DIGITALE MEDIA & JOURNALISTIEK
civiele journalistiek op pixel en papier
Bachelor Eindwerkstuk blok 3 2006 Thema: cultuurconstituerende aspecten van computertechnologie Begeleider: Mirko Tobias Schaefer
Naam: Marjolein Knuit Studentnummer: 0303836 Opleiding: Taal- en cultuurstudies Datum: 1 mei 2006
2
Voorwoord Journalistiek is een vak dat me altijd getrokken heeft: verhalen heb ik altijd geschreven; eerst voor de schoolkrant, later voor het plaatselijke dagblad. Toch besloot ik na de middelbare school naar de Universiteit te gaan in plaats van journalistiek te studeren. Ik hoopte me zo via een omweg academische kennis en vaardigheden eigen te maken om uiteindelijk weer bij de journalistiek uit te komen. Nu, drie jaar later, kan ik zeggen dat dit een verstandige keuze is geweest. In de jaren aan de Universiteit heb ik langzaam maar zeker mijn weg gevonden in het academische domein, maar ook in mijn eigen interesses en ambities. Journalistiek heeft hierin altijd een rol gespeeld: in de minor journalistiek die ik heb gevolgd, maar ook in de academische stukken die ik schreef. Met dit eindwerkstuk wil ik het journalistieke en academische domein aan elkaar koppelen. Door de ontwikkelingen in het nieuwe medialandschap te verbinden met theoretische inzichten van onder andere Jurgen Habermas, Henry Jenkins en Marshall McLuhan en dit te toetsen aan wat er gaande is binnen de huidige journalistieke werkwijze hoop ik een accuraat beeld te kunnen geven van de betekenis van civiele journalistiek in het digitale tijdperk. Bij het schrijven van dit eindwerkstuk heb ik veel inspiratie opgedaan uit de journalistieke praktijk: dingen die ik zelf heb ervaren in mijn functie bij De Barneveldse Krant en dingen die collega’s uit het journalistieke ambacht hebben ervaren en vervolgens op schrift hebben gezet. Vandaar dat er in deze scriptie relatief veel zinsneden uit krantenartikelen en weblogs komen. Empirische verhalen zoals die van Tomas Kaan en Martijn de Waal geven volgens mij het beste weer op welke manier digitale media de journalistiek concreet transformeren. Ik ben benieuwd of de weblog-hype van deze tijd doorzet in een volwaardige vorm van civiele journalistiek, of dat het online dagboek een stille dood sterft. In dit eindwerkstuk geef ik in elk geval een beeld van wat digitale media zoals weblogs voor de journalistiek zouden kunnen betekenen. Analoge en digitale media hebben beide hun kwaliteiten, maar transparantie, nabijheid en onmiddellijkheid zijn eisen waaraan elke journalistieke bron moet voldoen om te overleven in het digitale tijdperk. Mijn dank gaat uit naar Mirko Tobias Schaefer voor zijn begeleiding tijdens het schrijven van dit eindwerkstuk. Daarnaast wil ik Indira Reynaert bedanken voor haar enthousiasme waarmee ze mij stimuleerde me op dit onderwerp te richten. Ik hoop met dit eindwerkstuk een bijdrage te kunnen leveren aan het huidige discours over digitale media in relatie tot civiele journalistiek. Marjolein Knuit
3
Inhoudsopgave 1.1 Introductie
5
1.2 Aanleiding
5
1.3 Probleemstelling Weblogs De regionale krant Casestudies
6
2.1 Journalistiek & digitale cultuur
9
2.2 Participatiecultuur
9
6 7 8
2.3 van pamflet tot internet
133
2.4 Nieuwe media, nieuwe journalistiek?
155
3.1 Civiele journalistiek = multimediale journalistiek?
177
3.2 Civiele journalistiek
177
3.3 multimediale journalistiek
199
3.4 journalistiek als waakhond of geleidehond?
233
4.1 Casestudies
255
4.2 Unieuws: online zwerfvuil en rommelmarkten 4.2.1 “van eenrichtingsverkeer naar openheid en interactiviteit” 4.2.2 “van instituties naar burgers en hun onderwerpen” 4.2.3 “van politieke tactiek naar gevolgen voor de burgers” 4.2.4 “van mislukkingen en extremen naar oplossingen en alternatieven” 4.2.5 “van losse feiten naar pragmatische context” 4.2.6 “van passief (nieuws)consumentisme naar actief burgerschap”
255
4.3 De Barneveldse Krant: graffitivandalen en plastic terrasmeubilair 4.3.1 “van eenrichtingsverkeer naar openheid en interactiviteit” 4.3.2 “van instituties naar burgers en hun onderwerpen” 4.3.3 “van politieke tactiek naar gevolgen voor de burgers” 4.3.4 “van mislukkingen en extremen naar oplossingen en alternatieven” 4.3.5 “van losse feiten naar pragmatische context” 4.3.6 “van passief (nieuws)consumentisme naar actief burgerschap”
299
5.1 Conclusies
354
5.2 Pixel of papier
354
6.1 Bibliografie
265 266 277 288 288 298
30 30 31 32 32 333
Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.6
4
Hoofdstuk
1
Introductie
1.1 Inleiding Elk nieuw medium heeft bij zijn introductie voor opschudding gezorgd. Niet alleen film en televisie zouden zorgen voor een dramatische afname van creativiteit en intellectualiteit; zelfs het schrift en later de boekdrukkunst konden rekenen op de nodige weerstand. Plato vreesde zelfs dat het geheugen zou worden aangetast als men zijn kennis zou overdragen aan pen en papier. Op dit moment zal niemand het in zijn hoofd halen op grond hiervan alle kranten maar af te schaffen: media zijn onmisbaar geworden in onze dagelijkse behoefte aan nieuws, achtergrond en entertainment.
Internet is daarbij de laatste jaren eens steeds grotere rol gaan spelen. Het laatste nieuws, weer en verkeer zijn het snelst via internet te achterhalen en om deze concurrentie bij te benen gaan kranten en tijdschriften massaal online. Journalistiek manifesteert zich tegenwoordig niet meer alleen in dag- en weekbladen, maar steeds meer op websites en weblogs. In deze paper wordt ingegaan op de vraag of we dit slechts als schaalvergroting van de journalistiek moeten zien, of dat er een ontwikkeling richting een nieuwe civiele journalistiek gaande is.
1.2 Aanleiding De digitale revolutie van de afgelopen vijftien jaar heeft het medialandschap grondig veranderd. Nieuws, actualiteit en entertainment zijn niet meer alleen te vinden op papier, op tv of op de radio, maar steeds meer op websites, weblogs en mobiele telefoons. Daarnaast zoeken bundelen verschillende media hun krachten in crossmediale formats, waarbij één bron zich op meerdere manieren manifesteert en presenteert. Zo hebben de meeste dagbladen naast de papieren versie van hun krant ook op internet een website met de laatste hoofdpunten uit het nieuws, of weblogs met bijdragen van journalisten, vaak gepaard gaande met filmpjes of audiofragmenten die betrekking hebben op de actualiteit.
Deze ontwikkelingen in het medialandschap hebben de journalistieke werkwijze wat betreft nieuwsgaring en bronnenverzameling gewijzigd. Zo wordt internet vaak ingezet als hulpmiddel bij het opzoeken of checken van nieuwsfeiten of bronnen. Ook het publiek – de krantenlezer, de radioluisteraar, de televisiekijker – bevindt zich steeds vaker online. Op internet bestaat de mogelijk voor mensen om het nieuws zelf te maken: de berichten die op het nieuwslog van Fok! verschijnen, zijn door bezoekers zelf achterhaald en opgesteld en de tientallen reacties 5
die er vervolgens op ‘gepost’ worden zorgen geregeld voor verhitte discussies. En dat allemaal op een internetpagina. “[T]he people formerly called the audience are now participants,” stelt Dan Gillmor dan ook in zijn boek We the media (2004: 30). Krant en televisie in de traditionele vorm zorgden voor eenrichtingsverkeer, waarbij ‘het volk’ luisterde naar wat de professionele verslaggever te weten was gekomen; met de opkomst van internet geldt deze tweedeling niet meer. De voormalige luisteraar of lezer beschikt over praktisch dezelfde middelen als de journalist. Of deze toegankelijkheid voldoet om tot journalistieke berichtgeving te komen bespreken we verderop in deze paper.
Volgens Nico Drok et al. Vragen deze wederzijdse veranderingen om een herdefiniëring van het journalistieke ambacht. Zo zegt politiek commentator van de Volkskrant Hans Wansink in het boek Even geen Den Haag vandaag dat “versterking van de binding tussen krant en lezer noodzakelijk is omdat de krant steeds minder een primaire nieuwsbron is” (2001: 63). Volgens sommigen, zoals Nico Drok en Irene Costera Meijer, vraagt dit om een Nederlandse vorm van civiele journalistiek: een vorm van verslaggeving waarbij meer aandacht is voor de burger, de agenda van het publiek, voeling met de samenleving en het ontwikkelen van publiek debat (Drok et al.: 51-52). Op die manier worden (nieuwe) media optimaal benut om de verstandhouding tussen journalist en burger te intensiveren.
1.3 Probleemstelling Om de hierboven genoemde redenen ga ik me richten op de vraag op welke manier de digitale mediarevolutie verandering brengt in de relatie tussen journalistiek en publiek. Geven digitale media de burger de kans zelf de touwtjes in handen te nemen wanneer hij informatie zoekt over bijvoorbeeld de verkiezingen of blijft het ondanks alle interactiemogelijkheden van internet voorbehouden aan degene die ervoor gestudeerd heeft om te bepalen wat nieuwswaardig is? Met andere woorden, openen digitale media ons de deuren naar een civiele journalistiek? Weblogs Internet, en weblogs in het bijzonder, bieden volgens Dan Gillmor alles wat nodig is om de verschillende agenda’s van journalistiek en publiek dichterbij elkaar te brengen. “The internet, for the first time, gives us many-to-many and few-to-few communications. This has vast implications for the former audience and for the producers of news because the differences between the two are becoming harder to distinguish (2004: 26).” Hij noemt de website “OhmyNews” als voorbeeld van journalistieke berichtgeving waarbij de burgers net zo belangrijk zijn in het proces van nieuwsgaring en publicatie als professionele journalisten (2004: 129). Oprichter Oh Yeon Ho had aanvankelijk totaal geen ambities richting het schrijversvak, maar ervoer het verbinden van nieuws met het dagelijks leven van mensen als
6
een voldoening. Om zinnige dingen te schrijven hoef je dus geen journalistieke opleiding gehad te hebben bij OhmyNews: “The main concept is that every citizen can be a reporter,” aldus Oh Yeon Ho (2004: 126). In Nederland verschijnen ook steeds meer initiatieven op dat gebied. Zo heeft de gemeente Hoevelaken een weblog (www.ditishoevelaken.nl)
waarop dagelijks
berichten verschijnen over gebeurtenissen in en rond het dorp, inclusief prikbord, fotohoek, marktplaats waarop inwoners met elkaar kunnen interacteren. Www.nieuwsvoormij.nl is ook zo’n weblog, alleen zijn hier zelfgeschreven nieuwsberichten te vinden uit gemeenten uit heel Nederland. Dit maakt de drempel om wat te publiceren zichtbaar hoger, omdat er bij de meeste gemeenten nog maar een handjevol berichten staat. Feit is in elk geval wel dat dergelijke initiatieven mensen uitnodigt om actief deel te nemen aan het gemeenschappelijke leven.
Hier hebben we meteen één van de kernpunten van de zogeheten civiele journalistiek te pakken, namelijk de participatie van de burger in het journalistieke proces. Als er bijvoorbeeld ergens brand uitbreekt, zijn het weblogs zoals Fok! die daar razendsnel over berichten en er foto’s aan toevoegen die gemaakt zijn door mensen die toevallig in de buurt waren: weblogs zijn dus, mits goed onderhouden, niet alleen snel, maar ook tot op zekere hoogte een publiek domein waar plaats is voor nieuws, opinie en reflectie. Weblogs zijn dus van cruciaal belang bij de verschuivingen binnen de journalistiek dankzij digitale media, waarbij de rollen min of meer worden omgedraaid, zoals Dan Gillmor zegt: “Journalism had become the domain of professionals, and amateurs were sometimes welcomed into it – as with the op-ed page. Whereas the weblog is the domain of amateurs and professionals are the ones being welcomed to it” (2004: 30). De regionale krant Maar journalistiek bestaat niet alleen bij de gratie van digitale media: geschreven pers in de vorm van kranten en tijdschriften, hoewel vanwege inkrimpingen en bezuinigingen vaak gefuseerd, is nog steeds de meest gangbare vorm van journalistiek. Juist regionale kranten hebben de potentie meer aansluiting te vinden bij haar publiek door nieuws te regionaliseren, zodat het dichterbij de belevingswereld van de lezer komt te staan (Rutten, 2006).
Zo bestaat De Barneveldse Krant, die later nog uitgebreider aan bod zal komen, niet alleen uit nieuwsberichten en –verhalen, maar wordt er veel ruimte opengelaten voor invulling vanuit de kant van de Barnevelder. Een dagelijks terugkerende rubriek is bijvoorbeeld ‘Huisnummer 9” waarbij de bewoner van een huis met het nummer 9 aan het woord wordt gelaten over zijn of haar relatie met de woonplaats, de omgeving en de mensen. Op die manier wordt er in de krant niet alleen een beeld geschetst van wat er gebeurt in Barneveld, maar met wie dat gebeurt. 7
De keuze voor een civiele benadering van nieuws, die bij weblogs eigenlijk automatisch wordt gemaakt, is dus niet voorbehouden aan digitale media. En dat mag ook niet, want bij traditionele media ontbreekt het nog wel eens aan aansluitingen bij de interesses en behoeftes van de lezer, zoals we zullen zien in hoofdstuk drie. Aan de ene kant hebben digitale media ervoor gezorgd dat journalisten minder op pad gaan en volgens critici dus minder aanvoelen wat er in de samenleving leeft; en aan de andere kant bieden dezelfde digitale media dankzij het interactieve karakter juist legio mogelijkheden om de relatie tussen journalist en burger te verstevigen (Blanken & Deuze 2003: 40). Onderzoek uit de VS heeft uitgewezen dat er onder journalisten veel steun is om de werkwijze daarom op een civiele manier aan te pakken. “De sterkste steun wordt gevonden bij journalisten van kleinere dagbladen, bij journalisten die belang hechten aan kleinschalig nieuws en bij journalisten die vinden dat het goed gaat met hun krant” (Drok et al., 2001: 31). Casestudies Om te kijken hoe de praktijk zich verhoudt tot de bevindingen die bovenstaande journalistieke genres op gaan leveren, introduceer ik in hoofdstuk vier twee casestudies. Het weblog www.unieuws.nl is een voorbeeld van een weblog waarbij de bezoekers zelf, in dit geval inwoners van Utrecht en omgeving, berichten kunnen posten en kunnen reageren op berichten van anderen; op die manier ontstaat er journalistieke berichtgeving zonder dat daar professioneel geschoolde journalisten aan te pas komen. De Barneveldse Krant daarentegen is een voorbeeld van een dagblad dat, ondanks de dalende oplagecijfers van de meeste kranten, juist door een civiele aanpak van de journalistiek zich staande weet te houden.
Ik bestudeer deze cases aan de hand van de verschuivingen die door Nico Drok et al. Als kenmerken van civiele journalistiek worden betiteld (2001: 34), namelijk: - van eenrichtingsverkeer naar openheid en interactiviteit - van instituties naar burgers en hun onderwerpen - van politieke tactiek naar gevolgen voor de burgers - van mislukkingen en extremen naar oplossingen en alternatieven - van losse feiten naar pragmatische context - van passief (nieuws)consumentisme naar actief burgerschap
Aan de hand van dit onderzoek verwacht ik geen verregaande conclusies te kunnen trekken over de (on-)mogelijkheden van weblogs en kranten om civiele journalistiek te bedrijven; ik kan slechts een indicatie geven van de potentie die digitale media zoals Unieuws bieden in vergelijking met analoge journalistiek zoals de Barneveldse Krant.
8
Hoofdstuk
2
Journalistiek & digitale cultuur
2.1 Inleiding “We dachten dat we 500 tv-kanalen zouden krijgen met interactieve tv. We dachten dat drukwerk dood was en hypertext nog vijftig jaar op zich zou laten wachten. En kijk aan: wat interactieve tv is, weten we nog altijd niet, hypertext blijkt het world wide web te zijn en wat wordt op dat web het meest verkocht? Juist, boeken” (Paul Saffo, geciteerd in Blanken & Deuze, 2003: 23-24). Ondanks de digitalisering van alles wat los en vast zit (film, televisie, radio, boeken) is drukwerk allerminst dood. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de impact die de ontwikkeling van digitale mediavormen wèl kan hebben op het journalistieke landschap.
2.2 Participatiecultuur Voordat we ingaan op de digitalisering ten opzichte van civiele journalistiek, is het noodzakelijk eerst wat feiten over deze digitalisering op een rij te zetten. Ten eerste hebben digitale media de manier waarop mensen met elkaar communiceren veranderd. Zo worden er steeds minder brieven verstuurd en wordt er steeds meer geë-maild, gechat en gebeld.1 Dit verandert ons begrip van communicatie: volgens Habermas en Heidegger moet communicatie voornamelijk gericht zijn op het bereiken van wederzijds begrip en niet zozeer op een doel, zoals het duidelijk maken van je behoeftes (Meyerson, 2001, 48-49). Daarom classificeert Meyerson deze twee filosofen als zijnde tegen de digitalisering van communicatievormen, waarbij lijfelijke aanwezigheid en dialoog plaatsmaken voor virtualiteit en oppervlakkigheid. Ook Habermas’ ideaal van de publieke sfeer als een plaats voor discussie en opinie tussen burgers heeft een aantal veranderingen ondergaan. Debatten worden steeds vaker op internetfora en weblogs gevoerd dan in koffiehuizen en andere openbare ruimtes. Door Habermas’ standpunten ten opzichte van communicatie en publieke sfeer in contact te brengen met het huidige medialandschap zal ik in de volgende alinea’s uiteenzetten in hoeverre Habermas’ idealen nog wel tot uiting komen in en van toepassing zijn op het tegenwoordige journalistieke veld.
Weblogs zouden volgens Dan Gillmor de ontbrekende schakel kunnen zijn in de huidige communicatieketen. “[W]eblogs and their ecosystem are expanding into the space between email and the Web, and could well be a missing link in the communications chain” (2004: 28). Habermas ziet dergelijke massamedia in combinatie met vervagende grenzen tussen privé en 1 De helft van alle brievenpost die in Nederland wordt verstuurd bestaat uit kerstkaarten. De rest van het jaar zijn de sorteercentra van TPG Post overbemand: nieuwe communicatiemiddelen zorgen dus voor gedwongen ontslagen. Bron: NRC Next, 11 april 2006, 11.
9
staat echter als dooddoeners voor de publieke sfeer. Zoals Habermas zegt: “When the laws of the market governing the sphere of commodity exchange and of social labor also pervaded the sphere reserved for private people as a public, rational-critical debate had a tendency to be replaced by consumption, and the web of public communication unraveled into acts of individuated reception, however uniform in mode” (geciteerd in: John B. Thompson, 1992: 113). Habermas vreest dus dat massacommunicatie een radicale vorm van commercialisering met zich meebrengt, die van mensen consumenten maken en vrij baan geeft aan wat hij betitelt als ‘opinion management’ waarbij de media het actieve denkwerk van de mens overnemen (ibid).
Een van de speerpunten van Habermas is dan ook participatie: mensen moeten deelnemen aan discussies, demonstraties, politiek, kortom, aan de samenleving. John B. Thompson vat dit standpunt als volgt samen: “It embodied the idea that a community of citizens, coming together as equals in a forum which is distinct both from the public authority of the state and the private realms of civil society and family life, was capable of forming a public opinion through critical discussion, reasoned argument and debate” (1992: 112). Habermas acht dit proces bevorderlijk voor de ontwikkeling van wat hij noemt een participatiedemocratie. Hoewel massamedia zoals film en televisie enerzijds een nivellerend effect hebben zoals Habermas (en Heidegger) zeggen, is het onjuist om media te classificeren als zijnde incapabel om de burger te betrekken bij wat zich voltrekt in de samenleving. Kranten en journaals informeren de burger en stellen hem op de hoogte van wat er gebeurt. Hoewel dit proces vrijwel alleen bestaat uit eenrichtingsverkeer (ingezonden brieven, ombudsmannen en een eventuele klachtenlijn uitgezonderd) bieden de huidige technologische ontwikkelingen tal van mogelijkheden voor participatie aan de kant van het publiek.
Zo kunnen weblogs beschouwd worden als openbare ruimtes waarin stellingen, standpunten en ideeën worden uitgewisseld tussen iedereen die zich daartoe geroepen voelt. Het principe van een weblog is simpel: iemand houdt binnen een gebruiksvriendelijk content management systeem zijn belevenissen bij. Dat kan zijn op privé-gebied, maar het kan ook van zakelijke, artistieke of economische aard zijn. Terwijl de wat statischer website weinig tot geen feedback toelaat, is het weblog uiterst toegankelijk voor lezers en bezoekers die een mening hebben over het onderwerp waar de auteur(s) van de weblog een bericht over post. De mogelijkheid om te reageren op berichten die gepost worden en de daaropvolgende reacties kunnen aanleiding zijn voor de vorming voor iets wat zich in de richting van Habermas’ publieke sfeer zou kunnen ontwikkelen. Via deze mogelijkheid om te reageren is dus juist sprake van dialoog die, hoe prikkelender het onderwerp, zelfs kan evolueren naar kritisch debat.
10
Jeroen Steeman, noemt in zijn afstudeerscriptie “Blogocratie: hoe weblogs burgers weer bij de politiek betrekken” de blogosfeer het toonbeeld van Habermas’ publieke sfeer: “[I]n een publieke sfeer moet immers iedereen gelijkwaardige toegang hebben, mogen machtsverschillen geen rol spelen en moet de waarachtigheid van uitspraken te controleren zijn. Aan al deze drie eisen kan in de blogosfeer voldaan worden. Burgers kunnen door middel van weblogs virtueel bij elkaar komen om zonder machtsverschillen onderwerpen van algemeen belang te bespreken” (2005: 109). Dat dit een nogal vereenvoudigd en utopisch beeld is van de eisen zijn die Habermas aan een publieke sfeer stelt, beschrijft Gary Thompson in zijn artikel “Weblogs, warblogs, the public sphere, and bubbles” (2003). Doordat weblogs vaak een bepaalde grondslag hebben (bijvoorbeeld links of rechts georiënteerd) meent hij dat gelijkgestemden vrijwel automatisch bij elkaar terecht komen en zo weinig in contact (willen) komen met andersdenkenden en hun argumenten. De website Slashdot komt volgens Andrew Ó Baoill vanwege het open en interactieve karakter voor een groot deel wel overeen met Habermas’ filosofie: “[T]he analysis of Slashdot under these headings, while not always positive, must ultimately be viewed as confirming the power of the Internet to provide a strong public sphere in the twenty-first century” (2000: www.firstmonday.org).
Toch is Habermas’ publieke sfeer niet van toepassing op de huidige informatiemaatschappij, vindt John B. Thompson, die zich in zijn boek Ideology in Modern culture (1992) afvraagt in hoeverre Habermas’ theorieën nog actueel zijn. Hij geeft aan dat “[T]he media of print have increasingly given way to electronically mediated forms of mass communication, and especially television; and these new media have transformed the very conditions of interaction, communication and information diffusion in modern societies. The original idea of the public sphere, bound to the medium of print and to the conduct of face-to-face interaction in a shared physical locale, cannot be directly applied to the conditions created by the development of new technical media” (1992: 119-120). Hiermee zegt hij dus dat Habermas’ opvatting van publieke sfeer zich eigenlijk te veel beperkt door alleen drukwerk en mondelinge communicatie als toelaatbare media toe te staan.
Behalve dat Thompson vindt dat Habermas’ ideeën over publieke sfeer ontoereikend zijn vanwege de uitsluiting van mensen op grond van kennis, afkomst en geslacht (1992: 112), is hij van
mening
dat
Habermas
“one-sided
and
overly
negative”
(1992:
114)
is
over
massacommunicatie in relatie tot publieke sfeer door zozeer de nadruk te leggen op passiviteit, commercialisering en consumentisme. Publieke sfeer zoals Habermas zich dat voorstelt is onder de huidige omstandigheden dan ook onmogelijk, stelt Thompson. Daarom moeten we volgens hem toe naar een hernieuwd besef van de mediatie van de moderne cultuur
11
en de democratisering van moderne politiek (1992:120). Wat er met deze democratie gebeurt onder invloed van nieuwe media acht Henry Jenkins onzeker. Aan de ene kant bestaat de mogelijkheid dat de postmoderne pluriformiteit en heterogeniteit die zo kenmerkend is voor nieuwe media een soort fragmentatie onder het publiek; aan de andere kant zijn juist nieuwe media zoals weblogs uitermate geschikt om de grote bulk informatie die via radio en televisie onze woonkamer binnenkomt te verwerken in toegankelijke berichten met vernieuwende perspectieven: “Broadcasting will place issues on the national agenda and define core values; bloggers will reframe those issues for different publics and ensure that everyone has a chance to be heard” (Jenkins, 2002: www.technologyreview.com).
Een democratisch medium moet volgens Lloyd Morrisett voldoen aan zes eisen: “access, information, discussion, deliberation, choice, action” (2003: 27). De meeste van deze kenmerken zijn in digitale media zoals weblogs wel aanwezig maar slechts in beperkte of oppervlakkige mate. De theoretische mogelijkheden van internet zijn haast onbeperkt, maar volgens Benjamin R. Barber moeten we dit niet zien als veelzijdigheid, maar is het veeleer een vorm van segmentatie die zich online voordoet (2003: 34). “Diversity” is volgens hem niets meer dan een marketingtool, maar in feite bieden media vooral veel van hetzelfde. Hierdoor komt de democratie in gevaar, terwijl Barber vindt dat juist technologie de democratie moet dienen (2003: 47).
Marshall McLuhan onderscheidde wat interactiviteit betreft twee vormen: ‘hot media’ en ‘cool media’. De eerste definieerde hij als een medium dat weinig participatie toelaat, de tweede juist veel. De mediarevolutie waar hij zijn denkbeelden op reflecteerde was de visuele revolutie, die van de televisie. Het is daarom niet verwonderlijk dat McLuhan vond dat “in the age of television we see a return to cool values and the inclusive in-depth involvement and participation they engender” (1969: www.digitallantern.net). Had McLuhan de digitale revolutie meegemaakt, dan had hij ongetwijfeld internet, mobiele telefonie, computergames en andere digitale media nog meer dan televisie beschouwd als ‘cool’ media. Nieuwe media typeren zich naast multimedialiteit en virtualiteit immers door interactiviteit en connectiviteit (in: Jos de Mul, 2005: 124-130) en zoals het voorbeeld van het weblog al aantoonde staat ‘actie en reactie’ hierbij hoog in het vaandel.
Dat is precies waaraan het bij de traditionele journalistiek ontbreekt, vindt Dan Gillmor. “In the past 150 years we’ve essentially had two distinct means of communications: one-to-many (books, newspapers, radio and TV) and one-to-one (letters, telegraph and telephone). The internet, for the first time, gives us many-to-many and few-to-few communications. This has vast implications for the former audience and for the producers of news because the
12
differences between the two are becoming harder to distinguish” (2004: 26). Eenrichtingsverkeer wordt dankzij de digitalisering tweerichtings- of meerrichtingsverkeer, waardoor niet niet alleen de nieuwsmaker maar ook de nieuwslezer actief betrokken wordt bij het proces van nieuwsgaring, perceptie en discussie. Gillmor noemt hen “average people who want to be part of the conversation” (2004: 68). Internet geeft mensen een stem en in dat opzicht sluit internet naadloos aan op Habermas’ communicatie- en participatie-idealen, concludeert Suze Krijnen in haar essay “We-Media: weblogs voor een betere civiele journalistiek” (2004: 17). Dit gaat echter alleen maar op wanneer we Habermas’ voorwaarden zoals verwoord in de vorige alinea’s voor het functioneren van deze publieke sfeer schrappen en het alleen bij de essentie van zijn betoog houden: in de 21e eeuw kan publieke sfeer alleen bestaan bij de gratie van toegankelijkheid, communicatie en participatie via alle mogelijke wegen. Om te kunnen zeggen dat weblogs “het ideaal van Habermas in de praktijk” zijn (ibid), zijn Habermas’ restricties wat dat betreft simpelweg te streng.
2.3 Van pamflet tot internet John Pavlik signaleert vier veranderingen die hebben plaatsgevonden sinds de introductie van digitale media in de journalistiek: ten eerste verandert de aard van het nieuws; ten tweede verandert de manier waarop nieuws verkregen en verwerkt wordt; ten derde zijn de structuur van de redactie en de nieuwsindustrie gewijzigd, en als laatste signaleert hij een verschuiving in de relatie van de journalist met zijn publiek (dat kan bestaan uit lezers, bronnen, adverteerders en overheden) (2001: xiii). In de komende alinea’s zal ik deze processen kort nalopen, maar om hierover wat te kunnen zeggen is het eerst nodig de journalistieke geschiedenis en terminologie eens uit te pluizen.
De eerste journalistieke bronnen verschenen in de 18 eeuw in de vorm van pamfletten en essayistisch volgeschreven tijdschriften over wetenschap en cultuur, typische thema’s voor de Verlichting. De eerste kranten stonden aanvankelijk vol met moeilijk leesbare tekst en waren er amper visuele elementen in te bespeuren. Daarnaast was er ten tijde van de vroegmoderne pers sprake van een strenge censuur die bijvoorbeeld directe satire op staatshoofden verbood. Bovendien was drukwerk duur en dus alleen weggelegd voor de elite. Halverwege de achttiende eeuw kwam de liberale pers op, de spreekbuis van de publieke opinie met aan het hoofd het Algemeen Handelsblad, Nieuwe Rotterdamsche Courant en de Gids.
Met de afschaffing van het dagbladzegel in 1869 werd de krant ook toegankelijk voor mensen die wat minder te besteden hadden maar toch op de hoogte wilden blijven van wat er in hun omgeving gaande was. Kranten waren in het begin vooral politiek van aard, zoals ‘De standaard’, de krant die Abraham Kuyper in 1872 oprichtte ten goede van zijn partij de ARP.
13
Daarnaast was de journalistiek nog niet zodanig ontwikkeld dat men er een fulltime beroep van maakte: vandaar dat veel kranten en tijdschriften slechts een kortstondig bestaan beschoren was. In de overgang van de negentiende naar de twintigste eeuw zorgden technologische ontwikkelingen voor een eerste stap richting massamediale journalistiek: opkomende persbureaus zorgden voor een constante nieuwsstroom, de telegraaf zorgde ervoor dat nieuwsberichten in korte tijd grote afstanden konden overbruggen en advertenties in kranten zorgen voor stimulatie van massaproductie en –consumptie.
Aan het begin van de twintigste eeuw, toen de Eerste Wereldoorlog in volle gang was, werd de krant als nieuwsmedium steeds belangrijker. Omdat Nederland een neutrale houding aannam tijdens deze oorlog gingen de gebeurtenissen grotendeels aan de bevolking voorbij. Hierdoor ontstond er een behoefte aan nieuws van het front, waar niet alle kranten even gretig gehoor aan gaven. De Telegraaf waagde zich als pionier op het slagveld door met een menselijke invalshoek de gebeurtenissen te verslaan. De emotioneel-betrokken stijl die de krant hierbij en bij de berichtgeving over andere nieuwsfeiten hanteerde, werd door andere kranten geschuwd en afgekeurd vanwege het populaire taalgebruik en de toegankelijkheid waarmee de tekst gepresenteerd werd. Toen bleek dat deze stijl wel degelijk aansloeg bij het publiek, werden ook de andere dag- en weekbladen min of meer gedwongen om afstand te doen van de beheerst-afstandelijke stijl die zij aanvankelijk hanteerden, en deels over te gaan op de emotioneel-betrokken stijl van De Telegraaf. Dit uitte zich in verschillende opzichten: “[I]n de emotioneel-betrokken stijl was meer aandacht voor het nieuwsbericht, de reportage, het interview en het commentaar.[…] Het gebruik van illustraties en de verscheidenheid in genres nam toe (Broersma, 1999: 86-87).
Na de twee Wereldoorlogen en de verzuiling van de jaren vijftig waarbij iedere gezindte een eigen omroep en krant had, was wel duidelijk dat media een niet weg te denken rol zouden spelen in de Nederlandse samenleving. De ‘styleshift’ die aan het begin van de twintigste eeuw plaatsvond onder druk van De Telegraaf geeft aan dat er behoefte is aan toegankelijk nieuws in een menselijk jasje, in de vorm van bijvoorbeeld achtergronden en reportages. Aan het eind van de twintigste eeuw wordt de vraag vanuit de bevolking al steeds meer nageleefd, volgens sommigen zelfs te veel2. Technologische vernieuwingen hebben het domein van de journalistiek uitgebreid van elitaire krant of tijdschrift naar radio, televisie en op dit moment internet in de vorm van websites, blogs, podcasts, vodcasts en livestreams. Waar traditionele journalistieke vormen zoals drukwerk, radio en televisie volgens sommigen de ‘feeling’ met het
2 Bijvoorbeeld Joris Jansen die vindt dat journalistiek door te veel rekening te houden met het publiek vervalt in oppervlakkig human interest: http://crossmediaforum.web-log.nl/log/5477276
14
publiek hebben verloren, vangt internet dit op. In de komende alinea’s wordt dan ook nagegaan op welke manier internet de traditionele journalistiek wijzigt.
2.4 Nieuwe media, nieuwe journalistiek? Het proces van nieuws blootleggen en op een toegankelijke manier naar buiten brengen is de kern van de journalistiek. Het is voornamelijk de manier waarop dit gebeurt dat onder toedoen van digitale media verandert. Aan de hand van Pavliks vierendeling ga ik deze veranderingen langs.
Als eerste noemt Pavlik de verandering in de aard van het nieuws. Niet alleen maakt internet het mogelijk via RSS-feeds razendsnel op de hoogte te zijn van het laatste nieuws, het wordt ook in een ander jasje opgediend. Digitaal nieuws gaat vaak gepaard met audiovisueel materiaal in de vorm van streaming video of audio, of het bericht bevat links naar externe bronnen die het verhaal bevestigen of uitwerken. Daarnaast zijn digitale media minder formeel dan gedrukte media. Tekst die specifiek geschreven is voor het web is sowieso korter en bondiger, maar het karakter van internet geeft bloggers bijvoorbeeld de mogelijkheid hun eigen draai aan een tekst te geven. Zo gaat het weblog GeenStijl op een eigenzinnige manier met nieuwsberichten om. Het nieuws dat VVD-politica Ayaan Hirsi Ali een autobiografie gaat uitbrengen leverde op tien april 2006 het volgende bericht op op GeenStijl:
Of bovenstaand bericht überhaupt journalistiek te noemen is, is een discussie die ik hier niet wil voeren. Wat ik met dit bericht wil zeggen is dat nieuws in handen van een weblog zoals GeenStijl een eigen leven gaat leiden. Internet heeft een geheel eigen manier van omgaan met nieuws waardoor het op een persoonlijkere, gekleurdere of anderszins gewijzigde manier bij de lezer aankomt.
15
De tweede verschuiving die Pavlik signaleert is de manier waarop nieuws wordt vergaard en verwerkt. Ook hierbij spelen nieuwe media zoals internet een steeds grotere rol. De redactie hoeft niet meer op zoek naar nieuws; bericht na bericht komt binnenrollen via Teletekst of de ANP nieuwsbank. Ook wat daar vervolgens mee gebeurt is grotendeels digitaal. Voor followups, achtergrondverhalen en nieuwsanalyses gaan journalisten minder de straat op en meer bellen en e-mailen. “De noodzaak zelf op pad te gaan om nieuws te zoeken en gebeurtenissen te verslaan is voor veel journalisten sterk verminderd”, bevestigen Blanken & Deuze (2003: 40).
De derde verandering ziet Pavlik voltrekken op de redactie. Niet alleen zitten journalisten zoals we bij het vorige punt zaten steeds meer op hun werkplek dan op locatie, de samenstelling van de redactie heeft tevens veranderingen ondergaan. De meeste kranten- en tijdschriftenredacties hebben een eigen internetredactie die de bijbehorende website voorziet van nieuws en ander materiaal. Ook verandert de samenstelling van de redactie vanwege bezuinigingen die dankzij de opmars van digitale kranten en tijdschriften zijn ingevoerd.
De laatste verandering die dankzij internet is aangebroken is de veranderende relatie tussen journalist en publiek. Enerzijds verliest de krantenjournalist zijn publiek uit het oog door alle al dan niet digitale concurrentie, zoals Hans Wansink, politiek commentator van De Volkskrant zegt in Even geen Den Haag vandaag: “[V]ersterking van de binding tussen krant en lezer is noodzakelijk omdat de krant steeds minder een primaire nieuwsbron is. Gratis media als televisie, teletekst, radio, internet, Metro en Spits hebben die functie overgenomen” (Drok et al., 2001: 63). Anderzijds versterkt internet de band tussen nieuws en publiek in verschillende opzichten: weblogs maken het nieuws persoonlijker; weblogs prikkelen het ontstaan van online discussies; iedereen kan nieuws vinden, maken en publiceren (Harper, 2003: 272).
Dit laatste ziet Henk Blanken als een ontwikkeling die de journalistiek overbodig maakt: “Journalistiek is niet meer nodig omdat iedereen journalist is. De journalistiek is overbodig omdat de samenleving steeds meer een redactioneel karakter krijgt, waar iedereen voortdurend met elkaar in een nieuwsvergadering zit om te besluiten wat de meest belangrijke en relevante informatie van de dag, het uur of het moment is. […]Je zou kunnen zeggen dat wat we ‘nieuwe’ media noemen laten zien wat onder het juk van de ‘oude’ media altijd al ons aller burgerrecht was: zelf journalist worden” (2005: www.henkblanken.nl). Net als de eigenaar van OhmyNews is Blanken de mening toegedaan dat iedereen een journalist is, alleen heeft dat voor hem een negatieve connotatie. In het volgende hoofdstuk ga ik bekijken in hoeverre de veranderingen die we in dit hoofdstuk hebben gesignaleerd naar aanleiding van de digitale revolutie een civiele vorm van journalistiek tot gevolg kunnen hebben.
16
Hoofdstuk
3
Civiele journalistiek=multimediale journalistiek?
3.1 Inleiding Civil journalism; new journalism; civiele journalistiek; burgerjournalistiek; citizen journalism: vijf verschillende benamingen voor hetzelfde fenomeen: het naar elkaar toe groeien van burger en journalist in de vorm van een nieuwe journalistieke stijl. Dit is geen nieuw proces, maar het is met de komst van de mogelijkheden van digitale media wel nieuw leven ingeblazen. Zo vraagt “Alper” zich af op het weblog van journalist en mediaspecialist Henk Blanken: [W]eblogs bieden veel meer mogelijkheden. Je hebt reacties voor direct commentaar, links waarmee je je bronnen kunt laten zien, doorzoekbaarheid van het weblog en van de hele blogosphere en een hele brede keuzemogelijkheid voor de consument. Zou een journalist dan op een rijk medium als een weblog niet veel beter tot zijn recht komen?” (2005: www.henkblanken.nl). In het komende hoofdstuk zal gekeken worden in hoeverre civiele journalistiek bevorderd zou kunnen worden door nieuwe media zoals weblogs. Hiertoe zal eerst een beschrijving geworden gegeven van de term ‘civiele journalistiek’ aan de hand van de perspectieven van betrokken journalisten en mediaspecialisten. Daarna analyseer ik in hoeverre het karakter van digitale media aansluiting heeft met de aard van deze soort van journalistiek.
3.2 Civiele journalistiek “Journalism conducts the conversation of a culture”,(Drok et al., 2001: 29) wordt er in Even geen Den Haag vandaag gezegd over de functie van civiele journalistiek. Een vorm van journalistiek die luistert naar de samenleving en de leden ervan een stem geeft in een wisselwerking tussen journalist en burger. Volgens mediadeskundige Jay Rosen is een dergelijke vorm van toenadering tussen deze twee groepen nodig vanwege de kloof die er de afgelopen jaren is ontstaan, zoals hij signaleert in de VS: “[J]ournalisten die volgens de gangbare methoden werkten, dreigden langzaam los te raken van het web van vertrouwen dat hen met de rest van de natie verbindt” (In Drok et al., 2001: 12). Daarom pleit Drok voor een zes-tal veranderingen binnen de huidige journalistiek die hij als volgt typeert (ibid: 61).
-
van eenrichtingsverkeer naar openheid en interactiviteit
-
van instituties naar burgers en hun onderwerpen
-
van losse feiten naar pragmatische context
-
van politieke tactiek naar gevolgen voor burgers
-
van mislukkingen en extremen naar oplossingen en alternatieven
-
van passief (nieuws-)consumentisme naar actief burgerschap
17
Voornemens die veel gemeen hebben met de denkbeelden van Habermas zoals geformuleerd in het vorige hoofdstuk. In de volgende alinea’s wordt ingegaan op praktische pro’s en contra’s van een dergelijke journalistieke stijl in verband met de mogelijkheden van digitale media.
Volgens Gijsbert van Es, politiek redacteur van NRC zit de kern van civiele journalistiek vooral in nabijheid ten opzichte van de lezer: in plaats van autoriteiten te interviewen juist gaan kijken wat een bepaalde gebeurtenis met de lezer doet. “Journalisten weten doorgaans blindelings de weg te vinden naar verantwoordelijke bestuurders, koepelvoorzitters, voorlichters en door rampspoed getroffen stadswijken. Maar wat er omgaat in het Nederland achter de vitrages en lamellen bleek voor de meesten toch nieuw, vaak zelfs schokkend en soms ook buitenissig te zijn” (in Drok et al., 2001: 71). Irene Costera Meijer, docente mediastudies aan de Universiteit van Amsterdam vult aan: “[H]eel veel journalisten hebben een enorm dédain voor het woord ‘populair’. In de populaire journalistiek gaat het er niet om wat je zelf leuk vindt, maar waar anderen iets aan kunnen hebben. Kun je je voorstellen dat een andere invalshoek dan die van jou interessante actualiteiten en opinies oplevert? […]Het gaat erom dat je het nieuws zodanig inkadert dat de mensen gaan denken: ‘oh, zit dat zo?’” (ibid: 89).
Het risico bestaat hierbij echter dat journalisten te veel achter de burger aan gaan lopen, ziet ook van Es in: “[P]olitici en politieke journalisten die te veel hun oren laten hangen naar de vluchtige opinies van burgers lopen het gevaar dat ze zichzelf degraderen tot een jukebox vol populaire deuntjes” (in Drok et al., 2001: 74). Daarmee zou de basis van goede journalistiek verloren gaan, vreest hij, en moet juist onveranderd blijven: “de kern van degelijk journalistiek werk zal toch moeten blijven: het blootleggen van een objectieve werkelijkheid op grond van geduldig feitenonderzoek” (ibid). Negatieve bijwerkingen die ook Drok et al. signaleren zijn populisme, een neiging naar optimisme (in de vorm van goed nieuws), sensatiezucht, borreltafelpraat, een gebrek aan diepgang en het in gevaar komen van journalistieke waarden als objectiviteit, afstandelijkheid en afhankelijkheid (2001: 27-30).
Daarnaast hecht van Es niet zoveel waarde aan een geleidelijke overstap naar de agenda van de burger in plaats van een journalistiek met eigen prioriteiten. “De agenda van de burger bestaat niet. Het is hooguit een boodschappenlijstje waarop vandaag een kilo suiker en morgen een pond drop kan staan” (ibid: 73). Dat denkt ook Emile Fallaux, hoofdredacteur van Vrij Nederland: “[A]ls je het publiek vraagt wat het wil, hoor je nooit iets interessants. Wij journalisten zijn er 24 uur per dag mee bezig, wij weten dat zelf. Het is onze taak om de wereld
in
te
gaan”
(2005:
interview
op
www.redactietuin.nl).
Hij
verafschuwt
internetjournalistiek, zijn journalisten mogen dan ook zo min mogelijk op de redactie zitten,
18
geeft hij aan: “[D]ronken worden met Rob Oudkerk of de zoon van Jeb Bush, dan kom je dingen te weten” (ibid).
26 december 2004: een allesverwoestende tsunami overrompelt grote delen van Azië. Mensen verdrinken, verliezen hun bezittingen of dierbaren en zijn voor hun leven getekend. “De zeebeving is niet alleen de grootste ramp uit de nabije geschiedenis, maar bij voorbaat ook de best gedocumenteerde”, geeft Frits van Exter, hoofdredacteur van het dagblad Trouw, aan (in Trouw, 8 januari 2005: 20). Binnen een mum van tijd waren filmpjes, foto’s en geluidsfragmenten te downloaden op het web: “[T]erwijl de meeste journalisten nog onderweg waren, werd het verhaal al verteld en in tienden van seconden verspreid over internet vanwaar het ook televisie en dagbladen bereikte” (ibid). Waarmee hij maar wil aantonen dat de journalistiek niet langer per definitie een domein is van professionals: “[W]at voorbehouden was aan de professionele journalistiek, is nu binnen bereik van iedereen gekomen. Internet, weblogs, e-mail, camera's, mobiele telefonie - de digitale revolutie is zo ver gevorderd dat 'gewone' mensen ter plekke vrijwel rechtstreeks verslag kunnen uitbrengen aan de rest van de wereld” (ibid).
De moord op Theo van Gogh op 2 november 2004 is nog zo’n voorbeeld van een gebeurtenis waarbij de aanwezigheid van ‘gewone’ burgers van groot belang kan zijn. De foto van de vermoorde cineast die dezelfde avond in de avondkranten en de volgende ochtend in de dagbladen stond was namelijk gemaakt door een voorbijganger met een mobiele telefoon. Bij onverwachte en belangrijke gebeurtenissen als deze worden journalisten zo langzamerhand achterhaald door de geavanceerdheid van digitale media. In de volgende paragraaf wordt ingegaan op de vraag of het dezelfde digitale media zijn die het werkterrein van civiele journalistiek bepalen.
3.3 multimediale journalistiek “‘Dit is het tijdvak der dilettanten,’ meldde buitenlandcorrespondent Coen van Zwol kort geleden op zijn weblog. ‘Iedereen blogt, podcast, filmt, fotografeert, maakt radio en tv. Iedereen kan alles en doet alles, resultaat is een wereldwijd spinrag van gepruts, geflits en gekakel. Het internet is als debat tussen cocaïneverslaafden: iedereen praat, niemand luistert” (2006: www.denieuwereporter.nl). Het effect daarvan wordt duidelijk aan de hand van zoiets banaals als een stripverhaal uit de Donald Duck van 7 april 2006. Uitvinder Willie Wortel heeft de Schrijf-o-maat uitgevonden; een apparaat dat je gedachten overzet naar een gedrukte tekst in de vorm van een boek. Binnen de kortste keren hebben alle inwoners van Duckstad de machine in huis en is iedereen schrijver geworden. Gevolg: boeken in overvloed, maar niemand die ze leest. De mogelijkheden van digitale media zoals omschreven en uitgebeeld in het vorige
19
hoofdstuk en voorgaande paragraaf hebben kennelijk ook een keerzijde. In hoeverre dragen de interactieve en toegankelijke eigenschappen van zoiets als een weblog dan eigenlijk nog bij aan de vorming van een civiele journalistiek? Of maken weblogs van journalistiek een markt zonder klanten omdat iedereen koopman is?
Frederik Marain, consultant nieuwe media en lector aan de Katholieke Universiteit Leuven zegt niet te geloven in weblogs. “De meeste bloggers zijn mensen die over alledaagse trivia schrijven. En het gros van de anderen blijft voor 95 procent de traditionele media gebruiken als primaire bron.” Hij vindt dat weblogs wel een bijkomende bron van informatie kunnen zijn. “In die zin kunnen journalisten blogs over hun vakdomein niet langer links laten liggen” (in De Tijd 22-11-2004: 22) Ook signaleert hij dat weblogs inspelen op de veranderingen in de manier waarop mensen met nieuws omgaan. “Vroeger bleef het publiek wachten op wat het voorgeschoteld kreeg, maar vandaag gaan de mensen zelf actief op zoek naar nieuws” (ibid). Ook Niels Hendriks, docent webcommunicatie aan de Katholieke Hogeschool Limburg, is bang dat de weblog niet meer is dan een tijdelijke hype: “[E]en internetdagboek is slechts een uitingsvorm die binnen vijf jaar grotendeels verdwenen zal zijn. Door de exponentiële groei van het aantal weblogs, wordt het ook steeds moeilijker om ze naar waarde te kunnen schatten en het kaf van het koren te scheiden. Alleen het ideaal dat iedereen naar hartelust kan publiceren, zal overeind blijven” (ibid). Het gevaar loert dus dat door de enorme populariteit van weblogs men door de bomen het bos niet meer ziet.
Tomas Kaan en Martijn de Waal gingen in hun driedelige serie artikelen “De webloggende man”, (2006) gepubliceerd op het groepsweblog www.denieuwereporter.nl, in op de mogelijkheden van weblogs om ingezet te worden als journalistiek medium. Ze begonnen met hoge verwachtingen, maar kwamen na rondvraag bij betrokken journalisten, schrijvers en correspondenten tot de conclusie dat ondanks de potentie van het weblog daar nog niet optimaal gebruik van wordt gemaakt. De kwaliteit van weblogs is variabel, afhankelijk van de mate van intensiteit waarmee er het weblog onderhouden wordt. De meerwaarde van het weblog boven de traditionele weblog zit hem in de mogelijkheid om nieuws te verpersoonlijken, er een eigen draai aan te geven, “onderwerpen die nooit over de drempel van de eindredactie zullen gaan” zo geeft NOS-correspondent Tim Overdiek te kennen.
Het weblog geeft dus ruimte aan teksten die je in een krant niet zou tegenkomen. Maar aan de andere kant kom je in een krant dingen tegen die je op een weblog niet snel zal vinden, zoals diepgravende analyses. Op dat punt komt het weblog juist met de mogelijkheid kortere stukken aan elkaar te koppelen, tags en permalinks te hanteren, een overzichtelijke dossiers en archieven bij te houden, meent Roland Soong uit Hong Kong. Daarnaast kun je nieuwsberichten
20
op een weblog tot leven brengen door “liedjes, filmpjes of vreemde links” toe te voegen, zegt Coen van Zwol, terwijl een krant die ruimte niet biedt. Op die manier moet weblogjournalistiek steeds meer op een gesprek met de lezer gaan lijken, vindt Paul Grabowicz (ibid). Nichemarketing kan daarbij helpen, denkt John Burke (19 april 2006, www.editorsweblog.org): hij wijst op het succes van een weblog dat alleen over mountainbiken gaat. “YourMTB.com, as the blog is called, appeals to a certain niche and can create a community around that niche of mountain biking enthusiasts.”
Columnist en scenarioschrijver Martin Bril betwijfelt echter of er wel behoefte is aan een dergelijke vorm van journalistiek die zich zo nadrukkelijk laat bepalen door de lezer. Hij hecht dan ook weinig waarde aan de interactieve mogelijkheden van weblogs, laat hij weten in “De webloggende man”: “[I]k haat discussies en reacties; ze zijn meestal van het niveau ‘Lul, hou je bek dicht’. En daar reageert dan weer iemand anders op en die roept: ‘Wat nou! Respect man!’” Bril ziet een duidelijk onderscheid tussen schrijvers en lezers en vindt niet dat het aan de komst en daarmee gepaard gaande populariteit van weblogs is om daar verandering in te brengen. “Ik schrijf niet om te discussiëren, ik schrijf om het schrijven. In mijn beleving heb je schrijvers en lezers. Daarin ben ik een professional.” Ook bepalend voor de kwaliteit van een weblog zijn onderhoud en lezersaantallen. Een weblog dat niet regelmatig ververst wordt laat mensen afhaken, en beperkte bezoekersaantallen zijn er weer debet aan dat de bloggers er de brui aan geven.
Het niveau van de meeste weblogs is dus nog lang niet op zijn maximum. Voorlopig zit de meerwaarde vooral in het feit dat er sprake is van crossmedialiteit: het samengaan van verschillende media binnen een format. Volgens Dan Gillmor heeft een goed weblog dezelfde kwaliteiten als een geschreven stuk: “voice, focus, real reporting, and good writing” (2004: 114). Dat blijven kenmerken die ook in het digitale tijdperk onmisbaar blijven in een goede tekst. Dat betekent echter niet dat de journalistiek op het oude spoor door moet gaan, vindt journalist en mediadeskundige Henk Blanken. “Nieuwe mediaconsumenten vragen om een andere journalistiek. De journalist moet transparant zijn, men moet weten waar hij voor staat, wat zijn bronnen zijn, wat zijn agenda is - en hij moet de lezer de kans geven die dingen te controleren. Hij mag best een mening hebben, en die uiten, graag zelfs, zo lang maar duidelijk is waarom. En hij moet authentiek zijn, echt, integer, the real stuff” (03-06-2005: www.henkblanken.nl).
Nieuwe tijden vragen om nieuwe middelen, blijkt ook uit de manier waarop de digitalisering onze manier van kennis vergaren en teksten lezen heeft veranderd. Jakob Nielsen onderzocht het leesgedrag van de tegenwoordige internetter (in Jager & van Twist, 2001: 68). Hij kwam
21
erachter dat internetters teksten meer scannen op interessante of bruikbare onderdelen in plaats van de tekst in zijn geheel te lezen. Er wordt oppervlakkig gelezen, waarbij de meeste aandacht uitgaat naar titels en samenvattingen, maar dit lezen is wel breed georiënteerd, ontdekte Nielsen. Nieuwssites zijn het meest populair, maar deze staan meestal tegelijkertijd met andere sites open in meerdere vensters.
Deze oppervlakkigheid is kenmerkend voor de manier waarop de burger tegenwoordig aan nieuws en informatie komt: uit een grote verscheidenheid aan bronnen wordt het meest relevante onderdeel gepikt. Dat kunnen kranten, tijdschriften, televisie- of radioprogramma’s zijn, maar vooral weblogs, fora, RSS, podcasts en vodcasts bieden de mogelijkheid informatie zo persoonlijk te maken. Een papieren krant heeft immers een vaststaand aanbod, terwijl je met gebruik van RSS-feeds alleen de berichten binnenkrijgt die jouw voorkeur hebben. Ook podcasts kunnen afgestemd worden op de persoonlijke interesse of smaak, terwijl traditionele radio geen tot weinig invloed op de uitzending toelaat. In deze media-uitingen worden de behoeftes van de gebruiker steeds centraler gesteld; de achterliggende technologie heet niet voor niets ‘on demand’. In die zin staan digitale media dichterbij de gebruiker door hun persoonlijke wensen te vervullen wat betreft inhoud en informatie.
Een onderzoek van Robert Huesca en Brenda Devin heeft uitgewezen dat “readers want a dynamic mode of communication that allows them to move through the information in ways they find helpful, useful, or otherwise valuable” (2003: 302). Internet biedt daar met het “multiperspectival,
fragmented,
polyvocal
nature
of
hypertext”
(2003:
287)
legio
mogelijkheden voor. Dat betekent volgens Huesca en Devin echter niet dat traditionele journalistiek geen waarde meer heeft in het digitale tijdperk: “these forms must be augmented with a greater range of paths that are responsive to readers’ ways of making sense of abstraction” (2003: 302-303). Weblogs zijn hier onmisbaar bij, meent de president van Google Europa Nikesh Arora: "[A]ll journalists who are going to be in this business for a while need to become bloggers" (12 april 2006: www.pressgazette.co.uk). Hoewel nieuwe media niet het eind van de krant of literatuur betekenen3, dienen nieuwe media wel op een nieuwe manier gebruikt te worden om goed tot hun recht te komen. Daartoe moeten “the technical and digital agenda’s […] be set publicly and democratically,” meent Benjamin R. Barber (2003: 47).
Theoretisch gezien is internet dus een vrij open en democratisch medium. In de praktijk ligt dat echter anders. Ook journalist Charles Groenhuijssen ziet de online manifestatie van journalistiek als dooddoener voor nuance en echte discussie. Het nieuws wordt volgens hem
3 Zoals o.a. Jan-Hendrik Bakker betoogt in hoofdstuk 6 van Filosofie in Cyberspace: “Naast de elektronische simulaties […] zal de literatuur haar bestaansrecht op blijven eisen” (183).
22
voorbij gestreefd door het “opinie-circus” van internet. “Jonge kijkers/lezers zijn geen passieve consumenten meer. Ze lezen of participeren naar hartelust in chats, blogs en opiniepeilingen. Daarin is geen plaats voor nuance. Kijk in Nederland maar naar de toon van web-reacties op TV-uitzendingen of krantenartikelen. Onveranderlijk zijn de scribenten heftig vóór, maar nog veel vaker ontzettend tégen iets: Bush, Balkenende, Wilders, Pastors, de EU, ‘kut-Marokkanen’ of eenvoudig ‘de politiek’. Dankzij Internet groeit
en bloeit de
geïndividualiseerde massademocratie. Iedereen heeft altijd, overal verstand van en toetert dat luidkeels in de rondte” (www.denieuwereporter.nl: 2 april 2006). De praktijk functioneert dus anders dan de theoretische voordelen van weblogs doen vermoeden. Democratie en anarchie liggen op internet dicht bij elkaar. “It can tie together communities across nations even as it devides two college roommates sitting side by side communicating only via their screens” (Benjamin R. Barber, 2003: 46).
3.4 journalistiek als waakhond of geleidehond? Dit roept de vraag op hoe journalistiek moet functioneren in de samenleving: moet de traditionele waakhondfunctie als bewaarder van de democratie worden bijgesteld? Drok et al. vinden van wel: “[D]e functie van waakhond mag dus nooit worden ingeruild voor die van schoothond, maar wel […] worden aangevuld met die van geleidehond” (2001:25). Hieronder verstaan zij het functioneren van de journalist als iemand die de lezer begeleidt naar relevante stukken, en hobbels zoveel mogelijk vermijdt. Deze metafoor kan echter ook anders geïnterpreteerd worden, zoals Joris Jansen doet op het crossmedialog (6 april 2006): “[E]en geleidehond staat echter volledig in dienst van het baasje. Daar is dus geen enkele sprake van onafhankelijkheid meer. De lezer tevreden stellen en vasthouden om zo niet failliet te gaan kan zelfs leiden tot een journalistiek die precies datgene schrijft wat de (zogenaamde) burger wil. Dat heeft verdacht veel weg van een schoothond.” Het baasje is tegelijkertijd echter volledig afhankelijk van de vaardigheden van de geleidehond: in die zin is de geleidehond, de journalist in dit geval, dus wel degelijk bepalend voor waar de burger uiteindelijk uitkomt. Er vindt een soort wisselwerking plaats tussen journalist en burger met een wederzijdse vorm van afhankelijkheid. In die zin zijn journalisten gewoon burgers die zich de vaardigheden eigen hebben gemaakt om nieuws toegankelijk te maken, zoals Gijsbert van Es zegt: “[J]ournalisten zijn professionele burgers” (Drok et al., 2001: 44).
Hans Wolf van de opleiding journalistiek aan Hogeschool Windesheim in Zwolle pretendeert dan ook niet dat journalisten in staat zijn de wereld te veranderen: “[J]ournalisten kunnen uiteraard de democratie niet redden of burgers dwingen tot gemeenschappelijk handelen. Maar ze kunnen wel veel meer dan nu bijdragen tot de ontwikkeling van een participatiecultuur zonder te vervallen in eenzijdige actiejournalistiek, ideologisch populisme of ethische
23
luchtfietserij” (Drok et al., 2001: 98). Juist de digitale media kunnen vanwege de genoemde kenmerken bijdragen aan de ontwikkeling van een participatie, maar wel met behoud van universele journalistieke waarden, zoals Dan Gillmor zegt: “[N[o matter which tools and technologies we embrace, we must maintain our core principles, including fairness, accuracy, and thoroughness. These are not afterthoughts. They are essential if professional journalism expects to survive” (2004: 134).
De ontwikkeling van journalistiek op digitaal terrein betekent dus niet dat er een nieuw élan ontwikkeld moet worden. Alleen de toonzetting verandert als gevolg van de toenemende toegankelijkheid, interactiviteit, virtualiteit en connectiviteit van journalistiek. Alleen lijkt deze veranderende toonzetting niet bij alle journalisten van harte te gaan, zo signaleert Henk Blanken. “De instinctieve afkeer [van weblogs] moet het gevolg zijn van het succes dat blogs hebben in een lezersmarkt die voor de oude journalistiek verloren lijkt, en daarbij middelen hanteert die haaks staan op wat het oude vak als kwaliteitskenmerken ziet. […] Oude journalistiek is diepgravend, en dus lang, en dus laat. Weblogs zijn oppervlakkig, kort en onmiddellijk. Oude journalistiek scheidt meningen en feiten, weblogs doen dat niet. In oude journalistiek is de auteur een meneer op de achtergrond, die zich niet opdringt, een enkele anchorman daargelaten” (03-06-2005: www.henkblanken.nl). Weblogs bieden daarnaast een nieuw perspectief op de journalistiek, zoals Suze Krijnen zegt in haar scriptie “We-Media: weblogs voor een betere civiele journalistiek” (2004: 15). Journalisten hebben volgens haar in weblogs de waakhond van de vierde macht gevonden: blunderende journalisten worden direct gecorrigeerd door bloggers die zelf gespecialiseerd zijn in een bepaald thema.
Onmiddellijkheid, transparantie en nabijheid zijn dus belangrijk, wil de journalistiek in het digitale tijperk overleven. De sleutel hiertoe ligt deels in de kracht van weblogs, waar mensen er juist toe doen. Maar hier ligt volgens Blanken tegelijkertijd de nekslag voor de traditionele journalistiek, die dankzij digitale media niet meer als zodanig hoeft voort te bestaan in zijn visie: “We leven in een ‘redactionele’ maatschappij, waar elke burger elke dag voortdurend moet filteren, selecteren, schiften en kiezen uit een overvloed aan informatie. Dat maakt van elke mens een journalist” (ibid). Om de journalistiek als professie te laten voortbestaan moeten journalisten net als andere autoriteiten zoals politici, bedrijven en marktleiders luisteren naar hun publiek. “Then they need to learn from what they hear” (Gillmor, 2004: 68). Dat weblogs in elk geval theoretisch gezien zich hier goed voor lenen heeft dit hoofdstuk al aangetoond, en zal verder worden uitgewerkt in het volgende hoofdstuk in de vorm van de casus Unieuws.nl. De digitale revolutie heeft papier echter niet minder waarde vol gemaakt, want luisteren naar het publiek kan ook heel goed analoog. Dit komt aan bod als ik behalve het digitale Unieuws.nl ook de papieren De Barneveldse Krant analyseer.
24
Hoofdstuk
4
Casestudies
4.1 Inleiding “Het blijkt dat mensen in een wereld die alsmaar kleiner wordt juist behoefte hebben aan nieuws uit de buurt,” zegt Jur van Ginkel, hoofdredacteur van De Barneveldse Krant in nrc.next (18 april 2006: 27). De redactie deinst niet terug voor een schoorsteenbrandje of een losse stoeptegel: alles wat de gemeente bezighoudt verschijnt in de krant, het liefst zelfs op de voorpagina. Een civiele benadering van het nieuws dus. Unieuws werkt volgens hetzelfde principe: nieuws uit de belevingswereld van de burger wordt gepubliceerd. Alleen gebeurt dat in het geval van Unieuws online, en schrijft en plaatst de burger het bericht zelf. In dit hoofdstuk wordt aan de hand van de zes verschuivingen van Drok (zie pagina vijf en veertien) geanalyseerd in hoeverre deze twee journalistieke bronnen overeenkomen met de visie op civiele journalistiek zoals geformuleerd in voorgaande hoofdstukken. Een week lang heb ik De Barneveldse Krant en Unieuws geanalyseerd op het soort berichten, rubrieken en discussies dat er gepubliceerd werd. In de komende paragrafen behandel ik achtereenvolgens de resultaten voor Unieuws en De Barneveldse Krant, waarna ik terugkom op civiele journalistiek in het digitale tijdperk zoals besproken in de eerste drie hoofdstukken.
4.2 Unieuws: online zwerfvuil en rommelmarkten Unieuws is een initiatief van RTV Utrecht. Met het weblog wil de omroep “een plek bieden waar inwoners van de provincie Utrecht hun nieuws kwijt kunnen of hun mening kunnen geven over belangrijke zaken in gemeente of provincie. Unieuws.nl is een plek voor een volwassen en beschaafde discussie” (januari 2006: www.unieuws.nl). Door zich eenmalig te registreren als inwoner van een Utrechtse gemeente kunnen mensen zelf nieuws of andere opvallendheden beschrijven in een nieuwsbericht en deze posten op het weblog. Er komt geen journalist aan te pas; RTV Utrecht vertrouwt op de common sense van de bloggers om zelf voor einderedactie van hun berichten te spelen. Elke gemeente uit de provincie wordt gerepresenteerd; van IJsselstein tot Montfoort en De Ronde Venen. Vanzelfsprekend heeft de stad Utrecht de meeste bloggers, waardoor de meeste posts betrekking hebben op gebeurtenissen in de stad. Andere bloggers kunnen vervolgens reageren op deze berichten, ook daarvoor moet men zich registreren. Aan de rechterkant van de website staat een overzicht van de laatste berichten en reacties en de berichten die de meeste reacties hebben uitgelokt. Ook is daar een overzicht te vinden van de nieuwsberichten op de website van RTV Utrecht.
25
4.2.1 “van eenrichtingsverkeer naar openheid en interactiviteit” Het principe van Unieuws is dat mensen uit de hele provincie Utrecht nieuwsberichten uit hun belevingswereld posten of reageren op berichten die anderen hebben geschreven. Dat Unieuws mensen daadwerkelijk uitnodigt hetgeen zij meemaken online te delen met andere mensen en daarover in discussie te gaan met anderen, blijkt uit het bericht dat op 20 april verscheen over de stad Utrecht. “Aso maakt zwerver voor rotte kool uit en parkeert ernstig fout!” In dit bericht uitte ‘Lucas S’ zijn ongenoegen over het feit dat er in zijn buurt een man zijn auto op een asociale manier parkeert en op paasnacht een zwerver uitfoetert. Een fragment uit het bericht: “Iemand om niets de huid vol schelden, omdat iemand honger heeft, of welk een andere reden dan ook, is erg laag. En zeker gezien het tijdstip: Paasnacht. De nacht dat de wedergeboorte en verrijzenis van Christus gevierd wordt, vind ik, dat iemand die zo rijk is, best een euro kan afstaan aan een arme MEDEmens. Onbelangrijk wat deze er mee gaat doen. Eten of drugs halen.” De reacties die hierop volgden waren al even verontwaardigd van aard. Mensen wisselden ervaringen uit over de buurt waar het voorval plaatsvond, discussieerden met elkaar over het ideaalbeeld van Utrecht als stad, over zwervers, supermarkten en de politie. Een enkeling stelde zelfs voor aan een andere blogger samen een weblog te beginnen over Utrecht: “[E]ven een oproep aan Leo: Leo ik woon niet in de binnenstad, maar wel dichtbij: wellicht kunnen we een gezamelijke weblog beginnen?” Niet alle berichten op de weblog lokken echter zoveel reacties uit. Een pleidooi voor een terugkeer van de dorpsbus in de gemeente Baarn op 21 april kon slechts rekenen op één reactie.
Ongeacht de journalistieke kwaliteit van de berichten, biedt Unieuws kennelijk wel een ontmoetingsplek voor mensen waar zij zich bezig kunnen houden met gebeurtenissen in hun buurt die zelfs uitnodigen tot verdere discussie op bijvoorbeeld andere weblogs. De openheid en interactiviteit die Drok et al. verlangen van civiele journalistiek zit hem bij Unieuws dus vooral in de mogelijkheid zelf nieuws te maken en een discussie op gang te zetten. 4.2.2 “van instituties naar burgers en hun onderwerpen” Zoals we zagen in de vorige paragraaf is Unieuws primair een plek voor burgers en hun onderwerpen in plaats van instituties. Een van deze onderwerpen van de burgers was op maandag 17 april de vondst van een zwart/wit foto van een meisje bij het vuilnis. Blogger ‘Lucas S.’ riep mensen op te reageren als zij het meisje kenden of misschien wel waren. Hij opperde zelfs het voorstel om ermee naar de televisie te stappen, “dat bereikt meer mensen”.
Zijn omroep voor meer respect voor de klant in de supermarkt is ook zo’n onderwerp waarvan het onwaarschijnlijk is dat het ooit de krant zou halen, maar dat wel op Unieuws komt te
26
staan. ‘Lucas S.’ hield op zaterdag 22 april namelijk een uitgebreide rede over supermarkten, de manier waarop klanten er behandeld worden en manieren om er goedkoper uit te zijn. Een onderwerp dat leeft onder de bevolking, zo blijkt, want de dinsdag erna waren er al 26 reacties op het bericht gekomen. Hij schrijft onder andere: “[A]ls het aan de supermarkt ligt wordt je met boodschappen en al de winkel uitgegooid!!!!! Daar hou je slechte producten aan over: tevens zet het mensen aan om fastfood te kopen: dat is makkelijk af te reken: scheelt ook weer tijd: bedenk dat we in een land leven waar 50 procent van de bevolking te dik is!! Dit door dit soort praktijken> Supermarkten zijn hier debet aan!!!!!!!!!” Lucas’ betoog leverde tientallen reacties op waarin een discussie oplaaide over de mentaliteit van supermarkten die blogger Lucas aan de kaak stelde. Lucas zelf leverde hier overigens zelf de grootste bijdrage aan, samen met een paar andere bloggers (‘Dikke Leo’ en ‘Willem’) die elkaar op Unieuws geregeld bijvallen en ondersteunen. Een van Lucas’ ergernissen is bijvoorbeeld het feit dat er bij de kassa’s in supermarkten nog maar weinig ruimte is om in te pakken. Blogger ‘Dikke Leo’ heeft daarop de inpakruimtes van meerdere supermarkten in Utrecht nagemeten om Lucas’ klacht te bevestigen.
Het soort onderwerpen op Unieuws wijkt duidelijk af van de norm die in traditionele media zoals kranten gehanteerd wordt. In dat opzicht geeft Unieuws mensen een unieke kans door mensen zelf uit te laten maken welk nieuws of welke gebeurtenis relevant is om te delen met anderen. Hoewel niet iedereen hier even gretig gebruik van maakt, verlegt Unieuws grenzen door mensen zelf de rol van journalist en debater toe te bedelen. ‘R. Caarls’ zegt op 22 april: “Heerlijk om bepaalde onderwerpen tot een discussie te brengen. Eens of oneens met elkaar?….het maakt niet uit. Dus….toppers/bloggers, gezellig zo……..Ik duik mijn taxi weer in.” 4.2.3 “van politieke tactiek naar gevolgen voor de burgers” In plaats van series droge berichten over verwikkelingen in Den Haag, worden de weinige berichten die op Unieuws over politiek gaan, op een menselijke manier ingekleurd. Zo schrijft Hans Steinbrecher uit IJsselstein op maandag 24 april het volgende bericht in reactie op het voorstel om het vak Nederlands op MBO-opleidingen af te schaffen: “Nau hep ik me tog nog flink geschroken vanmorrege, de MBO-schoolen willen de Nederlandse taalonderweis gaan afschavven !Dat fint ik geen primaa idie, want er sijn alteid mensen die de taal niet magtig sein en die willen mezien de taal wel prima goed leren. Dus komp op mense, zorg dat wij alemaol goed Nederlandse kennen leren schreiven. met vriendeleike groed, Hans.” Wederom een bericht waar weinig tot geen journalistieke affectie in te bespeuren valt, maar waarin wel een duidelijk punt wordt gemaakt. De schrijver van het bericht is het niet eens met een besluit van hogerhand en verduidelijkt dit door met zijn expres verkeerd taalgebruik te
27
benadrukken dat een dergelijke ontwikkeling van negatieve invloed zou zijn op de schrijf- en taalvaardigheid van veel Nederlanders. Verder wordt er op Unieuws weinig bericht over zaken van politieke aard en de gevolgen daarvan. Waar het wel gebeurt, is het vooral met oog op praktische neveneffecten zoals bij de verkiezing van een nieuwe gemeenteraad in Utrecht stad. ‘Reimco Caarls’ klaagt in zijn post “Nieuwe gemeenteraad, zijn ze nu (echt) achterlijk???” op woensdag 19 april over de gevolgen die dit college betekent voor de uitoefeningen van zijn beroep als taxichauffeur: “Overal afsluitingen en bijna onmogelijk nog voor ons om op het voetgangersgebied te komen. Een stelletje mafkezen lijken het wel die zo iets verzinnen. Wel moesten we allemaal een vergunning aanschaffen voor ons werk op het voetgangersgebied, waarom???, Wordt er nou echt niet nagedacht wat voor een gevolgen dit besluit heeft voor de middenstand nu er ook nog eens parkeergelegenheden verloren moeten gaan op het Janskerkhof??” Een dergelijk bericht geeft aan op welke manier politieke besluiten invloed hebben op het leven van burgers, zoals een taxichauffeur in dit geval. Unieuws geeft hem de mogelijkheid zijn ongenoegen te uiten, zij het in weinig journalistieke bewoording. Politieke verwikkelingen hebben dus weinig impact op een vrijplaats als Unieuws, maar waar politieke zaken besproken worden, gaat het voornamelijk om het effect dat deze hebben op het leven van de gewone mens. 4.2.4 “van mislukkingen en extremen naar oplossingen en alternatieven” Zoals we zagen in de vorige voorbeelden, wordt er op Unieuws voornamelijk door bloggers lucht gegeven aan irritaties en protestbewegingen. Het is vooral de reactieruimte die aanleiding geeft tot discussie over mogelijke oplossingen en alternatieven, zoals in het geval van het bericht over supermarktirritaties. Unieuws komt in dat opzicht slechts in beperkte mate tegemoet aan dit kenmerk voor civiele journalistiek. 4.2.5 “van losse feiten naar pragmatische context” Omdat er bij Unieuws niet sprake is van een vaste redactie met aan het hoofd een hoofd- en eindredacteur, is er weinig samenhang in de verschillende berichten. Daar komt bij dat de aard van veel geposte berichten zoals gezegd draait om irritaties en andere dingen die mensen bezighouden en waarover ze eenmalig iets kwijt willen. Hierdoor blijven de berichten bestaan uit losse flarden, die eigenlijk niet eens feiten te noemen zijn omdat er zo empirisch gehandeld wordt. In het geval van Unieuws vindt er eigenlijk een soort combinatie plaats van bovenstaande kenmerken: berichten worden weliswaar in een pragmatische context geplaatst, maar bestaan hierbij simpelweg alleen uit losse stukjes zonder samenhang.
28
4.2.6 “van passief (nieuws)consumentisme naar actief burgerschap” Dit kenmerk is in grote mate van toepassing op Unieuws: het weblog biedt mensen uit de hele provincie immers de mogelijkheid dingen die hij of zij meemaakt in woorden te vangen en met anderen te delen. Op die manier krijgt iedereen de kans journalist te zijn in plaats van publiek. In dat opzicht beoefenen de bloggers van Unieuws een zeer civiele vorm van berichtgeving. Journalistiek is het echter voor het grootste deel niet te noemen. Het taalgebruik is informeel en niet altijd correct, zoals ook de fragmenten uit de vorige paragrafen al aangeven. Daarnaast is een journalistieke stijl in de fragmenten die hierboven geciteerd staan, ver te zoeken. Ook het empirische karakter van veel berichten getuigt van weinig affectie met de journalistieke werkwijze zoals bronnenonderzoek en hoor en wederhoor. Hoewel van weinig journalistieke aard, maakt Unieuws van passieve nieuwsconsumenten actieve burgers.
4.3 De Barneveldse Krant: graffitivandalen en plastic terrasmeubilair De Barneveldse Krant is het kleinste dagblad van Nederland met in verhouding één van de grootste oplagen: terwijl de meeste kranten lezers verliezen aan internet en andere nieuwe media, heeft de vorig jaar ingeslagen weg van De Barneveldse Krant een oplagestijging van 31% tot gevolg gehad. De Barneveldse Krant onderscheidt zich van andere regionale dagbladen door het accent te leggen op berichten uit de directe omgeving, die bewoners aanspreken en waarmee zij zich kunnen identificeren. Nationaal en internationaal nieuws staat helemaal achterin de krant; plaatselijk en regionaal nieuws op de voorpagina en voorin de krant. Hoofdredacteur Jur van Ginkel licht de Barneveldse strategie toe: “[W]e gaan ervan uit dat mensen dat soort nieuws [nationaal en internationaal nieuws] tegenwoordig wel oppikken van internet en televisie. Daar hebben ze hun dagblad niet meer voor nodig. […] Het blijkt dat mensen in een wereld die alsmaar kleiner wordt juist behoefte hebben aan nieuws uit de buurt. Het hoeft niet altijd te gaan over Den Haag, New York of Irak” (nrc.next 18 april 2006: 27). De krant heeft nu 14.527 abonnees en is nog lang niet uitgegroeid: van Ginkel ziet een taak weggelegd om met internet “superlokaal” nieuws te gaan brengen op wijkniveau, “[Z]o hopen we de band met de lezer nog verder te versterken” (ibid). De Krant verschijnt zes dagen per week aan het eind van de middag.
Bij dergelijke ondernemingen ligt volgens onderzoeker Paul Rutten de toekomst, concludeert hij in zijn rapport over de rol van regionale omroepen in een globaliserend medialandschap (2006). “De regionale publieke omroepen kunnen en moeten een grotere rol gaan spelen in Nederland. Omdat het regionale medialandschap onder invloed van saneringen in de regionale pers verschraalt, is een belangrijkere rol voor de regionale publieke omroep voor de democratie in de regio onvermijdelijk. Nabijheid is bovendien een factor van toenemend belang in het globaliserende medialandschap. Onder die noemer zijn burgers steeds beter en vaker aanspreekbaar, ook in het digitale tijdperk.” Hoewel Rutten hiermee in eerste instantie 29
doelt op radio en televisie, is bovenstaande conclusie ook toepasbaar op de regionale journalistiek. In de volgende paragrafen wordt uitgewerkt op welke manier de kern van zijn betoog, dat nabijheid in het digitale tijdperk onmisbaar is in de vorm van goed functionerende omroepen, terugkomt in De Barneveldse Krant. 4.3.1 “van eenrichtingsverkeer naar openheid en interactiviteit” Omdat het in het geval van De Barneveldse Krant gaat om een traditioneel medium waarbij de redactie het nieuws verspreidt onder de mensen, is er slechts in beperkte mate openheid en interactiviteit mogelijk. Contact tussen lezer en redactie bestaat er in verschillende vormen. In de krant en op de website wordt de lezer erop attent gemaakt dat er een e-mailadres en een telefoonnummer is waarmee men contact op kan nemen met de krant. Via deze kanalen kunnen ook tips en persberichten worden doorgegeven, zodat men zelf kan bijdragen aan het proces van nieuwsgaring en –selectie. Ook is er de mogelijkheid brieven in te sturen om te laten plaatsen, zoals Louis Fraanje deed in De Barneveldse Krant van woensdag 19 april. Op pagina 9 (lokaal nieuws) beklaagt hij zich over het “flutplantsoentje” dat de gemeente Ede in Lunteren heeft aangelegd: “[I]k wil er verder niet al te veel van zeggen, maar diegene die dit heeft aangelegd, is de naam hovenier onwaardig. Wat een aanfluiting voor ons dorp.”
Daarnaast wordt een deel van de weekendkrant als het ware door de inwoners zelf gevuld. Iedereen die “iets te melden” heeft, kan een bijbehorende foto en tekst opsturen naar de redactie. Bovenaan de twee pagina’s die aan deze rubriek gewijd zijn, staat het volgende. “In de rubriek ‘Mensenkennis’, die elke zaterdag in de krant verschijnt, staan mensen centraal. Van feestelijke gebeurtenissen zoals jubilea (doorgaans vanaf 25 jaar), opvallend gevierde bruiloften, verjaardagen (vanaf 50 jaar) en prijsuitreikingen en al het andere ‘menselijke’ nieuws: het is welkom!” Op zaterdag 22 april zijn de pagina’s gevuld met verslagen van het bezoek van schaatser Jochem Uytdehaage aan een Barneveldse basisschool, een reünie, de namen van kinderen die geslaagd zijn voor hun zwemdiploma, de vijftigste verjaardag van een Barnevelder en de winnaars van een kleurwedstrijd. Natuurlijk behoudt de redactie het recht berichten aan te passen of in te korten, waardoor de krant uiteindelijk toch het laatste woord heeft, en niet de lezers. Hoewel dus slechts in beperkte mate mogelijk, zijn de manieren die De Barneveldse Krant biedt voor openheid en interactie wel doelgericht en effectief. 4.3.2 “van instituties naar burgers en hun onderwerpen” Ook wat dit facet van civiele journalistiek betreft kunnen we wijzen op de bijdrage die burgers zelf leveren aan bijvoorbeeld de vulling van de zaterdagkrant. Behalve de rubriek ‘Mensenkennis’ zijn er echter meerdere plekken die ruimte geven aan de onderwerpen van de burgers. In de eerste plaats opent de krant elke dag met plaatselijk nieuws, dat dus dichtbij de
30
lezer staat. Op dinsdag 18 april stond er bijvoorbeeld een foto van naar paaseieren zoekende kinderen uit Stroe op de voorpagina. De overige berichten op de voorpagina gingen over de terugkeer van een traditie op de jaarlijkse Oud Veluwse Markt in Barneveld en een verkeersongeluk in de gemeente.
Op de eerste acht pagina’s is behalve advertenties alleen maar lokaal nieuws te vinden. Bijvoorbeeld over een nieuwe wet die stelt dat horecahouders in Barneveld geen plastic terrasmeubilair meer mogen hebben (maandag 24 april: 1) en over het feit dat een Barneveldse leraar meedingt naar de status van ‘docent van het jaar’ (ibid: 7). Vooral berichten dus die dicht bij de belevingswereld staan van de lezer, maar ook wat formelere berichten komen aan bod. Zoals de onderhandeling rondom de vorming van een nieuw college van B&W naar aanleiding van de gemeenteraadsverkiezingen of de verplaatsing van een sirenemast in Kootwijkerbroek (donderdag 20 april: 3 en 5).
Daarnaast zijn er dagelijks terugkerende rubrieken waarin burgers aan het woord worden gelaten over hun doen en laten in de gemeente Barneveld. Ik loop ze één voor één langs. Ten eerste is er de rubriek ‘De boer op met…’. Deze rubriek wordt afgewisseld met ‘Op de man af’ en ‘Hoe gaat het met…’. In ‘De boer op met…’ staat altijd het wel en wee van een iemand uit de agrarische sector centraal. In ruim een halve pagina met foto wordt ingegaan op bepaalde problematiek en de verbinding van een persoon of familie daarmee. Zo gaat het artikel van dinsdag 18 april over de Edese boer Herman Pieter Prangsma die als nieuwe secretaris van de Land- en Tuinbouw Organisatie de landbouw nieuw leven in wil blazen. In ‘Op de man af’ wordt een Barnevelder in een maatschappelijke functie geïnterviewd. Ook dit beslaat inclusief foto ruim een halve pagina. Op donderdag 20 april (7) is dat docente klassieke talen Liesbeth Vos aan het woord. Haar worden alledaagse vragen voorgelegd in de trant van ‘met wie zou u graag een keer uit willen?’, ‘wat is uw favoriete tv-programma?’ en ‘wanneer heeft u voor het laatst hartelijk gelachen?’ Triviale vragen als het gaat om nieuwswaarde, maar in dit geval gaat het om het blootleggen van een persoonlijkheid en daarvoor zijn deze vragen wel van belang. Ze geven de geïnterviewde een gezicht.
Andere terugkerende en elkaar afwisselende rubrieken zijn ‘De keuze van’, ‘Een straatje om met…’, ‘Jeugdsentiment’, ‘Huisnummer 9’, ‘Komen en gaan’ en ‘Toen en nu’. Ik zal deze hier niet allemaal uitwerken, maar alle rubrieken hebben met elkaar overeen dat ze in nauw contact staan met de burger. Zo gaat de verslaggever voor ‘Huisnummer 9’ langs bij Barnevelders die in een huis met het nummer 9 wonen. Volkomen willekeurig weliswaar, maar juist een dergelijke steekproef kan een goed beeld opleveren van de identiteit van de burgers. De geïnterviewden vertellen over hun heden en verleden, hun relatie met Barneveld, hun huis
31
en hun gezin. Ook in ‘Komen & gaan’ draait het om het reilen en zeilen van mensen die te maken hebben met Barneveld. In deze rubriek vertelt één willekeurige treinreiziger die in Barneveld aankomt waar hij heengaat; een ander vertelt waar naartoe hij vanuit Barneveld vertrekt. Al deze rubrieken gaan vergezeld met foto’s om de verschillende personen een gezicht te geven. 4.3.3 “van politieke tactiek naar gevolgen voor de burgers” In De Barneveldse Krant worden politieke berichten zo veel mogelijk betrokken op het alledaagse leven van de mensen die effect ondervinden van de desbetreffende politieke verwikkelingen. Op het artikel van 24 april uit De Barneveldse Krant waarin werd gemeld dat horecahouders van de gemeente geen plastic meubilair meer op hun terrassen mogen plaatsen, werd
op
29
april
vervolgd
door
een
straatinterview
met
verschillende
betrokken
horecahouders. Op die manier wordt een beeld gegeven van wat een politiek besluit als dit voor gevolgen heeft voor betrokken mensen.
De manier waarop lokaal politiek nieuws gebracht wordt, is over het algemeen verder van vrij formele aard en toon, maar de thema’s die er worden aangeroerd kunnen wel alledaags en vanzelfsprekend zijn. Op dinsdag 18 april wordt er bijvoorbeeld op pagina 7 bericht over het afschaffen van schoolzwemmen op een basisschool in Scherpenzeel. Omdat de gemeente te weinig geld hiervoor vrijmaakt, kan de school het schoolzwemmen niet langer bekostigen, waardoor het waarschijnlijk van de baan gaat. Een bericht zonder reacties van leerkrachten, ouders of leerlingen, maar wel over een onderwerp dat een bepaalde groep mensen erg aangaat en dus dicht bij hun belevingswereld staat.
De manier waarop nationaal en internationaal politiek nieuws gebracht wordt, komt niet bij deze vorm van journalistiek in de buurt. Omdat De Barneveldse Krant zo nadrukkelijk bezig is met het uitwerken van lokale gebeurtenissen, staat al het nationale en internationale nieuws achter in de krant, voornamelijk in de vorm van ANP-berichten, omdat De Barneveldse Krant ervan uit gaat “dat mensen dat soort nieuws [nationaal en internationaal nieuws] tegenwoordig wel oppikken van internet en televisie” (nrc.next 18 april 2006: 27). In zulke berichten zit dus geen civiele benadering, die hanteert De Barneveldse Krant alleen in berichtgeving over gebeurtenissen binnen de eigen regio. 4.3.4 “van mislukkingen en extremen naar oplossingen en alternatieven” Bij De Barneveldse Krant wordt er zoals bij elke krant regelmatig slecht nieuws gebracht in de vorm van schandalen, fiasco’s en faillietverklaringen. Zo was het dorp een tijdje geleden in de ban van enkele vandalen die openbare ruimtes volkladden met graffiti. De krant berichtte hierover in de vorm van nieuwsberichten met nieuws over wat waar was vernield en dergelijke,
32
maar daar bleef het niet bij. Behalve dat ook gedupeerden en andere inwoners aan het woord kwamen over de kwestie, berichtte De Barneveldse Krant regelmatig over vorderingen binnen de zaak, waardoor de nadruk kwam te liggen op het oplossen van het graffitiprobleem.
De gemeente stelde namelijk twee toezichthouders aan waardoor daders sneller opgespoord kunnen worden, wat uitgebreid werd vermeld in de krant van 4 april. Met effect zo bleek in de krant twee weken later, want toen verscheen er een bericht in de krant dat een jongen had bekend graffiti gespoten te hebben op een muur in Barneveld (18 april). Op die manier gaat De Barneveldse Krant ook in andere gevallen van enigszins negatief getinte nieuwsberichten. Door het van een andere kant te belichten, komt het nieuws er heel anders uit te zien en heeft het meer potentie om mensen meer aan te spreken. 4.3.5 “van losse feiten naar pragmatische context” De belangrijkste pagina’s in De Barneveldse Krant zijn de lokale pagina’s waarop wordt bericht over plaatselijke gebeurtenissen, aankondigingen en dergelijke. Deze berichten worden altijd in een zo menselijk mogelijk verband geplaatst, waardoor mensen zich ermee kunnen identificeren. Deze aanpak van nieuws zorgt voor een pragmatische context waarbinnen het nieuws voor de lezer betekenis krijgt.
Natuurlijk is er niet voor alle onderwerpen ruimte voor een diepgaand achtergrondverhaal, interview of reportage. Kleinere berichten worden in een kort nieuwsberichtje van maximaal tien regels gepubliceerd. In dat opzicht zou je kunnen spreken van losse feiten omdat ze in weinig gevallen nog eens terugkomen, maar het zijn haast altijd berichten in een lokaal jasje. Dat blijkt uit pagina 3 van de krant van maandag 24 april waarin in slechts korte éénkoloms berichten wordt verteld over de toekomst van het Barneveldse postkantoor en een ongeluk waarbij een Barnevelder betrokken was. Dankzij de vaste samenstelling van de redactie heerst er grote samenhang tussen nieuwsberichten, follow-ups en daaropvolgende reportages en interviews, maar ook kleine berichten zijn dankzij hun lokale karakter meer dan losse feiten. 4.3.6 “van passief (nieuws)consumentisme naar actief burgerschap” Hoewel De Barneveldse Krant een krant blijft met een vaste redactie en eigen regels, wordt de participatie van lezers verwelkomd. In de vorm van tips, persberichten en zelfgeschreven nieuwsberichten, maar ook in de vorm van eigen bijdrages zoals bij de rubriek ‘Iets te melden?’. De echte journalistiek blijft voorbehouden aan de professionals, maar aanvullingen van de kant van de burger zijn welkom. Maar actief burgerschap zit hem niet alleen in participatie in discussies en het eigenhandig maken van nieuws: doordat het nieuws dat de krant brengt wel op een civiele manier is vormgegeven, kan het er wel degelijk toe aanzetten dat mensen zich meer verbonden voelen met hun omgeving en op die manier actiever worden
33
in hun burgerschap. Dat hoeft dan niet per se op journalistiek gebied zijn, maar dat kan ook op maatschappelijk of sociaal gebied zijn. In die zin geeft De Barneveldse Krant dus wel in zekere mate aanleiding tot een vorm van actief burgerschap.
34
Hoofdstuk
5
Conclusies
5.1 Inleiding In deze paper heb ik onderzocht in hoeverre digitale media zoals weblogs in vergelijking met analoge media zoals kranten in staat zijn ruimte te geven aan een vorm van civiele journalistiek, zoals omschreven in hoofdstuk drie. Hierbij ligt de nadruk op de belevingswereld van de burger: vanuit de journalistiek wordt er interesse getoond voor zijn agenda, en de burger participeert op een actievere manier in de journalistiek. Via Habermas en Heidegger kwamen we toen aan bij de bespreking van onder andere weblogs als journalistiek genre. Vervolgens werd de aandacht specifiek gericht op twee casussen, die elk op hun eigen manier omgaan met berichtgeving en de participatie van journalist en burger daarbinnen. In dit hoofdstuk worden conclusies getrokken over de capaciteiten van digitale media om de journalistiek op een civiele manier te benaderen.
5.2 Pixel of papier Digitale media zijn een participatiemedium: de gebruiker kan steeds meer invloed uitoefenen op de content. Via reactiemogelijkheden zoals bij weblogs en e-mail, maar ook RSS is belangrijk bij het verpersoonlijken van webcontent. Internet wordt op die manier een discussieplatform dat aan de ene kant in de buurt lijkt te komen van Habermas’ publieke sfeer. De eisen die hij stelt aan een goedfunctionerende publieke sfeer zijn echter zodanig streng dat elke gemedieerde vorm van discussie hier feitelijk buiten valt. Maar de kern blijft dat internet mensen een stem geeft en in dat opzicht sluit het medium goed aan bij Habermas’ idealen over communicatie en participatie.
Deze en andere veranderingen binnen het medialandschap zoals uitgewerkt in hoofdstuk hebben een nieuwe vorm van journalistiek tot gevolg gehad. Een vorm van journalistiek die luistert naar de samenleving en de leden ervan een stem geeft in een wisselwerking tussen journalist en burger. Digitale media zoals weblogs lijken er in eerste instantie geknipt voor om journalistiek naar het niveau van de burger te brengen: op internet heeft hij zelf invloed op de content en kunnen journalisten beter luisteren naar feedback van zijn kant. Ondanks deze theoretische capaciteiten blijven veel weblogs zoals bleek in hoofdstuk vier hangen in oppervlakkige berichtgeving waarbij geen goede balans tussen het civiele en journalistieke gevonden kan worden.
35
Dat is ook enigszins het geval bij de casus Unieuws. Dit groepsweblog is civiel erg betrokken doordat de content compleet verzorgd wordt door inwoners van de provincie Utrecht. Dit zorgt er tegelijkertijd voor dat het journalistieke niveau ver beneden peil is: wat betreft stijl en taalgebruik, maar ook wat betreft werkwijze, bronnen en verantwoording. Hoewel de belevingswereld er voorop staat en zo een nauwe relatie met het publiek creëert, blijft een journalistieke insteek vereist om dit zo verantwoord mogelijk over te brengen.
Dat laatste gaat De Barneveldse Krant heel wat beter af. Stijl en werkwijze zijn bij deze casus journalistiek verantwoord en het civiele zit hem hier vooral in de benadering van onderwerpen en publiek, zoals we zagen in hoofdstuk vier in alle bestaande rubrieken bijvoorbeeld. In tegenstelling tot Unieuws laat De Barneveldse Krant niet zo veel over aan de invulling van de burger, maar houdt de krant zelf de touwtjes in handen. Dit zorgt ervoor dat de geloofwaardigheid en kwaliteit van de berichten behouden blijft, zonder afstandelijk te worden. Ondanks de schijnbare kwaliteiten van digitale media winnen de praktische pluspunten van de traditionele media het voorlopig nog van weblogs, RSS en podcasts. Het niche-karakter dat zo kenmerkend is voor regionale kranten en omroepen helpt hier in het geval van De Barneveldse Krant aan mee. Voor een gevoel van nabijheid in een globaliserend medialandschap, zoals Paul Rutten beschrijft, kunnen dergelijke regionale media juist ingeroepen worden.
Journalistiek op pixel of papier: beide versies zijn op hun eigen manier in staat om een civiele vorm van berichtgeving te bewerkstelligen. Weblogs zoals Unieuws doen dat voornamelijk door bezoekers of betrokkenen de mogelijkheid te geven actief te participeren in het besprokene. Traditionele media zoals De Barneveldse Krant doen dat door hun inhoud nauw te laten aansluiten bij de belevingswereld van hun publiek. Ongeacht of het weblog over vijf jaar is uitgestorven of niet, oude en nieuwe media zullen elkaar via remediatie blijven aanvullen en aanscherpen. De burger wordt steeds meer journalist, en de journalist wordt steeds meer burger.
36
Hoofdstuk
6
Bibliografie
Bakker, Jan-Hendrik. “Aan gene zijde van de Gutenberg Galaxy? Reflecties op het einde van de literatuur” In: De Mul, Jos. Filosofie in cyberspace. Uitgeverij Klement, Kampen, 2002. 155-183 Baoill Andrew Ó. “Slashdot and the Public Sphere” [September 2000] First Monday, homepage – 06-04-’06. http://firstmonday.org/issues/issue5_9/baoill/index.html Barber, Benjamin R. “Which technology and which democracy?” In: Henry Jenkins en David Thorburn. Democracy and new media. The MIT Press, 2003. 33-47. Barneveldse Krant Dagblad voor Vallei en Veluwe. Koninklijke Uitgeverij BDU. Dinsdag 18 april 2006 – maandag 24 april 2006. Berg, van den, B en Christiaan van Veen. “Hoezo de lezer vragen wat hij wil?” [02-11-‘05] Redactietuin, homepage – 20-03-’06 http://www.redactietuin.nl Blanken, Henk. “De journalistieke afkeer van bloggers.” [03-06-‘06] Henk Blanken, homepage – 18-04-’06. http://www.henkblanken.nl/?p=41 Blanken, Henk. “Tegen journalistiek.” [14-06-‘05] Henk Blanken, homepage – 18-04-’06. http://www.henkblanken.nl/?p=51 Blanken, H. en Mark Deuze. De mediarevolutie, 10 jaar www in Nederland. Uitgeverij Boom, Amsterdam, 2003. Broersma, Marcel. “Botsende stijlen. De Eerste Wereldoorlog en de Nederlandse journalistieke cultuur.” In: Tijdschrift voor mediageschiedenis, nr. 2 2000. 41-69. Burke, John. “Online journalism roundup.” [19-04-‘06] editorsweblog, homepage – 22-04-’06 http://www.editorsweblog.org/news/2006/04/online_journalism_roundup.php Dervin, B en Robert Huesca. “Hypertext and journalism: audiences respond to competing news narratives.” In: Henry Jenkins en David Thorburn. Democracy and new media. The MIT Press, 2003. 281-307. Deuze, Mark. Wat is journalistiek? Amsterdam: Spinhuis, 2004. Donald Duck. “Donald Duck en de schrijf-o-maat.” In: Donald Duck. Sanoma Uitgevers, 7 april 2006. 5-16. Drok, Nico et al. Even geen Den Haag Vandaag: naar een Nederlandse civiele journalistiek. Den Haag: Sdu, 2001. Exter, van, Frits. “Tsunami, opkomst van de volksjournalist.” In: Trouw, 8 januari 2005. 20 Exter, van, Frits. “Burger als journalist, journalist als burger.” In: Trouw, De Verdieping, 21 januari 2006. 14
37
Funnekotter, Bart. “Wonder van Barneveld.” In: nrc.next, 18 april 2006. 27. GeenStijl. “Ayaan gaat autobio.” [10-04-‘06] GeenStijl, homepage – 18-04-’06 http://www.geenstijl.nl/mt/archieven/013080.html Gillmor, Dan. We The Media. Sebastopol CA, O'Reilly, 2004. Gorman, L. en David McLean. Media and society in the twentieth century. Blackwell publishing, 2003. Groenhuijssen, Charles. “Weg met de nuance! Leve de opinie! Ieder is zijn eigen chef Nieuwsdienst.” [02-04-‘06] De nieuwe reporter, homepage – 18-04-’06 http://www.denieuwereporter.nl/?p=359#more-359 Habermas, J. “The Public Sphere.” In: Media Studies. A reader. Ed. P. Marris and S. Thornham. Edinburgh: Edinburgh University Press, 1996. Harper, Christopher. “Journalism in a digital age.” In: Henry Jenkins en David Thorburn. Democracy and new media. The MIT Press, 2003. 271-280. Jager, R. en Pieter van Twist et al. Internetjournalistiek. Uitgeverij Boom, Amsterdam, 2001. Jansen, Joris. “Civiele journalistiek als rem op de democratie.” [06-04-‘06] Crossmedialog, homepage – 18-04-’06. http://crossmediaforum.web-log.nl/log/5477276 Jenkins, Henry. “Blog this.” [maart 2002] Technology review, homepage – 14-04-’06. http://www.technologyreview.com/articles/02/03/jenkins0302.asp?p=1 Jenkins, Henry. “Good news, bad news.” [september 2001] Technology review, homepage – 1404-’06. http://www.technologyreview.com/InfoTech/wtr_12562,258,p1.html Jenkins, Henry. “Media & democracy” [18-10-‘05] Henry Jenkins, homepage – 18-04-’06. http://web.mit.edu/cms/People/henry3/democracy.html Kaan, Tomas. “Onze webloggende man in… Het weblog als journalistiek repertoire (1),” [10-03‘06] De nieuwe reporter, homepage – 17-03-’06. http://www.denieuwereporter.nl/?p=317#more-317 Kaan, Tomas. “Onze webloggende man in… Het weblog als journalistiek repertoire (2),” [15-03‘06] De nieuwe reporter, homepage – 17-03-’06. http://www.denieuwereporter.nl/?p=330#more-330 Kaan, Tomas. “Onze webloggende man in… Het weblog als journalistiek repertoire (slot),” [1503-‘06] De nieuwe reporter, homepage – 28-03-’06. http://www.denieuwereporter.nl/?p=348 Krijnen, Suze. “We-media. Weblogs voor een betere civiele journalistiek.” [14-12-‘04] Suze Krijnen, homepage – 20-02-’06. http://www.students.let.uu.nl/0319597/portfolio/visie.pdf Lister et al. New Media a critical introduction. Routledge, 2004. Meyerson, George. Heidegger, Habermas and the mobile phone. Icon Books, UK/Totem Books USA, 2001.
38
Morrisett, Lloyd. “Technologies of freedom?” In: Henry Jenkins en David Thorburn. Democracy and new media. The MIT Press, 2003. 21-31. Pavlik, John v. Journalism and new media. Columbia University Press, 2001. Playboy. “The playboy interview: Marshall McLuhan.” Playboymagazine, maart 1969. http://www.digitallantern.net/mcluhan/mcluhanplayboy.htm Raessens, Joost. “Cinema and beyond: film en het proces van digitalisering.” In: de Mul, Jos. Filosofie in Cyberspace. Uitgeverij Klement, Kampen, 2005. 119-154. Rutten, Paul. “Rapport: De toekomst van de regionale publieke omroep.” Stichting ROOS, Hilversum, april 2006. http://www.roosrtv.nl/Toekomst.pdf Steeman, Jeroen. “Blogocratie: hoe weblogs burgers weer bij de politiek betrekken.” [19-09‘05] Minitrue, homepage – 20-02-’06. http://minitrue.nl/blogocratie/blogocratie.pdf Thompson, Gary. “Weblogs, warblogs, the public sphere, and bubbles” In: Transformations, http://transformations.cqu.edu.au/journal/issue_07/article_02.shtml, september 2003. Thompson, John B. Ideology and modern culture : critical social theory in the era of mass communication. Cambridge, Polity Press, 1992. 109-121. Tibau, Frederik. “Weblogs als voorbode van burgerjournalistiek: traditionele media vrezen opkomst internetdagboeken.” In: De Tijd, 22 november 2004. 22. Unieuws [2005] Unieuws, homepage – 18-04-’06. http://www.unieuws.nl
39