NEDERLANDS-INDII] OP PAPIER De wetenschappelijkebeschrijving van de archipel door P.J. Veth (1814-1895)en enkelenvan zijn tijdgenoten in boeken, prenten, foto's, kaartenen brieven
Catalogusbij een tentoonstelling in de kidse Universiteitsbibliotheek van 8 april tot 12 mei 1995 Samengestelddoor PAUL VAN DER VELDE & JAN JUST WITKAM
Legatum Warnerianum Bibliotheek der Rijksuniversiteit kiden 1995
INHOUD
Foto's door L.P.G.van Noort. De illustratie op het omslag, het Koloniale Park, is afkomstig uit: Catalogus der Afdeeling NederlandschekoloniEn van de Internationale Koloniale en UitvoerhandelTentoonstelling(van I Mei tot ult" October 1883) te Amsterdam.
Leiderr O Copyright 1995,Universiteitsbibliotheek postbus9501, 2300 RA l.eidcrt
I S S N0 9 2 1 - e 2 e . r
Ten geleide, Jan Just Witkam
5
Nederlands-Indieop papier, Paul van der Velde
7
Inventaris op de correspondentievan P.J. Veth, Paul van der Velde
25
Catalogusvan de tentoonstelling,Jan Just Witkam
52
TEN GELEIDE P.J. Veth belichaamt in de Nederlandse wetenschappelijkeen koloniale context dezelfde degelijkheid die in het Victoriaanse Engelandgeleid heeft tot de immensevooruitgang van de wetenschap en de reusachtigevermeerdering van onze kennis van de niet-christelijke beschavingenin Azie en Afrika. Toen Veth als Arabist begon stond hij in de traditie van de achttiende-en vroegnegentiende-eeuwse wetenschap.De editie van de Lubb al-LubAb, een biografisch woordenboek door de Egyptische polygraaf alSuyfiti (gest. 1505), die h4 tussen 1840 en 1851 bezorgde, getuigt al vroeg van zijn streven om een nuttig werk te verrichten, maar wel vanuit zijn studeerkamer.En zo zou het blijven. Toen de agressieveArabist R.P.A. Dozy een spiegelgevecht met hem voerde in de kolommen van De Referent moet Veth al begrepen hebben dat de Arabistiek niet zijn stiel zou worden, waarin hij trouwens altijd in de schaduw zijn gebleven van de twee Juynbollen,van Dozy, De Goeje, Houtsma, De Jong, Van Vloten en de anderen. En met de hemelbestormer Snouck Hurgronje zou hij het waarschijnhlk direct aan de stok hebben gekregen. Waarom is Veth dan toch een belangrijk en onmisbaargeleerde? In de Nederlandseliteratuur zal h1j, niet door zijn eigen werk, maar door zijn baanbrekenderecensievan de Max Havelaar altijd in de herinnering blijven. Multatuli had bewondering voor prof-essor Veths enorme kennis, maar voor een claim op onsterfelijkheid is dat niet voldoende. Dat Veth zijn bezwaren tegen de Atjeh-oorlog formuleerde op een zuivere manier die nog steedsaanspreekt,maakt hem tot een innemendepersoon. Dat hij de theorieen van Wallace en Darwin over natuurliike selectie
accepteerde,maar ervoor terugdeinsdedeze ook op het ontstaan van de mens als soort toe te passenmoet hem, als kind van zijn tijd, maar vergeven worden. Dat hij pleitte voor openbaarheid van bestuur maakt hem tot een integere persoon, maar al die eigenschappenen handelingenmaken het nog niet nodig om Veth ook nu nog, precies honderdjaar na zijn dood, te willen eren en herdenken. Het zijn de grote naslagwerkenover westelijk Borneo, Java en Midden-Sumatra en al zijn talloze kleinere bijdragen over aspecten van taal-, land- en volkenkunde van Nederlands-Indiedie hem de reputatie van de grote en onmisbare encyclopedist, de alwetende professor, hebben gegeven. Hij verzamelde het vele wat over Nederlands-Indie werd geschreven, ordende het kri'beschaafdepubliek' ter lezing tisch, en bood het het Nederlandse aan. Hij schreef veel, en nogal langdradig, en bijna alles is nu verouderd. Veel was al direct verouderd toen het in druk verscheen, getuige de vele correcties die Veth zich voortdurend verplicht zag aante brengenin daarop volgendepublikaties. Veth verbleef bij voorkeur achter zijn schrijftafel, om vandaar, ongehinderd door het geruis van het leven, de Indische wereld te beschrijven. Toch was Veth niet wereldvreemd, in tegendeel' want in diezelfde rust organiseerdehij de wetenschap:de oprichting van het Aardrijkskundig Genootschap,de uitrusting van de expeditie naar Midden-Sumatra, de redactie van de Sumatra monografie, de opzet van het Koloniale Park in 1883 - om alleen maar de meest in het oog lopende hoogtepunten op te noemen -, allemaal aktiviteiten van het grootste belang. Dat Veth ooit Zuid-Oost AzlE zelf zou bereizen was voor hemzelf ondenkbaar. Hij was zich ervan bewust dat zljn'vrucht van boekenstudie'een belangrijke dimensie miste. Veths werk heeft vooral ecn brugfunctie documentatie()ver de archipel gehadtussende ongedisciplineerde van voor zijn tijd en de vermeerderdekenttiswaarovcrwi.j nu beschikken.Dat is voldoendeom eenogenblikbij stil tc staan. l't.g,tttiWtrrrtcriuni Jan JustWitkanr, IrtlcrJtra's
NEDERLANDS-INDIE OP PAPIER Inleiding 'Wie
niet verbaasdstaatover de kennis van Prof. Veth heeft geen verstand van kennis', merkte Multatuli in 1872 op over Pieter JohannesVeth (1814-1895).rMultatuli bedoeldewaarschijnlijk nreer in het bijzonder Veths kennis over Nederlands-Indie,want Veth behoordenet als Multatuli tot een groep van publicisten die vanaf het midden van de negentiende eeuw Nederlands-Indie onder de aandachtvan het Nederlandsepubliek begon te brengen. Voor 1850 viel Nederlands-Indie vrijwel geheel buiten het gezichtsveld van de Hollandse burgers. Alleen het hart van romantici en avonturiersbegon sneller te kloppen br1 de gedachte aan het tropische eilandenrijk aan de anderekant van de wereld. Ilet is niet in de laatste plaats een verdienste van deze groep publicisten dat in een tldsbestek van een halve eeuw Nederlandslndie van een terra incognita tot een algemeen bekend gebied werd. ln dezepublikatie ligt vooral de nadruk op het werk van Veth die dit jaar honderd jaar geleden stierf. Hoewel de lijst van zijn gcschriften over Nederlands-Indie met gemak een 'kleine publikatie' als dezezou kunnenvullen, is ervoor gekozenook het werk van enige van zijn tijdgenoten erbij te betrekken. Die publicistische activiteit speelde zich niet af in een rrraatschappelijk vacuum en is daarom gezet tegen de achtergrond van de ontwikkelingen in de verhouding tussen het moederland cn de kolonie. Elders heb ik daar al over geschrevenen daarvan zll ik in deze publikatie gebruik maken.2Het is geenszinsde bcdoeling een overzicht te geven van de publikaties met betrekking tot Nederlands-Indie maar een selectie, waarbij
n*,;,,. f{t'} ,,dj f,i:,11*:flf,*"-j*fs. F .{t".Vg?:K.'
-:';;.;'::-;*" ,,,lr
''*
Afb. 1. Kapitein Demang van Mandor en Tan_po_Kovan Montrado, afgebeeld op het titelblad van deel 2 van yeths Borneo [361 D 25].
52
CATALOGUS VAN DE TENTOONSTELLING j :
Het eerstesrote werk: Veths Borneo P.J. Veth, Borneo's Wester-Afdeeling,geographisch,statistisch, historisch, voorafgegaan door eene algemeene schets des ganschen eilands. Zaltbommel, Joh. Noman en Zoon, 1854-1856.2 dln. [361D 24-2sl tT Dit is Veths eerste uitvoerige werk over een regio in de archipel. Door zijn editeren van het werk van De Stuers over de vestiging der Hollanders op Sumatra had Veth kennis genomen van diens notitie over zijn expeditie tegen Chinese kongsi's in Mandor en Montrado op Borneo. De Stuers had Veth gevraagd om deze notitie te gebruiken in een publikatie. Veths zoekennaar nadere documentatie voor een inleiding tot De Stuers' notitie leidde uiteindelijk tot de vervaardiging van dit werk over Borneo's Wester-Afdeling. Het was de eerstekeer dat Veth door zijn eigen overvloedigedocumentatieertoe werd gebrachtom een compilatie van deze aard te vervaardigen. In het eerste deel beschreef hij eerst Borneo als geheel, dan de topografie en statistiek van de westkust, dan de geschiedenistot 1791 en tenslotte de opkomst en inrichting van de Chinese kolonies. Het tweede deel is aan de recentegeschiedenisen ethnografiegewijd en is geordendals een kroniek. Het beschrijft het herstel van het Nederlandsegezagna het Engelseinterregnum,de Dajaks en hun betrekkingen met de Hollanders, de verwaarlozing van de regic' en het herstel van de organisatievan de Hollanders. 'de blanke radja' James Veth wijst nog op de stichting door Brooke (1803-1868) van het rijk Serawak en noemt dit als 'Eurovoorbeeld voor de Nederlandseontwikkeling van Borneo: peanen zijn daartoe ongetwijfeld noodig, maar als ambtenaren,
53
A A R D R I J K S K U N DDI G NSTATISTISCH
W O O R D B N B O E I (
als kooplieden, als leiders der industrie, als evangeliebodenen pionniers der beschaving' (II, 652). De geschiedenisvan contacten van de kongsi's met het Nederlands gezagtot 1845 en de ethnologie van de Dajaks zijn de belangrijke elementenvan het tweededeel van dit boek.
Aardriikskunde en statistiek
ltt0rRtAl{Orr, tilDtt, IJ-EWEITKTNAAII, DE JONGSTEI]N BESTE BERIGTEN. MIT XNID YOONITIDD
Prof, P. J. V E T [.
(Setste E ecl.
A-J.
AIISTUNDAtrI, P. N. YAN
KAMPEN,
1869.
Afb. 2- Aardrijl<skundigen statistisch woordenboekvan Nederrands Indie. Titel vandeel l. [434B tg].
54
Aardrijkskundig en statistisch woordenboekvan Nederrancrsch Indie, bewerktnaar dejongste en besteberigten.Met eenevoorrede van Prof. P.J. Veth. Amsterdam,P.N. van Kampen,1g69. 3 dln.
1434B 18-201
Atlas van Nederland en zijne Overzeeschebezittingen. Naar de groote topographische kaart van het Ministerie .van Oorlog; de Overzeeschebezittingen bewerkt onder toezicht van p.J. yeth. Leiden, A.W. Sijthof, [1880]. 1e druk. [CollBN Atlas 1251] t[ Het plan om een aardrijkskundig woordenboekvan de archipel te schrijven was uitgegaan van J.W.C. van den Bergh van Ey_ singa n4e Roorda van Eysinga, dochter van de hoogleraar p.p. Roorda van Eysinga (1796-1856). Op Veths aanradenwerd ook statistische en bibliografische informatie aan het werk toegevoegd. De bibliografische kanr werd geheel door Veth ver_ zorgd, behalvede bibliografievan Celebesdie door H.C. Millies (1810-1868)werd gemaakt. De statistischegegevensvoor het Woordenboek werden geredigeerd door H. van Alphen. De hoofdstukken 'Sumatra' (III, 661-797) en ,Timor' (III, 963-9g9) zijn geheeldoor veth geschreven.uiteindelUk stond alleen veths naam op de titelpaginaals auteur van de .Voorrede'. Het woordenboek is tussen 1859 en 1869 samengestelduit een grote hoeveelheidbronnen van zeerverschillendeaard en niveau. Het Woordenboek heeft met al zljn onvolkomenheden toch de belangrijke verdienste gehad om voor het eerst alle geografische
55
a informatie over de archipel te bundelen.Het maken van een werk als clit was een kolfje naar Veths hand. Vanuit zijn studeerkamer, voorzien van alle verspreide informatie die door mensen uit het veld werd aangedragenen met de documentatie in de Leidse wetenschappelijke verzamelingen binnen handbereik, kon hU encyclopedischewerken als dit woordenboekmaken. Multatuli en Atjeh: de literaire en politieke intuities van Veth MULTATULI YDRSUS
DROOGSTOPPIL,SLIJITIRING EN C..
\lr
Hrvelqf,
.f dc XomJveiling€n do
Nedcrtandscte IlandetrnuhchstiJiJ,
door Muttrtoli.
I. 'rEen vuilurdig brek, en rchandelijk schotschrift,,,zeggen , en Slijmeringen: ,,trtr boek vol edeleeo rid{e ,Dmgrmppels oeruJke gev@lens. etr een maar rl te reet verdiend vemrjt ro het volk van.Nederland...zegger de geestvemanten d"."Hu"e..een lam: boek r& eeD veel te hetlig kuakrer en dat en *{rt*" yu_ een zeer onprrllisehenzin verraadt,maar waarin locn oPenbanngen aangaande rlen roetand lan Java voorkouen, qe geeu setdenkendein Jcn sind mag slun.,, ziedaarhet ooruan hc.t.judrmittru. Vaar hoe u;t""otoop.ni l:1-O-:l i**^over de strekkingvan dii. serk rezen moge,inCdn ::lirt:., sttmmen oPagt allen overcen,die niet volstrekt onbeioegdzij, on de letterkundige verdiensten van zulk een boek te Jaarderen: iu bewondering van hel,lrlenr vaneensehrr3ver, die,schoon de,aemls,r,1. gelrjk her schijnt. ioor hef publiek ::l-^",:":" zulk cene olgemeeneversrheidenheid lan gayen, en :!:]::.t1"ru leje.opzisieD @roU zulk een meesterschap nrer ioroen en dat men ook zijns ondanksgedrooeenwordt de :1t,":"To:. 1\@enutrchelettrren Eet zulk eene aansinstgelu-1.-te *enrchenl Wurl.ijk, rr.1 begroetenlier """ .]". r"ij-ri-g";j;";.;H "u* voor een 4oup de witre mtg gelden : een nieuv llEwls ll"p,,o (l,en rare velerleioefenrngroogt zi.1n loorofgegarn,,lic
Afb. 3. Begin van veths bespreking van de Mar Haveraar in De Gids [ V 1 4 : 1 8 6 0p,. 5 8 ] .
56
Max Havelaar, of de koffi-veilingen der Nederlandsche HandelMadtschappy, door Multatuli. Amsterdam, J. de Ruyter, 2 dln. [Hotz 4470]
'Multatuli versus van de Max HavelaardoorP.J. Veth, Recensie Slijmeringen C", in: De Gids 24-(1860)'2, ppDroogstoppel, [v 14] 58-82,233-269. t[ De trefzekerheid van Veths oordeel over actuele zaken blijkt uit de manier waarop hij over de Max Havelaar van Multatuli (1860) en, op een ander vlak, over de Nederlandseinval in Atjeh schrijft(1873). Veth zag onmiddellijk de twee essentiele kenmerken van de Havelaar die van het werk nu nog steedseen meesterwerk maken: de aanklacht over het lot van de Javaan, en, vooral, de 'zulk een grootse stUl. Veth schrijft onder meer dat de Havelaar ongemeeneverscheidenheidvan gaven, en daarbij in vele opzigten zulk een meesterschapover vormen en taal verraadt, dat men ook zijns ondanks gedwongen wordt de Nederlandscheletteren met zulk een aanwinstgeluk te wenschen'.(p. 58). En het werk 'een der zeldzamegevallen, waarin de coup d'essai voor een is: coup de maitre mag gelden'. Veths bespreking in De Gids heeft er niet weinig toe bijgedragen dat de Max Havelaar een vast onderdeelin het koloniale debat werd. P.G.E.I.J. van der Velde,
'De infernaleknak van een kampioen
57
van belang, de relatie tussen Multatuli en P.J. Veth', in: Over Multatuli,34 (1995), pp. 10-23.Met portret van P.J. Veth.
ATCHIII Z I J N EB O T N E K K I N GTTO NTN E D E R T A N D .
tl Na de lange en lovende bespreking van de Max Havelaar in De Gids was Multatuli zeer over Veth te spreken. Bij zo uiteenlopende karakters kon het echter niet lang duren of de mooie relatie sloeg om en verkeerde in verguizing. Het artikel van Van der Velde beschrijft het uiterst gecompliceerdeverloop van hun relatie.
T O P O C I I A I ' I I I S C f -i I I I S T O N I S C I I T N E S C I I I T I J V I N G .
P. J. YBTII, liot
eon Schetskmrt
ysn hot AiJk Alohltr
Xedorlatrdrchc Noderzetilnfon
or ile trlostbu
golotetr
op Sumstra,
P.J. Veth, Atchin en zijne betrekkingen tot Nederland, topographisch-historische beschrijving. Met een schetskaart van het Rijk Atchin en de naastbij gelegen Nederlandsche Neder' zettingen op Sumatra, naar de nieuwste bronnen te zamen gesteld door W.F. Versteeg.Leiden, Gualth. Kolff, 1873.viii, 136 pp.
1477D 2sl
NAAN DE NIEUWSTEARONNENTE ZAIIEN CESTELD
W. F. VERSTEEG,
LEID EN. GI]ALTq.
KOIJFF. 1873.
Afb. 4. Titel van veths studie over de betrekkingentussen AtJeh en Nederland,geschrevenbij de eerstegevechten t477 D 25j.
58
ll In 1873 schreef Veth een historisch overzicht van de relaties tussen Nederland en Atjeh. Veth beschouwdede oorlog tussen beide landen als een onvermijdelijke noodzakelijkheid,maar was toen hij dat schreef nog niet bekend met de eerstenederlaagvan het Nederlands-Indischeleger. Hrj zag de oorlog als een strijd 'beschaving en menselijkheid' tegenover tussen de Nederlandse 'barbaarsheiden wreedheid'. Aan het begin van de de Atjehse oorlog, toen nog weinig bloed had gevloeid, kon dat nog gezegd worden. Veth kon niet weten dat de oorlog meer dan dertig jaar zou duren en het getuigt, zelfs bij het begin van de vijandelijkheden, wel van een zekere naieviteit om te denken en te schrijven dat er zo iets zou kunnen bestaanals een beschaafdeen medemenselijkeoorlog. Veth begon zijn geschrift over de betrekkingen met Atjeh met een inleiding, die in ieder geval wel laat zien dat hij de kwestie in het juiste volkenrechtelijke kader beziet. HU schreef: 'Nederland heeft aan Atchin den oorlog verklaard. Het vreedzame Nederland, dat niets meer schuwt dan aan vreemdemogend-
59
,
?i{ti
s{AIAY Alt{'H}[]l;lLA r i{i: f l ' 1 . t " . {\ l } r , h N . {Il
ilil\5r;.{ t'.\\ ,\5t} 1l}ii":.}JI{1.1.} {}tr tr}{R_qtu,{}:. 1 \ i t ; . . 1 I i \ f . r , t . .l , : . t i J . .
$",i;r1/"lt't'*.litt. r.lfi ;tf;it;1".t .:.Jr ,1..tfi"#l:.
t l;i ss;':r. tx',1i.i..1i']::, A;-lr'triilf : 1 i t :. 1 { : } : !
.r, ,,.,.t.::t;i:.:"
heden aanstootte geven en zich te mengen in geschillen die tot beroep op de wapenenkunnen leiden, heeft geheel vrijwillig de wapenen aangegord om een onaftankelijke staat aan te tasten. Zelden, het is waar, gaat er een jaar voorbij waarin Nederland niet geroepen wordt strijd te voeren om in zijne uitgestrekte overzeeschebezittingen de orde te bewaren en weerspannige vazallen te straffen. Maar de Sultan van Atchin is geen Nederlandschevazal'(p. 1) 'Is ons Indisch Ronduit profetisch is Veth als hij de vragen stelt: rijk nog niet groot genoeg, en wenscht men er een nieuw wingewest aan toe te voegen? Belooft dan het bezit van die nieuwe provincie aan Nederland zulke groote voordelen? Of is niet veeleer gevaar dat de krijg met Atchin ons op meer bloed en schatten zal te staan komen, dan zijn bezit ons ooit zal kunnen vergoeden?Is er niet zelfs vrees dat de vijand ons te machtig zal b l i j k e n? ' ( p . 2 ) . Veth en Wallace Alfred Russel Wallace, The Malay Archipelago: the Innd of the Orang-Utan, and the Bird of Paradise. A Narrative of Travel, with Studies of Man and Nature. 2 dln. London, Macmillan &
1462D 14-151
. g**f**. $ t. t : X l { . t , \ S . l \ t i q r , 1F{i}. i . rA . { i : y . , " " / ' , . r " , . .
.,1"t,!4,1,"
," . .ri
Atb. 5. Titel van het eerstedeel van A.R. Wallac e,s The Matay Archipetago [462D t4l.
Alfred Russel Wallace, Insulinde: het land van den orang-oetan en den paradijsvogel. Uit het Engelsch vertaald en van aantekeningenvoorzien door P.J. Veth. 2 dln. Amsterdam, P.N. xxiv, 528, x,552pp. van Kampen,1870-1871. [468 C 11-12] tT Alfred Russel Wallace (1823-1913) ontwikkelde tijdens een reis door de Molukken in 1858 onafhankelijkvan Darwin de idee 'het van overleven van de sterkste', de natuurlijke selectie als vitaal moment in de evolutie. In de The Malay Archipelago, dat nog steeds als een onderhoudend reisverhaal kan worden gelezen, verdeelde Wallace de
| \ 5 t l , l\ f i E :
ll:-:*il
archipel in een westelijke groep eilanden (Indo-maleis: Borneo, Bali) en een oostelijke groep (Austro-maleis: Celebes,Lombok), 'Wallace's line' met duidelijk onderscheidenfauna in elke groep. is ook nu nog de scheidslijntussende beide gebieden. De ideeen van Veth en Wallace over staatkundige kwesties (cultuurstelsel,Max Havelaar) lagen ver uiteen, maar Veth had wel bewondering voor Wallace's theorie over natuurlijke selectie, en in het algemeenzijn beschrijving van de archipel. Veth haast zich wel, in zijn inleiding bij de Nederlandsevertaling van The Malay Archipelago, te vermelden dat Wallace de evolutietheorie niet van toepassingacht op de mens, maar dat in aanmerking 'de werking van eene andere, nog onbemoet worden genomen kende wet, geheel verheven boven en onafttankelijk van alle wetten waarvan wij enige kennis dragen.' Met gepastedistantie 'materialisme' van Darwin en van het uiterst controversiele 'aan het Wallace vindt Veth het niettemin belangrijk dat dit werk . beschaafdpubliek van Nederland' wordt aangeboden. Veth en zljn lava P.J. Veth, Java, Geographisch,Ethnologisch, Historisch. 4 dln. Haarlem, Erven F. Bohn, 1875-1884.vLLi,672; xvi, 703; x, 1 1 0 0 ;v i i i , 8 6 p p . [51C 10-13] P.J. Veth, Java, Geographisch, Ethnologisch, Historisch, Tweede druk, bewerkt door Joh. F. Snelleman en J.F. Niermeyer. 4 dln. Haarlem, De Erven F. Bohn, 1896-1907.vii, 396; 438:602;579 pp. [86 D 9-12] * Met in deel 1 een portret van P.J. Veth op 80-jarige leeftijd naar een schilderij door zijn neef Jan Veth.
Afb. 6. Titel van het eerstedeel van Veths vertaling van A.R. Wallace's The Malay Archipelago [462 D 14].
62
tT Veths Java is nog zo'n werk dat met een voor ons nauwelijks voorstelbaar inlevingsvermogenin het onderwerp in Nederland werd gemaakt. De structuur van het boek is volgens een universeel toepasbare formule opgebouwd:geografie, ethnografie,
63
,
JAYA, Geographisch, Ethnologisch, Historisch,
I'. J, YETH,
geschiedenisen chorografie. Met dat laatste wordt bedoeld de uitgebreide plaatsbeschrijving en de wijze van bebouwing en 'vrucht van boebewoning. Veth besefteheel goed dat zijn Java kenstudie' was. Hij ervoer dat als een gemis, maar hij heeft er nooit de consequentieuit getrokken naar Indi€ te reizen. Aan het 'Vaarwel aan eind van het laatstedeel citeert Veth uit het gedicht Java' van de volbloed romanticus, de Indische marine-officier dat als volgt begint: H.A. Meijer (1810-1854), Ja! heerlijk schoon is de aanblik van die dreven Waar eeuwgejeugd de rijke scheppingsiert: De grond geen arbeid eischt om vrucht te geven, 't En golvend graan tot in de wolken tiert!
Afu. 7. Titel van her eersredeel van yeths Javq t5l C l0l.
De romantiek moet Veth een visionair gevoel gegeven hebben, maar men yraagt zich af waaruit die visies bestaanhebben. Op . het eerstegezicht leest Veths Java als een ooggetuigeverslag.Dat is bij de mythevorming over dit boek gaan horen, die al direkt na de publikatie van de eerste druk is ingezet. Yeths Java zou nu nog steedsals reisgids bruikbaar zijn, en men hoort wel eens de 'na te reizen' zo:u zlin. Echter, gedachte opperen dat het boek wanneer men Veths beschrijving vergelijkt met bij voorbeeld plaatsen die men uit eigen waarneming kent, valt de oppervlakkigheid van het werk op. Een willekeurig voorbeeld hiervan is de beschrijving van de stad Kudus op Midden-Java. Nader beschouwdpresenteertVeth eigenlijk niets andersdan een curieus samenraapselvan feitjes (III, 756-757), inclusief de aanwezigheidin de stad van wel tachtig prostitu6es (door Veth 'priesteressender ontucht' genoemd), op wier hygiene overigens door een inlands arts wordt toegezien.Met zijn beschrijving van de opmerkelijke minaret van Kudus, duidelijk een geislamiseerd overblijfsel van een hindoe-javaansecandi (lI, 204), kan Veth ons niet de illusie bieden dat wij samen met hem de minaret beklimmen, van grote hoogte uitzien over de stad, wat praten met de jongetjes die daar boven de tijd zitten te doden, en
64
65
lloogleeruor
tc Leidcr.
EERSTEDEEL.
HAARLEII. -
ERYEN IT. BOIIN. 1875.
I
-
Afb. 8. Professorveth kort voor zijn dood, in zijn huis .villa Maria' te Arnhem. Naar een schilderij door Jan veth. Frontispicebij deel I van de rweededruk van Java [g6 D 9]
66
luisteren naar het slaan op de bedug, de grote trommel die onder de dakconstructievan de minaret hangt en waarmee wordt opgeroepen tot het gebed. Dat de moskee een voorgevel in BritsIndische bouwstijl voorgeplakt heeft gekregen vermeldt Veth al evenmin, maar misschienwas dat in 1882 nog niet het geval. Een verband dat Veth wel uit de literatuur had moeten kennen is dat van Kudus op Java met al-Quds, Jeruzalem. Veth vertaalt 'heiligheid' wat het arabischewoord quds ook inderKudus met daad betekent, en komt dan direkt met de vermelding van zijn tachtig priesteressen.Voor moslims is dit Jeruzalemop Java niet zo maar een toevallige naamsovereenkomst.Beide stedenbevatten imposante oude, geislamiseerdeheiligdommen, die elk belangrijk en illustratief zijn voor het binnendringen van de islam in het betrokken gebied. Maar misschien is dat inlevingsvermogen en . die participatie waarteveel gevraagd van de soort van wetenschapsbeoefening was methode direkt waarvan de . mee Veth zich bezig hield en ontleend aan de bestudering van de beschavingenvan de klassieke oudheid. In de tweededruk van Java (1896-1907),waarvanVeth de eerste vellen nog in proef heeft gezien, is de uitvoerige plaatsbeschrijving bijna geheel vervallen. Nam de beschrijving van Midden-Java (waarin onder meer die van Kudus te vinden is) in de eerste editie nog zo'n 550 bladzijden in beslag, de tweede druk handelt het gebied af in 33 pagina's, en dat terwijl (of misschienjuist omdat) de bewerker J.F. Niermeyer ook nog een reis van een half jaar over Java en Madura had gemaakt. In de eerste editie van Java kon de auteur al zijn geschrevenbronnen nog echt breed uitmeten. Twintig jaar later was de kennis over Java zo toegenomen,en was het gebied zo veel meer ontsloten, dat een puur documentaire armchair beschrijving niet meer mogelijk was, terwijl het al evenmin mogelijk was om Java even gedetailleerdte beschrijven, maar dan louter op basis van nieuwe waarnemingen ter plekke. De nieuwe editie van Veths ./ava is helaas door het ontbreken van een register ook veel minder
67
.-
'M**.", a.^ { r -rffir**&a*yg
#uo*&t"**"
Brief van londro Negoro, de regentvan Kudus, aan P.J. Veth. Kudus, 6 november1879. [BPL 1756,map Tjondro Negoro]
s/dt-4**
![ De regent van Kudus, Raden Mas Adipati Ario Tjondro Negoro, stuurde Veth een aantal aanvullingen op deel I van Java. 'niet De regent doet dat, zo schrijft hij [...] om uwen arbeid te critseeren, doch om, indien u zulks noodig en nuttig mocht vinden, te dienen voor een eventudeletweede druk'. (Kudus, 6 november 1879). Veth heeft deze notities apart laten publiceren. Op het tweede deel van Java maakt de regent geen aantekeningen, naar eigen zeggen'daar de door Javanen beschreven geschiedenisvan Java uit eene aaneenschakelingvan legenden bestaat,wier historischegrond allicht beter door een niet Javaan dan door een Javaanbegrepenwordt'. (Brebes,5 maart 1882).
&"n+"e*-*"r-W*-f
ry
&{*e"w*et *ur- N*%'sYa,
'$ Afb. 9. Brief van de regentvan Kudus, Tjondro Negoro, aan p.J. Veth. Kudus, 6 november 1879. [BpL 1756, mapTjondro Negoro]
goed te gebruiken dan de eerste. Hoewel door de beide bewerkers alle moeite is gedaanom de tweedeeditie van Java de eerste te laten overtreffen, maakt deze laatste in retrospecttoch vooral de indruk een werk van piOteitjegens de overledenleermeesterte zijn geweest, waaraan dat visionaire inlevingsgevoel, het mythische aspect dat van de eerste druk zo'n bijzonder boek had gemaakt, was ontnomen, en waarvoor weinig anders in de plaats was gekomen.
Tijdschrift van het Indisch Aardrijkskundig Genootschap, onder redaktie van A.J. ten Brink. le jaargang, afl. 1-2. Samarang, G . C . T . v a n D o r p & C o . , n . d . [ c a . 1 8 8 0 ] .6 7 , 2 9 p p . [ I l I - 2 : 7 8 2 A 19-201[als serieook: S 9201] !f In de loop van 1879 nam een aantal Nederlandsenotabelenuit Semaranghet initiatief om een locale tegenhangerop te richten van het in 1873 in Amsterdam opgerichte Aardrijkskundig Genootschap: het Indisch Aardrijkskundig Genootschap.De doelstelling van dit genootschapluidde: a. opwekking van belangstellingvoor de aardrijkskundigekennis
68
69
t
Afb. 10. Omslag van het eerstenummer van het Tijdschrifi van het Indisch Aardrijlcskundig Genootschcp, Semarangca. lgg0 []g2 A lgl.
70
van Nederlandsch-Indi0 ; van den ondernemingsgeestop het gebied van b. aanwakkeren handel, scheepvaarten nijverheid, door verspreiding van meerdere kennis aangaandelanden en volken in onzen archipel; c. het besprekenvan landen, voor kolonisatie en emigratie geschikt; d. het verleenenvan medewerking aan geografischeexpeditiesen reizigers, bij voorkeur Nederlandsche; e. het bevorderenvan de verspreiding der kennis, opgedaandoor Nederlandschereizigers, zoo noodig door uitwerking van door hen verstrektegegevens; f. in het algemeenalles, wat strekken kan tot bevordering van de geografischewetenschap. Als middelen tot het bereiken van deze doelen werden genoemd: het houden van vergaderingen,het uitgeven van een tijdschrift, het opzettenvan contactenmet anderedergelijke genootschappen, en de vorming van een bibliotheek. Voorzitter van het Indisch Aardrijkskundig Genootschapwerd A . J . t e n B r i n k , d i e i n e e n g l o e d v o la r t i k e l ' O o k w i j ! ' i n d e SamarangscheCourant van23 april 1879, had opgeroepentot de oprichting. Hij verwees naar de initiatievenvan P.J. Veth en anderendie in Nederlandhaddengeleid tot de oprichting van een van Prins Henbloeiend genootschaponder beschermheerschap drik, dat al zo'n achthonderdleden telde. Ten Brink besluit zijn 'Indi€ begint zich wervende tekst met een chauvinistischeoproep: zijne waarde als Europeeschemaatschappijbewust te worden. Al zijn wij niet talrijker van bevolking dan de stad Leiden, wij zullen toonen, dat wij tenminste evenveelkunnen doen als Amsterdam met zijn tienmaal grooter aantal inwoners. Eendracht maakt macht, ook voor ons!' (Iydschrift Ill (ca. 1880),p 40) Op pp 65-67 van nurlmer I/1 van het Tijdschrift van het nieuwe genootschap staat de ledenlijst. Beschermheer is J.W. van Lansberge,de Gouverneur-Generaal.De l24leden zijn gevestigd in de hele archipel. Ongeveer de helft is afkomstig uit Semarang, onder wie ook P.A. Daum, redacteurvan de Locomotief
11
t
en de fotograaf C. Dietrich. Inlandse namen komen op de uitgeverG.C.T. van Dorp & ledenlijstniet voor. De Semarangse Co. nam het risico van de publikatie van het Tiidschrift op zich. Het Indische genootschap heeft zich sterk gemaakt voor de uitzending van een geografische expeditie naar Nieuw-Guinea' ongetwijfeld ook met zijn andere, niet zuiver-geografische doeleindenvoor ogen. En, iedereenrustte toen expeditiesuit, het was in de mode om de wereld te ontdekken - en dienstbaar te maken aan de ontdekker. De expeditie naar Midden-Sumatra:1877-1819
Afb. I l. Portrettenvan de leden van de Sumatra_cxpeditie. Met de klok mee, van boven: Joh. F. Snelleman,C.H. Cornelissen, D.D. Veth,A.L. van Hasselt.Eigen Haard 1g79,p 33. tG 193:lg79l.
Gemeten naar de resultaten, bestaande uit de negen-delige monografie, de atlas, de foto's en de meegebrachtenatuurhistorische verzamelingen,is de expeditie naar Midden-Sumatra, Veths meest permanente succes geweest. In zowel wetenschappelijk als maatschappelijkopzicht was het een belangrijke onderneming geweest. Het maatschappelijksuccesvan de expeditie was vooral te danken aan Veths coordinerendetalenten en de publiciteit die hij in binnen- en buitenland eraan gaf. Veth zette ook na afloop van de expeditie de publiciteit voort. Nu waren het geen plannen meer op grond waarvan fondsen moesten geworven, maar er moest getoond worden wat bereikt was. In buitenlandse vakbladen beschreef Veth het verloop van de expeditie. Het bleek dat deze niet zo maar een toeristische reis was geweest.Een zeer vijandig gestemdebevolking die meerdere malen de expeditie de doortocht verhinderde,de plotselingedood van het expeditielid J. Schouw Santvoort kort na zijn solo-tocht dwars door Sumatra, de primeurs zoals de beklimming van de hoogste berg van het eiland, de Gunung Kurinci (3806 m), de rijke documentatieaan foto's en tekeningen,de schat aan overige gegevens, de rivieren die voor het eerst door een stoomschip bevaren waren, de vraag of de Batang Hari nu wel of niet geschikt was voor de afvoer van de Ombilin-kolen, de witte plekken op de kaart die konden worden ingevuld, het zijn alle
72
73
"
,t
elementen van het koloniaal-wetenschappelijkecomplex die tesamenvan deze expeditie een tegelijk groots en nuttig avontuur maakten. Veth was nog op een andere wijze persoonlijk betrokken bij de expeditie. Zljn zoon, de ingenieur D.D. Veth, was mee op reis. Hij heeft zich vooral bezig gehoudenmet het tekenenvan kaartenen het maken van foto's. Vanaf 1879 publiceerde P.J. Veth in tal van bladen over het verloop van de expeditie. De leden van de expeditie publiceerden tussentijdse Berichten in de Biibladen van het Tiidschrifi van het Aardrij kskundig GenootschaP. van 1881 tot 1892 verscheenonder veths redactie de imposante Midden-Sumatra monografie: negen delen tekst met illustraties (soms naar de natuur, soms naar foto's), een atlas en een doos met originele foto's van personen,landschappenen architectuur. 'De Sumatra-Expeditie" in: Eigen Haard H.F.R. Hubrecht, tG 193:18791 1 8 7 9 ,p p . 3 3 8 - 3 4 0 . t[ Het Nederlands publiek had de sumatra-expeditie financieel gesteund en werd over de resultaten op de hoogte gehouden' Eigen Haard publiceerde meermalen over de expeditie. De portretten van de leiders staan in dit artikel afgebeeld: A.L' van Hasselt, Joh. F. Snelleman,C.H. Cornelissenen D.D. Veth' Van J. Schouw Santvoort was kennelijk geen portret beschikbaaar. Opvallend in Hubrechts artikel is dat hij als een voorname reden voor het organiserenvan de expeditiehet onderzoeknoemt naar de mogelijkhedenom een afvoerweg te vinden voor de Ombilin-kolen in de Padangsebovenlanden.In de artikelen van Veth zelf over de expeditie wordt overigens het praktisch nut van de expeditie niet zo simpel en eenzijdig in termen van transport van steenkoolgeformuleerd, maar de Ombilin-kolen worden wel ook door Veth steedsgenoemd.
Afb. 12. Professor Veth, ten tijde van de Sumatra_expeditie. Eigen Haard 1879, p. 92 [C 193:1879].
.La spedizione olandese nel centro di Sumatra. Secondo i dati raccolti dal professoreP.J. Veth', rn: Cosmos.ComunicaZionisui
74
75
"-
t
' progressi piil recenti e notevolti della geografia e delle scienze pp. 377-385. affini, di GuidoCora.Vol. 5 (1878-1879), [2023 Ar3l t[ Het blad Cosmos dat door Guido Cora in Turijn werd uitgegeven voorzag het Italiaanse publiek van de meest recente geografische informatie. Men krijgt de indruk dat in de laatste decennia van de negentiende eeuw de beoefening van de geografie een beschaafdebezigheid was geworden waarmee een groot deel van het ontwikkelde Europeseen Amerikaansepubliek zich onledig hield. Iederejaargang van Cosmosbevatte berichten over reizen en opnamesin alle werelddelen. Ook werden in elk nummer nieuwe kaarten gepubliceerd.De NederlandseSumatraexpeditie wordt erin beschrevenaan de hand van mededelingen die Veth aan de redactie had gestuurd. In hetzelfde deel van Cosmos staat trouwens een Italiaanse vertaling van fragmenten 'la minutezza uit Veths Java, met een zeer lovende beoordeling: dei dettagli, la scrupolosa esattezza,l'elegarza della dicitura' (pp.306-316). 'Die Expedition nach Central-Sumatra,ausgefrihrtvon P.J. Veth, der niederlSndischenGeographischenGesellschaft', in: Dr. A. Petermann's Mittheilungen aus Justus Perthes' geographischer Anstalt, vol.26 (1880),pp. 1-14, met kaart door D.D. Veth.
'?'
lV 138:261
{}tir{irs,.rLIAt{?}:
NfiITT&HRS}{$TThddfrRA a{, uglai3cn4
l'}.r3'"{r
drr JiNf N u4oi!rtr
Afb. 13. Fragmentvan de kaart door D.D. veth met de route van de expediriedoor Midden_sumarra [G 13g:1gg0].
f Veths verhaal in Petermann'sMittheilungen was bestemdvoor een internationaal publiek van belangstellendenin de geografie over het verloop van de Sumatra-expeditie.Het is het meest uitgebreide verslag dat direkt na de expeditie in een vakblad verscheen.Een kaart getekenddoor D.D. Veth was bijgevoegd. De rode lijnen op de kaart geven de verschillendetrajecten aan die door de expeditie-ledenzijn afgelegd. Het valt direkt op dat een groot deel van de routes via de rivieren Batang Hari (Jambi), Tembesi, Lematangen Musi (Palembang) heeft plaats gevonden.
76
77
a
t
1 'The Dutch Expedition P.J. Veth, to Central Sumatra', in: Proceedings of the Royal Geographical Society, New Monthly Series
I{IDDNIi.SUMATRA.
!f Veths verhaal over het verloop van de expeditie, zoals het door hem voorgelezen is in Londen op 10 november 1879 voor de Royal Geographical Society. Veth is hier beknopter dan in zijn Duitstalige publikatie. Onder het publiek zat ook A.R. Wallace die, nadat Veth gereed was, het gehoor nog een en ander mededeeldeover de geologie en zoologie van Midden-Sumatra. Veths voordracht werd geillustreerd met een aantal foto's die door zijn zoon D.D. Veth in het veld waren gemaakt.
ENONDERZOEKINGEN IIEIZIN DIR SUMATRA.EXPEDITIE, IIITCNRUSTNOORIINT A.\RDRI.IKSKII\DIGONNOOTSCIIAP,
1877-1879,
Midden-Sumatra. Reizen en onderzoekingen der Sumatraexpeditie, uitgerust door het Aardrijkskundig Genootschap, 18771879. Beschrevendoor de leden der expeditie, onder toezicht van P.J. Veth. 9 dln. Leiden,E.J. Brill, 1881-1892. [1492D 1-9; ook: 438 B 1-8]
IJESCHNEVENDOOII DE LEI]EN DER EXPIIDITIII, ONDIIR TOEZICHT Y,IN
p.
Proll
IY 4e4)
vol. 1 (1879),pp. 759-777.
J. \rE.II{.
/ , 1 1 ;i t "
' . .\
11,11:i'i,:,i
. nr1jl, ,/
DERSTEDEEL.
. ":::::"1'.:^"
LEIDEN.
-
I. Reisverhaal. Eerste gedeelte. 1881. 432 pp. Tweedegedeelte.
1882.318pp.
[r492DI-2]
![ Het eerste deel van het Reisverhaal werd geschrevendoor A.L. van Hasselten Joh. F. Snelleman,resp. controleurB.B. op Sumatra en zooloog. Het tweede deel werd samen met hen geschrevendoor C.H. Cornelissen, die de plaats van het overleden expeditielid J. Schouw Santvoort had ingenomen. In de inleiding van het eerstedeel van het Reisverhaalbeschrijft W.F. Versteeg de organisatieen financiering vanuit Nederland van de expeditie. De doelstelling wordt nog eens geresumeerd(I, p. 6): 1'. Het in kaart brengen van het te doorreizen terrein; 2" . een onderzoeknaar de productiviteit van den bodem; 3 o. een linguistisch en ethnographischen 4o. een natuurhistorischonderzoek'. Veth voegt daar een inleiding aan toe over de politieke toestand op Midden-Sumatraten tijde van de expeditie. Het reisverhaalis
E. J. BRILL. 1 8 8t .
Afb. 14. Titelpaginavan het eerstedeel van het Verslag van de expeditienaar Midden_Sumarra tl4g2 D ll.
78
79
i'
t
van een grote gedetailleerdheiden bevat een schat aan gegevens over de organisatie van de expeditie. Op pp. 230-231 staat de beschrijving van het stoomscheepjewaarmee de expeditie zich verplaatste.J. Schouw Santvoortsreis dwars door Sumatrawordt op pp. 54-88 beschreven.De piek van de Gunung Kurinci wordt op 12 december 1877 bedwongen. E6n dag eerder beschreefVan 'tien Hasselt het gezicht op de krater als volgt (I, p. a01): minuten over halfacht had ik het hoogste punt bereikt, althans wat ik daarvoor hield, - een rotsblok dat met zijn vlakken kant naar boven gekeerd lag. Toen ik eindelijk op handen en voeten daar tegen opgeklauterdwas, schrok ik terug voor het tooneel dat zich hier aan mijne oogen vertoonde;hetgeenik voor den top had aangezien,was de scherpe rand van een ontzaglijken krater met steile wanden, daar beneden, meer dan duizend meters diep, kookte het en stegen zwavel- en waterdampenomhoog, die het eene oogenblik de gehele ruimte vulden en in het volgende zich .zoo verspreidden, dat de geheelebodem voor onze oogen bloot
Afb. 15. De stoombootvan de expeditieop de BatangHari. Staalgravure door C.L. van Kesterennaar een foto van D.D. Veth. Midden-SumatraI,l [1492 D l].
80
lag'. Het tweede deel van het Reisverhaal beschtiift het vervolg van de reis, naast een aantal algemene opmerkingen (II, pp. 245-276) over het reizen in Nederlands-Indiemet een wetenschappelijk 'plan en vereischten', doel. Achtereenvolgensworden behandeld: 'de persoonlijke uitrusting', 'het vervoer der goederen, voorziening in behoeften op reis en verkeer met de inlanders', 'bijzondere opmerkingenbetreffendehet rivier-onderzoek','de overige wetenschappelijke werkzaamheden'. Over de moeilijkheden bij het fotograferen wordt onder meer het volgende opgemerkt(II, p. 271):'De berichten[...] gewagentelkensvan de bezwaren die de photograaf ondervond door den invloed der tropische warmte op de chemicalien, - door de sterkere werking van het licht, - door de moeielijkheid om zich in een huis vol reten en spleten eene goede donkere kamer te verschaffen, door de te zwarte tint die de gele gelaatskleur der inlanders op de photographiekrijgt, zoodat zij het voorkomen erlangen van negers,- door de belemmering die de reizende
8l
I
I
photograaf in het kiezen van plaats en tijd ondervindt, - door het gemis eindelijk van die intelligente hulp, waarin het gereedste middel zou gelegenzijn om al die zwarighedenmet goed gevolg te bestriiden'.
[r4e2D 3l f Veths zoon, D.D. Veth, schreef de Aardrijkskundige beschrijving, en tekende, samen met J.H. Makkink, ook de Atlas. Het boek begint met een beschrijving van de kaarten van de Atlas. Daarna worden achtereenvolgensbehandeldhet berg- en rivierstelsel, de meteorologischewaarneming en het klimaat, de staatkundige indeling en de bevolking, het wegennet en het verkeer, de mogelijkheden voor de afvoer van de Ombilin-kolen en de verbetering van de verbindingenaan Sumatra'sWestkust, de geologie en de mineralogie (met de beschrijving van 86 monsters), en ten slotte de gedaante van het land, met opgave van de plantengroeien de fauna. Atlas bij de Aardrijkskundige beschrijving door D.D. Veth. Leiden,E.J. Brill, 1882. [Plano2lE3; ook: Plano50 D 3] $ In zestien bladen worden de geografische opnamen van de expeditie gepubliceerd. De kaarten zijn getekend door J.H. Makkink en D.D. Veth. Bladen I-IV en VIII-XVI zijn in fotolithografie gereproduceerd. Veel van de kaarten betreffen de bevaarbaarheidvan de Batang Hari en de andere rivieren. Ook is de nodige aandachtgewijd aan de lengteprofielen,met name voor het aanleggenvan wegen en spoorlijnen, niet alleen voor personenvervoer,maar ook - alweer! - voor de afvoer van de Ombilin-kolen. Het tweede deel van het Reisverhaalbevat een overzichtskaart van alle trajecten die door de leden van de expeditie zijn afgelegd. Afb. 16. Uitrustingsstukkenvoor de wetenschappelijkonderzoekerin Nederlands-lndi€.Naar tekeningenvan Joh.F. Snelleman. Midden-Sumatra1,2, pl. viii [1492 D 2].
82
83
I
" '""' l!E;r';::'
ts '; .: '.. . .
:
,:i::a:i:ir:l:;::l!'
..,ii!:!lt;li,i':.':
]r
,ar,' ::'a: !:."": ':!,; il.iiii;:a; ::1 :;: :i!i
Erl::
Afb. 17. Een hadji uit Alahan-panjang,gekleedin juba en saroban. Naar foto van D.D. Yeth. Midden-SumatraIIil/2, pl. l-3 [1492 D 5].
84
Afb. 18. Pangidaman-padi.Bezweringsmiddelenter beschermingvan de rijst. Midden-Sumatrallllll2, pl. xciii Ll492D 51.
85
t
T
llL Volksbeschrijving en taal. Eerste gedeelte, eerste afdeeling. 1882. 429 pp. Eerste gedeelte, tweede afdeling. 1881. 63 pp., 128 litho's: Ethnographischeatlas. Tweedegedeelte.1887.
u492 D 4-61
Afb. 19. Het verzamelenvan nestenvan wilde bijen, voor bijenwas en honing. Naar een tekening van A.L. van Hasselt.Midden-Sumatra Ill/I/2, pl. lxxxvii [1492D 5].
86
'||[De drie delen over volk en taal werden geschrevendoor A.L. van Hasselt. Het eerste deel bevat de beschrijving van de Middensumatraansemens en zljn bezighedenmet de volgende indeling: 1. Bewoners, uiterlijk, kleding, wapens. 2. Karakter, ontwikkeling, opvoeding, onderwrjs. 3 Godsdienst, bijgeloof, ziekten, medicijnkunst. 4. Kunstzin, muziek en muziekinstrumenten, spelen, dierengevechten.5. Dorpen, woningen, huisraad, het gebruik van betel, opium en tabak. 6. Bestuur, hoofden, standen, inkomsten van de hoofden, herendiensten, belastingen.7. Rechtswezen,undang-undang.8..Erfrecht, familieleven, voeding. 9. Zwangerschap,geboorte, het afsnijden van . de haarlok, naamgeving, titulatuur, verloving, huwelijk, echtscheiding, overlijden, begrafenis, dodenfeesten. 10. Gronden, grondrechten,bosprodukten,landbouw. 11. Handel, middelen van vervoer, veeteelt, huisdieren. 12. Nijverheid. 13 Jacht en visserij. Het tweededeel is de ethnografischeatlas, met 128 lithografische illustraties en uitgebreide beschrijvingen daarbij. Foto's van D.D. Veth en tekeningenter plaatse gemaakt door A.L. van Hasselthebbende lithograaf als voorbeeldgediend. Het derde deel bevat de beschrijving van de talen en letterkunde van Midden-Sumatra. Na een overzicht van de in MiddenSumatra gesprokentalen en een inleiding tot het rentjong-schrift behandeltVan Hasselt liedjes, woordenlijstenen de verschillende genresvan de Minangkabauseliteratuur: sprookjes,geschiedenis, liedjes,raadsels,spreekwoorden,overleveringen,de geschiedenis van de 12 Kdt6, het verzamelenvan bijenwas en honing, en een geloofsbrief. Tal van teksten worden uitgegeven, soms getranscribeerd als zij in rentjong of Arabisch schrift zijn geschreven, vertaald en geannoteerd. In zijn inleiding tot de taalbeschrijving
87
noemt Van Hasselt de reden waarom taalstudiebelangrijk is. De Nederlandse ambtenaarmoet in staat zijn grondig te begrijpen 'de wijze waarop het Minangkabosche volk zijne gedachten uitdrukt, om 266 tot die gedachtenzelve te kunnen doordringen en het volk te leeren kennen. Want alleen dan is het mogelijk een goed bestuurder te zijn, wanneer men het volk begrijpt en verstaat in zijn denken en behoeften'.
- 2 2 -
lIL
,
2,'
x-
//
/< .x x X,
z+
4O^ ,,\,\ 4+^ )^ 1Q
,4.Y'/
2
Ax,/
/\ .f
,a
z{ z'o ],^ o ,.;. .1 ,/z'z/o rA o ,4
,Y
,..//
./
4 Y ,/'7 .+' /a' ),/.
\/< 74 )u' /v V/
.O/ zv" zYt/ .+ *' Z* 2v' ?* t^ ,/ A .-Y \.Y Xv ,\
Atikoe riudoesari-hoehl, Itoe goendikoe llndjang;
,.Y
't
>
Lddioe koe toeroeu uenjeraubah: Bariikot
sandirq kadoedoeng;
Ilitloek sariru Bldu
paudjrns
limd;
bisat sarlboe tauggoeng:
ldoeh kaslan laue
igtj. l'oewau.
Dit
lied,
op een baruboclatje gegri{t.
wiens aanzoek tot lrog ttre geeu gulsrir dat
het neisje ziincr keuze eel rnder
Lerat cle rerzuc}rting vaD een lnDnaar,
r,urLrrLl te beurt ricl, en djezich roorstelt, ul,er
sctrcgeD i-r. Jn deu vierden en vijfden
regel zegt hij soordelljk: dc l)axiilint-l)oorr qrocit usast deu kedondong-boon, 'tgeen beteekent: waarou zoutlt gij ookjuist uij rerkiezer boven zoo vele auderen? De
zesde regel bevat ecu uitroep onr nredelijrlen op te vekkeu,
gevoel nij is het tr
ouuitsfrekelijh
IY. Natuurlijke historie. Eerste gedeelte.Fauna. Eerste heffi. 1887.l,ttatste helfi. 1892. Tweedegedeelte.Flora. 1884. 11492 D 7-91
ellenrlig",
er
danrrp
ongevecr als:,,ik
volgt in dcu laatsten regel:,,beter
.terretr. dou z,ji te lerel.'
Goendi. ilul. Lrnrljrrrg. Irei ?rngel ul eerr mmDelied: oolir licthebber. velgolrllen in i e t s h c b b c r r-. S r r r ( l i r l t .r r r . t c l k i l r r f u r .- I j r r r r . , l r cr r r k a r l , , e r l , , r r rh3o. o n r e r w r a a r i r rL i j e n h u n n e s tn r k e n . S r r r r n . s o c r i a r r l o o n- r . L i r r e . \ i j l ( ) I e r ' \ r J t \ r d f x r e l ) - l j J s a t . n a t . - L r m i . ran langon duur. - lg!. zeer. Jf,
,z .y 9
' 4. ,/Z ,4,/'o //.<-, ,,.)7.4 Z. <<". U< z{ ,M ^^ v< .z+a .2" ,,. 6. ,< ,as .< 4 V'o X y' ,^x./ /*-. ,.^ .4* Z? ,X zA v{ o << X^ \< ,^'\ o /
Afb. 20. Een lied in rencong schrift, door A.L. van Hasseltgetran_ scribeerd,vertaald en geannoteerd.Midden-sumatra lrr/ll tl4g2 D 61.
88
'lf In tegenstelling tot de eerdere delen van de monografie, die door de leden van expeditie zelf werden geschrevenop grond van hun aantekeningenen verzamelingenuit het veld, zijn de twee delen over de fauna grotendeels door anderen, specialistenop deelgebiedenvan de tropische fauna en flora, volgeschreven.De redactie werd gevoerd door Joh.F. Snelleman,de zo6loog van de expeditie. De auteurs beschreven de door de expeditie meegebrachtespecimina en stelden systematischelijsten samen van de nieuwe soorten. Het deel over de flora werd geredigeerddoor A.L. van Hasselt en J.G. Boerlage, de conservatorvan het Rijksherbarium, en werd net als bij de delen over de fauna, gevuld door bijdragen door verschillende specialisten. P.J. Veth schreef zelf de inleiding met een overzicht van de geschiedenisvan de bestudering van de flora van Sumatra en een beschrijving van de werkwijze van de expeditie bij het verzamelen van plantenmateriaal.Een botanist was om redenenvan geldgebreken door een competentiekwestie tussen het Aardrijkskundig Genootschapen de mogelijke sponsor, de Vereeniging voor Tuinbouw en Plantkunde, uiteindelijk niet met de expeditie mee gegaan.Toch slaagdeVan Hasselt erin om naast zijn vele andere bezigheden tijdens de expeditie ook plantkundige observatieste doen en specimina te verzamelen.
89
i
i
Voor Veth was een belangrijk voordeel van de plantkundige informatie die door de expeditie was verzameld de ontwikkeling van de Nederlandsehorticultuur. In zijn inleiding tot het botanische deel schrijft Veth hoe de 'in de afgelegenstegewesten [opgespoorde] nieuwe schoone kinderen van Flora' zowel de rijke lieftrebberals de eenvoudigewerkman ontroeren, en tegelijk van de verkoper een rijk man kunnen maken. De spectaculairste plant die de expeditie meebracht was wel de Rffiesia Hasseltii Sur., een nieuwe soort Rafflesia met een bloem van 60 cm in doorsnede, die werd vernoemd naar Van Hasselt, de verzamelaar. De wetenschappelijkebeschrijving van de nieuwe soort is van de hand van W.F.R. Suringar. In de inleiding op het plantkundige deel van het verslag houdt Veth een pleidooi voor een beter begrip van de inlandse benamingen van de Indischeplanten en formuleert richtlijnen voor het gebruik van de inlandsebenamingenals elementenin de westerse . nomenclatuur voor de plantensystematiek.Een verbeterdekennis van de inheemse plantkunde zal, voegt Veth daar aan toe, een 'tot nieuwe, belangrijke bijdrage zijn de kennis van den inlander en de juiste beoordeelingvan zijn aanlegen begaafdheden'. 'Lijst van hout-, bamboe- en rotansoorten Van Hasselt stelde een van Midden-Sumatra' samen. In de inleiding daarbij waarschuwde hij voor de gevaren van ontwouding. In totaal werden specimina van 374 houtsoorten, 13 bamboesoortenen 44 rotansoorten tijdens de expeditie verzameld. Van Hasselt heeft deze alfabetischgerangschiktnaar hun inlandsenaam en van een beschrijving voorzien. D.D. Veth, 145 photographieen.1877-1879. .,....;.1.1.... .l''
Afb.2l . De RaffiesiaHasseltii Sur., een nieuwe soort. Ware grootre: 60 cm in doorsnede.Midden-SumatralY, 13 [1492 D 9].
90
[Plano 6l A 4]
$ In het Reisverhaal(II, pp. 271-272) worden de problemen met fotograferen in het veld beschreven.De fotograaf (D.D. Veth) was niet geoefend in het gebruik van negatief papier, destijds kennelijk een recente uitvinding. Hij fotografeerdedus met de veel zwaardereen kwetsbaardereglazen platen, die ter plekke
91
t
Afb. 22. Ahmad Nazarudin, sultan van Jambi tijdens de expeditie. Foto door D.D. Veth. Midden-Sumatra, Fotoalbum, [pl. 61 A 4, g4.
werden ontwikkeld en gefixeerd. Daarna werden zlj met l2-2O stuks tegelijk in kleine kistjes, op maat vervaardigd, tussen richels geschoven verpakt en naar Nederland verzonden. Fotograaf Oosterhuis te Amsterdam vervaardigde de afdrukken van 145 foto's van landschappen,gebouwen en personen voor het 'Album' dat de Midden-Sumatramonografie vergezelde.Dit was ongeveerde helft van het totaal. De overige foto's vielen af voor 'Album' door kleinere of grotere gebreken. Zij opname in het dienden wel als model voor de getekende en gelithografeerde illustraties bij het Reisverhaal en de EthnographischeAtlas. De 'Album' hebben als model gediend voor de houtfoto's in het snedendie zijn gepubliceerdin de berichten over de expeditie in de populaire geografische tijdschriften als Le T-our du Monde (1880). De Aarde en haar Volken (1881) en Aus allen Welttheilen. De talrijke problemen met fotograferen in het veld werden, te oordelen naar de foto's die zijn gepubliceerd, goed . overwonnen en D.D. Veth zegt daarover zelf (Reisverhaalll, p. 272): 'De voornaamsteles die hieruit voor toekomstigereizigers te trekken is, zal wel deze ztjn, dat men de strijd tegen moeielijkheden niet te spoedig moet opgeven, daar oefening en volharding ten laatste alle overwinnen'. Ook de vele nieuwe vindingen in de fotografie worden door de fotograaf genoemd, met de goede raad aan reizigers om zich toch vooral te informeren naar de nieuwste ontwikkelingen, en niet de ervaringen van de fotograaf van de Sumatra-expeditieals leiddraadte nemen. Opvallend in de verzameling foto's is het volledig ontbrekenvan afbeeldingen van moskee€n. Wie niet beter wist uit de Volks' beschrijving van de monografie zou kunnen denken dat er in heel Midden-Sumatrageen islamitischegebedshuizenstonden. De personen wier portretten staan afgebeeldin deze verzameling zijn de inlandse leden van de expeditie en sommige notabelen met hun familie die men tijdens de expeditie had ontrnoet. Dat het aantalportretten van deze laatstecategoriebetrekkelijk gering is moet wel verklaard worden door de vijandige bejegeningvan de expeditiedoor de bevolking.
De InternationaleKoloniale Tentoonstellinevan 1883 De organisatie van de Midden-Sumatraexpeditie en de redactie van de bijbehorendemonografie hebbenvan al Veths activiteiten en projecten waarschijnlijk de meeste blijvende waarde gehad. Zijn bemoeienis met de inzending van de Nederlandsekolonien naar de Koloniale Tentoonstellingvan 1883, de inrichting van het 'Koloniale Park' en de redactie van de catalogusvan de tentoonstelling moeten hem tijdens zijn leven de grootste bekendheid gegeven hebben. En nog steeds is de catalogusdoor zijn brede opzet, de diepgang van de inleidingen die door specialistenvoor elke afdeling zijn geschreven,en de vele details van de objectbeschrijvingen,een informatievemomentopname. Catalogus der Afdeeling Nederlandschekoloni4n ven de Intenmtionale Koloniale en Uitvoerhandel Tentoonstelling Qan I Mei tot ult" October IB83) te Amsterdam.3 dln. Leiden, E.J. Brill,
lt24 B s-71 Catalogue de la section des colonies nderlandaisesd l'Exposition Internationale Coloniale et d'Exportation Gintrale, tenue du l Mai au 3l Octobre 1883,d Amsterdam.Leyde, E.J. Brill, 1883.
[Hotz 17901
b'r.x,t,r.qitl l..l
ptr-i l,1t!"lt!t
Afb. 23. Koning willem III, de monarch van het immensekoloniale rijk, hier afgebeeldin de catalogusvan de Koloniale Tentoonstelling, Amsrerdam tgg3. [Horz 1790]
94
$ Een staalgravurevan koning Willem III siert de frontispice. In deel 2 wordt het portret van de Gouverneur-GeneraalF. s'Jacob afgebeeld.Het hoofdgebouwvan de NederlandseKoloniale Afde'Koloniale Park', dat was neerling van de tentoonstelling, het gezet op het Museumplein in Amsterdam, was getekenddoor de architect Ary Willem Stortenbeker.Zljn inspiratie was de BritsIndische Islamitische bouwstijl. Deze stijl is ongeveer tezelfdertijd ook door Nederlandersop Sumatra gebruikt, bij voorbeeld voor de bouw van de grote moskee in Medan en voor de moskee van Kuta Raja, in Atjeh, die in 1881 door het NederlandsIndisch gouvernementis gebouwd nadat het oude gebouw tijdens
9s
Afb. 24. Linkerhelft van het 'Koloniale Park', Amsterdam 1883, met op de voorgrond het inl:urdsedorp 1724B 51.
'Koloniale Park'. Amsterdam 1883. met Afb. 25. Rechterhelftvan het op de voorgrond het inlandse dorp [724 B 5].
96
97
1. ?. 3. l. 6. ;. i-
Bsmbo€huis lrn Bnttrrir' l)uroen Stal mtt twee Jaruilsche hut. SurijmEscho Bambe-bruq. EouieD bluq mei bontboofeuilDc' u,r d, Pa'laner' Le bretrlf,ndcb' \i'"''r" purd eo Baelrch it"l""**"t, s,'l-.' trel$' er JaYBcchtn
E. G6ihnstal. 9. -io. -Atjohsch€ ronitrq, met Doialrche vartw' hr".*"t'".."i"q onderDcmDop parhc It. Arbeiden*onrng gon rn do Prcanser rcg' wmnhurs' 12. S€DdffioI
i
)
' / ,.Y t-7
" rr./" (;roct
Ill
Afb. 26. Plattegrondvan het 'Koloniale Park'. Amsterdam, 1883
de tweede Atjeh-expeditiegeheelwas verwoest. De driedelige catalogus, waarvan tegelijk een Franse en een Nederlandse editie werden gepubliceerd, is geredigeerd door Veth. Voor een goed begrip zij hier opgemerkt dat de catalogus alleen een beschrijving bevat van de inzendingenuit de Nederlandse kolonien. Andere inzenders, bij voorbeeld de Perzische Handels-VereenigingJ.C.P. Hotz & Zoon, het Nederlandse Ministerie van Marine en ook de vele buitenlandsebedrijven en handelaren die op de tentoonstelling waren vertegenwoordigd, lieten een eigen catalogusdrukken. In de beschrijvingen van de tentoongesteldeobjecten zljn steeds de naam en woonplaats van de inzenders vermeld. De inzendingen uit West-Indie zijn gering in aantal en drukken geen stempel op de koloniale tentoonstellingals geheel. De catalogus beschrijft dus in hoge mate de Nederlandsekolonie in ZuidoostAzie. Voor de lezer ontvouwt zich een ook nu nog intrigerend . overzicht van de natuur van de kolonie en de materiele cultuur van gekoloniseerdeen kolonisator. Voor het eerst in Nederland kon het algemenepubliek kennis nemen van de resultatenvan de bestuderingvan de Archipel en had het de mogelijkheid om een grote selectie van voortbrengselenvan land en volk te bezichtigen. De catalogus is verdeeld in drie groepen die zijn onderverdeeld in 23 klassen, die elk een thema binnen de koloniale inzending behandelen.De beschrijving van iedere klasse wordt steedsdoor een of meerdereexpertsop het betrokken gebied ingeleid. Vooraf gaan eerst een Voorbericht door Veth, een Algemeen Statistisch Overzicht van Nederlands-Indie, en een beschrijving van het gebouw der NederlandscheKoloniale afdeling, eveneensdoor Veth. De inhoud van de catalogusis als volgt: Groep I. De natuur der gekoloniseerde en overheerde gewesten. 1e klasse:Geografie,inleidingdoor C.M. Kan en P.J. Veth 2e klasse: Meteorologie en Aardmagnetisme, inleiding door C . H . D . B u y sB a l l o t . 3e klasse: Voorstellingen van het terrein, inleiding P.J. Veth.
u24B 6l 98
99
ffi .fu*,il# #, #:r ii'"#,:;
.tiifi ,:.:l:i:J
*i'
Afb.27. De Indovethia calophylla Boerl., in 1894 vernoemdnaar Veths liefde voor Indie. [OLG 14:4360].
100
4e klasse: Geologie en mineralogie, inleiding door R.D.M. Verbeek. 5e klasse:De plantenwereld,inleidingdoor W.F.R. Suringar. 6e klasse: De dierenwereld,inleiding door F.A. Jentink. 7e klasse:Anthropologie,inleidingendoor T. Zaaljer en F.A.C. Dumontier. Groep II. De inlandsche bevolking der gekoloniseerde en overheerde gewesten. 8e klasse:Bevolkingsstatistiek, inleiding door W.B. Bergsma& F.M. Jaeger. 9e klasse: Huiselijk en maatschappelijk leven, inleiding door M.T.H. Perelaer. 10e klasse:Middelen van bestaan,inleidingendoor S.C.J.W. van Musschenbroek,J. Lameris, H.J. Veth, K.W. van Gorkom en W.B. Bergsma& F.M. Jaeger. l1e klasse: Kunsten en wetenschappen,inleidingen door L. Serrurier en P.A. van der Lith. . 12e klasse: Godsdiensten godsdienstigegebruiken, inleiding door P.J. Veth. 13e klasse: Regeeringsvormen en staatsinstellingen, inleidingen door P.A. van der Lith, M.T.H. Perelaer.G.A. Wilken. W.B. Bergsmaen C.L.F. Post. Groep III. De Europeanen in de kolonidn en overheerde gewesten en hunne betrekkingen tot den inlander. 14e klasse: Vestiging en uitbreiding van het Europeeschgezag, inleiding door C.M. Kan. 15e klasse:Kolonialestelsels,inleidingdoor P.A. van der Lith. 16eklasse:Zee en Landmacht,inleidingdoor T.H.M. Perelaer. 17eklasse:Openbarewerken, inleidingdoor C.L.F. Post. 18e klasse: Telegraphieen postwezen,telephonen,seinen, inleiding door H.L. Janssenvan Raay. 19e klasse: Handel en scheepvaart,inleidingen door W.B. Bergsma& F.M. Jaeger,D. Maarschalk,G.K. Niemann en p.J. Veth. 20e klasse:Landbouwen nijverheid,inleidingendoor K.W. van
101
DIETRIANGILATION\TON JA\-A
pursr)\Al DES G;ffipurscnni{ Drnt{srns NIDDI'RL,INDISCII OST-INDIEI\ \.IERTXABTHNII,UNG
Gorkom, W.B. Bergsma, W.B. Bergsma & F.M. Jaeger, S.C.J.W. van Musschenbroek,R. Everwijn en C.L.F. Post. 21e klasse: Huiselijk en maatschappeh.yk leven van den Europeaan, inleidingendoor C.B.H. von Rosenbergen P. Heering. 22e klasse: Opvoeding en onderwijs, inleidingen door P.A. van der Lith en Th.Ch.L. Wijnmalen. 23e klasse: Wetenschappelijkonderzoek, inleidingen door P.J. Veth, C.L.F. Post,H. Prange. Hierna volgen nog kaarten van Oost- en West-Indi€, en in een aanhangselde lijst van voorwerpen die ingezondenzijn door het NederlandscheZendelinggenootschap.
1 , . \ s I ' R I I t . \ t t t t l ,l i l i t E t i t i l | j 1 ' z I]{ ,{L:I'fR,\G DES ]II\ISTENIUIIS DER IiOLO\IE:{ L-\D C\TER IIIT\\'IRIiU\(;
\'O\
J. C. l* YAI{
.|SPDRDN, Googr. Ingenienr ln Ost-Inrllen n D. U. L. J. yAN .{SPEREN, f,npltiin znr See n D. W. ll. Tf,UNISSEN, .tseistenton boi denl Gleocr. Dtenst tn Ost-Indlen il. D. I]E.\RBEITET ION
D OJ. . A . C . O U D E U A N S Prolbssor dcrAslr0n0mic n0dmneichi-[nircnit!l ru l,t.rchl,ehrnraligtnr lhuplingrnitur unrlIhefdts 0rographixlren 0icnstm il 0sl.lndien
DRUCK YONJOII INSCHEDE EN ZONEI{ ZU II.IARLIII
H,\AG \t.\ Il-t'INt-s \I.t Itr-r1'1
Afb. 28. Titel van deel 4 van Die Triangulation von Java, geredigeerd door J.A.C. Oudemans.Den Haag, 1895 [42 A5l.
r02
Triangulatie van Java: het opmetenvan het overzeeserijk De oppervlakte van een driehoek is de helft van.het product van basis en daarop neergelatenloodlijn. Op betrekkelijk eenvoudige wijze is zo voor iedere driehoek, ongeachtde vorm, de oppervlakte te berekenen,en kunnen de hoeken van zo'n driehoek als vaste oridntatiepuntenworden gebruikt voor alle punten binnen de driehoek. De driehoeksmeting is daardoor een onmisbare techniek voor de topografie. Van 1861 tot 1886 werd onder leiding van Prof. J.A.C. Oudemansdoor de Nederlands-Indische Topografische Dienst de driehoeksmetingvan geheel Java uitgevoerd. Op Java werd een hoofddriehoeksnetvan 114 punten uitgezet, met nog eens 800 punten van de tweede orde. De resultaten van het enorme werk werden door Oudemanstussen 1875 en 1900gepubliceerd. J.A.C. Oudemans, Die Triangulation von Java ausgefilhrt vom Personal des geographischen Dienstes in niederkindisch OstIndien.4. Abteilung. Den Haag, Martinus Nijhoff, 1895. 11i,224 pp., kaarten. t42 A,5l Idem. 6. Abteilung. Den Haag, Martinus Nijhoff, 1900. iv, 154, 87 pp., kaarren. [42 A7]
103
ota
Sambal. Eet Maloiechescnnbal, in het Jav. sambEluitgesproken, heeft serlert lang een soort van bur. gerrecht in onzs taai gekregen, en is toch cloor van Dele niet opgenon,en.Ik hoordehet als kincl in tle ouclerlijkewoning gebruiken van esn tosspijs blj vleesch,hoofclzakelijkbestaanale uit komkommersdie iloor mirlCelvan esnaleartoeingericht mesje in zeer fijne reepjesworilen gesneclenof geschaafcl.Volgens een ouil recept werilen zij darrna 24 uren in cle pekel gelegil en vervolgens met bijvooging van poperwortel on laurierbladen in een flesch geclaan, ilie vercler met besten azijn wercl gevuki. In het Keapsch-Hollandschbeteekentsambal, volgens Malsvolt's ,,Iclioticon": ,,een b$ vleesch gebruikte toesp$s, uit fijn gesneclon uien, kweeperen, komkommers snz. bestaancleen met az$n toebereiil." In het Maleisch en Javaanschhseft ecbter sambalgeene zoo tot eene enkele toesp$s beperkte beteekenis,Ilet is een algemeenenaam voor allerlei als toesp$s b$ de rljst gebruikte bereidselen,die onrler een grooteverscheiclenheiil peper van n&men voorkomen.GemalenSpaausche ,is meestal een hoofdbestanclcleel, Ds sambals,clie gebakken of gefruit worclen,heel,ensambalgoring. B$ de familiun uit Iniliu in Europa vr6ergekeercl worrlt vaak nog tle rijsttafol aangerechten
tf Delen I en 2 bevatten de opname-resultatenvan kleinere gebiedenop Midden- en Oost-Java,en deel 3 aanvullingenop de eerder verschenen delen met beschrijvingen van de gebruikte instrumenten. Pas in deel 4 wordt het hoofddriehoeksnetdat op Java is uitgezet beschreven.Het secundaireen daarvan afgeleide locale komt in deel 5 aan de orde, waarin ook (pp. 4-7) een opgave te vinden is van de in totaal 75 personen die in allerlei kwaliteiten, van hoog tot laag, aan de uitvoering van dit project hebben deelgenomen. Deel 6 bevat de hoogte-, breedte- en azimut-bepalingen,en ook een historisch overzicht door M.L.J. van Asperen over lichtbreking en de invloed daarvan op de waarnemingbij de topografischeopname. Oude dag en hulde P.J. Veth, Uit Oost en West. Verklaring van eenige uitheemsche ,woorden. Arnhem, P. Gouda Quint, 1889. viii, 402 pp. [1113 G
2sl ll Dit werk is het produkt van meer dan twintig iaar etymologie€n verzamelen door Veth, een werkje dat hij in de marge van zijn vele andere activiteiten had verricht. Veth behandeltde vreemde herkomst van enkele honderdenmeest uit het Verre Oosten ingeburgerde Nederlandse woorden. Zlin etymologieen verscheneneerder als artikelen in de Arnhemsche Courant. Feestbundel van taal-, letter-, geschied- en aardriikskundige bijdragen ter gelegenheid van ziin tachtigsten geboortedag aan Dr. P.J. Veth door eenige vrienden en oud-leerlingen aangeboden.Leiden, E.J. Brill, 1894. 317 pp. [OLG 14:4360; ook: Hotz 200]
Afb. 29. Het gebruik van het woord sambal in het Nederlands. G 251. P.J. Veth, Uit Oost en West (Arnhem 1889), p. 373 |ll3
t04
I De Feestbundelis in de eersteplaats een huldeblijk aan Veth door notabelenen geleerden van vele specialismen.Het boek is
105
tegelijk een sociaalevenement.De tekst wordt voorafgegaandoor een afdruk van de handtekeningenvan de auteursen inschrijvers. In totaal 68 auteursschrijven kleinere bijdragen vanuit hun eigen specialismen. Het monumentale boek opent met een getekend portret door Jan Veth van P.J. Veth op 77-jarige leeftijd. Geografen, ethnografen,botanisten, en oridntalistenvan vele specialisaties vullen het boek met hun geleerde studies. De bijdragen worden besloten door een bibliografie van Veths publikaties. Opmerkelijk is de bijdrage op pp. 89-90 (met plaat tussenpp. 96'Sur I'Indovethia, nouveau genre de 97) door J.G. Boerlage, violac6esde I'archipel malais', waarin het voorstelwordt gedaan om deze voor het eerst beschrevenplant (onder voorbehoud) te vernoemen naar Veths belangstelling voor Indie, de Indovethia calophylla Boerl. Enkele tijdgenoten Veth was in zijn tijd niet de enige die over de geschiedenisen cultuur van de archipel schreef, maar hij heeft wel door zijn omvangrijke publikaties over Borneo en Java, en door zijn vele andere projecten, het duidelijkste stempel gezet op de wetenschappelijke bestudering van Nederlands-Indie.Het eenvoudige werkje van P.P. van Roorda van Eysinga uit 1838 heeft Veth ongetwijfeld gekend. Bij de publikatie van de werken door De Stuers (1849), Van Hoevell (1854) en De Jonge (1862-1864) heeft Veth een actieve rol gespeeldals bewerker van de tekst of raadgevervoor de auteur. P.P. Roorda van Eysinga, Aardrijksbeschrijving van Nederlandsch Indid, ook ten dienste van hen, die zich tot de lessen bij de Koninklijke Militaire Akademie voorbereiden, om eenmaal naar Nederlandsch Indid te vertrekken. Breda (Broese & Comp.)
[3s9E 13] Afb. 30. ProfessorVeth, de nestor van de geografischewetenschapin Nederland, oud l7 jaar. Tekening door Jan Veth. [OLG l4:4360].
106
't[Philippus PieterRoordavan Eysinga(1796-1856) wasin 1836
t07
VNAGET{. Wat weet gij aangaande;;,*.u van Zlarauia naar Buitenzorg ? Welke is de gedaanteerr grootte tan Buitenzorg? Welke is er de warmtegraad ? Welke ziin er de grenzen van? Wat valt er ten aanzien van de ligging te zeggen? lffat weet gfr van de voornaamste bergen ? \[at van de rivieren ? lfiat van de gegravenekanalen? \{at van den waterval op Sading ? 'l[at van de minerale bronnen ? Wat weet gij van de huisdieren? Wat valt cr van de wilde dieren te zeggen,'i lYelke bosschen kunt gij opnoemen? l{elke zijn er de volksslammen? Iloedanig is er het karakter van den Jaoaan? Wat weet gij van de verdeeling ta.l Buitenzorg? I{at van de hoofdplaats? Yan welk staatkundig belang is Buitenzorg? \Yelke fabrreken bestaan er? Waarin bestaat de uitvoer? "\[aarin de invoer ? Wie geniet de voordeelen van den uitvoer? \Yat weet gij van de wegen? Wat van de oudheden?
Afb. 31. Vragenlijst voor de aankomendekadettenvan de KMA, over de bijzonderhedenvan Buitenzorg (Bogor) [359 E 13].
108
benoemd tot hoogleeraarin de Taal-, Land- en Volkenkunde van Oost-Indie aan de KMA te Breda. Dit werkje uit 1838 leert de aankomende kadetten de meest elementaire informatie over land en bewoners van de kolonie. Aan het eind van ieder hoofdstuk staat een vragenlijst ter overhoring van het geleerde. Een voorbeeld van de tekst, over het karakter van de Balinezen (p. 289): 'Het karakter der Balinezen verschilt veel van dat der Javanen; zij zijn niet slaafsch of kruipend van aard, maar bezitten een natuurlijke vrijheid, die veel overeenkomstmet die van de bevolking der Lampongs heeft. Zij zijn gewillig en men vindt onder hen vele brave dienstbare personen. Jegens hunne familiebetrekkingen zijn zij liefderijk en hartelijk, jegens vijanden hatelijk en wreed'. H.J.J.L. ridder de Stuers, De vestiging en uitbreiding der Nederlanders ter Westkust van Sumatra Uitgegeven door P.J. Veth. dln 1-2. Amsterdam,P.N. van Kampen, 1849. cx,239; ii, 264 pp. (ex-coll. Kon. Akademie te Delft) [36] D 26] f H.J.J.L. ridder de Stuers (1788-1861)was na een voorspoedige militaire carridre in de Bataafse Republiek en onder Napoleon (onder anderedeelnameaan de Russischeveldtocht) in 1820 in Nederlands-Indie terecht gekomen. In 1823 en 1824 leidde hij succesvolle expedities tegen Chinese kongsi's op Borneo en Celebes. Vanaf 1830 was hij commandant van het Nederlands-Indischeleger. In 1837 verliet hij Indie na verschillen van inzicht met de Gouverneur-Generaalover aspectenvan de Nederlandsepenetratiein Sumatra. Zljn vrljzinnige en gematigde denkbeeldensloten aan bij die van Veth. Deze laatste vond De Stuers' werk, dat als ambtelijk memorandumover de afwikkeling van de Padri-oorlogen was geschreven,ook belangrijk in zijn strijd om openbaarheidvan informatie waar het koloniale aangelegenhedenbetrof. In een lange inleiding geeft Veth een overzicht van de voorgeschiedenisvan de publikatie en van de geschriften over de Nederlandsekrijgsverrichtingenop Sumatra.
109
I-l
De Stuers materialen over zijn verrichtingen tegen de Chinezen op Borneo vormden Veths uitgangspunt voor zijn werk over Borneo's Wester-A.ftleeling uit 1854-1856.
.il+'
i i
W.R. van Hoevell, Reis over Java, Madura en Bali, in het midden van 1847.3 dln. Amsterdam,P.N. van Kampen, 18491854.xii, 227,221, 64 pp. [360 D 24] fl W.R. van Hodvell (1812-1879)is vooral bekendgewordenals politicus, die de kolonialepolitiek bekritiseerde.In zijn Indische tijd was hij voorzitter van het BataviaaschGenootschapen richtte hij het Tijdschrift voor Nederlandsch-lndiZ op. Ook dit reisverhaal is door Veth uitgegevenof geredigeerd.Het redactionele werk heeft Veth de eerstebouwstenenvoor zijn Java gegeven. J.K.J. de Jonge, De opkomst van het Nederlandsch gezag in 's-Gravenhage, Martinus Nij,Oost-Indie, (1595-1610). 2 dln. hoff, etc., 1862-1864. x, 294, 537 pp. (ex-coll. Indisch Leesmuseum). [2563 E lll 1[ Jhr. J.K.J. de Jonge(1828-1879)was archivarisen historicus. Zijn werk over de Opkomst bevat een verzameling van onuitgegeven stukken uit het Oud-Koloniaal Archief in het Algemeen Rijksarchief die hrj in lange en heldere inleidingen toelichtte. De Jonge ziet de taak van de historicus van Nederlands-Indietweeledig. Hij moet zich toerustenmet kennis van de inlandsevolken die onder Nederlands gezag gesteld zijn, en hij dient kennis te verwerven van hetseen door de Nederlandse overheersers is verricht.
Afb. 32. De schoener'Venus' van Mads Lange, zeilend langs Java's Oostkust. Op de achtergrondde Gunung Ikan. W.R. van Hoevell, Reis. [360 D 24].
110
ill
NEDERLANDS-INDIEOP PAPIER De wetenschappelijke beschrijvingvan de archipel door P.J. Veth (1814-1895) en enkelenvan zijn tijdgenotenin boeken,prenten, foto's, kaartenen brieven
kgatum Warnerianum Bibliotheekder Rijksuniversiteit kiden 1995
Kleinepublikaties vande LeidseUniversiteitsbibliotheek Nr. 20
Leiden @ Copyright1995,Universiteitsbibliotheek postbus 9501,2300RA Leiden rssN 0921-9293