Scheiden wonen en zorg in de GGZ Evaluatie van voorbeelden uit de praktijk
In opdracht van College voor Zorgverzekeringen
Hans van Rossum Ineke Hooijschuur Guido Müller Froukje van Rossum Rob de Wildt
juli 2003
RIGO Research en Advies BV De Ruyterkade 139 1011 AC Amsterdam telefoon 020 522 11 11 telefax 020 627 68 40 http://www.rigo.nl
Rapportnummer: 81570
Inhoudsopgave 1
INLEIDING
1
1.1
ACHTERGROND
1
1.2
DE ONTKOPPELING VAN WONEN EN ZORG
2
1.3
OPZET VAN HET ONDERZOEK
4
1.4
LEESWIJZER
5
2
SAMENVATTEND OVERZICHT
7
2.1
INTRODUCTIE
7
2.2
AMBITIES BEGIN 2002
9
2.3
BALANS VAN VERNIEUWING
12
2.4
BELEMMERINGEN VOOR VERANDERING
13
3
DE ZEVEN CASES
19
3.1
GGZ WESTELIJK NOORD-BRABANT
19
3.2
VINDICTA
28
3.3
PSYCHO-MEDISCH CENTRUM PARNASSIA
35
3.4
GGZ NOORD-HOLLAND NOORD
40
3.5
RIBW HEUVELLAND EN MAASVALLEI
47
3.6
SBWU TE UTRECHT (RIBW)
52
3.7
BAVO RNO GROEP
56
BIJLAGE 1: ONDERZOEKSTHEMA’S CASES
59
BIJLAGE 2: LIJST GEÏNTERVIEWDEN
67
BIJLAGE 3: LITERATUUR
69
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
INLEIDING
1 1.1
Inleiding
Achtergrond In de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) is al lange tijd een ontwikkeling gaande om mensen die langdurig van zorg afhankelijk zijn zo normaal, zo zelfstandig en zo maatschappelijk geïntegreerd mogelijk te huisvesten. De beschermende woonvormen die ontstonden in de jaren tachtig en negentig waren een voorzichtige reactie op de hospitaliserende omgeving van het algemeen psychiatrisch ziekenhuis (APZ)1. Deze vernieuwing in de GGZ stond toen bekend als het scheiden van wonen, werken en zorg. Er ontstond immers een ruimtelijke scheiding van huisvesting van cliënten aan de ene kant en van de psychiatrische behandeling en omgeving aan de andere kant. De semi-murale kwaliteit van de RIBW zorgde er verder voor dat mensen de deur uit moesten voor werk, dagbesteding of gewoon om boodschappen te doen. Niet alle levenssferen bevonden zich meer binnen de muren van de instelling. De normalisering zette zich binnen de RIBW‘en door met de omvorming van beschermd wonen in ambulante woonbegeleiding of begeleid zelfstandig wonen. Het werd mogelijk om één plaats beschermd wonen om te zetten in zes plaatsen zelfstandig begeleid wonen.2 Met hetzelfde geld konden meer mensen bediend worden en op deze wijze werd het doel van normalisatie gecombineerd met een effectieve besteding van middelen. De benadering van de normale woonsituatie voor GGZ-cliënten was met dit alles nog maar beperkt gevorderd. Het aanbod van wonen en begeleiding heeft in de eerste plaats een beperkte variëteit. Het is ofwel beschermd wonen, meestal in groepsverband met intensieve begeleiding, ofwel begeleid zelfstandig wonen met een beperkte begeleiding van enkele uren in de week. Daarnaast is de
voetnoot 1
De opzet was om intramurale plaatsen (APZ) om te vormen tot semi-murale plaatsen (RIBW). Deze transformatie kwam echter nauwelijks op gang, De overheid koos daarom voor een onafhankelijke uitbreiding van de semi-murale capaciteit met enige duizenden plaatsen in de periode 1985-1995 (uit: Erbij horen (2002)).
2
Deze substitutieverhouding gold als richtlijn maar blijkt ook in de praktijk gerealiseerd volgens een Landelijk Inspectieonderzoek naar de kwaliteitsontwikkeling in de RIBW’en (2000).
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
1
2 INLEIDING
verzelfstandiging van beperkte schaal, want nog altijd verblijven rond de 18.000 cliënten langer dan een jaar in een APZ of in een beschermende woonvorm binnen een RIBW, Uit diverse studies blijkt echter dat het merendeel van deze zogeheten chronici met enige hulp zelfstandig kan wonen.3
1.2
De ontkoppeling van wonen en zorg De opgave om de huisvestingssituatie te normaliseren voor cliënten die voor langere tijd in de zorg zijn is nauw verbonden met het scheiden van wonen en zorg in de GGZ . Hiermee worden verschillende zaken bedoeld. Financieel scheiden Scheiden van wonen en zorg heeft in het bijzonder betrekking op de financiële huishouding van de cliënt, maar ook op die van de instelling. Bij een integrale verstrekking krijgt de cliënt in natura de benodigde zorg en huisvesting op grond van de AWBZ. Omdat kost en inwoning aan de zorg gekoppeld zijn, betaalt de cliënt daarvoor een inkomensafhankelijke eigen bijdrage. De meeste cliënten in de GGZ houden vrijwel alleen het minimale zak- en kleedgeld over. Het scheiden van wonen en zorg wil in dit geval zeggen dat de cliënt weer de beschikking krijgt over zijn eigen inkomen en dat de eigen bijdrage vervalt. De cliënt huurt zelf de huisvesting en de rechtspositie van de cliënt gaat er bij reguliere verhuur (met huurbescherming) sterk op vooruit. Binnen het instellingsbudget staat de toegelaten plaats voor een vaste vergoeding met een deel kapitaalslasten (waaruit de financieringslasten voor huisvesting worden betaald) en een deel variabele lasten (mede afhankelijk van het zorggebruik). Een toegelaten plaats kan op de traditionele manier worden bezet, maar er zijn ook toegelaten plaatsen omgezet in zelfstandige huisvesting waarbij de cliënt huur betaalt. Het scheiden van wonen en zorg binnen de financiële huishouding van de cliënt krijgt een vervolg in het scheiden van wonen en zorg in de tariefstelling, omdat immers ook de verblijfscomponent binnen de AWBZ-zorg verkleint. Deze ontwikkeling heeft ook te maken met de actuele omslag van instellingsgerichte naar vraaggerichte zorgbekostiging. Ruimtelijk scheiden Waar de GGZ voor cliënten de rol van huisvester heeft naast die van begeleider en behandelaar kan er voor gekozen om deze producten op verschillende plekken aan te bieden. Deze ruimtelijke scheiding is in de praktijk al ver doorgevoerd. De instellingen als geconcentreerde bolwerken van langdurige huisvesting, begeleiding en behandeling zijn uiteengevallen in ruimtelijk en functioneel gescheiden eenheden. De woon- en begeleidingsfunctie is afgezonderd in bijvoor-
voetnoot 3
Zie bijvoorbeeld Behoefte aan asiel? (1999) waarin vastgesteld wordt dat van de 18.500 cliënten die langer dan een jaar in een APZ of een RIBW verbleven 26% kan wonen in een gewoon woonhuis en nog eens 37% met wat meer hulp (dan de eerste groep, vR) zelfstandig kan wonen in de buurt van een ziekenhuis of in een gewoon woonhuis.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s B V
INLEIDING
beeld beschut wonen en sociowoningen op het instellingsterrein en daarbuiten in beschermende woonvormen en begeleid zelfstandig wonen. Organisatorisch scheiden Zorginstellingen (APZ’en of RIBW’en) ontwikkelen en exploiteren vastgoed. Met het scheiden van huisvesting en zorg wordt bedoeld dat de taak van ontwikkelaar en exploitant in andere handen overgaat. Dat kunnen bijvoorbeeld corporaties of ontwikkelaars zijn. Bij de ontwikkeling van vastgoed in de zorgsector is het al gebruikelijk dat professionele partijen worden ingeschakeld. Vaak blijven zorginstellingen wel verantwoordelijk voor de exploitatie van het vastgoed wanneer de verhuurmogelijkheden beperkt zijn en de exploitatie binnen de geleide zorgeconomie beter gegarandeerd is. Bij de ontwikkeling van meer courante woningbouw ligt de situatie anders. Gegeven de huidige regelgeving of de beschikbare financiën, is het voor de zorginstelling niet goed mogelijk om deze opgave zelfstandig uit te voeren. De ontwikkeling en de exploitatie van reguliere huisvesting bedoeld voor GGZ-cliënten vindt daarom vrijwel altijd plaats in een constellatie met woningcorporaties als toekomstig eigenaar en beheerder. Als zorginstellingen huisvesting aan cliënten (door)verhuren in bestaande situaties overwegen ze wel dit vastgoed aan een corporatie over te dragen Het argument is dan dat de rol van huisbaas niet goed te verenigen valt met de rol van begeleider of behandelaar. Maar er zijn ook sterke argumenten om dat toch maar niet te doen. Verkoop van verouderde of minder geschikte woonvormen aan corporaties of andere partijen is een meer gebruikelijke overdracht en vooral bedoeld om opbrengsten te genereren voor investeringen in nieuwe initiatieven. De onderzoeksvragen Het College voor Zorgverzekeringen wil inzicht in de aard en de gevolgen van het scheiden van wonen en zorg in de GGZ en legt daarbij de nadruk enerzijds op de consequenties van een financiële scheiding van wonen en zorg en anderzijds op de consequenties van een organisatorische scheiding in de vorm van overdracht van vastgoed aan corporaties. Het onderzoek moet inzicht geven in de huidige praktijk van scheiden van wonen en zorg in de GGZ. Vervolgens moet het onderzoek uitspraken kunnen doen over de vraag of deze praktijk ten opzichte van de gestelde doelen geslaagd is. De reeks leidt uiteindelijk tot de voorwaarden die nodig zijn om tot een adequate scheiding van wonen en zorg te komen. In deze aanbevelende fase is het voor het College van belang om antwoord krijgen op deze vraag: welke beheer- en samenwerkingsvormen zijn nodig voor een adequate scheiding van wonen en zorg in de GGZ en hoe kunnen deze worden beoordeeld? Verder zal het onderzoek aandacht besteden aan vraagpunten uit een eerdere toekomstverkenning van het College.4 De gewenste informatie betreft mogelijke bezwaren tegen het scheiden van wonen en zorg bij sommige categorieën voetnoot 4
Zie: Toekomstverkenning modernisering AWBZ en gevolgen voor de GGZ (2002).
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
3
4 INLEIDING
verzekerden. Dat kan bijvoorbeeld te maken hebben met de regelgeving in de sociale zekerheid die voor sommige groepen verzekerden nadelig uitvalt. Een tweede aandachtspunt betreft de onzekerheid over het aanbod van sociale woningbouw en de bezorgdheid over de mogelijke zorgverschraling als gevolg van onvoldoende gemeentelijke belangstelling voor de doelgroep.
1.3
Opzet van het onderzoek Het onderzoek doorliep de volgende stadia: 1
In de periode maart-april 2002 vond een eerste algemene oriëntatie plaats in de vorm van een literatuurstudie en een gespreksronde met sleutelfiguren in de GGZ om meer duidelijkheid te krijgen over de begrippen en thema’s die in verband staan met het scheiden van wonen en zorg binnen de AWBZ gefinancierde zorg en in het bijzonder binnen de GGZ;
2
In die zelfde periode inventariseerden wij de stand van zaken op het gebied van scheiden van wonen en zorg in de GGZ door middel van een telefonische ronde onder een groot aantal GGZ-instellingen. Het doel van de inventarisatie was vernieuwende initiatieven op te sporen. Deze fase werd afgesloten met de selectie van zeven instellingen die als praktijkvoorbeeld in dit onderzoek werden gevolgd;
3
De uitvoering van de zeven casestudies vond plaats op twee verschillende momenten om de ontwikkeling en voortgang van het initiatief te kunnen waarnemen. Er zijn tenminste twee gesprekken geweest met de initiatiefnemende instelling. In de periode september–oktober 2002 vond de nulmeting plaats. De vervolgmeting werd een half jaar later uitgevoerd in de periode mei–juni 2003. Daarnaast zijn interviews gehouden met corporaties, gemeenten en andere samenwerkingspartners. Er is in de eindfase ook gesproken met cliënten, bijvoorbeeld in groepsgesprekken of minder gestructureerd bij bezoeken aan de woonvoorzieningen;
4
In de periode mei-juli 2003 zijn de resultaten verwerkt. Voor elke case is nagegaan welke ambities er bestonden, welke resultaten in de loop van ons onderzoek zijn bereikt en welke knelpunten en organisatorische voorwaarden er te onderkennen zijn bij de scheiding van wonen en zorg. Belangrijke aandachtspunten zijn de gevolgen van de verandering voor cliënten en de perikelen bij het realiseren en toewijzen van voldoende woningaanbod voor cliënten.
De selectie van de te onderzoeken voorbeelden was een belangrijk onderdeel van het onderzoek. Het is belangrijk dat alle dimensies van het scheiden van wonen en zorg in de gekozen voorbeelden terug zijn te vinden. Eén voorbeeld stond al bij voorbaat vast: het experiment met de financiële scheiding van wonen en zorg bij
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s B V
INLEIDING
de cliënten van de RIBW’en in Breda en Westelijk Noord-Brabant.5 De onderzoeksvraag van het College had in eerste instantie betrekking op de vraag hoe de omslag van de experimentele opzet in Breda naar een meer structurele vorm is verlopen. Ook de context waarin het scheiden van wonen en zorg plaatsvindt, kan verschillen. Sommige initiatieven maken deel uit van een bredere ontwikkeling van deconcentratie, ketenzorg en transmuralisering waar verschillende organisaties bij betrokken zijn. Soms zijn het ook kleinschalige voorbeelden binnen een afzonderlijke instelling. De gekozen praktijkvoorbeelden
1.4
•
GGZ Westelijk Noord-Brabant;
•
Vindicta;
•
Psycho-medisch centrum Parnassia;
•
GGZ Noord-Holland Noord;
•
RIBW Heuvelland en Maasvallei;
•
Stichting Beschermende Woonvormen Utrecht;
•
Bavo RNO groep.
Leeswijzer De presentatie van de onderzoeksresultaten is in twee delen opgesplitst. Het volgende hoofdstuk bevat een samenvattend overzicht van de onderzoekresultaten. Daarin wordt ook kort geschetst wat de trends zijn in de GGZ ten aanzien van de huisvesting van cliënten. Vervolgens zijn de resultaten van de praktijkvoorbeelden samengevat naar ambitie, doelrealisatie en naar de ondervonden knelpunten die ook zicht geven op de voorwaarden om tot een adequate scheiding te komen. Het tweede deel van het rapport bevat een uitgebreide verslaglegging per praktijkvoorbeeld. De zeven beschrijvingen volgen eenzelfde stramien. Eerst de context waarin de verandering plaatsvindt, dan de opzet en uitvoering van de verandering, gevolgd door de consequenties voor de cliënten en tenslotte de evaluatie met oog voor de algemene en lokale belemmeringen. In de bijlagen zijn de onderzoeksvragen opgenomen die voor de afzonderlijke casestudies zijn gebruikt en een lijst met namen van personen die voor dit onderzoek zijn geïnterviewd.
voetnoot 5
De beide RIBW’en zijn ieder een eigen fusieweg gegaan binnen respectievelijk GGZ Westelijk Noord-Brabant en GGZ Breda. RIGO heeft dit experiment in twee eerdere onderzoeken gevolgd (zie Van Rossum (1999) en Coolen (2001).
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
5
6 INLEIDING
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s B V
SAMENVATTEND OVERZICHT
2 2.1
Samenvattend overzicht
Introductie In Nederland zijn de psychiatrische instellingen niet volledig afgeschaft zoals dat in landen als Amerika en Italië is gebeurd. Wel zijn vanaf de jaren tachtig verblijfspaviljoens op de instellingsterrein omgevormd tot sociowoningen. Daarnaast ontstonden buiten de instellingsterreinen in de jaren tachtig en negentig beschermende woonvormen voor GGZ-cliënten.6 De normalisatie van het woonmilieu als beleidslijn voor het APZ of de RIBW heeft onder meer te maken met de hulpverleningsvorm die rehabilitatie wordt genoemd. Binnen dit therapeutische model is behandeling de activiteit die zich richt op ‘lichaamsfunctie en –structuren’, terwijl rehabilitatie zich richt op de ‘activiteiten en participatie’ bijvoorbeeld in het woongedrag.7 Rehabilitatie en normalisatie zijn alternatieven voor het verblijf en de behandeling van mensen in instituten waar hun maatschappelijk functioneren zich beperkt tot de rol van ‘psychiatrisch patiënt’. Het instituut zelf wordt deels gedeconcentreerd naar kleinere voorzieningen in de wijk. Het gaat hierbij zowel om woonvoorzieningen als behandelvoorzieningen (RCG). Sommige instellingen trachten de gewenste integratie te bereiken door reguliere woningbouw toe te laten op het instellingsterrein (omgekeerde integratie). Daarnaast worden er allerlei vormen van extramurale zorg ontwikkeld om te voorkomen dat mensen uit een woonvorm of thuissituatie (langdurig) opgenomen moeten worden. Voorbeelden hiervan zijn casemanagement, psychiatrische thuiszorg, opnamevervangende deeltijdbehandeling en woonbegeleiding. Huisvesting en langdurende zorg Het blikveld van dit onderzoek is gesteld op het scheiden van wonen en zorg. Dat houdt ten eerste in dat er iets te scheiden valt en ten tweede dat de GGZ-instelling
voetnoot 6
In dit rapport gebruiken we consequent de benaming GGZ-cliënten vanwege de relatie met de professionele GGZ-zorg en met huisvesting waar de GGZ bemoeienis mee heeft. De termen cliënt of consument zijn in de zorg ingeburgerd als teken voor het streven naar vermaatschappelijking van de zorg.
7
Zie: Rehabilitatie door het woonmilieu (2002).
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
7
8 SAMENVATTEND OVERZICHT
betrokken is bij de huisvesting of het verblijf van de cliënten. Daarmee is het blikveld van dit onderzoek nader te bepalen tot de (toekomstige) cliënten in de langdurige zorg (ook wel LZA-cliënten genoemd).8 Bij andere vormen van GGZ-zorg is de verblijf- of wooncomponent immers niet aan de orde. Voor de huisvesting van cliënten in langdurige zorg zijn er drie vormen: 1
Huisvesting op basis van een integraal AWBZ-pakket. Huisvesting maakt deel uit van het zorgaanbod. Dat geldt voor wonen op de afdeling of het beschut wonen binnen het APZ en voor beschermd wonen in de RIBW;
2
Zelfstandige huisvesting voor de cliënt waarvoor de GGZ-instelling ondersteuning biedt of een belang in heeft bijvoorbeeld als verhuurder, door investeringen of door een begeleidingsovereenkomst gekoppeld aan het huurcontract. Onder deze categorie valt het zogeheten begeleid zelfstandig wonen binnen de RIBW’en;
3
Huisvesting van de overgrote meerderheid van cliënten buiten de GGZ om.9
Met de laatste categorie hebben we in dit onderzoek eigenlijk niet te maken, omdat het financieel en organisatorisch scheiden van wonen en zorg als veranderingsoptie niet aan de orde is. Wonen en zorg zijn financieel en organisatorisch gescheiden en nooit gekoppeld. Wel is er op algemeen niveau te sturen in de getalsmatige verhouding van deze drie huisvestingvormen. Bavo RNO Groep (zie paragraaf 3.7) is er in geslaagd de verblijfscapaciteit doelbewust onderbezet te houden en te investeren in ambulante hulpverlening (casemanangement) waardoor de relatieve omvang van de laatste categorie groeit. Wanneer we vanuit de vraagstelling van het onderzoek ons richten op de financiële en organisatorische dimensies van het scheiden van wonen en zorg dan zijn er mogelijkheden om op of financiële, of organisatorische of financiële én organisatorische gronden een scheiding aan te brengen. In de onderstaande matrix zijn deze veranderingen met enkele concrete voorbeelden aangegeven die overigens ook in andere vormen kunnen voorkomen. Zo hoeft een woonaanbieder niet per se een corporatie te zijn; hebben zorginstellingen meer en meer de vrijheid om buiten de kaders van de WZV te treden en is de overdracht van vastgoed vooral gebruikelijk bij de verkoop van verouderde of minder geschikte woonvormen. voetnoot 8
Deze driedeling van LZA-cliënten is ook gebruikt in de interne notitie van R. van Dongen opgesteld voor de Raad van bestuur van de GGZ-NHN .
9
Naar schatting hebben zo’n 75.000 volwassenen in Nederland ernstige langdurige psychiatrische problematiek (GGZ Nederland, 2000). Hiervan maken ongeveer 30.000 mensen gebruik van GGZ (6.000 beschermende woonvorm, 12.000 APZ en 12.000 ambulant). Het grootste deel doet geen (zorgwekkende zorgmijders) of nauwelijks (depotmedicatie, maatschappelijke opvang) beroep op de GGZ.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s B V
SAMENVATTEND OVERZICHT
Geen financiële scheiding
Geen organisatorische scheiding
Wel organisatorische scheiding
• Traditionele situatie
• Nieuwbouw: zorginstelling huurt, huisvesting binnen kaders WZV
9
• Bestaande bouw: overdracht vastgoed aan corporaties, zorginstelling huurt terug Wel financiële scheiding
• Cliënten huren van zorginstelling
• Cliënten huren van corporatie
De veranderingen zijn ook in meer dynamische vorm te plaatsen als opeenvolgende vernieuwingen in het aanbod van arrangementen. Sommige cliënten hebben deze reeks in hun GGZ-carrière ook daadwerkelijk afgelegd.
Verblijfsafdeling APZ (wonen+behandelen+begeleiden geïntegreerd). ↓ Sociowoning op terrein APZ (wonen+begeleiden ruimtelijk gescheiden van behandelen). ↓ Beschermende woonvorm RIBW (wonen+begeleiden organisatorisch gescheiden van behandelen).
ruimtelijk
en
↓ Begeleid zelfstandig wonen RIBW (wonen wordt financieel gescheiden van begeleiding. De woningtoewijzing is wel verbonden met de behoefte aan begeleiding). ↓ Individueel wonen met ambulante begeleiding (wonen in alle opzichten gescheiden van begeleiding).
2.2
Ambities begin 2002 De zeven onderzochte initiatieven zijn vanzelfsprekend niet representatief voor de gehele groep van GGZ-instellingen maar zijn voorbeelden die ons kunnen leren over de praktijk van het scheiden van wonen en zorg. Deze zeven initiatieven zijn gekozen vanwege hun ambities op verschillende aspecten van het scheiden van wonen en zorg. We beschrijven de aanvankelijke ambities om vervolgens de balans op te maken. GGZ Westelijk Noord Brabant (GGZ WNB) Voorlopers op het gebied van scheiden van wonen en zorg in de GGZ waren de RIBW Breda en de RIBW Westelijk Noord Brabant. Zij zijn intussen ook als organisaties gescheiden verder gegaan. In dit onderzoek hebben we de vertakking GGZ Westelijk Noord-Brabant verder gevolgd.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
10 SAMENVATTEND OVERZICHT
De beide RIBW’en namen in 1998 het initiatief tot een financiële scheiding van wonen en zorg in bestaande beschermende woonvormen. Ten behoeve van het experiment richten zij de Stichting Scheiding Huisvesting en Zorg (SHZ) om de huren te innen en de huurcontracten met de cliënten af te sluiten. Cliënten die deelnamen aan het experiment kregen weer de beschikking over de eigen financiën en een huurcontract met een verbeterde rechtspositie als zelfstandig huurder. GGZ Westelijk Noord-Brabant wil de tussenkomst van de gezamenlijke Stichting SHZ afbouwen en cliënten rechtstreeks van corporaties laten huren. De huisvestingssituatie wordt daarmee verder losgekoppeld van de zorginstelling. De GGZ WNB wil de experimentele vorm van het financieel scheiden van wonen en zorg in de toenmalige RIBW Breda geleidelijk omzetten in een gangbare praktijk voor mensen die langdurig in zorg zijn en de woonsituatie verder normaliseren door ook een organisatorische scheiding door te voeren waardoor de cliënten niet meer van de GGZ huren maar van corporaties. Vindicta Vindicta bundelt verschillende RIBW’en en bestrijkt het gehele gebied van langdurige zorg. Vindicta is het vernieuwingsproject ‘Beschermd huren’ gestart met het doel om in 2004 20% van de capaciteit voor beschermd wonen (peildatum 2002) te transformeren tot een vorm waarbij het wonen en de begeleiding financieel zijn gescheiden. In aantallen betekent dit dat in 2004 75 cliënten van Vindicta beschermd zullen huren. Wanneer cliënten zelfstandige woningen rechtstreeks van een corporatie huren en Vindicta geen zwaarwegende financiële belangen heeft in de huisvesting, bijvoorbeeld door investeringen, verkrijgt de cliënt ook woonrecht en is er sprake van huurbescherming. Vindicta wil 20% van de beschermd wonen plaatsen binnen nieuwe en binnen bestaande woonvormen financieel scheiden en, waar mogelijk, ook organisatorisch scheiden in die zin dat er geen enkele bemoeienis is vanuit de GGZ met het wonen van de cliënten. De verandering heeft als achterliggend doel om meer diversiteit in wonen, maar ook in begeleidingsvormen, te realiseren. Psycho-medisch centrum Parnassia Het algemeen psychiatrisch ziekenhuis Parnassia in Den Haag is de voorloper op het gebied van de omgekeerde integratie. De ontwikkeling begon met een nieuwe zusterflat op het terrein, maar de daarbij benodigde voorzieningen vroegen om een ruimere schaal. Dat paste weer in de gewenste nieuwe huisvestingvormen voor cliënten. Uiteindelijk bleken er ook nog wat woningen in de vrije sector voor niet-cliënten binnen de gezondheidsbestemming mogelijk te zijn en de omgekeerde integratie was een feit. Parnassia en de RIBW Den Haag werken nauw samen met de gemeente Den Haag en corporaties om beter in te spelen op de woonwensen van cliënten. Het doel is om de cliënten van de GGZ een passend aanbod te bieden. Er is afgesproken dat de corporaties jaarlijks wooonruimte ter beschikking stellen voor 25 GGZ-cliënten in begeleid zelfstandig wonen.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s B V
SAMENVATTEND OVERZICHT
De scheiding van wonen en zorg op het instellingsterrein is ruimtelijk. Het merendeel van de cliënten op het terrein heeft en houdt een integrale zorgverstrekking. Het beleid van Parnassia is er niet in de eerste plaats op gericht om toe te werken naar volledig zelfstandige huisvesting van cliënten op het terrein van het APZ. Wel tracht zij meer huisvesting in de reguliere woningvoorraad voor GGZ-cliënten toegankelijk te maken. GGZ Noord-Holland Noord (GGZ NHN) Deze gefuseerde GGZ-instelling biedt een integraal aanbod van GGZ-zorg. De doelstelling is ook omvattend: 1
Woonruimte op maat voor achterblijvers op Sint Willibrord in Heiloo (vermaatschappelijking terrein APZ);
2
Vergroten van het woonaanbod voor begeleid zelfstandig wonen;
3
Het creëren van verschillende huurconstructies.
Concrete doelstelling in de kop van Noord-Holland om woonvormen met in totaal 52 all-in plaatsen af te stoten en de huidige bewoners te verhuizen naar begeleid zelfstandig wonen en zo nodig naar een nieuwe kleine wooneenheid van 16 plaatsen met integrale verstrekkingen. De GGZ NHN werkt aan alle dimensies van het scheiden van wonen en zorg met concrete taakstellingen op het APZ-terrein en de voormalige RIBW’en in Schagen en Den Helder. RIBW Heuvelland en Maasvallei (RBW H&M) Deze RIBW in Zuid Limburg heeft een ongeveer gelijk deel beschermd wonen (130 plaatsen) en begeleid zelfstandig wonen (120 plaatsen). De RIBW neemt deel aan het project ‘Housing Accommodations’ dat dient om de maatschappelijke integratie van mensen met een psychiatrische achtergrond te bevorderen Er is een eerste pilotproject van start gegaan om voor 20 (ex-)psychiatrische patiënten woonruimte te bieden en een steunsysteem op te zetten zodat zij zelfstandig kunnen wonen. Het project ‘Housing Accommodations’ behelst allereerst een ruimtelijke scheiding van wonen, zorg en werk, maar ook de grenzen voor een organisatorische en financiële scheiding van wonen, zorg en werk zullen verder worden verkend. De Stichting Beschermende Woonvormen Utrecht (SBWU) Deze RIBW heeft een relatief groot deel van haar beschermd wonen plaatsen vervangen door begeleid zelfstandig wonen. Een verdere normalisatie van de woonsituatie voor beschermd wonen staat op het programma. De SBWU wil de gemiddelde woningbezetting van haar 55 eengezinswoningen voor beschermd wonen terugbrengen van vier naar drie personen met tegelijkertijd een financiële scheiding van wonen en zorg, een aanwijzing voor begeleid wonen in het kader van de IHS-regeling en mogelijk een overdracht van vastgoed naar de corporaties.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
11
12 SAMENVATTEND OVERZICHT
Voor een kleine groep van 50 meest oudere cliënten zal de situatie echter ongewijzigd blijven. SBWU heeft het voornemen om een groot deel van het bestaande aanbod van beschermd wonen om te zetten in een vorm waarin wonen en begeleiding financieel en organisatorisch zijn ontkoppeld. Bavo RNO Groep Het APZ Bavo is geheel uit Noordwijkerhout verdwenen. Eerst gingen de cliënten naar de instelling, maar in dit geval is de instelling in gedeconcentreerde vorm naar de potentiële doelgroep in en om Rotterdam verhuisd. Het scheiden van wonen en zorg staat voor Bavo gelijk aan het terugdringen van de intramurale capaciteit. Door ‘casemanagement’ in de thuissituatie waarbij ook in 24-uurs bereikbaarheid van zorg en begeleiding wordt voorzien kunnen de cliënten waar mogelijk in de eigen omgeving worden geholpen. Er is een groep cliënten die langdurig in de sociowoningen verblijft, waardoor de beoogde doorstroming in deze woningen stagneert. Onder de naam OASE ontwikkelt Bavo RNO Groep een voorziening met 24 verblijfplaatsen voor langdurig verblijf. Een ontwikkeling die ook als tegenhanger van het scheiden van wonen en zorg kan gelden. Het APZ is volledig omgevormd inclusief de verblijfscomponent. Het resultaat is dat deze GGZ-instelling verhoudingsgewijs weinig van doen heeft met de huisvestingsituatie van cliënten die langdurig van zorg afhankelijk zijn. Het scheiden van wonen en zorg is niet gerealiseerd door concrete omvormingen maar door te sturen op de algemene randvoorwaarden. Het betreft hier een scheidingsinitiatief op metaniveau.
2.3
Balans van vernieuwing Hoe globaler de doelstelling en voorzichtiger het gestelde tijdpad des te moeilijker is het om binnen de beperkte duur van ons onderzoek vast te stellen wat er feitelijk van de ambities terechtkwam Bij enkele initiatieven zijn voornemens inderdaad niet of nauwelijks geconcretiseerd. Maar in de meeste gevallen bleek het goed mogelijk om de proef op de som te nemen door het bereikte resultaat te plaatsen tegenover de voornemens. In dezelfde volgorde als de bovenstaande ambities. Stand van zaken halverwege 2003 •
GGZ Westelijk Nood-Brabant heeft tot op heden de voorgenomen overdracht van vastgoed aan corporaties niet geëffectueerd;
•
Vindicata maakt pas op de plaats met het project ‘Beschermd huren’ nadat al eerst beschermd huren binnen bestaande situaties werd afgeblazen. Vooralsnog is er geen enkele plaats ‘beschermd huren’ gerealiseerd;
•
Parnassia werkt samen met vele partijen in Den Haag om woonplekken voor GGZ-cliënten te realiseren. Het is al wel duidelijk dat het realiseren van
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s B V
SAMENVATTEND OVERZICHT
nieuwbouw voor GGZ-cliënten buiten het instellingsterrein en buiten de WZV een lastige opgave is; •
GGZ NHN is wel volop bezig met planvorming en uitplaatsing, maar er begint twijfel te ontstaan over de vraag of de bestaande woonvormen wel zo drastisch moeten worden ontmanteld;
•
In Limburg (RIBW H&M) zijn nog slechts vier van de beoogde twintig cliënten aan zelfstandige woonruimte geholpen. Voor deze cliënten is een uitgebreid steunsysteem ontwikkeld;
2.4
•
De SBWU komt terug op eerdere voornemens voor een verregaande substituering van haar aanbod en van overdracht van vastgoed en oriënteert zich verder;
•
Bavo RNO Groep is een grote speler in de Rotterdamse regio. Bij vastgoedtransacties blijft zij toch een aan regelgeving gebonden partij waardoor de onderhandelingen en besluitvorming met marktpartijen moeizaam blijken te verlopen.
Belemmeringen voor verandering De redenen voor het geringe succes van de vernieuwende initiatieven zijn divers. De nieuwe opgave is veel complexer dan de uitgangssituatie en de regelgeving is haast per definitie niet ingericht op vernieuwing. De oude instelling bood een compleet pakket van huisvesting, zorg, recreatie en dagbesteding. Opsplitsing van een dergelijk pakket brengt risico’s met zich mee. De alomvattende verzorging valt in stukken uiteen en het pakket moet opnieuw worden geassembleerd met behulp van nieuwe aanbieders.10 De nieuwe situatie omvat veel meer partijen die elk hun deel moeten leveren. In deze situatie moet dus ook meer georganiseerd worden en kan er meer fout gaan. De keten is als altijd zo sterk als de zwakste schakel. De initiatiefnemers hebben op verschillende onderdelen aangegeven waarom de gewenste verandering minder voorspoedig verliep. De genoemde belemmeringen zijn globaal onder te verdelen in: 1
De problemen vanuit het zorgkader (modernisering van de AWBZregelgeving, WZV-normen, flexibilisering van de zorg en individuele zorgbekostiging);
2
De problemen vanuit het woonkader en het woningaanbod (IHS-regelingen, toewijzingsnormen, woningbouwfinanciering);
3
De organisatorische problemen om de verschillende werelden van wonen, zorg en welzijn samen op te laten trekken;
4
Onzekerheden over de gevolgen voor de cliënt.
voetnoot 10
Zie Hans van Rossum, “Wonen met zorg”, in: Het beste van drie werelden (2002).
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
13
14 SAMENVATTEND OVERZICHT
2.4.1
Het zorgkader Er is onzekerheid over de regelgeving en onduidelijkheid over de bedrijfseconomische gevolgen van de omzetting van Beschermd Wonen naar Begeleid Zelfstandig Wonen. “We substitueren ons failliet,” constateerde een directeur van een GGZ-instelling. De kapitaalslasten worden niet meer gemaakt en vergoed, maar daar staan wel ongedekte ontwikkelingskosten en kosten voor infrastructuur tegenover. Bij de nieuwe toelating voor verblijf wordt het huisvestingsbudget niet langer bepaald door het aantal toegelaten plaatsen maar door het aantal bezette plaatsen in een woonvorm. Hoewel cliënten in deze situatie huur betalen en de RIBW of het APZ in die zin ook geen huisvestingskosten kent levert deze verandering in de praktijk problemen op. Bij beschermd huren of begeleid zelfstandig wonen moeten er ook personeelsruimten en ruimten zijn voor bijvoorbeeld dagactiviteiten. In de nieuwe systematiek staat daar geen financiering tegenover. Bovendien bestaat bij het doorverhuren van huisvesting in bestaande situaties, waarbij de zorginstelling eigenaar is van het gebouw, het risico op leegstand. De zorginstellingen willen en kunnen dit risico op dit moment niet nemen. Voor cliënten die meedoen aan het experiment scheiden wonen en zorg in Westelijk Noord-Brabant houdt tot nog toe de instelling de vergoeding van kapitaalslasten zoals gebruikelijk voor integrale verstrekkingen. De verwachting van de GGZ-instelling is dat, wanneer het vastgoed overgedragen wordt aan een woningcorporatie, deze vergoeding van de kapitaalslasten zal komen te vervallen. Er wordt momenteel gewerkt aan een landelijke oplossing voor (een deel van) het probleem: een toeslag voor zorginfrastructuur op het ambulante begeleidingstarief. Wanneer er geen oplossing wordt gevonden voor het wegvallen van het huisvestingsbudget bij gesubstitueerde zorg zullen de nieuwbouwinitiatieven ouderwetse plaatsen voor beschermd of beschut wonen worden en zullen de cliënten niet zelfstandig huren.
2.4.2
Het woonkader Huursubsidie Een knelpunt is het verkrijgen van huursubsidie. Binnen de huidige regelgeving is het niet mogelijk om een complex waar mensen wonen met een eigen huurcontract én mensen met een integrale AWBZ–verstrekking in aanmerking te laten komen als begeleid-wonenproject en hen de daarbij behorende individuele huursubsidie te laten ontvangen. De voor de hand liggende oplossing is om de beide typen cliënten dan maar apart te huisvesten. Daarmee verdwijnt echter ook het leereffect: huisgenoten zijn niet langer in staat de voor- en nadelen van een eigen huurcontract te zien en hier hun eigen conclusies uit te trekken. Zonder de aanwijzing ‘Begeleid-wonenproject’ is de huurprijs voor grotere complexen met onzelfstandige woningen niet realistisch. Daarnaast is de procedure zo dat er eerst een huurcontract moet zijn en dat vervolgens de aanwijzing en de
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s B V
SAMENVATTEND OVERZICHT
huursubsidie kan worden geregeld. De meeste cliënten missen de financiële armslag om in afwachting van de aanwijzing de volledige huur te betalen. Bij verhuur van groepswoningen zijn er mogelijkheden om huursubsidie te krijgen. Het gaan dan om zogenaamde deelhuur: individuen huren een deel van de woning maar delen geen huishouding met elkaar. Zij kunnen dan ieder wel individuele huursubsidie aanvragen. Ook is het verkrijgen van huursubsidie in onzelfstandige woonruimte mogelijk bij woningen die worden aangewezen als begeleid-wonenproject. Het grootste probleem zal zich voordoen bij mutatie, namelijk: wie bepaalt wie er wel en niet inkomt en wie betaalt de kosten voor leegstand? Voor de zorginstelling zal het op den duur, wanneer het PGB grootschaliger ingevoerd is, lastig zijn om de leegstandsrisico’s te dragen. Aan de andere kant is dat een probleem waar ook corporaties mee te maken hebben. In de exploitatie wordt het risico uiteindelijk gedekt door een opslag op de huurprijs. Andere oplossingen worden gezocht in de sfeer van een langere opzegtermijn of het opbouwen van een fonds. Volgens sommige corporaties is het bij groepshuisvesting in onzelfstandige eenheden niet goed mogelijk om cliënten een eigen huurcontract te geven: per woning zou er een hoofdbewoner moeten zijn die verantwoordelijk is voor het totale huurbedrag. Deze rol en verantwoordelijkheid is voor (ex-) GGZ-cliënten echter niet wenselijk. Nieuwbouw Voor het huren van woonruimte op de vrije markt is het huisvestingsbudget van de instelling niet toereikend. Daarnaast moet woonruimte vaak worden aangepast voor de doelgroep (bijvoorbeeld in zelfstandige eenheden met gemeenschappelijke woonkamer etc.). Nieuwbouw is alleen mogelijk wanneer de onrendabele top wordt teruggebracht, bijvoorbeeld via de grondprijs (gemeente), opbrengsten van vastgoed (zorginstellingen) of door onrendabele investeringen uit het vermogen van corporaties of derden. Daarnaast speelt ook de beschikbaarheid van woningcontingenten een rol. Cliënten uit beschermende woonvormen maar ook uit andere zorginstellingen doen massaal een beroep op begeleid wonen binnen de sociale woningbouw. De corporaties beschikken niet over voldoende contingent, capaciteit dan wel middelen om volledig aan deze nieuwe vraag tegemoet te komen. Bestaande woningen De kwaliteit van het woningaanbod voor begeleid wonen in de bestaande voorraad is veelal beneden de huidige standaard voor de volkshuisvesting. Dat blijkt ook wel uit het feit dat het beschikbare aanbod onder meer bestaat uit te krappe seniorenwoningen of appartementen in voormalige verzorgingshuizen. Het is een relatieve vooruitgang voor de cliënten, maar de toekomstwaarde van de aangeboden woningen is niet bijzonder. Zorgde eerst de normstelling van de WZV voor de beperkte woonruimte in beschermde woonvormen, nu lijkt het vooral de krappe beurs van de cliënten te zijn die hen doet belanden in het souterrain van de woningmarkt.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
15
16 SAMENVATTEND OVERZICHT
2.4.3
Het organisatorische kader Een belangrijk aspect van het organisatorische kader betreft het ondersteunen van zelfstandig wonende cliënten bij hun rondgang langs instanties om inkomen, zelfstandige woonruimte en maatschappelijk opvang te regelen. Dergelijke instanties zijn bijvoorbeeld de sociale dienst, de welzijnsinstellingen, de woningcorporaties en buurthuizen. Ger Cremers, die wel de architect van het scheiden van wonen en zorg in de GGZ mag worden genoemd, ziet succes of falen van initiatieven vooral in het samenbrengen en activeren van de partijen die de benodigde bijdragen leveren: 1
De medewerking van welzijnswerkers en van de sociale diensten van de gemeenten; de gemeenten zullen middelen en personele capaciteit moeten leveren om het steunsysteem te completeren;
2
De medewerking van corporaties: de corporaties moeten woonruimte leveren en zich bezinnen op een toewijzingsbeleid voor cliënten van RIBW en APZ;
3
Een cultuuromslag van de kant van GGZ om samen met de genoemde actoren tot efficiënte samenwerking te komen.
Naast de organisatorische uitwerking is er echter ook altijd een impuls nodig om tot zorgvernieuwing over te gaan. Vaak is dat de stagnerende doorstroming, de vastgoedpositie of de staat van de gebouwen. Als de gebouwen er goed bijstaan is er meestal ook weinig reden en aandrang om de zorg te gaan vernieuwen. Vaak is dat ook gekoppeld aan een hoge boekwaarde en dat is al evenmin een reden om op avontuur te gaan en risico’s te nemen 2.4.4
De gevolgen voor de cliënt Op de vraag over de financiële gevolgen voor cliënten is geen eensluidend antwoord te geven. In het algemeen hebben cliënten een minimuminkomen en blijft er na aftrek van huur en de kosten van levensonderhoud minder over dan het zak- en kleedgeld in de beschermende woonvorm. Vindicta heeft berekend dat cliënten er gemiddeld € 150,- per maand op achteruitgaan, wanneer zij zelf in hun levensonderhoud moeten voorzien. Alleen cliënten met een netto inkomen van tenminste € 1.200,- houden ongeveer evenveel over. Of de hogere lasten opwegen tegen de extra woonkwaliteit is zeer de vraag. Voor de cliënten dreigt nog een bijkomende lastenverzwaring omdat naar verwachting voor de ambulante begeleiding een eigen bijdrage zal worden ingevoerd. De geringe participatie van cliënten bij initiatieven heeft te maken met de onzekerheid over de financiële gevolgen in de nieuwe woonsituatie. Een andere reden hiervoor is dat zij huiverig zijn het bekende en vertrouwde in te ruilen voor een onbekende en onzekere toekomst.
2.4.5
Slotsom Er is sprake van voorzichtigheid bij initiatiefnemers wat betreft het scheiden van wonen en zorg. Er is onduidelijkheid over de bekostigingssystematiek voor de zorg in gescheiden situaties en het blijkt bovendien bijzonder lastig om aan voldoende,
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s B V
SAMENVATTEND OVERZICHT
betaalbare en geschikte woningen in de sociale huursector te komen. Als summum van normalisatie geldt de cliënt die gewoon van de corporatie huurt. Om deze situatie vanuit bestaande situaties te bereiken moet eerst een financiële scheiding plaatsvinden en vervolgens een overdracht van vastgoed. Dit transformatietraject valt al stil bij de eerste noodzakelijke stap van een financiële scheiding. Het scheiden van wonen en zorg wordt in de GGZ vooral omarmd als een manier om de rechtspositie van de cliënten te verbeteren. De nadelen van het scheiden van wonen en zorg houden overigens ook verband met die verbeterde rechtspositie. Zo staat het woonrecht in veel gevallen op gespannen voet met de begeleidingstaak. Cliënten die geen begeleiding meer nodig hebben, hoeven de woning niet te verlaten waardoor het aanbod voor nieuwe instromers stagneert. Bewoners die een last voor hun medebewoners zijn, zullen ook niet meer zo makkelijk uitgeplaatst kunnen worden. Dezelfde afweging speelt bij de overdracht van vastgoed. De zekerheid van een eigen woningbezit biedt continuïteit aan de eigen instelling en een gegarandeerd aanbod voor cliënten. De gulden middenweg lijkt een pragmatische en geleidelijke overgang naar nieuwe woonsituaties ondersteund door aanpassingen in de woon- en zorgkaders. Het scheiden van wonen en zorg zal dan complex na complex kunnen plaatsvinden in nieuwe situaties en bij de instroom van nieuwe cliënten. Daarbij zal geleidelijk de groepshuisvesting worden vervangen door geclusterd wonen met individuele huisvesting. De behoefte aan begeleiding is niet meer bepalend voor de wijze waarop cliënten in de GGZ wonen.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
17
18 SAMENVATTEND OVERZICHT
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s B V
DE ZEVEN CASES
3
De zeven cases
3.1
GGZ Westelijk Noord-Brabant
3.1.1
Inleiding GGZ Westelijk Noord-Brabant (GGZ WNB) is per 1 januari 2002 ontstaan uit een fusie tussen RIAGG Westelijk Noord-Brabant, RIBW Westelijk Noord-Brabant en Psychiatrisch Ziekenhuis Vrederust. RIBW Breda fuseerde al eerder met andere GGZ-instellingen tot GGZ regio Breda. RIBW Westelijk Noord-Brabant en RIBW Breda trokken voor die tijd gezamenlijk op onder een gemeenschappelijke directie en bestuur. Deze twee RIBW’en namen in 1998 het initiatief voor een experiment om huisvesting en begeleiding gescheiden aan te bieden. Vanaf september 1999 hebben cliënten de mogelijkheid een eigen huurcontract te krijgen en zelf te betalen voor de kosten van hun levensonderhoud. Zij krijgen dan weer de beschikking over hun eigen inkomen en hoeven niet meer zoals bij de integrale verstrekking een eigen bijdrage te betalen. De begeleiding wordt gefinancierd uit de AWBZ. Clienten betalen daarvoor (nog) geen eigen bijdrage. Het experiment blijkt in een behoefte te voorzien. Een jaar na aanvang van het experiment had al meer dan de helft van alle bewoners gekozen voor een huurcontract. Ten behoeve van het experiment is de Stichting Scheiding Huisvesting en Zorg (SHZ) opgericht die de huren int en de huurcontracten met de cliënten afsluit. De instelling GGZ Westelijk Noord-Brabant werkt doelgroepgericht voor mensen met psychiatrische problemen en stoornissen. GGZ Westelijk Noord-Brabant heeft een verzorgingsgebied van 275.000 inwoners. In totaal is er een toelating voor 430 klinische plaatsen, waarvan 153 voor langdurende zorg voor volwassenen. Voor beschermd wonen geldt een toelating van 130 plaatsen. Er zijn 130 cliënten die begeleid zelfstandig wonen Het woonbegeleidingsaanbod voor langdurende zorg
•
Begeleid zelfstandig wonen: woonbegeleiding aan mensen met een eigen woonruimte. Doorgaans individueel en meestal in de vorm van een of meerdere huisbezoeken per week. Het wonen valt niet binnen de AWBZ-
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
19
20 DE ZEVEN CASES
dekking, men betaalt zelf huur, en krijgt huurbescherming en eventueel individuele huursubsidie.
•
Sociaal pension: 22 zelfstandige appartementen binnen één pension met een gemeenschappelijke ontmoetingsruimte en centrale eetgelegenheid. De maaltijden worden extern aangeleverd. Voorwaarde voor een huurovereenkomst is het ontvangen van GGZ-woonbegeleiding. Op indicatie kan ook van ander GGZ-aanbod gebruik gemaakt worden. Overdag en ’s avonds zijn er beheerders aanwezig. De cliënten huren van de corporatie; GGZ WNB draagt het leegstandsrisico. Cliënten hebben huurbescherming en komen in aanmerking voor individuele huursubsidie.
•
Beschermd wonen: 130 plaatsen (inclusief sociaal pension) in Bergen op Zoom, Halsteren, Oud Gastel en Roosendaal. Beschermende woonvormen waar huisvesting en woonbegeleiding in combinatie worden aangeboden. De groepsgrootte varieert van één tot tien personen. De begeleiding kan variëren van ‘op afstand’ tot ‘frequent en sturend’. Binnen het beschermd wonen kunnen bewoners deelnemen aan het ‘experiment scheiden huisvesting en zorg’. In feite speelt zich binnen deze woonvorm het scheiden van zorg en wonen af in de zin dat er een financiële scheiding van wonen en zorg mogelijk is, waarbij cliënten weer zelf over (een deel van) hun inkomen beschikken en hiervan de huur betalen. Vaak wonen de cliënten in doorgebroken eengezinswoningen en hebben alle cliënten even grote kamers en betalen zij allen dezelfde huur. De cliënten hebben huurbescherming.
•
Sociowoningen: negen plaatsen in de sector Volwassenen Kort van het APZ. Het verblijf wordt vergoed vanuit de AWBZ. Scheiden van wonen en zorg is hier niet aan de orde.
•
Woonbemoeizorg (30 cliënten): vorm van (woon)begeleiding voor een speciale doelgroep: mensen met ernstige en langdurige psychiatrische problemen, soms ook verslaafd, die geïsoleerd leven en vaak overlast veroorzaken. De begeleiding richt zich op verbetering van de kwaliteit van hun leven en om overlast voor de omwonenden te beperken. Er is geen sprake van een AWBZ-verstrekking voor verblijf.
•
De Slikke (Halsteren), 52 plaatsen, en Lindenzicht (Halsteren), 15 plaatsen: deze open klinische afdelingen vormen een organisatorische eenheid. De Slikke is verdeeld in vier leefgroepen. De nadruk ligt op beschut wonen. Lindenzicht is een woonhuis voor mensen die meestal ouder zijn dan 55 jaar. Ze hebben een lang verleden binnen het psychiatrisch ziekenhuis. De nadruk ligt op het leren wonen en het bevorderen van maatschappelijke contacten en activiteiten (‘rehabilitatie’). De individuele zorg kan gericht zijn op een lang verblijf, maar ook op verhuizing naar een beschermende woonvorm. Verblijf is (nog) gedekt vanuit de AWBZ. Wanneer de cliënt verhuist naar de beschermende woonvorm kan zij of hij kiezen voor het scheiden van wonen en zorg.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s B V
DE ZEVEN CASES
•
Kreek Dintel (Halsteren), 18 plaatsen: open klinische afdeling voor psychiatrische cliënten met een lichte verstandelijke handicap. De zorg kan gericht zijn op terugkeer naar huis, (her)plaatsing in een dag- of woonvoorziening voor verstandelijk gehandicapten of wonen op deze afdeling. Verblijf is gedekt door de AWBZ.
•
De Zoom(Halsteren), 18 plaatsen: open klinische afdeling voor mensen met het syndroom van Korsakov en andere zogeheten amnestische stoornissen. De afdeling is verdeeld in drie groepen, waarvan één gericht op opname en behandeling en twee op wonen. In de toekomst zal een groot deel van de cliënten begeleid zelfstandig gaan wonen aan de rand van het ziekenhuisterrein (project Moermont/Veldzicht). Verblijf is gedekt door de AWBZ.
3.1.2
De opzet Doelstellingen experiment Als gevolg van regionale fusies gaan de voormalige RIBW’en Breda en Westelijk Noord-Brabant ieder hun eigen weg. GGZ Westelijk Noord-Brabant wil de tussenkomst van de gezamenlijke Stichting SHZ afbouwen en cliënten rechtstreeks van corporaties laten huren. De huisvestingssituatie wordt daarmee verder losgekoppeld van de zorginstelling. Kosten zullen worden toegerekend aan afzonderlijke woningen en waar mogelijk aan individuele personen in plaats van over alle cliënten te middelen onafhankelijk van de kwaliteit en werkelijke kosten van de huisvesting. Ook voor het terrein van het APZ zijn er plannen om het scheiden van wonen en zorg toe te passen in een nieuw te bouwen complex. GGZ WNB heeft een capaciteitsuitbreiding voor beschermd wonen aangevraagd van 35 plaatsen. Verder zal het aanbod voor begeleid zelfstandig wonen naar verwachting groeien tot 260 plaatsen in 2004. Huurcontracten onderbrengen bij corporaties GGZ WNB huurt huisvesting van drie corporaties: Arwon, Spectrum (Wonen West Brabant) en Soomland. Deze woningen worden doorverhuurd aan cliënten voor begeleid zelfstandig wonen, voor beschermende woonvormen waar sprake is van scheiden van wonen en zorg of voor de bewoners van het sociaal pension. Met de eerste twee corporaties zijn er vergevorderde plannen voor het overnemen van het huurcontract door cliënten. Hierbij zullen cliënten naast een huurcontract ook een begeleidingsovereenkomst met GGZ-WNB tekenen, zodat de corporatie enigszins verzekerd is van ‘goed gedrag’ door cliënten. GGZ WNB houdt een vinger aan de pols zodat er bijtijds opvang is wanneer er problemen ontstaan. De derde corporatie wil dat de zorginstelling hoofdhuurder blijft en daarmee verantwoordelijk blijft voor het leegstandsrisico en de huurderving. Bij de toewijzing van woningen zal GGZ WNB voorlopig nog als intermediair optreden om te voorkomen dat de GGZ wordt gebruikt om de reguliere wachtlijst te ontlopen. Daarnaast maakt de corporatie de resultaten van de woning-
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
21
22 DE ZEVEN CASES
toewijzing openbaar. De cliënten krijgen dan de status ‘GGZ WNB’ bij de woningtoewijzing. Bij verhuur van groepswoningen zijn er mogelijkheden om huursubsidie te krijgen. Het gaan dan om zogenaamde deelhuur: individuen huren een deel van de woning maar delen geen huishouding met elkaar. Zij kunnen dan ieder wel individuele huursubsidie aanvragen. Ook is het verkrijgen van huursubsidie in onzelfstandige woonruimte mogelijk bij woningen die worden aangewezen als begeleid-wonenproject. Het grootste probleem zal zich voordoen bij mutatie, namelijk: wie bepaalt wie er wel en niet inkomt en wie betaalt de kosten voor leegstand? Voor de zorginstelling zal het op den duur, wanneer het PGB grootschaliger ingevoerd is, lastig zijn om de leegstandsrisico’s te dragen. Aan de andere kant is dat een probleem waar ook corporaties mee te maken hebben. In de exploitatie wordt het risico uiteindelijk gedekt door een opslag op de huurprijs. Toerekening werkelijke kosten naar woningen De huur en de bijkomende kosten in de beschermende woonvormen worden nu over de cliënten gemiddeld, onafhankelijk van de kwaliteit van de woning of woonomgeving. Vanaf 2003 wil men echter dat de werkelijke kosten naar cliënten toegerekend worden: cliënten met grotere woningen of een aantrekkelijke locatie of met een beperkt aantal huisgenoten gaan dan meer betalen en de cliënten die minder woonkwaliteit genieten minder. De hoogte van de huur wordt bepaald op basis van het woningwaarderingstelsel waarbij 60% tot 70% van de maximaal redelijke huur zal worden gevraagd. Voor de meeste cliënten zullen de kosten ongeveer gelijk blijven of iets minder worden. Voor een beperkt aantal cliënten wordt het wonen duurder. Deze omslag zal geleidelijk worden ingevoerd. Een knelpunt is de huursubsidie. Binnen de huidige regelgeving is het niet mogelijk om een complex waar mensen wonen met een eigen huurcontract én mensen met een integrale AWBZ–verstrekking in aanmerking te laten komen als begeleid-wonenproject en hen de daarbij behorende individuele huursubsidie te laten ontvangen. De voor de hand liggende oplossing is om de beide typen cliënten dan maar apart te huisvesten. Daarmee verdwijnt echter ook het leereffect: huisgenoten zijn niet langer in staat de voor- en nadelen van een eigen huurcontract te zien en hier hun eigen conclusies uit te trekken. Nieuwbouw op terrein APZ Aan de rand van het instellingsterrein zullen 45 appartementen worden gebouwd door corporatie Wonen West Brabant. Het betreft 2- en 3-kamerappartementen bedoeld voor één of twee personen. Het is nog onduidelijk of het complex binnen de richtlijnen van de WZV zal worden gebouwd. Uiteraard is er een voorkeur voor grotere woningen dan de WZV-norm, maar de corporatie voorziet problemen om de exploitatie rond te krijgen. Er wordt gedacht aan de oplossing om twee appartementen voor drie bewoners in te richten zodat er courante woningen passen binnen de WZV-norm. De zorginstelling investeert geld om de nieuwbouw mogelijk te maken. De woningen zullen in bezit zijn van de corporatie, de zorginstelling blijft eigenaar van de grond. Maar ook dit is een opzet waar van
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s B V
DE ZEVEN CASES
hogerhand (College Bouw en College Sanering Ziekenhuisvoorzieningen) nog over moet worden besloten. De toekomstige bewoners wonen nu elders op het terrein. In totaal wordt ongeveer 20% van de langdurig zorgafhankelijke cliënten op het terrein gehuisvest in het nieuwbouwcomplex. Twaalf cliënten zullen in ieder geval rechtstreeks huren van de woningbouwvereniging. De woningen zullen bij mutatie zoveel mogelijk worden toegewezen aan GGZ-cliënten. Bij leegstand zullen de woningen ook aan mensen van buiten worden toegewezen. Een mogelijk knelpunt kan zijn dat het zorgkantoor dat de intramurale plaatsen in de huurappartementen ook zal gaan vergoeden als begeleid wonen dus exclusief de huisvestingskosten. Overdracht vastgoed GGZ WNB oriënteert zich op de mogelijkheden om de woonvormen van de voormalige RIBW over te dragen aan corporaties. Een beperkt aantal beschermende woonvormen wordt reeds gehuurd. Dit bevalt de zorginstelling goed. Zij zou het onderhoud van de panden die zij zelf in eigendom heeft graag aan corporaties over willen laten. Daarnaast zijn corporaties beter in staat om flexibel in te gaan op de woonwensen van cliënten. Op dit moment bestaat er bijvoorbeeld vooral belangstelling voor zelfstandige appartementen en een zorginstelling kan hierin niet snel voorzien. Een organisatie moet voldoende eigen vermogen hebben om als maatschappelijk ondernemer te kunnen opereren. De fusie werkt hierbij in het voordeel van de voormalige RIBW. Zij heeft geen panden nodig voor een goede ‘bankpositie’, omdat er genoeg vastgoed in eigendom is op het instellingsterrein. Het is toch al de vraag of een vastgoedportefeuille voor een GGZ-instelling wel zo’n passende vorm is van vermogensbeheer. Met corporatie Arwon worden de voorbereidingen getroffen om twee panden aan de Damastberg met in totaal 20 plaatsen en twee woningen in Oud-Gastel over te dragen. De keuze om deze panden als eerste over te dragen hangt samen met de mogelijkheden die Arwon ziet om deze panden aan andere doelgroepen te verhuren. De schaal van deze woonvormen is te groot en past niet binnen de uitgangspunten van rehabilitatie en integratie van de GGZ. Arwon zal deze woningen mogelijk aan een stichting voor gehandicaptenzorg gaan verhuren. Daarnaast komen de panden aan de Damastberg in aanmerking omdat deze gemakkelijk te verbouwen zijn tot eengezinswoningen. Verwacht wordt dat er een positief saldo bestaat tussen de resterende boekwaarde en de huidige marktwaarde van de te verkopen panden. GGZ WNB en de corporaties hebben de intentie om deze opbrengst gezamenlijk te herinvesteren in woonruimte voor GGZ-cliënten. Een andere optie zou een sociaal fonds zijn, dat geld uitkeert aan cliënten die gedwongen moeten verhuizen. Een belangrijke voorwaarde voor de zorginstelling is dat er een voldoende aanbod (kwaliteit en kwantiteit) van betaalbare woningen voor cliënten wordt gerealiseerd. Indien de
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
23
24 DE ZEVEN CASES
zorginstelling niet financieel bij kan springen om de exploitatie rond te krijgen wil de corporatie het risico van leegstand verdisconteerd zien in de koopprijs. Arwon ziet het huisvesten van GGZ-cliënten als onderdeel van haar taak als maatschappelijk ondernemer en beoogt hiermee geen bedrijfseconomisch, maar slechts maatschappelijk rendement te behalen. Daarom wordt met een aangepaste rendementseis aangehouden. De overdracht van vastgoed aan corporaties hoeft voor cliënten nauwelijks merkbaar te zijn. Alleen cliënten die zelfstandig huurder worden of nu al zijn, krijgen te maken met een andere ‘huisbaas’. Deconcentratie Enkele afdelingen van het APZ worden verkleind en enkele voormalige dienstwoningen worden verhuurd aan particulieren zodat op kleine schaal een vorm van ‘omgekeerde integratie’ ontstaat. Het aantal bedden blijft wel ongeveer gelijk door het bedienen van andere groepen cliënten. De nieuwe doelgroepen bevinden zich op het raakvlak van zorgsectoren, zoals dak- en thuislozen, licht verstandelijk gehandicapten die in het criminele circuit terecht zijn gekomen, drugsverslaafden, mensen met autistische problemen en Korsakov-patiënten. Daarnaast gaat GGZ WNB werken met ketenzorg, waarbij de eventuele verschillende vormen van zorg goed op elkaar aansluiten wanneer de zorgbehoefte van de cliënt vraagt om een transmuraal aanbod. De klinische capaciteit voor tijdelijke opvang neemt gelijk toe met de toename van het aantal cliënten begeleid zelfstandig wonen. Voor deze mensen is namelijk opvang nodig bij een tijdelijke terugval die hoort bij het cyclische verloop van veel psychiatrische aandoeningen. 3.1.3
De uitvoering Samenwerking met corporaties Met corporatie Arwon, waarmee al zo’n vijf jaar wordt samengewerkt in het kader van een bemoeizorgproject, is eind 2001 een intentieovereenkomst afgesloten. Hierin is opgenomen dat GGZ WNB een beroep kan doen op de corporatie voor woningen. Omgekeerd kan Arwon een beroep doen op GGZ WNB in overlastsituaties waarbij zowel cliënten van de GGZ als potentiële cliënten van de GGZ betrokken zijn. De vervolgstap is een prestatieovereenkomst die voor de periode 2003 – 2006 wordt voorbereid. Hierin worden de intenties en inspanningsverplichtingen zo veel mogelijk omgezet in resultaatverplichtingen over en weer. Aantallen, met meetbare doelen zijn daarbij het uitgangspunt. In de prestatieovereenkomst worden verder opgenomen: •
Activiteiten rond bemoeizorg;
•
Groepswoningen begeleid zelfstandig wonen;
•
Individuele woningen begeleid zelfstandig wonen;
•
Overdracht van zorgvastgoed aan de corporatie.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s B V
DE ZEVEN CASES
Toekomstplannen Arwon wil in de toekomst geclusterde zelfstandige woningen aanbieden en denkt hierbij aan woningen die voor de doelgroep een- en tweepersoonshuishoudens (HAT) zijn gebouwd en daardoor qua afmeting goed aansluiten op de GGZcliënten. De bouwwijze geeft ook meer mogelijkheden voor begeleiding dan in volledig zelfstandige woonruimte. Eén woning zou als gemeenschappelijke huiskamer kunnen dienen. Een andere mogelijkheid wordt gezien in een corridorgebouw. Hierbij zou een samenwerking tussen GGZ en ouderenzorg aan de orde kunnen zijn. Arwon en GGZ WNB zien het als een gezamenlijke verantwoordelijkheid om draagvlak te verkrijgen in de wijk voor (ex-)GGZ-bewoners. In samenwerking met de afdeling Welzijn van de gemeente Roosendaal wordt in 2003 een Masterplan Wonen, welzijn,en zorg opgesteld. Financiële huishouding van instelling Voor cliënten met een integrale RIBW of APZ-verstrekking GGZ WNB ontvangt de instelling ongeveer € 3.000,- per jaar als vergoeding van kapitaalslasten van het zorgkantoor. Dit geldt ook voor cliënten die meedoen aan het experiment, omdat met het zorgkantoor is afgesproken dat het budget (vooralsnog) gelijk blijft. De cliënten betalen huur voor de huisvesting aan de SHZ. De verwachting is dat bij overdracht van het vastgoed aan een woningcorporatie de vergoeding van de kapitaalslasten komt te vervallen. 3.1.4
De veranderingen voor cliënten Met vijf bewoners van een beschermde woonvorm van GGZ WNB is gesproken over de veranderingen ten gevolge van het scheiden van wonen en zorg. Alle vijf hebben gebruik gemaakt van de mogelijkheid van het scheiden van zorg en wonen in financiële zin. De huur wordt automatisch afgeschreven van de rekeningen van cliënten. Dit geldt ook voor de kosten van levensonderhoud. De kosten zijn niet al te hoog. Bij aanvang van het experiment is gesteld dat cliënten geen financiële achteruitgang mogen ervaren. Van het totale complex dat bestaat uit vier doorgebroken eengezinswoningen hebben 22 van de 26 bewoners gekozen voor de scheiding van wonen en zorg. Als belangrijkste voordelen noemen zij: •
meer zelfstandigheid
Het is prettig om het gevoel te hebben zelf weer de touwtjes in handen te hebben wat betreft de uitgaven voor wonen, onderhoud, aanschaf huishoudelijke zaken en voeding. •
dichter bij de maatschappij
Met het zelfstandig huren van woonruimte voelt men minder afstand tot de maatschappij en komt men er makkelijker toe om familie of vrienden thuis uit te nodigen. •
meer geld
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
25
26 DE ZEVEN CASES
De gesprekspartners die gekozen hebben voor het scheiden van wonen en zorg zijn er gemiddeld € 50,- op vooruit gegaan. Dat bleek overigens ook al uit de evaluatie van het project in 2001.11 Bovendien is het mogelijk naar eigen inzicht op bepaalde uitgaven te bezuinigen. Vooral mensen met een (hoge) WAO-uitkering kunnen er met een eigen huurcontract financieel op vooruitgaan. De cliënten met wie gesproken is zijn goed te spreken over de financiële gevolgen voor het eigen budget. Zij zouden het anderen ook aanraden te kiezen voor het scheiden van wonen en zorg. •
huurbescherming
Het is een geruststellende gedachte dat je niet je plek kwijtraakt bij opname in een APZ bij plotselinge terugval. Het merendeel van de bewoners wil graag blijven wonen op de Damastberg. Verandering van woonplek zou veel spanning met zich mee brengen. Men was gewend aan de mensen en het ritme van de woonvorm. 3.1.5
Evaluatie In de toenmalige RIBW Breda is als eerste geëxperimenteerd met het scheiden van wonen en zorg. De eerste resultaten waren hoopgevend: cliënten waardeerden de grotere zelfstandigheid met betrekking tot de eigen financiën en de verbetering van de rechtspositie als zelfstandig huurder waarvoor ook huurbescherming geldt. Onderzoekers bevestigden ook de verbetering van de zelfredzaamheid en de toenemende participatie als gevolg van de normalisering van de woonsituatie.12 Voor het personeel betekent de financiële scheiding van wonen en zorg voor het grootse deel van de cliënten een verandering binnen de begeleidingstaak. Cliënten vragen nu vooral ondersteuning voor het uitvoeren van administratieve zaken en het goed beheer van hun inkomen of uitkering. Er zijn ook praktische problemen op te lossen door het personeel zoals de toerekening van kosten van spullen die vernieuwd moeten worden over beide typen cliënten. Er blijft een beperkt aantal cliënten in beschut wonen (asielfunctie) en voor behandeling binnen het APZ, die zeer intensief toezicht en begeleiding nodig hebben waarvoor de integrale verstrekking met verblijf het meest geschikt is. Wel ontwikkelt GGZ WNB in samenwerking met Wonen West Brabant nieuwbouw op het instellingsterrein waar een beperkt aantal cliënten vermoedelijk direct van Wonen West-Brabant zal gaan huren. De cliënten in de langdurige zorg die al zelfstandig wonen en ambulante hulp ontvangen van GGZ-instellingen kennen de facto al een scheiding van wonen en zorg. Blijft over de groep uitbehandelde cliënten die in de sociale pensions (22 plaatsen) en de groep cliënten die op beschermde plekken (130 plaatsen) woont. Voor deze laatste groep is er op een aantal locaties de mogelijkheid te kiezen tussen het scheiden van wonen en zorg en verstrekking van verblijf vanuit de AWBZ-dekking.
voetnoot 11
Over grenzen van de AWBZ, Evaluatie van innovatieprojecten, NIZW, 2001.
12
Zie voetnoot 9.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s B V
DE ZEVEN CASES
De ervaring met het scheiden van wonen en zorg wordt door veel cliënten als positief beoordeeld. Ze houden er (in de meeste gevallen) geld aan over. Ze vinden dat het zelfstandig wonen en zelf keuzes maken op het gebied van wonen en huishouden hen zelfstandiger maakt en dichter bij de maatschappij brengt. Ook gaven cliënten aan het een geruststellende gedachte te vinden dat ze bij eventuele terugval en (tijdelijke) opname in een APZ dankzij huurbescherming hun woning behouden. Voor cliënten die meedoen aan het experiment scheiden wonen en zorg houdt tot nog toe de instelling de vergoeding van kapitaalslasten zoals gebruikelijk voor integrale verstrekkingen. De verwachting van de GGZ-instelling is, dat wanneer het vastgoed overgedragen wordt aan een woningcorporatie, deze vergoeding van de kapitaalslasten zal komen te vervallen. De GGZ WNB wil de experimentele vorm van het scheiden van wonen en zorg in de toenmalige RIBW Breda geleidelijk omzetten in een gangbare praktijk voor mensen die langdurig in zorg zijn. Daartoe moeten nadere afspraken met corporaties worden gemaakt en moet meer duidelijkheid ontstaan over de financiële consequenties van de scheiding op termijn voor de GGZ-instelling en voor de cliënten.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
27
28 DE ZEVEN CASES
3.2
Vindicta
3.2.1
Inleiding Vindicta te Zeist beheert drie Regionale Instellingen voor Beschermd Wonen (RIBW’en) met 14 beschermende woonvormen in Amersfoort, Baarn, Bodegraven, Doorn, Gouda, Leersum, Maarssen, Scherpenzeel, Soest, Veenendaal, Woerden en Zeist. Naast beschermd wonen wordt vanuit vijf coördinatiepunten ambulante woonbegeleiding geboden aan GGZ-cliënten die zelfstandig wonen. Met de andere GGZ-aanbieders in de regio’s heeft Vindicta dagactiviteitencentra opgezet en wordt arbeidsbemiddeling, beschut werken en zorgcoördinatie geboden. De directie, regiohoofden, beleidsstaf, het secretariaat en de administratie werken vanuit het Centraal Bureau te Zeist. In totaal heeft Vindicta ongeveer 280 werknemers. Vindicta kent een centrale cliëntenraad die de inspraak van cliënten regelt voor de beleidsmatige aspecten en zaken die zich op instellingsniveau afspelen. Daarnaast zijn er bewonerscommissies voor de praktische gang van zaken in de woonvormen.
tabel 3-1
Capaciteit Vindicta Aantal beschermende woonvormen
Aantal plaatsen beschermd wonen
Midden Holland
3
24+8+24=56
Midden-West Utrecht
5
24+20+30+25+24= 123
Amersfoort e.o
3
24+24+25= 73
3
25+25+ 66=116
14
368
Aantal cliënten woonbegeleiding
regio Amersfoort Amersfoort e.o. regio Veenendaal Totaal Totale toelating
348
480
Aanleiding Binnen de beschermende woonvormen onderscheidt Vindicta vier woonvormen waarop de begeleiding is afgestemd: •
Wonen met structuur: medewerkers bieden intensieve begeleiding met de nadruk op het geven van structuur. De structuur in leefomgeving en leefritme maakt dat de bewoners een zo stabiel en prettig mogelijk leven hebben;
•
Wonen met ondersteuning: gericht op stabilisatie. De aanwezige zelfredzaamheid van de bewoner wordt gestimuleerd, zodat hij of zij zo zelfstandig mogelijk kan functioneren. Begeleiders nodigen bewoners uit om
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s B V
DE ZEVEN CASES
zo zelfstandig mogelijk te leven binnen de woonvorm, maar ook daarbuiten; •
Wonen met revalidatie: gericht op individuele ontplooiing door activering;
•
Wonen met resocialisatie: gericht op het leren van vaardigheden om op termijn zelfstandig of begeleid zelfstandig te kunnen wonen.
Daarnaast kent Vindicta de ambulante woonbegeleiding, waarbij zelfstandig wonende cliënten een beperkt aantal uren begeleiding ontvangen. Er blijkt echter behoefte te bestaan aan een verdere differentiatie van woonzorgarrangementen om een goed op de individuele cliënten afgestemd aanbod te kunnen realiseren. In de huidige situatie kunnen cliënten kiezen tussen zelfstandig wonen met begeleiding of beschermd wonen. Het scheiden van huisvesting en zorg, waarbij cliënten een huurcontract krijgen en zelf in de kosten van onderdak en levensonderhoud voorzien, met de benodigde begeleiding vanuit de RIBW, is een mogelijkheid om aan de gewenste differentiatie verder vorm te geven. Vindicta wil daarbij meer variëteiten bieden tussen beschermd wonen en zelfstandig wonen met ambulante woonbegeleiding. Deze vormen van wonen, waarbij de cliënten zelf een woning huren van Vindicta of van een corporatie, en zelf in hun levensonderhoud voorzien en individuele begeleiding van Vindicta ontvangen, noemt men ‘Beschermd huren’. Binnen het project ‘Beschermd huren’ gaat het echter om nieuwe gescheiden vormen van wonen en zorg die als alternatief dienen voor het all-in pakket van beschermd wonen. Begin 2001 heeft Vindicta het initiatief genomen om een pilotproject op te zetten dat zich richt op de scheiding van huisvesting en zorg voor een deel van de bewoners van de beschermende woonvormen.
3.2.2
De opzet Het vooronderzoek De voorbereidingsfase van het project nam ongeveer anderhalf jaar in beslag. In deze periode heeft Vindicta een aantal aspecten van het scheiden van huisvesting en begeleiding en de gevolgen voor de cliënten en de instelling onderzocht. Zo is de relatie tussen de aard van de woning, de huurprijs, de huursubsidie en de hoogte van het inkomen in kaart gebracht. Cliënten betalen bij het scheiden van wonen en zorg geen eigen bijdrage13 AWBZ meer maar betalen huur en voorzien zelf in hun eigen levensonderhoud en beschikken zelf over hun gehele inkomen. De hoogte van het inkomen is in geval van bijstand afhankelijk van de wijze waarop men woont (zelfstandig, onzelfstandig). De kenmerken van de woning bepalen de huurprijs. Om in aanmerking te komen voor huursubsidie zijn deze kenmerken van de woning weer van belang. Kortom, de verschillende aspecten
voetnoot 13
Met eigen bijdrage AWBZ wordt hier bedoeld de inkomensafhankelijke eigen bijdrage waarin ook de kosten voor huisvesting en voeding zijn verdisconteerd. Wanneer cliënten uitsluitend begeleiding uit de AWBZ ontvangen zal hiervoor op den duur een eigen bijdrage gelden zoals die nu voor de thuiszorg geldt (Vliegenthart, Margo, staatssecretaris van VWS, Vervolgbrief modernisering AWBZ en vereenvoudiging PGB, 15-7-2002).
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
29
30 DE ZEVEN CASES
rond het scheiden van wonen en zorg hebben ook invloed op elkaar. In het onderstaande schema is dat weergegeven:
Ook is uitgezocht welke knelpunten er op het gebied van wet- en regelgeving te verwachten zijn bij het scheiden van wonen en zorg. Alle geledingen binnen de organisatie zijn vanaf de startfase betrokken bij het project, waaronder directie, beleidsstaf, regiohoofden, medewerkers en cliënten. De projectleiding probeerde in gesprekken binnen de instelling te achterhalen welke verwachtingen, doelstellingen en randvoorwaarden met het scheiden van wonen en zorg verbonden zijn. Het vooronderzoek maakte onderdeel uit van de definitiefase. De bevindingen zijn voorgelegd aan het MT, waarna besluitvorming kon plaatsvinden over de aard, doelstellingen en vormgeving van het project. De definitiefase werd afgesloten met een projectplan. Deze fase duurde ongeveer een jaar. Doel van het project De uiteindelijke doelstelling van het project is om binnen alle regio’s van Vindicta vormen van beschermd huren te ontwikkelen. In 2004 dient 20% van de capaciteit (peildatum 2002) getransformeerd te zijn naar een vorm waarbij het wonen en de begeleiding financieel gescheiden zijn. In aantallen betekent dit dat in 2004 75 cliënten van Vindicta beschermd zullen huren. Het aantal cliënten zal per regio verschillen. Verdere fasering Na de voorbereiding en de definiëring van het project volgt de ontwikkelfase waarin de daadwerkelijke uitvoering van het project plaatsvindt. Dan kiezen individuele cliënten voor het scheiden van wonen en zorg. Deze fase duurt twee jaar en zal volgens de planning in september 2004 zijn afgerond. De nazorgfase bestaat uit een evaluatie van het project. De consequenties met betrekking tot het vastgoed en de gevolgen voor de cliënten zullen worden vastgelegd. Indien het resultaat voor cliënten niet het gewenste effect heeft, kan men terugkeren naar de oude situatie. Op basis van de evaluatie zal besluitvorming plaatsvinden over de wijze waarop het scheiden van wonen en zorg een definitieve vorm krijgt.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s B V
DE ZEVEN CASES
Structuur Bij de projectorganisatie zijn alle geledingen van Vindicta betrokken om het project direct een brede inbedding in de organisatie te kunnen geven. De projectstructuur ziet er als volgt uit:
De directeur is ‘opdrachtgever’ van het project en als voorzitter van het projectteam stuurt hij het project aan. Het projectteam is samengesteld uit medewerkers die verantwoordelijk zijn voor delen van het project: •
Projectcoördinator;
•
Projectleiders regioprojecten (= de regiomanagers);
•
Hoofd stafafdeling Huisvesting;
•
Hoofd stafafdeling Zorginnovatie.
Het projectteam heeft een sturende en coördinerende taak. De begeleiding van individuele cliënten bij de overstap naar beschermd huren zal via het RMT lopen. De begeleiders zullen instructie ontvangen van de projectcoördinator. 3.2.3
De uitvoering Uitgangspunt bij het project is om cliënten individuele, op maat gesneden arrangementen aan te bieden. Het is de bedoeling dat er meer diversiteit ontstaat wat betreft het beschermd-huren woningaanbod. In de huidige situatie zijn veel wooneenheden onzelfstandige woonruimten, terwijl Vindicta woonruimte wil bieden over het hele scala van mogelijkheden: •
Onzelfstandige woning, onderdeel van grootschalig complex;
•
Onzelfstandige woning, kleinschalig wooncomplex;
•
Zelfstandige woning, geclusterd, met groepsvoorzieningen, onderdeel van grootschalig complex;
•
Zelfstandige woning, geclusterd, met groepsvoorzieningen, kleinschalig wooncomplex;
•
Zelfstandige woning, geclusterd, zonder groepsvoorzieningen, kleinschalig wooncomplex;
•
Zelfstandige woning, geïsoleerd, zonder groepsvoorzieningen.
Aard scheiden wonen en zorg Er zal in ieder geval sprake zijn van een financiële scheiding van wonen en zorg. De integrale verstrekking inclusief huisvesting komt bij beschermd huren te vervallen. Van een organisatorische scheiding is alleen sprake wanneer de huisvesting in handen is van een corporatie. Dat zal voor een deel van de nieuwe arrangementen het geval zijn. Daarnaast zullen ook de producten behandeling, begeleiding en huisvesting in afzonderlijke contexten worden aangeboden, al is het product woonbegeleiding in de meeste gevallen direct gerelateerd aan de huisvestingsplek van cliënten.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
31
32 DE ZEVEN CASES
Nieuwbouw Nieuwbouw van huurwoningen vergt onrendabele investeringen om tot een voor de cliënten acceptabele huur te komen met de mogelijkheid van individuele huursubsidie. Een deel van de onrendabele investeringen in nieuwbouw kan afkomstig zijn van eventuele boekwinsten bij verkoop van vastgoed. Om betaalbare woningen te verkrijgen heeft Vindicta de verkoop van vastgoed in de onderhandelingen met de bouwers betrokken. De boekwinst kan op deze manier worden gebruikt om de onrendabele top in de stichtingskosten te verminderen. In de regio Veenendaal zijn drie nieuwbouwprojecten in voorbereiding: 1 Corporatie Patrimonium bouwt 36 appartementen van 52 tot 60 m², die naar verwachting in de tweede helft van 2003 zullen worden opgeleverd. De opbrengst van de verkoop van een ander Vindicta-pand komt in mindering op de stichtingskosten, waardoor een maandhuur van € 380,- kan worden gerealiseerd; 2 De aannemer die de huidige beschermende woonvorm Tamarinde koopt, zal 35 woningen van ongeveer 50 m2 voor Vindicta bouwen. Ook hierbij komt de opbrengst van de verkoop in mindering op de stichtingskosten om tot een maandhuur van ongeveer € 380,- te komen; 3 Samen met de ouderenzorg en de gehandicaptenzorg wordt een dienstencentrum met appartementen gebouwd, waarbij 12 appartementen bestemd zijn voor bewoners van Vindicta. Ook zal het regiokantoor van Vindicta gehuisvest worden in het dienstencentrum. De instelling voor ouderenzorg bouwt de woningen en het dienstencentrum. Bestaande woonvormen De woonvoorzieningen Palet (25 plaatsen) en Tamarinde worden opgegeven. Ter Wheme (25 plaatsen) in Scherpenzeel wordt verbouwd waarbij kamers worden samengevoegd. Voor deze woningen is huursubsidie voor begeleid wonen mogelijk als het complex een aanwijzing krijgt van het Ministerie van VROM. Maar dan moeten alle bewoners een huurcontract hebben. Er is voor de cliënten dan geen keuzemogelijkheid om al dan niet mee te doen met het experiment van scheiden van wonen en zorg. Zonder de aanwijzing ‘Begeleid-wonenproject’ is de huurprijs voor grotere complexen met onzelfstandige woningen een probleem. Daarnaast is de procedure zo dat er eerst een huurcontract moet zijn en dat vervolgens de aanwijzing en de huursubsidie kan worden geregeld. De meeste cliënten missen de financiële armslag om in afwachting van de aanwijzing de volledige huur te betalen. Samenwerking In alle regio’s zijn er al contacten met corporaties. Vaak gaat het om woningen voor individuele cliënten, maar soms lukt het ook om een groepswoning of een clustering van woningen aangeboden te krijgen. Daarnaast zijn de zorgkantoren belangrijke spelers bij het scheiden van wonen en zorg. Vindicta werkt samen met Anova en Trias en heeft met beide zorgkantoren afspraken kunnen maken over het budget van Vindicta.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s B V
DE ZEVEN CASES
3.2.4
De veranderingen voor cliënten Het project zal voor de deelnemende cliënten veranderingen op verschillende gebieden met zich meebrengen. Zo zal de financiële situatie bij alle deelnemers veranderen: zij beschikken weer over hun gehele inkomen en betalen zelf de huur en andere kosten voor levensonderhoud. De begeleiders zullen met elke cliënt die belangstelling heeft de wensen inventariseren en de financiële situatie nalopen. Uit dit onderzoek moet dan blijken welke vorm van wonen het beste bij de cliënt past, ook in financiële zin. Vindicta heeft berekend dat cliënten er gemiddeld € 150,- per maand op achteruitgaan, wanneer zij zelf in hun levensonderhoud moeten voorzien. Alleen cliënten met een netto inkomen van € 1.200,- houden ongeveer evenveel over. Of de hogere lasten opwegen tegen de extra woonkwaliteit is zeer de vraag. Vindicta is bang dat cliënten dan niet willen en het geld er niet voor over hebben. Vindicata bereidt cliënten voor op de nieuwe situatie in groepsgesprekken en individuele gesprekken. Wanneer cliënten zelfstandige woningen rechtstreeks van een corporatie huren en Vindicta geen zwaarwegende financiële belangen heeft in de huisvesting, bijvoorbeeld door investeringen, verkrijgt cliënt ook woonrecht en is er sprake van huurbescherming. Gelet op ervaringen elders in het land verwacht Vindicta dat de begeleidingsbehoefte van cliënten verandert. Er zal bijvoorbeeld meer behoefte bestaan aan begeleiding en ondersteuning op het gebied van financiën en administratie.
3.2.5
Evaluatie Hoewel voortvarend gestart met de voorbereidingen van het concept voor beschermd huren heeft Vindicta in de eerste helft van 2003 besloten een pas op de plaats te maken. In eerste instantie zal Vindicta het scheiden van wonen en zorg gaan toepassen op herhuisvesting in geval van nieuwbouw en niet op bestaande situaties. Later in het jaar is zelfs besloten van geval tot geval te bekijken of en hoe het concept toepasbaar is. Dat hangt onder meer af van de mogelijkheden ter plekke (onderhandelingen met de woningcorporatie over de huurprijs) en de wensen van de cliënten. Vindicta kiest voor voorzichtigheid vanwege veranderingen in de bekostigingssystematiek voor de RIBW-verstrekking en vanwege de moeilijkheden om aan geschikte en betaalbare woonruimte in de huursector te komen.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
33
34 DE ZEVEN CASES
Gevolgen modernisering AWBZ Bij de nieuwe toelating voor verblijf wordt het huisvestingsbudget niet langer bepaald door het aantal toegelaten plaatsen maar door het aantal bezette plaatsen in een woonvorm. Vindicta heeft 484 erkende plaatsen, waarvan er 110 zijn gesubstitueerd. Het huisvestingbudget van Vindicta loopt terug met ruim € 300.000,- (110 maal circa € 3.000,- ). De doelstelling van beschermd huren doet daar nog een schepje bovenop met nog eens 75 substitutieplaatsen en een navenante vermindering van het budget. Hoewel cliënten in deze situatie huur betalen en de RIBW in die zin ook geen huisvestingskosten kent levert deze verandering in de praktijk toch problemen op. Bij beschermd huren moeten er ook personeelsruimten en ruimten voor bijvoorbeeld dagactiviteiten zijn. In de nieuwe systematiek staat daar geen financiering tegenover. Bovendien bestaat bij het doorverhuren van huisvesting in bestaande situaties, waarbij Vindicta eigenaar is van het gebouw, het risico op leegstand. Vindicta wil dit risico (vooralsnog) niet nemen. Er wordt momenteel gewerkt aan een landelijke oplossing voor (een deel van) het probleem: een toeslag voor zorginfrastructuur op het ambulante begeleidingstarief. Wanneer er echter geen oplossing wordt gevonden voor het wegvallen van het huisvestingsbudget bij gesubstitueerde zorg, worden in het slechtste geval de nieuwbouwappartementen ouderwetse beschermd-wonen-plaatsen met als gevolg dat cliënten deze appartementen niet zelfstandig zullen huren. Complicaties woningmarkt Voor het huren van woonruimte op de vrije markt is het huisvestingsbudget niet toereikend. Daarnaast moet woonruimte vaak worden aangepast voor de doelgroep (bijvoorbeeld in zelfstandige eenheden met gemeenschappelijke woonkamer etc.). Nieuwbouw is alleen mogelijk wanneer de onrendabele top wordt teruggebracht, bijvoorbeeld via de grondprijs (gemeente), opbrengsten van vastgoed (Vindicta) of onrendabele investeringen uit het vermogen van corporaties of derden. Volgens Vindicta zijn de mogelijkheden van de betreffende corporaties om onrendabel te investeren beperkt. Daarnaast speelt ook de beschikbaarheid van woningcontingenten een rol. Cliënten uit beschermende woonvormen maar ook uit andere zorginstellingen doen massaal een beroep op begeleid wonen binnen de sociale woningbouw. De corporaties beschikken niet over voldoende contingent, capaciteit dan wel middelen om volledig aan deze nieuwe vraag tegemoet te komen.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s B V
DE ZEVEN CASES
3.3
Psycho-medisch centrum Parnassia
3.3.1
Inleiding Psycho-medisch centrum Parnassia is een algemeen psychiatrisch ziekenhuis (APZ) met twee vestigingen in Den Haag. Parnassia is ontstaan uit de fusie van een aantal instellingen op het gebied van de GGZ. De RIBW Den Haag is niet in deze fusie betrokken. Wel is er samenwerking bij de indicatie van nieuwe cliënten voor woonzorgarrangementen of voor begeleid en beschermd wonen. Parnassia heeft een toelating voor 230 residentiële plaatsen. De kosten voor zorg én verblijf van 95% van deze cliënten wordt gefinancierd vanuit de AWBZ. De overige vijf procent heeft een huurzorg-contract dat inhoudt dat de woonruimte door de cliënt zelf wordt gehuurd. Er is dus een beperkte financiële scheiding van wonen en zorg. Wel wordt via de stichting Steigers woonruimte van corporaties gehuurd. Parnassia heeft niet alle vastgoed in eigen bezit. Naast residentiële plaatsen op de instellingsterreinen, biedt Parnassia samen met de RIBW Den Haag in totaal ongeveer 650 personen buiten de instellingsterreinen langdurig in de zorg. Er wordt ambulante zorg geboden aan cliënten die zelfstandig wonen. Hier zijn zorg en wonen financieel en organisatorisch gescheiden, maar voorheen ook nooit gekoppeld. Daarnaast is er beschermd wonen als integrale AWBZ-verstrekking (BW) en begeleid wonen waarbij begeleiding gekoppeld is aan een zelfstandig woningaanbod ‘binnen de GGZ’ . Nieuwe huisvesting op het terrein van Parnassia Op het instellingsterrein staat sinds enkele jaren een gewone woonwijk met in totaal 142 woningen (56 patiëntenappartementen, 72 personeelswoningen en 14 twee-onder-een-kap woningen in de vrije sector). Deze menging van cliënten en niet-cliënten op instellingsterreinen wordt ook wel omgekeerde integratie genoemd. De cliënten gaan niet naar de ‘gewone wereld’, maar die wereld komt naar hen toe. Bovendien kan de woningbouw ook geld opleveren.14 Bij de ontwikkeling en exploitatie werkt Parnassia samen met de Vestia Groep.15 Bij de financiering van de stichtingskosten is de grond, die eigendom van Parnassia is, voor een symbolisch bedrag van één gulden in erfpacht aan Vestia ter beschikking gesteld. Door de lage grondkosten kon Vestia meer middelen in de opstal steken en daardoor relatief luxe nieuwbouw (zie figuur 1) neerzetten, geschikt voor huisvesting onder de WZV als sociale huurwoningen voor cliënten. Hoge grondprijzen vormen een knelpunt voor woningbouw in het algemeen en in het bijzonder voor woningbouw binnen de stedelijk gebieden. Corporaties zijn
voetnoot 14
Zie ook: Het beste van drie werelden (2002), pagina 14 en verder.
15
De Vestia Groep bestaat uit tien woningcorporaties in Haaglanden en Rijnmond. Het werkgebied strekt zich uit van Scheveningen tot Dordrecht en van Naaldwijk tot Delft en Zoetermeer. Bij de Vestia Groep werken ruim 600 mensen.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
35
36 DE ZEVEN CASES
door de hoge grondprijzen gedwongen steeds kleiner te bouwen indien ze sociale woningbouw rendabel willen kunnen exploiteren.
figuur 1. Villa-achtige allure van nieuwbouw op het terrein van Parnassia
3.3.2
De opzet Beoogde verandering en doelstellingen Ook binnen de GGZ Den Haag vindt een omslag plaats naar een meer vraaggericht aanbod. In dat kader zijn ook de woonwensen van cliënten in kaart gebracht. De daarop volgende stap is deze woonwensen te gebruiken om een meer passend aanbod van woonruimte te realiseren. De maatschappelijke integratie van cliënten op een zo zelfstandig mogelijke wijze is hierbij richtinggevend. Om de woonsituatie van cliënten verder te verbeteren en om de maatschappelijke integratie en het zelfstandig functioneren van zorgafhankelijken te bevorderen is de samenwerkingsovereenkomst ‘Wonen en Zorg voor langdurig zorgafhankelijken in de stad Den Haag’ gesloten door zes partijen waaronder Parnassia, de Stichting RIBW Den Haag en Vestia Groep. Partijen richten hun samenwerking op de uitvoering van projecten die gestoeld zijn op de behoeften van cliënten. Er is onderzoek gedaan naar de woonwensen, de dagbestedingwensen, de zorgbehoefte en de psychische handicaps van alle bewoners van Parnassia Sector Wonen, RIBW Den Haag, de Maatschappelijke Opvang en twee particuliere pensions. Daarmee bestrijken deze onderzoeken alle cliënten in Den Haag binnen de professionele woonzorgcombinaties voor mensen met een psychiatrische achtergrond. Er blijkt een grote vraag te bestaan naar individuele woningen van begeleid zelfstandig tot en met beschermd wonen. De vraag naar groepswoningen is kleiner dan het huidige aanbod. Inzicht in de woonwensen van
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s B V
DE ZEVEN CASES
cliënten is een eerste stap op weg naar een verbetering van de huisvestingssituatie van de cliënten. De informatie uit het onderzoek diende als input voor een model om nieuwbouwprojecten op te zetten. Andere input komt uit ervaringsgegevens over de maximale omvang van een gebouw voor bijzondere doelgroepen in een wijk en de minimale omvang om een rendabele exploitatie en woonbegeleiding mogelijk te maken. Een andere voorwaarde bij een dergelijk nieuwbouwproject is dat de woningcorporatie courante huisvesting wil realiseren die ook geschikt is voor andere doelgroepen en te combineren valt met commerciële koopwoningen. Door de gecombineerde ontwikkeling van huur- en koopwoningen is via verevening financiële winst voor de sociale sector te behalen. Naast het verbeteren van de woonsituatie van cliënten is de verruiming van het aanbod aan zelfstandige woonruimte ook ingegeven door de bestaande tekorten aan beschermd of begeleid wonen. Op dit moment staan 180 cliënten op de wachtlijst voor woonvormen binnen de RIBW Den Haag of op de terreinen van Parnassia. Dan zijn er ook nog niet aangemelde cliënten met een grote zorgbehoefte die binnen de Maatschappelijke Opvang verblijven op zogenaamde crisisplaatsen waar nauwelijks begeleiding kan worden gegeven. Uitbreiding van aanbod is ook noodzakelijk, omdat de noodzakelijke doorstroming binnen de GGZinstellingen stagneert. Aanpak Binnen de woningvoorraad van Den Haag en op het terrein van Parnassia zijn te weinig individuele woningen in kleinere of grotere complexen beschikbaar om aan de vraag tegemoet te komen. Er zal dus onder meer nieuw gebouwd moeten worden in Den Haag zelf en op het terrein van Parnassia. De voorgenomen bouwopgave in de GGZ is geraamd op 190 HAT-eenheden, 18 drieslaapkamerappartementen, short stay facilities, etc. De ontwikkeling en exploitatie van de te ontwikkelen gebouwen zal de verantwoordelijkheid zijn van de Vestia-Estrade groep en andere woningcorporaties. Om de procedures die doorlopen moeten worden te vergemakkelijken en om de maten van de woningen aan te passen aan de wensen van cliënten van Parnassia en de RIBW Den Haag (maar ook om aan de wensen van andere doelgroepen te voldoen), wordt gebouwd buiten de kaders van de Wet Ziekenhuisvoorzieningen. Juist om de bereidheid van corporaties om in dergelijke woningen te investeren te vergroten, zouden deze woningen ook beschikbaar moeten kunnen zijn voor andere doelgroepen zoals ouderen, lichamelijk en verstandelijk gehandicapten en studenten. Met de Vestia Groep als eerste aanspreekpunt conform het convenant tussen zorginstellingen en woningcorporaties maar ook met de andere twee Haagse woningcorporaties en Woningbeheer N.V. zullen zes locaties gezocht worden om woonruimte te realiseren voor zowel de RIBW als Parnassia. Momenteel is in samenwerking met Woningbeheer N.V. een locatie op Scheveningen al in ontwikkeling.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
37
38 DE ZEVEN CASES
Voor de RIBW Den Haag en voor Parnassia is het belangrijk dat er met de corporaties afspraken gemaakt worden over: •
De te bouwen capaciteit (nieuwbouw) en over de eisen waaraan de nieuwbouw moet voldoen;
•
De aantallen aan te bieden woningen (bestaande bouw uit reguliere voorraad corporaties);
•
De door de GGZ te leveren diensten in ondersteunende zin (bijvoorbeeld bemoeizorg en crisisinterventie vanuit de GGZ-instellingen en noodopvang vanuit de corporaties).
De RIBW en Parnassia hopen hierover gezamenlijk afspraken te maken met de corporaties door middel van een set van prestatieafspraken waaronder in 2004 door de verschillende partijen handtekeningen gezet dienen te worden. Daarvoor zal nog een woonwensenonderzoek onder de cliënten van beide instellingen gehouden worden. 3.3.3
De uitvoering Op dit moment huurt de RIBW Den Haag diverse kleinere en grotere complexen van verschillende woningcorporaties en Woningbeheer NV, een aan de gemeente gelieerde organisatie. Parnassia huurt via Stichting Steigers van Vestia de wooncapaciteit op het instellingsterrein. Ook zijn er sinds enkele jaren zgn. fasewoningen: kleine groepswoningen vlakbij het terrein, waarin cliënten vanuit de kliniek zelfstandig wonen en leren hun huishouding te voeren. De RIBW Den Haag biedt enkele uren per dag woonbegeleiding en Parnassia biedt de klinische zorg. In de Scheepmakerstraat in Den Haag staat een relatief nieuwe en door cliënten zeer gewilde woonvoorziening met veelal individuele wooneenheden en een tweetal kleinschalige groepswoningen. Er is inpandig een dagactiviteitencentrum en een gespreksruimte voor de woonbegeleiders in het complex aanwezig. Aan dit type woningen in combinatie met voorzieningen is behoefte. Met de woningcorporaties en woningbeheer N.V. is overleg om de capaciteit wat betreft dit type woningen uit te breiden. De samenwerking met woningcorporaties verloopt goed. Met de Vestia Groep en Staedion is op regelmatige basis contact. De corporaties zullen ervoor zorgen dat 25 woningen per jaar beschikbaar komen voor cliënten van Parnassia en de RIBW Den Haag die begeleid zelfstandig willen gaan wonen. Er blijft behoefte aan de beheerstichting BZW om het contact tussen cliënten en corporatie te begeleiden.
3.3.4
De veranderingen voor cliënten Voor de cliënten van begeleid zelfstandig wonen treedt de RIBW Den Haag op als intermediair tussen cliënten en corporatie. In principe huurt de cliënt van de corporatie (met de mogelijkheid van huursubsidie en huurbescherming), maar de RIBW Den Haag regelt de administratieve zaken en begeleidt de cliënt in de contacten met de corporatie. Er wordt een huurcontract getekend tussen de cliënt en de corporatie op voorwaarde dat de cliënt een begeleidingsovereenkomst met de RIBW Den Haag sluit. Houdt een cliënt zich niet aan de afspraken in de
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s B V
DE ZEVEN CASES
begeleidingsovereenkomt dan is dat geen reden voor ontbinding van de huurovereenkomst. Net als voor elke andere reguliere huurder is uitplaatsing slechts mogelijk na een debiteurentraject bij wanbetaling of door middel van een kort geding bij ernstige overlast. De beheerstichting kan indien nodig ook over het inkomen van de cliënt beschikken voor het betalen van de huur en energierekeningen indien de cliënt daarin toestemt (vrijwillig onder bewindstelling) of wanneer de cliënt onder curatele staat (door rechter opgelegd). De ervaring is dat de RIBW Den Haag als intermediair nodig is om de onderlinge relatie tussen cliënten en en corporaties soepel te laten verlopen. De woonruimte waarover via de RIBW Den Haag en Parnassia bemiddeld wordt varieert van begeleid zelfstandig tot en met intensief beschermd wonen. Bij begeleid zelfstandig wonen is de begeleiding twee tot vijf uur per week, bij beschermd wonen is de begeleiding intensiever. 3.3.5
Evaluatie Parnassia kent niet zoals in Breda en Westelijk Noord-Brabant voorbeelden waarbij in bestaande situaties integrale verstrekkingen omgezet worden in een afzonderlijke zorgverstrekking aan de ene kant en een huursituatie aan de andere kant. Vrijwel alleen cliënten van Parnassia krijgen all-in zorg en verblijf. Wel is er een scheiding tussen wonen en zorg in de taakuitvoering van het APZ gaande. Corporaties worden steeds meer verantwoordelijk voor de ontwikkeling en het beheer van vastgoed op de terreinen van Parnassia. Parnassia huurt dan (via een stichting) woonruimte voor haar cliënten van de woningcorporaties. Parnassia huurt ook woonruimte buiten de grenzen van het instellingsterrein. Aan de andere kant verhuren corporaties weer woonruimte op het instellingsterrein aan cliënten en niet-cliënten. Een belangrijke ontwikkeling in Den Haag is dat organisaties op het gebied van de GGZ, de gemeente Den Haag en corporaties de handen ineen slaan om beter in te spelen op de woonwensen van cliënten. Het doel is om de cliënten van de GGZ een passend aanbod te leveren. De opzet voor het genoemde samenwerkingsverband in relatie tot wonen en zorg bestaat uit de opgave om betaalbare woonruimte te creëren die aan de woonwensen van cliënten voldoet. Op het instellingterrein zelf is dat mogelijk geworden door de lage erfpacht van grond. Elders in Den Haag zal er naar andere creatieve oplossingen moeten worden gezocht om bij de hoge grondprijzen niettemin een passend en betaalbaar aanbod te realiseren.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
39
40 DE ZEVEN CASES
3.4
GGZ Noord-Holland Noord
3.4.1
Inleiding De stichting GGZ Noord-Holland Noord (kortweg GGZ NHN) is in 1997 ontstaan uit een fusie van het psychiatrisch ziekenhuis Sint Willibrord te Heiloo, twee psychiatrische afdelingen van algemene ziekenhuizen, een RIBW, twee RIAGG’s en een stichting voor dagbesteding. GGZ NHN heeft een verzorgingsgebied waar 350.000 mensen wonen en heeft ongeveer 1.200 cliënten langdurig in zorg binnen de werkregio’s: •
Heiloo/Limmen
•
Alkmaar
•
Schagen
•
Den Helder
De stichting heeft 155 operationele plaatsen beschermd wonen (BW) en 24 plaatsen omgezet in begeleid zelfstandig wonen (BZW). Meer dan 100 cliënten in het verzorgingsgebied maken gebruik van begeleid zelfstandig wonen (zie onderstaande tabel). Daarnaast is er een aanbod van psychiatrische thuiszorg ontwikkeld. Er zijn vijf casemanagementteams (ongeveer 35 fte) voor de cliënten die afhankelijk zijn van ambulante zorg. Tot slot zijn er nog twee woongroepen op de verblijfs-afdeling van het APZ in Heiloo, respectievelijk 24 en 48 bewoners en 50 gerontopsychiatrische cliënten in Heiloo en Schoorl. Tabel 3-2 Aanbod begeleid zelfstandig wonen
Plaats
Aantal woningen
Aantal cliënten
Huurconstructie
Alkmaar
10
21
Wbv Woonwaard verhuurt aan tussenstichting.
Heerhugowaard
6
13
Wbv Woonwaard verhuurt aan tussenstichting.
Heiloo
4
15
Woningstichting Heiloo verhuurt aan tussenstichting. Een woning van particulier verhuurder.
Den Helder
8
8
Cliënten huren rechtstreeks van corporatie. GGZtreedt op bij begeleidingscontracten, woningtoewijzing en huurderving.
Den Helder
3
3
Wooneenheden in appartementencomplex ’t Behouden Huys; rechtstreekse verhuur aan cliënten.
Hippolytushoef
23
23
Doelgroep GGZ clienten55+. Wbv verhuurt rechtstreeks aan cliënten.
Den Helder
5
5
Wbv verhuurt voormalige seniorenwoningen rechtstreeks aan cliënten van GGZ, maar ook aan verstandelijk gehandicapten.
Texel
12
12
Wbv verhuurt rechtstreeks aan cliënten; intensieve zorg wordt door GGZ ingekocht - gehandicaptenzorg.
Totaal
71
100
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s B V
DE ZEVEN CASES
Aanleiding Het aanbod van de GGZ NHN voor langdurige zorg en begeleiding is al voor een belangrijk deel verschoven van intramuraal naar semi-muraal en van semi-muraal naar zelfstandige huisvesting met ambulante begeleiding. “Er was als het ware een estafette in de richting van de samenleving op gang gekomen.”16 Bewoners van beschermende woonvormen die toe zijn aan grotere zelfstandigheid stromen door naar BZW. Een deel van de bewoners van het APZ verhuist naar de vrijgekomen plaatsen in de beschermende woonvormen of naar een woning voor BZW. De gewenste doorstroming verloopt echter niet vlot genoeg omdat er te weinig woningen beschikbaar komen voor BZW. GGZ NHN wil de woonsituatie voor de cliënten in BZW verder zo veel mogelijk normaliseren. Dat betekent bijvoorbeeld dat cliënten bij voorkeur rechtstreeks een huurrelatie met de corporatie aangaan en dat de zorginstelling niet meer als tussenpersoon optreedt. Voor de achterblijvers van het APZ, de ‘zwaardere’ cliënten, blijft echter de asielfunctie van groot belang. Er staan plannen op stapel om het instellingsterrein te ‘vermaatschappelijken’. Door op het terrein nieuwe woonruimte en voorzieningen te realiseren voor cliënten en niet-cliënten wordt het doel van integratie17 gediend en bovendien levert het geld op. Met deze aanpak van omgekeerde integratie ontstaat er woonruimte op maat voor de achterblijvers van het APZ, in een min of meer normale woonwijk. 3.4.2
De opzet Doel De doelstelling van GGZ NHN is om de extramuralisering door te zetten en daarmee de integratie en rehabilitatie van cliënten een stap verder te brengen. GGZ NHN werkt deze opgave als volgt uit:
3.4.3
1
Woonruimte op maat voor achterblijvers APZ (vermaatschappelijking terrein APZ);
2
Vergroten van het woonaanbod (BZW);
3
Het creëren van verschillende huurconstructies.
De uitvoering Nieuwe huisvesting voor de bewoners van het APZ Voor de bewoners van het APZ zal woonruimte gerealiseerd moeten worden die beter aansluit op hun behoeften en die voldoet aan de eisen van deze tijd. De asielfunctie van het APZ is voor een groot deel van deze mensen noodzakelijk. Met Woningstichting Heiloo en de gemeente Heiloo zijn afspraken gemaakt over de bouw van ongeveer 100 woningen op het terrein van het APZ. Er zullen in ieder geval 40 geclusterde woningen bestemd zijn voor de huidige APZ-bewoners. In de overige woningen zullen vooral starters op de woningmarkt komen. GGZ NHN
voetnoot 16
Thuis in de kop; zo gewoon en zo zelfstandig mogelijk leven met een psychiatrische handicap in de Kop van Noord-Holland, Schagen 2003, pagina 4.
17
Zie ook de beschrijving in dit rapport van het Psycho-medisch centrum Parnassia.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
41
42 DE ZEVEN CASES
onderzoekt de mogelijkheden en gevolgen van een financiële scheiding van wonen en zorg voor deze doelgroep. Vergroten van het woonaanbod Om een beeld te krijgen van de wensen van cliënten is een behoefteonderzoek gedaan. Daaruit kwam naar voren dat er veel belangstelling was voor zelfstandiger vormen van wonen. Men wil vooral telkens een stapje zelfstandiger gaan wonen, niet ineens van beschermd wonen naar een eigen appartement. Voor GGZ NHN betekent dit dat er een grote variëteit aan woonvormen gerealiseerd zou moeten worden, zodat er voor elke cliënt een woning op maat is: individuele woningen en groepswoningen, variërend in grootte, op diverse locaties. Een probleem is juist het tekort aan (groeps-)woningen voor cliënten BZW en het uitblijven van extra aanbod van de kant van corporaties. Dit wordt onder meer veroorzaakt door de verkoop van huurwoningen, juist in dit segment. Een andere oorzaak is het beleid van de gemeente Alkmaar, dat erop gericht is om bijzondere doelgroepen zoveel mogelijk over de gemeente te spreiden. Hierdoor worden er nauwelijks woonvergunningen afgegeven voor de doelgroep van (ex-)GGZcliënten, in afwachting van nieuw beleid. In de toch al gespannen Alkmaarse woningmarkt zorgt dit voor een gebrek aan doorstroommogelijkheden voor GGZcliënten. Bij de betreffende afdeling van de gemeente bestaat het beeld dat in een aantal wijken relatief veel GGZ-cliënten wonen en dat dit voor overlast zorgt: deze wijken zouden overbelast zijn. Ook wordt het reserveren van woningen voor deze doelgroep gezien als het onttrekken van woningen aan de woningvoorraad. De afdeling zorg en welzijn is betrokken bij het door de provincie gesubsidieerde project ‘Kwartier maken’ in de wijk De Hoef. Hierbij tracht men algemene voorzieningen toegankelijk te maken voor GGZ-cliënten en acceptatie door andere wijkbewoners te bewerkstelligen. Een voorbeeld om de doelgroep een positiever imago te geven is dat bewoners van een sociaal pension zwerfvuil opruimen in een winkelcentrum. De afdeling Zorg en Welzijn van de gemeente wordt verder alleen via de regiovisie betrokken bij activiteiten van de GGZ. De lokale overheid wil de thema’s ‘wonen’ en ‘informatievoorziening’ voor de verschillende doelgroepen bundelen om zo slagvaardiger te opereren. Een ander toekomstplan is een regionaal convenant oGGZ (openbare GGZ) tussen gemeenten, corporaties en zorgaanbieders. GGZ NHN tracht op verschillende manieren bij te dragen aan vergroting van het woonaanbod. Allereerst zoekt zij actief toenadering tot corporaties. Inmiddels zijn er met verschillende corporaties werkafspraken gemaakt en zullen deze in de toekomst verder geformaliseerd worden in convenanten. Een voorbeeld hiervan zijn de begeleidingscontracten. Met een corporatie zijn afspraken gemaakt over cliënten waarbij een huisuitzetting dreigt vanwege overlast of huurschuld. Zo’n 10 huurders hebben een begeleidingscontract aangeboden gekregen door de GGZ, waardoor ze in hun woning konden blijven. In de regio Schagen is er in tegenstelling tot Alkmaar wel ruimte op de woningmarkt, onder meer door een afnemende instroom van asielzoekers. Met Wooncompagnie Schagen is overeengekomen dat zij acht nieuwbouwappartementen realiseert (oplevering eerste kwartaal 2004) die cliënten zelf gaan huren. Ook wordt een tweede groepswoning aangeboden, waar alle bewoners een eigen
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s B V
DE ZEVEN CASES
huurcontract krijgen en waarvoor huursubsidie mogelijk is. Problemen bij de groepswoning worden voorzien bij mutatie: wie betaalt de kosten van leegstand? Oplossingen worden gezocht in de sfeer van een langere opzegtermijn of het opbouwen van een fonds. In Wieringerwerf zal de Wooncompagnie vier seniorenwoningen naast een verzorgingshuis bij mutatie toewijzen aan GGZcliënten. GGZ NHN wil de beschermende woonvormen in Schagen overdragen aan de Wooncompagnie. De woonvormen variëren in grootte van één tot acht woonplekken. Van de grootste woningen (voor acht en zes personen) wil men individuele woningen maken, waardoor het aantal bewoners teruggaat van 25 naar 18. Met de Wooncompagnie worden de mogelijkheden onderzocht voor het kopen, verbouwen en terugverhuren aan de GGZ. Cliënten huren dan van de zorginstelling (groepswoningen) of rechtstreeks van de corporatie (zelfstandige woningen). Voor de inrichtingskosten is het Gé de Boer-fonds opgericht, dat renteloze leningen verschaft aan cliënten om hun huis in te richten. Met Woonzorg Nederland zijn gesprekken gaande over ouderenwoningen in drie complexen in Schagen. Voor de huidige doelgroep zijn de appartementen aan de kleine kant. De eerstvolgende flats die leegkomen zijn gereserveerd voor cliënten BZW. Met de Woningstichting Woonwaard en de Woningstichting Heiloo wordt gewerkt aan een convenant over de toewijzing van woningen aan GGZ-cliënten. Niet alleen de wooncomponent is van belang, ook het welzijn heeft de aandacht. Zo heeft GGZ NHN ter ondersteuning bij het zelfstandig wonen van cliënten een samenwerkingsovereenkomst gesloten met Stichting Service Plus in Schagen, een vrijwilligersorganisatie die woonondersteuningsdiensten biedt aan ouderen, gehandicapten en nu dus ook GGZ-cliënten. De GGZ NHN is vanuit Schagen actief bij het opzetten van een wijksteunpunt in Hippolytushoef, samen met de gemeente Wieringen, Regionale Thuiszorg, Service Plus en het verzorgingshuis Noorderlicht. De provincie Noord-Holland heeft voor dit project een subsidie toegekend van één miljoen euro. De subregio’s Den Helder en Schagen hebben gezamenlijk het initiatief genomen om een meer zelfstandige en kwalitatief betere leefsituatie te creëren voor cliënten die langdurig van zorg afhankelijk zijn. In hun projectplan Thuis in de kop (2003) is het uitgangspunt om het huidige aantal BW-plaatsen in Den Helder en Schagen terug te brengen van 47 naar 16 bij een gelijkblijvend budget. In Schagen vervalt de traditionele vorm van beschermd wonen en zal, zoals eerder beschreven, vervanging worden gezocht in begeleid (on)zelfstandig wonen. In Den Helder zal een eenheid van 16 plaatsen worden gerealiseerd waar 24-uurs begeleiding aanwezig zal zijn binnen de context van een integrale verstrekking van zorg en huisvesting. In Den Helder is al een verhuizing op gang gekomen uit de beschermende woonvorm (24-plaatsen) naar individuele huisvesting in wijken die daar geschikt voor zijn. Dat zijn voormalige seniorenwoningen in de wijk Schooten, gelegen in de buurt van een steunpunt. Een tweede mogelijkheid van individuele huisvesting is in het bestaande appartementencomplex ‘t Behouden Huys in Oud Den Helder.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
43
44 DE ZEVEN CASES
Creëren van verschillende huurconstructies Bij Begeleid Wonen betalen cliënten de huur aan een tussenstichting of de GGZinstelling zelf, die vervolgens de huur weer doorbetaalt aan een corporatie. GGZ NHN wil verandering brengen in deze situatie. Zij heeft als taakverdeling voor ogen dat de corporaties de verantwoordelijkheid hebben voor de gehele wooncomponent en de GGZ voor de begeleiding. De zorginstelling draait nu eenzijdig op voor de kosten van leegstand (gemiddeld twee tot drie maanden bij mutatie). Volgens sommige corporaties is het in geval van groepshuisvesting niet goed mogelijk om cliënten een eigen huurcontract te geven: per woning zou er een hoofdbewoner moeten zijn die verantwoordelijk is voor het totale huurbedrag. Deze rol en verantwoordelijkheid is voor (ex-) GGZ-cliënten echter niet wenselijk. De mogelijkheden zullen nader worden onderzocht. De tussenstichting heeft overigens nog een andere functie. Zij verschaft cliënten die zelfstandig gaan wonen een renteloze lening voor inrichting en stoffering met een eenmalig geldbedrag van de zorgverzekeraar. GGZ NHN richt zich niet alleen op haar kerntaak indien cliënten zelf de huur betalen. Ook bij woonvormen waar cliënten een all-in AWBZ-pakket krijgen tracht zij de wooncomponent over te dragen aan corporaties. Een poging om twee woningen met een functie voor beschermd wonen in Heiloo over te doen aan een corporatie mislukte omdat het College Bouw Ziekenhuisvoorzieningen en het College Sanering Ziekenhuisvoorzieningen geen uitsluitsel konden geven over de haalbaarheid. Toen de procedure lang en ingewikkeld werd haakte de corporatie tenslotte af. De Woningstichting Den Helder en de GGZ NHN hebben in 2002 een convenant gesloten over de individuele verhuur van woningen aan cliënten van het project begeleid wonen (BZW). Uitgangspunt is dat het huurcontract voor zelfstandige huisvesting gekoppeld is aan een af te sluiten begeleidingsovereenkomst. De huurder verplicht zich daarin onder meer een behandelovereenkomst met de GGZ af te sluiten die bij verbreking ook tot ontbinding van de huuroverkomst kan leiden. De woningen blijven op die manier geoormerkt voor begeleid wonen en de corporatie weet zich verzekerd van toezicht door de GGZ-instelling. Deze vorm is naar de uitwerking vergelijkbaar met het begeleid wonen waarbij de GGZinstelling optreedt als verhuurder van zelfstandige woonruimte gekoppeld aan een begeleidingsovereenkomst. 3.4.4
De veranderingen voor cliënten Cliënten die in Den Helder verhuisden of gaan verhuizen van de beschermende woonvorm naar zelfstandige huisvesting zijn vooral ingenomen met de verbetering van de woonkwaliteit. De privé-ruimte neemt toe van een slaapkamertje tot een ruimere zitslaapkamer. Binnen het zelfstandig wonen is er ook onderscheid te maken naar meer en minder geschikte vormen. De eengezinswoning levert voor sommigen meer risico op van vereenzaming en terugval dan zelfstandige huisvesting in appartementen met andere cliënten, waar meer mogelijkheden zijn voor ongeplande sociale contacten. Een ander aspect is dat in dit geval groepswonen met allerlei vormen van beperkingen en dwang overgaat in de vrijheid van individueel wonen en
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s B V
DE ZEVEN CASES
zelfstandig eigen keuzen kunnen maken. Dat blijkt overigens ook niet algemeen als een voordeel of nadeel uitgelegd te kunnen worden. Bijzondere cliëntgroepen (Korsakov patiënten of autisten ) zijn weer niet gebaat bij individuele huisvesting en hebben in ieder geval ook een vorm van groepsgerichte begeleiding nodig. Op de vraag naar de financiële gevolgen voor cliënten is ook al geen eensluidend antwoord te geven. In het algemeen hebben cliënten een minimuminkomen en blijft er na aftrek van huur en de kosten van levensonderhoud minder over dan het zak- en kleedgeld in de beschermende woonvorm. 3.4.5
Evaluatie Er is onzekerheid over de regelgeving en onduidelijkheid over de bedrijfseconomische gevolgen van de omzetting van Beschermd Wonen naar Begeleid Zelfstandig Wonen. “We substitueren ons failliet,” constateerde eens een directeur van een GGZ-instelling. De kapitaalslasten worden niet meer gemaakt en vergoed, maar daar staan wel ongedekte ontwikkelingskosten tegenover. Onduidelijkheid bestaat ook over de vrijheid van handelen ten aanzien van het vastgoed. GGZ NHN is geen afzonderlijke RIBW, maar een netwerk van gefuseerde instellingen waaronder een voormalige RIBW. Komen de revenuen van de verkoop van de Beschermende Woonvormen ten goede aan de instelling of vloeien ze terug naar de AWBZ? Een en ander heeft uiteraard gevolgen voor de prijsstelling in de onderhandeling met corporatie. GGZ NHN kiest in Schagen voor een overdracht van vastgoed aan de corporatie op basis van een marktconforme prijs. In Den Helder bestaat het voornemen om de woonvorm op de vrije markt te koop aan te bieden. Onduidelijk is nog of dat een opbrengst genereert of een boekwaardeverlies. De kwaliteit van het woningaanbod voor begeleid wonen is veelal beneden de huidige standaard voor de volkshuisvesting. Dat blijkt ook wel uit het feit dat het beschikbare aanbod onder meer bestaat uit te krappe seniorenwoningen of appartementen in voormalige verzorgingshuizen. Het is een relatieve vooruitgang voor de cliënten, maar de toekomstwaarde van de aangeboden woningen is niet bijzonder. Zorgde eerst de normstelling van de WZV voor de beperkte woonruimte in Beschermd Wonen, nu lijkt het vooral de krappe beurs van de cliënten te zijn die hen doet belanden in het souterrain van de woningmarkt. Het convenant tussen woningstichting en GGZ-NHN met de verplichte koppeling van huurcontract en behandelovereenkomst roep de vraag op of dwingend huurrecht van toepassing is en of de opgenomen voorwaarden in overeenstemming zijn met de geldende huurbescherming. Deze constructie levert een merkwaardige oplossing op: voorwaardelijk zelfstandig wonen.18 Naast ideologische, therapeutische en bouwkundige redenen om de omslag van beschermd naar begeleid wonen te maken is er ook nog een duidelijk motief gelegen in de schaal van de huidige woonvormen. De woonvormen zijn met een
voetnoot 18
Over de jurisprudentie ten aanzien van dergelijke gemengde overeenkomsten, zie: Juridische aspecten van wonen en begeleiden in de RIBW, Utrecht, 1999.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
45
46 DE ZEVEN CASES
omvang van 24 en 25 in Den Helder en Schagen ten opzichte van de vraag te massaal. Er is veel meer flexibiliteit in beheer en toewijzing mogelijk en minder leegstandsrisico wanneer de huisvesting individueel en over meer locaties verspreid kan worden aangeboden.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s B V
DE ZEVEN CASES
3.5
RIBW Heuvelland en Maasvallei
3.5.1
Inleiding De Regionale Instelling Beschermende Woonvormen Heuvelland en Maasvallei (RIBW H&M) biedt net als andere RIBW’en beschermende woonvormen en begeleid zelfstandig wonen. Vanaf begin 2002 neemt deze RIBW deel aan het experiment ‘Housing Accommodations’ om te bereiken dat cliënten met langdurige psychiatrische problemen zelfstandiger in de samenleving kunnen functioneren. Daartoe is een ondersteunend netwerk (‘het steunsysteem’) opgezet waarin naast de GGZ ook het maatschappelijk werk en de buurtwerkers een plaats hebben. Met deze ondersteuning zou het voor cliënten mogelijk moeten worden zelfstandig woonruimte te betrekken en gewoon zelfstandig in de wijk te wonen. Dit initiatief bouwt voort op de kennis van en ervaring met het al eerder gestarte Bredase experiment.19 De voormalige projectleider uit Breda is betrokken bij de opzet en uitvoering van dit Limburgse initiatief. Beschermende woonvormen De RIBW H&M heeft een capaciteit van 130 plaatsen voor beschermd wonen, verdeeld over zes woonvormen in de plaatsen Maastricht (2), Sittard (2), Gulpen en Valkenburg. De woonvormen zijn in eigendom of in huur en bevinden zich in gewone woonwijken. De RIBW-verstrekking bestaat feitelijk uit kost en inwoning aangevuld met woonbegeleiding. Als de kosten voor wonen en levensonderhoud voor rekening van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) komen, zijn de cliënten een inkomensafhankelijke eigen bijdrage verschuldigd. Dat geldt voor elk langdurig verblijf in een AWBZ-instelling, of het nu een ziekenhuis, een verpleeghuis of een RIBW is. Bewoners hebben een eigen gestoffeerde zitslaapkamer waar al een bed en kledingkast in staat en er is een aansluiting voor radio en televisie. De huiskamer, keuken en andere ruimten voor gezamenlijk gebruik zijn volledig door de RIBW ingericht. Begeleid zelfstandig wonen (BZW) De capaciteit voor begeleid zelfstandig wonen telt ruim 120 plaatsen. De cliënten wonen zelfstandig en betalen zelf woonlasten, voeding en dergelijke. Per week krijgen zij ongeveer twee uur woonbegeleiding. De duur van de begeleidingstijd kan zonodig worden uitgebreid. Er is voor ambulante begeleiding (nog) geen eigen bijdrage verschuldigd. De woonbegeleiding is afgestemd op de individuele zorgvraag van de cliënt en richt zich op het instandhouden, ontwikkelen en vergroten van praktische en sociale vaardigheden op het gebied van wonen, (vrijwilligers)werk, dagbesteding, vrije tijd en sociale contacten. Dat uitgangspunt geldt overigens ook voor beschermd
voetnoot 19
Zie de beschrijving van dit experiment in dit rapport onder 3.1 GGZ Westelijk NoordBrabant.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
47
48 DE ZEVEN CASES
wonen, alleen is daar de woonbegeleiding intensiever en vrijwel altijd in de woonvorm aanwezig of direct oproepbaar. 3.5.2
De opzet De RIBW wil in samenwerking met andere partijen zoals corporaties, welzijnsinstellingen, gemeenten en provincie, een toegesneden aanbod over bestaande grenzen gaan ontwikkelen. Met diverse arrangementen van wonen, zorg en welzijn kunnen cliënten rekenen op een kwalitatief hoogstaand en een op hun vraag afgestemd aanbod. De doelstelling van het project ‘Housing Accommodations’ is het stimuleren van de maatschappelijke integratie van mensen met een psychiatrische achtergrond. Het project behelst allereerst een ruimtelijke scheiding van wonen, zorg en werk, maar ook de grenzen voor een organisatorische en financiële scheiding van wonen, zorg en werk zullen verder worden verkend. De doelgroep bestaat uit volwassenen in de leeftijdscategorie van 18 tot 80 jaar, die al langere tijd (meer dan twee jaar) in psychiatrische zorg zijn. Er is een eerste pilotproject van start gegaan voor 20 (ex-)psychiatrische patiënten die zelfstandig wonen dan wel zelfstandig willen wonen maar voor wie het steunsysteem onvoldoende is geregeld. Een belangrijk aspect betreft het ondersteunen van deze cliënten bij hun rondgang langs instanties om inkomen, zelfstandige woonruimte en maatschappelijk opvang te regelen. Dergelijke instanties zijn bijvoorbeeld de sociale dienst, de welzijnsinstellingen, de woningcorporaties en buurthuizen. De projectleider en een medewerker van de RIBW H&M noemen als belangrijke voorwaarden voor het slagen van het project:
3.5.3
1
De medewerking van welzijnswerkers en van de sociale diensten van de gemeenten; de gemeenten zullen middelen en personele capaciteit moeten leveren om het steunsysteem te completeren;
2
De medewerking van corporaties; de corporaties moeten woonruimte leveren en zich bezinnen op een toewijzingsbeleid voor cliënten van RIBW en APZ;
3
Een cultuuromslag van de kant van GGZ om samen met de genoemde actoren tot efficiënte samenwerking te komen.
De uitvoering De stichting Pied à Terre (PàT) is een werkmaatschappij van de GGZ-partners (RIAGG’s, APZ Vijverdal en RIBW H&M) en de woningcorporaties in de regio voor de uitvoering van het project ‘Housing Accommodations’. De Stichting onderhoudt contacten met het gehele maatschappelijke steunsysteem en regelt woonruimte voor cliënten bij woningcorporaties. Woningcorporaties prefereren het verhuren via de Stichting PàT boven het rechtstreeks verhuren aan cliënten. In april 2002 is een convenant tussen 14 partijen getekend (waaronder de RIBW en de Stichting PàT) waarin de partijen de verplichting aangaan zich in te spannen om de maatschappelijke integratie van mensen met een psychiatrische achtergrond mogelijk te maken.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s B V
DE ZEVEN CASES
Stand van zaken ‘Housing Accommodations’ juli 2002 •
De gemeente Maastricht heeft middelen vrijgemaakt om extra welzijnspersoneel in te zetten en er zijn renteloze leningen beschikbaar gesteld waarmee cliënten inrichtingskosten van te betrekken woonruimte kunnen betalen;
•
Een corporatie heeft in Maastricht een pand met vijf appartementen aangeboden voor cliënten uit het APZ. De corporaties betrekken PàT bij de uitwerking van renovaties met het oog op geschiktheid van woningen voor cliënten;
•
Wat betreft het mogelijke aanbod van nieuwbouw hebben de corporaties de intentie aanpasbaar te bouwen zodat de woningen geschikt te maken zijn voor andere doelgroepen. De nieuwbouwplannen verkeren echter nog in een pril stadium;
•
De begeleiders van Begeleid Zelfstandig Wonen (RIBW) werken intensief samen met de nazorggroep van het APZ;
•
De Universiteit Maastricht heeft onderzoek gedaan naar de woonwensen van cliënten. Die cliënten willen vooral wonen in zelfstandige woningen die geclusterd zijn;
•
Met welzijnsorganisaties is overleg gaande om de mogelijke weerstand van wijkbewoners tegen de huisvesting van GGZ-cliënten in de wijk zoveel mogelijk weg te nemen.
Stand van zaken ‘Housing Accommodations’ december 2002 •
De samenwerking met de corporaties komt van de grond. Er zijn appartementen voor cliënten beschikbaar gesteld die wat betreft locatie en indeling aansluiten bij de wensen van de cliënten. De corporaties zijn goed op de hoogte van de omslag in de GGZ van vormen van huisvesting binnen een all-in AWBZ-pakket naar zelfstandige huisvesting binnen de door de corporaties beheerde voorraad. De corporaties bieden meer woonruimte aan dan de projectleiding aanvankelijk verwachtte;
•
Het maatschappelijk steunsysteem krijgt gestalte door de verbeterde samenwerking met - en de verruimde inzet van - het welzijnswerk. De projectteams die cliënten op weg helpen zijn breed samengesteld (GGZ en Welzijnswerk en vrijwilligers) en functioneren goed. Men krijgt op de werkvloer begrip voor elkaar en kan daardoor beter samenwerken.
•
Het aantal cliënten dat in aanmerking wil komen voor woonruimte van corporaties is groot. Het doel om 20 cliënten te plaatsen in zelfstandige corporatiewoningen met begeleiding, lijkt binnen handbereik. Maar voorlopig zijn in december 2002 nog maar vier cliënten daadwerkelijk geplaatst.
Stand van zaken ‘Housing Accommodations’ mei 2003 De optimistische verwachtingen over de voortgang worden door de projectleider wat genuanceerd onder verwijzing naar de volgende ontwikkelingen:
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
49
50 DE ZEVEN CASES
•
Niet alle aangeboden woonruimte voldoet aan de eisen van de RIBW. Zo zijn er veel galerijflats in wijken die bij plaatsing tot een te hoge concentratie van GGZ-cliënten zouden leiden. De corporaties blijken vooral woonruimte beschikbaar te hebben aan de onderkant van de woningmarkt (te klein of verouderd en in een woonomgeving met veel kansarme bewoners);
•
Het aantal cliënten dat interesse toont voor een zelfstandige woonplek met begeleiding is groot. Maar zeggen en doen is twee. In mei 2003 zijn er nog steeds maar vier cliënten die de stap gemaakt hebben.
Relevante ontwikkelingen
3.5.4
•
De stichting Pied à Terre was eerst en vooral in het leven geroepen om als tussenverhuurder tussen cliënt en corporatie op te treden. Corporaties geven er echter de voorkeur aan om een rechtstreekse huurrelatie met de cliënten aan te gaan;
•
Het APZ Vijverdal wil 70% van haar cliënten die langdurig in de zorg zijn buiten het instellingsterrein gaan huisvesten. De vraag naar huisvestingsmogelijkheden voor GGZ-cliënten neemt daardoor verder toe;
•
De corporaties betrekken de GGZ-instellingen bij plannen om in het kader van herstructurering passende huisvesting voor GGZ-cliënten te realiseren.
De veranderingen voor cliënten De beoogde veranderingen voor cliënten betreffen naast de veranderde/verbeterde woonsituatie en het kunnen beschikken over eigen inkomen ook meer ondersteuning dan mogelijk is binnen de GGZ. De projectleiding heeft nog geen zicht op de verandering van de financiële positie van cliënten. Opvallend is dat geen van de cliënten de verhuizing en inrichting heeft gefinancierd met de daarvoor beschikbaar gestelde renteloze leningen. Vermoedelijk zijn er financieel nog aantrekkelijker alternatieven. Een van de risico’s van het scheiden van wonen en zorg is dat cliënten in de nieuwe situatie vereenzamen. Kenmerkend voor het project ‘Housing Accommodations’ is de opbouw van een steunsysteem dat cliënten begeleidt en ondersteunt in hun contacten met instanties maar ook bij het onderhouden en optuigen van een eigen sociaal netwerk.
3.5.5
Evaluatie Voor de RIBW is doorstroming een beoogd effect. Het is de bedoeling dat door het zelfstandig huisvesten van cliënten plaatsen vrijkomen bij de bestaande plaatsen voor beschermd wonen en begeleid zelfstandig wonen. De winst van het project lijkt te zijn dat instanties die eerder vooral los van elkaar werkten nu meer samenwerken. Er is contact ‘op de werkvloer’ tussen de RIBW en maatschappelijk werk en ook met de sociale dienst is contact over de veranderingen van de financiële positie van cliënten die kiezen voor een zelfstandige woning. De rol van stichting Pied à Terre (PàT) als tussenpersoon tussen cliënt en woningcorporatie is niet goed van de grond gekomen. Ook door het kleine aantal toe-
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s B V
DE ZEVEN CASES
wijzingen tot nog toe ligt het meer voor de hand dat cliënten rechtstreeks van de woningcorporatie huren. Ook zonder de tussenkomst van de stichting PàT zijn er garanties in te bouwen dat de huur betaald wordt en dat bij crisissituaties en overlast GGZ-instellingen een taak hebben. Veel cliënten van de RIBW H&M tonen interesse in het experiment en willen op termijn zelfstandig wonen met gebruikmaking van het steunsysteem. De feitelijke deelname is met vier personen nog uiterst beperkt. De geringe participatie heeft naar verluidt te maken met de onzekerheid over de financiële gevolgen in de nieuwe woonsituatie. Daarnaast zijn cliënten huiverig om het bekende en vertrouwde in te ruilen voor een onbekende en onzekere toekomst.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
51
52 DE ZEVEN CASES
3.6
SBWU te Utrecht (RIBW)
3.6.1
Inleiding De Stichting Beschermde Woonvormen Utrecht (SBWU) ontstond in 1983 als federatief verband van organisaties die zich richten op de huisvesting van mensen met psychische problemen. In die periode kregen 143 cliënten onderdak in vijf pensiontehuizen. In 1992 kwam voor de SBWU de late erkenning als RIBWinstelling. Het huidige beleid van de SBWU richt zich op kleinschalige huisvesting en op vervanging van residentiële plaatsen door zelfstandige huisvesting met ambulante begeleiding. Op dit moment biedt de RIBW aan 148 cliënten huisvesting en begeleiding in beschermende woonvormen. Daarnaast zijn er 92 erkende RIBW-plaatsen ingezet voor de ambulante begeleiding van 350 tot 380 zelfstandig wonende cliënten. De meeste klanten van de SBWU wonen zelfstandig en krijgen ambulante begeleiding. Daar is al sprake van een volledige financiële en organisatorische scheiding van wonen en zorg. Voor 148 cliënten is er een aanbod van dienstverlening mét huisvesting. Zij wonen in 55 eengezinswoningen waarvan circa 30 woningen in eigendom van de SBWU en 25 gehuurd van corporaties. Beschermd wonen bij de SBWU houdt onder meer in dat gemiddeld genomen vier cliënten een eengezinshuis delen. Er wonen dus niet zoals in sommige andere vormen van beschermd wonen tientallen mensen in een enkel complex bij elkaar. De vernieuwing die de SBWU wil doorvoeren is de gemiddelde woningbezetting bij beschermd wonen terugbrengen naar drie personen met tegelijkertijd een financiële scheiding van wonen en zorg. Deze bewoners zullen dan een beroep moeten doen op de regeling voor individuele huursubsidie bij begeleid wonen. Daarvoor is noodzakelijk dat zij een directe huurrelatie aangaan met de verhuurder. De plannen voorzien niet in een scheiding van wonen en zorg voor alle cliënten. Er blijft bij deze plannen een basis bestaan van rond de 50 cliënten voor wie de scheiding van wonen en zorg niet aan de orde is. Daaronder zijn bijvoorbeeld ouderen die al jaren beschermd wonen en voor wie de verandering te ingrijpend is. Bij de voorgenomen verdunning van de beschermende woonvormen zal er voor zo’n 55 mensen nieuwe huisvesting moeten worden gevonden. Wanneer ze individueel geherhuisvest worden, zijn er 55 woningen nodig. Wanneer ze opnieuw in beschermende woonvormen gehuisvest worden maar dan met een lagere woningbezetting, zijn er zo’n 18 woningen nodig.
3.6.2
De opzet De 30 woningen die SBWU in eigendom heeft, zijn indertijd gekocht van corporaties voor rond de € 115.000,- per stuk. Ze zijn vervolgens ingrijpend verbouwd voor circa € 35.000,- om er vier afzonderlijke zitslaapkamers met eigen wasgelegenheid in te maken. De waarde van de woningen ligt op dit moment rond de € 230.000,-. De weg van verkoop of overdracht van onroerend goed is voor de SBWU om verschillende redenen niet aantrekkelijk. Ten eerste zijn
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s B V
DE ZEVEN CASES
er investeringsoverwegingen om het vastgoed in eigen hand te houden. De waarde van de woningen neemt immers toe. Na verkoop zullen de woningen ook te duur zijn om voor de doelgroep te huren. De Utrechtse woningmarkt is dusdanig overspannen dat er maar mondjesmaat woningen leegkomen. De SBWU wil om die reden de eigen huisvesting vasthouden om die aan eigen cliënten te kunnen toewijzen. Jaarlijks komen er voor de SBWU circa 15 woningen uit een pool van 150 woningen voor de diverse Utrechtse welzijns- en zorginstellingen. Het is voor de overdracht van vastgoed aan de Utrechtse corporaties bovendien niet het juiste moment. Volgens Frans Heijnen, directeur van de SBWU, zijn de corporaties juist bezig om woningen in de bestaande voorraad te verkopen om investeringen in Leidsche Rijn mogelijk te maken. Aanvankelijk was het wel de bedoeling om het vastgoed over te dragen aan een corporatie. Om bovenstaande redenen heeft SBWU van dit plan afgezien 3.6.3
De uitvoering De plannen zien er globaal als volgt uit. Met ingang van 1 januari 2003 zal de verdunning van de beschermende woonvormen huis voor huis plaatsvinden zodat een gemiddelde woningbezetting van drie bewoners op den duur wordt bereikt en er individuele huursubsidie mogelijk is. Op langere termijn staat er een verdere kwaliteitssprong op het programma naar eigen zelfstandige huisvesting. Dat kan overigens ook wel weer in clusters van woningen zijn. Uit de woonwensonderzoeken blijkt namelijk dat cliënten er behoefte aan hebben om bij elkaar te wonen. De SBWU zal daarbij het eigen bezit niet overdragen, maar zal voor de exploitatiekant van de huisvesting een eigen ‘toegelaten instelling’ in het leven roepen. De huidige samenwerkingsvormen met de Utrechtse corporaties onder meer voor het onderhoud van de eigen woningen blijven gewoon bestaan.
3.6.4
De veranderingen voor cliënten De kosten voor zorg en huisvesting in de beschermende woonvormen worden vergoed op basis van de AWBZ. De bewoners betalen een eigen bijdrage als vergoeding van de kosten voor huisvesting en levensonderhoud, Cliënten behouden maandelijks een vrij besteedbaar bedrag van omstreeks € 182,-. De keuze voor zelfstandige huisvesting met ambulante begeleiding zal in ieder geval niet ingegeven zijn door financiële motieven. In het algemeen hebben de cliënten een bescheiden inkomen - meestal een ABW- of WAO-uitkering – waar niet gemakkelijk maandelijks € 182,- van overblijft als alle vaste lasten voor huisvesting en levensonderhoud zijn betaald. Binnen de SBWU stromen jaarlijks zo’n 25 tot 30 cliënten door naar een zelfstandige woning. Op jezelf wonen is iets waar men op een bepaald moment aan toe is. Je bent niet meer in een woning met anderen gehuisvest. Het is gemakkelijker om bezoek te ontvangen. Zelfstandige huisvesting is een fase in de rehabilitatie. Mensen uit de AWBZ halen is ze ook hun vrijheid als burger teruggeven. Veel problemen ontstaan doordat mensen die uit de instellingszorg verdwijnen of verwijderd worden, daarmee ook hun huisvesting verliezen.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
53
54 DE ZEVEN CASES
3.6.5
Evaluatie De huisvestingssituatie bij de SBWU wijkt nogal af van de gemiddelde RIBW door het relatief grote aantal omzettingen van integrale verstrekkingen in zelfstandige huisvesting met ambulante begeleiding en het groepswonen in afzonderlijke eengezinswoningen als vorm van beschermd wonen. De mogelijkheid van scheiden van wonen en zorg is daardoor beperkt omdat het voor een groot deel al gerealiseerd is, maar door de relatief kleine eenheden is er ook de mogelijkheid van een flexibele en gefaseerde omvorming. Binnen de SBWU zijn er verschillende voornemens tot vernieuwing die onder de noemer scheiden van wonen en zorg worden gebracht. 1
Het scheiden van wonen en zorg als voortzetting van de vervanging van integrale verstrekkingen door individuele huisvesting met ambulante zorg. Een belemmering van een verdere doorvoering is voor de instelling dat de kapitaalslasten – te gebruiken als overhead en voor zorginfrastructuur - in de ambulante verstrekking in mindering worden gebracht. Voor de cliënten dreigt lastenverzwaring omdat naar verwachting voor de ambulante begeleiding een eigen bijdrage zal worden ingevoerd. Deze substitutieoptie is voor de SBWU om bedrijfseconomische redenen dus niet aantrekkelijk;
2
Het scheiden van wonen en zorg binnen bestaande locaties. Het verdunnen van de huidige groepsbewoning door uitplaatsing van één bewoner zodat er per eengezinswoning gemiddeld drie bewoners overblijven. Het complex of de woning wordt aangemeld voor begeleid wonen in het kader van de huursubsidieregeling. In een bestaande situatie zullen de bewoners weer in hun eigen levensonderhoud moeten gaan voorzien en ook de (al dan niet gematigde) huur zelf betalen en daar staat tegenover dat de eigen bijdrage in het kader van de AWBZ zal komen te vervallen. De omvorming van een bestaande situatie heeft nogal wat voeten in de aarde, ook als gevolg van de uitvoeringspraktijk van de vele betrokken uitkeringsinstanties in het bijzonder de IHS-regeling voor begeleid wonen. De SBWU heeft deze omvorming wel als beleidsvoornemen, maar concrete plannen beperken zich tot een nieuw te creëren situatie (verbouw in Amerhof, Soevereinburg/Ducatenburg);
3
De scheiding van de rol van huisvester en die van begeleider. De SBWU heeft voor de residentiële huisvesting van cliënten 30 woningen in eigendom en huurt 25 woningen rechtstreeks van corporaties. De rol van huisbaas verdraagt zich minder goed met die van begeleider. Maar ook in algemene zin is de exploitatie en ontwikkeling van vastgoed een wat oneigenlijke activiteit voor een zorginstelling. De overdracht van het vastgoed naar een externe partij wordt vanuit het AWBZ-regime bezien als risico van weglekken van gelden uit de sector. Daarnaast heeft ook de SBWU er echter belang bij om greep op het vastgoed te houden. Er is een compromis in de maak om een soort eigen corporatie gelieerd aan de SBWU op te richten ten behoeve van de exploitatie en verhuur. Tegenover het behoud van het eigen vastgoed
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s B V
DE ZEVEN CASES
staat het nadeel van het optuigen van een nieuwe organisatie met een zeer beperkt werkgebied die vermoedelijk toch geassocieerd blijft met de SBWU.
Het scheiden van wonen en zorg wordt door de SBWU omarmd als een manier om de rechtspositie van de cliënten te verbeteren. De nadelen van het scheiden van wonen en zorg houden overigens ook verband met die verbeterde rechtspositie. Zo staat het woonrecht in veel gevallen op gespannen voet met de begeledingstaak. Cliënten die geen begeleiding meer nodig hebben, hoeven de woning niet te verlaten waardoor het aanbod voor nieuwe instromers stagneert. Bewoners die een last voor hun medebewoners zijn zullen ook niet meer zo makkelijk uitgeplaatst kunnen worden. Dezelfde afweging speelt een rol bij de overdracht van vastgoed, waar ook voor- en nadelen aan verbonden zijn. De uitgangspositie van de SBWU is dusdanig dat er aan een pragmatische en geleidelijke oplossing kan worden gewerkt: een introductie van scheiden van wonen en zorg, woning na woning, bij een nieuwe instroom van cliënten waarbij ook langzamerhand de groepshuisvesting wordt vervangen door geclusterd wonen met individuele huisvesting. De beleidsdoelstelling voor de SBWU staat wel zo ongeveer vast maar de uitvoering blijft voorlopig in de oriëntatiefase steken.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
55
56 DE ZEVEN CASES
3.7
Bavo RNO Groep
3.7.1
Inleiding Bavo RNO Groep is een organisatie die werkt voor 500.000 mensen woonachtig in de gezondheidsregio Rotterdam-Noord. De organisatie is in 1998 ontstaan uit de fusie van Bavo Psychiatrisch Centrum en RIAGG Rijnmond Noord Oost (RNO). Het APZ Bavo had een opnameplicht voor cliënten uit de Rotterdamse regio (Rotterdam benoorden de Maas, Capelle aan den IJssel en Krimpen aan den IJssel). Eind jaren zeventig ontwikkelde Bavo het beleid van regionalisatie om een gevarieerd aanbod dichter bij de cliënten te brengen. De nieuwe vestigingsplaatsen kwamen om die reden meer in de buurt van Rotterdam te liggen, waar driekwart van de instellingsbewoners vandaan kwam. De regionalisatie kreeg in 1984 een nieuwe impuls door de landelijke tendens tot deconcentratie van de grootschalige instellingen. Er ontstonden dagklinieken in nauwe samenwerking met de RIAGG’s. De afgelopen 25 jaar is Bavo geleidelijk van Noordwijkerhout overgeheveld naar de Rotterdamse regio. In Capelle aan den IJssel is een nieuw centrum gebouwd met ongeveer 200 plaatsen. De laatste 180 plaatsen voor chronische patiënten in Noordwijkerhout zijn onlangs overgegaan naar Langeveld (Rhijngeest), waarmee alle bindingen met de vestigingsplaats Noordwijkerhout zijn verbroken. Bavo koos voor een strategie om de capaciteit voor verblijf laag te houden. Daardoor ontstond ruimte om verder uit te breiden en om cliënten ook ambulant te begeleiden en te behandelen De geleidelijke uitbreiding maakt het ook mogelijk in te spelen op actuele behoeften aan specifieke en gedifferentieerde behandelingen. Voor de langdurige huisvesting van patiënten zijn er goede contacten met RIBW-instellingen en met instellingen voor de opvang van dak- en thuislozen (Maaskring, Boumanhuis, Centrum voor Dienstverlening (CVD)).
3.7.2
De opzet Het scheiden van wonen en zorg staat voor Bavo gelijk aan het terugdringen van de intramurale capaciteit. Door ‘case-management’ in de thuissituatie waarbij ook in 24-uurs bereikbaarheid van zorg en begeleiding wordt voorzien kunnen de cliënten waar mogelijk in de eigen omgeving worden geholpen. Dat wordt ook ondersteund door opnamevervangende deeltijdbehandeling. Bewoners die voorheen zouden zijn opgenomen, worden nu in de thuissituatie begeleid en behandeld. Case-management levert ook een belangrijke bijdrage aan de crisisopvang. Veel acute meldingen betreffen ‘vaste klanten’ van Bavo, die gebaat zijn met opvang door al bekende hulpverleners. Een tweede traject dat feitelijk leidt tot het scheiden van wonen en zorg is het woontrainingscentrum (26 appartementen), waar cliënten kunnen wennen aan de overgang naar zelfstandig wonen. Met de RIBW’en zijn afspraken gemaakt om de overgang naar begeleid wonen te kunnen maken. Niet te verwarren met het
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s B V
DE ZEVEN CASES
reguliere beschermd wonen binnen de RIBW’en, dat weer een koppeling van wonen en verblijf impliceert. Er is ook een omgekeerde beweging waar te nemen. Er is een groep cliënten die langdurig – om niet te zeggen permanent - in de sociowoningen verblijft, waardoor de beoogde doorstroming in deze woningen stagneert. Onder de naam OASE – in gebruik als eufemisme voor asiel – is een voorziening in de maak met 24 verblijfplaatsen voor langdurig verblijf. 3.7.3
De uitvoering Bavo RNO Groep biedt een sterk gedifferentieerd zorgaanbod dat aansluit op een diverse vraag. Het aantal personen dat jaarlijks langdurig is opgenomen is driemaal zo hoog als het aantal daarvoor beschikbare plaatsen. Dat wil zeggen dat de gemiddelde opnameduur ongeveer vier maanden bestrijkt. Minder langdurig dan wat je bij langdurige opname verwacht. RIAGG Rijnmond Noord-Oost bracht bij de fusie in 1998 ook acht HAT-eenheden in, die doorverhuurd worden aan cliënten. Inmiddels beschikt Bavo RNO Groep ook over diverse huurpanden bestemd voor woonruimte of voor behandelruimten. Met verschillende corporaties maakt Bavo afspraken over de beschikking van woningen voor haar cliënten, bijvoorbeeld met Woningpartners in Capelle (jaarlijks 7 woningen), Nieuwe Unie (8 woningen) en met een combinatie van Rotterdamse corporaties voor een jaarlijks aanbod voor naar verwachting 20 cliënten. Sinds de overgang naar de Rotterdamse regio heeft Bavo RNO Groep in totaal 28 gebouwen ontwikkeld of verworven. De vestiging in Capelle aan den IJssel is daarvan de belangrijkste. In vrijwel alle gevallen gaat het om eigen gebouwen ontwikkeld binnen de kaders van de Wet Ziekenhuisvoorzieningen. Momenteel is er overleg met Vestia gaande over de ontwikkeling van een nieuw gebouw op de plaats van een kinderziekenhuis. Vestia speelt daarnaast ook een rol als afnemer van de huidige huisvesting aan de Heemraadsingel (zes oude panden). De geplande nieuwbouw zal gewoon binnen het WZV-regime worden gerealiseerd door de ontwikkelpoot van de Vestia Groep. Bij de ontwikkeling van dit soort binnenstedelijke projecten, waarbij het terrein verworven moet worden van een particulier, is de tijd die gemoeid gaat met de goedkeuring van de grondaankoop en eraan gekoppelde besluiten vaak lang, met als risico dat de aanbieder van het vastgoed met anderen in zee gaat.
3.7.4
Evaluatie Het scheiden van wonen en zorg is een effect van de verplaatsing van het aanbod naar de vraag waardoor de behandeling van de cliënt in eigen omgeving binnen bereik ligt. Bavo heeft opzettelijk de wooncapaciteit beperkt gehouden en vooral geïnvesteerd in de ambulante hulpverlening (case-management). De overgang van intramuraal naar zelfstandig wonen krijgt bovendien veel aandacht in de behandeling, zoals blijkt uit de ‘woontrainingsfase’ en de contacten met RIBW en woningcorporaties.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
57
58 DE ZEVEN CASES
In de ontwikkeling van gebouwen is er een voorkeur voor de traditionele gang naar het Bouwcollege en AWBZ-bekostiging,. De afgelopen drie jaar is veelvuldig gekozen voor huursituaties die overigens ook de goedkeuringsprocedure binnen het WZV-regime moesten volgen. De keuze voor huur is verder afhankelijk van de noodzakelijke verbouwingskosten. Om exploitatietechnische redenen is het dan beter te kiezen voor koop dan voor huuroplossingen. Bavo RNO Groep beschikt over een groot aantal bijzondere huisvestingsvormen voor ambulante en tijdelijke hulpverlening, voor crisisopname, voor dagbesteding en diagnostiek of voor behandeling. Maar een beperkt deel van haar gebouwenvoorraad valt te rangschikken onder courante huisvestingsvormen als woningen of kantoren die mogelijk interessant zijn voor overdracht aan marktpartijen. Het vastgoed in Noordwijkerhout is overgedragen aan de zorginstelling Rhijngeest. Rhijngeest ontwikkelt samen met gemeente en corporaties ook voor dit terrein woningbouwplannen voor cliënten en niet-cliënten.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s B V
BIJLAGEN
Bijlage 1: Onderzoeksthema’s cases Overzicht Onderzoeksthema
Cases
Schaduwprojecten
Organisatorische scheiding bij bestaande bouw: overdracht vastgoed
GGZ WNB
(GGZ Groningen)
Bavo
RIBW Noordwijkerhout
SBWU (GGZ NHN)20 (Vindicta)
Financiële scheiding: cliënten betalen huur aan zorginstelling
GGZ NHN
GGZ Drenthe
GGZ WNB
RIBW KAM
Vindicta RIBW H&M
Financiële scheiding: cliënten betalen huur aan corporatie
Parnassia
GGZ Drenthe
GGZ WNB
GGZ Eindhoven
SBWU
De Grote Rivieren
Vindicta
RIBW KAM
RIBW H&M
(Rijngeest)
(GGZ NHN) Organisatorische scheiding bij nieuwbouw, binnen kaders WZV
Parnassia
Rijngeest
(GGZ NHN)
GGZ Drenthe
Organisatorische scheiding nieuwbouw, buiten kaders WZV
GGZ NHN
De Grote Rivieren
Vindicta
RIBW KAM
Mediant
(Parnassia)
voetnoot 20
De instellingen tussen haakjes hebben aangegeven dit eventueel te willen.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
59
60 BIJLAGEN
GGZ Westelijk Noord-Brabant Thema’s en onderzoeksvragen Financiële scheiding van wonen en zorg: deel van cliënten betaalt huur aan corporatie • •
Hebben cliënten een eigen contract of staat GGZ WNB garant? Hoe gaat het als ze geen begeleiding meer van GGZ WNB krijgen?
•
Hoe komt men tot een individuele toerekening van kosten?
•
Welke knelpunten en oplossingen komt men tegen rond huursubsidie?
•
Welke knelpunten en oplossingen komt men tegen rond gemeenschappelijke voorzieningen als inventaris en gemeenschappelijke ruimte?
Organisatorische scheiding bij bestaande bouw: overdracht vastgoed • • • • • • • • • • • •
Welke voor- en nadelen heeft de overdracht van vastgoed aan corporaties? Welk deel van het vastgoed wil men overdragen aan corporaties? Hoe is deze keuze bepaald? Wat zijn de financiële consequenties voor de instelling van de overdracht? Op welke wijze houdt de instelling een relatie met het vastgoed? Welke knelpunten zijn er bij de overdracht van vastgoed aan de corporatie? Welke oplossingen heeft men bedacht? Wat is de inhoud van de samenwerking met de corporatie? Op welke wijze is deze geformaliseerd? Wat is er binnen deze samenwerking reeds gerealiseerd? Wat is in voorbereiding? Wat zijn eventuele knelpunten en oplossingen?
Oriëntatie op deconcentratie APZ • • • • • • • • • • • • • •
Wat wordt met de deconcentratie integratie beoogd? Welke onderdelen wil men deconcentreren? Voor welke cliënten? Onder welke voorwaarden? Wat is er aan asiel nodig? Voor wie? Hoe wordt dit bepaald? Hoe wordt dit vormgegeven? Met wie wordt er samengewerkt om de deconcentratie te realiseren? Wat is de inhoud van de samenwerking? Op welke wijze geformaliseerd? Wat is er binnen deze samenwerking reeds gerealiseerd? Wat is in voorbereiding? Wat zijn eventuele knelpunten en oplossingen?
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s B V
BIJLAGEN
Te benaderen voor het onderzoek GGZ WNB Corporatie(s)
Vindicta Thema’s en onderzoeksvragen Financiële scheiding van wonen en zorg: deel van cliënten betaalt huur aan Vindicta of corporatie • • • • • • •
Hebben cliënten een eigen contract of staat Vindicta garant? Hoe gaat het als ze geen begeleiding meer van Vindicta krijgen? Gaan cliënten er financieel op vooruit? Welke gevolgen heeft het op andere gebieden voor cliënten (bijv. rond zelfstandigheid, maatschappelijke participatie, zelfvertrouwen)? Hoe wordt de hoogte van de huur bepaald? Welke knelpunten en oplossingen komt men tegen rond huursubsidie? Welke knelpunten en oplossingen komt men tegen rond gemeenschappelijke voorzieningen als inventaris en gemeenschappelijke ruimte?
Organisatorische scheiding bij nieuwbouw: corporatie bouwt buiten kaders WZV • • • • • •
Wat is de inhoud van de samenwerking? Op welke wijze is deze geformaliseerd? Wat is er binnen deze samenwerking reeds gerealiseerd? Wat is in voorbereiding? Wat zijn eventuele knelpunten en oplossingen, met name rond financiering? Wie huurt?
Gedachtevorming over overdracht vastgoed – vastgoed in bezit • •
Welke voor- en nadelen heeft de overdracht van vastgoed aan corporaties? Kan al het vastgoed in principe overgedragen worden aan corporaties?
Te benaderen voor het onderzoek Vindicta (directie, projectleider, regiomanagers) Corporatie(s)
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
61
62 BIJLAGEN
Psycho-medisch centrum Parnassia Thema’s en onderzoeksvragen Omgekeerde integratie •
Hoe verloopt de omgekeerde integratie?
• •
In welke zin is er sprake van integratie? Hoe verloopt de woningtoewijzing?
•
Aan wie betalen cliënten huur?
•
Waar komen deze cliënten vandaan?
•
Indien intramurale setting: wat was er nodig om deze cliënten zelfstandig te kunnen laten wonen? (bijv. extra begeleiding).
Woonwensen van cliënten: onderzoek en dan? • • • •
Op welke wijze wordt een aanbod gerealiseerd dat tegemoet komt aan de woonwensen van cliënten? Wie bouwt en exploiteert? Binnen of buiten kaders WZV? Hoe wordt de huurprijs vastgesteld?
Samenwerking met vijf andere partijen (waaronder RIBW en Vestia-Estrade Groep) • • • • •
Wat is de inhoud van de samenwerking? Op welke wijze is deze geformaliseerd? Wat is er binnen deze samenwerking reeds gerealiseerd? Wat is in voorbereiding? Wat zijn eventuele knelpunten en oplossingen?
Financiële scheiding van wonen en zorg: deel van cliënten betaalt huur aan Parnassia of corporatie • • • •
Hebben cliënten een eigen contract of staat Parnassia garant? Hoe gaat het als ze geen begeleiding meer van Parnassia krijgen? Gaan cliënten er financieel op vooruit? Welke gevolgen heeft het op andere gebieden voor cliënten (bijv. rond zelfstandigheid, maatschappelijke participatie, zelfvertrouwen)?
Domotica binnen nieuwbouw woningen. •
Op welke wijze word Domotica ingezet voor cliënten? Wie betaalt?
Te benaderen voor het onderzoek • • • •
Parnassia Vestia-Estrade Groep RIBW Den Haag Eventuele andere samenwerkingspartners
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s B V
BIJLAGEN
GGZ Noord-Holland Noord Thema’s en onderzoeksvragen Cliënten gaan huren van corporatie i.p.v. zorgaanbieder •
Welke knelpunten zijn er bij het rechtstreeks huren van onzelfstandige woonruimte van corporaties door cliënten?
•
Welke oplossingen zijn er bedacht en geïmplementeerd?
Gedachtevorming over overdracht vastgoed – vastgoed in bezit • •
Welke voor- en nadelen heeft de overdracht van vastgoed aan corporaties? Kan al het vastgoed in principe overgedragen worden aan corporaties?
Start bouw omgekeerde integratie op instellingsterrein door corporatie, waarbij financiële scheiding van wonen en zorg • • • • • • • • • • •
Wat wordt met de omgekeerde integratie beoogd? Wat is er aan asiel nodig? Voor wie? Hoe wordt dit bepaald? Hoe wordt dit vormgegeven? Voor welke cliënten zijn de huurwoningen bedoeld? Wat is de inhoud van de samenwerking met de corporatie? Op welke wijze geformaliseerd? Wat is er binnen deze samenwerking reeds gerealiseerd? Wat is in voorbereiding? Welke knelpunten en oplossingen worden gevonden?
Organisatorische scheiding bij nieuwbouw: corporatie bouwt buiten kaders WZV • • • • • •
Wat is de inhoud van de samenwerking? Op welke wijze geformaliseerd? Wat is er binnen deze samenwerking reeds gerealiseerd? Wat is in voorbereiding? Wat zijn eventuele knelpunten en oplossingen, met name rond financiering? Wie huurt?
Te benaderen voor het onderzoek GGZ Noord-Holland Noord Corporatie(s)
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
63
64 BIJLAGEN
RIBW Heuvelland en Maasvallei Thema’s en onderzoeksvragen Samenwerking met andere partijen (waaronder gemeenten, corporaties en welzijnsinstellingen) • •
Hoe werkt de stichting PàT? Wat is de inhoud van de samenwerking?
•
Op welke wijze is deze geformaliseerd?
•
Wat is er binnen deze samenwerking reeds gerealiseerd?
• •
Wat is in voorbereiding? Wat zijn eventuele knelpunten en oplossingen?
Organisatorische scheiding bij nieuwbouw: corporatie bouwt buiten kaders WZV • • • • • •
Wat is de inhoud van de samenwerking? Op welke wijze geformaliseerd? Wat is er binnen deze samenwerking reeds gerealiseerd? Wat is in voorbereiding? Wat zijn eventuele knelpunten en oplossingen, met name rond financiering? Wie huurt?
Financiële scheiding van wonen en zorg: deel van cliënten betaalt huur aan corporatie • • • • • •
Hebben cliënten een eigen contract of staat PàT garant? Waar komen deze cliënten vandaan? Hoe gaat het als ze geen begeleiding meer van de RIBW krijgen? Hoe komt men tot een individuele toerekening van kosten? Welke knelpunten en oplossingen komt men tegen rond huursubsidie? Welke knelpunten en oplossingen komt men tegen rond gemeenschappelijke voorzieningen als inventaris en gemeenschappelijke ruimte?
Te benaderen voor het onderzoek RIBW (projectleider André Bremmers) Gemeente(n) Corporatie(s) Welzijnsorganisatie(s)
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s B V
BIJLAGEN
SBWU te Utrecht (RIBW) Thema’s en onderzoeksvragen Samenwerking met corporaties •
Wat is de inhoud van de samenwerking met de corporatie?
• •
Op welke wijze is deze geformaliseerd? Wat is er binnen deze samenwerking reeds gerealiseerd?
•
Wat is in voorbereiding?
•
Wat zijn eventuele knelpunten en oplossingen?
Financiële scheiding van wonen en zorg: deel van cliënten betaalt huur aan de corporatie • • • •
Hebben cliënten een eigen contract of staat de SBWU garant? Hoe gaat het als ze geen begeleiding meer van de SBWU krijgen? Gaan cliënten er financieel op vooruit? Welke gevolgen heeft het op andere gebieden voor cliënten (bijv. rond zelfstandigheid, maatschappelijke participatie, zelfvertrouwen)?
Organisatorische scheiding bij bestaande bouw: overdracht vastgoed • • • • • • •
Welke voor- en nadelen heeft de overdracht van vastgoed aan corporaties? Welk deel van het vastgoed wil men overdragen aan corporaties? Hoe is deze keuze bepaald? Wat zijn de financiële consequenties voor de instelling van de overdracht? Op welke wijze houdt de instelling een relatie met het vastgoed? Welke knelpunten zijn er bij de overdracht van vastgoed aan de corporatie? Welke oplossingen heeft men bedacht?
Te benaderen voor het onderzoek SBWU Corporatie(s)
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
65
66 BIJLAGEN
Bavo RNO Groep Thema’s en onderzoeksvragen Organisatorische scheiding bij bestaande bouw: overdracht vastgoed •
Welke voor- en nadelen heeft de overdracht van vastgoed aan corporaties?
• •
Welk deel van het vastgoed wil men overdragen aan corporaties? Hoe is deze keuze bepaald?
•
Wat zijn de financiële consequenties voor de instelling van de overdracht?
•
Op welke wijze houdt de instelling een relatie met het vastgoed?
• • • • • • •
Welke knelpunten zijn er bij de overdracht van vastgoed aan de corporatie? Welke oplossingen heeft men bedacht? Wat is de inhoud van de samenwerking met de corporatie? Op welke wijze is deze geformaliseerd? Wat is er binnen deze samenwerking reeds gerealiseerd? Wat is in voorbereiding? Wat zijn eventuele knelpunten en oplossingen?
Te benaderen voor het onderzoek Projectleider Bavo Corporatie(s)
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s B V
BIJLAGEN
Bijlage 2: Lijst geïnterviewden Voor de oriënterende fase dhr H. Noordtzij
GGZ Nederland, coördinator structuur & financiering
mevr K. Boudewijns
GGZ Nederland, adviseur
dhr P. Vos
Raad voor de Volksgezondheid & Zorg, algemeen secretaris
mevr E. Gaal
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, beleidsmedewerker
dhr H. van der Eng
College bouw ziekenhuisvoorzieningen, sectiehoofd bouwzaken
dhr G. Cremers
Voormalig projectleider Scheiden Wonen en Zorg RIBW Breda
dhr G. Tupker
Psycho-medisch centrum Parnassia, (voormalig) directeur
dhr J. Kool
Vindicta, directeur
mevr K. Jobse
Stichting RIBW Twente, regiomanager Oost Twente
mevr L. Sanders
zelfstandig adviseur
dhr P. Driest
NIZW, beleidsadviseur
dhr J. Mascini
GGZ Noord-Holland Noord, coördinator huisvesting en bouwzaken
dhr F. Heijnen
SBWU, directeur
dhr R. Koning
Bavo RNO-groep
dhr M. de Jongh
Laagland’ Advies, adviseur
dhr G. van Dooren
APZ De grote Rivieren, circuitmanager langdurige zorg
dhr P. Damen
GGZ Eindhoven, zorgmanager woonondersteuning
dhr F. Haak
RIBW Kennemerland, Amstelland en de Meerlanden, directeur
dhr F. Leenen
Rijngeest Groep
dhr B. Modderkolk
Open Ankh, algemeen secretaris bestuur
dhr P. Suters
Mediant
dhr B. Staal
Delta Psychiatrisch ziekenhuis, adjunct directeur facilitair bedrijf Delta
Voor de casestudies dhr J. Kool
Vindicta, directeur
dhr D. Labée
Vindicta, adjunct directeur
dhr O. van der Laan
Psycho-medisch centrum Parnassia, beleidsmedewerker
dhr G. Tupker
Psycho-medisch centrum Parnassia, (voormalig) directeur
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
67
68 BIJLAGEN
mevr. M. Plessius
Ceres, ontwikkelaar voor Vestia van woningen op terrein van Parnassia
dhr J. Mascini
GGZ Noord-Holland Noord, coördinator huisvesting en bouwzaken
dhr M. Bähler
GGZ Noord-Holland Noord, beleidsadviseur zorgontwikkeling
dhr G. Harink
GGZ Noord-Holland Noord, hoofd langdurige zorg regio Schagen
dhr H. de Vries
Gemeente Alkmaar, senior beleidsmedewerker zorg
dhr J. Hendriks
Wooncompagnie, directeur
dhr G. Cremers
RIBW H&M, projectleider ‘Housing Accommodations’
dhr A. Bremmers
RIBW H&M, medewerker
dhr F. Heijnen
SBWU, directeur
dhr P. de Kok
GGZ Westelijk Noord-Brabant, sectormanager volwassenen lang.
dhr H. Schouwenaars
ARWON, hoofd onderzoek en beleid
dhr P. Oostlander
Bavo RNO Groep, stafmedewerker huisvesting
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s B V
BIJLAGEN
Bijlage 3: Literatuur Bergvelt, Dirk, Hans van Rossum en Jetse Oosterbaan, Het beste van drie werelden: de architectuur van wonen en zorg, Amsterdam: Architectuur Lokaal, 2002.
Boevink, Wilma e.a., Samen werken aan herstel: van ervaringen delen naar kennis overdragen, Utrecht: Trimbos-Instituut, 2002.
Boot, J.M. en M.H.J.M. Knapen, De Nederlandse Gezondheidszorg, Utrecht: Het Spectrum, 1990.
Borgesius, E. en W. Brunenberg, Behoefte aan asiel? Woon- en zorgbehoeften van ‘achterblijvers’ in de psychiatrie, Utrecht: Trimbos-instituut, 1999.
College Bouw Ziekenhuisvoorzieningen, Ziekenhuisvoorzieningen: bouwmaatstaven voor langdurige zorg GGZ, Utrecht, 2002.
College voor Ziekenhuisvoorzieningen, Rapport inzake uitvoeringstoets herziening planningsnorm GGZ (eerste deelrapportage), Utrecht: College voor Ziekenhuisvoorzieningen, 1998.
Commissie Steen der Wijzen, Steen der Wijzen: nieuwe allianties voor keuzes in wonen en zorg, Utrecht: Anderson Elffers Felix, 2002.
Coolen, Jan e.a., Over grenzen van de AWBZ: Evaluatie van innovatieprojecten, Amsterdam: RIGO, 2001.
Cremers, G., “Scheiden van huisvesting en zorg”, in: Passage, Tijdschrift voor rehabilitatie nr. 4, december 2001.
Flierman – de Groot, C., Juridische aspecten van wonen en begeleiden in de RIBW, Utrecht: Wetenschapswinkel, Universiteit Utrecht, 1999.
Fransen, H. en A. Hondius, Van asiel naar oase, MGV, 2000.
GGZ Kop van Noord-Holland, Bedrijfsplan 2003, Den Helder: GGZ Kop van NoordHolland, 2003.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
69
70 BIJLAGEN
GGZ Kop van Noord-Holland, ‘Thuis in de Kop’: zo gewoon en zo zelfstandig mogelijk leven met een psychiatrische handicap in de Kop van Noord-Holland, Den Helder: GGZ Kop van Noord-Holland, 2003.
GGZ Nederland, Binnenstebuiten. Toekomstperspectief Langdurige Zorg, Utrecht, 2000.
Inspectie voor de Gezondheidszorg, Kwaliteitsontwikkeling in RIBW’s: een inventarisatie van de stand van zaken, Den Haag: Inspectie voor de Gezondheidszorg, 2000.
Janssen, M.A., Toekomstverkenning modernisering AWBZ en gevolgen voor de GGZ, Amstelveen: College voor zorgverzekeringen, 2002.
Kwekkeboom, M.H., Zo gewoon mogelijk: een onderzoek naar draagvlak en draagkracht voor de vermaatschappelijking in de geestelijke gezondheidszorg, Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau, 2001.
Laan, drs. O. van der, Onderzoek naar woonwensen, dagbesteding, zorgbehoefte en psychopathologie in de Maatschappelijke Opvang en twee particuliere pensions in Den Haag, Den Haag: Parnassia, 2002.
Noorthoorn, E. e.a., “Sociale rolontwikkeling bij ambulante chronische psychiatrische patiënten verduidelijkt met een gevalsbeschrijving”, in: Tijdschrift voor Psychiatrie, 1991, 33/2.
Oostveen, Paul en Jan Willem van Zuthem, “Vraaggestuurde bekostiging in de GGZ: los van het budget”, in: Zorgvisie, nr. 1, 2002.
Persoon, Peter, en Chris Mourik, De RIBW prettig ontregeld: onderzoeksrapportage naar de effecten van de dereguleringsmaatregel bij RIBW’en, Utrecht: GGZ Nederland, 2002.
Petry, D., Chroniciteit in de psychiatrie systematisch bekeken. Psychiatrie in een land zonder grenzen, Vijverdal, 1989.
Raad voor de Volksgezondheid & Zorg, Thuis in de GGZ, Zoetermeer: RVZ, 1996.
Raad voor de Volksgezondheid & Zorg, Geestelijke gezondheidszorg in de 21 eeuw, Zoetermeer: RVZ, 1997. e
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s B V
BIJLAGEN
Ramakers, Clarie, en Mary van den Wijngaart, Experiment persoonsgebonden budget in de geestelijke gezondheidszorg: verslag van de quick scan naar de uitvoering en gebruik van de regeling pgb-ggz 2000, Nijmegen: ITS, 2000.
Rossum, Froukje van, Wonen en zorg ontleed: experiment RIBW Stadsgewest Breda en Westelijk Noord Brabant, Amsterdam: RIGO, 1998.
Rossum, Froukje van, en Sophia van Buren, Beschermd huren: rapportage van bevindingen, Amsterdam: RIGO, 2002.
Rossum, Hans van en Froukje van Rossum, Om stenen en handen: samenwerking van woon- en zorginstellingen, Den Haag/Amsterdam: Elsevier bedrijfsinformatie/RIGO 1999.
Taskforce Vermaatschappelijking geestelijke gezondheidszorg, Erbij horen: advies taskforce vermaatschappelijking geestelijke gezondheidszorg, Utrecht: TrimbosInstituut, 2002.
Vliegenthart, Margo, staatssecretaris van VWS, Vervolgbrief modernisering AWBZ en vereenvoudiging PGB, 15-7-2002.
Wel, T. F. van, Rehabilitatie door het woonmilieu: een longitudinaal onderzoek naar de relatie tussen de mate van normalisatie van het woonmilieu en de activiteiten en participatie van chronisch psychiatrische cliënten, Proefschrift Nijmegen, Den Dolder: Altrecht GGZ, 2002.
Wennink, H.J. e.a., Denkt aleer gij doende zijt, toekomstscenario’s GGZ: Modernisering van de AWBZ en de consequenties voor kosten en gebruik, Utrecht: Trimbosinstituut, 2002.
Wilken, J.P, L. Kaiser en D. den Hollander, Wonen en rehabilitatie, Utrecht: SWP, 1994.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
71