Hogeschool Utrecht, Instituut Archimedes Opleiding: Locatie: Croho’s: Varianten:
Lerarenopleidingen; hbo-bachelor Utrecht z.o.z. voltijd/deeltijd
Visitatiedata: 14, 15 en 16 september 2009
© Netherlands Quality Agency (NQA) Utrecht, februari 2010
2/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor
Overzicht opleidingen, varianten en crohonummers
Cluster Welzijn, Zorg en Maatschappij Aardrijkskunde Geschiedenis Welzijn en zorg Omgangskunde
varianten voltijd/deeltijd voltijd/deeltijd voltijd/deeltijd voltijd/deeltijd
crohonummer 35201 35197 35388 35421
Cluster Talen Duits Engels Frans Nederlands Spaans
voltijd/deeltijd voltijd/deeltijd voltijd/deeltijd voltijd/deeltijd voltijd/deeltijd
35193 35195 35196 35198 35255
Cluster Exact Biologie Natuurkunde Scheikunde Techniek Wiskunde
voltijd/deeltijd voltijd/deeltijd voltijd/deeltijd voltijd/deeltijd voltijd/deeltijd
35301 35261 35199 35254 35221
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor
3/164
4/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor
Inhoud
Inhoud
5
Deel A: Onderwerpen 1.1 Voorwoord 1.2 Inleiding 1.3 Werkwijze 1.4 Oordeelsvorming 1.5 Oordelen per facet en onderwerp
7 9 10 12 14
Deel B: Facetten Onderwerp 1 Onderwerp 2 Onderwerp 3 Onderwerp 4 Onderwerp 5 Onderwerp 6
21 23 27 42 46 49 54
Doelstelling van de opleiding Programma Inzet van personeel Voorzieningen Interne kwaliteitszorg Resultaten
Deel C: Nadere onderbouwing van de opleidingsspecifieke facetten Cluster Welzijn, zorg en maatschappij Cluster Talen Cluster Exact Deel D: Bijlagen Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4: Bijlage 5:
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden Deskundigheden panelleden Bezoekprogramma Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor
61 63 75 94 115 116 137 154 156 164
5/164
6/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor
Deel A:
Onderwerpen
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor
7/164
8/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor
1.1
Voorwoord
Dit rapport is het verslag van het panel dat in opdracht van NQA veertien 2de graads lerarenopleidingen (hbo bachelor) van Instituut Archimedes van Hogeschool Utrecht heeft onderzocht. Het beschrijft de werkwijze, de bevindingen en de conclusies. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in het kader van de accreditatie van hogere beroepsopleidingen. Het onderzoek is begonnen in juni 2009 toen de zelfevaluatierapporten deel A: Generiek en deel B: Opleidingsspecifiek zijn aangeleverd. Als onderdeel van het onderzoek heeft het panel de opleidingen gevisiteerd op 14, 15 en 16 september 2009. Het panel bestond uit: De heer drs. ir. A. Mittelmeijer RI (voorzitter, domeinpanellid cluster Welzijn, zorg en maatschappij); Mevrouw drs. T.J.G. van der Heijden (domeinpanellid cluster Talen en adviseur Nederlands); De heer drs. A.J. Mast (domeinpanellid cluster Exact en adviseur Scheikunde); Mevrouw R. van Aelst (student panellid); Mevrouw drs. M.E. Voorthuis (NQA-auditor); Mevrouw Y. Griffioen-Kingma (NQA-auditor); De heer drs. L.S. van der Veen (NQA-auditor). Dit panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document Protocol ter beoordeling van de werkwijze van visiterende en beoordelende instanties (NVAO, oktober 2007). Het panel beschikt over relevante werkvelddeskundigheid en over vakdeskundigheid. Onder vakdeskundigheid wordt verstaan: “vertrouwd zijn met de meest recente ontwikkelingen en vertrouwd zijn met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op het niveau, de oriëntatie van de te beoordelen opleidingen”. Daarnaast beschikt het panel over onderwijsdeskundigheid, studentgebonden deskundigheid en visitatiedeskundigheid (zie bijlage 2). Zoals wordt beschreven in paragraaf 1.3 is voor deze visitatie het kernpanel aangevuld met een aantal vakadviseurs, die het kernpanel op de facetten 2.1, 2.2, 2.3, 2.7, 2.8 en 6.1 hebben geadviseerd over de afzonderlijke opleidingen. De adviseurs waren: De heer J.G. Bakkelo (adviseur Duits) Mevrouw drs. M.J. Bodde (adviseur Engels) De heer dr. A. Hoeflaak (adviseur Frans) De heer drs. J. Espinola Vasquez (adviseur Spaans) Mevrouw drs. J.W.M.J. Daemen (adviseur Wiskunde) Mevrouw drs. J.E. Frederik (adviseur Techniek) De heer dr. H. Vos (adviseur Natuurkunde) De heer drs. C.J. Smeets (adviseur Biologie) De heer J. Gaasterland (adviseur Aardrijkskunde) Mevrouw drs. J.I.G.M. Tuithof (adviseur Geschiedenis) Mevrouw E.L. Dansen (adviseur Gezondheidszorg en welzijn) Mevrouw Mr. G.M.E. Braakhuis (adviseur Omgangskunde)
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor
9/164
Het rapport bestaat de volgende delen: • Deel A: het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleidingen op onderwerpniveau worden uitgesproken met daarbij de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel over de opleidingen geformuleerd. • Deel B: het Facetrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan uit van de vierpuntsschaal (onvoldoende, voldoende, goed en excellent), conform het voorschrift van de NVAO. Uitzondering hierop is facet 2.6, als gevolg van aanvullende instructies van de NVAO wordt hier het oordeel voldaan of niet voldaan gegeven. Voor een uitgebreide beschrijving van de wijze waarop de oordelen tot stand zijn gekomen wordt verwezen naar paragraaf 1.4 Oordeelsvorming. Het Facetrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. • Deel C: dit deel bevat een aanvullende onderbouwing voor de facetten 2.1, 2.2, 2.3, 2.7, 2.8 en 6.1. • Deel D: in dit deel zijn alle relevante bijlagen opgenomen. 1.2
Inleiding
Instituut Archimedes maakt deel uit van de Faculteit Educatie (FE) van de Hogeschool Utrecht. De faculteit is één van de grootste educatieve faculteiten van Nederland met ruim 8.000 studenten, circa 800 medewerkers, 16 bachelor- en 14 masteropleidingen. Naast Archimedes kent de faculteit de volgende instituten: - Instituut Theo Thijssen (ITT), de lerarenopleiding primair onderwijs; - Seminarium voor Orthopedagogiek (SvO), opleidingen voor speciaal onderwijs; - Instituut voor Gebaren, Taal en Dovenstudies (IGT&D), opleidingen voor dovenstudies/gebarentaal; - Interfacultair Instituut Pedagogiek (IIP), opleidingen pedagogiek. De Faculteit Educatie voert landelijk op een breed terrein nascholings- en contractactiviteiten uit in de educatieve en pedagogische sector (PO, VO, MBO, lerarenopleidingen, jeugdzorg en dovenstudies). De Faculteit Educatie heeft acht lectoraten: “lesgeven in de multiculturele school”, “leer- en gedragsproblemen in de onderwijspraktijk”, “beroepsonderwijs”, “vernieuwende opleidingsmethodiek en -didactiek”, “spel”, “leesproblemen”, “gecijferdheid” en “dovenstudies”. De lectoraten en de opleidingen voeren samen praktijkgericht en toepassingsgericht onderzoek uit. Instituut Archimedes Instituut Archimedes wordt aangestuurd door de Algemeen Directeur en de Adjunct Directeur. Onder hen ressorteren vier afdelingen: Beleid en kwaliteit en ICT, Planning en Control, Personeel en Organisatie en het Bedrijfsbureau aan de ene kant en het Centrum Archimedes, Professionalisering en Communicatie en PR aan de andere kant. Onder deze
10/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor
afdelingen vallen de vakgroepen1, die in vier clusters zijn verdeeld (zie voor een beschrijving van de clusters de volgende paragraaf). Instituut Archimedes biedt zowel eerste, als tweedegraads lerarenopleidingen aan; in totaal 23: 14 bacheloropleidingen met een voltijd en deeltijd variant en 9 masteropleidingen. De laatste jaren is de instroom van studenten zowel bij de bachelor- als bij de masteropleidingen aanzienlijk toegenomen. Het totaal aantal studenten in de bacheloropleiding is 3069, waarvan 1068 als voltijdstudent zijn ingeschreven. De masteropleidingen hebben 590 studenten. Het aantal medewerkers van Archimedes was in januari 2009 in totaal 238, waarvan 194 behoren tot het onderwijzend personeel. Het totale aantal fte was op dat moment 173, waarvan 141 fte onderwijzend personeel. Clusters van opleidingen De hbo-bachelor lerarenopleidingen van Archimedes zijn georganiseerd in vier clusters. Het werken in clusterverband geeft mogelijkheden om vakoverstijgende invullingen in de programma’s te realiseren. Het biedt tevens de mogelijkheid voor docenten om verschillende samenwerkingsverbanden te realiseren en om studenten over de grenzen van hun vak te laten kijken. De samenwerking biedt ook mogelijkheden om onderdelen van vakken gezamenlijk aan te bieden als antwoord op de “kleine vakkenproblematiek”. Dit is bijvoorbeeld het geval binnen de vakgroep nastec, waarin de opleidingen Natuurkunde, Scheikunde en Techniek samenwerken. De clustering biedt ook mogelijkheden voor studenten op opleidingsscholen, waar wordt gewerkt met leergebieden. Dit laatste geldt bijvoorbeeld voor de studenten, die het traject Samen op Scholen (SoS) volgen. Er worden de volgende vier clusters onderscheiden: - het cluster Welzijn, Zorg en Maatschappij. Dit cluster omvat de opleidingen Aardrijkskunde, Geschiedenis, Omgangskunde en Gezondheidszorg & welzijn; - het cluster Talen met de opleidingen Duits, Engels, Frans, Nederlands en Spaans; - het cluster Exact met de opleidingen Biologie, Natuurkunde, Scheikunde, Techniek en Wiskunde. In dit cluster werken Natuurkunde, Scheikunde en Techniek al jaren intensief samen als de vakgroep nastec; - het cluster proeftuin. In het cluster proeftuin zijn specifieke projecten ondergebracht, zoals de opleidingsvormen “Innovatieve Didactiek, Educatie” (IDEE) en “Samen op Scholen” (SoS). Deze opleidingsvormen zijn in het kader van de vormgeving van uitstroomprofielen binnen de lerarenopleiding samen met de scholen ontwikkeld. In principe worden aan deze “varianten” dezelfde eisen gesteld als aan de “reguliere” opleidingen. Indien er afwijkingen en/of verschillen zijn worden deze in het rapport beschreven. Beleidsteams en Bureau Ondersteuning leerlijnen (BOL) Alle veertien opleidingen, zowel de voltijd- als de deeltijdvariant leiden op tot dezelfde competenties. Elk cluster heeft een clustercontactpersoon voor de leerlijnen WerkErvaringsReflectie (WER), Studieloopbaanbegeleiding (SLB) en de integrale lijn. Deze werken samen in het Bureau Ondersteuning Leerlijnen (BOL), waarmee een Archimedesbrede afstemming is gewaarborgd. BOL organiseert ook het werkplekleren voor 1
In het rapport is “vakgroep” vervangen door “opleiding”.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor
11/164
“Samen opleiden”. Het bureau vormt het loket voor de opleidingsscholen. Van elk cluster heeft één teamleider een Archimedesbrede portefeuille onderwijs. Deze teamleiders maken samen met het hoofd BOL deel uit van het beleidsteam onderwijs. Naast beleidsteams Onderwijs kent Instituut Archimedes het beleidsteam Contracten & professionalisering en beleidsteam Bedrijfsvoering. Bureau Assessments Het Bureau Assessments organiseert alle assessments binnen Archimedes, te weten het assessment voor zij-instromers en EVC (eerder verworven competenties), het assessment hoofdfasebekwaam (toelating tot het tweede studiejaar), het assessments afstudeerbekwaam (toelating tot de lio-fase) en het assessment startbekwaam (toelating tot het beroep). Het assessments afstudeerbekwaam en startbekwaam worden in principe altijd afgenomen door een assessor van het opleidingsinstituut en een veldassessor. Alle (veld)assessoren hebben de interne opleiding tot assessor gevolgd en zijn aldus gecertificeerde en gekwalificeerde assessoren. De Gemeenschappelijke Opleidingscommissie (GOC) Instituut Archimedes heeft naast een actieve studentenraad “Arch” ook een gemeenschappelijke opleidingscommissie (GOC). De GOC is vertegenwoordigd in de beleidsteams en in verschillende werkgroepen. Deze vertegenwoordiging maakt het mogelijk dat het GOC in een vroeg stadium betrokken is bij de besluitvorming. Samen met de GOC wordt gewerkt aan het activeren van de VakAdviesCommissies (VAC). Deze commissies, die per opleiding zijn georganiseerd, bestaan uit een vertegenwoordiging van studenten en docenten en hebben een adviserende taak bij vernieuwingen en aanpassingen van de opleidingen. 1.3
Werkwijze
De beoordeling van de opleidingen door het panel verliep volgens de werkwijze zoals die is neergelegd in het Beoordelingsprotocol (NQA, 2008). Deze werkwijze wordt hieronder beschreven. Het onderzoek vond plaats op basis van het domeinspecifieke referentiekader dat voor de opleiding geldt (zie facet 1.1). NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke bezoek door het panel en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase. De voorbereidingsfase Allereerst heeft de NQA-auditor het zelfevaluatierapport (deel A: Generiek en deel B: Opleidingsspecifiek) gecontroleerd op kwaliteit en compleetheid (de validatie) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. Vervolgens bereidden de panelleden en de vakadviseurs zich in augustus 2009 inhoudelijk voor op het bezoek, dat plaatsvond op 14, 15 en 16 september 2009. Zij bestudeerden het zelfevaluatierapport en de bijlagen, formuleerden hun voorlopige oordelen op basis van argumenten en formuleerden vraagpunten. Zij gaven hun bevindingen door aan de NQA-auditor.
12/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor
Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA-auditor kernpunten en prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken. Tijdens een voorbereidende vergadering is het bezoek door het panel voorbereid. De opleidingen hebben in het zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiezen. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundigen in het panel bekeken of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling dan wel nadere specificatie nodig is. In het Facetrapport (deel B) is aangegeven op welke landelijke beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader en de opleidingsprogramma’s zijn gebaseerd. Het bezoek door het panel, specifieke werkwijze visitaties lerarenopleidingen 2009 Naar aanleiding van het verzoek van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen aan de NVAO in november 2007 is het visitatiebezoek uitgebreid met twee extra bezoekdagen. Deze uitbreiding van de visitatie is afgesproken voor alle lerarenopleidingen. Hierdoor is het mogelijk geworden dieper in te gaan op het hbo-niveau, door een intensieve bestudering en bespreking van door studenten gemaakte werkstukken, toetsen, portfolio’s et cetera. Tijdens de eerste dag heeft het panel materiaal bestudeerd en heeft Archimedes zich gepresenteerd door een presentatie over haar onderwijsconcepten: Samen Opleiden, Samen op Scholen (SoS) en Innovatieve Didactiek en Educatie (IDEE) en het leerlijnenmodel. Ook waren er tijdens de eerste dag gesprekken met het midden en het hoger management en met enkele lectoren. Tijdens de tweede dag hebben het panel en de adviseurs documenten bestudeerd en vonden er gesprekken plaats met studenten, docenten en alumni uit de drie clusters. Thema van deze dag was het door de veertien opleidingen gerealiseerde niveau. Tijdens de derde bezoekdag heeft het panel gesproken met cio’s (collega’s in opleidingen), lerarenopleiders en schoolopleiders, studenten, docenten, veldassessoren en vertegenwoordigers uit het werkveld. Het panel voerde een afsluitend gesprek met het midden en hoger management (zie voor een volledig overzicht van het bezoekprogramma bijlage 3). Bij de bestudering van het studiemateriaal en tijdens de gevoerde gesprekken heeft het panel bijzondere aandacht besteed aan de verhouding tussen de vakinhoud (Kennisbasis) en de meer algemene didactiek. Tenslotte heeft het panel, zoals gebruikelijk, aandacht besteed aan de docent-student ratio, het aantal contacturen, het aantal door studenten besteedde uren, het opleidingsniveau van de docenten en aan de verbeteringen sinds de vorige visitatie. Over de inrichting van de visitaties voor de lerarenopleidingen is vooraf overleg gevoerd met de NVAO. Tussen de gesprekken heeft het panel ruimte ingelast om bevindingen uit te wisselen om te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen)oordelen. In het afsluitende gesprek met het midden en hogere management heeft de voorzitter van het panel een beknopte mondelinge terugkoppeling gegeven van enkele indrukken en ervaringen van het panel, zonder expliciete oordelen uit te spreken.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor
13/164
De fase van rapporteren Door NQA is, op basis van de bevindingen van het panel, een tweeledige rapportage opgesteld, bestaande uit het Onderwerprapport en het Facetrapport, waarin de kwaliteit van de opleiding is beoordeeld. Met dit rapport kan Archimedes accreditatie voor de veertien opleidingen aanvragen bij de NVAO. Op verzoek van het panel heeft Archimedes na het visitatiebezoek nog enkele portfolio’s en schoolprojecten van respectievelijk studenten Engels Frans en Spaans aangeleverd, aangezien het panel na de eerste bezoekdag twijfel had over de wijze waarop de kwaliteit van de portfolio’s wordt bewaakt en de wijze waarop de schoolprojecten worden beoordeeld. Het panel hecht veel belang aan de kwaliteit van het portfolio, omdat het de basis vormt voor de afname van het assessment startbekwaam. Het panel en de adviseurs van Engels, Frans en Spaans hebben de “nieuwe” producten bestudeerd en meegewogen in hun oordelen. Het concept Totaalrapport werd opgestuurd in november 2009. Archimedes heeft naast een reactie op het concept Totaalrapport betreffende feitelijke onjuistheden, op verzoek van het panel tevens enkele documenten opgestuurd over de toetsing en beoordeling van de portfolio’s en schoolprojecten bij Engels. Het betreft een actielijst van het Beleidsteam Onderwijs (3 juli 2009). Hierin wordt aangekondigd dat aan het beoordelingsformulier van het portfolio een beschrijving wordt toegevoegd van de oordelen excellent, goed, voldoende en onvoldoende. Deze beschrijving dient als handwijzer voor de assessoren om hun oordeel op te baseren. Vanaf september 2009 zijn de aangepaste formulieren in gebruik genomen. Tevens heeft Archimedes een nieuw Beoordelingsformulier voor de Schoolprojecten opgestuurd (27 november 2009). Beide documenten zijn door het panel en de adviseur van Engels bestudeerd (zie voor een beschrijving van de bevindingen van het panel deel B, facet 2.8 en deel C, Engels, facet 2.8). Ook heeft Archimedes een verbeterplan opgestuurd met betrekking tot de toetsing en beoordeling bij Spaans (Plan van Aanpak “ Verbeteringen kwaliteit toetsing en beoordeling bacheloropleiding Spaans”. Januari 2010). Daarna heeft Archimedes de eerste resultaten van de implementatie ervan (enkele studiehandleidingen en een aantal toetsen) opgestuurd. Zowel het verbeterplan als de cursushandleidingen en de toetsen zijn door het panel en de adviseur van Spaans bestudeerd (zie voor een beschrijving van de bevindingen van het panel deel B, facet 2.8 en deel C, Spaans, facet 2.8). Het definitieve rapport is door het panel vastgesteld in februari 2010. Het visitatierapport is uiteindelijk in dezelfde maand ter beschikking gesteld aan Instituut Archimedes, die het rapport samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO. 1.4
Oordeelsvorming
In deze paragraaf wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals die door NQA in het Beoordelingsprotocol zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie Handreiking voor oordeelsvorming een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling rekening gehouden met accenten die de opleidingen leggen, het domeinspecifieke kader en een positionering ten opzichte van andere 2de graads lerarenopleidingen.
14/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor
Het eindoordeel is voorzien van een aanvullende tekst als sprake is van: • weging van de oordelen op facetniveau; • benchmarking; • generieke bevindingen die het facetniveau overschrijden; • bepaalde accenten respectievelijk ‘best practices’. Voor de beoordeling op facetniveau wordt bij bestaande opleidingen, zoals hier het geval is, een vierpuntsschaal gehanteerd, te weten ’onvoldoende’, ’voldoende’, ’goed’ en ’excellent’. De NVAO formuleert in het accreditatiekader het volgende: ”De waarderingen ’onvoldoende’ en ’voldoende’ zijn het eerste markeringspunt voor de beoordeling van de VBI. De waarderingen ’goed’ en ’excellent’ laten zien dat de kwaliteit uitstijgt boven de basiskwaliteit. De waardering ’excellent’ is als score op de beoordelingsschaal opgenomen mede om ’best practices’ in beeld te brengen die een voorbeeldwerking kunnen hebben voor andere opleidingen.” (Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs, NVAO februari 2003) NQA heeft de bovenstaande formulering van de NVAO als volgt geoperationaliseerd: “Als uitgangspunt wordt door NQA de waardering ’goed’ genomen. De waardering voor elk facet is ’goed’, tenzij het panel opmerkingen plaatst. De volgende vuistregels voor waarderingen worden door NQA, met instemming van de NVAO, in acht genomen: onvoldoende: het facet is niet aan de maat, voldoende: het facet is aan de maat, maar het panel plaatst één of meer kritische kanttekeningen. Goed: het facet is aan de maat, het panel plaatst geen kritische kanttekeningen. Excellent: het facet is dermate aan de maat dat van een uitzonderlijk niveau gesproken kan worden. Het facet 2.6 ’studieduur’ wordt met ’voldaan’ of ’niet voldaan’ beoordeeld” (NQA-protocol 2008). In de oordelen over de onderwerpen wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen over de facetten, gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De (uitgebreide) argumentatie is te vinden in deel B van dit rapport: de Facetten. Archimedes biedt voltijd- en deeltijdopleidingen. Het merendeel van de studenten van de opleidingen van Archimedes volgt de deeltijdvariant. De bevindingen en argumenten in het rapport hebben, indien er geen onderscheid in de tekst wordt gemaakt betrekking op zowel de deeltijd-, als de voltijdvariant van de opleidingen. Indien hiertussen verschillen zijn, worden deze beschreven. Beoordeling van de afzonderlijke opleidingen Deel B van dit rapport: Facetten bevat de beoordeling van de 14 opleidingen op alle facetten van het accreditatiekader. Deel C is gebaseerd op de bevindingen van de adviseurs voor de verschillende opleidingen op de facetten 2.1, 2.2, 2.3, 2.7, 2.8 en 6.1. Deze bevindingen dienen als aanvullende onderbouwing van de oordeelsvorming door het kernpanel, zoals beschreven in deel B. Het Instituut Archimedes voert centraal beleid ten aanzien van de uitvoering van de lerarenopleidingen. Dat neemt niet weg dat de opleidingen daarbinnen de nodige ruimte hebben met betrekking tot de specifieke invulling. Deze wordt beschreven in deel C van het rapport.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor
15/164
1.5
Oordelen per facet en onderwerp
Cluster Welzijn, zorg en maatschappij Onderwerp/ Facet
Aardrijkskunde
Geschiedenis
G en W
Omgangskunde
vt
dt
vt
dt
vt
dt
vt
dt
Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding 1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau bachelor
g g
g g
g g
g g
g g
g g
g g
g g
1.3 Oriëntatie HBO bachelor
v
v
v
v
v
v
v
v
Totaaloordeel
p
p
p
p
p
p
p
p
Onderwerp 2 Programma 2.1 Eisen HBO
v
v
v
v
v
v
v
v
2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma
g
g
g
g
g
g
v
v
2.3 Samenhang in opleidingsprogramma
v
v
v
v
v
v
v
v
2.4 Studielast
v
v
v
v
v
v
v
v
2.5 Instroom
v
v
v
v
v
v
v
v
vold
vold
vold
vold
vold
vold
vold
vold
2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud
g
g
g
g
g
g
g
g
2.8 Beoordeling en toetsing
v
v
v
v
v
v
v
v
Totaaloordeel
p
p
p
p
p
p
p
p
Onderwerp 3 Inzet van personeel 3.1 Eisen HBO
g
g
g
g
g
g
g
g
3.2 Kwantiteit personeel
g
g
g
g
g
g
g
g
3.3 Kwaliteit personeel
g
g
g
g
g
g
g
g
Totaaloordeel
p
p
p
p
p
p
p
p
Onderwerp 4 Voorzieningen 4.1 Materiële voorzieningen
g
g
g
g
g
g
g
g
4.2 Studiebegeleiding
v
v
v
v
v
v
v
v
Totaaloordeel
p
p
p
p
p
p
p
p
Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg 5.1 Evaluatie resultaten
g
g
g
g
g
g
g
g
5.2 Maatregelen tot verbetering
v
v
v
v
v
v
v
v
5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld Totaaloordeel
v
v
v
v
v
v
v
v
p
p
p
p
p
p
p
p
Onderwerp 6 Resultaten 6.1 Gerealiseerd niveau
v
v
v
v
v
v
v
v
6.2 Onderwijsrendement
o
o
o
o
o
g
g
g
Totaaloordeel
p
p
p
p
p
p
p
p
2.6 Duur
16/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor
Cluster Talen Onderwerp/ Facet Nederlands
Engels
Duits
Frans
Spaans
vt
dt
vt
dt
vt
dt
vt
dt
vt
dt
Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding 1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau bachelor
g g
g g
g g
g g
g g
g g
g g
g g
g g
g g
1.3 Oriëntatie HBO bachelor
v
v
v
v
v
v
v
v
v
v
Totaaloordeel
p
p
p
p
p
p
p
p
p
p
Onderwerp 2 Programma 2.1 Eisen HBO
v
v
v
v
v
v
v
v
v
v
2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma 2.4 Studielast
g
g
g
g
g
g
g
g
g
g
v
v
v
v
v
v
v
v
v
v
v
v
v
v
v
v
v
v
v
v
2.5 Instroom
v
v
v
v
v
v
v
v
v
v
vold
vold
vold
vold
vold.
vold.
vold
vold
vold
vold
2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud 2.8 Beoordeling en toetsing
g
g
g
g
g
g
g
g
g
g
v
v
v
v
v
v
v
v
v
v
Totaaloordeel
p
p
p
p
p
p
p
p
p
p
Onderwerp 3 Inzet van personeel 3.1 Eisen HBO
g
g
g
g
g
g
g
g
g
g
3.2 Kwantiteit personeel
g
g
g
g
g
g
g
g
g
g
3.3 Kwaliteit personeel
g
g
g
g
g
g
g
g
g
g
Totaaloordeel
p
p
p
p
p
p
p
p
p
p
Onderwerp 4 Voorzieningen 4.1 Materiële voorzieningen
g
g
g
g
g
g
g
g
g
g
4.2 Studiebegeleiding
v
v
v
v
v
v
v
v
v
v
Totaaloordeel
p
p
p
p
p
p
p
p
p
p
Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg 5.1 Evaluatie resultaten
g
g
g
g
g
g
g
g
g
g
5.2 Maatregelen tot verbetering
v
v
v
v
v
v
v
v
v
v
5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld Totaaloordeel
v
v
v
v
v
v
v
v
v
v
p
p
p
p
p
p
p
p
p
p
Onderwerp 6 Resultaten 6.1 Gerealiseerd niveau
v
v
v
v
v
v
v
v
v
v
6.2 Onderwijsrendement
o
g
o
o
g
g
g
g
o
g
Totaaloordeel
p
p
p
p
p
p
p
p
p
p
2.6 Duur
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor
17/164
Cluster Exact Onderwerp/ Facet Wiskunde
Natuurkund e vt dt
vt
dt
Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding 1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau bachelor
g g
g g
g g
1.3 Oriëntatie HBO bachelor
v
v
Totaaloordeel
p
Onderwerp 2 Programma 2.1 Eisen HBO
Scheikunde
Biologie
Techniek
vt
dt
vt
dt
vt
dt
g g
g g
g g
g g
g g
g g
g g
v
v
v
v
v
v
v
v
p
p
p
p
p
p
p
p
p
v
v
v
v
v
v
v
v
v
v
2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma 2.4 Studielast
g
g
g
g
g
g
g
g
g
g
v
v
v
v
v
v
v
v
v
v
v
v
v
v
v
v
v
v
v
v
2.5 Instroom
v
v
v
v
v
v
v
v
v
v
vold
vold
vold
vold
vold
vold
vold
vold
vold
vold
2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud 2.8 Beoordeling en toetsing
g
g
g
g
g
g
g
g
g
g
v
v
v
v
v
v
v
v
v
v
Totaaloordeel
p
p
p
p
p
p
p
p
p
p
Onderwerp 3 Inzet van personeel 3.1 Eisen HBO
g
g
g
g
g
g
g
g
g
g
3.2 Kwantiteit personeel
g
g
g
g
g
g
g
g
g
g
3.3 Kwaliteit personeel
g
g
g
g
g
g
g
g
g
g
Totaaloordeel
p
p
p
p
p
p
p
p
p
p
Onderwerp 4 Voorzieningen 4.1 Materiële voorzieningen
g
g
g
g
g
g
g
g
g
g
4.2 Studiebegeleiding
v
v
v
v
v
v
v
v
v
v
Totaaloordeel
p
p
p
p
p
p
p
p
p
p
Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg 5.1 Evaluatie resultaten
g
g
g
g
g
g
g
g
g
g
5.2 Maatregelen tot verbetering
v
v
v
v
v
v
v
v
v
v
5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld Totaaloordeel
v
v
v
v
v
v
v
v
v
v
p
p
p
p
p
p
p
p
p
p
Onderwerp 6 Resultaten 6.1 Gerealiseerd niveau
v
v
v
v
v
v
v
v
v
v
6.2 Onderwijsrendement
o
o
o
g
o
g
o
g
o
g
Totaaloordeel
p
p
p
p
p
p
p
p
p
p
2.6 Duur
18/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor
Doelstellingen opleiding De facetten 1.1 Domeinspecifieke eisen en 1.2 Niveau bachelor worden door het panel voor alle opleidingen, voor zowel de voltijd- als de deeltijdvariant met een goed beoordeeld. Facet 1.3 Oriëntatie hbo-bachelor wordt door het panel voor alle opleidingen, voor zowel de voltijdals de deeltijdvariant met een voldoende beoordeeld. Het oordeel over onderwerp 1 Doelstellingen is derhalve voor de beide varianten van alle veertien opleidingen positief. Programma De facetten 2.1 Eisen HBO, 2.3 Samenhang in het opleidingsprogramma, 2.4. Studielast en 2.5 Instroom worden door het panel voor alle opleidingen, voor zowel de voltijd- als de deeltijdvariant met een voldoende beoordeeld. Facet 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma wordt door het panel voor de beide varianten van alle opleidingen, uitgezonderd Omgangskunde, met een goed beoordeeld. De opleiding Omgangskunde wordt op dit facet met een voldoende beoordeeld. Facet 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud wordt door het panel voor alle opleidingen, voor zowel de voltijd- als de deeltijdvariant met een goed beoordeeld. Aan facet 2.6 Duur is door de beide varianten van alle opleidingen voldaan. Facet 2.8 Toetsing en beoordeling wordt voor de beide varianten van alle opleidingen met een voldoende beoordeeld. Zoals al beschreven in de paragraaf Fase van rapporten heeft Archimedes na het visitatiebezoek een verbeterplan voor de toetsing en beoordeling van het portfolio en het schoolproject bij de opleiding Engels aangeleverd. De bestudering ervan door het panel heeft ertoe geleid dat facet 2.8 voor Engels met een voldoende is beoordeeld. Ook voor Spaans heeft Archimedes na het visitatiebezoek een verbeterplan voor de toetsing en beoordeling en de eerste resultaten hiervan (een aantal toetsen) nagestuurd. De bestudering ervan door het panel heeft ertoe geleid dat facet 2.8 ook voor Spaans met een voldoende is beoordeeld. Het panel komt op basis van het bovenstaande voor de beide varianten van alle opleidingen tot een positief oordeel op het onderwerp Programma. Inzet van personeel De facetten 3.1 Eisen HBO en 3.2 Kwantiteit personeel en 3.3 Kwaliteit personeel worden door het panel voor de beide varianten van alle opleidingen met een goed beoordeeld. Het oordeel over onderwerp 3 is derhalve voor de beide varianten van alle opleidingen positief. Voorzieningen Facet 4.1 Materiële voorzieningen wordt door het panel voor alle opleidingen, voor zowel de voltijd- als de deeltijdvariant met een goed beoordeeld. Het oordeel over facet 4.2 Studiebegeleiding beoordeelt het panel voor de beide varianten van alle opleidingen met een voldoende. Het oordeel over onderwerp 4 is derhalve voor de beide varianten van alle opleidingen positief.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor
19/164
Interne kwaliteitszorg Facet 5.1 Evaluatieresultaten wordt door het panel voor alle opleidingen, voor zowel de voltijd- als de deeltijdvariant met een goed beoordeeld. De facetten 5.2 Maatregelen tot verbetering en 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld worden door het panel voor alle opleidingen, voor zowel de voltijd- als de deeltijdvariant met een voldoende beoordeeld. Het oordeel over onderwerp 5 is derhalve voor de beide varianten van alle opleidingen positief. Resultaten Het panel beoordeelt facet 6.1 Gerealiseerd niveau voor de beide varianten van alle opleidingen met een voldoende. Voor facet 6.2 Onderwijsrendement geeft het panel het oordeel goed of onvoldoende. Het panel geeft het oordeel goed, indien het afstudeerrendement van cohort 2002-2003 voldoet aan het streefrendement van 55%. Het panel geeft het oordeel onvoldoende als het afstudeerrendement van dit cohort niet voldoet aan het streefrendement van 55% en/of als er voor dit cohort geen afstudeerrendement op het niveau van een variant beschikbaar is. Het panel beoordeelt op basis van deze argumenten de beide varianten (voltijd en deeltijd) van de opleidingen Frans en Duits met een goed. Het panel beoordeelt de beide varianten (voltijd en deeltijd) van de opleidingen Engels, Aardrijkskunde, Geschiedenis en Wiskunde op basis hiervan met een onvoldoende. Van de opleidingen Nederlands, Spaans, Gezondheidszorg en welzijn, Omgangskunde, Natuurkunde, Scheikunde, Biologie en Techniek beoordeelt het panel de voltijdvariant met een onvoldoende en de deeltijdvariant met een goed. Het panel komt ondanks de onvoldoendes voor één of de beide varianten van een aantal opleidingen op facet 6.2 voor de beide varianten van alle veertien opleidingen tot een positief oordeel op het onderwerp Resultaten. De onvoldoendes worden volgens het panel gecompenseerd door de oordelen voldoende op facet 6.1. Totaaloordeel Op grond van de drie voorgaande schema’s en de inhoudelijke onderbouwing daarvan, blijkt dat de beide varianten van alle veertien opleidingen positief scoren op alle zes de onderwerpen. De conclusie is dat het totaaloordeel van het panel over de voltijd- en de deeltijdvariant van alle veertien 2de graads lerarenopleidingen van het Instituut Archimedes positief is.
20/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor
Deel B: Facetten
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor
21/164
22/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor
Onderwerp 1
Doelstelling van de opleiding
Facet 1.1 Domeinspecifieke eisen Goed Nederlands Aardrijkskunde Goed Frans Geschiedenis Goed Duits G en W Goed Engels Omgangskunde Goed Spaans
Goed Goed Goed Goed
Wiskunde Natuurkunde Scheikunde Biologie Techniek
Goed Goed Goed Goed Goed
Criterium - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De programma’s van alle veertien opleidingen 2degraads lerarenopleidingen van Archimedes zijn gebaseerd op het landelijk beroepsprofiel, de zeven SBLbekwaamheidseisen en de landelijke domeinspecifieke Kennisbases. • De in de Wet BIO geformuleerde competenties voor het beroep van leraar en de kennisvereisten, zoals vastgelegd in de Kennisbasis voor de verschillende schoolvakken, zijn bepalend voor het startniveau van de beginnende docent. • De Kennisbasis kan voor elke opleiding onderscheiden worden in de generieke en de specifieke Kennisbasis. De generieke Kennisbasis bevat het didactisch en pedagogischdidactisch handelen in de meest brede zin en gaat uit van het concept van de brede professionaliteit. Het gaat hier om de hele set van competenties met uitzondering van de vakinhoudelijke competenties. De generieke Kennisbasis is inmiddels landelijk vastgesteld. De vakspecifieke Kennisbasis is gericht op de inhoud van de afzonderlijke (school)vakken. Voor de meeste vakken is deze Kennisbasis al landelijk vastgesteld en vormgegeven (juli 2009). • De zeven SBL-competenties zijn afgeleid van vier beroepsrollen: de inter-persoonlijke, de pedagogische, de vakinhoudelijke en -didactische en de organisatorische beroepsrol. Deze rollen zijn in vier beroepssituaties verder geconcretiseerd. De zeven SBLcompetenties zijn: 1. Interpersoonlijk competent: leiding geven en zorgen voor een goede sfeer van omgaan met en samenwerking tussen leerlingen. 2. Pedagogisch competent: zorgen voor een veilige leeromgeving en bevorderen van persoonlijke sociale en morele ontwikkeling en het bevorderen van de ontwikkeling tot een zelfstandig en verantwoordelijk persoon. 3. Vakinhoudelijk en -didactisch competent: zorgen voor een krachtige leeromgeving en bevorderen van het leren. 4. Organisatorisch competent: zorgen voor een overzichtelijke, ordelijke en taakgerichte sfeer en structuur in de leeromgeving. 5. Competent in samenwerken in een team: zorgen dat het werk afgestemd is op dat van de collega’s en bijdragen aan het goed functioneren van de schoolorganisatie.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor
23/164
•
•
•
•
•
•
•
6. Competent in samenwerken met de omgeving: in het belang van de leerlingen een relatie onderhouden met ouders, buurt, bedrijven en instellingen. 7. Competent in reflectie en ontwikkeling: zorgen voor de eigen professionele ontwikkeling en de professionele kwaliteit van de beroepsuitoefening. Deze zeven algemene competenties zijn voor elke afzonderlijke opleiding aangevuld met kennis uit de landelijke Kennisbasis. Voor elk van de veertien bacheloropleidingen zijn de beroepsrollen van de vakspecialist en vakdidacticus domeinspecifiek ingevuld. In de generieke Kennisbasis worden momenteel de onderzoeks- en de ICTvaardigheden verder ontwikkeld. Lectoraten en samenwerking met andere lerarenopleidingen spelen hierbij een belangrijke rol. Instituut Archimedes profileert zich op drie aspecten: 1) de samenwerking binnen het educatief Partnership, het zogenoemde Utrechtse model, 2) het competentiegerichte onderwijsmodel en 3) het aanbod van minoren, zowel op het niveau van de faculteit als het instituut. Instituut Archimedes heeft een goede en hechte relatie met de opleidingsscholen, c.q. het werkveld. Samen met de opleidingsscholen is een keurmerk ontwikkeld. Gestreefd wordt om in ADEF-verband het keurmerk een landelijke geldigheid te geven. Met name in het Talencluster is sprake van een internationale oriëntatie, door de contacten die er zijn met buitenlandse universiteiten en doordat studenten een deel van hun studietijd verblijven aan een buitenlandse universiteit. Verder nemen docenten uit enkele opleidingen uit het cluster Exact regelmatig deel aan internationale conferenties. Zij leveren een bijdrage aan internationale tijdschriften of vergelijken het eigen curriculum met buitenlandse curricula. In het cluster Welzijn, zorg en maatschappij is de internationale oriëntatie beperkt. Studenten van de opleiding Aardrijkskunde gaan op excursie naar het buitenland, onder andere naar Marokko. Er is er geen instituutsbrede, dan wel opleidingsspecifieke (internationale) profilering en positionering ten opzichte van dezelfde lerarenopleidingen bij andere instituten. In ADEF-verband komt de profilering en positionering ten opzichte van elkaar wel aan de orde. Ook zijn er in Beleidsagenda Lerarenopleidingen gezamenlijke afspraken gemaakt over een gezamenlijke profilering, zo heeft het management het panel laten weten. Het panel komt voor de beide varianten van alle veertien opleidingen tot het oordeel goed op dit facet. Alle veertien opleidingen voldoen aan de criteria van dit facet. Archimedes heeft het panel overtuigd van haar argumenten om zich niet ten opzichte van de andere instituten van 2de graads lerarenopleidingen te profileren en zich ook niet internationaal te positioneren en weegt deze kanttekeningen aldus niet mee in het oordeel.
24/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor
Facet 1.2 Niveau bachelor Goed Nederlands Aardrijkskunde Goed Frans Geschiedenis Goed Duits G en W Goed Engels Omgangskunde Goed Spaans
Goed Goed Goed Goed
Wiskunde Natuurkunde Scheikunde Biologie Techniek
Goed Goed Goed Goed Goed
Criterium - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Instituut Archimedes heeft competenties geformuleerd op bachelorniveau, die zijn afgeleid van de Dublin descriptoren (2002). De competenties zijn gebaseerd op de domeincompetenties van het domein Hoger Pedagogisch Onderwijs, die op hun beurt tot stand zijn gekomen in het kader van de uitvoering van de Beleidsagenda Lerarenopleidingen. De domeincompetenties zijn aldus gerelateerd aan de Dublin descriptoren. • In een matrix wordt de relatie tussen SBL-competenties en Dublin descriptoren gegeven. De SBL-competenties zijn uitgewerkt binnen vier door Archimedes onderscheiden leerlijnen: de conceptuele lijn, de integrale lijn, de werkervarings- en reflectielijn (WERlijn) en de SLB-lijn. De Dublin descriptoren zijn gebruikt om voor elke cursus toetscriteria c.q. beoordelingscriteria te formuleren. Elke opleiding werkt met toetsmatrices, waardoor het bachelorniveau van de vakinhouden en de beroepsvoorbereiding worden gewaarborgd. Voor de competenties zijn bijbehorende gedragsindicatoren geformuleerd, die op drie niveaus worden geëxpliciteerd 1) aan het einde van de propedeuse: hoofdfasebekwaam, 2) aan het einde van de hoofdfase: afstudeerbekwaam, 3) aan het einde van de afstudeerfase: startbekwaam. Per competentie bepalen de gedragsindicatoren welk concreet gedrag de student moet kunnen laten zien aan het eind van elke studiefase. De beoordeling van de realisatie ervan vindt aldus plaats in de vorm van drie assessments (zie voor een uitwerking facet 2.8). Op het moment van de visitatie (september 2009) waren deze gedragsindicatoren voor twee niveaus uitgewerkt: afstudeerbekwaam en startbekwaam. • Een voorbeeld uit de genoemde matrix, waarin de Dublin descriptoren zijn gerelateerd aan alle zeven SBL-competenties is de Dublin descriptor “Kennis en Inzicht”. Deze komt terug in de SBL-competentie 1 “Interpersoonlijk in communicatie” door aandacht te besteden aan communicatie, interculturele communicatie en groepsdynamica. Deze Dublin descriptor komt in de SBL-competentie 2 “Pedagogisch” onder andere terug in: aandacht voor opvoeding, leren, ontwikkeling en mogelijkheden en belemmeringen daarbinnen. In de SBL-competentie 3 “Vakinhoudelijk en didactisch” komt deze descriptor terug in het fundament en de leerinhoud van de vakken en in de didactiek en in SBL-competentie 4 “Organisatorisch” in klassenmanagement en organisatorische aspecten van leeromgevingen. Deze Dublin descriptor is in de SBL-competentie 5 “Samenwerken met collega’s” geoperationaliseerd in onder andere samenwerking en
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor
25/164
•
onderwijsinnovatie. In de SBL-competentie 6 “Samenwerken in de omgeving” wordt de descriptor gerealiseerd door de infrastructuur waarin scholen onderdeel zijn van een sociale, culturele, maatschappelijke, educatieve en economische omgeving. Tot slot de SBL-competentie 7 ”Reflectie” wordt geoperationaliseerd in (gedrags)psychologische loopbaanontwikkeling en vormen van professionele ontwikkeling. Het panel beoordeelt de beide varianten van alle veertien opleidingen met het oordeel goed, omdat zij aan alle criteria van dit facet voldoen.
Facet 1.3 Nederlands Frans Duits Engels Spaans
Oriëntatie bachelor Voldoende Aardrijkskunde Voldoende Geschiedenis Voldoende G en W Voldoende Omgangskunde Voldoende
Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende
Wiskunde Natuurkunde Scheikunde Biologie Techniek
Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende
Criteria - De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. - De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hbo-opleiding vereist is of dienstig is. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De door Archimedes gehanteerde eindcompetenties zijn, zoals al beschreven bij facet 1.1 afgeleid van de SBL-bekwaamheidseisen en zijn vastgelegd in de wet BIO. • De opleidingen van Archimedes voeren regelmatig overleg met het beroepenveld over de afstemming van de kwaliteit van de afgestudeerden. De stuurgroepen die zich hiermee bezighouden zijn de stuurgroep (Opleidings)school, de stuurgroep SoS, de stuurgroep IDEE en de stuurgroep Dieptepilots. Deze stuurgroepen functioneren volgens Archimedes als werkveldadviescommissies. Het panel heeft tijdens de bezoekdagen geconstateerd dat de stuurgroepen zich voornamelijk bezighouden met de begeleiding van de implementatie van de vernieuwingstrajecten. Volgens het panel functioneren deze commissies niet als werkveldadviescommissies, omdat zij niet structureel worden betrokken bij de evaluatie en bijstelling van de opleidingsprogramma’s. Het panel vraagt zich af op welke wijze de opleidingen wel structureel, bijvoorbeeld via een werkveldcommissie communiceren met het werkveld. • Studenten van Archimedes worden opgeleid tot het docentschap in het voortgezet onderwijs (VO), het beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie (BVE). • Afgestudeerden vinden zichzelf in voldoende mate startbekwaam, zo blijkt onder andere uit de HBO-Monitor 2008. • Het panel is van mening dat de beide varianten van alle veertien opleidingen op één kanttekening na aan alle criteria van dit facet voldoen. De kanttekening heeft betrekking op het feit dat geen van de opleidingen een werkveldadviescommissie heeft. Deze
26/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor
kanttekening van het panel zorgt ervoor dat de beide varianten van alle veertien opleidingen met een voldoende in plaats van een goed worden beoordeeld.
Onderwerp 2
Facet 2.1 Nederlands Frans Duits Engels Spaans
Programma
Eisen HBO Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende
Aardrijkskunde Geschiedenis G en W Omgangskunde
Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende
Wiskunde Natuurkunde Scheikunde Biologie Techniek
Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende
Oordelen per opleiding Criteria - Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. - Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. - Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De kennis waarover een startbekwame leraar moet beschikken is per vak vastgelegd in de landelijke Kennisbasis (zie ook facet 1.1). Het betreft kennis van de leerling, kennis van het leren en onderwijzen en vakinhoudelijke en vakdidactische kennis. Inmiddels zijn alle opleidingen van Archimedes aan de slag gegaan met de Kennisbasis. Kennis vormt aldus een integraal onderdeel van de te verwerven SBL-competenties, die onder andere verworven worden in de beroepsomgeving. Vanaf 2008-2009 is de kenniscomponent van alle opleidingen van Archimedes uitgebreid met 12 EC. Het panel vindt dit een goede ontwikkeling. • Studenten verwerven kennis met name binnen de conceptuele lijn, onder andere door het bestuderen van literatuur. Naar aanleiding van de resultaten van de interne audit (2007) en de evaluatie van het model “Competentiegericht leren en opleiden, (CLO)” (2006) wordt thans meer aandacht besteed aan vakliteratuur in de opleidingen. Met ingang van het studiejaar 2007-2008 worden hogere en meer expliciete eisen gesteld aan het gebruik van literatuur en andere bronnen bij de integrale projecten. Tevens is het beoordelingscriterium ‘theoretische verantwoording’ in de assessments ingevoerd, waardoor de student zijn handelen en zijn keuzes moet verantwoorden op basis van bestudeerde literatuur. Dit doet hij onder andere in zijn portfolio.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor
27/164
•
• • •
•
•
Studenten komen gedurende het hele opleidingstraject in aanraking met de beroepspraktijk en met actuele ontwikkelingen hierbinnen. Dit gebeurt het meest expliciet in de Werkervarings- en Reflectielijn (de WER-lijn) en de integrale leerlijn (zie voor een beschrijving van de leerlijnen facet 2.2), die door alle jaren heenlopen. Voltijdstudenten zijn binnen de WER-lijn gedurende alle vier de jaren werkzaam op (opleidings)scholen. Zij werken op verschillende schooltypen: het VMBO, MBO en de volwasseneneducatie, de HAVO en het VWO. Uitgangspunt is dat zij niet langer dan twee jaar op dezelfde school werkzaam zijn. Deeltijdstudenten kunnen in aanmerking komen voor vrijstelling van de stage. Zij zijn immers meestal al werkzaam op een school. Tweederde van de deeltijdstudenten werkt op een eigen school en een derde werkt op een (opleidings)school. In de Gids voor werkplekleren en Schoolprojecten voor de tweedegraads opleiding. Deeltijd 2008-2009 wordt vermeld dat het verschil van de deeltijdstudenten met de voltijdstudenten wat betreft de stages met name de omvang van de activiteiten op de leerwerkplek betreft. Studenten kunnen in minder tijd het WERprogramma doorlopen. Studenten komen ook in aanraking met de beroepspraktijk door groepsgewijs of individueel aan beroepsrelevante producten te werken. In het derde en vierde jaar van de opleiding voeren studenten een schoolproject uit in opdracht van hun (opleidings)school. Hierin oefenen zij beroepsvaardigheden. Het panel heeft tijdens de bezoekdagen de literatuur, zowel de vakliteratuur als de vakdidactische literatuur bestudeerd en is hierover te spreken. Voor alle vakken geldt dat de literatuur van voldoende niveau is. De meeste vakliteratuur is up-to-date en relevant voor het opleiden van 2de graads docenten, zo oordeelt het panel. Aandacht voor toegepast onderzoek is er, zo wordt in het zelfevaluatierapport vermeld, in de conceptuele en integrale leerlijn. Docentonderzoekers, die verbonden zijn aan academieteams en kenniskringen van lectoraten spelen hierbij volgens het zelfevaluatierapport een belangrijke rol. In 2007-2008 is een werkgroep in het leven geroepen die Archimedesbreed een kader moet ontwikkelen voor de vormgeving van de onderzoekslijn, met als doel om meer structureel aandacht te besteden aan onderzoek en onderzoeksvaardigheden. Tijdens de bezoekdag heeft het panel geconstateerd dat er in alle veertien opleidingen nog te weinig aandacht wordt besteed aan onderzoek en onderzoeksvaardigheden. Het panel heeft dit onder andere vastgesteld op basis van het gesprek met enkele lectoren en leden van kenniskringen. Uit deze gesprekken bleek dat de lectoren nog onvoldoende structurele contacten hebben met de opleidingen en dat dientengevolge de invloed van de lectoren en de kenniskringen op het curriculum nog te gering is. Het panel hecht daar aan, gelet op het feit dat Archimedes meedoet aan de dieptepilot “de Academische opleidingsschool”, die in 2006 is gestart en onlangs is gecontinueerd. Doel van de pilot is om het opleiden van leraren en schoolontwikkeling dichter bij elkaar te brengen door expliciet aandacht te besteden aan onderzoek binnen de school. Daarnaast neemt Archimedes deel aan het project “Professional in beeld”, waarin voor vmbo-scholen wordt onderzocht waaruit het vakmanschap van een docent in het VMBO bestaat. Uit het Studenttevredenheidsonderzoek 2008 en 2009 (STO 2008 en 2009) blijkt dat studenten tevreden zijn over de aandacht die in de programma’s wordt besteed aan de beroepspraktijk. De aansluiting bij actuele ontwikkelingen wordt gewaardeerd met de
28/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor
•
score 3,5 (in 2008 en 2009) op een vijfpuntsschaal en studenten waarderen de praktijkgerichtheid van de opleiding met de score 3,6 (zowel in 2008 als in 2009). Dit beeld komt ook naar voren uit de gesprekken, die het panel met de studenten heeft gevoerd. Het panel concludeert dat de opleidingen er in voldoende mate voor zorgen dat studenten in aanraking komen met de beroepspraktijk. Zij verwerven hun kennis en vaardigheden door een voortdurende interactie tussen hetgeen zij in hun opleiding en hun (opleidings)school leren. Echter, het panel heeft ook geconstateerd dat er instituutsbreed in de curricula nog te weinig aandacht wordt besteed aan (actie)onderzoek en studenten te weinig geschoold worden in onderzoeksvaardigheden. Dit maakt dat het panel de beide varianten van alle veertien opleidingen beoordeelt met een voldoende in plaats van een goed.
Facet 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma Goed Nederlands Aardrijkskunde Goed Goed Goed Frans Geschiedenis Goed Goed Duits G en W Goed Engels Omgangskunde Voldoende Goed Spaans
Wiskunde Natuurkunde Scheikunde Biologie Techniek
Goed Goed Goed Goed Goed
Criteria: - Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. - De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. - De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheden om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Instituut Archimedes heeft in 2002 gekozen voor competentiegericht onderwijs en opleiden. Dit concept wordt in alle veertien opleidingen gehanteerd. Het competentiegericht opleiden krijgt vorm door middel van vier leerlijnen: de SLB-lijn, de WER-lijn, de integrale leerlijn en de conceptuele- en vaardighedenlijn. • De opleiding bestaat uit twee fasen: de propedeutische fase (jaar 1) en de hoofdfase (jaar 2, 3 en 4). In de hoofdfase wordt een onderscheid gemaakt in enerzijds het tweede en het derde jaar en anderzijds het vierde jaar (de afstudeerfase). • Archimedes heeft gekozen voor het leerlijnenmodel om het leren in de praktijk een duidelijke plaats te kunnen geven in het onderwijsmodel en om een structurele koppeling met het leren in de opleidingen te waarborgen. • De SLB heeft drie doelen: reflectie, zelfsturing en het signaleren van studieoverstijgende problematiek bij studenten en hen zo nodig verwijzen. Binnen de SLB-leerlijn worden groepsbijeenkomsten en individuele gesprekken gevoerd (zie voor een uitwerking van de SLB-lijn facet 4.2). In de WER-lijn staat het leren in de praktijk centraal. De voltijdstudenten komen vanaf het eerste jaar op de (opleidings)scholen, waar zij
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor
29/164
•
•
•
•
•
assisterende taken en leeractiviteiten uitvoeren. Deeltijdstudenten werken vaak al op een school. De WER-lijn is voor deze studenten meer toegesneden op hun profiel. Voltijdstudenten worden in het eerste jaar en deeltijdstudenten in alle leerjaren begeleid door een WER-docent. In de integrale leerlijn werken studenten aan een beroepstaak of -product, waarbij kennis, vaardigheden en houding geïntegreerd aan bod komen. In de conceptuele leerlijn staat het verwerven van kennis van het vak en de vakdidactiek centraal en worden ook inzichten en vaardigheden verworven. Voor het aanleren van “kennis met een grote K” worden inhoudelijke experts ingezet. Binnen de opleidingsvormen SoS en IDEE wordt ook gewerkt volgens een model dat is gebaseerd op het leerlijnenmodel, alhoewel dit hier enigszins vanaf wijkt. Zo onderscheidt het IDEE-model in de uitwerking van de leerlijnen drie gebieden, namelijk School & vak, School & beroep en School & werk. En bij SoS wordt in de WER-lijn gefocust op het leren van ervaringen in de beroepspraktijk en in de leerlijnen WER/Integraal op het verbinden van de conceptuele kennis met beroepsproducten en het leren van ervaringen. Het panel is van mening dat ook de programma’s van deze varianten voldoende mogelijkheden bieden om de SBL- eindcompetenties te realiseren. Elke opleiding beschikt over een matrix, waarin de leerdoelen van de modulen zijn gerelateerd aan de eindkwalificaties. In de studiegidsen van de opleidingen zijn bij alle programmaonderdelen leerdoelen geformuleerd, die corresponderen met de SBLbekwaamheidseisen. De vier leerlijnen lopen door de vier jaren heen. In het zelfevaluatierapport wordt een overzicht gegeven van het aantal EC per leerjaar per leerlijn. Voor de SLB zijn in het totaal 16 EC gereserveerd, voor de WER-lijn 60 EC. Voor de integrale leerlijn zijn 50 EC gereserveerd en voor de Conceptuele en vaardighedenlijn 84 EC. 30 EC zijn gereserveerd voor de profilering (zie voor een uitwerking per opleiding deel C van dit rapport). Het panel heeft voor alle opleidingen vastgesteld dat de programma’s en de gehanteerde werkvormen in ruime mate mogelijkheden bieden om de SBLeindcompetenties te kunnen realiseren. Er wordt volgens het panel in ruim voldoende mate aandacht besteed aan reflectieve vaardigheden, alhoewel de kwaliteit ervan in enkele opleidingen - met name in het talencluster - niet voldoende uit de verf komt, zo laat de kwaliteit van de portfolio’s zien. Het panel concludeert dat in dertien van de veertien opleidingen alle zeven SBLeindkwalificaties volledig worden afgedekt door de opleidingsprogramma’s. Het panel komt op basis hiervan voor de beide varianten van de dertien opleidingen tot het oordeel goed op dit facet. Ten aanzien van de opleiding Omgangskunde is het panel van mening dat explicieter aangegeven zou kunnen worden aan welke competenties en welke gedragsindicatoren studenten in de verschillende programmaonderdelen werken. Het panel beoordeelt deze opleiding op basis van deze kanttekening tot het oordeel voldoende in plaats van goed.
30/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor
Facet 2.3 Nederlands Frans Duits Engels Spaans
Samenhang in opleidingsprogramma Voldoende Aardrijkskunde Voldoende Voldoende Voldoende Geschiedenis voldoende Voldoende G en W Voldoende Omgangskunde Voldoende Voldoende
Wiskunde Natuurkunde Scheikunde Biologie Techniek
Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende
Criterium - Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In alle veertien opleidingen van Archimedes wordt verticale samenhang gerealiseerd door de zeven SBL-competenties, die in alle vier de leerlijnen terugkomen. • Horizontale samenhang wordt onder andere gerealiseerd doordat de student naar aanleiding van zijn ervaringen in de praktijk zijn eigen leervragen formuleert, die weer zijn gebaseerd op datgene wat hij heeft geleerd binnen de conceptuele leerlijn en die hij kan toepassen in de WER-lijn. Alle drie de clusters hebben om de samenhang van de leerlijnen SLB, WER en integraal te bewaken een clustercoördinator. De clustercoördinatoren van de drie clusters werken samen in het centrale Bureau Ondersteuning Leerlijnen (BOL). De opleidingsteams in de clusters zorgen voor de onderlinge afstemming en communicatie naar die docenten, die in hun eigen cluster de betreffende leerlijn uitvoeren. Zij zijn verantwoordelijk voor de ontwikkeling en de borging van de samenhang binnen de conceptuele leerlijn. • Ook de SLB-leerlijn zorgt voor samenhang in het curriculum. Immers, binnen deze leerlijn brengt de student zijn leerervaringen uit de andere leerlijnen bij elkaar en relateert deze aan de bekwaamheidseisen. Deze beschrijft de student in zijn persoonlijk ontwikkelingsplan en portfolio en komen vervolgens aan de orde in de drie assessments. • Om de samenhang binnen de individuele leertrajecten zoveel mogelijk te waarborgen geldt voor een aantal cursussen een ingangseis. • Naar aanleiding van de CLO-evaluatie (2006) en de interne audit (2007) heeft Archimedes geconstateerd dat de leerlijnen WER en SLB qua inhoud en begeleiding overlap vertoonden. Er is sinds het studiejaar 2008-2009 een aantal verbeteringen doorgevoerd om de overlap eruit te halen en zo de samenhang tussen deze leerlijnen te verbeteren. Op het niveau van de opleidingen worden bijeenkomsten voor eerstejaars studenten georganiseerd over onderwijskundige en vakdidactische thema’s. De organisatie hiervan is in handen van het kernteam van docenten van een cluster. Dit kernteam is ook verantwoordelijk voor de begeleiding van studenten binnen zowel WERlijn als de SLB-lijn. Ook zijn de studiehandleidingen van de SLB-lijn en de WER-lijn thans beter op elkaar afgestemd. • De studenten met wie het panel heeft gesproken, vertelden dat er nog steeds sprake is van overlap tussen de WER- en de SLB-lijn. Het panel heeft vastgesteld dat dit de aandacht van het management heeft.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor
31/164
•
•
Uit de resultaten van het STO 2008 en 2009 en de evaluatie van de WER-lijn blijkt dat studenten tevreden zijn over de samenhang van het programma. Zowel in 2008 als in 2009 was de score in het STO 3,4 op een vijfpuntsschaal. In het studiejaar 2008-2009 heeft een werkgroep een advies uitgebracht over hoe de samenhang in het curriculum het best tot zijn recht komt (Veranderingen bacheloropleiding 2009-2010). Het panel is van oordeel dat de samenhang van alle veertien opleidingen voldoende is en dat Archimedes goed op weg is om de samenhang nog beter te borgen. Het leerlijnenmodel draagt volgens het panel in belangrijke mate bij aan de samenhang. De nog steeds aanwezige overlap tussen de WER en de SLB-lijn, die afbreuk doet aan de samenhang tussen deze beide lijnen, heeft de aandacht van het management, zo heeft het panel vastgesteld. Vanwege deze kanttekening beoordeelt het panel de beide varianten van de veertien opleidingen niet met een goed, maar met een voldoende (zie voor een uitwerking per opleiding deel C van dit rapport).
Facet 2.4 Nederlands Frans Duits Engels Spaans
Studielast Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende
Aardrijkskunde Geschiedenis G en W Omgangskunde
Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende
Wiskunde Natuurkunde Scheikunde Biologie Techniek
Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende
Criterium: - Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het jaarrooster van alle veertien opleidingen van Archimedes is opgedeeld in 4 perioden van 10 of 11 weken. Elke periode kent een standaardopbouw bestaande uit 7 lesweken, een hertoetsweek, een toetsweek en enkele studieweken. Het rooster is vastgelegd in een onderwijsjaarrooster. Een overzicht van het aantal EC per jaar en de verdeling van de studielast over de leerlijnen is opgenomen in de studiegidsen. Het aantal contacturen voor het eerste en tweede jaar van de voltijdopleiding is 12. In het derde jaar zijn 9 contacturen geprogrammeerd. Voor de deeltijdvariant zijn in het eerste en het tweede jaar 8 contacturen geprogrammeerd. In het derde jaar zijn dat er 6. Het vierde jaar is zowel in de voltijd- als de deeltijdvariant gereserveerd voor de lio-stage en het afstuderen. Hiervoor zijn volgens Archimedes geen contacturen te normeren. • De opleidingen kennen verschillende trajecten: het voltijd- en deeltijdtraject en (individuele) maatwerktrajecten, bijvoorbeeld in het kader van de Wet op de zij-instroom, de Kopopleiding of voor mbo-doorstromers. Door de grote hoeveelheid maatwerktrajecten zijn de opleidingen met een grote mate van flexibiliteit te volgen. Om studenten de mogelijkheid te bieden om aan hun eigen leervragen te werken, hoeft een aantal cursussen niet in een vaste volgorde gevolgd te worden. Ook de flexibele roostering voor de deeltijdopleiding zorgt ervoor dat de
32/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor
•
•
•
•
•
•
•
deeltijdstudenten hun eigen keuzes kunnen maken. Zij kunnen in één periode conceptuele cursussen volgen uit jaar 1 en jaar 2. Door de vele maatwerktrajecten is het lastig om vast te stellen of het aantal uren dat studenten aan de studie besteden overeenkomt met het geprogrammeerde aantal contacturen. In het gesprek dat het panel met de studenten heeft gevoerd is geen eenduidig beeld naar voren gekomen wat betreft de door de studenten ervaren studielast. Het panel heeft in dit gesprek wel de indruk gekregen dat studenten de studielast als enigszins aan de lichte kant beoordelen. Het panel vraagt zich, mede door de vele maatwerktrajecten, of het management voldoende waarborgen heeft ingebouwd om vast te stellen of de gerealiseerde studielast overeenkomt met de genormeerde studielast. Het panel vindt het jaarlijkse STO hiervoor onvoldoende waarborg bieden. Het panel hecht hier veel belang aan, met het oog op de vele (maatwerk)trajecten, die Archimedes aanbiedt. De studenten hebben het panel laten weten dat er geen duidelijke struikelvakken zijn. Archimedes werkt met een Bindend Studieadvies aan het einde van de propedeuse. Om in aanmerking te komen voor een positief advies dient de student aan het einde van het eerste jaar 40 van de 60 EC hebben behaald. Verplicht zijn minimaal 4 EC uit de SLB-lijn, 8 EC uit de integrale leerlijn en 16 uit de conceptuele leerlijn. Om deel te mogen nemen aan het assessment aan het einde van het eerste jaar moet een student 2 EC hebben behaald in de SLB-lijn, 6 in de WER-lijn, 16 in de integrale lijn en 28 in de conceptuele lijn. Uit het STO 2008 en 2009 blijkt dat de studenten tevreden zijn over de spreiding van de studielast over het jaar (2008: score 3,2 en 2009: score 3,0). Studenten beoordelen de vraag of de opleiding te doen is in de tijd die ervoor staat met de scores 3,5 (2008) en 3,2 (2009). Uit evaluaties van de integrale leerlijn (2006-2007) is gebleken dat de gerealiseerde studielast voor de studenten lager was dan gepland. Daarom zijn met ingang van het studiejaar 2007-2008 bij de integrale projecten meer en zwaardere eisen gesteld aan de literatuur en andere bronnen. De eisen zijn beschreven in de cursushandleidingen bij de integrale projecten. Uit cursusevaluaties van de WER en SLB (2006-2007) blijkt dat studenten minder tijd nodig hadden dan de voor de cursussen in deze lijnen genormeerde studielast. Daarom is het aantal EC van zowel de WER-lijn als de SLB-lijn per periode verminderd, terwijl de inhoud gelijk is gebleven. De vrijgekomen uren zijn gebruikt voor een uitbreiding van het aantal EC in de conceptuele leerlijn. Het panel is overwegend positief over de wijze waarop de veertien opleidingen zorgen voor een goede studeerbaarheid van de programma’s. Er zijn geen aanwijsbare belemmeringen, die van invloed zijn op de studievoortgang van studenten. De enige zorg die het panel heeft, heeft betrekking op de gerealiseerde studielast. Temeer daar het panel van studenten heeft gehoord dat zij hun opleiding als enigszins licht ervaren. Het panel vindt dat hier onvoldoende aandacht voor is en vindt dat er meer systematisch gemeten moet worden of de gerealiseerde studielast overeenkomt met de genormeerde studielast. Het panel vindt het positief dat Archimedes onlangs het aantal EC van de WER-lijn en de SLB-lijn heeft gereduceerd, terwijl de inhoud hetzelfde is gebleven. Hierdoor is de studielast van deze lijnen verzwaard. Door een weging van deze
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor
33/164
argumenten, komt het panel voor de beide varianten van de veertien opleidingen tot het oordeel voldoende op dit facet.
Facet 2.5 Nederlands Frans Duits Engels Spaans
Instroom Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende
Aardrijkskunde Geschiedenis G en W Omgangskunde
Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende
Wiskunde Natuurkunde Scheikunde Biologie Techniek
Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende
Criterium - Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Van alle studenten die worden toegelaten tot Archimedes volgt circa 30% een voltijdopleiding en 70% een deeltijdopleiding. • De toelatingseisen van de opleidingen staan beschreven in de Onderwijs- en Examenregeling (OER) en de studiegidsen en zijn nader uitgewerkt in de brochure Opleidingsoverzicht en toelatingsvoorwaarden Faculteit Educatie 2009-2010. Deze brochure is opgenomen in de OER. In de Inschrijvingsregeling HU 2008-2009 zijn nadere specificaties over de toelatingseisen opgenomen. Studenten kunnen worden toegelaten op basis van een havo of vwo diploma, een op de WEB gebaseerd diploma van een middenkaderopleiding, van een specialistenopleiding, of van een bij ministeriële regeling aangewezen vakopleiding. • Ook een propedeutisch examen van een hogeschool of universiteit geeft toegang tot de opleidingen, evenals een afgerond hbo-diploma, wo-diploma op bachelor-, master- of doctoraal niveau. Archimedes hanteert voor elke opleidingsvariant en -vorm de wettelijke instroomeisen. Allochtone studenten zijn toelaatbaar met een NT2 diploma op niveau II en een geldig buitenlands dipoma van voldoende niveau. Afhankelijk van hun vooropleiding moeten deze studenten een vaktoets afleggen om toegelaten te kunnen worden. • Studenten die instromen in de Kopopleiding dienen te beschikken over een afgeronde bacheloropleiding of gelijkwaardige studie. Een overzicht van deze opleidingen wordt gegeven in de Studiegids Kopopleiding 2008/2009. • Indien een student niet voldoet aan één van de hierboven beschreven eisen en 21 jaar of ouder is, kan de faculteitsdirectie toestemming geven tot toelating, in het geval een student in een nader onderzoek blijk geeft van geschiktheid voor het betreffende onderwijs en de Nederlandse taal in voldoende mate beheerst. Om meer bekendheid te geven aan de 21+ regeling heeft Archimedes een nieuwe voorlichtingsfolder gemaakt. • Om toegelaten te worden tot de opleidingsvorm SoS solliciteert de student bij de school, waar hij zijn traject gaat volgen. Daarnaast heeft hij een intakegesprek met de instituutscoach, tijdens welke hij wordt bevraagd over zijn vermogen tot zelfsturing.
34/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor
• •
•
•
•
•
•
•
Verder doorloopt de toelating zoals hierboven is beschreven. De opleidingsvorm IDEE kent geen aparte eisen voor de instroom, aangezien studenten pas vanaf het tweede jaar kunnen instromen. Wel wordt er aan het begin van het traject een goede check op de studievoortgang van de student uitgevoerd (Werkplekleren op een IDEE-school: procedure van aanstelling). Voor elke opleidingsvariant (Samen Opleiden, SoS en IDEE) is specifiek voorlichtingsmateriaal en een studiegids beschikbaar. Archimedes biedt naast deze varianten met de daarbij behorende toelatingseisen de mogelijkheid om een individueel maatwerktraject te volgen. Om vrijstellingen vast te kunnen stellen, wordt gewerkt met een vrijstellingenmatrix, die voor alle opleidingsvarianten en -vormen wordt gebruikt. Op basis van deze matrix wordt bepaald hoeveel punten een student nog moet behalen. Vervolgens wordt op basis van een intakegesprek of een assessment vastgesteld welk programma de student moet volgen. Indicatoren voor de te volgen cursussen zijn de eerder behaalde diploma’s en de werkervaring van de student. De examencommissie verstrekt de vrijstellingen en stelt het examenprogramma van de student vast. De groep studenten, voornamelijk deeltijd, die niet aan de wettelijke toelatingseisen voldoet en voor wie met behulp van de matrix niet kan worden bepaald voor welke vrijstellingen zij in aanmerking komen, doorlopen een individuele toelatingsprocedure, waarvan een intakegesprek onderdeel uitmaakt. Ook aan deze studenten verleent de examencommissie de vrijstellingen. Archimedes streeft ernaar om de instroom van allochtone studenten te bevorderen (Diversiteit en Taalbeleid. Een aanzet tot beleid in Instituut Archimedes, 2008). Ook wil zij de instroom van mbo’ers verbeteren. Hiervoor is een beleidsgroep opgericht, die hierover adviezen moet geven. Eén van de adviezen is een verzwaarde intake. In het kader van het Regionaal Samenwerkingsverband Lerarenopleidingen in de regio Utrecht wordt in samenwerking met de Universiteit Utrecht een onderzoek uitgevoerd naar de doorstroming van het MBO naar het HBO. Maatregelen die in dit kader worden genomen zijn een betere voorlichting aan mbo’ers en een verbetering van de kwaliteit van de 21+ toets. Archimedes sluit met haar competentiegerichte onderwijs, de vier leerlijnen met zowel aandacht voor de theorie als de praktijk en de grote variëteit aan trajecten goed aan bij de gedifferentieerde instroom van studenten, zo heeft het panel vastgesteld. Met name ook doordat studenten hun eigen leerproces kunnen sturen, is deze aansluiting voor elke student zo optimaal mogelijk. Uit evaluatieresultaten blijkt dat studenten tevreden zijn over de aansluiting op de vooropleiding, zowel qua vorm en inhoud en de informatie die voorafgaand aan de opleiding wordt verstrekt. De scores over de aansluiting zijn 3,4 (2008) en 3,3 (2009). De informatie over de inhoud van de opleiding wordt gewaardeerd met de score 3,2 (in 2008 en 2009). Relatief onbekend zijn de door het instituut aangeboden bijspijkercursussen, ook wel instapcursussen of inscholingscursussen genoemd. Het instituut probeert hier thans meer bekendheid aan te geven en de inhoudelijke aansluiting op de vooropleidingen te optimaliseren. Het panel heeft waardering voor de wijze waarop Archimedes tegemoet komt aan de wensen van individuele studenten door zoveel mogelijk maatwerktrajecten aan te
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor
35/164
bieden. De vrijstellingenmatrix is volgens het panel een goed instrument om structureel en efficiënt na te gaan welk traject een student het beste kan volgen. Echter, het panel vindt de wijze waarop Archimedes de matrix gebruikt enigszins rigide en instrumenteel. Het panel vraagt zich bij het gebruik van de matrix af of er wel een zo optimaal mogelijk traject kan worden gevonden, met name voor instromers vanuit het MBO. Het panel komt met name op basis van deze constatering voor alle opleidingen tot het oordeel voldoende in plaats van goed op dit facet.
Facet 2.6 Nederlands Frans Duits Engels Spaans
Duur Voldaan Voldaan Voldaan Voldaan Voldaan
Aardrijkskunde Geschiedenis G en W Omgangskunde
Voldaan Voldaan Voldaan Voldaan
Wiskunde Natuurkunde Scheikunde Biologie Techniek
Voldaan Voldaan Voldaan Voldaan Voldaan
Criterium - De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: hbo-bachelor: 240 studiepunten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Alle veertien 2de graards lerarenopleidingen van Archimedes hebben een omvang van 240 EC, waarvan 210 EC zijn gereserveerd voor de major en 30 EC voor de minor, de zogenoemde profileringsruimte. In elk jaar zijn 60 EC geprogrammeerd. • Voor de Kopopleiding en de zij-instroom zijn kwantitatieve eisen vastgelegd in het convenant van de HBO-raad, het document van OCW: Een samenhangend opleidingsstelsel voor de onderwijsberoepen (oktober 2003) en de Wet op de zij-instroom. • Het panel heeft vastgesteld dat de beide varianten van alle veertien opleidingen voldoen aan de norm van 240 EC.
Facet 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud Goed Nederlands Aardrijkskunde Goed Goed Goed Frans Geschiedenis Goed Goed Duits G en W Goed Engels Omgangskunde Goed Goed Spaans
Wiskunde Natuurkunde Scheikunde Biologie Techniek
Goed Goed Goed Goed Goed
Criteria - Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. - De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept.
36/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In het hogeschooldocument Koers 2012: Strategisch plan van Hogeschool Utrecht 20072012 (HU, februari 2007) staat beschreven dat het onderwijs competentie- en vraaggericht dient te zijn, zowel richting het werkveld als richting de student. • Het didactisch concept en de hierop gebaseerde uitgangspunten van het Instituut Archimedes sluiten hierbij aan. Zowel het concept als de uitgangspunten zijn beschreven in de documenten: Ontwerp voor het opleiden van leraren (Instituut Archimedes, 2002), Oh zit dat zo… ? Een uitwerking van basisdocument ‘Ontwerp voor het opleiden van leraren. (Instituut Archimedes, 2006) en in het Visiedocument Instituut Archimedes (2009). De belangrijkste uitgangspunten van het didactisch concept zijn: 1) opleiden samen met het veld, 2) het ontwikkelen van competenties, 3) het voor de beroepspraktijk uitvoeren van betekenisvolle taken, eenheden en opdrachten, 4) het stimuleren en ontwikkelen van zelfverantwoordelijkheid, zelfsturing en lerend vermogen van studenten en 5) het stimuleren van samenwerking tussen de studenten onderling en tussen de student en de collega’s op de school. De programma’s zijn vormgegeven langs vier leerlijnen: de SLB-lijn, de WER-lijn, de integrale lijn en de conceptuele lijn (zie ook facet 2.2). Het leren reflecteren wordt als een zeer belangrijk onderdeel van het leerproces van individuele studenten beschouwd. Alhoewel dit in eerste instantie binnen de WER-lijn wordt aangeleerd, zijn alle leerlijnen gedurende de hele opleiding hiermee doordesemd. Studenten met wie het panel heeft gesproken, verschilden van mening over het nut van de hoeveelheid tijd en aandacht die wordt besteed aan het leren reflecteren (zie ook deel C van het rapport), alhoewel het panel de indruk heeft gekregen dat de meeste studenten het leren reflecteren als nuttig ervaren en deze vaardigheid daadwerkelijk in de (toekomstige) beroepspraktijk gebruiken. Alumni vertelden het panel dat zij regelmatig reflecteren op hun functioneren. Het kunnen reflecteren blijkt voor hen een goed hulpmiddel om problemen in de praktijk te analyseren en op te lossen. • Het didactisch concept, dat een grote mate van vrijheid biedt, geeft volgens het panel goede mogelijkheden om de zeven SBL-competenties te kunnen realiseren en studenten op te leiden tot zelfstandige, zelfsturende professionals op hbo-bachelorniveau. • De keuze voor de in de verschillende leerlijnen gehanteerde werkvormen zijn afhankelijk van de inhoud (de leerstof), de leerdoelen en de groep studenten. In alle opleidingen worden de volgende werkvormen gehanteerd: hoorcolleges, werkcolleges, presentaties, projecten, intervisie, zelfstudie, coaching, groepswerk en het portfolio. Deze passen volgens het panel goed bij het competentiegericht leren binnen Archimedes. • In de cursusbeschrijvingen in de studiegidsen wordt bij elke cursus beschreven welke werkvormen gebruikt worden. • Uit het STO 2008 en 2009 blijkt dat studenten de afwisseling in werkvormen als ruim voldoende beoordelen. De scores zijn 3,5 (2008) en 3,4 (2009). • Het panel is van oordeel dat Archimedes een duidelijk herkenbaar didactisch concept hanteert en aantoonbaar werkt aan een verdere implementatie ervan. De binnen de vier leerlijnen gehanteerde werkvormen passen goed en dragen zichtbaar bij aan de ontwikkeling van kennis en vaardigheden en uiteindelijk aan de realisatie van de zeven SBL-competenties, zo oordeelt het panel (zie voor een uitwerking per opleiding deel C van dit rapport).
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor
37/164
Facet 2.8 Nederlands Frans Duits Engels Spaans
Beoordeling en toetsing Voldoende Aardrijkskunde Voldoende Geschiedenis Voldoende G en W Voldoende Omgangskunde Voldoende
Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende
Wiskunde Natuurkunde Scheikunde Biologie Techniek
Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende
Criterium - Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Archimedes heeft het toetsbeleid beschreven in het document Kader voor toetsing en beoordeling in de bacheloropleidingen, Instituut Archimedes (juni 2008). In dit document zijn kwaliteitskenmerken geformuleerd, die betrekking hebben op de inhoud (wat wordt getoetst), het proces (hoe wordt getoetst), de functie (waartoe wordt beoordeeld) en de kwaliteitsborging van de toetsing. • De belangrijkste doelstellingen van het toetsen zijn het vaststellen 1) of de student over de zeven de SBL-bekwaamheidseisen beschikt, 2) of hij de onderliggende kennis heeft verworven en 3) of hij het hbo-bachelorniveau heeft bereikt. • Om de kwaliteit van het toetsproces en de toetsen te waarborgen, hanteert Archimedes de volgende uitgangspunten: 1) de student krijgt een reële kans in de toets een bewijs van zijn beheersing van de vakinhoud of vakdidactiek te laten zien; 2) de examinatoren van de opleiding lichten de student goed in over de toetsopzet en criteria, door deze duidelijk te vermelden in de cursushandleiding en deze uitvoerig te bespreken in de lessen; 3) de beoordeling wordt op een transparante wijze uitgevoerd; 4) de opleiding werkt met beoordelingsmodellen bij elke schriftelijke toets en bij een groot aantal opdrachten; 5) de opleiding werkt met toetsen die representatief zijn en 6) elke toets heeft twee eigenaren, die de kwaliteit van de toets beoordelen. • Resultaten van schriftelijke toetsen, alsook de WER-verslagen, praktijkopdrachten en essays, worden uiterlijk drie weken na afname bekend gemaakt. Het resultaat van een mondeling tentamen (waaronder ook een assessment) wordt direct aan de student bekend gemaakt. • Op instituutsniveau wordt de kwaliteit van de toetsen gewaarborgd door participatie in landelijke netwerken als K3 (Kennisbasis, Kennistoets en Kennisbank). Ook worden momenteel rubrics ontwikkeld, zodat de studenten al bij aanvang van de cursus weten waarop zij getoetst worden en welke criteria worden gehanteerd. • Met ingang van het studiejaar 2009-2010 is bij elke opleiding een toetsmatrix operationeel, die een overzicht geeft van de dekking van de SBL-bekwaamheidseisen en de Kennisbasis.
38/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor
•
•
•
•
•
•
•
Voor het toetsen van de verworven kennis worden de komende jaren digitale kennistoetsen ingevoerd. Tevens wordt samen met andere lerarenopleidingen een digitale toetsenbank ontwikkeld om de Kennisbasis te kunnen toetsen. In de vier leerlijnen wordt elk onderdeel met een toets afgesloten. In de WER-lijn wordt de student beoordeeld op basis van het leerwerkplan, de leerwerkverslagen, bewijsmateriaal voor het portfolio en een ontwikkelingsgericht advies van de schoolopleider en/of de werkplekbegeleider, het zogenoemde schoolproject. De beoordelingscriteria voor de toetsing van de onderdelen in de WER-lijn zijn opgenomen in de WER-gidsen. Alle onderdelen van deze lijn moeten met een voldoende worden afgesloten. De beoordeling van studenten in de integrale leerlijn gebeurt gedeeltelijk op basis van groepswerk. Studenten worden ook individueel beoordeeld op basis van hun individuele aandeel aan het groepsproduct. Het uiteindelijke individuele oordeel in de integrale leerlijn is gebaseerd op het procesverslag, peerbeoordelingen en het resultaat van de bevraging van de individuele student over het groepsproduct. De beoordelingscriteria zijn opgenomen in de studiehandleidingen. Een belangrijk onderdeel van de integrale leerlijn in het vierde jaar is het schoolproject, dat studenten in hun (opleidings)school uitvoeren. De inhoudelijke beoordeling is in handen van de opdrachtgever in de (opleidings)school. De beoordeling van het proces is de verantwoordelijkheid van de instituutsbegeleider. Met ingang van heden zal, indien het schoolproject een sterke vakinhoudelijke component heeft, ook een vakdocent de inhoud van het project beoordelen. Naar het oordeel van het panel zal dit de (inhoudelijke) kwaliteit van de schoolprojecten ten goede komen. Voor zowel de inhoudelijke, als de procesbegeleiding zijn beoordelingsformulieren beschikbaar. In het formulier van de procesbeoordeling is aangegeven waar een student aan moet voldoen om het oordeel voldoende, dan wel goed te krijgen. De productbeoordeling en de procesbeoordeling tellen elk voor vijftig procent mee in het eindoordeel. Het panel heeft tijdens het visitatiebezoek ten aanzien van de opleiding Engels geconstateerd dat de begeleider in de (opleidings)school niet altijd gebruik maakt van de beoordelingsformulieren van de opleidingen. Archimedes heeft een document opgesteld, waarin staat dat met ingang van heden erop wordt toegezien dat schoolbegeleiders altijd de voor de schoolprojecten bestemde beoordelingsformulieren gebruiken. Het panel heeft er vertrouwen in dat dit ook daadwerkelijk gebeurt. Binnen de conceptuele leerlijn wordt gebruik gemaakt van verschillende toetsvormen, zoals schriftelijke toetsen, digitale toetsen, individuele en groepsopdrachten, verslagen en presentaties. Toetsing van de inhoudelijke kennis vindt plaats door middel van schriftelijke kennistoetsen. In het eerste jaar zijn deze vooral gericht op kennis en het kunnen toepassen ervan. Vanaf het tweede jaar worden studenten ook getoetst op hun oordeelsvorming. Een voorbeeld hiervan is een onderzoek(je) in het derde jaar, waarbij de oordeelsvorming door de student een belangrijk toetscriterium is. Toetsing van de vakdidactiek gebeurt door middel van vakdidactische opdrachten en toetsvormen, zoals het houden van een presentatie en/of het maken van eigen materiaal. De beoordelingscriteria voor de verschillende toetsen zijn opgenomen in de studiehandleiding of in de cursusbeschrijving in de studiegids.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor
39/164
•
•
•
•
•
In de SLB-lijn wordt de student beoordeeld op basis van zijn persoonlijk ontwikkelingsplan (POP), zijn portfolio, zijn inbreng op bijeenkomsten, individuele en groepsopdrachten en het geven, ontvangen en verwerken van peerfeedback. Het panel heeft na de bestudering van portfolio’s van alle opleidingen vastgesteld dat de beoordelingscriteria eenduidiger gehanteerd moeten worden. Ook plaatst het panel een kanttekening bij het feit dat de begeleiding bij het portfolio alleen in handen is van de SLB’er en dat hierbij geen vakdocent betrokken is. Naast de hiervoor genoemde toetsvormen, wordt de student beoordeeld door middel van de volgende assessments: het assessment hoofdfasebekwaam (aan het einde van het eerste jaar), het assessment afstudeerbekwaam (aan het einde van het derde jaar) en het assessment startbekwaam (aan het eind van het vierde jaar). Studenten dienen op deze drie niveaus te laten zien, dat zij in staat zijn om hun vakinhoudelijke en vakdidactische kennis en vaardigheden op een adequate wijze toe te passen in de beroepspraktijk. Bij elk assessment is in principe een veldassessor en een vakassessor aanwezig. Archimedes werkt met ruim 120 gecertificeerde veldassessoren en 75 opleidingsassessoren. Het assessment startbekwaam is gebaseerd op het portfolio en tijdens het assessment houdt de student een presentatie en wordt bij hem een criteriumgericht interview afgenomen (op basis van de presentatie en een portfolio). De beoordelingscriteria voor dit assessment zijn opgenomen in de studiehandleidingen voor het assessment en uitgewerkt in de beoordelingsformulieren, die de assessoren hanteren. Ten behoeve van de ontwikkelingsgerichtheid van de beoordeling zijn bij het assessment hoofdfasebekwaam en afstudeerbekwaam peerassesoren betrokken. Ook het werkveld is betrokken bij de assessments als beoordelaar in de vorm van een veldassessor bij het assessment afstudeerbekwaam en startbekwaam. Uit het gesprek met de veldassessoren bleek dat er niet in alle gevallen een vakassessor betrokken is bij het assessment. Het panel is van mening dat dit wel het geval zou moeten zijn. Het panel heeft vastgesteld dat dit inmiddels de aandacht van het management heeft en dat het management erop zal toezien dat dit vanaf heden wel gebeurt. In de opleidingsvorm SoS maakt de collega in opleiding (cio) een persoonlijk opleidingsplan (Vooruitblik), met daarin opgenomen zijn leerdoelen. Dit document is het studieprogramma van de student. Na een half jaar wordt de “Vooruitblik” in een voortgangsgesprek geëvalueerd en beoordeeld in de zogenoemde “Terugblik”. Hiervoor zijn beoordelingscriteria geformuleerd. De instituutscoach beoordeelt samen met de examinatoren, de leergebiedopleider en de schoolopleider de student en kent de EC toe. Beoordeeld worden: het leren van ervaringen, beroepsproducten en vakinhouden. De Faculteit Educatie heeft een examencommissie, die is verdeeld in meerdere “ kamers”. Kamer Archimedes heeft tot taak om het examenbeleid, zoals dat is geformuleerd in de wettelijke kaders, de OER en het toetsbeleid van het instituut uit te voeren. De kamer is verantwoordelijk voor de kwaliteit van de examinering en de toetsen. Regelingen omtrent de toetsing zijn vastgelegd in de OER van de HU, de OER van de Faculteit Educatie en de uitwerking van de bepalingen in de OER-HU-FE in de studiegidsen.
40/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor
•
•
•
•
Het panel concludeert op basis van de bestudeerde kennistoetsen van alle veertien opleidingen dat deze van een voldoende tot goede kwaliteit zijn. De vragen zijn van een goed niveau en de feedback op de toetsen is in orde. Echter, de beoordelingscriteria bij de toetsen zouden in het algemeen transparanter geformuleerd kunnen worden, zo heeft het panel vastgesteld. Het panel heeft van alle opleidingen ook portfolio’s bestudeerd en van dertien van de veertien opleidingen schoolprojecten (voor Aardrijkskunde niet). Het panel heeft voor deze producten verschillende beoordelingsformulieren aangetroffen. Een verklaring hiervoor is dat in het studiejaar 2008-2009 een aantal opleidingen heeft meegedaan aan een pilot toetsing en beoordeling van deze producten. Vanaf 2009-2010 worden door alle opleidingen van Archimedes dezelfde beoordelingsformulieren gebruikt. Ten aanzien van de portfolio’s, die een belangrijke basis vormen voor het assessment startbekwaam, concludeert het panel dat de beoordelingscriteria verder geoperationaliseerd zouden moeten worden, zodat de gegeven oordelen Archimedesbreed beter gestandaardiseerd kunnen worden. Het panel heeft ten aanzien van de bestudeerde portfolio’s van Spaans en Engels geconstateerd dat de SLB’ers, die studenten het groene sein geven om deel te kunnen nemen aan het assessment startbekwaam niet in alle gevallen strikt genoeg toezien op de kwaliteit van de portfolio’s. Archimedes heeft er in een reactie op gewezen dat een portfolio van een mindere kwaliteit altijd kan worden gecompenseerd door een goede presentatie en/of criteriumgerichte interview tijdens het assessment startbekwaam. Uit het STO 2008 en 2009 blijkt dat studenten tevreden zijn over de wijze van toetsing en beoordeling. De scores zijn 3,2 (2008) en 3,3 (2009). “Vooraf wordt duidelijk aangegeven waarop ik word beoordeeld” scoort 3,4 (2008) en 3,3 (2009). En “de aansluiting van de toetsing op het onderwijs” scoort 3,5 (2008) en 3,3 (2009). Het panel oordeelt positief over de toetsing en beoordeling binnen Archimedes. Het instituut en ook de afzonderlijke opleidingen werken voortdurend aan de verbetering van de toetsing en beoordeling. Voorbeelden hiervan zijn de ontwikkeling van rubrics en de verbetering van de beoordelingsformulieren voor portfolio’s en schoolprojecten. Desondanks plaatst het panel enkele kanttekeningen bij de toetsing en beoordeling. Deze hebben betrekking op de duidelijkheid en uniformiteit van (het gebruik van) de beoordelingscriteria voor de toetsen en de beoordeling van de schoolprojecten. Het panel heeft vastgesteld dat Archimedes werkt aan meer eenduidige beoordelingscriteria voor de toetsen en rubrics ontwikkelt. Ten aanzien van de beoordeling van de schoolprojecten zijn met ingang van het huidige schooljaar Archimedesbreed nieuwe procedures in werking getreden, waarbij er meer controle wordt uitgeoefend ten aanzien van de borging van de kwaliteit van deze projecten.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor
41/164
Onderwerp 3
Facet 3.1 Nederlands Frans Duits Engels Spaans
Inzet van personeel
Eisen HBO Goed Goed Goed Goed Goed
Aardrijkskunde Geschiedenis G en W Omgangskunde
Goed Goed Goed Goed
Wiskunde Natuurkunde Scheikunde Biologie Techniek
Goed Goed Goed Goed Goed
Criterium: - Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het beleid van Archimedes is erop gericht docenten aan te nemen die afkomstig zijn uit de beroepspraktijk van het VO en VMBO. • Sinds 2006 hanteert het Instituut een aannamebeleid waarbij tien procent van de formatie flexibel moet zijn. De aanname en inzet van personeel gebeurt op cluster- en teamniveau. Dit maakt het mogelijk om mensen aan te nemen met specifieke expertise met betrekking tot de generieke Kennisbasis en praktijkgericht onderzoek. De afgelopen jaren heeft het accent gelegen op de aanname van mensen met expertise in het VMBO of het MBO-3. • Archimedes heeft een analyse gemaakt van de cv’s van de in totaal 173 docenten, die verbonden zijn aan zowel de bachelor- als de masteropleidingen van Archimedes. Hiervan zijn 113 docenten - waarvan 93 een vast dienstverband hebben - verbonden aan de bacheloropleidingen. Het panel heeft de cv’s van de docenten bestudeerd en vastgesteld dat de docenten op grond van hun expertise over en hun ervaring in het onderwijs in voldoende mate een relatie met de beroepspraktijk leggen. Zij onderhouden ook een relatie met de beroepspraktijk door het opleidingsmodel, waarin intensief wordt samengewerkt met de opleidingsscholen. De instituutsbegeleider vormt samen met de schoolopleider een koppel en is een vaste dag op de (opleidings)school aanwezig. Daarnaast voeren docenten ook regelmatig contractactiviteiten uit op de scholen. Tenslotte worden docenten uit de opleidingsscholen regelmatig gedetacheerd naar Archimedes. Zij maken deel uit van de flexibele schil van tien procent. • In de dieptepilot “Academische (opleidings)school” werkt een aantal docenten van Archimedes samen met docenten uit de opleidingsscholen in onderzoeksteams. In het cursusjaar 2009-2010 is een eerste ronde onderzoek gedaan, die inmiddels is afgerond. Op drie scholen voor het VMBO zijn onderzoeksteams in het kader van het project PiB (Professional in Beeld) actief. Op die scholen en binnen Archimedes zijn leerwerkgemeenschappen gevormd en wordt doorlopend onderzoek gedaan naar de resultaten van ingezette ontwikkelingen in de eigen onderwijspraktijk. Dit jaar is een nieuwe ronde onderzoek op de opleidingsscholen gestart. Daarnaast is Archimedes dit cursusjaar zelf met een aantal onderzoeksteams gestart, zoals ‘Vaktaalontwikkeling in biologie’, ‘Master leren Innoveren’, ‘Taal in alle vakken’, ‘Multiculturele school’, ‘Critical
42/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor
•
•
Discourse Analysis’ en ‘Geschiedenis’. In voorbereiding is ‘Serious gaming’. Gesprekken worden gevoerd rondom ‘Didactiek moderne vreemde talen’, ‘Zorgverbreding’ en ‘Rendement’. Uit het STO 2008 en 2009 blijkt dat de studenten tevreden zijn over de kennis van de docenten over de beroepspraktijk. De scores zijn 3,7 (2008) en 3,7 (2009). Ook uit het gesprek van het panel met de studenten is gebleken dat de studenten tevreden zijn over de docenten. Het panel is van mening dat de docenten van Archimedes op basis van hun expertise en ervaring goed in staat zijn om in hun onderwijs voortdurend een relatie te leggen met de beroepspraktijk. Het gehanteerde opleidingsmodel biedt hiervoor goede mogelijkheden, zo oordeelt het panel. Het panel heeft ook geconstateerd dat de studenten tevreden zijn over de mate waarin en de wijze waarop de docenten voortdurend een relatie met de beroepspraktijk leggen. Het panel geeft op basis van deze argumenten op dit facet het oordeel goed op de beide varianten van alle veertien opleidingen.
Facet 3.2 Nederlands Frans Duits Engels Spaans
Kwantiteit personeel Goed Aardrijkskunde Goed Geschiedenis Goed G en W Goed Omgangskunde Goed
Goed Goed Goed Goed
Wiskunde Natuurkunde Scheikunde Biologie Techniek
Goed Goed Goed Goed Goed
Criterium - Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De bacheloropleidingen van Archimedes beschikken in totaal over 93 docenten in vaste dienst. De docent student ratio is in 2008-2009 1:30. De opleiding met de meeste docenten is Engels (24 docenten) en de opleiding met de minste docenten is Scheikunde (5 docenten). • De omvang van het personeel en het aantal docenten wordt vastgesteld op basis van het aantal studenten en het begrote contractwerk. Zeventig procent van de onderwijsformatie van het team is bestemd voor het geven van onderwijs, de begeleiding van studenten, de voorbereiding en correctie. Van de overige dertig procent is tien procent bestemd voor beheerstaken, tien procent voor innovatie en tien procent voor professionalisering. • In de afgelopen jaren is de omvang van het OBP verminderd ten gunste van het OP, waardoor de omvang van het onderwijzend personeel met vijftien procent is toegenomen. Hierdoor was het mogelijk om de contacttijd voor de voltijdopleidingen uit te breiden. Tegelijkertijd heeft de Faculteit Educatie de docent-student ratio verhoogd van 1:29 naar 1:30. Een overzicht van de inzet van personeel (in de categorie Projecten en overig) per cluster is beschreven in het document Rapportage personeelsbezetting Instituut Archimedes, maart 2009. Hieruit blijkt dat het cluster Exact beschikt over 37,9 fte.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor
43/164
• • •
• •
Voor het cluster Welzijn, zorg en maatschappij is dit 18,45 fte en voor het cluster Talen 50,70 fte. Eind 2008 was de inzet van personeel geheel overeenkomstig de begroting en de hoeveelheid formatie, waar het instituut op basis van de studentaantallen recht op had. Het ziekteverzuim was in 2007 4,5% en in 2008 3,4%. Archimedes heeft het voornemen om samen te gaan werken met het Instituut Theo Thijssen. Ook worden mogelijkheden onderzocht om studenten individueel in groepen te beoordelen en studenten een actievere rol te laten spelen bij het geven van intervisie. En bij het assessesment hoofdfasebekwaam onderzoeken verschillende vakgroepen mogelijkheden om ouderejaars studenten in te schakelen, bijvoorbeeld als begeleider bij de voorbereidingen op dit assessment. De studenten met wie het panel heeft gesproken, vertelden dat docenten voldoende bereikbaar zijn. Hun e-mail vragen worden in het algemeen vlot beantwoord. Het panel concludeert dat Archimedes over voldoende personele capaciteit beschikt om kwalitatief goed onderwijs te bieden. De studenten blijken tevreden over de beschikbaarheid en de bereikbaarheid van de docenten. Het panel komt op basis hiervan voor de beide varianten van alle veertien opleidingen tot het oordeel goed op dit facet.
Facet 3.3 Nederlands Frans Duits Engels Spaans
Kwaliteit personeel Goed Aardrijkskunde Goed Geschiedenis Goed G en W Goed Omgangskunde Goed
Goed Goed Goed Goed
Wiskunde Natuurkunde Scheikunde Biologie Techniek
Goed Goed Goed Goed Goed
Criterium - Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Archimedes hanteert het uitgangspunt dat docenten ten minste zijn opgeleid op masterniveau. Indien dit niet het geval is, worden zij gestimuleerd om alsnog een mastertitel te halen. De masteropleiding “Leren en Innoveren”, die samen met de Fontys Hogescholen en de Hogeschool Rotterdam is opgezet en onlangs door de NVAO is geaccrediteerd, start in september 2010 en biedt docenten een goede mogelijkheid om hen de mastertitel te laten halen. Docenten worden ook gestimuleerd om te promoveren. Hiervoor kunnen zij gebruikmaken van promotievouchers. Binnen Archimedes zijn 12 van de 173 docenten gepromoveerd. 137 docenten hebben een universitaire opleiding afgerond, 7 docenten hebben een hbo-master of een mo-opleiding en 31 docenten hebben een hbo-lerarenopleiding. In het kader van de doorlopende leerlijnen streeft Archimedes ernaar om de docenten die lesgeven in een master tenminste voor een beperkt deel van hun werkzaamheden in te zetten in de bacheloropleidingen. Dit geldt niet voor de gastdocenten.
44/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor
•
•
•
•
•
•
•
Er is een professionaliseringsaanbod voor alle medewerkers van het instituut. Voor het OBP en voor de teamleiders zijn er ook professionaliseringsbijeenkomsten op instituutsniveau. Scholing en professionalisering vindt plaats op het niveau van het instituut en de clusterteams. Het instituut heeft een uitgebreid professionaliseringsaanbod voor alle doelgroepen (Beleid Professionalisering, Instituut Archimedes 2006-2008). Op het niveau van het instituut zijn ICT trainingen (bijvoorbeeld smartboard), workshops en is er ondersteuning op het gebied van diversiteit. Ook zijn er trainingen en workshops voor (school)IB’ers, logopedie-workshops, een certificeringstraject voor studieloopbaanbegeleiders, een assessorentraining, een inwerktraject voor nieuwe medewerkers, een traject “new potentials” en een traject voor contractmedewerkers (bijv. Train de trainer, netwerkbijeenkomsten). Verder zijn er trajecten voor masterdocenten (actie-onderzoek), voor teamleiders (teamontwikkeling en managementvaardigheden). Er is SKM-professionalisering2 voor teams, teamleiders en managers en trajecten specifiek voor vakgroepen. Docenten werken ook aan de ontwikkeling van hun deskundigheid door samen te werken met externe partijen, zoals scholen, universiteiten en vakverenigingen. In de nieuw opgezette academieteams werken docenten altijd samen met vier andere partijen: studenten, docenten vanuit het werkveld, leden van kenniskringen van lectoraten en wetenschappelijke (internationale) sparringpartners van buiten de hogeschool. Docenten vervullen naast hun rol als vakdocent tal van andere rollen binnen Archimedes, zoals die van SLB-coach en assessor. Het panel heeft waardering voor de wijze waarop docenten al deze rollen vervullen, maar vraagt zich af of zij hiervoor voldoende tijd hebben en of het management van het instituut de docenten hierbij in voldoende mate kan aansturen. De docenten met wie het panel heeft gesproken, vertelden dat het hen lukt om al deze rollen naast elkaar te vervullen. Wat betreft de kwaliteit van de docenten op onderzoeksgebied heeft het panel, onder andere op basis van gesprekken met de lectoren en de docenten zelf geconstateerd dat de rol van de docent als onderzoeker nog verder moet worden ontwikkeld. De kenniskringen en lectoraten bieden hiervoor volgens het panel goede mogelijkheden. Binnen de RGW-cyclus voeren leidinggevenden twee à driemaal per jaar gesprekken met de medewerkers. In de periode juni tot september wordt een contractgesprek gevoerd, waarin het activiteitenplan wordt besproken. In dit gesprek komen innovatie en professionalisering aan de orde. In januari en februari worden voortgangsgesprekken gevoerd en in juni het eindgesprek. In dit gesprek wordt aandacht besteed aan de grote hoeveelheid rollen die de docenten bekleden. Uit het STO 2008 en 2009 blijkt dat studenten tevreden zijn over de kwaliteit van de docenten. Zij beoordelen de inhoudelijke kennis van de docenten met een 4,0 (2008) en 3,9 (2009) en de didactische kwaliteiten van de docenten met een 3,7 (2008) en 3,6 (2009). Ook in het gesprek van het panel toonden studenten zich tevreden over de kwaliteit van de docenten.
2
SKM staat voor de Sociocratische kring(-organisatie). Binnen SKM wordt gewerkt met een dubbele koppeling en het consentbeginsel. Het geeft docenten de mogelijkheid om mee te beslissen. Tegelijkertijd worden zij genoodzaakt tot het nemen van verantwoordelijkheid. Binnen SKM worden alleen besluiten genomen wanneer geen van de aanwezigen beargumenteerd en overwegend bezwaar heeft tegen het nemen van het besluit.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor
45/164
•
•
Het panel is te spreken over het personeelsbeleid van Archimedes. Docenten hebben ruime mogelijkheden om zich om- of bij te scholen. In de RGW-gesprekken is de professionalisering een vast gespreksonderwerp. Nagegaan wordt of docenten hun afspraken hieromtrent zijn nagekomen. Het panel is van oordeel dat de docenten goed in staat zijn om organisatorisch en inhoudelijk goed onderwijs te geven. Indien docenten daar behoefte aan hebben, zijn er ruim voldoende mogelijkheden om zich om en bij de scholen. Docenten blijken in staat om verschillende rollen te vervullen, zoals die van docent, assessor of SLB’er. Het panel komt op basis van deze argumenten voor de beide varianten van alle veertien opleidingen tot het oordeel goed op dit facet.
Onderwerp 4
Facet 4.1 Nederlands Frans Duits Engels Spaans
Voorzieningen
Materiële voorzieningen Goed Aardrijkskunde Goed Geschiedenis Goed G en W Goed Omgangskunde Goed
Goed Goed Goed Goed
Wiskunde Natuurkunde Scheikunde Biologie Techniek
Goed Goed Goed Goed Goed
Criterium - De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Sinds maart 2008 is Instituut Archimedes gehuisvest in een nieuw gebouw aan de Uithof in Utrecht. • Het gebouw is zodanig ontworpen, dat zoveel mogelijk tegemoet kan worden gekomen aan de realisatie van het didactische concept. In het hele gebouw zijn zowel afgesloten als open flexibele studie- en werkplekken voor studenten en docenten. Medewerkers hebben flexibele werkplekken en beschikken daarom over een laptop en een smartphone. Ook zijn er in het gebouw aparte stilteplekken, overlegruimtes en een goed geoutilleerde kantine. • In het hele gebouw kan gebruik worden gemaakt van een draadloos internet. Tevens zijn er overal vaste computers en printers. Elk lokaal heeft een smartboard. • Voor een aantal opleidingen zijn speciale praktijklokalen beschikbaar, bijvoorbeeld voor de opleidingen Natuurkunde, Scheikunde, Techniek en Biologie. • Deze opleidingen beschikken over een goed instrumentarium, er is voldoende aandacht en een goede uitrusting voor veiligheid en er is technische ondersteuning. Ook zijn er aparte werkruimtes voor de technici. En ook voor de opleiding Gezondheidszorg & welzijn zijn goede specifieke voorzieningen aanwezig.
46/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor
•
•
•
•
Sinds de verhuizing naar het nieuwe gebouw zijn de drie voormalige mediatheken van de Faculteit Educatie geïntegreerd in één mediatheek. Deze bevat zowel een fysieke collectie, alsook digitale databanken. Door de samenwerking met de Universiteit Utrecht hebben studenten en docenten eveneens toegang tot de collectie van deze universiteit. De bibliotheek van de Universiteit Utrecht kan via de virtuele mediatheek geraadpleegd worden. In de mediatheek zijn 82 werkplekken met een vaste computer beschikbaar. Ook kan gebruik worden gemaakt van de draadloze internetverbindingen. Tijdens het visitatiebezoek heeft het panel een rondleiding door het gebouw gekregen en gezien dat het gebouw goede mogelijkheden biedt om de binnen Archimedes gehanteerde didactische uitgangspunten en de daarbij behorende werkvormen te realiseren. De mediatheek is van een goede kwaliteit, maar bevat weinig boeken. Deze zijn wel digitaal beschikbaar, wat overigens voortkomt uit de beleidslijn van Archimedes om de bibliotheek zoveel mogelijk te digitaliseren. De studenten met wie het panel heeft gesproken, waren enthousiast over het nieuwe gebouw. Het biedt hen een leeromgeving die uitstekend past bij “het nieuwe leren”. Het voldoet in hoge mate aan hun behoeftes. Van de docenten met wie het panel heeft gesproken, moet een aantal nog wennen aan bijvoorbeeld het open karaker van het gebouw en de hierdoor af en toe in hun ogen wat onrustige sfeer. Uit het STO 2008 en 2009 blijkt de gemiddelde scores over de tevredenheid van de studenten over de materiële voorzieningen rond de 3,5 te liggen. De scores zijn in 2009 een fractie hoger dan in 2008. Het meest tevreden zijn de studenten over de mediatheek (2008: 3,6 en 2009: 3,9). Het panel is zeer positief over de materiële voorzieningen die Archimedes de studenten en docenten biedt. Het nieuwe gebouw beantwoordt aan alle moderne eisen en biedt uitstekende mogelijkheden om competentiegericht onderwijs te realiseren. Docenten bleken op het moment van het visitatiebezoek nog niet volledig gewend aan de nieuwe functionaliteiten, maar het panel is ervan overtuigd dat deze heel snel zullen wennen. Het panel komt op basis van de genoemde argumenten voor de beide varianten van alle veertien opleidingen tot het oordeel goed op dit facet.
Facet 4.2 Nederlands Frans Duits Engels Spaans
Studiebegeleiding Voldoende Aardrijkskunde Voldoende Geschiedenis Voldoende G en W Voldoende Omgangskunde Voldoende
Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende
Wiskunde Natuurkunde Scheikunde Biologie Techniek
Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende
Criteria: - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor
47/164
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De studiebegeleiding van Archimedes is vorm gegeven als studieloopbaanbegeleiding en is gepositioneerd in een eigen leerlijn, die van de SLB. Deze heeft een omvang van 16 EC, elk jaar 4 EC. Gedurende de hele opleiding worden studenten zoveel mogelijk begeleid door een vaste SLB'er (Studieloopbaanbegeleiding Instituut Archimedes, mei 2006). • Uitgangspunt van de SLB is dat de studenten eigenaar zijn van hun eigen professionele en algemene ontwikkeling, waarbij zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de achtergronden en de omstandigheden van de student. Alle activiteiten die de student in het kader van de SLB tijdens de hele opleiding moet uitvoeren staan beschreven in de Handleiding Studieloopbaanbegeleiding, 2008. • In het eerste jaar staat het werken aan het persoonlijk ontwikkelingsplan (POP) centraal. In de eerste periode van dit jaar dient de student zijn EVC in kaart te brengen. Ook zijn er groepsbijeenkomsten. In de tweede periode van het eerste jaar werkt de student verder aan zijn POP en stelt een studieplan op. In de derde periode werkt hij aan zijn portfolio. Dit gebeurt zowel individueel als groepsgewijs. In de vierde, laatste periode van het eerste jaar levert de student als product zijn ontwikkelingsportfolio, inclusief zijn POP. Aan het einde van het eerste jaar wordt het assessment hoofdfasebekwaam afgenomen. Voor de voltijdstudenten is dit verplicht. In de eerste periode van het tweede jaar voert de student individueel of groepsgewijs gesprekken over zijn portfolio. In de tweede periode staat het onderzoek naar mogelijkheden om een minor te gaan volgen centraal. Het product dat de student oplevert is het POP. In de derde periode voert de student gesprekken met zijn SLB’er over de keuze van onder andere de minor. En in de vierde periode van het tweede jaar moet de student zijn Ontwikkelingsportfolio opleveren (inclusief het POP Peer Assessment). In het derde jaar moet de student zich voorbereiden op het assesment afstudeerbekwaam. Producten die hierbij worden gebruikt zijn het POP en het Portfolio. Aan het einde van het derde jaar legt de student het assessment afstudeerbekwaam af, dat verplicht is voor de voltijdstudenten. Tot slot het vierde jaar. In dit jaar bereidt de student zich voor op het eindassessment: het assessment startbekwaam. Dit assessment is verplicht voor zowel de voltijd- als de deeltijdstudenten. • Archimedes streeft ernaar om alle SLB’ers te certificeren. Ten tijde van de visitatie vervulde de helft van alle docenten ook de rol van SLB’er, waarvan er 34 gecertificeerd waren. • In het geval een student door persoonlijke problemen studievertraging oploopt, kan hij contact opnemen met een studentendecaan, een vertrouwenspersoon of een studentenpsycholoog. • Om studenten te informeren over de studievoortgang wordt gebruik gemaakt van het onderwijsinformatiesysteem OSIRIS. Hierin kunnen zij hun studievoortgang in de gaten houden en informatie vinden over (keuze)cursussen, toetsen en minoren. Docenten kunnen indien studenten geslaagd zijn voor een toets of een assessment met goed gevolg hebben afgelegd de resultaten invoeren in OSIRIS. De output van OSIRIS (de studievoortgang) wordt mimimaal tweemaal per jaar door de SLB'er met de student in een individueel gesprek besproken. Studenten dienen zich indien zij een cursus willen volgen of een toets of assessment willen afleggen, in te schrijven in OSIRIS.
48/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor
•
•
•
•
Een week voordat een onderwijsperiode begint, wordt het onderwijsrooster aan de voltijdstudenten bekend gemaakt. Het toetsrooster wordt uiterlijk in de derde week van de cursus bekendgemaakt op Sharepoint. Deeltijdstudenten kunnen informatie vinden over de onderwijsroosters in de studiegidsen. Met vragen over de inschrijving, de studievoortgang, studiefinanciering of het aanvragen van het propedeusediploma kunnen studenten terecht op Sharepoint en/of het STIP (Student Informatie Punt). Uit de cursusevaluaties blijkt dat de tevredenheid over de SLB sterk per groep en per student verschilt. In het algemeen zijn studenten tevreden over de individuele gesprekken met de SLB'er. Zij ervaren de gesprekken als verhelderend en vinden de feedback en de inhoudelijke begeleiding goed. Echter, niet alle SLB-opdrachten zijn duidelijk voor de studenten. Opdrachten hebben regelmatig overlap met opdrachten in de WER-lijn en zijn vaak onvoldoende afgestemd op de vragen van deeltijdstudenten. Ook de introductiecursus ICT kan beter, evenals de inbedding van het assessment startbekwaam in de SLB-lijn. De scores die studenten volgens de STO 2008 en 2009 toekennen aan de SLB was in 2008 3,1 en in 2009 3,0. De studenten met wie het panel heeft gesproken, waren wisselend te spreken over de SLB en de informatievoorziening. Niet alle studenten waren tevreden over het functioneren van de digitale informatievoorziening. Ook werd in de gesprekken met de studenten de overlap tussen de SLB- en de WER-lijn genoemd en de regelmatige wisselingen van SLB-begeleider. Het panel stelt vast dat het SLB-beleid van Archimedes er op papier goed uitziet. Het panel heeft waardering voor de manier waarop Archimedes probeert om de studiebegeleiding zoveel mogelijk af te stemmen op haar didactische uitgangspunten en de maatwerktrajecten, die zij studenten biedt. Het panel realiseert zich dat een goede uitvoering van het SLB- beleid hierdoor geen eenvoudige opgave is. De voor het panel meest in het oog springende elementen in de uitvoering van het SLB-beleid, die nog verder verbeterd zouden kunnen worden zijn de afstemming tussen de SLB-lijn en de WER-lijn en de digitale informatievoorziening naar studenten toe. Op basis van een weging van de hierboven genoemde constateringen komt het panel voor de beide varianten van alle opleidingen tot het oordeel voldoende op dit facet.
Onderwerp 5
Facet 5.1 Nederlands Frans Duits Engels Spaans
Interne kwaliteitszorg
Evaluatie resultaten Goed Aardrijkskunde Goed Geschiedenis Goed G en W Goed Omgangskunde Goed
Goed Goed Goed Goed
Wiskunde Natuurkunde Scheikunde Biologie Techniek
Goed Goed Goed Goed Goed
Criterium: De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor
49/164
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het kwaliteitszorgsysteem van Archimedes is gebaseerd op het kwaliteitsbeleid van de HU, de EPS-kwaliteitsstandaarden die in het kader van Educatief Partnerschap zijn geformuleerd en het Facultair Jaarplan Kwaliteitszorg. Gewerkt wordt volgens de PDCAcyclus. Archimedes heeft haar kwaliteitsbeleid beschreven in de nota Kwaliteitsplan Archimedes. Zorg voor kwaliteit. Op weg naar een accredatiewaardige opleiding, 20032005. • Het team Beleid en Kwaliteit houdt zich binnen Archimedes bezig met het beleid rond kwaliteitszorg. In de nota Evaluatieprocedure Instituut Archimedes staan de afspraken over de frequentie van en de criteria voor het uitvoeren van evaluaties, over de te gebruiken evaluatie-instrumenten (HU- en zelf ontwikkelde instrumenten) en de procedures rond het uitzetten, de verwerking, analyse en rapportage van de verschillende evaluaties. • Als streefnorm voor enquêtes gebruikt Archimedes 3,5 op een vijfpuntsschaal. Zij sluit hiermee aan bij de streefnorm van de hogeschool en de Faculteit Educatie (Managementcontract 2009). Een gemiddelde score onder de 3,0 is aanleiding om verbeterbeleid te formuleren. Een score boven de 3,9 wordt als “goed” geïnterpreteerd en vereist geen specifieke aandacht. Voor de tevredenheid van studenten over de mate waarin zij betrokken worden bij de kwaliteitszorg geldt vanaf 2009-2010 het streefdoel van 2,9. • De kwaliteit van de opleidingen wordt op verschillende manieren en niveaus gemeten: - in 2007 zijn de bacheloropleidingen geëvalueerd door een interne auditcommissie van de HU; - cursussen worden elke periode geëvalueerd door middel van cursusevaluaties; - docenten worden beoordeeld door studenten door middel van docentevaluaties. De leidinggevende bespreekt de resultaten hiervan met de docenten tijdens de gesprekken, die in het kader van de RGW-cyclus worden gehouden; - jaarlijks wordt het hogeschoolbrede Studenttevredenheidsonderzoek afgenomen onder alle studenten. De resultaten hiervan en de verbeteracties, die naar aanleiding van de resultaten worden genomen, worden op instituutsniveau en op opleidingsniveau uitgewerkt en gecommuniceerd naar medewerkers en studenten. Dit gebeurt onder andere via de kwaliteitszorgpagina op SharePoint; - bij SoS wordt één keer per twee jaar een uitgebreide enquête gehouden. De uitkomsten worden vertaald naar concrete verbetervoorstellen, die worden besproken met de directeuren van de deelnemende scholen. Op grond hiervan worden er concrete acties ondernomen. Deze acties worden één keer per jaar geëvalueerd. - bij IDEE nemen scholen die IDEE-school willen worden deel aan het “Zelfonderzoek opleidingsschool IDEE”. Daarna wordt de procedure “Keurmerk Opleidingsschool” gevolgd zoals deze ook voor de andere opleidingsvormen geldt. Verder vinden er evaluaties plaats van het opleidingsprogramma, waarbij ook de uitvoering en de begeleiding (op het instituut en de werkplek) aan de orde is. Deze evaluaties worden jaarlijks besproken met Schoolopleiders en IDEE-coaches. Op grond hiervan worden aandachtspunten vastgesteld en vinden bijstellingen plaats.
50/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor
-
• •
In de Jaarkalender onderwijsevaluaties is per studiejaar beschreven op welk moment welke leerlijn moet worden geëvalueerd, met welk instrument dit wordt gedaan en onder welke doelgroepen de evaluaties worden afgenomen. De verantwoordelijke coördinatoren van de leerlijnen kunnen in overleg met het team Beleid en Kwaliteit de evaluaties per leerlijn bijstellen - Het onderwijs in de WER-lijn wordt (al gedurende negen jaar) geëvalueerd onder studenten, instituutsbegeleiders, werkplekbegeleiders en schoolopleiders van de opleidingsscholen. De respons ligt tussen de 25 en 60%. Jaarlijks worden de vragenlijsten bijgesteld om de verbeteracties van het vorige jaar te kunnen evalueren. Het Bureau Werkplekleren neemt verbeteracties naar aanleiding van de WER-evaluaties op in het werkplan voor het volgende jaar. - Voor de cursusevaluaties binnen de conceptuele en de integrale leerlijn is een digitaal instrument ontwikkeld, dat door de clustersecretariaten wordt verwerkt. De resultaten worden besproken met de VakgroepAdviesCommissie (de VAC). Uit het STO 2008 en 2009 blijkt dat studenten vinden dat er voldoende evaluaties worden afgenomen. De scores zijn respectievelijk 3,0 (2008) en 3,1 (2009). Het panel is van mening dat het systeem van kwaliteitszorg goed functioneert binnen Archimedes. Er worden op verschillende niveaus evaluaties afgenomen en er zijn heldere streefnormen geformuleerd. Het panel komt op basis van deze argumenten op dit facet tot het oordeel goed op de beide varianten van alle veertien opleidingen.
Facet 5.2 Nederlands Frans Duits Engels Spaans
Maatregelen tot verbetering Voldoende Aardrijkskunde Voldoende Geschiedenis Voldoende G en W Voldoende Omgangskunde Voldoende
Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende
Wiskunde Natuurkunde Scheikunde Biologie Techniek
Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende
Criterium - De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Zoals al beschreven bij facet 5.1 werkt Archimedes met de PDCA-cyclus. Als input wordt gebruik gemaakt van de resultaten van evaluaties (zie facet 5.1). Ook wordt gebruik gemaakt van de uitkomsten van de audits. • Naar aanleiding van de resultaten van de visitatie in 2004 heeft Archimedes een verbeterplan opgesteld en de volgende verbeteringen doorgevoerd: - de invoering van het competentiegericht leren en opleiden (CLO); - meer invloed van de studenten op hun studielast, zodat zij meer mogelijkheden hebben om zich te profileren. Door voor de deeltijdopleiding een vaste roostering te hanteren, kunnen deeltijdstudenten flexibele keuzes maken. Zij kunnen in één periode conceptuele cursussen volgen uit jaar 1 en jaar 2;
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor
51/164
-
•
•
•
•
•
ten aanzien van de kwaliteitsborging van de opleidingsscholen is een keurmerk ingevoerd. Archimedes werkt thans samen met 147 (aspirant)-keurmerkscholen met 1400 leerwerkplekken; - het toetsbeleid is aangepast aan het competentiegerichte curriculum; - de organisatiestructuur is aangepast aan de nieuwe onderwijsvisie door de invoering van beleidsteams en het bureau ondersteuning leerlijnen (BOL), clusters, en schoolib’ers en - de informatievoorziening aan studenten is verbeterd door middel van STIP (Studenten Informatie Punt), BOL, Sharepoint met een roostersite en de OSIRIS-site. Voorbeelden van verbeteracties die zijn genomen naar aanleiding van de interne audit in 2007 zijn: - een betere afstemming tussen de leerlijnen; - meer aandacht in het programma voor onderzoek; - het verder versterken van de begeleiding van studenten op het instituut en de werkplek; - een betere aansluiting voor mbo-studenten; - een verbeterd toetsbeleid en - een beter rendementsbeleid. In het zelfevaluatierapport wordt vermeld dat de PDCA-cyclus steeds beter gaat functioneren. Bij het formuleren van verbeterplannen worden steeds vaker de resultaten van evaluaties gebruikt. Een aandachtspunt binnen Archimedes is een betere terugkoppeling van de resultaten van de evaluaties naar studenten en hen meer informatie geven over wat er met de resultaten wordt gedaan. Hierover zal een structureel overleg met de gemeenschappelijke opleidingscommissie (GOC) worden gevoerd. Ook gaat de directie van Archimedes de afhandeling van klachten scherper monitoren, zo wordt in het zelfevaluatierapport verwoord. Uit het STO 2008 en 2009 blijkt dat studenten matig tevreden zijn over het doorvoeren van verbeteringen naar aanleiding van evaluaties. De scores zijn in de beide jaren 2,7. Deze liggen onder de binnen Archimedes geldende streefnorm van 3,0. Ook de studenten met wie het panel heeft gesproken, vertelden dat niet altijd duidelijk is wat er met de evaluatie-uitkomsten wordt gedaan. Ten aanzien van het systeem van kwaliteitszorg concludeert het panel dat dit in orde is. Ook wordt het systeem steeds beter uitgevoerd, zo heeft het panel vastgesteld. Resultaten van evaluaties worden steeds systematischer gebruikt om een verbeterplan te formuleren en vervolgens verbeteringen door te voeren. Het panel geeft de beide varianten van alle veertien opleidingen van Archimedes op basis van de huidige stand van zaken met betrekking tot het functioneren van het systeem van kwaliteitszorg het oordeel voldoende op dit facet.
52/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor
Facet 5.3 Nederlands Frans Duits Engels Spaans
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld Voldoende Voldoende Aardrijkskunde Voldoende Wiskunde Voldoende Voldoende Geschiedenis Natuurkunde Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende G en W Scheikunde Voldoende Voldoende Biologie Omgangskunde Voldoende Voldoende Voldoende Techniek
Criterium: - Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Op instituutsniveau wordt jaarlijks een dag georganiseerd voor studenten, medewerkers, alumni en opleidingsscholen, met als centraal thema de kwaliteit van het instituut. In 2007 werden tijdens deze dag de resultaten van de interne audit besproken. • Studenten en docenten zijn betrokken bij de kwaliteitszorg door deelname aan verschillende enquêtes en hun lidmaatschap van de gemeenschappelijke opleidingscommissie (GOC) en VakAdviesCommissies (VAC’s). • Blijkens de resultaten van het STO 2008 en 2009 zijn de studenten matig tevreden over hun betrokkenheid bij de kwaliteitszorg van het instituut. Informatie over de uitkomsten van de onderwijsevaluaties scoorde in 2008 3,0 en in 2009 3,1. De vraag naar de betrokkenheid bij de verbetering van de opleidingen scoorde in 2008 2,9 en in 2009 2,8. Ook uit het gesprek met de studenten bleek dat zij (nog) niet voldoende worden geïnformeerd over de resultaten van de evaluaties en over wat er met de uitkomsten wordt gedaan (zie ook facet 5.2). • De schoolopleiders en de werkplekbegeleiders van de opleidingsscholen zijn betrokken bij de kwaliteitszorg doordat zij worden bevraagd over de WER-lijn, die studenten doorlopen. • Werkgevers en alumni worden betrokken bij de kwaliteitszorg door middel van onderzoek, dat éénmaal in de vier à vijf jaar als vervolg op de HBO-Monitor wordt afgenomen. Het panel heeft vastgesteld dat er op het niveau van de opleidingen geen werkveldadviescommissies zijn, die ervoor kunnen zorgen dat het werkveld, naast de deelname aan enquêtes, structureel betrokken is bij de kwaliteitszorg van Archimedes. • Zoals al bij de facetten 5.1 en 5.2 wordt beschreven, heeft het panel geconstateerd dat het systeem van kwaliteitszorg van Archimedes in orde is en dat Archimedes hard werkt aan de implementatie van de uitvoering van de PDCA-cyclus. Dit geldt volgens het panel evenzeer voor de wijze waarop en de mate waarin de verschillende stakeholders betrokken zijn bij de uitvoering van de kwaliteitszorg. Het panel is zich ervan bewust dat het hier om veertien opleidingen gaat en om een aanzienlijk aantal docenten, studenten en extern betrokkenen. Echter, het panel is van mening dat het werkveld naast deelname aan enquêtes ook structureel betrokken zou moeten worden bij de kwaliteitszorg, door deelname aan werkveldadviescommissies. Het panel beoordeelt de beide varianten van alle veertien opleidingen op basis van de weging van de bovenstaande argumenten tot het oordeel voldoende op dit facet.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor
53/164
Onderwerp 6
Facet 6.1 Nederlands Frans Duits Engels Spaans
Resultaten
Gerealiseerd niveau Voldoende Aardrijkskunde Voldoende Geschiedenis Voldoende G en W Voldoende Omgangskunde Voldoende
Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende
Wiskunde Natuurkunde Scheikunde Biologie Techniek
Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende
Criterium - De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Afgestudeerden van de opleidingen van Archimedes dienen startbekwaam te zijn overeenkomstig SBL-bekwaamheidseisen. Ten behoeve van het afstuderen zijn de Handleidingen Assessments Afstudeerbekwaam, Startbekwaam, Voltijd-duaal 20082009 (december 2008) en Assessments Startbekwaam, Voltijd-duaal en deeltijd 20092010 (juli 2009) beschikbaar. • Archimedes kent geen officieel afstudeerprogramma en -examen. De student moet 240 EC hebben behaald om zijn bachelorgetuigschrift te ontvangen. Dit wordt uitgereikt indien de student alle absolverende tentamens van alle modulen (samen 240 EC) heeft behaald. Het officieuze afstuderen bestaat uit de volgende onderdelen: 2 à 3 conceptuele cursussen in het derde jaar, het schoolproject in het vierde jaar, een liostage en het assessment startbekwaam in het vierde jaar. In dit assessment moet worden vastgesteld dat de student het eindniveau heeft gerealiseerd en dat hij startbekwaam is. In het assessment wordt de student integraal beoordeeld. De beoordeling is gebaseerd op drie onderdelen: het portfolio, een presentatie en een criteriumgericht interview. Voor alle drie de onderdelen zijn beoordelingsformulieren beschikbaar. Voor het schoolproject is zowel een formulier voor de procesbeoordeling door de instituutsbegeleider als een formulier voor de inhoudelijke beoordeling van de inhoud door de school beschikbaar. Met ingang van het huidige schooljaar zal naast de begeleider in de school ook een vakdocent uit de opleiding het schoolproject beoordelen, zo heeft Archimedes in een notitie vastgelegd. Dit gebeurt met name bij die schoolprojecten, die een sterke inhoudelijke component bevatten. Het panel is hier een voorstander van, omdat dit de inhoudelijke kwaliteit van het schoolproject ten goede zal komen (zie ook facet 2.8). • De student kan het assessment startbekwaam aanvragen bij zijn SLB’er, indien hij de resultaten van alle onderwijseenheden met ten minste een voldoende heeft afgerond. Voordat het assessment startbekwaam wordt afgenomen, toetst de SLB’er of het portfolio compleet is en of de “ onderliggende” prestaties behaald zijn. Onderliggende prestaties kunnen beroepsproducten, procesverslagen, feedback van werkplekbegeleiders, video’s/filmopnamen en 360° feedback zijn.
54/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor
•
•
•
•
•
• •
•
Het assessment wordt afgenomen door een assessor uit het instituut en een assessor uit het veld. Het instituut heeft de beschikking over 75 gecertificeerde instituutsassessoren en 120 gecertificeerde veldassessoren. Momenteel worden 60 veldassessoren door Archimedes getraind. De criteria die de assessoren bij afname van de assessments gebruiken, staan beschreven in de al genoemde notitie Handleiding assessment Startbekwaam. Op de beoordelingsformulieren zijn de competenties uitgewerkt naar indicatoren. In de presentatie van het assessment dient de student zijn bekwaamheden te concretiseren. Dit gebeurt vaak aan de hand van een product, dat de student in opdracht van de school heeft gemaakt. In het criteriumgerichte interview heeft de student de mogelijkheid om op basis van de vragen van de assessoren zijn keuzes die in het portfolio (theoretisch) zijn onderbouwd mondeling toe te lichten. Het panel heeft om zich een beeld te kunnen vormen van het gerealiseerde niveau van de afgestudeerden van alle veertien opleidingen een aantal portfolio’s bestudeerd. Het panel vindt het niveau ervan wisselend, maar vindt ze allemaal van een voldoende hboniveau. Het niveau van reflectie is volgens het panel in een aantal portfolio’s (met name van studenten uit de opleiding Spaans) wat mager, dat wil zeggen dat deze voornamelijk beschrijvend en weinig analyserend is. De generieke kennis uit de Kennisbasis komt in het assessment aan bod als onderdeel van de totale bekwaamheid van de student. De specifieke vakkennis uit de Kennisbasis wordt getoetst bij de afsluiting van de conceptuele en integrale cursussen. Het panel is hierover te spreken. In alle opleidingen zijn de kennistoetsen van een voldoende tot goed niveau. Een derde onderdeel van het afstuderen is het schoolproject in het vierde jaar. Het panel heeft van alle opleidingen, behalve Aardrijkskunde, enkele schoolprojecten bestudeerd en heeft geconstateerd dat schoolprojecten vaak lessenseries zijn, waarin het vak en de vakdidactiek geïntegreerd aan bod komen. Hierin vindt het panel de schoolprojecten geslaagd. Het panel heeft slechts enkele schoolprojecten gezien, waarin studenten een (actie)onderzoek uitwerken. Het schoolproject biedt hiervoor volgens het panel goede mogelijkheden, temeer daar dit project een onderdeel uitmaakt van het afstudeerproces. Indien Archimedes ervoor kiest om studenten geen toegepast (actie)onderzoek in dit project te laten uitvoeren, raadt het panel aan om dit in een ander programmaonderdeel op te nemen. Bij facet 2.1 werd al vermeld dat Archimedes thans werkt aan de opzet van een onderzoekslijn. Het panel is te spreken over de borging van de beroepsvaardigheden, die met name in de WER-lijn centraal staan. Al met al vindt het panel de borging van de kennis en beroepsvaardigheden in orde. Echter, het panel is er een voorstander van om in de afstudeerfase een plaats in te ruimen voor (actie)onderzoek. De assessments, waaronder ook het assessment startbekwaam worden regelmatig geëvalueerd onder studenten en assessoren. Ook wordt periodiek een onderzoek onder werkgevers en alumni gehouden over het gerealiseerde niveau (zie ook facet 5.3). Uit een door Archimedes uitgevoerd onderzoek uit 2007 blijkt, dat alumni de competenties als zeer relevant ervaren. De scores zijn 4,2 of hoger. De mate waarin de opleidingen
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor
55/164
•
•
•
aandacht besteden aan de competenties scoort tussen de 2,6 en 3,6 (1=niet te weinig en 5= niet te veel). Uit cijfers van de HBO-Monitor 2007 blijkt dat afgestudeerden, zowel voltijd als deeltijd, tevreden zijn over de mate waarin de opleiding hen een basis heeft geboden om te starten op de arbeidsmarkt. Dit geldt voor studenten van alle drie de clusters. De scores liggen tussen de 3,6 (deeltijdstudenten, cluster Talen) en 4,0 (voltijdstudenten, cluster Exact). Ook vinden zowel de voltijd- als de deeltijdstudenten uit alle drie de clusters dat de opleiding hen een goede basis biedt en zijn zij tevreden over de voorbereiding op de actuele beroepspraktijk. De scores liggen tussen de 6,3 voor de deeltijdstudenten uit het cluster Exact en 7,2 (op een tienpuntsschaal) voor de voltijdstudenten, eveneens uit het cluster Exact. Het panel is concluderend van oordeel dat er Archimedesbreed tot op heden in de afstudeerfase nog te weinig aandacht wordt besteed aan toegepast onderzoek. Het panel vindt dat afgestudeerde hbo-bachelors de grondbeginselen van toegepast onderzoek moeten beheersen en zelf een onderzoek(je) moeten kunnen uitvoeren. Het panel is tevens van oordeel dat er meer aandacht besteed moet worden aan het analytisch leren reflecteren en het vanuit de theorie leren onderbouwen daarvan. Het panel veronderstelt dat meer aandacht voor deze vaardigheden de kwaliteit van de portfolio’s en het gerealiseerde eindniveau ten goede zal komen (n.b. voor een beschrijving van de schoolprojecten en portfolio’s van de verschillende opleidingen zie deel C). Het panel ziet zich voor de lastige opgave gesteld om op basis van producten die studenten voorbereiden op het assessment startbekwaam een oordeel uit te spreken over het gerealiseerde eindniveau. Het panel heeft geen assessments startbekwaam bijgewoond. Het panel heeft met het oog hierop een nauwkeurige analyse gemaakt van die producten, die voorbereiden op dit assessment. Het belangrijkste product is het portfolio, dat de basis vormt voor het assessment startbekwaam. Daarnaast heeft het panel toetsen uit alle vier de jaren en schoolprojecten uit het vierde jaar bestudeerd. Zowel over de portfolio’s als over de schoolprojecten heeft het panel bij facet 2.8 al enkele opmerkingen gemaakt. Het panel heeft op basis van de bestudering van al deze producten kunnen vaststellen dat “de weg naar” het assessment startbekwaam van een voldoende hbo-niveau is. Studenten van alle veertien opleidingen beschikken aan het eind van hun opleiding en voordat zij het assessment afleggen over voldoende kennis en vaardigheden om dit assessment met succes te kunnen afleggen en als een startbekwame docent aan de slag te kunnen gaan. Het panel heeft vastgesteld, mede op basis van de resultaten van de enquêtes onder werkgevers en alumni over de gerealiseerde competenties en de gevoerde gesprekken, dat het hbo- niveau wordt gerealiseerd. Rekening houdend met de opmerkingen over de portfolio’s en de schoolprojecten komt het panel voor de beide varianten van alle veertien opleidingen tot het oordeel voldoende op dit facet (zie voor een uitwerking per opleiding deel C).
56/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor
Facet 6.2
Onderwijsrendement vt dt G Aardrijkskunde Nederlands O G G Frans Geschiedenis G G Duits G en w O O Engels Omgangskunde O G Spaans
vt O O O O
dt O O G G
vt O Wiskunde Natuurkunde O O Scheikunde O Biologie O Techniek
dt O G G G G
Criteria - Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. - Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De HU en Archimedes hebben het voornemen om te investeren in het verhogen van het rendement (Koers 2012: strategisch plan van Hogeschool Utrecht 2007-2012, Hogeschool Utrecht, februari 2007). Op facultair niveau is in dit kader een werkgroep “Rendement” in het leven geroepen. • Tot op heden houdt Archimedes nog niet systematisch per opleiding cijfers bij over de doorstroom en het rendement. Zij heeft ten behoeve van de visitatie een overzicht gemaakt van het afstudeerrendement van alle Archimedes opleidingen tezamen na 5 jaar van de cohorten 2000/2001, 2001/2002 en 2002/2003. Een onderscheid wordt gemaakt in voltijd, deeltijd en duaal (zie de onderstaande tabel). Terwijl de HU een streefrendement van 66% hanteert, gebruikt Archimedes een streefrendement van 55%. Afstudeerrendement Archimedes na 5 jaar Cohort Afstudeerjaar totaal 2002/2003 2007 48,6% 2001/2002 2006 54,6% 2000/2001 2005 51,7% •
• •
deeltijd 61% 65,4% 59,3%
voltijd 33,3% 43,8% 42,0%
duaal 25,7% 33,9% 85,7%
Uit de tabel blijkt dat de deeltijdvarianten van alle drie de cohorten (tezamen) hogere afstudeerrendementen hebben dan de voltijdvarianten van deze cohorten. Voor cohort 2001/2002 is het afstudeerrendement van de duale variant het hoogst. Formeel maakt Archimedes alleen een onderscheid tussen de voltijd- en deeltijdvariant. Archimedes biedt formeel geen duale variant aan, maar hanteert(de) dit label ten behoeve van het concept van “opleiden in de school”. Voltijdstudenten konden zich in het verleden inschrijven als duaal. Archimedes heeft geen afzonderlijke streefcijfers voor het propedeuserendement en de gewenste studieduur van afstudeerders en uitvallers. In een bijlage van het zelfevaluatierapport worden in een tabel de afstudeerrendementen van de 14 opleidingen van cohort 2002/2003 na vijf jaar gegeven. Niet voor alle veertien opleidingen zijn afstudeerrendementen voor zowel de voltijd- als de deeltijd beschikbaar.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor
57/164
•
•
Uit de tabel blijkt dat van cohort 2002/2003 de afstudeerrendementen van de opleidingen Frans (voltijd: 58,3%, deeltijd: 56,2%) en Duits (voltijd 80%, deeltijd: 60%) voor zowel de voltijd- als de deeltijdvariant voldoen aan de streefnorm van 55%. Deze varianten worden daarom met een goed beoordeeld. Voor een aantal opleidingen geldt, dat de afstudeerrendementen van zowel de voltijd- als de deeltijdopleidingen niet aan de streefnorm van 55% voldoen. Dit betreft de opleidingen Engels (voltijd: 24,3% en deeltijd: 30,4%), Geschiedenis (voltijd: 30,0%, deeltijd: 20,0%) en Wiskunde (voltijd: 21,4%, deeltijd: 47,1%). Beide varianten van deze opleidingen worden vanwege het niet voldoen aan de streefnorm van 55% met een onvoldoende beoordeeld. Voor de opleidingen Techniek (deeltijd; 70%), Natuurkunde (deeltijd: 87,5%), Scheikunde (deeltijd: 62,5%) en Gezondheidszorg en welzijn (deeltijd: 72,2%) worden geen afstudeerrendementen voor de voltijdvariant gegeven. Daarom wordt deze variant van deze opleidingen met een onvoldoende beoordeeld. De deeltijdvarianten van deze opleidingen voldoen wel aan de streefnorm van 55% en worden daarom met een goed beoordeeld. Spaans (voltijd: 35,5%, deeltijd: 66,7%), Nederlands (voltijd: 37,5%, deeltijd: 60,0%), Biologie (voltijd: 18,2%, deeltijd: 66,7%) en Omgangskunde (voltijd: 36,4, deeltijd: 73,5%) hebben voor cohort 2002/2003 voor de voltijd een afstudeerrendement, dat niet voldoet aan de streefnorm van 55% en een deeltijdvariant, die wel voldoet aan de streefnorm van 55%. De voltijdvarianten van deze opleidingen worden daarom met een onvoldoende beoordeeld en de deeltijdvarianten met een goed. Voor Aardrijkskunde wordt voor cohort 2002/2003 geen afstudeerrendement voor de deeltijd gegeven. Deze variant wordt daarom met een onvoldoende beoordeeld. Het afstudeerrendement van de voltijdvariant is 33,4% en voldoet niet aan de streefnorm van 55% en wordt daarom ook met een onvoldoende beoordeeld. Het management van Archimedes is zich bewust van de lage rendementen bij een aantal varianten van een aantal opleidingen en het feit dat een aantal varianten van een aantal opleidingen wat betreft het afstudeerrendement niet aan de streefnorm van 55% voldoen. Een verklaring voor de lage rendementen is volgens het management, dat goede studenten vaak worden gevraagd om te gaan (blijven) werken op hun (opleidings)school. Zij lopen hierdoor studievertraging op of maken de opleiding niet af. Archimedes heeft in de afgelopen jaren een aantal maatregelen genomen om het rendement te verbeteren. Door het aanbieden van verschillende varianten en routes wordt geprobeerd zoveel mogelijk aan te sluiten bij de vraag van de verschillende doelgroepen. Het panel heeft vastgesteld dat Archimedes zich buitengewoon inspant om deze doelstelling te realiseren (zie ook facet 2.5). Verder is de selecterende werking van de propedeuse verbeterd, doordat in een aantal opleidingen inhoudelijk zwaardere cursussen zijn ingevoerd in de propedeuse, waarmee een betere afspiegeling van het totale curriculum wordt gerealiseerd. Ook worden vanaf 2008-2009 hogere eisen gesteld aan het BSA (zie ook facet 2.4). Tevens is de geldigheidsduur van de studieresultaten met ingang van 2009-2010 aangescherpt om studenten te stimuleren om de opleiding zo snel mogelijk af te maken. En het instituut streeft naar een verbetering van het studierendement (het rendement) van allochtone studenten door middel van een betere studieloopbaanbegeleiding in de propedeuse (Projectplan: Multicultureel opleiden in de lerarenopleiding: vergroten onderwijssucces allochtone studenten. Deelplan Instituut Archimedes t.b.v. Projectvoorstel G5 FE, werkgroep diversiteit Instituut Archimedes,
58/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor
•
januari 2009). Het project is in het najaar van 2009 toegekend. Er is inmiddels een taalwerkplaats voor zowel studenten als docenten geopend en het project “big brother” is van start gegaan. Er zullen nog meer activiteiten volgen. Het panel baseert haar oordelen goed of onvoldoende over de varianten voornamelijk op het feit of de afstudeerrendementen van de varianten al dan niet aan de streefnorm voldoen van 55%. Ook het feit of er cijfers beschikbaar waren over het afstudeerrendement over cohort 2002/2003 van de afzonderlijke opleidingen heeft het panel meegewogen.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor
59/164
60/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor
Deel C:
Nadere onderbouwing van de opleidingsspecifieke facetten
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor
61/164
62/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor
Cluster Welzijn, zorg en maatschappij Aardrijkskunde, Geschiedenis, Gezondheidszorg en Welzijn, Omgangskunde Indien er geen verschillen worden beschreven zijn de programma’s van de voltijd- en de deeltijdvariant van de opleidingen Aardrijkskunde, Geschiedenis, Gezondheidszorg en welzijn en Omgangskunde hetzelfde.
Facet 2.1: Eisen HBO Aardrijkskunde De opleiding Aardrijkskunde werkt met de landelijk veel gebruikte handboeken Places and regions in global contaxt, Human Geography (2007) en Geosystems (2009). Deze vormen de rode draad in de conceptuele leerlijn. Het panel heeft ook ander studiemateriaal bestudeerd en is van mening dat dit relevant en up-to-date is. Het internationale gehalte is duidelijk aanwezig. Wetenschappelijke ontwikkelingen en technische innovaties worden op de voet gevolgd en zo nodig in het programma aan de orde gesteld. Het panel vindt de opleiding in zijn totaliteit voldoende actueel en beroepsgericht. Regionale ontwikkelingen zouden volgens het panel meer aandacht kunnen krijgen. Studenten worden op de opleidingsscholen begeleid door hun eigen docenten. Zij leren door middel van veldwerk actief en zelfstandig met de stof om te gaan. Zij kunnen eigen onderzoek en tekenwerk doen en lespresentaties in het veld verzorgen. Het veldwerk biedt voldoende mogelijkheden om aan te sluiten bij actuele, geografische ontwikkelingen (zoals de ontwikkelingen van de vinexlocatie Leidsche Rijn en natuurontwikkelingen in riviergebieden). Het panel heeft vastgesteld dat tijdens het veldwerk (nog) te weinig aandacht wordt besteed aan toegepast onderzoek. Uit het STO 2008 en 2009 blijkt dat studenten Aardrijkskunde tevreden zijn over de mate waarin de opleiding gericht is op de beroepspraktijk. De scores liggen tussen de 3,0 en 4,0. Het item: “ik heb tijdens de opleiding voldoende contact met de beroepspraktijk” scoort in 2008 en 2009 4,0. Het item “de opleiding is van voldoende niveau” scoort in 2008 3,0 en in 2009 3,4. Geschiedenis De opleiding Geschiedenis gebruikt in hoofdzaak Nederlandstalige handboeken. Ook worden er Engelstalige artikelen en readers gebruikt. Het panel heeft de literatuur bestudeerd en vastgesteld dat gebruik wordt gemaakt van degelijke inhoudelijke en actuele handboeken. De cursushandleidingen beoordeelt het panel als overzichtelijk en duidelijk. De docenten voeren allerlei activiteiten op instituuts- en faculteitsniveau uit, waarbij zij hun expertise verder ontwikkelen, die de opleiding ten goede komt. Zij nemen bijvoorbeeld deel aan het lectoraat “Lesgeven in de multiculturele school”, de facultaire examencommissie en het project K-3 over de Landelijke Kennisbasis en toetsen. Het panel heeft vastgesteld dat er weinig structurele aandacht wordt besteed aan toegepast onderzoek. Dit gebeurt een enkele keer in de schoolprojecten.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor
63/164
In 2009/2010 organiseert het docententeam een symposium over het lesgeven in Geschiedenis in multi-etnische klassen “Vele geschiedenissen, één verleden”. Het symposium is bestemd voor docenten in het veld waarbij kennis, ervaring en achtergrond van de leerlingen in de klas betrokken zullen worden. Dit symposium wordt ook aan de eigen studenten aangeboden. Voor de opleiding is dit een belangrijke activiteit om actueel te blijven en studenten voor te bereiden op de multi-etnische samenstelling van de leerlingenpopulatie op de scholen. Ook worden regelmatig professionaliseringsbijeenkomsten georganiseerd, waarbij gastdocenten uit het beroepenveld of landelijke expertisecentra worden uitgenodigd. Het panel heeft voorbeelden gezien van hoe actuele ontwikkelingen in het programma zijn verwerkt: Webquest over WO I, het cultureel erfgoed en een curriculumopbouw volgens de tien tijdvakken van De Rooij. Het panel heeft tijdens het visitatiebezoek gehoord dat studenten regelmatig op excursie gaan. De opleiding werkt intensief samen met musea en scholen. Het team van de opleiding Geschiedenis heeft een aantal activiteiten ontwikkeld die in relatie staan met de beroepspraktijk en die volgens het panel de kwaliteit van de opleiding ten goede komen. Voorbeelden hiervan zijn: een bijdrage aan het leerboek “Oriëntatie op geschiedenis, basisboek voor de vakdidactiek”, een gezamenlijk project van een aantal tweedegraads opleidingen Geschiedenis en een bijdrage aan de ontwikkeling van een nieuwe havo-bovenbouwmethode. Uit het STO 2008 en 2009 blijkt dat studenten Geschiedenis tevreden zijn over de mate waarin de opleiding gericht is op de beroepspraktijk. De scores liggen tussen de 3,4 en 3,9. Het item: “ik heb tijdens de opleiding voldoende contact met de beroepspraktijk” scoort in 2008 3,8 en in 2009 3,9. Het item “stages sluiten voldoende aan bij het overige onderwijs” scoort in 2008 en in 2009 3,4. Gezondheidszorg en Welzijn Het cohort 2008-2009 is de eerste groep studenten, die met een nieuw geïntegreerd curriculum heeft gewerkt, waarin de opleiding heeft gekozen voor een meer geïntegreerde aanpak van de reguliere opleiding en de LOV-variant (de voormalige lerarenopleiding verpleegkunde). Het panel heeft de literatuur bestudeerd en beoordeelt deze als toepassingsgericht en relevant voor het werkveld. De opleiding hanteert de regel dat literatuur niet ouder mag zijn dan vijf jaar. De door de opleiding ontwikkelde lesmappen vindt het panel van een goede kwaliteit. Deze zijn voldoende beroepsgericht en goed uitgewerkt, maar weinig internationaal. Om zoveel mogelijk aan te sluiten bij de actualiteit nodigt de opleiding regelmatig gastdocenten uit, die vanuit hun specifieke expertise een bijdrage leveren aan het onderwijs. Studenten onderhouden contacten met de beroepspraktijk, doordat zij leren op de werkplek en diverse cursussen en projecten volgen die direct gerelateerd zijn aan de beroepspraktijk. Het aantal stage-uren is het afgelopen jaar verdubbeld. De opleiding heeft een geïntegreerd pakket aan keuzecursussen ontwikkeld. Alleen in de minor van de opleiding wordt aandacht besteed aan onderzoeksvaardigheden, zoals aan “het leren onderzoeksverslagen te lezen en te interpreteren” en “het formuleren van een probleemstelling”. Het panel vindt dat er te weinig aandacht wordt besteed aan toegepast onderzoek.
64/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor
Vrijwel alle studenten volgen de deeltijdopleiding en beschikken dientengevolge al over voldoende beroepsvaardigheden, die zij in hun vooropleiding en door hun werkervaring hebben verworven. Uit het STO 2008 en 2009 blijkt dat studenten Gezondheidszorg & welzijn tevreden zijn over de mate waarin de opleiding gericht is op de beroepspraktijk. De scores liggen tussen de 3,3 en 3,8. Het item: “de opleiding sluit voldoende aan bij actuele ontwikkelingen” scoort in 2008 en 2009 3,8. Het item “de opleiding bereidt mij voldoende voor op de beroepspraktijk” scoort in 2008 3,3 en 2009 3,5. Omgangskunde Het curriculum van de opleiding Omgangskunde wordt regelmatig aangepast aan actuele ontwikkelingen op basis van overleg met een ‘denktank’ bestaande uit vertegenwoordigers van het Landelijk Werkverband Praktijkonderwijs en een aantal directeuren van VMBO, LWOO (de leerweg ondersteunende route) en praktijkonderwijs. Het panel heeft de literatuur bestudeerd en heeft vastgesteld dat een deel ervan up-to-date en relevant is voor het vakgebied. Het andere deel is volgens het panel wat verouderd (dat wil zeggen uit de jaren 80 en 90). Het panel heeft geen internationale literatuur aangetroffen. Het overige lesmateriaal, dat in de opleiding wordt gebruikt, is ontleend aan de beroepspraktijk en daarom actueel. Dit geldt ook voor de inhoud van het programma. Het panel heeft vastgesteld dat er in het curriculum nog maar in beperkte mate aandacht wordt besteed aan toegepast onderzoek. Twee docenten van de opleiding zijn verbonden geweest aan twee lectoraten, waardoor actuele ontwikkelingen vanuit de beroepspraktijk in de opleiding zijn gebracht. In het studiejaar 2008-2009 is de opleiding een onderzoek gestart betreffende de vragen of en hoe de onderdelen van het bevoegdheidsgebied vertegenwoordigd moeten worden; omdat de opleiding niet meer alleen opleidt voor het tweedegraads gebied maar ook voor scholen voor praktijkonderwijs, de LWOO in het VMBO. Uit het STO 2008 en 2009 blijkt dat studenten tevreden zijn over de mate waarin de opleiding gericht is op de beroepspraktijk. De scores liggen tussen de 3,4 en 4,0. Het item: “ik heb tijdens de opleiding voldoende contact met de beroepspraktijk” scoort in 2008 en 2009 4,0. Het item “de opleiding bereidt mij voldoende voor op de beroepspraktijk” scoort in 2008 3,4 en 2009 3,7.
Facet 2.2: Relatie doelstellingen en inhoud programma De programma’s van de opleidingen van dit cluster zijn gebaseerd op de SBLbekwaamheidseisen, de Dublin descriptoren en de Kennisbasis. In de studiegidsen wordt verwezen naar de overzichtsmatrix eindkwalificaties en de overzichtsmatrix Kennisbasis. In deze overzichten staat gedetailleerd weergegeven, per cursus, aan welke eindkwalificaties en aan welke onderdelen van de Kennisbasis wordt gewerkt. Per cursus zijn in de studiegidsen leerdoelen geformuleerd, die in de studiehandleidingen nog verder worden gespecificeerd. Met behulp van de leerdoelen wordt gewerkt aan de bij de cursus behorende eindkwalificaties.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor
65/164
Aardrijkskunde De opleiding Aardrijkskunde heeft het voortouw genomen bij de ontwikkeling van de landelijke Kennisbasis. In elk leerjaar van de opleiding worden zowel fysisch als sociaalgeografische cursussen aangeboden. Met de uitbreiding van 12 EC van de conceptuele leerlijn is de vakdidactiek in het eerste en tweede jaar explicieter en herkenbaarder neergezet. In het derde jaar wordt een cursus rond het thema ‘ontwikkeling van de geografie’ met extra aandacht voor culturele geografie gegeven. De student heeft in het vierde jaar de mogelijkheid binnen of buiten Instituut Archimedes te kiezen uit een groot aanbod van minoren. Het panel heeft kunnen vaststellen dat de aardrijkskundemethoden die in het voortgezet onderwijs worden gebruikt, in het lesmateriaal zijn opgenomen en dat daarin aan de SBLcompetenties wordt gerefereerd. Uit het STO 2008 en 2009 blijkt dat studenten tevreden zijn over de inhoud van de opleiding. De eerstejaars geven een hogere score (3,8) dan de ouderejaars (3,1). Een mogelijke verklaring hiervoor is dat de verbeteracties, die gefaseerd worden ingevoerd in het eerste jaar hun vruchten al hebben afgeworpen. Geschiedenis In het eerste jaar van de opleiding Geschiedenis staat de overzichtskennis van de vier periodes Oudheid, Middeleeuwen, Vroegmoderne tijd en Moderne tijd centraal. Het tweede leerjaar wordt de geschiedenis van Nederland behandeld en in het derde leerjaar vindt een thematische verdieping plaats rondom vier thema’s: Staatsinrichting, Europa in de 19e eeuw, Niet-westerse geschiedenis en Kunstbeschouwing. Het didactische deel van de Kennisbasis is hoofdzakelijk geïmplementeerd in de conceptuele leerlijn, waarbij sprake is van een toenemende moeilijkheidsgraad. De opleiding heeft drie minoren ontwikkeld: Tweede Wereldoorlog, Geschiedenis van de islam en Geschiedenis van het joden- en christendom. Studenten kunnen door een minor te volgen hun historische kennis verdiepen en hun vaardigheden uitbreiden. Het panel heeft vastgesteld dat competentiegebied 3 (vakinhoud en didactiek) nog niet adequaat is vormgegeven, maar heeft wel aanzetten daartoe gezien; dit competentiegebied wordt nog niet volledig afgedekt. Eén docent heeft een onderzoek gedaan naar de implementatie van (vak)didactische leerdoelen binnen de conceptuele leerlijn (Augustin, V., 5 jaar competentiegericht onderwijs en vakdidactiek Utrecht, 2008). Het docententeam is inmiddels bezig om de aanbevelingen uit dit onderzoek om te zetten in verbeteringen van het curriculum. Het panel vindt dit een goede ontwikkeling. Het panel heeft vastgesteld dat het programma goede mogelijkheden biedt om de SBL-competenties te realiseren. Uit het STO 2008 en 2009 blijkt dat de studenten ruim voldoende oordelen over de inhoud van het programma (2008: score 3,3 en 2009: score 3,4). Gezondheidszorg en Welzijn Het onderwijskundige en didactische concept van de opleiding Gezondheidszorg en welzijn zijn opgenomen binnen de conceptuele leerlijn. In het eerste jaar wordt de zelfstudiemodule “Ethiek en beroepshouding” met 4 EC aangeboden. De extra cursussen voor het tweede en derde jaar worden momenteel ontwikkeld. Ook is er ruimte voor eigen keuzes van studenten in het verwerven van vakkennis. Gezien de diversiteit in vooropleidingen en werkervaring
66/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor
wordt bij een aantal cursussen en projecten de mogelijkheid geboden om bepaalde onderwerpen verder uit te diepen. In het tweede en derde jaar worden de vakkennis en vakdidactiek van het VMBO en het MBO geïntegreerd aangeboden. De opleiding is vrij breed opgezet, waardoor het aangeboden lesmateriaal volgens het panel algemeen is en wat weinig diepgang heeft. Het panel vindt de aandacht, die wordt besteed aan recente ontwikkelingen in het werkveld, met name op het gebied van de zorg, enigszins mager. Het panel is desondanks van oordeel dat het programma voldoende mogelijkheden biedt om de SBL-competenties te realiseren. Uit het STO 2008 en 2009 blijkt dat studenten tevreden zijn over de inhoud van de opleiding (2008 en 2009: score 3,4). Omgangskunde Met name door de uitbreiding van de conceptuele leerlijn met 12 EC is er thans meer aandacht voor de didactiek, waardoor de eindcompetenties van de opleiding beter dan voorheen gerealiseerd kunnen worden. De opleiding werkt hard aan de implementatie van de landelijk geformuleerde Kennisbasis, die op het moment van de visitatie nog niet volledig in het curriculum was geïmplementeerd. Het panel heeft vastgesteld dat het lesmateriaal van een goede kwaliteit is en in hoge mate is ontleend aan de beroepspraktijk. Uit het STO 2008 en 2009 blijkt dat studenten tevreden zijn over de inhoud van de opleiding (2008 en 2009: score 3,6). Het panel heeft in de studiegids en de studiehandleidingen niet bij alle onderdelen kunnen vaststellen aan welke competenties wordt gewerkt en welke gedragsindicatoren worden gehanteerd.
Facet 2.3: Samenhang in het programma De vier leerlijnen van de opleidingen van het cluster Welzijn, zorg en maatschappij vormen een belangrijke factor bij het realiseren van een adequate samenhang in de programma’s. De studieloopbaanbegeleider (SLB’er) bewaakt de samenhang binnen de individuele programma’s van de studenten. Aardrijkskunde Samenhang van het programma in de opleiding Aardrijkskunde wordt onder andere gerealiseerd doordat een aantal thema’s in de conceptuele leerlijn door gespecialiseerde docenten vanuit diverse kanten worden belicht. Het gaat om de thema’s Weer en klimaat, Stedelijke problematiek in West-Europa, Cartografie, De geologie van het Nederlandse landschap en De geografie van de ontwikkelingslanden. De samenhang tussen deze thema’s wordt vooral tijdens veldpractica duidelijk. Hierin is een zichtbare samenhang tussen de theorie en de praktijk. In een beleidsnotitie over de opbouw van de conceptuele leerlijn wordt de inhoudelijke aansluiting tussen de diverse veldpractica en de overige onderdelen van de conceptuele leerlijn uitgewerkt. Het panel ziet de samenhang ook gerealiseerd in de opeenvolging van de modulen en in de excursies in de opeenvolgende leerjaren. Begonnen wordt met kleine excursies.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor
67/164
In de latere jaren worden deze omvangrijker (bijvoorbeeld een excursie naar Marokko) en komen zowel sociale als fysische elementen aan de orde. In het integrale project Cultureel Erfgoed staat verbreding met het vak Geschiedenis centraal. Het panel heeft overlap tussen de WER-lijn en de SLB-lijn geconstateerd. Uit het STO 2008 en 2009 blijkt dat de studenten tevreden zijn over de samenhang in het programma. De eerstejaars geven met 3,9 een hoge score, de ouderejaars beoordelen de samenhang met een 3,2. Overigens zien de voltijders meer samenhang dan de deeltijders (2008: score 3,6 en 2009: score 3,2). De vrijstellingen in de deeltijd kunnen hier debet aan zijn. Ook volgen deeltijders vaker cursussen in een volgorde, die afwijkt van het standaardprogramma. Geschiedenis Samenhang binnen de opleiding Geschiedenis wordt gerealiseerd doordat de vakinhoudelijke opbouw van het programma is gebaseerd op zowel de Kennisbasis als op vakinhoudelijke thema’s, die in het voortgezet onderwijs worden aangeboden. In het eerste jaar worden de tijdvakken/ periodes behandeld, waarna verdieping plaatsvindt via de Nederlandse geschiedenis en in de integrale projecten. Het panel herkent samenhang in de opbouw van het programma. Ook op het didactisch vlak heeft het panel samenhang gezien; voortdurend wordt aangegeven dat de competenties die de student zich eigen maakt, vertaald kunnen worden naar het leren van de leerlingen. Horizontale samenhang in de opleiding wordt gerealiseerd doordat er in de vakinhoudelijke cursussen wordt gewerkt met praktijkgerichte opdrachten, zoals onder meer het maken van lesmateriaal voor leerlingen, toetsen voor leerlingen. In het integrale project Cultureel Erfgoed staat verbreding met het vak Aardrijkskunde centraal. Naast historische kennis verbreden de studenten hun kennis met geografische thema’s. Uit het STO 2008 en 2009 blijkt dat de studenten de samenhang in het programma als voldoende ervaren (2008 en 2009: score 3,3). Gezondheidszorg en Welzijn Verticale samenhang in de opleiding Gezondheidszorg en welzijn wordt gerealiseerd doordat de leerjaren een logische opbouw kennen, zo heeft het panel vastgesteld. De focus ligt eerst op de docent in het VMBO, gevolgd door de docent in het MBO. Het panel heeft op basis van materiaalbestudering een verdieping in de volgorde van de modulen/vakken vastgesteld. In het nieuwe curriculum is een aantal projecten en cursussen ontwikkeld, die de vakkennis en vakdidactiek geïntegreerd aanbieden, waarbij de vakdidactiek leidend is. Met deze geïntegreerde aanpak zijn de afgelopen jaren met succes enkele experimenten uitgevoerd, waarover de studenten tevreden waren, zo is gebleken uit evaluaties. De samenhang tussen de theorie en de praktijk blijkt uit de opdrachten die studenten uitvoeren, uit het inzetten van gastdocenten en uit de gebruikte literatuur. Uit het STO 2008 en 2009 blijkt dat de studenten tevreden zijn over de samenhang binnen het programma (2008: score 3,7 en 2009: score 3,5). Het panel is van mening dat de samenhang tussen de WER- lijn en de SLB-lijn nog verbeterd zou kunnen worden.
68/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor
Omgangskunde In de conceptuele leerlijn van de opleiding Omgangskunde wordt een opbouw gehanteerd van minder naar meer complex. Dat wil zeggen dat de inhoud van het programma steeds complexer wordt en steeds meer is gericht op de omgeving en de organisatie in plaats van op de persoon van de student. Samenhang tussen de theorie en de praktijk wordt gerealiseerd doordat studenten veel tijd doorbrengen in de beroepspraktijk en de ervaringen die ze daar opdoen meenemen naar de opleiding. Met de in de opleiding verworven nieuwe theoretische kennis gaan studenten weer terug naar de praktijk. Theorie en praktijk vormen op deze wijze een integraal pakket. Het panel heeft voldoende samenhang gezien, zowel een horizontale, verticale als een samenhang tussen de theorie en de praktijk. De studenten geven aan dat voor hen de leerlijnen niet altijd even duidelijk te onderscheiden zijn. Met name de SLB-lijn en WER-lijn overlappen elkaar. Uit het STO 2008 en 2009 blijkt dat de studenten tevreden zijn over de samenhang binnen het programma (2008: score 3,5 en 2009: score 3,6).
Facet 2.7: Didactisch concept en werkvormen In de studiegidsen en de studiehandleidingen zijn voor alle opleidingen van het cluster de gehanteerde werkvormen beschreven. De bedoeling is om de student met veel verschillende activerende didactische methodieken kennis te laten maken, die hij vervolgens zelf ook weer kan gebruiken op zijn school (‘dubbele bodem’). De studenten laten tijdens of aan het eind van een onderdeel een concreet product zien, waarbij een relatie met de praktijk in de klas moet worden gelegd. Het accent ligt daarbij niet alleen op cognitieve doelen, maar ook op de competenties van de startende docent. Zowel binnen de projecten van de integrale leerlijn als bij de cursussen in de conceptuele leerlijn wordt steeds een koppeling gemaakt tussen de vakinhoud en de didactiek. Aardrijkskunde Werkvormen die bij Aardrijkskunde worden gebruikt zijn werkcolleges, interactieve hoorcolleges, onderwijsleergesprekken, verwerkingsopdrachten, literatuuropdrachten, veldpractica, binnenpractica (onder andere gesteentepracticum, kaartpracticum), presentaties, het werkstuk en ICT-opdrachten, zoals het maken van een Webquest. Het panel is van mening dat door al deze werkvormen te hanteren studenten ook worden gestimuleerd om deze in hun (toekomstige) schoolpraktijk te gebruiken. Uit het STO 2008 en 2009 blijkt dat studenten tevreden zijn over de afwisseling in werkvormen (2008: score 3,4 en 2009: score 3,5). De eerstejaars zijn hier positiever over dan de ouderejaars, en voltijders positiever dan deeltijders. Eerste- en tweedejaars voltijd hebben meer contacttijd dan de overige studenten en juist in die extra contacttijd wordt volop gebruik gemaakt van afwisselende werkvormen, hetgeen het verschil in scores verklaart.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor
69/164
Geschiedenis Bij Geschiedenis worden verschillende werkvormen gehanteerd. Naast hoorcolleges ook werkcolleges en projecten, waarbij het accent ligt op samenwerkend leren. Ook vinden er excursies, presentaties, vakdidactische opdrachten en groepsopdrachten plaats. In het eerste jaar vinden veel docentgestuurde klassenactiviteiten plaats, zoals het verhalen vertellen, het frontaal uitleg geven en het maken van lesvoorbereidingen. In het tweede en derde jaar gaat de student zich meer toeleggen op activerende werkvormen en samenwerkend leren en besteedt hij aandacht aan onderzoeksvaardigheden zoals een kort literatuuronderzoek. In het derde jaar voeren studenten in de cursussen “Indonesië” en “Kunstbeschouwing” een individueel onderzoek uit dat ze bij kunstbeschouwing ook presenteren op locatie aan hun medestudenten. Op basis van de resultaten van het STO en van cursusevaluaties heeft de opleiding de activerende didactiek in de cursussen en vakprojecten vergroot. Naast rollenspelen als het “Mythisch Theater” is een excursielijn uitgezet en worden er ICT-rijke modulen aangeboden zoals “Wereldoorlog 1”. Ook wordt vanaf dit studiejaar (2009-2010) de vakdidactiek aangeboden binnen de module “Kijk op leerlingen II”, als onderdeel van de algemene pedagogische leerdoelen, het generieke deel van de Kennisbasis. Uit het STO 2008 en 2009 blijkt dat de studenten tevreden zijn over de afwisseling van werkvormen (2008: score: 3,5 en 2009: score 3,2). Gezondheidszorg en Welzijn De opleiding hanteert volgens het panel activerende werkvormen zoals projecten, opdrachten, groepswerk, spelvormen en discussievormen. De competentiegerichte opdrachten en leeromgevingen nemen in de loop van de opleiding toe in complexiteit. Van de student wordt zelfsturing en eigen verantwoordelijkheid voor het leerrendement verwacht. Waar mogelijk zoekt de opleiding naar samenwerking met instellingen op het gebied van zorg en welzijn. Studenten hebben bijvoorbeeld meegewerkt aan een project ‘Jongleren’, een initiatief van de Emancipatieraad, waarvoor zij lessen ontwikkeld en uitgevoerd hebben op scholen voor voortgezet onderwijs. Het thema was “verdeling van zorgtaken”. Uit het STO 2008 en 2009 blijkt dat de studenten tevreden zijn over de werkvormen, de keuzemogelijkheden en de didactische kwaliteiten van de docenten (2008: score 3,4 en 2009: score 3,3). Omgangskunde In de opleiding Omgangskunde worden afwisselende werkvormen gebruikt, zoals rollenspelen, onderwijsleergesprekken, simulatieoefeningen ten behoeve van het begeleiden van groepen, trainingen in gespreksvaardigheden, video-intervisie, verzorgen van workshops. Zowel in de projecten binnen de integrale leerlijn als in de cursussen van de conceptuele leerlijn wordt steeds een koppeling gelegd tussen de vakinhoud en de didactiek. De opleiding werkt veel samen met het werkveld. Docenten uit het MBO en VMBO geven workshops; ook worden orthopedagogen ingehuurd om colleges te verzorgen. Uit het STO 2008 en 2009 blijkt dat de studenten tevreden zijn over de afwisseling van werkvormen (2008: score 3,4 en 2009: score 3,6).
70/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor
Facet 2.8: Toetsing en beoordeling Alle vier de opleidingen van het cluster gebruiken het toetskader van Instituut Archimedes. De criteria voor de toetsen zijn te vinden in de studiegidsen en studiehandleidingen. Aardrijkskunde In de conceptuele leerlijn van de opleiding Aardrijkskunde bestaat de toetsing uit schriftelijke tentamens, werkstukken, presentaties of het ontwerpen van een toets. In deze toetsvormen worden naast (didactische) vaardigheden ook de kennis van de student getoetst. De praktijkvaardigheden van de student worden onder andere door middel van portfolio’s en assessments en tijdens veldwerkdagen getoetst. Vakdidactische onderdelen van de opleiding worden getoetst aan de hand van door studenten ontwikkelde producten, zoals een lesopzet, een lessenserie of lesmateriaal, die zij direct in de schoolpraktijk kunnen gebruiken. Het panel heeft op basis van de bestudeerde toetsen vastgesteld dat de toetsvormen in voldoende mate aansluiten bij de werkvormen van de diverse cursussen en de leerdoelen en inhoud van de onderdelen. Ook vindt het panel de toetsen van een goed niveau. De opleiding heeft het voornemen om te gaan werken met een landelijke digitale toetsenbank voor Aardrijkskunde. Twee docenten van de opleiding werken mee aan de ontwikkeling hiervan. Veel toetsen worden door twee docenten gemaakt. Ook worden toetsen regelmatig door twee docenten beoordeeld. Daarnaast wordt in toenemende mate gebruik gemaakt van beoordelingsmatrices of rubrics, waarmee objectiever kan worden beoordeeld. De beoordelingscriteria worden voorafgaand aan de toets aan de studenten bekend gemaakt. Het panel heeft tijdens de bezoekdag van de studenten en de alumni gehoord dat zij de beoordelingscriteria helder vinden. Ook de feedback op de toetsen vinden zij voldoende. Het panel heeft van Aardrijkskunde geen schoolprojecten gezien, omdat deze niet beschikbaar waren. Het panel kan zich daarom niet uitspreken over de beoordeling hiervan. Ten aanzien van de beoordeling van de portfolio’s heeft het panel vastgesteld dat er nog meer gelet zou kunnen worden op een correct taalgebruik. Uit het STO 2008 en 2009 blijkt dat studenten tevreden zijn over de wijze van toetsing en beoordeling (2008: score 3,1 en 2009: score 3,5) en over de aansluiting van de toetsing op de doelstellingen van het onderwijs (2008: score 3,3 en 2009: score 3,6). Geschiedenis De toetsing van de vakinhoudelijke kennis in de conceptuele leerlijn vindt in de eerste twee leerjaren plaats door middel van schriftelijke kennistoetsen. In het derde leerjaar worden ook schriftelijke toetsen afgenomen en voeren studenten kleine onderzoekjes uit. Hierin wordt ook het aspect van de oordeelsvorming getoetst. Het panel heeft toetsen bestudeerd en geconstateerd dat de schriftelijke toetsen betreffende de vakkennis in moeilijkheidsgraad toenemen. Het panel vindt de toetsen in de tweede en derde jaar te veel gericht op de reproductie van kennis en (te) weinig op het leren analyseren en het kunnen toepassen van kennis en inzichten. De opleiding stelt elke student in staat de toetsen na te bespreken met de docent. Het beoordelingsmodel en de wijze waarop de student hieraan heeft voldaan, gelden als richtlijn voor de nabespreking. Deze werkwijze wordt ook gehanteerd bij de portfolio’s en schriftelijke
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor
71/164
toetsen. Het panel heeft ten aanzien van de schoolprojecten geconstateerd dat er verschillende beoordelingsformulieren worden gebruikt en dat de inhoud van het schoolproject tot op heden alleen door de begeleider in de school wordt gedaan (zie deel B, facet 2.8) Uit het STO 2008 en 2009 blijkt dat studenten tevreden zijn over de wijze van toetsing en beoordeling (2008: score 2,9 en 2009: score 3,3) en over de aansluiting van de toetsing op de doelstellingen van het onderwijs (2008: score 3,3 en 2009: score 3,3). Gezondheidszorg en Welzijn De opleiding maakt gebruik van schriftelijke kennistoetsen en opdrachten, presentaties, persoonlijke verslagen, assessments en portfolio’s. Het panel vindt dat de toetsen in voldoende mate aansluiten bij de leerdoelen en de leerinhoud van de onderwijseenheid. De toetscriteria voor de verschillende producten zouden volgens het panel helderder geformuleerd kunnen worden. Per cursus en project zijn twee docenten verantwoordelijk voor de toetsen. Zij geven elkaar feedback op de toetsen. Studenten ontvangen schriftelijke of mondelinge feedback op hun prestatie of toets. Het panel vindt dat de (inhoudelijke) beoordeling van de schoolprojecten ten tijde van de visitatie nog te veel werd overgelaten aan de begeleider in de school (zie ook deel B: facet 2.8). Uit het STO 2008 en 2009 blijkt dat studenten tevreden zijn over de wijze van toetsing en beoordeling (2008: score 3,5 en 2009: score 3,4) en over de aansluiting van de toetsing op de doelstellingen van het onderwijs (2008: score 3,7 en 2009: score 3,6). Omgangskunde In de opleiding Omgangskunde wordt gewerkt met een grote variëteit aan toetsen, zoals schriftelijk tentamens (jaar 1), leesdagboeken, visiebeschrijvingen, presentaties, gespreksanalyses, zelfbeoordelingen, voorlichtingsfilms en simulaties van vergaderingen. Het praktijkdeel wordt in de WER-lijn getoetst door middel van video’s, lesbezoeken en gesprekken met werkplekbegeleiders. Het panel heeft niet in alle studiehandleidingen duidelijke toetscriteria aangetroffen. Er is regelmatig sprake van een opsomming van producten en prestaties die geleverd moeten worden zonder vermelding van beoordelingscriteria. Meerdere beoordelaars worden ingezet om tot een eenduidige beoordeling te komen. De beoordeling en toetsing van de inhoud van de schoolprojecten werd ten tijde van de visitatie nog te veel overgelaten aan de school (zie ook deel B, facet 2.8). Uit het STO 2008 en 2009 blijkt dat studenten tevreden zijn over de wijze van toetsing en beoordeling (2008: score 3,3 en 2009: score 3,4) en over de aansluiting van de toetsing op de doelstellingen van het onderwijs (2008: score 3,6 en 2009: score 3,5).
72/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor
Facet 6.1: gerealiseerd niveau Aardrijkskunde Het panel heeft de drie portfolio’s bestudeerd, die de opleiding voorafgaand aan het visitatiebezoek had opgestuurd. De portfolio’s zijn opgebouwd conform de Reader Gids voor werkplekleren. Het panel heeft vastgesteld dat de competenties 1, 2, 3, 4 en 7 als ruggengraat van de portfolio’s zijn neergezet. Het panel vindt het niveau van reflectie in de portfolio’s kritisch opbouwend van toon en vanuit de individuele student goed toegespitst. De inhoudelijke feedback van de docenten op de portfolio’s is goed en de beoordeling is adequaat. Het taalgebruik in de portfolio’s is volgens het panel voor verbetering vatbaar Studenten hebben het panel verteld dat in de portfolio’s sterk de nadruk wordt gelegd op de competenties en het reflecteren. Dit laatste krijgt volgens hen soms iets te veel nadruk. Het panel heeft voor Aardrijkskunde geen schoolprojecten kunnen bestuderen, omdat er geen vakgerelateerde schoolprojecten beschikbaar waren. Geschiedenis Het panel heeft de drie portfolio’s en vier schoolprojecten bestudeerd, die de opleiding voorafgaand aan het visitatiebezoek had opgestuurd, dan wel tijdens het bezoek ter inzage had gelegd. Het panel is van mening dat de opbouw van de portfolio’s helder is; die van de schoolprojecten divers. Het panel heeft geconstateerd dat het reflecterend vermogen van de studenten in de portfolio’s van voldoende kwaliteit is. Het panel heeft ook vastgesteld dat de studenten voor alle competentiegebieden aangetoond hebben wat ze geleerd hebben, weten en kunnen, waarbij het panel opmerkt dat de onderbouwing door de studenten met literatuur en theorie niet altijd duidelijk is. Ten aanzien van de schoolprojecten is het panel van mening dat er te weinig gebruik wordt gemaakt van literatuur. Ook laat de student te weinig zien dat hij de basale onderzoeksvaardigheden beheerst. Gezondheidszorg en welzijn Het panel heeft de twee portfolio’s en twee schoolprojecten bestudeerd, die de opleiding voorafgaand aan het visitatiebezoek had opgestuurd dan wel tijdens het bezoek ter inzage had gelegd. Ten aanzien van de portfolio’s heeft het panel vastgesteld dat deze compleet en conform de handleiding zijn opgebouwd. Er zijn verschillen in uitwerking, maar deze hangen samen met de persoonlijke invulling die de student eraan geeft. Het panel vindt de portfolio’s van een redelijk goede kwaliteit. Studenten laten in de portfolio’s zien dat zij beschikken over een reflecterend vermogen en dat zij hun eigen gedrag en handelen kunnen analyseren en beoordelen. De competenties komen in de portfolio’s in voldoende mate aan bod. Het panel heeft vastgesteld dat de portfolio’s het niveau startbekwaam weerspiegelen, alhoewel sommige onderdelen, bijvoorbeeld de visie op onderwijs meer uitgediept had kunnen worden. Over de schoolprojecten merkt het panel op dat één van de twee een goede theoretische onderbouwing had. Bij de andere was dit minder het geval. Ook laten de schoolprojecten niet zien dat studenten een aantal basale onderzoeksvaardigheden beheersen.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor
73/164
Omgangskunde Het panel heeft het door de opleiding voorafgaand aan het visitatiebezoek opgestuurde en ter inzage gelegde portfolio en de vier schoolprojecten bestudeerd. Er zijn handleidingen voor het vervaardigen van deze producten aanwezig, die aantoonbaar worden gebruikt. De in de handleidingen beschreven opbouw wordt gevolgd. Het panel heeft vastgesteld dat studenten voldoende sturing en begeleiding krijgen bij het vervaardigen van de beide producten. Ten aanzien van het portfolio heeft het panel vastgesteld dat het niveau van reflectie in het portfolio goed is. Voor alle competenties worden bewijzen aangeleverd, hoewel deze niet altijd zichtbaar gerelateerd zijn aan de gedragsindicatoren van de competenties. Het panel heeft naar aanleiding van de bestudering van de schoolprojecten vastgesteld dat deze van een redelijk niveau zijn. De opbouw ervan is goed. Het panel heeft verwijzingen naar de conceptuele- en vaardigheidslijn aangetroffen in de schoolprojecten. Zwakke punten in de eindproducten vindt het panel de onderbouwing en verantwoording van keuzes, handelswijze en visie vanuit de literatuur. Ook zou in de eindproducten meer aandacht besteed kunnen worden aan onderzoeksvaardigheden.
74/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor
Cluster Talen Duits, Engels, Frans, Nederlands, Spaans De opleidingen uit het Talencluster hanteren het principe van doeltaal-voertaal. Inhoudelijk werken de voltijdopleidingen samen in de WER-lijn, de SLB-lijn en de integrale lijn. De voltijd- en deeltijdopleidingen werken samen in de Sociocratische Clusterkring. Een substantieel deel van de integrale lijn werken studenten in clusterbrede groepen. In de deeltijdvariant zijn combinaties van groepen studenten uit de opleidingen Engels, Nederlands, Duits, Frans en Spaans. De teamleiders van de opleidingen uit het talencluster overleggen in het clusteroverleg, de teamleiders en docenten in het Sociocratische kringoverleg. De programma’s van de voltijd- en de deeltijdvariant zijn hetzelfde, indien er geen verschillen worden beschreven.
Facet 2.1 Eisen HBO Duits Het voltijd en deeltijd programma van de opleiding Duits verschillen in die zin van elkaar, dat de voltijdstudenten in de vierde periode van het derde jaar in het buitenland verblijven. De deeltijdstudenten volgen een alternatief cultureel programma. Sinds de invoering van het leerlijnenmodel wordt er bij theoretische onderdelen van de opleiding, zoals literatuur en cultuur, meer aandacht besteed aan de praktische toepasbaarheid in de klas. Aan het begin van de opleiding wordt gewerkt aan de ‘Klassensprache Deutsch’. De helft van de opleidingstijd binnen de conceptuele lijn wordt expliciet besteed aan taalvaardigheids- en grammaticaonderwijs, de andere helft is impliciet bedoeld voor taalvaardigheidsonderwijs, didactiek en jeugdliteratuur. De opleiding maakt gebruik van studiemateriaal van (inter)nationale en Duitstalige websites en materiaal van het Goethe Instituut. Docenten participeren in de onderzoekslijn van het lectoraat ‘Beroepsonderwijs’ binnen de faculteit. Daarnaast is de opleiding betrokken bij onderzoek op zeven innovatieve scholen. Docenten participeren in de stichting ‘Cultuur en Kommunikation’. In het team zijn enkele native speakers en er worden regelmatig lezingen van Duitstalige auteurs georganiseerd. Komende jaren wordt het conceptuele deel van het programma versterkt. In dit kader wordt het aantal contacturen voor de vakken literatuur, taalwetenschap en taalverwerving uitgebreid. Het panel stelt op basis van materiaalbestudering vast dat de vakliteratuur en het studiemateriaal relevant zijn. Er wordt veel gebruik gemaakt van Duitstalig materiaal. Studenten doen op kleine schaal onderzoekjes binnen de integrale lijn. Op de stagescholen voeren ze schoolprojecten uit, waarin knelpunten in het onderwijs worden aangepakt en verbeterd. In de conceptuele lijn brengen studenten de verschillen tussen het Nederlandse en het Duitse onderwijssysteem en de verschillen in methodiek en didactiek in kaart.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor
75/164
Vrijwel alle docenten begeleiden studenten op opleidingsscholen en zijn zo op de hoogte van actuele ontwikkelingen in de beroepspraktijk. De vakgroep onderhoudt contacten met docenten van Duitstalige onderwijsinstellingen. Studenten moeten op alle schooltypen en niveaus stage lopen en gaan elk jaar naar een Duitstalig land. Ze hospiteren op middelbare scholen in de grensregio en gaan op excursie naar Bonn, Aken en Berlijn. Voltijdstudenten zijn verplicht een semester (3 maanden) te studeren aan een Duitstalige universiteit/hogeschool. Deeltijdstudenten doen veelal culturele activiteiten in Duitsland, zoals een bezoek aan culturele evenementen, musea en taalcursussen. Studenten worden naar de mening van het panel in voldoende mate in de gelegenheid gesteld zich de vereiste beroepsvaardigheden eigen te maken, zowel tijdens de stages in Duitsland als op de opleidingsscholen. De actuele ontwikkelingen in de onderwijspraktijk komen in voldoende mate aan bod, bijvoorbeeld door de aandacht die wordt besteed aan het thema “mentoraat”. Door op het gebied van taalvaardigheid gebruik te maken van het Europees Referentie Kader (ERK) sluit de opleiding aan bij de actuele en relevante ontwikkelingen, maar volgens het panel nog in beperkte mate. De opleiding heeft haar cursussen aan de ERK-niveaus gekoppeld en op deze wijze een doorlopende leerlijn ontwikkeld. Studenten houden een taalportfolio bij volgens de ERKrichtlijnen. De competentiegerichte aanpak van het onderwijs, het gebruik van gevarieerde en activerende werkvormen worden door het ‘dubbele bodem’ principe, dat studenten hanteren ook toegepast in het werkplekleren. Het programma biedt in beperkte mate aandacht aan praktijkgericht onderzoek. Uit het STO 2008 en 2009 blijkt dat studenten de beroepsgerichtheid van de opleiding waarderen met scores tussen de 3,6 (2008) en 4,3 (2009). Zij zijn het meest tevreden over de mate waarin zij contact met de beroepspraktijk hebben gehad (2008:score 4,3 en 2009: score 4,1). Engels Verschillen tussen de voltijd- en de deeltijdvariant zijn er wat betreft het verblijf van studenten in het buitenland: deeltijdstudenten verblijven twee weken in het buitenland, voltijdstudenten zeven tot tien weken. De taalverwerving volgt het “dubbele bodem” principe. Aan het eind van de propedeuse wordt niveau B2 van het Europees Referentiekader (ERK) vereist, aan het eind van het derde jaar niveau C1. Door op het gebied van taalvaardigheid gebruik te maken van het ERK sluit de opleiding naar de mening van het panel aan bij de actuele en relevante ontwikkelingen. In de eerste drie jaar staat literatuur op het programma, bijvoorbeeld in jaar 1 “short stories” en de bijbehorende literaire theorie. Voor vakdidactiek heeft de opleiding zelf materiaal ontwikkeld op basis van Engelstalige literatuur. Het panel stelt op basis van materiaalbestudering vast dat de vakliteratuur van goede tot zeer goede kwaliteit is. Het is relevant en actueel. Dit geldt ook voor de readers. Er wordt veel gebruik gemaakt van bronnen in de doeltaal en er zijn kwalitatief goede opdrachten. In het 1e jaar is er aandacht voor de cultuur van Engelssprekende landen, bijvoorbeeld in onderzoeksprojecten of excursies. In het 2e jaar ligt de nadruk op Amerikaanse cultuur en is
76/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor
er een keuzeproject Cultuur en School. In het 3e jaar zijn de hoofdaspecten: Algemene Taalwetenschap, zoals theoretische aspecten, herkennen van grammaticale fouten, het uitleggen van grammaticale gebruiksregels, het oefenen van opzoekstrategieën et cetera. Er wordt gewerkt aan de mogelijkheid om een extra vakinhoudelijk project voor profilering voor HAVO/VWO scholen in te voeren. Studenten doen veel ervaring op in het buitenland en in het lesgeven in alle relevante onderwijssoorten. Studenten geven aan dat het lesgeven in het VMBO nog is onderbelicht. Reflectie op het leer-werken vindt in de voltijd plaats in vakoverstijgende groepen in het 1e jaar; in de deeltijd gebeurt dit in groepen van studenten Engels. De meerderheid van de studenten heeft een leerwerkplek op een (opleidings)school. In SLB-groepen staat de ontwikkeling van competenties centraal en werken studenten aan het samenstellen van portfolio’s voor assessments, in de voltijd aan het eind van het 1ste, 3de en 4de jaar, in de deeltijd alleen aan eind van de studie. Voor native speakers deeltijd is er een pilot ‘Native speakers in de les’, gericht op ondersteunende activiteiten voor lessen in de scholen. Wat weinig aandacht wordt er in het programma besteed aan onderzoek, zoals aan het leren formuleren van onderzoeksvragen, zo heeft het panel vastgesteld. De opleiding streeft naar niveau C1 (ERK) aan het eind van de opleiding. Het verplichte buitenlandverblijf is daarbij belangrijk, evenals veel schrijfopdrachten, want het schrijfniveau is laag bij instroom. De opleiding verzorgt een minor ‘Sterk de master in’ als voorbereiding op de master Engels. Daarin staan literaire theorie en de toepassing ervan centraal. Daarnaast worden nog vier andere minoren aangeboden. Veel docenten zijn actief in vereniging van Leraren in Levende Talen. Internationaal zijn zij actief in IATEFL (International Association of Teachers of English as an Foreign Language) en CARN (Collaborative Action Research Network). Daardoor is er een nationale en internationale uitwisseling en komen studenten in aanraking met de nieuwste ontwikkelingen in het vakgebied. Uit het STO 2008 en 2009 blijkt dat studenten de beroepsgerichtheid van de opleiding waarderen met scores tussen de 3,2 (2008) en 3,9 (2009). Zij zijn het meest tevreden over de mate waarin zij contact met de beroepspraktijk hebben gehad (2008 en 2009: score 3,9). Frans Een verschil tussen de voltijd- en deeltijdopleiding is, dat de deeltijdstudenten in het derde jaar naar het buitenland gaan; de voltijdstudenten doen dit niet. Iedere student heeft twee buitenlandverblijven in een Franstalig land. De opleiding organiseert jaarlijks een excursie naar Lille, voltijdstudenten gaan een week naar Rouen en een week naar Parijs. De opleiding is de laatste jaren bezig met een drastische vernieuwing van het curriculum. Er is gekozen voor het invoeren van verschillende taalniveaus binnen de opleiding: B2+ pro voor lezen, spreken en luisteren; B2 voor schrijven. In elke periode komen de taalvaardigheden geïntegreerd aan bod in het vak Taalvaardigheid. Door op het gebied van taalvaardigheid gebruik te maken van het ERK sluit de opleiding aan bij de actuele en relevante ontwikkelingen. Het niveau wordt op dit moment verzwaard qua inhoud, studielast en contacttijd. Het eerste jaar is al aangepast; in de komende twee jaar wordt de conceptuele lijn vanaf het tweede jaar verzwaard. De vakgroep gebruikt de Diplôme d’Etudes en Langue Française toetsing
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor
77/164
(DELF-toetsing, het merendeel van de docenten is daarin geschoold) om tussentijds het taalvaardigheidsniveau te meten. Met ingang van 2008-2009 is gestart met de implementatie van onderzoeksvaardigheden in het programma. Thans wordt volgens het panel hieraan nog te weinig aandacht besteed. Het panel stelt op basis van materiaalbestudering vast dat de vakliteratuur en het studiemateriaal beantwoorden aan de eisen van actualiteit, relevantie en representativiteit. Studenten worden naar de mening van het panel in voldoende mate in de gelegenheid gesteld zich de vereiste beroepsvaardigheden eigen te maken, zowel via de buitenlandstages als via de stages op de opleidingsscholen. Studenten moeten op alle schooltypen en niveaus stage lopen om breed inzetbaar te zijn. Het werkplekleren verloopt trapsgewijs. In het eerste jaar gaat het om een algemene schooloriëntatie; in jaar twee, drie en vier doen de voltijdstudenten een schoolstage binnen de sectie Frans van een (opleidings)school met keurmerk. Dit geldt bij voorkeur ook voor de deeltijdstudenten. Studenten voeren in derde en vierde jaar in de stages een tweetal schoolprojecten uit. Deze projecten vormen de link tussen het conceptuele programma en de beroepspraktijk op de stageschool. Het onderzoek in het kader van deze schoolprojecten laat een voldoende niveau zien waar het gaat om het ontwikkelen en didactiseren van lesmateriaal. Van een (theoretische) verantwoording en een probleemstelling is nog weinig tot geen sprake. De opleiding biedt regelmatig lezingen aan van Franstalige beroepsbeoefenaren en onderhoudt contacten met Maison Descartes. Docenten kennen de beroepspraktijk en zijn betrokken bij begeleiding op de scholen. Uit het STO 2008 en 2009 blijkt dat studenten de beroepsgerichtheid van de opleiding waarderen met scores tussen de 3,1 (2008) en 4,0 (2009). Zij zijn het meest tevreden over de mate waarin zij contact met de beroepspraktijk hebben gehad (2008 en 2009: score 3,9 en score 4,0). Nederlands De opleiding Nederlands besteedt volgens het panel in evenwichtige mate aandacht aan taalbeheersing, literatuur en taalkunde. De afgelopen twee jaar is het materiaal voor deze drie disciplines grondig herzien. De verschillende cursussen zijn beter op elkaar afgestemd. Syllabi zijn vervangen door of aangevuld met recente publicaties. Het panel heeft de vakliteratuur en het studiemateriaal bestudeerd en beoordeelt deze als actueel, relevant en representatief. Voor vrijwel alle vakken zijn er syllabi, waarin naast literatuur ook allerhande opdrachtmateriaal is opgenomen. Er is ook ruim voldoende aandacht voor onderwijs aan leerlingen met een andere moedertaal. Studenten worden via de stages op de opleidingsscholen voldoende in de gelegenheid gesteld zich de vereiste beroepsvaardigheden eigen te maken. Het werkplekleren verloopt trapsgewijs: in het eerste jaar gaat het om schooloriëntatie. In het tweede en derde jaar lopen de studenten stage in het MBO en het VO. In het vierde jaar geven studenten zelfstandig les aan een aantal klassen. In deze periode moeten zij laten zien dat zij startbekwaam zijn. In samenwerking met het Bureau Leerwerkplekken is een netwerk van scholen opgezet. De school IB’ers bezoeken de studenten op de scholen. Het team van docenten is nauw betrokken bij de beroepspraktijk en bij onderwijsvernieuwingen door middel van onderzoek, samenwerking met en begeleiding van scholen bij onderwijsinnovatie. Voorbeelden daarvan zijn: contractwerk voor het schoolvak
78/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor
Nederlands op een scenario-3-school en de betrokkenheid bij de dieptepilot “Onderzoek in het VO”. Actuele ontwikkelingen komen in alle modulen aan bod. Zo wordt er bijvoorbeeld aandacht besteed aan ICT in het onderwijs en aan het ontwerpen van digitaal lesmateriaal. De koppeling tussen vakinhoud en vakdidactiek wordt bevorderd doordat meer dan de helft van de docenten is betrokken bij de studentbegeleiding op de werkplek. Ten aanzien van de aandacht, die wordt besteed aan toegepast onderzoek constateert het panel dat deze wat mager is. Studenten leren nog onvoldoende om een heldere vraagstelling te formuleren, een probleemanalyse te maken en conclusies en/of aanbevelingen te formuleren. Uit het STO 2008 en 2009 blijkt dat studenten de beroepsgerichtheid van de opleiding waarderen met scores tussen de 3,0 (2008) en 4,1 (2009). Zij zijn het meest tevreden over de mate waarin zij contact met de beroepspraktijk hebben gehad (2008: score 4.0, 2009: score 4,1). Spaans In het eerste jaar van de opleiding Spaans gaan de voltijdstudenten een week naar een Spaanstalig land, in het tweede jaar doen zij dit gedurende zeven weken en in het derde jaar studeren zij drie maanden aan een Spaanse universiteit. In dit kader heeft de opleiding contact met een aantal universiteiten in Spanje. In het vierde jaar kan de student ervoor kiezen zijn minor in het buitenland te volgen. In enkele gevallen vindt de lio-stage in Spanje plaats. Voor deeltijdstudenten is een alternatief programma mogelijk, waardoor ze gedurende langere tijd kunnen verblijven in een Spaanstalig land. Zij kunnen hun buitenlandverblijf ook organiseren in hun vakanties, waarbij ze verplicht een cursus aan een Spaanstalige universiteit moeten volgen. De opleiding volgt in de conceptuele lijn het doeltaal-voertaal principe: de lessen worden zoveel mogelijk in het Spaans gegeven. Het curriculum volgt als richtlijn het Common European Framework of References (CEFR of ERK). Door op het gebied van taalvaardigheid gebruik te maken van het ERK sluit de opleiding aan bij de actuele en relevante ontwikkelingen. Studenten leren de taal in al haar complexiteit: taal als communicatiemiddel, sociolinguïstiek, pragmatiek en taalvariatie. Doel is het bereiken van niveau B2. De conceptuele lijn biedt vakdidactiek, theoretische kennis en vaardigheden van de taalkunde in het algemeen en specifiek van het Spaans. Het onderdeel literatuur bestaat uit een inleiding op literatuur en twee vakprojecten literatuur. Sommige onderdelen worden ondersteund met ICT (voicemailboard, Webquest, digitale video, vodcast). De met Fontys ontwikkelde Kennisbasis Spaans is medio 2009 gerealiseerd en in de opleiding in gebruik genomen. Het vak ‘(Ver)kennen van Taal’ biedt een theoretisch referentiekader van alle gebieden, waarmee studenten in relatie tot taal en taalleren in aanraking komen. De theorie wordt aangeboden door actieve en interactieve opdrachten waarin de studenten door reflectie, onderzoek en samenwerking tot verdieping komen. De opleiding gebruikt de methode ‘Gente’. Voor vakdidactiek worden readers en diverse boeken gebruikt. Er wordt gewerkt met de Tabasco-methode.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor
79/164
Het panel stelt op basis van materiaalbestudering vast dat er naast Nederlandse bronnen voldoende literatuur in de doeltaal wordt aangeboden. Het studiemateriaal is actueel, relevant en representatief. Voorts is er voldoende aandacht voor het gebruik van ICTmiddelen, voor mentoraat, voor leerlingbegeleiding en voor de multiculturele school. Studenten worden ook in voldoende mate in de gelegenheid gesteld zich de vereiste beroepsvaardigheden eigen te maken, zowel via de buitenlandstages als via de stages op de opleidingsscholen. De opleiding is reeds een aantal jaren bezig met de ontwikkeling van het schoolvak ‘Spaans in de scholen’. Omdat niet op alle (aspirant)keurmerkscholen Spaans wordt gegeven, heeft de vakgroep een netwerk van stagescholen. Het werkplekleren verloopt trapsgewijs: in het eerste jaar gaat het om schooloriëntatie. In het tweede jaar lopen de studenten stage in het MBO en het VO bij lessen in een moderne vreemde taal. In het derde en vierde jaar moeten ze stage lopen bij een docent Spaans. In het vierde jaar staan zij zelfstandig voor de klas. De school IB’ers bezoeken de studenten op de scholen. In 2008 is er een congres georganiseerd in samenwerking met de Vereniging Docenten Spaans in Nederland en de Vereniging Leraren in Levende Talen. Verder onderhoudt de opleiding contacten met Spaanstalige instellingen, zoals het Instituto Cervantes. Ten aanzien van de aandacht die wordt besteed aan toegepast onderzoek constateert het panel dat deze nog mager is. Er wordt nauwelijks aandacht besteed aan het formuleren van een probleem- of vraagstelling, het maken van een probleemanalyse en het formuleren van conclusies en/of aanbevelingen. Uit het STO 2008 en 2009 blijkt dat studenten de beroepsgerichtheid van de opleiding waarderen met scores tussen de 2,9 (2008) en 3,7 (2009). Zij zijn het meest tevreden over de mate waarin zij contact met de beroepspraktijk hebben gehad (2008 en 2009: score 3,7).
Facet 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud progamma De leerdoelen van alle opleidingen uit het Talencluster zijn afgeleid van de SBLcompetenties, de Kennisbasis en de Dublin descriptoren (studiegids en studiehandleidingen). In de matrixen Kennisbasis is in kaart gebracht welke SBLbekwaamheidseisen in welke cursus aan bod komen. Duits In 2009-2010 is de Kennisbasis Duits gekoppeld aan de vakinhouden. In de studiegids is deze koppeling in de cursusbeschrijvingen opgenomen. Het panel stelt op basis van materiaalbestudering en gesprekken vast dat de leerdoelen zijn afgeleid van de SBLcompetenties, de Kennisbasis en de Dublin descriptoren. De studenten evalueren steeds persoonlijk hun competentieontwikkeling. De opleiding gaat uit van het taalportfolio van het Common European Framework of References (CEFR). Taalverwerving neemt een belangrijke plaats in, waarbij het ‘dubbele bodem’ principe wordt gehanteerd: studenten werken aan hun eigen taalverwerving en leggen voortdurend de relatie naar de situatie in de klas. Dit geldt zowel voor de vakinhoud als de vakdidactiek. Studenten werken vanaf het begin met een (digitaal) taalportfolio. De meeste studenten starten op niveau A2 of B1 van het CEFR. Aan het eind van het tweede
80/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor
jaar worden de taalvaardigheden getoetst met de gestandaardiseerde Zentrale Mittelstufenprüfung en de Zentrale Oberstufenprüfung van het Goethe Institut. Het eindniveau van de opleiding is B2 voor schrijfvaardigheid en C1 voor de andere drie vaardigheden. Volgens de resultaten van het STO 2008 en 2009 beoordelen de studenten de inhoud van het programma met score 3,4 (2008) en 3,5 (2009). Engels In de matrix Kennisbasis Engels is in kaart gebracht welke SBL-bekwaamheidseisen en onderdelen uit de Kennisbasis in welke cursus aan bod komen. Uit de matrix blijkt dat alle competenties door het programma worden gedekt. Het panel stelt op basis van materiaalbestudering vast dat de leerdoelen zijn afgeleid van de SBL-competenties, de Kennisbasis en de Dublin descriptoren. De studenten evalueren steeds persoonlijk hun competentieontwikkeling. Taalvaardigheid, literatuur, cultuur, taalkunde en vakdidactiek komen aan de orde in de conceptuele en de integrale leerlijn en onderwijskunde in de integrale leerlijn. Sinds 2007 wordt de Kennisbasis gebruikt bij alle onderdelen van het programma als aanvulling op het competentiegericht leren. In het begin van het programma start de student in de integrale lijn met het vakoverstijgende project Taalbeurs, samen met studenten uit alle moderne vreemde talen: lesgeven, kennisoverdracht, motiveren en activeren. Het principe is dat de doeltaal de voertaal is. De basisprincipes van didactisch handelen worden uitgediept in jaar 1 en 2, zoals samenwerkend leren, eerste- en tweedetaalverwerving, methoden van vreemdetalenonderwijs en extensief lezen. In jaar 3 is in Tests and tools aandacht voor toetsing van de vier vaardigheden en voor het ontwerpen van web-based materiaal. De opdrachten in de didactiekcursussen sluiten aan bij de leerwerkpraktijk van de studenten. Zij ontwerpen hiervoor lessen. Volgens de resultaten van het STO 2008 en 2009 beoordelen de studenten de inhoud van het programma met score 3,4 (2008) en score 3,5 (2009). Frans Het programma van de opleiding Frans is gebaseerd op de SBL-competenties, de Kennisbasis, de Dublin descriptoren en het Europees Referentiekader Moderne Vreemde Talen. Uit het digitale portfolio blijkt de ontwikkeling van de competenties van de student. Het panel stelt op basis van materiaalbestudering vast dat de leerdoelen zijn afgeleid van de SBL-competenties, de Kennisbasis en de Dublin descriptoren. De leerdoelen van de cursussen zijn gerelateerd aan de eindkwalificaties. Deze zijn beschreven in de studiegids en de studiehandleidingen. Volgens de resultaten van het STO 2008 en 2009 beoordelen de studenten de inhoud van het programma met score 3,3 (2008) en 3,2 (2009). Nederlands Het programma van de opleiding Nederlands is gebaseerd op Kennisbasis, de SBLcompetenties en de Dublin descriptoren. In de studiegids is aangegeven welke bekwaamheidseisen in welke cursussen aan bod komen. Bij de cursusbeschrijvingen zijn de leerdoelen opgenomen, die zijn afgeleid van de eindkwalificaties. Daaruit blijkt dat de
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor
81/164
competenties door het programma worden gedekt. Het panel stelt op basis van materiaalbestudering en gesprekken vast dat de leerdoelen voor vrijwel alle studieonderdelen zijn afgeleid van de SBL-competenties, de Kennisbasis en de Dublin descriptoren. In het curriculum Nederlands is al een deel van de Kennisbasis (vastgesteld op 17 juli 2009) geïmplementeerd. Docenten van de opleiding hebben het voortouw gehad bij het opstellen ervan. Het afgelopen jaar hebben zij drie studiedagen georganiseerd waarbij het doel was om het huidige curriculum Nederlands van de opleiding en de landelijke Kennisbasis Nederlands met elkaar te vergelijken. Vragen daarbij waren: wat wordt op welke plaats in het curriculum aangeboden, hoe vindt verdieping plaats, wat is de samenhang tussen de diverse vakonderdelen, wat is de samenhang met andere vakken, (bijvoorbeeld Taalgericht Vakonderwijs), hoe loopt de lijn Pabo-tweedegraads gebied-eerstegraads gebied, waarop gaan we in de toekomst accenten leggen? Het programma zal meer worden gericht op de aansluiting met het MBO. Tenslotte wordt de doorgaande lijn Letterkunde scherper in het programma neergezet. De laatste jaren wordt aldus een vernieuwingsslag doorgevoerd. Uitgangspunt daarbij is meer dan voorheen het schoolvak Nederlands. In de conceptuele lijn komen alle vakonderdelen van het schoolvak Nederlands aan de orde (Fictie, Taalbeschouwing, Schrijfvaardigheid, Leesvaardigheid, Mondelinge taalvaardigheid, Luister- en kijkvaardigheid). In het programma is tevens de traditionele (wetenschappelijke) verdeling van het vak Nederlands in de onderdelen letterkunde, taalkunde en taalbeheersing verwerkt. Met de uitbreiding van 12 EC van de conceptuele leerlijn is er meer aandacht voor het vak Nederlands als zodanig, de didactiek ervan, studievaardigheden en is er meer begeleiding bij kennisverwerving en –verwerking. Op advies van de vorige visitatiecommissie maken Taalbeleid en NT2 thans integraal onderdeel uit van het programma. Volgens de resultaten van het STO 2008 en 2009 beoordelen de studenten de inhoud van het programma met score 2,8 (2008) en 2,9 (2009). Het panel vindt deze scores wat mager en mist in het zelfevaluatierapport een analyse ervan door de opleiding. Spaans Voor het hele curriculum van de opleiding Spaans is in kaart gebracht welke SBLcompetenties in welke cursussen aan bod komen en waar de Kennisbasis in de cursussen is opgenomen. Het panel heeft vastgesteld dat alle competenties in het programma aan bod komen. Het panel stelt op basis van de bestudeerde documenten vast dat de leerdoelen voor de studieonderdelen, die zijn beschreven in de studiehandleidingen, in voldoende mate zijn afgeleid van de SBL-competenties, de Kennisbasis en de Dublin descriptoren. In het curriculum zou naar de mening van het panel meer aandacht besteed kunnen worden aan de SBL-competentie ‘competentie in reflectie en ontwikkeling’. Het motto van de opleiding is ‘Spaans leren door Spaans te doen’. Studenten worden vanaf het begin van de studie ondergedompeld in de Spaanse taal en cultuur. Ze verwerven kennis op het gebied van de cultuur, de taal, de grammatica, ICT en didactiek. De conceptuele leerlijn bevat een scala aan activerende en authentieke (taal)opdrachten. De opleiding hanteert het principe dat je leert door te construeren in leeropdrachten die samenwerking vragen, bijvoorbeeld: “ Nederland presenteren aan Spaanstalige Erasmus studenten” of “een
82/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor
reisgids voor een Spaanstalig land maken”. Binnen de conceptuele lijn wordt zoveel mogelijk het principe doeltaal- voertaal gehanteerd. De vakgroep heeft vijf docenten die native speaker zijn. Volgens de resultaten van het STO 2008 en 2009 is de tevredenheid van studenten over de inhoud van het programma afgenomen sinds het vorig jaar (2008: score 3,0, 2009: score 2,7).
Facet 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma Duits De afstemming van het programma van de opleiding Duits op het CEFR of ERK (Europees Referentiekader) zorgt voor inhoudelijke samenhang in het taalonderwijs. Studenten werken met het digitale taalportfolio van het ERK, op basis waarvan zij en de docenten zicht hebben op de vorderingen. In twee vakprojecten (‘Eine neue Rolle’ en ‘Ich bin ein Berliner’) wordt de samenhang tussen de vakken versterkt. De samenhang wordt voorts vormgegeven door de leerlijnen, waarbij de SBL-bekwaamheidseisen de rode draad vormen. Gedeelten van het curriculum zijn volgtijdelijk opgebouwd, bijvoorbeeld ‘Sprache und Kultur’, excursies, studiereizen en buitenlandverblijven. In het vak ‘Taalbeurs’ in de propedeuse werken studenten uit alle taalopleidingen aan kleine vakdidactische opdrachten en oefenen zij met het plannen en inrichten van een les. Het panel stelt op basis van materiaalbestudering en gesprekken vast dat de leerjaren, modulen en vakken elkaar op een logische wijze opvolgen. In de vakken is sprake van een opbouw in moeilijkheidsgraad. De samenhang tussen de theorie en de praktijk wordt goed vormgegeven, doordat de theorie en de lespraktijk van de student (het werkplekleren) voortdurend op elkaar worden betrokken. Studenten vinden dat er nog sprake is van enige overlap tussen de WER- lijn en de SLB-lijn. Volgens de resultaten van het STO 2008 en 2009 beoordelen de studenten de samenhang van het programma met score 3,6 (2008) en 3,5 (2009). Engels De vakdidactische onderdelen en de training in taalvaardigheden zorgen voor de inhoudelijke samenhang van het programma. Ook de vier leerlijnen zorgen voor samenhang. Deze komen samen in de SLB, vooral in het schrijven van het POP en de leerwerkplannen en in het voorbereiden van assessments. De samenhang tussen de theorie en de praktijk komt vooral tot uiting in de relatie tussen de WER-lijn en de cursussen in de afzonderlijke modulen. Zo zijn de vakdidactiek en onderwijskunde gericht op ondersteuning van studenten in (toekomstige) situaties in de praktijk en de problemen die zich hierin kunnen voordoen. De opbouw van taalverwerving van de studenten is identiek aan hoe het aan hun toekomstige leerlingen wordt aangeboden. Lectoren verzorgen workshops in WER-bijeenkomsten, bijvoorbeeld over het thema ‘straatcultuur’. Het panel stelt op basis van materiaalbestudering en gesprekken vast dat de leerjaren, modulen en vakken elkaar op een logische wijze opvolgen en samenhangen. In de vakken is
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor
83/164
sprake van een opbouw in moeilijkheidsgraad. De samenhang tussen de theorie en de praktijk wordt ook goed vormgegeven doordat de theorie en de lespraktijk van de student (het werkplekleren) voortdurend aan elkaar worden gerelateerd. Studenten hebben het panel verteld dat de WER- en de SLB-lijn (nog) overlap vertonen. Volgens de resultaten van het STO 2008 en 2009 beoordelen de studenten de samenhang van het programma met score 3,2 (2008) en 3,3 (2009). Frans In elke periode van het programma van de opleiding Frans komen in het vak Taalvaardigheid de taalvaardigheden geïntegreerd aan bod. Per periode worden afwisselend accenten aangebracht naar productieve en receptieve vaardigheden. De vakken worden in toenemende mate met elkaar in verband gebracht: Taalvaardigheid, ‘Forum’, de week Rouen en het Séjour in Frankrijk. Het vak Taalbeurs zorgt voor de samenhang van de vakdidactiek in de propedeuse. Door het ‘dubbele bodem’ principe wordt in iedere conceptuele cursus samenhang tussen theorie en praktijk gerealiseerd. Het panel stelt op basis van materiaalbestudering en gesprekken vast dat de leerjaren, modulen en vakken elkaar op een logische wijze opvolgen en dus samenhang vertonen. In de vakken is sprake van een opbouw in moeilijkheidsgraad. De samenhang tussen de theorie en de praktijk wordt goed vormgegeven doordat de theorie en de lespraktijk van de student (het werkplekleren) voortdurend op elkaar worden betrokken. Zo is er bijvoorbeeld expliciet aandacht voor de vertaalslag van eigen taalvaardigheid naar de didactiek van de taalvaardigheden in de onderbouw van het VMBO. Studenten hebben het panel verteld dat er sprake is van overlap tussen de WER- en de SLB-lijn, die de samenhang niet ten goede komt. Volgens de resultaten van het STO 2008 en 2009 beoordelen de studenten de samenhang van het programma met score 3,3 (2008) en 3,2 (2009). Nederlands Het programma van de opleiding Nederlands is gestroomlijnd op basis van kennistheoretische, (vak)didactische en pedagogische noties. De opleiding heeft een concentrische opbouw, waarbij alle benodigde vaardigheden in toenemende mate van complexiteit aan de orde komen. Het panel stelt op basis van materiaalbestudering en gesprekken vast dat de leerjaren, modulen en vakken elkaar op een logische wijze opvolgen. In de vakken is sprake van een opbouw in moeilijkheidsgraad. In het tweede en derde jaar vindt verdieping plaats en is ruimte voor keuzemodulen op basis van het aanbod in het eerste en tweede jaar. De samenhang van de conceptuele leerlijn wordt grotendeels bepaald door het schoolvak Nederlands. In de binnenschoolse programmaonderdelen wordt de verbinding gelegd tussen theorie en de ervaringen die de studenten opdoen op de werkplek. De samenhang tussen de theorie en de praktijk wordt naar het oordeel van het panel goed vormgegeven. Er worden veel praktijkopdrachten gegeven en studenten worden aangezet tot het zelfstandig ontwerpen van lessen(series) en/of het doen van kleine onderzoekjes in de school. Alhoewel dit laatste nog in zeer beperkte mate gebeurt. Volgens de resultaten van het STO 2008 en 2009 beoordelen de studenten de samenhang van het programma met de scores 3,3 (2008) en 3,1 (2009).
84/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor
Spaans Met name dankzij de invoering van het competentiegerichte onderwijs en het leerlijnenmodel is de relatie tussen de doelstellingen en de inhoud van de opleiding duidelijk. De opleiding is getransformeerd van een ambachtelijke opleiding met het accent op het leren van de taal naar een lerarenopleiding met het accent op het leren lesgeven in de taal. De opleiding heeft een volgtijdelijke en concentrische opbouw. Deze uit zich in de opbouw van de vakken en in de WER-lijn. De vakdidactische lijn is in 2007 vormgegeven in een doorlopend programma gedurende drie jaar. De leerlijnen komen samen in het programma van de SLB. Studenten brengen hun kennis en vaardigheden in het POP en het portfolio samen onder de SBL-competenties. De samenhang tussen theorie en praktijk krijgt vorm door het ‘dubbele bodem’ principe, in de lessen vakdidactiek en in de WER-begeleiding. Het panel stelt op basis van materiaalbestudering en gesprekken vast dat de leerjaren, modulen en vakken elkaar op een logische wijze opvolgen en dus samenhang laten zien. De samenhang tussen de theorie en de praktijk komt tot uiting in de koppeling van de WER-lijn enerzijds en de integrale en de conceptuele lijn anderzijds. De theoretische kennis uit de laatstgenoemde leerlijn komt terug in talrijke opdrachten in de WER-lijn. Studenten hebben het panel laten weten dat er (nog) overlap is tussen de WER- en de SLB-lijn. Volgens de resultaten van het STO 2008 en 2009 beoordelen de studenten de samenhang van het programma met de score 3,2 (2008) en 3,0 (2009).
Facet 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud Duits De opleiding Duits volgt het didactisch concept van het instituut. Het ‘dubbele bodem’ principe speelt hierbij een belangrijke rol (‘teach what you preach’). De opleiding maakt gebruik van de volgende werkvormen: projecten, groepswerk, interviews, presentaties en werkstukken. De werkvormen zijn vermeld in de studiehandleidingen. Het panel stelt op basis van materiaalbestudering en gesprekken vast dat de opleiding gebruik maakt van afwisselende werkvormen, waarbij de studenten zowel individueel als in groepen werken. De werkvormen sluiten goed aan bij de didactische visie. Het STO 2008 en 2009 geeft de scores 3,8 (2008) en 3,7 (2009) voor de afwisseling van de werkvormen. Engels De opleiding volgt het didactisch concept van het instituut. De opleiding werkt vanuit de concepten “communicatief talenonderwijs”, “doeltaal is voertaal” en het “dubbele bodem” principe. Als werkvormen maakt de opleiding gebruik van hoorcolleges, groepswerk, de expertmethode, workshops en presentaties. In de eerste taalmodulen krijgt de student feedback op gemaakte taaltaken en -producten. Op basis hiervan maakt hij samen met de docent een planning voor verdere taalverwerving tijdens zijn opleiding. Vervolgens kan de student in het Europees Taalportfolio digitaal een selfassessment maken. De cursussen grammatica en fonetiek in het eerste en tweede jaar ondersteunen dit proces.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor
85/164
Studenten krijgen kennis en vaardigheden aangereikt via het didactische analysemodel, het principe “present, practice, produce”, “task-based learning”, probleemgestuurd leren, projectmatig leren en “content-based learning”. In vakoverstijgende cursussen en projecten is in tegenstelling tot de andere onderdelen de voertaal Nederlands. Studenten verwerven kennis en taalvaardigheid door het maken van opdrachten, het geven van presentaties en het bestuderen en verwerken van theorie. De opdrachten bij vakdidactiek en onderwijskunde sluiten aan bij de werkpleksituatie van de studenten. Het panel stelt op basis van materiaalbestudering en gesprekken vast dat de opleiding gebruik maakt van afwisselende werkvormen, die goed aansluiten bij de didactische visie. Het STO 2008 en 2009 geeft de scores 3,4 (2008) en 3,5 (2009) voor de afwisseling van de werkvormen. Frans De opleiding Frans volgt het didactisch concept van het instituut. De werkvormen worden voor elke cursus beschreven in de studiegids en de studiehandleidingen. In de conceptuele lijn is groepswerk met onderlinge feedback en kritische reflectie een belangrijke werkvorm. Bij de ontwikkeling van gespreksvaardigheden maken met name voltijdstudenten veel gebruik van video. De opleiding hanteert het ‘dubbele bodem’ principe. Verder wordt gebruik gemaakt van samenwerkend leren en van ICT. De student maakt kennis met de didactiek van Webquest en voert samen met andere studenten een leergangenanalyse uit. Ook voeren studenten spreek- en leesvaardigheidsopdrachten op de stageschool uit. Het panel stelt op basis van materiaalbestudering en gesprekken vast dat de opleiding gebruik maakt van afwisselende werkvormen, die goed aansluiten bij de didactische visie. Het STO 2008 en 2009 geeft de scores 3,3 (2008) en 3,2 (2009) voor de afwisseling van de werkvormen. Nederlands De opleiding volgt het didactisch concept van het instituut. De praktijk in de school is het uitgangspunt voor het onderwijs. Ervaringen die studenten tijdens hun werkplekleren opdoen worden geproblematiseerd en op thematische wijze aan de orde gesteld. Er wordt gebruik gemaakt van het “dubbele bodem principe”: bij de cursussen taalvaardigheid, de vakdidactische cursussen en de projecten staat het leren communiceren centraal en docenten gebruiken werkvormen die studenten in hun werkplekleren kunnen gebruiken. Het panel stelt op basis van materiaalbestudering en gesprekken vast dat de opleiding gebruik maakt van afwisselende werkvormen, zoals hoorcolleges, groepswerk, presentaties (al dan niet met behulp van powerpoint of videomateriaal), ICT-gestuurd onderwijs en portfolio. Het panel merkt op dat in het curriculum meer aandacht besteed zou kunnen worden aan dramatische werkvormen bij de vormgeving van de lessen. Het STO 2008 en 2009 geeft de scores 3,5 (2008) en 3,2 (2009) voor de afwisseling van de werkvormen. Spaans De opleiding volgt het didactisch concept van het instituut. Als werkvormen wordt veel gebruik gemaakt van interactieve opdrachten, die aansluiten bij de belevingswereld van de studenten. Voor de vakdidactiek worden diverse activerende werkvormen gebruikt, zoals
86/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor
binnencirkel/buitencirkel, de expertmethode, presentaties en ICT. Het “dubbele bodem” en het “doeltaal-voertaal principe” zijn essentieel, dat wil zeggen “ Spaans leren door Spaans te spreken”. Het panel stelt op basis van materiaalbestudering en gesprekken vast dat de opleiding gebruik maakt van afwisselende werkvormen. De aandacht ligt sterk op het samenwerkend leren, met nadruk op het werken in groepen. De werkvormen sluiten goed aan bij de didactische visie. De opleiding poogt met name door het “dubbele bodem” en het “doeltaalvoertaal” principe de activerende didactiek terug te laten komen in de werkvormen. Hierin slaagt de opleiding goed volgens het panel. Het STO 2008 en 2009 geeft de scores 3,4 (2008) en 3,0 (2009) voor de afwisseling van de werkvormen.
Facet 2.8
Beoordeling en toetsing
Alle talenopleidingen werken aan de implementatie van het toetskader van het instituut. De snelheid van invoering verschilt per opleiding. Per programmaonderdeel zijn beoordelingscriteria aangegeven in de studiegidsen en de studiehandleidingen. Deze zullen vanaf 2009-2010 op Sharepoint worden gezet. Duits De opleiding Duits gebruikt volgens het panel afwisselende toetsvormen, zoals schriftelijke kennis- en vaardigheidstoetsen, spreek- en luistervaardigheidstoetsen, groepsopdrachten, presentaties, dossiervorming en stage- en reflectieverslagen. Aan het eind van het derde jaar stelt de opleiding eisen aan het kritisch denkvermogen van de student, bijvoorbeeld ten aanzien het beoordelen van de bruikbaarheid en aantrekkelijkheid van lesmethoden. Ten behoeve van de toetsing van de vakdidactiek ontwikkelen studenten producten die zij direct in de lespraktijk kunnen gebruiken. Het bereikte niveau van taalvaardigheid wordt vastgesteld aan de hand van het CEFR. Naast het taalportfolio en de taalvaardigheidstoetsen (van het Goethe Institut) worden de meeste modulen met een toets afgesloten, die uit meerdere onderdelen bestaat. De kwaliteit van de toetsen wordt gewaarborgd door gebruik te maken van toetsmateriaal van expertinstituten, zoals het Goethe Institut, maar uit bestudering van de toetsen door het panel blijkt dat de criteria niet altijd consequent worden gehanteerd. De beoordeling is in het algemeen echter wel adequaat. Aan het eind van het eerste, derde en vierde jaar worden assessments afgenomen op basis van de ontwikkelportfolio’s hoofdfase- en afstudeerbekwaam en het portfolio startbekwaam. De criteria hiervan zijn vooraf bekend bij studenten via de studiegids. Voor het studiejaar 2009-2010 zijn criterialijsten ontwikkeld voor de dossiers waarmee de studenten de vakken afsluiten. In het vierde jaar voert de student een schoolproject uit, gevolgd door het assessment startbekwaam. In zijn portfolio toont de student aan dat hij de SBL-competenties voldoende beheerst. Het panel vindt dat de beoordeling van de schoolprojecten ten tijde van de visitatie nog teveel werd overgelaten aan de begeleider in de school (zie ook deel B, facet 2.8).
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor
87/164
Volgens het STO 2008 en 2009 zijn studenten tevreden over de wijze van toetsing (2008: score 3,3, 2009: score 3,4), over de duidelijkheid vooraf over de criteria (2008: score 3,3, 2009: score 3,4) en over de aansluiting van de toetsen op het onderwijs (2008: score 3,6, 2009: score 3,2). Engels De opleiding Engels gebruikt afwisselende toetsvormen, zoals schriftelijke kennis- en vaardigheidstoetsen, spreek- en luistervaardigheidstoetsen, groepsopdrachten, presentaties, dossiervorming, stage- en reflectieverslagen. Het panel heeft een aantal toetsen bestudeerd en heeft vastgesteld dat deze aan het vereiste niveau voldoen. In de toetsen wordt een expliciete relatie gelegd met onderwijspraktijk. Elke module kan worden afgesloten met een taalportfolio, een taalassessment en een samengestelde toets, die uit meerdere onderdelen bestaat, zoals een tentamen, essay, presentatie, vakdidactische opdracht, reflectieverslag of leesverslag. De toetsvorm is afhankelijk van het doel van de cursus. Het functioneren op de werkplek wordt begeleid en getoetst door een koppel van een werkplekbegeleider en instituutsbegeleider. De assessments aan het eind van het derde en vierde jaar worden door een veld- en opleidingsassessor afgenomen. De eindverantwoordelijkheid hiervoor ligt bij de opleiding. Bij tentamens wordt gewerkt met een “key”, bij opdrachten met punten per deelopdracht. Het panel vindt de wijze waarop de portfolio’s en de schoolprojecten - twee belangrijke producten in het kader van het afstuderen - worden beoordeeld voor verbetering vatbaar. Voor de beoordeling van het portfolio heeft het panel twee verschillende formulieren aangetroffen. Dit kan verklaard worden uit het feit dat er bij Engels wordt gewerkt met de oude versie (tot en met 1 september 2009) en de nieuwe versie (vanaf 1 september 2009). De opleiding Engels heeft als pilot al voor september 2009 met de nieuwe versie gewerkt. Ook de beoordeling van schoolprojecten is volgens het panel voor verbetering vatbaar. Na het bezoek heeft de opleiding op verzoek van het panel de beoordelingsformulieren opgestuurd, die vanaf heden gebruikt zullen gaan worden voor de beoordeling van de schoolprojecten. Eén ervan is bedoeld voor de procesbeoordeling van het schoolproject door de instituutsbegeleider en het andere voor de inhoud van het schoolproject door de opdrachtgever. Ook is vanaf 20092010 bij de beoordeling van de inhoud van het schoolproject altijd een vakdocent betrokken zijn, zo heeft Archimedes in een notitie (december 2009) vastgelegd. Het panel heeft er vertrouwen in dat het management van Archimedes zal toezien op een daadwerkelijke uitvoering hiervan. Volgens het STO 2008 en 2009 zijn studenten redelijk tevreden over de wijze van toetsing (2008: score 3,0, 2009: score 3,3), over de duidelijkheid vooraf van de criteria (2008: score 3,4, 2009: score 3,5) en over de aansluiting van de toetsen op het onderwijs (2008: score 3,5, 2009: score 3,4). Frans De opleiding Frans gebruikt afwisselende toetsvormen, zoals schriftelijke kennis- en vaardigheidstoetsen, spreek- en luistervaardigheidstoetsen, groepsopdrachten, presentaties, dossiers, stage- en reflectieverslagen. Het niveau van de toetsen en de aansluiting op de leerdoelen zijn in het algemeen voldoende. In de conceptuele lijn zijn steeds twee docenten
88/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor
verantwoordelijk voor de toetsen en criteria. Aan het eind van het derde jaar stelt de opleiding eisen aan het kritisch denkvermogen van de student, bijvoorbeeld ten aanzien het beoordelen van de bruikbaarheid en aantrekkelijkheid van lesmethoden. Bij de toetsing wordt een expliciete relatie gelegd met onderwijspraktijk. Vakdidactische onderdelen worden zowel op feitenkennis als op toepassing getoetst. Studenten maken veel producten die zij direct kunnen gebruiken in de schoolpraktijk. Aan het eind van jaar drie doet de student een taalassessment gespreksvaardigheid. Vakken als grammatica en Civilisation worden schriftelijk getoetst. Toetsen worden in teamverband ontwikkeld. De criteria zijn vooraf bekend. De cesuur is globaal aangegeven. De opleiding werkt aan de verdere ontwikkeling van criteria met betrekking tot toetsen en beoordelen. Afwijkende beoordelingsresultaten worden in het team besproken. Er is collegiale consultatie rond de beoordeling van toetsen. Studenten krijgen in het algemeen in voldoende mate feedback op werkstukken en toetsen. In het vierde jaar voert de student een schoolproject uit en werkt hij aan zijn portfolio, dat als basis voor het assessment startbekwaam dient. In zijn portfolio dient hij aan te tonen dat hij de SBL-competenties voldoende beheerst. Het panel is van oordeel de kwaliteit van de beoordeling van de schoolprojecten aan de magere kant; er worden te weinig eenduidige criteria gebruikt. Het panel veronderstelt dat dit komt, omdat de toetsing tot op heden door de begeleider in de school wordt gedaan. Inmiddels heeft Archimedes het voornemen om de vakdocent meer te betrekken bij de beoordeling van de schoolprojecten. Volgens het STO 2008 en 2009 zijn studenten tevreden over de wijze van toetsing (2008: score 3,0, 2009: score 2,8) over de duidelijkheid vooraf van de criteria (2008: score 3,2, 2009: score 2,9) en over de aansluiting van de toetsen op het onderwijs (score 2008: 3,2, 2009: 2,7). Nederlands De opleiding gebruikt afwisselende toetsvormen, zoals schriftelijke toetsen met open vragen, “take home” opdrachten, mondelinge tentamens, videoregistraties, logboeken, presentaties en werkstukken. De toetsen sluiten goed aan bij de leerdoelen van de modulen. De toetscriteria zijn op heldere wijze ontworpen en vastgelegd in formulieren. De toetsen worden op een adequate wijze beoordeeld. Met meer complex samengestelde assessments kan de student laten zien dat hij zijn kennis ook productief kan maken op het niveau dat in de beroepspraktijk van hem wordt verwacht. Alle toetsvormen waarmee studenten in de onderwijspraktijk in aanraking kunnen komen, zijn verwerkt in het opleidingsprogramma.. Alle cursussen en toetsen worden in tweetallen ontwikkeld. Cursussen die door verschillende docenten worden gegeven worden met dezelfde toets afgesloten. De docenten bespreken de toetsen onderling na. Ook wordt bij de toetsing het “dubbele bodem principe” gehanteerd. Tijdens de lessen wordt de keuze voor de toetsvorm besproken. Praktijktoetsing vindt plaats via de WER-lijn. De schoolbegeleider heeft een adviserende rol in de beoordeling. Het praktijkdeel wordt daarnaast getoetst via het assessment (vergelijk 6.1), waarbij veldassessoren zijn betrokken. De opleiding heeft vijf geschoolde assessoren. Vier nieuwe collega’s volgen nu de opleiding tot assessor. Het panel heeft ten aanzien van de toetsing de indruk dat er thans een kloof bestaat tussen hetgeen wordt aangeboden en getoetst bij de opleiding Nederlands en hetgeen in een andere context dan de modulen Nederlands wordt gepresteerd. Een voorbeeld hiervan zijn
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor
89/164
de schoolprojecten, die niet altijd door neerlandici worden beoordeeld. Het panel is van mening dat dit wel het geval zou moeten zijn, zowel wat betreft de inhoud als de vorm (zie ook deel B: facet 2.8). Volgens het STO 2008 en 2009 zijn studenten tevreden over de wijze van toetsing (2008: score 3,3, 2009: score 3,2), over de duidelijkheid vooraf omtrent de criteria (2008: 3,5, 2009: score 3,5) en over de aansluiting van de toetsen op het onderwijs (2008: score 3,4, 2009: score 3,5). Spaans De opleiding Spaans gebruikt verschillende toetsvormen, zoals kennistoetsen, projecten, portfolio’s, presentaties en het criteriumgerichte interview. Kennis wordt voornamelijk schriftelijk getoetst door middel van open vragen en invuloefeningen. Bij vakdidactiek en in de integrale lijn wordt ook gebruik gemaakt van open-boek tentamens. De schrijfvaardigheid wordt getoetst door het bijhouden van het taalportfolio (Carpeta) en door de afname van schriftelijke toetsen. De mondelinge taalvaardigheid wordt tijdens de lessen getoetst door middel van presentaties. In schriftelijke kennistoetsen, presentaties en eindopdrachten wordt het ontwerpen en analyseren van lesmateriaal getoetst. In werkstukken laat de student zien dat hij zijn kennis kan vertalen naar praktische vraagstukken. Deze werkstukken worden individueel en in groepsverband geëvalueerd. Het panel heeft tijdens de bezoekdag een aantal toetsen bestudeerd en heeft vastgesteld dat de toetsen aansluiten bij de leerinhoud van de modulen. Echter, in enkele toetsen ontbrak een koppeling met de leerdoelen. Ook waren bij enkele toetsen de toets- en beoordelingscriteria niet helder geformuleerd of ontbraken, waardoor studenten voorafgaand aan de toetsen niet voldoende op de hoogte zijn, waarop ze beoordeeld worden. In 2009 is een ontwikkeling ingezet waarbij de toetsen door minstens twee docenten worden opgesteld, er een beoordelingsprotocol wordt gemaakt en steekproefsgewijs door een tweede docent wordt nagekeken. Volgens de docenten wordt de argumentatie voor een beoordeling hierdoor objectiever en worden twijfelgevallen duidelijker. De kennistoetsen worden naar de mening van het panel adequaat beoordeeld. Aan het eind van het derde jaar stelt de opleiding eisen aan het kritisch denkvermogen van de student, bijvoorbeeld ten aanzien het beoordelen van de bruikbaarheid en aantrekkelijkheid van lesmethoden. Over de wijze van beoordeling van de portfolio’s en de schoolprojecten was het panel na het bezoek niet tevreden. Onduidelijk was voor het panel welke criteria de opleiding hanteert bij de beoordeling van de beide producten. Het panel was ook van oordeel dat in de portfolio’s in onvoldoende mate wordt gelet op het niveau van reflectie en op de theoretische onderbouwing. De eindcompetenties komen te weinig terug in de portfolio’s, zo constateerde het panel. Naar aanleiding van deze bevindingen heeft Archimedes na de bezoekdag een verbeterplan opgesteld: Plan van aanpak “Verbetering kwaliteit toetsing en beoordeling bacheloropleiding Spaans”, januari 2010). In het plan is een tijdsplanning opgenomen. Hieruit blijkt dat in oktober 2010 het verbeterplan moet zijn ingevoerd. Uit het verbeterplan blijkt dat voor de beoordeling van de schoolprojecten bij Spaans meer uniforme en heldere beoordelingscriteria gaan gelden. Tevens wordt de inhoudelijke beoordeling uitgevoerd door de begeleider in de school en de procesbeoordeling wordt gedaan door de instituutsbegeleider. Vanaf 1 september 2009 wordt voor de beoordeling van het assessment
90/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor
startbekwaam gebruik gemaakt van de Handleiding startbekwaam 2009-2010. En de oordelen zijn geoperationaliseerd. Het management van Archimedes zal toezien op de uitvoering van deze verbetermaatregelen. Archimedes heeft tevens enkele nieuwe cursushandleidingen en toetsen opgestuurd, die onder het nieuwe “regime” vallen. Deze zijn bestudeerd door het kernpanel en de vakadviseur Spaans. Het panel concludeert op basis van de bestudeerde “nieuwe” cursushandleidingen en toetsen dat de cursushandleidingen duidelijke informatie geven over de toetsing en beoordelingscriteria. Ook sluiten de “nieuwe toetsen” volgens het panel beter aan bij de leerinhoud van de modulen en de leerdoelen. Volgens het STO 2008 en 2009 zijn studenten Spaans matig tevreden over de wijze van toetsing (2008:score 3,0, 2009: score 2,7), over de duidelijkheid van de criteria (2008: score 3,1, 2009: score 2,5) en over de aansluiting van de toetsen op het onderwijs (2008: score 3,2, 2009: score 2,7). In het verbeterplan van Spaans wordt ook een nieuw evaluatieinstrument aangekondigd om de kwaliteit van competentiegericht toetsen te bepalen. Afgesproken is dat bij Spaans aan de hand van dit formulier zowel de bestaande als de nieuw te ontwikkelen toetsen en cursushandleidingen ontwikkeld zullen worden. Concluderend is het panel positief over de verbeteringen die bij Spaans zijn en worden ingevoerd ten aanzien van de toetsing en beoordeling. Het panel heeft er vertrouwen in dat de maatregelen op korte termijn vruchten zullen afwerpen.
Facet 6.1 Gerealiseerd niveau In alle opleidingen van het talencluster wordt in het assessment startbekwaam, dat is gebaseerd op het portfolio, de presentatie en het criteriumgerichte interview, vastgesteld of de student de SBL-competenties heeft gerealiseerd. Het portfolio vormt de basis van het assessment. Hierin verzamelt de student bewijzen uit zijn lio-stage, de schoolprojecten, de minor en/of de cursussen. Voor de normering wordt gebruik gemaakt van de SBLbekwaamheidseisen. De Kennisbasis is verwerkt in de cursussen van de conceptuele leerlijn en laat zien wat de startbekwame docent moet weten. Het behalen van deze cursussen is voorwaardelijk voor toelating tot het assessment startbekwaam. Duits Het panel heeft twee portfolio’s en twee schoolprojecten bestudeerd, die de opleiding voorafgaand aan het visitatiebezoek had opgestuurd dan wel de tijdens het bezoek ter inzage had gelegd. De opbouw van de portfolio’s en het taalgebruik in de portfolio’s zijn goed. Het niveau van de reflectie is wisselend. De portfolio’s geven inzicht in de mate waarin de studenten de eindcompetenties hebben gerealiseerd. Ten aanzien van de schoolprojecten, die als zodanig van een goed niveau zijn, merkt het panel op dat er geen toegepast onderzoek in voorkomt, met een heldere vraagstelling, probleemanalyse, resultaten, conclusies en aanbevelingen. In de projecten wordt een praktijkprobleem in de school opgelost of wordt lesmateriaal ontwikkeld. De kwaliteit van de projecten is volgens het panel (te veel) afhankelijk van de mogelijkheden die de stageschool biedt.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor
91/164
Engels De opleiding Engels streeft naar het eindniveau taalvaardigheid C1. Het panel heeft vier portfolio’s en vier schoolprojecten bestudeerd, die de opleiding voorafgaand aan het visitatiebezoek had opgestuurd, dan wel tijdens het bezoek ter inzage had gelegd. Ten aanzien van de schoolprojecten stelt het panel vast dat er in het algemeen voldoende sturing en begeleiding is, maar dat de kwaliteit van de beoordeling (te) afhankelijk is van de individuele begeleider, waardoor de kwaliteit van de schoolprojecten nogal uiteenloopt. Ook merkt het panel ten aanzien van de schoolprojecten op dat er nog weinig sprake is van toegepast onderzoek met een heldere vraagstelling, probleemanalyse, resultaten, conclusies en aanbevelingen. De projecten zijn met name gericht op een praktijkprobleem in de school, waarin knelpunten in het onderwijs worden onderzocht of bijvoorbeeld lesmateriaal wordt ontwikkeld. De kwaliteit van de projecten lijkt in sterke mate afhankelijk van de mogelijkheden die de stageschool biedt. De portfolio’s laten grote kwaliteitsverschillen zien, wat betreft de verschillen in kwaliteit van bewijs en illustraties, die betrekking hebben op de gerealiseerde competenties. De kwaliteit van de gemaakte toetsen en de beheersing van de beroepsvaardigheden zijn volgens het panel in orde. Het panel vindt het kennisniveau en de mate van beheersing van beroepsvaardigheden belangrijke indicatoren om vast te stellen of de student voldoende startbekwaam is. Frans De Kennisbasis van Frans is verwerkt in de cursussen van de conceptuele leerlijn. Het behalen van deze cursussen is voorwaardelijk voor toelating tot het assessment startbekwaam. De beoordeling van de taalvaardigheidsvakken en de vakdidactieklijn geven zicht op het eindniveau van de student. Daarvoor geldt het eindniveau B2+. Het panel heeft drie portfolio’s en drie schoolprojecten bestudeerd, die de opleiding voorafgaand aan het visitatiebezoek had opgestuurd, dan wel tijdens het bezoek ter inzage had gelegd en stelt vast dat de portfolio’s van een voldoende niveau zijn. In de portfolio’s wordt het ontwikkelingsstadium van de student zichtbaar. Echter, het reflecterend vermogen van de student wisselt. Uit alle drie de portfolio’s blijkt dat de studenten voldoende startbekwaam zijn en in voldoende mate de eindcompetenties hebben gerealiseerd. Het panel is van oordeel dat de portfolio’s adequaat zijn beoordeeld. Ten aanzien van de schoolprojecten merkt het panel op dat de kwaliteit en het niveau in orde zijn. In de projecten worden praktijkproblemen in de school behandeld of wordt lesmateriaal ontwikkeld. Het panel heeft geconstateerd dat in het kader van de schoolprojecten geen toegepast onderzoek wordt uitgevoerd. De kwaliteit van de projecten lijkt (te) afhankelijk van de mogelijkheden die de school biedt en de kwaliteit van de begeleiding in de school. Nederlands Het panel heeft vastgesteld dat de beoordeling van de cursussen ‘Taalwijzer’, ‘Verdieping fictie’ en ‘Gewoon anders met taal’ goed zicht geven op het eindniveau van de student. Het panel heeft drie portfolio’s en vijf schoolprojecten die de opleiding voorafgaand aan het visitatiebezoek had opgestuurd, dan wel tijdens het bezoek ter inzage had gelegd bestudeerd. Het panel stelt op grond daarvan vast dat de portfolio’s divers zijn samengesteld.
92/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor
Er is weliswaar een handleiding beschikbaar, maar het panel constateert dat deze niet door alle studieloopbaanbegeleiders en assessoren wordt gebruikt bij de beoordeling van de portfolio’s. Het reflecterend vermogen van de studenten is wisselend. In het beste product is sprake van compacte formuleringen waarbij de koppeling tussen theorie en praktijk waarneembaar is. In andere portfolio’s lijkt de reflectie weinig bij te dragen aan het verwerven van wezenlijk inzicht in het door de student bereikte niveau van de diverse SBLcompetenties. De docenten en de assessoren hebben het panel laten weten dat een magere reflectie in het portfolio vaak wordt gecompenseerd door een sterke mondelinge toelichting in het criterium gerichte interview. Uit de portfolio’s blijkt over het geheel genomen dat de studenten in voldoende mate startbekwaam zijn. Die startbekwaamheid blijkt zeker ook uit de bestudeerde schoolprojecten. Wel stelt het panel vast dat er in deze producten weinig toegepast onderzoek is uitgevoerd. De projecten betreffen met name praktijkproblemen in de school of ontwikkeld lesmateriaal. De kwaliteit van de projecten is (te veel) afhankelijk van de mogelijkheden, die de stageschool biedt, zo heeft het panel vastgesteld. De projecten worden beoordeeld door een leerkracht van de stagebiedende school en een docent van de opleiding. Het panel is van mening dat er in de schoolprojecten meer gelet zou moeten worden op spelling, grammatica en stijl. Het panel is van verder van mening dat de schoolprojecten in ieder geval ook door neerlandici beoordeeld zouden moeten worden, zowel wat betreft de inhoud als de vorm. Spaans De beoordeling van de cursussen ‘Espaňol’, ‘Vakdidactiek’ en ‘Literatuur’ in jaar 3 geven zicht op het eindniveau van de student. Het panel heeft vier portfolio’s en drie schoolprojecten, die de opleiding voorafgaand aan het visitatiebezoek had opgestuurd, dan wel tijdens het bezoek ter inzage had gelegd bestudeerd en stelt vast dat al deze producten een goede opbouw hebben. Wat betreft de portfolio’s is het panel van oordeel dat er weinig verwijzingen inzitten naar literaire bronnen en dat de verwijzingen niet in alle gevallen voldoen aan de (minimale) kwaliteitseisen. Wat betreft het niveau van reflectie in de portfolio’s is het panel van oordeel dat deze voornamelijk beschrijvend van aard is. De kwaliteit van de portfolio’s zit meer in de kwantiteit dan in de kwaliteit, zo oordeelt het panel. In de schoolprojecten komt toegepast onderzoek met een heldere vraagstelling, probleemanalyse, resultaten en conclusies en aanbevelingen maar mondjesmaat aan de orde. De projecten betreffen voornamelijk een praktijkprobleem in de school of een lessenserie. Ondanks de kanttekeningen bij de portfolio’s en de schoolprojecten is het panel van oordeel dat de producten als zodanig van een voldoende hbo-niveau zijn en aantonen dat de studenten in voldoende mate zijn toegerust om het assessment startbekwaam af te leggen. Het panel komt tot dit oordeel, mede vanwege de constatering dat de kwaliteit van de gemaakte toetsen en de beheersing van de beroepsvaardigheden in orde zijn. Het panel is van mening dat zowel het kennisniveau als het beheersen van beroepsvaardigheden belangrijke indicatoren zijn om vast te kunnen stellen of een student startbekwaam is.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor
93/164
Cluster Exact Wiskunde, Natuurkunde, Scheikunde, Techniek en Biologie De vakinhoud van alle vijf de opleidingen van het cluster Exact: Wiskunde, Natuurkunde, Scheikunde, Techniek en Biologie is gebaseerd op de SBL-competenties en de landelijke Kennisbasis. Naar aanleiding van een instituutsbrede evaluatie van het binnen Archimedes gehanteerde leerlijnenmodel wordt thans bij alle vijf de opleidingen van het cluster meer aandacht besteed aan de vakinhoud. Er zijn bij elke opleiding 12 EC toegevoegd, zodat een bredere Kennisbasis kan worden gerealiseerd (zie ook deel B). De opleidingen Natuurkunde, Scheikunde en Techniek vormen samen het zogenoemde nastec team. In het eerste jaar wordt binnen dit team in het kader van het leergebied “Mens en natuur” een vakoverstijgend programma aangeboden. In het tweede jaar volgen de studenten Natuurkunde en Scheikunde dezelfde conceptuele cursussen en vakprojecten. De studenten Techniek volgen vanaf het tweede jaar “eigen” conceptuele cursussen. Vanaf het derde jaar is dit ook het geval voor de studenten Scheikunde en Natuurkunde.
Facet 2.1 Eisen HBO Wiskunde In de opleiding Wiskunde wordt gebruik gemaakt van Nederlandstalige schoolboeken voor wiskunde op vwo-niveau (Moderne Wiskunde). Voor aanvullende onderwerpen, die niet behandeld worden in deze boeken wordt gebruik gemaakt van zelfgemaakte readers. De in de opleiding gebruikte vakliteratuur is volgens het panel relevant; de diepgang en de actualiteit ervan zijn enigszins beperkt, maar voldoende. Overzichten van de literatuur zijn opgenomen in de studiegids en de studiehandleidingen. Voor de vakdidactiek hanteert de opleiding voornamelijk studiemateriaal dat wordt uitgegeven door het APS, de zogenoemde SLW-reeks. Dit materiaal wordt ontwikkeld door een landelijk netwerkverband van vakdidactici uit de verschillende hbo- lerarenopleidingen. Het materiaal wordt regelmatig geactualiseerd. Het panel beoordeelt het materiaal als zeer relevant en bovendien sluit het uitstekend aan op de Nederlandse onderwijssituatie. Het internationale gehalte van het materiaal is echter beperkt. De voltijdstudenten van de opleiding worden op verschillende manieren in contact gebracht met de beroepspraktijk. Ten eerste in stages in de WER-lijn. Voltijdstudenten werken gedurende de hele opleiding één of meer dagen op een (opleidings)school. De meeste deeltijdstudenten hebben een baan in het onderwijs en komen zo in aanraking met de beroepspraktijk. In de stages krijgen de voltijdstudenten volop de gelegenheid om de beroepsvaardigheden te oefenen. Ook de schoolprojecten bieden hiervoor goede mogelijkheden (zie voor een omschrijving hiervan deel B). Het panel is van oordeel dat hier nog meer profijt uit getrokken zou kunnen worden door een grotere betrokkenheid van de opleiding bij de schoolprojecten. De verantwoordelijkheid voor de opzet en uitvoering hiervan ligt voornamelijk bij de begeleider in de school, waarin het project wordt uitgevoerd.
94/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor
Vanuit de opleiding is op circa 150 scholen een onderzoek geïnitieerd en uitgevoerd naar het niveau van rekenvaardigheid in het VMBO en HAVO/VWO. Docenten begeleiden scholen bij de ontwikkeling van rekenbeleid door alle vakken heen. Op basis van deze expertise is voor de opleiding studiemateriaal ontwikkeld. De opleiding heeft in samenwerking met andere lerarenopleidingen Wiskunde een bijdrage geleverd aan het boek “Rekenen (didactiek) voor kinderen van 12 tot 16 jaar”. In september 2008 is het vakdidactische deel herzien van de cursus “ Analyse jaar 1, rekenen is complex”. Door deze cursus worden studenten op de hoogte gebracht van de rekendidactiek op de basisschool, van de doorlopende leerlijnen en van verschillende visies op rekenen en dyscalculie. Studenten moeten in dit kader een rekenactiviteit met leerlingen uitvoeren en hierop reflecteren. Het panel heeft in het gesprek met de studenten geconstateerd dat zij goed op de hoogte zijn van alle onderdelen van het vak Wiskunde, die van toepassing zijn in het voortgezet onderwijs. Een andere manier waarmee de opleiding aansluit bij actuele ontwikkelingen is de nieuwe module “Rekenen is complex” voor eerstejaars studenten, die binnen het lectoraat is ontwikkeld. Met deze module wordt aangesloten bij actuele ontwikkelingen binnen de doorlopende leerlijnen in rekenonderwijs van de commissie Meijerink. De opleiding sluit met deze activiteiten in voldoende mate aan bij de actuele situatie en problematiek rondom rekenonderwijs, zo heeft het panel vastgesteld. Ondanks de activiteiten van de docenten op het terrein van onderzoek, zoals hierboven is beschreven, is de aandacht die in de opleiding wordt besteed aan onderzoek enigszins gering, zo heeft het panel vastgesteld. Studenten komen alleen in aanraking met toegepast onderzoek binnen het vak rekendidactiek. Het panel vindt dit (te) weinig. Uit het STO 2008 en 2009 blijkt dat studenten de beroepsgerichtheid van de opleiding waarderen met scores tussen de 3,4 (2008) en 4,1(2009). Zij zijn het meest tevreden over de mate waarin zij contact met de beroepspraktijk hebben gehad (score 3,8: 2008 en score 4,1 in 2009). Natuurkunde De opleiding Natuurkunde maakt in het eerste jaar gebruik van een Nederlandstalig schoolboek op vwo-niveau (Natuurkunde voor de tweede fase/Newton/VWO). In het tweede en derde jaar wordt gebruik gemaakt van een Amerikaans Collegeboek, dat door alle lerarenopleidingen Natuurkunde wordt gebruikt. Een overzicht van literatuur is opgenomen in de studiegids en de studiehandleidingen van de opleiding. Het panel heeft de literatuur bestudeerd en is hierover te spreken. Het beoordeelt deze als actueel en van een goed niveau. Het panel is echter van oordeel dat de opleiding meer gebruik zou kunnen maken van didactische vakliteratuur (tijdschriften). Het door de opleiding gebruikte studiemateriaal, zoals studiehandleidingen en readers is volgens het panel van een goede kwaliteit. De voltijdstudenten van de opleiding worden op verschillende manieren in contact gebracht met de beroepspraktijk. Ten eerste in stages in de WER-lijn. Zij werken gedurende de hele opleiding één of meer dagen op een stageschool. De deeltijdstudenten hebben allemaal een baan in het onderwijs en komen op deze wijze in aanraking met de beroepspraktijk.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor
95/164
Ook in de conceptuele leerlijn wordt een directe relatie met de beroepspraktijk gelegd. Elke cursus in deze lijn bestaat uit een basisdeel en een keuzedeel. In het basisdeel wordt veel aandacht besteed aan concepten, experimenten en praktische vaardigheden. Studenten werken met concepten van het desbetreffende vakgebied, doen experimenten, ontwerpopdrachten en onderzoek. Het basisdeel van de cursus wordt afgesloten met een toets. Het keuzedeel biedt studenten de mogelijkheid om hun kennis te verdiepen of te verbreden. Zij voeren bijvoorbeeld een experiment uit, dat moet worden toegepast in hun eigen vakgebied. In de integrale leerlijn van de opleiding wordt ook een link met de beroepspraktijk gelegd, bijvoorbeeld doordat studenten een lessenserie (Actief leren) maken of leerlinggesprekken oefenen (Begeleiden van leerlingen). De voltijdstudenten komen ook in contact met de beroepspraktijk door samen met de studenten Wiskunde het project “Natuur en techniek in de schoolomgeving” uit te voeren. Zij doen dit in en voor een heterogene groep studenten van een eerste klas van een middelbare school. Deelname aan het project waarborgt een goede aansluiting bij actuele ontwikkelingen in het veld. Een voorbeeld ervan is een onderzoek naar de energie-inhoud van verschillende soorten batterijen. In elke conceptuele cursus werken studenten aan een beroepsgerichte opdracht, waarin zij bijvoorbeeld een leermiddel maken, dat moet zijn toegesneden op het onderwerp van de cursus. In de deeltijdopleiding oefenen studenten in het keuzeproject “Didactiek van de beroepskolom” vaardigheden om in de sterk veranderende onderwijsomgeving van het beroepsonderwijs leerlingen professioneel te coachen en passend materiaal te ontwerpen. In het project “Straks voor de klas” oefenen deeltijdstudenten klassensituaties en lesplannen te ontwerpen. Doordat de stages een aanzienlijk deel uitmaken van het curriculum krijgen studenten volgens het panel volop de gelegenheid om de beroepsvaardigheden te oefenen. Ook de schoolprojecten bieden hiervoor goede mogelijkheden. Het panel is van oordeel dat de opleiding ervoor zorgt dat studenten gedurende de hele opleiding in voldoende mate in aanraking komen met de beroepspraktijk, waardoor zij in staat worden gesteld om systematisch te werken aan hun beroepsvaardigheden. Ook speelt de opleiding volgens het panel door de hierboven beschreven activiteiten goed in op actuele ontwikkelingen in het werkveld. Ten aanzien van onderzoek heeft het panel geconstateerd dat de aandacht hiervoor matig is. De opleiding werkt thans aan een versterking van onderzoek in de practicumlijn. Uit het STO 2008 en 2009 blijkt dat studenten Natuurkunde tevreden zijn over de mate waarin de opleiding gericht is op de beroepspraktijk. De scores liggen tussen de 3,1(2008) en 4,2 (2009). De hoogste scores betreffen het item: “ik heb tijdens de opleiding voldoende contact met de beroepspraktijk” (2008: score 4,1 en 2009: score 4,2). Het item “de opleiding sluit voldoende aan bij actuele ontwikkelingen” scoort het laagst, maar nog wel voldoende (2008: score 3,2 en 2009: score 3,5). Scheikunde De literatuur, die in het eerste jaar van de opleiding in nastec verband wordt gebruikt is volgens het panel degelijk en actueel. Ook over de literatuur die vanaf het tweede jaar in de
96/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor
opleiding Scheikunde wordt gebruikt is het panel te spreken. Het panel beoordeelt de basisboeken chemie (Jones & Atkins, respectievelijk Bettelheim, Brown & Campbell) als uitstekend en van een internationale status. De gebruikte literatuur vult elkaar goed aan, vertoont geen overlap en dekt de hele relevante basisscheikunde. De studenten komen ook veelvuldig in contact met actuele leerboeken, die op het VMBO worden gebruikt. De literatuur op gebied van lesgeven en vakdidactiek is van een goede kwaliteit. Dit geldt ook voor het overige studiemateriaal, zoals studiehandleidingen. In alle onderdelen komen veel actuele voorbeelden aan de orde. Zo is er bijvoorbeeld aandacht voor het nieuwe inzicht van de concept-contextbenadering, die momenteel opgang doet in het Nederlandse Scheikundeonderwijs. In de conceptuele leerlijn wordt een directe relatie met de beroepspraktijk gelegd. Elke cursus in deze lijn bestaat uit een basisdeel en een keuzedeel. In het basisdeel wordt veel aandacht besteed aan concepten, experimenten en praktische vaardigheden. Studenten werken met de concepten van het desbetreffende vakgebied, doen experimenten, ontwerpopdrachten en onderzoek. Het basisdeel van de cursus wordt afgesloten met een toets. Het keuzedeel biedt studenten de mogelijkheid om hun kennis te verdiepen of te verbreden. Zij voeren bijvoorbeeld een experimenteel onderzoek uit, dat moet worden toegepast in hun eigen vakgebied. De voltijdstudenten van de opleiding worden op verschillende manieren in contact gebracht met de beroepspraktijk. Ten eerste in de stages in de WER-lijn. Voltijdstudenten werken gedurende de hele opleiding één of meer dagen op een (opleidings)school. De meeste deeltijdstudenten hebben een baan in het onderwijs en komen zo in aanraking met de beroepspraktijk. Volgens het panel bieden de stages studenten volop de mogelijkheid om beroepsvaardigheden te oefenen, bijvoorbeeld door didactische opdrachten uit te voeren. In de conceptuele cursussen wordt de vakkennis via beroepsgerichte opdrachten (bgo’s) toegepast in en vertaald naar de schoolsituatie, zo heeft het panel vastgesteld. Ook in de integrale leerlijn van de opleiding wordt een link met de beroepspraktijk gelegd. Studenten krijgen leerpsychologie en ontwikkelingspsychologie (KOLL), maken een lessenserie (Actief leren) en oefenen leerlinggesprekken (Begeleiden van leerlingen). De opleiding verwerkt actuele ontwikkelingen in haar curriculum, zo heeft het panel vastgesteld, bijvoorbeeld in de modules “Geneesmiddelen” en “Moderne materialen”, die niet alleen vakinhoudelijk op het gebied van de chemie, maar ook maatschappelijk gezien actueel zijn. Ook ontwikkelingen in het beroep komen in de opleiding aan de orde, bijvoorbeeld door studenten een Webquest te laten ontwikkelen, waarbij zij als aanstaande docenten kennismaken met kennisnet. Andere voorbeelden zijn het competentiegerichte leren dat thans in het MBO wordt doorgevoerd, keuzeprojecten zoals “de Multiculturele school” en “de Veilige school” en de aandacht voor de digimedia. De aandacht voor onderzoek is nog beperkt, zo heeft het panel geconstateerd. Studenten voeren wel onderzoekjes van een beperkte omvang uit, maar er is nauwelijks aandacht voor methoden en technieken en onderzoek op het beroepsterrein van de chemiedocent. De docenten vertelden het panel dat dit wel in ontwikkeling is en hun aandacht heeft. De inzet van de lectoren en hun onderzoekswerk heeft nog niet voldoende invloed op de opleiding, zo zijn de docenten van mening. Het panel onderschrijft dit.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor
97/164
De studenten Scheikunde zijn tevreden over de praktijkgerichtheid van de opleiding. De scores liggen tussen de 3,1 en 4,1. De hoogste score wordt gegeven voor de hoeveelheid contacten met de beroepspraktijk (2008; score 4,1 en 2009: score 4,0). De laagste score (3,2) geven studenten in 2008 voor de beroepsgerichtheid van de opleiding. Techniek De literatuur, die in het eerste jaar van de opleiding Techniek in nastec verband wordt gebruikt is volgens het panel degelijk en actueel. In de latere jaren wordt ook Engelstalige literatuur gebruikt. Het internationale gehalte ervan is volgens het panel bescheiden. Het door de opleiding gebruikte studiemateriaal, zoals studiehandleidingen en readers beoordeelt het panel als goed. Deze zijn geschikt om studenten voor te bereiden op het beroep van leraar techniek in de basisvorming. Het studiemateriaal sluit volgens het panel qua inhoud in voldoende mate aan bij de internationale ontwikkelingen. De voltijdstudenten van de opleiding worden op verschillende manieren in contact gebracht met de beroepspraktijk. Ten eerste in de stages in de WER-lijn. Voltijdstudenten werken gedurende de hele opleiding één of meer dagen op een (opleidings)school. De meeste deeltijdstudenten van de opleiding hebben een baan in het onderwijs en komen zo in aanraking met de beroepspraktijk. Ook in de conceptuele leerlijn wordt een directe relatie met de beroepspraktijk gelegd. Elke cursus in deze lijn bestaat uit een basisdeel en een keuzedeel. In het basisdeel wordt veel aandacht besteed aan de concepten, experimenten en praktische vaardigheden. Studenten werken met de concepten uit het desbetreffende vakgebied, experimenteren, ontwerpen en voeren (op beperkte schaal) onderzoek uit. Het panel is van oordeel dat de opleiding er in voldoende mate zorg voor draagt dat studenten gedurende de hele opleiding in aanraking komen met de beroepspraktijk, waardoor zij in staat worden gesteld om systematisch te werken aan hun beroepsvaardigheden. Het panel is ook positief over het feit dat in de uitwerking van de cursussen mogelijkheden tot differentiatie naar het MBO, speciaal onderwijs en de onderbouw van het VWO zijn aangebracht. De opleiding houdt volgens het panel in voldoende mate rekening met de “klassieke” invulling van het vak techniek in het voortgezet onderwijs. De opleiding zegt in de leerlijnen “practicum” en “ontwerpen” aandacht te besteden aan onderzoek. Echter, in diverse producten van de studenten, zoals bijvoorbeeld de schoolprojecten, vindt het panel weinig onderzoek terug. De studenten Techniek scoren in de STO 2008 en 2009 wat betreft de beroepsgerichtheid van de opleiding tussen de 2,9 en 4,2. De laagste score geven studenten in 2009 voor de mate waarin de opleiding is gericht op de beroepspraktijk (score 2,9). De hoogste score was die in 2008 voor de hoeveelheid contacten van de studenten met de beroepspraktijk (score 4,2). Biologie Een centraal boek dat door de opleiding Biologie in de conceptuele leerlijn wordt gebruikt is het internationale actuele standaardwerk Biology (Campbell e.a. 2008). Dit boek wordt door alle tweedegraads lerarenopleidingen gebruikt en is de voorzet geweest voor de landelijke Kennisbasis. Voor het vak Gedrag en Ecologie gebruikt de opleiding zelf ontworpen studiemateriaal. Voor de didactiek maakt de opleiding gebruik van actuele artikelen uit
98/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor
bladen als NVOX, Bionieuws, schoolmethoden, sites van de SLO, het lerarenweb en de digitale universiteit, alsook van zelfgemaakt materiaal. Het panel heeft vastgesteld dat Biology van Campbell voortdurend wordt aangevuld met de meest recente wetenschappelijke literatuur. Ten aanzien van het gebruik van Campbell heeft het panel geconstateerd dat de opleiding hier een eigen lijn voor heeft ontworpen, die door alle vier de jaren heenloopt. Voltijdstudenten komen direct vanaf de start van de opleiding in de stages in aanraking met de beroepspraktijk. In het 3e en 4e jaar voeren zij schoolprojecten uit in opdracht van de (opleidings)school. Hierdoor worden zij in staat gesteld om beroepsvaardigheden in de actuele beroepspraktijk te ontwikkelen. Deeltijdstudenten zijn veelal aan hun eigen school verbonden en komen hier volop in aanraking met de beroepspraktijk. Ook door het uitvoeren van vakdidactische opdrachten, die direct ontleend zijn aan de onderwijspraktijk Biologie komen de voltijd- en de deeltijdstudenten in aanraking met de beroepspraktijk. Voorbeelden hiervan zijn lesvoorbereidingen voor microscopie practica in de cursus “Planten”, fysiologische practica in de cursus “De Cel” en veldwerk in de cursussen “Ecologie in de praktijk” en “Waterbiologie”. In deze opdrachten onderzoeken studenten op hun eigen leerwerkplek de meest geschikte vakdidactische aanpak. Docenten van de opleiding spelen een belangrijke rol bij het up-to-date houden van het programma, onder andere door hun deelname aan nascholings- en advieswerkzaamheden ten behoeve van de vernieuwing van het vakonderwijs en examenprogramma’s. De docenten verwerken deze ontwikkelingen in de vakdidactische opdrachten in de vakcursussen en in de modulen “Biologie en ICT” en “Actuele Didactiek”. Eén van de docenten is als adviseur nauw betrokken bij UniC, een innoverende school voor HAVO en VWO in Utrecht. Aandacht voor toegepast onderzoek is er in de conceptuele en integrale leerlijn. Twee docenten van de opleiding Biologie zijn lid van de kenniskring van het lectoraat en participeren in onderzoeken, die gericht zijn op het verbeteren van onderzoeksvaardigheden van studenten en docenten in hun eigen onderwijspraktijk en het omgaan met vaktaal in het biologieonderwijs. Deze docenten participeren ook in het internationale netwerk Collaborative Action Research Network (CARN), dat zich bezighoudt met actieonderzoek in het onderwijs. Het panel heeft echter geconstateerd dat studenten nog maar in zeer beperkte mate werken aan toegepast onderzoek. Zij ontwikkelen nog te weinig een onderzoeksmatige houding. Uit STO evaluaties 2008 en 2009 blijkt dat de studenten Biologie tevreden zijn over de relatie van de opleiding met de beroepspraktijk. Scores liggen boven 3,5 en een enkel item scoort hoger dan 4,0. Dit geldt bijvoorbeeld voor de vraag of studenten voldoende contact hebben met de beroepspraktijk (2008: score 4,1 en 2009: score 4,2). Ook de vraag of de opleiding voldoende praktijkgericht is, scoort hoog (2008: score 4,0 en 2009: score 3,8).
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor
99/164
Facet 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma Wiskunde In de opleiding Wiskunde worden in de conceptuele leerlijn vier domeinen onderscheiden: Analyse, Statistiek, Meetkunde en Thema’s in de wiskunde. In alle vier de domeinen wordt gewerkt aan de realisatie van de SBL-bekwaamheidseisen. Een voorbeeld: In de cursus “Onderzoek jaar 1” wordt gewerkt aan het verwerven van kennis en inzicht door complexe problemen en onderwerpen te behandelen, waarin wiskunde een rol speelt. Studenten kunnen de kennis en inzichten ook toepassen door deel te nemen aan de landelijke wiskunde A-lympiade en medestudenten en leerlingen te helpen bij het oplossen van wiskundige problemen. Studenten leren zich een oordeel te vormen door in de verslagen van de onderdelen “Onderzoek 1” en “Redeneren en Bewijzen” te reflecteren op hun eigen en andermans oplossingen en manier van hulp geven. Het panel is van oordeel dat de inhoud van de opleiding, het lesmateriaal en de opdrachten goede mogelijkheden bieden om de SBL-eindcompetenties te realiseren. Natuurkunde Bij de cursusbeschrijvingen van de opleiding Natuurkunde wordt steeds verwezen naar de SBL-competenties, die op hun beurt zijn gekoppeld aan de leerdoelen. In de studiehandleidingen staat meestal een omschrijving van de doelstellingen/leerdoelen van de cursussen. De drie nastec opleidingen kennen twee samengestelde minoren: een minor die studenten voorbereidt op een tweede bevoegdheid in een verwant vak en een andere minor die verbreding naar het domein “Mens, natuur en techniek” geeft. Vanaf 2008-2009 zijn 12 EC toegevoegd aan de conceptuele leerlijn. In het gezamenlijke eerste nastec jaar betreft de uitbreiding een versterking van ICT en vakdidactiek (Digimedia) en ICT in het schoolvak. Ook is de opleiding gestart met het vernieuwen van de inhoud van de conceptuele cursussen van het tweede en het derde jaar (Innovatieplan natuurkunde bachelor). De relatie tussen de inhoud van het programma Natuurkunde en de SBL-competenties komt met name tot uiting in de SLB. SLB-coaches zijn bij voorkeur docenten Natuurkunde. Studenten brengen via het POP hun persoonlijke ontwikkeling met betrekking tot SBLcompetenties in kaart. Zij sturen gedurende de hele opleiding zelf de SBL-competenties, waaraan zij gaan werken in de integrale projecten in het eerste en het tweede jaar, in de schoolprojecten in het derde en het vierde jaar en in de minor in het vierde jaar. Het panel is van oordeel dat het programma van de opleiding Natuurkunde voldoende mogelijkheden biedt om de SBL-bekwaamheidseisen te realiseren. Scheikunde Bij de cursusbeschrijvingen van de opleiding Scheikunde wordt steeds verwezen naar de SBL-competenties, die zijn gekoppeld aan de leerdoelen. In de studiehandleidingen staat een uitgebreide omschrijving van de leerdoelen van de cursussen. De drie nastec opleidingen kennen twee samengestelde minoren: één die studenten voorbereidt op een tweede bevoegdheid in een verwant vak en een andere die de verbreding naar het domein “Mens, natuur en techniek” uitdiept.
100/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor
In de opleiding Scheikunde zijn vanaf 2008-2009 12 EC toegevoegd aan de conceptuele leerlijn. In het eerste jaar worden deze EC bij nastec ingezet om in de cursus Digimedia de algemene en vakspecifieke ICT-vaardigheden aan te leren. In deze cursus wordt aandacht besteed aan de digitale leeromgeving en aan het toepassen van ICT in het schoolvak. Voorbeelden zijn het simuleren met “Crocodile Clips”, het meten met de “ grafische rekenmachine” en met “Coach”. In het tweede jaar wordt aandacht besteed aan wiskundige en vakdidactische kennis en vaardigheden en in het derde jaar wordt de vakinhoud versterkt. Ook wordt er een keuzeproject ontwikkeld met het thema “ De Nieuwe Scheikunde”. Studenten kunnen dit project kiezen in plaats van een schoolproject in het derde of vierde jaar. Het panel is van mening dat de programmaonderdelen voldoende mogelijkheden bieden om de vereiste competenties te ontwikkelen. Er is voldoende aandacht voor het beroep van leraar, maar ook voor het vak Scheikunde. Uit de beschrijvingen van de cursussen blijkt duidelijk aan welke beroepskwalificaties de studenten tijdens de cursussen werken. Het panel is van oordeel dat in de verschillende onderdelen van het programma expliciet aandacht wordt besteed aan de SBL-competenties en Dublin descriptoren. Ook wordt een onderscheid gemaakt in toetsniveau en vaardighedenniveau. In de beschrijvingen van de onderdelen in de studiegids wordt aangegeven welke competenties in welk onderdeel centraal staan. Het panel is van oordeel dat het programma van de opleiding Scheikunde voldoende mogelijkheden biedt om de SBL-bekwaamheidseisen te realiseren. Techniek De drie nastec opleidingen kennen twee samengestelde minoren: een minor die studenten voorbereidt op een tweede bevoegdheid in een verwant vak en een andere minor, die de verbreding naar het domein Mens, natuur en techniek uitdiept. De opleiding Techniek is in 2007 begonnen met de herformulering van het vakinhoudelijke deel van het curriculum. De aanleiding was dat als gevolg van de invoering van het leerlijnenmodel de vakinhoud te veel was versnipperd. In het nieuwe curriculum is meer samenhang aangebracht met als centrale disciplines “ontwerpen” en “onderzoeken”. Het nieuwe model is tijdens een internationale conferentie (PATT) gepresenteerd en zal nog dit jaar verder worden geïmplementeerd. Accenten liggen op toekomstige techniekontwikkelingen, de integratie van techniekdisciplines en nieuwe inzichten vanuit het bedrijfsleven, zoals Human Technology Interaction. De vakcomponent van de opleiding is uitgebreid met 12 EC. Hierdoor wordt meer aandacht besteed aan de digitale leeromgeving en het toepassen van ICT in het schoolvak Techniek. Voorbeelden zijn het simuleren met “Crocodile Clips”, het meten met de “ grafische rekenmachine”, met “Coach” en het tekenen met 3D CAD programmatuur (Solid Works). Het programma wordt periodiek getoetst aan internationale maatstaven, bijvoorbeeld aan het curriculum van Nieuw-Zeeland en de VERSUS, omdat deze volgens de opleiding goed passen bij de Nederlandse cultuur. Verder vindt er regelmatig overleg plaats met partnerinstituten en scholen in het voortgezet onderwijs. Naast de twee minoren, die in nastec verband worden georganiseerd heeft de opleiding Techniek een minor ontwikkeld voor haar eigen studenten: “techniekonderwijs op school en in het bedrijf”. De minor speelt in op onderwijsontwikkelingen in het techniekonderwijs op VMBO en MBO scholen.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor
101/164
In de beschrijvingen van de onderdelen in de studiegids wordt aangegeven welke competenties in welk onderdeel centraal staan. Er wordt systematisch aandacht besteed aan de realisatie van SBL-bekwaamheidseisen in het progamma. Het lesmateriaal dat door de opleiding wordt gebruikt is in voldoende mate ontleend aan de beroepspraktijk en sluit volgens het panel goed aan op de huidige inzichten van Techniek. Het panel is van oordeel dat het programma van de opleiding Techniek voldoende mogelijkheden biedt om de SBLbekwaamheidseisen te realiseren. Biologie Per 1 juli 2009 is de Kennisbasis Biologie geïmplementeerd door leerdoelen per module op te nemen in de studiehandleidingen. In het eerste jaar wordt ingestoken op organismaal niveau. In het derde en vierde jaar volgt een verdieping, zowel naar de moleculair biologische kant als naar de ecologie en ethologie. Integratie van thema’s vindt plaats in cursussen zoals “Evolutie” en “Geregeld Leven”. Door een recente uitbreiding van de conceptuele lijn met 12 EC wordt meer aandacht besteed aan de vakdidactiek en is de vakinhoudelijke component van de vakcursussen verzwaard. Hierdoor wordt meer aandacht besteed aan (bio)chemie, plantenvoeding, regulatiemechanismen en microbiologie. Ook ICT krijgt meer aandacht, zowel binnen de vakmodulen als in de modulen “Biologie” en “ICT”. Het panel heeft na de bestudering van het programma en het studiemateriaal vastgesteld dat het programma voldoende mogelijkheden biedt om de de SBL-bekwaamheidseisen te realiseren. De studenten hebben het panel laten weten dat zij deze relatie herkennen, omdat zij zelf sturing geven aan de realisatie van de competenties.
Facet 2.3. Samenhang in het opleidingsprogramma Wiskunde Horizontale samenhang in het programma van Wiskunde wordt voornamelijk gerealiseerd door middel van de vier leerlijnen. Maar ook de themavakken, die in diverse onderdelen in de analyse-, meetkunde- en statistiekvakken samenkomen zorgen voor samenhang. Er is ook voldoende samenhang tussen het vak en de vakdidactiek, zo heeft het panel geconstateerd. Door vakonderwerpen en de didactiek van de onderwerpen parallel te programmeren is er een directe koppeling mogelijk. Deze wordt door de studenten gewaardeerd en bevordert de praktische vaardigheden van de student. Verticale samenhang wordt onder andere gerealiseerd doordat de belangrijkste domeinen van de wiskunde voor het voortgezet onderwijs in elk jaar van de studie terugkomen. Verticale samenhang wordt tevens gerealiseerd doordat de onderwerpen in de conceptuele leerlijn steeds complexer worden. Samenhang tussen de vakdidactiek, de vakinhoud en de praktijk wordt voor de voltijdtrajecten uitgewerkt in de SLB-lijn, waarin deze aspecten samenkomen. Bij de deeltijdtrajecten wordt deze samenhang gerealiseerd in de WER-lijn. De samenhang tussen de WER-lijn en de SLB-lijn moet nog verder worden uitgewerkt en verbeterd. De studenten met wie het panel heeft gesproken vertelden dat de samenhang tussen deze lijnen nog niet optimaal is.
102/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor
De opleiding werkt permanent aan een verbetering van de samenhang tussen de vakinhoudelijke en de vakdidactische vakken. De opleiding heeft dit het afgelopen jaar gedaan in het kader van een onderzoek (ELWieR). Samenhang is ook een onderwerp bij de herziening van de vakdidactieklijn. Docenten uit de opleiding hebben om de samenhang tussen de theorie en de praktijk te versterken, afgesproken om in elke les de relatie met de beroepspraktijk te expliciteren. Dit gebeurt thans al in de schoolprojecten in het derde en vierde jaar, waarin studenten vakdidactische onderwerpen kiezen, die zij in de praktijk van de school uitwerken. Het leert studenten om steeds een relatie tussen de theorie en de praktijk te leggen. Uit het STO 2008 en 2009 blijkt dat de wiskunde studenten tevreden zijn over de samenhang van het programma. De scores zijn 3,5 (2008) en 3,4 (2009). Natuurkunde De horizontale samenhang van de opleiding Natuurkunde wordt voornamelijk gerealiseerd door middel van de vier leerlijnen. Aandacht voor de samenhang tussen de theorie en de praktijk is er in de modulebeschrijvingen. Ook in de schoolprojecten wordt samenhang tussen de theorie en de praktijk gerealiseerd, maar deze vraagt volgens het panel nog aandacht. Verticale samenhang wordt onder andere gerealiseerd door de thema’s in de conceptuele leerlijn, waarvan een aantal in de loop der jaren gedetailleerder of meer concentrisch wordt uitgewerkt. Ook de vakken “ontwerpen” en “onderzoeken” zorgen binnen deze lijn voor een verticale samenhang. Om de samenhang tussen de leerlijnen WER en SLB te versterken is vanaf het studiejaar 2008-2009 gekozen voor 1 groep SLB/WER. In de deeltijdopleiding wordt de SLB1a en de WER1a door dezelfde docent verzorgd, zodat overlap zoveel mogelijk wordt vermeden. In de opleiding wordt ook gewerkt aan een verbetering van de samenhang door de diverse vaardigheidslijnen (de onderzoekslijn, de ontwerpenlijn, de ICT-lijn, de technisch-tekenenlijn, de practicum vaardighedenlijn, de wiskunde- en natuurwetenschappenlijn en de vakdidactieklijn) te expliciteren en te relateren aan de visie op techniekonderwijs en het techniekonderwijs in de praktijk. Vanaf 2009-2010 zal dit onderwijsmodel een vast onderdeel zijn binnen SLB-lijn en de conceptuele cursussen, bedoeld om studenten samenhang tussen de losse onderdelen te laten ervaren. Verticale samenhang wordt ook gerealiseerd, doordat gaandeweg de opdrachten in de modulen moeilijker en complexer worden. Dit geldt ook voor de literatuur. Begonnen wordt met vwo-boeken. Daarna wordt overgestapt op boeken van een hoger niveau. Blijkens de resultaten van het STO 2008 en 2009 zijn de studenten Natuurkunde tevreden over de samenhang. De scores zijn 2,8 (2008) en 3,3 (2009) en laten een toenemende tevredenheid over de samenhang zien. Scheikunde De horizontale samenhang van het programma van de opleiding Scheikunde wordt voornamelijk gerealiseerd door de vier leerlijnen en de verticale samenhang door een opbouw van algemeen/breed naar specifiek. Het gezamenlijke eerste jaar in nastec verband is breed qua inhoud. In het tweede jaar wordt de opleiding wat specialistischer en in het derde jaar komen specialistische chemieonderwerpen aan de orde. Ook de thema’s in de
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor
103/164
conceptuele leerlijn, waarvan een aantal in de loop der jaren gedetailleerder en concentrischer worden, zorgen voor verticale samenhang, evenals de steeds terugkerende vakken “ontwerpen” en “onderzoeken”. Volgens het panel is er in de conceptuele cursussen aandacht voor maatschappelijk relevante en interessante thema’s, zoals Geneesmiddelen en de Atmosfeer. Verticale samenhang wordt ook gerealiseerd doordat de inhoud abstracter en moeilijker wordt. Het panel is van mening dat er sprake is van een expliciete toename van de moeilijkheidsgraad. Ook is er volgens het panel een logische volgorde van de onderdelen. Zo wordt bijvoorbeeld in het begin aandacht besteed aan basisvaardigheden (bijv. practicumvaardigheden en ICT-achtige zaken) en krijgen studenten vakkennis aangeboden. Pas op het moment dat studenten in een school zijn geweest worden cursussen gegeven, die bijvoorbeeld gaan over het begeleiden van leerlingen of de multiculturele school. Om de samenhang tussen de leerlijnen WER en SLB te versterken en overlap zoveel mogelijk te vermijden is vanaf het studiejaar 2008-2009 gekozen voor één groep SLB/WER. In de deeltijdopleiding wordt de SLB1a en de WER1a door dezelfde docent verzorgd, zodat overlap wordt voorkomen. De studenten Scheikunde waarderen de samenhang van het programma met de scores 3,4 (2008) en 3,2 (2009). Techniek De horizontale samenhang van de opleiding Techniek wordt voornamelijk gerealiseerd door de vier leerlijnen. Verticale samenhang wordt onder andere gerealiseerd door de opbouw van breed en algemeen naar meer specifiek. Ook de opklimmende moeilijkheidsgraad zorgt volgens het panel voor een verticale samenhang. De verticale samenhang wordt ook gerealiseerd door de thema’s in de conceptuele leerlijn, waarvan een aantal in de loop der jaren gedetailleerder worden uitgewerkt. Ook de steeds terugkerende vaardigheden “ontwerpen” en “onderzoeken” zorgen voor een verticale samenhang. De samenhang tussen de theorie en de praktijk komt terug in de modulebeschrijvingen, doordat steeds wordt aangegeven wat de relevantie van de theorie is voor de beroepspraktijk. Wat betreft de samenhang tussen de theorie en de praktijk heeft het panel vastgesteld dat deze in orde is, maar voortdurend aandacht vraagt. Zo zou in de schoolprojecten de relatie tussen de theorie en de praktijk versterkt kunnen worden. Desondanks is het de opleiding volgens het panel aardig gelukt om samenhang te realiseren tussen de vakprojecten en de werkplekactiviteiten en tussen de theorie en de praktijk. Om de samenhang tussen de leerlijnen WER en SLB te versterken is vanaf het studiejaar 2008-2009 gekozen voor 1 groep SLB/WER. In de deeltijdopleiding wordt de SLB1a en de WER1a door dezelfde docent verzorgd, zodat de overlap zoveel mogelijk vermeden kan worden. Biologie De horizontale samenhang van het programma wordt gerealiseerd door middel van de vier leerlijnen. Ook de relatie tussen het vakinhoudelijke programma (de conceptuele leerlijn) en leren in de praktijk zorgt volgens het panel voor samenhang. Het programma kent een verticale samenhang, doordat de vakinhoudelijke modulen in een vaste volgorde zijn geprogrammeerd. De modulen hebben een onderlinge afhankelijkheid. Bepaalde thema’s
104/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor
keren ieder jaar terug. Bijvoorbeeld “ Biologie van de mens” komt in jaar 1,2 en 3 terug in de cursussen “Marathon”, “Kind van de berekening” en “Geregeld leven”. Ook de vakdidactiek, die een doorlopende lijn vormt gedurende het hele curriculum zorgt voor verticale samenhang. Thans wordt gewerkt aan een herziening hiervan in de conceptuele modules. Het panel heeft geconstateerd dat het programma en de behandelde thema’s door de jaren heen dezelfde volgorde en opbouw laten zien als de programma’s van HAVO en VWO. Ook in de opdrachten is sprake van een verticale samenhang, omdat studenten steeds meer kennis nodig hebben om deze te kunnen maken. De samenhang tussen de WER-lijn en de SLB-lijn is voor verbetering vatbaar. Met ingang van 2008-2009 is voor de voltijdopleiding een samenhangende opzet gemaakt voor de WERlijn en de SLB-lijn. Uit het STO 2008 en 2009 blijkt dat de studenten tevreden zijn over de samenhang van het programma. De scores zijn 3,5 (2008) en 3,6 (2009).
Facet 2.7. Afstemming tussen vormgeving en inhoud Wiskunde De opleiding Wiskunde werkt volgens het principe van competentiegericht leren. Doel is het realiseren van de SBL-bekwaamheidseisen. Uitgangspunten voor de didactiek van de opleiding zijn: een afwisseling van werkvormen, verschillende leeractiviteiten, samenhang tussen de vakdidactiek, vakinhoud, theorie en praktijk, mogelijkheden om ICT te benutten voor de versterking van de didactiek en een goede wiskunde start. Dit laatste wordt gerealiseerd door de cursus “Wiskunde instap”. De in de opleiding gehanteerde werkvormen zijn: projectwerk met opdrachten, practicumopdrachten, de expertwerkvorm bij het oplossen van vraagstukken en het verwerven van concepten en het houden van presentaties. Studenten waarderen de wijze waarop het onderwijs is vormgegeven, maar zijn minder tevreden over de omvang van de opdrachten voor vakdidactiek. Door het grote aantal opdrachten ontstaat de neiging tot “afvinken” en wordt minder een beroep gedaan op een kwalitatieve verdieping. Tijdens de visitatie was de opleiding bezig met een herziening van de (vak)didactieklijn. Uitgangspunten zijn: het voorbeeldmatig werken explicieter maken, een meer evenwichtige verdeling van de vakdidactiek over de leerjaren heen en beter aansluiten bij de leerfase, de leeractiviteiten en de leervragen van de studenten en de sturing vanuit de SLB en de WER lijn verstevigen. Het panel is van mening dat het competentiegerichte leren een goede basis biedt voor de realisatie van de SBL-bekwaamheidseisen. Studenten geven in de loop van de opleiding steeds meer sturing aan de realisatie hiervan. De grote variëteit aan werkvormen biedt hiervoor goede mogelijkheden. Het vakmateriaal doet volgens het panel soms wat traditioneel en schools aan en is nog met name gericht op de reproductie van kennis en weinig op conceptontwikkeling. Uit het STO 2008 en 2009 blijkt dat de studenten tevreden zijn over de afwisseling van de werkvormen. De scores zijn 3,6 (2008) en 3,4 (2009).
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor
105/164
Natuurkunde De opleiding werkt volgens het principe van competentiegericht leren. Het doel is het realiseren van de SBL- bekwaamheidseisen. In nastec verband is een didactisch model ontwikkeld (van Dijk, Poorthuis en Buil) voor het werken met “het dubbele bodem principe”. In verschillende cursussen wordt een onderscheid gemaakt tussen een basisdeel en een projectdeel. Direct bij de start van een project worden studenten in kennis gesteld van de eindopdracht, zodat zij weten wat van hen wordt verwacht en welke kennis en vaardigheden zij nodig hebben en nog missen. Deze worden in het basisdeel aangeleerd; de opdrachten hebben in het begin een duidelijke functie voor de eindopdracht. Bij de start van het projectdeel wordt de projectopdracht geherformuleerd en aangescherpt met kennis uit het basisdeel. In het basisdeel zijn optionele verdiepingsopdrachten opgenomen (Impuls NOVO 2). De in de opleiding gehanteerde werkvormen zijn: projectwerk met opdrachten, practicumopdrachten, de expertwerkvorm bij het oplossen van vraagstukken en bij het verwerven van concepten en het houden van presentaties. Het panel is van mening dat het competentiegerichte leren een goede basis biedt voor de realisatie van de SBL-bekwaamheidseisen. Studenten geven gedurende de opleiding steeds meer sturing aan de realisatie ervan. De in de opleiding gehanteerde grote variëteit aan werkvormen geven goede mogelijkheden hiertoe. Uit het STO 2008 en 2009 blijkt dat de studenten Natuurkunde de afwisseling van werkvormen beoordelen met de scores 3,6 (2008) en 3,5 (2009). Scheikunde De opleiding Scheikunde werkt volgens het principe van competentiegericht leren. Doel is het realiseren van de SBL-bekwaamheidseisen. In nastec verband is een didactisch model ontwikkeld (van Dijk, Poorthuis en Buil) voor het werken met het “dubbele bodem” principe. In verschillende cursussen wordt een onderscheid gemaakt tussen een basisdeel en een projectdeel. Direct bij de start van een project worden studenten in kennis gesteld van de eindopdracht, zodat zij weten wat van hen wordt verwacht en welke kennis en vaardigheden zij daarvoor nodig hebben en nog missen. In het basisdeel worden deze aangeleerd. De opdrachten in het begin hebben aldus een duidelijke functie voor de eindopdracht. Bij het begin van het projectdeel wordt de projectopdracht geherformuleerd en aangescherpt met kennis uit het basisdeel. In het basisdeel zijn optionele verdiepingsopdrachten opgenomen (Impuls NOVO 2). Het panel is van oordeel dat de werkvormen goed aansluiten bij het didactische concept en het “dubbele bodem” principe. De werkvormen worden zo gekozen dat de studenten via het “ dubbele bodem” principe tijdens hun eigen leren leren hoe leerlingen leren. De docenten begeleiden en coachen hun studenten op een manier, zoals zij vinden dat de toekomstige docenten dat ook zouden moeten doen. Het panel is van mening dat het competentiegerichte leren een goede basis biedt voor de realisatie van de SBL-bekwaamheidseisen. Studenten geven gedurende de opleiding steeds meer sturing aan de realisatie ervan. De in de opleiding gehanteerde grote variëteit aan werkvormen biedt hiervoor goede mogelijkheden.
106/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor
Uit het STO 2008 en 2009 blijkt dat de studenten Scheikunde de afwisseling van werkvormen beoordelen met de scores 3,4 (2008) en 3,4 (2009). Techniek De opleiding Techniek werkt volgens het principe van het competentiegericht leren. Het doel is het realiseren van de SBL-bekwaamheidseisen. In nastec verband is een didactisch model ontwikkeld (van Dijk, Poorthuis en Buil) voor het werken met het “dubbele bodem” principe. In verschillende cursussen wordt een onderscheid gemaakt tussen een basisdeel en een projectdeel. Bij de start van het projectdeel worden studenten in kennis gesteld van de eindopdracht, zodat zij weten wat van hen wordt verwacht en welke kennis en vaardigheden zij daarvoor nodig hebben en nog missen. In het basisdeel worden deze aangeleerd. De opdrachten in het begin hebben aldus een duidelijke functie voor de eindopdracht. Bij het begin van het projectdeel wordt de projectopdracht opnieuw geformuleerd en wordt aangescherpt met kennis uit het basisdeel. In het basisdeel zijn optionele verdiepingsopdrachten opgenomen (Impuls NOVO 2). Het panel is van mening dat het competentiegerichte leren een goede basis biedt voor de realisatie van de SBL-bekwaamheidseisen. Studenten geven gedurende de opleiding steeds meer sturing aan de realisatie ervan. De in de opleiding gehanteerde grote variëteit aan werkvormen biedt hiervoor goede mogelijkheden. Het panel heeft het principe van de “dubbele bodem” duidelijk herkend in het curriculum. Ook de studenten met wie het panel heeft gesproken hebben laten weten dat zij volgens dit principe werken. Uit het STO 2008 en 2009 blijkt dat de studenten Techniek de afwisseling van werkvormen beoordelen met de scores 3,3 (2008) en 3,4 (2009). Biologie De opleiding Biologie werkt volgens het principe van het competentiegericht leren. Het doel is het realiseren van de SBL-bekwaamheidseisen. Door verschillende werkvormen te hanteren probeert de opleiding zoveel mogelijk aan te sluiten bij de verschillende leerstijlen van de studenten. De werkvormen staan beschreven in de studiegids. De werkvormen zijn: groepswerk, zelfstandig werk, projecten, klassikaal werken, veldwerkpractica en hoorcolleges. Opdrachten kunnen open of gesloten zijn en variëren van klein tot groot. Steeds wordt geprobeerd om in de werkvorm zoveel mogelijk een relatie met de beroepspraktijk te leggen. Het panel is te spreken over de afwisseling van de werkvormen en vindt dat deze goede mogelijkheden bieden om de SBL-bekwaamheidseisen te realiseren. De werkvormen zijn expliciet gericht op de relatie tussen de vakinhoud, de vakdidactiek en de praktijk. Het portfolio biedt de student volgens het panel goede mogelijkheden om zijn ontwikkeling van competenties in beeld te brengen. Uit het STO 2008 en 2009 blijkt dat de studenten tevreden zijn over de werkvormen. Zij beoordelen de afwisseling van de werkvormen met de scores 3,7 (2008) en 3,6 (2009).
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor
107/164
Facet 2.8 Beoordeling en toetsing Wiskunde Bij de opleiding Wiskunde wordt gebruik gemaakt van de volgende toetsvormen: schriftelijke toetsen, presentaties, schrijfopdrachten, onderzoeken en assessments. Wiskunde gebruikt al sinds 2004 de landelijk ontwikkelde databank voor digitale toetsen. In het landelijke ADEFICT netwerk is onlangs het initiatief genomen om het gebruik van digitale toetsen voor Wiskunde uitgebreid te evalueren onder studenten en docenten. Om de toetsen meer te standaardiseren is onlangs een studiemiddag voor docenten georganiseerd, die heeft geleid tot het ontwerpen en gebruiken van rubrics. Criteria voor de beoordeling van de werkstukken en de verslagen zijn beschreven in de cursusbeschrijvingen. Ten aanzien van schriftelijke toetsen is de afspraak gemaakt, dat indien de student tussen de 50 en 60 van de maximaal 100 te behalen punten haalt, de toets door een tweede corrector wordt nagekeken. Toetsopdrachten worden altijd door twee docenten bekeken en besproken. De meeste docenten van de opleiding Wiskunde zijn gecertificeerde assessoren. Het panel heeft tijdens het bezoek verschillende toetsen en opdrachten bekeken en is tevreden over de variëteit en de kwaliteit ervan. Het niveau van de toetsen sluit aan bij het onderwijsmateriaal. Het panel vindt de beoordelingscriteria voor de toetsen echter niet altijd helder en eenduidig genoeg geformuleerd. Voor de schoolprojecten is een beoordelingsformulier beschikbaar, waarin beoordelingscriteria zijn geformuleerd. Dit geldt eveneens voor de assessments. Uit het STO 2008 en 2009 blijkt dat de studenten Wiskunde tevreden zijn over de toetsen. Zij beoordelen de wijze van toetsing met de score 3,5 (2008 en 2009). Ook weten zij voor de toets, waarop zij beoordeeld gaan worden (2008: score 3,8, 2009: score 3,5). Zij zijn van oordeel dat de toetsen aansluiten bij het onderwijs (2008: score 3,7, 2009:score 3,5). Natuurkunde De opleiding Natuurkunde werkt wat betreft de beoordeling en toetsing samen in nastec verband. De toetsvormen staan beschreven in de studiehandleidingen. Gebruik wordt gemaakt van schriftelijke toetsen, (practicum)verslagen, het maken van producten (zoals een werkende schakeling bouwen) en het geven van presentaties over een onderzoek of een product. In nastec verband werkt de opleiding ook aan de ontwikkeling van rubrics en aan eenduidige en heldere toetscriteria. Docenten wisselen hierover op studiedagen met elkaar van gedachten. Door het gebruik van rubrics weten studenten direct bij de aanvang van een cursus wat er vereist is om voldoende, goed of excellent als beoordeling voor het eindproduct te krijgen. In het studiejaar 2009-2010 worden beroepsgerichte rubrics ontwikkeld. Tevens worden de proeftoetsen in de conceptuele leerlijn uitgebreid. Soms worden medestudenten ingeschakeld om met behulp van beoordelingscriteria producten mee te beoordelen. In de komende jaren werkt de opleiding in landelijk verband aan de ontwikkeling van digitale voortgangstoetsen, het project K-3. De schriftelijke toetsen zijn voornamelijk gericht op de reproductie van kennis. Met behulp van projectopdrachten, practicumopdrachten, presentaties, schrijfopdrachten en onderzoeken wordt het kunnen toepassen van kennis en inzicht, oordeelsvorming en
108/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor
communicatie getoetst. In de assessments worden leervaardigheden en integrale competenties getoetst. De kwaliteit van de toetsen wordt op verschillende manieren gewaarborgd, onder andere door deelname aan landelijke netwerken als K-3 (Kennisbasis, Kennisbank en Kennistoets). Het panel heeft tijdens het bezoek verschillende toetsen en opdrachten bekeken en is tevreden over de variëteit en de kwaliteit ervan. Het niveau van de vragen is goed. De beoordelingscriteria zijn echter niet altijd even helder en voor verbetering vatbaar, maar hieraan wordt gewerkt. Voor de schoolprojecten is een beoordelingsformulier beschikbaar, waarin beoordelingscriteria zijn geformuleerd. Dit geldt eveneens voor de assessments. Uit het STO 2008 en 2009 blijkt dat de studenten Natuurkunde tevreden zijn over de toetsing. De scores liggen tussen de 3,0 en 3,7. Scheikunde De opleiding Scheikunde werkt wat betreft de beoordeling en toetsing samen in nastec verband. De toetsvormen staan beschreven in de studiehandleidingen. Gebruik wordt gemaakt van schriftelijke toetsen, (practicum)verslagen, het maken van producten (zoals een werkende schakeling bouwen) en het geven van presentaties over een onderzoek of een product. In nastec verband ontwikkelt de opleiding rubrics en werkt aan eenduidige en heldere beoordelingscriteria. Docenten wisselen hierover van gedachten op studiedagen. Door rubrics te gebruiken weten studenten direct bij de aanvang van een cursus welke criteria worden gehanteerd bij de beoordeling van het eindproduct. In het studiejaar 2009-2010 worden ook beroepsgerichte rubrics ontwikkeld. Tevens worden de proeftoetsen in de conceptuele leerlijn uitgebreid. In de komende jaren wordt ook in landelijk verband gewerkt aan de ontwikkeling van digitale voortgangstoetsen, project K-3 (Kennisbasis, Kennisbank en Kennistoets). De schriftelijke toetsen zijn met name gericht op de reproductie van kennis. Met behulp van projectopdrachten, practicumopdrachten, presentaties, schrijfopdrachten en onderzoeken wordt het kunnen toepassen van kennis en inzicht, oordeelsvorming en communicatie getoetst. In de assessments worden leervaardigheden en integrale competenties getoetst. Het panel heeft geconstateerd dat er in de cursusbeschrijving en -handleidingen beoordelingscriteria zijn opgenomen. Ook heeft het panel proeftoetsen gezien. Beroepsgerichte opdrachten (bgo’s) worden beoordeeld met behulp van een toetsmatrix. De opleiding werkt ook met combinaties van toetsen, bijvoorbeeld een schriftelijke eindtoets en een practicumopdracht. Het panel heeft tijdens de bezoekdag een aantal toetsen bekeken en geconstateerd dat er genoeg variëteit in de toetsen zit en dat deze van een voldoende tot goed niveau zijn. De toetsen sluiten volgens het panel goed aan bij de behandelde stof en meten de doelstellingen van de desbetreffende onderdelen. Het panel vindt de beoordelingscriteria voor de toetsen niet altijd eenduidig en helder genoeg, maar hier wordt aan gewerkt. De beoordeling wordt in de meeste gevallen door twee docenten uitgevoerd. Uit het gesprek met de docenten en studenten blijkt dat de studenten indien gewenst toetsen kunnen inzien en een toelichting op de beoordeling kunnen krijgen.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor
109/164
De kwaliteit van de toetsen wordt op verschillende manieren gewaarborgd, onder andere door deelname aan landelijke netwerken als K-3 (Kennisbasis, Kennisbank en Kennistoets). Voor de schoolprojecten is een beoordelingsformulier beschikbaar, waarin beoordelingscriteria zijn geformuleerd. Dit geldt eveneens voor de assessments. De studenten Scheikunde zijn redelijk tevreden over het toetsen, zo blijkt uit het STO 2008 en 2009. De scores liggen tussen de 3,0 en 3,3. Techniek De opleiding Techniek werkt wat betreft de beoordeling en toetsing samen in nastec verband. De toetsvormen staan beschreven in de studiehandleidingen. Gebruik wordt gemaakt van schriftelijke toetsen, (practicum)verslagen, het maken van producten (zoals een werkende schakeling bouwen) en het geven van presentaties over een onderzoek of een product. In nastec verband wordt ook gewerkt aan eenduidige en heldere toetscriteria en rubrics. Docenten wisselen hierover van gedachten op studiedagen. De al ontwikkelde toetsen zijn opgenomen in de studiehandleidingen. In de komende jaren wordt in landelijk verband gewerkt aan digitale voortgangstoetsen, project K-3. De schriftelijke toetsen zijn met name gericht op kennis en inzicht. Met behulp van projectopdrachten, practicumopdrachten, presentaties, schrijfopdrachten en onderzoeken wordt het kunnen toepassen van kennis en inzicht, oordeelsvorming en communicatie getoetst. Ook practicumopdrachten zijn gericht op het toetsen van het kunnen toepassen van kennis en het verwerven van vaardigheden. In de assessments worden leervaardigheden en integrale competenties getoetst. Soms worden medestudenten ingeschakeld om met behulp van beoordelingscriteria producten mee te beoordelen. De kwaliteit van de toetsen wordt op verschillende manieren gewaarborgd, onder andere door deelname aan landelijke netwerken als K-3 (Kennisbasis, kennisbank en kennistoets). Studenten zijn positief over het gebruik van rubrics. In het studiejaar 2009-2010 worden ook beroepsgerichte rubrics ontwikkeld. Tevens worden de proeftoetsen in de conceptuele leerlijn uitgebreid. Het panel heeft tijdens het bezoek verschillende toetsen en opdrachten bekeken en is tevreden over de variëteit en de kwaliteit ervan. Het niveau is goed. Echter, de beoordelingscriteria zijn niet altijd even helder en voor verbetering vatbaar. Voor de schoolprojecten is een beoordelingsformulier beschikbaar, waarin beoordelingscriteria zijn geformuleerd. Dit geldt eveneens voor de assessments. De studenten Techniek zijn tevreden over het toetsen, zo blijkt uit het STO 2008 en 2009. Hun scores liggen tussen de 3,2 en 3,6. Biologie In de opleiding Biologie worden verschillende toetsvormen gehanteerd. De toetsen staan beschreven in de studiehandleidingen of op de websites, die beschikbaar zijn via Shaerepoint. In de conceptuele lijn worden in 10 van de 12 modulen theorietoetsen afgenomen. Deze variëren van toetsen met meerkeuzevragen, met open vragen of een combinatie van beide. In modulen die niet met een toets worden afgesloten, maken studenten omvangrijke eindproducten. Zo wordt bijvoorbeeld in de cursus “De Marathon van Rotterdam” een handleiding voor trainers van marathonlopers gemaakt. Modulen kunnen
110/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor
alleen met een voldoende worden afgesloten indien alle opdrachten met minimaal een voldoende zijn beoordeeld. In die cursussen die wel met een toets worden afgesloten, mag tijdens de toets gebruik worden gemaakt van het dossier dat tijdens de cursus is gemaakt. Voor elke toets is een antwoordmodel met een gespecificeerde toekenning van punten beschikbaar. Voor de beoordeling maken docenten onder andere gebruik van rubrics. In 2008-2009 heeft de opleiding in het eerste, tweede en derde jaar een pilot uitgevoerd met digitale voortgangstoetsen uit de landelijke digitale toetsenbank, die is samengesteld op basis van de landelijke Kennisbasis. Naast de toetsen worden dossiers met tekeningen, practicumverslagen, Webquests, websites en opdrachten bijgehouden. Het praktijkdeel van de opleiding wordt via de WER-docent getoetst. Dit gebeurt in samenwerking met de schoolbegeleider door middel van het afnemen van een assessment. De opleiding werkt met voorbeeldvragen om studenten voor te lichten over de aard en het niveau van de toetsen. Het hbo-niveau van de toetsen wordt gewaarborgd door concept checks uit Biology uit te voeren. Deze zijn maatgevend voor het niveau van de vragen en de opdrachten. Het panel heeft tijdens het bezoek een aantal toetsen en opdrachten bekeken en heeft geconstateerd dat de opleiding met een grote variatie aan toetsen en toetsvormen werkt. Een aantal activiteiten wordt gecombineerd getoetst. Het panel is tevreden over de kwaliteit en het niveau van de toetsen, maar vindt dat de beoordelingscriteria eenduidig geformuleerd kunnen worden. Voor de schoolprojecten is een beoordelingsformulier met beoordelingscriteria beschikbaar. Dit geldt eveneens voor de assessments. De resultaten uit het STO 2008 en 2009 laten zien, dat studenten Biologie tevreden zijn over de wijze van toetsen (2008: score 3,3, 2009: score 2,5). Zij vinden dat de toetsen aansluiten op de stof en de doelstellingen van het onderwijs (2008: score 3,6, 2009: score: 3,6). Ook weten zij voorafgaand aan de toets waarop zij worden beoordeeld (2008: score 3,5, 2009: score 3,6).
Facet 6.1. Gerealiseerd niveau Het afstudeerprogramma van de opleidingen uit het cluster Exact bestaat uit het assessment startbekwaam, het schoolproject in het vierde jaar en enkele cursussen uit de conceptuele leerlijn. In het assessment startbekwaam wordt de student beoordeeld op de competenties en moet hij bewijzen aanvoeren vanuit de WER-lijn en de lio-stage, de schoolprojecten, het portfolio en de minor. Bij dit assessment is naast een vakassessor een veldassessor betrokken. Het met succes behalen van de cursussen uit de conceptuele leerlijn is een voorwaarde voor toelating tot het assessment startbekwaam. Wiskunde Het vereiste niveau van de vakkennis en de vakdidactische kennis is vastgelegd in de cursusbeschrijvingen, de handleidingen en de voorbeeldtoetsen. Afspraken over de inhoud worden op landelijk niveau vastgesteld in de Kennisbasis. Het panel heeft geconstateerd dat in veel onderdelen wordt toegewerkt naar een vwo+ niveau. De opleiding heeft besloten om
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor
111/164
in de toekomst de conceptuele leerlijn verder te versterken. Het panel vindt dit een goed voornemen. Het panel heeft drie portfolio’s en drie schoolprojecten bestudeerd, die de opleiding voorafgaand aan het visitatiebezoek had opgestuurd, dan wel tijdens het bezoek ter inzage had gelegd. Over de portfolio’s is het panel te spreken. Het niveau van reflectie in de portfolio’s is goed. Studenten gebruiken de hiervoor geëigende instrumenten en modellen. Het panel is van mening dat de portfolio’s goede informatie geven over het leerproces van de student. Beschreven wordt op welke wijze hij werkt aan de realisatie van de SBLbekwaamheidseisen, die dienen om hem voor te bereiden op het assessment startbekwaam. Literatuur wordt in de portfolio’s in beperkte mate of helemaal niet gebruikt. Alumni vertelden het panel dat zij veel geleerd hebben van het leren reflecteren en dat zij ook in hun huidige beroepspraktijk nog regelmatig reflecteren en indien nodig op basis hiervan hun gedrag aanpassen. Het reflecteren wordt vaak ondersteund door de school waar zij thans werkzaam zijn, zo vertelden de studenten het panel. Uit de portfolio’s blijkt dat de makers ervan voldoende toegeruste beginnende docenten zijn. Aangezien niet elk door het panel bestudeerd portfolio van een beoordeling was voorzien, is het voor het panel lastig is om de consistentie ervan te beoordelen. Het panel is van mening dat de opleiding erop moet toezien, dat er altijd een beoordelingsformulier wordt ingevuld. De kwaliteit van de schoolprojecten, die het panel heeft bestudeerd, lijkt (te) afhankelijk van de begeleiding door de school, waarin hij het schoolproject uitvoert. Het niveau van de schoolprojecten is heel divers, zowel qua omvang (tijdsinvestering) als qua diepgang, maar alle projecten zijn volgens het panel van een voldoende hbo-niveau. Meer sturing door de opleiding bij de schoolprojecten en meer gebruik van literatuur zou de kwaliteit ervan ten goede komen, zo veronderstelt het panel. Natuurkunde Het panel heeft drie portfolio’s en drie schoolprojecten bestudeerd, die de opleiding voorafgaand aan het visitatiebezoek had opgestuurd, dan wel tijdens het bezoek ter inzage had gelegd. De schoolprojecten zijn tussentijdse producten, die studenten maken tijdens het tweede, derde en vierde jaar. Zoals al eerder beschreven worden de schoolprojecten uitgevoerd binnen en onder de verantwoordelijkheid van de (opleidings)scholen. Het panel is van mening dat de opleiding meer verantwoordelijkheid zou moeten nemen ten aanzien van de schoolprojecten en dat de studenten meer sturing vanuit de opleiding zouden moeten krijgen bij de opzet en uitvoering ervan. Het panel heeft in de bestudeerde portfolio’s geconstateerd dat expliciet wordt toegewerkt naar de eindcompetenties. Het portfolio bevat reflecties van de student op zijn functioneren en laat de vooruitgang in zijn ontwikkeling van de eindkwalificaties zien. Het panel vindt de eisen die worden gesteld aan het portfolio echter niet scherp genoeg. Het panel zou willen dat de opleiding hier werk van maakt, bijvoorbeeld in de vorm van rubrics, waarin kan worden aangekruist aan welke criteria is voldaan. Het panel is van mening dat het portfolio zoals al gezegd met name inzicht geeft in de ontwikkeling die de student doormaakt wat betreft de realisatie van de eindcompetenties. Alle drie de portfolio’s tonen volgens het panel aan dat de studenten een voldoende hbo-niveau hebben bereikt en dus startbekwaam zijn.
112/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor
Scheikunde Het panel heeft drie portfolio’s en drie schoolprojecten bestudeerd, die de opleiding voorafgaand aan het visitatiebezoek had opgestuurd, dan wel tijdens het bezoek ter inzage had gelegd. Het panel is tevreden over de portfolio’s. Het niveau van reflectie in de portfolio’s is goed. Studenten gebruiken de hiervoor geëigende instrumenten en modellen en indien relevant is er sprake van een theoretische onderbouwing. Er wordt geen gebruik gemaakt van internationale literatuur. In de portfolio’s wordt de ontwikkeling en groei van de studenten zichtbaar. Alumni vertelden het panel dat zij veel geleerd hebben van het leren reflecteren en dat zij ook in hun huidige beroepspraktijk nog regelmatig reflecteren en indien nodig hun gedrag aanpassen. Dit reflecteren wordt vaak ondersteund door de school waar zij thans werkzaam zijn, zo vertelden zij het panel. De portfolio’s geven de indruk van goed toegeruste startbekwame docenten. Het panel is ook te spreken over de adequate wijze waarop de docenten het beoordelingsformulier van het assessment startbekwaam hebben ingevuld. Van de drie door het panel bestudeerde schoolprojecten hadden twee het karakter van een ontwikkeltraject, waarin lesmateriaal was ontwikkeld en het derde was een literatuurstudie, een praktijkbeschrijving en een evaluatie met betrekking tot het omgaan met bijzondere leerlingen. Het panel vindt alle drie de schoolprojecten van een voldoende hbo-niveau. In alle drie de projecten wordt de geformuleerde vraag goed uitgewerkt en beantwoord. Er zitten enige onderzoeksmatige aspecten in de schoolprojecten, maar er is geen sprake van actieonderzoek op hbo-niveau. Het panel vindt dat de schoolprojecten een meer onderzoeksmatig karakter zouden moeten hebben. Het panel heeft in de bestudeerde producten een duidelijke relatie met de SBL-competenties aangetroffen en geconstateerd dat studenten aan het eind van de opleiding voldoende startbekwaam zijn. Techniek Het panel heeft twee portfolio’s en vier schoolprojecten bestudeerd, die de opleiding voorafgaand aan het visitatiebezoek had opgestuurd, dan wel tijdens het bezoek ter inzage had gelegd bestudeerd. De portfolio’s zijn volgens het panel van een goede kwaliteit. De nadruk in de portfolio’s ligt op reflectie. Deze laat volgens het panel duidelijk het groeiproces van de studenten zien en toont aan dat de studenten groeibewuste potentiële leraren worden, die een goed beeld hebben van hun eigen verbeterpunten. Deze constatering is bevestigd in de gesprekken van het panel met de studenten en de alumni. De alumni vertelden het panel dat zij in hun huidige beroepspraktijk regelmatig reflecteren. Ook het gebruik van de literatuur in de portfolio’s beoordeelt het panel als voldoende tot goed. Studenten tonen zich in de portfolio’s startbekwaam. Zij geven er blijk van zelfstandig beslissingen te kunnen nemen en deze te kunnen verantwoorden. Ook tonen zij zich initiatiefrijk en vernieuwend voor de schoolpraktijk. Het panel heeft kunnen vaststellen dat er in de portfolio’s expliciet toegewerkt wordt naar het realiseren van de SBL-competenties. Ten aanzien van de schoolprojecten is het panel van oordeel dat de verantwoordelijkheid voor de opzet en uitvoering ervan teveel bij de scholen wordt gelegd. Meer sturing door de opleiding ten aanzien van de schoolprojecten zou de kwaliteit ervan ten goede komen, zo veronderstelt het panel.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor
113/164
Biologie Het panel heeft vier portfolio’s en vier schoolprojecten bestudeerd, die de opleiding voorafgaand aan het visitatiebezoek had opgestuurd dan wel tijdens het bezoek ter inzage had gelegd. Het panel is over alle producten matig tevreden. Het panel heeft in de schoolprojecten (te) weinig onderzoeksmatige aspecten aangetroffen. Ook het gebruik van literatuur is volgens het panel wat mager. Alle vier de schoolprojecten hebben volgens het panel een enigszins instrumentele en productmatige insteek, die overigens goed past bij de doelstellingen van de opleiding. Het panel is van mening dat studenten meer sturing vanuit de opleiding zouden moeten krijgen bij de opzet en uitvoering van de schoolprojecten. In de vier portfolio’s wordt volgens het panel in voldoende mate gereflecteerd op de eigen ontwikkeling. Het panel heeft in de portfolio’s een relatie gezien met de SBL-competenties, dat wil zeggen dat de studenten hun groei en ontwikkeling beschrijven in relatie tot deze competenties. De beoordeling van de portfolio’s wordt door het panel adequaat genoemd. De portfolio’s laten zien dat de studenten in voldoende mate zijn toegerust om het assessment startbekwaam af te leggen.
114/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor
Deel D: Bijlagen
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor
115/164
Bijlage 1:
116/164
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor
117/164
118/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor
119/164
120/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor
121/164
122/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor
123/164
124/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor
125/164
126/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor
127/164
128/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor
129/164
130/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor
131/164
132/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor
133/164
134/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor
135/164
136/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor
X
X
Adviseur Natuurkunde
Adviseur Biologie
Adviseur Aardrijkskunde
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
Studentgebonden deskundigheid Visitatiedeskundigheid
X
Adviseur Gezondheidszorg en Welzijn
Adviseur Techniek
X
X
X
X
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor
137/164
Mevrouw Mr. G.M.E. Braakhuis
X
X
Adviseur Geschiedenis
Mevrouw E.L. Dansen
X
X
Mevrouw drs. J.I.G.M. Tuithof
X
X
Adviseur Wiskunde
De heer J. Gaasterland
X
Adviseur Spaans
De heer drs. C.J. Smeets
X
Adviseur Frans
De heer dr. H. Vos
X
Adviseur Engels
Mevrouw drs. J.E. Frederik
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen Vakdeskundigheid: Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op niveau/ oriëntatie te beoordelen opleiding Onderwijsdeskundigheid
Adviseur Duits
Mevrouw drs. J.W.M.J. Daemen
X
NQA
De heer drs. J. Espinola Vasquez
X
NQA
De heer dr. A. Hoeflaak
X
NQA
Mevrouw drs. M.J. Bodde
Relevante werkvelddeskundigheid
Stud. Gesch
de heer J.G. Bakkelo
Adviseur Scheikunde Vakdesk.B
De heer drs. L.S. van der Veen
Opl. desk, Vakdesk.A, Adv. Nederl.
Vakgebied en rol
Mevrouw Y. Griffioen-Kingma
De heer drs. A.J. Mast
Voorzitter, Werkveldvertegen woordiger
De heer drs.ir. M.A. Mittelmeijer RI
Mevrouw drs. T.J.G. van der Heijden
Deskundigheid conform Protocol VBI’s
Mevrouw drs. M.E. Voorthuis
Deskundigheden panelleden
Mevrouw R. van Aelst
Bijlage 2:
Adviseur Omgangs kunde
Nadere informatie over de achtergronden van de panelleden
5
10
15
20
De heer drs.ir. M.A. Mittelmeijer RI De heer Mittelmeijer is ingezet als voorzitter, als werkveldvertegenwoordiger en als vakdeskundige vanwege zijn auditdeskundigheid, zijn onderwijsdeskundigheid en zijn domeindeskundigheid. De heer Mittelmeijer beschikt over auditdeskundigheid door zijn ervaring als panellid in collegiale visitaties van twee zuidelijke hogescholen, als panellid in een proefvisitatie van een Pabo en als medeverantwoordelijke voor de accreditatie van vier nieuwe master lerarenopleidingen. Daarnaast heeft hij diverse visitaties ondergaan als eindverantwoordelijke directeur en was hij betrokken bij diverse visitaties als werkveldvertegenwoordiger. Tevens is hij bestuurslid bij Raeflex, een visitatieorganisatie voor woningbouwcoöperaties. De heer Mittelmeijer beschikt over onderwijsdeskundigheid door zijn jarenlange relevante ervaring als docent op verschillende niveaus, leidinggevende en bestuurder. Ook is hij medeauteur van de beroepsprofielen van het HBO-I platform. Voor deze visitatie is de heer Mittelmeijer aanvullend individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1979 – 1984 1984 – 1987 1987 – 1990 1988 – 1993 1998 – 2005
Lerarenopleiding 2e graad Wiskunde-Scheikunde Lerarenopleiding 1e graad Wiskunde Diploma Ambi II, informatica systeemontwikkeling vanuit stichting Exin Technische universiteit Eindhoven, doctoraal Technische Wiskunde Open Universiteit, doctoraal Strategie en Organisatie bij het directoraat Bedrijfswetenschappen
25
30
35
40
45
50
Werkervaring: 1984 – 1986 Docent middelbaar onderwijs Tilburg 1986 – 1990 Docent MEAO Tilburg en Bestuursacademie Zuid Nederland 1990 – 1997 Docent en business consultant bij de opleidingen van de faculteit Economie van Fontys Eindhoven, 1997 – 2000 Opleidingsdirecteur Bedrijfskundige Informatica en faculteitsportefeuille ICT bij de faculteit Economie van Fontys Eindhoven 2000 – 2003 Directeur Fontys Hogeschool Financieel Management Eindhoven 2003 – heden Voorzitter College van Bestuur Stichting Voortgezet Onderwijs de Liemers (6.000 leerlingen, 650 medewerkers), later opgegaan in de stichting Quadraam (13.000 leerlingen, 1.700 medewerkers) na een besturenfusie met de stichting Arevo. Onder andere portefeuille Governance en Kwaliteitszorg Diversen: 2000 – 2003 2004 – 2007
voorzitter Sectoraal Advies College HEO bij de HBO Raad lid en woordvoerder onderhandelingsdelegatie CAO-VO vanuit WVO, later de VORaad 2004 – heden voorzitter Lerende Regio Arnhem, samenwerking van 4 ROC’s en 12 VMBO scholen met betrekking tot de aansluiting VMBO-MBO 2004 – heden Bestuurslid stichting Raeflex, visiterende instelling voor de woningbouwcooperaties 2007 – heden Bestuurder en daarna voorzitter Raad van Toezicht, Nederlands instituut voor Masters in Educatie (hierin worden vier masters verzorgd door drie universitaire consortia voor zittende top docenten in het VO Auteur van diverse leerboeken voor economische opleidingen (Bedrijfsprocessen en Logistiek, Kijk op Bedrijfsprocessen en Beginselen van de Administratieve Organisatie)
138/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor
5
10
15
Mevrouw drs. T.J.G. van der Heijden Mevrouw Van der Heijden is ingezet als opleidingsdeskundige, vakdeskundige en adviseur Nederlands vanwege haar onderwijsdeskundigheid, haar domeindeskundigheid en haar werkervaring. Na haar oorspronkelijke opleiding Kweekschool heeft mevrouw van der Heijden lessen Nederlands en onderwijskunde verzorgd in het VO, aan een PABO, aan lerarenopleidingen in het HBO en in nascholingsverband binnen het universitair onderwijs. Vanaf 1989 tot 2006 is zij werkzaam geweest als inspecteur, met name in de sectoren HO en VO. Landelijk was zij aanspreekpunt inzake bevoegdheden. De laatste jaren was zij bij de inspectie projectleider van onderzoeken naar zijinstroom en opleiden in de school. Mevrouw Van der Heijden heeft uit opleiding en werkervaring kennis van de accreditatiesystematiek. Voor deze visitatie is zij aanvullend individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1967 1968 1970 1972 1984
20
1987 – 1989
25
Werkervaring: 1968 – 1971 1971 – 1973 1973 – 1979 1979 – 1982 1983 – 1987 1987 – 1989
30
1989 – 1996
35
40
45
Kweekschool 41a Kweekschool 41b MO-A Nederlands MO-B Nederlands Doctoraal Nederlands : moderne letterkunde en taalbeheersing, bijvakken onderwijskunde, dramaturgie, kunstgeschiedenis Studie onderwijskunde, niet voltooid ivm benoeming tot inspecteur HO
2006 2006
Invalbanen primair onderwijs Docent Nederlands Mavo-school Docent Nederlands Pedagogische Academie en Havo-top Mentor en docent diverse vakken Middenschool (Open Schoolgemeenschap Bijlmer) Docent onderwijskunde en vakdidactiek lerarenopleiding VO Nascholingsafdeling van UVA. Opzetten en verzorgen van opleidingstrajecten voor vrouwen die een leidinggevende positie in het onderwijs ambieerden Inspecteur HO (toezicht op aantal HBO-instellingen, vanaf 1992 met name metaevaluatief onderzoek en toezicht op bestuurlijke hantering van uitkomsten visitaties en meta-onderzoek op lerarenopleidingen) Vertrouwensinspecteur HO (½ dag) Voorzitter vertrouwensinspecteurs alle sectoren (1 dag) Inspecteur VO (algemeen toezicht) Inspecteur HO, VO en PO (met name toezicht op kwaliteitsontwikkeling zijinstroomtrajecten en het vormgeven van ‘Opleiden in de school’). Landelijk aanspreekpunt inzake bevoegdheden en wet BIO Lid adviesraad KPMG dieptepilots ‘Opleiden in de School’ Panellid VBI lerarenopleidingen (NQA en HOBEON)
Diversen: 1981 – 1985 1983 – 1985 1985 – 1989 1994 1999 2002 2003
Vice-voorzitter Nederlandse middenschoolvereniging Redacteur tijdschrift voor onderwijsgevenden in het Nederlands MOER Hoofdredacteur MOER Auteur inspectierapport ‘Emancipatie in het Hoger Beroepsonderwijs’ Auteur inspectierapport ‘Nederlands in de basisvorming’ Auteur inspectierapport ‘De evaluatie van het zij-instroomtraject in het VO Auteur inspectierapport ‘De evaluatie van het zij-instroomtraject in het PO
1990 – 1996 1996 – 2003 1996 – 2003 2003 – 2006
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor
139/164
2005
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
Auteur inspectierapport Convenant in het kader van scholing onbevoegden G4/Almere (eerste jaar)
De heer drs. A.J. Mast De heer Mast is ingezet als adviseur Scheikunde en als vakdeskundige van het kernpanel vanwege zijn auditdeskundigheid, zijn onderwijsdeskundigheid en zijn domeindeskundigheid. Hij beschikt over auditdeskundigheid door zijn ervaring als adviseur voor het vak scheikunde bij de visitatie van de eerstegraads lerarenopleiding hbo in 2001. Hij beschikt over een grote onderwijsdeskundigheid door zijn ervaring als docent vwo, havo, hbo, wo, volwassenenonderwijs, lerarenopleider, leerplanontwikkelaar, onderwijsmateriaalmaker en als lid van diverse vernieuwingscommissies. In de jaren 70 en 80 is hij betrokken geweest bij het vormgeven van 2e graads lerarenopleidingen (toen de NLO’s, met name de toenmalige VL-VU). De heer Mast is in zijn hele carrière betrokken geweest bij onderwijsvernieuwingcommissies en werkgroepen, destijds CMLS en ACLO-Sk, nu de Nieuwe Scheikunde. Hij is bekend met chemie en onderwijs op alle niveaus, daarnaast is hij door het bezoeken van buitenlandse congressen ook op de hoogte van internationale ontwikkelingen in het scheikunde-onderwijs. De heer Mast heeft in de loop van de tijd een groot aantal cursussen en workshops gevolgd op gebied van chemie, onderwijs en communicatie, en is zelf in toenemende mate ook cursussen en workshops gaan verzorgen. Voor deze visitatie is de heer Mast aanvullend individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1967 – 1973 Universitaire studie scheikunde aan de UvA, diploma doctoraal 1973, eerstegraads onderwijsbevoegdheid voor het vak scheikunde en voor het vak natuurkunde 1993 – 1994 Opleiding Communicatie en Public relations, diploma NGPR-A en PR-B Werkervaring 2002 – heden Directeur van Stichting Communicatie Centrum Chemie C3 1997 – 2002 Senior Adviseur Externe Betrekkingen aan de Faculteit Scheikunde van de UvA 1993 – 1997 Voorlichter, lerarenopleider (eerstegraads gebied), onderwijscoördinator aan de faculteit Scheikunde van de Vrije Universiteit 1990 – 1993 Docent Hogeschool van Amsterdam, coördinator van de lerarenopleiding scheikunde (tweedegraads gebied), projectleider aansluitingsproject havo-hbo 1973 – 1990 Docent scheikunde en natuurkunde aan het Petrus Canisius College te Alkmaar, stagedocent voor diverse lerarenopleidingen, van 1983 – 1985 lid van de schoolleiding, van 1985 – 1987 gedetacheerd docent (lerarenopleider) naar de VU 1970 – 1973 Kandidaatsassistent aan diverse practica op de UvA
Mevrouw R. van Aelst Mevrouw Van Aelst is ingezet als studentpanellid. Zij volgt op dit moment de lerarenopleiding Geschiedenis aan de Hogeschool Rotterdam. Mevrouw Van Aelst is representatief voor de primaire doelgroep van de opleiding en beschikt over studentgebonden deskundigheden met betrekking tot de studielast, de onderwijsaanpak, de voorzieningen en de kwaliteitszorg bij opleidingen in het domein. Voor deze visitatie is zij individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 2000 – 2007 Heden
140/164
Havo Lerarenopleiding geschiedenis, Hogeschool Rotterdam
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor
Werkervaring: 2007 – 2011 Statenlid Provincie Zuid-Holland
5
10
15
20
25
30
Mevrouw drs. M.E. Voorthuis Mevrouw Voorthuis is ingezet als NQA auditor. Zij beschikt zowel door haar opleiding als door haar werk over een brede onderwijskundige kennis van en ervaring met het onderwijs. Zij heeft een groot aantal jaren gewerkt als senioradviseur en -onderzoeker op het terrein van met name het hoger onderwijs en de bve sector en hierover gepubliceerd. Voor het hoger onderwijs voerde zij een groot aantal onderzoeken en adviestrajecten uit. Deze hadden onder andere betrekking op de implementatie en evaluatie van tal van onderwijskundige vernieuwingen, alsook op kwaliteitszorg. Andere terreinen waarop zij onderzoek deed en adviestrajecten uitvoerde zijn studiebegeleiding en studieloopbanen, studiekeuzeprocessen en de positie van allochtone studenten in het hoger onderwijs. Daarnaast was zij gedurende een aantal jaren projectleider van een monitorproject van management- en verkooptrainingen bij een gerenommeerd internationaal bedrijf voor managementtrainingen. Als auditor heeft zij ruime ervaring binnen verschillende domeinen in zowel het hoger beroepsonderwijs, als het universitaire onderwijs. Opleiding: 1973 1985 1989 1992 1995 2000
Diploma Pedagogische Academie Doctoraal Pedagogische Wetenschappen, met het hoofdvak Onderwijskunde en de bijvakken Organisatiesociologie en Bestuurskunde Leergang Modulair Onderwijs bij het Nederlands Studie Centrum Cursus Gegevensverwerking met Data Entry en SPSS/PC+ Training Krauthammer International Cursus Vergelijking ATLAS/ti-Nvivo
Werkervaring: 1973 – 1977 1985 – 2002 2002 – 2004 2004 – heden 2005
Basisonderwijs SCO-Kohnstamm instituut van de Universiteit van Amsterdam HBO-raad, afdeling Kwaliteitszorg Netherlands Quality Agency Vanuit NQA gedetacheerd bij de Quality Assurance Netherlands Universities (QANU)
35
40
45
Mevrouw Y. Griffioen-Kingma Mevrouw Griffioen is ingezet als NQA auditor. Zij heeft onderwijsdeskundigheid door haar jarenlange ervaring als docente op diverse niveaus. Naast haar onderwijservaring beschikt mevrouw Griffioen over een uitgebreide ervaring in de praktijk van de VBI. Voor deze visitatie is mevrouw Griffioen is ingewerkt in het proces van accreditatie in het hoger onderwijs en de werkwijze van NQA. Opleiding: 1963 – 1968 1968 – 1969 1991 – 1993 1996 – 1997
HBS-A Schoevers; directie-secretaresse Leraar Machineschrijven/tekstverwerken Lerarenopleiding Secretariaatsvakken Office 97
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor
141/164
5
Werkervaring: 1969 – 1988 Directiesecretaresse/office manager bij diverse bedrijven 1988 – 1999 Docente secretaresseopleiding, Instituut Scheidegger, Venlo 1991 – 1998 Docente machineschrijven/tekstverwerken/kantoorpraktijk/informatica Oosterlicht College, Vianen (VMBO) 1998 – 2002 Docente Informatica, Schoevers Opleidingen, Utrecht (MBO-HBO) 2003 – 2005 Docente S(ecretarieel)-team, ROC ASA Christelijk College Abstede, Utrecht (MBO) 2005 – heden Netherlands Quality Agency - Utrecht
10 De heer drs. L.S. van der Veen De heer Van der Veen is ingezet als NQA-auditor. De heer Van der Veen heeft vele jaren ervaring met visiteren in het hoger onderwijs en heeft auditdeskundigheid op grond van deze werkervaring en op grond van auditcursussen gevolgd bij Lloyd’s.
15
20
25
30
Opleiding: 1971 – 1980 1993 – 1997 Cursussen: 1988 – 2003
Sociale Wetenschappen, doctoraal Andragogie, Rijksuniversiteit Groningen Filosofie, Universiteit Utrecht Diverse opleidingen en cursussen op het gebied van onderwijs, auditing, management en organisatie, informatica.
Werkervaring: 1976 – 1977 1978 – 1979 1979 – 1980 1980 – 1983
RUG: studentassistent Pedagogische en Andragogische Wetenschappen RUG: studentassistent Interdisciplinaire Onderwijskunde Gemeente Hoevelaken: beleidsmedewerker Provincie Zeeland: projectleider provinciaal samenwerkingsproject kunstzinnige vorming en amateuristische kunstbeoefening 1983 – 1985 Landelijk Ondersteuningsinstituut Kunstzinnige Vorming: projectmedewerker PABO 1986 – 1990 Zeeuws Steunpunt Volwasseneneducatie: adviseur educatie en organisatie 1991 – 1994 Regionaal Educatief Centrum Zeeuwsch-Vlaanderen: adviseur educatie en organisatie 1995 – 1997 Regionaal Opleidingencentrum Westerschelde: stafmedewerker 2000 – 2003 HBO-raad: beleidsmedewerker kwaliteitszorg 2004 – heden NQA: auditor, accountmanager
35
40
De heer J.G. Bakkelo De heer Bakkelo is ingezet als adviseur Duits vanwege zijn domeindeskundigheid en zijn onderwijsdeskundigheid. Hij heeft een ruime ervaring als docent Duits aan een middelbare school, daarnaast beschikt hij over een brede bestuurlijke ervaring als conrector en als vestigingsdirecteur. De heer Bakkelo is op zijn school tevens lid van de veldadviescommissie LAV-1 en daarnaast lid van de programmaraad van de RU Groningen/het UOCG Universitair OnderwijsCentum Groningen. Voor deze visitatie is de heer Bakkelo individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA.
45 Opleiding: 1971 – 1977
142/164
MO-B Duits, Rijksuniversiteit Groningen
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor
5
10
15
Werkervaring: 1975 – 1977 1977 – heden 1980 – 1998 1998 – heden
Docent Hogere Ecoomische School Groningen Docent Zernike College Groningen Conrector Vestigingsdirecteur
Mevrouw drs. M.J. Bodde Mevrouw Bodde is ingezet als adviseur Engels vanwege haar domeindeskundigheid, haar auditdeskundigheid en haar onderwijsdeskundigheid. Domeindeskundigheid heeft mevrouw Bodde op het gebied van de Pabo, waar zij ruim 25 jaar werkervaring heeft, en door haar werkervaring bij Stichtig Beroepskwaliteit Leraren op het gebied van competenties en Engels. Zij is als auditor EFQM betrokken geweest bij diverse audits en beschikt daardoor tevens over auditdeskundigheid. Haar onderwijsdeskundigheid betreft vooral voortgezet onderwijs, hoger beroepsonderwijs en nascholing hoger beroepsonderwijs. Daarnaast beschikt mevrouw Bodde over internationale ervaring als praktijkonderzoeker voor de SBL naar de werking van standaarden en een register voor leraren in het Verenigd koninkrijk in november 2008. Voor deze visitatie is zij aanvullend individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA.
20 Opleiding: 1964 – 1970 Gymnasium α 1970 – 1976 en 1979 – 1980 Engelse taal- en letterkunde; bijvakken: Spaans en toegepaste taalkunde
25 Cursussen: 2003 2006
Kwaliteitszorg (Item, EFQM auditing) Teamcoaching (Q & Q en Focus op Kracht, coachen op competentieontwikkeling in het onderwijs)
30
35
Werkervaring 1980 – 1984 Rehoboth, Utrecht, docente Engels (HAVO-top) 1984 – heden pc hogeschool Marnix Academie; diverse taken, o.a. opleidingsdocente Engels, vakgroepcoördinator, auditor t.b.v. accreditatie*, medewerker commissie kwaliteitszorg*, studiecoach, lid DB examencommissie, lid commissie internationalisering*, coördinator UK, Marnix Onderwijs Centrum (MOC); nascholing Engels basisonderwijs, advies Engels 2007 – heden VARA; lid Commissie van Kandidaatstelling 2008 – heden SBL; lid projectteam register van leraren SBL en coördinator register van leraren PO
40
45
Diversen: Bestuurlijke ervaring 1988 – 2006 Vedocep (netwerk van docenten Engels aan de Pabo): (medeoprichter) secretaris 2006 – heden adviseur Vedocep 2002 – 2005 bestuurslid Levende Talen Sectiebestuur Engels 2005 – 2007 lid Valideringscommissie Europees Taalportfolio 2005 – 2008 lid en voorzitter diverse jury’s t.b.v. talenprijzen 2005 – 2008 Lid SLOA-overleg moderne vreemde talen 2005 – 07/’08 Levende Talen voorzitter
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor
143/164
5
2006 – heden initiator BiT, lid projectteam en vanaf 2008 projectleider BiT (Beroepsstandaarden in het talenonderwijs t.b.v. het register van docenten) 2007 – 2008 mede-initiator en lid Stuurgroep Masterplan ERK (Europees Referentiekader voor levende talen) 2007 – 2008 SBL: lid Stuurgroep Registratie SBL 2000 – heden Zelfstandig ondernemer: Educatief Projectbureau Bodde – Alderlieste Publicaties:
10
1998 1998
15
2000 – 2008 2001 2001
20
2002 2003 2005 2006
25
2007 – 2009 2004 – 2007 2004 2007
30
2008
35
40
45
Projecten en adviezen ten behoeve van het talenonderwijs, o.a. PMLO: ‘Achtergronden eindtermen Engels’ in ‘Handreikingen voor instellingscurriculum PABO’ ‘Eindtermen Engels’ in ‘Gemeenschappelijk curriculum PABO’ SLO: diverse publicaties, adviezen en projecten o.a. Malmberg, o.a. ‘Hello World’ Uitwerking drie modulen vakdidactiek Engels voor de pabo, o.a. ‘Werken in Fasen’ ( Wolters-Noordhoff) ‘Samen’, een handboek voor Nederlands als vreemde taal, Centre Régional de Documentation Pédagogique des Pays de la Loire, 2001 BIG Kreis Kassel: adviezen t.a.v. invoering Engels in basisonderwijs in Duitsland Vakdossier Engels basisschool ‘Zin voor Talen’, Talensensibilisering en de taalportfolio in een meer talig onderwijs, Garant, Antwerpen. ‘Een proeve van vakspecifieke competenties voor studenten aan de lerarenopleiding basisonderwijs’, uitwerking voor Engels ‘Tussendoelen en leerlijnen’, Engels in het basisonderwijs, www.tule.slo.nl ‘Europees taalportfolio basisonderwijs’ Europees Platform voor het Nederlandse onderwijs: ‘Talen leren in het basisonderwijs’, medeauteur ’Early English: a good start!’, eindredactie en medeauteur Van Dale, ‘Basiswoordenboek Engels’, adviseur
De heer dr. A. Hoeflaak De heer Hoeflaak is ingezet als adviseur Frans vanwege zijn onderwijsdeskundigheid betreffende alle niveaus en leeftijden in het VO en HO. Daarnaast is hij ingezet vanwege zijn domeindeskundigheid op het gebied van vakdidactiek moderne vreemde talen, met specialisatie Frans. Voor deze visitatie is de heer Hoeflaak individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1961 – 1969 Doctoraal Frans, VU Amsterdam 1994 Promotie, Universiteit Leiden Werkervaring: 1969 – 1974 Docent Frans voortgezet onderwijs (havo/vwo) 1973 – 1998 Lid/secretaris Staatexamencommissie Frans M.O.-A 1974 – 1979 Docent vakdidactiek en taalvaardigheid VU Amsterdam 1979 – 1980 Docent Frans voortgezet onderwijs (havo/vwo) 1980 – 2008 UD vakdidactiek en taalvaardigheid Frans Universiteit Leiden
144/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor
5
10
Diversen: • Lid Raad van Toezicht Hogeschool West-Nederland • Redacteur Frans Levende Talen Magazine/lid sectiebestuur Frans Levende Talen 2003-2008 • Publicaties in En Route, Levende Talen Magazine, Toegepaste Taalwetenschap in artikelen, Canadian Modern Language Review, Proceedings of the Tenth International CALL Conference • Co-auteur Ça Bouge !, Meulenhoff Educatief • Dissertatie ‘Decoderen en interpreteren’ 1994.
De heer drs.J.M. Espinola Vazquez De heer Espinola Vazquez is ingezet als adviseur Spaans vanwege zijn domein- en zijn onderwijsdeskundigheid. Hij heeft ruim twaalf jaar ervaring als docent Spaans op verschillende niveaus. Voor deze visitatie is de heer Espinola Vazquez individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA.
15
20
25
Opleiding: 1983 – 1990 1990 – 1997 1991 – 1997 02/’97 – 12/’97
R.K.S.G. Marianum: V.W.O. Katholieke Universiteit Nijmegen: Franse Taal - en Letterkunde Katholieke Universiteit Nijmegen: Spaanse Taal - en Letterkunde Katholieke Universiteit Nijmegen: Postdoctorale Universitaire Lerarenopleiding Spaans
Werkervaring: 02/’97 – 08/’99 03/’99 – 07/’99 08/’98 – 07/’08 11/’02 – 08/’03 09/’02 – heden 03/’08 – heden 08/’09 – heden
Language Training Centre Nijmegen, docent Frans, Spaans, NT2 Lindenholt College Nijmegen, docent Spaans (havo, vwo) Stedelijk Gymnasium Nijmegen, docent Frans en Spaans (vwo) Katholieke Universiteit Nijmegen: vakgroep Bedrijfscommunicatie, docent Spaans Instituto Hola (zelfstandige onderneming): cursussen Spaans Radboud Universiteit Nijmegen: ILS, vakdidacticus Spaans Universiteit Utrecht: IVLOS, vakdidacticus Spaans
30
35
Mevrouw drs. J.W.M.J. Daemen Mevrouw Daemen is ingezet als adviseur Wiskunde vanwege haar ruime onderwijsdeskundigheid en haar domeindeskundigheid. Zij heeft ongeveer 27 jaar ervaring als docent wiskunde, wiskundedidactiek en algemene didactiek en domeindeskundigheid door haar doctoraal wiskunde en 20 jaar ervaring op een lerarenopleiding met specialisatie wiskunde. Door het bezoeken van internationale conferenties is mevrouw Daemen tevens op de hoogte van internationale ontwikkelingen in het vakgebied. Voor deze visitatie is zij individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA.
40 Opleiding: 1977 – 1983
45
doctoraal wiskunde met onderwijsbevoegdheid, Universiteit Utrecht
Werkervaring 1983 – 1992 Docent wiskunde, Casimir Lyceum, Amstelveen 1989 – 2000 Docent wiskunde, Lerarenopleider, Hogeschool van Utrecht 1999 – heden Vakdidacticus wiskunde, lerarenopleider, coördinatie beta lerarenopleidingen, IVLOS, UU
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor
145/164
Diversen: Voorzitter projectgroep wiskunde C, cTwo Voorzitter syllabus commissie, CEVO
5
10
Mevrouw drs. J.E. Frederik Mevrouw Frederik is ingezet als adviseur Techniek van dit panel vanwege haar onderwijsdeskundigheid, haar domeindeskundigheid en haar internationale ervaring. Mevrouw Frederik heeft vanaf het begin van haar loopbaan gewerkt als docent en vakdidacticus op verschillende niveaus en beschikt daardoor over een grote onderwijs- en domeindeskundigheid. Door haar betrokkenheid bij het samenwerkingsproject voor TU Delft-UNSA (Arequipa, Peru) beschikt zij tevens over internationale deskundigheid. Voor deze visitatie is mevrouw Frederik individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA.
15 Opleiding: 1971
20
25
30
35
40
doctoraal examen experimentele natuurkunde RUU (bijvakken didactiek en plasmafysica)
Werkervaring: 1965 – 1966 OSG, Utrecht; docent natuurkunde magnetisme UU, faculteit W&N; studentassistent mechnica en electro 1966 – 1972 COVALU (mbo en hbo laboratorium onderwijs), Utrecht; docent natuurkunde 1972 – 1975 Moller Instituut Tilburg; vakdidacticus 1975 – 1980 (hoofd-) coördinator nascholing Natuurkunde (O&W); auteur nascholingscursus didactiek (voor docenten pedagogische academies) en weerkunde 1975 – 1994 docent ZWN/ HR&O/HRO; tevens: • projekt leerpakketontwikkeling Natuurkunde PLON: verspreiding en LBO, • didactiek docent MO-A opleiding Natuur- en Scheikunde Haagse Leergangen • studierichtingsleider Techniek 1994 – heden ICLON; Vakdidacticus Natuur- en scheikunde, TU Delft, TULO; vakdidacticus Natuurkunde, initiatiefnemer Junior TU Delft, docentenen student-assistenten trainingen. Als onderwijs en didactiekdeskundige betrokken bij het samenwerkingsproject voor TU Delft-UNSA (Arequipa, Peru). Begeleiding docenten auteurs teams NiNa en NLT 2007 – 2008 Voorzitter Cevo-natuurkunde VWO Diversen • organisatie nascholingsconferenties 2e graads leraren • conferentievoorzitter docenten conferenties • diverse malen jurylid/-voorzitter (Minnaert prijs, DJO, BTO) • voorzitter sectie Natuurkunde NVON, VeDoTech • lid SLO kerngroep en stuurgroep NOB • initiatiefnemer en oprichting Nederlandse Natuurkunde Olympiade
45 De heer dr. H. Vos De heer Vos is ingezet als adviseur Natuurkunde vanwege zijn domeindeskundigheid, zijn onderwijsdeskundigheid, zijn internationale en zijn auditdeskundigheid. Hij heeft ervaring als lid van
146/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor
5
10
een visitatiecommissie en als lid van een voorbereidende commissie, daarnaast beschikt de heer Vos door zijn werkervaring over onderwijsdeskundigheid in de vakken (technische) natuurkunde, wiskunde, elektrotechniek en onderwijskunde. Door zijn internationale werkervaring beschikt de heer Vos tevens over internationale deskundigheid. De heer Vos heeft talloze publicaties op zijn naam staan, waarvan hieronder een selectie wordt genoemd. Voor deze visitatie is hij aanvullend individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1960 – 1968 1970 – 1972 1968 – 1972 1990 – 2001
Opleiding Natuurkunde, wiskunde en astronomie (kandidaats en doctoraal) VU, Amsterdam Eerstegraads onderwijsbevoegdheid Wis- en Natuurkunde VU Amsterdam. Promotie Natuurkunde VU Amsterdam Promotie Toegepaste Onderwijskunde UT, Enschede
15
20
25
30
35
40
45
Werkervaring: 1973 – 1979 Docent lerarenopleiding Natuurkunde VL-VU, Amsterdam 1979 – 1982 Docent/trainer stafontwikkeling Fysica, Universiteit Gajah Mada, Yogyakarta, Indonesia 1982 – 1983 Docent HBO Elektrotechniek, avond HTS, Utrecht 1983 – 2001 Onderwijsadviseur/ docent Elektrotechniek Universiteit Twente, Enschede 2001 – heden Docent Universiteit Twente Elektrotechniek Diversen: Lijst van publicaties (selectie) - On the determination of optical model parameters. Dissertatie, Vrije Universiteit, Amsterdam, 1972 - Abstractieniveau's in de ontwikkeling van het natuurkundig begrip 'druk'. Pedagogische Studiën 64 (1987) 285-294. - Abstractieniveaus in de ontwikkeling van het begrip elektrische stroom. Tijdschrift voor didactiek der betawetenschappen 5 (1987) 121-142. - Intuïtieve, empirische en theoretische redeneringen.Tijdschrift voor Onderwijsresearch, 15 (1990) 123-136. - Improvement of a Laboratory Course in Network Analysis: Learning to Validate Knowledge in an Experimental Way. H.E.P.Tattje & H. Vos. IEEE Transactions on Education 38 no. 1 (1995) 17-26. - How to assess for improvement of learning. European Journal of Engineering Education 25 no.3 (2000) 227-233. - Metacognition in Higher Education. Doctoral thesis. Twente University Press: Enschede, the Netherlands, 2001. ISBN 9036516658 - Strategie voor practicumverslagen. Ned.Tijds.v. Natuurkunde B53 (24 feb. 1987) 19 - Probleemoplossen op verschillende abstractieniveaus. NVON maandblad 13 (april 1988) 88-90 - Competencies of BSc and MSc programmes in Electrical engineering and student portfolios. Proceedings of The First International Workshop on Electronic Design, Test & Applications DELTA 2002. Christchurch, 2002, p. 203-208. Ton J. Mouthaan, R.W. Brink, H. Vos. - The straight boomerang of balsa wood and its physics. In: The many faces of teaching and learning mechanics, Proceedings of a GIREP/UNESCO conference on physics education, P. Lijnse ed., Utrecht, jan. 1985, 428. - Der Zusammenhalt des Wassers und das Phänomen des negativen Drucks. Chimica Didactica 11 (1985) 109-124 (H. Vos en P. Licht)
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor
147/164
-
Development of germ learning for transfer and generalization. In: The Fourth European Conference for Research on Learning and Instruction: Abstract Volume. E. Lehtinen, M. Vauras, A. Alaja (eds). University of Turku, 1991.
5
10
15
De heer drs. C.J. Smeets De heer Smeets is ingezet als adviseur Biologie vanwege zijn onderwijsdeskundigheid, zijn domeindeskundigheid en zijn internationale ervaring. De heer Smeets werkte jarenlang als leraar in speciaal onderwijs en regulier onderwijs en was adjunct-directeur van een school. Momenteel is hij bij Fontys Opleidingscentrum HBO-docent Speciale Onderwijszorg. Zijn domeindeskundigheid betreft vooral Orthopedagogiek (leer- en gedragsproblemen) en Leiderschap en gedeelde verantwoordelijkheid in organisaties. Over internationale ervaring beschikt de heer Smeets doordat hij lezingen en presentaties heeft gegeven in het buitenland en artikelen heeft gepubliceerd in buitenlandse tijdschriften. De heer Smeets heeft als HBO-docent één HBO-accreditatie meegemaakt en als lid van kenniskring/lectoraat één interne audit. Als staflid is hij in de eigen organisatie bezig met en mede-verantwoordelijk voor de voorbereiding van een interne audit in september 2009 en een accreditatie in 2011, waardoor hij tevens over auditdeskundigheid beschikt. Voor deze visitatie is de heer Smeets aanvullend individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA.
20
25
Opleiding: 1975 1978 1987 1999 1999 2000 2008
30
35
40
45
HAVO Eyckhagencollege Landgraaf Pedagogische Academie Heerlen Doctoraal Rijksuniversiteit Utrecht Inschrijving en certificering als Gezondheidszorg-psycholoog Getuigschrift Hoger Beroepsonderwijs Opleiding Schoolleiders Guigschrift Hoger Beroepsonderwijs Coaching Inschrijving en certificering bij de Nederlandse Vereniging voor Orthopedagogiek (NVO) als orthopedagoog generalist en lid van de accreditatie-commissie voor de post-universitaire nascholing als orthopedagoog generalist
Werkervaring: 1978 – 1988 Groepsleerkracht ZMLK-school Gouda (grootste gedeelte van periode fulltime aanstelling) 1989 – 2000 Groepsleerkacht basisschool met allochtone kinderen Gouda 1985 – 1986 Stage (2 dagen per week) Schoolbegeleidingsdienst Midden-Holland en Rijnstreek 1989 – 2000 Full-time adjunct-directeur en orthopedagoog Pedologisch Instituutschool Oisterwijk 1990 – 1991 Secretaris ZMLK-overleg Zuid-Nederland 1989 – 2000 Op contractbasis als docent gewerkt voor Fontys OSO en het Seminarium voor Orthopedagogiek 1994 – 1999 Orthopedagogenpraktijk van de Wiel & Smeets 2000 Full-time HBO docent Fontys OSO 2003 – 2009 Lid kenniskring Fonys OSO interactieve professionaliteit en interactieve vormen van kennisontwikkeling 2003 – 2009 Voorzitter centrale indicatie en verwijzingscommissie cluster 3 en cluster 4 MiddenBrabant 2008 Lid van de accreditacommissie NVO en NIP voor post-universitaire opleidingen orthopedagoog generalist 2008 Staflid Fontys OSO ontwikkeling opleidingen
148/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor
5
10
15
20
25
30
35
40
45
Publicaties en presentaties tot juli 2009 (selectie) Boeken en boekbijdragen: - Blonk, A, Boerman, R. & Smeets, K. (2009) Nieuwsgierigheid vraagt om onderzoek…en goed onderzoek maakt anderen nieuwsgierig. In: A. van den Berg, P. Clijsen, Th. Conijn e.a. Tien keer beter. Leraren verbeteren hun onderwijspraktijk door onderzoek, Antwerpen, Apeldoorn, Garant, PIO-reeks - Smeets, K. (2008) Actieonderzoek en schoolontwikkeling. Leiderschap van leraren. In: J. van Swet H. van Huijgevoort. Bouwen aan een opleiding als platform. Interactieve kennisontwikkeling en interactieve professionaliteit (pp 51-73). Antwerpen, Apeldoorn, Garant, PIO-reeks - Smeets, K. (2007) Action Research in the school context. Teacher Decision-Making and Teacher Leadership. A Conceptualisation. In Swet, J. van. Ponte, P. & Smit, B. (Eds.) Postgraduate Programmes as Platform. A Research-led Approach. (pp. 219-233) Rotterdam: Sense Publishers. Artikelen: - Smeets, K. & Ponte, P. (2009). Action research and teacher leadership: Influence on and impact of action research in a school of special education. Journal of Professional Development in Education 35 (02), pp. 175-193. - Smeets, K. & Ponte, P. (2008) Actieonderzoek als strategie van leiderschap van docenten. Tijdschrift voor Lerarenopleiders (Velon & Velov). Jaargang 29(2), april 2008 - Wiel, v.d. M. & Smeets, K. (1996). Implicaties voor behandeling bij het neuropsychologisch syndroom NLD. Tijdschrift voor Remedial Teaching, Jrg. 4, nr. 3, 1-9-1996 - Incidentele bijdragen aan Zorg Primair, onderdeel van het schooljournaal van de onderwijsbond CNV. Bijdragen: o Ervaringen van een gezin met een kind dat speciale onderwijszorg nodig heeft. o P.I. School geeft ‘Zin’ aan werk. Presentaties (tot juli 2009): - Bakx, A., Moonen, E,. & Smeets, K. (2009) De onderzoekende leraar is de leraar van de toekomst. Key note presentatie Fontys Congres Onderzoek en Onderwijs, 22 april 2009, Eindhoven - Smeets, K. (2008) How to empower action-research attitudes by teachers in regular en special education? Lezing in het kader van uitwisselingsprogramma met Noorweegse Statped-groep, 24 april 2008, Tilburg - Smeets, K. (2007). Action research and varied influences on decision-making in a school: a matter of teacher leadership. Round table paperpresentation CARN-Conference Umea University Sweden, 9-11 november 2007, Umea - Dirkx, N., Gog van, A. & Smeets, K. (2006) Actieonderzoek over een denkstimulerende benadering voor leerlingen. Plenaire inleiding op de Nederlandse klassen-assistentendag: ‘Kijken naar Gedrag’, georganiseerd door Fontys OSO 2006, Helvoirt - Smeets, K. (2005, 27 mei). Actieonderzoek en de kracht van samen leren: Organisatieontwikkeling van onderop en binnenuit? Presentatie tijdens Fontys OSO Onderzoeksconferentie, Tilburg.
De heer drs. J.C. Gaasterland De heer Gaasterland is ingezet als adviseur Aardrijkskunde vanwege zijn onderwijsdeskundigheid en zijn ruime werkvelddeskundigheid. De heer Gaasterland staat sinds ruim dertig jaar voor de klas als docent Schoolaardrijkskunde op mavo, havo en vwo op diverse scholen in Haarlem, Hoofddorp en Amsterdam. Voor deze visitatie is de heer Gaasterland individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor
149/164
Opleiding: 1967 – 1975 1984 – 1990
5
10
15
20
25
Studie sociale geografie en planologie aan de Vrije Universiteit te Amsterdam M.O. Theologie aan de Hogeschool Holland te Diemen
Werkervaring: 1966 – 1967 Militaire dienstplicht bij de meteorologische dienst van de Kon. Landmacht 1975 – 1976 Wetenschappelijk medewerker Vrije Universiteit, belast met college theoretische geografie 1976 – 1979 Docent Vrije Leergangen der Vrije Universiteit, college’s in diverse onderwerpen 1977 – heden Docent aardrijkskunde aan scholen in Haarlem, Hoofddorp en Amsterdam; vmbo, havo en vwo
Mevrouw drs. J.I.G.M. Tuithof Mevrouw Tuithof is ingezet als adviseur Geschiedenis vanwege haar auditdeskundigheid, haar onderwijsdeskundigheid en haar domeindeskundigheid. Daarnaast is zij ingezet als lid van het kernpanel. Mevrouw Tuithof beschikt over auditdeskundigheid door haar ervaring als collegabeoordelaar in het landelijk registratietraject voor lerarenopleiders VELON, daarnaast heeft zij deelgenomen als opleider aan drie visitaties van de universitaire lerarenopleiding IVLOS van de Universiteit Utrecht. Zij beschikt over de eerstegraads bevoegdheid voor geschiedenis en maatschappijleer, over de Basiskwalificatie en Seniorkwalificatie Onderwijs van de Universiteit Utrecht, alsmede over de landelijke registratie als lerarenopleider VELON. Mevrouw Tuithof is sinds 1996 vakdidacticus geschiedenis en lerarenopleider aan universitaire lerarenopleiding Universiteit Utrecht, daarnaast heeft zij diverse publicaties op gebied van vakdidactiek geschiedenis op haar naam staan. Zij is eindredacteur van methodes voor het Voortgezet Onderwijs voor het vak geschiedenis en beschikt over internationale ervaring door het bezoeken van conferenties en andere lerarenopleidingen en het produceren van Engelstalige publicaties (Teaching History). Voor deze visitatie is mevrouw Tuithof aanvullend individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA.
30 Opleiding: 1979 – 1985 1985 – 1991
35
40
45
Gymnasium ß, Katholieke Scholengemeenschap de Breul, Zeist Geschiedenis, Universiteit Utrecht, bijvakken: vrouwengeschiedenis en toegepaste onderwijskunde 1992 Postdoctorale lerarenopleiding geschiedenis, Universiteit Utrecht, eerstegraads bevoegdheid Cum Laude 1993 Postdoctorale lerarenopleiding maatschappijleer, eerstegraads bevoegdheid 1993 – heden Diverse studiedagen en trainingen; o training begeleidingsvaardigheden voor beginners en gevorderden, IVLOS o jaarlijkse didactiekconferentie, Vereniging docenten Geschiedenis en staatsinrichting Nederland o Alle leerlingen bij de Les, APS o Velonconferenties en SURF-bijeenkomsten o Supervisietraject in 2003 en nog twee keer, regelmatige deelname intervisie 1997 Basiskwalificatie Onderwijs als docent van de Universiteit Utrecht 2003 – 2004 Velon-traject voor landelijke registratie als docentenopleider. Nov. 2004 geregistreerd 2006 – 2008 Intern traject voor Senior Kwalificatie Onderwijs, behaald in maart 2008 2007 – heden Coachingstraject in kader van professionele ontwikkeling 2008 – heden Voorbereidingstraject voor vakdidactisch promotieonderzoek
150/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor
2009
5
10
15
20
25
30
35
40
45
Herregistratietraject VELON
Onderwijservaring 1988 – 1991 Bureau Studievaardigheden, Universiteit Utrecht, Student-assistent (0,4 fte) 1992 Liostage, docent geschiedenis, Willem de Zwijger College Bussum en Niels Stensen College Utrecht. 1993 Trainer vergadertechniek vrouwennetwerk Universiteit Utrecht (drie cursussen) 1993 Liostage, docent maatschappijleer, Niels Stensen College Utrecht 1993 – 1996 Docent studievaardigheden bij IVLOS (Interfacultair instituut Voor Lerarenopleiding, Onderwijsontwikkeling en Studievaardigheden )(0,5fte) 1993 – 2001 Docent geschiedenis, KSG de Breul, Zeist (0,5 fte), onderbouw en bovenbouwklassen Havo, mentor, lid Werkgroep Onderwijsvernieuwing en contactpersoon 2de fase 1993 – heden diverse workshops activerende didactiek op conferenties voor geschiedenisdocenten; organiseren van diverse studiedagen en bijeenkomsten voor collega’s op de Breul, (stagebegeleiders van) het IVLOS 1996 – heden IVLOS, Vakdidacticus geschiedenis en docentenopleider gammacluster lerarenopleiding (0,6 fte) 2000 – 2005 IVLOS, voordrachten en voorlichting over gebruik digitaal portfolio, lerarenopleiding 2003 – 2004 Uitwisseling met docent van Christelijk Gymnasium Utrecht; drie maanden les aan tweede klas en enkele lessen brugklas. Daarnaast vakdidactische nascholing ontwikkeld en gegeven 2002 – 2007 IVLOS; Trainer (0,2 fte) 2007 – heden IVLOS; Senior adviseur en trainer(0,3 fte); vakdidactische nascholing docenten VO en trainer/adviseur activerende didactiek en onderwijsvernieuwing 2008 Opfris-stage op het Christelijk gymnasium in Utrecht. Zes weken lesgegeven in V4 in kader nieuwe examenprogramma geschiedenis. Diversen: 1992 Student-lid Universitaire Emancipatiecommissie. 1994 – 2000 Lid Onderwijs Advies Commissie (OAC) Vereniging van docenten geschiedenis en staatsinrichting Nederland (VGN), later voorzitter. 1999 Lid stofomschrijvingscie Centraal Schriftelijk Examen geschiedenis. 2000 – heden Coördinator werkgroep beoordeling bij de IVLOS-lerarenopleiding. Sinds 2002 ook deel van de landelijke ICL-werkgroep toetsing 2001 – 2003 Eindredacteur van de herziening van Sfinx tweede fase, een methode voor het vak geschiedenis van uitgeverij Thieme Meulenhoff. 2002 – heden Lid van de Commissie Lerarenopleiding van de VGN, sinds 2005 ook voorzitter. 2003 – 2006 Voorzitter werkoverleg Universitaire Vakdidactici geschiedenis en Staatsinrichting (UVGS). Na 2006 lid en penningmeester. 2003 – 2006 Ict-coördinator lerarenopleiding. 2003 – 2007 Coördinator gammacluster lerarenopleiding. 2006 – 2007 Eindredacteur examenkatern geschiedenis educatieve uitgeverij Malmberg. 2007 – heden Beoordelaar in project schoolopleiders Velon-traject voor landelijke registratie als docentenopleider 2007 – heden Adviseur en eindredacteur Thieme Meulenhoff: adviseur onderwijsvernieuwing, ict en herziening methodes; eindredacteur van katernen voor bovenbouw havo-vwo; trainer voor gebruikers 2008 – heden Projectleider schooladoptie- vernieuwingsproject lerarenopleiding
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor
151/164
5
10
Mevrouw E.L. Dansen Mevrouw Dansen is ingezet als adviseur Gezondheidszorg en Welzijn vanwege haar ruime werkervaring in het domein. Zij heeft meer dan 15 jaar ervaring in het werkveld van Gezondheidszorg en Welzijn en door haar ervaring een goede kijk op welke kennis vereist is voor een docent. Daarnaast is zij medeauteur van een tweetal boeken op het gebied van zorg en welzijn. Voor deze visitatie is mevrouw Dansen individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1977 – 1981
2002 – 2004
Sociale academie Rotterdam HBO afgestudeerd in de richtingen HBO Cultureel Werk en Opbouwwerk Rijks Universiteit Leiden Pedagogische en Andragogische Wetenschappen, niet afgerond Hogeschool Utrecht Kaderopleiding voor de gezondheidszorg, afgerond met diploma
Werkervaring: 1990 – 1991 1991 – 2001 2001 – 2004 2004 – 2007 2008 – heden
Activiteitenbegeleider in Huize Steyndeld te Gorinchem Hoofd activiteitenbegeleiding in huize Avondlicht (SHVB Avondlicht) te Herwijnen Teammager activiteitenbegeleiding stichting Cascade Utrecht verpleeghuis Tamarinde Coördinator vrijwilligerswerk stichting Cascade (vanaf 2006 stichting Aveant) Utrecht Hoofd zorg Aveant Leidsche Rijn, stichting Aveant Utrecht
1981 – 1983
15
20
25
30
35
40
Diversen: 2006 bestuurslid bij Agora (belangenorganisatie voor vrijwilligerswerk) 2006 – heden fractievoorzitter SP gemeenteraad Gorinchem
Mevrouw mr. G.M.E. Braakhuis Mevrouw Braakhuis is ingezet als adviseur Omgangskunde vanwege haar auditdeskundigheid, haar onderwijsdeskundigheid en haar domeindeskundigheid. Zij beschikt over auditdeskundigheid door haar ervaring in een te visiteren organisatieonderdeel met verschillende audits vanuit onderwijsinspectie en KCE. Onderwijsdeskundigheid heeft mevrouw Braakhuis door haar kennis op het terrein van eisen, werkwijzen en inhouden van Welzijnsopleidingen (agogische opleidingen) en juridische opleidingen. Haar domeindeskundigheid betreft vooral de domeinen Welzijn en Recht en enigszins Zorg. Voor deze visitatie is mevrouw Braakhuis individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1968 – 1972 1972 – 1977 1984 – 1991
45
Cursussen: Vanaf 1980
152/164
HBS-A, Pius X te Almelo Lerarenopleiding Gelderse Leergangen te Nijmegen. Vakken: Nederlands, Geschiedenis en Onderwijskunde Deeltijdstudie Nederlands recht, Katholieke Universiteit Nijmegen. In kader hiervan gepubliceerd in het blad Ars Aquei
Vele bij- en nascholingscursussen waaronder: projectmanagement (Prince II), contractonderwijs, marketing, klantgericht werken, leiding geven, verandermanagement, leerplanontwikkeling, strategisch beleid, financieel beleid, coachen van resultaatverantwoordelijke teams.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor
5
10
Werkervaring: 1977 – 1985 Docente aan “De Sprankel”, school voor Middelbaar Dienstverlenings- en Gezondheidszorg-onderwijs te Zwolle, in die tijd één van de drie experimentele mdgoopleidingen en in dat kader veel aan landelijke onderwijsontwikkeling gedaan 1985 – 1996 Docente en later coördinator opleiding Sociaal Juridische Dienstverlening aan de Louise de Colignyschool te Arnhem, in deze periode tevens universitaire studie Rechten 1996 – 2002 Directielid belast met de portefeuille onderwijs Unit Welzijn van het Rijn IJssel College 2002 – heden Manager (lid MT) sector Cios, Zorg en Welzijn van roc Rijn IJssel, daarbinnen afdelingsmanager Welzijn, met portefeuille onderwijs, daarmee verantwoordelijk voor invoering competentiegericht onderwijs en doorstroom mbo-hbo. In dat kader zeer veel contacten in werkveld (gehandicaptenzorg, jeugdzorg, kinderopvang en primairen speciaal onderwijs) en vervolgonderwijs (beide pabo’s HAN en faculteit Gedrag en Maatschappij).
15 Diversen: 1995 – 1999
20
Lid en later voorzitter medezeggenschapsraad basisschool “De Open Kring/Sterrendans” te Nijmegen 1994 – 1998 Bestuurslid “Tandem”, organisatie voor Sociaal Cultureel Werk in Nijmegen 2003 – 06/’07 Ambtelijk secretaris Klachtencommissie Kinderopvang regio Arnhem-Nijmegen 2004 – heden Lid adviesraad PABO (aanvankelijk voor Arnhem, nu voor beide PABO’s HAN)
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor
153/164
Bijlage 3:
Bezoekprogramma
Maandag 14 september 5 Generiek Aanwezig: kernpanel
10
15
20
Tijd 12.00 12.00 - 14.00 14.00 - 14.30
14.30 - 15.15 15.15 - 15.30 15.30 - 16.15 16.15 - 18.00 16.15 -17.15 18.00
Ontvangst kernpanel Inzage materiaal en paneloverleg Presentatie onderwijsconcepten en leerlijnenmodel Samen opleiden, Samen op Scholen (SoS) en Innovatieve Didactiek En Educatie (IDEE) Gesprek met het midden management Pauze Gesprek met het hoger management Inzage materiaal en paneloverleg Ondersteuning inzage digitale leeromgeving en portfolio Afsluiting
Dinsdag 15 september 25
30
35
40
Opleidingsspecifiek Aanwezig: Kernpanel en adviseurs Tijd 09.00 09.00 - 11.15 11.15 - 12.15
12.15 - 13.15 13.15 - 14.15 14.15 - 15.15
15.15 - 15.30 15.30 - 16.30 16.30 - 18.00 18.00
154/164
Ontvangst kernpanel en adviseurs Materiaalbestudering en paneloverleg (kernpanel en adviseurs) Studenten (3 parallelsessies) cluster Exact, Maatschappijvakken & Welzijn, Talen Thema: gerealiseerd niveau (presentaties studenten) Lunch kernpanel en adviseurs Paneloverleg kernpanel en adviseurs Docenten en veldassessoren (3 parallelsessies) cluster Exact, Maatschappijvakken & Welzijn, Talen Thema: gerealiseerd niveau (nabespreking presentaties studenten) Pauze Alumni (3 parallelsessies) Paneloverleg (kernpanel en adviseurs) Afsluiting
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor
Woensdag 16 september Generiek Aanwezig: Kernpanel 5
10
15
Tijd 08.45 - 09.00 09.00 - 09.45 09.45 - 10.00 10.00 - 11.00 11.00 - 12.00 12.00 - 13.00 13.00 - 13.30 13.30 - 15.00 15.00 - 16.00 16.00 - 17.00 17.00 - 17.30 17.00 - 18.00 18.00 - 18.30
Ontvangst Kernpanel SOS en IDEE: cio’s, lerarenopleiders en schoolopleiders Pauze Studenten (algemeen) Docenten (algemeen) Lunch kernpanel Rondleiding Paneloverleg Werkveld (directeuren) Paneloverleg Afsluitend gesprek midden management Afsluitend gesprek hoger management Afsluitende bespreking kernpanel
20
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor
155/164
Bijlage 4:
5
10
15
• • • • • • • • • • • • • •
20
• • • •
25
30
• • • • • • • •
35 • • 40 • •
156/164
Overzichtslijst van door de opleidingen ter inzage gelegd materiaal
Projectplan en rapportages dieptepilot Evaluatie Dieptepilot (2008) Actieplan Leerkracht van Nederland Rapport Commissie Dijsselbloem, 2008 Bestuurscharter Lerarenopleidingen “Beleid vergt keuzes” (HBO-raad, 2006). Studiegidsen Bachelor opleidingen Projectplan K-3, ADEF (oktober 2008) Projectplan K-3, Instituut Archimedes (april 2009) Matrix van de SBL-competenties en de Dublin descriptoren Onderzoeksrapporten Samen op Scholen Alumni onderzoek Archimedes 2007 Werkgeversonderzoek Archimedes 2007 Koers 2012: strategisch plan van Hogeschool Utrecht 2007-2012 (Hogeschool Utrecht, februari 2007) Meerjarig beleidsplan Faculteit Educatie, 2007-2012 (Hogeschool Utrecht, definitieve versie, oktober 2007) Tweedegraads lerarenopleidingen: differentiëren en innoveren in partnerschap, ADEF, Utrecht, december 2008 (hoofdstuk 4. Samenwerking met scholen) Projectplan Veranderingen bachelor opleidingen 2007-2009 (juli 2007) Projectplan Veranderingen bachelor opleidingen 2009-2010 (paragraaf 2.9 en 2.10) Actieplan “Meer studenten op opleidingscholen met een keurmerk” (Instituut Archimedes, maart 2008) Bureau Werkplekleren Jaarplan 2008-2009 (Instituut Archimedes, oktober 2008) Overzicht onderzoek in bachelor opleidingen (januari 2009) Projectplan en rapportages professional in beeld Integrale leerlijn: Handleidingen Archimedesprojecten en keuzeprojecten jaar 1 en 2 Integrale leerlijn: register schoolprojecten Gidsen voor werkplekleren en schoolprojecten (jaar 1 VT, jaar 2/3/4, deeltijd, kopopleiding) Studenttevredenheidsonderzoek 2008 en 2009 Kader toetsing en beoordeling in de bacheloropleidingen (Instituut Archimedes, juni 2008), paragraaf 2.2 Toetsmatrices Kennisbasis: overzichten per opleiding waarin de dekking van Kennisbasis in het curriculum inzichtelijk wordt gemaakt staan op Sharepoint. Toetsmatrices bekwaamheidseisen: overzichten per opleiding waarin de dekking van de SBL-bekwaamheidseisen in het curriculum inzichtelijk wordt gemaakt staan op Sharepoint Rapportage Evaluatie CLO (februari 2007) Projectplan “Multicultureel Studieloopbaanbegeleiding Instituut Archimedes deeltijd/voltijd/duaal, handleiding voor studenten (juli 2008)
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor
• • • 5
• • •
10
15
• • • • • • • • •
20 • • 25
• • • •
30 • •
35
• • •
40
• • •
Onderzoek studielast IA: verbeterrapport Instituut Archimedes (17 september 2007) Onderzoek studielast IA: reactie van inspectie op verbeterrapport Cursushandleidingen bij integrale projecten: (1) Kijk op leerlingen en leren, (2) Digitale didactiek Inschrijvingsregeling HU 2008-2009 (juni 2008), artikel 11 t/m 14 Onderwijs en Examenregeling HU-FE 2008-2009 bachelor opleidingen, artikel 10 t/m 14 Brochure “Opleidingsoverzicht en toelatingsvoorwaarden Faculteit Educatie 2009-2010” Diversiteit en taalbeleid. Een aanzet tot beleid in instituut Archimedes (Instituut Archimedes, februari 2008) Instroomgegevens “Inschrijvingen 2007” met achtergrond van studenten Vrijstellingenmatrix (Instituut Archimedes, mei 2008) Handleiding en instrumenten intake-assessment zij-instroom Handleiding en instrumenten EVC procedure Samen op Scholen Voorlichtingsmaterialen opleidingen Procedure 21+ regeling (Examencommissie FE, kamer Instituut Archimedes) Procedure vrijstellingen aanvraag Instituut Archimedes (versie 2008-2009, Examencommissie FE, kamer Instituut Archimedes) CFI OCW Regeling: Regeling nadere vooropleidingseisen hoger onderwijs 2007 (mei 2007) Een samenhangend opleidingsstelsel voor de onderwijsberoepen, HBO-raad en OCW Wet op de zij-instroom Naar een flexibele hogeschool: Perspectief, implementatie en knelpunten. (Hogeschool Utrecht, april 2008). Ontwerp voor het opleiden van leraren (Instituut Archimedes, 2002). Oh zit dat zo… ? Een uitwerking van basisdocument ‘Ontwerp voor het opleiden van leraren. (Instituut Archimedes, 2006). Visiedocument Instituut Archimedes (2009). Jaarverslag 2007-2008 Examencommissie kamer Instituut Archimedes, Faculteit Educatie, Hogeschool Utrecht (november 2008). Handleidingen assessments propedeuse en hoofdfase. Beoordelingsformulieren assessment hoofdfasebekwaam, afstudeerbekwaam en startbekwaam. Overzicht van gecertificeerde assessoren (veld- en opleidingsassessoren, december 2008). Materiaal van assessorentraining Reactie portefeuillehouder Bachelor op advies van GOC inzake assesment hoofdfasebekwaam. SKM-methode: Projectplan pilot SKM, sociocratische kringorganisatiemethode, Instituut Archimedes, Hogeschool Utrecht, september 2008
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor
157/164
5
10
15
• • • • • • • • • • • • • •
• 20 • • • 25
30
35
40
• • • • • • • • • • • • • • • •
158/164
Beleidsplan Centrum Archimedes, beleidsteam Centrum Archimedes, april 2009 Analyse cv’s Instituut Archimedes (2009) Ondernemingsplan Instituut Archimedes 2008 Meerjaren personeelsplan FE. Personeelsplan Archimedes. HRM beleidsplan, 26 augustus 2008 Rapportage personeelsbezetting Instituut Archimedes, maart 2009 Beleid Professionalisering, Instituut Archimedes 2006-2008. (Deel 1, Beleidskader 2006-2008) Evaluatie nieuwbouw FE (2008). ICT beleidsplan Archimedes 2007 Mediatheekbeleidsplan HU Mediatheekbeleidsplan FE Boekje Wie, wat waar? Rapportage gebruik OSIRIS, periode 1 cursusjaar 2008-2009 (23 januari 2009); Oplevering project “Ontwikkeling gebruik OSIRIS binnen IA (17 december 2008); Samenvatting rapportage gebruik OSIRIS 2007-2008 (7 november 2008) Projectplan “Multicultureel opleiden in de lerarenopleiding: vergroten onderwijssucces allochtone studenten”. Deelplan Instituut Archimedes t.b.v. Projectvoorstel G5 FE, werkgroep diversiteit Instituut Archimedes, (januari 2009) Facultair kader Studieloopbaanbegeleiding Faculteit Educatie(februari 2006, Faculteit Educatie). Studieloopbaanbegeleiding Instituut Archimedes (Instituut Archimedes, mei 2006). Studieloopbaanbegeleiding Instituut Archimedes deeltijd/voltijd/duaal, handleiding voor studenten (juli 2008). Bijlagen studieloopbaanbegeleiding 2008-2009. Professionalisering Studieloopbaanbegeleiders Instituut Archimedes 2008-2009. Rapportage SLB 2005-2006 (Instituut Archimedes, 20 juli 2006). Memo SLB evaluatie (Instituut Archimedes, 3 juni 2008). Procedure inschrijven in OSIRIS op onderwijs voor Bachelor en Master studenten Archimedes 2008-2009. Professionalisering (school)IB’s en WERdocenten 2008-2009. Professionaliseringstraject schoolopleiders. Professionaliseringstraject werkplekbegeleiders Meerjaren Kwaliteit HU 2007-2012 EPS-kwaliteitsstandaarden in het kader van Educatief Partnerschap (ADEF). Facultair Jaarplan Kwaliteitszorg FE. Kwaliteitsplan Archimedes Zorg voor kwaliteit. Op weg naar een accreditatiewaardige lerarenopleiding 2003-2005. Evinac HU. Accreditatieprotocol HU. Auditprotocol HU. Evaluatieprocedure Instituut Archimedes 2008.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor
5
10
15
20
25
30
35
• • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
Rapportage Werkplekleren 2007-2008. Rapportage Evaluaties Integrale opdrachten 2007-2008. Rapportage SLB 2007-2008. Rapportage conceptuele cursussen 2007-2008. Verslag STO-bijeenkomst CvB, 25 februari 2009. Ondernemingsplan Archimedes, Cluster Ondernemingsplannen, de Marap’s (Management Rapportage), 2004-2009 Monitoringsinstrument klachtenafhandeling. Plan van Aanpak Externe Audit bacheloropleidingen Instituut Archimedes, (2008) Rapportage Pilot Keurmerk Opleidingsschool 2005 Brochure Keurmerk Opleidingsscholen, 2008-2009 Regelingen voor inspraak van medewerkers Portfolio’s studenten Evaluatiegegevens Bureau Assessment. HBO-Monitor 2007. Het Assessorendossier (2009). Boekje Bureau Assessment (EVC). Documentatie facultaire Werkgroep Rendement, 2008-2009. Ondernemingsplan Instituut Archimedes 2009. Streefcijfers Faculteit Educatie (besluit directieberaad 2008). www.lerarenweb.nl www.leroweb.nl www.samenopleiden.nl www.lerarenweb.nl www.kennisbasis.nl http://international.hu.nl/ https://www.sharepoint.hu.nl/sites/international www.kennisbank.nl www.sharepoint.hu.nl/sites/Archimedesprofessionalisering. www.ecent.nl. www.elwier.nl. www.best-utrecht.nl. www.betavak-nlt.nl. www.sharepoint.hu.nl/sites/Archimedesprofessionalisering. www.ecent.nl. www.elwier.nl. www.best-utrecht.nl. www.betavak-nlt.nl.
40
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor
159/164
Overzicht ter inzage liggende documenten van de opleidingen
20
-
25
-
5
10
15
30
35
40
45
-
Matrix Kennisbasis Aardrijkskunde Beleidsnotitie ‘Opbouw Conceptuele Leerlijn’ vakgroep Aardrijkskunde Toetsmatrix Gezondheidszorg en Welzijn (april 2009) Generieke kennisbasis Gezondheidszorg en Welzijn (2008) Vakkennisbasis Gezondheidszorg & Welzijn (2008) Boeken- en literatuurlijst vakgroep Gezondheidszorg & Welzijn Kwaliteitszorgplan GZW (bijgestelde versie juni 2009) Het nieuwe programma Lerarenopleiding Gezondheidszorg en Welzijn 2009-2010 Studiehandleidingen vakgroep Gezondheidszorg & Welzijn Toetsplan vakgroep Gezondheidszorg & Welzijn Procedure certificeringstrajecten Kennisbasis omgangskunde Evaluatie programma 2008 omgangskunde Matrix Kennisbasis geschiedenis Cursushandleidingen geschiedenis Toetsplan geschiedenis Augustin, V., 5 jaar competentiegericht onderwijs en vakdidactiek. Een balans. Een onderzoek naar vakdidactiek, gegeven binnen het leerlijnenmodel door de vakgroep geschiedenis van het Instituut Archimedes; Lerarenopleiding VO/BVE, Hogeschool Utrecht, (Utrecht 2008) Erogluer, T. Een geschiedenis van de islamitische wereld (Uithoorn 2008) Kader voor toetsing en beoordeling in de bacheloropleidingen. Instituut Archimedes (Utrecht, juni 2008). Kooij, C. van der, Verleden, heden, toekomst (Groningen 2004) Riessen, M. van, Rovers, F., Wilschut A. (red) Oriëntatie op geschiedenis – Basisboek voor de vakdocent (Assen 2008) Wagemakers, B. Jezus en het vroege christendom (Driebergen-Rijssenburg 2008) Riessen, M. van, Rovers, F., Wilschut A., Geschiedenisdidactiek – handboek voor de vakdocent (Bussum 2004) Boekenlijst Bacheloropleiding Biologie Studiehandleidingen Planten, Dieren, Ecologie in de praktijk, Rondje Nederland, Waterbiologie, Natuur- en Milieueducatie, De Cel, Gedrag, Biologie in het Nieuws Bestand koppeling Kennisbasis – curriculum biologie Bestand koppeling SBL-competenties – curriculum biologie Overzicht Vakdidactiek, ICT en toetsen in curriculum biologie Notitie ADEF Kennisbasis ICT 4-12-2008 Verslag studiedag ICT team biologie Beoordelingsmodellen Planten, Waterbiologie en SLB-1 Lindenaar, D. and Munneke, L. (2009). Vakdidactiek in een duale, competentiegerichte lerarenopleiding (In R. Keijzer and V. Jonker (Eds.), Over de muurtjes kijken. Verslag twee jaar ELWIeR Utrecht: Expertisecentrum Lerarenopleiding Wiskunde en Rekenen (Freudenthal instituut).
160/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor
5
-
10
15
20
-
25 30
-
35
40
45
-
Groenestijn, Mieke van (2009, in druk). Rekenvaardigheid in het VO (verslag landelijk onderzoek bij 10.000 leerlingen) Groenestijn, Mieke van (2007). ABC Toets rekenen-wiskunde voor voortgezet onderwijs. Hogeschool Utrecht/ Faculteit Educatie/ Instituut Archimedes. ISBN: 90-75293-23-2 Boekenlijst Biologie Matrix met verband tussen de vak(-didactische) onderdelen uit de Kennisbasis voor het vak wiskunde en de vak(-didactische) modulen in de opleiding Herziening rekendidactiek in 'Analyse jaar 1, rekenen is complex' Uit de Activiteitenplannen van het team de onderdelen: projecten extern HU, projecten intern HU, professionalisering en innovatie Studiebijeenkomsten van het team wiskunde Projectopzet + verslag Taal met lectoraat Ast, Michel van (2008). Wiskunde op het digibord. Nieuwe Wiskrant, december 2008 Notitie 'Alles rondom toetsen bij de vakgroep wiskunde' Uit de Activiteitenplannen: projecten extern en intern HU, professionalisering en innovatie nastec Kennisbasis techniek Voorbeelden van publicaties en artikelen vakgroep Techniek Innovatieplan nastec Artikel Impuls NOVO 2 Dijk van G. Poorthuis H. (2007) Learning Concepts through project work, Web based projects for integrated science and technology, PATT-18 conference book, Edited by Dakers J. Bekker A., Dijk van G. (2008) Het beoordelen van een ontwerp, Terugkoppeling juni 2008-12-10. Bekker A., Dijk van G., Vossebeld H. (2008) Curricular Reform in Technology Teacher Training, PATT-20 Edited by Kipperman D. Dijk van G., Munneke L. (2008) Praktische Techniek, een evaluatie. Ontwikkelingsfonds Technische Installatie Bedrijven, Interne publicatie. Team professionaliseringsplan Nastec 2007-2008, 2008-2009 Samenwerking met het beroepenveld Evaluatie VAC en plannen Artikel Impuls NOVO 2 Experimentele vaardigheden om veilig en vaardig te werken op het scheikunde laboratorium (lesmateriaal van de cursus Stoffen en Materialen) Onderzoek in de bachelor natuurkunde Kennisbasis natuurkunde Opzet practicumleerlijn natuurkunde Innovatie natuurkunde Artikel ‘Impuls’ NOVO 2 Evaluatie VAC en plannen Matrix Kennisbasis Engels Lijst met boeken gebruikt in de diverse cursussen en projecten, vakgroep Engels: Boekenlijst Links naar Sharepoint: cursusmateriaal vakgroep Engels
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor
161/164
5
10
15
20
-
Lijst materiaal vakgroep Engels, bijvoorbeeld bij feedback op schrijfproducten Links naar mooie Talenquests Kennisbasis Frans vakinhoudelijk met preambule 2 Criterialijsten bij dossiers vakgroep Frans Toetsen met correctiemodellen. CV’s collega’s vakgroep Frans Intakematrix vakgroep Frans Bijlage ‘Aachen’ Logboek verslag hospitatie ‘Bekannte Nachbarn’ Schoolproject vakgroep Duits Aufgabensatz ZOP Document GERS WER-rooster vakgroep Duits Logboek Buitenlandverblijf vakgroep Duits Vrijstellingenmatrix vakgroep Duits Cursusbeschrijving ‘Kontrastive Grammatik’ vakgroep Duits 2 Criterialijsten bij dossiers vakgroep Duits Link naar opleidingssite Spaans Methode “Gente” Boeken- en literatuurlijst vakgroep Spaans Onderzoek vakgroep directies van scholen Onderzoek Spaanse ambassade Afstudeerwerkstukken LIO Toetsprotocol vakgroep Spaans
-
Literatuurlijst (zie studiegids bacheloropleiding Nederlands 2008-2009) https://www.sharepoint.hu.nl/sites/Accr_FE_Arch_ba_2009/programma/Conceptuele%20l eerlijn/Nederlands/De vakkennis van de leraar.doc Stichting Het Schoolvak Nederlands: http://www.hsn.ugent.be/ VELON: http://www.velon.nl/ Het Landelijk Expertisecentrum Opleidingen Nederlands en Diversiteit (LEONED): http://www.leoned.nl/ExpertiseCentrumNederlands_C01/default.asp?comid=166&modid= 594&itemid=0&time=4442 ONDERWIJSWEB: www.ONDERWIJSWEB.nl Dertien doelen in een dozijn. Een referentiekader voor taalcompetenties van leraren in Nederland en Vlaanderen. H.Paus, R.Rymenans en Koen Van Gorp. https://www.sharepoint.hu.nl/sites/Accr_FE_Arch_ba_2009/programma/Conceptuele%20l eerlijn/Nederlands/dertiendoelen.pdf Over de drempels met taal. De niveaus van taalvaardigheid. Onderdeel van de Expertgroep Doorlopende leerlijnen Taal en Rekenen. https://www.sharepoint.hu.nl/sites/Accr_FE_Arch_ba_2009/programma/Conceptuele%20l eerlijn/Nederlands/Over%20de%20drempels%20met%20taal.pdf
25
30
35
-
-
40
162/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor
-
5
-
10
-
15 -
20
Raamwerk Nederlands. Nederlands in (v)mbo-opleiding beroep en maatschappij. E. Bohnenn, F. Jansen, C. Kuijpers, R. Thijssen, I. Schot, W. Stockmann. https://www.sharepoint.hu.nl/sites/Accr_FE_Arch_ba_2009/programma/Conceptuele%20l eerlijn/Nederlands/raamwerk_nederlands[1].pdf Taalloket ( https://www.sharepoint.hu.nl/sites/taalloket/default.aspx) Site studenten geschiedenis: https://www.sharepoint.hu.nl/sites/Geschiedenis%20en%20Staatsinrichting/default.aspx Site studenten/personeel geschiedenis: https://www.sharepoint.hu.nl/sites/didactiektops/default.aspx Minorensite geschiedenis: http://www.tweedewereldoorlogeducatie.hu.nl/ http://www.jodendomchristendomislam.hu.nl/jodenchristen.html http://www.jodendomchristendomislam.hu.nl/islam.html Site canon geschiedenis: http://entoen.nu/ Eindrapportage van de Expertgroep Doorlopende leerlijnen Taal en Rekenen (Commissie Meijerink) http://www.taalenrekenen.nl/Algemeen/expertgroep/eindrapportage/ Rekenen (didactiek)', uit de APS serie 'Wiskunde voor leerlingen van 12 tot 16' Kennisbank site http://portal.rdmc.ou.nl/kbWiskunde/kbWapp/choice.jsp
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht., Lerarenopleidingen hbo-bachelor
163/164
Bijlage 5:
5
Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
Het domeinspecifieke referentiekader is te vinden op de website van de HBO-raad: www.hbo-raad.nl
164/164
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, Lerarenopleidingen hbo-bachelor