Faculteit der Geesteswetenschappen
Nwsbrf#157 / 04.2013 1 4 5 6 7 7 8 10 12 14 15 16
Interview Joost Jonker Nieuws Onderzoek De Openbaring In en uit dienst Promoties Boek in beeld Interview Arie Wallert De Glinsterende Geest SPUI25 Bijzondere Collecties Pioniers
Een brede benadering van bedrijfsgeschiedenis
Joost Jonker: van consultant tot historicus Zijn vakgebied behelst ‘de geschiedenis van mensen in hun bedrijvigheid’. Joost Jonker is sinds februari 2012 bijzonder hoogleraar Bedrijfsgeschiedenis, inclusief de sociale aspecten, vanwege de stichting Nederlands EconomischHistorisch Archief (NEHA). ‘Bedrijfsgeschiedenis is een relatief jong vakgebied, dat in mijn visie niet alleen commerciële bedrijven, maar ook eenmanszaken, overheids- en semi-overheidsdiensten en zelfs vrijwilligerswerk omvat.’ Joost Jonker studeerde geschiedenis aan de Vrije Universiteit, waar hij afstudeerde op de oorsprong van de boerenleenbanken. Tijdens zijn studie werkte hij als studentassistent bij Joh. de Vries aan de Nederlandsche Bank, waar de bedrijfsgeschiedenis op zijn pad kwam. ‘Ik schreef een paper over commissariaten van bankdirecteuren in het bedrijfsleven. Dat onderzoek deed ik met plezier, het werd goed ontvangen en ik werd aangemoedigd om er mee door te gaan.’ Zo besloot Jonker om, naast een baan als bewerker van een documenten uitgave aan het Huygens Instituut, een proefschrift te schrijven over de ontwikkeling van de Amsterdamse geldmarkt in de eerste helft van de negentiende eeuw. ‘In de historiografie leefde toen nog het idee dat de industrialisatie van Nederland - die in de tweede helft van de negentiende eeuw op gang kwam - vertraagd was door gebrekkige financiering vanuit het bedrijfsleven. Maar uit mijn onderzoek bleek dat je niet kunt stellen dat enig levensvatbaar bedrijf
in Nederland in de negentiende eeuw tekort had aan financiering. Er was zelfs een grote verscheidenheid aan kanalen waarlangs bedrijven financiering konden betrekken. Er werd wel geklaagd, maar vooral door de brekebenen. Zo mopperden de spoorwegen voortdurend, maar dat bedrijf rendeerde destijds minder dan beleggingen in de staatsschuld. Dan is het niet verwonderlijk dat men daar geen geld in wilde steken.’ Na zijn promotie in 1996 op het proefschrift Merchants, bankers, middlemen: the Amsterdam money market during the first half of the 19th century, ging Jonker als consultant aan de slag bij stratagem, totdat hij door zijn promotor werd gepolst voor een aanstelling als onderzoeker aan de Universiteit Utrecht. ‘Dat verzoek kwam op het juiste moment: ik werkte als consultant, maar was historicus. In de consultancy kan een rapport ongelezen in een la verdwijnen en dat vond ik onbevredigend. In Utrecht kreeg ik de kans om te doen wat
ik echt wilde: bedrijfshistorisch onderzoek.’ De afdeling Bedrijfsgeschiedenis daar doet al lange tijd met succes veel contractonderzoek. ‘De gehanteerde formule werkt goed: de universiteit en de bedrijven zijn zeer tevreden over de werkwijze en het resultaat.’ Jonker deed enkele contractonderzoeken. Samen met Jan Luiten van Zanden, Keetie Sluyterman en Stephen Howarth schreef hij een geschiedenis van de Koninklijke Shell over de periode 1890-2007 en met Keetie Sluyterman was hij auteur van Thuis op de wereldmarkt. Nederlandse handelshuizen door de eeuwen heen, een overzichtswerk dat meer dan 500 jaar beslaat en tot stand kwam op initiatief van het handelsbedrijf Hagemeyer. Tussen 1500 en nu Vanaf februari 2012 is Jonker ook werkzaam aan de FGw, waar hij Eric Fischer opvolgde als bijzonder hoogleraar. In zijn oratie sprak Jonker het verlangen uit om een lange periode met zijn onderzoek te blijven bestrijken. ‘Aan de ene kant kun je zo beter lijnen trekken, aan de andere kant zijn er een hele hoop dingen die in de 21e eeuw nieuw lijken, maar al in de vroegmoderne tijd heel normaal waren of daar hun wortels hebben. Ik wil die periodes voortdurend met elkaar vergelijken.
Koopman uit 1590 interessant voor managers van nu Door mijn promotieonderzoek ontdekte ik veel over de structuur van de Amsterdamse markt in de negentiende eeuw, en ik vroeg mij af in hoeverre die voortkomt uit of voorbepaald is door de 17e en 18e eeuw. Voor de opdracht van Hagemeyer over de ontwikkeling en aard van het Nederlands handelsbedrijf van 1500 tot nu, kwam het praktisch ook goed uit omdat mijn co-auteur Keetie Sluyterman een voorkeur had voor de twintigste eeuw.’ Bedrijfsgeschiedenis in de vroegmoderne tijd roept om nog meer onderzoek. ‘Zo’n negentig procent van het huidige onderzoek gaat over de periode na 1850. Aan die projecten werk ik met plezier, maar ik vind de bedrijfsgeschiedenis van voor de Industriële Revolutie minstens zo interessant is als die daarna.’ Wat maakt de vroegmoderne periode bijzonder? ‘We denken veel te weten van de Amsterdamse geldmarkt, maar we weten niet eens wat de rentestanden zijn in die tijd. Daarnaast is het interessant te zien hoe de moderniteit van die periode ook al in die bedrijven zichtbaar is. Nu zijn wij gefasci-
UvA | Faculteit der Geesteswetenschappen
neerd door de globalisering en het uitbesteden van allerlei fabrieksproductie en industriële productie naar verre werelddelen, maar dat is minder bijzonder dan wij nu wellicht denken. Zo stuitte ik op een correspondentie tussen de Delftse koopman Van Adrichem en zijn agent in Dantzig, die daar zijn zaken behartigde. In 1590 vroeg die koopman aan zijn agent te informeren naar de kosten van het bouwen van een bepaald type vrachtschuit in Dantzig. Die Amsterdamse koopman onderzoekt in 1590 of hij de bouw van dat schip in Dantzig kan uitbesteden, terwijl de Zaanstreek destijds volstond met scheepswerven. Globalisering lijkt nu misschien uniek, maar soortgelijke processen vonden 400 jaar geleden plaats.’ ‘Markten worden vaak beheerst door dezelfde krachten. Die lijken aan de buitenkant anders maar zijn aan de binnenkant hetzelfde. Bedrijven zoeken naar marges, naar afzetmogelijkheden, zij proberen de bedrijfsketen te beheersen en waarde toe te voegen. Zulke hedendaagse concepten zie je al in de vroegmoderne periode. Dat is interessant voor de lezer van vandaag. Een manager die zich afvraagt wat te doen met zijn bedrijf in China, put wellicht inspiratie uit de aanpak van Van Adrichem. Want de afstand tussen Amsterdam en China is nu kleiner dan die destijds was tussen Amsterdam en Dantzig.’ Jonker schrijft dan ook niet voor vakgenoten alleen en vindt ook een breder leespubliek, zo blijkt uit de verkoopcijfers van bedrijfs historische publicaties. ‘Ik denk dat bedrijfsgeschiedenis relevant is voor bedrijfsleiders en vakgenoten en zie daarnaast dat een breed in geschiedenis geïnteresseerd publiek de bedrijfsgeschiedenis ook weet te vinden. De handelseditie van het proefschrift De bakermat van de beurs van UvA-promovendus Lodewijk Petram verkoopt bijvoorbeeld goed. Dat komt omdat Petram de ontwikkeling van de aandelenmarkt in Amsterdam in de zeventiende eeuw niet alleen goed beschrijft, maar daarnaast grondig analyseert wat er feitelijk gebeurt.’ Financiële component vaak doorslaggevend Behalve voor een ruime onderzoeksperiode pleit Jonker voor een brede benadering van bedrijfsgeschiedenis, en voor samenwerking met meerdere disciplines. ‘In bijna alle aspecten van het leven zit een financiële component. Meestal wordt die component in de wetenschap terzijde gelegd vanuit de gedachte dat die niet makkelijk te onderzoeken is. Vaak is het echter wel de financiële lijn die bepaalt wat er wel en niet gebeurt in een bedrijf of een instantie. In de politiegeschiedenis gaat het bijvoorbeeld nu nooit over de begroting, terwijl kosten en baten een belangrijke overweging zijn in besluiten over de hoeveelheid blauw op straat. En in een recent verschenen studie over de belastingdienst wordt nauwelijks gekeken wat die dienst kostte en opbracht. Als we overheidsdiensten niet leren begrijpen in hun bedrijfsmatige aspect, name-
‘Ik speelde consultant, maar ben historicus’ lijk dat van kosten en baten, dan begrijpen we maar de helft van het verhaal. Daarom pleit ik ervoor om eenmansbedrijven, overheidsdiensten, semi-overheidsdiensten en vrijwilligerswerk onderdeel te maken van de bedrijfsgeschiedenis.’ Een actueel voorbeeld dat het belang van de bedrijfsgeschiedenis illustreert, is de privatiseringsgolf. ‘Veel overheids- en semi-overheidsdiensten worden de laatste jaren overgeheveld naar de particuliere sector, zonder dat er een goed beeld is van de werking van de betreffende dienst. Maar zolang we de verborgen kosten en opbrengsten van die diensten niet weten, hebben dergelijke operaties eigenlijk geen zin.’ Niet al zijn vakgenoten onderschrijven een brede definitie van bedrijfsgeschiedenis. ‘Mijn collega’s in Utrecht zijn er mordicus
2
archief. ‘Dat archief, van bijna 100 strekkende meter, is ooit door mejuffrouw I.H. van Eeghen naar het stadsarchief gebracht, maar nooit geïnventariseerd. Ik beschouw het als de schone slaapster van het stadsarchief. Voor mijn promotieonderzoek lukte het om toegang te krijgen en mocht ik, staande voor de stelling, aanwijzen wat ik voor mijn onderzoek wilde gebruiken. Sindsdien is dat archief mij blijven fascineren. Van Eeghen is een van die mooie Amsterdamse handelsfirma’s die zich op een aantal belangrijke momenten opnieuw weet uit te vinden. De familie is betrokken geweest bij alle grote zaken in Amsterdam, vanaf het midden van de 18e eeuw tot begin 20e eeuw. Daarover is veel bronmateriaal voorhanden, maar vrijwel niemand heeft nog in deze archieven gekeken sinds deze op het stads archief werden gedeponeerd.’
Globalisering in de zestiende eeuw
tegen, net zoals collega Geoff Jones in de Verenigde Staten. Zij zien bedrijfsgeschiedenis als een helder concept, dat de geschiedenis van commerciële ondernemingen betreft. Zij vrezen dat als je dat concept te weinig scherp stelt, het kernbegrip kwijtraakt. Maar de kracht van bedrijfsgeschiedenis is juist de diversiteit van de benadering. Bedrijfsgeschiedenis ligt net als de economische en sociale geschiedenis dichtbij de sociale wetenschappen en is kwantitatief georiënteerd. We zijn sterk theorie-georiënteerd, veel sterker dan bijvoorbeeld de cultuurgeschiedenis. Die benadering is volgens mij in veel andere disciplines in te zetten. En dat is ook de kracht ervan.’ Schone slaapster van het Stadsarchief De komende anderhalf jaar verwacht Jonker nog te besteden aan het door de European Science Foundation gesubsidieerde onderzoeksprogramma The Evolution of Financial Markets in Pre-Industrial Europe: A Comparative Analysis, waaraan hij met zijn Utrechtse collega Oscar Gelderblom leiding geeft. Daarnaast heeft hij onderzoeks- en onderwijsambities waarin een sleutelrol is weggelegd
Nwsbrf#157 / 04.2013
voor Amsterdam, de stad waar hij geboren en getogen is. ‘Ik zou graag nog een economische geschiedenis van Amsterdam na 1945 op poten zetten, die ook ingaat op de spanning tussen de economische ontwikkelingen en het gemeentelijk beleid. Daar zou ik het liefst een promotietraject van willen maken, bijvoorbeeld in samenwerking met Politieke geschiedenis. Er zit een hele mooie politieke dimensie aan dat project. Bovendien past dat project buitengewoon goed bij de UvA, met een brede geesteswetenschappenfaculteit waar ingezet wordt op samenwerking tussen verschillende disciplines. Niet voor niets probeer ik hier aansluiting te vinden bij collega’s uit andere vakgebieden en hen te laten zien dat een bedrijfshistorische component interessant kan zijn.’ Behalve in zijn onderzoeksambitie komt Amsterdam terug in het onderwijs dat Jonker hier verzorgt. Het mastervak ‘Een zeer Amsterdamse zaak: Van Eeghen & Co. in de 18e en 19e eeuw’ draait om het nog ongeïnventariseerde archief van de Amsterdamse firma Van Eeghen, en werd opgezet in samenwerking met het Amsterdamse Stads-
Daar wil Jonker verandering in brengen. Studenten zullen onder zijn leiding het archief inventariseren en dus voor het publiek toegankelijk maken. ‘Eerst krijgen studenten een inleiding in de geschiedenis van het bedrijf en in archiefontsluiting. Vervolgens maken zij een plaatsingslijst, en kunnen daar als een van de eersten onderzoek in doen.’ Jonker veert op als hij een van de archiefstukken beschrijft. ‘Rond 1880 beheerste Van Eeghen de hele markt in Nederlands-Indische tabak. De schepen die zij gebruikte, werden in Amsterdam gebouwd, en de scheepsboeken met een nauwkeurige beschrijving van de lading, bemanning en opvarenden, vormen onderdeel van het archief. Toen ik een van die scheepsboeken rechtop hield, rolde het zand waarmee de inkt werd bestrooid, zo uit dat boek. Niemand anders had dat boek tot dan toe opengeslagen. Dat was een onvergetelijke ervaring.’ Melle van Loenen
3
Nieuws Nieuw: Horizonfonds Het horizonfonds is een nieuw fonds voor studenten die voor hun studie naar het buitenland willen om bijvoorbeeld colleges of cursussen te volgen (binnen de keuzeruimte of extracurriculair), stage te lopen of veldwerk te doen. Bij de toekenning wordt goed gekeken naar de motivatie en de matching van het buitenlandverblijf en de studie; de duur van het buitenlandverblijf speelt geen rol. De hoogte van de beurs is afhankelijk van de bestemming en dient als een tegemoetkoming in de reiskosten. Er zijn drie aanvraagrondes per jaar. Per ronde kunnen ongeveer 25 beurzen worden vergeven. Studenten die een beurs krijgen, doen iets terug voor de FGw (bijvoorbeeld helpen bij een voorlichting of mentorschap van een buitenlandse student). Het fonds is in het leven geroepen op verzoek van de Graduate School en het College. Het bundelen in één fonds van alle beurzen die door faculteit, College, School en departementen worden verstrekt, heeft verschillende doelen. Voorop staat dat het voor studenten duidelijker wordt waar ze terecht kunnen met een beursaanvraag, daarnaast kunnen departementen het hiervoor gereserveerde geld anders besteden en tot slot wordt het inzichtelijk welke studenten internationale ervaring opdoen tijdens hun studie. Er worden ongeveer 300 aanvragen per jaar verwacht. De selectiecommissie bestaat uit de directeuren van School en College, de voorzitter van de masterexamencommissie en een voorzitter van een bachelorexamencommissie (positie rouleert jaarlijks). De eerste ronde aanvragen is achter de rug en er zijn 10 beurzen toegekend. Dit jaar gaan bijvoorbeeld studenten Archeologie in de zomer opgravingen doen in Troje, gaan studenten Media en cultuur studeren in Australië, en zal een student Europese studies stage lopen in Lesotho. - Meer informatie: gsh.uva.nl/about/ students/horizon-fund (en ‘buitenland’ in A-Z van student.uva.nl)
Lerarenopleidingen in beweging, 12 april: symposium Het ziet ernaar uit dat lerarenopleidingen een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid worden van faculteiten en het ILO. Naast gesprekken op bestuurlijk niveau, is een kennisuitwisseling tussen docenten van zowel FGw, ILO en (opleidings)scholen evenzeer van belang. Daarom is er een symposium georganiseerd onder de titel: ‘Samen sterk voor de lerarenopleiding: FGw meets ILO!’ (vrijdag 12 april | 13-17 uur vakbondsmuseum De Burcht, H. Polaklaan 9). Het gezamenlijke doel is om goede eerstegraads docenten op te leiden die leerlingen in het voortgezet onderwijs kunnen informeren over en motiveren voor hun vak. Na een inleiding door decaan Frank van
UvA | Faculteit der Geesteswetenschappen
Vree, onder meer over ontwikkelingen rond de lerarenopleidingen, volgen er korte presentaties met een vragenronde door medewerkers van de FGw en ILO. Een leerlinge van het Gemeentelijk Gymnasium Hilversum vertelt over haar profielwerkstuk en over wat het maken van zo’n werkstuk nou eigenlijk inhoudt. Winnares van de landelijke taaldidactiekprijs Eline van Moorsel (ILO-alumna) geeft een presentatie over Franse taalvaardigheid en speeddaten. Daarnaast is er tijdens de vragenrondes, de pauze en de borrel gelegenheid om nader kennis te maken met elkaar - een niet te onderschatten doelstelling van het symposium. De organistoren hopen met dit symposium de basis te leggen voor een vruchtbare uitwisseling van ideeën tussen de docenten verbonden aan de ILO, de FGw en de opleidingsscholen. Het is een startpunt van een nieuwe fase in de samenwerking. - ‘Samen sterk voor de lerarenopleiding: FGw meets ILO!’ | vrijdag 12 april | 13-17 uur vakbondsmuseum De Burcht, H. Polaklaan 9 - Aanmelden via
[email protected]
Digitalisering papieren bronbriefje scripties en stages vanaf mei Vanaf mei kunnen docenten resultaten van scripties en stages digitaal via Pontifex cijferregistratie inleveren. Registratie van uitslagen gaat bij de FGw sinds januari 2006 digitaal via Pontifex cijferregistratie. Docenten vinden hier de cijferlijsten voor de vakken die zij geven. Maar nog niet alle resultaten konden digitaal worden ingeleverd. Zo was het niet mogelijk om via de cijferlijst resultaten in te leveren waarbij aanvullende gegevens geregistreerd moeten worden, zoals een scriptietitel of beschrijving van de stageplaats. Met een nieuw digitaal bronbriefje worden resultaten sneller geregistreerd in SIS. Anders dan bij de cijferlijsten vult de docent hier zelf de student en het vak in. In eerste instantie zal het alleen mogelijk zijn resultaten voor scripties en stages met deze digitale bronbriefjes in te vullen en in te leveren. Op termijn wordt het mogelijk om ook vrijstellingen of uitslagen voor een afwijkende studielast, digitaal in te vullen en in te leveren.
Oude VPN vervangen De praktijk van blok 3 Bij de invoering van 884 was iedereen het erover eens dat vakken van 4 weken niet passen in onze geesteswetenschappelijke opleidingen. Daarom is ervoor gekozen om een onderdeel uit blok 3 altijd vast te maken aan een vak dat al in blok 2 is gestart. Bovendien heeft de regiegroep aange drongen op onderwijsvormen waarbij vooral de studenten aan het werk zijn en actieve deelname onderdeel is van de toetsing. Hoe pakt dat uit in de praktijk? Programmateamleiders van alle opleidingen van de FGw is verzocht om een korte vragenlijst in te vullen over hun ervaringen met blok 3. Uit de inventarisatie blijkt dat het niet altijd en in elke opleiding eenvoudig is gebleken om onderwijsvormen te vinden die het vereiste niveau en diepgang behalen in deze korte periode, en de student bovendien voldoende aan het werk houden. Daarboven komt ook nog de eis dat toetsing en herkansing in hetzelfde - korte - blok moeten worden afgerond. Maar er zijn geslaagde voorbeelden waarbij nieuwe werkvormen zijn uitgeprobeerd, nieuwe vormen van toetsing zijn ontwikkeld middels portfolio’s en practica, etc. waarbij de studenten wel in de maand januari voltijds aan hun opleiding besteden. Het lijkt de monitorgroep verstandig om nog voor de zomer deze geslaagde voorbeelden van intensief onderwijs in blok 3 wat breder in de faculteit uit te dragen, zodat opleidingen kennis kunnen nemen van elkaars ideeën en kunnen kijken of er oplossingen bij zijn, die ook voor hen werkbaar zijn.
Per 1 januari 2013 is de UvA gefaseerd overgegaan op een nieuwe VPN-infrastructuur waarmee UvA-studenten en -medewerkers verbinding kunnen maken met het UvAnet vanuit huis. Per 15 april werkt de tot nu toe gebruikte software niet meer. Om via een externe computer bij netwerkmappen (H: en P: schijf) te kunnen of gebruik te maken van bepaalde UvA-informatie systemen, is nieuwe software nodig. - Alle informatie over (het installeren van) de nieuwe software is te vinden op uva.nl/vpn Voor vragen:
[email protected] of T 2200.
Dag van de Geesteswetenschappen op 24 april Op woensdag 24 april organiseert Faculteitsvereniging ALPHA in samenwerking met alle studieverenigingen de Dag van de Geesteswetenschappen voor studenten, medewerkers en overige geïnteresseerden. Op deze dag vinden vanaf 13.00 uur vele activiteiten plaats, zoals een literaire wandeltocht, Engelse pub quiz, historische boottocht, een uiteenzetting over Chomksy, een debat over de “ideale campus”, de voorstelling “Broadway, Baby!” en een heuse Scandinavische Fika. Verder gaat David Rijser (Latijnse taal en cultuur) Romeins koken en kan men “filosofisch houtsnijden”. Ten slotte is er in de Academische Club een interactieve lezing over de wisselwerking tussen onderzoek en onderwijs. - Inschrijven voor alle activiteiten kan via de website: dagvandegeesteswetenschappen.nl.
4
Onora O’Neill bekleedt Spinozaleerstoel
Onderzoek
In 1995 werd de Spinozaleerstoel gevestigd en sindsdien wordt er jaarlijks een internationale, hedendaagse filosoof uitgenodigd voor deze wisselleerstoel. Vorig jaar bijvoorbeeld was Michael Friedman hier te gast. Naast workshops en lezingen voor filosofen, geeft de leerstoelhouder ook twee openbare lezingen voor een breed publiek: de Spinozalezingen, die naderhand worden uitgegeven. Dit jaar komt Onora O’Neill naar Amsterdam. Naast vele academische en openbare functies (zoals lid van de House of Lords), in de Verenigde Stagen en het Verenigd Koninkrijk, schrijft zij over ethiek en politieke filosofie en heeft zij bijzondere interesse in het concept van rechtvaardigheid, in de filosofie van Kant en bio-ethiek. Haar twee Spinozalezingen zijn tezamen getiteld: Speech Rights and Speech Wrongs. In de eerste Spinozalezing (From Toleration to Freedom of Expression), is de centrale vraag: Has the contemporary focus on the speech rights of individuals distracted us from wider ethical issues that bear on truth and trustworthiness, and in particular on their communication? In haar tweede lezing (Speech Rights and Mediated Communication) is de centrale vraag: Should we be indifferent to the spread of speech that disregards the disciplines and norms that matter for readers, listeners and viewers if they are to retain (or regain) abilities not only to communicate, but to check and to challenge one another’s truth claims and commitments? - Onora O’Neill: From Toleration to Freedom of Expression. 25 april | 20.15 | Aula, Singel 411 | toegang gratis - Onora O’Neill: Speech Rights and Mediated Communication. 16 mei | 20.15 | Agnietenkapel | toegang gratis
Subsidie voor Van Wijngaarden Gert Jan van Wijngaarden, uhd bij Archeologie, kreeg een subsidie toegekend van 10.000 dollar van het Institute for Aegean Prehistory (INSTAP) uit Philadelphia. Van Wijngaarden kreeg de subsidie voor het Zakynthos Archeology Project. Vermeldenswaard is dat Van Wijngaarden voor het achtste achtereenvolgende jaar een subsidie van INSTAP kreeg, terwijl de organisatie extra kritisch is geworden bij selectie vanwege de krimpende middelen. Het veldwerk op Zakynthos is afgelopen. De subsidie zal worden gebruikt voor materiaalstudies ten behoeve van de eindpublicatie van het project.
Informatiebijeenkomst onderzoeksbeurs Marie Curie - 10 april
als in groepsverband. In het laatste geval kunnen onderzoekers zich aanmelden voor een ‘klasje’ waar onder deskundige begeleiding aanvragen worden geschreven. Deze vorm van ondersteuning zal zich in eerste instantie voornamelijk richten op aanvragen in het kader van de Vernieuwingsimpuls (Rubicon, Veni en Vidi) en FP7 (Marie-Curie). Verder heeft het team informatie geplaatst over financieringsmogelijkheden, deadlines en bijeenkomsten die interessant zijn voor FGw-onderzoekers. Het Subsidieteam FGw bestaat uit Marten Hidma (beleidsmedewerker Onderzoek), Maren Pannemann (adviseur onderzoekssubsidies Bureau Kennistransfer) en Inger de Bruin (coördinator Subsidieteam FGw). Vanuit de faculteit zijn ook Kees Hengeveld (portefeuillehouder Onderzoek DB) en Hotze Mulder (hoofd Onderzoek FGW) bij het team betrokken. - Het team krijgt nog een fysieke plek toebedeeld in het Bungehuis. - Algemene informatie: uva.nl/ fgw-subsidieteam - Contact:
[email protected].
Op woensdag 10 april organiseert AgentschapNL een informatiebijeenkomst over de Marie Curie onderzoeksbeurzen. Deze beurzen zijn bedoeld voor individuele onderzoekers die (bijna) klaar zijn met hun PhD (of over ten minste vier jaar onderzoekservaring beschikken na hun master) en die een postdoc overwegen bij een buitenlandse onderzoeksgroep. Tijdens de bijeenkomst wordt informatie verstrekt over de voorwaarden, is er de mogelijkheid om vragen te stellen aan een beoordelaar van Marie Curie-aanvragen en vertelt een succesvolle aanvrager zijn verhaal. - 10 april | 13.00-16.15 | Prinses Beatrixlaan 2, Den Haag - Meer informatie en aanmelden zie agentschap.nl > actueel > agenda > informatiemiddag
Subsidieteam FGw van start In maart is de faculteit begonnen met het samenstellen van een subsidieteam. Dit team gaat FGw-onderzoekers op allerlei manieren ondersteunen bij het aanvragen van onderzoekssubsidies. Op 2 april was de officiële aftrap door decaan Frank van Vree. Voor onderzoekers aan het begin van hun academische carrière is het lastig om in te schatten hoe ze hun aanvraag zo kansrijk mogelijk kunnen maken. Een onderzoeksvraag kan nog zo interessant zijn - als hij onduidelijk is opgeschreven of als er op voorhand niet genoeg aan cv-building is gedaan, is de kans op een afwijzing groot. Het schrijven van een succesvolle aanvraag valt te leren en dat is precies waar het subsidieteam FGw voor is opgericht. Het team gaat zich richten op het inhoudelijk, procedureel en strategisch begeleiden van subsidieaanvragen, zowel individueel
Nwsbrf#157 / 04.2013
5
De Openbaring
Bok herleest De Vries
Elke maand (her)leest een geesteswetenschapper een belangrijk werk voor het eigen vakgebied. Belangrijk omdat het toonaangevend of baanbrekend was, een grote discussie opleverde, omdat het werk alom erkend is in de canon of juist voor de recensent persoonlijk een openbaring betekende.
Ik was net terug van mijn ‘grand tour’ door Zuidelijk Afrika toen in 1981 de handelseditie van Barges and Capitalism. Passenger Transportation in the Dutch Economy, 1632-1839 verscheen. Ik had dus net aan den lijve ervaren wat voor hinderpaal gebrekkig vervoer en transport vormden voor economische ontwikkeling. Uit nieuwsgierigheid besloot ik het boek aan te schaffen. Ik was meteen verkocht. Jan de Vries reconstrueerde de fascinerende geschiedenis van het eerste goed functionerende en betrouwbare openbaarvervoerssysteem ter wereld: dat met trekschuiten door de laag gelegen delen van Nederland. Bovendien was ik razend enthousiast over de werkwijze van De Vries (geb. Duivendrecht 1943, hoogleraar Economische geschiedenis, Berkeley). Hij baseerde zich op een enorme hoeveelheid op het eerste gezicht doodsaai bronnenmateriaal (twee eeuwen rekeningen en jaarverslagen van de stedelijke trekvaartondernemingen). Door dat materiaal ‘duchtig en langdurig te tuchtigen’ wist hij het tot spreken te krijgen. En hoe. Zo rolden uit zijn tabellen, grafieken en formules diepe inzichten in het functioneren van de economie van de Republiek - inzichten die zeventiendeeeuwers zelf nooit gehad hebben. De eerste moderne trekvaart werd gegraven tussen Amsterdam en Haarlem. Vanaf de zomer van 1632 voeren de schuiten tussen zonsopkomst en acht uur ’s avonds stipt elk uur af. De schuiten, door paarden getrokken, legden over een kaarsrecht parcours ongeveer 7 kilometer per uur af. De investeringen van ruim een kwart miljoen gulden werden in hoog tempo terugverdiend en de maatschappelijk opbrengst was enorm. In de zomermaanden werden maandelijks 20.000 tot 30.000 passagiers vervoerd, die in ruim twee uur hun bestemming bereikten. Het massavervoer
UvA | Faculteit der Geesteswetenschappen
van passagiers was geboren. Binnen enkele decennia waren alle steden in het westen van het land met elkaar verbonden door trekvaarten. Tegelijkertijd legden de Friezen en de Groningers een netwerk van trekvaarten aan dat, met de Zuiderzee als scharnier, bijdroeg aan een verdere economische, sociale en culturele integratie van de Republiek. De passagier kon kiezen uit een eerste en tweede klasse (roef of kajuit) en na verloop van tijd werd de dienstverlening verder verbeterd met de introductie van de nachtschuit en de schietschuit (twee paarden, 10 tot 11 kilometer per uur). De tijdgenoten waren opgetogen over de betrouwbaarheid, die onder meer werd bereikt door de schipper flink te beboeten bij vertraging. Als aankomend historicus was ik vooral opgetogen door de diepere lagen in De Vries’ onderzoek. Door de statistische analyse van de maandelijkse en jaarlijkse fluctuaties in de miljoenen op het netwerk afgelegde passagierskilometers kon hij het seizoensritme van de economie, conjuctuurgolven en economische trends op de lange termijn blootleggen. In het voorbijgaan leverde hij ook nog een bijdrage aan het klimaatonderzoek door op een rijtje te zetten hoeveel dagen per jaar de schuiten stillagen omdat de vaarten waren dichtgevroren. Als aanhanger van de ‘new economic history’ - de stroming binnen de geschiedschrijving die inmiddels enkele als econoom vermomde historici Nobelprijzen heeft opgeleverd - was het De Vries er om begonnen om de bouwtekeningen van het economisch raderwerk te reconstrueren. Hij laat zien hoe de beroemde Weberiaanse rationalisatie van de samenleving al voor de Industriële Revolutie plaatsvond, dat de geboekte economische en maatschappelijke winst het in standhouden van ‘onrendabele
lijnen’ alleszins rechtvaardigt, dat onvoldoende doordachte publiek-private samenwerking de economische ontwikkeling ondermijnt, enzovoorts. Zelf zag hij als belangrijkste uitkomst dat hij aan de hand van de afnemende passagiersaantallen kon aantonen dat de Republiek tussen 1670 en 1740 een stap terug zette in economische ontwikkeling. De koopkracht van grote lagen van de bevolking nam zo af dat zij het zich niet meer konden permitteren per trekschuit te reizen. Het interstedelijk netwerk desintegreerde en de economische capaciteit raakte onderbenut. Het boek blijft actueel. Hoe rechtvaardig je bijvoorbeeld de besparingen die een spoorwegbedrijf boekt dat met de regelmaat van de klok treinen laat uitvallen, als aan de andere kant de werkgevers van de passagiers in die treinen schade lijden door productieverlies? En hoe groot is de economische schade als meer dan 10% van de treinen vertraagd is? Barges and Capitalism zou verplichte kost moeten zijn voor iedereen die verantwoordelijkheid draagt voor een openbaarvervoersonderneming. Jan de Vries, Barges and Capitalism. Passenger Transportation in the Dutch Economy, 16321839 (A.A.G. Bijdragen 21, Wageningen 1978, reprint Utrecht 1981; ‘on demand’-publicatie, Amsterdam University Press, 2006). Marten Jan Bok is universitair-hoofddocent Kunstgeschiedenis van de Nieuwere Tijd.
6
In en uit dienst
Promoties
In dienst
12 april
april 2013
promotie: mw. E.V. Bobyleva (Ekaterina), Taal- en letterkunde/ACLC The development of the nominal domain in creole languages. A comparative-typological approach promotores: dhr. prof. dr. Kees Hengeveld, dhr. prof. dr. Enoch Aboh Agnietenkapel, 10.00 uur
- mw. dr. Sudha Rajagopalan, ud Europese studies
12 april
maart 2013 - mw. Josephina de Fouw BA, studentassistent Kunstgeschiedenis - mw. Merel Maslowski, student-assistent Taalwetenschap
Uit dienst februari 2013 (aanvulling eerdere Nieuwsbrief) - mw. Miryam de Hoo BSc, student-assistent Kunstgeschiedenis, in dienst 01.09.2012
maart 2013 - mw. drs. Wil Dropvat, studieadviseur Neerlandistiek en Kunst-, religie- en cultuurwetenschappen, in dienst 01.03.1990 - dhr. Huib Iserief BA, student-assistent Kunstgeschiedenis, in dienst 01.10.2012 - dhr. drs. Erik Jacobs, onderwijs-/onderzoeksmedewerker Geschiedenis, archeologie en regiostudies, in dienst 01.06.2011 - mw. Renée Joosse BA, student-assistent Kunstgeschiedenis, in dienst 16.08.2012 - mw. drs. Alice van Kalsbeek, coördinator INTT, in dienst 01.03.2002 - mw. prof. dr. Pamela Pattynama, ud Mediastudies, in dienst 01.09.1985 - dhr. prof. dr. Gerard de Vries, hoogleraar Wetenschapsfilosofie en de filosofie van de technologische cultuur, in dienst 01.09.1997 - dhr. Micha van der Wal MA, beleidsmedewerker bedrijfsvoering FGw, in dienst 01.09.2010 - mw. drs. Esther van Duijn, promovendus ICG, in dienst 01.03.2008 - dhr. Peter van Garderen MA, promovendus ILLC, in dienst 15.03.2011 - dhr. Marc Stumpel MA, onderwijs-/onderzoeksmedewerker afdeling Onderzoek, in dienst 16.04.2012
40 Jaar dienstjubileum maart 2013 - mw. dr. M. Ioannidou, ud Griekse en Latijnse talen en culturen, in dienst 01.09.2002
Nwsbrf#157 / 04.2013
promotie: mw. C.E. Murer (Cristina), Geschiedenis-, archeologie en regiostudies/ICG Ehrenstatuen für prominente Bürgerinnen: Aufstellungsorte und Funktionswandel statuarischer Ehrungen in kaiserzeitlichen Stadtraümen Italiens und Nordafrikas promotores: mw. prof. dr. Emily Hemelrijk, dhr. prof. dr. Eric Moormann co-promotor: dhr. prof. dr. Dietrich Boschung Agnietenkapel, 12.00 uur
Vervolg vernieuwing UvAweb In september 2012 zijn de vernieuwde publieke sites live gegaan: www.uva.nl. Alle subsites van de onderzoeksinstellingen, de graduate schools en externe sites voor bijvoorbeeld de Illustere School zijn vernieuwd, maar ook de informatie voor studiekiezers is in een nieuw jasje gestoken. Nieuw op www.uva.nl zijn de disciplinaire sites die voor externen antwoord geven op de vraag: wat doet de UvA op het gebied van…? Vanaf september is gewerkt aan de nabewerking van beeld en tekst: verbetering van de informatie en de inrichting. Er is een redactieformule ontwikkeld en een stijlgids, die bijdragen aan een gemeenschappelijke uitstraling in tekst en beeld en de verantwoordelijkheden expliciteren. Tegelijkertijd wordt er gewerkt aan verbetering en uitbreiding van de functionaliteiten. Veel aandacht gaat uit naar verbetering van de vindbaarheid in zoekmachines. Deze processen gaan door, ook na de afronding van de volgende fases. In januari zijn de persoonlijke pagina’s verhuisd naar het nieuwe UvA Profiel in het nieuwe systeem Hippo. Hiermee zijn ook de medewerkersprofielen in een nieuw jasje gestoken. De handleiding voor het UvA Profiel is te vinden op de medewerkerssite. De tweede stap is de verhuizing van student.uva.nl en medewerker.uva.nl. Uitgangspunt daarbij is dat bestaande teksten, voor zover actueel, worden meeverhuisd. Belangrijk verschil met de huidige inrichting is die van de servicepleinen voor de twee doelgroepen: universiteitsbrede en facultaire informatie wordt op elkaar afgestemd. Voor studenten betekent dit dat zij universiteitsbrede, facultaire en opleidingsspecifieke informatie in één A-Z-lijst per opleiding krijgen gepresenteerd. Voor medewerkers betekent dit dat zij universiteitsbrede en facultaire lemma’s in één medewerkers A-Zlijst zullen zien. Als de werkzaamheden van het facultaire webmigratieteam in april succesvol verlopen, zal het vernieuwde student.uva.nl op 6 mei live gaan. Daarna is het beheer en actueel houden van de opleidingspagina’s weer net als nu - een verantwoordelijkheid van de opleidingen. Ondertussen zijn de voorbereidingen van de migratie van de sites voor medewerkers van start gegaan. Per 15 juli gaan deze sites volgens de planning live.
7
Boek in beeld De publicaties in deze rubriek zijn de afgelopen periode toegestuurd aan de redactie van de Nieuwsbrief. Toegezonden boeken worden bewaard tot de eerstvolgende facultaire Boekenborrel, waar de boeken worden tentoongesteld. Boekenborrels vinden tweemaal per jaar plaats ter ere van de auteurs. Na de Boekenborrel worden de daar getoonde publicaties geretourneerd aan de eigenaars. Recentelijk verschenen publicaties van de hand van wetenschappers van de faculteit kunnen worden opgestuurd t.a.v. de redactie van de Nieuwsbrief, Spuistraat 210 (kamer 0.06), 1012 VT Amsterdam. Een beschrijving van een ingezonden boek, waarin in maximaal 100 woorden voor niet-vakgenoten wordt aangegeven waar het boek over gaat, en wat het belang of het bijzondere van het boek is, kan worden gestuurd aan:
[email protected]. In aanmerking voor deze rubriek komen boeken die via een officieel erkende uitgeverij zijn verschenen. Ook dissertaties van medewerkers van de faculteit die langs officiële kanalen in boekvorm zijn verschenen, kunnen worden ingezonden. Syllabi komen niet in aanmerking.
Plaatsen van beschaafd vertier. Standsbesef en stedelijke cultuur in Den Haag 1850-1890 - Jan Hein Furnée - Bert Bakker: Amsterdam, 2012 - ISBN 978 90 351 3484 3 Plaatsen van beschaafd vertier onderzoekt de vorm geving en het functioneren van de Haagse standen samenleving in de tweede helft van de negentiende eeuw. De studie beschrijft in detail hoe mannen en vrouwen uit de hogere en middenstanden in sociëteiten, de dierentuin, de Koninklijke Schouwburg en badplaats Scheveningen onophoudelijk hun onderlinge sociale verhoudingen bevestigden, ruimtelijk zichtbaar maakten en hartstochtelijk ter discussie stelden. Speciale aandacht wordt geschonken aan de plaats van vrouwen in de (semi)publieke ruimte, de betekenis van uitgaansgelegenheden als politieke oefenscholen, en het opmerkelijke cultuurbeleid van het stedelijk bestuur. Jan Hein Furnée is ud Nieuwste Geschiedenis en deeltijdhoogleraar Geschiedenis aan de Open Universiteit.
Capitalist Superheroes. Caped Crusaders in the Neoliberal Age - Dan Hassler-Forest - Zero Books: Winchester/Washington, 2012 - ISBN 978 1 78099 179 5 Geen enkel filmgenre was in de jaren die volgden op de aanslagen van 11 september 2001 zo populair als de superheldenfilm: iconen als Batman, Superman, Spider-Man en Iron Man belichaamden een fantasie van Amerikaanse heroïek die regelrecht aanhaakte bij het trauma van 9/11. In Capitalist Superheroes laat Dan Hassler-Forest zien op welke manier de hedendaagse superfilm mythische vorm geeft aan de politieke waarden van het 21e-eeuwse neoliberalisme. Juist in dit soort fantasierijke Hollywoodfilms, die vaak worden afgedaan als puur escapisme, blijken politiek en ideologie een bepalende rol te spelen. Dan Hassler-Forest is ud Engelse letterkunde.
Nadhir al Durghili, A Journey of the Minds through the Biographies of the Islamic Scholars of Daghestan - A.R. Shikhsaidov, M. Kemper, A.K. Bustanov - Mardjani: Moskou, 2012 - ISBN 978 5 9037 1571 8 Eind jaren twintig- begin jaren dertig van de twintigste eeuw schreef de moslimgeleerde Nazir uit het dorp Doergeli in het Arabisch de geschiedenis van de ontwikkeling van de islamitische kennis in Dagestan. Hij verzamelde rond de 230 biografieën
UvA | Faculteit der Geesteswetenschappen
van geleerden uit de tiende tot de twintigste eeuw - Arabieren, Avaren, Azeri, Darginen, Koemyken, Lakken, Lezgienen, Tsjetsjenen en vele anderen. Dit boek vertelt het verhaal van hun lotgevallen en werken in een breed spectrum van disciplines. De eerste uitgave van het manuscript in een Russische vertaling bevat ook de facsimile van zijn handschrift en is voorzien van uitgebreid commentaar over de historische inbedding van Nazirs werk. Michael Kemper is hoogleraar Oost-Europese studies.
8
Uit het spoor van Thorbecke. Grondwetsherziening en staatsvernieuwing in naoorlogs Nederland (1945-1983) - Karin van Leeuwen - Boom: Amsterdam, 2012 - ISBN 978 94 610 5759 4 Ondanks vele plannen - bijvoorbeeld voor invoering van een districtenstelsel of een direct gekozen minister-president - vonden er tussen 1945 en 1983 geen grote hervormingen plaats in de Nederlandse grondwet. Dit boek, de handelseditie van een dissertatie,
zoekt daarvoor een verklaring in veranderde opvattingen over de betekenis van de grondwet. Het boek geeft een overzicht van het Nederlandse denken over de grondwet vanaf 1798. Aan de hand van de vele hervormingsplannen die in staatscommissies, politiek en wetenschap werden besproken opent het boek bovendien nieuwe perspectieven op de ontwikkeling van het naoorlogse staatsbestel die, al dan niet buiten de grondwet om, toch plaatsvond. Karin van Leeuwen is ud Europese studies.
Il dialetto di antrodoco - Mauro Scorretti - Fondazione Ernesto Giammarco: Pescara, 2012 - ISBN 978 88 907249 0 9 Marcel Proust Aujourd’hui 9 - Sjef Houppermans, Nell de Hullu-van Doeselaar, Manet van Montfrans, Annelies Schulte Nordholt, Sabine van Wesemael (red.) - Rodopi: Amsterdam/New York, 2012 - ISBN 978 90 420 3602 4 Marcel Proust Aujourd’hui is een internationaal tweetalig tijdschrift, dat zich zowel richt op gespecialiseerde onderzoekers van het oeuvre van Proust als op de lezer die zich graag verdiept in de stand van zaken van het onderzoek. In editie 9 zijn de belangrijkste teksten van de conferenties gebundeld die plaatsvonden in het Maison Descartes in de jaren 2010 en 2011, op initiatief van de Marcel Proust Vereniging. Manet van Montfrans is gastonderzoeker Europese studies, Sabine van Wesemael is ud Franse letterkunde.
Het boek bevat een synchronische beschrijving van het dialect van Antrodoco, een dorp van de hoge Velino vallei 100 km ten noordoosten van Rome. Het dialect behoort tot een familie van Italiaanse dialecten met een grotendeels zuidelijke morfosyntaxis, maar een typisch centraal-Italiaanse klinkersysteem. Er zijn hoofd stukken over de fonologie, de inflexionele morfologie en de syntaxis van het Antrodocano. Het accent van het fonologische gedeelte - verreweg het uitgebreidste ligt vooral op het verschijnsel van de metafonie in het Antrodocano en in de overige centrale en zuidelijke dialecten van Italië, en over een aantal minder opvallende klinkerharmonisatie- en dissimilatieverschijnselen. Mauro Scorretti is ud Italiaanse taalkunde.
L’uomo dei tre mondi - Mercedes García-Arenal en Gerard Wiegers - Viella: Rome, 2013 - ISBN 978 88 8334 944 7 Dit is de Italiaanse vertaling van een studie die eerder in het Spaans, het Engels en het Arabisch is verschenen. De Marokkaanse jood Samuel Pallache, gestorven in 1616 en begraven in Ouderkerk aan de Amstel, was de tot aan zijn dood de kleurrijke agent van de Marokkaanse sultan Zaydan in de Republiek. Op grond van archiefmateriaal in Spanje, Frankrijk, Engeland, België en Nederland bestuderen de auteurs vragen rond religieuze identiteit van Samuel Pallache en zijn naaste familie. In het bijzonder zijn relaties tot de Spaanse autoriteiten staan centraal. De recensies karakteriseerden dit werk als een voorbeeld van ‘connected history’, en als ‘global microhistory’. Gerard Wiegers is hoogleraar Religiestudies.
Nwsbrf#157 / 04.2013
9
Arie Wallert zet het object centraal
Per 1 januari 2012 is Arie Wallert benoemd tot hoogleraar Atelierpraktijken en materiaal-technisch kunsthistorisch onderzoek, een leerstoel in samenwerking met het Rijksmuseum. Hij werkte als museum scientist voor het Getty Conservation Institute in Los Angeles en is sinds 1996 conservator/ natuurwetenschappelijk onderzoeker bij het Rijksmuseum Amsterdam. In het ateliergebouw ligt een beschilderd stuk hout onder de microscoop. We zien aardbruine verf over witte verf, die in strepen zichtbaar bleef. De computer maakt via de microscoop een driedimensionale doorsnee van het beeld: er ontspruit een prachtig bergachtig landschap, een kreukelige doek. Witte bergruggen en aardbruine dalen, dus wit en bruin liggen andersom; de computer corrigeert onze waarneming. ‘Daar houd ik mij de hele dag mee bezig: kijken hoe het echt zit. De kern is het object zelf.’ Wallert (1950) studeerde aan de Akademie voor Beeldende Kunsten in Utrecht (19681973), behaalde zijn onderwijsbevoegdheid in Groningen (1973-1979) en studeerde daar Kunstgeschiedenis (1981-1985). In 1991 promoveerde hij. Een carrière van maker naar beschouwer? ‘Scheiding tussen hoofd- en handwerk vind ik kunstmatig, alsof je je hoofd niet gebruikt als je met je handen
UvA | Faculteit der Geesteswetenschappen
werkt. Het gaat mij altijd om het object. Ik ben een omnivoor en vind alles leuk wat met beeldende kunst te maken heeft. Mijn enthousiasme wilde ik delen met anderen: daarom haalde ik mijn onderwijsbevoegdheid. Mijn stage in het onderwijs was wel leuk maar niet leuk genoeg, en ik werd pas echt blij van het partje kunstgeschiedenis in de opleiding. Dus ging ik dat studeren.’ Zijn promotieonderzoek Kookboeken en Koorboeken - techniek en productie van verluchte kookboeken ca. 1450-1500 in Toscane startte met de ontdekking van een receptenboekje vol voorschriften voor het maken van verf, heel specifiek voor boekverluchting. ‘Dat boekje haalden monniken in huis toen ze begonnen aan een grote reeks koorboeken voor hun klooster (Monte Oliveto Maggiore in Toscane). Zeldzaam voor een receptenboekje is dat dit exemplaar direct te koppelen is aan die boekproductie. En verfreceptenboekjes zijn ook zeldzaam. In de vijftiende eeuw raakte het maken van pigmenten al in onbruik en in de zeventiende eeuw verschijnen veel boekjes van het soort ‘hoe schilder ik een perzik’. Toen was dat een lesboekje voor deftige dames en nu is dat voor ons een weer gave van hoe echte schilders toen werkten. In de zeventiende eeuw verscheen er veel literatuur over schilderkunst (de Franse acade-
mie) uit een soort emancipatiedrift, “wij zijn geen handwerkers maar representeren het hogere” (“wij maken kunst!”). De instructies gaan dan vooral over de afbeelding: bij een dageraad hoort Aurora, begeleid door zoveel paarden. Dan gaat het dus over het wat en niet het hoe zoals in dat receptenboekje, dat ik onderzocht voor mijn promotie.’ Het hoe ‘Ik vond en vind dat in de kunstgeschiedenis vaak de verkeerde vragen centraal staan. Wie, wat, wanneer… het komt allemaal aan bod, behalve het hoe. Het object zelf speelt een minder grote rol in het vak dan de toeschrijving, de maker, de plaats in het oeuvre, de datering, de opdrachtgever, de afbeelding, etc. Dat is wel raar. Een gedicht blijft hetzelfde gedicht als het handgeschreven is of geprojecteerd op een muur. Maar bij beeldende kunst gaat het per definitie om een object. Hoe heeft de maker het gemaakt? Dat vind ik de allerbelangrijkste vraag. In theorie kan je afstuderen in de Kunstgeschiedenis zonder dat je ooit een kunstobject in handen hebt gehad. Goed, niet iedereen heeft in zijn fietsenschuurtje zoveel apparatuur staan als hier, maar dat is dan ook weer niet nodig. Dit vak is een nieuw onderdeel van Kunstgeschiedenis. Je kunt het ook beter objectgerichte kunstge-
10
schiedenis noemen. Zonder deze benadering is het vak onvolledig. Waarom is een middelmatige De Hoogh een middelmatige De Hoogh en een briljante Vermeer een briljante Vermeer? We zien twee keer een elegante dame in een mooi interieur, het afgebeelde is krek hetzelfde. De kern van het verschil is de manier waarop de schilder met zijn materiaal omgaat. Het betekent vast iets dat de dame één schoen uit heeft, maar alleen iets voor wat achter het schilderij zit en niet voor het schilderij zelf. Waarom sta ik met open mond te kijken bij een Terborch en passeer ik andere schilderijen gedachteloos? Dat is meer dan een kwestie van smaak. Het gaat mij om dát vakmanschap, niet om het ambacht, want dat kan elke schilder leren beheersen. Sommigen weten dat wat ze geleerd hebben op een ander niveau te tillen en dat interesseert me. Om dat te begrijpen moet je eerst weten hoe iets in elkaar zit, wat de regels zijn die het materiaal stelt, en daarvanuit kan je de uitzondering begrijpen. Dat is de pret, die je hebt als je voor het Joodse bruidje staat: het rare geroer en gedraai met die plakken verf in die mouw, het rood dat er zo uitspringt.’ Jong vakgebied? ‘Toeschrijvingen zijn voor mij veel minder interessant. Toeschrijvingen aan een maker, zijn vaak gebaseerd op de blik van een ervaren kenner. Maar de basis van die kennis is in essentie gebaseerd op waarnemingen. Kijk naar Bernard Berenson, een kenner die gespecialiseerd was in vroege Italiaanse schilderijen. Hij wist vrijwel altijd precies wat het was. Op de vraag waarom, wist hij geen antwoord. Argumentatie is dan meer achteraf een rationalisatie van een mening. En mensen worden bedrogen in hun waarnemingen en herinneringen. Je kan Katrien herkennen die net om de hoek verdwijnt, die vrouw met dat karakteristieke loopje, maar je kunt het goed mis hebben. Meningen worden zomaar, willekeurig en zonder bijbedoelingen als feiten geïnterpreteerd. Ik probeer te zien hoe het echt zit.’
Hoe zit het echt? Van 1991 tot 1996 werkte Wallert als museum scientist voor het Getty Conservation Institute in Los Angeles. ‘Daar waren de vragen anders dan hier bij het Rijksmuseum. Het Paul Getty Museum in LA was een instelling in opbouw en de vraag naar authenticiteit is daar actueel, al was het maar omdat jonge, rijke instellingen vaak dubieuze knutselaars aantrekken. De collectie van het Rijksmuseum is keurig gecatalogiseerd en de vraag naar authenticiteit is dan niet meer op de voorgrond.’
Nwsbrf#157 / 04.2013
Technische kunstgeschiedenis is een relatief jong vak. In Groningen was Henk van Os wel in het materiele aspect geïnteresseerd en hij haalde de natuurwetenschapper Dolf van Asperen de Boer binnen in 1987. Van Asperen is (aan de UvA) gepromoveerd op materieel onderzoek van kunstvoorwerpen en hij introduceerde de infraroodmethode waarmee je de ondertekening zichtbaar kunt maken. ‘Dit gouden duo vormde de voorhoede in de combinatie van kunsthistorisch en natuurwetenschappelijk onderzoek. Inmiddels is die benadering gemeengoed, maar zij waren de pioniers. Ook Ernst van de Wetering heeft natuurlijk veel gedaan aan dit type onderzoek. De benadering vind je voornamelijk in Angelsaksische landen (Harvard, Getty, Yale), maar het is een jonge tak van sport. In elke tentoonstellingscatalogus vind je nu een uitgebreide beschrijving van technisch onderzoek, dus deze objectgerichte benadering is nu wel opgenomen in de praktijk van het vak. Veel conservatoren zijn alumni Kunstgeschiedenis. Als conservator ben je verantwoordelijk voor het fysiek welzijn van het object. Basiskennis van de fysieke eigenschappen is onontbeerlijk, en met enige basiskennis wordt een conservator een serieuze gesprekspartner voor zijn restauratoren, waar hij dan verder op kan steunen.’ Wallert zit in de redactie van Technologia Artis, van Historical Painting Techniques, Materials and Studio Practice en ArtMatters. ‘Het zijn alledrie tijdschriften over het hoe. Vroeger kon het onderzoek daarnaar nog in een hangmapje verstoffen. Tijdschriften bieden daarvoor een goed tegenwicht en ze maken het onderzoek meteen internationaal.’ Druipende klodders ‘Met een groep studenten onderzoeken wij Het Groot Schilderboek (1712) van de schilder Gérard de Lairesse. De meeste tekst gaat over het wat maar soms sluipen er andere opmerkingen tussen zoals: “Weg met futselen, vroeten, en morsen: tast uw werk met een kloeke hand aan. Evenwel niet op zyn Rembrandts of Lievensz, dat het sap gelyk drek langs het Stuk neêr loope; maar….”. Wat bedoelt De Lairesse daar nu precies mee, en is dat te zien? We vonden zeggen en schrijven wel drie klodders op een doek van Lievens, terwijl een plafondschildering in Paleis Soestdijk van de schilder De Lairesse klodderloos is. De uitspraken van De Lairesse confronteren wij met de werkelijkheid; zijn opvattingen - poëtica - met de objecten. Studenten leren zulk werk vooral door zelf aan de knoppen van de microscoop te draaien. Het ateliergebouw biedt mooie kansen voor samenwerking tussen Rijksmuseum, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en de UvA. Onderzoek naar de ultramarijnziekte is een goed voorbeeld. Op veel zeventiendeeeuwse schilderijen verbrokkelt en verkleurt
het ultramarijn. Ultramarijn was toen meer dan zijn gewicht in goud waard en werd begin 18e eeuw verdrongen door het Berlijns blauw, een van de eerste moderne synthetische pigmenten en spotgoedkoop. In gezamenlijkheid proberen we erachter te komen wat die ultramarijnziekte is en hoe die te behandelen is.
Kijk, daar loopt Katrien! Bij Archeologie spelen veel vergelijkbare vragen en samenwerking daarmee komt nu ook op gang. Patronen in houtringen en de afstanden ertussen kun je koppelen aan de tijd en daarmee kan je een houten kunstwerk dateren, zoals een paneel van een altaarstuk. Die methodiek (dendrochronologie) wordt ook toegepast door archeologen bij een funderingspaal van een gebouw etc. We onderzoeken nu ook een aantal keramische paarden en kamelen, uit de Tangdynastie, die in een graf zijn gevonden en ook door archeologen zouden kunnen worden onderzocht. Het zijn uitzonderlijk mooie en raadselachtige beeldjes, die komen uit de collectie van het Rijksmuseum. Verder werk ik samen met kunsthistorici van de FGw als Arjen de Koomen en Marjolijn Bol. Ik hoop twee nieuwe promovendi te gaan begeleiden.’ ‘Ik heb het leukst denkbare werk en ik word er nog voor betaald ook. Pret in wat je doet, goede apparatuur, leuke vragen, onverwachte dingen met ook nog een gezonde dosis onzin.’ Mas Fopma
11
‘Belang van wetenschap gaat boven dat van de universiteiten’
‘Amsterdam bloeit door ondernemende alfa’s’ Op 4 maart betoogt Rens Bod, hoogleraar Computationele en digitale geesteswetenschappen, in Het Parool dat Amsterdam groeit dankzij ondernemende alfa’s. Dat betoog is een bewerkte versie van de Amsterdamlezing, die Bod op 4 maart verzorgde. ‘De innovatiefste industrie in de hoofdstad is de creatieve industrie en deze wordt gedomineerd door alfa’s. Opzienbarend, omdat de alfaweten schappen niet bepaald als economisch nuttig worden gezien. Maar waar alles in flux is, zijn ook de geesteswetenschappen aan het veranderen. Er geschiedt een ware digitale omwenteling, waarbij de alfa’s samen met de creatieve industrie digitale producten ontwikkelen die voortkomen uit alfawetenschappelijk onderzoek.’ ‘De combinatie van alfa en ict heeft zelfs geleid tot een nieuw vakgebied: Digital Humanities (ook wel eHumanities). Dit kreeg in Amsterdam zijn beslag in het Center for Digital Humanities: dertien projecten met investeringen van evenzoveel private partners. Wie had ooit gedacht dat traditionele geesteswetenschappers zouden samenwerken met commerciële partners voor het bestuderen van literatuur, muziek, film, kunst en geschiedenis?’ ‘Niet verrassend dat dit allemaal juist in Amsterdam gebeurt: de stad bevat de grootste concentratie creatieve industrie in Nederland. Wel opmerkelijk is dat vooral alfa’s hierin een rol spelen. Het creatieve gebruik van software is niet meer het exclusieve domein van de bèta’s. Sterker: het is vaak de alfa die de complexiteit van schilderijen, muziek, manuscripten en historische bronnen beter op waarde kan schatten en kan omzetten naar een concrete toepassing.’ ‘We moeten af van het idee dat alleen bèta’s innoveren. Deze stad heeft niet zozeer meer bèta’s nodig, maar meer creatieve alfa’s. Het zaaigeld van UvA, VU en KNAW biedt een enorme impuls voor de Amsterdamse eHumanities en de creatieve industrie. De gemeente kan deze ontwikkeling stimuleren. De toekomst van Amsterdam als kennisstad ligt in handen van ondernemende alfa’s.’
UvA | Faculteit der Geesteswetenschappen
Het Nederlands Dagblad bericht op 16 februari over een advies van de KNAW, waarin twee gevaren van het topsectorenbeleid worden gesignaleerd. Allereerst laat het beleid weinig ruimte voor fundamenteel onderzoek. Daarnaast kiezen universiteiten voor een steeds scherper profiel en stemmen ze dat niet altijd landelijk af, waardoor het risico ontstaat op ‘witte vlekken’ op de kaart van de Nederlandse wetenschap, met name bij de talen. Jelle Koopmans, uhd Romaanse talen en culturen en voorzitter van de Raad voor de Geesteswetenschappen van de KNAW, werkte mee aan het advies. ‘Over het algemeen haken de plannen aan bij de grote thema’s als gezondheid en energie. Wij vinden dat universiteiten niet teveel zelfstandig door moeten profileren.’ Dreigen vooral in de geesteswetenschappen witte vlekken? ‘We kunnen niet hard maken dat dit gaat gebeuren, maar het risico is er. Er is al jaren een ontwikkeling gaande waarbij het de geesteswetenschappen niet lukt tot landelijke afstemming te komen. In 2002 heeft de commissieGerritsen gesteld dat het belang van de wetenschap boven het belang van universiteiten moet gaan. Volgens mij is met die aanbeveling niets gedaan. Deze ontwikkeling kun je niet toeschrijven aan het huidige beleid, maar de topsectoren maken het er niet beter op. Het is tekenend dat geen van de universiteiten zich profileert op de schooltalen. Terwijl het tekort aan taaldocenten op middelbare scholen een belangrijk maatschappelijk probleem is.’
De Glinsterende Geest Wetenschap wordt bedreven binnen de muren van de universiteit, de vruchten van de wetenschap mogen gelukkig ook daarbuiten worden geplukt. Wetenschappers, ook die van de Faculteit der Geesteswetenschappen, zijn regelmatig in het nieuws. Omdat hun onderzoek interessante en soms direct toepasbare resultaten heeft opgeleverd, of om vanuit hun expertise actuele ontwikkelingen te becommentariëren. Deze rubriek biedt een (onvolledig) overzicht van berichten in en optredens voor de media. De redactie roept alle geesteswetenschappers op zelf melding te maken van nieuwsberichten en mediaoptredens via
[email protected].
Het geheim van het Duitse innovatiesucces Wat is het geheim van het Duitse innovatiesucces? Die vraag stelt sconline.nl op 2 februari aan Ton Nijhuis, hoogleraar Duitslandkunde (leerstoel in samenwerking met het Duitsland Instituut Amsterdam). ‘Het succes ligt besloten in de continuïteit van het beleid.’ ‘Duitsland kent van oudsher, buiten de universiteiten, honderden kapitaalkrachtige onderzoeksinstituten zoals Max-Planck, Fraunhofer, Helmholtz, die nauw samenwerken met het bedrijfsleven. Een groot deel van het academisch onderzoek is hierin ondergebracht. Deze instituten kunnen veel meer massa en continuïteit in hun onderzoeksprogramma’s brengen, omdat ze minder afhankelijk zijn van een wispelturige overheid. Continuïteit in industriebeleid is een belangrijk verschil met Nederland.’ ‘Toen aan het eind van de jaren zeventig vrijwel alle landen in West-Europa en de Angelsaksische wereld meenden dat het postindustriële tijdperk nabij was, bleef Duitsland als een van de weinige landen investeren in industrie. Er werd gedaan alsof het land met de rug naar de toekomst stond, maar het beleid is effectief gebleken. De tegenstelling tussen een industriële en diensteneconomie is achterhaald.’ ‘En Duitsland heeft in de concurrentie met nieuwe economische spelers, anders dan Frankrijk en Italië, ingezet op technologisch hoogwaardige producten. Ze maken geavanceerde machines, maar ook luxeproducten als BMW’s en Mercedessen, precies die producten waaraan sterk groeiende economieën zoals China, India, Brazilië en Rusland grote behoefte hebben. Dat betekent veel investeren om je voorsprong te houden.’
12
De dynamische geografie van Zakynthos
Een verweesd archief In Nieuwsuur en NRC Handelsblad op 20 februari aandacht voor de dreigende dakloosheid voor een groot gedeelte van het archief van de Wereldomroep. Vanwege bezuinigingen is voor het beheer van de omvangrijke collectie cd’s, lp’s en vele documenten geen budget meer. Vele bronnen dreigen vernietigd te worden. Huub Wijfjes, bijzonder hoogleraar Geschiedenis van de Nederlandse radio en televisie (Erik de Vries leerstoel, bijzondere leerstoel vanwege de Stichting Erik en Hans en de Stichting Beeld en Geluid), kan het nauwelijks bevatten. ‘We hebben instituten als Beeld en Geluid en filminstituut Eye opgericht om te voorkomen dat we niet meer de fouten van de jaren zestig en zeventig zouden maken toen er van alles werd weggegooid. Nu dreigt toch weer hetzelfde te gebeuren. Ik zie gewoon mijn bronnen verloren gaan.’ ‘Iedereen kijkt naar elkaar’, zegt Wijfjes. ‘Aan het beheren van zo’n archief zitten hoge kosten en het probleem is acuut. Maar geen enkele instelling neemt verantwoordelijkheid. Zo oordeelden ambtenaren van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap dat de Wereldomroep niet onder de archiefwet valt, omdat het geen overheidsorgaan is. Dus komt het Nationaal Archief niet in aanmerking. En Beeld en Geluid heeft weer geen geld en infrastructuur voor papier, ook al is het omroepgeschiedenis.’ Julia Noordegraaf, hoogleraar Erfgoed en digitale cultuur: ‘Het kost natuurlijk altijd geld om te bewaren, maar met cultureel erfgoed moet je niet alleen denken in termen van geld, maar in termen van de culturele waarde die het vertegenwoordigt. Cultureel erfgoed is toch het culturele DNA van ons allemaal. Als je dat laat verdwijnen, sla je een gat in ons collectieve geheugen. De erfgoedsector moet de handen ineenslaan, om te zien hoe dit archief gered kan worden, evenals andere omroepgerelateerde archieven. Het is heel belangrijk dat er een samenhangende visie en een goede oplossing gevonden wordt, zodat we het kind niet met het badwater weggooien.’
Nwsbrf#157 / 04.2013
In NRC Handelsblad van 15 maart 2013 aandacht voor het onderzoeksproject Zakynthos van Gert Jan van Wijngaarden, uhd Archeologie. Volgens Van Wijngaarden is de geografie van het gebied sinds de Oudheid behoorlijk veranderd. ‘Zelfs als Homerus een reële wereld uit de tijd rond 1200 voor Christus heeft beschreven dan zag die er anders uit dan nu. Sterke bewegingen van de aardkorst hebben de omgeving van het moderne Ithaka en de andere eilanden in de Ionische Zee die de afgelopen jaren als Odysseus’ thuishaven zijn genoemd sterk veranderd.’ ‘Maar al die tijd is het nog niemand gelukt om het Homerische Ithaka, van koning Odysseus, te vinden’, stelt Van Wijngaarden. Sinds 2005 doet hij archeologisch onderzoek op Zakynthos. ‘Homerus noemt het als een van de eilanden in de buurt van Ithaka, maar verder heeft het in de Ithaka-discussie nooit een rol gespeeld. Het was in de Oudheid een belangrijk eiland, later was het een kolonie van de Venetianen. Met zo’n verleden waren er verrassend weinig archeologische vondsten gedaan. Wij onderzoeken hoe dat kan.’ Zakynthos ligt in een tektonisch dynamisch gebied, waar in de loop van de geschie denis veel aardbevingen hebben plaatsgevonden. De universiteit van Patras en de hogeschool van Mesolongji deden geologisch onderzoek, wat heeft uitgewezen dat Zakynthos vroeger kleiner was en dat er in het zuidoosten nog een apart eiland lag. ‘Koolstofdateringen van schelpen in boormonsters tonen aan dat er 6000 voor Christus nog open zee was. Tussen 6000 en 1000 voor Christus was er een lagune met zout water. Daarna ontstond er een moerassig gebied en zijn de twee delen aan elkaar gegroeid.’
Henk van Os samensteller ARTZUID Op 18 februari bericht De Telegraaf dat Henk van Os, universiteitshoogleraar Kunst en samenleving, de beeldententoonstelling ARTZUID 2013 zal samenstellen. Vanaf 22 mei worden zestig beelden in de Berlagebuurt in Amsterdam geplaatst. Van Os: ‘Dit is een feest! Ik vind het zeer eervol dit jaar de keuze van de beelden te mogen maken.’ De omgeving speelt een belangrijke rol bij het selectieproces. ‘Bij de keuze van de kunstwerken is het belangrijk dat beeld en plek bij elkaar passen, dat de beelden zo geplaatst worden dat je het gevoel krijgt alsof ze op die plek horen. Zoals dat hier gebeurt zie je nergens.’ Daarnaast is verscheidenheid van herkomst van de beelden een belangrijk criterium, zo stelt Van Os. ‘Ik wil graag ook niet-westerse kunst laten zien. Kunstenaars uit ontwikkelingslanden zijn in de westerse wereld niet altijd goed zichtbaar, door gebrek aan geld voor transport en promotie. Toch zijn ze een grote inspiratiebron voor velen. We krijgen nu beelden uit Vietnam, Ghana, China (van Ai WeiWei) en van de uit India afkomstige Anish Kapoor. Hun werken worden afwisselend geplaatst tussen de beelden van westerse topkunstenaars als John Chamberlain, Mario Merz, Erwin Wurm, Folkert de Jong en Frank Stella.’
13
SPUI25 Journalistiek speelde cruciale rol in Haren Op 8 maart, een dag na het verschijnen van het rapport van de commissie-Cohen, stelt Peter Vasterman, ud journalistiek en media, in een bericht van het ANP dat traditionele media een cruciale rol hebben gespeeld in de rellen die plaatsvonden in het Groningse dorp Haren. De commissie-Cohen beweert dat de kritische massa op maandag al via de sociale media was bereikt, maar Vasterman stelt dat die massa pas echt omvang kreeg nadat traditionele media erover hadden bericht. ‘Op de maandag voor de rellen zie je zo’n 600 berichten op de Facebook-pagina voor het feest in Haren. Dinsdagmiddag voor de rellen, als traditionele media over het feest gaan schrijven, explodeert het naar 6000 berichten’. In het rapport zegt hij evenmin bewijs te vinden voor de bewering van Cohen dat de kritische massa op maandag al was bereikt. Vasterman vindt het opmerkelijk dat journalisten de burgemeester van Haren kritisch bevragen, terwijl zij zelf in deze zaak op zijn minst een aanjagende rol hebben gespeeld. ‘Journalisten hebben altijd de neiging zich buiten een gebeurtenis te plaatsen, terwijl ze daar zelf vaak onderdeel van zijn. Dat is merkwaardig.’ Uit de gesprekken met ouders en betrokken jongeren is volgens hem gebleken dat enkele journalisten de aanwezige jongeren opstookten tot wangedrag. ‘Ze wilden graag vreemd gedrag vastleggen. Een jongeman vertelt hoe dat in zijn werk ging: “Ze waren niet bezig met verslaglegging maar zochten sensatie. Ze vroegen: ga eens schreeuwen of doe eens gek voor de camera. In elk geval iets in die richting. Je kon duidelijk merken dat ze zoiets wilden,” zo stelt een van de getuigen in het rapport van de commissie-Cohen.
‘Kapitein, verlaat het zinkende schip niet!’ ‘Bestuurders nemen hun verantwoordelijkheid serieus. En dus treden ze af. Maar dat is niet altijd de beste oplossing.’ Dat betogen Corstin Dieterich en Willemine Willems, beiden docent en promovendus Wijsbegeerte, op 16 maart in NRC Handelsblad, nadat burgemeester Bats van Haren zijn aftreden na de verschijning van het rapport van de commissie-Cohen had aangekondigd. ‘Dat een bestuurder politiek gezien verantwoordelijk is voor de gebeurtenissen, betekent niet altijd dat hij de gang van zaken volledig had kunnen controleren. Burgemeester Bats stelde tijdens zijn publieke optreden na het uitkomen van het rapport dat hij met de kennis van nu kan concluderen dat hij in september de verkeerde keuzes had gemaakt. Maar bestaat er in het geval van irrationele geweldsuitbarstingen als die in Haren wel iets als een ‘juist besluit’? We weten nu dat de besluiten van Bats niet het gewenste effect hadden, maar het is maar de vraag of andere besluiten beter hadden uitgepakt. De verantwoordelijkheid ligt in dit soort gevallen misschien wel meer bij het ontsporende collectief, dan bij de politiek verantwoordelijken. Maar ook die constatering lost de problemen niet op. Een collectief kan immers moeilijk aangesproken worden op zijn misstappen.’ ‘Tevens moeten we ons afvragen of het aftreden van de bestuurder de oplossing van het probleem niet juist tegenwerkt. Als de kapitein besluit het zinkende schip te verlaten, is daarmee het probleem in ieder geval nog niet uit de wereld geholpen. De omstandigheden waarin de misstanden zich konden voordoen zijn immers nog steeds aanwezig. Sterker nog, misschien is de kapitein wel de meest aangewezen persoon om op het schip te blijven om zoveel mogelijk ingezetenen te redden.’
UvA | Faculteit der Geesteswetenschappen
Going Global! In samenwerking met de Illustere School Welke rol spelen de Geesteswetenschappen in onderzoek naar globalisering, en welke rol kunnen ze spelen? Met Jeroen de Kloet, Esther Peeren en Simon Ferdinand. n maandag 8 april, 16.45-17.45 uur Update Taal In samenwerking met de Alumnikring Taalwetenschap en de Amsterdamse UniversiteitsVereniging De Alumnikring Taalwetenschap organiseert jaarlijks een Update Taal. Taalwetenschappers praten u bij over actuele ontwikkelingen binnen het vakgebied. Met Roland Pfau en Sophie ter Schure. (doventolk aanwezig) n dinsdag 9 april, 19.30-22.00 uur Het dilemma van gezag Luisteren naar een goed verhaal en genieten van een maaltijd: dat is Food for thought. Ditmaal: Christien Brinkgreve. Mensen laten zich in deze tijd minder zeggen, maar ver langen tegelijkertijd naar iemand die richting geeft en zegt hoe het moet. Dat is het dilemma van gezag, dat overal speelt: in gezin, op school, in organisaties, in de publieke ruimte. Welke vormen van gezag ontwikkelen zich en wat werkt?. n woensdag 10 april, 18.00-19.45 uur, in NRC Restaurant Café, Rokin 65, Amsterdam Afrovibes: muzikale lezing door Joep Pelt In samenwerking met Stichting Afrovibes Musicus en journalist Joep Pelt spreekt over Mbaqanga, Soweto Soul, een muziek-stroming uit de jaren zestig en zeventig die razend populair was in de townships in Zuid-Afrika gedurende het apartheidsbewind. Zijn lezing wordt ondersteund door fragmenten; hij zal ook zelf spelen. Met medewerking van muziekwetenschappers Wim van der Meer en Barbara Titus. n woensdag 10 april, 20.00-22.00 uur Wetenschapsfilosofie in praktijk Middagsymposium van de Nederlandse Vereniging voor Wetenschapsfilisofie (NVWF) Wetenschap biedt steeds nieuwere manieren om over de werkelijkheid te denken. In dit symposium zullen een aantal voorbeelden worden gepresenteerd van deze wetenschapsfilosofie in praktijk. Met Marcel Boumans, Trudy Dehue, Arthur Petersen en Marc Slors. n zaterdag 13 april, 13.00-17.00 uur
14
Bijzondere Collecties
Broodje Kennis met Faoud Laroui: Marokko en de Arabische Lente In samenwerking met de Faculteit der Geesteswetenschappen Toen de Arabische Lente in 2011 aanbrak namen veel mensen aan dat ook de Marokkaanse monarchie zou worden overspoeld door revolutie, zoals dat in het ene na het andere Arabische land gebeurde. Tot op heden is er echter geen revolutie uitgebroken in Marokko. n dinsdag 16 april, 12.20-12.50 uur
Bijzondere Lezing door prof. dr. Nicole Colin In samenwerking met de Illustere School In de lezingenreeks Bijzondere Lezingen vertellen bijzonder hoogleraren over hun onderzoek en de stichting of instelling die de leerstoel heeft gevestigd. In deze aflevering Nicole Colin met ‘Germanistik in Amsterdam - de volgende 100 jaren’. n donderdag 25 april, 17.15-18.15 uur
Het Tribunaal: Daan Heerma van Voss aangeklaagd door Gerard Spong In samenwerking met Uitgeverij De Bezige Bij Auteur Daan Heerma van Voss (UvAalumnus) zal deze avond in een literair tribunaal in de Singelkerk te Amsterdam terechtstaan wegens zijn roman De Vergeting. Mr. Gerard Spong treedt op als openbare aan klager. Met verder: Christien Brinkgreve, Kitty Courbois, Jan van Mersbergen, Suzanne Holtzer, David Pefko. n dinsdag 16 april, 20.00-22.00 uur
In samenwerking met de Illustere School Deze reeks in de avonduren geeft geestes wetenschappers de gelegenheid te debatteren over actuele onderwerpen. In deze aflevering een debat met onder andere Kees Zandvliet (hoogleraar Geschiedenis van Amsterdam), Mirjam Hoijtink (docent Museumstudies), Pieter-Matthijs Gijsbers (directeur Openluchtmuseum Arnhem) en Martine Gosselink (hoofd geschiedenis van het Rijksmuseum). Het debat wordt geleid door Paul Knevel (docent Nieuwe geschiedenis). n donderdag 25 april, 20.00-21.45 uur
Op zoek naar de nieuwe verhalen van Europa. Deel 2: Berlijn In samenwerking met de Europese Commissie in Nederland Deel 2 van een virtuele reis langs landen in de Europese Unie, waarin op zoek wordt gegaan naar de nieuwe verhalen van Europa. Ditmaal met Joep Leerssen en Gabriella Gönczy. Wat betekent Europees burgerschap anno 2013, en kan er een visie voor de toekomst geformuleerd worden? Met een column door Floor Rusman (UvA-alumnus) en foto’s van Koosje Laan. n maandag 22 april, 20.00-22.00 uur
NU! Rijksmuseum Amsterdam = Nationaal Historisch Museum?
1001 Vrouwen uit de Nederlandse geschiedenis 14 februari t/m 20 mei 2013 De levensverhalen van bijzondere, beroemde, beruchte maar ook onbekend gebleven vrouwen komen weer tot leven in de tentoonstelling 1001 Vrouwen uit de Nederlandse geschiedenis. De tentoonstelling is een initiatief van historica Els Kloek, die tevens een bij de tentoonstelling behorend boek verzorgde, vormgegeven door Irma Boom. Voor deze tentoonstelling werkt de Bijzondere Collecties samen met het Huygens Instituut voor Nederlandse Geschiedenis en Aletta E-Quality. 1001 Vrouwen uit de Nederlandse geschiedenis is een veelzijdig project, dat mede gefinancierd wordt door een crowdfundingcampagne.
Broodje Kennis met Benjamin Roberts: jeugdcultuur in de Gouden Eeuw In samenwerking met Amsterdam University Press (AUP) Hoe was het om een tiener te zijn aan het begin van de zeventiende eeuw? Hoe zagen de jongeren er toen uit? Wat deden ze in hun vrije tijd? Cultuurhistoricus Benjamin Roberts schreef een boek over de jeugdcultuur in de Nederlandse Republiek in de Gouden Eeuw, en geeft tijdens deze lezing antwoord op dit soort vragen. n donderdag 7 mei, 12.20-12.50 uur
Broodje Kennis met Dirk van Miert: de ‘Harige Oorlog’ In samenwerking met de Faculteit der Geesteswetenschappen In het vierde decennium van de zeventiende eeuw woedt er in de Nederlandse Republiek een hevige strijd over het dragen van lang haar door mannen en vrouwen. Dirk van Miert vertelt de ‘Harige Oorlog’ (1640-1648) n dinsdag 23 april, 12.20-12.50 uur Woensdag | AAA Lezing: “If you have to ask what jazz is, you’ll never know” In samenwerking met het Koninklijk Concertgebouworkest Louis Armstrongs fameuze antwoord op de vraag “wat is jazz” is het vertrekpunt van de lezing van hoogleraar Jazz en Improvisatiemuziek Walter van de Leur. Hoe is er door de jaren heen over jazz nagedacht, en welke betekenis hebben luisteraars en musici aan de muziek toegeschreven? n woensdag 24 april, 17.00-18.00 uur
Nwsbrf#157 / 04.2013
15
Pioniers Na jarenlang te hebben gewerkt voor het Amerikaanse persbureau Associated Press en vervolgens Het Financieele Dagblad maakte Jenifer Chao zeven jaar geleden de overstap naar de wetenschap. Dit najaar promoveert zij op een proefschrift over 9/11. In haar proefschrift ontrafelt zij de relatie tussen kunst en politiek door vier bronnen te onderzoeken. Zo wordt een ander licht geworpen op de terroristische aanslagen van 11 september 2001.
Na een bachelor International Studies aan de University of Washington in Seattle, vestigde Jenifer Chao zich in de jaren negentig als journalist in Amsterdam. Ruim twaalf jaar later was zij toe aan een nieuwe uitdaging en besloot zij een master Engelse literatuur te gaan volgen aan de UvA. ‘Tijdens het schrijven van mijn masterscriptie raakte ik gebiologeerd door het onderwerp van mijn onderzoek. Ik analyseerde twee werken van de ChineesAmerikaanse schrijfster Maxine Hong Kingston, die literatuur gebruikt als vorm van protest. Ik was gefascineerd door de kracht die uit kan gaan van oppositionele uitingen in cultuurproducten, die percepties van geschiedenis, narratief en beeld kunnen veranderen.’ Na haar master cum laude te hebben afgerond, stuitte Chao op een vacature bij de onderzoeksgroep ‘The 9/11 Effect’ en kreeg die maar niet uit haar hoofd. ‘Op het moment van de aanslagen in 2001 woonde ik al jaren in Nederland. De catastrofe werd in de VS gebruikt om de Amerikaanse identiteit en gevoelens van patriottisme te versterken. Omdat ik niet fysiek aanwezig was in de VS, en dus niet kon delen in de nationale rouw, voelde ik mij vervreemd van mijn land. Juist daardoor had ik belangstelling voor verhalen, objecten en beelden die een ander verhaal over 9/11 vertelden. De ervaring die ik had met literatuur als vorm van cultural resistance kon ik daarbij goed gebruiken.’ In haar proefschrift analyseert Chao vier verschillende voorbeelden van cultural resistance: de Canadese comedyserie Little Mosque on the Prairie, de roman The Reluctant Fundamentalist van Mohsin Hamid, het hiphop album Sonic Jihad van de rapper Paris en de fotoserie Taliban. ‘Deze culturele uitingen
stellen conventies over rouw, herinnering en herdenken van 9/11 ter discussie, zoals de Amerikaanse identiteit, de war on terror, representaties van moslims en islam en het vijandbeeld van de Taliban.’ Alle bronnen onderwierp Chao aan een culturele en visuele analyse. Daarvoor leunt zij op het gedachte-
9/11, cultural resistance en een vleugje Rancière goed van de Franse filosoof Jacques Rancière. ‘Voor mijn onderzoek is Rancière erg belang rijk, omdat hij veel heeft gepubliceerd over de relatie tussen politiek en esthetiek. Kunst en politiek worden vaak beschouwd als twee verschillende gebieden, waarbij kunst iets wordt dat gebruikt kan worden voor politieke doeleinden. Rancière brengt die twee gebieden samen door te blijven wijzen op de esthetische dimensie van de politieke ervaring. Tijdens mijn onderzoek ben ik voortdurend bezig de grenzen te verkennen van visuele en
akoestische regimes na 9/11. Ik onderzoek de esthetische grenzen die het hoorbare scheiden van het onhoorbare, het zichtbare van het onzichtbare, en beweer dat de ordening van de waarneembare wereld deel is van de manier waarop macht en politieke overheersing zich manifesteren. Voor mij is cultural resistance een strijd over perceptie.’ De onderzoeksgroep ‘The 9/11 Effect’ bracht wetenschappers uit verschillende departementen bij elkaar. Hoewel zij allen aan 9/11 gerelateerd onderzoek verrichten, waren hun onderwerpen en methoden verschillend. ‘Het was bijzonder uitdagend om met de onderzoeksgroep de grenzen van traditionele disciplines te overschrijden op te zoeken en te verleggen. 9/11 leent zich daar ook voor: je kunt die gebeurtenissen van zoveel kanten bekijken. Ik vond het spannend mij op onbekend terrein te begeven en mij te realiseren dat traditionele grenzen tussen disciplines ertoe doen, maar tegelijkertijd ook tentatief zijn. Mijn promotoren, Deborah Cherry, Jaap Kooijman en Marieke de Goede, zijn afkomstig uit verschillende disciplines. Dat heb ik ervaren als een zegen.’ Melle van Loenen
De Nieuwsbrief FGw is een uitgave van het Dagelijks Bestuur van de Faculteit der Geesteswetenschappen | #157 / 04.2013 | archief uva.nl/fgw-nieuwsbrief eindredactie Mas Fopma, Melle van Loenen (student-assistent), tel. 020-525 5336,
[email protected] | verspreiding en abonnementen
[email protected] deadline kopij Nieuwsbrief 158 10.04.2013 | vormgeving crasborn.nl foto’s Eduard Lampe, Jeroen Oerlemans (p. 13)