JAARRAPPORTAGE ARBOCONVENANTEN 2003
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid April 2004
Inhoudsopgave
Inleiding
Deel I
I
Uitvoering en voortgang
1. 1.1 1.1.1 1.1.2 1.1.3 1.2 1.3
Beleid en implementatie Convenanten: trajecten, onderwerpen en bereik Trajecten Onderwerpen Bereik onder werknemers Arboconvenanten en CAO’s Kerncijfers
1 1 1 5 7 8 10
2. 2.1 2.2 2.3
Onderzoek Per traject Trajectoverstijgend Kerncijfers
11 11 12 14
3.
Communicatie
15
Deel II
Activiteiten en effecten
1. Inleiding 2. De meerwaarde van arboconvenanten 3. Activiteiten en resultaten binnen afzonderlijke trajecten 4. Inverdieneffecten
18 19 20 28
Bijlagen I Overzicht van getekende convenanten II Publicaties in de convenantenreeks III Ontwikkeling verzuimcijfers ‘vroege’ convenantsectoren
29 32 33
Inleiding
Aanleiding In het regeerakkoord 1998–2002 is het voornemen uitgesproken het arbobeleid te intensiveren. Een verbetering in de arbeidsomstandigheden zou onder meer moeten leiden tot een reductie in ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid. Om daar als kabinet een impuls aan te geven, werd een bedrag van € 113.5 miljoen ter beschikking gesteld. Een deel van deze financiële middelen is ingezet voor het afsluiten van arboconvenanten nieuwe stijl. Arboconvenanten nieuwe stijl worden gekenmerkt door een intensieve samenwerking tussen overheid en sociale partners op brancheniveau en door heldere (kwantitatieve) afspraken over de te bereiken doelstellingen en over de termijnen waarbinnen deze gerealiseerd moeten zijn. De nota ‘Arboconvenanten nieuwe stijl: een rapportage over de periode 1999-2002’ (december 2002) schetst een beeld van de eerste resultaten van de convenantenaanpak sinds de start in 1999. De voornaamste conclusies uit deze nota zijn als volgt samen te vatten: • Het oorspronkelijke doel – vóór eind 2002 minstens 20 arboconvenanten – is ruimschoots gerealiseerd: de teller staat in november 2002 op 33 convenanten. Dit resultaat bevestigt dat er een groot draagvlak is voor de aanpak en dat de samenwerking tussen SZW en sociale partners constructief is. • Bij de invulling van de taakstellende afspraken kiezen convenantpartijen voor een integrale aanpak van de problematiek rondom preventie en vroegtijdige reïntegratie. • Alleen voor het arbeidsrisico geluid blijft het bereik van de convenanten in aantallen werknemers achter op de aanvankelijke doelstelling; voor de overige prioritaire risico’s – tillen, RSI, werkdruk, allergenen, kwarts en OPS – wordt het beoogde bereik gerealiseerd. • De totale besparing van de 33 getekende convenanten kan oplopen tot minstens € 312 miljoen, onder de voorwaarde dat de sectoren de reductiedoelstellingen weten te realiseren. Dit bedrag is fors hoger dan de gezamenlijke inleg van de overheid en sociale partners. • Tussenmetingen in de reeds langer lopende trajecten laten zien dat het verzuim terugloopt. • Resultaten bestaan niet alleen uit (een geheel of gedeeltelijke) realisatie van de doelstellingen, maar ook uit structurele veranderingen binnen een sector, zoals een opgebouwde kennisinfrastructuur of een cultuuromslag ten aanzien van arbo- en verzuimbeleid. De nota is in december 2002 aan de voorzitter van de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstuk 2002-2003, 25883, nr.12, Tweede Kamer). De begeleidende brief bij de nota blikt vooruit op de contouren van het aanvullende convenantenbeleid voor de periode tot 2008. Inmiddels is ruim een jaar verstreken. Wat destijds nog contouren waren, is nu uitgekristalliseerd beleid. Daarnaast zijn de convenantpartijen weer een eind verder op weg met de implementatie, waardoor het aantal geboekte resultaten verder is gestegen. Deze ontwikkelingen vormen de aanleiding voor een vervolgrapportage over de arboconvenanten. Ontwikkelingen in 2003 In 2003 heeft het kabinet naar aanleiding van de succesvolle aanpak in de periode 1999-2002 besloten de convenantenaanpak voort te zetten met als doel het sectorale beleid omtrent preventie, verzuim en reïntegratie verder te versterken. Hiervoor is € 40 miljoen beschikbaar
I
gesteld voor de periode 2003-2007. Om de activiteiten die hieruit zouden gaan voortvloeien, te onderscheiden van de reeds bestaande initiatieven, zijn de termen eerste en tweede fase geïntroduceerd 1. Er bestaat een aantal overeenkomsten tussen de eerste- en tweedefaseconvenanten. Zo is de aanpak in beide gevallen gericht op de bevordering van de zelfwerkzaamheid van werkge vers en werknemers bij het vormgeven van arbozorg en verzuimbeleid op sectorniveau. Het maken van effectieve afspraken, zoveel mogelijk uitgedrukt in kwantitatieve doelstellingen, blijft ook in de tweede fase het uitgangspunt. Het stramien is dus in feite onveranderd. Tegelijkertijd kent de tweede fase ook een aantal nieuwe elementen. Zo dienen tweedefaseconvenanten uitdrukkelijker aandacht te besteden aan verzuim- en reïntegratiebeleid. De minimale einddoelen zijn ambitieus vastgesteld op een reductie van 20% in het ziekteverzuim en de WAO- instroom2 . Deze aangescherpte voorwaarde impliceert overigens niet dat er geen ruimte meer is voor afspraken over preventieonderwerpen. Daarnaast kent de tweede fase op beperkte schaal pilots waarin reïntegratie van arbeidsongeschikten centraal staat. De overdraagbaarheid van de werkwijzen uit de betreffende pilots naar andere werkgevers en andere sectoren krijgt daarbij het accent. Een tweede verschil met de eerste fase is dat er voor deelname aan de tweede fase selectiecriteria zijn geformuleerd ten aanzien van het aantal werknemers in de sector en ten aanzien van de omvang van de WAO-problematiek in termen van het WAOinstroompercentage of het aantal lopende WAO-uitkeringen. Op grond van deze criteria zijn diverse eerstefasesectoren en enkele nieuwe sectoren geselecteerd als potentiële deelnemers aan de tweede fase. In 2003 is SZW het gesprek aangegaan met deze kandidaat-sectoren. Een korte terugblik op het afgelopen kalenderjaar laat zien dat er al diverse positieve resultaten zijn te melden: drie sectoren tekenden in datzelfde jaar nog een tweedefaseconvenant en diverse andere sectoren toonden hun belangstelling en enthousiasme voor deelname. Hierover vanzelfsprekend meer verderop in deze rapportage. Ten slotte zijn er tegelijkertijd met de beleidsvorming rondom de tweede fase nieuwe onderdelen van de convenantenaanpak uitgewerkt en vastgelegd. Het gaat hier enerzijds om de expiratiefase en anderzijds om het evaluatieonderzoek. De expiratiefase maakt expliciet onderdeel uit van de looptijd van het convenant en volgt op de implementatiefase. Gedurende de expiratiefase kunnen de convenantpartijen nog diverse activiteiten ontplooien waaronder in elk geval het laten uitvoeren van het evaluatieonderzoek, het vormen van een beleidsmatig oordeel over de uitvoering en de resultaten van het convenant, het overleggen over de voortzetting van activiteiten na afloop van het convenant, het afstemmen over de communicatie rondom de afronding van het convenant en het verrichten van allerlei afrondende (administratieve) werkzaamheden. Voor wat betreft het evaluatieonderzoek per traject zijn de elementen beschreven die onderdeel zouden moeten uitmaken van een adequaat afrondend onderzoek. Kort samengevat zou een gedegen onderzoek antwoord moeten geven op de volgende vragen: • Zijn de kwantitatieve doeleinden, zoals vastgelegd in het convenant, gehaald? • In hoeverre zijn de maatregelen, zoals vastgelegd in het plan van aanpak of later toegevoegd, daadwerkelijk geïmplementeerd? • Hoe is de implementatie van maatregelen verlopen, wat zijn de succes- en faalfactoren geweest en welke maatregelen zijn te bestempelen als good practices? 1
Synoniem voor het begrip tweedefaseconvenant is de term arboplusconvenant.
2
Indien een sector in de eerste fase al afspraken heeft gemaakt over een reductie van het ziekteverzuim en/of de WAOinstroom, kunnen de doelstellingen voor de tweede fase daarop aangepast worden.
II
• • •
Welke maatregelen die als good practices zijn te bestempelen, kunnen ook buiten convenantverband om – dat wil zeggen in andere sectoren – succesvol worden toegepast en hoe kunnen die overgedragen / verspreid worden? Zijn er structurele voorzieningen getroffen voor duurzame doorwerking van de veranderingen die met het convenant zijn gerealiseerd (borging) en zo ja, in welke mate en in welke vorm? Wat heeft het convenant uiteindelijk gekost en wegen de opbrengsten ervan – in de vorm van de geheel of gedeeltelijk gerealiseerde kwantitatieve doelstellingen – hier tegenop?
Al met al is in 2003, zowel door SZW als door sociale partners, veel tijd en energie gestoken in de voorbereidingen ten aanzien van de tweede fase. Alle partijen hebben er het volste vertrouwen in dat deze inspanningen hun vruchten zullen gaan afwerpen in de komende jaren. Terwijl de beleidsvorming, de voorbereidingen en voor een klein deel al de implementatie van de tweede fase in volle gang was, zijn de overheid en de sociale partners als het gaat om de eerste fase minstens zo actief geweest. Er zijn in 2003 nog tien eerstefaseconvenanten afgesloten over diverse onderwerpen. Daarnaast zijn partijen in de lopende trajecten volop bezig met de uitvoering van afspraken: tal van activiteiten en initiatieven zijn ontwikkeld om de blootstelling aan arbeidsrisico’s terug te dringen en het verzuim te reduceren. De resultaten daarvan beginnen nu evident zichtbaar te worden en deze zullen dan ook een belangrijk onderdeel vormen van deze jaarrapportage. Leeswijzer Het vervolg van de rapportage bestaat uit twee delen. Deel 1 beschrijft het proces dat voorafging aan de resultaten: het maken van de afspraken, het verrichten van onderzoek en het ondernemen van allerlei activiteiten op communicatief vlak. Deze onderdelen beleid en implementatie, onderzoek en communicatie worden afgesloten met kerncijfers. De cijfers zijn zoveel mogelijk in perspectief geplaatst, zodat een vergelijking ten opzichte van de voorgaande jaren mogelijk is. Deel 2 beschrijft de activiteiten binnen en de resultaten van arboconvenanten. De resultaten worden onder meer geschetst aan de hand van de uitkomsten uit onderzoek en van een berekening van de inverdieneffecten van convenanten.
III
Deel I
Uitvoering en voortgang
1.
Beleid en implementatie
1.1
Convenanten: trajecten, onderwerpen en bereik
1.1.1 Trajecten In 2003 zijn in totaal dertien arboconvenanten getekend: tien eerstefase- en drie tweedefaseconvenanten. Eerstefaseconvenanten In de beginfase van de convenantenaanpak ligt de nadruk op preventieve afspraken rond de zogenoemde prioritaire arbeidsrisico’s, maar al spoedig worden deze gecombineerd met afspraken over verzuimbegeleiding en reïntegratie. Dit is ook terug te zien in de in 2003 afgesloten convenanten (zie ook paragraaf 1.1.2). Ter illustratie twee voorbeelden. Voorbeelden van afspraken in eerstefaseconvenanten Provincies (27-02-2003 tot 01-07-2006) Onderwerpen: werkdruk, RSI, verzuimbeleid en vroegtijdige reïntegratie Het convenant is van toepassing op ruim 12.000 medewerkers bij de twaalf provincies. In het convenant is afgesproken de blootstelling aan werkdruk en RSI met 20% te reduceren en het ziekteverzuim van de provincies gezamenlijk met 1%-punt te verminderen. De totale kosten voor uitvoering van het convenant bedragen € 1.900.000,- waarvan SZW 50% financiert. Tijdens de uitvoering van het convenant is er veel aandacht voor de actieve betrokkenheid van de provincies, de uitwisseling van ervaringen en het gebruikmaken van elkaars goede voorbeelden. Met betrekking tot het onderwerp werkdruk wordt onder andere een quickscan werkdruk ontwikkeld. Ook volgen pilots waarin convenantpartijen experimenteren met innovatieve methoden om werkdruk tegen te gaan. In het kader van RSI worden plannen van aanpak opgesteld met betrekking tot voorlichting, goed ingestelde werkplekken, taakafwisseling en pauzes en de ontwikkeling van een RSI-protocol. Tot slot zal iedere provincie een verzuimbeleid ontwikkelen met in ieder geval elementen zoals een procedure ziekmelding, een protocol verzuimbegeleiding, verzuimregistratie, een model voor vormgeving van casemanagement en een protocol arbeidsconflicten. Welzijn en Jeugdhulpverlening (10-12-2003 tot 31-12-2006) Onderwerpen: werkdruk, agressie en onveiligheid, fysieke belasting en vroegtijdige reïntegratie De sectoren Welzijn en Jeugdhulpverlening hebben een omvang van ruim 80.000 werknemers in verschillende subsectoren. In de convenanten welzijn en jeugdhulpverlening is afgesproken de blootstelling aan werkdruk, het aantal agressie-incidenten en het ziekteverzuim met tenminste 20% te reduceren. Verder zullen de normen rond werkdruk en werkstress, agressie en onveiligheid en ziekteverzuim en vroegtijdige reïntegratie worden vastgelegd in praktijkregels. Om de doelstellingen te kunnen realiseren is een totaalbedrag van € 4.000.000,gereserveerd (Welzijn: € 2.666.667,- en Jeugdhulpverlening: € 1.333.333,-), waarvan SZW de helft voor haar rekening neemt. In de plannen van aanpak van de instellingen zal zoveel mogelijk gebruik gemaakt worden van beschikbare instrumenten zoals de quickscan verzuim en reïntegratie, de training reïntegratiemanager, de training resultaatgericht werken, de workshop open aanspreekcultuur, de werkstressmonitor, de training stressbestendigheid, de quickscan en strippenkaart traumapreventie en de training omgaan met agressie.
1
Tweedefaseconvenanten Het eerste tweedefaseconvenant met ambitieuze doelstellingen ten aanzien van reductie in ziekteverzuim en WAO-instroom is afgesloten in de schoonmaak- en glazenwassersbranche. In het laatste kwartaal van 2003 zijn in het kader van de pilots tweede fase nog twee convenanten ondertekend: in de sector gemeenten en de grafimedia. Pilots in het kader van de tweede fase Gemeenten (25-09-2003 tot 31-12-2005) Onderwerp: reïntegratie tweede spoor Doel van de pilot is de samenwerking in gemeenten, tussen gemeenten en verzelfstandigde gemeentelijke diensten en met bedrijven in andere sectoren te stimuleren ten behoeve van de reïntegratie van langdurig zieke werknemers. Een drietal samenwerkingsverbanden van gemeenten en verzelfstandigde delen van gemeenten richten pilots in om kennis en ervaring op te doen. Als eindresultaat streeft men naar producten voor de sector als geheel waarin de opgebouwde kennis, ervaringen en instrumenten uit de pilots zijn opgenomen. De sector wil hiermee een trendbreuk bewerkstelligen in het verloop van het langdurige verzuim en de instroom in de WAO. De totale kosten van de uitvoering bedragen € 1.385.000,- waarvan 50% wordt gefinancierd door SZW. Grafimedia(09-12-2003 tot 09-12-2006) Onderwerp: reïntegratieWAO-ers, reïntegratie tweede spoor Met het stimuleren en ondersteunen van werkgevers, arbeidsongeschikten, arbodiensten en reïntegratiebedrijven streeft men naar verhoging van de WAO-uitstroom. De doelstellingen die daarbij zijn afgesproken: • ten minste 660 inactieve arbeidsongeschikten uit het zittend bestand motiveren tot het starten van een reïntegratietraject; • verhogen van de plaatsingsquote (het aantal trajecten dat eindigt in een duurzame plaatsing bij een nieuwe werkgever) van circa 35% op dit moment tot ten minste 50%. Verder hebben partijen binnen het convenant zich tot doel gesteld vooral kleinere ondernemingen te ondersteunen bij het snel realiseren van externe herplaatsingen, indien mogelijk reeds in het eerste ziektejaar en zo nodig buiten de bedrijfstak. Voor 2004 wordt vooralsnog uitgegaan van 50 te bemiddelen (uitgevallen) werknemers. Bijzonder aan de pilot is dat het UWV eveneens een belangrijke rol speelt: om de doelstellingen op het gebied van reïntegratie te realiseren, is het UWV -traject aangepast. De totale kosten van de uitvoering zijn begroot op € 735.112,-. SZW draagt hieraan maximaal 50% bij.
Stand van zaken ultimo 2003 Het totale aantal afgesloten convenanttrajecten per 31 december 2003 komt op 51 (waarvan 48 in de eerste fase en drie in de tweede fase). Een compleet ove rzicht is te vinden in bijlage I. Wanneer deze 51 getekende convenanten onderverdeeld worden op basis van het jaartal van ondertekening, ontstaat het volgende beeld.
2
Figuur 1
Aantal convenanten onderverdeeld naar jaartal van ondertekening
20 18
16
16
14
13
Frequentie
14 12 10 8
6
6 4
2
2 0 1999
2000
2001
2002
2003
Jaartal
Van de 51 getekende convenanten is bij twee trajecten de looptijd inmiddels verstreken. Het gaat hier om de pilot Poortwachter in het onderwijs en om het eerstefaseconvenant voor de academische ziekenhuizen3 . Daarnaast zijn er drie trajecten waarbij de aanvankelijke looptijd in 2003 zou eindigen – te weten de GGZ, de kinderopvang en de horeca –, maar voor deze trajecten is een verzoek tot verlenging ingediend. Figuur 2 biedt een compleet overzicht van het aantal convenanten onderverdeeld naar het jaartal waarin de looptijd eindigt 4 . Figuur 2
Aantal convenanten onderverdeeld naar het jaartal waarin de looptijd eindigt
25
23 20
Frequentie
20 15 15 11 10 5 1
0
1
0 2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
Jaartal
De figuur laat zien dat in 2004 al 15 convenanten zullen gaan expireren – behoudens nog in te dienen verlengingsverzoeken. De kalenderjaren 2005 en 2006 zullen eveneens volop in het teken staan van convenanttrajecten die eindigen. Dit geldt overigens ook voor 2007; dan 3 4
Afrondende activiteiten van het eerstefaseconvenant bij de academische ziekenhuizen vinden plaats onder het tweedefaseconvenant dat op 9 januari 2004 is getekend. Zie ook p.20. De verlenging van de drie genoemde trajecten is hierin verdisconteerd. Van een aantal trajecten is daarnaast bekend dat zij voornemens hebben om de looptijd te verlengen: deze zijn buiten beschouwing gebleven in figuur 2.
3
zullen diverse – nu nog te tekenen – tweedefaseconvenanten het einde van de looptijd bereiken. De verwachting is dat het om ongeveer 20 trajecten zal gaan. Intentieverklaringen In 2003 zijn twee intentieverklaringen getekend. Een voor een eerstefaseconvenant in de leeren lederwarenindustrie en een voor een tweedefaseconvenant in de sector verblijfsrecreatie en zweminrichtingen. Het totale aantal intentieverklaringen – exclusief die voor de reeds getekende convenanten – komt hiermee op zes. Naast de twee genoemde trajecten gaat het hierbij om de verpleeg- en verzorgingshuizen, het openbaar vervoer, de installatie- en isolatiebranche en de ambulancezorg. De verpleeg- en verzorgingshuizen hebben al in 2000 een intentieverklaring ondertekend. Tot op heden heeft dat niet geleid tot een convenant, maar sociale partners hebben wél een aparte CAO arbeid en gezondheid afgesloten waarin verschillende elementen van het beoogde convenant zijn opgenomen. Deze CAO is in 2003 algemeen verbindend verklaard. De intentieverklaring van het openbaar vervoer dateert van januari 2002. De hevige concurrentiestrijd tussen een beperkt aantal aanbieders van het streekbusvervoer en de daaruit voortvloeiende instabiele marktverdeling lijken de redenen te zijn dat er sinds de intentieverklaring weinig beweging meer is richting ondertekening van een arboconvenant. Inmiddels is SZW in gesprek met een ander deel van de vervoerssector, namelijk het gemeentelijk stadsvervoer, in het kader van de totstandkoming van een tweedefaseconvenant. De installatie- en isolatiebranche heeft in juni 2002 een intentieverklaring getekend. Ondertekening van het arboconvenant was in 2003 niet meer haalbaar, aangezien partijen nog discussie voerden over de formulering van de kwantitatieve doelstellingen en de relatie tussen de beleidsregel ‘tillen op bouwplaatsen’ en het convenant. Inmiddels is er overeenstemming over de tekst van het convenant, dat zich zal richten op een reductie van fysieke belasting, psychische belasting, ziekteverzuim en WAO- instroom. De ondertekening heeft plaatsgevonden op 2 april 2004. De ambulancezorg had eveneens het voornemen nog vóór het einde van 2003 tot ondertekening van het convenant te komen. De onderhandelingen stagneerden echter – onder meer doordat de financiering van het convenant gevaar dreigde te lopen. Ook hier zijn partijen ondertussen gekomen tot een definitief akkoord. Het convenant is getekend op 8 april 2004. Opgezegde trajecten In 2003 zijn drie convenanttrajecten voortijdig beëindigd omdat er geen uitzicht meer was op de totstandkoming van een convenant. Het gaat hier om de trajecten met de scheeps- en jachtbouw, de ICT en de metaalsector. Het traject met de scheeps- en jachtbouw is formeel beëindigd in februari 2003. In dit traject is bij aanvang een stand van de wetenschap-onderzoek verricht, gericht op vermindering van het gebruik van oplosmiddelen. Vervolgens blijkt het onderhandelingsproces al vóór de totstandkoming van een intentieverklaring te stranden. Reden hiervoor is het ontbreken van draagvlak bij een van de grotere werkgeversorganisaties, de VNSI. Het grote bezwaar van deze vereniging is dat bovenwettelijke regels op het gebied van oplosmiddelen de internationale concurrentiepositie sterk zouden aantasten.
4
Sociale partners in de ICT-branche en SZW hebben in februari 2001 een intentieverklaring getekend voor een tripartiete aanpak van de RSI-problematiek. Vervolgens ontstonden er problemen rond de financiering van het convenant en de kwantitatieve doelstellingen en stokte het overleg. Tenslotte deed Nederland~ICT aan SZW nog een voorstel voor een bilateraal convenant. Omdat een dergelijk convenant niet in het SZW-beleid past en het tripartiete overleg over de geschilpunten - ondanks een laatste oproep van SZW - niet werd hervat, is in oktober 2003 het traject formeel beëindigd. De metaalbranche (metalelektro en metaalbewerking) is het derde traject dat dit jaar gestaakt is. Op 3 juli 2001 is de intentieverklaring ondertekend. In een overleg op 25 november 2003 tussen voorzitters van de betrokken werkgevers- en werknemersorganisaties en SZW hebben partijen geconstateerd dat ze niet in staat zijn gebleken om te komen tot een arboconvenant in de metalektro en metaalbewerking. Met deze teleurstellende constatering is de intentieverklaring opgezegd. In antwoord op vragen van de leden Douma en Stuurman is de Tweede Kamer eerder geïnformeerd over het mislukken van dit traject (Vergaderjaar 20032004, nummer 514). Tot slot bestaan er voornemens de intentieverklaring op te zeggen bij de leer- en lederindustrie. Ook hier slagen partijen er niet in tot een eerstefaseconvenant te komen, om twee redenen. In de eerste plaats bestaat de branche uit zeer uiteenlopende subbranches met verschillende wensen die moeilijk te verenigen zijn. In de tweede plaats vinden partijen de kosten die gemoeid zijn met het convenant niet opwegen tegen de baten die een reductie in het ziekteverzuim en de WAO-instroom zouden kunnen opleveren. Formele beëindiging zal in 2004 plaatsvinden. Hoewel het betreurenswaardig is dat bovengenoemde trajecten niet tot een convenant zullen leiden, moet een en ander tegelijkertijd in perspectief geplaatst worden. Tegenover drie feitelijk gestaakte trajecten, staan ultimo 2003 51 getekende convenanten: een aantal dat de verwachtingen bij de start van de arboconvenanten nieuwe stijl in 1999 ver overtreft.
1.1.2 Onderwerpen Het aantal onderwerpen waarover in convenanten afspraken wordt gemaakt, loopt uiteen: in sommige convenanten blijven de afspraken beperkt tot een onderwerp, in andere convenanten komen meerdere items aan de orde. Interessanter dan het aantal onderwerpen is de vraag over wélke onderwerpen dan afspraken worden gemaakt. Een inventarisatie onder de getekende convenanten levert op dat het voornamelijk gaat om de prioritaire arbeidsrisico’s werkdruk, fysieke belasting, RSI, oplosmiddelen, allergenen en geluid, aangevuld met de thema’s vroegtijdige reïntegratie en agressie en geweld. Een rechte telling van de meest voorkomende onderwerpen in convenanten is opgenomen in tabel 1.
5
Tabel 1
Overzicht van convenanten
Onderwerp (Vroegtijdige) reïntegratie Werkdruk / PSA Fysieke belasting / tillen RSI Oplosmiddelen Allergenen Geluid Agressie en geweld Cytostatica Biologische agentia Houtstof Klimaat Kwarts
de
meest
voorkomende
Frequentie in eerstefaseconvenanten (N = 48) 35 33 25 13 8 7 8 8 2 1 2 2 2
onderwerpen
Frequentie in tweedefaseconvenanten (N = 3) 2 1 1 1 1 1 1 1 -
in
(getekende)
Frequentie totaal (N = 51) 37 34 26 14 9 8 8 8 3 2 2 2 2
De tabel laat zien dat 37 convenanten afspraken over (vroegtijdige) reïntegratie bevatten. Onder het begrip (vroegtijdige) reïntegratie zijn diverse soorten afspraken geschaard. Veelal gaat het om kwantitatieve afspraken over de reductie van het ziekteverzuim. In sommige gevallen is dit gespecificeerd, bijvoorbeeld het 13e weeks-ziekteverzuim. Vermeldenswaardig is in elk geval dat 25 van de 48 eerstefaseconvenanten onder de noemer van (vroegtijdige) reïntegratie kwantitatieve afspraken bevatten over de reductie van de WAO-instroom en/of het aantal langdurig zieken. Bij 34 trajecten maken afspraken over werkdruk onderdeel uit van het convenant. Het onderwerp werkdruk bestrijkt een breed scala aan aspecten, variërend van het werken onder tijdsdruk tot het omgaan met emotionele belasting. Omdat het begrip werkdruk in de loop der tijd verruimd is, heeft SZW onlangs ook de terminologie aangepast en wordt gesproken over psychosociale arbeidsbelasting, afgekort tot PSA. Ook fysieke belasting, een onderwerp dat in 26 convenanten voorkomt, is een veelzijdig arbeidsrisico. Meestal wordt daar invulling aan gegeven via het tilrisico. Naast tillen kan het echter ook gaan om het duwen of trekken van lasten of het verrichten van fysiek zware werkzaamheden in een belastende werkhouding. Het bronbeleid – ofwel het voorkomen van belastende handelingen / werkzaamheden – staat hierbij centraal. Over RSI zijn in 14 trajecten afspraken gemaakt. RSI is een verzamelnaam voor aandoeningen aan het bewegingsapparaat, die mede veroorzaakt worden door een bijzondere vorm van fysieke belasting, namelijk repeterende bewegingen, veelal gecombineerd met een ongunstige, ongevarieerde werkhouding en een gebrek aan herstelmomenten. Ook hier worden afspraken gemaakt vanuit bronbeleid.
6
1.1.3 Bereik onder werknemers Alle tot en met ultimo 2003 getekende convenanten zijn gezamenlijk van toepassing op 3,3 miljoen werknemers. Dat is 46% van de werkzame Nederlandse beroepsbevolking 5 . In figuur 3 wordt de ontwikkeling van dit percentage in de loop der tijd weergegeven.
Bereik onder werkzame beroepsbevolking
Figuur 3
Ontwikkeling in het aantal werknemers dat valt onder een convenant als percentage van de gehele werkzame beroepsbevolking
60% 46%
50% 40%
35% 28%
30% 20% 9%
10% 2%
0% 1999
2000
2001
2002
2003
Jaartal
De stijgende lijn die deze figuur laat zien, zal zich naar verwachting ook in 2004 voortzetten. Er zijn inmiddels nog twee eerstefaseconvenanten getekend in 2004, te weten de installatieen isolatiebranche en de ambulancezorg (zie ook paragraaf 1.1.1). Daarnaast is SZW nog in gesprek met diverse (nieuwe) sectoren om te komen tot een tweedefaseconvenant, zoals de verblijfsrecreatie en zweminrichtingen, de beveiligingsbranche en het taxivervoer. Tabel 2 biedt een overzicht van het bereik onder werknemers met een uitsplitsing naar onderwerp. Tabel 2
Overzicht van het bereik van convenantafspraken onder werknemers met een onderscheid naar onderwerp
Onderwerp Werkdruk Vroegtijdige reïntegratie Fysieke belasting RSI Agressie en geweld Oplosmiddelen Allergenen Geluid
Bereik (in aantallen werknemers) 2,58 miljoen 2,57 miljoen 1,86 miljoen 1,07 miljoen 0,76 miljoen 0,73 miljoen 0,68 miljoen 0,20 miljoen
Bereik (als percentage van de werkzame beroepsbevolking) 36% 36% 26% 15% 11% 10% 10% 3%
Het onderwerp werkdruk blijkt de meeste werknemers te bereiken, gevolgd door de onderwerpen vroegtijdige reïntegratie en fysieke belasting. Opvallend is dat de volgorde in dit overzicht – weliswaar in beperkte mate – afwijkt van die in tabel 1, waarin de convenantonderwerpen gerangschikt zijn op basis van de frequentie waarmee ze voorkomen 5
Bron: CBS. Volgens Statline bedraagt de werkzame beroepsbevolking 7,11 miljoen (cijfer over 2003).
7
in de getekende convenanten. Over het onderwerp vroegtijdige reïntegratie zijn de meeste afspraken gemaakt, maar de afspraken over het thema werkdruk hebben op meer werknemers betrekking. Een vooruitblik naar 2004 doet vermoeden dat deze afwijking in de toekomst niet meer zal optreden, aangezien de onderwerpen verzuim en WAO een prominente rol gaan spelen in de tweede fase.
1.2
Arboconvenanten en CAO’s
SZW wil de doorwerking van convenantafspraken naar het CAO-niveau stimuleren. Het CAO-instrument heeft namelijk een aantal voordelen boven dat van het convenant: • de CAO wordt voortdurend vernieuwd, terwijl de convenantenaanpak uiterlijk 2007 eindigt; de CAO is daarom een geschikt instrume nt om afspraken te borgen; • de CAO kent minder afwijkingsmogelijkheden als het gaat om de juridische afdwingbaarheid van afspraken richting individuele werkgevers en werknemers; • de CAO is een voor individuele werkgevers en werknemers bekend instrument, hetgeen de implementatie ten goede komt; • de werkingssfeer van de CAO kan vergroot worden via een AVV- verzoek, waardoor de bepalingen niet meer alleen gelden voor de contracterende partijen, maar voor de gehele branche. Artikel in convenant Om de doorwerking van convenant naar CAO te bevorderen, adviseert het ministerie van SZW om in de convenanttekst al aandacht te besteden aan de relatie met de CAO. Vervolgens is geïnventariseerd in welke mate convenantpartijen daadwerkelijk een artikel wijden aan de relatie tussen het convenant en de CAO. Deze inventarisatie levert op dat in 20 van de 51 getekende convenanten een artikel is opgenomen over de relatie met de CAO. Deze 20 convenanten hebben in elk geval met elkaar gemeen dat zij in de tweede helft van 2001 of daarna ondertekend zijn. Doorgaans heeft het betreffende artikel de strekking dat ‘partijen bevorderen dat de betrokken werkgevers- en werknemersorganisaties de maatregelen van het convenant zullen opnemen in de eerstvolgende na inwerkingtreding van het conv enant af te sluiten CAO’. Afwijkend daarvan is bijvoorbeeld de formulering in de convenanten voor de sociale werkvoorziening en de wonenbranche. Hierin is overeengekomen dat partijen opname van de afspraken in de CAO zullen aanbevelen indien de voortgang aanmerkelijk achterblijft bij de doelstellingen. Een ander in het oog springend feit is dat in vier van de 20 convenanten expliciet wordt gerefereerd aan het AVV- instrument om de werkingssfeer te verbreden (kappers, schoonmaak- en glazenwassersbedrijf, meelindustrie en koek en snoep). Handreiking SZW heeft ook via een tweede weg de doorwerking van convenantafspraken naar CAO’s willen stimuleren. Er komen namelijk regelmatig vragen binnen over het vergroten van de werkingssfeer van convenantafspraken via opname in de CAO en deze voor AVV voor te dragen. Daarom heeft SZW in samenspraak met werkgevers- en vakcentrales in 2003 een handreiking gemaakt voor convenant- en/of CAO-partijen die voornemens in die richting hebben. In deze handreiking wordt uitgelegd aan welke voorwaarden partijen moeten voldoen indien ze een dergelijk AVV-verzoek willen indienen6 .
6
De handreiking is uitgebracht in brochurevorm onder de naam ‘Arboconvenanten, CAO’s en algemeen verbindend verklaren (AVV); een handreiking voor convenantpartijen en/of CAO-partijen’. De tekst van de brochure is eveneens te vinden op www.arboconvenanten.szw.nl (via congres 2004 / achtergronden).
8
CAO-onderzoek Ten slotte heeft SZW in 2003 laten inventariseren in welke mate convenantafspraken of gedeelten daarvan feitelijk al doorwerken op CAO-niveau. Hiertoe is een CAO-onderzoek uitgevoerd. Uitgangspunt voor de inventarisatie vormden de 44 sectoren waar per ultimo augustus 2003 een convenant is getekend. Voor deze convenanttrajecten zijn de bijbehorende CAO’s onderzocht. Aan sommige trajecten kunnen meerdere overeenkomsten worden gekoppeld. Andersom hebben enkele CAO’s betrekking op meer dan een convenanttraject. Met andere woorden: tussen CAO’s en arboconvenanten is niet altijd een een-op-eenkoppeling mogelijk. In totaal zijn daarom 56 CAO’s / principeakkoorden onderzocht. Het CAO-onderzoek wijst uit dat dat bij 22 van de (destijds) 44 convenanttrajecten sprake is van een doorwerking naar het CAO-niveau. Veel bepalingen zijn voornamelijk intentioneel van karakter, sommige zijn wat concreter. In twee CAO’s – de CAO voor de Verf- en drukinktindustrie en de CAO voor het Kappersbedrijf – is een aantal artikelen uit het convenant integraal overgenomen in een bijlage bij de CAO. Uit de CAO voor de architectenbranche Een voorbeeld van een meer concrete CAO-bepaling is ontleend aan de CAO voor de architectenbranche, waarin partijen het volgende zijn overeengekomen: • Partijen erkennen dat het terugdringen van werkdruk en RSI en het inzetten van een goed reïntegratiebeleid een verantwoordelijkheid is van werkgevers en werknemers. • Partijen hebben een arboconvenant afgesloten teneinde in de gehele branche RSI en werkdruk te verminderen en reïntegratie van arbeidsongeschikte werknemers te bevorderen. • Gedurende de looptijd van het convenant zullen de in het arboconvenant opgenomen afspraken een integraal onderdeel vormen van de CAO. • Gedurende en/of na afloop van het arboconvenant zullen partijen zich beraden hoe de afspraken en ervaringen uit de convenantperiode bestendigd kunnen worden. • De looptijd van het arboconvenant is van 11 april 2002 tot en met 11 april 2005.
Geconcludeerd kan dus worden dat bij de helft van de getekende convenanten sprake is van doorwerking in een of meerdere CAO’s. In vergelijking met de cijfers van de eerste inventarisatie – uitgevoerd in 2002 – is er in relatief opzicht weinig ontwikkeling waar te nemen: ook toen ging het om ongeveer de helft van alle trajecten. Dat er geen spectaculaire procentuele stijging valt te constateren, heeft onder meer te maken met het feit dat CAO’s over het algemeen een looptijd van een of twee jaar kennen: het proces van vernieuwing vergt tijd. Maar in absolute zin gezien, zij n er toch diverse nieuwe CAO-afspraken over convenanten gemaakt. Verder is eveneens bezien in hoeverre partijen CAO-bepalingen, vertaald vanuit het convenant, voor AVV voordragen. Dit blijkt nog niet op grote schaal voor te komen. Van een beperkt aantal sectoren, bijvoorbeeld de schoonmaak- en glazenwassersbranche, is bekend dat zij bezig zijn met de voorbereidingen hiervoor. De slotconclusie luidt dat er voor wat betreft de doorwerking van convenantafspraken naar het CAO-niveau een ontwikkeling in positieve richting is waar te nemen, maar dat er nog veel meer bereikt kan worden. SZW zal daar ook in 2004 een impuls aan blijven geven.
9
1.3
Kerncijfers
a) Trajecten in de periode 1999-2003 aantal intentieverklaringen eerste fase aantal voortijdige beëindigde trajecten eerste fase aantal convenanten eerste fase aantal geëxpireerde convenanten eerste fase aantal verlengde convenanten eerste fase
1999 11
2000 19
2001 9
2002 6
2
6
14 1
16
aantal convenanten tweede fase waarvan opplus bestaande trajecten waarvan nieuwe trajecten waarvan pilots 2de spoor
2003 1 3 10 1 3
cumulatief 46 3 48 2 3
3 0 1 2
3 0 1 2
b) Arbeidsrisico’s in convenanten eerste en tweede fase in de periode 1999-2003 werkdruk RSI fysieke belasting/tillen geluid allergenen OPS kwarts agressie & onveiligheid
1999
2000
2001
2002
2003
cumulatief
1
4
12 7 8 1 5 3 1
9 3 10 5 1 4
8 4 6 2 2 2 1 2
34 14 26 8 8 9 2 8
c) Ziekteverzuim en reïntegratie in convenanten eerste en tweede fase in de periode 1999-2003 aantal convenanten met verzuim en vroegtijdige reïntegratie waarvan: SLA’s arbodiensten branche RIE’s verzuimregistratie brancheloket PAGO aantal reïntegratie WAO (pilots) aantal convenanten met afspraak over reïntegratieloket
1999
2000
2001
2002
2003
cumulatief
1
4
12
10
10
37
1
3 4 3
7 9 11 1 4
3 7 8 2 1
5 5 6
1
1
18 25 29 3 5 2 3
2
1
5
10
2 1
2.
Onderzoek
2.1
Per traject
Arboconvenanten en onderzoek zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Onderzoek vindt in diverse fasen van een convenanttraject plaats en kan verschillende functies vervullen, zoals het volgen van de ontwikkeling in de realisatie van de doelstellingen, het bijhouden van de voortgang in de implementatie of het in kaart brengen van het proces daaromheen. Onderzoek kan ook ondersteunend van karakter zijn. Bijvoorbeeld als het doel is bestaande mogelijkheden te inventariseren om bepaalde problematiek aan te pakken en op grond daarvan de in te zetten instrumenten of maatregelen te selecteren (stand van de wetenschap) of juist om een innovatieve oplossing te ontwikkelen (instrumentontwikkeling). Overzicht In totaal zijn in 2003 43 onderzoeken afgerond, waarvan 13 brancheonderzoeken naar de stand van de wetenschap, 19 nulmetingen, zeven tussenmetingen en vier onderzoeken met een evaluatief karakter. Een deel daarvan is gepubliceerd in de Convenantenreeks (zie bijlage II). Daarnaast zijn in 2003 diverse onderzoeken van start gegaan, waaronder een nulmeting bij de podiumkunsten, de schoonmaak- en glazenwassersbranche, de zorgverzekeraars, welzijn en jeugdhulpverlening en een tussenmeting bij de GGZ, de gehandicaptenzorg, de kappersbranche en de ziekenhuizen. Eveneens is in 2003 in twee trajecten gestart met de opzet van een eindevaluatie. Het betreffen hier het evaluatieonderzoek naar het project Introductie van Mediation in het Onderwijs (IMO) en het evaluatieonderzoek met betrekking tot het convenant met de rijksoverheid. En ten slotte zijn er ook in 2003 geregeld onderzoeken verricht op het gebied van instrumentontwikkeling. Voorbeelden hiervan zijn het opzetten van een peilstation ziekteverzuim bij de kappers, het maken van een handboek fysieke belasting voor de sociale werkvoorziening en de ontwikkeling van een gezamenlijk brancheloket voor de architecten, het uitgeverijbedrijf en de podiumkunsten. Monitor Arboconvenanten Een bijzonder meetinstrument is de Monitor Arboconvenanten (MA): een gestandaardiseerde werknemersvragenlijst waarmee elke willekeurige sector de relevante kenmerken van blootstelling aan arbeidsrisico’s en de mogelijke gevolgen daarvan in termen van klachten en beperkingen in kaart kan brengen. SZW heeft de MA in 2002 laten ontwikkelen en stimuleert het gebruik ervan op financiële wijze. In diverse convenanttrajecten hebben partijen de voordelen van de MA al ontdekt. Tabel 3 biedt een overzicht van alle trajecten waarin de MA inmiddels is afgenomen of waar voornemens bestaan om dat te doen.
11
Tabel 3 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21.
Overzicht van convenanttrajecten waarin de MA (of MAZ7 ) is ingezet Convenanttraject GGZ Gehandicaptenzorg Gemeenten Banken Kappers* Ziekenhuizen Podiumkunsten* Openbare bibliotheken Wonenbranche* Schoonmaak- en glazenwassersbranche Welzijn* Jeugdhulpverlening* Zorgverzekeraars Provincies Mobiliteitsbranche Koek en snoep Installatie- en isolatiebranche Ambulancezorg* Leer- en lederwarenindustrie HOO Verblijfsrecreatie en zweminrichtingen*
* Er bestaan voornemens om de MA in te zetten.
Het is de bedoeling dat de data van de onderzoeksbureaus die de MA al hebben toegepast, in een verzamelbestand terechtkomen. Hiertoe is in 2003 een oproep gedaan aan de betrokken bureaus. Op grond van het verzamelbestand kunnen allerlei vergelijkende analyses worden uitgevoerd. Resultaten daarvan worden in de loop van 2004 verwacht. Naast de genoemde trajecten in tabel 3 zijn er nog verschillende trajecten, waarin aan de MA gelieerde vragenlijsten zijn gebruikt, namelijk in de papier- en kartonindustrie, de architecten en het openbaar vervoer – waar VBBA- vragenlijsten zijn ingezet – de sociale werkvoorziening en de ICT-branche.
2.2
Trajectoverstijgend
Het onderzoek binnen de afzonderlijke convenanttrajecten wordt uitgevoerd in opdracht van de branchebegeleidings commissie. Het branche- of trajectoverstijgende onderzoek daarentegen initieert en begeleidt SZW zélf. In 2003 zijn diverse brancheoverstijgende onderzoeken gestart en afgerond die relevant (kunnen) zijn voor afzonderlijke convenanttrajecten. Een samenvatting is te vinden in de volgende tabel:
7
Monitor Arboconvenanten Zorg: aanvulling op de MA voor de zorgsector.
12
Tabel 4 Overzicht van trajectoverstijgend onderzoek 1.
Omschrijving Kengetallenproject
2.
Inventarisatie verzuimregistratiesystemen
3.
Goed werkgeverschap inzake ziekteverzuim
4.
Het reïntegratieproces bezien door werkgevers en WAO-ers uit de zorg
5.
Pilot doorlichting
6.
Pilot causale relaties
7.
Verbetering van tilliften in de zorg
Toelichting Het kengetallenproject is bedoeld als uitbouw van de Monitor Arboconvenanten. Een kengetal is een indicator voor de omvang van een risicopopulatie. Het geeft weer welk deel van de onderzoekspopulatie bóven een vastgestelde grenswaarde scoort en daardoor een verhoogde kans loopt op klachten of uitval. Kengetallen zijn nu te vervaardigen voor de onderwerpen werkdruk en werkstress, agressie en geweld, fysieke belasting en RSI. Er zijn verschillende opties om de ontwikkeling in het verzuim op sectorniveau te volgen. Diverse convenantsectoren staan nog voor de keuze welk systeem het meest geschikt is om periodiek verzuimcijfers te kunnen genereren. SZW heeft daarom een handleiding laten vervaardigen die het keuzeproces kan ondersteunen. Deze handleiding is in de convenantenreeks verschenen (zie bijlage II). Het onderzoek naar goed werkgeverschap inzake omgang met ziekteverzuim moet ondernemers stimuleren om een gedegen verzuimbeleid te ontwikkelen, te implementeren en continu te verbeteren. Op basis van cases worden succesfactoren beschreven. Bovendien bevat de rapportage 10 praktische tips van ondernemers voor collega’s. Vanuit het Convenant Arbeidsmarktbeleid Zorgsector, afgesloten door sociale partners, het ministerie van VWS en CWI, is een onderzoek geïnitieerd naar reïntegratie vanuit de WAO. SZW is eveneens betrokken geweest bij de begeleiding van het onderzoek vanwege de raakvlakken met de tweede fase. Het onderzoek gaat in op de ervaringen van werkgevers in de zorg met het aannemen van WAO-ers en de ervaringen van WAO-ers in de zorg met reïntegratie. Via pilotonderzoek heeft SZW een instrument laten ontwikkelen waarmee voor elk convenanttraject de voortgang in de implementatie en het proces daarom heen in kaart kan worden gebracht. In 2003 zijn de voorbereidingen gestart voor een pilot om de causale relatie te kunnen meten tussen investeringen op arbogebied (maatregelen) en de ontwikkeling in het verzuim. De inzet van hulpmiddelen om tilhandelingen te voorkomen wordt vanuit de diverse convenanten in de zorgsector gestimuleerd. Het manoeuvreren met tilliften en andere hulpmiddelen op vloerbedekking en in kleine ruimtes levert echter weer nieuwe weliswaar minder - fysieke belasting op. Daarom is een onderzoek uitgezet naar de effecten van enkele technologische innovaties die deze kunnen verminderen.
13
2.3
Kerncijfers
Onderzoek en evaluatie in de periode 1999-2003 Aantal brancheonderzoeken stand der wetenschap afgerond: Aantal nulmetingen afgerond: (populatie / blootstelling / klachten / maatregelen)
1999
2000
2001
2002
2003
cumulatief
4
23
25
13
65
5
13
18
19
55
waarvan met toepassing MA: Aantal tussenmetingen afgerond: (voortgang realisatie doelstellingen: populatie / blootstelling / klachten / maatregelen)
0 0
0 0
4 1
6 4
10 5
waarvan met toepassing MA (inclusief maatregelen): Aantal tussenmetingen afgerond: (voortgang realisatie plan van aanpak: uitvoering activiteiten / kwaliteit proces / implementatie maatregelen) Aantal eindevaluaties afgerond op onderdelen: doelmatigheid (kosten/baten), doeltreffendheid (output/outcome), duurzaamheid resultaten
0 0
0 0
0 3
3 3
3 6
1
4
5
14
3.
Communicatie
In het kader van arboconvenanten vinden uiteenlopende communicatieactiviteiten plaats. SZW vervult hierin een tweeledige functie. Enerzijds is er sprake van sectorale advisering. Anderzijds fungeert SZW trajectoverstijge nd als aanjager van het implementatieproces waarvoor centrale instrumenten zoals bijeenkomsten, een website of nieuwsbrief worden ingezet. Bij advisering gaat het zowel om inhoudelijke en procesmatige advisering (communicatieplan, -strategie, - middelen) als om bureaukeuze en offertebeoordeling. Maatwerk voorop in sectorale communicatie Voorlichtingsactiviteiten zijn een terugkerend onderdeel bij alle convenanten. Zij kunnen leiden tot meer bewustzijn van de risico’s waarmee mensen in hun werk te maken krijgen of tot een gezondere, veiligere manier van werken. Bovendien spelen zij ook een belangrijke rol bij het bekend maken van inhoud en doelstellingen van het arboconvenant onder werkgevers en werknemers. Een communicatieplan maakt dan ook onderdeel uit van elk arboconvenant. Hieronder een greep uit het grote aanbod van communicatieactiviteiten en -middelen op sectoraal niveau. Maatwerk staat voorop bij de aanpak om bij te dragen aan het behalen van convenantdoelstellingen. er zijn al 42 sectorale arboconvenantenwebsites; in bijna de helft van de trajecten verschijnt een specifieke nieuwsbrief over het arboconvenant; veel sectoren ontwikkelen werkpakketten rond inhoudelijke thema’s waarmee individuele bedrijven en instellingen aan de slag gaan; er verschijnen folders, video’s, populaire versies van de convenanten en ander voorlichtingsmateriaal; in sommige trajecten trekt men speciale arbovoorlichters of -teams aan die bedrijven en instellingen bezoeken om persoonlijke voorlichting te geven; er worden workshops en congresachtige bijeenkomsten georganiseerd, gericht op een speciale doelgroep zoals ondernemingsraden, P&O‘ers of leidinggevenden, maar ook breder opgezette bijeenkomsten, die bijvoorbeeld de start van een campagne markeren; stimuleren van technologische ontwikkelingen gericht op het oplossen van arboknelpunten; quickscans, trainingen, e-learning gekoppeld aan websites en helpdesks om gewenste ontwikkelingen te stimuleren; activiteiten en middelen die ingebed zijn in bestaande mogelijkheden zoals publiciteit in bestaande vak - en branchebladen zoals aandacht voor een gezonde kniptechniek tijdens de presentatievan de nieuwste haarmode op de tweejaarlijkse kappersbeurs.
Projectsite In 2003 is een overkoepelende projectsite over arboconvenanten voorbereid (www.arboconvenanten.szw.nl). Doel van deze arboconvenantensite is informeren, interactie bevorderen en een brug slaan tussen diverse sectorale sites over arboconvenanten. De ambitie van de website is een digitaal platform te bieden voor iedereen die zich professioneel inspant om arboconvenanten tot een succes te maken. Het uitgangspunt is een SZW-site met tripartiete inhoud. De website is tijdens het congres ‘Arboconvenanten: het betere werk’ op 22 januari 2004 gelanceerd. De site blijft in ontwikkeling en wordt dagelijks geactualiseerd. SZW beheert een mailgroep waarin convenantspecialisten vragen stellen en op praktisch niveau ideeën/ervaringen uitwisselen. De projectsite arboconvenanten bevat een besloten deel met meer interactieve mogelijkheden voor convenantspecialisten.
15
Nieuwsbrief In 2003 is een nieuwsbrief rond arboconvenanten voorbereid. De nieuwsbrief dient onder meer ter verspreiding van informatie, attendering op de arboconvenantenwebsite, bevordering van kennisuitwisseling en presentatiemateriaal. Net als bij de website wordt de nieuwsbrief (startoplage circa 2000) uitgegeven door SZW met tripartiete inhoud. De nieuwsbrief kent een grafische vormgeving in de lijn van de website en verschijnt vanaf maart 2004 maandelijks. Congres In het najaar van 2003 werd besloten tot het organiseren van een congres over de arboconvenanten. Onder het motto ‘Arboconvenanten: het betere werk – van convenant naar werkvloer’ vond dit congres plaats op 22 januari 2004. De arboconvenanten zijn sinds 1999 op de kaart gezet: bij wijze van ‘midterm’ werd inhoudelijk stil gestaan bij de resultaten en werden centraal ervaringen en goede voorbeelden uitgewisseld. Daarnaast besteedde het congres ‘Arboconvenanten: het betere werk’ aandacht aan de periode die nog volgt tot en met 2007 en aan de borging van afspraken en resultaten. Goede praktijkvoorbeelden SZW stimuleert het delen van goede (en slechte) praktijken. Het kan voor convenantsectoren immers nuttig zijn kennis op te doen uit andere branches. Het uitwisselen van goede voorbeelden vindt plaats op uiteenlopende manieren: onder meer via bijeenkomsten, sectorsites en de projectsite en nieuwsbrief. Elke convenantsector ontwikkelt producten om de afspraken rond arbeidsrisico’s, verzuim en/of reïntegratie op de werkvloer onder de aandacht te brengen. SZW heeft deze sectorale producten in 2003 verzameld ten behoeve van opstelling in een zogenaamde arboconvenantengallery op het congres van januari 2004. De collectie van producten is momenteel te vinden in het documentatiecentrum Arboconvenanten binnen SZW. In 2003 is een selectie succesvolle projecten en kansrijke initiatieven op de werkvloer verzameld in het boek ‘Arboconvenanten: het betere werk’. De voorbeelden, tips en praktijkcases uit de ene sector kunnen wellicht als voorbeeld dienen voor de uitvoering van het convenant in een andere sector. Om branches van elkaar te laten leren, werd dit boek uitgedeeld op het congres van 22 januari 2004.
Themabijeenkomsten convenantspecialisten De convenanten worden per sector aangestuurd door vertegenwoordigers van werkgevers, werknemers en overheid in de diverse branchebegeleidingscommissies. Tweemaandelijks vinden themabijeenkomsten plaats voor uitvoeringsorganisaties en procesbegeleiders die zich met de implementatie van een of meer convenanten bezighouden. Deze convenantspecialisten wisselen gedurende een dagdeel ideeën en ervaringen uit. In 2003 werd onder meer gesproken over communicatie en gedragsverandering, aanpak van agressie en geweld en borging van convenantafspraken. SZW vervult een faciliterende rol bij deze bijeenkomsten van en voor specialisten, waarvan de gemiddelde opkomst circa 30 personen is. Het nut van het organiseren van dergelijke evenementen bewijst zich elke keer: persoonlijke ontmoeting, de specialisten delen interessante informatie uit de diverse trajecten, men weet elkaar te vinden met vragen, successen en knelpunten en nieuwe specialisten kunnen gebruikmaken van wat al is opgebouwd.
16
Kerncijfers Communicatie arboconvenanten in de periode 19992003 Aantal convenantwebsites Aantal bijeenkomsten convenantspecialisten Aantal deelnemers convenantspecialisten
1999
2000
2001
2002
2003
3
42 5
103
160 21
25
18
Aantal sectorale nieuwsbrieven Aantal uitgebrachte publicaties in de convenantenreeks
3
17
25
Deel II
Activiteiten en effecten
1.
Inleiding
Dit deel beschrijft de resultaten vanuit verschillende perspectieven. Het macro-perspectief kijkt naar het beeld dat ontstaat als de convenanttrajecten geaggregeerd worden. Zijn er dan verschillen waar te nemen tussen convenantsectoren en niet-convenantsectoren? En is er een meerwaarde vast te stellen voor het instrument arboconvenant? Eveneens op macroniveau: welke kostenbesparingen realiseren partijen gezamenlijk? De hoofdstukken 2 en 4 van dit deel geven antwoord op deze vragen. In de tweede plaats wordt gekeken naar de resultaten vanuit een meso-perspectief: wat realiseren partijen binnen de afzonderlijke convenantsectoren? Hoe zien de uitkomsten van de eerste tussenmetingen eruit? Welke activiteiten worden ondernomen en welke veranderingsprocessen zijn inmiddels in gang gezet? Het meso-perspectief staat centraal in hoofdstuk 3.
18
2.
De meerwaarde van arboconvenanten
SZW gaf in 2003 een extern bureau opdracht op basis van bestaande data onderzoek te verrichten naar de ontwikkeling van het arbo- en verzuimbeleid van werkgevers, van de blootstelling aan arbeidsgebonden gezondheidsrisico’s en van ziekteverzuim en WAOinstroom in convenantsectoren in vergelijking met die in niet-convenantsectoren. Voorafgaand aan de presentatie van de resultaten, schetsen de onderzoekers dat met het ondertekenen van een convenant de beoogde effecten niet als vanzelf zullen optreden. Tussen het zetten van handtekeningen en het feitelijke optreden van effecten zit een keten van acties. Zo zullen de afspraken eerst nader geïmplementeerd moeten worden (de beleidsrealisatie op sectorniveau); vervolgens zullen afzonderlijke bedrijven ermee aan de slag moeten gaan (de beleidsrealisatie op bedrijfsniveau); en pas als dat is gebeurd kunnen, na verloop van tijd, de werkelijke verbeteringen in arbeidsomstandigheden en in reïnt egratiepraktijk, en daarmee de gunstige effecten op gezondheid, verzuim en WAO-instroom, zichtbaar worden (de doelrealisatie). Over de beleidsrealisatie tot nu toe concluderen de onderzoekers dat de convenanten samengaan met een verhoogde activiteit van werkgevers in de convenantbranches op arboterrein: zij hebben bijvoorbeeld vaker een complete risico-inventarisatie en -evaluatie (ri&e) en een op papier vastgelegd verzuimbeleid, en nemen ook vaker concrete maatregelen om de blootstelling aan arbeidsrisico’s te voorkomen of te verminderen. Een causaal verband met de convenantenaanpak kan door de aard van dit onderzoek echter niet worden vastgesteld, en ook mag hieruit niet worden afgeleid dat werkgevers in nietconvenantbranches weinig actief zouden zijn. Niettemin is die verhoogde werkgeversactiviteit een ontwikkeling in de met de convenantenaanpak beoogde richting. Ten aanzien van de doelrealisatie constateren de onderzoekers het volgende: 1. De doorwerking van het beleid op de beperking van arborisico's en gezondheidsklachten is volgens de onderzoekers minder pregnant zichtbaar, zij he t dat het beeld per risico verschilt. 2. Evident is de relatief sterke verzuimdaling in convenantbranches in 2001 en vooral in 2002. Met 8,4% tegenover een vrijwel gelijkblijvend verzuim in niet-convenantsectoren is er sprake van een duidelijke trendbreuk. Overigens gaat het bij de convenantbranches om een daling vanaf een relatief hoog niveau, waardoor er meer ruimte bestond voor verbetering dan in sectoren met een laag ziekteverzuim. Ook na die daling kampen de convenantsectoren gemiddeld nog met een hoger verzuim dan landelijk. 3. In het verlengde hiervan zien we in 2003 binnen convenantsectoren een sterkere daling in WAO-toekenningen (- 32,6%) dan elders (-24,3%), en is de WAO-instroom van convenantsectoren op het niveau gekomen van die van niet-convenantsectoren. Overigens betreft het onderzoek een verkennende exercitie, gebaseerd op data van een betrekkelijk korte periode. Desalniettemin biedt het rapport een waardevol eerste inzicht in de met de convenantenaanpak beoogde ontwikkelingen. Er zijn bovendien veel ervaringen mee opgedaan die van belang zijn voor de opzet en de uitvoering van de finale evaluatie van het convenantenbeleid in 2007, welke grootschaliger van aanpak zal zijn en daardoor meer inzicht en informatie zal verschaffen.
19
3.
Activiteiten en resultaten binnen afzonderlijke trajecten
Het rapport over de meerwaarde van convenanten (hoofdstuk 2) vormt geen volwaardig evaluatieonderzoek; niet alle vragen zijn met deze verkenning op macroniveau te beantwoorden. Informatie op mesoniveau is daarom minstens zo belangrijk. In dit hoofdstuk wordt daarom uitgebreid stil gestaan bij de resultaten in de afzonderlijke convenanttrajecten. De focus ligt daarbij uitdrukkelijk níet alleen op de realisatie van doelstellingen, maar ook op de keten van acties tússen de ondertekening en de doelrealisatie. Uitgangspunt voor dit hoofdstuk vormen met name de trajecten die al enige tijd lopen. Het beeld is daarmee niet volledig, maar de beschrijving geeft een goede indruk van de impact die de arboconvenanten hebben en van de veranderingsprocessen die zij in gang zetten. Thuiszorg De tussenmeting in de thuiszorg (het ‘oudste’ convenant) laat een aanzienlijke afname zien van de blootstelling aan fysieke belasting ten opzichte van de nulmeting. Om dit risico te bestrijden zijn er onder meer discussies gevoerd in de instellingen over de aanvaardbaarheid van fysieke belasting. Meerdere thuiszorginstellingen hebben in het verlengde daarvan eisen opgesteld rond medewerking van cliënten, met als uiterste sanctie het weigeren van zorg. Ook als het gaat om de blootstelling aan werkdruk is er een reductie waar te nemen. Burnout of het risico daarop is bij medewerkers sterk afgenomen. In vergelijking met de resultaten uit de nulmeting hebben de medewerkers over de werkomstandigheden een positiever oordeel, geven zij aan meer tevreden en betrokken te zijn bij het werk en de organisatie, ervaren zij minder gezondheidsklachten en zijn zij minder geneigd van baan te veranderen.
Het ziekteverzuim in deze sector is inmiddels sterk gedaald en benadert thans de convenantsdoelstelling. Voor specifieke delen van de branche zijn aparte producten en/of diensten ontwikkeld, zoals spellen om tijdens het werkoverleg de discussie aan te gaan of een box met arbovriendelijke hulpmiddelen voor huishoudelijke werkzaamheden. Academische ziekenhuizen De looptijd van het eerstefaseconvenant in de academische ziekenhuizen is verstreken per 31 december 2003. De resultaten van de eindevaluatie van dit convenant zullen binnenkort verschijnen in een boekje dat binnen de sector verspreid wordt en dat eveneens aan de Tweede Kamer wordt aangeboden. Daarop vooruitlopend volgt hier een schets van wat er gedurende de looptijd van het convenant is gerealiseerd: • ontwikkeling van preventieprogramma’s rondom de onderwerpen fysieke belasting, RSI en burnout, waar ruim 4000 werknemers aan hebben deelgenomen; • opzet van een registratiesysteem voor gevaarlijke stoffen met daaraan per stof gekoppelde informa tievoorziening naar werknemers; • oprichting van een interne arbodienst bij vrijwel alle academische ziekenhuizen; • ontwikkeling van een E- learningsysteem in verband met veilig werken met cytostatica; in 2003 hebben al vele honderden werknemers via de speciale convenantwebsite gewerkt met dit systeem; • het vrijwel latexvrij maken van alle academische ziekenhuizen, onder meer door het gebruik van andere handschoenen; • ontwikkeling van een uniform systeem voor verzuimregistratie.
20
Inmiddels heeft de branche een tweedefaseconvenant getekend, waarin in het bijzonder aandacht is voor de reductie van langdurig verzuim. Tevens worden de preventieprogramma’s uit het eerstefaseconvenant gecontinueerd. GGZ Het convenant met de GGZ stimuleert het inzetten van externe advisering van top- en middenmanagement. Onderzoek wijst uit dat in instellingen met stevige externe begeleiding het verzuim aanzienlijk sneller daalt dan bij overige instellingen. Deze aanpak wordt dan ook voortgezet. De verzuimdoelstelling van het convenant is inmiddels ruimschoots gehaald. Meer dan de helft van de werknemers in de GGZ wordt jaarlijks geconfronteerd met agressie. Daarom zijn rond agressie meerdere projecten uitgevoerd, onder meer bij crisisdiensten. Gehandicaptenzorg De eerste jaren van dit convenant leverde werkpakketten rond verzuim, fysieke belasting en werkdruk op. In de afgelopen periode lag de nadruk op de implementatie hiervan. Een selectie van de activiteiten: • ontwikkeling quick scans verzuim, fysieke belasting en werkdruk; • organisatie van goedbezochte bijeenkomsten; • periodieke verzending van werknemerskranten naar huisadressen; • bijeenkomsten gericht op topmanagement; • verspreiding van een interactieve cd-rom (via huisadressen van medewerkers) over fysieke belasting met beeldmateriaal om overeengekomen praktijkrichtlijnen toe te lichten; • informatiepakket ‘Beestenboel’ met affiches, folders en handvatten voor behandeling van onderwerpen tijdens werkoverleg; • vier consulenten ondersteunen instellingen vanuit het convenant bij de opzet van arboen verzuimbeleid en de inrichting van regionale netwerken. Een tussenmeting wijst uit dat de meeste instellingen bezig zijn met de thema’s uit het convenant en dat de verzuimdoelstelling naar alle waarschijnlijkheid gehaald zal worden. Kinderopvang en peuterspeelzalen In het convenant voor de kinderopvang en peuterspeelzalen zijn afspraken gemaakt over normen en richtlijnen voor fysieke belasting. De ergonomische normen en richtlijnen hebben vergaande gevolgen voor de sector. Vrijwel al het meubilair moet vervangen worden, zodat kinderen hoger kunnen zitten en leidsters minder hoeven te bukken. In aanvulling op het convenant zijn subsidies beschikbaar voor de aanschaf van ergonomisch verantwoorde meubelen. Een in 2003 gepubliceerde tussenmeting laat zien dat ruim de helft van de instellingen voldoet aan de nieuwe inrichtingsnormen en inmiddels is bekend dat dit aantal verder is gestegen. Dezelfde tussenmeting toont eveneens een daling in het verzuim van 8,2% (2000) naar 6,2% (2002). Eveneens is er het afgelopen kalenderjaar een branche-ri&e ontwikkeld. Het is de bedoeling dat de uitvoering daarvan niet meer door de arbodienst geschiedt, maar door de leidsters zélf. Ziekenhuizen Een tussenmeting laat zien dat de verzuimdoelstelling ruimschoots voor het aflopen van het convenant vrijwel is gerealiseerd en dat de meeste ziekenhuizen aan de slag zijn met convenantthema’s. Een greep uit de activiteiten: • ontwikkeling kosten-bateninstrument voor arbo- en verzuimbeleid; • opstellen praktijkrichtlijnen fysieke belasting; • werving en training van ergocoaches; 21
• • • • •
ontwikkeling brochures en organisatie van bijeenkomsten rond vernevelde toediening van medicijnen en cytostatica; uitvoering project rond fysieke belasting in de operatiekamer (in samenwerking met de beroepsvereniging van operatieassistenten) en ontwikkeling boek met aanbevelingen; ontwikkeling en aanschaf registratiesysteem gevaarlijke stoffen (samen met de academische ziekenhuizen); regelmatige toezending van speciale werknemerskranten via de instellingen naar de werknemers; project Veiligezorg rond agressie en geweld, zie ook pagina 25.
Primair en voortgezet onderwijs Bij de implementatie van het convenant in het primair en voortgezet onderwijs (POVO) spelen de regioadviseurs een belangrijke rol. De regioadviseurs hebben in het algemeen de taak het management en het bestuur van scholen te adviseren en te ondersteunen bij de ontwikkeling van arbo- en personeelsbeleid en de aanpak van ziekteverzuimproblematiek. Een bijzondere taak voor de regioadviseurs in het kader van het convenant is de begeleiding van hoogverzuimscholen via het aanbieden van coachings- en begeleidingstrajecten. Een evaluatie hiervan wijst uit dat in totaal 843 begeleidingstrajecten zijn voltooid. Het algemene oordeel van scholen over de begeleiding door regioadviseurs is doorgaans zeer positief. Er zijn eveneens aanwijzingen dat er een gunstig effect van de begeleiding uitgaat op de ontwikkeling van het ziekteverzuim: bij scholen die gebruik hebben gemaakt van de begeleiding door regioadviseurs is het ziekteverzuim gedaald met 2,6%-punt tegenover een daling van 0,5%-punt in scholen waarbij geen begeleidingstrajecten plaatsvonden8 / 9 . Een ander succesvol project binnen het POVO is de Subsidieregeling Individuele Reïntegratie (SIR), een regeling die tot doel heeft om langdurig verzuim binnen de sector terug te dringen. De subsidie die via de SIR beschikbaar komt, is alleen te besteden aan zorgverleningstrajecten, zoals de begeleiding in verband met burnout of sociaal-emotionele problematiek. Een tweede evaluatie van de SIR laat zien dat 89% van de werknemers het werk na afronding van het zorgverleningstraject geheel of gedeeltelijk weer heeft hervat. Deze groep is over het algemeen (zeer) tevreden over het herstel en is van mening dat het herstel rechtstreeks te maken heeft met de inzet van het zorgverleningstraject10 . Rijk Binnen verschillende departementen lopen pilots rond onderwerpen, zoals het project “Hoofdzaken” bij de douane, werkdruk bij VWS en RSI bij BZK en SZW. De ervaringen worden gedeeld met andere departementen. Rond werkdruk wordt een rijksbreed meetinstrument werkstress ontwikkeld. Het ziet ernaar uit dat de doelstellingen rond verzuim gehaald worden. Ook wordt de doelstelling om het aandeel arbeidsgehandicapten binnen de personeelspopulatie te verhogen vrijwel zeker behaald. Eind 2003 betreft dit 4,7% van het totale personeelsbestand. Gemeenten De arbomonitor gemeenten 2002/2003, het meetinstrument voor de sector gemeenten, komt met bemoedigende resultaten over de blootstelling van gemeenteambtenaren aan bepaalde arbeidsrisico’s. Medewerkers die deelnamen aan de tussenmeting rapporteren duidelijk 8 9 10
Tweede meting evaluatie regio-adviseurs; begeleiding van convenantscholen, december 2003. Een kanttekening daarbij is dat de hoogverzuimscholen ook ná de gerealiseerde daling nog een relatief hoog verzuim kennen. De verwachting is wél dat dit verder zal dalen. Tweede evaluatie Subsidie Individuele Reïntegratie, 1 juli 2003.
22
minder klachten over agressie/geweld en werkdruk/werkstress dan bij de nulmeting. Voor klachten over RSI en fysieke belasting geldt dat ook, maar dan wel in mindere mate. Hoewel de onderzoekscontext va n de twee metingen verschilt, kan voorzichtig geconcludeerd worden dat er sprake is van een gunstige trend. Eveneens is in 2003 geïnventariseerd in hoeverre gemeenten daadwerkelijk aan de slag zijn met de afspraken uit het convenant: dit blijkt bij 78% het geval te zijn. Defensie In oktober 2003 is de informatiekrant “Armkracht” verspreid onder alle defensiemedewerkers (ruim 80.000 exemplaren). Daarnaast hebben er uiteenlopende activiteiten plaatsgevonden binnen de verschillende onderdelen van defensie: • De Koninklijke Marechaussee heeft op 11 juni 2003 een symposium over fysieke belasting gehouden, dat door ongeveer 190 medewerkers is bezocht, een opkomst van 90%. • De Koninklijke Landmacht heeft aan 80 cursusgroepen trainingen tiltechniek gegeven. • De Koninklijke Marine heeft Arbo & Milieudagen georganiseerd, bestaande uit een 3daagse beurs met ruim 1.000 bezoekers en een symposium met 450 deelnemers. Daarnaast heeft de marine in 2003 ruim 100 technische hulpmiddelen aangeschaft, zoals een doklift, elektrische palletwagens, een liftwagen, magneetboren een hefkantelmachine en een klaplift. • Bij de Koninklijke Luchtmacht is voorlichting en instructie gegeven over zwaar werk aan 800 medewerkers. Politie Uit een benchmark over de activiteiten van politiekorpsen rond AVR (arbo, verzuim, reïntegratie) blijkt dat alle 27 korpsen actief met het convenant bezig zijn, maar dat er ook grote verschillen tussen korpsen bestaan. Concrete maatregelen rond werkstress blijven enigszins achter. De geconstateerde verschillen leiden tot gesprekken tussen en binnen korpsen. Het verzuim nam in 2003 met ruim 1%-punt af. Arbovoorlichters in de bouw Zowel werkgevers als werknemers hebben een positief oordeel over het in 2001 getekende arboconvenant ‘Arbovoorlichters in de bouw’: veel aanbevelingen van de voorlichters blijken nuttig en bruikbaar te zijn en worden daarom daadwerkelijk overgenomen. Zo maken werknemers maken meer en beter gebruik van hulp- en beschermingsmiddelen en verwerken werkgevers de aanbevelingen in het beleid, waaronder de RI&E. Het voornemen is om dit traject te verlengen. Bouwbedrijf Het tweede convenant in de bouw heeft in 2003 onder meer veel aandacht voor een specifieke beroepsgroep: de stratenmakers. Het themajaar wordt afgesloten met de drukbezochte en succesvolle Dag van de Stratenmaker, een dag waarop de bezoekers kennis kunnen maken met machines en gereedschappen en waarbij diverse organisaties informatie presenteren over veilig en gezond werken. Ter afsluiting van het Jaar van de Stratenmaker is de video ‘Goedstraatwerk’ uitgebracht met de boodschap dat niet alleen stratenmakers, maar ook ontwerpers, opdrachtgevers en aannemers een bijdrage kunnen leveren om de fysieke belasting te verminderen. De videoband is verspreid onder werkgevers, werknemers, opdrachtgevers, gemeenten, arbodiensten en scholen.
23
Horeca In 2003 introduceren convenantpartijen aan de hand van positieve ervaringen in een achttal voorbeeldondernemingen een zestiental nieuwe maatregelen onder de naam “Happy Horeca Werkwijzer”. In de hieraan gekoppelde campagne “Happy Horeca: beter functioneren is beter renderen” wordt niet vanuit de arbo- invalshoek geredeneerd, maar vanuit het rendement van ondernemingen. De nieuwe maatregelen lopen uiteen van de verbetering van inkoopprocessen en de invoering van werkoverleg tot motiverend beloningsbeleid en een verandering in de leiderschapsstijl. Banken Tegenover een reductie in het verzuimpercentage en de WAO-instroom staat een stijging van het verschijnsel werkdruk en RSI, zo wijst een in 2003 uitgevoerde tussenmeting in het bankwezen uit. Tegelijkertijd blijken werknemers minder klachten te hebben over ( de inrichting van) hun werkplek. Deze uitkomst duidt erop dat de werking van de echt preventieve maatregelen ten aanzien van werkdruk en RSI meer in de (inrichting van de) organisatie gezocht moet gaan worden. Niet alleen de resultaten van de tussenmeting zijn het vermelden waard. Binnen de afzonderlijke banken worden allerlei activiteiten ondernomen op arbogebied, die via het convenant een extra impuls hebben gekregen. Een voorbeeld daarvan is ABN-AMRO, die in 2003 een nieuw instrument heeft getest: de balansmeter. Ruim 300 werknemers met een hoge kans op uitval zijn geselecteerd voor deelname aan de test. De helft van deze medewerkers (de controlegroep) heeft de reguliere verzuimbegeleiding gekregen, terwijl aan de andere helft (de interventiegroep) extra begeleiding en interventie is aangeboden. Het verzuim van de interventiegroep blijkt 6 maanden na de interventie 14% lager dan dat van de controlegroep. Papier- en kartonindustrie In het convenant beloofden de deelnemende bedrijven jaarlijks aan de uitvoeringsorganisatie te rapporteren over de voortgang bij de uitvoering van het bedrijfsplan van aanpak. Eind 2003 had meer dan 90% van de bedrijven een voortgangsrapport ingediend. Hieruit bleek een grote diversiteit, maar ook dat alle bedrijven heel actief zijn, bijvoorbeeld met investeringen in geluidsarme machines en training van leidinggevenden. De doelstelling voor vermindering van de WAO-instroom luidde: ‘ombuigen van de stijgende trend, en zo mogelijk een daling bewerkstelligen’. Dat die doelstelling is behaald, wekt geen verbazing. De omvang van de daling wél: in de golfkartonindustrie van 1,2% in 2001 naar 0,9% in 2003, in de papier- en massiefkartonindustrie van 1,6% naar 0,7%, en in de bedrijfstak Kartoflex van 1,3% naar 0,9%. Uitgeverijen Samen met de architecten openen de uitgeverijen een brancheloket, bedoeld om werkgevers te helpen met invulling van het opdrachtgeverschap rond verzuimbegeleiding en reïntegratie. Om voor verzuimgegevens minder afhankelijk te zijn van arbodiensten overweegt men de inrichting van een verzuimportaal zodat verzuimmeldingen rechtstreeks bij het loket terechtkomen. Architecten Behalve de opening van het hierboven ge noemde brancheloket staat 2003 voor de architectenbranche ook in het teken van de prijsvraag ‘Tekenen voor de toekomst’, bedoeld om het bewustzijn over een RSI-vrije toekomst te vergroten én grensverleggende ideeën daarvoor te genereren. De voorstellen van 18 ontwerpteams worden deels in de praktijk
24
gebracht. Vanuit het convenant zijn RSI-consulenten opgeleid die collega’s ondersteunen en er zijn korte RSI- en werkdruktrainingen voor medewerkers beschikbaar.
Grafimedia In deze sector werd veel verwacht van een service level agreement over arbodienstverlening. Deze heeft toch niet gebracht wat gehoopt. Vooral bij kleine bedrijven lukte het niet om die met het grafimedi-arbopakket aan de slag te laten gaan. Ook slaagden arbodiensten er niet in om te voldoen aan de overeengekomen prestatienormen, met name ten aanzien van preventie. Nu worden arbodiensten individueel benaderd, in de regel alleen voor diensten ten behoeve van verzuim en reïntegratie. De sector gaat zelf intensiever aan de slag met preventie, ondermeer door steviger inzet van vanuit het arboconvenant opgeleide grafimediaspecialisten. Uit verbruikcijfers van de bedrijven blijkt dat inkten zonder vluchtige organische stoffen op steeds grotere schaal worden toegepast. Ook is een grote vlucht in de overgang van zeer vluchtige naar minder vluchtige oplosmiddelen waarneembaar. Kappers Het convenant in de kappersbranche haalde in 2003 veel publiciteit met de wervelende theatershow waarin aandacht was voor de campagne ‘Healthy hairdresser’. Een ander belangrijk feit is de kapperspoli nieuwe stijl, waarvan aanvankelijk alleen Arnhem over een vestiging beschikte, maar die in 2003 is uitgebreid met meerdere locaties. Bij de kapperspoli kunnen kappers en leerlingen terecht voor de advisering over en de beha ndeling van kapperseczeem. De kapperspoli is gratis toegankelijk en beschikt eveneens over een telefonische helpdesk, waarvan niet alleen werkgevers, werknemers en leerlingen gebruik maken, maar ook huisartsen, bedrijfsartsen en dermatologen. Eveneens vermeldenswaardig is het onderzoek dat is uitgevoerd naar de vorderingen van de afspraken na twee jaar arboconvenant. Het ziekteverzuim is gedaald van 4,8% in 2001 naar 3,8% in 2003. Uit het onderzoek blijkt verder dat 56% van de verzuimdagen in 2003 wordt veroorzaakt door de arbeidsrisico’s (RSI, fysieke belasting en allergene belasting) uit het convenant. Het percentage kappers met werkgebonden rugklachten is gedaald van 34% (2001) naar 27% (2003) en het aantal RSI klachten is gedaald van 49% (2001) naar 38% (2003). Ook is er een beduidend lager percentage huidklachten in 2003 (10%) dan in 2001 (16%). Verder kent 66% van de kappers de voorlichtingscampagne ‘healthy hairdresser’. Uit deze cijfers blijkt dat het arboconvenant, dat ambitieuze doelstellingen en afspraken kent, goed op koers ligt. Arboconvenanten vallen (inter)nationaal in de prijzen Veiligezorg Het project Veiligezorg ontving de European Good Practices Award in Safety & Health at Work. Veiligezorg is een methode om agressie en geweld in ziekenhuizen te beheersen. De aanpak – ontwikkeld in het kader van het arboconvenant met de ziekenhuizen – omvat inventarisatie en registratie van incidenten, discussie over normen rond agressie, samenwerking met politie en justitie en bouwkundige en technische aanpassingen (verlichting, scheidingswanden, alarm). Agressieve bezoekers riskeren bovendien een gele of rode kaart voor agressief gedrag. Met een rode kaart mag men het ziekenhuis niet meer in. Het Westfries Gasthuis in Hoorn bedacht de basis voor deze methodiek die nu op maat en gefaseerd wordt vertaald naar alle andere ziekenhuizen (inclusief de academische ziekenhuizen). Healthy Hairdresser De voorlichtingscampagne Healthy Hairdresser vertelt kappers over hun beroepsrisico’s en hoe ze deze kunnen voorkomen. Onderdeel van de grootschalige campagne was een zogenaamde preview tour in theaters. Meer dan 10.000 kappers bezochten deze bijeenkomsten waar in sprankelende shows met muziek, dans en lichteffecten de nieuwste haarmode met arbo-informatie werd gecombineerd. Deze aanpak sprak de doelgroep erg aan. De Healthy Hairdresser ontving de European Best Practice Award 2003.
25
Podiumkunsten ArboPodium bevordert arbobewustzijn, acceptatie en implementatie van arbobeleid in de podiumkunsten en heeft daartoe in 2003 een kenniscentrum geopend. Het kenniscentrum speelt een cruciale rol op het gebied van de informatievoorziening en wordt daarbij ondersteund door drie werkgroepen: (1) stand der techniek, (2) normering, standaardisering en beleidsregels en (3) ziekteverzuim en reïntegratie. In 2003 is eveneens de digitale ri&e in de lucht gekomen, een instrument voor het inventariseren en evalueren van risico's binnen organisaties en bij projecten. Het biedt organisaties en samenwerkende werkgevers praktische informatie en een platform voor interne communicatie over arbobeleid. De digitale ri&e is met veel enthousiasme onthaald binnen de sector. Openbare bibliotheken In het arboconvenant voor de bibliotheken is overeengekomen dat alle bibliotheken een individueel plan van aanpak opstellen. Uit een recent gehouden tussentijdse monitoring blijkt dat het merendeel van de bibliotheken intussen een dergelijk plan van aanpak heeft opgesteld. Daarnaast is een aantal producten ontwikkeld. De cd-rom “gezond werken in de bibliotheek” vertelt over preventie van fysieke belasting en de aanpak van agressieve klanten en is inmiddels door 60 bibliotheken besteld. De website biedt een eenvoudig toegankelijke sectorspecifieke ri&e en er is een protocol over verzuim en de omgang met arbeidsconflicten. Sociale Werkvoorziening De website ‘www.arbowsw.nl’ is vanaf begin 2003 actief. Naast periodieke nieuwsbrieven is de site een belangrijke manier om binnen de sector over arbeidsomstandigheden te communiceren. Ook via zogenaamde klankbordgroepen wordt betrokkenheid van medewerkers uit de sector bij de ontwikkeling van de instrumenten gegarandeerd. Aanbieding van gratis adviesdagen aan de bedrijven en trainingen aan de ondernemingsraden bevordert het draagvlak in de sector voor het convenant. Via een eerste proefmeting volgens de eenduidige registratiemethode hebben de SWbedrijven verzuimgegevens geleverd. Het instrument wordt nog verder vervolmaakt zodat medio 2004 de cijfers over 2003 bekend zijn. De handleiding risico- inventarisatie en -evaluatie en het werkboek voor de ondernemingsraden is afgerond en inmiddels verzonden naar alle bedrijven. Ook is een catalogus opgesteld en onder alle bedrijven verspreid met een volledig en actueel overzicht van trainingen gericht op het ontwikkelen van sturingsvaardigheden voor het management, stafmedewerkers en ondernemingsraden.
Ontwikkeling verzuim In vrijwel alle tussenmetingen die aandacht besteden aan de ontwikkeling van het verzuim binnen de betreffende convenantsector, is een dalende tendens vast te stellen; een uitkomst die in lijn is met de bevindingen, gepresenteerd in het voorgaande hoofdstuk, namelijk dat het verzuim in convenantsectoren gekenmerkt wordt door een scherpe reductie. In bijlage III is voor diverse – al langer lopende – convenanttrajecten de ontwikkeling in het verzuimpercentage opgenomen over de periode 1999 – 2002.
26
De meest recente cijfers van het CBS over het ziekteverzuim in 2003 scheppen de verwachting dat de dalende lijn zich ook in 2003 zal voortzetten. Het CBS meldt namelijk dat het ziekteverzuim in het bedrijfsleven in 2003 met 11 procent is gedaald ten opzichte van 2002 naar 4,8%. Mogelijke oorzaken zijn volgens het CBS de conjunctuur, de invoering van de Wet Verbetering Poortwachter en de arboconvenanten11 .
11
Bron: www.cbs.nl, 6 april 2004.
27
4.
Inverdieneffecten
Potentiële jaarlijkse besparingen voor werkgevers Op grond van een rekenmodel is een eenvoudige raming te maken van de potentiële jaarlijkse opbrengsten van de arboconvenanten. De opbrengsten bestaan in dit rekenmodel uit een reductie van de verzuim- en WAO-kosten, vanwege een daling in het aantal zieke werknemers en WAO’ers. Zoals in hoofdstuk 3 al is vermeld, geldt hierbij dat naast de arboconvenanten ook andere factoren – zoals ander overheidsbeleid en de conjunctuur – ten grondslag kunnen liggen aan deze daling. De veronderstelling bij de berekening van de jaarlijkse besparingen is dat alle reductiedoelstellingen op het gebied van verzuim en WAO- instroom gerealiseerd zullen zijn aan het einde van de looptijd. Op grond daarvan kunnen de opbrengsten voor de 51 convenanten, die per ultimo december 2003 zijn getekend, geraamd worden. De besparingen voor werkgevers die aan het eind van deze trajecten gerealiseerd zullen zijn, bedragen dan ruim € 650 miljoen per jaar. SZW en de sociale partners ondersteunen de uitvoering van de arboconvenanten met een eenmalige investering van € 275 miljoen. Daarnaast maken ook individuele werkgevers kosten om de maatregelen te implementeren. De eerste signalen duiden er op dat de baten ruimschoots opwegen tegen deze kosten. De totale opbrengsten en kosten van de convenantenaanpak kunnen overigens pas ultimo 2004 geraamd worden, wanneer ook alle tweedefaseconvenanten zijn getekend en de reductiedoelstellingen en investeringen bekend zijn. Maar gezien de ambitie die ten grondslag ligt aan de tweede fase mag men veronderstellen dat het beeld dat de investeringen in de arboconvenanten rijkelijk terugverdiend worden, onveranderd blijft. Causale relatie tussen kosten en baten Er bestaan naast het bovengenoemde rekenmodel nog andere (reken)instrumenten die binnen convenanttrajecten toegepast worden om kosten en/of baten in beeld te brengen. Echter in geen van de beschikbare rekeninstrumenten is het mogelijk kosten en baten expliciet aan elkaar te relateren. Het in kaart brengen van causale relaties tussen het doen van investeringen op het gebied van arbeidsomstandigheden en het genereren van opbrengsten in de vorm van reducties in verzuimkosten, staat nog in de kinderschoenen. SZW wil onderzoek op dit terrein graag stimuleren en zet daarom een pilot op in een convenantsector. Het onderzoek is in 2004 van start gegaan. De resultaten worden in de tweede helft van 2004 verwacht. Tevens overweegt SZW een tweede pilot uit te voeren waarbij de effecten van arbo-investeringen op de arbeidsproductiviteit onderzocht zullen worden.
28
Bijlage I
Overzicht van getekende convenanten
Branche Afgesloten in 1999 1e fase Thuiszorg Kinderopvang en peuterspeelzalen Afgesloten in 2000 1e fase Arbovoorlichters in de bouw Onderwijs pilot poortwachter Horeca Onderwijs POVO Onderwijs HOO Onderwijs BVE Afgesloten in 2001 1e fase Academische ziekenhuizen
Looptijd
Onderwerpen
03.03.1999 – 03.03.2004 20.12.1999 – 01.01.2005
Fysieke belasting, werkdruk en vroegtijdige reïntegratie Fysieke belasting
28.03.2000 – 01.09.2004
Voorlichting
22.05.2000 – 01.03.2001
Vroegtijdige reïntegratie
31.05.2000 – 28.11.2000 – 28.11.2000 – 28.11.2000 –
Werkdruk Werkdruk en vroegtijdige reïntegratie Werkdruk en vroegtijdige reïntegratie Werkdruk en vroegtijdige reïntegratie
31.05.2004 01.12.2004 01.12.2004 01.12.2004
16.01.2001 – 31.12.2003
GGZ
18.01.2001 – 01.07.2004
Dakdekkers
20.01.2001 – 01.09.2004
Rijksoverheid
04.04.2000 – 01.07.2004
Woningcorporaties
06.06.2001 – 01.07.2004
Gehandicaptenzorg
04.07.2001 – 01.07.2004
Gemeenten
09.07.2001 – 09.07.2004
Politie Bouw
16.08.2001 – 01.07.2004 02.10.2001 – 02.10.2005
Grafimedia
09.10.2001 – 09.10.2005
Papier- en kartonindustrie
01.11.2001 – 31.10.2006
Banken
22.11.2001 – 31.12.2004
Kappers
17.12.2001 – 17.12.2005
Ziekenhuizen
19.12.2001 – 01.07.2004
vervolg tabel zie volgende pagina
29
Fysieke belasting, werkdruk, RSI, allergenen, narcosegassen, cytostatica, agressie en geweld en vroegtijdige reïntegratie Fysieke belasting, werkdruk, allergenen, agressie en geweld en vroegtijdige reïntegratie Fysieke belasting, arbeidsveiligheid en voorlichting Werkdruk, RSI en vroegtijdige reïntegratie Werkdruk, RSI en vroegtijdige reïntegratie Fysieke belasting, werkdruk, allergenen, agressie en geweld en vroegtijdige reïntegratie Fysieke belasting, RSI, werkdruk, agressie en geweld en vroegtijdige reïntegratie Werkdruk en vroegtijdige reïntegratie Fysieke belasting, werkdruk, kwarts en oplosmiddelen RSI, werkdruk, oplosmiddelen en vroegtijdige reïntegratie Werkdruk, oplosmiddelen, geluid, klimaat, machineveiligheid en vroegtijdige reïntegratie RSI, werkdruk en vroegtijdige reïntegratie Fysieke belasting, allergenen en vroegtijdige reïntegratie Fysieke belasting, werkdruk, RSI, allergenen, agressie en geweld en vroegtijdige reïntegratie
Afgesloten in 2002 1e fase Sociale werkvoorziening
02.04.2002 – 02.04.2006
Funderingsbranche
04.04.2002 – 04.04.2006
Architecten
11.04.2002 – 11.04.2005
Defensie Podiumkunsten
24.04.2002 – 24.04.2005 15.05.2002 – 15.05.2006
Vleesindustrie Agrarische sectoren
05.06.2002 – 05.06.2006 02.07.2002 – 31.12.2006
Verf- en drukinktindustrie Industriële reiniging en scheepsonderhoud
27.08.2002 – 01.05.2005 11.09.2002 – 11.09.2005
Meubelindustrie
09.10.2002 – 31.12.2006
Openbare bibliotheken
10.10.2002 – 10.10.2005
Orkesten Wasserijen en textielreinigingsbedrijven
07.11.2002 – 31.12.2005 22.11.2002 – 01.07.2006
Wonenbranche
04.12.2002 – 30.09.2006
Timmerindustrie
11.12.2002 – 31.12.2006
Uitgeverijbedrijf
17.12.2002 – 31.12.2006
Afgesloten in 2003 1e fase Afbouw en onderhoud
18.02.2003 – 31.12.2006
Provincies
27.02.2003 – 30.06.2006
Houthandel
28.05.2003 – 01.07.2006
Maalindustrie en bakkerijgrondstoffenindustrie Uitzendbranche
04.06.2003 – 31.12.2006
Koek en snoep
05.12.2003 – 01.07.2006
Zorgverzekeraars
09.12.2003 – 31.12.2006
Welzijn
10.12.2003 – 31.12.2006
Jeugdhulpverlening
10.12.2003 – 31.12.2006
Mobiliteitsbranche
19.12.2003 – 01.07.2006
20.08.2003 – 01.07.2006
vervolg tabel zie volgende pagina
30
Fysieke belasting, werkdruk en vroegtijdige reïntegratie Begaanbaarheid bouwterreinen en geluid RSI, werkdruk en vroegtijdige reïntegratie Fysieke belasting Fysieke belasting, werkdruk, geluid en vroegtijdige reïntegratie RSI en vroegtijdige reïntegratie Fysieke belasting, werkdruk en vroegtijdige reïntegratie Oplosmiddelen Fysieke belasting, oplosmiddelen, allergenen, legionella en vroegtijdige reïntegratie Fysieke belasting, oplosmiddelen en vroegtijdige reïntegratie Fysieke belasting, werkdruk en vroegtijdige reïntegratie Geluid Fysieke belasting, werkdruk, geluid, klimaat, biologische agentia, cytostatica en arbo-infrastructuur Fysieke belasting, werkdruk, oplosmiddelen en vroegtijdige reïntegratie Fysieke belasting, werkdruk, geluid en houtstof Werkdruk, RSI en vroegtijdige reïntegratie
Fysieke belasting, kwarts, afgeschermd buitenschilderwerk en vroegtijdige reïntegratie Werkdruk, RSI, verzuimbeleid en vroegtijdige reïntegratie Fysieke belasting, werkdruk, schadelijk geluid, houtstof en reïntegratie Grondstofallergie Arbopreventie, ziekteverzuim en vroegtijdige reïntegratie RSI, werkdruk en vroegtijdige reïntegratie RSI, werkdruk en vroegtijdige reïntegratie Werkdruk, agressie en onveiligheid en vroegtijdige reïntegratie Werkdruk, agressie en onveiligheid, fysieke belasting en vroegtijdige reïntegratie Werkdruk, fysieke belasting, schadelijk geluid en oplosmiddelen
2e fase
Schoonmaak- en glazenwassersbranche
09.04.2003 – 01.07.2006
Gemeenten Grafimedia
25.09.2003 – 31.12.2005 09.12.2003 – 09.12.2006
31
Fysieke belasting, werkdruk, oplosmiddelen en allergenen, biologische agentia, cytostatica en arbobeleid, verzuimbegeleiding en vroegtijdige reïntegratie Reïntegratie 2e spoor Reïntegratie vanuit de WAO
Bijlage II
Publicaties in de convenantenreeks
In de Arboconvenantenreeks bij Reed/Elsevier is in 2003 verschenen: • Raad voor de Arbeidsverhoudingen in de Schoonmaak- en Glazenwassersbranche – haalbaarheidsonderzoek regiepunt reïntegratie • Monitoring invoering ergonomische normen in de kinderopvang • Monitoring invoering ergonomische normen in peuterspeelzalen • Werken onder druk, nulmeting en stand der techniek met betrekking tot werkdruk, RSI en reïntegratie in de Uitgeverijbranche • Fysieke belasting en werkdruk in de Wasserij- en Stomerijbranche • Expositie aan stof, tarwe-allergenen en schimmel a-amylase • Fysieke belasting in de Schoonmaak- en Glazenwassersbranche en in de Industriële reinigings- en Scheepsonderhoud sbranche • Welk systeem voor welke branche? (ziekteverzuimregistratie om te kunnen monitoren) • Arbovoorlichting in de bouw • Aard en oorzaken ziekteverzuim uitzendbranche • Arbeidsomstandigheden in de sectoren Koek en Snoep – nulmeting • Biologische agentia binnen de schoonmaak- en reinigingsbranche en de linnenverhuur-, wasserij- en textielreinigingsbranche • Oplosmiddelen en allergenen in de schoonmaaksector • Praktijkgerichte arbozorg in de mobiliteitsbranches • Nulmeting en onderzoek stand der techniek fysieke en psyc hische belasting arboconvenant agrarische sectoren • Stand der techniek ambulancezorg • Nulinventarisatie schadelijk geluid in de sector autoschadeherstel • Arbeidsomstandigheden in de sectoren Koek en Snoep – stand van de techniek
32
Bijlage III
Ontwikkeling verzuimcijfers ‘vroege’ convenantsectoren
Sector
1998
Thuiszorg
1999
2000
2001
2002
9,4
10,2
10,1
8,5
Horeca
2,7
3,3
3,8
3,6
3,3
Basisonderwijs
7,8
8,7
8,9
8,4
7,6
Speciaal onderwijs
8,4
9,6
9,4
9,8
8,7
Voortgezet onderwijs
7,0
7,4
7,9
7,8
7,0
Academische ziekenhuizen
6,7
6,8
6,6
5,9
GGZ
7,1
7,4
6,9
5,9
7,0
7,7
7,8
6,8
Gehandicaptenzorg
8,1
8,7
7,3
8,1
Grafimedia
5,4
5,7
5,6
5,3
Rijksoverheid
6,4
Gemeenten
6,6
7,8
8,3
8,4
7,9
Politie
8,2
8,5
9,4
9,5
8,2
Bouw
4,7
5,0
5,1
5,1
5,2
Ziekenhuizen
6,8
7,2
7,4
7,1
6,2
Gemiddelde
6,5
7,2
7,6
7,4
6,8
33