Faculteit der Letteren Onderwijs- en ExamenRegeling 2012 - 2013 Bacheloropleiding
Nederlandse Taal en Cultuur Inhoud: 1.
Algemene bepalingen
2.
Opbouw van de opleiding
3.
De propedeutische fase van de opleiding
4.
Studievoortgang, inclusief studieadvies
5.
Toelating tot het tweede studiejaar van de opleiding, de postpropedeutische fase
6.
De postpropedeutische fase van de opleiding
7.
Tentamens en examens van de opleiding
8.
Vooropleiding
9.
Inschrijving voor colleges en Studiebegeleiding
10. Overgangs- en slotbepalingen
Onderwijs- en Examenregeling Bacheloropleiding Nederlandse Taal en Cultuur, pagina 1
Paragraaf 1 Algemene Bepalingen Artikel 1.1 Toepasselijkheid van de regeling Deze regeling is van toepassing op het onderwijs en de examens van de bacheloropleiding Nederlandse Taal en Cultuur, hierna te noemen: de opleiding. De opleiding wordt verzorgd binnen de Faculteit der Letteren van de Rijksuniversiteit Groningen, hierna te noemen: de faculteit. Artikel 1.2 Begripsbepalingen In deze regeling wordt verstaan onder: a. de wet: de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW); b. student: degene die is ingeschreven aan de universiteit voor het volgen van het onderwijs en/of het afleggen van de tentamens en de examens van de opleiding; c. opleiding: de bacheloropleiding genoemd in artikel 1.1 van deze regeling, bestaande uit een samenhangend geheel van onderwijseenheden; d. studiepunt: eenheid uitgedrukt in ECTS, waarbij een studiepunt gelijk staat aan 28 uur studeren; e. onderdeel: een onderwijseenheid van de opleiding, in de zin van de wet; f. volgen van een onderdeel: onder volgen van een studieonderdeel, resp. het gevolgd hebben van een onderdeel wordt verstaan dat een student heeft deelgenomen (en indien van toepassing heeft voldaan aan de aanwezigheidplicht) aan het college en, indien van toepassing, de daarbij behorende werkzaamheden heeft verricht. In de studiehandleiding van het onderdeel wordt vermeld of de werkzaamheden slechts hoeven te worden gemaakt dan wel voldoende moeten zijn gemaakt; g. toets: tentamen als bedoeld in artikel 7.10 van de wet; h. tentamen: formele afsluiting van een onderdeel; i. deeltentamen: in het geval het tentamen bestaat uit verschillende delen dan wordt gesproken van deeltentamens; j. practicum: een praktische oefening, als bedoeld in artikel 7. 13 van de wet, in een van de volgende vormen: - het maken van een scriptie (afstudeerwerkstuk); - het maken van een werkstuk of een proef-ontwerp; - het uitvoeren van een onderzoeksopdracht; - het doorlopen van een stage; - het actief deelnemen aan een andere onderwijsleeractiviteit, die gericht is op het bereiken van bepaalde vaardigheden. k. propedeuse: de propedeutische fase van de bacheloropleiding, bedoeld in artikel 7.8 van de wet. l. postpropedeuse: het gedeelte van de bacheloropleiding dat volgt op de propedeutische fase. m. examen: het propedeutisch of het bachelorexamen van de opleiding; n. definitief studieadvies: advies als bedoeld in artikel 7.8 b, lid 1 van de wet; 0. bindend studieadvies (BSA): afwijzend definitief studieadvies als bedoeld in artikel 7.8 b, lid 3 van de wet, namens het College van Bestuur uitgebracht door het faculteitsbestuur, betreffende de inschrijving van de student voor de opleiding; p. studievoortgangsoverzicht, een overzicht van de gerealiseerde studielast; q. voorlopig studieadvies, een schriftelijk tussentijds studieadvies over de voortzetting van de opleiding; r. doorstroomprogramma: programma 60 ECTS-studiepunten of meer, bedoeld voor het wegwerken van deficiënties ten behoeve van doorstroom- naar een aansluitend Ma-programma. Het programma wordt afgesloten met een Ba-diploma. s. schakel / pre-master programma: programma met een omvang tot en met 60 ECTSstudiepunten bedoeld voor het wegwerken van deficiënties ten behoeve van doorstroom naar aan aansluitend masterprogramma. Dit programma wordt niet afgesloten met een Badiploma. t. major: het geheel van verplichte onderwijseenheden in de propedeutische- en post- propedeutische fase; u. minor: het geheel van onderwijseenheden in de vorm van een vast keuzepakket verbonden metde major in propedeutisch en postpropedeutische fase;
Onderwijs- en Examenregeling Bacheloropleiding Nederlandse Taal en Cultuur, pagina 2
v. w.
vrije keuzeruimte: een pakket van keuzeonderdelen dat de student naar eigen inzicht mag samenstellen onder goedkeuring van de examencommissie; semester: deel van een studiejaar, beginnend op 1 september en eindigend op een door het College van Bestuur te bepalen datum omstreeks medio februari, dan wel beginnend op vorenbedoelde door het College van Bestuur te bepalen datum en eindigend op een door het College van Bestuur te bepalen datum omstreeks medio juli.
De overige begrippen hebben de betekenis die de wet daaraan toekent. Artikel 1.3 Doel van de opleiding Met de opleiding wordt beoogd dat de student een zodanige academische vorming verwerft in termen van kennis, inzicht en vaardigheden op het gebied van de neerlandistische deeldisciplines Nederlandse Letterkunde (inzonderheid historische en moderne Nederlandse letterkunde), Taalkunde van het Nederlands en Taalbeheersing van het Nederlands dat: - voldaan wordt aan de ingangseisen voor toelating tot aansluitende Master-opleidingen, met het recht op toegang tot in ieder geval de maatschappelijk georiënteerde Master-opleidingen Nederlandse Taal en Cultuur, Theoretische en descriptieve Taalkunde, Neurolinguïstiek, CIW (Communicatie en Educatie), Europese Letteren en Culturen, Applied Linguistics, Euroculture en International Humanitarian Action en de educatieve Master-opleiding Nederlandse Taal en Cultuur van de Rijksuniversiteit Groningen; - de student in staat is tot het met succes uitoefenen van functies waarvoor academische kennis en vaardigheden op bachelorsniveau op bovengenoemd gebied vereist dan wel wenselijk zijn. Artikel 1.4 Vorm van de opleiding De opleiding wordt voltijds verzorgd.
Paragraaf 2 Opbouw van de opleiding Artikel 2.1 Indeling en examens van de opleiding 1. In de opleiding worden de volgende examens afgelegd: a. het propedeutisch examen; b. het afsluitend d.w.z. het bachelorexamen. 2. De opleiding is opgedeeld in een propedeutische fase en een postpropedeutische fase. Het geheel van de opleiding bestaat uit een major, een minor en een vrije keuzeruimte. 3. De opleiding kent de volgende minoren waaruit de student er één dient te kiezen: Minoren: 1. Media en journalistieke cultuur 2. Tekst en Taal in Professionele Communicatie 3. Europa: taal en maatschappij 4. Europa: cultuur en literatuur 5. Oudere (Europese) Letteren en Cultuur (naam onder voorbehoud) 6. Filmwetenschap 7. Literatuurwetenschap 8. Muziekwetenschap 9. Theaterwetenschap Artikel 2.2 Studielast 1.
De opleiding heeft een studielast van 180 ECTS studiepunten, waarbij één ECTS studiepunt gelijk staat aan 28 uren studie. 2. De propedeutische fase heeft een studielast van 60 ECTS studiepunten.
Onderwijs- en Examenregeling Bacheloropleiding Nederlandse Taal en Cultuur, pagina 3
3. De studielast wordt uitgedrukt in hele ECTS studiepunten. Artikel 2.3 Verdeling major-minor 1.
De volgende verdeling van studiepunten geldt voor de major, minor en keuzeruimte: a. De major bestaat uit 120 ECTS studiepunten. b. De minorruimte beslaat 30 ECTS studiepunten en dient te worden gekozen uit de set zoals aangegeven in artikel 2.1, lid 3 van de OER. c. De vrije keuzeruimte. Deze beslaat 30 ECTS studiepunten. 2. De vrije keuzeruimte van 30 ECTS studiepunten bestaat uit onder de goedkeuring van de examencommissie door de examinandus te kiezen vrije onderdelen die betrekking hebben op vakken die aan een universiteit of een instelling voor hoger beroepsonderwijs worden onderwezen. Hierbij kan gekozen worden uit maximaal 3 (drie) wetenschapsgebieden of themagebieden naast dat van de major. 3. In zijn/haar keuzeruimte kan de student er voor kiezen een stage te volgen. De examencommissie moet hieraan goedkeuring verlenen. Een student kan kiezen tussen een maatschappelijke stage (10 ECTS) via het stagebureau Letteren of een educatieve stage (10 of 15 ECTS) in het kader van een educatieve minor via de Lerarenopleiding van de Faculteit Gedrags- en Maatschappijwetenschappen. De stages mogen niet beide worden gevolgd. Voorwaarde voor een stage via het stagebureau Letteren is dat de propedeuse is behaald en dat ten minste 120 ECTS-studiepunten zijn behaald in de combinatie van major- en minoronderdelen (erkend door de examencommissie van de majoropleiding). Voorafgaand aan de stage wordt een stageplan opgesteld, dat een omschrijving van de doelstellingen, de inhoud van de stage en een activiteitenplan omvat. Dit plan wordt goedgekeurd door de begeleiders. De beoordeling van de stage wordt verricht door een begeleider vanuit de opleiding en een begeleider vanuit de stagegever, die als examinator zijn aangewezen door de examencommissie. De stage wordt afgesloten met een stageverslag dat wordt beoordeeld door de begeleider vanuit de opleiding en ter kennis wordt gesteld van de stagegever. Artikel 2.4 Studieverblijf buitenland De student wordt in staat gesteld in de postpropedeutische fase onderdelen met een totaal volume van ten minste 30 ECTS studiepunten te volgen aan een buitenlandse (partner-) universiteit. Deze onderdelen behoeven vooraf in de vorm van een leerovereenkomst goedkeuring van de examencommissie. Deze leerovereenkomst dient te worden ondertekend door de examencommissie, de student en een vertegenwoordiger van de buitenlandse (partner-) instelling. Indien er tussentijds wijzigingen optreden in het programma dient de leerovereenkomst te worden gewijzigd en dient deze opnieuw te worden ondertekend door bovengenoemde partijen. Artikel 2.5 Vrije Bachelor Een student kan kiezen voor een Vrije Bachelor Nederlandse Taal en Cultuur. Een Vrije Bachelor heeft vooraf goedkeuring nodig van de examencommissie van de opleiding. De Vrije Bachelor bestaat uit 100 ECTS (van de 180 ECTS) van hoofdvakonderdelen Nederlandse Taal en Cultuur. Er bestaan daarbinnen drie varianten: Letterkunde, Taalkunde en Taalbeheersing. De resterende 80 ECTS kunnen op twee manieren worden besteed. Ten eerste kan men een tweede major kiezen, in dat geval doet men 80 ECTS aan met elkaar samenhangende onderdelen uit een opleiding binnen de Faculteit der Letteren. Ten tweede kan men deze 80 ECTS besteden aan twee minoren plus vrjie keuzeruimte (in de verdeling 30-30-20, dan wel 30-20-30). Artikel 2.6 Honoursprogramma 1. De Faculteit der Letteren neemt deel aan het honoursprogramma van het University of Groningen Honours College door middel van een Gemeenschappelijke Regeling. 2. Studenten die zijn toegelaten tot de bacheloropleiding Nederlandse Taal en Cultuur kunnen aan dit honoursprogramma deelnemen, indien zij worden geselecteerd door de Dean van het University of Groningen Honours College. Voor de selectieprocedure wordt verwezen naar de Onderwijs- en Examenregeling van het University of Groningen Honours College
Onderwijs- en Examenregeling Bacheloropleiding Nederlandse Taal en Cultuur, pagina 4
3. Op het honoursprogramma, waar het facultaire verdiepende deel een onderdeel van is, is de Onderwijs- en Examenregeling van het University of Groningen Honours College van toepassing. 4. In het bij het bachelordiploma behorende diplomasupplement wordt van het behalen van de honoursbul een aantekening gemaakt. Artikel 2.7 Academische vorming De opleiding van de student dient naar het oordeel van de examencommissie voldoende elementen te bevatten ten dienste van de academische vorming van de student. Hier volgt een overzicht van de eindtermen van de opleiding. De te realiseren eindtermen van de propedeuse zijn de volgende: 1. Kennis en inzicht: heeft aantoonbare kennis en inzicht van een vakgebied, waarbij wordt voortgebouwd op het niveau bereikt in het voortgezet onderwijs en dit wordt overtroffen; functioneert doorgaans op een niveau waarop met ondersteuning van gespecialiseerde handboeken, enige aspecten voorkomen waarvoor kennis van de laatste ontwikkelingen in het vakgebied vereist is. De afgestudeerde kan bogen op aantoonbare… 1.1. kennis en inzicht op het gebied van de Nederlandse taalkunde, taalbeheersing en letterkunde. 1.2 kennis van en inzicht in historische en moderne literaire teksten en van de context waarin deze zijn en worden geschreven, kennis van letterkundige theorieën en vaardigheid, en literaire analysemethoden. 1.3 kennis van en inzicht in theorieën betreffende taalgebruik en taalvaardigheid, en analyse-, ontwerp- en evaluatiemethoden op het terrein van taalgebruik en taalvaardigheid toe te passen. 1.4 kennis van en inzicht in theorieën over universele taalsystematiek en taalkundige analysemethoden, kennis van de kenmerken van het huidige Nederlands en van dat uit vroegere tijden toe te passen bij de bestudering van teksten en van taalgedrag. 2. Toepassen kennis en inzicht: is in staat om zijn/haar kennis en inzicht op dusdanige wijze toe te passen, dat dit een professionele benadering van zijn/haar werk of beroep laat zien, en beschikt verder over competenties voor het opstellen en verdiepen van argumentaties en voor het oplossen van problemen op het vakgebied. De afgestudeerde kan bogen op aantoonbaar… 2.1 vermogen om zijn/haar kennis van en inzicht in theorieën betreffende taalgebruik en taalvaardigheid, en analyse-, ontwerp- en evaluatiemethoden op het terrein van taalgebruik en taalvaardigheid toe te passen bij onderzoek naar de Nederlandse taal, literatuur en cultuur in bredere zin. 2.2 vermogen om zijn/haar kennis van en inzicht in theorieën over universele taalsystematiek en taalkundige analysemethoden, kennis van de kenmerken van het huidige Nederlands en van dat uit vroegere tijden toe te passen bij de bestudering van teksten en van taalgedrag. 2.3 vermogen om eenvoudige taalkundige, taalgebruikskundige of letterkundige onderzoekstechnieken toe te passen. 3. Oordeelsvorming: is in staat om relevante gegevens te verzamelen en te interpreteren (meestal op het vakgebied) met het doel een oordeel te vormen dat mede gebaseerd is op het afwegen van relevante sociaalmaatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten De afgestudeerde kan bogen op aantoonbaar… 3.1 vermogen om door kritische reflectie op de literatuur onderzoeksvragen te formuleren, bij te stellen en voorgestelde antwoorden te evalueren. 3.2 vermogen om succesvol en zelfstandig een onderzoek op middenniveau uit te voeren op het gebied van de Nederlandse taalkunde, taalbeheersing, historische letterkunde of moderne letterkunde.
Onderwijs- en Examenregeling Bacheloropleiding Nederlandse Taal en Cultuur, pagina 5
4. Communicatie: is in staat om informatie, ideeën en oplossingen over te brengen op een publiek bestaande uit specialisten of niet-specialisten. De afgestudeerde kan bogen op aantoonbaar… 4.1 vermogen om wetenschappelijke discussies op het gebied van de Nederlandse Taal en Cultuur zowel voor een breed als voor een specialistisch publiek op inzichtelijke en inzichtgevende wijze te presenteren. 5. Leervaardigheden: Bezit de leervaardigheden die noodzakelijk zijn om een vervolgstudie die een hoog niveau van autonomie veronderstelt aan te gaan. De afgestudeerde kan bogen op aantoonba(a)r(e)… 5.1 leervaardigheden die nodig zijn voor toelating tot aansluitende Masteropleidingen. 5.2 leervaardigheden die nodig zijn om zich verder te bekwamen in functies waarvoor academische kennis en vaardigheden op bachelorsniveau van de neerlandistische deeldisciplines vereist dan wel wenselijk zijn. 5.3 niveau van lees- en luistervaardigheid van het Engels dat het academisch debat in die taal in voldoende mate kan worden gevolgd (luisteren B2, lezen C1).
Paragraaf 3 De propedeutische fase van de opleiding Artikel 3.1 Samenstelling propedeutische fase 1. De propedeutische fase omvat de volgende onderdelen met de daarbij vermelde studielast. nr. onderdeel 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
2. 3.
Academisch schrijven en presenteren I Syntaxis I: Zinsleer Literaire tekstinterpretatie Klankleer De literair-historische canon Pragmatiek Tekstanalyse I Actuele letterkunde Nederlands Middelnederlandse letterkunde Semantiek Minor
omvang in ECTS 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 10
Aan de eisen van het onderdeel Academisch schrijven en presenteren 1 wordt mede eerst dan voldaan, indien deelgenomen is aan de verplichte bibliotheek-instructie; Aan de eisen van het onderdeel Literair-historische canon wordt mede eerst voldaan, indien deelgenomen is aan het verplichte mentoraat.
Artikel 3.2 Onderwijsuitvoering in de propedeutische fase 1.
nr. 1 2 3
Voor werkcolleges geldt een aanwezigheidsplicht. Hieronder wordt verstaan het actief deelnemen aan tenminste 80% van de werkcolleges. Precisering van de voorwaarden voor een succesvolle afronding van het werkcollege is opgenomen in de studiehandleiding van het betreffende college. Het betreft de onderstaande studieonderdelen: onderdeel Academisch schrijven en presenteren I, inclusief bibliotheekinstructie Syntaxis I: Zinsleer Literaire tekstinterpretatie
Onderwijs- en Examenregeling Bacheloropleiding Nederlandse Taal en Cultuur, pagina 6
5 6 7 9
De literair-historische canon, inclusief mentoraat Pragmatiek Tekstanalyse I Middelnederlandse letterkunde
2. Met betrekking tot de volgende onderdelen geldt het met voldoende resultaat deelnemen aan de werkzaamheden van de onderwijseenheid als het behalen van het desbetreffende tentamen: nr. 1 8
onderdeel Academisch schrijven en presenteren I, inclusief bibliotheekinstructie Actuele Letterkunde
3. Bij afwezigheid tot 20% (één van de zeven werkcolleges dan wel drie van de veertien werkcolleges) mag de docent vervangende opdrachten verlangen. Bij afwezigheid van meer dan 20% wordt de student uitgesloten van verdere deelname aan het college en van het tentamen.
Paragraaf 4
Studievoortgang, inclusief studieadvies
Artikel 4.1 - Studievoortgangsoverzicht In het jaar van eerste inschrijving ontvangt de student uiterlijk in week 13 van het studiejaar, doch in ieder geval gedurende het eerste semester van de opleiding een studievoortgangoverzicht, met daarin een overzicht van de gerealiseerde studielast. Artikel 4.2 - Voorlopig studieadvies / bindend studieadvies 1. 2. 3.
4. 5.
Uiterlijk in week 25 van het studiejaar, en zo mogelijk vóór het begin van het tweede semester ontvangt de student een schriftelijk voorlopig studieadvies. Dit voorlopig studieadvies geeft een waarschuwing indien er sprake is van onvoldoende studievoortgang, zodat de student nog de gelegenheid heeft om zijn prestaties te verbeteren. Wanneer de studievoortgang zodanig is dat in redelijkheid niet te verwachten is dat de student aan de voorwaarden als genoemd in artikel 4.3. lid 2 zal gaan voldoen, wordt de student uitgenodigd voor een gesprek met de studieadviseur. Dit gesprek heeft tot doel het bespreken van de wijze van studeren, een heroverweging van de studiekeuze en een eventuele verwijzing naar een andere opleiding. Indien de resultaten hiertoe aanleiding geven wordt na het voorlopig studieadvies een bindend studieadvies als bedoeld in artikel 4.3 lid 2 uitgebracht, conform de procedure als beschreven in artikel 4.5. De procedure als genoemd in lid 4 wordt geacht in werking te treden indien de student in week 21 minder dan 15 ECTS-studiepunten heeft behaald en in week 42 minder dan 45 ECTSstudiepunten heeft behaald.
Artikel 4.3 - Definitief studieadvies / bindend studieadvies 1. 2.
3. 4.
In week 45 van het studiejaar, doch uiterlijk aan het einde van het tweede semester in het eerste jaar van inschrijving ontvangt de student nogmaals een schriftelijk advies over de voortzetting van zijn opleiding: het definitief studieadvies. Onverminderd het bepaalde in artikel 4.6 wordt aan dit studieadvies een afwijzing met een bindend karakter verbonden (het bindend studieadvies), indien de student minder dan 45 studiepunten heeft behaald in het eerste jaar van zijn inschrijving, danwel het propedeutisch examen niet heeft behaald aan het eind van zijn tweede jaar van inschrijving. De afwijzing geldt gedurende een termijn van 2 volgende studiejaren en heeft betrekking op de CROHO-opleiding van inschrijving. Bij het vaststellen van het aantal behaalde studiepunten tellen alleen de studiepunten van de vakken als bedoeld in paragraaf 3. Bij het vaststellen van het aantal behaalde studiepunten als bedoeld in dit artikel tellen de studiepunten van verworven vrijstellingen mee.
Onderwijs- en Examenregeling Bacheloropleiding Nederlandse Taal en Cultuur, pagina 7
Artikel 4.4 - Afwijkingen definitief studieadvies / bindend studieadvies 1.
2.
Aan de student die een verzoek tot uitschrijving met ingang van 1 februari van het eerste jaar van inschrijving doet, wordt geen definitief studieadvies uitgebracht. Indien deze student zich in een volgend studiejaar opnieuw inschrijft, zal in dat volgende studiejaar het definitieve studieadvies worden uitgebracht. De student die zich met ingang van 1 februari inschrijft voor een bacheloropleiding van de RUG, krijgt een (negatief) bindend studieadvies indien hij aan het eind van het tweede semester van het eerste jaar van inschrijving minder dan 20 studiepunten van deze opleiding (bij een deeltijdopleiding minder dan 10 studiepunten) heeft behaald. Voor het overige zijn de bepalingen als bedoeld in artikel 4.3 van overeenkomstige toepassing.
Artikel 4.5 - Procedure uitreiken definitief studieadvies / bindend studieadvies 1. 2.
Het definitief studieadvies / bindend studieadvies wordt namens het College van Bestuur uitgebracht door het faculteitsbestuur. Alvorens een bindend studieadvies wordt uitgebracht, wordt de student in de gelegenheid gesteld te worden gehoord door of namens het faculteitsbestuur.
Artikel 4.6 - Persoonlijke omstandigheden 1.
2. 3.
In zijn afweging om een bindend studieadvies uit te brengen betrekt het faculteitsbestuur op verzoek van de student diens persoonlijke omstandigheden. Uitsluitend persoonlijke omstandigheden die door de student na intreden zo spoedig als redelijkerwijs kan worden verlangd bij de studieadviseur zijn gemeld, worden door het faculteitsbestuur betrokken in zijn afweging. Indien op grond van de omstandigheden als bedoeld in lid 1 van een bindend studieadvies wordt afgezien, wordt aan de student aan het einde van diens volgende studiejaar opnieuw het studieadvies als bedoeld in art 4.3 uitgebracht. Omstandigheden als bedoeld in het eerste lid leiden niet automatisch tot een succesvolle aanspraak op een uitkering uit het Profileringsfonds.
Artikel 4.7 – Beroepsbepaling In het besluit wordt melding gemaakt van de geldende rechtsbeschermingsvoorziening.
Paragraaf 5 Toelating tot het tweede studiejaar van de opleiding, de postpropedeutische fase Artikel 5.1 - Criteria toelating postpropedeutische fase 1. 2. 3. 4.
Toelaatbaar tot het tweede jaar van de opleiding, de postpropedeutische fase, is de bezitter van het propedeutisch getuigschrift; Voorwaardelijk toelaatbaar is de student die tenminste 45 ECTS-studiepunten in het eerste jaar van de propedeutische fase heeft behaald. De voorwaardelijke toelating geldt niet voor majoronderdelen van het derde jaar van de opleiding. Hiervoor is het propedeutisch getuigschrift vereist. De voorwaardelijke toelating vervalt indien niet is voldaan aan de voorwaarden als bedoeld in artikel 4.3 lid 2.
Artikel 5.2 - Toelating postpropedeutische fase hardheidsclausule In situaties waarbij een onderwijsinhoudelijke wijziging/onderwijskundige overmacht aantoonbaar leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard, kan de examencommissie afwijken van het in artikel
Onderwijs- en Examenregeling Bacheloropleiding Nederlandse Taal en Cultuur, pagina 8
5.1 bepaalde. In dat geval moet er sprake zijn van een unieke persoonlijke omstandigheid die zodanig onderscheidend is dat de toelating redelijkerwijs niet achterwege kan blijven.
Paragraaf 6 De postpropedeutische fase van de opleiding Artikel 6.1 Samenstelling postpropedeutische fase nr.
onderdeel
omvang in ECTS 5 5 5 5 10
11 12 13 14
Geschiedenis van het Nederlands Taalverwerving Letterkunde van de Gouden Eeuw Letterkunde van de Verlichting Minor of Keuzeruimte
15 16 17
Moderne Nederlandse Letterkunde Taalvaardigheidsontwikkeling Gespreksanalyse I Minor of Keuzeruimte
10 5 5 10
18
Specialisatie en Methodologie Minor of Keuzeruimte
10 20
19 20 21
Actuele Taalkunde Academisch schrijven en presenteren II BA-scriptie Minor of Keuzeruimte
5 5 10 10
Artikel 6.2 Onderwijsuitvoering in de postpropedeutische fase 1.
nr. 17 15 16 18 20
Voor de werkcolleges geldt een aanwezigheidsplicht. Hieronder wordt verstaan het actief deelnemen aan ten minste 80% van de werkcolleges. Precisering van de voorwaarden voor een succesvolle afronding van het werkcollege is opgenomen in de studiehandleiding van het betreffende college. Het betreft de onderstaande studieonderdelen: Onderdeel Gespreksanalyse Moderne Nederlandse Letterkunde Taalvaardigheidsontwikkeling Specialisatie en Methodologie Academisch schrijven en presenteren II
2. Bij afwezigheid tot 20% (in de regel drie van de veertien werkcolleges) mag de docent vervangende opdrachten verlangen. Bij afwezigheid van meer dan 20% wordt de student uitgesloten van verdere deelname aan het college en van het tentamen. Afmelden voor een college geschiedt altijd, onder opgaaf van redenen. Wie zonder opgaaf van reden de eerste twee colleges afwezig is, verliest het participatierecht ten voordele van een student op een eventuele wachtlijst. 3. Selectie van studenten voor themawerkgroepen, kernvakken, onderzoekscolleges, research seminars (de opleiding kan de selectie van vakken preciseren). Bij overtekening voor een werkcollege wordt er door of namens de examencommissie een selectie gemaakt gebaseerd op volgorde van inschrijving, rekening houdend met de toelatingseisen van het vak, de fase waarin de student zich bevindt op basis van zijn studiegedrag en –vorderingen, en rekening houdend met hetgeen vermeld staat onder artikel 4.2.2. Een alsnog toegelaten student mag maximaal 20% van de colleges hebben gemist. Voor bepalingen over de herkansing van werkcolleges zie artikel 7.8 OER.
Onderwijs- en Examenregeling Bacheloropleiding Nederlandse Taal en Cultuur, pagina 9
4. Met betrekking tot de volgende onderdelen geldt het met voldoende resultaat deelnemen aan de werkzaamheden van de onderwijseenheid, inclusief de in lid 1. gestelde actieve deelname aan 80% van de werkcolleges, als het behalen van het desbetreffende tentamen: nr. 20
Onderdeel Academisch schrijven en presenteren II
Paragraaf 7 Tentamens en examens van de opleiding Artikel 7.1 Toetsprotocol De opleiding beschikt over een toetsprotocol waarin ten minste de volgende zaken geregeld zijn: - Het opstellen van toetsen. Voor elke toets geldt dat deze aan inhoudelijke en vormtechnische eisen voldoet, waarbij onderscheid gemaakt wordt tussen de verschillende toetsvormen (schriftelijk- of mondeling tentamen, multiple choice of andere toetsvorm). - De beoordeling van toetsen. De verantwoordelijkheid van de beoordeling van de student ligt bij de betrokken docent. Deze dient ten allen tijden de beoordeling te kunnen onderbouwen en verantwoorden. De student kan bij een geschil de examencommissie inschakelen. - De wijze van openbaarmaking van uitslagen en gehanteerde normering. De uitslagen van alle toetsen waaraan een Progress-code is gehangen, worden openbaar gemaakt via het registratiesysteem Progress. Alleen de resultaten die in Progress zijn geregistreerd zijn juridisch geldig. Eventueel kan aan de studenten nadere informatie verstrekt worden m.b.t. de wegingsfactoren, bijvoorbeeld aan de hand van modelantwoorden. - Een feedbacksysteem voor de bespreking van de uitkomsten van toetsen. Met betrekking tot alle schriftelijke toetsen dient er gelegenheid te zijn de uitkomst van het tentamen te bespreken. Tijdens de nabespreking van genoemde schriftelijke tentamens dienen de modelantwoorden beschikbaar te zijn. Er kan voor worden gekozen deze alleen te bespreken of ook ter inzage te leggen. Artikel 7.2 Leeruitkomsten 1. 2.
Het tentamen geeft de student zowel tussentijds als bij afsluiting van het onderdeel de nodige informatie of hij/zij de gestelde leeruitkomsten zal bereiken respectievelijk heeft bereikt. Hij/zij wordt daarbij geadviseerd over zijn/haar verdere deelname aan het betreffende programma. Het oordeel over een tentamen wordt uitgedrukt in afgeronde cijfers op een schaal van 10 (tien), waarbij een 6 (zes) of hoger een voldoende resultaat is en een 5 (vijf) of lager een onvoldoende resultaat.
Artikel 7.3 Toegang tot en verplichte volgorde van tentamens 7.3.1 Toegang tot tentamens Om deel te kunnen nemen aan een tentamen dient een student zich online via ProgRESS-WWW in te schrijven. De inschrijfperiode wordt jaarlijks vastgelegd in het collegerooster. Indien een student zich door overmacht niet tijdig heeft kunnen intekenen, kan gebruik worden gemaakt van een beperkte mogelijkheid van na-inschrijving. Details van deze regeling worden jaarlijks tijdig bekend gemaakt. 7.3.2 Verplichte volgorde van tentamens 1. Aan de hierna te noemen examenonderdelen en bijbehorende tentamens kan niet eerder worden deelgenomen dan nadat de tentamens van de daarbij vermelde onderdelen zijn behaald dan wel, indien expliciet vermeld, de studieonderdelen naar behoren zijn gevolgd:
Onderwijs- en Examenregeling Bacheloropleiding Nederlandse Taal en Cultuur, pagina 10
a. propedeuse: n.v.t. b. postpropedeuse: nr. 18
Onderdeel Specialisatie en Methodologie Taalkunde
nr. 5 6 10 13 16
19
20
21
24
Specialisatie en Methodologie Taalbeheersing
Specialisatie en Methodologie Historische Letterkunde
Specialisatie en Methodologie Moderne Letterkunde
BA-scriptie
1 2 7 14 17 3 4 8 11 12 3 9 3 15 18 t/m 21
Na het behalen van onderdeel 20 ECTS uit: Syntaxis Klankleer Semantiek Geschiedenis van het Nederlands Taalverwerving 20 ECTS uit: Pragmatiek Academisch schrijven en presenteren I Tekstanalyse I Gespreksanalyse Taalvaardigheidsontwikkeling 20 ECTS uit: Literaire tekstinterpretatie De literair-historische canon Middelnederlandse letterkunde Letterkunde van de Gouden Eeuw Letterkunde van de Verlichting 15 ECTS uit: Literaire tekstinterpretatie Actuele letterkunde De literair-historische canon Moderne letterkunde Specialisatie en Methodologie van de betreffende specialisatie
Artikel 7.4 Tijdvakken en frequentie tentamens 1.
Tot het afleggen van de tentamens van de in artikel 3.1 en artikel 6.1 genoemde onderdelen wordt tweemaal per studiejaar de gelegenheid gegeven. 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt tot het afleggen van het tentamen van een onderdeel waarvan het onderwijs in een bepaald studiejaar niet is gegeven, in dat jaar slechts eenmaal de gelegenheid gegeven. 3. Indien ten aanzien van een onderdeel in deze regeling niet is aangegeven hoeveel malen per studiejaar het tentamen kan worden afgelegd, omdat het onderdeel betrekking heeft op een vak dat niet in de opleiding wordt onderwezen, is het daar omtrent in de daarvoor geldende onderwijsen examenregeling bepaalde van toepassing. Artikel 7.5 Vorm van de toetsing 1. Propedeuse: De vorm van toetsing van elk studieonderdeel in de propedeuse wordt vastgesteld door de examencommissie en geregeld in de studiehandleiding. Richtinggevend is hierbij het toetsplan opgenomen als bijlage bij deze OER. Deze bijlage maakt integraal deel uit van deze OER. 2. Postpropedeuse: De vorm van toetsing van elk studieonderdeel in de postpropedeuse wordt vastgesteld door de examencommissie en geregeld in de studiehandleiding. Richtinggevend is hierbij het toetsplan opgenomen als bijlage bij deze OER. Deze bijlage maakt integraal deel uit van deze OER. 3. Op schriftelijk verzoek van de student kan de examencommissie toestaan dat een tentamen op een andere wijze dan vorenbedoeld wordt afgelegd. Van de verplichting tot het deelnemen aan werkzaamheden voor een college kan door de examencommissie vrijstelling worden verleend. In dat geval bepaalt de examencommissie dat de werkzaamheden voor een college op een andere, door haar te bepalen wijze wordt verricht.
Onderwijs- en Examenregeling Bacheloropleiding Nederlandse Taal en Cultuur, pagina 11
4. Aan studenten met een functiebeperking wordt de gelegenheid geboden de tentamens op een zoveel mogelijk aan hun individuele beperking aangepaste wijze af te leggen. De examencommissie wint zo nodig deskundig advies in alvorens te beslissen. 5. Indien ten aanzien van een onderdeel in deze regeling niet is aangegeven op welke wijze het tentamen kan worden afgelegd, omdat het onderdeel betrekking heeft op een vak dat niet in de opleiding wordt onderwezen, is het daar omtrent in de daarvoor geldende onderwijs- en examenregeling bepaalde van toepassing. Artikel 7.6 Mondelinge tentamens 1.
Mondeling wordt niet meer dan één persoon tegelijk getentamineerd, tenzij de examencommissie anders heeft bepaald. 2. Het mondeling afnemen van een tentamen is openbaar, tenzij de examencommissie of de desbetreffende examinator in een bijzonder geval anders heeft bepaald, dan wel de student daartegen bezwaar heeft gemaakt. 3. Een mondeling tentamen wordt schriftelijk, analoog of digitaal vastgelegd. Bij schriftelijke vastlegging is de aanwezigheid van een tweede examinator vereist. Artikel 7.7 Deeltentamens 1. Als een onderdeel van 5 ECTS-studiepunten is opgesplitst in subonderdelen, waarvan de minimale omvang tenminste 2,5 ECTS per subonderdeel is, dan wordt het eindcijfer bepaald door de in het toetsplan vastgelegde weging van de - op één decimaal afgeronde - cijfers van de deeltentamens. De examencommissie bepaalt of er een minimumcijfer wordt gehanteerd voor de deeltoetsen. Deze bepaling wordt vastgelegd in de studiehandleiding. De 5 ECTS die verbonden zijn aan het onderdeel worden toegekend nadat het geheel aan deeltoetsen met voldoende resultaat is afgelegd. Alleen resultaten van deeltentamens met een ProgRESS-code worden gepubliceerd op ProgRESS-WWW. Deelcijfers zonder code worden op Nestor geplaatst. 2. Als een onderdeel van 10 ECTS is opgesplitst in subonderdelen, waarvan de minimale omvang tenminste 5 ECTS per subonderdeel is, dan wordt het eindcijfer bepaald door het de in het toetsplan vastgelegde weging van de - op één decimaal afgeronde - cijfers van de deeltentamens. Deelcijfers lager dan een 5 zijn niet toegestaan. De 10 ECTS die verbonden zijn aan het onderdeel worden toegekend nadat het geheel aan deeltoetsen met voldoende resultaat is afgelegd. Alleen resultaten van deeltentamens die voorzien zijn van een eigen ProgRESS-code dienen te worden gepubliceerd op ProgRESS-WWW. Deelcijfers zonder code worden op Nestor geplaatst. Artikel 7.8 Herkansing van werkcolleges 1.
2.
Indien het tentamen en de herkansing daarvan niet met goed gevolg is afgesloten, hoeft de student in beginsel alleen het tentamen opnieuw af te leggen. Indien het een college taalvaardigheid betreft of indien de stof van het werkcollege in het volgende jaar in hoge mate afwijkt, dient de student alsnog het werkcollege opnieuw te volgen. Indien een werkcollege niet wordt afgesloten met een tentamen, vindt herkansing van de werkzaamheden verbonden aan het college uiterlijk plaats binnen hetzelfde semester. Indien de werkzaamheden ook in de herkansing niet met goed gevolg zijn afgesloten, dient de student het werkcollege opnieuw te volgen, dan wel worden er specifieke afspraken gemaakt aangaande een tweede herkansing als het een deeltentamen betreft.
Artikel 7.9 De gang van zaken tijdens tentamens 1. 2. 3
De duur van het tentamen is afhankelijk van de aard van het tentamen en wordt vastgesteld door de examencommissie. De surveillant verstrekt alle papieren waarop de tentamenuitwerking wordt gemaakt. Gebruik van ander papier is niet toegestaan. De student dient alle personalia die op de antwoordpapieren worden gevraagd duidelijk en volledig in te vullen.
Onderwijs- en Examenregeling Bacheloropleiding Nederlandse Taal en Cultuur, pagina 12
4.
Of tentamenopgaven en kladantwoorden door de student na afloop van het tentamen mogen worden meegenomen, wordt door de verantwoordelijke docent en/of namens deze door de surveillant bepaald. 5. Tot een half uur na aanvang van het tentamen krijgt een laattijdige student alsnog toegang tot de ruimte waarin het tentamen wordt afgelegd. Tegelijk is het niet toegestaan dat een student gedurende het eerste half uur de tentamenruimte verlaat. 6. Toiletbezoek is tijdens het eerste en laatste half uur van het tentamen niet toegestaan. 7. Het is de studenten niet toegestaan met elkaar te communiceren of papieren of ander materiaal uit te wisselen. 8. Mobiele telefoons zijn uitgeschakeld en mogen niet meegenomen worden naar de toiletten. 11. Laptops, palm-pc’s of andere zakcomputers mogen niet worden meegenomen in de tentamenruimte. 12. De student tekent voor deelname aan het tentamen bij het inleveren van alle tentamenstukken bij de surveillant. 13. De student is verplicht alle aanwijzingen van surveillanten voor, tijdens en onmiddellijk na afloop van het tentamen op te volgen. Indien dit niet gebeurt, kan de student worden uitgesloten van verdere deelname, echter niet dan nadat hij/zij is gehoord. Uitsluiting betekent dat er geen uitslag van het tentamen wordt vastgesteld. 14. Indien een student door wangedrag de voortgang van het tentamen belemmert en dit wangedrag na één waarschuwing nog steeds vertoont, heeft de surveillant het recht deze student van verdere deelname aan het tentamen uit te sluiten. Artikel 7.10 De gang van zaken tijdens een tentamen voor studenten met een functiebeperking Artikel 7.9 geldt onverkort voor studenten met een functiebeperking, met dien verstande, dat studenten met een erkende functiebeperking bij de examencommissie een beroep kunnen doen op een regeling voor specifieke tentamenomstandigheden. Dit kan gaan om: meer tijd voor een tentamen, faciliteiten om het tentamen te maken (een door of namens de RUG gecontroleerde laptop), of andere maatregelen, vastgesteld door de examencommissie. Artikel 7.11 Scriptie 1. 2. 3.
De scriptie wordt beoordeeld door twee door de examencommissie aan te wijzen examinatoren, waarvan een de begeleidende docent is. Indien een student twee opleidingen volgt, dient de student in beginsel een zelfstandige scriptie per opleiding in te leveren. De scriptie mag alleen dan in een andere taal dan het Nederlands worden gesteld, indien daartoe door de examencommissie toestemming is verleend.
Artikel 7.12 Fraude en plagiaat 1.
Onder fraude wordt verstaan het handelen of nalaten van een examinandus dat erop is gericht het vormen van een juist oordeel omtrent zijn/haar kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk te maken. 2. Onder plagiaat wordt verstaan: a. het gebruik maken van ideeën en formuleringen van anderen zonder bronvermelding; b. het als onderdeel van het eigen betoog opnemen van een vertaling of parafrase van tekstgedeelten gemaakt door anderen; c. het indienen van eenzelfde of vergelijkbare tekst voor opdrachten van meerdere opleidingsonderdelen. 3. In geval van fraude tijdens het afleggen van een tentamen kan de examinator de examinandus uitsluiten van verdere deelname aan het tentamen. 4. In geval van fraude met een tentamen kan de examencommissie besluiten de examinandus uit te sluiten van deelname aan het tentamen voor een door haar vast te stellen periode. Deze periode is maximaal een jaar.
Onderwijs- en Examenregeling Bacheloropleiding Nederlandse Taal en Cultuur, pagina 13
5. 6. 7. 8.
9. 10.
In geval van plagiaat in een praktische oefening kan de examencommissie besluiten de examinandus uit te sluiten van deelname aan de praktische oefening voor de duur van een door haar vast te stellen periode. Deze periode is maximaal een jaar. In voorkomende gevallen van plagiaat kan de examencommissie behandeling daarvan in handen geven van de facultaire plagiaatcommissie. De examencommissie neemt een beslissing inzake uitsluiting naar aanleiding van het schriftelijk verslag van de surveillant van de door hem/haar geconstateerde fraude, en na het horen van de examinandus. De examencommissie/facultaire plagiaatcommissie neemt een beslissing inzake uitsluiting naar aanleiding van het schriftelijk verslag van de examinator van de door hem/haar geconstateerde fraude respectievelijk het door hem/haar geconstateerde plagiaat, en na het horen van de examinandus. Een uitsluiting heeft tot gevolg dat geen uitslag wordt vastgesteld voor het desbetreffende tentamen of de praktische oefening. De examencommissie/facultaire plagiaatcommissie stelt het faculteitsbestuur op de hoogte van gevallen van fraude en/of plagiaat.
Artikel 7.13 Vaststelling en bekendmaking tentamenuitslag 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
De maximale nakijktermijn bedraagt voor tentamens uit het eerste bachelorjaar tien werkdagen na de dag waarop een tentamen is afgelegd of een werkstuk is ingeleverd. Voor tweede- en derdejaarstentamens geldt eveneens een nakijktermijn van tien werkdagen, maar in geval van een tentamen met essayvragen dat door meer dan 50 studenten is gemaakt kan deze termijn worden verlengd tot vijftien werkdagen. Indien de resterende tijd tussen tentamen/werkstuk en bijstelling studieplanning korter is dan 10 resp. 15 werkdagen, geldt een termijn van uiterlijk één dag voor de sluiting van de planningsmodule in ProgRESS-WWW. In afwijking van het gestelde in het eerste lid stelt de examinator terstond na het afnemen van een mondeling tentamen de uitslag vast en reikt hij/zij de student een desbetreffende schriftelijke verklaring uit. Bij de schriftelijke verklaring omtrent de uitslag van een tentamen wordt de student gewezen op het inzagerecht, bedoeld in artikel 7.15, eerste lid, alsmede op de beroepsmogelijkheid bij het college van beroep voor de examens. Aan een onderdeel c.q. tentamen dat met voldoende resultaat is afgesloten, kan niet opnieuw worden deelgenomen. Voor een op andere wijze dan mondeling of schriftelijk af te leggen tentamen bepaalt de examencommissie tevoren op welke wijze en binnen welke termijn de student een schriftelijke verklaring omtrent de uitslag zal ontvangen.
Artikel 7.14 Geldigheidsduur 1. 2.
3.
De geldigheidsduur van in hun geheel afgeronde onderdelen is maximaal zes jaar vanaf het moment dat het onderdeel met succes is afgesloten. De geldigheid van resultaten voor deeltentamens is, wanneer de betrokken onderdelen niet in hun geheel zijn afgerond, maximaal tot het eind van het cursusjaar volgend op het jaar waarin de deeltentamens werden afgerond. Dit, behoudens ingrijpende wijzigingen in de opzet en de uitwerking van de betrokken onderdelen. In afwijking van het gestelde in het eerste lid kan de examencommissie m.b.t. een onderdeel waarvan het tentamen langer dan zes jaar geleden is behaald, dit onderdeel alsnog erkennen, indien de verworven leerstof nog steeds relevant is, dan wel een aanvullend of vervangend tentamen opleggen, alvorens de student wordt toegelaten tot het afleggen van een examen.
Artikel 7.15 Inzagerecht 1.
Gedurende zes weken na de bekendmaking van de uitslag van een schriftelijk tentamen krijgt de student op zijn verzoek inzage in zijn beoordeeld werk. Tevens wordt hem op zijn verzoek tegen kostprijs een kopie verschaft van dat werk.
Onderwijs- en Examenregeling Bacheloropleiding Nederlandse Taal en Cultuur, pagina 14
2. Gedurende de in het eerste lid genoemde termijn kan elke belangstellende kennis nemen van vragen en opdrachten van het desbetreffende tentamen, alsmede zo mogelijk van de normen aan de hand waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden. 3. De examencommissie kan bepalen dat de inzage of de kennisneming geschiedt op een vaste plaats en op twee vaste tijdstippen. Indien de betrokkene aantoont door overmacht verhinderd te zijn of te zijn geweest op een aldus vastgestelde plaats en tijdstip te verschijnen, wordt hem een andere mogelijkheid geboden, zo mogelijk binnen de in het eerste lid genoemde termijn. Artikel 7.16 Vrijstelling 1.
De examencommissie kan de student op diens verzoek, gehoord de desbetreffende examinator, vrijstelling verlenen van een tentamen, indien de student: a. hetzij een qua inhoud en niveau overeenkomstig onderdeel van een universitaire of hogere beroepsopleiding heeft voltooid; b. hetzij aantoont door werk- c.q. beroepservaring over voldoende kennis en vaardigheden te beschikken m.b.t. het desbetreffende onderdeel. 2. De examencommissie kan de student op diens verzoek vrijstelling verlenen van de propedeuse indien de student in het bezit is van een diploma dat naar het oordeel van de examencommissie tenminste gelijkwaardig is aan het propedeutisch diploma. Indien het een buiten Nederland afgegeven diploma betreft, wordt vrijstelling niet verleend dan nadat het bewijs is geleverd van voldoende beheersing van de Nederlandse taal voor het met succes kunnen volgen van het onderwijs. Artikel 7.17 Examen 1.
Een student die alle examenonderdelen van de opleiding met goed gevolg heeft afgelegd, dan wel alle onderdelen van het door de examencommissie goedgekeurde programma met goed gevolg heeft afgelegd, dient uiterlijk binnen vier weken na afloop hiervan het getuigschrift aan te vragen. De examendatum die door de examencommissie op het getuigschrift wordt vermeld, is de datum waarop naar het oordeel van de examencommissie het laatste examenonderdeel met goed gevolg is afgelegd. 2. Indien de student het getuigschrift na de in het vorige lid bedoelde termijn aanvraagt, wordt op het getuigschrift als examendatum vermeld de datum waarop de examencommissie besluit dat de student geslaagd is, ook al ligt de datum waarop de examencommissie een dergelijk besluit neemt in een volgend studiejaar en dient de student voor dat studiejaar dan te zijn ingeschreven. 3. Tot het afleggen van het propedeutisch examen wordt ten minste drie maal per jaar de gelegenheid geboden. 4. Tot het afleggen van het afsluitend examen wordt ten minste tien maal per jaar de gelegenheid geboden. 5. Indien een student twee opleidingen heeft gevolgd, dan dient hij/zij voor het verkrijgen van beide diploma’s van deze opleidingen tenminste 50% aan separate opleidingsonderdelen te hebben gehaald (zie ook artikel7.11.2 OER). Artikel 7.18 Graad 1.
Aan degene die het afsluitende examen met goed gevolg heeft afgelegd, wordt de graad ‘Bachelor of Arts’ verleend. 2. De verleende graad wordt op het getuigschrift van het examen aangetekend. Artikel 7.19 Judicium 1. 2.
De examencommissie beoordeelt of aan het bachelorgetuigschrift een onderscheiding wordt toegekend. Hierbij dient aan de volgende voorwaarden te zijn voldaan: a) Het cijfer voor de scriptie moet voldoen aan de volgende minima: • ‘Cum laude’: het cijfer voor de scriptie of thesis is tenminste 8,0; • ‘Summa cum laude’: het cijfer voor de scriptie of thesis is tenminste 9,0.
Onderwijs- en Examenregeling Bacheloropleiding Nederlandse Taal en Cultuur, pagina 15
3. 4. 5. 6.
b) Het onafgeronde gewogen gemiddelde van alle onderwijseenheden, exclusief de scriptie, van het door de examencommissie goedgekeurde examenprogramma is • groter dan of gelijk aan 8,0 voor ‘Cum laude’; • groter dan of gelijk aan 9,0 voor ‘Summa cum laude’. Geen judicium wordt toegekend indien de omvang van de vrijstellingen in ECTS meer dan de helft van het totaal aantal ECTS van de opleiding bedraagt. Voor het behalen van enig judicium geldt dat het tentamen van een onderwijseenheid slechts eenmaal afgelegd mag zijn. Voor het behalen van een judicium geldt dat voor geen enkel vak een cijfer lager dan 7,0 is behaald. In bijzondere gevallen kan de examencommissie afwijken van het bepaalde in de leden twee tot en met vijf van dit artikel.
Paragraaf 8 Vooropleiding Artikel 8.1 Vereiste vooropleiding De vier VWO-profielen Cultuur en Maatschappij (CM), Economie en Maatschappij (EM), Natuur en Gezondheid (NG) en Natuur en Techniek (NT) geven alle recht op toelating tot de opleiding. Automatische toelating wordt ook gegeven aan bezitters van het diploma VWO-‘oude stijl’ en bezitters van een HBO-propedeuse. Artikel 8.2 Nederlandse taal 1.
Conform artikel 7.2 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) wordt het onderwijs gegeven en worden de examens afgenomen in het Nederlands. In afwijking van de eerste volzin kan een andere taal worden gebezigd: a. wanneer het een opleiding met betrekking tot die taal betreft; b. wanneer het onderwijs betreft dat in het kader van een gastcollege door een anderstalige docent gegeven wordt, of; c. indien de specifieke aard, de inrichting of de kwaliteit van het onderwijs dan wel de herkomst van de studenten daartoe noodzaakt, overeenkomstig een door het instellingsbestuur vastgestelde gedragscode. 2. Aan de eis inzake voldoende beheersing van de Nederlandse taal wordt voldaan door het met goed gevolg afleggen van het staatsexamen Nederlands als tweede taal. Artikel 8.3 Gelijkwaardige vooropleiding
De examencommissie kan de bezitter van een getuigschrift van bekwaamheid tot het volgen van universitair onderwijs, afgegeven door buitenlandse instellingen van onderwijs, toegang verlenen tot het afleggen van het propedeutisch examen, onverminderd het bepaalde in art. 8.1. Indien het onderwijs wordt gegeven en examens worden afgenomen in het Nederlands, wordt toegang niet verleend dan nadat het bewijs is geleverd van voldoende beheersing van de Nederlandse taal voor het met vrucht kunnen volgen van het onderwijs. Artikel 8.4 Colloquium doctum 1.
Het toelatingsonderzoek als bedoeld in art. 7.29 van de wet omvat de volgende onderdelen: Nederlands, Engels, en naar keuze van de aanvrager Duits, Frans of Geschiedenis. 2. De faculteit kent een afzonderlijk colloquium-doctumreglement waarin het toelatingsonderzoek nader wordt geregeld. Het colloquium-doctumreglement maakt deel uit van deze regeling.
Onderwijs- en Examenregeling Bacheloropleiding Nederlandse Taal en Cultuur, pagina 16
Paragraaf 9 Inschrijving voor colleges en studiebegeleiding Artikel 9.1 Inschrijving voor colleges 1.
Alle ingeschreven studenten dienen vóór aanvang van het academische jaar in ProgRESS-WWW aan te geven welke colleges zij gaan volgen. De periode waarin de student zich kan inschrijven wordt jaarlijks door de Faculteit vastgesteld. Per semester kunnen zij zich in beginsel voor ten hoogste 40 ECTS inschrijven. Slechts in overleg met de studieadviseur van de betrokken opleiding kan hiervan worden afgeweken. 2. De college-inschrijving van nieuwe studenten van een vaststaand propedeuseprogramma wordt ingevoerd door Bureau StudentZaken. Voor het tweede semester dienen studenten zich zelf in te schrijven voor het minoronderdeel in de propedeutische fase. 3. De college-inschrijving van nieuwe studenten voor een doorstroomprogramma, van nietletterenstudenten of van studenten van andere vooropleidingen dient vóór 1 september schriftelijk te worden ingeleverd bij Bureau Studentzaken, waarna Bureau Studentzaken zorgt voor invoering in ProgRESS-WWW. Artikel 9.2 Studievoortgangsadministratie 1.
Het faculteitsbestuur is verantwoordelijk voor de registratie van de individuele studieresultaten van de studenten. 2. Een student kan online via ProgressWWW de door hem/haar behaalde studieresultaten raadplegen. 3. Een student kan bij het Bureau Studentzaken een gewaarmerkte uitdraai van zijn/haar studieresultaten verkrijgen. Artikel 9.3 Studiebegeleiding
Het faculteitsbestuur is verantwoordelijk voor de introductie en de studiebegeleiding van de studenten die voor de opleiding zijn ingeschreven, mede ten behoeve van hun oriëntatie op mogelijke studiewegen in en buiten de opleiding.
Paragraaf 10
Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 10.1 Wijzigingen 1.
Wijzigingen van deze regeling worden door het faculteitsbestuur, gehoord de opleidingscommissie en na overleg met de faculteitsraad, bij afzonderlijk besluit vastgesteld. 2. Een wijziging van deze regeling heeft geen betrekking op het lopende studiejaar, tenzij de belangen van de studenten daardoor redelijkerwijze niet worden geschaad. 3. Een wijziging kan voorts niet ten nadele van studenten van invloed zijn op enige beslissing die krachtens deze regeling door de examencommissie is genomen ten aanzien van een student. Artikel 10.2 Bekendmaking 1.
Het faculteitsbestuur draagt zorg voor een passende bekendmaking van deze regeling, van de regels en richtlijnen die door de examencommissie zijn vastgesteld, alsmede van elke wijziging van deze stukken. 2. Elke belangstellende kan op het bureau van de faculteit een exemplaar van de in het eerste lid bedoelde stukken verkrijgen. Artikel 10.3 Inwerkingtreding Deze regeling treedt in werking op 1 september 2012.
Onderwijs- en Examenregeling Bacheloropleiding Nederlandse Taal en Cultuur, pagina 17
Aldus vastgesteld door het faculteitsbestuur op 6 november 2012.
Onderwijs- en Examenregeling Bacheloropleiding Nederlandse Taal en Cultuur, pagina 18