek: Democratische idealen, journalistieke realiteiten (Remko van Broekhoven). Periode augustus 2011 - augustus 2015. Promotor Universiteit Utrecht. ∗ Promotieonderzoek: De digitale transitie van regionale media: kwaliteit, relevant, digitaal en met een werkend business model (Marco van Kerkhoven). Periode april 2010 - april 2014. Promotor Universiteit van Amsterdam. • het Lectoraat CB: er wordt samengewerkt met UvA, Universiteit Twente en met Novay. Het lectoraat werkt samen met de R&D van Beeld en Geluid en met kennisnet, BMC en TNO. Twee Beoordelingsrapport Kenniscentrum Faculteit Communicatie en Journalistiek, 9 juli 2012
12
•
•
wetenschappelijke publicaties: Iknowwhatthisis en Theatre as a Prison de longue dure (Harry van Vliet e.a.) en zeven papers en presentaties ten behoeve van wetenschappelijke congressen. ∗ Promotieonderzoek: De waarde is van social media en hoe er geld mee verdiend kan worden (Erik Hekman). Periode september 2010 - september 2014. Promotor Universiteit Twente. het Lectoraat PD: er zijn sterke banden met WUR. Lector Reint Jan Renes heeft 0,1 aanstelling als universitair hoofddocent aan het Institute voor Communication science van WUR. Samenwerking met de sectie van UvA. Vier wetenschappelijke publicaties over: What veterinarians need to know about communication to optimise their role on udder health in dairy herds, Attitudes with regard to animal management of farmers with an automatic milking system and their relationship with udder health, De EPODE aanpak in de praktijk en The Difficult Balance Between Entertainment and Education (Reint Jan Renes e.a.) en zeven papers en presentaties ten behoeve van wetenschappelijke congressen. ∗ Promotieonderzoek: Sluimerende crises, een discursieve analyse (Annette Klarenbeek). Promotoren Wageningen Universiteit. Promotievoucher van vier jaar gestart in januari 2008, gepromoveerd op 13 juni 2012. het Lectoraat MarCom i.o.: de afbakening van het onderzoeksdomein is gebaseerd op een grondige analyse van wetenschappelijke publicaties.
Bevindingen De onderzoekstaak is belegd in de lectoraten: één of meerdere lectoren die samen met een kenniskring van onderzoekers een bijdrage leveren aan innovatie en professionalisering van de beroepspraktijk middels toegepast onderzoek. Elke kenniskring houdt zich bezig met onderzoek in opdracht van of in samenwerking met de communicatie- en mediapraktijk en met eigen onderzoek (waaronder promotieonderzoek). Het kenniscentrum spreekt de ambitie uit dat de wetenschappelijke methode en haar normen leidend zijn voor het onderzoek. Zij noemt in de Zelfevaluatie en onderliggende documentatie dat de zogenaamde ‘context of justification’, de legitimering van vergaarde kennis, niet anders is dan die van het onderzoek aan universiteiten. Het verschil zit in de herkomst van de onderzoeksvraag; die ligt eerder in de beroepspraktijk dan in een fundamentele onderzoekscontext. Er wordt gekozen voor een meer toepassingsgerichte invalshoek en voor toepassingsgerichte modellen. Bij promotietrajecten is peerreviewed publiceren de standaard. Lectoren geven aan dat zij met hun output naar hun mening voldoende zichtbaar zijn voor het wetenschappelijke publiek: zij nemen deel aan wetenschappelijke congressen, onderhouden banden met de universiteiten en zij publiceren in peerreviewed journals. Vooral bij het lectoraat KJ is aandacht voor onderhandelingsjournalistiek, zijn er drie promovendi en wordt er veel gepubliceerd. Enkele lectoren geven aan dat de kenniskringen beter geprofileerd kunnen worden. Er kan bijvoorbeeld nog meer worden gepubliceerd in wetenschappelijke vakbladen. Ook kunnen de methodes beter - en systematischer - worden (door-)ontwikkeld. Uit het interne stakeholdersonderzoek, zoals weergegeven in de Zelfevaluatie, blijkt dat de lectoren worden ervaren als sterke boegbeelden. De stakeholders zijn tevreden over de maatschappelijke impact van het onderzoek. Wel kan de focus van sommige lectoraten scherper en is het wenselijk dat kenniskringleden meer naar buitentreden. Externe stakeholders met wie de beoordelingscommissie heeft gesproken noemen dat lectoren en leden van de kenniskringen goede reputaties hebben opgebouwd. Ze nemen deel aan internationale congressen, hebben enkele toonaangevende publicaties en boeken voortgebracht en zijn zichtbaar in het wetenschappelijk debat.
Beoordelingsrapport Kenniscentrum Faculteit Communicatie en Journalistiek, 9 juli 2012
13
De beoordelingscommissie stelt vast dat er sprake is van voldoende publicaties en dissertaties van goede kwaliteit binnen het eigen onderzoeksdomein. De verspreiding van kennis en inzicht zorgt voor een groei in (internationale) erkenning; vooral bij de lectoraten KJ en CB is deze tendens zichtbaar. Voor het lectoraat PD geldt dat de wetenschappelijke publicaties beter moeten gaan aansluiten bij het gedefinieerde onderzoeksdomein. Totaaloordeel Goed In het domein domein wetenschap en onderzoek is er sprake van een toename aan (internationale) erkenning van de lectoren en promovendi binnen de onderzoeksdomeinen en van een groot aanbod van publicaties, deelname aan congressen, lezingen en gepubliceerde boeken (met name voor de lectoraten KJ en CB). In het licht van de geformuleerde ambities gericht op ‘toepassingsgerichte modellen van wetenschappelijke onderzoek’ worden de ambities al goed waargemaakt. Wel beveelt de commissie aan dat het kenniscentrum de strategische ambities ten aanzien van haar onderzoek beter beargumenteert8 en haar gewenste onderzoeksmethode doorontwikkelt. Lectoraten zouden nog meer gefocust vanuit een duidelijk profiel naar buiten kunnen treden. Van daaruit zou ook duidelijk moeten zijn met welke universiteiten het kenniscentrum beoogt samen te werken (dat zijn niet per definitie de universiteiten waar nu mee wordt gewerkt). Als de criteria van wetenschappelijk excellentie die nu worden toegepast worden gevolgd, zou er nog meer moeten worden gepubliceerd in wetenschappelijke vakbladen.
2.2.3 De betekenis van het kenniscentrum voor het domein onderwijs en scholing Zelfevaluatie De Zelfevaluatie geeft allereerst een kwantitatief overzicht van deelname en output van het kenniscentrum (voor alle lectoraten) over 2011: er zijn vijf lectoren (waarvan twee bijzonder lectoren), 22 kenniskringleden (docent-onderzoekers) , vijf promovendi, 755 studenten zijn betrokken bij lectoraten, 26 lectoren en onderzoekers geven presentaties en gastcolleges en 22 lectoren en onderzoekers leveren bijdragen aan cursussen. De verbinding tussen onderwijs en onderzoek werkt in twee richtingen: onderwijs wordt het kenniscentrum ingebracht door de inzet van studenten en docenten bij onderzoeksprojecten. Het kenniscentrum gaat naar het onderwijs toe door het geven van gastcolleges en het (mede) ontwikkelen van cursussen, minoren en curricula. Docent-onderzoekers worden geacht 25% van hun tijd reserveren voor terugkoppeling van hun kennis naar het onderwijs. Per lectoraat zijn bijdragen aan onderwijs en scholing samengevat: • het Lectoraat KJ: naast gastcolleges en actualiteitencafés zijn er concrete bijdragen geleverd aan cursussen, een conferentie, een studiedag en de herziening van het curriculum van met name de bacheloropleiding Journalistiek; • het Lectoraat CB: verzorging van twee minoren, betrokkenheid bij meerdere leerbedrijven, verzorging van workshops en het geven van curriculumadvies bij de bacheloropleiding Digitale Communicatie. Studenten participeren structureel bij onderzoeksprojecten (mogelijkheid van afstuderen in het crossmedialab); • het Lectoraat PD: verzorgen van gastcolleges voor de bacheloropleiding Communicatie Management, studenten (van de bacheloropleiding CMD) participeren in een onderzoeksproject , samenwerking met Communicatiewetenschap Wageningen gericht op onderwijs;
8
Hieronder valt ook de ambitie om in alle opzichten te willen voldoen ‘aan de wetenschappelijke methode’ (zie paragraaf 2.1). Beoordelingsrapport Kenniscentrum Faculteit Communicatie en Journalistiek, 9 juli 2012
14
het Lectoraat MarCom i.o.: verzorging van een cyclus van lezingen in samenwerking met de opleiding Bedrijfscommunicatie, betrokkenheid bij het leerbedrijf en een studieonderdeel van de opleiding CM. Het kenniscentrum heeft in totaal drie minoren en acht masterclasses ontwikkeld.
•
Bevindingen Lectoren vertellen de beoordelingscommissie dat zij tevreden zijn over hun eigen bijdragen aan het onderwijs: zoals het geven van gastcolleges, de ontwikkeling van minoren, masterclasses en de curriculumontwikkeling van opleidingen. Hier hebben zij direct invloed op en vooral bij nieuwe curriculumonderdelen beoordelen zij de resultaten als positief. Lectoren geven ook leiding aan hun lectoraten en kenniskringen. Via een netwerk, waarin opleidingsmanagers en lectoren zijn vertegenwoordigd worden jaarlijks afspraken gemaakt over de bijdragen van de kenniskring. Hierbij gaat het om: onderzoeksprojecten waaraan studenten kunnen participeren, het bieden van onderzoeksondersteuning en het toegankelijk maken van onderwijsmateriaal. Hoewel de kenniskringleden actief zijn, zijn zij naar de mening van de lectoren nog niet voldoende verankerd in het onderwijs van de betrokken opleidingen. Hiervoor geven zij de volgende verklaringen: 1) de verbinding tussen wetenschap en de onderwijspraktijk gebeurt niet automatisch. Er is soms sprake van verschillende culturen en van verschillende organisatietypen (waarbij het onderwijs minder flexibel is), 2) aan sommige lectoraten nemen nog weinig studenten deel en 3) we (lectoren en kenniskringleden) moeten meer doen aan ‘branding’, het zichtbaar zijn. Vertegenwoordigers van de kenniskringen geven aan dat er verschillende overlegvormen met docenten zijn, maar dat deze nog frequenter kunnen plaatsvinden. “Als het onderzoek eenmaal verankerd is, kun je docenten meetrekken”. Ook door samenwerking met curriculumcommissies en het invoeren van ‘senior verbinders’ moet de verbinding met het onderwijs beter worden gelegd. Kenniskringen voorzien het onderwijs van opdrachtgevers uit het beroepenveld. Hierbij zou de samenwerking met het stagenetwerk, of de beroepenveldcommissies van de opleidingen, kunnen worden versterkt. Positief zijn de vertegenwoordigers van de kenniskringen over de door hun aangedragen concrete onderwijsvormen en producten, waar studenten actief aan hebben deelgenomen. Bijvoorbeeld het lectoraat CB met de ‘Media Battle’ is een goede werkvorm, een samenwerking tussen Saxion Enschede en HU en onderdeel van het RAAK-SIA Project ‘Centrum Ondernemen en Media Technologie’. Het gaat hierbij om een competitie tussen verschillende creatieve, multidisciplinaire studenten teams van beide hogescholen, die zich buigen over crossmediale vraagstukken van bedrijven uit de regio Utrecht en Twente. Het is tevens een unieke kans voor bedrijven om meerdere crossmediale oplossingen te krijgen voor problemen die ze in hun bedrijfsvoering tegenkomen. Een ander goed voorbeeld is een landelijke competitie waarbij studenten van de bacheloropleiding CMD een online-spel hebben ontwikkeld over de kansen en risico’s van beleggen voor jongeren en waarmee ‘de Beursplein 5-award’ is gewonnen. Het lectoraat PD heeft hierbij gefungeerd als opdrachtgever en de betrokken studenten werden begeleid door een docent en onderzoeker van dit lectoraat. Bij het lectoraat CB bieden promovendi studenten de gelegenheid om te participeren in de uitvoering van onderzoek en zo af te studeren (van daaruit kunnen zij doorstromen naar masteropleidingen). Docenten en opleidingsmanagers van de betrokken opleidingen bevestigen dat er de laatste jaren meer verbindingen zijn met de verschillende lectoraten dan voorheen. Docent-onderzoekers (bij het lectoraat KJ) zijn actief en dragen de uitkomsten uit. Docenten worden hierbij getraind in de ‘skills van nieuwe media’. Ook is men positief over de herziening van het curriculum van de bacheloropleiding Journalistiek. Bij leerbedrijven (zoals Scompany) zijn meer studenten ingezet dan voorheen. De bacheloropleidingen CMD en Digitale Communicatie zijn positief over de inzet van junioronderzoekers, docenten en studenten in de diverse projecten van de lectoraten CB en PD. Genoemde verbeterpunten zijn: de interne zichtbaarheid van de lectoren moet worden vergroot en
Beoordelingsrapport Kenniscentrum Faculteit Communicatie en Journalistiek, 9 juli 2012
15
bodies of knowledge en onderzoekslijnen kunnen beter, over de vier jaar, in de curricula van de bacheloropleidingen worden geïntegreerd. Studenten vertellen aan de beoordelingscommissie dat zij weinig horen, weten of zien van de lectoraten. Zij komen er min of meer toevallig mee in aanraking. De ruime meerderheid van de studenten met wie de commissie heeft gesproken weet niet wie de lectoren zijn. “De boegbeelden kom je min of meer toevallig tegen”. Via keuzevakken, minoren (zoals Mobile Business Design) of posters horen zij erover. Een student Journalistiek is bij het lectoraat KJ student-assistent en studenten van CMD hebben een vakonderdeel gehad dat werd begeleid door iemand van het lectoraat. “Ondanks dat de labs direct zichtbaar zijn via de ‘glazen burelen’ in de gang, zie je ze niet, als je dit niet weet”. Advies van de studenten: lectoraten beter zichtbaar maken, meer studenten niet alleen de beste studenten - opnemen in de lectoraten, meer aandacht voor (digitale) onderzoeksvaardigheden voor docenten en studenten en het opnemen van een doorlopende leerlijn voor onderzoek over de vier jaar. De beoordelingscommissie stelt op basis van de gesprekken en de bekeken output van de verschillende lectoraten vast dat: • ondanks het feit dat de Zelfevaluatie vermeldt dat 755 studenten een meer dan eenmalige bijdrage aan de lectoraten hebben geleverd, dit in mindere mate geldt voor de studenten die zij heeft gesproken. Studenten met wie de commissie sprak zijn - via ontwikkelde onderwijsactiviteiten, stageopdrachten afstudeeropdrachten - wisselend betrokken bij de verschillende lectoraten. Concrete onderwijsproducten bij onderzoeksprojecten die in samenwerking tussen kenniskring, bedrijfsleven en studenten worden opgeleverd gooien hoge ogen, maar de algehele betrokkenheid bij en de participatiegraad van studenten in de onderzoeksprojecten is door de bank genomen te gering. Met name bij afstudeeropdrachten geven meerdere studenten aan dat zij een (grotere) rol zouden willen vervullen in het onderzoek van de lectoraten; • de doorwerking van het onderzoek in de verbetering van de curricula op onderdelen al goed verloopt vooral als er sprake is van geheel nieuwe curriculum(onderdelen). De invloed van lectoraten op de bodies of knowledge,de competenties, de doorlopende onderzoeksleerlijn, het niveau van afstuderen zoals aanwezig op de verschillende bacheloropleidingen, kan beter. Het invoeren van senior verbinders, die de verbinding met het onderwijs beter moeten leggen, ontslaat lectoren en onderzoekers niet van de verantwoordelijkheid om zélf deze verbindingen beter te leggen; • de bijdrage aan deskundigheidsbevordering van docenten is aanwezig, maar deze zou meer en beter- over de diverse opleidingen heen - kunnen worden benut en ingezet; • lectoren voor docenten en studenten weinig zichtbaar zijn. Totaaloordeel: Voldoende In het domein onderwijs en scholing is er al sprake van goede, geïntegreerde resultaten bij diverse onderzoeksprojecten en werkt het onderzoek door naar met name nieuwe onderdelen van het curriculum (minoren, masterclasses, grote bijstellingen van de curricula). Toch hebben de resultaten nog teveel het karakter van incidentele successen en lopen de structurele bijdragen aan de curricula nog moeizaam. Wel zijn goede initiatieven zichtbaar (bodies of knowledge, onderzoeksleerlijnen), maar onderzoekscompetenties spelen nog geen structurele rol in de werkvormen of het studiemateriaal van opleidingen. De bijdrage aan deskundigheidsbevordering van docenten vindt nog te weinig substantieel plaats en studenten participeren nog te weinig in de onderzoeksprojecten (met name in het kader van hun afstudeerproject). Het kenniscentrum geeft zelf aan deze aspecten beleidsmatig op te pakken en te willen verbeteren.
Beoordelingsrapport Kenniscentrum Faculteit Communicatie en Journalistiek, 9 juli 2012
16
2.3 MISSIE EN PROFIEL GEBORGD DOOR PORTFOLIO EN INTERNE ORGANISATIE Evaluatievraag 3: Worden de missie en het onderzoeksprofiel geborgd door het portfolio en de wijze waarop de eenheid is georganiseerd? Zelfevaluatie Om de missie en het gewenste onderzoeksprogramma (profiel) goed te kunnen verbinden met het concrete aanbod van onderzoeksprojecten van de lectoraten (portfolio) geeft het kenniscentrum de organisatie op een bepaalde wijze vorm. Ten eerste wordt aan de hand van visiedocumenten en richtlijnen voor lectoraten de planning- en controlcyclus inhoudelijk en procedureel invulling gegeven. In het kader van de begroting legt elke lector jaarlijks zijn voornemen vast in een jaarplan en legt hij verantwoording af in een jaarverslag. Ten tweede zijn er regelmatige overlegvormen ingepland gericht op de verbinding tussen de eenheden: tussen de directeur van het kenniscentrum en de lectoren onderling en tussen de lectoren en de opleidingsmanagers en hun teamleiders. Hieruit komen concrete afspraken voor de output per lectoraat naar voren. Ten derde wordt via in- en externe communicatie aan de zichtbaarheid van de lectoraten en aan de overdracht van onderzoeksresultaten gewerkt. Ten vierde zijn de lectoraten fysiek op één plek in het gebouw gevestigd, elk met hun eigen onderzoekslab, waardoor lectoren, promovendi en de onderzoekers elkaar geregeld kunnen ontmoeten. Bevindingen Het portfolio van de onderzoeksprogramma’s van de lectoraten is redelijk dekkend voor de (algemene) missie. De ‘creatieve industrie’ en ‘crossmedialiteit’ komen terug in veel vraagstukken van de lectoraten, maar de thema’s zijn nog niet via een gemeenschappelijke onderzoeksagenda beleidsmatig verankerd (zie paragraaf 2.1). De inhoudelijke sturing wordt voor een deel doorkruist door een bottom-up benadering waarbij onderzoeksvragen telkens opnieuw gekoppeld worden aan (wisselende en spontane) kennisvragen of opdrachten uit de beroepspraktijk of het onderwijs. De lectoren geven aan dat zij in de sturing van nieuwe projecten of opdrachten bij de onderzoeksprogramma’s een grote rol spelen. In het onderzoeksprogramma per lectoraat moet voor vier jaar een aantal langlopende onderzoeken en kortlopende onderzoeksprojecten worden gedefinieerd. Op projectbasis worden de kenniskringen aangevuld met externe leden afkomstig uit de beroepspraktijk of wetenschap en met medewerkers van de eigen of een andere faculteit. Bijlage 4 laat de personele schommelingen in de lectoraten in de loop van 2011 goed zien. Een groot project opzetten is volgens de lectoren moeilijk. Afwegingen die hierbij spelen: 1) past het onderwerp bij de visie (het afgesproken inhoudelijke bereik), 2) sluit het aan bij landelijke, innovatieve en gesubsidieerde programma’s, 3) de opportuniteit van het (verwachte) netwerk, 4) de breedte van aanwezige professionaliteit (senioriteit van de onderzoekers) of de inhuur van nieuwe professionaliteit, 5) de verwachte meerwaarde voor onderzoek en onderwijs? De slagkracht is afhankelijk van deze keuzes. Veel tijd gaat zitten in projectmanagement en overleg met de kenniskring. De inrichting van de lectoraten en de inbedding in het kenniscentrum is de afgelopen jaren sterk verbeterd, maar ‘de lectoren’ zijn - zo wordt door een lector opgemerkt- nog te veel ‘verzuild’ (gekoppeld aan bepaalde opleidingen, bepaalde professionele praktijken of bepaalde persoonlijke benaderingen). De beoordelingscommissie stelt vast dat het kenniscentrum voorwaarden creëert voor een bedrijfsmatige en planmatige aansturing van de lectoraten. De opbouw van een ‘infrastructuur’ is aanwezig tot uiting komend in de laboratoria, gezamenlijke overlegvormen, communicatieplannen en methoden, jaarplannen en jaarverslagen. De notitie gericht op procedures en werkwijzen van het kenniscentrum FCJ geeft de beoogde werkwijzen en methoden aan. De commissie stelt vast dat,
Beoordelingsrapport Kenniscentrum Faculteit Communicatie en Journalistiek, 9 juli 2012
17
mede op basis van de bekeken jaarplannen en een jaarverslag, de bedrijfsmatige aanpak verder kan worden uitgebouwd. Ook is er nog geen jaarplan van het Kenniscentrum aangetroffen. In Kennis van crossmediale communicatie en journalistiek. Visie 2011-20159 geeft het kenniscentrum de beoogde meerwaarde van het kenniscentrum goed weer: “Het kenniscentrum biedt tot nu toe vooral een meerwaarde als ondersteuningsstructuur voor de lectoraten. Het ‘ontzorgen’ van de lectoren op het vlak van P-beleid, bedrijfsvoering, communicatie etc. is in opbouw. Dwarsverbanden zijn incidenteel gelegd, maar op dit punt is nog geen sprake van een aanzienlijke meerwaarde van het kenniscentrum. Dat geldt ook voor mogelijkheden voor onderlinge hulp en advies tussen de lectoren; benutten van elkaars netwerken en onderling adviseren en afstemming van keuzes bij ‘new business’. Hier ligt een kans voor het kenniscentrum”. Het kenniscentrum en haar lectoraten maakt veel werk van haar organisatiestrategie en de bijpassende organisatievormen. Diverse interne evaluaties van het kenniscentrum hebben geresulteerd in SWOT-analyses en als onderdeel van het interne HU-kwaliteitszorgsysteem voor onderzoek zijn ‘reviews’ gekoppeld aan in- en externe stakeholdersanalyses (sci-questmethode). Dit heeft geleid tot nieuwe en bijgestelde toetsingskaders en aangescherpte ambities en keuzes. De uitdaging is de organisatie van de lectoraten planmatig verder vorm te geven en via de planning- en controlcyclus beter te koppelen aan een gemeenschappelijke, inhoudelijke focus. Totaaloordeel Goed Het kenniscentrum wil de missie en het (gewenste) onderzoeksprofiel koppelen aan het (gewenste) portfolio van onderzoeksprojecten in de lectoraten. Hierbij wordt steeds planmatig en bedrijfsmatig gestuurd, de voorwaarden worden- zeker wanneer de ‘leeftijd’ van het kenniscentrum en de diffuse omgeving in ogenschouw worden genomen- steeds doeltreffender en de afwegingen bij het opzetten van een project verlopen meer gestroomlijnd. Kwaliteitssystemen worden hierbij intensief benut. Externe en interne feedback worden adequaat vertaald. De verbinding tussen de lectoraten kan nog sterker worden gelegd.
2.4 MENSEN EN MIDDELEN Evaluatievraag 4: Is de inzet van mensen en middelen daarbij toereikend in kwalitatief en kwantitatief opzicht? Zelfevaluatie De basisformatie van een lectoraat bestaat uit een functioneel lector en een kenniskring van 2,4 fte onderzoekers en 0,6 fte junioronderzoekers. De senior onderzoekers zijn gepositioneerd op strategische functies als onderzoek, verbinding onderwijs, projectleiding en acquisitie. Een nieuwe functie is de senior verbinder per lectoraat die een brug moet slaan tussen het lectoraat en de opleidingen. Daarnaast is er ‘de new business developer’, een seniorfunctionaris acquisitie die werkt voor de gezamenlijke lectoren. Bij evaluatievraag 2) Impact op domein onderwijs en scholing, is op de personele samenstelling van het kenniscentrum en haar lectoraten ingegaan. In 2011 waren er 10 afstudeerders betrokken bij de lectoraten. Vijf promovendi zijn bezig met een promotietraject. Promotie-onderzoek op basis van een HU-promotievoucher (vier jaar onderzoekstijd) sluit aan bij de onderzoeksprogramma’s van het kenniscentrum. Bij het selecteren van kandidaat-promovendi is de lector leidend. De hogeschool stelt een masteropleiding voor al haar docenten verplicht en docenten kunnen hun masterthesis koppelen aan een lectoraat. Docent-onderzoekers moeten 25% van hun (basis)formatie reserveren voor terugkoppeling van kennis naar het onderwijs, door 9
Kennis van crossmediale communicatie en journalistiek. Visie 2011-2015, Matthijs van de Schaft oktober 2011, pag.6
Beoordelingsrapport Kenniscentrum Faculteit Communicatie en Journalistiek, 9 juli 2012
18
lectoraatgerelateerd onderwijs te verzorgen of te ontwikkelen. De HU streeft naar 20% gepromoveerden en 100% masterdocenten binnen de faculteit in 2017. Het kenniscentrum wordt betaald uit HU-bijdragen en inkomsten uit subsidies en opdrachten. De lectoren van het KCJ maken gebruik van drie RAAK-fondsen. Daarnaast worden vijf promovendi voor de helft bekostigd via een HU-promotievoucher en voor de helft via een facultaire bijdrage. Uit het schema met de begroting zoals is opgenomen in de Zelfevaluatie valt af te lezen dat de Rijksbijdrage in de totale baten van 2010 tot en met 2013 toeneemt (van 42% tot en met 75%) en daarna weer wat afneemt. De directe personele lasten nemen toe van 1.250 kEuro in 2010 tot 2.015 kEuro in 2014. Het negatieve exploitatieresultaat loopt op van -807 kEuro in 2010 tot -,1.675 kEuro in 2014. Het negatieve resultaat is resultaat van de (verwachte) investering van de faculteit in haar onderzoeksfuncties: in het nieuwe lectoraat Marketingcommunicatie, in de verbinding tussen onderwijs en onderzoek en in professionalisering van het kenniscentrum. Bevindingen Op basis van de formaties van de kenniskringen (weergegeven in Bijlage 4) kan de grootte van ieder lectoraat over 2011 worden vastgesteld: • Lectoraat CB ongeveer 7 fte • Lectoraat KJ ongeveer 5.5 fte • Lectoraat PD ongeveer 2.2 fte • Lectoraat Marcom ongeveer 0.6 fte Het beoogde Model personeelsopbouw kenniskring zoals opgenomen in de Zelfevaluatie komt in grote lijnen overeen met de functionele samenstelling van de lectoraten (zie Bijlage 4). De basisformatie van in totaal 3 fte voor lectoraten wordt bij de twee oudste lectoraten in ruime mate gehaald. De andere twee lectoraten verkeren nog in een opbouwfase. De output van publicaties, boeken, lezingen, presentaties van de oudste lectoraten ligt - evenredig aan de formatie van deze lectoraten - dan ook beduidend hoger. De Zelfevaluatie bevat geen uitgewerkte analyse van de feitelijke kwantitatieve en kwalitatieve samenstelling van de lectoraten in het licht van gewenste competenties, afgeleid van het portfolio van onderzoeksprogramma’s en de missie. De samenstelling en kwaliteit van de lectoraten sluiten, voor zover de commissie kan beoordelen, voldoende aan op de onderzoeksdomeinen van de lectoraten. Het kenniscentrum beoogt meer senior onderzoekers op te nemen. Hieronder vallen ook de senior verbinders per lectoraat. De beoordelingscommissie stelt vast dat deze functies nog nieuw zijn en heeft de effectiviteit ervan nog niet kunnen vaststellen. Het beleid van het kenniscentrum om meer studenten te kunnen laten afstuderen bij een lectoraat is positief. De commissie vindt dat externe onderzoekers - naast de interne onderzoekers - ook onderdeel zouden moeten vormen van een lectoraat. Het aanstellingsbeleid zoals uitgewerkt in diverse documenten van het kenniscentrum bevat duidelijke streefnormen en werkwijzen voor het aannemen, begeleiden en beoordelen van promovendi (via een vouchersysteem) en docent-onderzoekers. Via de promotoren van de promovendi worden de banden met verschillende universiteiten aangehaald. Hogeschoolbreed is er nog een weg te gaan om de beoogde normen inzake docenten met een mastertitel en Phd te halen (de feitelijke hogeschoolbrede percentages zijn ten tijde van de visitatie 78% van de docenten met mastertitel en 11 % gepromoveerden). De beoordelingscommissie vraagt zich dan ook af of de normen reëel zijn voor deze faculteit.
Beoordelingsrapport Kenniscentrum Faculteit Communicatie en Journalistiek, 9 juli 2012
19
Op basis van gesprekken met de lectoren en de interne en externe stakeholders wordt duidelijk dat er een spanningsveld kan zijn tussen de veranderende vraag uit het werkveld of de professionele praktijk en het aanbod vanuit de lectoraten. Er wordt nog niet gewerkt met budgetverantwoordelijkheid. De financiële draagkracht van het kenniscentrum en haar lectoraten schiet regelmatig tekort om slagvaardig te kunnen opereren. Vooral onderzoeksresultaten van grotere projecten (zoals RAAK) verdienen daarom de voorkeur. De beoordelingscommissie stelt vast de het kenniscentrum veel oog heeft voor de aansluiting bij beleidsagenda’s, mogelijke netwerken en de beschikbaarheid van onderzoeksmiddelen, teneinde mee te kunnen profiteren van bestaande en nieuwe subsidieregelingen. Het kenniscentrum wil investeren in de onderzoeksaanvragen en daarbij vooral de EU-programma’s benutten. Hierbij moet het kenniscentrum veel kosten maken, die zich op termijn, naar verwachting, terug laten verdienen. Het kenniscentrum onderbouwt dit verder niet. Totaaloordeel Voldoende De bemensing en de middelen zijn onvoldoende om aan de korte termijn en lange termijn gewenste output van de drie domeinen te kunnen voldoen (in het licht van de huidige ‘brede’ ambities). Aan de toereikendheid van structurele middelen voor duurzame onderzoeksprogramma’s moet continu worden gewerkt en de capaciteit voor de uitvoering van het beoogde onderzoek is hiervan afhankelijk. Vanuit de opbouw en groei van het kenniscentrum geredeneerd is er al veel bereikt en is het kenniscentrum steeds beter gespitst op (mogelijke) financieringsbronnen. Er wordt nog niet gewerkt met een businesscase, hetgeen een betere strategische en bedrijfsmatige sturing zou kunnen bevorderen. In het personeelsbeleid wordt voldoende differentiatie en perspectief aangeboden aan de (docent-) onderzoekers en promovendi. Wel kan het aanstellingsbeleid planmatiger vanuit de (beoogde synergie) van het hele kenniscentrum worden vormgegeven.
2.5 RELEVANTIE EN DUURZAAMHEID VAN IN- EN EXTERNE SAMENWERKINGSVERBANDEN Evaluatievraag 5: Zijn de interne en externe samenwerkingsverbanden, netwerken en relaties daarbij voldoende relevant, intensief en duurzaam? Zelfevaluatie Bij evaluatievraag 2 is ingegaan op de netwerken van het kenniscentrum (en haar lectoraten) met de professionele praktijk en de wetenschap. Op de interne samenwerkingsverbanden is ingegaan bij evaluatievraag 3. Het kenniscentrum werkt samen met andere kenniscentra van de HU en met de vier kenniscentra vanuit het landelijke TUZE-overleg. De HU is daarnaast lid van het internationale Consortium on Applied Research and Professional Education (CARPE). Bevindingen Eerder in dit rapport is aangegeven dat het KCJ, haar lectoraten en het CCJ met veel (potentiële) externe netwerken, partners en consortia samenwerken. Interne en externe stakeholders geven aan dat meer bezinning op welke contacten en welke onderlinge synergie tussen lectoraten, is gewenst. Dit hangt ook samen met de gewenste positionering van het kenniscentrum en haar lectoraten. In welke netwerken moet duurzaam geïnvesteerd worden en in welke niet? Er wordt volgens de stakeholders te weinig bewust gebruik gemaakt van het hele potentieel van de lectoraten en hun netwerken. Er kunnen betere prioriteiten worden gesteld, met meer oog voor evenwicht tussen kennis- en praktijkinstellingen. Het kenniscentrum heeft zelf ook geconstateerd dat er meer aandacht mag zijn voor het actief aangaan en onderhouden van langdurige allianties. De ‘seniorfunctionaris acquisitie’ en het ‘stakeholdermanagement’ moeten zorgen voor het gerichter naar buitentreden als groep van Beoordelingsrapport Kenniscentrum Faculteit Communicatie en Journalistiek, 9 juli 2012
20
onderzoekers. Risico’s hiervan zijn dat de gewenste keuzes te weinig strategisch en fundamenteel worden ingezet en te weinig kenniscentrumbreed worden gedragen. Externe en interne stakeholders geven aan dat het invoeren van een Raad van Advies voor het kenniscentrum gericht op een betere externe verankering toegevoegde waarde zou kunnen hebben. Aan deze raad zouden kunnen deelnemen: een representatieve vertegenwoordiging van de professionele praktijk, van de wetenschappelijke wereld en van het onderwijs. Totaaloordeel Voldoende De lectoraten van het kenniscentrum nemen al deel aan veel verschillende interne en externe overlegvormen en netwerken. De duurzaamheid en intensiteit van de overlegvormen worden nog te weinig beleidsmatig afgestemd op de wensen en behoeften van de uiteenlopende externe stakeholders. Het is ook gewenst dat er, in aanvulling op het reeds bestaande structurele overleg met opleidingsmanagers, een betere functionele samenwerking van de lectoraten met de interne stakeholders (zoals de bestaande platforms en overlegvormen in het reguliere onderwijs) ontstaat. Hierdoor kunnen de onderlinge verbindingen gericht op studenten, docenten en bedrijfscontacten nog beter worden gelegd.
Beoordelingsrapport Kenniscentrum Faculteit Communicatie en Journalistiek, 9 juli 2012
21
3 SAMENVATTENDE CONCLUSIE EN ADVIES
Het kenniscentrum FCJ bestaat ten tijde van het bezoek van de beoordelingscommissie bijna zes jaar en wordt gekenmerkt door een continue en gestage groei van haar lectoraten. Gedurende deze periode hebben de drie lectoraten een eigen, kenmerkend onderzoeksdomein opgebouwd en is met een vierde, nieuw lectoraat gestart. De lectoraten zijn er in deze periode in geslaagd herkenbaar voor de wetenschap en zichtbaar en betekenisvol voor de professionele praktijk en de maatschappij te zijn. Er is een sterke basis neergezet om de driehoek ‘onderwijs, onderzoek / kennisontwikkeling en beroepenveld’ krachtig uit de bouwen. De lectoren vervullen hierbij de rol van ‘boegbeelden’ van de lectoraten. Het kenniscentrum KCJ, met haar lectoren en kenniskringen, heeft op de beoordelingscommissie een energieke en gemotiveerde indruk gemaakt, met een enorm potentieel aan gekwalificeerde onderzoekers, relevante onderzoeksvragen en relevante netwerken, consortia en overlegvormen. Wel bestaat er het risico dat er energie verloren kan gaan door een gebrek aan ‘focus’ en ‘kanalisering’ van de vele keuzemogelijkheden. Hieronder geeft de commissie per evaluatievraag haar samenvattende conclusies, voorzien van concrete aanbevelingen per evaluatievraag. Hierbij worden soms dwarsverbanden gelegd tussen de evaluatievragen.
Uitdagende missie en een helder onderzoeksprofiel (vraag 1) Deze vraag is met een voldoende beoordeeld. De missie sluit aan bij de algemene onderzoeksmissie van de HU en stuurt het kenniscentrum om ‘op basis van toegepast wetenschappelijk onderzoek, inzichten op het gebied van media en communicatie te verwerven en deze te vertalen naar professionals, docenten en studenten’. De missie is echter volgens de commissie te algemeen geformuleerd en voor het KCJ te weinig onderscheidend, uitdagend en richtinggevend. Het gaat om ‘een verstopte missie’, want eigenlijk wil het kenniscentrum kiezen voor de thema’s ‘creatieve industrie’ en de ‘impact van crossmedialiteit’, maar deze thema’s neemt zij niet expliciet op in haar missie noch in een helder onderzoeksprofiel. Die inhoudelijke focus zou meer leidend moeten zijn in de missie. De commissie heeft vastgesteld dat de huidige missie daardoor uiteindelijk te weinig richting en sturing geeft aan de positionering van het kenniscentrum, het gezamenlijke onderzoeksprofiel en de formulering van de ambities. De positionering is erg breed (regionaal, nationaal en internationaal) en de ambities zijn fors (bijvoorbeeld: in alle opzichten willen voldoen aan wetenschappelijke kwaliteitscriteria). Er gaat te weinig een bindende en prioriterende werking van de missie uit naar de onderzoeksprogramma’s van de verschillende lectoraten (als het er op aan komt zijn de onderzoeksprojecten van de eigen lectoraten leidend). Advies: • De beoordelingscommissie raadt aan om de missie te herformuleren op een wijze waarbij inhoudelijke speerpunten voor focus en onderscheid gaan zorgen. Op deze wijze kan de missie de positionering en ambities beter ondersteunen en toetsend werken voor te maken keuzes hierin. De nieuwe missie moet uitnodigen tot samenwerking tussen de lectoraten en synergie bevorderen. Maar ook een methodisch onderscheidende missie zoals de keuze voor een bepaalde typerende onderzoeksmethodiek (kenmerkend voor de HU) zou mogelijk zijn.
Voldoende relevante productiviteit, impact, waardering en erkenning (vraag 2) Deze vraag is met een voldoende beoordeeld. Het kenniscentrum krijgt voor de drie lectoraten over de hele linie voldoende erkenning en laat relevante productiviteit zien binnen de driehoek ‘onderwijs, onderzoek/kennisontwikkeling en beroepenveld’. De commissie waardeert binnen dit algemene oordeel a) ‘de valorisatie naar professionele praktijk en maatschappij’ met een voldoende; Beoordelingsrapport Kenniscentrum Faculteit Communicatie en Journalistiek, 9 juli 2012
22
b) ‘de kennisontwikkeling binnen het domein wetenschap / onderzoek’ met een goed en c) ‘de betekenis van het kenniscentrum voor het domein onderwijs en scholing’ met een voldoende. ad a) In het domein professionele praktijk en maatschappij is er over het algemeen sprake van voldoende erkenning en waardering vanuit de professionele praktijk voor de concrete producten en resultaten van het kenniscentrum. Bij sommige (veelal RAAK-gesubsidieerde) projecten profiteren professionele organisaties en de maatschappij al duurzaam van bereikte onderzoeksresultaten (zoals project Museumkompas), al geldt dit nog niet over de volle breedte van het kenniscentrum. De samenwerking met platformorganisaties en kennisinstellingen (zoals iMMovator,TFI, UVC en Novay) is goed op gang gekomen, maar de samenwerking met individuele bedrijven of professionele organisaties in het onderzoek zelf heeft teveel een ad hoc karakter, zo blijkt uit gesprekken met contactpersonen van deze bedrijven of organisaties. Aan vragen en verwachtingen kan in de huidige opzet van onderzoeksprojecten soms onvoldoende tegemoet worden gekomen. Positief vindt de commissie de ‘labtalks’, regelmatige gesprekken in het laboratorium van het lectoraat Crossmedia Business, waarin met sleutelfiguren uit de beroepspraktijk wordt gedebatteerd over actuele thema’s en relevante onderzoeksvragen worden vastgesteld. Hierdoor kunnen nieuwe samenwerkingsprojecten ontstaan en komen innovatieve vragen en toepassingen het kenniscentrum binnen. Advies bij a: • De commissie raadt aan om vanuit een meer gerichte strategische sturing en prioritering vanuit het kenniscentrum in de onderzoeksprojecten op een meer structurele basis samen te werken met professionele organisaties (op basis van duidelijke procedures en afspraken). • Ook in de andere laboratoria kunnen ‘labtalks’ worden geïntroduceerd en/of hierin kunnen dwarsverbanden tussen de lectoraten worden gelegd. ad b) In het domein wetenschap en onderzoek worden de lectoren en promovendi gewaardeerd en hun wetenschappelijke output op grote waarde geschat door de externe en interne stakeholders. Binnen de lectoraten is sprake van een groot aantal publicaties, lezingen en een frequente deelname aan congressen (met name bij de lectoraten Crossmediale Kwaliteitsjournalistiek en Crossmedia en Business). De commissie vindt de wetenschappelijke output binnen de beroepsdomeinen van de lectoraten kwantitatief en kwalitatief goed, zeker als daarbij wordt uitgegaan van ‘toepassingsgerichte modellen van wetenschappelijke onderzoek’. Dit oordeel zou anders uitvallen indien wordt uitgegaan van een meer strikt wetenschappelijke definitie van onderzoek. Er kan nog meer oog zijn voor: 1) beleid voor duurzame kennisontwikkeling, 2) overdraagbaarheid van de kennis naar nieuwe contexten en 3) betere documentatie en verspreiding van kennis. Advies bij b: • Het kenniscentrum zou een heldere en realistische keuze moeten maken in haar positionering ten opzichte van het onderzoek in het HBO en/of de universiteit. Welke prestatiecriteria legt zij op dit vlak aan? • De profilering van de lectoren en de zichtbaarheid van de onderzoekers kan worden vergroot. Hierbij kan een sterkere focus vanuit de missie behulpzaam zijn. De relatie met universiteiten onder meer via de lectoren en de promotoren van de promovendi - kan bewuster en beter tot stand worden gebracht (en in het bijzonder die met de preferred partner, de Universiteit Utrecht). • Daarnaast kan er nog meer worden gepubliceerd in wetenschappelijke vakbladen (vooral als de criteria van wetenschappelijk excellentie worden gevolgd). ad c) In het domein onderwijs en scholing is er al sprake van goede, geïntegreerde werkvormen waar ‘onderzoek, onderwijs en werkveld ‘ bij elkaar komen (bijvoorbeeld de ‘Media Battle’ vanuit het lectoraat Crossmedia Business en ‘Beursplein 5’ vanuit het lectoraat Crossmediale Communicatie in het Publieke Domein). Ook leveren diverse lectoraten bijdragen aan (vooral nieuwe) onderdelen van
Beoordelingsrapport Kenniscentrum Faculteit Communicatie en Journalistiek, 9 juli 2012
23
de curricula en worden docenten en studenten geschoold in (digitale) onderzoeksmethoden. Ten slotte zijn er structurele overlegvormen in het leven geroepen (zie ook evaluatievraag 5).Toch stelt de commissie, op basis van de gevoerde gesprekken met opleidingsmanagers, docenten en studenten van (afnemende) opleidingen vast, dat de resultaten nog teveel het karakter van incidentele successen hebben. De structurele bijdragen aan de curricula lopen nog moeizaam. De bijdrage aan deskundigheidsbevordering van docenten vindt nog te weinig substantieel plaats en studenten participeren nog te weinig in de onderzoeksprojecten (met name in het kader van hun afstudeerproject). De studenten kennen de namen van de lectoren niet of nauwelijks en van de laboratoria hebben ze nog nooit gehoord. De structurele (doorlopende) aandacht voor onderzoeksvaardigheden in het curriculum is te gering. Het kenniscentrum wil de relatie onderzoek en onderwijs verbeteren door onder meer het invoeren van senior verbinders: hoe dat vorm zal krijgen is vooralsnog niet duidelijk. Advies bij c: • Beter intern vermarkten van het kenniscentrum: de zichtbaarheid en betrokkenheid bij studenten kan worden vergroot. Advies: geef duidelijke taakstellingen aan de senior verbinders. Zij moeten - in het initiatief nemen voor verbindingen, en in overleg met de onderzoekers en de opleidingsmanagers - komen tot resultaatgerichte afspraken. • Creëer een leeromgeving waarin bacheloropleidingen beter kunnen profiteren van wederzijdse innovaties en toepassingen in de curricula. Totaaladvies bij vraag 2: De te grote vraag vanuit de professionele praktijk kan worden opgelost door: 1) meer te doen aan verwachtingsmanagement, 2) op basis van creatieve constructies vragen met elkaar te verbinden (vanuit de praktijk, met de universiteiten, met de academische werkplaatsen, laboratoria en stageplaatsen), 3) goed methoden en technieken-onderwijs te bieden voor studenten, zodat zij ingezet kunnen worden bij de onderzoeksprojecten. Borging missie en onderzoeksprofiel door het portfolio en organisatie (vraag 3) Deze vraag is met een goed beoordeeld. De inrichting van de lectoraten en de inbedding in het kenniscentrum is de afgelopen jaren sterk verbeterd. Er wordt steeds planmatiger en bedrijfsmatiger gestuurd. Kwaliteitssystemen worden hierbij intensief benut en externe en interne feedback worden adequaat vertaald. De commissie ziet de thema’s ‘creatieve industrie’ en ‘impact van crossmedialiteit’ voldoende terugkomen in de onderzoeksprojecten van de afzonderlijke lectoraten, maar dit kan nog steviger. Het kenniscentrum geeft vanuit haar algemene missie nog onvoldoende richting aan het (gewenste) onderzoeksprofiel, waardoor een koppeling aan het (gewenste) portfolio van onderzoeksprojecten nu nog te globaal is. Daarbij zijn ‘de lectoren’ - zo wordt door een lector opgemerkt - nog te veel ‘verzuild’ (gekoppeld aan bepaalde opleidingen, bepaalde professionele praktijken of bepaalde persoonlijke benaderingen). Ook is er vaak sprake van een bottom-up benadering waarbij onderzoeksvragen telkens opnieuw gekoppeld worden aan (wisselende en spontane) kennisvragen of opdrachten uit de beroepspraktijk of het onderwijs. Al deze punten zijn echter al gesignaleerd door het kenniscentrum, dat bezig is meer eenheid in beleid en organisatie te smeden. Advies: • De organisatorische inbedding van de lectoraten in het kenniscentrum kan worden verbeterd en geborgd in het licht van een bijgestelde missie, die meer focus en richting zal kunnen geven aan het kenniscentrum.
Inzet van mensen en middelen toereikend: kwalitatief en kwantitatief (vraag 4)
Beoordelingsrapport Kenniscentrum Faculteit Communicatie en Journalistiek, 9 juli 2012
24
Deze vraag is met een voldoende beoordeeld. Vanuit de opbouw en groei van het kenniscentrum geredeneerd, is er voldoende bereikt. De beoogde personeelsopbouw van de kenniskringen zoals opgenomen in de Zelfevaluatie komen in grote lijnen overeen met de functionele samenstelling van de lectoraten. Het personeelsbeleid biedt differentiatie en perspectief aan de (docent-) onderzoekers en promovendi. De financiële sturing wordt langzaam ingebed in de planning- en controlcyclus. Er zijn of komen beter uitgewerkte jaarplannen (met begrotingen) voor de lectoraten. Tegelijkertijd is er sprake van grote ambities. Zo wil het kenniscentrum uiterlijk in 2015 een markante bijdrage geleverd hebben aan de innovatie van de beroepspraktijk en in haar onderzoek met recht excellent genoemd worden. De huidige infrastructuur is niet vanzelfsprekend aanwezig om deze ambities te halen. Advies: • Een betere inhoudelijke focus kan er voor zorgen dat de beoogde synergie van de lectoraten, en de middelen en menskracht, beter worden benut: het kenniscentrum kan een gerichter en meer samenhangend aanbod doen en potentiële opdrachtgevers en studenten weten nog beter wat er bij het kenniscentrum ‘te halen valt’. Soms is less more. • De financiële sturing kan beter worden ingebed in de planning- en controlcyclus door bijvoorbeeld te werken met duidelijke taakstellingen en budgetverantwoordelijkheid. • Het aanstellingsbeleid voor de afzonderlijke lectoraten kan planmatiger vanuit de (beoogde synergie) van het hele kenniscentrum worden vormgegeven. Relatief meer studenten en externe onderzoekers moeten aan de onderzoeksprojecten kunnen deelnemen.
Duurzame, relevante in- en externe samenwerkingsverbanden, netwerken en relaties (vraag 5) Deze vraag is met een voldoende beoordeeld. De commissie stelt op basis van de zelfevaluatie en de gesprekken vast dat meer bezinning op welke contacten prioriteit hebben en op hoe de onderlinge synergie tussen lectoraten vorm kan krijgen, is gewenst. De duurzaamheid en intensiteit van de overlegvormen verschilt. Dit hangt ook samen met de gewenste positionering van het kenniscentrum en haar lectoraten. In welke netwerken moet duurzaam geïnvesteerd worden en in welke niet? Er nog te weinig beleidsmatig afgestemd op de wensen en behoeften van de uiteenlopende externe stakeholders en de onderlinge verbindingen gericht op studenten, docenten en bedrijfscontacten kunnen nog beter worden gelegd. De ‘senior functionaris acquisitie’ en het ‘stakeholder management’ moeten zorgen voor het gerichter naar buiten treden als groep van onderzoekers. Advies: • Een Raad van Advies bestaande uit een evenwichtige mix van externe stakeholders en interne stakeholders kan het kenniscentrum ondersteunen bij beleidsmatige beslissingen gericht op een betere missie, visie, positionering, onderzoeksprofiel en organisatie. Bij de externe stakeholders kan gedacht worden aan vertegenwoordigers van universiteiten, relevante professionele instellingen en kennisinstellingen. Wat betreft de interne stakeholders zouden naast opleidingsmanagers ook een of meer vertegenwoordigers van beroepenveldcommissies, curriculumcommissies van opleidingen kunnen deelnemen. • Als het gaat om het verwerven van concrete onderzoeksprojecten kan het kenniscentrum nog meer samenwerken met de (bestaande) stagebureaus en de leerbedrijven van de opleidingen. Afsluitend: De lectoraten zouden hun ‘pareltjes’ meer met elkaar kunnen delen en zichtbaarder moeten maken naar alle stakeholders. De succesvolle, verbindende en creatieve werkvormen zoals de ‘Media Battle’ en het ‘Museum Kompas’, waarbij nauw wordt samengewerkt tussen onderzoekers, professionele praktijk en studenten, verdienen navolging. Hierbij is het belangrijk dat studenten betere onderzoekers worden en dat docenten beter met nieuwe media en crossmedia om kunnen gaan.
Beoordelingsrapport Kenniscentrum Faculteit Communicatie en Journalistiek, 9 juli 2012
25
BIJLAGE 1 SAMENSTELLING VAN DE EXTERNE BEOORDELINGSCOMMISSIE
Voorzitter Prof. Dr. Valerie Frissen Functie: - Bijzonder hoogleraar ICT en Sociale Verandering, Erasmus Universiteit Rotterdam - Principal Scientist TNO - Lid Topteam Creatieve Industrie - Lid Raad van Toezicht Nederlandse Publieke Omroep Commissielid Prof. Dr. (M.N.C.) Noelle Aarts Functie: - Bijzonder hoogleraar Strategische Communicatie, Universiteit van Amsterdam (Logeion-leerstoel) - Universitair hoofddocent Communicatie Strategieën, Wageningen Universiteit Commissielid Dr. Hermen J. van der Lugt Functie: - Directeur Novay - Bestuurslid Stichting Innovatie Alliantie Commissielid Willemijn Maas Functie: - Algemeen directeur AVRO - Lid Raad van Toezicht, Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid Secretaris Drs. L. Ravestein MBA Functie: - Beleidsmedewerker Kwaliteitszorg bij de Dienst Onderwijs en Onderzoek van de Hogeschool Utrecht - Zelfstandig adviseur in het HBO vanuit ROOA (aangesloten bij Kwaliteitsnet Hoger Onderwijs, http://www.kwaliteitsnet-ho.nl) en gecertificeerd NVAO-secretaris
Beoordelingsrapport Kenniscentrum Faculteit Communicatie en Journalistiek, 9 juli 2012
26
BIJLAGE 2 BEZOEKPROGRAMMA 16 MEI 2012 KENNISCENTRUM COMMUNICATIE EN JOURNALISTIEK
Locatie: Faculteit Communicatie en Journalistiek Padualaan 99, Utrecht Zaal: 2F310 Programma: 8.30 uur – 9.00 uur
Aankomst en besloten overleg beoordelingscommissie
9.00 uur – 9.10 uur
Ontvangst en installatie beoordelingscommissie door vertegenwoordiger College van Bestuur Hogeschool Utrecht Huib de Jong, College van Bestuur Hogeschool Utrecht (HU) Désirée Majoor, directeur Faculteit Communicatie en Journalistiek HU Matthijs van de Schaft, directeur Kenniscentrum Communicatie en Journalistiek HU
9.10 uur – 9.20 uur
Het Kenniscentrum Communicatie en Journalistiek in vogelvlucht Désirée Majoor Matthijs van de Schaft
9.30 uur – 10.00 uur
Vooroverleg beoordelingscommissie (besloten)
10.00 uur – 10.30 uur Gesprek met vertegenwoordiger CvB, management FCJ en kenniscentrum Huib de Jong Désirée Majoor Matthijs van de Schaft 10.30 uur – 10.45 uur Pauze 10.45 uur – 11.45 uur Gesprek met lectoren Harry van Vliet, lector Crossmedia Business Reint Jan Renes, lector Crossmediale Communicatie in het Publieke Domein Piet Bakker, lector Crossmediale Kwaliteitsjournalistiek 11. 45 uur – 12.15 uur Rondleiding langs onderzoekslabs FCJ Jaak Mulder, Manager Bedrijfsvoering FCJ 12.15 uur – 13.00 uur Lunch/overleg beoordelingscommissie (besloten)
13.00 uur – 13.45 uur Gesprek met leden kenniskringen Lectoraat Crossmedia Business: Charlotte van Nus, junior onderzoeker Erik Hekman, promovendus (Digitale Communicatie)
Beoordelingsrapport Kenniscentrum Faculteit Communicatie en Journalistiek, 9 juli 2012
27
Lectoraat Crossmediale Kwaliteitsjournalistiek: Chris van der Heijden, docent-onderzoeker (journalistiek) Gerard Smit, docent-onderzoeker (journalistiek) Sanne Hille, promovendus (journalistiek) Lectoraat Crossmediale Communicatie in het Publieke Domein: Christine Bleijenberg, docent-onderzoeker (Communicatie Management) Danielle van Wallinga, junior onderzoeker Lectoraat Marketingcommunicatie en Crossmedia i.o.: Stan Kuunders, docent-onderzoeker (Communicatie Management) Anne-Lise Kamphuis, docent-onderzoeker (Communicatie Management) 13.45 uur – 14.30 uur: Gesprek met studenten Iwan Verrips (Journalistiek) Sven Koppens (Digitale Communicatie) Khalid el Khouani (Digitale Communicatie) Esther Kool (International Communication and Media) Whitley Warrenaar (Communication and Media Design) Carmén Huisman (Communication and Media Design) Nadia van der Arend (Bedrijfscommunicatie) Robert Smid (Journalistiek) * Jonathan van den Bruggen (Digitale Communicatie) * *niet betrokken bij lectoraat 14.30 uur – 14.45 uur Pauze 14.45 uur – 15.30 uur Gesprek met interne stakeholders Inge Blauw, directeur Centrum voor Communicatie en Journalistiek Hubert Roza, opleidingsmanager Journalistiek Bo Buma, teamleider Communicatiemanagement Anjali Brito Barbosa, docent Communicatiemanagement Renate van der Meer, Manager adviesbureau Scompany, docent Communicatiemanagement Pim Schonk, docent Digitale Communicatie Eric Leltz, docent Digitale Communicatie Annette Schenk, opleidingsmanager Bedrijfscommunicatie Richard Versmissen, opleidingsmanager International Communication and Media Bernard Weerdmeester, opleidingsmanager Communication and Media Design 15.30 uur – 15.40 uur Pauze 15.40 uur – 16.25 uur Gesprek met externe stakeholders Lectoraat Crossmedia Business: Ben Kokkeler, Senioradviseur BMC Frank Visser, Projectdirecteur Immovater Lectoraat Crossmediale Kwaliteitsjournalistiek: Huub Evers, oud-lector Interculturaliteit en journalistieke kwaliteit Fontys Hogeschool Beoordelingsrapport Kenniscentrum Faculteit Communicatie en Journalistiek, 9 juli 2012
28
Alexander Pleijter, Universitair docent journalistiek en nieuwe media Rijks Universiteit Groningen, hoofdredacteur De Nieuwe Reporter Bart Brouwers, hoofdredacteur “dichtbij.nl” Jan-Kees Emmer, adjunct hoofdredacteur De Telegraaf Lectoraat Crossmediale Communicatie in het Publieke Domein: Hanneke de Bruin, eigenaar adviesbureau ToRemindYou Paul van Vilsteren, afdelingsmanager Communicatie, Gemeente Almere 16. 25 uur – 17.15 uur Beraad Beoordelingscommissie (besloten) 17.15 uur – 17.45 uur Terugkoppeling beoordelingscommissie (openbaar) in restaurant begane grond
Beoordelingsrapport Kenniscentrum Faculteit Communicatie en Journalistiek, 9 juli 2012
29
BIJLAGE 3 BESTUDEERDE DOCUMENTEN Zelfevaluatierapport van het Kenniscentrum Communicatie en Journalistiek, april 2012 en bijlagen Website van het kenniscentrum en haar lectoraten CV’s lectoren, publicaties, boeken, beschrijvingen, promotie-onderzoeken, notulen, jaarplannen Protocol Kwaliteitszorg Onderzoek HU 2008-2012, sci-questevaluatie van de kennicentra, HU , juni 2008 Brancheprotocol Kwaliteitszorg Onderzoek (BKO) 2009-2015. HBO-Raad, oktober 2007 Kwaliteitszorg van onderzoek. Handreiking aan Hogescholen, HBO-raad, december 2008
Beoordelingsrapport Kenniscentrum Faculteit Communicatie en Journalistiek, 9 juli 2012
30
BIJLAGE 4 OMVANG EN FUNCTIONELE SAMENSTELLING SAMENSTE LLING LECTORATEN 2011 201 Lectoraat Crossmedia Business
Lectoraat Crossmediale Kwaliteitsjournalistiek
Beoordelingsrapport Kenniscentrum Faculteit Communicatie en Journalistiek, Jour 9 juli 2012
31
Lectoraat Crossmediala Communicatie in het Publieke Domein
Lectoraat Marketingcommunicatie en Crossmedia
Beoordelingsrapport Kenniscentrum Faculteit Communicatie en Journalistiek, Jour 9 juli 2012
32