Landelijk Opleidingsprofiel BBA- Bedrijfseconomie
Landelijk Overleg Opleidingen Bedrijfseconomie (LOOBE) Januari 2013
1
Voorwoord Dit document is het Landelijk Opleidingsprofiel BE 2013 (LOB 2013) van de professionele bacheloropleiding Bedrijfseconomie. LOB 2013 is tot stand gekomen door middel van een intensief overleg tussen vertegenwoordigers van diverse hogescholen en externe organisaties. Onderwijs blijkt een onderwerp waar iedereen een mening over heeft en betrokkenheid bij toont. Het is het LOOBE gelukt om de diverse meningen te kanaliseren tot een product dat voldoende concreet is om een beeld te scheppen van de opleiding Bedrijfseconomie (BE). Het LOB 2013 is bedoeld als een richtlijn voor de vormgeving van de major van de opleidingen BE. Opleidingen zijn uiteraard vrij in het vormgeven van hun eigen curriculum. De leden van het LOOBE zijn met betrekking tot de major voorstander van het standpunt “pas toe of leg uit”. Zoals zoveel in het leven heeft ook dit profiel een “beperkte houdbaarheid”. De omgeving van de bedrijfseconoom is steeds aan verandering onderhevig. Het is dan ook de bedoeling dat het LOOBE de ontwikkelingen in de maatschappij blijft volgen en jaarlijks bepaalt in hoeverre het LOB 2013 aangepast moet worden. We realiseren ons dat dit dan vervolgens ook consequenties heeft voor het onderwijs. LOB 2013 is in samenwerking met onderwijskundige Petra Bulthuis (Saxion) tot stand gekomen.
Eindhoven, januari 2013
2
Inhoud Hoofdstuk 1: Inleiding .............................................................................................................................. 4 Hoofdstuk 2: Beschrijving van de opleiding, de werkgebieden, beroepsvaardigheden en de functies .. 7 Hoofdstuk 3: Eindkwalificaties van de opleiding.................................................................................... 12 Bronnenlijst ............................................................................................................................................ 16
Bijlage 1: Beschrijving van de HBO standaard...................................................................................... 17 Bijlage 2: Beschrijving van de BBA standaard ...................................................................................... 19 Bijlage 3: Niveautabel BBA standaard .................................................................................................. 22 Bijlage 4: Niveauindeling voor competentiegeoriënteerde curricula ..................................................... 23 Bijlage 5: Oriëntatietabel ....................................................................................................................... 26 Bijlage 6: Dublin descriptoren en de koppeling met standaard 1 (NVAO) ............................................ 27 Bijlage 7: Dublin descriptoren, niveaus en eindkwalificaties ................................................................. 28 Bijlage 8: Dublin descriptoren (op bachelor niveau) .............................................................................. 29 Bijlage 9: European Qualification Framework ....................................................................................... 29 Bijlage 10: Overzicht van Administrator naar Business Partner............................................................ 43 Bijlage 11: Deelnemende Hogescholen ................................................................................................ 44 Bijlage 12: De Landelijke Raad van Advies........................................................................................... 45
3
Hoofdstuk 1: Inleiding In dit hoofdstuk worden de (inter)nationale ontwikkelingen geschetst die aanleiding geven om het Landelijk Opleidingsprofiel BE (LOB) 2010 te herzien. Vervolgens wordt aandacht geschonken aan verschillende gezichtspunten van de relevante stakeholders. Ontwikkelingen De opleiding Bedrijfseconomie was oorspronkelijk één van de basisopleidingen in het Hoger Economisch Onderwijs. De laatste twee decennia is het aanbod van economisch georiënteerde opleidingen enorm uitgebreid. Het resultaat hiervan is onder andere dat er voor meerdere economische disciplines aparte opleidingen bestaan. Ook voor sommige sectoren bestaan aparte economisch georiënteerde opleidingen. De invoering van Bachelor-Master-structuur in 2001 en de daarop volgende onderwijsontwikkelingen (competentiegericht onderwijs en de wens te komen tot clustering van opleidingen in de vorm van domeincompetentie) heeft ertoe geleid dat het LOOBE (na discussies tijdens landelijk georganiseerde tweedaagsen en consultatie van het beroepenveld) in 2010 is gekomen met een vervanging van het Landelijk Opleidingsprofiel uit 1999. Tijdens het werken aan een nieuwe opleidingsprofiel Bedrijfseconomie 2010 werd landelijk de discussie gestart over de wenselijkheid van clustering van onderwijs in domeinen, de internationaal ongewenste ingevoerde titel van Bachelor of Economics en de formulering van de eindkwalificaties van een bachelor (HBO-notitie: kwaliteit als opdracht), waarbij heel duidelijk aandacht voor het onderzoekend vermogen van studenten werd gevraagd. In 2011 werd duidelijk dat de politiek de voorkeur heeft voor het begrip opleiding in plaats van het domein en dat de HBO-raad1 kiest voor de titel Bachelor of Business Administration (BBA) voor de economische opleidingen met daarbij een omschrijving van de opleidingsstandaard die verbonden is aan deze titel. Deze veranderingen hebben het LOOBE doen besluiten het gepubliceerde LOB uit 2010 aan de nieuwe situatie (herpositionering) aan te passen, waarbij de verschillende beroepenveldcommissies2 zijn betrokken. De HBO-standaard 2009 (zie bijlage 1) is het ijkpunt voor de hogescholen. Het laat zien dat in bachelor-opleidingen de beroepspraktijk en het praktijkonderzoek onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Deze standaard bestaat uit de volgende 4 onderdelen: 1. Gedegen theoretische bagage 2. Onderzoekend vermogen 3. Professioneel vakmanschap 4. Beroepsethiek en maatschappelijke oriëntatie Deze algemene standaard is vertaald naar een BBA-standaard (zie bijlage 2). Bij de accreditatie van een BBA-opleiding van een hogeschool, door de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO), wordt onder meer bezien of die opleiding terecht de BBAgraad afgeeft dus of de vlag de lading dekt3.
1
De HBO-Raad heeft besloten om een groot deel van de door hogescholen gehanteerde bachelorgraden (Bachelor of Business Administration, Bachelor of Economics en Bachelor of Commerce) in te ruilen voor de internationaal duidelijk herkenbare heograad: de Bachelor of Business Administration (het merk BBA) en voor die graad een eigen standaard op te stellen. Dit vergroot de transparantie en verbetert de (internationale) positie van het hoger economisch onderwijs (en daarmee van de afgestudeerden). 2 Naast de opleidingsgerelateerde beroepenveldcommissies, is er sinds januari 2011 een commissie actief op landelijk niveau. 3 Zie www.nvao.net.
4
Bij elke standaard behoort een hoeveelheid basiskennis. Voor de instroom is kennis op vakgebieden als Nederlands, Engels en rekenen/wiskunde een vereiste. Deze kennis dient gedurende de opleiding toe te nemen. In het referentiekader taal en rekenen zijn de beheersingsniveaus (MinOCW, 2009) gedetailleerd uitgewerkt. Tijdens de opleiding gaat het vooral om de vakspecifieke kennis van het werkveld waarvoor wordt opgeleid. De vaststelling en de borging van zo’n kennisbasis door de opleidingen is van eminent belang. De LOB 2013 dient twee doelen: 1. Een beschrijving van de minimale set van eindkwalificaties waarover de afgestudeerde van de opleidingen Bedrijfseconomie beschikt inzake de major van de opleiding (zie hoofdstuk 2 en een nadere uitwerking in de bijlagen). 2. Externe legitimatie van de professionele bacheloropleiding Bedrijfseconomie aan de stakeholders. Bij de beschrijving van de eindkwalificaties is rekening gehouden met een vijftal uitgangspunten: 1. De BBA standaard zoals geaccepteerd in de HBO-raad vergadering van 24 juni 2011. 2. De werkgebieden en de beroepsvorming van de afgestudeerde bedrijfseconoom staan centraal. 3. De eisen die in de praktijk aan de bedrijfseconoom worden gesteld zijn vertaald naar beroepsproducten (zie bijlage 5). Van studenten die het getuigschrift hebben behaald mag worden verwacht dat ze de geformuleerde beroepsproducten kunnen uitvoeren. 4. Vakgebieden dienen als ondersteuning voor het beroepsproduct (meerdere vakgebieden kunnen samenkomen in één beroepsproduct). 5. Rollen en functies van de bedrijfseconoom op HBO-niveau worden geïntegreerd in het beroepsproduct. Het LOB 2013 wil duidelijkheid verschaffen naar de verschillende stakeholders, over het eindniveau van de opleidingen Bedrijfseconomie in Nederland. De verschillende stakeholders kijken vanuit hun eigen perspectief en taligheid naar het beroepsprofiel. Het LOB wil aan deze behoefte voorzien, door in de bijlagen de relatie en de samenhang weer te geven tussen beleidskaders en zijn/haar beroepspraktijk. Per stakeholder is de bijlage aangegeven die voor hem/haar het meest relevant is gezien vanuit het stakeholderperspectief. We onderscheiden de volgende stakeholders: 1. De (toekomstige) student: wat kan een student van de opleiding met betrekking tot de major verwachten? 2. De arbeidsmarkt (werkgevers): wat kan een werkgever van een afgestudeerde bedrijfseconoom verwachten? 3. Het management en beleidsmakers (management) van (vervolg)opleidingen Bedrijfseconomie: waar moet de opleiding in ieder geval aan voldoen en waarin zit een inhoudelijke beleidsvrijheid? 4. De accrediterende instanties (NVAO en HBO-raad): wat is het landelijke kader waaraan een opleiding getoetst kan worden? In tabel 1.1 zijn de bijlagen aangegeven die voor de eerder genoemde stakeholders van belang zijn om een juist beeld te krijgen van de opleiding bachelor bedrijfseconomie Tabel 1.1. Leeswijzer voor de verschillende stakeholders.
Stakeholdersperspectief Student Werkgevers Opleiders Accreditatie
Bijlages Bijlages 2, 3 en 5 Bijlages 3 (m.n. kennisniveau) en 5 Bijlages 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 Bijlages 2, 3, 6 en 7
5
Inhoud van het rapport In het rapport wordt in hoofdstuk 2 de inhoud van de opleiding op hoofdlijnen en het werkterrein van de afgestudeerde HBO-Bedrijfseconoom beschreven. De eindkwalificaties van de opleiding, zoals die door de opleiders worden gehanteerd, staan centraal in hoofdstuk 3.
6
Hoofdstuk 2: Beschrijving van de opleiding, de werkgebieden, beroepsvaardigheden en de functies Inleiding In hoofdstuk 2 wordt de inhoud van de opleiding Bedrijfseconomie beschreven, waarbij de volgende indeling is gehanteerd: Definitie van het vak bedrijfseconomie. Een opsomming van de beroepen die volgens onderzoeken afgestudeerden bachelor Bedrijfseconomie uitoefenen en waarvoor de bacheloropleiding Bedrijfseconomie opleidt. De formulering van de werkgebieden van de bachelor Bedrijfseconomie en de positionering van de opleiding ten opzichte van andere opleidingen uit de economische sector (overige HBO opleidingen die de titel BBA voeren). Hoofdstuk 2 eindigt met een beschrijving van de verwachte (internationale) ontwikkelingen van het beroep. Definitie bedrijfseconomie De opleiding Bedrijfseconomie is geënt op het vakgebied bedrijfseconomie. Bedrijfseconomie is een deelwetenschap binnen de economische wetenschappen en vormt het raakvlak tussen bedrijfskunde en algemene economie. Het vakgebied bedrijfseconomie houdt zich bezig met de bestudering van de vraag hoe organisaties keuzes maken, gelet op de behoeften en de wensen van de organisaties. De doelstelling van het vakgebied bedrijfseconomie is gericht op het beter bestuurbaar maken van de organisatie, daarbij rekening houdend met de verschillende deelbelangen van de participanten van de organisatie en haar omgeving. De focus van het vakgebied is gericht op economische problematiek en levert een bijdrage aan de besluitvorming binnen organisaties (Radboud Universiteit, 2012) aan de hand van praktijkonderzoek (‘evidence-based practice’; HBORaad, 2009). De HBO-opleiding Bedrijfseconomie is van oudsher één van de drie opleidingen van de HEAO (Hoger Economisch Administratief Onderwijs) en kent een lange traditie, waarbij in de opleiding het voeren van een administratie, het uitvoeren van berekeningen als voorbereiding op de besluitvorming en het opstellen van overzichten voor de verantwoording centraal stond. De stormachtige ontwikkelingen op het gebied van ICT heeft het werkveld van de Bedrijfseconoom sterkt veranderd. De opleiding is in de loop der jaren steeds aangepast. Gebleven is het brede karakter van de opleiding tot uiting komend in een grote diversiteit van functies van afgestudeerden BE-studenten. De bacheloropleiding Bedrijfseconomie richt zich in hoge mate (maar niet alleen) op de financiële functie van een organisatie. Functies Studenten die afstuderen van de opleiding Bedrijfseconomie komen in een groot aantal verschillende functies terecht. De onderstaande tabel geeft hiervan een overzicht.
7
Tabel 2.1: Functies van afgestudeerde bedrijfseconomen
Functies van studenten BE na afstuderen Assistent controller Controller Risk manager Financieel medewerker Administrateur Accountmanager
Assistent accountant Accountant Eigenaar/eigen ondernemer Trainee (Bedrijfseconomisch) stafmedewerker Consultant
Bron: HBO Monitor, 2011
Functies van de financials van de toekomst Compliance officer/manager Accountant (AA of RA) Financial controller Riskmanager Financieel analist Risk auditor Business controller Risk officer Bron: Intermediair, 2011
De genoemde voorbeelden van functies laten zien dat de opleiding Bedrijfseconomie een brede opleiding is, die studenten voorbereidt op zeer uiteenlopende functies, waarbij naast vakkennis, communicatieve vaardigheden en professionele beroepshouding een vereiste zijn om succesvol te kunnen zijn. Werkgebieden Uit de definitie van het vakgebied bedrijfseconomie blijkt dat de bedrijfseconoom zich bezig houdt met het verzamelen vastleggen, analyseren, en interpreteren van de informatiestromen binnen een organisatie, gericht op verbetering en beheersing van de (interne) bedrijfsprocessen. De kern is de financiële informatievoorziening (vastlegging, rapportering maar ook verantwoording) op basis waarvan analyses als ondersteuning voor de besturing van de organisatie voor de toekomst gemaakt worden. Daarnaast houdt de bedrijfseconoom zich bezig met de inrichting en beoordeling van de informatieverzorging en bedrijfsprocessen gericht op de beheersing van de organisatie. De opleiding bachelor Bedrijfseconomie leidt mensen op die zich bezig houden met het beheersbaar maken van de financiële organisatie in het geheel en de onderliggende processen in het bijzonder, waarbij risicomanagement een onderdeel is van de opleiding. De werkgebieden4 waarop de HBO bedrijfseconoom veelal werkzaam is, zijn: 1. Inrichten en onderhouden van de planning & control-cyclus gericht op de beheersing van een organisatie; 2. Selecteren, definiëren, inrichten en ontsluiten van (geautomatiseerde) informatiesystemen (financieel en niet-financieel) gericht op de sturing van de primaire processen; 3. Identificeren, beoordelen en beheersen van organisatierisico's; 4. Opstellen van financieel economische informatie voor besluitvorming en verantwoording. Beroepsvorming Conform de HBO-standaard maakt beroepsvorming onderdeel uit van de bacheloropleiding Bedrijfseconomie. De onderdelen van beroepsvorming zijn: Onderzoekend vermogen Professioneel vakmanschap Verantwoord handelen 4
Een werkgebied is een deel van het kennisdomein bedrijfseconomie waarbinnen de bedrijfseconoom met een mix van (toegepaste) kennis, vaardigheden en attitude een of meerdere beroepsproducten produceert.
8
Onderzoekend Vermogen Een pas afgestudeerde bedrijfseconoom (startbekwame beroepsbeoefenaar) heeft het onderzoekend vermogen om langs de weg van reflectie en evidence based practice (Rousseau, 2005), tot verbetering van interne producten en processen te komen (innovatie). De term evidence based practice5 verwijst naar het vermogen van een student om op basis van een gezonde kritische houding en het gebruik van best beschikbare wetenschappelijke bewijsstukken (ontwikkelde modellen dan wel denkbeelden) en de informatie vanuit de organisatie te komen tot besluitvorming. De afgestudeerde bachelor Bedrijfseconomie heeft in de opleiding kennis en ervaring opgedaan met methoden en technieken van onderzoek. Projecten, stages en afstuderen lijken de aangewezen weg om het onderzoekend vermogen van studenten te trainen en te toetsen. Professioneel vakmanschap De student beschikt, als startbekwame beroepsbeoefenaar, over de kennis en vaardigheden (‘Ausbildung’; Wächter, 2012) die zich kenmerken door een internationale oriëntatie en een ondernemende houding (HBO-Raad, 2009). Verantwoord handelen De student heeft, als startbekwame beroepsbeoefenaar, – in de ware betekenis van het woord – academische vorming (‘Bildung’; van Stralen, 2012) genoten. Hij beschikt over het vermogen om kennis te beoordelen aan de hand van morele waarden (HBO-Raad, 2009). De afgestudeerde bachelor Bedrijfseconomie is zich bewust van de maatschappelijke context van zijn opgedane kennis en vaardigheden en hij/zij weet dat ethisch handelen onderdeel van zijn/haar professioneel vakmanschap is en moet zijn. De afgestudeerde bachelor Bedrijfseconomie is op de juiste momenten vasthoudend en volgt op basis van argumenten de wet- en regelgeving (‘het tonen van een rechte rug’). Van de opleiding mag worden verwacht dat er in het curriculum, bij voorkeur in de vorm van integratie binnen de verschillende vakgebieden, aandacht is bij ethische dilemma’s (business ethics) voor beslissingscriteria die in eerste instantie niet in overeenstemming zijn met het streven naar maximale winst. Voorbeelden van onderdelen uit het maatschappelijk verantwoord ondernemen die in het curriculum een plaats zouden moeten vinden zijn: ethisch handelen, aandacht voor gevolgen voor de omgeving en corporate governance. (Internationale) Ontwikkelingen in het beroep en het werkveld6 De financiële functie van een organisatie staat centraal in de opleiding bachelor bedrijfseconomie. In de praktijk zijn het de controllers7 die de werkzaamheden die behoren bij de financiële functie uitvoeren. De meest voorkomende werkzaamheden van de controller, onder andere tot uiting komend in beroepsproducten (zie bijlage 5), zijn als uitgangspunt
5
Evidence-based practice houdt het nemen van beslissingen, dan wel het komen tot adviezen in door een constistent, expliciet en op wijsheid gebaseerd gebruik van de volgende vier bronnen: De best beschikbare wetenschappelijke inzichten Feiten en karakteristieken van de relevante bedrijfssituatie Waarden en normen van de stakeholders Het oordelend vermogen gebaseerd op kennis en ervaring van de beroepsbeoefenaar 6 Deze paragraaf is gebaseerd op een brainstorm op 20 november 2012 met de landelijke adviesraad, aangevuld met vertegenwoordigers van de lokale adviesraden. 7 In grote organisaties maakt men onderscheid in activiteiten gericht op controlling (voorziening van de informatie gericht op beheersing en besluitvorming in de organisatie) en treasury (uitvoering van werkzaamheden gericht op de toegang tot de financiële markten en bescherming van het vermogen). In het MKB worden beide taken door de controller uitgevoerd. In het LOB staat de term controller zowel voor de beroepsbeoefenaar die zowel de taken die specifiek tot de controller als de treasurer behoren uitvoert.
9
genomen voor de inrichting van de opleiding. In de theorie wordt onderscheid gemaakt in een aantal rollen die de controller vervult. Een indeling van deze rollen8 is: 1. De vertrouwensrol, gericht op een juiste, volledige en tijdige en vooral efficiënte voeren van een administratie. 2. De toezichts- of ‘oversight’-rol, gericht op het fungeren als agent van de stakeholders van de organisatie en van hogere managementlagen en het toezicht houden op het handelen van medewerkers. 3. De managementservice-rol, gericht op het ten dienste stellen van de kennis en expertise aan managers en hen helpen met beslissingen te nemen. In het werkveld leeft steeds meer de gedachte dat de financiële functie (en dus ook de controller) toegevoegde waarde moet leveren. De financiële functie, afhankelijk van de omvang en het soort organisatie, is in de loop der tijd ontwikkeld van het voeren van een administratie (administrator, vertrouwensrol) naar de controller als business partner (managementservice-rol). Men maakt daarbij onderscheid in werkzaamheden op operationeel, tactisch en strategisch niveau9, waarbij werkzaamheden op operationeel niveau minder waarde en werkzaamheden op strategisch niveau meer waarde toevoegen (zie figuur 2.1). Figuur 2.1: Verdeling financiële functie naar controlling & administratie en treasury, K. Perik, tijdschrift controlling mei 2012 Controlling & Administratie Treasury Strategisch Klankbord CEO Kapitaalverstrekking
Financiering Investor relations
Inzicht in verschaffen groeimogelijkheden Ontwikkelen business cases Evaluatie waarde potentieel
Tactisch
Budgettering & rapportage Vaststellen controle-instrumenten Ontwikkeling prestatie indicatoren Risicomanagement
Werkkapitaalmanagement Bankafspraken Krediet & incasso Investeringen
Operationeel
Transactieverwerking (administratie) Up-to-date houden van (ERP)systemen Consistentie van data waarborgen
Financieel Risicobeheer Dagelijks werkkapitaalbeheer Afdekken posities Verzekeringen
De verwachting is dat het aandeel van transactieverwerking en rapportering (operationeel niveau) in de toekomst door automatisering en outsourcing sterk afneemt als onderdeel van de financiële functie (De Waal, Tijdschrift Controlling augustus 2012). De onderdelen meten, analyseren en beheersen van risico’s (tactisch niveau) en business partnering (strategisch niveau) als onderdeel van de uitvoering van de financiële functie nemen toe. Vertegenwoordigers van gerenommeerde bedrijven bevestigen deze trend gelet op de volgende constateringen: Deloitte10 The historical model predominantly targeting cost accounting and control is rapidly becoming obsolete, as it no longer suits the ever changing business environment. The modern CFO must skillfully balance four key interrelated roles: strategist, steward, operator and catalyst. 8
Uit, Finance als Business Partner, Gerben te Woerd, Finance & Control, Juni 2009 Trends in de financiële functie, drs. K. Perik, tijdschrift Controlling, mei 2012 10 Lezing van Stefan Beckers - Senior Director Control ASML in 2010 aan de Universiteit van Maastricht: ASML - World Class Finance Content - Maastricht University, www.maastrichtuniversity.nl/web/file 9
10
Sara Matthew, President and former CFO of D&B Finance’s job isn’t to support the business but instead to lead decision making Finance staff need the courage to speak up and develop critical thinking skills, not just technical knowledge; however, developing their skills requires constant coaching.
De gewenste transformatie van de financiële functie van administrator naar business controller betekent niet alleen een verandering van de inhoud van de opleiding. Het zijn de “soft-skills” (m.n. de ontwikkeling daarvan in de loop der tijd) van de persoon die in de toekomst bepalen of hij/zij de rol van business-controller kan worden uitgevoerd. Het pad van administrator, via scorekeeper en finance expert naar business controller is eerder een carrièrepad, waarbij een verschillend opleidingsniveau past (van bachelor via master naar een RC-opleiding (zie bijlage 10). Bovenstaande beschrijving van de ontwikkeling van het beroep is verwerkt in de beschrijving van de eindkwalificaties. In de opleiding is plaats voor moderne internationale concepten zoals bijvoorbeeld internationale regelgeving op het gebied van financial accounting, benchmarking, ICT, financiële markten en producten, de business balanced scorecard en verschillende vormen van budgettering. In de brainstorm met de landelijke adviesraad (20 november 2012) zijn de volgende trends genoemd die nu al een rol spelen in de beroepspraktijk of een rol gaan spelen en waarvan verwacht mag worden dat deze trends invloed gaan uitoefenen op de inhoud van de opleiding (zowel kennis als beroepsvormend) : Toegenomen onzekerheid als gevolg van de economische- en bankencrisis Veranderde business-models (verdienmodellen) Veranderende rol van het bankwezen en de opkomst van nieuwe financieringsvormen Informatie overload Toegenomen belang van netwerken Schaarste aan grondstoffen Toegenomen roep om verantwoording (maatschappelijke verantwoording en het belang van ethisch handelen) De noodzaak van permanente educatie Toenemende globalisering en het belang van ICT De beroepspraktijk gaat steeds meer van controllers vragen dat ze ethisch kunnen handelen, gevoel hebben voor compliance en corporate governance en vooral een "rechte rug" kunnen laten zien. Globalisering blijft een belangrijke ontwikkeling. Grote internationaal opererende organisaties zullen moeten voldoen aan internationale wetgeving. Deze organisaties zullen steeds meer eisen stellen aan de informatievoorziening van hun toeleverende bedrijven, waarbij de controller degene zal zijn die verantwoordelijk wordt voor de informatievoorziening. Het beroep en de beroepsregels veranderen regelmatig, waardoor van afgestudeerden mag worden verwacht dat ze zelfstandig hun kennis en vaardigheden op peil houden. De beginnend beroepsbeoefenaar moet meer gevoel dan in het verleden hebben voor de business om een geloofwaardig gesprekspartner te kunnen zijn. Daarbij zal de mate waarin een controller beschikt over soft-skills belangrijker zijn dan zijn technische kennis. Van de controller wordt verwacht dat zijn technische kennis op peil is. Op basis van de geschetste ontwikkelingen mag worden verwacht dat in de toekomst een de bachelor minimaal op tactisch niveau werkzaam is en dat hij/zij zijn kennis op peil moet houden om op dat niveau te kunnen opereren en door ervaring en gerichte trainingen zijn/haar ‘soft-skills’ verder zal moeten ontwikkelen om door te kunnen groeien naar een medewerker die via de financiële functie waarde toevoegt.
11
Hoofdstuk 3: Eindkwalificaties van de opleiding Het LOB 2013 is het richtinggevend kader voor alle hoger beroepsopleidingen Bedrijfseconomie in Nederland en sluit aan bij alle (inter)nationale ontwikkelingen binnen het kennisdomein bedrijfseconomie, zowel op het gebied van kwaliteitsborging als inhoud. Het LOB 2013 oriënteert zich voor de standaarden op het NVAO. Definities van standaard 1, 2 en 3 (NVAO, 2012) Standaard 1: De beoogde eindkwalificaties van de opleiding zijn wat betreft inhoud, niveau en oriëntatie geconcretiseerd en voldoen aan internationale eisen. Standaard 2: De oriëntatie van het programma waarborgt de ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van wetenschappelijk onderzoek en/of de beroepspraktijk. Standaard 3: De inhoud van het programma biedt de studenten de mogelijkheid om de beoogde eindkwalificaties te bereiken. Uitgangspunten Als basis voor de formulering van de eindkwalificaties van de opleidingen zijn de volgende uitgangspunten geformuleerd: 1. De opleiding Bedrijfseconomie onderscheidt, samengevat, de volgende werkgebieden: 1. inrichten en onderhouden van de planning & control-cyclus gericht op de beheersing van een organisatie; 2. selecteren, definiëren, inrichten en ontsluiten van (geautomatiseerde) informatiesystemen (financieel en niet-financieel) gericht op de sturing van de primaire processen; 3. identificeren, beoordelen en beheersen van organisatierisico's; 4. opstellen van financieel economische informatie voor besluitvorming en verantwoording. 2. In de opleiding staan de bij 1 genoemde werkgebieden centraal. Zij vormen de basis voor kennisoverdracht en beroepsvorming. De kennisoverdracht (gedegen theoretische basis) vindt veelal plaats in de vakgebieden11. In bijlage 3 is per vakgebied het niveau aangegeven dat in de BE-opleiding wordt gehanteerd (conform de BBA-standaard). 3. De BE-opleiding is een brede opleiding. Van de afgestudeerde bachelor bedrijfseconomie mag worden verwacht dat hij enerzijds beschikt over gespecialiseerde kennis op het terrein van economische problematiek (besluitvorming) binnen organisaties en financiële informatieverzorging en anderzijds beschikt over brede kennis van algemeen bedrijfskundige en juridische onderwerpen zoals bijvoorbeeld algemene economie, marketing, logistiek en privaatrecht. Om zich als bedrijfseconoom dan wel controller in een organisatie te kunnen bewegen (samenwerken, maar ook het kunnen voorzien in de informatiebehoeften van medewerkers die andere functies in een organisatie bekleden) is het van belang dat de student brede kennis heeft, zodat hij zich kan inleven in de situatie.
11
Een vakgebied is een deel van een werkgebied bestaande uit beroepsmatig (toegepaste) kennis en vaardigheden waar de bedrijfseconoom zich in kan specialiseren door het volgen van een vakopleiding en het opdoen van relevante werkervaring.
12
4. Om studenten de gelegenheid te geven geleerde kennis toe te passen zijn vanuit de praktijk in de werkgebieden beroepsproducten12 gedefinieerd (zie bijlage 5 voor een overzicht van de beroepsproducten). 5. Van een afgestudeerde bedrijfseconoom mag worden verwacht dat hij op bovenstaande werkgebieden op basis van analyse kan komen tot een zodanig oordeel dat hij/zij een onderbouwd advies kan geven. 6. Naast de inhoudelijke ontwikkeling van studenten op de vier gedefinieerde werkgebieden wordt er in het curriculum integraal aandacht besteed aan beroepsvorming (persoons- en beroepsgerichte vaardigheden). 7. Daarnaast moet het curriculum zodanig zijn ingericht dat er aandacht is voor internationale en interculturele aspecten. Iedere afgestudeerde bedrijfseconoom moet immers succesvol kunnen functioneren in een internationale en interculturele werkomgeving. Dat wil zeggen: iedere afgestudeerde bedrijfseconoom: neemt kennis van interculturele verschillen, waardoor hij begrijpt dat mensen uit een andere omgeving in dezelfde situatie anders kunnen handelen en vanuit dit begrip respectvol hiermee te kunnen omgaan. is in staat internationaal gesprekspartner op zijn vakgebied te zijn (bijvoorbeeld: van een afgestudeerde bedrijfseconoom mag verwacht worden dat hij in staat is om op een juiste manier een buitenlandse delegatie te ontvangen in zijn eigen omgeving, de delegatie rond te leiden en op professionele wijze te communiceren met internationale vakgenoten op zijn vakgebied). Een aanvulling op de minimale eisen is de aanbeveling om studenten de mogelijkheid te bieden een gedeelte van de studie (stage, werkperiode, studeren dan wel afstuderen) in het buitenland te laten volgen. Positionering van de opleiding Zoals eerder aangegeven is de bacheloropleiding bedrijfseconomie van oudsher een onderdeel, naast de opleidingen marketing (CE) en BKMER (voorheen EconomischJuridische opleiding), van de HEAO. De bacheloropleiding bedrijfseconomie richt zich met name op het vastleggen, analyseren en beoordelen van informatie gericht op de interne besluitvorming. De financiële functie staat daarbij centraal. De aanverwante opleiding bachelor accountancy legt de nadruk op de uitvoering van de traditionele werkzaamheden van de accountant te weten administratie, samenstellen, audit & assurance en advisering. De accountant is meer gespecialiseerd in het uitvoeren van wettelijke controle en het opstellen van verantwoordingsinformatie (financial accounting). De bacheloropleiding marketing is gericht op de uitvoering van de commerciële functie van een organisatie. De bachelor management economie en recht legt de nadruk meer op bedrijfskundige problemen en is daardoor meer gericht op organisatorische vraagstukken. Eindkwalificaties In Europa zijn er twee meta frameworks ontwikkeld, te weten het European Higher Education Area (The Bergen Conference, 2005) en het European Qualification Framework (European Parliament, 2008). Het EFQ heeft drie functies (Coles, 2012) te weten: - Meta raamwerk en vertalingsinstrument om eindkwalificaties te vergelijken. - Neutraal referentiepunt gebaseerd op eindkwalificaties. - Een systeem voor de classificatie van eindkwalificaties naar niveaus.
12
Een beroepsproduct is een goed (meestal in de vorm van een rapport) of een dienst die een beroepsbeoefenaar levert aan een interne of externe afnemer en die voldoet aan vooraf gestelde kwaliteitseisen (specificaties) met betrekking tot het product en/of proces, en die direct of indirect toegevoegde waarde creëren.
13
De Shared ‘Dublin’ descriptors for Short Cycle, First Cycle, Second Cycle and Third Cycle Awards (JQI, 2004) beschrijft de niveauverschillen in het hoger onderwijs (levels 5 – 8) in Europa in detail. De niveauverschillen voor de bachelor studie en de associate degree zijn hierin vastgesteld (niveau 6 en 5). Inmiddels is dit vertaald naar het Nederlands kwaliteitskader, genaamd the referencing document of the Dutch Qualifications Framework to the European Qualification Framework (NCP NLQF) (van der Sanden, Smit en Dashorst, 2012). Op basis van de gedefinieerde werkgebieden, de niveauindeling zoals voorkomend uit de Dublindiscriptoren en de onderdelen van de BBA mag van een afgestudeerde BBABedrijfseconomie het volgende worden verwacht: (zie voor koppeling aan Europees framework/Dublin Descriptoren, zie bijlage 7, 8 en 9). Tabel 3.1: Eindkwalificaties Werkgebied 1. Inrichten en onderhouden van de planning & controlcyclus gericht op de beheersing van een organisatie.
Eindkwalificaties Beoordelen van, en advies geven over en (her)inrichten van de planning & control-cyclus van een groter MKB bedrijf dan wel het leveren van een bijdrage op bovenstaande gebieden voor afdelingen van beursgenoteerde organisaties, OOB's en grote internationaal opererende organisaties.
2. Selecteren, definiëren, inrichten en ontsluiten van (geautomatiseerde) informatiesystemen (financieel en niet-financieel) gericht op de sturing van de primaire processen.
Beoordelen van, advies geven over en (her)inrichten van financiële en niet-financiële informatiesystemen; afstemmen van informatiesystemen; optimaliseren van informatiestromen; optimaliseren van de onderliggende bedrijfsprocessen (inrichten en vastleggen) mede gebaseerd op een uitgevoerde risicoanalyse bij een groter MKB bedrijf dan wel het leveren van een bijdrage op bovenstaande gebieden voor afdelingen van beursgenoteerde organisaties, OOB's en grote internationaal opererende organisaties.
3. Identificeren, beoordelen en beheersen van organisatierisico's.
Beoordelen en adviseren over risicomanagement in meer complexe situaties op het terrein van externe en interne risico's bij het groter MKB bedrijf dan wel het leveren van een bijdrage op bovenstaande gebieden voor afdelingen van beursgenoteerde organisaties, OOB's en grote internationaal opererende organisaties.
4. Opstellen van financieel economisch informatie voor besluitvorming en verantwoording.
Informatie en advies geven bij complexe aangelegenheden binnen het groter MKB bedrijf dan wel het leveren van een bijdrage op bovenstaande gebieden voor afdelingen van beursgenoteerde organisatie, OOB's en grote internationaal opererende organisaties
14
Beroepsvorming Onderzoekend vermogen Kritische houding tot uiting komend in onderzoekend vermogen
Professioneel vakmanschap Sociale en communicatieve vaardigheden: mondelinge en schriftelijke vaardigheden in het Nederlands en Engels resultaatgerichtheid samenwerken plannen en organiseren adviesvaardigheden (luisteren en overtuigen) professioneel kunnen ontvangen van feedback en het geven van feedback (sparringpartner) Verantwoord handelen Zelfsturende vaardigheden, houding en gedrag: carrière- en persoonlijke ontwikkeling professionele beroepshouding, vaktechnische integriteit ("de rechte rug").
Eindkwalificaties Beschikt, als startbekwame beroepsbeoefenaar, over een onderzoekend vermogen dat leidt tot reflectie, tot evidence based practice (Rousseau, 2005), en tot innovatie. (HBO-Raad, 2009). Een student kan zelfstandig een onderzoek uitvoeren, gericht op besluitvorming, conform de regels die gesteld worden aan het uitvoeren van onderzoek. Samenwerken in een beroepsomgeving en meedenken over doelen en inrichting van de organisatie, waaruit eisen voortvloeien die betrekking hebben op de volgende kenmerken: multidisciplinariteit en interdisciplinariteit, klantgerichtheid, multicultureel, collegialiteit, leidinggeven. Communiceren, mondeling en schriftelijk, intern op alle niveaus, effectief en in de gangbare bedrijfstaal, veelal in het Nederlands en/of Engels. (In termen van beroepstaken omvat dat onder meer opstellen en schrijven van plannen en notities, informeren, overleg voeren, draagvlak creëren, stimuleren, motiveren, overtuigen, verwoorden van besluiten). Sturen en reguleren van de eigen ontwikkeling ten aanzien van leren, resultaatgericht werken, initiatief nemen en zelfstandig optreden; flexibiliteit, nadenken en reflecteren over en verantwoording nemen voor eigen handelen wat wijst op betrokkenheid en kritische zelfbeoordeling; ontwikkelen van een beroepshouding met initiatief of ruimte voor normatieve en culturele aspecten, respect voor anderen, een beroepscode en ethische principes voor het professioneel handelen.
15
Bronnenlijst
Bruyning, L. (2007), Eindrapport commissie Academische vaardigheden bachelors, Universiteit van Amsterdam. BusinessDictionary (2012), http://www.businessdictionary.com/definition/ controlling.html Coles M. (2012). Some introductory remarks about the European Qualifications Framework and the Recognition of Prior Learning European Parliament (2008). The European Qualification Framework (EQF). http://ec.europa.eu/eqf/home_en.htm Education and Culture DG (2008), The European Qualification Framework (EQF) leaflet. ec.europa.eu/eqf HBO-Raad (2005). Domeincompetenties en illustraties. HBO-Raad (2008). Body of Knowledge & Skills sector HEO. HBO-Raad (2009). Kwaliteit als opdracht. Studie en standaard (de HBO standaard) HBO-Raad (2011). Adviesbrief HEO BBA nieuwe stijl (het merk BBA). Joint Quality Initiative (2004). Shared ‘Dublin’ descriptors for Short Cycle, First Cycle, Second Cycle and Third Cycle Awards. www.jointquality.org LOOBE (1999) Van den Boom R.P., Bulthuis P.H., Kapteijn-Kruijswijk E.F., de Keijzer P. (2010). LOOBE. Landelijk opleidingsprofiel BE Bachelor opleidingen Bedrijfseconomie Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (2009). Referentiekader taal en rekenen. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (2011). Kwaliteit in verscheidenheid, Strategische agenda Hoger onderwijs, onderzoek en wetenschap. MIT Sloan (2012), http://mitsloan.mit.edu/omg/om-definition.php Perik K, Trends in de financiële functie, tijdschrift Controlling, mei 2012 Puyt, R.W. en Bakker, E.C. (2011), De professionele business school, literatuuronderzoek. Rousseau, D.M. (2006), Is there such a thing as evidence-based management?, Academy of Management Review Vol. 31, No. 2, 256-269 Scholes G., Whittington R, Johnson K. (2011), Exploring Strategy: Text & Cases, 9th edition. Scribd (2012), http://www.scribd.com/doc/22840041/Definition-of-Accounting Stralen, van G. (2012), …En denken, Bildung voor leraren, de Vrije Uitgevers The Bergen Conference of European Ministers Responsible for Higher Education (2005). A framework for Qualifications in the European Higher Education Area (EHEA). http://www.ehea.info/article-details.aspx?ArticleId=73 Unesco (1998). World Declaration on Higher Education for the Twenty-First Century: Vision and Action. Van der Sanden, K., Smit, W. en Dashorst, M (2012). The referencing document of the Dutch Qualification Framework to the European Qualification Framework Verreck W.A. (1999). LOOBE. Beroeps- en opleidingsprofiel van de hbo-opleiding bedrijfseconomie Wächter, L. (2012) , Ausbildung von A bis Z, Schweitzer Vademecum Woerd Gerben te, Finance als Business Partner, Finance&Control, Juni 2009 Waal Andre de en Vink Chiel, de controller van de 21e eeuw: wat is er veranderd, tijdschrift Controlling, augustus 2012
16
Bijlage 1: Beschrijving van de HBO standaard Ook al zijn de wezenskenmerken van de hogescholen in de loop der tijd ongewijzigd gebleven, de concrete invulling hiervan is sterk veranderd. Met enige regelmaat moet worden bezien op welke wijze veranderende omstandigheden doorwerken in de kwaliteit van onze programma’s. Immers, we zien dat de beroepspraktijk steeds hogere eisen stelt aan onze afgestudeerden, terwijl de groei van het aantal studenten en de veranderende samenstelling hiervan de kwaliteit van het onderwijs juist onder druk plaatst. Daarom hebben de hogescholen besloten om met elkaar een standaard van de professionele bachelor op te stellen. Deze standaard komt niet in de plaats van de Dublin descriptoren en van de NVAO-criteria die ten grondslag liggen aan de accreditatie, maar dient als het expliciteren van de kern van de hbo-bachelor. Het is het richtpunt voor de ontwikkeling van landelijke opleidingsprofielen en voor de invulling daarvan in de afzonderlijke curricula van opleidingen. De standaard houdt in dat een opleiding tot hbo-bachelor er voor zorg dient te dragen dat studenten een gedegen theoretische basis verkrijgen, dat zij het onderzoekend vermogen verwerven dat hen in staat stelt om bij te kunnen dragen aan de ontwikkeling van het beroep, dat zij over voldoende professioneel vakmanschap beschikken, en tenslotte de beroepsethiek en maatschappelijke oriëntatie ontwikkelen die past bij een verantwoordelijke professional. En vanzelfsprekend is de internationale dimensie onderdeel van elk onderdeel van deze standaard. Een gedegen theoretische basis Bij elke standaard behoort een hoeveelheid basiskennis. Voor de instroom is kennis op vakgebieden als Nederlands, Engels en rekenen/wiskunde een vereiste. Deze kennis dient gedurende de opleiding toe te nemen. Maar daarnaast gaat het vooral om de vakspecifieke kennis van het beroepsdomein waarvoor wordt opgeleid. De vaststelling en de borging van zo’n kennisbasis door de opleidingen is van eminent belang. Het competentiegericht onderwijs is een belangrijke vernieuwing in het hoger onderwijs maar de invoering hiervan ging soms vergezeld van een onderwaardering van kennis. Integratie van kennis, vaardigheden en attitude past bij het opleiden van startbekwame beroepsbeoefenaren. Met een versterkte nadruk op kennis zal het competentiegericht onder-wijs een andere inhoud krijgen dan enkele jaren geleden het geval was. Het gaat hierbij om de noodzaak dat studenten over de theoretische bagage beschikken die hen de basis biedt om kritisch en creatief naar hun eigen vakgebied te kunnen kijken. Deze kennisbasis is daarmee onlosmakelijk verbonden met het hbo-bachelorniveau. Het onderzoekend vermogen Bij professionele bachelors gaat het niet alleen om het vertalen van aangeleerde kennis van hoog niveau naar een praktijksituatie. In onze moderne samenleving is het cruciaal dat hbo-bachelors over een onderzoekend vermogen beschikken dat leidt tot reflectie, tot evidence based practice, en tot innovatie. Zo stelt de commissie Abrahamsen: ‘ … the abilities to analyse problems, to synthesize, to propose solutions and to communicate about various challenges (…), also in a multidisciplinary environment, are becoming more and more important. These abilities are not only important in research environments but also in industry and the society at large. This, in combination with the knowledge and the understanding of real life processes in industry, will give industry innovative power. Practical and professional experience of students, by preference from the start of their study in combination with applied research, will allow these competences to develop.’ Bron: ‘Bridging the gap between theory and practice, possible degrees for a binary system’, Report| Committee Review Degrees for the Dutch Ministry of Education, Culture and Science, 2005, blz.48. 17
Professioneel vakmanschap Vakmanschap is onlosmakelijk verbonden met de opleidingen die hogescholen verzorgen. De professionele bacheloropleiding is voor velen de hoogste vorm van beroepsonderwijs die zij volgen. Dat betekent dat onze bacheloropleidingen moeten zorgen dat studenten de kennis en vaardigheden aanleren die specifiek zijn voor de rol van de professional in een werkveld. Een goede verbinding tussen de opleiding en de beroepspraktijk is daarvoor een noodzakelijke voorwaarde. Docenten met actuele praktijkervaring en het inzetten van gastdocenten geven hiervoor de juiste context. De stages bieden studenten de confrontatie tussen de opgedane kennis en oefeningen met de realiteit van de eigenlijke beroepspraktijk. Ook het hebben van een internationale oriëntatie maakt onderdeel uit van het vakmanschap, evenals het beschikken over een ondernemende houding. Beroepsethiek en maatschappelijke oriëntatie HBO-bachelors zijn geen eenzijdige toepassers, maar beroepsbeoefenaren die relaties moeten leggen met maatschappelijke en soms ethische vraagstukken, die beschikken over een culturele bagage, die – in de ware betekenis van het woord – academische vorming hebben genoten. Het wordt steeds belangrijker professionals voor de zorg op te leiden die kritisch kunnen reflecteren op de waardigheid van het leven, economen op te leiden die zichzelf vragen stellen over de relatie tussen winstmaximalisatie op de korte termijn en het vertrouwen in het economisch stelsel op de langere termijn en ingenieurs voor te bereiden op een werkzaam leven waar aandacht voor duurzaamheid meer centraal komt te staan. Het gaat om het bewustzijn van de betekenis van aangeleerde kennis en vaardigheden in hun maatschappelijke context. Van studenten mag worden verwacht dat zij beschikken over het vermogen om kennis kritisch te beoordelen aan de hand van morele waarden. De standaard is het ijkpunt voor de hogescholen. Het laat zien dat in bachelor-opleidingen de beroepspraktijk en het praktijkonderzoek onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn.
18
Bijlage 2: Beschrijving van de BBA standaard Standaard Bachelor of Business Administration (versie 14 maart 2011) Visitekaartje BBA-er “Ik ben pas afgestudeerd aan een BBA-opleiding van een Nederlandse hogeschool. Ik heb de graad Bachelor of Business Administration. Ik ben dus een BBA-er. Daar ben ik trots op. Net zoals andere BBA-ers werk ik bedrijfsmatig, klant- en oplossingsgericht. Verder ben ik onderzoekend, innovatief en ondernemend. You too? Voor mij begint overmorgen altijd al vandaag. Zowel in de private als in de publieke sector voel ik me thuis. Thuis houdt niet op bij de Nederlandse grens. Ik laat me de kaas niet van het brood eten. Ja, de rol van sparringpartner in een organisatie past me goed. Samenwerken is deel van mijn professionele instelling, ethisch handelen eveneens. Mijn professie hangt samen met welke opleiding ik precies heb gevolgd. Immers de ene BBA-er is de andere niet.” Internationale herkenbaarheid De arbeidsmarkt waarvoor hogescholen opleiden mondialiseert in hoog tempo. Daardoor gaan niet alleen steeds meer afgestudeerden buiten Nederland werken maar krijgen ook zij die binnen Nederland werken meer en meer te maken met buitenlandse markten en (Europese) wet- en regelgeving. Internationale herkenbaarheid van het opleidingsdiploma en van de opleidingsgraad is een must. Hebben werknemers herkenbare opleidingsgraden dan versterkt dat de internationale positie van een Nederlands bedrijf of instelling. Dit alles geldt zeker voor de afgestudeerden van de economische opleidingen van hogescholen. Het is daarom dat de in de HBO-raad verenigde hogescholen hebben besloten voor het merendeel van die opleidingen de internationaal goed herkenbare en erkende graad Bachelor of Business Administration (BBA) af te geven. Basiskenmerken en competenties Tevens is een besluit genomen over de vier basiskenmerken van de BBA-graad dus over een aantal basiscompetenties van de afgestudeerden van de opleidingen die die graad afgeven. Daarmee is deze zogenoemde algemene ‘BBA-standaard’ op hoofdlijnen richtinggevend voor de afzonderlijke landelijke opleidingsprofielen en daarmee voor de opleidingsprogramma’s van de betrokken hogescholen. Elke opleiding stelt, na overleg met het werkveld, het eigen landelijke opleidingsprofiel op en draagt zorg voor de actualisering ervan. De HBO-raad stelt het profiel vast. Voor de concrete uitwerking en toespitsing van de BBA-standaard door een specifieke BBA-opleiding wordt verwezen naar de afzonderlijke landelijke opleidingsprofielen13. Tevens is besloten de BBAstandaard periodiek te herijken en jaarlijks te agenderen. Op het diploma van een afgestudeerde staat vermeld: de naam van de hogeschool, de naam van de gevolgde opleiding en de naam van de verstrekte graad (BBA). In het diploma-supplement staat precies aangegeven welke onderwijsonderdelen, en op welk niveau, hij of zij heeft gevolgd. Bij de accreditatie van een BBA-opleiding van een hogeschool, door de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO), wordt onder meer bezien of die opleiding terecht de BBA-graad afgeeft dus of de vlag de lading dekt14.
13
Landelijke opleidingsprofielen zijn opgenomen in de informatiebank opleidingsprofielen op de website van de HBO-raad: www.hboraad.nl. 14 Zie www.nvao.net.
19
BBA-standaard De afgesproken BBA-standaard is een uitwerking van de door de hogescholen gezamenlijk geformuleerde standaard voor ál hun bachelor-opleidingen15. Die HBO-standaard houdt in dat een opleiding er zorg voor dient te dragen dat - gevat in een zowel nationale als internationale context - studenten: een gedegen theoretische basis verkrijgen; het onderzoekend vermogen verwerven dat hen in staat stelt om bij te kunnen dragen aan de ontwikkeling van het beroep; over voldoende professioneel vakmanschap beschikken; de beroepsethiek en maatschappelijke oriëntatie ontwikkelen die past bij een verantwoordelijke professional. Gedegen theoretische basis Een pas afgestudeerde BBA-er heeft een theoretische basiskennis op een aantal kernvakgebieden die van belang zijn voor de (internationale) bedrijfsvoering en voor het vormgeven en innoveren van processen in zowel de private als in de publieke sector. Op welk niveau een specifieke BBA-opleiding zélf een kernvakgebied aanbiedt en toespitst, hangt samen met het daaraan in het werkveld van die opleiding toegekende belang. Die kernvakgebieden zijn16: accounting; business law and ethics; economics; finance; management information systems; marketing; organizational behavior; quantitative techniques; strategic management. operations management Onderzoekend vermogen Een pas afgestudeerde BBA-er heeft het onderzoekend vermogen om langs de weg van reflectie en evidence based practice tot (te commercialiseren) innovatie van producten, diensten en processen in zowel de private als de publieke sector te komen. Daartoe heeft de BBA-er in de opleiding kennis en ervaring opgedaan met methoden en technieken van (praktijkgericht) onderzoek. Ook kan een BBA-er daarop reflecteren. Hij of zij heeft in de afstudeerfase van de opleiding bewezen dit onderzoekend vermogen in een concrete beroeps/praktijksituatie te kunnen uitoefenen.
15
In 2009 - zie http://www.hbo-raad.nl/hbo-raad/kwaliteitsagenda/509. Aangesloten is bij de core topics van het BBA-programma zoals omschreven in het internationale BBA-lemma van Wikipedia (februari 2011). 16
20
Professioneel vakmanschap Een pas afgestudeerde BBA-er heeft zich ontwikkeld tot een professionele vakman of –vrouw. Hij of zij: is innovatief en ondernemend; bezit goede adviesvaardigheden; beschikt over goede mondelinge en schriftelijke communicatieve vaardigheden; houdt rekening met (internationale) cultuurverschillen; is gericht op (multidisciplinaire) samenwerking; fungeert als sparringpartner zowel binnen als buiten de eigen werkorganisatie; ontwikkelt voortdurend de eigen professionaliteit (persoonlijk leiderschap) en draagt bij aan de ontwikkeling van zijn of haar professie in de breedte. Verantwoord handelen Een pas afgestudeerde BBA-er is zich bewust van de maatschappelijke context van zijn gedurende de opleiding opgedane kennis en vaardigheden. Hij of zij weet dat ethisch handelen onderdeel van zijn professioneel vakmanschap is en moet zijn. Maatschappelijk verantwoord ondernemen, bedrijfsethiek en duurzaamheid zijn onderwerpen van debat in de opleiding.
21
Bijlage 3: Niveautabel BBA standaard Relatie tussen HBO/BBA standaard, werkgebieden, beroepsvorming en de HBO competenties HBO/BBA standaard (2009,2011) Werkgebied en beroepsvorming (2012) Gedegen theoretische bagage Planning & Control cyclus Informatiesystemen Rapportages Organisatierisico’s Onderzoekend vermogen Onderzoekend vermogen Professioneel vakmanschap Professioneel vakmanschap Beroepsethiek en maatschappelijke oriëntatie Beroepsethiek en maatschappelijke oriëntatie
HBO competenties Vakkundigheid Innovatief vermogen Resultaatgerichtheid Ontwikkelingsgericht handelen Samenwerken Communiceren Ondernemend gedrag Interculturele sensitiviteit. Ethisch handelen
Gedegen theoretische bagage Om als startend bedrijfseconoom goed te kunnen functioneren heeft de student gedegen theoretische bagage op basis waarvan hij zich als vakman kan onderscheiden (core business) en kennis van aanpalende vakgebieden waardoor de bedrijfseconoom zich in zijn werk kan verplaatsen in de problematiek van andere specialisten in de organisatie.
Core Business (niveau 3) o Bestuurlijke Informatieverzorging/Administratieve Organisatie (Management Information Systems/Operations Management/Internal Control) o Bedrijfsadministratie (Accounting) o Financiering (Finance) o Externe Verslaggeving (Economics en (Financial) Accounting) o Management Accounting/Management Control (Management Accounting/Management Control) Middenniveau (niveau 2) o Algemene economie (Economics) o Management en Organisatie (Strategic Management en Organizational Behavior) o Compliance en Corporate Governance (Business law and ethics) o Onderzoeksmethodieken en Kwantitatieve methoden & technieken ((Quantitative) techniques) Basisniveau (niveau 1) o Marketing (Marketing) o Recht (Fiscaal en Ondernemingsrecht (Business law and ethics))
22
Bijlage 4: Niveauindeling voor competentiegeoriënteerde curricula Het is gebruikelijk om competentiegeoriënteerde opleidingen zodanig vorm te geven dat er een logische opbouw van eenvoudig naar moeilijk ontstaat. Deze moeilijkheidsgraad wordt aangeduid met de niveaukenmerken één (eenvoudig niveau) tot en met drie (het hoogste HBO-niveau). Om een beeld te geven van de moeilijkheidsgraad van een bepaalde opleidingsfase is getracht de moeilijkheidsgraden nader te duiden, waarbij de complexiteit van een taak en de mate van zelfstandigheid van de student twee dimensies zijn. Daarnaast worden de volgende begrippen gebruikt: niveau 1 is gericht op uitvoeren niveau 2 is gericht op analyseren en niveau 3 is gericht op beoordelen en adviseren (onderzoekend vermogen) Tabel 4.1: Geconcretiseerd beeld van de niveauindelingen voor competentiegeoriënteerde curricula. Niveau 1
Niveau 2
Niveau 3
Criteria
De student voert binnen de genoemde werkgebieden verantwoord en professioneel taken uit:
De student voert binnen de genoemde werkgebieden op basis van een analyse verantwoord en professioneel taken uit:
Zelfstandigheid
onder begeleiding
onder indirecte begeleiding
De student voert binnen de genoemde werkgebieden mede op basis van analyse en beoordeling verantwoord en professioneel taken uit en geeft daarover advies: onder eigen regie (zelfstandig)
Complexiteit
in een niet-complexe situatie, met een gering aantal variabelen op basis van aangeleverde gegevens waarbij sprake is van een standaard-aanpak
in een meer complexe situatie, met meer variabelen waarbij sprake is van een standaard-aanpak, met de mogelijkheid van een creatieve oplossing waarbij uitgebreide kennis en vaardigheden worden gebruikt
Creativiteit
Kennisniveau
waarbij basiskennis en vaardigheden worden gebruikt
Leervaardigheden en verantwoordelijkheid
waarbij verantwoording voor eigen takenpakket wordt afgelegd
waarbij resultaatgericht gewerkt wordt en keuzes worden gemaakt en verantwoord over trajecten
in complexe situaties, met veel variabelen waarbij nieuwe procedures of een nieuw plan van aanpak worden ontwikkeld, waarbij creativiteit wordt gebruikt op basis van specialistische kennis en vaardigheden en waarbij zelfstandig nieuwe kennis en vaardigheden worden verworven waarbij op diverse niveaus keuzes en oplossingen worden verantwoord vanuit een overstijgende kijk op problemen en voldoet aan de eisen van onderzoek
De koppeling van de werkgebieden en persoonsgerichte vaardigheden aan de niveaus levert de concretere beschrijving van de opleiding Bedrijfseconomie op.
23
Tabel 4.2: Koppeling van werkgebieden en beroepsvorming (persoonsgerichte vaardigheden aan niveau indelingen). Werkgebied Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 1.
Inrichten en onderhouden van de planning & controlcyclus gericht op de beheersing van een organisatie.
Beschrijven van onderdelen van de planning & control-cyclus van een organisatie.
Het leveren van bijdragen aan de inrichting van de planning & control-cyclus van een organisatie en het opstellen van analyses op basis van informatie uit geautomatiseerde systemen.
2.
Selecteren, definiëren, inrichten en ontsluiten van (geautomatiseerde) informatiesystemen (financieel en nietfinancieel) gericht op de sturing van de primaire processen.
Beschrijven en onderhouden van (geautomatiseerde) informatiesystemen; voeren van een (geautomatiseerde) administratie van een handelsonderneming, beschrijven van de onderliggende bedrijfsprocessen.
3.
Identificeren, beoordelen en beheersen van organisatierisico's.
Beschrijven en vaststellen van omvang van verschillende vormen van risico's.
Ontwerpen en realiseren van (geautomatiseerde) informatiesystemen; voeren van een(geautomatiseerde) administratie van een productie- en dienstverlenende onderneming; analyseren van de beschreven bedrijfsprocessen gericht op betrouwbare informatievoorziening, uitvoeren van een eenvoudige risicoanalyse gebaseerd op (internationaal) geaccepteerde standaarden. Beschrijven van (de werking van) maatregelen en producten ter beheersing van risico's.
4.
Opstellen van financieel economisch informatie voor besluitvorming en verantwoording.
Verstrekken van informatie aan het kleinbedrijf .
Leveren van een bijdrage aan de voorbereiding van besluitvorming voor het middenbedrijf (MKB).
Beoordelen van, en advies geven over en (her)inrichten van de planning & control-cyclus van een groter MKB bedrijf dan wel het leveren van een bijdrage op bovenstaande gebieden voor afdelingen van beursgenoteerde organisaties, OOB's en grote internationaal opererende organisaties. Beoordelen van, advies geven over en (her)inrichten van financiële en niet-financiële informatiesystemen; afstemmen van informatiesystemen; optimaliseren van informatiestromen; optimaliseren van de onderliggende bedrijfsprocessen (inrichten en vastleggen) mede gebaseerd op een uitgevoerde risicoanalyse bij een groter MKB bedrijf dan wel het leveren van een bijdrage op bovenstaande gebieden voor afdelingen van beursgenoteerde organisaties, OOB's en grote internationaal opererende organisaties.
Beoordelen en adviseren over risicomanagement in meer complexe situaties op het terrein van externe en interne risico's bij het groter MKB bedrijf dan wel het leveren van een bijdrage op bovenstaande gebieden voor afdelingen van beursgenoteerde organisaties, OOB's en grote internationaal opererende organisaties. Informatie en advies geven bij complexe aangelegenheden binnen het groter MKB bedrijf dan wel het leveren van een bijdrage op bovenstaande gebieden voor afdelingen van beursgenoteerde organisatie, OOB's en grote internationaal opererende organisaties.
24
Beroepsvorming
Niveau 1
Niveau 2
Niveau 3
Op basis van een onderzoeksvraag komen tot conclusies (betrouwbaarheid van de bronnen).
Kunnen opzetten van een onderzoek (verzamelen van data) en het analyseren van deze data.
Zelfstandig uitvoeren van een onderzoek conform de regels die gesteld worden aan het uitvoeren van onderzoek (evidence-based practice).
Concrete bijdrage leveren aan teambesprekingen; informatie verstrekken en vragen stellen. Concessies doen als het er om gaat tot een gezamenlijk resultaat te komen. Toepassen van de basistheorie mbt mondelinge en schriftelijke communicatie in concrete situaties. Geven van feedback op gedrag van medestudenten en accepteren van feedback
Bijdrage leveren aan de resultaten van het team en aan de besluitvorming in het team, neemt daarbij zijn eigen doelen en die van anderen mee. Op een constructieve wijze reageren op ideeën van anderen en aansluiten bij de kennis en kunde van teamleden. Blijven meedenken, bijdragen leveren, ook voor een groepstaak die niet van persoonlijk belang is. Effectief communiceren met verschillende interne en externe geledingen. Daarbij rekening houden met de organisatiedoelen. Resultaatgericht werken.
Onderzoekend vermogen
Kritische houding tot uiting komend in onderzoekend vermogen
Persoonsgerichte vaardigheden Sociale en communicatieve vaardigheden mondelinge en schriftelijke vaardigheden in het Nederlands en Engels resultaatgerichtheid samenwerken plannen en organiseren adviesvaardigheden (luisteren en overtuigen) professioneel kunnen ontvangen van feedback en het geven van feedback (sparringpartner)
Samenwerken in een beroepsomgeving en meedenken over doelen en inrichting van de organisatie, waaruit eisen voortvloeien die betrekking hebben op de volgende kenmerken: multidisciplinariteit en interdisciplinariteit, klantgerichtheid, multicultureel, collegialiteit, leidinggeven. Communiceren, mondeling en schriftelijk, intern op alle niveaus, effectief en in de gangbare bedrijfstaal, veelal in het Nederlands en/of Engels. (In termen van beroepstaken omvat dat onder meer opstellen en schrijven van plannen en notities, informeren, overleg voeren, draagvlak creëren, stimuleren, motiveren, overtuigen, verwoorden van besluiten).
Verantwoord handelen Zelfsturende vaardigheden, houding en gedrag carrière- en persoonlijke ontwikkeling professionele beroepshouding, vaktechnische integriteit ("de rechte rug").
Dragen van verantwoording voor het eigen takenpakket, formuleren van eigen doelen. Verantwoording afleggen over de voortgang. Reflecteren op eigen ervaringen wat wijst op betrokkenheid en kritische zelfbeoordeling; ontwikkelen van een beroepshouding met initiatief of ruimte voor normatieve en culturele aspecten, respect voor anderen, een beroepscode en ethische principes voor het professioneel handelen.
Eigen trajecten uitzetten, onderhandelen over de trajecten, verantwoording af- leggen over keuzes wat wijst op betrokkenheid en kritische zelfbeoordeling; ontwikkelen van een beroepshouding met initiatief of ruimte voor normatieve en culturele aspecten, respect voor anderen, een beroepscode en ethische principes voor het professioneel handelen.
Sturen en reguleren van de eigen ontwikkeling ten aanzien van leren, resultaatgericht werken, initiatief nemen en zelfstandig optreden; flexibiliteit, nadenken en reflecteren over en verantwoording nemen voor eigen handelen wat wijst op betrokkenheid en kritische zelfbeoordeling; ontwikkelen van een beroepshouding met initiatief of ruimte voor normatieve en culturele aspecten, respect voor anderen, een beroepscode en ethische principes voor het professioneel handelen. .
25
Bijlage 5: Oriëntatietabel Het landelijk overleg en de afstemming met het beroepenveld heeft opgeleverd hoe vakmanschap in de praktijk vertaald kan worden in de opleiding door middel van beroepsproducten. In tabel 5.1 is de oriëntatietabel voor de werkgebieden, beroepsvorming en de beroepsproducten. Overigens wil deze opsomming niet zeggen dat iedere afgestudeerde bedrijfseconoom tijdens de studie de genoemde beroepsproducten op het hoogste niveau heeft uitgevoerd. Iedere opleider bepaalt in het kader van de gewenste profilering van de hogeschool hoe er vorm gegeven wordt aan de uitvoering van de genoemde beroepsproducten. Wel mag van een student worden verwacht dat hij na zijn afstuderen voldoende kennis en vaardigheden en de daarbij benodigde houding heeft laten zien dat hij de beroepsproducten in de praktijk kan opleveren. Tabel 5.1: Oriëntatietabel voor de werkgebieden, beroepsvorming en de beroepsproducten Inrichten en onderhouden van de planning & controlcyclus gericht op de beheersing van de organisatie
Selecteren,definiëren, inrichten en ontsluiten van (geautomatiseerde) informatiesystemen (financieel en nietfinancieel) gericht op de sturing van de primaire processen;
Opstellen van financieel economisch informatie voor besluitvorming en verantwoording
Identificeren, beoordelen en beheersen van organisatierisico's
Beroepsvorming
Jaarplan Planning & Control cyclus
Financiële administratie Management Informatie Systeem AO-handboek
Jaarrekening MKB Interne financiële rapportages Adviesrapport Ondernemingsplan MKB
Risicoanalyse organisatie Risicoanalyse financiële markten Auditrapportage
Onderzoek rapportages
Prestatiemeetsysteem Masterbudget Werkkapitaal beheer
26
Bijlage 6: Dublin descriptoren en de koppeling met standaard 1 (NVAO) Dublin descriptoren (EQF, 2008) Context (NLQF, 2012) Standaard 1 Kennis en inzicht HBO standaard (HBO-Raad, 2009): Gedegen theoretische bagage Toepassen van kennis en inzicht Oordeelvorming HBO standaard (HBO-Raad, 2009): Onderzoekend vermogen HBO standaard (HBO-Raad, 2009): Beroepsethiek en maatschappelijke oriëntatie Communicatie en informatie Leervaardigheden en verantwoordelijkheid HBO standaard (HBO-Raad, 2009): Professioneel vakmanschap
Uitwerking ‘BBA standaard’ Koppeling naar werkgebieden en beroepsvorming Vakken binnen de werkgebieden
Projecten binnen de werkgebieden Beroepsvorming wordt verticaal geïntegreerd met de projecten binnen de werkgebieden
Beroepsvorming wordt verticaal geïntegreerd met de projecten binnen de werkgebieden Beroepsvorming wordt verticaal geïntegreerd met de projecten binnen de werkgebieden
27
Bijlage 7: Dublin descriptoren, niveaus en eindkwalificaties Tabel 7.1: EFQ en EHEA meta frameworks Europees Level 1 2 3 4 5 6 7 8
(Verreck, 2005) Niveau (*)
1-2 3
Graden
EQF (zie bijlage 9)
Dublin descriptoren (zie bijlage 8)
Havo/MBO AD BBA/BSc. MA/MSc. Ph.D/DBA
Associate degree Bachelor degree Master degree Doctor degree
First cycle (short cycle) of higher education First cycle of higher education Second cycle of higher education Third cycle of higher education
European Credits ECTS
120 180-240 90-120 n/a
(*) De niveau indeling van bijlage 4 wordt hier gekoppeld met de twee meta frameworks en dient als conversietabel. Tabel 7.2: Short cycle (level 5) and first cycle (level 6) in Dublin descriptor terms (Education and culture DG, 2008) Dublin Descriptors Context Kennis en inzicht
Toepassen van kennis en inzicht
Oordeelsvorming
Communicatie
Leervaardigheden
Short cycle qualifications (within or linked with the first cycle Qualifications that signify completion of the higher education short cycle (within or linked to the first cycle) are awarded to students who: have demonstrated knowledge and understanding in a field of study that builds upon general secondary education and is typically at a level supported by advanced textbooks; such knowledge provides an underpinning for a field of work or vocation, personal development, and further studies to complete the first cycle; can apply their knowledge and understanding in occupational contexts;
have the ability to identify and use data to formulate responses to well-defined concrete and abstract problems; can communicate about their understanding, skills and activities, with peers, supervisors and clients; have the learning skills to undertake further studies with some autonomy.
First cycle Qualifications that signify completion of the first cycle are awarded to students who: have demonstrated knowledge and understanding in a field of study that builds upon their general secondary education, and is typically at a level that, whilst supported by advanced textbooks, includes some aspects that will be informed by knowledge of the forefront of their field of study; can apply their knowledge and understanding in a manner that indicates a professional approach to their work or vocation, and have competences typically demonstrated through devising and sustaining arguments and solving problems within their field of study; have the ability to gather and interpret relevant data (usually within their field of study) to inform judgements that include reflection on relevant social, scientific or ethical issues; can communicate information, ideas, problems and solutions to both specialist and non-specialist audiences; have developed those learning skills that are necessary for them to continue to undertake further study with a high degree of autonomy.
28
Bijlage 8: Dublin descriptoren (op bachelor niveau) Werkgebieden
Dublin descriptoren
Inrichten en onderhouden van de planning & controlcyclus gericht op de beheersing van een organisatie (planning & control).
Kennis en inzicht
Diepgaande kennis van de onderdelen van de planning & controlcyclus van een organisatie en van kwaliteitszorg (systemen).
Toepassen van kennis en inzicht
Beschrijven van de onderdelen van de planning & controlecyclus van een organisatie en het leveren van bijdragen aan de (her)inrichting van de planning & control-cyclus. Verstrekken van specialistische informatie (t.b.v. procesinrichting, controle, beoordeling en wet- en regelgeving) aan verschillende soorten organisaties. Toepassen van inzichten, theorieën, concepten en onderzoeksresultaten
Selecteren, definiëren, inrichten en ontsluiten van (geautomatiseerde) informatiesystemen (financieel en nietfinancieel) gericht op de sturing van de primaire processen (informatiesystemen). Brede kennis van (geautomatiseerde) financiële en nietfinanciële informatiesystemen, van administraties van organisaties en van onderliggende bedrijfsprocessen. Beschrijven en onderhouden van (geautomatiseerde) informatiesystemen. Voeren van een (geautomatiseerde) administratie en beschrijven van de onderliggende processen. Ontwerpen en realiseren van (geautomatiseerde) financiële en nietfinanciële informatiesystemen. Afstemmen van informatiesystemen. Optimaliseren van informatiestromen. Optimaliseren van onderliggende
Identificeren, beoordelen en beheersen van organisatierisico's (organisatierisico’).
Opstellen van financieel economisch informatie voor besluitvorming en verantwoording (rapportages).
Onderzoekend vermogen (Onderzoekend vermogen).
Sociale en communicatieve vaardigheden (persoonsgerichte vaardigheden).
Zelfsturende vaardigheden, houding en gedrag (beroepsgerichte vaardigheden).
Diepgaande en specialistische kennis en inzicht op het terrein van risicomanagement binnen organisaties.
Diepgaande en specialistische kennis en inzicht op financieeleconomisch terrein. Kennis van (veranderende) wet- en regelgeving.
Kennis en inzicht op het gebied van (interculturele) communicatie, samenwerken, vergaderen, rapporteren, adviseren en leidinggeven.
Kennis en inzicht op het gebied van resultaat gericht werken en kritische zelfbeoordeling (pdca-cyclus).
Beschrijven en vaststellen van omvang van verschillende vormen van risico’s. Beschrijven van (de werking van) maatregelen en producten ter beheersing van risico’s. Verstrekken van specialistische informatie (t.b.v. procesinrichting, controle, beoordeling en wet- en regelgeving) aan verschillende soorten organisaties. Toepassen van inzichten, theorieën, concepten en onderzoeksresultaten bij het geven van adviezen
Leveren van een bijdrage aan de voorbereiding van besluitvorming voor het middenbedrijf. Financieel-economische informatie geven bij complexe aangelegenheden. Toepassen van inzichten, theorieën, concepten en onderzoeksresultaten bij het geven van adviezen en verlenen van diensten in steeds wisselende situaties.
Brede kennis en inzicht op het gebied van methoden en technieken op het gebied van “evidence-based practise” onderzoek Het kunnen uitvoeren van een onderzoek in een concrete bedrijfssituatie gebaseerd op de beginselen van “”evidence-based practise”
Communiceren, mondeling en schriftelijk, intern op alle niveaus, effectief en in de gangbare bedrijfstaal. Op professionele wijze communiceren met internationale vakgenoten op het gebied van finance & control. Samenwerken in een beroepsomgeving, vergaderen, rapporteren, adviseren en leidinggeven.
Resultaatgericht werken, initiatief nemen en zelfstandig optreden; flexibiliteit, nadenken en reflecteren over en verantwoording nemen voor eigen handelen wat wijst op betrokkenheid en kritische zelfbeoordeling.
29
bij het geven van adviezen en verlenen van diensten in steeds wisselende situaties.
Oordeelsvorming
Analyseren en beoordelen van informatie uit geautomatiseerde systemen. Beoordelen van en adviseren over de planning & controlcyclus van een organisatie. Verzamelen, analyseren en beoordelen van specialistische informatie op relevantie voor belanghebbenden. Advies- en dienstverleningsvragen van relaties analyseren en definiëren en eventuele problemen definiëren en oplossingsstrategieën bedenken. Aandacht voor
bedrijfsprocessen. Verstrekken van specialistische informatie (t.b.v. procesinrichting, controle, beoordeling en wet- en regelgeving) aan verschillende soorten organisaties. Toepassen van inzichten, theorieën, concepten en onderzoeksresultaten bij het geven van adviezen en verlenen van diensten in steeds wisselende situaties. Analyseren en beoordelen van bedrijfsprocessen. Uitvoeren van risicoanalyses, gebaseerd op (internationaal) erkende standaarden. Beoordelen van en adviseren over (her)inrichten van (geautomatiseerde) financiële en nietfinanciële informatiesystemen. Verzamelen, analyseren en beoordelen van specialistische informatie op relevantie voor belanghebbenden. Advies- en dienstverleningsvragen van relaties analyseren en definiëren en eventuele problemen definiëren
en verlenen van diensten in steeds wisselende situaties.
Beoordelen van en adviseren over risicomanagement in meer complexe situaties. Verzamelen, analyseren en beoordelen van specialistische informatie op relevantie voor belanghebbenden. Advies- en dienstverleningsvragen van relaties analyseren en definiëren en eventuele problemen definiëren en oplossingsstrategieën bedenken. Aandacht voor maatschappelijk verantwoord handelen en corporate governance.
Beoordelen van de gevolgen van de invoering van nieuwe wet- en regelgeving. Uit een veelheid van gegevens een zodanige herschikking maken dat besluitvorming in een complexe situatie mogelijk is. Verzamelen, analyseren en beoordelen van specialistische informatie op relevantie voor belanghebbenden. Advies- en dienstverleningsvragen van relaties analyseren en definiëren en eventuele problemen definiëren en oplossingsstrategieën bedenken. Aandacht voor maatschappelijk verantwoord handelen en corporate
Op basis van de principes van evidence-based practiseonderzoek komen tot oordeelsvorming op de genoemde werkgebieden met een professionele beroepshouding en daarover op adequate en effectieve wijze kunnen communiceren.
Op adequate en effectieve wijze communiceren in een (internationale en) interculturele beroepsomgeving.
Een beroepshouding met initiatief of ruimte voor normatieve en culturele aspecten, respect voor anderen, een beroepscode en ethische principes voor het professioneel handelen (maatschappelijk verantwoord ondernemen en corporate governance).
30
maatschappelijk verantwoord handelen en corporate governance.
Communicatie
Op correcte wijze communiceren en samenwerken met betrokkenen. De wensen van de klant in kaart brengen en vertalen naar een advies. Op communicatief correcte wijze mondeling en schriftelijk adviseren, overtuigen en onderhandelen. Informatie verstrekken over (her)inrichting van de planning & controlcyclus.
en oplossingsstrategieën bedenken. Aandacht voor maatschappelijk verantwoord handelen en corporate governance. Op correcte wijze communiceren en samenwerken met betrokkenen. De wensen van de klant in kaart brengen en vertalen naar een advies. Op communicatief correcte wijze mondeling en schriftelijk adviseren, overtuigen en onderhandelen. Informatie verstrekken over financiële administratie, informatiesystemen en bedrijfsprocessen.
Leervaardigheden
Op kritische wijze het eigen handelen en denken beoordelen. Zelfstandig nieuwe informatie verzamelen.
Op kritische wijze het eigen handelen en denken beoordelen. Zelfstandig nieuwe informatie verzamelen.
governance.
Op correcte wijze communiceren en samenwerken met betrokkenen. Klanten proactief informeren en adviseren over financiële en financieeleconomische ontwikkelingen. De wensen van de klant in kaart brengen en vertalen naar een advies. Op communicatief correcte wijze mondeling en schriftelijk adviseren, overtuigen en onderhandelen. Informatie verstrekken over risicobeheersing. Op kritische wijze het eigen handelen en denken beoordelen. Zelfstandig nieuwe informatie verzamelen.
Op communicatief correcte wijze verstrekken van informatie op financieeleconomisch en fiscaal gebied aan betrokkenen. De wensen van de klant in kaart brengen en vertalen naar een advies. Op communicatief correcte wijze mondeling en schriftelijk adviseren, overtuigen en onderhandelen. Informatie verstrekken over financieeleconomische zaken.
Op communicatief correcte wijze onderzoeksresultaten verstrekken aan betrokkenen.
Samenwerken in een (multidisciplinair) team, in een (internationale en) interculturele beroepsomgeving. Meedenken over doelen en inrichting van de organisatie. Klantgerichte en collegiale houding. Leidinggeven. Informeren, overleg voeren, draagvlak creëren, stimuleren, motiveren, overtuigen, verwoorden van besluiten.
Eigen handelen en denken beredeneren en verantwoorden in heldere presentaties aan de omgeving.
Op kritische wijze het eigen handelen en denken beoordelen. Zelfstandig nieuwe informatie verzamelen.
Op kritische wijze het eigen handelen en denken beoordelen. Zelfstandig nieuwe informatie verzamelen.
Kritische zelfbeoordeling van eigen handelen en denken door afstand te nemen, te analyseren en te evalueren.
Sturen en reguleren van de eigen ontwikkeling. Leveren van een bijdrage aan de verdere professionalisering van de branche en eigen beheersing van beroep op peil houden door zelfstandig nieuwe kennis te verwerven.
31
Bijlage 9: European Qualification Framework Werkgebied Context Dublin descriptoren Kennis en inzicht
Inrichten en onderhouden van de planning & control-cyclus gericht op de beheersing van een organisatie (planning & control). Een onbekend en veranderlijk werk en leefklimaat in een internationale context. Niveau 5 Niveau 6 (eindkwalificaties Bachelor degree) Kennis en inzicht in het werkgebied (LOOBE, 2013) Diepgaande en specialistische kennis en inzicht in het controlling ter voorbereiding op de beroepspraktijk of een werkgebied (LOOBE, 2013) planning & control (EQF, vervolgstudie op bachelor niveau (EQF, 2005). 2005).
Gedegen theoretische basis: Beschikt over theoretische bagage (Puyt en Bakker, 2011; MinOCW, 2009) om kritisch en creatief naar het werkgebied (LOOBE, 2013) controlling te kunnen kijken (HBO-Raad 2009).
Gedegen theoretische basis: Beschikt over theoretische bagage (Puyt en Bakker, 2011; MinOCW, 2009) om kritisch en creatief naar het werkgebied (LOOBE, 2013) planning & control te kunnen kijken (HBO-Raad 2009).
Beschikt over brede, gespecialiseerde kennis van een beroep of een kennisdomein binnen het werkgebied (LOOBE, 2013) controlling (NLQF, 2012).
Beschikt over gevorderde, specialistische kennis en heeft kritisch inzicht in theorieën en principes van een beroep of een kennisdomein binnen het werkgebied (LOOBE, 2013) planning & control (NLQF, 2012).
Beschikt over gedetailleerde kennis van enkele kennisdomeinen en enkele beroepen en heeft inzicht in een beperkte hoeveelheid basis theorieën, principes en concepten binnen het werkgebied (LOOBE, 2013) controlling (NLQF, 2012).
Beschikt over brede, geïntegreerde kennis en inzicht in de reikwijdte van het belangrijkste vakgebied en grenzen van een beroep of kennisdomein binnen het werkgebied (LOOBE, 2013) planning & control (NLQF, 2012) .
Beschikt over beperkte kennis en inzicht van enkele actuele onderwerpen en specialiteiten binnen het werkgebied (LOOBE, 2013) controlling (NLQF, 2012).
Beschikt over kennis en inzicht van enkele belangrijke, hedendaagse onderwerpen en specialiteiten gerelateerd aan een beroep of kennisdomein binnen het werkgebied (LOOBE, 2013) planning & control (NLQF, 2012).
32
Werkgebied Context Dublin descriptoren Toepassen van kennis en inzicht
Inrichten en onderhouden van de planning & control-cyclus gericht op de beheersing van een organisatie (planning & control). Een onbekend en veranderlijk werk en leefklimaat in een internationale context. Niveau 5 Niveau 6 (eindkwalificaties Bachelor degree) Toepassen van kennis en begrip van het werkgebied Onderzoeken van en adviseren over specialistische (LOOBE, 2013) planning & control binnen de informatie (t.b.v. performancemanagement, beroepspraktijk (EQF, 2005). rendementsanalyse, business portfolio en risicomanagement) (EQF, 2005). Het afstemmen en optimaliseren van informatiestromen ten behoeve van besluitvorming. (EQF, 2005). Reproduceer, analyseer en pas kennis toe binnen een Reproduceer, analyseer en pas kennis toe binnen een verscheidenheid aan contexten ten einde problemen op verscheidenheid aan contexten op een manier die een te lossen gerelateerd aan een kennisdomein en een professionele aanpak van het beroep illustreert binnen beroepspraktijk (NLQF, 2012). het werkgebied (LOOBE, 2013) planning & control (NLQF, 2012). Gebruik procedures op een flexibele en inventieve manier Pas complexe, gespecialiseerde vaardigheden toe (NLQF, 2012). gebaseerd op de uitkomsten van onderzoek binnen het werkgebied (LOOBE, 2013) planning & control (NLQF, 2012). Voltooi, onder supervisie, toegepast (praktijk)onderzoek op basis van beperkte methodologische kennis binnen het werkgebied (LOOBE, 2013) planning & control (NLQF, 2012). Ontwikkel en verdiep argumenten binnen het werkgebied (LOOBE, 2013) planning & control (NLQF, 2012). Reflecteer, evalueer en combineer kennis en inzichten in een specifiek kennisdomein binnen het werkgebied (LOOBE, 2013) planning & control (NLQF, 2012). Herken de grenzen van bestaande kennis binnen een Herken de grenzen van bestaande kennis binnen een kennisdomein en de beroepspraktijk en kan deze kennisdomein en de beroepspraktijk en kan deze grenzen duiden (NLQF, 2012). grenzen duiden (NLQF, 2012). Analyseer en voer complexe (professionele) taken uit Analyseer en voer complexe (professionele) taken uit (NLQF, 2012). (NLQF, 2012).
33
Werkgebied Context Dublin descriptoren Kennis en inzicht
Selecteren, definiëren, inrichten en ontsluiten van informatiesystemen gericht op de sturing van primaire processen (Informatiesystemen). Een onbekend en veranderlijk werk en leefklimaat in een internationale context. Niveau 5 Niveau 6 (eindkwalificaties Bachelor degree) Kennis en inzicht in het werkgebied (LOOBE, 2013) Diepgaande en specialistische kennis en inzicht in het Informatiesystemen ter voorbereiding op de werkgebied (LOOBE, 2013) Informatiesystemen (EQF, beroepspraktijk of een vervolgstudie op bachelor niveau 2005). (EQF, 2005).
Gedegen theoretische basis: Beschikt over theoretische bagage (Puyt en Bakker, 2011; MinOCW, 2009) om kritisch en creatief naar het werkgebied (LOOBE, 2013) Informatiesystemen te kunnen kijken (HBO-Raad 2009).
Gedegen theoretische basis: Beschikt over theoretische bagage (Puyt en Bakker, 2011; MinOCW, 2009) om kritisch en creatief naar het werkgebied (LOOBE, 2013) Informatiesystemen te kunnen kijken (HBO-Raad 2009).
Beschikt over brede, gespecialiseerde kennis van een beroep of een kennisdomein binnen het werkgebied (LOOBE, 2013) Informatiesystemen (NLQF, 2012).
Beschikt over gevorderde, specialistische kennis en heeft kritisch inzicht in theorieën en principes van een beroep of een kennisdomein binnen het werkgebied (LOOBE, 2013) Informatiesystemen (NLQF, 2012).
Beschikt over gedetailleerde kennis van enkele kennisdomeinen en enkele beroepen en heeft inzicht in een beperkte hoeveelheid basis theorieën, principes en concepten binnen het werkgebied (LOOBE, 2013) Informatiesystemen (NLQF, 2012). Beschikt over beperkte kennis en inzicht van enkele actuele onderwerpen en specialiteiten binnen het werkgebied (LOOBE, 2013) Informatiesystemen (NLQF, 2012).
Beschikt over brede, geïntegreerde kennis en inzicht in de reikwijdte van het belangrijkste vakgebied en grenzen van een beroep of kennisdomein binnen het werkgebied (LOOBE, 2013) Informatiesystemen (NLQF, 2012). Beschikt over kennis en inzicht van enkele belangrijke, hedendaagse onderwerpen en specialiteiten gerelateerd aan een beroep of kennisdomein binnen het werkgebied (LOOBE, 2013) Informatiesystemen (NLQF, 2012).
34
Werkgebied Context Dublin descriptoren Toepassen van kennis en inzicht
Selecteren, definiëren, inrichten en ontsluiten van informatiesystemen gericht op de sturing van primaire processen (Informatiesystemen). Een onbekend en veranderlijk werk en leefklimaat in een internationale context. Niveau 5 Niveau 6 (eindkwalificaties Bachelor degree) Toepassen van kennis en begrip van het werkgebied Onderzoeken van en adviseren over specialistische (LOOBE, 2013) Informatiesystemen binnen de informatie (t.b.v. het inrichten en onderhouden van beroepspraktijk (EQF, 2005). (geautomatiseerde) management informatiesystemen) (EQF, 2005). Adviseren over de inrichting van de (administratieve) organisatie ten behoeve van de interne- en externe controlemaatregelen. Opstellen van een plan voor een interne controle en risicoanalyse. Reproduceer, analyseer en pas kennis toe binnen een verscheidenheid aan contexten ten einde problemen op te lossen gerelateerd aan een kennisdomein en een beroepspraktijk (NLQF, 2012).
Reproduceer, analyseer en pas kennis toe binnen een verscheidenheid aan contexten op een manier die een professionele aanpak van het beroep illustreert binnen het werkgebied (LOOBE, 2013) Informatiesystemen (NLQF, 2012). Gebruik procedures op een flexibele en inventieve manier Pas complexe, gespecialiseerde vaardigheden toe (NLQF, 2012). gebaseerd op de uitkomsten van onderzoek binnen het werkgebied (LOOBE, 2013) Informatiesystemen (NLQF, 2012). Voltooi, onder supervisie, toegepast (praktijk)onderzoek op basis van beperkte methodologische kennis binnen het werkgebied (LOOBE, 2013) Informatiesystemen (NLQF, 2012). Ontwikkel en verdiep argumenten binnen het werkgebied (LOOBE, 2013) Informatiesystemen (NLQF, 2012). Reflecteer, evalueer en combineer kennis en inzichten in een specifiek kennisdomein binnen het werkgebied (LOOBE, 2013) Informatiesystemen (NLQF, 2012). Herken de grenzen van bestaande kennis binnen een Herken de grenzen van bestaande kennis binnen een kennisdomein en de beroepspraktijk en kan deze kennisdomein en de beroepspraktijk en kan deze grenzen duiden (NLQF, 2012). grenzen duiden (NLQF, 2012). Analyseer en voer complexe (professionele) taken uit Analyseer en voer complexe (professionele) taken uit (NLQF, 2012). (NLQF, 2012).
35
Werkgebied Context Dublin descriptoren Kennis en inzicht
Identificeren, beoordelen en beheersen van organisatierisico’s (Organisatierisico’s). Een onbekend en veranderlijk werk en leefklimaat in een internationale context. Niveau 5 Niveau 6 (eindkwalificaties Bachelor degree) Kennis en inzicht in het werkgebied (LOOBE, 2013) Diepgaande en specialistische kennis en inzicht in het strategie ter voorbereiding op de beroepspraktijk of een werkgebied (LOOBE, 2013) Organisatierisico’s (EQF, vervolgstudie op bachelor niveau (EQF, 2005). 2005).
Gedegen theoretische basis: Beschikt over theoretische bagage (Puyt en Bakker, 2011; MinOCW, 2009) om kritisch en creatief naar het werkgebied (LOOBE, 2013) Organisatierisico’s te kunnen kijken (HBO-Raad 2009).
Gedegen theoretische basis: Beschikt over theoretische bagage (Puyt en Bakker, 2011; MinOCW, 2009) om kritisch en creatief naar het werkgebied (LOOBE, 2013) Organisatierisico’s te kunnen kijken (HBO-Raad 2009).
Beschikt over brede, gespecialiseerde kennis van een beroep of een kennisdomein binnen het werkgebied (LOOBE, 2013) Organisatierisico’s (NLQF, 2012).
Beschikt over gevorderde, specialistische kennis en heeft kritisch inzicht in theorieën en principes van een beroep of een kennisdomein binnen het werkgebied (LOOBE, 2013) Organisatierisico’s (NLQF, 2012).
Beschikt over gedetailleerde kennis van enkele kennisdomeinen en enkele beroepen en heeft inzicht in een beperkte hoeveelheid basis theorieën, principes en concepten binnen het werkgebied (LOOBE, 2013) Organisatierisico’s (NLQF, 2012).
Beschikt over brede, geïntegreerde kennis en inzicht in de reikwijdte van het belangrijkste vakgebied en grenzen van een beroep of kennisdomein binnen het werkgebied (LOOBE, 2013) Organisatierisico’s (NLQF, 2012).
Beschikt over beperkte kennis en inzicht van enkele actuele onderwerpen en specialiteiten binnen het werkgebied (LOOBE, 2013) Organisatierisico’s (NLQF, 2012).
Beschikt over kennis en inzicht van enkele belangrijke, hedendaagse onderwerpen en specialiteiten gerelateerd aan een beroep of kennisdomein binnen het werkgebied (LOOBE, 2013) Organisatierisico’s (NLQF, 2012).
36
Werkgebied Context Dublin descriptoren Toepassen van kennis en inzicht
Identificeren, beoordelen en beheersen van organisatierisico’s (Organisatierisico’s). Een onbekend en veranderlijk werk en leefklimaat in een internationale context. Niveau 5 Niveau 6 (eindkwalificaties Bachelor degree) Toepassen van kennis en begrip van het werkgebied Onderzoeken van en adviseren over de financieel(LOOBE, 2013) Organisatierisico’s binnen de economische marktsituatie, inclusief de fiscale en beroepspraktijk (EQF, 2005). juridische risico's en het ethisch handelen voor de organisatie (EQF, 2005). Ontwikkelen van een ondernemingsplan (EQF, 2005). Beoordelen van en adviseren over de strategische richting van de organisatie (EQF, 2005). Reproduceer, analyseer en pas kennis toe binnen een Reproduceer, analyseer en pas kennis toe binnen een verscheidenheid aan contexten ten einde problemen op verscheidenheid aan contexten op een manier die een te lossen gerelateerd aan een kennisdomein en een professionele aanpak van het beroep illustreert binnen beroepspraktijk (NLQF, 2012). het werkgebied (LOOBE, 2013) Organisatierisico’s (NLQF, 2012). Gebruik procedures op een flexibele en inventieve manier Pas complexe, gespecialiseerde vaardigheden toe (NLQF, 2012). gebaseerd op de uitkomsten van onderzoek binnen het werkgebied (LOOBE, 2013) Organisatierisico’s (NLQF, 2012). Voltooi, onder supervisie, toegepast (praktijk)onderzoek op basis van beperkte methodologische kennis binnen het werkgebied (LOOBE, 2013) Organisatierisico’s (NLQF, 2012). Ontwikkel en verdiep argumenten binnen het werkgebied (LOOBE, 2013) Organisatierisico’s (NLQF, 2012). Reflecteer, evalueer en combineer kennis en inzichten in een specifiek kennisdomein binnen het werkgebied (LOOBE, 2013) Organisatierisico’s (NLQF, 2012). Herken de grenzen van bestaande kennis binnen een Herken de grenzen van bestaande kennis binnen een kennisdomein en de beroepspraktijk en kan deze kennisdomein en de beroepspraktijk en kan deze grenzen duiden (NLQF, 2012). grenzen duiden (NLQF, 2012). Analyseer en voer complexe (professionele) taken uit Analyseer en voer complexe (professionele) taken uit (NLQF, 2012). (NLQF, 2012).
37
Werkgebied Context Dublin descriptoren Kennis en inzicht
Opstellen van financieel, economische informatie voor besluitvorming en verantwoording (Rapportages). Een onbekend en veranderlijk werk en leefklimaat in een internationale context Niveau 5 Niveau 6 (eindkwalificaties Bachelor degree) Kennis en inzicht in het werkgebied (LOOBE, 2013) Diepgaande en specialistische kennis en inzicht in het accounting ter voorbereiding op de beroepspraktijk of een werkgebied (LOOBE, 2013) Rapportages (EQF, 2005). vervolgstudie op bachelor niveau (EQF, 2005).
Gedegen theoretische basis: Beschikt over theoretische bagage (Puyt en Bakker, 2011; MinOCW, 2009) om kritisch en creatief naar het werkgebied (LOOBE, 2013) Rapportages te kunnen kijken (HBO-Raad 2009).
Gedegen theoretische basis: Beschikt over theoretische bagage (Puyt en Bakker, 2011; MinOCW, 2009) om kritisch en creatief naar het werkgebied (LOOBE, 2013) Rapportages te kunnen kijken (HBO-Raad 2009).
Beschikt over brede, gespecialiseerde kennis van een beroep of een kennisdomein binnen het werkgebied (LOOBE, 2013) Rapportages (NLQF, 2012).
Beschikt over gevorderde, specialistische kennis en heeft kritisch inzicht in theorieën en principes van een beroep of een kennisdomein binnen het werkgebied (LOOBE, 2013) Rapportages (NLQF, 2012).
Beschikt over gedetailleerde kennis van enkele kennisdomeinen en enkele beroepen en heeft inzicht in een beperkte hoeveelheid basis theorieën, principes en concepten binnen het werkgebied (LOOBE, 2013) Rapportages (NLQF, 2012).
Beschikt over brede, geïntegreerde kennis en inzicht in de reikwijdte van het belangrijkste vakgebied en grenzen van een beroep of kennisdomein binnen het werkgebied (LOOBE, 2013) Rapportages (NLQF, 2012).
Beschikt over beperkte kennis en inzicht van enkele actuele onderwerpen en specialiteiten binnen het werkgebied (LOOBE, 2013) Rapportages (NLQF, 2012).
Beschikt over kennis en inzicht van enkele belangrijke, hedendaagse onderwerpen en specialiteiten gerelateerd aan een beroep of kennisdomein binnen het werkgebied (LOOBE , 2013) Rapportages (NLQF, 2012).
38
Werkgebied Context Dublin descriptoren Toepassen van kennis en inzicht
Opstellen van financieel, economische informatie voor besluitvorming en verantwoording (Rapportages). Een onbekend en veranderlijk werk en leefklimaat in een internationale context. Niveau 5 Niveau 6 (eindkwalificaties Bachelor degree) Toepassen van kennis en begrip van het werkgebied Onderzoeken van en adviseren over specialistische (LOOBE, 2013) Rapportages binnen de beroepspraktijk informatie (t.b.v. procesinrichting, controle, beoordeling (EQF, 2005). en wet- en regelgeving (governance & compliance)) voor de organisatie. (EQF, 2005). Het afstemmen en optimaliseren van financiële informatiestromen ten behoeve van besluitvorming. (EQF, 2005). Reproduceer, analyseer en pas kennis toe binnen een Reproduceer, analyseer en pas kennis toe binnen een verscheidenheid aan contexten ten einde problemen op verscheidenheid aan contexten op een manier die een te lossen gerelateerd aan een kennisdomein en een professionele aanpak van het beroep illustreert binnen beroepspraktijk (NLQF, 2012). het werkgebied (LOOBE, 2013) Rapportages (NLQF, 2012). Gebruik procedures op een flexibele en inventieve manier Pas complexe, gespecialiseerde vaardigheden toe (NLQF, 2012). gebaseerd op de uitkomsten van onderzoek binnen het werkgebied (LOOBE, 2013) Rapportages (NLQF, 2012). Voltooi, onder supervisie, toegepast (praktijk)onderzoek op basis van beperkte methodologische kennis binnen het werkgebied (LOOBE, 2013) Rapportages (NLQF, 2012). Ontwikkel en verdiep argumenten binnen het werkgebied (LOOBE, 2013) Rapportages (NLQF, 2012). Reflecteer, evalueer en combineer kennis en inzichten in een specifiek kennisdomein binnen het werkgebied (LOOBE, 2013) Rapportages (NLQF, 2012). Herken de grenzen van bestaande kennis binnen een Herken de grenzen van bestaande kennis binnen een kennisdomein en de beroepspraktijk en kan deze kennisdomein en de beroepspraktijk en kan deze grenzen duiden (NLQF, 2012). grenzen duiden (NLQF, 2012). Analyseer en voer complexe (professionele) taken uit Analyseer en voer complexe (professionele) taken uit (NLQF, 2012). (NLQF, 2012).
39
Werkgebied Context Dublin descriptoren Kennis en inzicht
Beroepsvorming (Onderzoekend vermogen). Een onbekend en veranderlijk werk en leefklimaat in een internationale context Niveau 5 Niveau 6 (eindkwalificaties Bachelor degree) Gedegen theoretische basis: Beschikt over theoretische Gedegen theoretische basis: Beschikt over theoretische bagage (Bruyning, 2007) op het gebied van bagage (Bruyning, 2007) op het gebied van praktijkonderzoek om kritisch en creatief naar het praktijkonderzoek om kritisch en creatief naar het kennisdomein bedrijfseconomie te kunnen kijken (HBOkennisdomein bedrijfseconomie te kunnen kijken (HBORaad 2009). Raad 2009).
Werkgebied Context Dublin descriptoren Oordeelvorming
Beroepsvorming (Onderzoekend vermogen, beroepsethiek en maatschappelijke oriëntatie). Een onbekend en veranderlijk werk en leefklimaat in een internationale context. Niveau 5 Niveau 6 (eindkwalificaties Bachelor degree) Identificeren en gebruiken van gegevens om reacties te Verzamel en interpreteer relevante data (meestal binnen formuleren op afgekaderde concrete en abstracte een van de bedrijfseconomische werkgebied (LOOBE, problemen (EQF, 2005). 2013) om gefundeerde oordelen te vellen , na reflectie op relevante sociale, wetenschappelijke of ethische thema's (EQF, 2005). Onderzoekend vermogen: Beschikt, als startbekwame beroepsbeoefenaar, over een onderzoekend vermogen dat leidt tot reflectie, tot evidence based practice (Rousseau, 2005), en tot innovatie. (HBO-Raad, 2009).
Onderzoekend vermogen: Beschikt, als startbekwame beroepsbeoefenaar, over een onderzoekend vermogen dat leidt tot reflectie, tot evidence based practice (Rousseau, 2005), en tot innovatie. (HBO-Raad, 2009).
Beroepsethiek en maatschappelijke oriëntatie: Heeft als startbekwame beroepsbeoefenaar, – in de ware betekenis van het woord – academische vorming (‘Bildung’; van Stralen, 2012) genoten. Ze beschikken over het vermogen om kennis te beoordelen aan de hand van morele waarden. (HBO-Raad, 2009). Identificeer en analyseer complexe problemen in het kennisdomein bedrijfseconomie en de beroepspraktijk en los deze problemen op een creatieve manier op door relevante data te selecteren en gebruiken (NLQF, 2012).
Beroepsethiek en maatschappelijke oriëntatie: Heeft als startbekwame beroepsbeoefenaar, – in de ware betekenis van het woord – academische vorming (‘Bildung’; van Stralen, 2012) genoten. Ze beschikken over het vermogen om kennis te beoordelen aan de hand van morele waarden. (HBO-Raad, 2009). Identificeer en analyseer complexe problemen in het kennisdomein bedrijfseconomie en de beroepspraktijk en los deze problemen op in een tactische, strategische en creatieve manier door relevante data te selecteren en gebruiken (NLQF, 2012).
40
Werkgebied Context Dublin descriptoren Communicatie en informatie
Beroepsvorming (professioneel vakmanschap). Een onbekend en veranderlijk werk en leefklimaat in een internationale context. Niveau 5 Niveau 6 (eindkwalificaties Bachelor degree) Op een correcte wijzen communiceren (mondeling, dan Op een correcte wijze informatie, ideeën, problemen en wel schriftelijk) over eigen begrip/opvatting, vaardigheden oplossingen communiceren (mondeling, dan wel en activiteiten, met collega’s, leidinggevenden en klanten schriftelijk) aan leken en specialisten (EQF, 2005). (EQF, 2005).
Communiceer op een gerichte manier met collega's, leidinggevenden en klanten, afhankelijk van de context, met in achtneming van de conventies die gebruikelijk zijn binnen de beroepspraktijk (NLQF, 2012).
Communiceer op een gerichte manier met collega's, specialiste, leken, leidinggevenden en klanten, afhankelijk van de context, met in achtneming van de conventies die gebruikelijk zijn binnen de beroepspraktijk (NLQF, 2012). Verkrijgen, verwerken en analyseren van brede, diepe en Verkrijgen, verwerken en analyseren brede, diepe en gedetailleerde informatie over een beperkte reeks van gedetailleerde informatie over een beperkte reeks van basis theorieën, principes en concepten van een beroep basis theorieën, principes en concepten van een beroep of kennisdomein, als ook beperkte informatie van enkele of kennisdomein, als ook beperkte informatie van enkele actuele onderwerpen en specialiteiten ten einde deze te actuele onderwerpen en specialiteiten ten einde deze te presenteren (NLQF, 2012). presenteren (NLQF, 2012).
41
Werkgebied Context Dublin descriptoren Leervaardigheden en verantwoordelijkheid
Beroepsvorming (Professioneel vakmanschap). Een onbekend en veranderlijk werk en leefklimaat in een internationale context. Niveau 5 Niveau 6 (eindkwalificaties Bachelor degree) Beschikt over leervaardigheden om binnen het Op kritische wijze het eigen handelen en denken werkgebied (LOOBE, 2013) strategie verder te leren met beoordelen (reflectie en eigen ontwikkeling) (EQF, 2005). enige mate van zelfstandigheid (EQF, 2005).
Professioneel vakmanschap (‘Ausbildung’; Wächter, 2012): Beschikt, als startbekwame beroepsbeoefenaar, over de kennis en vaardigheden die zich kenmerken door een internationale oriëntatie en een ondernemende houding (HBO-Raad, 2009). Borgt persoonlijke ontwikkeling door reflectie en evaluatie van persoonlijke leerdoelen (NLQF, 2005). Samenwerken met collega's, leidinggevenden en klanten (NLQF, 2005). Neemt verantwoordelijkheid voor de resultaten van eigen activiteiten of studie (NLQF, 2012). Neemt gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de resultaten van het werk van anderen en het procesmanagement (NLQF, 2012).
Professioneel vakmanschap (‘Ausbildung’; Wächter, 2012): Beschikt, als startbekwame beroepsbeoefenaar, over de kennis en vaardigheden die zich kenmerken door een internationale oriëntatie en een ondernemende houding (HBO-Raad, 2009). Borgt persoonlijke ontwikkeling door reflectie en evaluatie van persoonlijke leerdoelen (NLQF, 2012). Samenwerken met collega's, specialisten, leken, leidinggevenden en klanten (NLQF, 2012). Neemt verantwoordelijkheid voor de resultaten van eigen werk en studie en de resultaten van het werk van anderen (NLQF, 2012). Neemt gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het procesmanagement en de professionele ontwikkeling van mensen en groepen (NLQF, 2012). Verzamelt en interpreteer relevante data ten einde een mening te vormen, gebaseerd op relevante sociale, professionele, wetenschappelijke en ethische aspecten (NLQF, 2012).
42
Bijlage 10: Overzicht van Administrator naar Business Partner Bron: Hackett
Business Partner Elements Strategy and Mandate
Stakeholder Relationship
Experience Skills, Competency and Knowledge
Controlling Effectiveness
1. Administrator
3. Finance Expert
4. Business Partner
There is no clear strategy or mandate for finance to operate as business partner, however there is a requirement from the business and finance attempts to fulfil this role. Performance targets of finance and the Performance targets of finance and the business are not aligned. business are not aligned. Finance has virtually no contact with Finance has limited and irregular businessin key value-adding areas. contact with the business driven mostly by finance agenda. Finance provides information only Finance provides information only (policy/compliance driven) operating as (mostly historical). transaction processor, policy and compliance administrator. <2 Yrs experience in finance 2-5 Yrs experience in finance
2. Scorekeeper
Strategy is articulated that finance should operate as business partner, however it is not clearly understood and the mandate to fulfil this role exists in only parts of the business. Finance and the business share common targets indirectly. Finance is in regular contact with business on a reactive basis. Finance provides information and insight.
Clearly articulated and communicated strategy and mandate that finance operates as business partner to provide not only information and insight, but intervention. Finance objectives are directly linked to business performance. Finance is a proactive, regular and integral member of the business management team. Finance provides information, insight and intervention.
5-10 Yrs experience in finance
>10 Yrs experience in finance
Basic technical finance knowledge, without focus on matching with needs of the business <1 Years of operations experience and knowledge. Competent in the areas of accuracy, practical organization
Excellent technical finance knowledge, without focus on matching with needs of the business 1-3 Years of operations experience and knowledge. Competent in the areas of compliance, cost awareness, planning
ASML Leadership Competences; Achieve great results and Leverage own strength at proficient Plan, budget, forecast, reporting is NOT timely, reliable, focused and relevant for decision making. Analysis is financial and historical.
ASML Leadership Competences; Achieve great results and Leverage own strength at proficient Plans, budgets, forecasts, reports sometimes, reliable, focused and relevant for decision making. Analysis is financial and historical.
Excellent technical finance knowledge, with focus on matching with needs of the business. >5 Years operations experience and knowledge in >2 Sectors Competent in the areas of change management, initiative, creativity, assertiveness, decisiveness ASML Leadership Competences; All at proficient or above
Analysis is financial and historical.
Analysis is financial and historical.
Excellent technical finance knowledge, with limited focus on matching with needs of the business 3-5 Years of operations experience and knowledge in >1 Sectors Competent in the areas of business sense, teamwork, process focus, communication ASML Leadership Competences; Achieve great results and Motivate and lead others at proficient Plans, budgets, forecasts, reports mostly timely, reliable, focused and relevant for decision making. Analysis seldom looks forward and focuses on gaps. Analysis seldom looks forward and focuses on gaps.
There is no clear strategy or mandate and finance does not attempt to fulfil role of business partner.
Plans, budgets, forecasts reports are always timely, reliable, focused and relevant for decision making.
Analysis mostly looks forward, focusing on gaps.
43
Bijlage 11: Deelnemende Hogescholen Avans (Breda en Den Bosch) Fontys (Eindhoven en Venlo) Haagse Hogeschool HAN (Arnhem en Nijmegen) Hanzehogeschool (Groningen) Hogeschool Rotterdam Hogeschool Utrecht Hogeschool van Amsterdam HZ University of Applied Sciences (Zeeland) Inholland NHL hogeschool (Leeuwarden) Saxion (Enschede en Deventer) Stenden Hogeschool (Drenthe) Windesheim (Zwolle en Almere) Zuyd (Sittard)
44
Bijlage 12: De Landelijke Raad van Advies In 2010 is door het LOOBE een landelijke Raad van Advies opgericht. In de statuten van deze landelijke adviesraad is als doel van de Raad van Advies geformuleerd: De landelijke Raad van Advies adviseert het landelijk overleg (LOOBE) over de inhoud van het landelijk opleidings- en beroepsprofiel. Minimaal 2 keer per jaar wordt het Landelijk Opleidingsprofiel BE door de raad doorgenomen. Op basis van het advies van de raad kan het landelijke opleidingsprofiel aangepast worden aan de actuele ontwikkelingen. In de vergadering van 22 november 2011 is een eerste opzet van het landelijke opleidingsprofiel besproken, waarna in verschillende ronden de definitieve opzet is vastgesteld. Leden Raad van Advies: 1. Van Ameyde
Carl Berends BSc, Chief Financial Officer en Board Member
2. Rabobank
Jeroen de Leeuw, directievoorzitter van de eenheid bedrijfsmanagement
3. Coney
drs Pieter de Kok RA, directeur
4. Nyenrode Business Universiteit
Prof dr. Ir. Jan M. Bots: Hoogleraar Controlling aan Nyenrode Business Universiteit Jan Bots is Professor of Controlling at Nyenrode School of Accountancy and Controlling
5. De Gier Beheer BV
Rengert de Gier RA, Zelfstandig adviseur, consultant en interim manager
6. NBCUniversal
Bob Kurpershoek, Director Global Credit and Collections
7. Koninklijke Metaalunie
Marianne van Loenhout, Beleidsmedewerker Onderwijszaken
8. Intersnack Nederland b.v
Jesse ’t Lam, C.F.O. at Intersnack Nederland b.v
Leden vanuit het LOOBE: - Voorzitter: Fontys, dhr. P. de Keijzer - Secretaris: HHS; mevr. E. F. Kapteijn-Kruijswijk Leden: - HS Utrecht, dhr. W. van de Kapelle - HS Rotterdam, dhr S. Louwsma - HHS, dhr. P. Tan - HvA, mevr. N. Ariëns