Intramurale zorg en scheiden van wonen en zorg Simon de Jong, Raad van Bestuur Zorgpartners Midden - Holland Leeswijzer Deze notitie gaat over de veranderingen in de AWBZ en de gevolgen hiervan voor het beleid dat Zorgpartners voert ten aanzien van de intramurale AWBZ-zorg. In hoofdstuk 1 is kort aandacht voor het gevoerde beleid van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) ten aanzien van de langdurige zorg in de periode 1950 – tot heden. De gevolgen van dit beleid voor de verzorgings- en verpleeghuizen, de verschuiving van intramurale zorg naar extramurale zorg en het scheiden van wonen en zorg worden op deze wijze in een breder kader geplaatst. Van het beleid wordt de stap gemaakt naar de praktijk. In hoofdstuk 2 staan de extramuralisering en de betekenis van scheiden van wonen en zorg beschreven voor de (toekomstige) cliënten en voor zorginstellingen in het algemeen. Vervolgens is in respectievelijk hoofdstuk 3 en 4 aandacht voor het gevoerde regiobeleid van Midden-Holland en de wijze waarop Zorgpartners met haar beleid anticipeert op de huidige AWBZ ontwikkelingen. In hoofdstuk 5 wordt een toekomstscenario beschreven over hoe zorg en welzijnsdiensten er in 2020 uitzien en waarin Zorgpartners in samenwerking met gemeenten en andere organisatie eerste stappen wil zetten. 1. Nederlandse langdurende zorg in vogelvlucht In de periode 1950 – 1980 was het in Nederland bijna vanzelfsprekend dat ouderen die enigszins hulpbehoevend werden hun intrek namen in een bejaardenhuis. Naast de zorg werden ook de huisvestingskosten en het levensonderhoud betaald vanuit de AWBZ. De bewoner betaalde een inkomensafhankelijke bijdrage, maar deze bijdrage was onafhankelijk van de kwaliteit van de woning. Of de bewoner nu een kamer had van 25 m2 in een oud huis of een kamer van 55 m2 in een nieuwe zorgcentrum, de eigen bijdrage was gelijk Begin jaren zeventig startten de pleidooien voor “extramuralisering”, dat wil zeggen voor het zo lang mogelijk zelfstandig laten wonen van ouderen in een normaal huis, of in kleinschalig woonvormen in een woonwijk. Tussen 1980 en 2005 nam daardoor de verzorgingshuiscapaciteit relatief fors af. In plaats daarvan kwamen er wel meer plekken in verpleeghuizen. Het aantal plaatsen in verpleeg- en verzorgingshuizen schommelt tussen 1980 en 2005 rond de 170.000, terwijl het aantal 80plussers in die periode fors toenam. Alleen al van 2000 tot 2005 steeg het aantal 80plussers met 30 procent van 500.000 tot 648.000. Veel meer hoogbejaarden wonen dus nog met ondersteuning thuis of in de nieuwe zorgappartementen en andere vormen van zelfstandig wonen met zorg dichtbij.
Zorgpartners Midden-Holland
1
Ondanks dat heeft Nederland nog altijd de hoogste dichtheid aan verpleeg- en verzorgingshuizen van heel Europa. Het gevolg van deze dichtheid is dat de uitgaven van de langdurende zorg in Nederland het hoogst zijn van heel Europa (zie figuur 1). Sterker nog, Nederland heeft een huidige uitgavengroei van 8,6% per jaar. De ontwikkeling van de AWBZ-uitgaven staan weergegeven in figuur 2. De steeds stijgende kosten maken het Nederlandse langdurende zorgstelsel onhoudbaar. Figuur 1.
Van Rijn, M.J. Hervorming langdurige zorg: naar een waardevolle toekomst. Den Haag: 25 april 2013.
Figuur 2.
Van Rijn, M.J. Hervorming langdurige zorg: naar een waardevolle toekomst. Den Haag: 25 april 2013.
Zorgpartners Midden-Holland
2
Al eerder is geconstateerd dat de AWBZ uitgaven in Nederland sterk stijgen. In 2007 is daarom de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo) ingevoerd. De hulp bij het huishouden is toen overgeheveld van de AWBZ naar de Wmo. Staatssecretaris Bussemaker (2007- 2010) van VWS was huiverig om meer maatregelen te nemen vanwege de grote negatieve financiële gevolgen voor bewoners van zorginstellingen. Met name de mensen met lagere inkomens dreigden er flink op achteruit te gaan. Zorginstellingen zouden nooit hun kapitaallasten kunnen afdekken met de huuropbrengsten. Het kabinet Rutte 1 en 2 (2010 – heden) heeft ervoor gekozen de AWBZ-voorziening verder in te perken en om stapsgewijs scheiden van wonen en zorg in te voeren. Door de voorgestelde hervormingen is naar verwachting sprake van een structurele verlaging van het groeipad. 2.1. Hervormingen langdurende zorg anno 2013 De beleidsbrief “Hervorming langdurige zorg: naar een waardevolle toekomst” (Van Rijn, 2013) beschrijft de kabinetvoornemens in de langdurige zorg voor de komende jaren. Kernpunten in deze brief zijn: de zelfregie voor cliënten, de mate waarin thuis wonen langer mogelijk is, de omvang van het beschikbare budget voor huishoudelijke ondersteuning, de kern AWBZ en de geïntegreerde dienstverlening door gemeenten en zorgverzekeraars. Er wordt uitgegaan van “meer voor elkaar zorgen” en de rol van de overheid wordt pas groter naarmate mensen meer zorg nodig hebben, minder inkomen hebben en hun sociale netwerk minder op kunnen vangen. De huidige 158.000 intramurale VVT-plaatsen (verzorgings- en verpleeghuis plaatsen) worden teruggebracht naar 100.000 plaatsen in 2020 (zijnde kern-AWBZ). Uitgangspunten voor het overheidsbeleid zijn: 1. Uitgegaan wordt van wat mensen nog wel kunnen in plaats van wat zij niet kunnen. Kwaliteit van leven (welbevinden) staat voorop. 2. Als ondersteuning nodig is, wordt gekeken naar het eigen sociale netwerk en de financiële mogelijkheden van betrokkene en wordt de hulp dichtbij georganiseerd. 3. Voor wie niet meer zelfredzaam is, is er altijd op participatie gerichte ondersteuning en/of passende zorg. 4. De meeste kwetsbare mensen krijgen recht op passende zorg in een beschermende, intramurale omgeving, bijvoorbeeld huidige verpleeghuiszorg (= kern-AWBZ). De overheid kiest voor een overgangsmodel 2014, waarna vervolgens andere partijen (gemeenten en verzekeraars) tegen lagere kosten vanaf 2015 de verantwoordelijkheid hebben voor een belangrijk deel van de langdurige zorg. De hervorming van de langdurige zorg leidt tot een structurele uitgavenvermindering van 3,5 miljard euro in 2017.
Zorgpartners Midden-Holland
3
2.1. Extramuralisering/scheiden van wonen en zorg: de betekenis voor (toekomstige) cliënten Huidige bewoners die in het verzorging- en of verpleeghuis wonen met een lichte zorgvraag én mensen op de wachtlijst met het recht op verblijf, behouden dit “recht”. Echter vanaf 1 januari 2013 betalen de bewoners met een lichte zorgvraag (zorgzwaartepakket 1 en 2) én vanaf 1 januari 2014 betalen de bewoners met een zorgvraag (ZZP 3) zelf hun huur en voorzien ze in hun eigen levensonderhoud. Overigens, op dit moment wonen de meeste mensen met een dergelijke zorgzwaarte buiten de verpleeg- en verzorgingshuizen. In de jaren daarna wil het kabinet de financiering van wonen en zorg ook voor bewoners met een zwaarder “zorgzwaartepakket” gaan scheiden. Per 1 januari 2016 gaat de regeling ook gelden voor mensen met een zorgvraag ZZP 4. Het is de verwachting dat uiteindelijk alle bewoners van zorginstellingen zelf hun huur gaan betalen en in hun eigen levensonderhoud gaan voorzien. Ouderen blijven dus veel langer thuis wonen. Dat wordt mede mogelijk gemaakt door vergoedingen voor woningaanpassingen, zorg aan huis, het toepassen van domotica en extra inzet van mantelzorgers en vrijwilligers. Daarnaast kunnen mensen die thuis blijven wonen een beroep doen op nieuwe aanspraak: “thuisverpleging”. Zij krijgen recht op een integraal pakket van verpleging, persoonlijke verzorging en begeleiding. Vooralsnog blijft dit recht beschikbaar in AWBZ. Dit zal in de toekomst (2016) worden opgenomen in de Zorgverzekeringswet (Zvw). De stelselwijzigingen moeten leiden tot meer variatie in aanbod, meer keuzevrijheid en tot een aanzienlijke kostenbeheersing. Als de bewoners zelf de huur gaan betalen, gaan zij veel bewuster kiezen. In het woonakkoord is vastgelegd dat de verhuurdersheffing niet geldt voor onzelfstandige eenheden voor ouderen. De huurprijs van (zorg)woningen hoeft niet bepaald te worden op grond van de WOZwaarde. Zorginstellingen moeten veel meer rekening gaan houden met de wensen van bewoners en zullen marktgerichter gaan denken en hun zorgvastgoed tegen het licht houden. Met het scheiden van wonen en zorg kan de bewoner zelf zijn eigen kwaliteitsniveau bepalen. Het scheiden van wonen en zorg moet leiden tot bezuinigingen. Door het huurcomponent uit de AWBZ te halen, dalen de kosten daarvan substantieel. In stappen gaan steeds meer bewoners straks zelf hun huur betalen, waarbij een deel huurtoeslag kan krijgen. Dat leidt tot de eerste bezuiniging, doordat er slechts een kern-AWBZ overblijft. Daarnaast zal de instroom in zorginstellingen naar verwachting verder teruglopen. Het kabinet gaat er vanuit dat het in de kern-AWBZ gaat om: - mensen die cognitieve beperkingen en/of gedragsproblemen hebben waardoor zij in zeer beperkte mate de gevolgen van eigen keuzes kunnen overzien (hebben niet of nauwelijks eigen regie); - mensen die fysieke beperkingen hebben, waardoor zij niet in staat zijn (tijdig) om hulp te vragen en dagelijks meerdere keren ongeplande zorg nodig hebben;
Zorgpartners Midden-Holland
4
-
-
mensen waarbij de mogelijkheden om zorg in de eigen omgeving vorm te geven met hulp van het sociale netwerk en de Wmo voorzieningen niet langer voldoende zijn, en waarbij dit ook niet verantwoord en doelmatig is; mensen die aangewezen zijn op een veilige, beschermende woonomgeving waar een samenhangend pakket van zorg wordt geleverd en permanent toezicht gehouden wordt.
2.1. Extramuralisering/scheiden zorginstellingen
van
wonen
en
zorg:
de
betekenis
voor
Tot 2012 werden de kapitaallasten (dit zijn de afschrijvingen van de investeringen, rente van de bankleningen en renovatiekosten) vergoed op basis van werkelijke kosten. Vanaf 2012 krijgen de zorginstellingen de kapitaallasten vergoed op basis van een toeslag op het tarief per verpleegdag. De vergoeding van de kapitaallasten is dus afhankelijk geworden van het aantal verpleegdagen. Dit betekent ook dat de leegstand van appartementen in zorgcentra komt volledig voor rekening van de zorgaanbieder. De verwachting is dat oude centra met onvoldoende woonkwaliteit leegstand zullen krijgen met alle financiële risico’s die daarbij horen. Op korte termijn is dit ook een risico voor andere eigenaren van zorgvastgoed, b.v. de woningcorporaties. Daarnaast zit in deze nieuwe bekostigingssystematiek ook nog een andere financiële tijdbom verborgen. Zorgorganisaties krijgen vooral voor kleinere appartementen veel minder huur dan wat ze nu via de AWBZ krijgen. Op basis van de huidige huisvestingsregels zit een groot verschil tussen van 150 tot 200 euro per maand per appartement. Het financiële risico is in 2014 nog klein, maar zal in de komende jaren snel groeien. Zorginstellingen zullen op zoek gaan naar optimale invulling van hun vastgoed. Het is dan ook de vraag of keuzevrijheid voor ouderen, die onder de nieuwe regeling gaan vallen werkelijk toeneemt. De tarieven worden de komende jaren steeds verder verlaagd vanwege doelmatigheidsimpulsen. Intramurale zorgvoorzieningen dienen aan een kwaliteitseisen te voldoen, die uitermate kostenverhogend werken, waardoor kleinschalige intramurale instellingen financieel niet meer te exploiteren zijn. De nieuwbouw van zorgvastgoed is volledig tot stilstand gekomen. Dit komt doordat er grote onzekerheid bestaat over hoe het scheiding van zorg en wonen straks uitpakt voor mensen met een zwaardere zzp-indicatie. Zorginstellingen krijgen geen toestemming van het Waarborgfonds voor de Zorg, om intramurale zorgvastgoed kwalitatief te optimaliseren, als dit gepaard gaat met leegstand van ander zorgvastgoed. Banken zijn niet bereid om leningen te verstrekken en investeerders stellen te hoge rendementseisen. Vervanging van zorgvastgoed van onvoldoende kwaliteit door intramuraal vastgoed is onmogelijk. De mogelijkheid om zorgvastgoed te vervangen door nieuwbouw van zorgwoningen is een reële optie voor wooncorporaties, maar niet voor zorgorganisaties.
Zorgpartners Midden-Holland
5
3. Regio beleid Midden-Holland (2004 – heden) Medio 2004 is in de regio Midden-Holland tussen gemeenten, woningcorporaties, zorgorganisaties en welzijn het Pact van Savelberg (levensloopbestendig Gouda) getekend. In de prestatieafspraken wonen-zorg-welzijn werd vooruitgelopen op ontwikkelingen in de vorm van scheiden van wonen en zorg. Vanuit het regionale pact werden binnen alle gemeenten locale pacten afgesloten. Vanuit dit regionaal beleid heeft Zorgpartners in de periode van 2001 tot en met 2012 het aantal intramurale plaatsen teruggebracht van 1.839 naar 1.603 plaatsen. Hoofdzakelijk door het verminderen van het aantal verzorgingshuisplaatsen met 419 en het uitbreiden van het aantal verpleeghuisplaatsen met 203. De vermindering van het aantal plaatsen heeft voornamelijk plaatsgevonden in Gouda en de intramurale capaciteit in de regio is beperkt uitgebreid. Tevens heeft Zorgpartners het aantal extramurale woningen uitgebreid in de gehele regio met 130 woningen. In het kader van het Pact van Savelberg heeft Zorgpartners fors geïnvesteerd in de ontwikkeling van ontmoetingsruimten, informatieloketten, casemanagers voor cliënten met een complexe (zorg)vraag. Het streven is er altijd op gericht geweest om dit in samenwerking met andere organisaties te doen. Daar waar dit niet mogelijk is heeft Zorgpartners ervoor gekozen om dit zelf te ontwikkelen. Via het Transmuraal Netwerk Midden-Holland is Zorgpartners actief betrokken bij de ketenzorg ontwikkeling en innovatie van zorg. Vooral de expertise op het gebied van geriatrische problematiek wordt in samenwerking ingezet, waardoor geïntegreerde zorg en behandeling in de thuissituatie steeds verder verbetert. Daar waar de cliënt niet goed in staat is om zijn eigen leven te regisseren, wordt ook in deze intensieve vorm van behandeling en zorg in toenemende mate casemanagement ingezet. 4. Beleid Zorgpartners In het meerjarenbeleidsplan van Zorgpartners (begin 2013 vastgesteld) is op velerlei gebied rekening gehouden met de geschetste ontwikkelingen en het huidige kabinetsbeleid. Terecht zijn wij ervan uitgegaan dat hervormingen in de langdurige zorg noodzakelijk zijn, omdat bij de huidige uitgavengroei het stelsel financieel onhoudbaar is. De beschikbare budgetten zullen afnemen en de cliënt zal zelf meer moeten (bij)betalen. De keuze en de zelfregie komen bij de cliënt te liggen die naar verwachting kiest voor betaalbaarheid op het gebied van wonen, welzijn en zorg. In de kern-AWBZ gaat het om een combinatie van het bieden van zorg, bescherming en veiligheid aan kwetsbare mensen, respectievelijk verpleeghuis geïndiceerden, waarbij sprake is van volledig regieverlies. Voor Zorgpartners betekent het overheidsbeleid een afbouw van circa 33%, d.i. 534 plaatsen in een periode van 6 jaar.
Zorgpartners Midden-Holland
6
In het inkoopplan van het AWBZ Zorgkantoor 2014 is aangegeven dat zorgaanbieders aan moeten geven hoe zij de afbouw van de intramurale capaciteit denken te realiseren. Hierbij dient rekening gehouden te worden met een regionale spreiding van de intramurale AWBZplaatsen. Korting op de vergoeding (tarieven) in 2014 van minimaal 5%. Daarnaast is de verwachting dat van de toegezegde 70% van het in te leveren intramurale budget wat mag worden ingezet in de extramurale / thuiszorg in werkelijkheid maar 50% wordt. Uitgangspunten die Zorgpartners hanteert bij de herschikking van intramurale capaciteit: - Er wordt uitgegaan van een plan voor de komende zes jaar, waarbij een samenhangend en geleidelijk implementatie mogelijk wordt. De begeleiding van bewoners en familie vraagt zorgvuldige aandacht. De geleidelijke implementatie zorgt er voor dat de effecten voor medewerkers, waardoor gedwongen ontslagen zoveel mogelijk voorkomen kunnen worden. - Spreiding van de AWBZ-intramurale capaciteit subregionaal, waarbij rekening gehouden wordt dat specialisatie ten aanzien van woonvormen en specifieke doelgroepen specialisatie noodzakelijk is. Schematisch weergegeven:
Regionaal: Kern AWBZ
Subregionaal: Kern AWBZ
Locaal: -scheiden wonen en zorg - wmo - thuiszorg
Specialistisch: doelgroep woonvorm Zwaardere zorgvraag (verpleeghuisplaatsen)
Lichte zorgvraag Thuiswonen Geclusterd wonen
- thuiszorg
-
-
De centra met intramurale capaciteit dienen verantwoorde zorg te kunnen bieden en dienen financieel gezond te zijn, waarbij rekening gehouden wordt met een verdere verlaging van de tarieven. Tot voor kort werd uitgegaan van de omvang van minimaal 24 intramurale plaatsen, om kostendekkend te zijn. Tenzij er sprake is van een combinatie met een andere voorziening. Voor de komende jaren wordt uitgegaan van een minimum van 36 plaatsen intramuraal. De centra waarin intramurale AWBZ-zorg wordt geboden, dienen bouwkundig/technisch goed te zijn en geschikt te zijn voor de zwaardere doelgroep. Elke bewoner heeft een individueel appartement en het sanitair dient geschikt te zijn voor rolstoelgebonden bewoners.
Zorgpartners Midden-Holland
7
5. Toekomstscenario Lokaal Door de veranderde regelgeving krijgt een groot deel van de cliënten met een lichtere zorgvraag in de toekomst geen “recht op verblijf” meer binnen een intramurale setting, terwijl cliënten wel behoefte hebben aan een meer beschermde omgeving en min of meer of afhankelijk zijn van een ontmoetingsplek met anderen. In de vorm van scheiden van wonen en zorg, in combinatie met een dienstencentrum (woonwelzijn-zorgpunt) wordt voldaan aan de behoefte voor het ontmoeten en de mogelijkheid om diensten af te nemen. De kracht van vitale dorpen en wijken, ligt in het samen opzetten van voorzieningen en deze ook in stand te houden. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de kennis en ervaring van zoveel mogelijk inwoners. In een woonzorgcomplex (scheiden van wonen en zorg: voortzetting van de huidige te sluiten centra) kunnen leeftijdgenoten samenwonen, met welzijn en zorg in de buurt. Meedoen aan activiteiten als zij dat wensen en contacten zoeken als zij daar behoefte aan hebben. Een centrale ontmoetingsplaats/dienstencentrum waar activiteiten plaatsvinden en een integraal dienstverlening wordt uitgevoerd, op maat ontwikkeld met deelnemende organisaties vanuit het dorp. Dagactiviteiten of dagstructurering kan in dit centrum gedaan worden. Daarnaast is een restaurant en een zorgpost aanwezig. In overleg met andere organisaties bestaat de mogelijkheid om aanvullende voorzieningen op te nemen, zoals een pin-automaat. Vanuit de 24 uurs alaromopvolging is 24-uur professionele inzet op afroep mogelijk en op bepaalde dagdelen is de zorg daadwerkelijk aanwezig. Vrijwilligers zorgen voor aandacht voor de ouderen, ondersteund/begeleid door professionals. Buurtbewoners, dorps/wijkverenigingen en kerkgenootschappen zijn welkom, wat aansluit bij de doelstelling om sociale samenhang en leefbaarheid te vergroten. Voor de te sluiten centra in de regio Midden-Holland wordt door Zorgpartners onderzocht in hoeverre de centra in deze vernieuwde vorm van woonzorcomplex geschikt zijn en/of geschikt zijn te maken voor scheiden van wonen en zorg. Daarbij wordt ook gekeken in hoeverre andere doelgroepen gebruik zouden kunnen maken van specifieke woonruimte (b.v. begeleid wonen, woongroepen etc). In het dienstencentrum komt een aantal lijnen bij elkaar. De verhuurder van de woningen, als zijnde de huisbaas, de gemeente in het (financieel) faciliteren van de Wmo-taken, de zorgaanbieder door 24-uurs zorg te bieden, eventuele eerstelijns professies en het verenigingsleven uit de dorpen en wijken. Subregionaal In het kader van de afbouw van de intramurale plaatsen heeft Zorgpartners besloten om de cliënten met een zwaardere zorgvraag subregionaal te concentreren in centra die geschikt zijn of met beperkte financiële middelen (investeringen) geschikt te maken zijn voor deze zwaardere zorgcliënten.
Zorgpartners Midden-Holland
8
Het gaat bij deze vorm om “warme” zorg die aansluit bij de behoefte van de bewoners. De zorg is all-inclusive, er is 24-uurs toezicht en zorg is direct beschikbaar. Gelet op de afnemende vergoedingen heeft deze AWBZ-voorziening een dusdanige omvang die ook op langere termijn goed te exploiteren valt binnen de regels van intramurale AWBZ-zorg. Regionaal Gouda vervult een centrumfunctie voor de gespecialiseerde vormen van AWBZ-zorg. Voorbeelden doelgroepen die vragen om specialistische zorg zijn: jong-dementerenden, Korsakov cliënten, mensen met somatische beperkingen in combinatie met psychiatrische problematiek, mensen met dementie en ernstige gedragsproblematiek en mensen met visuele beperkingen. Tot besluit Zorgpartners heeft een onderzoeksbureau opdracht gegeven om een Quick Scan uit te voeren m.b.t. de verdere uitwerking van het model voor die gemeenten waar intramurale centra gesloten worden. Deze Quick Scan richt zich op de geschiktheid van de appartementen voor scheiden van wonen en zorg en eventuele bestemming voor specifieke doelgroepen. Ook de langere termijn mogelijkheden, b.v. vervangende nieuwbouw van de appartementen in zelfstandige huisvesting.. Aangevuld daarop arrangementen van dienstverlening, waarvoor cliënten rechtstreeks aan de aanbieder betalen, PGB in de thuissituatie en verpleegzorg thuis, zijn alternatieven die een deel van de “pijn” wellicht kunnen verzachten.
Gebruikte literatuur: -
Van Rijn, M.J. Hervorming langdurige zorg: naar een waardevolle toekomst. Den Haag: 25 april 2013. Nederlandse Platform Ouderen en Europa. Het ondernemende dorp: hoe dorpen zelf voorzieningen kunnen realiseren in coöperatief verband. Utrecht, maart 2006
Zorgpartners Midden-Holland
9