Faculteit der Letteren Onderwijs- en ExamenRegeling 2008-2009 Educatieve Master-opleiding
Spaanse Taal en Cultuur
Inhoud: 1. Algemene bepalingen 2. Opbouw van de opleiding 3. Tentamens en examen van de opleiding 4. Toelating 5. Inschrijving voor colleges en studiebegeleiding 6. Slotbepalingen
Onderwijs- en Examenregeling master RTC, pagina 1
Paragraaf 1
Algemene Bepalingen.
Artikel 1.1 Toepasselijkheid van de regeling Deze regeling is van toepassing op het onderwijs en het examen van de educatieve masteropleiding Romaanse Talen en Culturen, hierna te noemen: de opleiding. De opleiding wordt verzorgd binnen de Faculteit der Letteren van de Rijksuniversiteit Groningen, hierna te noemen: de faculteit. Artikel 1.2 Begripsbepalingen. In deze regeling wordt verstaan onder: a. de wet: de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek; b. student: degene die is ingeschreven aan de universiteit voor het volgen van het onderwijs en/of het afleggen van de tentamens en het examen van de opleiding; c. onderdeel: een onderwijseenheid van de opleiding, in de zin van de wet; d. tentamen: formele afsluiting van een onderdeel; e. deeltentamen: indien het tentamen van een onderdeel bestaat uit verschillende delen wordt gesproken van deeltentamens. f. practicum: een praktische oefening, als bedoeld in art. 7.13 van de wet, in een van de volgende vormen: - het maken van een scriptie; - het maken van een werkstuk of een proefontwerp; - het uitvoeren van een onderzoekopdracht; - het deelnemen aan veldwerk of een excursie; - het doorlopen van een stage; - het actief deelnemen aan een werkcollege of computerpracticum; - of het deelnemen aan een andere onderwijsleeractiviteit, die gericht is op het bereiken van bepaalde vaardigheden; g. doorstroommaster-opleiding: de opleiding waarvoor van rechtswege toegang wordt verleend op grond van een daartoe aangewezen bacheloropleiding; h. examen: het masterexamen van de opleiding; i. semester: deel van het studiejaar, beginnend op 1 september en eindigend op een door het College van Bestuur te bepalen datum omstreeks 31 januari, dan wel beginnend op vorenbedoelde door het College van Bestuur te bepalen datum en eindigend op 31 augustus. j. educatieve master: tweejarig masterprogramma dat voldoet aan de eindtermen van de doorstroommaster maar daarnaast ook opleidt voor het leraarschap, met als uitkomst een eerstegraads bevoegdheid in het onderhavige vak. De overige begrippen hebben de betekenis die de wet daaraan toekent. Artikel 1.3 Doel van de opleiding Met de opleiding wordt beoogd dat de student een zodanige academische vorming verwerft in termen van gespecialiseerde kennis, inzicht en vaardigheden op het gebied van de de romanistiek in het algemeen en van de bestudeerde Spaanse taal en cultuur in het bijzonder, dat de student in staat is tot het met succes uitoefenen van functies waarvoor academische kennis en vaardigheden op mastersniveau op bovengenoemd gebied vereist dan wel wenselijk zijn. Daarnaast wordt de student opgeleid tot eerstegraads leraar. (zie art. 3 in de appendix). Artikel 1.4 Vorm van de opleiding De opleiding wordt voltijds verzorgd.
Onderwijs- en Examenregeling master RTC, pagina 2
Paragraaf 2
Opbouw van de opleiding.
Artikel 2.1 Studielast 1. 2.
De opleiding heeft een studielast van 120 ECTS, waarbij één ECTS studiepunt gelijk staat aan 28 uren studie. De studielast wordt uitgedrukt in hele ECTS studiepunten.
Artikel 2.2 Wetenschappelijke vorming De opleiding van de student dient voldoende elementen te bevatten ten dienste van de wetenschappelijke vorming van de student. Hier volgt een overzicht van de eindtermen van de opleiding. Algemene academische vaardigheden (en attitudes) Studenten met een Masterdiploma Romaanse Talen en Culturen: Academisch: a. hebben een kritisch-wetenschappelijke houding in het algemeen en met betrekking tot het vakgebied in het bijzonder Algemeen: b. zijn in staat zelfstandig (onderzoeks)projecten op te zetten en te leiden c. beschikken over het vermogen om zich zelfstandig in het vak bij te scholen d. zijn in staat de in de BA en MA verworven kennis en vaardigheden maatschappelijk toe te passen Vakgerelateerde vaardigheden (en attitudes) Studenten met een Masterdiploma Romaanse Talen en Culturen: a.
zijn zelfstandig in staat met toepassing van voor het gekozen afstudeerveld specifieke methoden, technieken en vaardigheden complexe primaire en secundaire bronnen en onderzoeksgegevens, zowel traditionele als elektronische, te verzamelen, beoordelen, interpreteren en analyseren b. zijn in staat een origineel onderzoek zelfstandig op te zetten en uit te voeren, inclusief het verslag leggen daarvan in de vorm van een helder en in correct academisch Frans/Spaans/Italiaans geschreven verslag of dito gegeven mondelinge presentatie met behulp van moderne publicatie- en presentatietechnieken c. zijn in staat tot kritisch begrip van de eigentijdse Franse/Spaanse/Italiaanse samenleving en cultuur, met inzicht in lange-termijnontwikkelingen en historische wording d. zijn doordrongen van de ethiek van de bestudeerde vakgebieden Vakgerelateerde theoretische en inhoudelijke kennis Studenten met een Masterdiploma Romaanse Talen en Culturen: a.
beschikken over brede kennis van de deelgebieden van de Franse/Spaanse/Italiaanse Taal-, Cultuur- en Letterkunde b. bezitten specialistische kennis over een thema of een periode, inclusief kennis over klassieke en actuele vakinhoudelijke discussies en trends binnen dat thema of die periode c. bezitten specialistische kennis van de theorieën, methoden en technieken, tradities en ethiek van de Franse/Spaanse/Italiaanse Taal-, Cultuur- en Letterkunde
Zie voor de competenties van jaar 2 de appendix bij deze OER.
Artikel 2.3 Afstudeerrichting(en) De opleiding kent de volgende afstudeerrichting(en): nr. 2
afstudeerrichting Spaanse Taal en Cultuur
Onderwijs- en Examenregeling master RTC, pagina 3
Artikel 2.4 Samenstelling afstudeerrichting(en) afstudeerrichting Spaanse Taal en Cultuur Jaar 1 nr. Onderdeel Basiscursus lerarenopleiding* 9 Moderne cultuur- en letterkunde Spaans 2 Oudere Romaanse cultuur- en letterkunde 3 Taalkunde Romaans Ma-keuzeonderdeel I/ Interdisciplinair onderzoekscollege I 4 Moderne Romaanse cultuur- en letterkunde 10 Oudere cultuur- en letterkunde Spaans 11 12 13 *
Taalkunde Spaans Ma-keuzeonderdeel II/ Interdisciplinair onderzoekscollege II Ma-stage RTC-Spaans Ma-scriptie RTC-Spaans
omvang 10 ECTS 10 ECTS 10 ECTS 10 ECTS 10 ECTS 10 ECTS 10 ECTS 10 ECTS 10 ECTS 10 ECTS 20 ECTS
De student volgt deze UOCG-cursus in plaats van een 10 ECTS-onderdeel naar keuze, dat in jaar 2 gevolgd wordt.
Afstudeerrichting: Spaanse Taal en Cultuur Jaar 2 Zie voor de onderdelen van jaar 2 de appendix bij deze OER.
Artikel 2.5.
Praktische oefeningen
1. De volgende onderdelen omvatten (een) praktische oefening(en) in de daarbij aangegeven vorm: vorm praktische type college nr. onderdeel oefening 2 Oudere Romaanse cultuur- en letterkun- presentatie, werkstuk werkcollege de 3 Taalkunde Romaans presentatie, werkstuk werkcollege 4 Moderne Romaanse cultuur- en letterpresentatie, werkstuk werkcollege kunde 9 Moderne cultuur- en letterkunde Spaans presentatie, werkstuk werkcollege 10 Oudere cultuur- en letterkunde Spaans presentatie, werkstuk werkcollege 11 Taalkunde Spaans presentatie, werkstuk werkcollege 12 Ma-stage RTC-Spaans stageverslag 13 Ma-scriptie RTC-Spaans scriptie zelfstudie (begeleid) 2. Het tentamen van een onderdeel genoemd in het eerste lid van dit artikel kan niet worden afgelegd dan nadat de desbetreffende praktische oefening(en) met voldoende resultaat is/zijn gevolgd. Hieronder wordt tenminste verstaan het actief deelnemen aan minimaal 80% van de werkcolleges. 3. Met betrekking tot de volgende onderdelen geldt het met voldoende resultaat deelnemen aan de praktische oefening(en) als het behalen van het desbetreffende tentamen: nr. 2 3 4 9 10 11 12 13
onderdeel Oudere Romaanse cultuur- en letterkunde Taalkunde Romaans Moderne Romaanse cultuur- en letterkunde Moderne cultuur- en letterkunde Spaans Oudere cultuur- en letterkunde Spaans Taalkunde Spaans Ma-stage RTC-Spaans Ma-scriptie RTC-Spaans
Onderwijs- en Examenregeling master RTC, pagina 4
4.
Indien ten aanzien van een onderdeel in deze regeling niet is aangegeven op welke wijze het tentamen kan worden afgelegd, omdat het onderdeel betrekking heeft op een vak dat niet in de opleiding wordt onderwezen, is het daaromtrent in de daarvoor geldende onderwijs- en examenregeling bepaalde van toepassing.
Paragraaf 3
Tentamens en examen van de opleiding
Artikel 3.1 Algemeen 1.
Het tentamen geeft de student zowel tussentijds als bij afsluiting van het onderdeel de nodige informatie of hij/zij de gestelde leerdoelen zal bereiken respectievelijk heeft bereikt. Hij/zij wordt daarbij geadviseerd over zijn/haar verdere deelname aan het betreffende programma. 2. Het oordeel over een tentamen is voldoende dan wel onvoldoende, in afgeronde cijfers op een schaal van 10 (tien) uitgedrukt: 6 (zes) of hoger, respectievelijk 5 (vijf) of lager. Artikel 3.2 Toegang tot en verplichte volgorde van tentamens 3.2.1
Toegang tot tentamens
Alle ingeschreven studenten moeten zich via ProgRESS-WWW aanmelden voor de tentamens die zij willen afleggen. De intekening voor het eerste en tweede semester vindt plaats in week 12 tot en met 15 van deze semesters. De intekening voor een tentamen in de leesweek (week 8) vindt plaats in week 5 tot en met 7 van beide semesters. De intekening voor hertentamens in augustus vindt plaats in de 5e tot en met 2e week voorafgaand aan de hertentamenperiode. 3.2.2. Verplichte volgorde van tentamens Aan het tentamen van de hierna te noemen onderdelen kan niet eerder worden deelgenomen dan nadat het tentamen van de daarbij vermelde onderdelen is behaald: nr. 13
onderdeel Ma-scriptie RTC-Spaans Jaar 2
nr.
na het behalen van onderdeel Minimaal 3 Ma-werkgroepen RTC Ma-scriptie RTC-Spaans
Artikel 3.3 Tijdvakken en frequentie tentamens 1. 2.
Tot het afleggen van de tentamens van de in artikel 2.4 genoemde onderdelen wordt tweemaal per studiejaar de gelegenheid gegeven. Indien ten aanzien van een onderdeel in deze regeling niet is aangegeven hoeveel malen per studiejaar het tentamen kan worden afgelegd, omdat het onderdeel betrekking heeft op een vak dat niet in de opleiding wordt onderwezen, is het daaromtrent in de daarvoor geldende onderwijsen examenregeling bepaalde van toepassing.
Artikel 3.4 Vorm van de tentamens 1.
De onderdelen, genoemd in artikel 2.4, worden getoetst met alleen een schriftelijk tentamen, met uitzondering van de volgende onderdelen, die op de hieronder aangegeven wijze worden getoetst:
nr. 2
onderdeel Oudere Romaanse cultuur- en letterkunde
vorm tentamen presentatie, werkstuk
3 4
Taalkunde Romaans Moderne Romaanse cultuur- en letterkunde
presentatie, werkstuk presentatie, werkstuk
Onderwijs- en Examenregeling master Romaanse Talen en Culturen, pagina 5
9 10 11 12 13 2.
3. 4.
Moderne cultuur- en letterkunde Spaans Oudere cultuur- en letterkunde Spaans Taalkunde Spaans Ma-stage RTC-Spaans Ma-scriptie RTC-Spaans
presentatie, werkstuk presentatie, werkstuk presentatie, werkstuk stageverslag scriptie
Op schriftelijk verzoek van de student kan de examencommissie toestaan dat een tentamen op een andere wijze dan vorenbedoeld wordt afgelegd. Van de verplichting tot het deelnemen aan praktische oefeningen kan door de examencommissie vrijstelling worden verleend. In dat geval bepaalt de examencommissie dat de praktische oefening op een andere, door haar te bepalen wijze wordt verricht. Studenten met een functiestoornis wordt de gelegenheid geboden de tentamens op een zoveel mogelijk aan hun individuele handicap aangepaste wijze af te leggen. De examencommissie wint zo nodig deskundig advies in alvorens te beslissen. Indien ten aanzien van een onderdeel in deze regeling niet is aangegeven op welke wijze het tentamen kan worden afgelegd, omdat het onderdeel betrekking heeft op een vak dat niet in de opleiding wordt onderwezen, is het daaromtrent in de daarvoor geldende onderwijs- en examenregeling bepaalde van toepassing.
Artikel 3.5 Mondelinge tentamens 1.
Mondeling wordt niet meer dan één persoon tegelijk getentamineerd, tenzij de examencommissie anders heeft bepaald. 2. Het mondeling afnemen van een tentamen is openbaar, tenzij de examencommissie of de desbetreffende examinator in een bijzonder geval anders heeft bepaald, dan wel de student daartegen bezwaar heeft gemaakt. 3. Een mondeling tentamen wordt schriftelijk, analoog of digitaal vastgelegd. Bij schriftelijke vastlegging is de aanwezigheid van een tweede examinator vereist. Artikel 3.6 Deeltentamens Als een onderdeel is opgesplitst in meerdere subonderdelen, waarvan de minimale omvang tenminste 5 ECTS per onderdeel is, dan wordt het eindcijfer bepaald door het gewogen gemiddelde van de deeltentamens. Deelcijfers dienen voldoende te zijn. Artikel 3.7 Beroepsoriënterende stage Voorafgaand aan de stage wordt een stageplan opgesteld, dat een omschrijving van de doelstellingen, de inhoud van de stage en een activiteitenplan omvat. Dit plan wordt goedgekeurd door de begeleiders. De beoordeling van de stage wordt verricht door een begeleider vanuit de opleiding en een begeleider vanuit de stagegever, die als examinator zijn aangewezen door de examencommissie. De stage wordt afgesloten met een stageverslag dat wordt beoordeeld door de begeleider vanuit de opleiding en ter kennis wordt gesteld van de stagegever. Artikel 3.8 Scriptie 1. 2. 3.
De scriptie wordt beoordeeld door twee door de examencommissie aan te wijzen examinatoren. Indien een student twee opleidingen volgt, dient de student in beginsel een zelfstandige scriptie per opleiding in te leveren. De examencommissie bepaalt of de scriptie in de doeltaal dan wel het Nederlands wordt gesteld. De scriptie mag alleen dan in een andere taal worden gesteld, indien daartoe door de examencommissie toestemming is verleend.
Onderwijs- en Examenregeling master Romaanse Talen en Culturen, pagina 6
Artikel 3.9 Fraude en plagiaat 1. 2.
3. 4. 5. 6. 7. 8.
9. 10.
Onder fraude wordt verstaan het handelen of nalaten van een examinandus dat erop is gericht het vormen van een juist oordeel omtrent zijn/haar kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk te maken. Onder plagiaat wordt verstaan: a. het gebruik maken van ideeën en formuleringen van anderen zonder bronvermelding; b. het opnemen van een vertaling of parafrase van andermans werk zonder verwijzing; c. het indienen van eenzelfde of vergelijkbare tekst voor opdrachten van meerdere opleidingsonderdelen. In geval van fraude tijdens het afleggen van een tentamen kan de examinator de examinandus uitsluiten van verdere deelname aan het tentamen. In geval van fraude met een tentamen kan de examencommissie besluiten de examinandus uit te sluiten van deelname aan het tentamen voor een door haar vast te stellen periode. Deze periode is maximaal een jaar. In geval van plagiaat in een praktische oefening kan de examencommissie besluiten de examinandus uit te sluiten van deelname aan de praktische oefening voor de duur van een door haar vast te stellen periode. Deze periode is maximaal een jaar. In voorkomende gevallen van plagiaat kan de examencommissie behandeling daarvan in handen geven van de facultaire plagiaatcommissie. De examencommissie neemt een beslissing inzake uitsluiting naar aanleiding van het schriftelijk verslag van de surveillant van de door hem/haar geconstateerde fraude, en na het horen van de examinandus. De examencommissie/facultaire plagiaatcommissie neemt een beslissing inzake uitsluiting naar aanleiding van het schriftelijk verslag van de examinator van de door hem/haar geconstateerde fraude respectievelijk het door hem/haar geconstateerde plagiaat, en na het horen van de examinandus. Een uitsluiting heeft tot gevolg dat geen uitslag wordt vastgesteld voor het desbetreffende tentamen of de praktische oefening. De examencommissie/facultaire plagiaatcommissie stelt het faculteitsbestuur op de hoogte van gevallen van fraude en/of plagiaat.
Artikel 3.10 Vaststelling en bekendmaking tentamenuitslag 1. 2. 3. 4. 5. 6.
De maximale nakijktermijn bedraagt in principe tien werkdagen na de dag waarop een tentamen is afgelegd of een werkstuk is ingeleverd. In geval van een tentamen met essayvragen dat door meer dan 50 studenten is gemaakt kan deze termijn worden verlengd tot vijftien werkdagen. Indien de resterende tijd tussen tentamen/werkstuk en bijstelling studieplanning korter is dan 10 resp. 15 werkdagen, geldt een termijn van uiterlijk één dag voor de sluiting van de planningsmodule in ProgRESS-WWW . In afwijking van het gestelde in het eerste lid stelt de examinator terstond na het afnemen van een mondeling tentamen de uitslag vast en reikt hij/zij de student een desbetreffende schriftelijke verklaring uit. Bij de schriftelijke verklaring omtrent de uitslag van een tentamen wordt de student gewezen op het inzagerecht, bedoeld in artikel 3.12, eerste lid, alsmede op de beroepsmogelijkheid bij het college van beroep voor de examens. Aan een onderdeel c.q. tentamen dat met voldoende resultaat is afgesloten kan niet opnieuw worden deelgenomen. Voor een op andere wijze dan mondeling of schriftelijk af te leggen tentamen bepaalt de examencommissie tevoren op welke wijze en binnen welke termijn de student een schriftelijke verklaring omtrent de uitslag zal ontvangen.
Artikel 3.11 Geldigheidsduur 1.
De geldigheidsduur van behaalde onderdelen is maximaal vier jaar vanaf het moment dat het onderdeel met succes is afgesloten. 2. In afwijking van het gestelde in het eerste lid kan de examencommissie m.b.t. een onderdeel waarvan het tentamen langer dan vier jaar geleden is behaald, dit onderdeel alsnog erkennen,
Onderwijs- en Examenregeling master Romaanse Talen en Culturen, pagina 7
indien de verworven leerstof nog steeds relevant is, dan wel een aanvullend of vervangend tentamen opleggen, alvorens de student wordt toegelaten tot het afleggen van een examen. Artikel 3.12 Inzagerecht 1.
Gedurende ten minste zes weken na de bekendmaking van de uitslag van een schriftelijk tentamen krijgt de student op zijn verzoek inzage in zijn beoordeeld werk. Tevens wordt hem op zijn verzoek tegen kostprijs een kopie verschaft van dat werk. 2. Gedurende de in het eerste lid genoemde termijn kan elke belangstellende kennis nemen van vragen en opdrachten van het desbetreffende tentamen, alsmede zo mogelijk van de normen aan de hand waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden. 3. De examencommissie kan bepalen, dat de inzage of de kennisneming geschiedt op een vaste plaats en op tenminste twee vaste tijdstippen. Indien de betrokkene aantoont door overmacht verhinderd te zijn of te zijn geweest op een aldus vastgestelde plaats en tijdstip te verschijnen, wordt hem een andere mogelijkheid geboden, zo mogelijk binnen de in het eerste lid genoemde termijn. Artikel 3.13 Vrijstelling 1.
De examencommissie kan de student op diens schriftelijk ingediende verzoek, gehoord de desbetreffende examinator, vrijstelling verlenen van een tentamen, indien de student: a. hetzij een qua inhoud en niveau overeenkomstig onderdeel van een universitaire of hogere beroepsopleiding heeft voltooid; b. hetzij aantoont door werk- c.q. beroepservaring over voldoende kennis en vaardigheden te beschikken m.b.t. het desbetreffende onderdeel. Artikel 3.14 Examen
1.
Een student die alle examenonderdelen van de opleiding met goed gevolg heeft afgelegd, dan wel alle onderdelen van het door de examencommissie goedgekeurde programma met goed gevolg heeft afgelegd, dient uiterlijk binnen vier weken na afloop hiervan het getuigschrift aan te vragen. De examendatum die door de examencommissie op het getuigschrift wordt vermeld is de datum waarop naar het oordeel van de examencommissie het laatste examenonderdeel met goed gevolg is afgelegd. 2. Indien de student het getuigschrift na de in het vorige lid bedoelde termijn aanvraagt, wordt op het getuigschrift als examendatum vermeld de datum waarop de examencommissie besluit dat de student geslaagd is, ook al ligt de datum waarop de examencommissie een dergelijk besluit neemt in een volgend studiejaar en dient de student voor dat studiejaar dan te zijn ingeschreven. 3. Tot het afleggen van het examen wordt tenminste tien maal per jaar de gelegenheid geboden. Artikel 3.15 Graad 1.
Aan degene die het examen met goed gevolg heeft afgelegd, wordt de graad “Master of Arts” verleend. 2. De verleende graad wordt op het getuigschrift van het examen aangetekend. Artikel 3.16 Cum Laude-regeling 1. 2. 3.
Aan de uitslag van het Masterexamen kan het predikaat cum laude worden verbonden indien voor de scriptie ten minste het onafgeronde cijfer 9 is behaald en voor de overige onderdelen behorend bij het examen gemiddeld ten minste het onafgeronde cijfer 8 is behaald. Alle onderdelen dienen gewogen te worden meegeteld, d.w.z. dat bij het bepalen van het gemiddelde elk vak evenveel keren moet meetellen als het aantal studiepunten dat ervoor is behaald. Extra vakken worden desgewenst niet meegeteld. De student mag zelf bepalen welke vakken buiten het vastgestelde masterprogramma (masterexamen) als extra vak dienen te worden aangemerkt.
Onderwijs- en Examenregeling master Romaanse Talen en Culturen, pagina 8
4.
Indien een student voor het Masterdiploma in aanmerking wil komen voor het predicaat ‘cum laude,’dient het aantal onderwijseenheden dat van een cijfer is voorzien: - voor een 60 ECTS Masterprogramma tenminste 50 van de 60 ECTS studiepunten te omvatten; - voor een 90 ECTS Masterprogramma tenminste 75 van de 90 ECTS studiepunten te omvatten; - voor een 120 ECTS Masterprogramma tenminste 100 van de 120 ECTS studiepunten te omvatten. Onder bovengenoemde onderwijseenheden valt tenminste de scriptie.
Paragraaf 4
Toelating
Artikel 4.1 Nederlandse taal 1.
Conform artikel 7.2 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) wordt het onderwijs gegeven en worden de examens afgenomen in het Nederlands. In afwijking van de eerste volzin kan een andere taal worden gebezigd: a. wanneer het een opleiding met betrekking tot die taal betreft; b. wanneer het onderwijs betreft dat in het kader van een gastcollege door een anderstalige docent gegeven wordt, of; c. indien de specifieke aard, de inrichting of de kwaliteit van het onderwijs dan wel de herkomst van de studenten daartoe noodzaakt, overeenkomstig een door het instellingsbestuur vastgestelde gedragscode. 2. Aan de eis inzake voldoende beheersing van de Nederlandse taal wordt voldaan door het met goed gevolg afleggen van het staatsexamen Nederlands als tweede taal. Artikel 4.2 Vooropleiding
1.
Toelaatbaar tot de opleiding is de bezitter van een Nederlands of een buitenlands diploma van hoger onderwijs, die aantoont te beschikken over kennis van, inzicht in en vakspecifieke vaardigheden betreffende de romanistiek in het algemeen en één van de Romaanse talen en culturen op universitair bachelorniveau in het bijzonder. 2. De bezitter van het diploma van de bacheloropleiding “Romaanse Talen en Culturen” van de Rijksuniversiteit Groningen of van een andere Nederlandse universiteit of één van de bacheloropleidingen “Franse Taal en Cultuur”, “Italiaanse Taal en Cultuur”, of “Spaanse Taal en Cultuur” van een Nederlandse universiteit wordt geacht te beschikken over de kennis, inzicht en vaardigheden, genoemd in het eerste lid, en wordt uit dien hoofde toegelaten tot de opleiding. 3. Toelating als bedoeld in de leden 1 en 2 geeft recht op inschrijving in de opleiding. Artikel 4.3 Toelating afstudeerrichtingen Voor de verschillende afstudeerrichtingen van deze opleiding gelden, in aanvulling op het in artikel 4.2 bepaalde, de volgende toelatingsvoorwaarden: N.v.t. Artikel 4.4 Voorlopige toelating
1
2
Op schriftelijk verzoek van de kandidaat, die zich voorbereidt op het afsluitend examen van de in art. 4.2, tweede lid, genoemde bacheloropleiding, kan de toelatingscommissie zoals bedoeld in artikel 4.5 hem voorlopig toelaten tot de opleiding, mits: - hij van de bacheloropleiding nog slechts onderdelen met een gezamenlijke studielast van ten hoogste 10 ECTS-punten moet behalen, en - hij de BA-scriptie met voldoende resultaat heeft afgerond. Een voorlopige toelating dient binnen zes maanden te worden vervangen door een toelating krachtens art. 4.2.
Onderwijs- en Examenregeling master Romaanse Talen en Culturen, pagina 9
Artikel 4.5 Toelatingscommissie 1.
De toelating tot de opleiding is opgedragen aan de toelatingscommissie van de opleiding. Deze wordt gevormd door: - een lid, tevens voorzitter, aangewezen uit de hoogleraren die met onderwijs in de opleiding zijn belast; - twee leden aangewezen uit het wetenschappelijk personeel dat met onderwijs in de opleiding is belast. 2. De toelatingscommissie kiest uit haar midden een secretaris. 3. De aanwijzing geschiedt door de examencommissie, die tevens het toelatingsreglement vaststelt. Artikel 4.6 Procedure voor de toelating tot de opleiding
Met het oog op de toelating tot de opleiding, als bedoeld in art. 4.2, eerste lid, stelt de toelatingscommissie een onderzoek in naar de kennis en de vaardigheden van de kandidaat. In aanvulling op gecertificeerde schriftelijke bewijzen van de gevolgde opleiding(en) kan de commissie bepaalde kennis en vaardigheden laten toetsen door deskundigen in of buiten de universiteit. Artikel 4.7 Toelatingsonderzoek: tijdstippen 1.
Het toelatingsonderzoek vindt tweemaal per jaar plaats m.b.t. het begin van de opleiding in het eerste en het tweede semester. 2. Een verzoek te worden toegelaten tot de opleiding wordt voor 1 maart resp. 15 september ingediend bij de toelatingscommissie. 3. In bijzondere gevallen kan de toelatingscommissie een na de in het tweede lid genoemde sluitingsdatum ingediend verzoek in behandeling nemen. 4. De toelatingscommissie beslist voor 1 juni resp. 1 december over het verzoek. De toelating wordt verleend onder de voorwaarde dat de kandidaat uiterlijk op de betreffende begindatum van de opleiding zal voldoen aan de in art. 4.2 bedoelde eisen t.a.v. kennis en vaardigheden, zoals die blijken uit getuigschriften van door hem gevolgde opleidingen. In de schriftelijke verklaring omtrent toelating wordt de student gewezen op de beroepsmogelijkheid bij het college van beroep voor de examens.
Paragraaf 5
Inschrijving voor colleges en studiebegeleiding
Artikel 5.1 Inschrijving voor colleges 1.
Alle ingeschreven studenten dienen vóór 1 juli ten behoeve van instroom in het eerste semester zich in te schrijven in ProgRESS-WWW voor de colleges die zij gaan volgen in het nieuwe academische jaar. Alle ingeschreven studenten die instromen in het tweede semester dienen vóór 15 december in ProgRESS-WWW aan te geven welke colleges zij gaan volgen in het tweede semester. De studenten hebben de gelegenheid wijzigingen hierin aan te brengen gedurende de eerste drie weken van een semester. 2. De college-inschrijving omvat alle studieonderdelen en alle (her)toetsen. Onder (her)toets wordt verstaan een tentamen of werkstuk dat deel uitmaakt van de toetsing van een onderdeel en dat gebonden is aan de jaarlijks vastgestelde toetsingsperioden. 3. De college-inschrijving van nieuwe studenten voor een doorstroomprogramma, van nietletterenstudenten of van studenten van andere vooropleidingen dient vóór 1 september ten behoeve van instroom in het eerste semester of vóór 1 februari ten behoeve van instroom in het tweede semester schriftelijk te worden ingeleverd bij Bureau Studentzaken, waarna Bureau Studentzaken zorgt voor invoering in ProgRESS-WWW. Artikel 5.2 Studievoortgangsadministratie 1.
Het faculteitsbestuur draagt zorg voor de registratie van de individuele studieresultaten van de studenten.
Onderwijs- en Examenregeling master Romaanse Talen en Culturen, pagina 10
2. Het faculteitsbestuur verschaft elke student ten minste eenmaal per jaar een overzicht van de door hem behaalde studieresultaten. Artikel 5.3 Studiebegeleiding 1.
In het kader van de toelatingsprocedure draagt het faculteitsbestuur zorg voor een afspraak met de student over de individuele inrichting van het door hem te volgen programma. 2. Het faculteitsbestuur draagt zorg voor een introductieprogramma voor de student bij de aanvang van zijn opleiding. 3. Het faculteitsbestuur draagt zorg voor voldoende begeleiding van de student tijdens zijn opleiding en schenkt daarbij in het bijzonder aandacht aan mogelijke aanpassingen van het programma in het belang van de aansluiting op de wetenschapsbeoefening of de beroepsuitoefening buiten de universiteit.
Paragraaf 6
Slotbepalingen
Artikel 6.1 Wijziging 1.
Wijzigingen van deze regeling worden door het faculteitsbestuur, gehoord de opleidingscommissie en na overleg met de faculteitsraad, bij afzonderlijk besluit vastgesteld. 2. Een wijziging van deze regeling heeft geen betrekking op het lopende studiejaar, tenzij de belangen van de studenten daardoor redelijkerwijs niet worden geschaad. 3. Een wijziging kan voorts niet ten nadele van studenten van invloed zijn op: - het onderwijsprogramma zoals vastgesteld in artikel 4.2; - enige andere beslissing, die krachtens deze regeling is genomen ten aanzien van een student. Artikel 6.2 Bekendmaking 1.
Het faculteitsbestuur draagt zorg voor een passende bekendmaking van deze regeling, van de regels en richtlijnen die door de examencommissie zijn vastgesteld, alsmede van elke wijziging van deze stukken. 2. Elke belangstellende kan op het faculteitsbureau een exemplaar van de in het eerste lid bedoelde stukken verkrijgen. Artikel 6.3 Inwerkingtreding Deze regeling treedt in werking op 1 september 2008. Aldus vastgesteld door het faculteitsbestuur op 1 juli 2008.
Onderwijs- en Examenregeling master Romaanse Talen en Culturen, pagina 11
APPENDIX ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING VAN DE LERARENOPLEIDING VAN HET UOCG
Par. 1.
Algemeen
Art.1. Toepasselijkheid van de regeling Deze regeling is van toepassing op het onderwijs en de examens van de universitaire lerarenopleidingen, verzorgd door en onder verantwoordelijkheid van het Universitair Onderwijscentrum Groningen (UOCG), alsmede voor de onderdelen uit de facultaire Educatieve Masteropleidingen voor zover deze worden uitgevoerd door het UOCG, welke opleidingen leiden tot een eerstegraads bevoegdheid (Leraar Voorbereidend Hoger Onderwijs) voor de schoolvakken: a. aardrijkskunde b. algemene economie c. biologie d. Duits e. Engels f. filosofie g. Frans h. Fries i. Geschiedenis en staatsinrichting j. informatica k. Grieks, Latijn en klassieke culturele vorming l. maatschappijleer m. management en organisatie n. natuurkunde o. Nederlands p. scheikunde q. Spaans r. wiskunde verder te noemen: de opleiding. Art. 2. Begripsbepalingen In deze regeling wordt verstaan onder: • de wet: de wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek; • de lerarenopleiding: de opleiding welke opleidt tot een eerstegraads leraarbevoegdheid voor een bepaald schoolvak; • de school: de school voor voortgezet onderwijs welke fungeert als stageverlenende instelling voor de student • duale opleiding: een opleiding als bedoeld in artikel 7.7 van de wet; • student: hij/zij die is ingeschreven voor het volgen van het onderwijs en/of het afleggen van de tentamens en de examens van de opleiding; • onderdeel: een onderwijseenheid van de opleiding, in de zin van de wet; • professionaliseringstaak: opdracht tot het vervaardigen van een product waarmee de student kan aantonen te beschikken over voor het leraarsberoep relevante startbekwaamheden. De gehele opleiding is opgebouwd uit professionaliseringstaken. • practicum: een praktische oefening, als bedoeld in art. 7.13 van de wet in de volgende vorm: • het doorlopen van een stage, • tentamen: onderzoek naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de examinandus zoals deze tot uiting komen in het eindproduct van een professionaliseringstaak, alsmede de beoordeling van de uitkomsten van dat onderzoek, als bedoeld in art. 7.10 van de wet. • Mentor: functionaris welke van opleidingswege is belast met de begeleiding van de professionele ontwikkeling van de student • Tutor: functionaris welke van opleidingswege is belast met de bewaking van de kwaliteit van de beoordeling van de professionele ontwikkeling van de student • Schoolopleider: functionaris welke van schoolwege is belast met de begeleiding van de professionele ontwikkeling van de student • Coach: functionaris welke van schoolwege is belast met de begeleiding van de stageactiviteiten van de de student
Onderwijs- en Examenregeling master Romaanse Talen en Culturen, pagina 12
•
Vakdidacticus: functionaris welke van opleidingswege verantwoordelijk is voor de vakinhoudelijke en vakdidactische ondersteuning van de student
Art. 3. Doel van de opleiding De eerstegraads leraar wordt primair opgeleid voor het 'eerstegraads gebied': de bovenbouw van havo en vwo. De eerstegraads bevoegdheid is echter inclusief. Dit betekent dat eerstegraads leraren werkzaam zijn in zowel het vmbo, als in de onderbouw (basisvorming), alsook in de bovenbouw (Tweede Fase) van het voortgezet onderwijs. Het UOCG legt het accent op de bekwaamheid van beginnende leraren in de bovenbouw (VHO) zoals geformuleerd en de Wet BiO. In de opleiding streven we bekwaamheid (competentie) na op een zevental samenhangende terreinen die daar van belang zijn en de daaraan verbonden beroepsvereisten. De eerstegraads leraar die de lerarenopleiding van het UOCG met goed gevolg heeft doorlopen is:
1. Interpersoonlijk competent a. onderschrijft zijn interpersoonlijke verantwoordelijkheid b. is zich bewust van eigen houding en gedrag en de invloed daarvan op leerlingen en c. heeft voldoende kennis en vaardigheid op het gebied van groepsprocessen en communicatie om een goede samenwerking met en van de leerlingen tot stand te brengen.
2. Pedagogisch competent a. onderschrijft zijn pedagogische verantwoordelijkheid b. heeft voldoende pedagogische kennis en vaardigheid om een veilige leeromgeving tot stand te brengen waarin leerlingen zich kunnen ontwikkelen tot een zelfstandig en verantwoordelijk persoon en c. realiseert zo'n veilige leeromgeving voor de groep(en) waarmee hij werkt, maar ook voor individuele leerlingen.
3. Vakdidactisch competent a. onderschrijft zijn vakdidactische verantwoordelijkheid b. heeft voldoende vakdidactische kennis en vaardigheid om een krachtige leeromgeving tot stand te brengen waarin leerlingen zich op een goede manier de leerinhouden van een bepaald vak(gebied) eigen kunnen maken en c. kan een dergelijke leeromgeving in de praktijk realiseren voor de groep(en) waarmee hij werkt, maar ook voor individuele leerlingen.
4. Organisatorisch competent a. onderschrijft zijn organisatorische verantwoordelijkheid b. heeft voldoende organisatorische kennis en vaardigheid om in zijn groepen en zijn andere contacten met leerlingen een goed leef- en werkklimaat tot stand te brengen. Hij doet dit overzichtelijk, ordelijk en taakgericht. Hij is in alle opzichten voor zichzelf, zijn collega’s en vooral voor de leerlingen helder.
5. Competent in het samenwerken met collega’s a. onderschrijft zijn verantwoordelijkheid in het samenwerken met collega’s en b. heeft voldoende kennis en vaardigheden om een professionele bijdrage te leveren aan een goed pedagogisch en didactisch klimaat van zijn school, aan goede werkverhoudingen en een goede schoolorganisatie.
6. Competent in het samenwerken met de omgeving 1. 2.
onderschrijft zijn verantwoordelijkheid in het samenwerken met de omgeving van de school en heeft voldoende kennis en vaardigheid om samen te werken met mensen en instellingen die betrokken zijn bij de opleiding en vorming van en de zorg voor de leerlingen en bij de school.
7. Competent in reflectie en ontwikkeling en onderzoek ten dienste van de eigen professionele ontwikkeling en de ontwikkeling van het schoolvak, het beroep en de school a. onderschrijft de verantwoordelijkheid voor zijn eigen professionele ontwikkeling b. onderzoekt, expliciteert en ontwikkelt zijn opvattingen over het leraarschap, zijn bekwaamheid als leraar en de onderwijspraktijk.
Onderwijs- en Examenregeling master Romaanse Talen en Culturen, pagina 13
De universitaire lerarenopleiding heeft daarbij als taak eerstegraads leraren op te leiden die hun academische instelling kunnen integreren in hun bekwaamheden als leraar. Zij doen dit op een planmatige, professionele wijze. Hun academische achtergrond komt hierbij tot uiting in de wijze waarop ze disciplinaire kennis weten te vertalen in vakdidactisch verantwoord handelen in de praktijk en in de manier waarop ze die praktijk onderzoeksmatig weten te analyseren, bij te stellen en te dissemineren. Art. 4. Voltijds/deeltijds De opleiding wordt zowel voltijds als deeltijds verzorgd en kent zowel duale als niet- duale trajecten. Art. 5. De examens van de opleiding In de opleiding kan het volgende examen worden afgelegd: het afsluitend examen
Par. 2. Het afsluitend examen Art. 6. De examenonderdelen: Het examen omvat voor alle schoolvakken de volgende professionaliseringstaken: UOCM0110 UOCM0225 UOCM0302 UOCM0409 UOCM0506 UOCM0603 UOCM0703 UOCM0802
Basiscursus lerarenopleiding (10 ECTS) Werken op school (25 ETCS) Reflectie op professionele ontwikkeling (2 ECTS) Probleemgericht Onderwijs Ontwerpen (9 ECTS) Schoolvak I (6 ECTS) Schoolvak II (3 ECTS) Leerprocessen (3 ECTS) Vrije keuze (2 ECTS)
Art. 7 Volgtijdelijkheid van de examenonderdelen Met de in artikel 6 genoemde onderdelen UOCM0225 tot en met UOCM0802 van de opleiding kan niet eerder worden aangevangen dan nadat het examenonderdeel UOCM0110 met goed gevolg is afgelegd. Art. 8. De beoordeling Beoordeling van de examenonderdelen vindt plaats conform de regels en richtlijnen vastgesteld door de examencommissie van het UOCG zoals deze zijn omschreven in de studiegids van het UOCG. Het resultaat van de beoordeling uitgedrukt in de cijfers 5 (onvoldoende), 6 (voldoende), 7 (ruim voldoende) of 8 (goed). 1. Het practicum Het practicum (de stage) maakt onderdeel uit van de professionaliseringstaken UOCM0110 en UOCM0225. . De beoordeling van het practicum binnen de professionaliseringstaak UOCM0110 wordt eenmalig bij de afsluiting van dit onderdeel gegeven door de coach en de vakdidacticus. De beoordeling van het practicum binnen de professionaliseringstaak UOCM0225 vindt minimaal twee maal plaats; halverwege het onderdeel (de voortgangsbeoordeling) en aan het eind van de opleiding (de eindbeoordeling). Deze beoordeling wordt in situaties waarin een schoolopleider de student begeleidt gegeven door de tutor in overleg met de coach en/of de schoolopleider en de vakdidacticus. In de situatie dat er geen schoolopleider in de school aanwezig is beoordeelt de vakdidacticus in overleg met de coach. 2. De instituutsactiviteiten. Voor deze onderdelen geldt dat beoordeling geschiedt op basis van de uitgevoerde professionaliseringstaken aan de hand van voorafgaand aan het begin van het opleidingsonderdeel vastgestelde rubrics.
Onderwijs- en Examenregeling master Romaanse Talen en Culturen, pagina 14
Par. 3
Afleggen van examenonderdelen
Art. 9 Het aantal keren per studiejaar dat de examenonderdelen kunnen worden afgelegd De student wordt minimaal twee maal per jaar de gelegenheid gegeven aan de eisen van de betreffende professionaliseringstaak te voldoen. Art. 10 Vorm van het afleggen van de examenonderdelen Tentamens worden mondeling dan wel schriftelijk afgelegd op een door de examencommissie vast te stellen wijze. Het practicum wordt afgelegd aan de hand van lesobservaties en evaluaties en verslagen van gegeven lessen en van het functioneren in de school. Aan lichamelijk of zintuiglijk gehandicapte studenten wordt de gelegenheid geboden de tentamens op een zoveel mogelijk aan hun individuele handicap aangepaste wijze af te leggen. De examencommissie wint zo nodig deskundig advies in alvorens te beslissen.
Par. 4
Tentamenuitslag
Art. 11 Vaststelling en bekendmaking tentamenuitslag. De examinator stelt terstond na het afnemen van een mondeling tentamen de uitslag vast en reikt de student een desbetreffende schriftelijke verklaring uit De examinator stelt de uitslag van een schriftelijk tentamen vast binnen tien werkdagen na de dag waarop het is afgelegd, en deelt deze mede aan de student. T.a.v. een op andere wijze dan mondeling of schriftelijk af te leggen onderdeel bepaalt de examencommissie tevoren op welke wijze en binnen welke termijn de student een schriftelijke verklaring omtrent de uitslag zal ontvangen. In de schriftelijke verklaring omtrent de uitslag van een tentamen wordt de student gewezen op het inzagerecht, alsmede op de beroepsmogelijkheid bij het College van Beroep voor de Examens. Art. 12 Geldigheidsduur De geldigheidsduur van behaalde onderdelen is onbeperkt. In afwijking hiervan kan de examencommissie m.b.t. een onderdeel, waarvan het tentamen langer dan zes jaar geleden is behaald, een aanvullend dan wel vervangend tentamen opleggen, alvorens de student wordt toegelaten tot het afleggen van het desbetreffende examen. Art. 13 Inzagerecht Gedurende ten minste dertig dagen na de bekendmaking van de uitslag van een schriftelijk tentamen krijgt de student op zijn verzoek inzage in zijn beoordeeld werk. De examencommissie kan bepalen, dat de inzage of de kennisgeving op een vaste plaats en tenminste twee vaste tijdstippen plaats vindt.
Par. 5
Vrijstelling
Art. 14 Vrijstelling van tentamens en erkenning alternatieve onderdelen 14a Vrijstelling tentamens Indien de student ten genoegen van de examencommissie aantoont dat hij/zij voorafgaand aan de opleiding reeds op een andere wijze binnen of buiten een universiteit voldoende kennis, inzicht en vaardigheden heeft verkregen kan de examencommissie hem/haar gehele of gedeeltelijke vrijstelling van één of meer onderdelen van het examen verlenen. 14b Erkenning alternatieve onderdelen Indien de student ten genoegen van de examencommissie aantoont dat hij/zij gedurende de opleiding op een andere wijze binnen of buiten een universiteit voldoende kennis, inzicht en vaardigheden kan verkrijgen kan de examencommissie besluiten alternatieve onderdelen te erkennen in het perspectief van de examinering.
Onderwijs- en Examenregeling master Romaanse Talen en Culturen, pagina 15
Par. 6
Examen
Art. 15 Tijdvakken en frequentie afleggen examen Tot het afleggen van een examen wordt de gelegenheid geboden, zodra de student voldoende bewijzen van de door hem of haar met goed gevolg gerealiseerde professionaliseringstaken van de opleiding overlegt. Art. 16 Uitslag examen Men is voor het examen geslaagd indien alle professionaliseringstaken met voldoende gevolg zijn afgelegd. De examencommissie stelt de uitslag van het examen vast, zodra de student voldoende bewijzen overlegt van de door hem/haar gerealiseerde professionaliseringstaken.. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan de examencommissie, alvorens de uitslag van het examen vast te stellen, zelf een onderzoek instellen naar de kennis van de student m.b.t. een of meer onderdelen van de opleiding, indien en voor zover de uitslagen van de desbetreffende tentamens haar daartoe aanleiding geven. Aan degene die het examen met goed gevolg heeft afgelegd wordt ten bewijze daarvan door de examencommissie een getuigschrift uitgereikt. Op het getuigschrift wordt vermeld het vak of de vakken waarop de opleiding betrekking had.
Par. 7
Slot- en invoeringsbepalingen
Art. 17 Wijzigingen Wijzigingen van deze regeling worden door de directeur van het UOCG bij afzonderlijk besluit vastgesteld. Eventuele wijzigingen die betrekking hebben op het lopende studiejaar vinden alleen plaats indien de belangen van de studenten daardoor redelijkerwijs niet worden geschaad. Art. 18 Bekendmaking 1. De directeur van het UOCG draagt zorg voor een passende bekendmaking van deze regeling alsmede van de wijzigingen van deze regeling. 2. Elke belangstellende kan bij het bureau van het UOCG een exemplaar van deze regeling verkrijgen. Art. 19 Inwerkingtreding Deze regeling geldt met ingang van het studiejaar 2008/2009. Aldus vastgesteld te Groningen op 24-12-2007 Prof. Dr. W.H.A. Hofman, directeur UOCG.
Onderwijs- en Examenregeling master Romaanse Talen en Culturen, pagina 16