Faculteit der Geesteswetenschappen Scriptiehandleiding bachelor Spaanse Taal en Cultuur (Versie 2013-2014) 1 Deze handleiding bevat een aantal aanwijzingen met betrekking tot het schrijven van een bachelorscriptie voor studenten Spaans. 1. TOELATINGSEISEN 1.1 Ingangseis De student moet het vak Seminar Hispanistiek behaald hebben. De scriptie wordt in principe geschreven in het tweede semester van het derde studiejaar en is (inhoudelijk en) procedureel gekoppeld aan het ‘Seminar’ van de opleiding dat in het eerste blok van het tweede semester plaatsvindt; een afgerond scriptievoorstel is een van de einddoelen van het Seminar. 1.2 Eisen aan het onderwerp Onderwerpen liggen in principe op het gebied van de Spaanse Taal- en Letterkunde. Andere onderwerpen moeten in ieder geval hieraan gerelateerd zijn. Alle onderwerpen worden voorgelegd aan de beoogde scriptiebegeleider. 1.3 Keuze van een geschikt onderwerp Gedurende de colleges van het vak Seminar Hispanistiek wordt aan de student een veelheid aan onderwerpen op het gebied van de Spaanse Taalen Letterkunde gepresenteerd. Hiermee krijgt de student een uitgebreide impressie van de onderwerpen waarover hij/zij zijn of haar scriptie kan schrijven. Idealiter kiest een student een onderwerp op grond van zijn eigen belangstelling, en in overleg met de scriptiebegeleider. Het gekozen onderwerp moet wetenschappelijk relevant zijn en betreft in principe de vakgebieden die behandeld of genoemd zijn tijdens het seminar.
2. EISEN AAN HET SCRIPTIEVOORSTEL 2.1 Het scriptievoorstel bevat de volgende onderdelen: 2.1.1
Voorlopige titel (de werktitel) De titel is de kortste samenvatting van de scriptie en moet dus niet te kort zijn, maar ook niet te lang. Een afbakening [delimitación] is hierbij gewenst, bijvoorbeeld: La convivencia del voseo pronominal y
1
Deze nieuwe versie is geldig vanaf 1 februari 2014. Studenten die eerder TV V hebben afgerond (oude Stijl) of het Seminar in het 2e semester van 2013 hebben afgerond moeten zich houden aan het scriptiereglement dat toen van kracht was. Versie februari 2014
verbal en el Uruguay durante la primera mitad del siglo XX. Hier wordt het onderwerp thematisch afgebakend (voseo pronominal y verbal); geografisch (el Uruguay) en chronologisch (la primera mitad del siglo XX). De titel hoeft niet puur descriptief te zijn, zoals de hiervoor genoemde; het is ook mogelijk de probleem- of vraagstelling in de titel of in een subtitel te verwerken. Bijvoorbeeld: La metáfora en la prosa de Leopoldo Lugones: ¿modernista o tradicional? Vaste regels hiervoor bestaan niet, maar er moet naar worden gestreefd dat uit de titel duidelijk blijkt waar de scriptie over gaat. 2.1.2
Naam van de student + studentnummer 2
2.1.3
Naam van de beoogde begeleider. De naam van een tweede begeleider wordt vermeld indien er twee begeleiders zijn. De naam van de tweede lezer wordt niet vermeld.
2.1.4
Inleiding Een korte inleiding waarin het onderwerp wordt gepresenteerd. Vaak komt dit neer op een uitwerking van de titel. In dit gedeelte kan het onderwerp uitvoeriger worden beschreven en preciezer worden afgebakend.
2.1.5
Probleemstelling (vraagstelling en/ of hypothese) De probleemstelling [planteamiento] moet duidelijk zijn. Over het algemeen kan de probleemstelling in vragende vorm worden gesteld. We spreken dan van een onderzoeksvraag of een vraagstelling met eventueel deelvragen. De inleiding en de probleemstelling geven antwoord op de vraag: wat wordt onderzocht?
2.1.6
Wetenschappelijk kader en motivatie Het onderzoek moet in een wetenschappelijk kader [marco teórico] worden geplaatst. Een bepaalde opvatting, een verschil van opvattingen, een bestaande polemiek, theorie, these, de resultaten van een bestaand onderzoek kunnen uitgangspunt zijn voor het schrijven van een scriptie. Dit onderdeel geeft antwoord op de vragen: waarom dit onderzoek? hoe kan dit onderzoek worden ingebed in het bestaande wetenschappelijk onderzoek? hoe sluit het daarop aan?
2.1.7 De methode Hierin wordt de vraag geformuleerd: hoe ga ik dit onderzoek aanpakken? Onder methode valt bijvoorbeeld een kwantitatieve 2
De scriptie moet door één student geschreven worden en is dus een individueel product. Onder bepaalde voorwaarden kunnen studenten samen een scriptie schrijven, maar altijd na goedkeuring van het voorstel door de begeleider en de examencommissie. Een gezamenlijk werkstuk moet altijd onderdelen bevatten die geschreven zijn door één auteur. Iedere individuele student moet dan een deel geschreven hebben dat overeenkomt met de eisen die voor individuele scripties gelden, zodat zij ook individueel beoordeeld kunnen worden. In de scriptie moet duidelijk zichtbaar zijn wie de auteur is van welk onderdeel. Versie februari 2014
analyse bij corpusonderzoek. Statistische gegevens worden gebruikt om een bepaalde stelling te bewijzen of te onderbouwen. Andere voorbeelden: toepassing van een bepaalde literaire of taalkundige theorie bij het analyseren van een literair werk; ook kan worden gekozen voor een comparatieve methode. 2.1.8 Voorlopige bibliografie Een korte voorlopige bibliografie met minimaal 10 – primaire en secundaire – relevante titels.
2.1.9
Inhoudsopgave Een voorlopige, zoveel mogelijk uitgewerkte inhoudsopgave m.b.t. de inhoud van de te schrijven scriptie.
2.1.10 Werkplan In het werkplan wordt de relatie tussen onderdelen uit de inhoudsopgave en de tijdsplanning geëxpliciteerd. De deadlines voor het inleveren van bepaalde onderdelen van de scriptie (met verwijzing naar de inhoudsopgave) worden vastgesteld en in een overzichtelijk schema uitgezet in een tijdspad. 2.1.11 Studiepunten Vermelding van de omvang van de scriptie in ECTS. De BA-scriptie is bij het invoeren van de 8-8-4 structuur vastgesteld op 12 ECTS. 2.2
Lengte scriptievoorstel Richtlijn voor de lengte van een scriptievoorstel: 2 à 3 pagina’s.
2.3
Goedkeuring scriptievoorstel De student krijgt zo spoedig mogelijk, maar zeker binnen 3 weken nadat het voorstel is ingediend bij een vakdocent (degene die gezien zijn/haar interesse en/of specialisme als begeleider in aanmerking komt), bericht of het is goedgekeurd. De examencommissie beoordeelt het voorstel en wijst, na goedkeuring van het voorstel, de begeleider aan. De begeleider geeft het oordeel van de examencommissie door aan de student. Voor de bachelor scriptie is het niet noodzakelijk in dit stadium al een tweede lezer aan te wijzen. Wel is het wenselijk dat de begeleider al een tweede lezer aanwijst die zijn/haar feedback kan geven op het scriptievoorstel. In sommige gevallen is het wenselijk twee begeleiders aan te wijzen indien het gaat om een deeldiscipline waar de hoofdbegeleider minder goed in thuis is. (altijd na goedkeuring van de examencommissie).
2.4
Inleverdatum scriptievoorstel In week 7 wordt het seminar hispanistiek afgesloten met presentaties (rond 21 maart). Studenten mogen één van de fictieve
Versie februari 2014
scriptievoorstellen uit het Seminar kiezen als een reëel voorstel. Het is ook togestaan een ander onderwerp te kiezen. De uiterste datum voor het inleveren van het voorstel is 29 maart. Uiterlijk 5 april krijgt de student te horen of zijn/haar voorstel is goedgekeurd.
3
3 EISEN AAN DE SCRIPTIE ZELF 3.0 Opmerkingen vooraf met betrekking tot de voorbereiding
Bereid je goed voor op de bijeenkomsten met je begeleider. Als je tekstdelen becommentarieerd terug krijgt, bedenk dan dat het commentaar slechts de belangrijkste kritiekpunten betreft, en dat terugkerende fouten niet stuk voor stuk worden aangestreept. Denk dus niet dat je alleen maar die passages moet bekijken waar iets bij geschreven of gestreept staat. Het blijft je eigen werk. Hoofdstukken worden in de regel één keer becommentarieerd. Het is dus niet de bedoeling dat je hetzelfde tekstdeel in meerdere versies op de begeleider ‘uitprobeert’. De scriptie als geheel wordt in principe slechts één keer nagekeken, er is dus geen sprake van een ‘proefversie’.
3.1 Vorm en inhoud van de scriptie 3.1.1 Vorm 3.1.1.1 Leesbaarheid en structuur De scriptie moet duidelijk en overzichtelijk worden gestructureerd in (genummerde) hoofdstukken en paragrafen. De scriptie moet in correct en leesbaar Spaans worden geschreven, met inachtneming van de conventies betreffende academische en wetenschappelijke teksten. De juiste specialistische (vak)termen op het gebied van het onderzoek worden gehanteerd en kerntermen en -begrippen worden uitgelegd, teneinde eventuele verwarrende interpretaties bij de lezer te voorkomen. 3.1.1.2 Titelpagina Een aparte pagina met de titel van de scriptie, de naam van de student, het studentnummer, de aanduiding dat het om een BAscriptie gaat, de naam van de Universiteit, Faculteit en opleiding, de naam van de begeleider en de datum. Het vermelden van de tweede lezer is niet nodig, maar indien er een tweede begeleider is, wordt deze wel vermeld. 3.1.1.3 Opmaak De scriptie (met uitzondering van de titelpagina) moet worden opgemaakt in lettertype Times New Roman 12 punt. De vereiste regelafstand is 1,5 en de marges zijn 2,5 cm. De pagina’s zijn genummerd, de typografie en spelling zijn consistent en de hoofdstuk- en paragraafindeling is op consistente en logische wijze gestructureerd. 3.1.1.4 Voetnoten
Versie februari 2014
Het gebruik van te veel of te lange voetnoten moet in principe vermeden worden. Eindnoten worden niet gebruikt. 3.1.1.5 Referenties, citaten en weergave van geraadpleegde bronnen Zie bijlage. 3.1.1.6 Bibliografie In de bibliografie worden in alfabetische volgorde alle in de tekst genoemde referenties opgenomen volgens de conventies die in de bijlage genoemd zijn. In de bibliografie worden geen titels opgenomen waarnaar niet in de tekst verwezen wordt. Alle referenties in de tekst moeten worden opgenomen in de bibliografie. 3.1.1.7 Aanvullend materiaal Aanvullend materiaal, zoals afbeeldingen, tekeningen, landkaarten, tabellen, grafieken, etc. wordt alleen in de scriptie opgenomen wanneer dit een onmisbare informatieve c.q. illustratieve functie heeft (dus geen overbodige visuele ‘franje’). 3.1.1.6 Lengte BA scriptie = 8.000 woorden. Dit is exclusief eventuele bijlagen, inhoudsopgave en (zeer) lange citaten (die alleen worden opgenomen als zij onmisbaar zijn). Er wordt een marge gehanteerd van 500 woorden. Scripties met minder dan 7.500 of meer dan 8.500 worden niet beoordeeld en naar de studenten teruggestuurd met het verzoek deze aan te passen zodat de lengte ervan binnen deze marges valt. 3.1.1.7 Toegestane talen Zoals in 3.1.1.1 vermeld, moeten het scriptievoorstel en de scriptie in het Spaans worden geschreven. Het abstract moet ook in het Spaans worden gesteld (inclusief de key-words) maar de student mag tevens een Engelse versie hiervan opnemen (niet verplicht). Letterlijke citaten kunnen ook worden weergegeven in hun oorspronkelijke taal, indien deze in het Engels, het Frans of het Duits zijn. Citaten in het Nederlands en andere talen kunnen ook in de oorspronkelijke taal worden geschreven mits voorzien van een Spaanse vertaling. Vermelding van de naam van de eventuele vertaler is verplicht. Als de student de tekst zelf heeft vertaald, wordt dit als volgt aangegeven: (traducción mía). 3.1.2 Inhoud Verplichte onderdelen van de scriptie: a. Probleemstelling in de vorm van een vraag of hypothese. Deze is helder en goed afgebakend.
Versie februari 2014
b. Beschrijving van de aard van het onderzoek en de methode (zoals data onderzoek, comparatief of contrastief onderzoek, een literatuuronderzoek, case studie, etc.). c. Theoretisch kader. Hierin wordt – ter inleiding in de problematiek van het onderwerp – kort uiteengezet wat er zo al over dit specifieke onderwerp is geschreven, de zgn. ‘status quaestionis’ [estado actual de la cuestión]. d. Uitwerking van wat in de inleiding is gesteld – bijvoorbeeld de presentatie van de data, de eigenlijke analyse of vergelijking – met gebruikmaking van relevante vakliteratuur. e. Presentatie van het notenapparaat. (eventueel) f. Een bibliografie. g. Bijlagen met relevant materiaal. (eventueel) h. Formulering van conclusies. i. Een abstract van 250 woorden in het Spaans. Indien de student dat wenst, mag er naast een abstract in het Spaans ook een Engelse versie worden bijgevoegd (niet verplicht). Een abstract gaat gewoonlijk aan de scriptie vooraf, maar het is ook togestaan deze helemaal aan het einde toe te voegen (na de bibliografie en apéndices). j. 5 key-words in het Spaans onder de abstract. Indien er ook een Engelstalige abstract wordt opgenomen, eveneens 5 key-words in het Engels. Bovenstaande onderdelen dienen ook als criteria op grond waarvan de scriptie wordt beoordeeld.
4
BEGELEIDING 4.1 Toewijzing begeleider In het scriptievoorstel kan de student zelf een begeleider naar zijn/haar keuze voorstellen. Er zal zoveel mogelijk rekening worden gehouden met het voorstel van de student maar in bepaalde gevallen kan door de examencommissie een andere begeleider worden toegewezen. 4.2 Wijze van begeleiding Aan de hand van het werkplan (zie 2.1.8) worden specifieke afspraken gemaakt tussen student en begeleider over de manier waarop de begeleiding plaats zal vinden. De student heeft recht op minimaal drie begeleidingsbijeenkomsten en in principe is het aantal contacturen niet aan een maximum gebonden. De begeleider kan eventueel een maximum aantal contacturen aangeven, mits dit duidelijk wordt gecommuniceerd aan de student. 4.3 Correctie (scriptie)fragmenten De student stuurt tussentijds fragmenten en/of hoofdstukken van zijn/haar scriptie ter correctie naar de begeleider. Deze stukken worden opgemaakt in Word en per e-mail naar de begeleider gestuurd.
Versie februari 2014
4.4 Tussentijdse evaluatie Rond 15 mei geeft de begeleider de student een tussentijdse evaluatie van zijn/haar scriptie. Deze beoordeling wordt gebaseerd op ca. 3000 woorden ingeleverde tekst. 4.5 Inlevering afgeronde scriptie De uiterste datum voor het inleveren van de afgeronde scriptie is vastgesteld op 15 juni. 4.6 Bekendmaking uitslag globale evaluatie Uiterlijk een week nadat de student zijn/haar afgeronde scriptie heeft ingeleverd, op 21 juni, krijgt hij/zij van de begeleider één van de drie mogelijke uitslagen betreffende de globale evaluatie: a. De scriptie krijgt het predicaat voldoende. b. De scriptie is onvoldoende maar de student krijgt tot 29 juni de tijd om minor corrections die erin moeten worden verwerkt, uit te voeren, waarna de student zijn/haar scriptie opnieuw kan inleveren. c. De scriptie wordt als onvoldoende beoordeeld indien: - er sprake is van major corrections. (m.b.t. structuur en inhoud) - de student nagelaten heeft correcties van eerdere begeleidingsbijeenkomsten door te voeren – het Spaans nog beneden de maat is. Op het scriptiebeoordelingsformulier zal voor het niveau van het Spaans minimaal een 5.5. behaald moeten worden. In dit geval moet de student gedurende het eerstkomende studiejaar een nieuwe scriptie schrijven. 4.7 Definitieve uitslag Op 30 juni krijgt de student de definitieve uitslag.
5
INLEVERING DEFINITIEVE VERSIE 5.1 Papieren exemplaren Bij de begeleidende docent moet één ingebonden papieren exemplaar worden ingeleverd. 5.2 Digitale versie in pdf-formaat -Na goedkeuring moet de kandidaat de digitale versie in pdf-formaat uploaden in Pontifex (zie: www.student.uva.nl/ kies je opleiding/a-z/afstuderen/scripties inleveren) en stuurt een digitaal exemplaar naar de begeleidende docent. De
begeleider ontvangt tevens een hard copy (ingebonden). Het eindcijfer wordt pas in het cijferregistratie systeem ingevoerd nadat de definitieve versie, zowel de hard copy als de digitale, is ingeleverd, c.q. opgestuurd. 5.3 Plagiaatcontrole de kandidaat plaatst ter plagiaatscontrole tevens een digitale versie in pdfformaat op Blackboard, module ‘Scripties Spaans’ in de map ‘Inleveren scripties’ Versie februari 2014
• de hoofdbegeleider draagt er zorg voor dat op deze digitale versie plagiaatscontrole wordt toegepast • na goedkeuring op plagiaatscontrole door de hoofdbegeleider plaatst de kandidaat de digitale scriptie in pdf-formaat in Pontifex (zie ook: www.student.uva.nl > kies je opleiding > A-Z > afstuderen > scripties inleveren).
BELANGRIJK !! Je dient je scriptie zelfstandig te schrijven en je mag geen (delen van een) scriptie overschrijven of voor je laten schrijven, anders pleeg je fraude. Bij het schrijven van werkstukken tijdens de studie wordt vaak gebruikgemaakt van gedachten en meningen van andere schrijvers. Dat mag: in de wetenschap is het zelfs de bedoeling om op gestructureerde en controleerbare wijze stellingen te bevestigen, nuanceren of weerleggen. Als je echter zonder bronvermelding tekst overneemt, pleeg je plagiaat. Je begeleider checkt of je plagiaat hebt gepleegd. Hou er rekening mee dat plagiaat niet alleen letterlijke tekst betreft, maar ook parafrase, dus andermans ideeën in je eigen woorden overnemen zonder de bron te vermelden. Wat uiteraard ook onder plagiaat valt is een vertaling van een reeds bestaande tekst zonder bronvermelding. Zie hierover de fraude- en plagiaatregeling aan de UvA: http://www.uva.nl/over-de-uva/organisatie/juridische-zaken/ reglementen/reglementen.html
.
6
BEOORDELINGSCRITERIAVAN DE SCRIPTIE • •
• • • • • • •
Degelijkheid en nauwgezetheid van het centrale idee van het onderzoek (in termen van originaliteit, complexiteit en relevantie ervan voor het wetenschappelijke debat). Vermogen tot: 1. opbouwend denken als reflectie van het lezen van de voorbereidende literatuur. 2. het leggen van adequate verbanden tussen de besproken teksten. Kwaliteit van de argumentatie. Duidelijkheid en samenhang van methodologische overwegingen met betrekking tot het onderwerp van onderzoek. Vaardigheid in het gebruik van bronnen. Toepassing van wetenschappelijke en academische conventies. Doeltreffende en spaarzame gebruikmaking van referenties en secondaire literatuur. Formele eigenschappen zoals helderheid, samenhang, retorische sierlijkheid, etc. Taalgebruik, grammaticale correctheid, typefouten, opmaakfouten, gemengde lettertypen, enz.
Zie voor de weging van de diverse onderdelen het formulier “beoordeling BA-scriptie Taal & letterkunde, Spaanse Talen en Culturen”. Als er sprake is van plagiaat krijgt de student direct een onvoldoende en tevens kunnen er zwaardere sancties worden opgelegd als er sprake is van opzet. Versie februari 2014
Herkansingsmogelijkheden Wat gebeurt er als het eindcijfer van de complete en definitieve versie onvoldoende is? Er zijn twee opties (ter beoordeling van de begeleider in de tweede lezer): (i) de student kan de opdracht krijgen om delen van de scriptie te herschrijven, op basis van heldere instructies en binnen een redelijke, door de begeleider en de tweede corrector vastgestelde termijn, (ii) de student moet een nieuwe scriptie schrijven, met een nieuw onderwerp, bij dezelfde, ofwel bij een nieuwe begeleider. De begeleider zal in de praktijk kiezen voor de tweede optie indien de student: (i) eerdere correcties, of voorgestelde aanpassingen onvoldoende heeft aangebracht/ doorgevoerd, ofwel (ii) een andere koers is ingeslagen dan afgesproken. In principe kan een student uiteindelijk een goede scriptie hebben geschreven zonder begeleiding, maar als dat heeft geleid tot een ongewenst resultaat moet de docent wel in de gelegenheid zijn gesteld bijtijds in te grijpen.
7
BEZWAREN, KLACHTEN EN PROBLEMEN
Voortgangs- en studieproblemen: de UvA biedt aanvullende cursussen en workshops aan, onder meer over time management en het beginnen met de scriptie. Je vindt het complete aanbod op http://studentenserviceplein.uva.nl/serviceplein/item/studenten-services.html Inlichtingen hierover zijn ook te verkrijgen bij de studieadviseurs van het departement Taal- en Letterkunde (020-5254484) of
[email protected] - In eerste instantie kan de student zich wenden tot de studiebegeleider van de opleiding, om te bezien of het probleem eventueel binnen de opleiding kan worden opgelost ‐ In tweede instantie kan de student zich wenden tot de Examencommissie van Taalen Letterkunde.
8
PUBLICATIES OVER HET SCHRIJVEN VAN SCRIPTIES Enkele naslagwerken met informatie over het schrijven van scripties en dissertaties Day, Robert A.; Barbara Gastel. 2011. How to write and publish a Scientific Paper. Santa Barbara, Ca.: ABC-CLIO. (seventh edition).
Versie februari 2014
Eco, Umberto. 2004. Cómo se hace una tesis. México: Gedisa. Evans, David. 2012. How to write a better thesis. Melbourne: Melbourne University Press. Icart Isern, María Teresa. 2012. Cómo elaborar y presentar un proyecto de investigación. Barcelona: Universidad de Barcelona. Lipson, Charles. 2005. How to Write a BA Thesis: A Practical Guide from Your First Ideas to Your Finished Paper. Chicago: University of Chicago Press.
Versie februari 2014
Bijlage Bibliografische conventies: Onderstaande bibliografische conventies zijn van toepassing op de weergave van bibliografische gegevens bij zowel het scriptievoorstel als de scriptie zelf. Boeken en monografiën: Rico, Francisco. 1986. El pequeño mundo del hombre: varia fortuna de una idea en la cultura española, 2a ed., Alianza Universidad, 463. Madrid: Alianza. Voornamen voluit (indien bekend), anders initialen. Edities van historische teksten: Valdivia, Luis de. 2008 [1606]. Arte y gramática general de la lengva qve corre en todo el Reyno de Chile. Lima: Francisco del Canto. Ed. Emilio Ridruejo. Madrid: Agencia Española de Cooperación Internacional. Hoofdstukken van een boek: Bustos Gisbert, Eugenio. 1992. ‘La alternancia «ove » / «pude» en castellano medieval y clásico’, en Estudios filológicos en homenaje a Eugenio de Bustos Tovar. ed. José Antonio Bartol Hernández, Juan Felipe García Santos, Javier de Santiago Guervós. Salamanca: Universidad de Salamanca, 1: 137-165. Indien er meer dan drie personen een bundel hebben geredigeerd kan de afkorting et al. gebruikt worden (et alii) achter de naam van de eerste redacteur. Artikelen in tijdschriften: Dworkin, Stephen. 1985. ‘From -ir to -ecer in Spanish: the loss of O. Sp. de-adjectival -ir verbs’. Hispanic Review, 53: 295-305. Internet bronnen: -
Versie februari 2014
Indien de auteur van de internetbron bekend is, altijd naar de auteur verwijzen in de tekst. In de bibliografie moet de referentie terug te vinden zijn in de alfabetisch gerangschikte lijst bij de achternaam van de auteur. Als het jaartal van de internetpublicatie niet bekend is kan volstaan worden met de datum waarop de internetpagina geraadpleegd is. In de bibliografie altijd het internet adres (http://www. … vermelden en de “fecha de consulta”).
-
Indien de auteur van de internetbron onbekend is kan de verwijzing “anónimo” gebruikt worden. Soms, bijvoorbeeld bij overheidsdocumenten, wetten, rapporten, enquêtes, e.d. kunnen andere verwijzingen gebruikt worden. Deze verwijzingen moeten altijd precies op dezelfde manier terugkomen in de alfabetische lijst van referenties aan het eind van de scriptie.
Voetnoten, referenties en weergave van citaten: Voetnoten worden uitsluitend gebruikt om toelichtingen te geven en niet voor bibliografische verwijzingen. Alle bibliografische verwijzingen moeten in de lopende tekst worden opgenomen. In voetnoten kunnen wel bibliografische gegevens worden opgenomen indien het gaat om werken die niet zijn geraadpleegd. Ze verwijzen niet naar titels in de bibliografie, maar geven suggesties aan de lezer voor verder onderzoek. Referenties: Verwijzingen in de tekst of in een voetnoot vermelden uitsluitend de achternaam (of achternamen/ apellidos) van de auteur, het jaar van publicatie als wordt verwezen naar de publicatie als geheel (Dworkin 1985), bij citaten en parafrasen altijd de pagina vermelden (Dworkin 1985: 295) en als de referentie meerdere pagina’s betreft de eerste en laatste pagina vermelden (Dworkin 1985: 295297). Indien verwezen wordt naar meerdere publicaties van dezelfde auteur uit hetzelfde jaar, worden deze aangeduid met de letters van het alfabet achter het jaartal: (1985a, 1985b, etc.). In de bibliografie moeten meerdere titels van dezelfde auteur chronologisch worden gerangschikt, en als het gaat om twee publicaties uit hetzelfde jaar moeten ze daar ook op dezelfde manier onderscheiden worden (1985a, 1985b). Taal: De scriptie is in het Spaans geschreven, maar in de bibliografie hoeven niet alle plaatsnamen “verspaanst” te worden, dus gebruik gewoon London, in plaats van Londres, New York in plaats van Nueva York, Philadelphia in plaats van Filadelfia, Berlin in plaats van Berlín, Paris in plaats van París, e.d. (neem dus de plaatsnaam over zoals u die aantreft in de bron zelf). Universitetet i Oslo in plaats van Universidad de Oslo, etc.
-
-
Ongepubliceerde werken kunnen zijn: Manuscripten (in dat geval is er geen plaats uitgeverij en vaak wel een plaats). Wel moet er verwezen worden naar het signatuur van de bibliotheek. Bijvoorbeeld: Mata, Pedro de la. 1748. Arte de la lengua cholona. London: The British Library, shelfmark 25.322. Manuscripten (d.w.z. niet gepubliceerde teksten van auteurs). Geef dit aan met de afkorting (MS). Proefschriften, MA- scripties, e.d. In dat geval is er meestal geen uitgeverij, en kan volstaan worden met de vermelding van de plaats + Universiteit. Bijvoorbeeld:
Versie februari 2014
…… Tesis de doctorado inédita. Zaragoza: Universidad de Zaragoza. Anonieme werken: Geef dit in de tekst de referentie anónimo, alsof dit de naam van de auteur was en gebruik dan wel een jaartal en pagina (indien dit nodig en bekend is). In de bibliografie zal deze referentie terug te vinden zijn op alfabetische volgorde bij de latter “A” als “Anónimo”. Als er meerdere “anónimos” kunnen ze worden onderscheiden door het jaartal (anónimo 1595), (anónimo 1609), etc. Deze “anónimos” moeten ook weer chronologisch worden gerangschikt in de bibliografie. Jaartal onbekend? Plaats of uitgeverij onbekend? Geef dit altijd aan in de bibliografie zodat de lezer weet dat er geen sprake is van een omissie/ slordigheid, maar dat de datum onbekend is. Vaak wordt de aanduiding s.a. gebruikt dat staat voor het Latijn “sine anno”, hetgeen ook overeenkomt met het Spaans “sin año”.
Weergeven van citaten: Citaten worden niet gecursiveerd. Citaten van meer dan drie regels springen in hun geheel in en worden voorafgegaan en gevolgd door een witregel. Omdat zij duidelijk als citaten te herkennen zijn hoeven zij niet ook nog gemarkeerd te worden met aanhalingstekens. Korte citaten worden in de tekst altijd aangegeven met dubbele aanhalingstekens. “....”
Tot zover de aanwijzingen met betrekking tot de citaten, referenties en bibliografische conventies. Nog een laatste opmerking over de opmaak en de indeling in alinea’s. Deze staat niet geheel vast. Er zijn twee mogelijkheden: (i) Een nieuwe alinea beginnen met een “Tab” (d.w.z. inspringen), ZONDER een regel wit. (ii) Twee alinea’s worden door een regel wit van elkaar gescheiden, in dat geval is het niet gebruikelijk ook nog eens een TAB te gebruiken bij de nieuwe alinea.
Kies voor deze twee mogelijkheden en ga niet binnen dezelfde paragraaf telkens beginnen op een nieuwe regel (vermijd dus het gebruik van een harde return). Laat de tekst dus gewoon doorlopen tot het moment aangebroken is een nieuwe alinea te beginnen. Gebruik dan (1) een harde return en laat de volgende alinea beginnen met een TAB, of (2) gebruik twee harde returns, zodat er een regel wit ontstaat (zonder TAB).
Versie februari 2014