Scheiden Wonen en Zorg en Brandveiligheid: Hoe zit dat nou? (Brandveiligheid volgens het bouwbesluit 2012 in relatie tot het Scheiden van Wonen en Zorg) De invoering van het Scheiden van Wonen en Zorg (of eigenlijk: extramuralisering) is momenteel bij vele zorgorganisaties een actueel onderwerp. Naast de vele praktische, juridisch en administratieve handelingen die hierbij komen kijken, (opstellen van huurcontracten, bepalen servicekosten, koppeling zorgcontracten etc.) zal ook vanuit de (bouw)regelgeving moeten worden bekeken of voldaan wordt aan de daarin gestelde eisen. Immers betreft de woonruimte nu geen kamer meer in het zorgcomplex, maar een zelfstandig danwel onzelfstandige verhuurde woning (met zorg). Brandveiligheid is een van de belangrijkste aandachtspunten daarbij. Over dit onderwerp organiseerde BOB Advies op 24 juni 2014 een goed bezocht seminar met als titel “Brandveiligheid in relatie tot het scheiden van wonen en zorg”. Wat betekent de transformatie vanuit intramurale zorgappartementen naar zelfstandige woningen voor bijvoorbeeld de brandveiligheidseisen die aan een dergelijk gebouw worden gesteld? Om dit te kunnen bepalen moeten we ons de vraag stellen: Welke gebruiksfunctie is van toepassing? Feitelijk is het antwoordt daarop simpel, namelijk: het is/was een woonfunctie en het blijft een woonfunctie. Het is voor de betreffende bewoner(s) namelijk hun thuis. Ze hebben immers geen ander woonadres en dus betreft het de functie wonen al dan niet met zorg. Vanuit het Bouwbesluit beschouwd is er dan dus geen sprake van een functiewijziging. Overigens staat dit los van de bestemmingsaanduiding “maatschappelijk” in het bestemmingsplan. Hierover is bij m.n. gemeenten nog veel onduidelijkheid. Het door het Rijk gevoerde beleid in het kader van het Scheiden van Wonen en Zorg is bij veel gemeenten, voor wat de aanduiding in het bestemmingsplan betreft, nog niet voldoende helder. Het in (financiële zin) scheiden van Wonen en Zorg verandert veelal niets aan het feitelijke gebruik van het gebouw. Woonfunctie voor zorg: De in het Bouwbesluit gestelde eisen zijn afgestemd op het gebruik van het gebouw. Bij bouw / verbouw is de aanvrager van de omgevingsvergunning degene die de uiteindelijke gebruiksfunctie bepaald. Uit de gekozen gebruiksfunctie volgt dan aan welke eisen moet worden voldaan. De functie wonen is in het Bouwbesluit 2012 uitgesplitst in een “woonfunctie voor zorg” en een “andere woonfunctie”. Er is sprake van een “woonfunctie voor zorg” als het een woning / woonruimte betreft die bedoeld is voor verlening van professionele zorg aan de bewoner(s) met een vanuit het zorgaanbod georganiseerde koppeling tussen wonen en zorg in een daarvoor bestemde en uitgeruste woonfunctie (definitie uit art. 1.2 lid 3 van het Bouwbesluit 2012). De zorgaanbieder neemt daarbij ook de verantwoordelijkheid voor de brandveiligheid van de cliënt over. De professionele zorg wordt in de regel verleend op grond van de AWBZ, ZVW of de Wmo. Aan een woonfunctie voor zorg worden in het bouwbesluit nadere eisen gesteld met betrekking tot de aanwezigheid van een brandmeldinstallatie. Bij de “andere woonfunctie” wordt geen brandmeldinstallatie geëist.
Een zorgbehoevende bewoner kan er natuurlijk altijd voor kiezen om niet te verhuizen naar een woonfunctie voor zorg, maar de zorg te ontvangen in zijn bestaande woning (in de vorm van thuiszorg / mantelzorg en hulp bij het huishouden). De bewoner dient zich dan wel bewust te zijn van de risico’s die dat eventueel met zich meebrengt. De zelfredzaamheid kan in de loop van de tijd afnemen. De zorgverlener doet er in dat geval verstandig aan om in voorkomende situaties de cliënt daar op wijzen. Nadere indeling van de woonfunctie voor zorg op basis van zorgniveau en woonvorm: De woonfunctie voor zorg zoals gedefinieerd in het bouwbesluit 2012 kent de navolgende subgebruiksfuncties: - zorgclusterwoning; - groepszorgwoning; - andere woonfunctie voor zorg Kijkend naar de onderverdeling in zorgverlening waarvoor de woonfunctie bestemd is, dan kan er bij een zorgclusterwoning sprake zijn van zorg op afroep en 24-uurszorg. Bij de groepszorgwoning is er sprake van een verder gaande indeling waarbij geldt dat er naast zorg op afroep of 24-uurs zorg ook sprake zou kunnen zijn van zorg op afspraak. Het onderscheid tussen de voornoemde onderverdeling in zorgverlening wordt als volgt omschreven: - Zorg op afspraak:
- Zorg op afroep:
- 24-uurs zorg:
De zorgverlener komt slechts op afspraak langs (bijvoorbeeld thuiszorg). De bewoners kan zich verder nog zelfstandig (of met behulp van mantelzorg) redden. Er is geen communicatie voorziening met een zorgcentrale / zusterpost in de woning aanwezig. Wel kan er een (simpel) personen alarmeringssysteem aanwezig. De zorgverlener wordt op door de cliënt te bepalen momenten opgeroepen voor hulp bij dagelijkse handelingen (bijvoorbeeld aankleden of toiletbezoek). In de woning zijn specifieke voorzieningen aanwezig voor de zorgverlening, zoals bijvoorbeeld een professioneel intercomsysteem (spreek / luisterverbinding) voor het doen van de zorgoproepen naar een zorgcentrale (een coördinatiepunt gelegen in de nabijheid van de woning) Aan de cliënt wordt 24-uur per dag zorg aangeboden vanuit een in het gebouw aanwezige “zusterpost”. Van hieruit kan direct hulp aan de bewoner worden geboden.
Een zorgclusterwoning wordt in het Bouwbesluit 2012 getypeerd als zelfstandige woonruimte bestemd voor het aanbieden van zorg aan ten minste 1 zorgcliënt al dan niet met partner. Een zorgclusterwoning is gelegen in de directe nabijheid van ten minste 4 andere woningen met een soortgelijk aanbod. Een zelfstandige woonruimte is een woning / woonruimte die bewoond kan worden zonder daarbij afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen die buiten de woning zijn gelegen en een eigen toegang (voordeur) heeft. Onder Wezenlijke voorzieningen in dit kader wordt verstaan: een kookgelegenheid (aanrecht met aan en afvoer van water en een aansluitpunt voor koken) en een toilet, die achter de eigen toegangsdeur moeten zijn gelegen.
Een groepszorgwoning is bestemd voor bewoning in groepsverband. Er is pas sprake van een groepszorgwoning als er zorg wordt geboden aan ten minste 5 zorgcliënten. De cliënten wonen in afzonderlijke wooneenheden (kamers) en delen daarbij een aantal gemeenschappelijke voorzieningen (zoals de voordeur, keuken en vaak ook sanitair). Bij een andere woonfunctie voor zorg is er ook sprake van zorgverlening (zowel intra als extramuraal). Deze typering is van toepassing als de eerder genoemde grenswaarden voor de omvang niet worden overschreden. Minder dan 5 cliënten is geen groepszorgwoning en minder dan 5 woningen is geen zorgcluster woning. Bij een ander veel voorkomende manier van zorgverlening, n.l. de aanleunwoning, geldt dat in veel gevallen zeker sprake is van zorgclusterwoningen. Maar omdat hier (veelal) zorg op afspraak wordt verleend, (zorg op afspraak wordt niet genoemd in de onderverdeling naar zorgverlening waarvoor de woning bestemd is), is er formeel dus sprake van een “andere woonfunctie voor zorg”. Overigens is het bij deze aanleunwoningen zeker niet ondenkbaar dat er na verloop van tijd wel sprake zal zijn van zorg op afroep danwel 24-uurs zorg waardoor deze woningen dan wel worden gezien als zorgclusterwoningen (en er dus eisen worden gesteld m.b.t. de aanwezigheid van o.a. een brandmeldinstallatie). De zorgwoning wordt niet gezien als een gezondheidszorgfunctie De zgn. zorgwoning blijft,vanuit het Bouwbesluit 2012, dus primair gezien worden als een woonfunctie en geen gezondheidszorgfunctie, ongeacht de zorgbehoefte van de bewoner / cliënt. Vanuit datzelfde Bouwbesluit 2012 geldt ten aanzien van de brandwerendheid de basiseis dat elke (zelfstandige) woning een 60 minuten brandcompartiment dient te zijn ten opzichte van een naastgelegen brandcompartiment (omliggende woningen/ ruimten). In afwijking van de basiseis van 60 minuten kan met een 30 minuten brandwerende scheiding worden volstaan indien in het woongebouw geen vloer (van een verblijfsgebied) ligt hoger dan 7 meter boven het maaiveld Indien de woning is gebouwd voor 2012, dan geldt dat deze minimaal dient te voldoen aan het Bouwbesluit 2012 voor bestaande bouw (zijnde de absolute ondergrens). Dan geldt als eis een 20 minuten brandwerende scheiding. Echter zodra een woning of een onderdeel van de woning (bijvoorbeeld in het kader van Scheiden van Wonen en Zorg) wordt verbouwd, dan geldt als uitgangspunt dat voor de nieuw aangebrachte elementen moet worden voldaan aan het Bouwbesluit 2012 (voor nieuwbouw), tenzij in de desbetreffende afdelingen van het Bouwbesluit anders is aangegeven. Door de extramuralisering / het Scheiden van Wonen en Zorg wordt de woonfunctie voor zorg op de reguliere huurmarkt aangeboden. In veel gevallen behoeft het gebouw daar niet voor verbouwd te worden en dient dus te voldoen aan minimaal de eisen voor bestaande bouw uit het Bouwbesluit 2012. Nieuw is wel het feit dat bewoners in het kader van het Scheiden van Wonen en Zorg vaak 2 afzonderlijke contracten afsluiten t.w. een voor het wonen (huren) en een voor de zorg. Deze beide contracten zijn voor de subgebruiksfunctie “wonen met zorg” overigens wel onlosmakelijk met elkaar verbonden.
Wel of geen zelfsluitende deuren bij zelfstandige bewoning? In het Bouwbesluit 2012 is er geen verplichting om een (zelfstandige) woning of wooneenheid (ook niet als er sprake is van wonen met zorg) te voorzien van een zelfsluitende deur. Het bij brand sluiten van deuren en ramen tempert echter wel de verspreiding van rook en beperkt de snelheid van ontwikkeling van brand. De vraag is of het aanbrengen van zelfsluitende deuren vanuit het oogpunt van adequate hulpverlening en/of evacuatie en vanuit de zorgplicht die de zorgverlener heeft ten aanzien van de zorgbehoeftige bewoner en zijn eigen personeel, wellicht toch niet verstandig is. Moet in een woonfunctie voor zorg BedrijfsHulpverlening aanwezig zijn? De aanwezigheid van BHV bij een zelfstandige woonfunctie voor zorg wordt vanuit het Bouwbesluit 2012 niet expliciet geëist. Wel dient er bij brand / rookontwikkeling vanuit een zorgclusterwoning en een groepszorgwoning een (automatische) melding door te komen bij een zusterpost c.q. bij de 24uurs zorg (uitzondering hierop vormt dus de eerder omschreven “andere woonfunctie voor zorg”). Dit zodat directe hulp kan worden geboden bij evacuatie van de zorgbehoeftige bewoner(s). Maar hoe gaat dit in de praktijk bij een woongebouw waarin door verschillende zorgaanbieders zorg wordt geboden? Wie is, of wie voelt zich dan verantwoordelijk voor de desbetreffende bewoner(s)? Of nog praktischer, wie “reset” de brandmeldinstallatie bij een zogenaamde oneigenlijke melding? Dit dient formeel te geschieden door een zgn. opgeleid persoon (beheerder). Hier zullen tussen de verschillende zorgverleners en de verhuurder van het pand (kan ook een corporatie zijn) nadere afspraken over moeten worden gemaakt. Kortom: de zorginstelling en/of verhuurder dient te allen tijde de integrale (brand) veiligheid goed in het oog te houden. Organisatorisch: In het Burgerlijk wetboek zijn er zaken vastgelegd ten aanzien van de verplichtingen van een (zorg)organisatie aangaande aansprakelijkheid met betrekking tot het te voeren beleid, organisatie, en inrichting van een (semi)openbaar gebouw. Bouwkundig en Technisch: Ten aanzien van het gebouw, de aanwezige installaties en het gebruik worden er eisen gesteld in het Bouwbesluit 2012. Het toezicht hierop is een zaak van de gemeente. De menselijke factor: In hoeverre kunnen zorgverleners en zorgcliënten een actieve bijdrage leveren aan de brandveiligheid. Dit betreft het gedrag van bewoners en personeel en de (veiligheids)cultuur binnen een organisatie. Voor de zorgorganisatie als werkgever is vanuit de Arbowetgeving ook de verplichting tot: - een risico-inventarisatie en –evaluatie (waarin het gaat om zaken als: gevaarlijke stoffen, aanwezigheid van blusmiddelen etc.), - het opstellen van een bedrijfshulpverlening en een bedrijfsnoodplan (draaiboek bij calamiteiten). Toezicht en handhaving met betrekking tot de Arbowet geschiedt door de Inspectie SZW.
Conclusie: De aanvrager van de omgevingsvergunning bepaalt de gebruiksfunctie van het gebouw. Het bevoegd gezag (gemeente) toetst aan de Bouwbesluiteisen behorend bij de gekozen gebruiksfunctie. De gebruiksfunctie Wonen kent een subgebruiksfunctie “wonen met zorg” waarbij afhankelijk van de zorgverlening waarvoor de woonfunctie is bedoeld een onderverdeling plaats vindt in een zorgclusterwoning, een groepszorgwoning of een andere woonfunctie voor zorg. Bij deze object benadering speelt de daadwerkelijke zelfredzaamheid van een bewoner geen rol. Op grond van de zorgplicht zal de zorgaanbieder ook de nodige aandacht moeten besteden aan de brandveiligheid in zijn algemeenheid. Dit kan ertoe leiden dat er (aanvullende) maatregelen moeten worden getroffen met betrekking tot de integrale brandveiligheidsvisie. Brandveiligheid is dus meer dan het voldoen aan de eisen gesteld in het Bouwbesluit 2012.