Opleidingsprofiel
Film en Televisie Werkgroep Opleidingsprofiel Film en Televisie
oktober 2002
Voorwoord
In het kader van landelijke procedures die voor alle HBO-opleidingen gelden, is in het kunstvakonderwijs in 2001 een begin gemaakt met het omzetten van de beroepsprofielen in opleidingsprofielen in de vorm van competentiegerichte opleidingskwalificaties. Het document dat u ter hand heeft genomen is het opleidingsprofiel voor het domein Film en Televisie. Het is gebaseerd op de beroepsprofielen en startkwalificaties uit het rapport Profiel van de sector Audiovisueel - Bijlage 1B bij het eindrapport Beroep Kunstenaar van de Projectorganisatie Kunstvakonderwijs (1999). Voorts is rekenschap gegeven van enkele belangrijke ontwikkelingen in het onderwijs en zijn ook de algemene eisen en procedures voor HBO-opleidingen van toepassing. Dit laatste betekent onder meer dat dit profiel en de daarin beschreven kwalificaties ter validering worden voorgelegd aan de beroepspraktijk. Worden de gemeenschappelijke opleidingskwalificaties voldoende herkend en sluiten ze aan bij de beroepseisen zoals geformuleerd in het beroepsprofiel? Uiteindelijk wordt elk opleidingsprofiel bestuurlijk vastgesteld door alle hogescholen die de desbetreffende opleiding verzorgen. Het opleidingsprofiel Film en Televisie biedt de opleiding, studenten, docenten, beroepspraktijk en bestuurders inzicht in de kwalificaties waaraan elke afgestudeerde film en televisiemaker moet voldoen. Het opleidingsprofiel en de daarin opgenomen opleidingskwalificaties zijn sturend en richtinggevend voor het curriculum. Binnen het kunstvakonderwijs zijn in totaal tien nieuwe opleidingsprofielen opgesteld, die tezamen inzicht geven in de structuur en samenhang van de kwalificaties van afgestudeerden van de initiële kunstopleidingen op HBO-niveau. Voor inzicht in de samenhang van de afzonderlijke opleidingsprofielen wordt verwezen naar de notitie Naar een Kwalificatiestelsel Kunstonderwijs van het sectoraal adviescollege kunstonderwijs. Omwille van de zelfstandige leesbaarheid is een aantal algemene zaken in de opleidingsprofielen opgenomen. Het opleidingsprofiel Film en Televisie is opgesteld door een werkgroep bestaande uit Claire van Daal, Meindert Kok (beide stafmedewerker van de Nederlandse Film en Televisie Academie), Harriët Kuipers (onderwijskundige, Savant Learning Partners) onder voorzitterschap van Leo Capel (Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten en co-auteur van het rapport Profiel van de sector Audiovisueel van de Projectorganisatie). Fons Schneijderberg was als extern adviseur van het sectoraal adviescollege kunstonderwijs bij de werkgroep betrokken. In het domein Film en Televisie is er één bekostigde HBO-kunstvakopleiding: de Nederlandse Film en Televisie Academie
2
INHOUDSOPGAVE
Voorwoord
2
1.
Inleiding
4
2.
Herindeling Kunstvakonderwijs
6
3.
Status en werkwijze
8
4.
Uitgangspunten
10
4.1 Explicitering van de eisen 4.2 Competentiegerichte benadering
10 11
5.
Visie op beroep en werkveld
14
6.
Positie in het onderwijsveld
18
7.
Competentiegerichte opleidingskwalificaties Film en Televisie
25
7.1 Algemene competenties en gedragsindicatoren 7.2 Gedragsindicatoren per functie
21 24
3
. 1. Inleiding
Een opleidingsprofiel geeft aan op welke opleidingskwalificaties een curriculum minimaal gebaseerd moet zijn en over welke competenties een afgestudeerde student in elk geval moet beschikken. Daarnaast zijn opleidingsprofielen belangrijk in de communicatie over opleidingen met derden. Het kunstvakonderwijs ontwikkelt momenteel een kwalificatiestelsel waarin voor de verschillende domeinen competentiegerichte opleidingskwalificaties worden vastgelegd en waarin tevens gestructureerd overleg met het werkveld over de aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt wordt verankerd.
Herstructurering Kunstonderwijs Het opstellen van opleidingsprofielen gebeurt in het kader van de herstructurering van het kunstonderwijs, die weer past in het bredere ontwikkelingsperspectief van het hoger onderwijs. De profielontwikkeling is een gefaseerd proces, waarvoor de algemene vergadering van de HBO-raad in 1997 het stramien bepaalde (zie Stramien Opleidingskwalificaties HBO). Het opleidingsprofiel (inclusief opleidingskwalificaties) is de middelste stap in het proces: het is de vertaling van het beroepsprofiel en de grondslag voor opleidingscurricula. De profielontwikkeling heeft verschillende, gerelateerde doelen. Ze faciliteert een eenduidiger begrippenapparaat, en daarmee een betere in- en externe communicatie en een betere meetbaarheid en vergelijkbaarheid van opleidingen. Voorts dient zij een betere kwaliteit en kwaliteitszorg van het onderwijsaanbod: de operatie zal namelijk leiden tot meer gestructureerde en transparante structuren, minder versnippering en meer en betere (lees: gestructureerde, doorzichtige, doelmatige, flexibele en samenhangende) afstemming van de opleidingen op elkaar én de beroepspraktijk. Al deze factoren zullen de verankering van het kunstvakonderwijs in de maatschappij ten goede komen. Projectorganisatie Kunstvakonderwijs In het kader van de herstructurering is in 1997 de Projectorganisatie Kunstvakonderwijs geïnstalleerd. Een van de opdrachten was om beroepsprofielen en startkwalificaties op te stellen voor het kunstonderwijs. Uitgangspunt hierbij was om te starten in de beroepspraktijk: het beschrijven van die beroepen waar het kunstvakonderwijs in principe voor zou moeten opleiden. Per kunstdiscipline zijn daartoe beroepsprofielen beschreven, zodat op grond van deze beschrijvingen kon worden bekeken hoe het onderwijsaanbod in het kunstonderwijs zich verhield ten opzichte van de ontwikkelingen in de beroepspraktijk. Om de vergelijkbaarheid van de beroepsinformatie uit de verschillende sectoren te vergroten en een vertaling mogelijk te maken naar eindtermen en curricula is door de Projectorganisatie gewerkt met een format; een vast stramien waarin de informatie beschreven moest worden. Daarin is een onderscheid gemaakt tussen beroepsprofiel en startkwalificatie. Met beroepsprofiel wordt in dit verband bedoeld een beschrijving van de activiteiten die een beroepsbeoefenaar ontplooit na een aantal jaren praktijkervaring. Bij de startkwalificaties is de jonge professional die net een kunstvakopleiding achter de rug heeft het uitgangspunt. In het beroepsprofiel is op activiteitenniveau een indeling gemaakt in de vier dimensies van het professioneel kunstenaarschap: de artistieke, de theoretische, de technische en de maatschappelijke dimensie. Bij de startkwalificaties gaat het om de kwalificaties waar een beginnend kunstenaar over moet beschikken om een succesvolle start in de beroepspraktijk te kunnen maken. Hier geldt de indeling in kennis en inzicht, vaardigheden en attitude.
4
De kwaliteit en de bruikbaarheid van het ontwikkelde materiaal zijn door de Projectorganisatie in verschillende werkconferenties getoetst en zowel vertegenwoordigers van de beroepspraktijk als van het kunstonderwijs bleken zich in grote mate in het eindresultaat te kunnen vinden. In mei 1999 heeft de Projectorganisatie haar rapport Beroep Kunstenaar gepresenteerd. Kwalificatiestelsel Kunstonderwijs De Projectorganisatie Kunstvakonderwijs heeft zich niet meer bezig gehouden met de vertaling van de beroepsprofielen in opleidingsprofielen. Hiervoor is in 2001 een vervolgtraject gestart onder regie van de HBO-raad, passend binnen de gangbare HBO-procedures, met het sectoraal adviescollege kunstonderwijs in een aansturende en coördinerende rol. Allereerst zijn er vijf op het beroepenveld afgestemde domeinen onderscheiden: Beeldende Kunst en Vormgeving, Film en Televisie, Muziek, Theater en Dans. Binnen deze domeinen zijn de zg. disciplinenetwerken benaderd om te komen tot het opstellen van de opleidingsprofielen. Per profiel is een werkverband ingesteld onder supervisie van de disciplinenetwerken. In dit proces speelt de afstemming met de beroepspraktijk een belangrijke rol. Om de dialoog met de beroepspraktijk gestalte te geven is er een convenant afgesloten tussen de HBO-raad (als vertegenwoordiger van de betrokken hogescholen) en de Federatie van Kunstenaarsverenigingen (als vertegenwoordiger van de beroepspraktijk). In het convenant is onder andere vastgelegd dat de beroeps- en opleidingsprofielen periodiek worden voorgelegd aan het beroepenveld. De profielen zullen uiteindelijk na een marginale toets door het bestuur van de HBO-raad, en advisering door het sectoraal adviescollege kunstonderwijs, door de betrokken hogescholen op bestuurlijk niveau worden vastgesteld. In de politieke en bestuurlijke besluitvorming zijn de beroepsprofielen van de Projectorganisatie tot vertrekpunt verklaard voor de ontwikkeling van het kwalificatiestelsel voor het kunstvakonderwijs. De doelstelling is om te komen tot een transparant, samenhangend geheel. Toekomst De bestuurlijke kaders zijn momenteel sterk in ontwikkeling. Dit heeft ook zijn weerslag op het opstellen van opleidingsprofielen. Bovendien is dit de eerste keer dat er een opleidingsprofiel voor de domeinen in het kunstonderwijs wordt opgesteld. Daarnaast zijn er natuurlijk de ontwikkelingen in de beroepspraktijk zelf die van invloed kunnen zijn op het opleidingsprofiel. Dit geeft dan ook de relatieve betekenis aan van gemaakte keuzes en uitwerkingen. Actualiseren en aanscherpen van zowel beroepsprofiel als opleidingsprofiel zal in de toekomst nodig zijn.
5
2. Herindeling Kunstvakopleidingen
Met ingang van het studiejaar 2002-2003 worden de kunstvakopleidingen die geregistreerd staan in het Centraal Register voor Opleidingen Hoger Onderwijs anders ingedeeld. Daarbij zijn de volgende algemene uitgangspunten gehanteerd: Er worden brede opleidingsprofielen gedefinieerd. Dit is met het oog op een zo groot mogelijke inzichtelijkheid in het opleidingenaanbod, op voldoende flexibiliteit in het vormgeven van nieuwe opleidingsvarianten, als ook op het op langere termijn creëren van voldoende perspectief op een eenduidig bekostigingsarrangement. Er is gekozen voor een beschrijving van het opleidingsprofiel in de vorm van competenties. Onder het niveau van de opleiding worden twee niveaus onderscheiden, te weten de uitstroomprofielen en daarbinnen een verdere specialisatiemogelijkheid. Binnen de domeinen Beeldende Kunst, Muziek, Dans en Theater zijn voor de docentenopleidingen eigen opleidingsprofielen opgesteld. Schema Het bovenstaande heeft geleid tot het volgende opleidingenaanbod Domein Beeldende Kunst en Vormgeving
Opleiding (CROHO-geregistreerd) Opleiding Autonome Beeldende Kunst Opleiding Vormgeving
Film en TV Muziek
Opleiding Docent Beeldende Kunst en Vormgeving Opleiding Film en TV Opleiding Muziek
Theater
Opleiding Docent Muziek Opleiding Theater
Dans
Opleiding Docent Drama Opleiding Dans
Uitstroomprofiel
Profiel Visuele Communicatie Profiel Productontwerp Profiel Ruimtelijk ontwerp
Profiel Musicus Profiel Muziektechnologie Profiel Compositie Profiel Acteur Profiel Theatermaker Profiel Danser Profiel Choreograaf
Opleiding Docent Dans CROHO = het wettelijk Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs Deze nieuwe indeling heeft uitsluitend betrekking op de eerste fase. De toekomstige Bachelorfase dus. Voor elk van de opleidingen is een opleidingsprofiel met opleidingskwalificaties opgesteld, met – waar van toepassing – een verbijzondering naar uitstroomprofielen. In feite is er dus sprake van in totaal 16 ‘profielen’. Daarmee is voldaan aan het uitgangspunt van brede gedefinieerde opleidingen. Het vaststellen van opleidingskwalificaties leidt bij deze indeling automatisch tot een beschrijving op een hoog aggregatieniveau. Het betekent tevens dat de opleidingskwalificaties van toepassing zijn op alle
6
afgestudeerde studenten binnen een bepaald domein of uitstroomprofiel. Dat wil niet zeggen dat er geen mogelijkheid meer zou zijn om af te studeren in een bepaald specialisme. Vrijwel alle bestaande afstudeerrichtingen in het kunstvakonderwijs (met een enorme variatie in benaming) zijn bij de conversie bij één van de genoemde opleidingen of uitstroomprofielen ondergebracht. Het verschil is echter dat ze niet (meer) allemaal apart worden geregistreerd. Voor Film en Televisie zijn vooralsnog geen aparte uitstroomprofielen gedefinieerd. In hoofdstuk 5 zal hier verder op worden ingegaan.
7
3. Status en Werkwijze
Het opleidingsprofiel Film en Televisie is opgesteld door een kleine werkgroep. Hieronder volgt een beschrijving van de werkwijze van de werkgroep en de keuzes die tijdens het werkproces zijn gemaakt. Voor de werkgroep was het rapport over de Audiovisuele sector van de Projectorganisatie het vertrekpunt, maar niet alle in dat rapport beschreven beroepsprofielen behoren tot het domein Film en Televisie. Na de afbakening (die in hoofdstuk 5 wordt beschreven) zijn de volgende beroepsprofielen van de Projectorganisatie als uitgangspunt genomen voor het opleidingsprofiel Film en Televisie: scenarioschrijver, regisseur één-camera techniek, producent, cameraman één-camera producties, editor, sounddirector, production designer. Ook de formatontwikkelaar, lichtontwerper, regisseur meer-camera techniek behoren tot het domein Film en Televisie, maar deze beroepsprofielen hebben in de formulering van het opleidingsprofiel geen grote rol gespeeld aangezien er geen afstudeerrichtingen voor deze functies bestaan (zie hoofdstuk 5). De werkgroep zich heeft onder begeleiding van Harriët Kuipers van Savant Learning Partners verdiept in competenties en competentiegericht onderwijs. Uitgangspunt was om te komen tot een breed opleidingsprofiel. Dat was nog niet zo eenvoudig omdat op het eerste gezicht de verschillen tussen alle specialisten die op de set staan veel groter zijn dan de overeenkomsten. De oplossing bleek voor een groot deel in het formuleren van competenties zelf gezocht te moeten worden. Een voorbeeld: wie in een crew wil meedraaien dient ambachtelijk goed geschoold te zijn. Beheersing van het vak opent de weg naar creativiteit. Zo zal een cameraman de ideeën van een regisseur moeten kunnen vertalen in bijvoorbeeld een passende cameravoering en een bepaalde sfeer, maar dat kan alleen wanneer deze cameraman over een 'breed handelingsrepertoire' beschikt en dat op de juiste manier kan toepassen.1 Het ligt natuurlijk voor de hand dat dit geldt voor alle beroepen binnen het domein Film en Televisie. 'Ambachtelijk vermogen' is dus een belangrijke competentie. Op deze manier heeft de werkgroep een beperkt aantal overkoepelende competenties vastgesteld. Ze zijn in algemene termen geformuleerd en van algemene gedragsindicatoren voorzien. Iedere student in het domein Film en Televisie zal hier uiteindelijk aan moeten voldoen. Dat neemt niet weg dat het ambachtelijk vermogen van een cameraman anders is dan dat van bijvoorbeeld de producent. In de werkgroep ontstond daarom het idee om naast de algemene formulering van de competenties en gedragsindicatoren, waar nodig per functie specifieke gedragsindicatoren toe te voegen. Daarmee ontstaat een volledig beeld. Het geeft het beroepsveld meer en specifiekere informatie om de competenties te kunnen beoordelen en voor de opleiding is het een instrument om de curricula te toetsen en eventueel bij te stellen.
1
Van de cameraman op dit niveau wordt overigens nog meer verwacht, namelijk dat hij eigen ideeën heeft over de vormgeving en een scheppende en artistieke bijdrage kan leveren aan het eindproduct. Deze competentie is apart beschreven als ´creërend vermogen'.
8
Competenties en algemene gedragsindicatoren De beroepsprofielen en de startkwalifcaties zijn in Beroep Kunstenaar/Profiel van de sector Audiovisueel uitgebreid beschreven. Per beroepsprofiel zijn door letterlijk te knippen en te plakken, allerlei beschrijvingen gegroepeerd. Daarbij is de oorspronkelijke indeling bij het beroepsprofiel (in artistiek fundament, theoretisch fundament, technische vaardigheden, maatschappelijke toerusting) en bij de startkwalificatie (kennis en inzicht, vaardigheden en attitude) losgelaten. Het groeperen had tot gevolg dat allerlei aspecten van het vak bij elkaar werden gezet. Daaruit kwam een bepaalde samenhang naar voren. De bewerking van alle beroepsprofielen leverde de werkgroep overzicht en inzicht op, waardoor de gemeenschappelijke competenties uit het materiaal konden worden gedestilleerd. Door ook de resultaten van andere netwerken in ogenschouw te nemen is voor het domein Film en Televisie uiteindelijk de volgende competentieset gedefinieerd: creërend vermogen, visie, vermogen tot samenwerken en communiceren, ambachtelijk vermogen, planmatig en resultaat gericht werken, flexibiliteit, ondernemerschap, omgevingsgerichtheid, lerend vermogen, reflectief vermogen en innovatief vermogen. De volgende stap was om voor de vastgestelde competenties algemene gedragsindicatoren te formuleren. Om aan het brede opleidingsprofiel te voldoen zijn dit beschrijvingen op een hoog aggregatieniveau, maar ze maken niettemin heel duidelijk over welke competenties alle studenten in dit domein moeten beschikken. In paragraaf 7.1 zijn de competenties en algemene gedragsindicatoren beschreven. Hiermee is strikt genomen aan de opdracht voor de beschrijving van een breed opleidingsprofiel Film en Televisie voldaan. Competenties en aanvullende gedragsindicatoren per functie Het feit dat ondanks de overeenkomende competenties het specialisme heel verschillend kan zijn, is tot uitdrukking gebracht in aanvullende gedragsindicatoren per functie in paragraaf 7.2. Deze moeten gelezen worden als een toevoeging: na de (herhaling van de) algemene beschrijving volgt per functie een opsomming van de aanvullende (specifieke) gedragsindicatoren. Deze criteria zijn een handreiking aan de afstudeerrichtingen binnen het domein Film en Televisie. Aangezien voor de formatontwikkelaar, regisseur meer-camera techniek en lichtontwerper momenteel geen afstudeerrichtingen in het kunstvakonderwijs zijn, zijn hiervoor geen aanvullende gedragsindicatoren opgesteld. Wel opgenomen zijn aanvullende gedragsindicatoren voor een nieuwe functie: interactieve multimedia/visual effects.
9
4. Uitgangspunten
4.1 Explicitering van de eisen Het kwalificatiestramien HBO stelt algemene eisen aan de opleidingskwalificaties. Hieronder een opsomming van de eisen voorzien van een toelichting op welke wijze het kunstonderwijs hieraan wil voldoen. De opleidingskwalificaties dienen door het beroepenveld herkend te worden. De opleidingskwalificaties vormen een rechtstreekse vertaling van de startkwalificaties uit de verschillende beroepsprofielen. De beroepsprofielen zijn in nauwe samenwerking met het beroepenveld opgesteld en ook door hen erkend. De opleidingsprofielen zijn ook weer ter toetsing aan het beroepenveld voorgelegd. De opleidingskwalificaties dienen het hbo-niveau duidelijk te specificeren. In de omschrijving en in de gekozen gedragsindicatoren is het HBO-niveau geëxpliciteerd. Dit uit zich in allerlei vormen van analytisch vermogen, probleemoplossend vermogen, visionair en creërend vermogen. Het kunstonderwijs hecht hier zeer veel belang aan, ook om de positionering ten opzichte van MBO en WO in haar profielen aan het licht te brengen. Daarnaast zijn drie algemene HBO-competenties van toepassing: lerend vermogen, reflectief vermogen en innovatief vermogen. Ook in deze competenties komt het HBOniveau tot uiting. De opleidingskwalificaties dienen toekomstgericht te zijn. Competenties en competentiegerichte opleidingskwalificaties hebben een langere ''houdbaarheidsdatum'' dan de ''oude'' opleidingskwalificaties, die veelal in termen van kennis en vaardigheden gesteld waren. Niets veroudert immers sneller dan kennis. Belangrijk is dat bij het opstellen van de opleidingskwalificaties voortdurend de vraag is gesteld naar de toekomstgerichtheid. Waar mogelijk zijn de te verwachten toekomstige ontwikkelingen in het vakgebied opgenomen in de opleidingskwalificaties. De opleidingskwalificaties dienen helder en waar mogelijk niet te gedetailleerd geformuleerd te zijn en waar van toepassing aan te sluiten bij internationale ontwikkelingen. Omdat de opleidingskwalificaties geformuleerd zijn in termen van waarneembaar gedrag, laat de helderheid niet te wensen over. De mate van detaillering is voortdurend een punt van aandacht geweest. Teveel detaillering is niet goed, omdat er te weinig sturing uit volgt en ook omdat dat de 'houdbaarheid' niet ten goede komt. Te weinig detaillering echter leidt tot ongewenste vaagheid. De opleidingskwalificaties dienen observeerbaar en meetbaar te zijn. Deze laatste eis aan de opleidingskwalificaties is van groot belang. Op de observeerbaarheid van de als gedragsindicatoren geformuleerde opleidingskwalificaties valt weinig af te dingen. Niet alle opleidingskwalificaties zijn echter direct meetbaar. Om meetbaarheid te verkrijgen moeten de opleidingskwalificaties een criterium bevatten. Er is gekozen om die criteria niet 'kwantitatief' te benoemen, daar dit de 'houdbaarheid' en de 'toepasbaarheid' voor de verschillende onderwijsinstellingen niet ten goede komt. Opleidingskwalificaties, direct gericht op artistieke prestaties zijn observeerbaar, aantoonbaar. De meetbaarheid is echter lastiger: hoe ‘goed‘ of ‘hoog’ moet die prestatie zijn, wanneer is goed goed genoeg? Er is voor gekozen om hier niet al te stringente uitspraken over te doen. Dit wordt, binnen de marges die het HBO-niveau stelt, overgelaten aan de verschillende onderwijsinstellingen zelf.
10
4.2 Competentiegerichte benadering Waren de beroepsprofielen en de daaraan gekoppelde startkwalificaties van de Projectorganisatie Kunstvakonderwijs als het ware ‘klaar voor gebruik’ omdat de opleidingen heel direct hun eigen opleidingseindtermen konden toetsen aan de startkwalificaties, met de ontwikkeling naar een Kwalificatiestelsel Kunstonderwijs is gekozen voor een andere opzet waarin competenties centraal staan. Een opzet die voor het kunstvakonderwijs nieuw is, maar aansluit bij ontwikkelingen in het overige HBO. Voor een goed begrip van competenties en de gevolgen voor het onderwijs wordt in deze paragraaf speciaal ingegaan op competentiegericht opleiden en leren. Competenties Tot voor kort was het niet ongewoon de opleidingskwalificaties onder te verdelen in kennis, houding en vaardigheden. Al deze aspecten zijn immers essentieel voor het beroepshandelen. Echter het opsplitsen van het handelen in deze aspecten bracht in het onderwijs het risico met zich mee dat deze in de afzonderlijke onderwijsprogramma's te veel verzelfstandigd werden. Daarmee ontwikkelden studenten onvoldoende het vermogen om later in de beroepspraktijk te handelen op basis van de bekwaamheid om deze aspecten in hun samenhang toe te passen. Houdingsaspecten en technieken werden doorgaans onvoldoende onderbouwd met kennis. Kennisaspecten werden moeizaam vertaald in houding en vaardigheden. Met andere woorden: voldoende beheersing van die afzonderlijke kennis- en vaardigheidsdoelen was geen garantie dat een student in staat was om in complexe beroepssituaties adequaat te handelen. Een aanpak waarbij de opleidingskwalificaties vanuit competenties zijn geformuleerd, draagt die valkuilen veel minder in zich. Een competentie is een vermogen of bekwaamheid die is opgebouwd uit een combinatie van kennen, kunnen, zijn en willen. In plaats van min of meer los van elkaar geformuleerde eindtermen met de gebruikelijke indeling kennis, vaardigheden en houding, ligt het accent op de combinatie die maakt of iemand succesvol is. Een voorbeeld: een aankomende regisseur kan nog zoveel afweten van decoupage, filmgeschiedenis en dramaturgie (kennen), en de ambitie hebben om een hele goede regisseur te worden (willen), als hij absoluut geen overtuigingskracht heeft en niet kan samenwerken (zijn) en op de set niet kan inspelen op (on)verwachte gebeurtenissen (kunnen), zal hij toch geen resultaat halen. Hiermee hangt samen dat bij elke competentie gedragsindicatoren worden benoemd: welk waarneembaar gedrag zou een afgestudeerde student (bij deze competentie) moeten kunnen laten zien? Van het begrip 'competentie' bestaan veel omschrijvingen. Het kunstonderwijs heeft gekozen voor de omschrijving dat iemand competent is als hij in staat is op basis van kennis, vaardigheden en houdingen keuzes te maken uit zijn handelingsrepertoire die tot resultaat hebben dat de probleemstellingen die zich in de verschillende beroepscontexten aan hem voordoen adequaat – passend in de situatie – worden aangepakt, conform zijn rol en verantwoordelijkheid. Dat vermogen wordt zichtbaar door te kijken naar gemaakte keuzes, verantwoording daarvan en reflectie daarop. Referentiepunt bij competentiegericht leren is de concrete beroepspraktijk. In de beroepspraktijk bestaat het werk uit het uitvoeren van relatief complexe taken. Om dat werk goed te kunnen doen, moet de betrokken professional niet alleen in staat zijn om op eigen initiatief kennis en vaardigheden te verwerven die daarvoor nodig zijn, maar moet hij ook in staat zijn om blijvend te leren van opgedane ervaringen en om methodisch te experimenteren.
11
Duidelijk is nu dat competenties geformuleerd zijn als vermogens: creërend vermogen, vermogen tot samenwerking, etc. Dat is wezenlijk voor de benadering die is gekozen. De student ontwikkelt zijn vermogens. Daarbinnen zijn allerlei uitingsvormen en ontwikkelingsniveaus mogelijk, die duidelijk worden uit het gedrag dat de student vertoont. Tot slot is het van belang nog iets nader in te gaan op een drietal competenties: lerend vermogen, reflectief vermogen en innovatief vermogen. Deze drie competenties zijn af te leiden uit de beroepskwalificaties, maar ze hebben daarnaast een prominente plaats gekregen omdat ze passen binnen het profiel van een hboopleiding. Lerend vermogen als wezenlijke voorwaarde om je blijvend te ontwikkelen en om de overige competenties een leven lang verder uit te bouwen. De competenties worden daarmee ook tot doorgroeicompetenties. Reflectief vermogen omdat reflecteren op jezelf en reflecteren op anderen voorwaarde is om tot bewuste gedragsverandering te komen. Innovatief vermogen tot slot is een typische HBO-competentie. Van een HBO-student mag verwacht worden dat hij heeft leren denken, dat hij een visie ontwikkeld heeft en dat hij dit alles zal aanwenden om in zijn werk innovatief te zijn. Opleidingskwalificaties in de vorm van gedragsindicatoren Hierboven is gesteld dat een competentie geformuleerd is als een vermogen, dat zich uit in bepaald gedrag. Bepaald gedrag is daarmee een indicator voor een bepaald ontwikkelingsniveau. Bij elke competentie zijn dan ook gedragsindicatoren geformuleerd die een helder beeld geven van de wijze waarop de betreffende competentie moet worden ingezet of toegepast. De gedragsindicatoren tezamen geven op hun beurt weer aan dat de student gekwalificeerd is om binnen een bepaald domein werkzaam te zijn. Met andere woorden: niet de competenties zelf, maar de gedragsindicatoren vormen de opleidingskwalificaties. Benadrukt moet worden dat de opleidingskwalificaties niet gerealiseerd kunnen worden zonder de daarvoor benodigde kennis, vaardigheden en attitude. Deze liggen dus besloten in de beschrijving van het gedrag. Van groot belang is voorts dat bij het beoordelen van competenties niet alleen het waarneembare gedrag in een specifieke situatie wordt beoordeeld, maar dat ook de overwegingen bij de keuzes die de student gemaakt heeft in de beoordeling worden betrokken. De verantwoording en reflectie moeten duidelijk maken welke elementen de student uit de context heeft geselecteerd, welke kennis, vaardigheden en houding een rol hebben gespeeld bij zijn beoordeling van de situatie en het gekozen gedrag. Competentiedomein Een competentiedomein is een overkoepelend gebied waarin een aantal voor de kunstenaar samenhangende competenties zijn ondergebracht. De volgende competentiedomeinen zijn onderscheiden binnen de opleidingsprofielen: - het artistiek competentiedomein - het vaktechnisch competentiedomein - het professioneel-maatschappelijk competentiedomein. Voor de kunstvakdocenten is er nog vierde domein toegevoegd: - het kunstpedagogisch competentiedomein De oorsprong van deze indeling heeft zijn grondslag in de beroepsprofielen. Daarin werden ze al onderkend, zij het dat in de beroepsprofielen ook nog een theoretisch domein benoemd werd. In de competentiebenadering is daar echter te weinig grond voor. Het artistiek competentiedomein benadert de kunstenaar als artiest, het vaktechnisch competentiedomein heeft de kunstenaar als vakman als invalshoek, het professioneel-maatschappelijk competentiedomein beschrijft de kunstenaar als een professional in zijn omgeving. Het kunstpedagogisch competentiedomein, toegevoegd bij de kunstvakdocent, beschrijft uiteraard de docentvermogens. Deze vier domeinen vormden een denkkader, een vertrekpunt om de competentieset voor de verschillende opleidingen binnen het kunstonderwijs te identificeren en vast te stellen. In hoeverre de domeinen een rol
12
zullen blijven spelen, bijvoorbeeld in de vormgeving van het onderwijs, is nog niet duidelijk. Daar wordt in de verschillende opleidingsprofielen ook verschillend mee omgegaan. In sommige profielen zijn competenties heel nadrukkelijk ondergebracht bij één domein, andere profielen schrijven competenties toe aan meerdere domeinen. Competentieset Elk opleidingsprofiel voor het kunstvakonderwijs hanteert een set competenties, die in wezen de opleidingskwalificaties clusteren. Het aantal competenties binnen de verschillende sets varieert van zeven tot dertien. Dat het er niet meer zijn, heeft te maken met de gewenste sturing die de competentieset moet hebben. Een groter aantal competenties leidt al snel tot een diffuse ontwikkeling. Onderwijsvisie Een opleidingsprofiel dient in te gaan op de visie op onderwijs, de onderwijsvorm die aansluit bij de kwalificaties. Met het intact laten van de verantwoordelijkheid van de hogescholen om dit profiel te vertalen naar hun onderwijsprogramma's, kan een aantal algemene uitspraken worden gedaan. In de formulering van competenties ligt een opvatting over opleiden en leren besloten. Competentiegericht opleiden en leren kenmerkt zich door: een integrale benadering van kennis, vaardigheden en attitude Onderwijs dat als kernbegrip competentie hanteert is gericht op een grotere integratie van theorie en praktijk, de beroeps- en persoonlijkheidsvorming, vaardigheden en deskundigheidsgebieden. Competentiegericht onderwijs vervangt het vakgericht denken door te denken vanuit de vraag: hoe kan de student een bepaalde, goed omschreven competentie verwerven. Competentiegericht opleiden vraagt dus om onderwijssettings waarin de student kennis, vaardigheden en attitudes op een geïntegreerde wijze ontwikkelt. worden aangeboden. Ontwikkeling van competenties vindt plaats in leeromgevingen waarin verantwoordelijk handelen verbonden is met de uitoefening van complexe activiteiten in authentieke werksituaties. Dat gebeurt in leeromgevingen waarin herkenbare contexten worden aangeboden, waar de aankomende professional gestimuleerd wordt om door middel van reflectie inzicht te geven in de wijze waarop hij zijn praktische ervaringen verbindt met theoretische kennis en de conclusies die hij daaruit trekt voor verdere ontwikkeling. zelfsturing en een op de student gericht curriculum Bij competentiegericht opleiden en leren staan begrippen centraal als zelfverantwoordelijkheid, zelfsturing en ontwikkeling van het lerend vermogen van de student. De (individuele) student staat centraal. Voorwaarde voor het ontwikkelen van competenties is ruimte voor studenten om hun eigen ontwikkeling binnen hun beroepsperspectief actief te sturen om zo al aanwezige competenties op een hoger niveau te brengen of nieuwe competenties te ontwikkelen. Zichtbaar maken van gedrag als basis van kwalificeren zegt iets over de toetsvorm en ook over de vorm van het onderwijs. Daarin dient ruim plaats gemaakt te worden voor praktijkleren, gekoppeld aan nagebootste of reële situaties in de beroepspraktijk. Voor het kunstonderwijs geldt daarbij dat de opleiding op veel gebieden al kenmerken vertoonde van een competentiegerichte aanpak. Dit bleef echter grotendeels impliciet.
13
5. Visie op beroep en werkveld
Van audiovisuele sector naar Film en Televisie Het opleidingsprofiel Film en Televisie is afgeleid van de beroepsprofielen en startkwalificaties van de sector Audiovisueel, zoals vastgelegd en beschreven door de Projectorganisatie in rapport 1B bij Beroep Kunstenaar. Maar vergeleken met de brede opvatting over de audiovisuele sector die de Projectorganisatie hanteerde, is het opleidingsprofiel Film en Televisie versmald. Allereerst is het tweede, op zichzelf staande deel van het rapport, over het beroepsprofiel Fotograaf buiten beschouwing gelaten. Ook de beroepsprofielen Animator en de Interaction Designer zijn om verschillende redenen niet in de beschrijving van het opleidingsprofiel Film en Televisie opgenomen. Hoewel te verdedigen valt dat deze opleidingen binnen de audiovisuele sector vallen, is de inhoudelijke verwantschap met andere domeinen in het kunstvakonderwijs ook groot. Voor de animator geldt dat ze grotendeels voortkomt uit een beeldende traditie en aangezien de meeste animatieopleidingen aan academies voor beeldende kunsten zijn gesitueerd is er voor gekozen om dit beroep niet in het opleidingsprofiel Film en Televisie uit te werken. Voor Interaction Designer geldt een vergelijkbare redenering. Er is geen apart opleidingsprofiel voor de docent Audiovisuele Vormgeving ontwikkeld omdat er geen opleiding (meer) is op dit gebied. Dit heeft te maken met het feit dat het in het naaste verleden niet gelukt is om een bevoegdheid voor het vak te regelen op eerste of tweede graads niveau (in tegenstelling tot alle andere docentenopleidingen in de kunsten), wat de ontwikkeling van dit vak in met name het voortgezet onderwijs zeker niet heeft bevorderd. Kunstvakonderwijs Een belangrijke taak van de Projectorganisatie was om voor alle domeinen te bepalen welke beroepen tot het kunstvakonderwijs behoorde en welke niet. Daarbij werd de blik nadrukkelijk op de beroepspraktijk gericht en de ontwikkelingen die daar plaatsvonden en niet op het bestaande aanbod aan opleidingen. Het is bekend dat in de film- en televisiebranche mensen werkzaam zijn in allerlei verschillende functies vanuit hele verschillende achtergronden. Het is ook bekend dat bij de uitvoering vaak een grote groep operationele medewerkers betrokken is. Bij grote producties wordt de taakverdeling steeds verder uitgesplitst. Om te kunnen bepalen welke beroepen tot het kunstvakonderwijs behoren is daarom uitgegaan van het criterium dat er sprake moet zijn van een eigen artistieke bijdrage aan het eindproduct. In Beroep Kunstenaar/ Profiel van de sector Audiovisueel is dit reeds beschreven.2 Dit betekent dat met name de sleutelfuncties waarin beslissingen worden genomen over de inhoud en de vorm tot het domein van het kunstvakonderwijs behoren. Uitvoerende medewerkers in studio's of op de set, journalistieke medewerkers, eindredacteurs, ingenieurs, programmeurs etc zijn dus niet de beroepen waartoe het kunstvakonderwijs opleidt. Voor het domein Film en Televisie heeft dit in zoverre consequenties dat er een aantal beroepen beschreven zijn waar tot op heden in het kunstvakonderwijs niet voor opgeleid wordt, maar die volgens de geformuleerde uitgangspunten van de Projectorganisatie daar in principe wel toe behoren. Het gaat dan om de regisseur meer-camera techniek, de lichtontwerper en de formatontwikkelaar. Verzamelnaam De film- én televisiemaker bestaat niet. In de film- en televisiewereld zullen weinig mensen rondlopen die zich met deze omschrijving van hun werk zullen voorstellen. Het is dus een verzamelnaam om het domein aan te geven. Film- en televisiemakers hebben gemeenschappelijk dat ze vanuit een bepaalde functie of specialisme een (scheppende en artistieke) bijdrage leveren aan een film- of televisieproductie. Men zal zich dus voorstellen als cameraman, regisseur, editor etc. Het feit dat men in teamverband een productie 2
Beroep Kunstenaar / Profiel van de sector Audiovisueel, blz 10, Afbakening
14
maakt is wel heel wezenlijk. De film- en televisiemaker onderscheidt zich daarmee van de AV-kunstenaar; hiermee wordt over het algemeen een beeldend kunstenaar bedoeld die zich met audiovisuele middelen uitdrukt. Om als specialisten in teamverband te kunnen samenwerken is - om elkaar te verstaan - een gemeenschappelijke taal vereist. Die gemeenschappelijke taal wordt gevormd door kennis van de geschiedenis, codes, wetten en normen van het metier, geleerd in de opleiding en uitgebouwd in de praktijk. Ook moeten teamleden inzicht hebben in elkaars vakgebied om effectief te kunnen communiceren en samenwerken. Sleutelfuncties De film- en televisiebranche kenmerkt zich door de bepalende rol van de techniek: zonder camera, licht en geluid is er niets, alleen met behulp van techniek kan een idee worden vormgegeven. De technische mogelijkheden bepalen deels de manier waarop er gewerkt wordt en wat voor soort producties er gemaakt kunnen worden. Technische vernieuwingen zorgen dan ook voortdurend voor nieuwe mogelijkheden, nieuwe productievormen, verandering in taakverdeling. Belangrijk is het onderscheid in de werkwijze tussen één-camera techniek en meer-camera techniek. De één-camera techniek is gangbaar bij speelfilm en hoogwaardig televisiedrama (single play, telefilms, bepaalde series) waar aan elk shot en elke scène veel aandacht wordt besteed. Het gaat over het algemeen om producties met redelijke budgetten. Ook documentaires of reclamefilm worden met de één-camera techniek opgenomen. Doel van deze werkwijze is om maximale greep te hebben op de inhoud en de vormgeving. Hier werken specialisten in een team samen waarbij het gaat om de volgende sleutelfuncties: scenarioschrijver, regisseur, producent, cameraman, sounddesigner3, editor en production designer.4 Met de opkomst van televisie is een andere manier van werken ontwikkeld: de meer-camera techniek. De essentie is dat er met verschillende camera's verschillende beelden gemaakt worden. De regisseur staat dan niet op de set maar zit in de regiekamer om de beelden die op verschillende monitoren zichtbaar zijn te combineren. Door te schakelen ontstaat de beeldvoering van het (televisie)programma. Allerlei soorten televisieprogramma's (muziek, sport, amusement, actualiteiten etc) worden op deze manier opgenomen. Een opvallend aspect is de herhaalbaarheid van de vorm: door het gebruik van hetzelfde decor, hetzelfde lichtplan, dezelfde cameraopstelling en dezelfde regievoering kunnen van een bepaald programma vele afleveringen worden gemaakt. De inhoud verandert, maar het concept (format, formule) blijft hetzelfde. De meer-camera techniek is er in principe op gericht om alles in een keer op te nemen. Vergeleken met de ééncamera techniek zijn er wat betreft de filmische vormgeving (cameravoering, decoupage, geluid en miseen-scène) minder mogelijkheden. Het merendeel van de medewerkers in de studio of in de regie- en controlekamers zijn uitvoerend aan het werk. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor de cameramensen, die maar binnen bepaalde marges iets kunnen 'aanbieden' aan de regisseur. Er zijn door de Projectorganisatie vijf sleutelfuncties bij een meer-camera televisieproductie onderscheiden die gezien de artistieke en scheppende bijdrage aan de inhoud en vormgeving in principe in het domein film en televisie van het kunstvakonderwijs passen: de formatontwikkelaar, de regisseur meer-camera techniek, de lichtontwerper, de production designer en de producent.5
3
De door de Projectorganisatie gehanteerde term sounddirector is hier vervangen door sounddesigner. De Projectorganisatie heeft met de benaming van sounddirector een omschrijving gekozen die voor de hele audiovisuele sector herkenbaar zou zijn (ook voor radio bijvoorbeeld). Zie in dit verband ook Beroep Kunstenaar / Profiel van de sector, blz. 66. Aangezien het opleidingsprofiel zich richt op Film en Televisie is gekozen voor de in deze sectoren meer gangbare term sounddesigner. 4 Zie ook Beroep Kunstenaar / Profiel van de sector Audiovisueel, blz 13, 14 5 Beroep Kunstenaar / Profiel van de sector Audiovisueel, blz 17, 18
15
Uitstroomprofielen Voor het opleidingsprofiel Film en Televisie zijn geen uitstroomprofielen gedefinieerd. Maar dat wil niet zeggen dat ze er in de toekomst niet kunnen komen. Een vrij logische indeling zou zijn om een profiel Film in te voeren, waarin dan het cluster van beroepen valt dat als sleutelfuncties is genoemd bij de manier van werken volgens de één-camera techniek. Daarnaast zou een profiel Televisie kunnen worden ontwikkeld dat zich richt op de sleutelfuncties in de meer-camera techniek. De belangrijkste reden om in deze eerste versie van de opleidingskwalificaties dit onderscheid niet aan te brengen is gelegen in het feit dat in het kunstvakonderwijs tot op heden niet wordt opgeleid voor sleutelfuncties voor deze kenmerkende manier van werken bij Televisie. Het beschrijven van opleidingskwalificaties voor een dergelijk uitstroomprofiel is dus (nog) niet aan de orde. De Nederlandse Film en Televisie Academie, de enige aanbieder van beroepsopleidingen in het domein Film en Televisie, heeft tot op heden geen afstudeerrichtingen die specifiek op de meer-camera techniek zijn gericht. Een van de redenen is dat veel televisieprogramma's en de manier waarop ze tot stand komen over het algemeen niet als kunstzinnig worden beoordeeld. De academie heeft het nooit tot haar taak gerekend om voor deze televisieberoepen op te leiden. In overleg en afstemming met het werkveld richt de academie zich op de zogenoemde kwaliteitstelevisie, uitgaande van de normen die de omroepen zelf en bijvoorbeeld het Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Omroepproducties hiervoor hebben bepaald. In de praktijk worden deze producties vrijwel allemaal gemaakt volgens de een-camera techniek. Actuele ontwikkelingen In de beroepspraktijk wordt steeds vaker al in het ontwikkeltraject bepaald dat een deel van de productie zal worden vervaardigd door een combinatie ‘live action’ opnames en digitale beeldbewerking. Dit betekent dat naast de opnames die met de camera worden gemaakt er ook beelden tot stand zullen komen door middel van de computer en digitale beeldbewerking. Dat kunnen bewerkingen zijn van reeds gemaakte opnames, maar ook volledig door de computer gemaakte beelden. Dit heeft tevens gevolgen voor de keuzes die gemaakt moeten worden tussen de mogelijke combinaties tussen live action en digitale beeldbewerking. Er is door deze ontwikkeling sprake van een grote uitbreiding van de creatieve mogelijkheden, maar waarbij technische en productionele haalbaarheid een belangrijke rol spelen. Deze specialist in visual effects denkt mee met de regisseur, cameraman, production designer en editor om een bijdrage te leveren aan het totale beeldconcept van de film. Ook het communiceren met de overige leden van de crew is belangrijk omdat het beste resultaat kan worden gehaald door daar in de opnames in de studio of op lokatie rekening mee te houden. In deze situatie is de visual effects coördinator verantwoordelijk voor een van de specialistische bijdragen aan de film. Dat er tegenwoordig erg veel mogelijk is, blijkt onder andere uit buitenlandse producties als 'Lord of the Rings' en 'The Philosophers Stone' (Harry Potter), maar ook uit de recente Nederlandse televisieserie 'De 9 Dagen van de Gier' of uit de Nederlandse speelfilm ´Minoes´. Sinds de komst van de digitale montage worden beelden die met een 16mm of 35mm camera worden gemaakt gescand en gedigitaliseerd. Verder is er natuurlijk de voortgaande ontwikkeling dat digitale camera’s steeds beter worden. Het feit dat al het beeldmateriaal digitaal is, maakt het in principe mogelijk om dit op een computer te bekijken, en maakt het ook mogelijk om als kijker op een andere manier door het materiaal heen te gaan. In een andere volgorde of door stukken over te slaan. Het is mogelijk om de kijker tot interactie te bewegen door in het scenario van de productie de interactie in te calculeren. Het is dan aan de kijker om bepaalde keuzes te maken. Het produceren van beeldmateriaal voor een dergelijk programma is vergelijkbaar met dat van een speelfilm, waarbij zowel live action opnames als digitale beeldbewerking mogelijk is. Extra is dat de interactie moet worden ontworpen en dat er elementen aan het programma kunnen worden
16
toegevoegd in combinatie met andere media zoals bijvoorbeeld teksten en stills. Hier liggen ook grote mogelijkheden voor documentairemakers. Zowel het maken van interactieve programma's als het verzorgen van visual effects is sterk in opkomst in het domein Film en Televisie. Deze actuele ontwikkelingen komen onder de titel interactieve multimedia/visual effects aan bod in één afstudeerrichting.
17
6. Positie in het onderwijsveld
Hoger onderwijs Zoals voor elke hoger opgeleide is er ook voor de hoger opgeleide film en televisiemaker een aantal algemene eisen te formuleren. De hoger opgeleide beroepsbeoefenaar beschikt over de navolgende eigenschappen. Deze dienen in de programma’s van de kunstvakopleidingen te worden aangeleerd, c.q. bevorderd. -
-
-
De hoger opgeleide is in staat om op zijn handelen en denken te reflecteren door daar afstand van te nemen, te analyseren en te evalueren. De hoger opgeleide heeft een voortdurende metapositie ten opzichte van zijn eigen plaats in samenleving en beroepsveld. Hij kent de eigen kernkwaliteiten en de daarbij behorende valkuilen en uitdagingen. Hij is in staat om het eigen denken en handelen te relativeren en daar met een (wijze) glimlach naar te kijken. Het is daarbij vanzelfsprekend dat het eigen handelen en denken te allen tijde is te beredeneren en te verantwoorden, o.a. in heldere presentaties aan de omgeving. Hij laat daarbij zien over een visie op de maatschappelijke rol van de hoger opgeleide te beschikken. De hoger opgeleide beschikt over probleemoplossend vermogen, is in staat samenhang in denken en handelen te zien, te analyseren en te integreren. Hij doorziet complexe structuren en weet rode lijnen aan te brengen. De hoger opgeleide neemt initiatieven en weet innovaties te bewerkstelligen. Hij is vanuit die positie in staat om een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van het beroep en kan de eigen beheersing van het beroep op peil houden o.a. door zelfstandig nieuwe kennis te verwerven. Creativiteit om de persoonlijke ontplooiing gaande te houden is daartoe een vereiste. Hij opereert solo of in (multidisciplinair) teamverband (en kan dan leiding geven); is in staat om te functioneren in steeds wisselende situaties. De onderliggende theorie is van academisch niveau en is geïnternaliseerd. Hij heeft een brede algemene ontwikkeling. Op basis van kennis en mede vanuit beheersing van onderzoek weet hij wanneer dient te worden gesproken of gezwegen. Hij is zodanig communicatief, qua taalgebruik en houdingen, dat hij stimulerend kan werken in alle processen waarbij hij betrokken is.
Relatie tot het wetenschappelijk onderwijs Het HBO-onderwijs onderscheidt zich van het wetenschappelijk onderwijs voornamelijk door zijn vakmatige en beroepsgericht oriëntatie. Dit onderscheid is in het domein Film en Televisie van het Kunstvakonderwijs in relatie tot het wetenschappelijk onderwijs noodzakelijkerwijs groot: waar in het wetenschappelijk onderwijs het cognitieve aspect de boventoon voert is in het kunstvakonderwijs vooral het artistieke aspect van belang. Relatie tot het middelbaar beroepsonderwijs Wat betreft de afbakening met het HBO zijn er in het domein Film en Televisie eigenlijk geen problemen. Niveau en taakverdeling zijn duidelijk. Er is bij elke productie een grote groep operationele medewerkers betrokken die geen inhoudelijke rol spelen in de voorbereiding en geen verantwoordelijkheid dragen voor de vormgeving. Het zijn de belichters en geluidstechnici, de cameramensen in een meer-camera situatie en allerlei andere assistenten die in een studio of op locatie een uitvoerende taak hebben. In principe zijn alle ontwerpen gemaakt en worden de aanwijzingen van de regisseur, sounddesigner en production designer
18
uitgevoerd. Door het uitvoerende karakter zijn dit beroepen op MBO-niveau. Voor de film- en televisiesector is het van belang dat deze beroepen ook door het MBO worden ondersteund.
19
7. Competentiegerichte opleidingskwalificaties Film en Televisie
De competenties van het opleidingsprofiel Film en TV zijn verdeeld in drie domeinen: - artistiek competentiedomein - vaktechnisch competentiedomein - professioneel-maatschappelijk competentiedomein Per domein zijn een aantal competenties onderscheiden die essentieel zijn voor de opleiding Film en TV. Een aantal competenties is binnen meerdere competentiedomeinen van belang. De matrix hieronder geeft aan binnen welk domein een competentie vooral thuishoort.
Domein
Artistiek
Vaktechnisch
Professioneel Maatschappelijk
Competenties Creërend vermogen Visie Vermogen tot samenwerken en communiceren Ambachtelijk vermogen Planmatig en resultaat gericht werken Flexibiliteit Ondernemerschap Omgevingsgerichtheid Lerend vermogen Reflectief vermogen Innovatief vermogen
20
7.1 Algemene competenties en gedragsindicatoren 1 Creërend vermogen De film en tv maker bezit het vermogen om vanuit zijn eigen specialisme scheppend om te gaan met intuïties, waarnemingen, indrukken en emoties door deze in artistieke ideeën om te zetten en in audiovisuele vorm weer te geven De afgestudeerde film en tv maker: creëert in gezamenlijkheid met anderen een (nieuw) verhaal in beeld en geluid laat in zijn werk zien dat hij over een groot visueel en auditief voorstellingsvermogen beschikt demonstreert in zijn scheppende werk zijn ideeën en betrekt daarbij zijn kennis van de bestaande beeld- , geluids- en dramacultuur zet aantoonbaar zijn psychologisch en sociologisch inzicht in om een verhaal vorm te geven levert een persoonlijk zichtbare bijdrage aan de totstandkoming van een productie, mede door de daar aan ten grondslag liggende artistieke keuzen demonstreert vanuit zijn specialistische taak in woord en daad zijn fascinatie, zijn innerlijke noodzaak fantasie en verbeelding in te zetten bij het maken van audiovisuele producties 2 Visie De film en tv maker bezit het vermogen om opvattingen en overtuigingen op het eigen vakgebied te vormen, die te communiceren en zichtbaar te maken in audiovisuele producties. De afgestudeerde film en tv maker: ontwikkelt een eigen visie en kan deze mondeling, schriftelijk en beeldend toelichten gedurende het hele werkproces weet zijn visie op de vorm en inhoud van het scenario dat hij in zijn discipline gaat gebruiken, en daarmee het artistiek en inhoudelijk einddoel en zijn persoonlijke stijlopvatting, aan betrokkenen duidelijk te maken brengt ideeën overtuigend en licht deze toe in het collectief creatieve proces heeft in zijn werk aantoonbaar inzicht in hoe het publiek zal reageren op de combinatie van beeld en geluid, zowel wat betreft de waarneming als de betekenisgeving (het constructieproces van de toeschouwer) 3 Vermogen tot samenwerken en communiceren De film en tv maker bezit het vermogen vanuit zijn eigen specialisme in samenwerking met de andere vakspecialisten een actieve bijdrage te leveren aan een gezamenlijk product of proces. Hij bezit hiertoe het vermogen om zijn handelen zowel verbaal, non-verbaal als in schrift effectief en efficiënt over te brengen, af te stemmen en te verantwoorden De afgestudeerde film en tv maker: gaat als teamworker professioneel om met verschillende partijen en belangen in het productieprocesgeeft een persoonlijke artistieke invulling aan zijn bijdrage in het team en communiceert zijn inbreng goed met de andere vakspecialismen vanuit een helder beeld van zijn eigen plaats en rol in het team toont begrip, respect en waardering voor de bijdragen van de andere vakspecialisten en schakelt, waar nodig zijn oplossingsgerichtheid in laat in zijn samenwerking en communicatie zien te beschikken over basiskennis van de andere disciplines waarmee tijdens de productie wordt samengewerkt schat de risico's waaronder cast en crew moeten werken goed in en zorgt voor maximale veiligheid voor zichzelf en zijn omgeving
21
4 Ambachtelijk vermogen De film en tv maker bezit het vermogen om het brede scala aan disciplinegebonden instrumentele en ambachtelijke kennis en vaardigheden efficiënt en effectief toe te passen in de vervaardiging van audiovisuele producties. De afgestudeerde film en tv maker: maakt aantoonbaar gebruik van zijn kennis van de kenmerken van en vereisten voor de verschillende soorten audiovisuele producties, zoals speelfilm, televisiefilm, korte speelfilm, dramaserie, documentaire en interactieve productie maakt aantoonbaar gebruik van zijn kennis en vaardigheden van de mogelijkheden van de filmische vormgeving om een verhaal te kunnen verbeelden; kan (mogelijke) werkingen van audiovisuele producties benoemen door rekening te houden met het primaire medium (theater, televisie en computer) en hieraan bijdragen via de bewuste inzet van audiovisuele middelen analyseert audiovisuele producten en processen, en maakt daarbij gebruik van zijn kennis van de filmen kunstgeschiedenis Planmatig en resultaatgericht werken De film en tv maker bezit het vermogen om op een effectieve manier doelen en prioriteiten te bepalen en de benodigde acties, tijd en middelen te organiseren om deze doelen te bereiken. De afgestudeerde film en tv maker: beheerst de logistiek van alle zaken die bij de uitvoering van eigen taken van belang zijn- maakt een realistische planning en houdt zich aan deadlines stelt prioriteiten, vooral in de situatie waar aan meerdere projecten tegelijkertijd wordt gewerkt zorgt altijd voor een gedegen voorbereiding zet alles in om tot een optimaal eindresultaat te komen Flexibiliteit De film en tv maker bezit aantoonbaar het vermogen om onder zeer wisselende omstandigheden een constructieve bijdrage te leveren aan audiovisuele producties. De afgestudeerde film en tv maker: maakt artistieke keuzes binnen gestelde randvoorwaarden en stelt deze zonodig bij om een optimaal eindresultaat te bereiken laat zien dat hij onder druk kan werken, en waar nodig improviseren werkt, indien nodig, voor verschillende opdrachtgevers met verschillende opvattingen over de invulling van de aard van de werkzaamheden en voor geheel verschillende producties (speelfilm, televisiedrama, documentaire, etc) werkt, indien nodig, aan verschillende projecten tegelijkertijd Ondernemerschap De film en tv maker bezit het vermogen om zelfstandig vorm te geven aan een professioneel bestaan binnen de film en tv wereld. De afgestudeerde film en tv maker: maakt zakelijke afspraken omtrent de aard, de duur en de beloning van de werkzaamheden kent regelingen (belasting e.d.) inzake het bestaan als freelancer of als zelfstandige ondernemer en beschikt daarvoor over kennis van productionele en budgettaire zaken ten behoeve van de eigen bedrijfsvoering geeft blijk van inzicht in de audiovisuele sector en kent de ontwikkelingen van het overheidsbeleid inzake cultuur en kunst maakt gebruik van de mogelijkheden die het beleid ter bevordering van film en televisie en de desbetreffende regelingen hem bieden
22
-
-
maakt, indien nodig, gebruik van relevante fiscale en juridische regelingen als WIK, CAO, ARBO, auteursrecht, werk- en verblijfsvergunningen maakt gebruik van de mogelijkheden van subsidies, sponsoring en beurzen-weet een breed netwerk op te bouwen en te onderhouden van (mogelijke) collega’s, werkgevers, subsidiënten of sponsors, beleidsmedewerkers en bemiddelaars kent de toegang tot benodigde informatie een eigen productie-onderneming te starten en te leiden
Omgevingsgerichtheid De film en tv maker bezit het sensitieve vermogen om relevante omgevingsfactoren in de samenleving te signaleren en te gebruiken in audiovisuele producties. De afgestudeerde film en tv maker: volgt vanuit een brede maatschappelijke en culturele belangstelling en politiek bewustzijn ontwikkelingen van (trends en leefstijlen in) de maatschappij nauwgezet werkt, indien nodig, ook in internationaal verband en heeft daarvoor een goede beheersing van tenminste Engels, maar bij voorkeur van meer Europese talen stelt zich op de hoogte van het werk en ideeën van vakgenoten en van kunstenaars uit andere disciplines en andere culturen, en laat zich daardoor inspireren Lerend vermogen De film en tv maker bezit het vermogen om te leren, te ‘leren leren’ en zich blijvend te ontwikkelen. De afgestudeerde film en tv maker: - hernieuwt met regelmaat zijn kennis van de veranderende audiovisuele sector en houdt met name de technologische, inhoudelijke en artistieke ontwikkelingen bij - laat in zijn werk zien dat hij bezig is met zijn eigen artistieke en vakmatige ontwikkeling - traint en ontwikkelt zijn ambachtelijke vaardigheden - organiseert zijn ontwikkeling: is actief met eigen scholing en opleiding en staat open voor collegiale toetsing Reflectief vermogen De film en tv maker bezit het vermogen om te reflecteren op het eigen handelen om tot betere prestaties te komen. De afgestudeerde film en tv maker: gaat zichtbaar en merkbaar professioneel om met het geven en ontvangen van kritiek, gebruikt kritiek van anderen om zichzelf verder te ontwikkelen en beschikt hiertoe over het vermogen tot incasseren reflecteert op de eigen grenzen en mogelijkheden, blijkend uit zijn gedrag, keuzes en ontwikkelinggeeft in gesprekken zijn visie op de plaats van film en tv in de samenleving en op de maatschappelijke waardering voor zijn beroep Innovatief vermogen De film en tv maker bezit het vermogen om onderzoek te doen op het eigen vakgebied, om mogelijkheden te verkennen en te experimenteren, wat tot uiting komt in innovatieve audiovisuele processen en producties. De afgestudeerde film en tv maker: toont een open onderzoekende houding gericht op het opdoen van ervaring en het verdiepen van kennis incorporeert technologische vernieuwingen in zijn vakmanschap doet onderzoek op uiteenlopende kennisgebieden die dienstbaar zijn aan film en tv en laat zien de ontwikkelingen in de hedendaagse film en tv te volgen
23
7.2 Gedragsindicatoren per functie Om het beeld compleet te maken zijn voor de volgende sleutelfuncties (specialismen) in het domein Film en Televisie aanvullende gedragsindicatoren geformuleerd. Omwille van de leesbaarheid worden bij elke competentie eerst de algemene gedragsindicatoren herhaald waarna de aanvullende gedragsindicatoren volgen. Creërend vermogen De film en tv maker bezit het vermogen om vanuit zijn eigen specialisme scheppend om te gaan met intuïties, waarnemingen, indrukken en emoties door deze in artistieke ideeën om te zetten en in audiovisuele vorm weer te geven Algemene gedragsindicatoren De afgestudeerde film en tv maker: creëert in gezamenlijkheid met anderen een (nieuw) verhaal in beeld en geluid laat in zijn werk zien dat hij over een groot visueel en auditief voorstellingsvermogen beschikt demonstreert in zijn scheppende werk zijn ideeën en betrekt daarbij zijn kennis van de bestaande beeld-, geluids- en dramacultuur - zet aantoonbaar zijn psychologisch en sociologisch inzicht in om een verhaal te vorm te geven levert een persoonlijk zichtbare bijdrage aan de totstandkoming van een productie, mede door de daar aan ten grondslag liggende artistieke keuzen demonstreert vanuit zijn specialistische taak in woord en daad zijn fascinatie, zijn innerlijke noodzaak fantasie en verbeelding in te zetten bij het maken van audiovisuele producties Aanvullende gedragsindicatoren per functie De afgestudeerde scenarioschrijver: creëert met zijn fantasie en verbeelding een verrassend verhaal demonstreert in zijn schrijven dat hij inzicht heeft in de artistieke processen die zich afspelen bij ideeënvorming, conceptontwikkeling en de uitwerking ervan beschrijft het verhaal in de vorm van een scenario en past daarbij dramaturgische principes van het ‘verhalen vertellen’ toe laat zien dat hij zowel een eigen idee kan ontwikkelen als in opdracht van anderen kan schrijven of meeschrijven laat in zijn werk zien dat hij op zoek is naar nieuwe onderwerpen en scenario’s en dat hij zich verdiept in nieuwe onderwerpen De afgestudeerde regisseur: herkent in een scenario of documentaire plan de dramatische zeggingskracht creëert een regieconcept, met ideeën voor de algemene vormgeving (o.a. mise-en-scène) laat in zijn werk zien dat hij op zoek is naar nieuwe onderwerpen en scenario’s De afgestudeerde producent: komt met voorstellen en ideeën voor nieuwe producties en (h)erkent een goed idee of voorstel van anderen
24
-
heeft een aantoonbare inhoudelijke invloed op de totstandkoming van een productie door, in het gehele - ook artistieke proces -, duidelijke aanwijzingen ter verbetering of aanpassing te geven schept op een creatieve wijze voorwaarden ten aanzien van de financiering, voorbereiding, organisatie en realisatie van een productie demonstreert in zijn produceren dat hij inzicht heeft in de artistieke processen die zich afspelen in het gehele traject van ideeënvorming tot en met postproductie
De afgestudeerde cameraman: creëert, in overleg met de regisseur en op grond van het scenario, een beeldconcept met ideeën (betreffende de shots, de belichting, de sfeer, het gebruik van bepaalde lenzen, de camerabewegingen en de geschikte decoupage) voor de vormgeving De afgestudeerde production designer: - creëert, in overleg met de regisseur en op grond van het scenario, een vormgevingsconcept met ideeën (betreffende de tijdgeest, de sfeer, de kleuren, interieurs, kleding e.d.) voor de materiële vormgeving De afgestudeerde sounddesigner: creëert, in overleg met de regisseur en op grond van het scenario, een geluidsconcept met ideeën (betreffende de geluidsomgeving in beeld, buiten beeld en non-diegetisch, geluidselementen, gehoorpunt, dynamiek, ruimtelijkheid, opnametechniek, afwerkingsmogelijkheden e.d.) voor de geluidsvormgeving creëert tijdens de geluidsmontage nieuwe geluiden met gebruik van geluidsmanipulatie en door samenvoeging van meerdere geluidslagen creëert met de mixage van alle geluidselementen binnen de mogelijkheden van het gekozen uitbrengformaat een effectief geluidsbeeld De afgestudeerde editor: - maakt een creatieve analyse van het aangeboden materiaal en beoordeelt dit in overleg met de regisseur met als doel montagebeslissingen te nemen over de inhoud, beeldvolgorde, continuïteit, ritme, scèneovergangen, ‘snij’momenten etc. - creëert nieuwe beelden met gebruik van beeldmanipulatie (compositing) door het opbouwen van een beeld in meerdere beeldlagen De afgestudeerde interactieve multimedia/visual effects: ontwikkelt bij een interactief fictieproject met de scenarioschrijver, regisseur en producent, de vormgeving van de interactie met de deelnemer ontwikkelt bij een interactief documentaireproject met de scenarioschrijver/regisseur en producent, zowel de vormgeving van de interactie met de deelnemer als de dramaturgische informatiestructuur creëert in overleg met de regisseur en de production designer het vormgevingsconcept voor de in de productie toe te passen visual effects laat in zijn werk zien dat hij op zoek is naar nieuwe en verrassende vormen van interactieve verhalen en visual effects
25
Visie De film en tv maker bezit het vermogen om opvattingen en overtuigingen op het eigen vakgebied te vormen, die te communiceren en zichtbaar te maken in audiovisuele producties. Algemene gedragsindicatoren De afgestudeerde film en tv maker: ontwikkelt een eigen visie en kan deze mondeling, schriftelijk en beeldend toelichten gedurende het gehele werkproces weet zijn visie op de vorm en inhoud van het scenario dat hij in zijn discipline gaat gebruiken, en daarmee het artistiek en inhoudelijk einddoel en zijn persoonlijke stijlopvatting, aan betrokkenen duidelijk te maken brengt ideeën overtuigend en licht deze toe in het collectief creatieve proces heeft in zijn werk aantoonbaar inzicht in hoe het publiek zal reageren op de combinatie van beeld en geluid, zowel wat betreft de waarneming als de betekenisgeving (het constructieproces van de toeschouwer)
Aanvullende gedragsindicatoren per functie De afgestudeerde scenarioschrijver: - presenteert op overtuigende wijze het idee, synopsis, treatment en scenario aan mogelijke opdrachtgevers zoals fondsen, omroepen en productiehuizen - brengt ideeën overtuigend over aan regisseur en producent De afgestudeerde regisseur: presenteert op overtuigende wijze het idee, synopsis, treatment en scenario aan mogelijke opdrachtgevers zoals fondsen, omroepen en productiehuizen brengt gedrevenheid over op crew en cast De afgestudeerde producent: presenteert op overtuigende wijze het idee, synopsis, treatment en scenario aan mogelijke opdrachtgevers zoals fondsen, omroepen en productiehuizen brengt gedrevenheid over op crew en cast De afgestudeerde interactieve multimedia/visual effects: - presenteert op overtuigende wijze het idee, conceptontwerp en demo’s voor een interactief programma(onderdeel) i.s.m. de scenarioschrijver, regisseur en producent aan mogelijke opdrachtgevers zoals fondsen, omroepen en productiehuizen
Vermogen tot samenwerken en communiceren De film en tv maker bezit het vermogen vanuit zijn eigen specialisme in samenwerking met de andere vakspecialisten een actieve bijdrage te leveren aan een gezamenlijk product of proces. Hij bezit hiertoe het vermogen om zijn handelen zowel verbaal, non-verbaal als in schrift effectief en efficiënt over te brengen, af te stemmen en te verantwoorden Algemene gedragsindicatoren De afgestudeerde film en tv maker: gaat als teamworker professioneel om met verschillende partijen en belangen in het productieproces geeft een persoonlijke artistieke invulling aan zijn bijdrage in het team en communiceert zijn inbreng goed met de andere vakspecialismen vanuit een helder beeld van zijn eigen plaats en rol in het team
26
-
toont begrip, respect en waardering voor de bijdragen van de andere vakspecialisten en schakelt, waar nodig zijn oplossingsgerichtheid in laat in zijn samenwerking en communicatie zien te beschikken over basiskennis van de andere disciplines waarmee tijdens de productie wordt samengewerkt schat de risico's waaronder cast en crew moeten werken goed in en zorgt voor maximale veiligheid voor zichzelf en zijn omgeving
Aanvullende gedragsindicatoren per functie De afgestudeerde scenarioschrijver: - demonstreert zijn instelling om in het (her)schrijfproces en werk op een constructieve manier samen te werken, in het bijzonder met de producent en regisseur; coöperatief maar ook vasthoudend kan, indien nodig, in teamverband werken met andere schrijvers De afgestudeerde regisseur: toont inzicht in de artistieke processen van de samenwerkende crewleden die zich afspelen wanneer in de ontwikkeling van een regieconcept naar de juiste vormgeving wordt gezocht werkt vanuit het regieconcept de (onder)delen verder uit met de verschillende vakmensen die bij de productie betrokken zijn, binnen het concept, maar met ruimte voor eigen inbreng behoudt als artistiek leidinggevende aan een veelomvattend proces, het overzicht over uit te voeren taken en delegeert waarnodig taken aan anderen coacht zijn cast, crew en andere betrokkenen door ze te inspireren, te motiveren, heldere informatie te verschaffen en regelmatig contact te houden neemt de benodigde integriteit in acht en wekt aantoonbaar vertrouwen bij de benadering van te researchen en te verfilmen personages in het documentaire genre en onderhoudt deze contacten regelmatig, ook ten behoeve van de dramatische ontwikkeling De afgestudeerde producent: toont inzicht in de artistieke processen van de samenwerkende crewleden die zich afspelen in de verschillende fases van het productieproces en overlegt met (met name) regisseur en scenarioschrijver over de uitwerking in het artistieke ontwikkelingsproces stelt, met het oog op de aard van de productie, het team samen behoudt als zakelijk leidinggevende aan een organisatorisch veelomvattend artistiek proces, het overzicht over uit te voeren taken en delegeert waarnodig taken aan anderen coacht zijn cast, crew en andere betrokkenen door ze te inspireren, te motiveren, heldere informatie te verschaffen en regelmatig contact te houden De afgestudeerde cameraman: werkt vanuit het beeldconcept de (onder)delen verder uit met de regisseur en production designer, binnen het concept, maar met ruimte voor inbreng van de anderen conformeert zich aan het regieconcept teneinde bruikbaar materiaal te leveren aan de editor organiseert, instrueert en inspireert medewerkers voor camera, grip en licht als (deel)team neemt aantoonbaar een adviserende rol in ten aanzien van de regisseur De afgestudeerde production designer: - werkt vanuit het vormgevingsconcept de (onder)delen verder uit met de regisseur en cameraman, binnen het concept, maar met ruimte voor inbreng van de anderen - organiseert, instrueert en inspireert medewerkers van het artdepartment als (deel)team - neemt aantoonbaar een adviserende rol in ten aanzien van de regisseur
27
De afgestudeerde sounddesigner: werkt vanuit het geluidsconcept de (onder)delen verder uit met de regisseur, producent en editor, binnen het concept, maar met ruimte voor inbreng van de anderen organiseert, instrueert en inspireert medewerkers geluid als (deel)team neemt aantoonbaar een adviserende rol in ten aanzien van de regisseur De afgestudeerde editor: - werkt op grond van zijn creatieve analyse van het aangeboden materiaal de (onder)delen verder uit met de regisseur en sounddesigner, binnen het concept, maar met ruimte voor inbreng van de anderen organiseert het postproductieproces en inspireert betrokken medewerkers neemt aantoonbaar een adviserende rol in ten aanzien van de regisseur
De afgestudeerde interactieve multimedia/visual effects: werkt op grond van zijn visie op de vormgeving van de interactie de (onder)delen verder uit met de overige betrokkenen van het ontwikkelteam organiseert, instrueert en inspireert de medewerkers van het productieteam interactief organiseert, instrueert en inspireert als coördinator visual effects de medewerkers van het visual effects department neemt aantoonbaar een adviserende rol in ten aanzien van de scenarioschrijver, regisseur en producent
Ambachtelijk vermogen De film en tv maker bezit het vermogen om het brede scala aan disciplinegebonden instrumentele en ambachtelijke kennis en vaardigheden efficiënt en effectief toe te passen in de vervaardiging van audiovisuele producties. Algemene gedragsindicatoren De afgestudeerde film en tv maker: maakt aantoonbaar gebruik van zijn kennis van de kenmerken van en vereisten voor de verschillende soorten audiovisuele producties, zoals speelfilm, televisiefilm, korte speelfilm, dramaserie, documentaire en interactieve productie maakt aantoonbaar gebruik van zijn kennis van de mogelijkheden van de filmische vormgeving om een verhaal te kunnen verbeelden; kan (mogelijke) werkingen van audiovisuele producties benoemen door rekening te houden met het primaire medium (theater, televisie en computer) en hieraan bijdragen via de bewuste inzet van audiovisuele middelen analyseert audiovisuele producten en processen en maakt daarbij gebruik van zijn kennis van de filmen kunstgeschiedenis
28
Aanvullende gedragsindicatoren per functie De afgestudeerde scenarioschrijver: - combineert maatschappelijke belangstelling met dramaturgisch inzicht om de dramatische stof die altijd en overal aanwezig is te onderzoeken, te analyseren en eventueel te gebruiken - maakt aantoonbaar gebruik van zijn kennis van de maatschappij en cultuur - maakt aantoonbaar gebruik van zijn kennis van de dramaturgie - heeft aantoonbaar inzicht in de belangrijkste dramaturgische principes: onder andere plot en subplot, tekst en subtekst, onderverdeling in scènes, spanningsopbouw, karakters en rolverdeling - schrijft zet researchvaardigheden in voor het uitwerken van een scenario of onderwerp - adequaat karakters, situaties, handelingen en dialogen - schrijft een scenario volgens de formele regels die daaraan worden gesteld (lay-out, enz) - presenteert in alle fasen van het schrijfproces het verhaal in de geëigende vorm: synopsis, treatment en scenario met de daaraan gestelde eisen voor wat betreft lay-out en inhoud - hanteert een uitstekende mondelinge en schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid - gebruikt in zijn werk zijn kennis van het auteursrecht, aangaande gebruik ten behoeve van hervertelling, originele reproductie en plagiaat en kent de (on)mogelijkheden van gebruik van het geschrevene door anderen - gebruikt in zijn werk zijn kennis van de vereisten en werkwijze van opdrachtgevers en fondsen De afgestudeerde regisseur: analyseert een scenario of onderwerp op dramatische zeggingskracht maakt aantoonbaar gebruik van zijn kennis van de maatschappij en cultuur maakt aantoonbaar gebruik van zijn kennis van de dramaturgie - zet researchvaardigheden in voor het uitwerken van een scenario of onderwerp overlegt met producent (en schrijver ) over interpretatie van het scenario - werkt samen met de cameraman aan het beeldconcept van de productie - werkt samen met de sounddesigner aan het geluidsconcept van de productie - maakt met de regieassistent en productieleider een planning en draaischema - herkent de dramatische mogelijkheden van recente technologische ontwikkelingen (op het gebied van computervormgeving en interactieve regie) - beheerst de regels van de regie bij het werken met de crew - beheerst de regels van spelregie bij het werken met acteurs of te portretteren personages - beheerst gespreksvaardigheid- en interviewtechnieken, specifiek gericht op het vergaren van researchinformatie of het uitvoeren van interviews voor de camera - beoordeelt of een opname goed is en in overeenstemming is met het regieconcept - hanteert een uitstekende mondelinge en schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid - schrijft een plan in het documentaire genre volgens de formele regels die daaraan worden gesteld (layout, enz) - presenteert in alle fasen van het schrijfproces in het documentaire genre het verhaal in de geëigende vorm: synopsis, treatment en scenario met de daaraan gestelde eisen voor wat betreft lay-out en inhoud - gebruikt in zijn werk zijn kennis van auteursrecht, aangaande gebruik ten behoeve van hervertelling, originele reproductie en plagiaat en kent de (on)mogelijkheden van gebruik van het geschrevene door anderen - gebruikt in zijn werk zijn kennis van de vereisten en werkwijze van opdrachtgevers en fondsen
29
De afgestudeerde producent: analyseert een plan op bruikbaarheid, dramatische werking en productionele haalbaarheid beoordeelt op grond van het scenario de productionele en financiële consequenties en betrekt bij dit oordeel zijn kennis van de artistieke en technische mogelijkheden van de beschikbare media (televisie, film, internet) en zijn analyse van de smaak van het publiek beschikt over financieel inzicht, niet alleen in het opstellen en bewaken van productiebudgetten maar ook in het verkrijgen van de benodigde financiering maakt aantoonbaar gebruik van zijn kennis van de maatschappij en cultuur maakt aantoonbaar gebruik van zijn kennis van de dramaturgie zet researchvaardigheden in voor het uitwerken van een scenario of onderwerp stelt een productiebegroting op maakt een productieplanning en start de organisatie op met het aantrekken van sleutelfiguren van crew en cast houdt supervisie over de verdere uitwerking door de verschillende vakmensen, van opname t/m afwerking en superviseert binnen de budgettaire mogelijkheden het regelen van de benodigde faciliteiten presenteert projecten bij fondsen en opdrachtgevers en verkoopt en distribueert producties en beschikt hiertoe over relevante kennis van doelgroepen, marketing, afzetmogelijkheden, distributiekanalen verzorgt het uitbrengen van een productie en begeleidt of leidt alle daarbij behorende activiteiten als publiciteit, promotie, distributie, festivalstrategie, windowing, onderhandelen en verkopen maakt tijdens het productieproces gebruik van zijn kennis van bedrijfsvoering en projectmanagement maakt ten behoeve van het eigen bedrijf gebruik van zijn kennis van bedrijfsvoering en management hanteert een uitstekende mondelinge en schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid gebruikt in zijn werk zijn kennis van auteursrecht, aangaande gebruik ten behoeve van hervertelling, originele reproductie en plagiaat en kent de (on)mogelijkheden van gebruik van het geschrevene door anderen gebruikt in zijn werk zijn kennis van de vereisten en werkwijze van opdrachtgevers en fondsen De afgestudeerde cameraman: maakt de decoupage met de regisseur vertaalt het beeld naar productie-eisen ten aanzien van camera, lenzen, licht, beelddragers, grip, elektriciteit en alle noodzakelijke randapparatuur beoordeelt een studio of locatie op de benodigde apparatuur om de plannen te verwezenlijken tekent aan de hand van een plattegrond van een studio of locatie cameraposities met lenshoeken in en ontwerpt een lichtplan heeft een grote bedieningsvaardigheid van professionele apparatuur, zoals film- en videocamera’s, grip (steadycam, rails, dolly, kraan) en licht, zowel wat betreft het testen en afregelen tijdens de voorbereidingen, als het bedienen tijdens de repetities en opnames berekent de benodigde elektriciteit of geeft aanwijzingen daartoe beoordeelt of een opname cameratechnisch goed is, dwz past in het beeldconcept gebruikt in zijn werk zijn kennis van de fotografiegeschiedenis zet zijn kennis in van de nieuwste technologische ontwikkelingen op het gebied van de digitale beeldbewerking en interactieve programmavormen waarborgt de continuïteit van de filmstijl, belichting en de cameravoering teneinde goed ‘snijdbaar’ materiaal voor de montage af te leveren houdt tijdens de productie het overzicht op de toe te voegen effecten aan het beeld bewaakt in de video-nabewerking of in het filmlaboratorium de kwaliteit van het beeld
30
De afgestudeerde production designer: analyseert het scenario op aspecten als algemene sfeer, tijdsbeeld, karakters en alle overige zaken van het production design en stelt het plan op maakt een begroting van de totale kosten van het production design op basis van het vormgevingsconcept en beschikt hiertoe over kennis van beloningen medewerkers art department, materialen en bouwtechnische kennis maakt een inschatting van de bruikbaarheid van locaties maakt, met tekenvaardigheid en door middel van schetsen, beeldmateriaal en andere voorbeelden, duidelijk welke vormgeving hij voor ogen heeft maakt 2- of 3-dimensionaal ontwerp in de vorm van een maquette of met behulp van ontwerpprogramma’s van de computer doet research naar de vormgevende elementen die bij de productie passen en zet daarbij zijn kennis van bouwkunst, toegepaste kunst en binnenhuisarchitectuur in gebruikt zijn kennis van alle facetten van het production design; niet alleen van de diverse onderdelen van het art department, maar ook van alle vormgevende elementen, zoals het licht- en kleurgebruik, compositie, grafisch ontwerp en special effects werkt, met kennis van de productionele kanten van het production design, binnen gestelde financiële kaders onderzoekt en gebruikt de mogelijkheden op het gebied van virtuele realiteit De afgestudeerde sounddesigner: - analyseert een scenario om te komen tot een geluidsconcept, waarin rekening wordt gehouden met de door hem verzamelde informatie betreffende de decoupage, draaistijl, lichtgebruik, special effects, kleding, props, etc - neemt in overleg met de regisseur beslissingen over de toe te passen opnametechniek, geluidsmontage en het vertoningsformaat - vertaalt alle eisen en wensen ten aanzien van het geluid naar productie-eisen voor wat betreft de benodigde apparatuur en programmatuur tijdens geluidsopname en geluidsafwerking - beoordeelt een studio of locatie op akoestiek en omgevingsgeluid - heeft een grote bedieningsvaardigheid van professionele opname-appratuur, zoals recorders, videocamera’s, microfoons, hengels, zenders, mixers en van computers, randapparatuur en mixers ten behoeve van de geluidsmontage en geluidsmixage - vertaalt tijdens de opnamens het geluidsconcept naar de concrete opnamesituaties op locatie of in de studio, zodanig dat: - het geluid dat wordt opgenomen representatief is voor de scène - het geluid aan technische en akoestische voorwaarden voldoet - de dramatische functie van het directe geluid zo goed mogelijk ondersteund wordt het geluid aan redelijke eisen van continuïteit voldoet - beoordeelt met een goed getraind gehoor en toepasselijke afluistering het opgenomen materiaal op bruikbaarheid en neemt beslissingen over de inzet van apparatuur of het aanpassen van de omstandigheden om te zorgen voor een goede geluidsopname - zorgt voor zo compleet mogelijk direct geluid, inclusief benodigde wildjes, atmosferen, effecten, setnoises e.d., met een gedegen administratie, die desgewenst kan worden overgedragen - houdt contact met de beeldmontage ten aanzien van creatieve ontwikkelingen, voor wat betreft raakvlakken met de geluidsmontage, de productionele voortgang, technische aspecten - draagt zorg voor totstandkoming of verwerving van andere geluiden dan die via setopname, voor eventueel gebruik tijdens de beeldmontage of verwerking tijdens de geluidsmontage - baseert de geluidsmontage op het bestaande geluidsconcept, en past dit waar nodig aan in overleg met de regisseur
31
-
-
-
beoordeelt tijdens de geluidsmontage het geluid op kwaliteit, functionaliteit en bruikbaarheid, en neemt waar nodig passende maatregelen, neemt beslissingen over continuïteit, geluidsopbouw, ritme, geluidsovergangen e.d. en verzorgt een overzichtelijke en overdraagbare geluidsmontage gericht op het gekozen uitbrengformaat en begeleidt de componist en eventuele medewerkers geluid op technische en creatieve gronden maakt tijdens de geluidsmixage beargumenteerde keuzes voor wat betreft dynamiek, geluidsniveaus, verstaanbaarheid, plaatsing in de ruimte e.d., met inachtneming van het bestaande of aangepaste geluidsconcept kan de mixage aanpassen aan een alternatief vertoningsformaat zet zijn kennis in van de nieuwste technologische ontwikkelingen op het gebied van de digitale beeldbewerking en interactieve programmavormen
De afgestudeerde editor: beoordeelt het scenario en het ruwe materiaal en analyseert dit op technische en inhoudelijke kwaliteit en zet voor wat betreft de inhoudelijke kwaliteit zijn kennis van de dramaturgie en muziek in neemt in samenspraak met de regisseur montagebeslissingen over inhoud, beeldvolgorde, continuïteit, ritme, scène-overgangen, ‘snij’momenten, etc. houdt administratie bij zet apparatuurkennis in, waaronder videotechniek en digitale techniek heeft een grote bedieningsvaardigheid op diverse professionele montage-apparatuur beheerst computerprogramma’s waarin compositing-technieken worden toegepast, waarmee het beeld kan worden gemanipuleerd zet zijn kennis in van de nieuwste technologische ontwikkelingen op het gebied van de digitale beeldbewerking en interactieve programmavormen maakt een geluidsmontage/mixage of bereidt deze voor indien er sprake is van geluidsnabewerking zet kennis in van specifieke programmakenmerken in relatie tot de montage - maakt een eindversie waarin definitief wordt bepaald wat de inhoud, beeldvolgorde, het ritme en de verhouding tussen beeld en geluid zal zijn De afgestudeerde interactieve multimedia/visual effects: beoordeelt de psychologische en dramatische werking van het interactieve aspect van een programma vertaalt het programmaconcept naar technische eisen ten aanzien van het hardwareplatform, de ontwikkelsoftware, het gebruik van statische en dynamische media (van te voren geproduceerde media of tijdens de interactie realtime gegenereerde media), de benodigde compressie voor de diverse media en de overall performance van het systeem ontwerpt de visuele elementen voor de interface en houdt daarbij rekening met de dynamische of statische aard van die elementen programmeert de interactie met behulp van een standaard auteursprogrammatuur en heeft daartoe voldoende inzicht in het ontwikkelen van code maakt bij het gebruik van live-video in interactieve toepassingen een inschatting van de consequenties voor de vormgeving, draaiperiode en afwerking stemt de keuze voor mediavormen (geluid, grafiek, fotografie, tekst, bewegend beeld) voor een programma af op de beoogde dramatische werking zorgt voor een goede debugging en een adequate testsituatie waarbij deelnemers het interactieve programma kunnen beleven en verwerkt de publiekreacties in bruikbare suggesties ter verbetering adviseert bij het gebruik van visual effects in de mogelijke combinaties tussen live action en digitale beeldbewerking, ook in verband met de consequenties voor de voorbereiding, draaiperiode en afwerking
32
-
beoordeelt de technische en productionele haalbaarheid van de postproductie voor wat betreft de visual effects beheerst de programmatuur voor 2D animatie en 2D compositing technieken op frame-niveau, waarmee het beeld kan worden gemanipuleerd beheerst de programmatuur voor 3D modelling, animatie en rendering gericht op het maken van een virtuele ruimte en objectanimatie maakt aantoonbaar gebruik van zijn kennis van de maatschappij en cultuur maakt aantoonbaar gebruik van zijn kennis van de dramaturgie zet researchvaardigheden in voor het uitwerken van een idee voor een interactief multimedia programma zet zijn kennis in van de nieuwste technologische ontwikkelingen op het gebied van de digitale beeldbewerking en interactieve programmavormen
Planmatig en resultaatgericht werken De film en tv maker bezit het vermogen om op een effectieve manier doelen en prioriteiten te bepalen en de benodigde acties, tijd en middelen te organiseren om deze doelen te bereiken. Algemene gedragsindicatoren De afgestudeerde film en tv maker: beheerst de logistiek van alle zaken die bij de uitvoering van eigen taken van belang zijn maakt een realistische planning en houdt zich aan deadlines stelt prioriteiten, vooral in de situatie waar aan meerdere projecten tegelijkertijd wordt gewerktzorgt altijd voor een gedegen voorbereiding zet alles in om tot een optimaal eindresultaat te komen Aanvullende gedragsindicatoren per functie De afgestudeerde scenarioschrijver: faseert het (her)schrijfproces (synopsis, treatment, scenario, herschrijven) De afgestudeerde regisseur: overziet het productieproces in alle fasen en facetten demonstreert dat hij artistiek richtinggevend kan werken aan producties werkt systematisch aan de uitvoering van het regieconcept De afgestudeerde producent: overziet het productieproces in alle fasen en facetten; heeft scherp oog voor de voortgang van de productie: functioneren van de crew, kwaliteit van de opnamen, voor- of achterlopen op de planning, budgetbewaking, etc. demonstreert dat hij zakelijk richtinggevend kan werken aan producties demonstreert dat hij zakelijk richtinggevend kan werken aan het hoofd van een productie-onderneming De afgestudeerde cameraman: werkt systematisch aan de uitvoering van het beeldconcept beoordeelt voor wat betreft het beeldconcept het productieschema op haalbaarheid
33
De afgestudeerde production designer: werkt systematisch aan de uitvoering van het vormgevingsconcept beoordeelt voor wat betreft het vormgevingsconcept het productieschema op haalbaarheid De afgestudeerde sounddesigner: werkt systematisch aan de uitvoering van het geluidsconcept beoordeelt voor wat betreft het geluidsconcept het productieschema op haalbaarheid De afgestudeerde editor: werkt systematisch aan de uitvoering van het montageproces beoordeelt voor wat betreft het postproductieproces het productieschema op haalbaarheid De afgestudeerde interactieve multimedia/visual effects: - faseert in overleg met de producent het productieproces bij interactieve programma’s in het productieteam interactief - zorgt voor het inhoudelijke en vormgevende overzicht van alle interface elementen en zorgt voor een juiste benoeming en uitsplitsing van de elementen - zorgt bij de productie van visual effects voor een goede fasering en taakverdeling in het visual effects department - beoordeelt het productieschema op de productionele haalbaarheid van de postproductie voor wat betreft de visual effects
Flexibiliteit De film en tv maker bezit aantoonbaar het vermogen om onder zeer wisselende omstandigheden een constructieve bijdrage te leveren aan audiovisuele producties. Algemene gedragsindicatoren De afgestudeerde film en tv maker: maakt artistieke keuzes binnen gestelde randvoorwaarden en stelt deze zonodig bij om een optimaal eindresultaat te bereiken laat zien dat hij onder druk kan werken, en waar nodig improviseren werkt, indien nodig, voor verschillende opdrachtgevers met verschillende opvattingen over de invulling van de aard van de werkzaamheden en voor geheel verschillende producties (speelfilm, televisiedrama, documentaire, etc) werkt, indien nodig, aan verschillende projecten tegelijkertijd Aanvullende gedragsindicatoren per functie De afgestudeerde scenarioschrijver: staat open voor feedback en kan suggesties verwerken in een volgende fase van het schrijfproces toont bereidheid, ook tijdens het productieproces, zo nodig herschrijfwerkzaamheden te verrichten realiseert zich, dat na de oplevering van een scenario nog allerlei factoren (o.a. van productionele aard) van invloed zullen zijn op de uitwerking van het oorspronkelijke idee, maar laat zich door deze wetenschap niet beïnvloeden bij zijn werk
34
De afgestudeerde regisseur: is in staat bevindingen van de andere disciplines ten aanzien van het regieconcept te beoordelen en indien noodzakelijk op onderdelen te herzien herkent in het maakproces van de documentaire nieuwe dramatische ontwikkelingen en laat zien hierop tijdig zijn plan bij te stellen past inventiviteit toe bij noodzakelijke aanpassingen van productionele aard om toch tot kwalitatief goede producties te komen De afgestudeerde producent: staat open voor feedback tijdens het gehele productieproces en kan deze verwerken in een volgende fase van de productie past inventiviteit toe bij noodzakelijke aanpassingen van productionele aard om toch tot kwalitatief goede producties te komen De afgestudeerde cameraman: bewaakt het beeldconcept tijdens de voortgang van de productie en speelt in op mogelijke veranderingen De afgestudeerde production designer: bewaakt het vormgevingsconcept tijdens de voortgang van de productie en speelt in op mogelijke veranderingen De afgestudeerde sounddesigner: bewaakt het geluidsconcept tijdens de voortgang van de productie en speelt in op mogelijke veranderingen De afgestudeerde editor: bewaakt het montageproces tijdens de voortgang van de productie en speelt in op mogelijke veranderingen staat open voor feedback tijdens het postproductieproces en kan deze verwerken in een volgende fase De afgestudeerde interactieve multimedia/visual effects: - is in staat bevindingen van de andere disciplines ten aanzien van het interactief concept of visual effects concept te beoordelen en indien noodzakelijk, op onderdelen te herzien - bewaakt het interactief concept of visual effects concept tijdens de voortgang van de productie en speelt in op mogelijke veranderingen Ondernemerschap De film en tv maker bezit het vermogen om zelfstandig vorm te geven aan een professioneel bestaan binnen de film en tv wereld. Algemene gedragsindicatoren De afgestudeerde film en tv maker: maakt zakelijke afspraken omtrent de aard, de duur en de beloning van de werkzaamheden kent regelingen (belasting e.d.) inzake het bestaan als freelancer of als zelfstandig ondernemer en beschikt daarvoor over kennis van productionele en budgettaire zaken ten behoeve van de eigen bedrijfsvoering
35
-
geeft blijk van inzicht in de audiovisuele sector en kent de ontwikkelingen van het overheidsbeleid inzake cultuur en kunst maakt gebruik van de mogelijkheden die het beleid ter bevordering van film en televisie en de desbetreffende regelingen hem bieden maakt indien nodig gebruik van relevante fiscale en juridische regelingen als WIK, CAO, ARBO, auteursrecht, werk- en verblijfsvergunningen maakt gebruik van de mogelijkheden van subsidies, sponsoring en beurzen weet een breed netwerk op te bouwen en te onderhouden van mogelijke) collega’s, werkgevers, subsidiënten of sponsors, beleidsmedewerkers en bemiddelaars kent de toegang tot benodigde informatie een eigen productie-onderneming te starten en te leiden
Aanvullende gedragsindicatoren per functie Voor deze competentie zijn er geen functiespecifieke gedragsindicatoren benoemd.
Omgevingsgerichtheid De film en tv maker bezit het sensitieve vermogen om relevante omgevingsfactoren in de samenleving te signaleren en te gebruiken in audiovisuele producties. Algemene gedragsindicatoren De afgestudeerde film en tv maker: volgt vanuit een brede maatschappelijke en culturele belangstelling en politiek bewustzijn ontwikkelingen (trends en leefstijlen in) de maatschappij nauwgezet werkt, indien nodig, ook in internationaal verband en heeft daarvoor een goede beheersing van tenminste Engels, maar bij voorkeur van meer Europese talen - stelt zich op de hoogte van het werk en ideeën van vakgenoten en van kunstenaars uit andere disciplines en andere culturen, en laat zich daardoor inspireren Aanvullende gedragsindicatoren per functie Voor deze competentie zijn er geen functiespecifieke gedragsindicatoren benoemd. Lerend vermogen De film en tv maker bezit het vermogen om te leren, te ‘leren leren’ en zich blijvend te ontwikkelen. Algemene gedragsindicatoren De afgestudeerde film en tv maker: hernieuwt met regelmaat zijn kennis van de veranderende audiovisuele sector en houdt met name de technologische, inhoudelijke en artistieke ontwikkelingen bij laat in zijn werk zien dat hij bezig is met zijn eigen artistieke en vakmatige ontwikkeling traint en ontwikkelt zijn ambachtelijke vaardigheden - organiseert zijn ontwikkeling: is actief met eigen scholing en opleiding en staat open voor collegiale toetsing
36
Aanvullende gedragsindicatoren per functie Voor deze competentie zijn er geen functiespecifieke gedragsindicatoren benoemd. Reflectief vermogen De film en tv maker bezit het vermogen om te reflecteren op het eigen handelen om tot betere prestaties te komen. Algemene gedragsindicatoren De afgestudeerde film en tv maker: gaat zichtbaar en merkbaar professioneel om met het geven en ontvangen van kritiek, gebruikt kritiek van anderen om zichzelf verder te ontwikkelen en beschikt hiertoe over het vermogen te incasseren reflecteert op de eigen grenzen en mogelijkheden, blijkend uit zijn gedrag, keuzes en ontwikkeling - geeft in gesprekken zijn visie op de plaats van film en tv in de samenleving en op de maatschappelijke waardering voor zijn beroep Aanvullende gedragsindicatoren per functie Voor deze competentie zijn er geen functiespecifieke gedragsindicatoren benoemd. Innovatief vermogen De film en tv maker bezit het vermogen om onderzoek te doen op het eigen vakgebied, om mogelijkheden te verkennen en te experimenteren, wat tot uiting kan komen in innovatieve audiovisuele processen en producties. Algemene gedragsindicatoren De afgestudeerde film en tv maker: toont een open onderzoekende houding gericht op het opdoen van ervaring en het verdiepen van kennis incorporeert technologische vernieuwingen in zijn vakmanschap doet onderzoek op uiteenlopende kennisgebieden die dienstbaar zijn aan film en tv en laat zien de ontwikkelingen in de hedendaagse film en tv te volgen Aanvullende gedragsindicatoren per functie Voor deze competentie zijn er geen functiespecifieke gedragsindicatoren benoemd.
37