FACULTEIT DER GEESTESWETENSCHAPPEN Mediastudies
SCRIPTIEHANDLEIDING PROCEDURES EN ADMINISTRATIE VAN SCRIPTIES IN DE MASTERS VAN HET DEPARTEMENT MEDIASTUDIES
Departement Mediastudies 1 januari 2013
PROCEDURES EN ADMINISTRATIE Initiatief, aanmelding en begeleiding 1. Het initiatief gaat uit van de student, die contact opneemt met de scriptiecoördinator 1 van het desbetreffende MA-traject voor een oriënterend gesprek (dit gebeurt ook indien de student al informeel contact gehad heeft met een mogelijke begeleider). Bij dit eerste gesprek levert de student het volgende in: • een scriptieaanvraagformulier met daarop ingevuld het onderwerp en de begeleider (indien er al contact is geweest); te verkrijgen bij de onderwijsadministratie • een uitdraai van de reeds behaalde studiepunten; te verkrijgen bij de onderwijsadministratie In overleg met de scriptiecoördinator wordt vastgesteld welke docent aangezocht zal worden de scriptie te begeleiden; als regel geldt, dat de begeleider gepromoveerd is dan wel bijzondere expertise op het terrein van de scriptie heeft. 2. Ook de tweede lezer 2 wordt aangezocht door de scriptiecoördinator. Registratie scriptieaanvraagformulier 3. Na akkoord door de beoogde scriptiebegeleider en de tweede lezer overhandigt de scriptiecoördinator (een kopie van) het definitieve scriptieaanvraagformulier aan het afdelingssecretariaat; het secretariaat registreert de gegevens in de database. Recht op scriptiebegeleiding 4. In aanvulling op de bepalingen in het scriptiereglement geldt dat in de maanden juli en augustus geen scriptiebegeleiding gegeven wordt. Zie de Blackboard Organisation-site MA Thesis Media Studies voor voorbeelden van het begeleidingstraject (Examples of Time Management). 5. De student ontwerpt in overleg met de begeleider een onderzoeksopzet in de vorm van een werkplan. Het werkplan dient te worden opgesteld overeenkomstig het model van het werkplan in bijlage 1 (hieronder). Het werkplan behoeft de goedkeuring van de begeleider. Inleveren definitieve versie en datum diploma-uitreiking 6. Op de opleidingspagina’s op internet (www.student.uva.nl; Onderwijs A-Z; Aanvragen diploma) staan de uitreikings-, aanvraag-, registratie- en examendata. Indien een van de vermelde deadlines niet gehaald wordt, dient de student langer ingeschreven te staan en kan alleen een aanvraag gedaan worden voor de eerstvolgende examendatum. Let op: het scriptiecijfer moet vijf werkdagen voor de in kolom 4 (SIS) vermelde datum bij de onderwijsadministratie worden ingeleverd. Studenten dienen de definitieve versie van hun scriptie en de samenvatting ruim voor de datum van de diploma-aanvraag bij de begeleider in te leveren (student en begeleider moeten duidelijk afspraak vastleggen, waarbij rekening gehouden moet worden met de data en deadlines die zijn vastgesteld voor de aanvraag van het diploma). De definitieve versie kan pas worden samengesteld nadat de begeleider heeft geoordeeld dat de voorlopige versie op grond van de materiële inhoud kan worden toegelaten tot de beoordelingsprocedure, die het volgende omvat: - inleveren definitieve versie die aan nader te bepalen voorwaarden moet voldoen 1
Voor Media Studies: Research Master: de mastercoördinator. Voor de Media Studies: Research Master: tweede en derde lezer. Dit is ook van toepassing op de overige bepalingen in deze handleiding met betrekking tot de tweede lezer. 2
Scriptiehandleiding – procedures en administratie van scripties voor de masters Mediastudies Versie 01-01-2013 – p. 2
- afspraken maken over het afsluitend examen en de aanvraag van het diploma. - aanvragen van het diploma - vaststellen en laten registreren cijfer door de beoordelaars Studenten die willen afstuderen op 31 augustus dienen de voorlopige versie van de scriptie op de laatste werkdag van blok 2 van de onderwijsperiode van het 2e semester in te leveren, en de definitieve versie uiterlijk op de laatste werkdag van blok 3 van de onderwijsperiode van het 2e semester Kijk voor de exacte data op de Academische kalender. 7. De digitale master-scripties (zie Scriptiereglement Masteropleidingen - Graduate School of Humanities) worden gearchiveerd en toegankelijk gemaakt via UvA Scripties Online. De student overlegt bij inlevering van de definitieve versie van haar/zijn scriptie een verklaring waarin hij/zij aan de bibliotheek toestemming verleent de digitale scriptie te archiveren in een repository én openbaar te maken, en daarmee beschikbaar te stellen, voor raadpleging. De openbaarmaking kan bij wijze van uitzondering gebonden zijn aan een embargo-periode van één kalenderjaar of een embargo voor onbepaalde tijd 3. Het auteursrecht blijft bij de student berusten. Indien het Departement de scriptie zou willen (laten) publiceren, zal dit niet plaatsvinden anders dan met goedkeuring van en in overleg met de auteur. De digitale scriptie en de verklaring moeten uiterlijk op de dag waarop het scriptiecijfer geregistreerd moet staan in SIS worden ingeleverd. 8. Het masterexamen moet 2 à 3 maanden voor de geplande diploma-uitreikingsdatum worden aangevraagd bij de onderwijsadministratie, maar mag pas worden aangevraagd, nadat de scriptie is beoordeeld of is toegelaten tot de beoordelingsprocedure (zie artikel 5) 4. 9. Studenten die te laat de definitieve versie van de scriptie inleveren of die te laat hun diploma aanvragen dienen zich opnieuw in te schrijven voor de opleiding. In de maand september is er geen examendatum. 10. Voor het aanvragen van het examen moet de student zich tijdig wenden tot de onderwijsadministratie om zich te informeren over de gang van zaken, termijnen, benodigde papieren enz. 11. De student en de begeleider zijn gehouden aan het Scriptiereglement Masteropleidingen - Graduate School of Humanities. Algemene criteria 12. De scriptie moet voldoen aan de Technische Aanwijzingen die in bijlage 2 (hieronder) staan vermeld.
3
Bij de opleidingen Erfgoedstudies: Archiefwetenschap en Culturele informatiewetenschap is een embargo voor onbepaalde tijd niet toegestaan, maar wel een eventuele, gemotiveerde, verlenging van de termijn van 1 jaar met (telkens) 1 jaar. 4 In afwijking van de standaardprocedure geldt voor de opleiding Media Studies: Research Master het volgende: het is de verantwoordelijkheid van de kandidaat om, nadat de begeleider toestemming gegeven heeft om het examen aan te vragen, een tijdstip (dag en uur) te vinden waarop hij/zijzelf, de begeleider, en de tweede en derde lezer aanwezig kunnen zijn. Op dit tijdstip verdedigt de kandidaat ten overstaan van de drie beoordelaars en eventuele andere belangstellenden zijn/haar scriptie. Vervolgens stellen de beoordelaars het definitieve cijfer vast. Bij het vaststellen van de dag moet rekening gehouden worden met de deadline voor registratie van het scriptiecijfer (zie artikel 5). Scriptiehandleiding – procedures en administratie van scripties voor de masters Mediastudies Versie 01-01-2013 – p. 3
BIJLAGE 1 MODEL WERKPLAN VAN DE SCRIPTIE 1. Werktitel 2. Algemene inleiding Een korte omschrijving van het doel van het onderzoek en een afbakening van het onderzoeksgebied. 3. Probleem en (vraag)stelling De specifieke, concrete vraag die door het onderzoek moet worden beantwoord; de stelling die bewezen moet worden. 4. Methode van onderzoek De manier waarop men te werk denkt te gaan. Verantwoording van de gehanteerde theorie en/of onderzoeksmethode. 5. Bronnen en materialen Een overzicht van de te onderzoeken gegevens (films, TV-programma’s, websites, recensies, kijkcijfers, archiefstukken, enz.) en waar die te vinden zijn. 6. Literatuur Relevante literatuur die men denkt te bestuderen. 7. Hoofdstukindeling De structuur van de scriptie, die aangeeft op welke manier de vraagstelling wordt onderverdeeld in verschillende deelaspecten. 8. Tijdschema Een zo nauwkeurig mogelijke schatting van de tijd die men voor iedere fase van de werkzaamheden denkt nodig te hebben, tot en met de inleverdatum.
Scriptiehandleiding – procedures en administratie van scripties voor de masters Mediastudies Versie 01-01-2013 – p. 4
BIJLAGE 2 TECHNISCHE AANWIJZINGEN •
Scripties worden altijd (op tekstverwerker) getypt.
•
Gebruik steeds papierformaat A4 (21 x 29,7cm).
•
Houd een redelijke voormarge en achtermarge van de bladspiegel aan.
•
Regelafstand: tussen 1.3 en 1.5 (zorg voor een prettig en helder leesbeeld).
•
Paginering: Alle bladen (ook noten, bijlagen en dergelijke) doorlopend nummeren met Arabische cijfers.
•
Spelling en interpunctie dienen de regels te volgen van de Woordenlijst van de Nederlandse taal (Het Groene Boekje), of, indien de scriptie in het Engels is geschreven, een van de standaardwoordenboeken e.g. Webster of Oxford.
•
Getallen: Schrijf de telwoorden van een tot twintig evenals ronde getallen steeds voluit. Een uitzondering vormen jaartallen, data, geldbedragen en de aanduiding van pagina's en regels.
•
Afkortingen zijn uit den boze, tenzij ze in het spraakgebruik zijn opgenomen, zoals VARA of BBC, EG (of, in een Engelse tekst EC), Bunia of FIAF. In dat geval laat men ook de puntjes weg.
•
Citaten duidelijk aangeven door middel van aanhalingstekens. Tegenwoordig gebruikt men hiervoor meestal de Engelse schrijfwijze met enkelvoudige tekens: ‘…’ en aanhaling binnen het citaat krijgt dan dubbele aanhalingstekens. Bij lange citaten laat men het hele tekstblok een centimeter inspringen en gebruikt men geen aanhalingstekens. Neem de woorden van een ander nauwkeurig over. Wanneer uit een citaat iets wordt weggelaten, geeft men dit aan met drie puntjes tussen vierkante haakjes: […] Wanneer in een citaat iets wordt veranderd, dan vermeldt men dat tussen vierkante haakjes en met toevoeging van de eigen initialen, bijvoorbeeld: [cursivering door mij, X.Y.]. Let wel: een citaat is ondergeschikt aan het eigen betoog en kan dit nooit vervangen. Zie verder de MLA Referencing Guide op de Blackboard organisation-site MA Thesis Media Studies.
•
Titulatuur: Vermeld de auteur van een geraadpleegd werk zonder titel en aanspreekwoorden: ‘De Boer stelt dat...’ Heeft men persoonlijke informatie van iemand gekregen, dan worden titels wel vermeld: ‘Prof.dr. J.A.M. de Boer [persoonlijke communicatie] stelt dat …’
•
Wij-vorm: Spreek niet over jezelf in de wij-vorm.
•
Verwijzingen naar literatuur, films, televisieprogramma’s en gebruik van noten: zie de MLA Referencing Guide.
•
Titelpagina: Vermeld behalve de titel ook naam, adres, telefoonnummer, e-mailadres en studentnummer van de auteur(s). Voorts de datum van voltooiing de naam van de begeleidende docent, de opleiding en de universiteit waar de scriptie is geschreven.
•
Laat na de titelpagina een inhoudsopgave volgen, waarin verwezen wordt naar de betreffende bladzijden.
•
Inleiding: Laat de scriptie na de inhoudsopgave beginnen met een inleidend hoofdstuk waarin staat: (a) de gegeven opdracht of vraagstelling, (b) een verantwoording van de wijze van behandelen, (c) een beknopt maar helder overzicht van de inhoud.
•
Hoofdstukken en paragrafen: Het verdient aanbeveling de verschillende onderdelen van de scriptie onder aparte hoofdjes onder te brengen en deze hoofdjes typografisch duidelijk te onderscheiden van de rest van de tekst. Titels van hoofdstukken schrijft men in hoofdletters.
Scriptiehandleiding – procedures en administratie van scripties voor de masters Mediastudies Versie 01-01-2013 – p. 5
Titels van kleinere onderdelen worden onderstreept of vet gemaakt. Nummer de hoofdstukken (1, 2, 3, ...) en paragrafen (1.1., 1.2, 1.3, ..., 2.1, 2.2, ...). Tussen de verschillende onderdelen van de scriptie of nota minstens een extra regel wit toevoegen. Onderscheid in principe niet meer dan drie niveau’s (b.v. 1.1.1) •
Alinea's: Begin niet elke zin op een nieuwe regel, maar schrijf in alinea's (aaneengesloten tekstblokken). Er zijn twee soorten alinea's: met of zonder een extra regel wit erboven. Maak gebruik van deze typografische mogelijkheid om onderscheid te maken tussen hoofd- en subalinea's. Indien je paragrafen vooraf laat gaan door titelkopjes, is het gebruik van alinea’s zonder extra regel wit niet toegestaan. Laat de eerste regel van iedere nieuwe alinea steeds drie spaties inspringen (Tab), tenzij deze alinea door een regel wit of tussenkopje wordt voorafgegaan.
•
Noten: Er zijn twee manieren om het notenapparaat te gebruiken. Noten moeten gebruikt worden voor referenties naar gebruikte bronnen, en kunnen gebruikt worden voor toegevoegde informatie bij de hoofdtekst. Zie verder de MLA Referencing Guide.
•
Elke scriptie moet voorzien zijn van een lijst van geraadpleegde literatuur. Deze wordt geplaatst direct achter de laatste pagina met noten. Deze literatuur bevat uitsluitend en uitputtend alle bronnen waarnaar in de tekst verwezen wordt.. Zie verder de MLA Referencing Guide.
•
Voeg foto's of fotokopieën van teksten en illustraties alleen dan aan het werkstuk toe, indien er in de tekst naar wordt verwezen. Elke foto of fotokopie dient te zijn voorzien van een nummer, een verklarend onderschrift en een bronvermelding. Zie verder de MLA Referencing Guide.
•
Tabellen en grafieken, en illustraties zijn onvolledig zonder (a) een nummer en een titel erboven en (b) een bronvermelding eronder. De laatste dient aan te geven waar de gegevens uit de tabel of grafiek vandaan komen. Alleen wanneer de gegevens geheel nieuw zijn en hier voor het eerst worden gepubliceerd, mag bronvermelding achterwege blijven. Zie verder MLA Referencing Guide.
•
Niet-papieren bijlagen. Een scriptie kan vergezeld gaan van een video, Cd-rom of DVD met onderzoeksmateriaal dat zich niet of moeilijk op papier laat reproduceren. In zo’n geval moet in de tekst duidelijk de status en herkomst van dit materiaal aangegeven worden.
Scriptiehandleiding – procedures en administratie van scripties voor de masters Mediastudies Versie 01-01-2013 – p. 6