Hogeschool Utrecht, Utrecht Opleiding: Croho: Varianten:
Master Advanced Nursing Practice 49246 duaal
Visitatiedatum:
13 mei 2008
© Netherlands Quality Agency (NQA) Utrecht, augustus 2008
2/51
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
Inhoud
3
Deel A:
Onderwerpen 1.1 Voorwoord 1.2 Inleiding 1.3 Werkwijze 1.4 Oordeelsvorming 1.5 Oordelen per facet en onderwerp
5 7 7 8 10 11
Deel B:
Facetten Onderwerp 1 Onderwerp 2 Onderwerp 3 Onderwerp 4 Onderwerp 5 Onderwerp 6
13 15 18 25 29 31 34
Deel C:
Bijlagen Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4: Bijlage 5:
Doelstelling van de opleiding Programma Inzet van personeel Voorzieningen Interne kwaliteitszorg Resultaten
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden Deskundigheden panelleden Bezoekprogramma Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
37 38 43 47 49 50
3/51
4/51
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
Deel A: Onderwerpen
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
5/51
6/51
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
1.1
Voorwoord
Dit rapport is het verslag van het panel dat in opdracht van NQA de hbo-masteropleiding Advanced Nursing Practice van Hogeschool Utrecht heeft onderzocht. Het beschrijft de werkwijze, de bevindingen en de conclusies. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in het kader van de accreditatie van hogere beroepsopleidingen. Het onderzoek is begonnen in februari 2008, toen het zelfevaluatierapport bij NQA is aangeleverd. Als onderdeel van het onderzoek heeft het panel de opleiding gevisiteerd op 13 mei 2008. Het panel bestond uit: Mevrouw drs. M. Hollander-Pasma (voorzitter, domeinpanellid) De heer drs. L.J.M. Hollands (domeinpanellid); Mevrouw D. Oldehinkel (studentpanellid); Mevrouw drs. G.J. Overmeen-Bakhuis (NQA-auditor). Dit panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document Protocol ter beoordeling van de werkwijze van visiterende en beoordelende instanties van de NVAO (oktober 2007). Het panel beschikt over relevante werkvelddeskundigheid en over vakdeskundigheid. Onder vakdeskundigheid wordt verstaan het vertrouwd zijn met de meest recente ontwikkelingen en vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op het niveau/oriëntatie van de te beoordelen opleiding. Daarnaast beschikt het panel over onderwijsdeskundigheid, studentgebonden deskundigheid en visitatiedeskundigheid (zie bijlage 2). Het rapport bestaat uit drie delen: • Deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken met daarbij de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. • Deel B: een Facetrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan uit van de vierpuntsschaal (onvoldoende, voldoende, goed en excellent) conform het voorschrift van de NVAO. Uitzondering hierop is facet 2.6, als gevolg van aanvullende instructies van de NVAO wordt hier het oordeel voldaan of niet voldaan gegeven. Dit Facetrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. • Deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen. 1.2
Inleiding
In dit rapport wordt verslag gedaan van de visitatie van de opleiding Master Advanced Nursing Practice van de Hogeschool Utrecht. Een deeltijdopleiding met een omvang van 120 EC die is ondergebracht in het Centrum voor Verpleegkundige Studies (CVS) van het Instituut Verpleegkundige Studies (IVS) van de Faculteit Gezondheidszorg. Het IVS heeft in totaal 1800 studenten ingeschreven. Naast de Master ANP biedt het CVS ook een Master
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
7/51
Physician Assistant (MPA) aan en vanaf september 2008 ook een derde master: Zorgtraject Ontwerp (MZO). De opleiding startte in 2000 en is gebaseerd op de reeds vanaf 1988 aangeboden Master of Science in Nursing (MScN) die samen met de Universiteit van Wales was ontwikkeld. Daarnaast is de opleiding gebaseerd op de Voortgezette Opleiding Verpleegkundig Specialist. In 2003 werd de MANP geaccrediteerd door de NVAO waarbij alle facetten met voldoende zijn beoordeeld, met uitzondering van de financiële voorzieningen. De opleiding heeft een zeer sterke netwerkparticipatie. Hierdoor hoeft zij nauwelijks studenten (en docenten) te werven. Instromende studenten worden sectorgewijs ingedeeld in algemene gezondheidszorg (AGZ) en geestelijke gezondheidszorg (GGZ) en krijgen les van docenten met kennis en ervaring in de desbetreffende sector. De basis (algemene klinische, kritisch-analytische en strategische competenties) verwerven studenten binnenschools. De specialistische klinische competenties verwerven de studenten merendeels buitenschools in de eigen werksetting onder supervisie van een mentor. Sinds 2000 zijn er meer dan 100 verpleegkundigen op professioneel masterniveau afgestudeerd. Het beroep nurse practitioner wordt op het niveau van de verpleegkundig specialist gepositioneerd. De opleiding in Utrecht heeft zich van meet af aan ook op het profiel van het Landelijk Centrum Verpleging en Verzorging (LCVV) gericht, waarin het profiel van nurse practitioner wordt gecombineerd met het meer op zorgvernieuwing gerichte profiel van Clinical Nurse Specialist. Door een dergelijk breed profiel te hanteren, trekt Utrecht studenten aan die hiervoor bewust kiezen. De opleiding wordt alleen in Utrecht aangeboden en is alleen bestemd voor duale studenten. In het studiejaar 2007-2008 stonden in totaal 100 studenten voor de opleiding ingeschreven, met een jaarlijkse toename in inschrijvingen per cohort (2006-2007 instroom 46, 2007-2008 instroom 54). De docent-studentratio is voor MANP 1:10,5. De Hogeschool Utrecht heeft 77 bacheloropleidingen en 22 masteropleidingen. Er zijn 1.869 docenten aangesteld, met een gemiddelde aanstelling van 0,76 fte. Aan de hogeschool studeren 33.969 studenten. De gemiddelde docent-studentratio is 1:24. 1.3
Werkwijze
De beoordeling van de opleiding door het panel verliep volgens de werkwijze zoals die is neergelegd in het Beoordelingsprotocol van NQA. Deze werkwijze wordt hieronder beschreven. Het onderzoek vond plaats op basis van het domeinspecifieke referentiekader dat voor de opleiding geldt (zie facet 1.1). NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke bezoek door het panel en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase.
8/51
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
De voorbereidingsfase Allereerst heeft een NQA-auditor het zelfevaluatierapport gecontroleerd op kwaliteit en compleetheid (de validatie) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. Vervolgens bereidden de panelleden zich in de periode april en mei 2008 inhoudelijk voor op het bezoek d.d. 13 mei 2008. Zij bestudeerden het zelfevaluatierapport (en bijlagen), formuleerden in een beoordelingsformat hun voorlopige oordelen op basis van argumenten en zij formuleerden vraagpunten. Zij gaven hun bevindingen door aan de NQA-auditor. Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA-auditor tenslotte kernpunten en prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken. Tijdens een voorbereidende vergadering is het bezoek door het panel voorbereid. De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiest. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundigen in het panel bekeken of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling dan wel nadere specificatie nodig is. In het facetrapport is aangegeven op welke landelijke beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader (en het opleidingsprogramma) is gebaseerd. Het bezoek door het panel NQA heeft een bezoekprogramma ontwikkeld voor de (dag-)indeling van het bezoek door het panel dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleiding (bijlage 3). Er vonden gesprekken plaats met het opleidingsmanagement, docenten, studenten, afgestudeerden en met werkveldvertegenwoordigers. Aan het begin en tijdens het bezoek heeft het panel ter inzage gevraagd materiaal bestudeerd. Tussen de gesprekken door heeft het panel ruimte ingelast om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen-)oordelen. De bevindingen zijn door de panelleden beargumenteerd. Aan het einde van het bezoek heeft de voorzitter een mondelinge terugkoppeling gegeven van enkele indrukken en ervaringen van het panel, zonder expliciete oordelen uit te spreken. De fase van rapporteren Door NQA is, op basis van de bevindingen van het panel, een tweeledige rapportage opgesteld, bestaande uit een facetrapport en een onderwerprapport, waarin de kwaliteit van de opleiding is beoordeeld. Met dit rapport kan de opleiding accreditatie aanvragen bij de NVAO. De opleiding heeft in juni 2008 een concept van het Facetrapport (deel B) voor een controle op feitelijke onjuistheden ontvangen. Naar aanleiding daarvan zijn enkele wijzigingen aangebracht. In het Onderwerprapport (deel A) wordt door NQA een oordeel op de onderwerpen en op de opleiding als geheel gegeven. Ook dit rapport is in juni 2008 voor een controle op feitelijke onjuistheden aan de opleiding voorgelegd. Het definitieve rapport is door het panel vastgesteld in augustus 2008. Het visitatierapport is uiteindelijk in augustus 2008 ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
9/51
1.4
Oordeelsvorming
In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals die door NQA in het Beoordelingsprotocol zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie Handreiking voor oordeelsvorming een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling rekening gehouden met accenten die de opleiding eventueel legt, het domeinspecifieke kader en een vergelijking met andere relevante opleidingen op een aantal aspecten. Het eindoordeel is voorzien van een aanvullende tekst als sprake is van: • weging van de oordelen op facetniveau; • benchmarking; • generieke bevindingen die het facetniveau overschrijden; • bepaalde accenten respectievelijk ‘best practices’. In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De (uitgebreide) argumentatie is te vinden in het facetrapport.
10/51
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
1.5
Oordelen per facet en onderwerp
Totaaloverzicht van oordelen op facet- en onderwerpniveau Onderwerp/Facet
Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding 1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau master 1.3 Oriëntatie HBO master Totaaloordeel Onderwerp 2 Programma 2.1 Eisen HBO 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud 2.8 Beoordeling en toetsing Totaaloordeel Onderwerp 3 Inzet van personeel 3.1 Eisen HBO 3.2 Kwantiteit personeel 3.3 Kwaliteit personeel Totaaloordeel Onderwerp 4 Voorzieningen 4.1 Materiële voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding Totaaloordeel Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg 5.1 Evaluatie resultaten 5.2 Maatregelen tot verbetering 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld Totaaloordeel Onderwerp 6 Resultaten 6.1 Gerealiseerd niveau 6.2 Onderwijsrendement Totaaloordeel
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
Opleiding Master Advanced Nursing Practice Goed Goed Goed Positief Goed Voldoende Voldoende Goed Goed Voldaan Goed Voldoende Positief Goed Goed Goed Positief Goed Voldoende Positief Voldoende Goed Voldoende Positief Voldoende Goed Positief
11/51
Doelstellingen opleiding Alle drie de onderliggende facetten zijn als goed beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Programma Vier van de facetten (Eisen HBO, Studielast, Instroom en Afstemming vormgeving en inhoud) zijn als goed beoordeeld. Vier andere facetten zijn als voldoende (en voldaan) beoordeeld (Relatie doelstellingen en inhoud programma, Samenhang, Duur en Beoordeling en toetsing). Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Inzet van personeel Alle drie de onderliggende facetten zijn als goed beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Voorzieningen De materiële voorzieningen zijn als goed beoordeeld door het panel. De studiebegeleiding als voldoende. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Interne kwaliteitszorg Twee van de drie de onderliggende facetten zijn als voldoende beoordeeld. De maatregelen tot verbetering zijn als goed beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Resultaten Het gerealiseerde niveau is als voldoende beoordeeld. De rendementen zijn als goed beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Totaaloordeel Op grond van voorgaand schema en de inhoudelijke onderbouwing daarvan blijkt dat de opleiding op de zes onderwerpen positief scoort. De conclusie is dat het totaaloordeel over de opleiding positief is.
12/51
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
Deel B: Facetten
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
13/51
14/51
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
Onderwerp 1
Facet 1.1
Doelstelling van de opleiding
Domeinspecifieke eisen
Goed
Criterium - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het Utrechtse competentieprofiel NP is gebaseerd op drie samenhangende basisdocumenten: de internationale code van verpleegkundigen (2000), het beroepsprofiel van de verpleegkundige (1999) en het daarvan afgeleide beroepsdeelprofiel van de nurse practitioner (2004). • Het oorspronkelijke competentieprofiel is gebaseerd op het Amerikaanse beroepsprofiel voor de nurse practitioner en een notitie van de LCVV Actief Naar Perspectief. • Het beroepsdeelprofiel uit 2004 kreeg geen officiële status, omdat de beroepsvereniging van de NP’s (NVNP) zich er niet in kon vinden. Mede daarom heeft de MANP opleiding in Utrecht zich meer gericht op de notitie van de LCVV. • Het competentieprofiel van de opleiding sluit aan bij diverse binnen- en buitenlandse beroepsprofielen (maar kiest een eigen interpretatie en lijn) en bij de afspraken in het overleg ANP-PA. • Het competentieprofiel bestaat uit 10 competenties die zijn opgedeeld in drie leerlijnen: een klinische leerlijn (A), een kritisch-analytische leerlijn (B) en een strategische leerlijn (C). A. Diagnostiek en behandelen. Preventief werken Coachen Consultatie B. Kritisch, analytisch, reflectief en creatief denken en formuleren over beroepsuitoefening en beroep Wetenschappelijk onderbouwen van verpleegkundig specialistische besluiten Methodische analyse van verpleegkundig specialistische problemen C. Beroepsinnovatie Zorgvernieuwing Deskundigheidsbevordering Alle tien de competenties zijn nader uitgewerkt. • In het programma zijn de competenties nader uitgewerkt in leerdoelen (zie 2.2), waarbij nadrukkelijk rekening wordt gehouden met de beide sectoren AGZ en GGZ. • Met name de aansluiting bij buitenlandse opvattingen rondom het beroep nurse practitioner, waarin zorgvernieuwing nadrukkelijker wordt benoemd dan alleen de gerichtheid op taakherschikking, acht het panel getuigen van een vooruitziende blik en een eigen inzicht op het beroep nurse practitioner. Andere opleidingen in Nederland
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
15/51
volgen nu ook meer deze insteek, maar Utrecht heeft deze insteek van meet af aan gekozen. De duidelijke profilering en de ontwikkeling van een eigen competentieprofiel waaraan verschillende beroepsprofielen ten grondslag liggen worden gewaardeerd.
Facet 1.2
Niveau master
Goed
Criterium - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een master. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding hanteert als centrale concept best practice. Dit sluit aan bij de aanname dat een master strategische oplossingen kan bedenken voor complexe problemen. • De opleiding heeft in haar management review een overzicht gegeven van de Dublin descriptoren en op welke wijze deze door het Utrechtse competentieprofiel worden behaald. Dit doet zij enerzijds door een uitvoerige beschrijving te geven van de interpretatie van de betreffende Dublin descriptor binnen de MANP-opleiding en anderzijds door aan te geven welke competentie(s) de desbetreffende Dublin descriptor het meest tot uitdrukking laten komen. • Kennis en inzicht komen vooral in competenties 1 en 8 naar voren; het toepassen van kennis en inzicht in de competenties 1, 2, 3, 4, 8, 9, en 10; oordeelsvorming in de competenties 5, 6 en 7; communicatie in 2, 3, 4 en 10 en tot slot de leervaardigheden in 5, 6, 7, 8, 9 en 10. • Naast de nadrukkelijke koppeling tussen Dublin descriptoren en competenties, heeft de opleiding aantoonbaar de Dublin descriptoren meegenomen in de vormgeving en invulling van haar programma (zie 2.2). • In 2003 tijdens de eerste visitatie constateerde het panel slechts summiere aandacht voor de sociaalcommunicatieve competenties. Inmiddels heeft de opleiding deze geïntegreerd in het competentieprofiel. • De opleiding toont aan dat het gehanteerde competentieprofiel aansluit bij algemene beschrijvingen van het hbo-masterniveau.
Facet 1.3
Oriëntatie HBO master
Goed
Criteria - De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. - Een hbo-master heeft de kwalificaties voor het niveau van zelfstandig en/of leidinggevend beroepsbeoefenaar in een beroep of spectrum van beroepen, dan wel het niveau van het functioneren in een multidisciplinaire omgeving waarin een hbo-opleiding vereist is of dienstig is.
16/51
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding MANP leidt op tot verpleegkundig specialist ofwel nurse practitioner. Door demografische en maatschappelijke ontwikkelingen wordt de gezondheidszorg met steeds ingewikkelder vraagstukken geconfronteerd. Deze vraagstukken vereisen meer specifieke expertise en hebben geleid tot een aanscherping van het profiel van de verpleegkundige. Er wordt in de Wet BIG onderscheid gemaakt tussen verpleegkundigen en verpleegkundig specialisten. De laatste groep leek zich te positioneren tussen verpleegkundigen en artsen en taakherschikking (overname van bepaalde taken van artsen) op zich te nemen. Inmiddels is echter duidelijk dat nurse practitioners zich meer richten op zorgvernieuwing en daarin een leidende rol vervullen. Zij zijn in staat om complexe zorgproblemen adequaat op te lossen en dit in de organisatie waarin zij werkzaam zijn in te voeren. • De eindkwalificaties van de opleiding zijn gebaseerd op door het werkveld geautoriseerde (inter)nationale beroepsprofielen voor de nurse practitioner. Dit zijn het beroepsdeelprofiel nurse practitioner van de AVVV/NVNP, de opvatting van het LCVV en het Amerikaanse beroepsprofiel voor de nurse practitioner. • De opleiding bewaakt de relevantie en actualiteit van de gehanteerde eindkwalificaties door structurele contacten te onderhouden met het beroepenveld (werkveldadviescommissie, mentoren, werkgevers van de studenten etc.). • De opleiding is door haar duale opzet genoodzaakt aan te sluiten bij de eisen van het beroepenveld van de studenten. Hiertoe is veelvuldig overleg en contact. • Aan de Faculteit Gezondheidszorg is een lectoraat Verpleegkundige en paramedische zorg voor mensen met chronische aandoeningen verbonden. Uit het gesprek met de lector blijkt dat ontwikkelingen, ook op onderzoeksgebied, adequaat in de opleiding worden opgenomen. • De student dient af te studeren met een best practice opdracht. Deze dient te worden uitgevoerd op de werkplek van de student nurse practitioner -die in deze functie werkzaam is tijdens de opleiding- en functioneert daarmee als verdiepend beroepsbeoefenaar, die een leidinggevende functie en taken heeft in het verpleegkundige veld. Het niveau van de best practices geeft aan dat de studenten op hbo-masterniveau presteren. • De eindkwalificaties van de opleiding weerspiegelen het hbo-masterniveau, zowel in relatie tot de beroepsprofielen als door de maatschappelijke inbedding van de best practices in het werkveld van de student. Het lectoraat heeft een sturende en kwaliteitsverhogende functie in de opleiding.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
17/51
Onderwerp 2
Facet 2.1
Programma
Eisen HBO
Goed
Criteria - Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. - Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. - Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding MANP is een duale opleiding. Een deel van het programma vindt binnenschools plaats, een ander deel op de werkplek van de student. Praktijksituaties zijn het vertrekpunt van het leerproces: action learning. • Het binnenschoolse programma draagt strategieën en methoden voor probleemoplossingen aan, die studenten in het buitenschoolse programma op vraagstellingen in hun eigen werkpraktijk moeten toepassen. • De klinische leerlijn, die de kennisbasis moet leggen, bevindt zich ook in het binnenschoolse curriculum. • Het programma heeft de volgende opbouw: Jaar 1 Blok 1 Blok 2 Methoden Literatuuren studie technieken Moreel Klinische redeneren/ besluitvorming/ lichamelijk lichamelijk onderzoek onderzoek Persoonlijke effectiviteit
•
•
•
Blok 3 Evidence Based Practice Besluitvorming LO
Blok 4 Farmacotherapie Klinische besluitvorming/ LO
Jaar 2 Blok 1 Blok 2 Blok 3 Afstudeeropdracht Best Practice
Preventie/ risicomanagement
Coaching en consultatie
Kwaliteitszorg en innovatie
Blok 4
Strategie en beleid
Persoonlijke effectiviteit
De door de opleiding gebruikte vakliteratuur is actueel en van niveau. Jaarlijks wordt de literatuurlijst, die per module wordt vastgesteld, geactualiseerd in het docentenoverleg. De modulecoördinatoren worden beschouwd als de ‘eigenaars’ van de literatuurlijsten: zij stimuleren docenten om met suggesties te komen, stemmen deze af met andere coördinatoren en verwerken deze in nieuwe lijsten. Verschillende docenten zijn gepromoveerd, aan het promoveren of nemen deel aan onderzoeksprojecten binnen en buiten de Faculteit Gezondheidszorg. Ontwikkelingen in deze onderzoeken worden in de opleiding verwerkt, ook als actuele literatuur. Docenten staan volop in het werkveld en nemen ontwikkelingen vanuit het internationale werkveld mee in te opleiding. Voorbeeld is ‘evidence based patient discussion’.
18/51
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
•
•
•
Studenten volgen een groot deel van het programma op de eigen werkplek. Ontwikkelingen en wensen vanuit het werkveld worden niet alleen via de studenten, maar ook via mentoren en andere contacten van de opleiding met het werkveld, aantoonbaar verwerkt in het programma. Zo is de module Farmacotherapie toegevoegd na verzoek van het werkveld. Studenten werken op de eigen werkplek aan werkplekgebonden specialistische klinische competenties en hun best practice opdracht. Dit garandeert enerzijds aansluiting bij actuele ontwikkelingen in het werkveld en anderzijds de ontwikkeling van beroepsvaardigheden, benodigd voor het specifieke werkveld. De wijze waarop de opleiding invulling geeft aan het programma acht het panel inzichtelijk en overwogen. De opleiding is actueel en er is een balans tussen theoretische bagage en beroepsvaardigheden.
Facet 2.2
Relatie doelstellingen en inhoud programma
Voldoende
Criteria - Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. - De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. - De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheden om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken op master niveau. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding heeft het competentieprofiel vertaald naar leerdoelen, zo blijkt uit de modules. Deze leerdoelen vormen de basis voor met name het binnenschoolse curriculum. • De student vertaalt de klinische specialistische competenties samen met de mentor en opleiding naar werkplekgebonden leerdoelen, die als basis gelden voor het buitenschoolse curriculum. • De modulebeschrijvingen zijn helder en inzichtelijk en bieden een concrete vertaling van de eindkwalificaties. De modulebeschrijvingen worden getoetst door de werkveldcommissie op relevantie en niveau. • De werkplekgebonden leerdoelen worden vastgelegd, zoals aangegeven in overleg met de mentor. Deze verschillen per student met name met betrekking tot oriëntatie en beroepsspecifieke eisen om volledig aan te kunnen sluiten bij de werkplek van de student. Borging van het niveau en de volledigheid van de te bereiken competenties is hierbij naar mening van het panel een aandachtspunt. De evidence based patient discussion die de opleiding recent heeft ingevoerd biedt hiertoe in de ogen van het panel mogelijkheden en is een aanzienlijke verbetering. • De opleiding heeft afgelopen jaren veel geïnvesteerd in het concretiseren van de onderzoeksvaardigheden in het programma. Het kritisch-analytisch denken en onderzoeksmethodologie hebben een expliciete plaats in het curriculum.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
19/51
•
•
Het panel is van mening dat de opbouw van het door het palen beoordeelde programma niet de meest geschikte opbouw is voor het kunnen behalen van de competenties. Met name het feit dat de modules Kwaliteitszorg en Strategie & Beleid, in de tweede helft van het tweede studiejaar plaatshebben, op een moment dat een student aan de afronding van zijn best practice opdracht bezig is, is ongelukkig. De inhoud van beide modules lijkt het panel noodzakelijk voor een goede opbouw en opzet van de best practice opdracht, en zou daarom al in een eerder stadium aan de studenten moeten worden aangereikt. Later in het bezoek bleek de opbouw reeds te zijn gewijzigd voor de komende studiejaren. De opleiding heeft duidelijk stappen gezet om de competenties zo goed mogelijk te vertalen in het programma. De aspecten opbouw van de modules en de vertaling (en met name borging) naar het buitenschoolse curriculum verdienen nog wat nadere aandacht. Deze kanttekeningen leiden ertoe dat de opleiding een voldoende ontvangt.
Facet 2.3
Samenhang in opleidingsprogramma
Voldoende
Criterium - Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding maakt in de samenhang gebruik van een combinatie van drie leidende concepten: best practice, kritisch analytisch denken en action learning. Studenten leren gedurende de opleiding steeds weer de cyclus van het kritisch-analytisch denken te doorlopen: problematiseren, analyseren en synthetiseren. Deze cyclus drijft feitelijk het action learning proces (ontleend aan Kolb) aan: ervaren, theoretiseren, planmatig uitproberen en reflecteren. Deze zijn leidend voor het best practice traject. Studenten ervaren op deze manier een samenhang in de werkwijze, zowel zoals die binnenschools wordt geleerd, als hoe deze buitenschools moet worden toegepast. • De inhoudelijke (en horizontale) samenhang in het programma blijkt uit de drie leerlijnen waaronder de competenties zijn verdeeld: kritisch analytische vaardigheden, klinische competenties en strategische competenties. In de opbouw van het programma is deze samenhang echter niet altijd duidelijk zichtbaar, zoals ook blijkt uit de studentenevaluaties. De opleiding is van plan om de curriculumopbouw te wijzigen, zodat de samenhang beter zichtbaar wordt gemaakt in het curriculum. Zij ziet de zichtbare samenhang van het curriculum als een continu proces. • Ook de afstemming tussen het binnenschoolse en buitenschoolse programma verloopt niet altijd goed. Een taak hierin ligt bij de mentor op de werkplek, maar deze is niet altijd voldoende in staat om de koppeling naar de opleiding te leggen. Dit mede door het gebruik van verschillend vakjargon door verpleegkundigen en medici. Door op de werkplek gebruik te maken van twee leermeesters (een arts en een nurse practitioner) kan dit probleem deels worden opgevangen, zo blijkt uit de gesprekken tijdens het bezoek. Nog niet alle praktijkinstellingen beschikken echter over de mogelijkheid om beide rollen te onderscheiden.
20/51
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
•
• •
De opleiding heeft getracht de afstemming met mentoren te verbeteren door middel van een infobrochure voor werkgevers te ontwikkelen, tweejaarlijkse mentorenbijeenkomsten te organiseren en werkveldbezoeken door groepsdocenten te initiëren. De reacties van studenten zijn hierna verbeterd, maar mentoren geven in de gesprekken aan dat zij de frequentie van werkveldbezoeken te laag vinden. Gemiddeld evaluatieresultaat op studententevredenheidsonderzoek (STO) 2007 was 3.6. De opleiding dient aandacht te blijven besteden aan zowel de inhoudelijke horizontale samenhang in en tussen de modules als de koppeling tussen het binnen- en buitenschoolse curriculum. Deze kanttekeningen leiden ertoe dat de opleiding een voldoende ontvangt.
Facet 2.4
Studielast
Goed
Criterium - Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De studielast van 120 EC is verdeeld over twee jaar van elk 60 EC. • De normstudielast is door de opleiding vastgesteld op 36 uur per week voor zowel leren als werken. Daarbij wordt uitgegaan van 47 weken per studiejaar. • De 36 uur is verdeeld als volgt: 12 uur binnenschools programma, 12 uur buitenschools programma (aangestuurd door de opleiding) en 12 uur werk dat wordt aangestuurd vanuit de werkplek. • De opleiding is ingedeeld in vier blokken van 10 weken per jaar, zodat de studielast gespreid wordt. • Naast een instroomprocedure, een EVC-procedure (beide zie 2.5) is er vanuit de opleiding aandacht voor persoonlijke begeleiding, zowel op de werkplek als binnen de opleiding. Deze begeleiding heeft niet het karakter van een voortdurende, intensieve ondersteuning, maar laat het initiatief bij de student, zoals het passend is bij een masteropleiding. Er wordt vanuit de opleiding ingegrepen zodra de studieresultaten daartoe aanleiding geven. • De studielast wordt door studenten als zwaar beschreven, maar tevens geven studenten aan dat ze dit bij aanvang van de studie wisten en hier bewust voor hebben gekozen. De uitval is dan ook relatief gering (bijna 10%). • De opleiding sluit samen met de werkgever en de student een onderwijs-arbeidsovereenkomst, zodat helder is wat van alle betrokkenen verwacht wordt gedurende het leertraject. • Daarnaast wordt getracht de opleiding aan te laten sluiten bij de specifieke wensen en eisen van de student en werkgever. De student bepaalt in overleg met de werkgever en de opleiding welke specifieke klinische vaardigheden zij zich op de werkplek eigen gaat maken. Daarnaast vult iedere student de verschillende beroepsopdrachten gedurende de
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
21/51
•
•
opleiding inhoudelijk in met vraagstellingen en materiaal uit de eigen werkpraktijk. Op deze manier wordt de studielast niet onnodig groot en ervaren studenten aansluiting tussen opleiding en werk. Studenten geven in de STO 2007 aan dat de opleiding zich houdt aan de termijn van toetsuitslagen (4.2) en dat ze door de planning van het programma geen vertraging hoeven op te lopen (3.8). De studielast is pittig, mede door de combinatie van werken, leren en privé, maar door de goede voorlichting bij aanvang van de studie, de aandacht voor de spreiding binnen het programma en de aansluiting bij de werkplek is de opleiding te doen.
Facet 2.5
Instroom
Goed
Criterium - Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: bacheloropleiding en eventueel (inhoudelijke) selectie. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding MANP is een duale masteropleiding voor verpleegkundigen op hbo-niveau met minmaal twee jaar werkervaring. • De instroomeisen zijn vastgelegd in de Opleidingsgids. De toelatingsprocedure is beschreven in het examenreglement. • Kandidaten met een hbo-v diploma en een geschikte werkplek zijn toelaatbaar. Kandidaten zonder hbo-diploma (bijvoorbeeld die reeds lang geleden een diploma verpleegkunde hebben behaald) moeten een assessment ondergaan. Hierin wordt de toelaatbaarheid getoetst en EVC in kaart gebracht. Dit laatste wordt gedaan door een geschoolde docent, die onder meer gebruik maakt van EVC-zelfevaluatie-instrumenten. • Studenten kunnen in aanmerking komen voor vrijstellingen, hoewel geen generieke vrijstellingen worden verstrekt. Om in aanmerking te komen wordt de student getoetst door een geschoolde assessor. De examencommissie beslist over de vrijstellingen. • De werkplek van de student dient geschikt te zijn, daartoe wordt een arbeidsleerovereenkomst afgesloten door de opleiding, de student en de werkplek. Op die manier worden de geschiktheid van de plek, en de taken van de student geborgd. • Er zijn geen buitenlandse studenten, gezien de specifiekheid van de opleiding op de Nederlandse arbeidsmarkt. • De instroom vindt zorgvuldig plaats en is passend bij een masteropleiding. De eisen zijn helder beschreven en de werkplek van de student wordt gescreend. Hierdoor sluit de opleiding goed aan bij de kenmerken van deze studenten.
22/51
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
Facet 2.6
Duur
Voldaan
Criterium - De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: hbo-master: minimaal 60 studiepunten/european credit points. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding MANP omvat 120 EC verspreid over twee jaar. Dit omvat ook de 40 EC aan ‘productie-uren’ die studenten tijdens de duale opleiding binnen hun instelling maken.
Facet 2.7
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
Goed
Criteria - Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. - De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding hanteert action learning als didactische concept om goed aan te sluiten bij het competentiegerichte curriculum. Dit staat beschreven in de management review van de opleiding, alsmede in de opleidingsgids. Het curriculum is gericht op het verwerven van de benodigde kennis en het opdoen van beroepsvaardigheden en beroepsattitude in een realistische context en op masterniveau. Bij action learning nemen studenten steeds vraagstellingen en materiaal uit de eigen werkpraktijk als uitgangspunt. Met dit materiaal doorlopen ze de aan de cirkel van Kolb ontleende stappen: 1) ervaren, 2) theoretiseren, 3) planmatig uitproberen en 4) reflecteren. Door op deze manier te werken leert de student te komen tot een best practice. • Het didactische concept van action learning draagt zorg voor een integratie van werken en leren. • Bij elk onderdeel van de action learning cyclus zijn passende didactische werkvormen van toepassing: Action learning cyclus Ervaren Theoretiseren Planmatig uitproberen Reflecteren
•
•
Didactische werkvormen Interviews, rollenspelen, lichamelijk onderzoek Casuïstiekbespreking, presentatie probleemstelling, peer review, colleges Onderzoeksaanvraag opstellen, netwerkopzet maken, presentatie Reflectieve praktijkvorming, verslag leerrendement
Studenten zijn zeer tevreden over de opzet en de werkvormen van de opleiding, zo blijkt uit de gevoerde gesprekken. Zij beoordelen ze als passend voor een masteropleiding, en passend bij de doelgroep studenten. Evaluatieresultaat STO 2007 is 3.4.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
23/51
Conclusie: De opleiding heeft gekozen voor een passend didactisch concept, waarbij zowel het curriculum goed uitgevoerd kan worden, maar dat ook passend is bij de kenmerken en wensen van de duale en ervaren masterstudent. De werkvormen sluiten hierbij aan.
Facet 2.8
Beoordeling en toetsing
Voldoende
Criterium - Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding heeft toetscriteria afgeleid van de leerdoelen, die op hun beurt zijn afgeleid uit het competentieprofiel. • Elke module beschrijft op welke wijze de toetsing van de module plaatsvindt. Bovendien staat de wijze van toetsing in de opleiding beschreven in de opleidingsgids. • Het merendeel van de toetsen bestaat uit een werkstuk waarin een deel van het bestpractice-traject is uitgewerkt, meestal een concreet beroepsproduct, zoals een behandelplan of een casuïstiekbeschrijving. Op deze manier worden de klinische basisvaardigheden getoetst. De opleiding doet dit naar mening van het panel zorgvuldig. • Deze werkstukken worden beoordeeld volgens een instrument van de University of Cardiff, waarmee de kritisch-analytische vaardigheden objectief kunnen worden beoordeeld. Naast inhoudelijke criteria, gelden ook eisen aan de vorm en het proces waarin het werkstuk tot stand is gekomen. • Slechts één module: Methoden en Technieken wordt aan de hand van een theorietoets getoetst. Hiervoor is een toetsmatrijs opgesteld, evenals een antwoordsleutel. • Het panel acht het aantal schriftelijke toetsen wat mager ten opzicht van de werkstukken. Naar zijn oordeel zouden beide meer met elkaar in balans moeten zijn. • Studenten kunnen elke toets eenmaal herhalen, en toetsen worden standaard klassikaal besproken. • De specifieke (werkplekgebonden) klinische vaardigheden worden op de werkplek door de mentor getoetst. De mentor maakt hierbij gebruik van competentiebeoordelingslijsten. De mate waarin mentoren vinden dit goed te kunnen, hangt mede samen met de achtergrond van de mentor. Mentoren met een medische achtergrond, zoals artsen, vinden de competentiebeoordelingslijst niet prettig om mee te werken, mede door het andere jargon dat wordt gebruikt. Mentoren met een zorgachtergrond kunnen beter uit de voeten. Hierdoor worden de beste resultaten bereikt wanneer een student de beschikking heeft over twee mentoren of leermeesters (zie ook 2.3), dit is echter niet in alle gevallen mogelijk. • De competentiebeoordelingslijst blijkt niet altijd goed te worden gescoord, of beargumenteerd, zo blijkt uit een bestudering van het materiaal. De opleiding geeft aan dat bij fouten die worden geconstateerd bij de beoordeling, altijd maatwerk plaatsvindt. Met andere woorden er wordt een gesprek gevoerd met student en mentor om te
24/51
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
•
• •
bepalen waar de moeilijkheden zich bevinden en hoe een en ander opgelost moet worden. Echte excessen vinden hierdoor niet plaats. Dit neemt niet weg dat het panel enige twijfels heeft bij de objectiviteit van de competentiebeoordelingslijsten en daarmee gepaard gaande de vaststelling of een student aan alle competenties voldoet. Dit aspect bleek ook reeds uit een interne audit van de opleiding. Inmiddels voert de opleiding werkplekbezoeken uit, zodat de mentor beter weet wat de opleiding van hem verwacht in de beoordeling. Ook is de competentiebeoordelingslijst naar niveau gespecificeerd met gedragsindicatoren. Hoewel deze behulpzaam zijn, is de omvang van de lijst van gedragsindicatoren naar oordeel van het panel te groot, waardoor de bruikbaarheid van de lijst wordt verkleind. De examencommissie besluit over de doorstroom naar het tweede studiejaar op basis van de resultaten uit het eerste studiejaar. Zij doet dit door het portfolio (waarin alle beoordeelde werkstukken, praktijkbeoordelingen, reflectieverslagen e.d. zijn opgenomen) te bestuderen. Eenzelfde procedure wordt gevolgd op het eind van de studie, waarna wordt besloten of de student zijn masterdiploma in ontvangst kan nemen. Uit de STO 2007 blijken de criteria voor beoordeling redelijk te worden beoordeeld (3.4) en de spreiding van toetsmomenten goed (3.9). De opleiding gaat zorgvuldig om met haar toetsen. Dit neemt niet weg dat de vaststelling van de buitenschoolse competenties blijvend aandacht verdient in de nabije toekomst. Ook vindt het panel het aantal theorietoetsen wat mager ten opzichte van de werkstukken, die in het portfolio worden opgenomen. Deze kanttekeningen leiden ertoe dat de opleiding een voldoende ontvangt.
Onderwerp 3
Facet 3.1
Inzet van personeel
Eisen HBO
Goed
Criterium - Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding MANP heeft in haar personeelsbeleid opgenomen dat de docenten een verbinding moeten kunnen leggen tussen theorie en praktijk. De werving van nieuwe docenten richt zich op docenten met recente werkervaring op het (vrij nieuwe) werkterrein van nurse practitioner. • Een aantal vaste docenten is naast de aanstelling op de Hogeschool Utrecht ook werkzaam in de zorgpraktijk. Docenten die niet werkzaam zijn in de zorg, dienen een eigen netwerk met het werkveld te onderhouden en worden hierin structureel ondersteund met tijd. Deze tijd kan besteed worden aan het begeleiden van studenten (die werkzaam in het werkveld), het bezoeken van instellingen, het organiseren van congressen, symposia en lezingen waarbij het werkveld aanwezig is, het deelnemen aan
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
25/51
•
•
• •
• • •
beroepsverenigingen, congressen en lezingen, bijscholing en praktijkoriëntaties, het samenwerken met werkveldvertegenwoordigers bij onderwijsontwikkeling, en het deelnemen in kenniskringen en lectoraten. Enkele docenten hebben een leading rol vervuld in het beschrijven van de taakopvatting van een nurse practitioner ‘De expert-verpleegkundige’. Een publicatie die alom wordt gewaardeerd. In het onderwijs zijn aantoonbaar ontwikkelingen doorgevoerd, die uit het buitenland afkomstig zijn en door docenten vanuit hun internationale netwerk meegenomen. Internationalisering wordt door de docenten serieus genomen. Naast de vaste docenten worden gastdocenten op specifieke deelterreinen ingezet. Deze zijn werkzaam als arts, nurse practitioner of onderzoeker. De begeleiding (en scholing) op de werkplek vindt plaats door mentoren, eventueel ondersteund door aanvullende leermeesters op de werkplek. Allen experts op hun specifieke zorgterrein. Het lectoraat van de opleiding ‘Verpleegkundige en paramedische zorg voor mensen met chronische aandoeningen’ zorgt voor state-of-the-art kennis op dit zorgvlak. De STO 2007 geeft aan dat studenten tevreden zijn over de beroepsgerichtheid van docenten (4.2). De opleiding MANP wordt verzorgd door mensen die een goede relatie kunnen leggen met de beroepspraktijk. Een deel van de docenten is werkzaam in de beroepspraktijk, maar het deel dat dit niet is, geeft blijk van goede en relevante netwerken.
Facet 3.2
Kwantiteit personeel
Goed
Criterium - Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding hanteert de kaders van het facultaire personeelsplan en het personeelsplan van het IVS. Door middel van een jaarlijkse facultaire budgetbrief wordt aangegeven wat het materiële en personele budget is. Gezien het feit dat de opleiding groeit, wordt jaarlijks de formatie aangepast aan de groei. • De toegewezen formatie voor 2007 was 9,8 fte. Binnen deze toegewezen formatie plant de instituutsdirectie met de opleidingsmanager de daadwerkelijke personeelsinzet. • De docent-studentratio is vastgesteld op 1:10,5. Het panel vindt dit gunstig. • De vaste docenten houden zich bezig met onderwijs, student- en onderzoeksbegeleiding, het ontwikkelen van onderwijsmateriaal, pr en werving, werkveldcontacten en het organiseren van de opleiding. De opleiding hanteert normen voor elke taak. • Voor specifieke deskundigheidsterreinen wordt gebruik gemaakt van gastdocenten. • Het ziekteverzuimcijfer is normaal gesproken laag. Door een aantal uitzonderingen in het vaste docentenbestand (langdurig en ernstig niet-werkgerelateerd zieken) is het ziekteverzuimcijfer vorig jaar aanzienlijk opgelopen. De opleiding heeft dit opgelost door
26/51
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
• • •
meer gastdocenten in te zetten en de overige vaste docenten hebben enkele taken overgenomen. Tijdens het bezoek bleek door alle betrokkenen, zowel docenten als studenten, te worden bevestigd dat de opleiding de zieken goed heeft weten te vervangen, zodat dit geen consequenties heeft gehad voor de uitvoering van het onderwijsprogramma. Het verzuimcijfer is inmiddels gedaald. Uit het gesprek met studenten bleek dat docenten goed bereikbaar zijn. De opleiding heeft afgelopen jaar geïnvesteerd in een betere administratieve ondersteuning. Hierdoor kan het personeel efficiënter worden ingezet. De opleiding heeft bewezen zelfs in zeer moeilijke omstandigheden, voldoende personeel in te kunnen zetten om onderwijs van hoge kwaliteit te verzorgen. Er bleek sprake te zijn van een hecht team docenten en actieve en enthousiaste gastdocenten, die zich allen geroepen voelen om samen te werken en te komen tot een goede masteropleiding.
Facet 3.3
Kwaliteit personeel
Goed
Criterium - Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De Hogeschool Utrecht heeft in 2007 een nieuw functiegebouw ingevoerd. Alle functies zijn opnieuw beschreven en formeel gewaardeerd en ingeschaald. Onderdeel van het bouwwerk zijn functieloopbaanpaden en competentieprofielen. Deze worden gebruikt in de gespreks- en beoordelingscyclus van de opleiding. • Jaarlijks vinden gesprekken plaats in de gespreks- en beoordelingscyclus (RGW-cyclus genoemd). In de gesprekken wordt stilgestaan bij de individuele taakstelling en maakt de docent met de opleidingsmanager resultaatafspraken. Daarnaast komt loopbaanontwikkeling en het niveau van functioneren aan de orde. Bij de functioneringsen beoordelingsgesprekken wordt gebruik gemaakt van de gegevens uit de studententevredenheidsonderzoeken, de module- en eindevaluaties. • Ook de gastdocenten worden beoordeeld. Ook hierbij worden de interne evaluatiegegevens meegenomen. Bij een score lager dan 3.0 (op vijfpuntsschaal) volgt een gesprek met de betreffende gastdocent. Bij een score lager dan 2.5 wordt geen gebruik meer gemaakt van de gastdocent. • Het personeelsbeleid van het IVS zet in op het versterken van het resultaatgericht werken, marktgerichtheid en deskundigheidsbevordering. Binnen de masteropleidingen wordt gestreefd naar inzet van gepromoveerde docenten. De opleiding MANP kent inderdaad een groot deel gepromoveerde of promoverende docenten (drie docenten in het traject, drie docenten gepromoveerd). • Gastdocenten hebben allen een academische achtergrond en hebben naast specifieke kennis ook ervaring in het beroepenveld. • Eisen die gesteld worden aan de docenten zijn de volgende:
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
27/51
-
• •
•
•
•
•
• •
gebleken wetenschappelijk inzicht (minimaal masterniveau, liefst gepromoveerd); toepassingskennis en het vermogen te systematiseren; een duidelijke visie en heldere basisconcepten, bij voorkeur blijkend uit gepubliceerd materiaal; - actuele kennis van het betreffende thema en de dagelijkse beroepspraktijk; - een aansprekende en effectieve manier van overdracht van kennis en vaardigheden; - didactisch inzicht en de nodige flexibiliteit om te kunnen inspelen op de behoeften van studenten. Alle docenten die aan de opleiding zijn verbonden zijn academisch opgeleid. Uit de eisen blijkt de inhoudelijke, didactische en organisatorische kwaliteit bij docenten. Bovendien worden in de gespreks- en beoordelingscyclus alle relevante aspecten gemeten en beoordeeld. Tijdens het bezoek blijkt dat de docenten ‘eigenaar’ zijn van de opleiding. Zij initiëren, sturen, ontwerpen en organiseren het geheel. Het opleidingsmanagement lijkt zich op de achtergrond te bewegen en zich faciliterend op te stellen. Indien een docent bij aanstelling nog niet over de benodigde didactische kwaliteit beschikt, dan dient hij zijn aantekening in het eerste jaar te behalen. Iedere nieuwe docent krijgt een ervaren collega als vaste begeleider en de modulecoördinator coacht daarnaast de nieuwe docent bij het onderwijs binnen de betreffende module. Het scholingsbeleid kent twee sporen: alle docenten werken aan een promotietraject of een supervisorenopleiding. Docenten die beide trajecten reeds hebben gevolgd kennen een gerichte deskundigheidsbevordering, afhankelijk van individuele wensen en behoeften. De mentoren (en eventuele aanvullende leermeesters) op de werkplek, dienen te beschikken over academisch niveau (arts/nurse practitioner) en aantoonbare klinische expertise. Deze eisen worden strikt nageleefd. Mocht het nodig zijn, wordt tijdens het traject een andere mentor gezocht door de opleiding. De kwaliteit van de mentor wordt beoordeeld tijdens het werkplekbezoek. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een gestandaardiseerde checklist. Studenten zijn tevreden over hun docenten, zo blijkt uit de gesprekken tijdens het bezoek en de evaluatiegegevens. De afstemming tussen mentoren en de opleiding was een tijd lang een puntje van kritiek. De opleiding heeft getracht dit op tal van manieren te verbeteren (zie elders in dit rapport). De resultaten verbeteren nu. De STO 2007 geeft aan dat studenten tevreden zijn over de deskundigheid van (4.4) en begeleiding door (4.4) docenten. Het personeel dat door de opleiding wordt ingezet voldoet op alle fronten. De opleiding stelt passende eisen voor een masteropleiding, volgt de docenten goed en biedt een passend scholingsbeleid. Er is sprake van een pluriforme samenstelling van het docententeam, dat een hoog niveau heeft en de organisatie uitstekend op orde heeft.
28/51
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
Onderwerp 4
Facet 4.1
Voorzieningen
Materiële voorzieningen
Goed
Criterium - De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding heeft haar materiële voorzieningen afgestemd op de behoeftes van het competentiegerichte onderwijs. Studenten hebben onder meer de beschikking over een moderne mediatheek, een vaardigheidscentrum (skillslab) en ict-voorzieningen. • Het gebouw beschikt over ruimtes van diverse grootte en met diverse inrichtingen, die aansluiten bij de gehanteerde onderwijsvormen. • Het studielandschap beschikt over literatuur op verpleegkundig en verplegingswetenschappelijk gebied, maar ook op andere terreinen van de gezondheidszorg. Er is een grote hoeveelheid vaktijdschriften. De aanwezige literatuur is zeer actueel. • Studenten hebben toegang tot diverse mediatheken, waaronder de mediatheek van het Universitair Medisch Centrum Utrecht (UMC Utrecht). • Studenten, docenten en mentoren maken gebruik van de facultaire elektronische leeromgeving Sharepoint. Hierop is alle (!) relevante informatie over de opleiding te vinden. Per gebruikersgroep is er toegang tot de voor deze groep belangrijke informatie en functionaliteiten. Sharepoint is interactief, biedt uitstekende mogelijkheden en wordt door de opleiding volop benut. • Het skillslab van de opleiding is zeer modern en goed geoutilleerd. Het beschikt over alle benodigde voorzieningen voor een nurse practitioner. Daarnaast bestaat de mogelijkheid voor een student om zichzelf tijdens zijn oefeningen te filmen. Dit draagt bij aan het zelfinzicht van de student en de reflectie op eigen vaardigheden en attitude. Op deze manier wordt niet alleen voldaan aan de behoefte tot het leren van instrumenteel technische en communicatieve vaardigheden, maar kan ook het hanteren van ethisch gevoelige zaken op vaardighedengebied (bv het zorgvuldig hanteren van ‘informed consent’) worden geoefend. • Studievoortgangsresultaten worden geregistreerd met behulp van Osiris. • De ICT-voorzieningen zijn modern en uitgebreid met Formdesk en Testvision (toetsingssysteem). • De STO 2007 geeft aan dat studenten redelijk tevreden zijn over de materiële voorzieningen (gemiddeld rond de 3.0), met een positieve uitzondering voor de mediatheek (4.3). • De opleiding beschikt over faciliteiten die meer dan toereikend zijn voor de uitvoering van het programma. Met name de functionaliteit van Sharepoint, die voor de deeltijdstudenten zeer geschikt is, de toegang tot diverse uitstekende mediatheken, het eigen studielandschap en het skillslab dat up-to-date geoutilleerd is, rechtvaardigt naar mening van het panel het oordeel (zeer) goed.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
29/51
Facet 4.2
Studiebegeleiding
Voldoende
Criteria - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding heeft als doel van de studiebegeleiding om in een dialoog met de student het leerproces te plannen en te evalueren aan de hand van het POP en de verzamelde resultaten in het portfolio. Hierbij staat zelfsturing voorop, de student wordt geacht de aard en de opzet van het leertraject zelf in te richten, passend bij een masteropleiding. • De groepsdocent is de studiebegeleider van de student. Hij bewaakt het binnenschoolse leren en de koppeling met het buitenschoolse leren. • Minimaal twee keer per jaar vindt een gesprek plaats tussen mentor en student over het portfolio en de vorderingen of vertragingen die daaruit blijken. In het portfolio worden resultaten van het leerproces verzameld: beoordeelde werkstukken, verslagen van reflectiegesprekken en praktijkbeoordelingen (zie hieronder). De resultaten worden besproken in het licht van het POP om te zien of de daadwerkelijke ontwikkeling van de student het gewenste tempo en de gewenste richting heeft. Indien nodig worden aanvullende leeractiviteiten gepland. Het portfolio is naar keuze van de student digitaal en vormt een aanzienlijk dossier dat de student zelf bij dient te houden (digitaal of hardcopy). • Het buitenschoolse leren bestaat uit praktijkopdrachten (vanuit de opleiding) en praktijkleren op de werkplek. Het werkplekgebonden praktijkleren is vastgelegd in een POP en wordt beoordeeld door de mentor aan de hand van een competentielijst met gedragsindicatoren (zie ook 2.8). De mentor verzorgt dan ook feitelijk de studiebegeleiding in het buitenschoolse leren. • Hoewel de opleiding het nodige heeft ondernomen om de mentoren te informeren over de gewenste begeleiding en beoordeling blijken toch meerdere mentoren dit lastig te vinden. De ‘taal’ op de werkplek is soms afwijkend van die van de opleiding, de competenties worden blijvend lastig gevonden te beoordelen, ondanks de zeer omvangrijke lijst aan gedragsindicatoren. Ook zijn mentoren niet altijd goed op de hoogte van hetgeen de student doet in het binnenschoolse programma. Vermoedelijk zullen de inspanningen van de opleiding om dergelijke communicatiestoornissen te verbeteren de komende jaren nog meer opleveren dan nu reeds meetbaar is. De mentorenbijeenkomsten, de schriftelijke informatievoorziening aan mentoren en de werkplekbezoeken zorgen er echter reeds voor dat evaluatieresultaten al zichtbaar verbeteren. Ook de informatie voor mentoren op Sharepoint is recent uitgebreid. De bruikbaarheid hiervan dient zich nog te bewijzen.
30/51
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
•
• •
De informatievoorziening van studenten vindt plaats via de opleidingsgids, Sharepoint, Osiris en mondelinge voorlichting, waaronder de studievoortgangsgesprekken. Studenten geven aan hierover tevreden te zijn. Studenten zijn zeer tevreden over de studiebegeleiding (gemiddeld tussen de 4.0 en 4.5). Over de informatievoorziening is men wat minder tevreden (score geheel 2.7). De studiebegeleiding en informatievoorziening zijn passend bij een masteropleiding. De afstemming tussen de binnen- en buitenschoolse begeleiding zal naar verwachting komende jaren beter worden gewaardeerd, door de inspanningen van de opleiding. Dit neemt niet weg dat dit punt blijvende aandacht vereist van de opleiding. Daarnaast vindt het panel een jaarlijks werkplekbezoek vanuit de opleiding wat mager.
Onderwerp 5
Facet 5.1
Interne kwaliteitszorg
Evaluatie resultaten
Voldoende
Criterium - De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De faculteit Gezondheidszorg en het IVS kennen één kwaliteitszorgsysteem voor alle opleidingen. In het systeem zijn het beoordelingskader en accreditatieprotocol van de hogeschool opgenomen. Het systeem volgt de PDCA-cyclus en is vastgelegd in het document Intern Kwaliteitsbeleid Opleiding Master Advanced Nursing Practice. Het document beschrijft de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden op het gebied van kwaliteitszorg. Daarnaast is een kwaliteitskalender opgenomen met de planning van evaluatie- en analysemomenten gedurende het studiejaar. • Het kwaliteitsbeleid van de opleiding is een nadere concretisering en uitwerking van de visie op kwaliteitszorg binnen de Hogeschool van Utrecht en de Faculteit Gezondheidszorg. Beide ‘lagen’ hebben een duidelijke en heldere visie uiteengezet in ‘Uitgangspunten Kwaliteitszorg Hogeschool van Utrecht’ en ‘Kwaliteitsbeleid Faculteit Gezondheidszorg 2005-2007’. Onderdeel van de visie zijn een viertal uitgangspunten waaraan alle opleidingen moeten voldoen. • Er wordt gebruik gemaakt van een aantal HU-brede evaluatie-instrumenten en een aantal opleidingsspecifieke evaluatie-instrumenten. De volgende evaluaties worden uitgevoerd: - schriftelijke module evaluatie onder studenten; - schriftelijke eindevaluatie onder afstuderende studenten; - mondelinge opleidingsevaluatie onder studenten door de groepsdocent; - jaarlijkse schriftelijke evaluatie onder alumni; - halfjaarlijkse werkplekbezoeken inclusief het afnemen van een vaste vragenlijst; - jaarlijkse schriftelijke Student TevredenheidsOnderzoek (STO, hogeschoolbreed); - periodiek werkbelevingsonderzoek (WBO, voorheen MTO, hogeschoolbreed);
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
31/51
•
• •
•
•
• • •
•
- periodieke interne audit volgens HU-kader voor masteropleidingen De module- en opleidingsevaluaties worden verwerkt in evaluatieverslagen die elk blok in het docentenoverleg worden besproken. Eventuele verbeteracties die uit deze overleggen komen, worden vastgelegd in notulen. Voortgang van de verbeterpunten wordt bewaakt door de opleidingsmanager, die op haar beurt de CVS-manager op de hoogte houdt. Afspraken worden vastgelegd in managementcontracten, zodat er sprake is van borging in de organisatie. Uit de managementcontracten blijkt dat het internationale perspectief (samenwerking met buitenlandse instellingen en universiteiten) evenals het professionele perspectief (de resultaten binnen de beroepsgroep) aandacht hebben van de opleiding. De opleiding hanteert volgens de managementreview de streefnormen: - scores lager dan 2.5: knelpunt actie is nodig; - scores van 2.5 tot 2.9: aandachtspunt onderzoek of actie nodig is; - scores van 3.0 tot 3.4: voldoende; - scores van 3.5 en hoger: pluspunt. Het panel vindt de formele streefnormen wat weinig ambitieus. Tijdens het bezoek bleek dat de opleiding feitelijk hogere streefcijfers hanteert, maar dit alleen in het ‘Intern kwaliteitsbeleid MANP’ heeft vastgelegd. Voorgenomen verbeteringen worden besproken met studenten, werkveldcommissie, opleidingscommissie en mentoren. Sinds kort is er een expliciete jaarplanning ten aanzien van de evaluaties en verbeteracties worden vastgelegd in de PDCA-schema’s van de opleiding. Het panel is van oordeel dat de aandacht voor het buitenschoolse curriculum onevenredig weinig aandacht krijgt in de evaluaties van de opleiding. Weliswaar worden er sinds kort werkplekbezoeken afgelegd, maar de frequentie (eenmaal per jaar) is mager en de evaluatie is nog onvoldoende objectiveerbaar. Met name het feit dat het buitenschoolse programma meer aandacht verdient, wordt door het panel als verbeterpunt gezien. Dit neemt niet weg dat er wel sprake is van een goede visie, en van voldoende evaluaties, die systematisch worden behandeld aan de hand van streefdoelen. De kanttekening leidt ertoe dat de opleiding een voldoende ontvangt.
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
Goed
Criterium - De uitkomsten van deze evaluaties vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Zoals in 5.1 is uiteengezet worden evaluatieresultaten besproken in het docentenoverleg, waaruit eventuele verbeteracties volgen. De verbeteracties worden gemonitord door de opleidingsmanager die de CVS-manager informeert, alsmede de werkveldcommissie, de
32/51
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
• •
•
•
•
opleidingscommissie en de mentoren. Monitoring vindt plaats met behulp van PDCAschema’s en managementcontracten De voorgenomen verbeteracties worden in hoofdlijnen vastgelegd in de notulen van het docentenoverleg. In dit overleg wordt ook de directe voortgang gemonitord. Studenten en medewerkers zijn over het geheel genomen zeer tevreden over de opleiding. Bepaalde zaken zijn afgelopen jaren verbeterd: omzetting en uitbreiding van het binnenschoolse klinische onderwijs, de verbeterde organisatie van het onderwijs in de kritisch-analytische vaardigheden en de actualisering van het curriculum door de module farmacotherapie in te voegen in het programma. Alle onderwerpen kwamen voort uit diverse gremia en evaluaties en zijn door de opleiding opgepakt en verbeterd. Dit geldt ook voor het buitenschoolse leren, hoewel de verbeteringen op dit onderwerp nog verder moeten bestendigen. Het panel vindt dat de opleiding naar aanleiding van de evaluaties een aantal verbeteringen heeft doorgevoerd afgelopen tijd. De PDCA-schema’s dragen ervoor zorg dat evaluaties in steeds mindere mate als op zichzelf staande eenheden worden geanalyseerd. Er wordt aantoonbaar gezocht naar samenhang en overstijgende thema’s. Deze ingezette weg dient naar mening van het panel nog verder voortgezet te worden. Bij de start van de nieuwe opleiding in 2000 is de opleiding door middel van een TNO (toets nieuwe opleiding) van de NVAO beoordeeld. Vorig jaar (2007) heeft de opleiding een interne audit gehad. Beide rapporten hebben geleid tot verbetermaatregelen van de opleiding, zoals de opneming van sociaal-communicatieve vaardigheden in de eindkwalificaties en het verbeteren van de informatie voor mentoren. De opleiding richt haar kwaliteitszorgbeleid naar mening van het panel vrij ad hoc in, en richt zich met name op de kleine kwaliteit. Dit heeft tot gevolg dat de opleiding direct en snel bepaalde verbeteringen kan doorvoeren. Uit de gesprekken blijkt dat veel mensen zich betrokken voelen bij de kwaliteitszorg van de opleiding. De nadruk op de kleine kwaliteit neemt niet weg dat kwaliteitszorg goed is ingericht en georganiseerd. Monitoring vindt plaats en is geborgd (zie ook 5.1). De PDCA-cyclus wordt aantoonbaar correct uitgevoerd.
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld
Voldoende
Criterium - Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding heeft de kwaliteitszorg ondergebracht in de lijn, zodat iedere medewerker bepaalde taken vervuld: • De opleidingsmanager stuurt het proces aan. De groepsdocent neemt evaluaties af en koppelt de resultaten terug aan studenten. Overige docenten en mentoren leveren
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
33/51
•
• •
•
•
mondelinge input tijdens de reguliere overlegmomenten. Evaluaties en knelpunten worden in het docentenoverleg besproken. Studenten worden ondervraagd in de mondelinge en schriftelijke evaluaties. Feedback krijgen de studenten via de groepsdocent alsmede via Sharepoint en de opleidingscommissie. Alumni worden ondervraagd middels een jaarlijkse enquête. Feedback ontvangen zij tijdens de jaarlijkse alumnidag. Het werkveld is betrokken via de werkveldcommissie. Deze bestaat uit negen personen, afkomstig uit de verschillende werkvelden waartoe de MANP opleidt, zij komt tweemaal per jaar bijeen. De commissie wordt op de hoogte gebracht van de evaluatieresultaten en geeft adviezen. De commissie wordt met name ingezet op de inhoudelijkheid van het programma. Naast de werkveldcommissie krijgt de opleiding input vanuit het werkveld door te spreken met mentoren tijdens de werkveldbezoeken. Tijdens de werkveldbezoeken wordt echter ook de vorderingen van de studenten besproken. Het panel is van mening dat de interne betrokkenen voldoende aandacht krijgen in het systeem van kwaliteitszorg. De aandacht voor het werkveld, waarin toch een groot deel van het programma wordt gevolgd, verdient meer aandacht. De werkveldbezoeken, die nu één maal per jaar plaatsvinden en waarin met name de ontwikkeling en de prestaties van de student centraal staan, zijn wellicht niet het meest geschikte moment voor evaluatie van de opleiding en het (buitenschoolse) programma. Een meer formele en met name systematische aanpak is naar mening van het panel noodzakelijk. Zeker wanneer de opleiding nog verder groeit in aantallen studenten. Deze kanttekeningen leiden ertoe dat de opleiding een voldoende ontvangt.
Onderwerp 6
Facet 6.1
Resultaten
Gerealiseerd niveau
Voldoende
Criterium - De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De eindkwalificaties van de opleiding zijn opgedeeld in kritisch-analytische, strategische en klinische competenties. De sociaal-communicatieve competenties (zie Dublin descriptoren) zijn hierin geïntegreerd. • De toetsing van het masterniveau voert de opleiding gedurende de gehele studie uit. De eindkwalificaties zijn vertaald in leerdoelen per module en elke module dient te worden afgerond. De meeste modules worden afgesloten met een werkstuk, dat zowel schriftelijk als mondeling gepresenteerd dient te worden. Voor de beoordeling van deze werkstukken hanteert de opleiding criteria voor het kritisch analytisch denken. De
34/51
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
•
•
•
•
•
ingeziene beoordelingsformulieren zijn goed doordacht opgezet en geven voldoende houvast voor de beoordeling van werkstukken. Het curriculum is volgens de opleiding zodanig opgebouwd dat in de modules met name de vorderingen op het gebied van kritisch-analytische en strategische competenties worden getoetst. Het panel ziet dit ook. Met name de binnenschools klinische leerlijn zou naar mening van het panel objectiever getoetst moeten worden, bijvoorbeeld schriftelijk zoals ook met de module methoden en technieken het geval is. Ook de sociaal communicatieve competenties blijven wat onderbelicht in de toetsing. Zowel in de beoordelingscriteria schriftelijke werkstukken als in het beoordelingsformulier voor het afstuderen zijn de competenties niet opgenomen. De lijst met gedragsindicatoren die door de mentoren in het werkveld wordt gebruikt, voorziet wel in de sociaal communicatieve competenties, maar deze lijst is van een zodanige omvang, dat het panel twijfels heeft bij een voldoende beoordeling van deze competenties. De specialistische klinische competenties toetst de buitenschoolse mentor. Hiervoor wordt een competentiebeoordelingsformulier gebruikt dat door de opleiding is ontwikkeld. De competenties zijn geoperationaliseerd in gedragsindicatoren naar verschillende niveaus. De lijst met gedragsindicatoren is opvallend groot en niet alle mentoren vinden deze en het competentiebeoordelingsformulier even goed te gebruiken. Als afsluiting van de opleiding bewijst de student het eindniveau formeel in de presentatie van een zelf uitgevoerde best practice aan een netwerk van deskundigen. Uitgangspunt is daarbij een complex zorgvraagstuk binnen de werkomgeving van de student. Het vraagstuk is bij voorkeur ernstig, structureel, urgent en brengt veel kosten met zich mee. Gedurende het traject voert de student systematische probleemanalyses uit en past methodes voor het ontwikkelen van best practices toe. Samen met de opleiding en de organisatie waar hij werkzaam is, zoekt de student naar een oplossing in de vorm van een best practice. Die oplossing moet duurzaam zijn, wetenschappelijk verantwoord en passen binnen de organisatie waarvoor zij is ontworpen. De producten die de student aanlevert in de best practice worden door zowel binnenschoolse docenten als de mentoren beoordeeld. Het concept best practice dekt een breder spectrum dan evidence based practice. Het oriënteert zich op de beschikbare wetenschappelijk onderbouwde kennis, maar kan ook innovatief zijn door iets nieuws te creëren met gebruikmaking van alle praktische en theoretische kennis die voorhanden is. Afhankelijk van de complexiteit van het probleem, implementeert de student tijdens zijn studie ook zijn oplossing. Bij de bestudeerde best practices (10 stuks) voert ongeveer de helft van de studenten er ook een daadwerkelijke implementatie van uit. De overige studenten leveren alleen een implementatieplan, omdat hen de tijd ontbreekt om de best practice tijdens de studie daadwerkelijk te implementeren. Het panel is van oordeel dat de opleiding van een student met een best practice mag verwachten dat deze ook iets goed zal implementeren. Tijdens een implementatie blijkt een oplossing niet altijd zoals bedacht te kunnen worden ingevoerd, waardoor er grote eisen worden gesteld aan de flexibiliteit en sociaal-communicatieve vaardigheden van de student. Het panel begrijpt dat de beschikbare tijd gering is, maar wellicht kan de opleiding hier oplossingen voor zoeken. Door te eisen dat een implementatie tijdens het best practice traject wordt
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
35/51
•
•
uitgevoerd, kan deze worden beoordeeld, waardoor de sociaal communicatieve vaardigheden en strategische vaardigheden (nog) beter vastgesteld kunnen worden. Ook blijkt pas na implementatie of er daadwerkelijk sprake is van een ‘best’ practice of dat andere oplossingen wellicht toch beter waren geweest. Het niveau van de ingeziene best practices bewijst dat studenten op hbo-masterniveau functioneren. Alumni en werkgevers zijn zeer tevreden met het niveau van de opleiding en de afgestudeerden, zo blijkt uit tevredenheidsenquêtes en de gevoerde gesprekken tijdens het bezoek. Hoewel het panel van oordeel is dat het niveau van de afgestudeerden goed is, is er een aantal aspecten dat nog verbeterd kan worden: zo kan de binnenschoolse klinische leerlijn nadrukkelijker worden getoetst, dit geldt ook voor de sociaal communicatieve vaardigheden. Daarnaast zou implementatie een vast onderdeel moeten zijn van het best practice traject. Een blijvende communicatie met mentoren is noodzakelijk voor een correcte en efficiënte beoordeling van de competenties op de werkvloer. Deze kanttekeningen leiden ertoe dat de opleiding een voldoende ontvangt.
Facet 6.2
Onderwijsrendement
Goed
Criteria - Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. - Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding hanteert als streefcijfers een studierendement van 80% per jaar en een studieduur van twee jaar met een maximale uitloop tot drie jaar. Tijdens de uitloopperiode zal eventueel genoten onderwijs of begeleiding extraneus worden gefactureerd. • De streefcijfers zijn vergelijkbaar met andere (bachelor- en master)opleidingen binnen dezelfde faculteit en derhalve te vergelijken met landelijke streefcijfers. • De opleiding geeft geen bindend studieadvies, aangezien het een masteropleiding betreft. Wel is de instroomselectie streng en wordt een jaarlijks studieadvies gegeven. • Het percentage afgestudeerden binnen twee jaar ligt al sinds de start van de opleiding rond de 90%. Gemiddeld staakt 7,2% van de studenten de studie zonder diploma. De streefcijfers worden derhalve ruim behaald. • De opleiding is op de hoogte van redenen voor ongediplomeerde uitval door het voeren van exitgesprekken. Deze zijn meestal te vinden in de privésfeer of onvoorziene omstandigheden op het werk. • De opleiding MANP kent weinig uitval. De streefcijfers worden behaald en de opleiding is op de hoogte van redenen voor uitval.
36/51
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
Deel C: Bijlagen
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
37/51
Bijlage 1:
38/51
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
39/51
40/51
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
41/51
42/51
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
Bijlage 2:
Deskundigheden panelleden
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op niveau/oriëntatie te beoordelen opleiding
X
X
Onderwijsdeskundigheid
X
X
X X
Studentgebonden deskundigheid Visitatiedeskundigheid
Panellid NQA: Mevrouw drs. G.J. Overmeen-Bakhuis
Panellid: De heer drs. L.J.M. Hollands
Relevante werkvelddeskundigheid
Panellid student: Mevrouw D. Oldehinkel
Panellid: Mevrouw drs. M. Hollander
Deskundigheid cf. Protocol VBI’s
X
X
X
X
De panelleden hebben een onafhankelijkheidsverklaring ondertekend. Nadere informatie over de achtergronden van de panelleden:
Panellid mevrouw drs. M. Hollander-Pasma Mevrouw Hollander is ingezet als panellid vanwege haar auditdeskundigheid, haar domeindeskundigheid en haar onderwijsdeskundigheid. Zij heeft ervaring als interne en externe auditor van het Niaz en het Vumc en heeft deelgenomen aan de visitatie van de opleiding Hbo-V van een andere hogeschool in 2006. Zij beschikt over onderwijsdeskundigheid door haar ervaring als tweedegraads docent verpleegkunde en over domeindeskundigheid op de vakgebieden verpleegkunde, verzorging, pedagogiek en management in de gezondheidszorg. Bovendien beschikt zij over internationale deskundigheid op het gebied van gezondheidszorgkader, opleiding tot verpleegkundige en masteropleiding advanced nursing practice. Voor deze visitatie is mevrouw Hollander aanvullend individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
43/51
Opleiding: 1976 – 1978 1976 – 1979 1977 – 1981 1980 – 1981 1981 – 1982 1983 – 1985 1985 – 1987 1992 – 1994 1995 1995 1996 – 1998 1996 – 1998 1999 2000 2001 2003
docentenopleiding, De Aemstelhorn, sociale academie Opleiding tot verpleegkundige A, Boerhaave ziekenhuis, Harderwijk doctoraal pedagogiek, universiteit van Leiden Kinderaantekening, Juliana kinderziekenhuis Den Haag Intensive Care opleiding – neonatologie, Juliana kinderziekenhuis Den Haag Kaderopleiding in de Gezondheidszorg, De Aemstelhorn - sociale Academie Voortgezette opleiding Gezondheidszorg – Beroepsinnovatie, Hogeschool Midden Nederland Hoger management van de gezondheidszorg, IBW opleiding voor interne en externe audit, NIAZ- PACE leader effectiveness training, van Houten trainingen juridische bestuurswetenschappelijke opleiding, propedeuse, Universiteit van Amsterdam sociologie: verzorging & beleid deeltijd, propedeuse, Universiteit van Amsterdam leergang hoger management, Opleidingscentrum VU ziekenhuis avondcolleges transfer tussen wetenschap & praktijk , LCVV leadership Development De Baak, management centrum vno-ncw avondcolleges bedrijfsvoering in de zorg, Managementstudiecentrum
Werkervaring: 1982 – 1989 hoofdverpleegkundige kinderafdeling, Boven IJ Ziekenhuis, hoofd stafbureau directie, Ziekenhuis Amsterdam Noord, waarnemend hoofdverpleegkundige interne afdeling, Ziekenhuis Amsterdam Noord 1989 – 1991 staflid concernstaf Raad van Bestuur, Academisch ziekenhuis Utrecht 1991 – 1992 consultant V&V, Bureau Zoomers voor Interim-management, adviezen, projecten en opleidingen in non-profit organisaties 1992 – 1995 coördinator drugsafdelingen GG&GD - Amsterdam 1995 – 2001 diensthoofd kliniek voor gynaecologie & verloskunde, IVF centrum, kinderkliniek & intensive care neonatologie en intensive care voor kinderen, AZVU, Amsterdam 2001 – 2006 senior beleidsadviseur, programmaleider beroepen, opleidingen & wetgeving AVVV, Utrecht 2006 – heden directeur Wonen & Zorg, Omring Den Koogh, Den Helder Diversen: 1997 – 2001 1998 – 2002 1997 – 2004 2000 – 2004 2002 – 2007 2002 – 2005 2002 – 2006 2002 – 2005 2002 – heden 2005 – heden 2005 – heden 2005 – heden
44/51
lid bestuurscommissie Kwaliteitsplatform AVVV bestuurslid Vereniging voor Kinderverpleegkundigen actief lid European Society of Peadiatric and Neonatal Intensive Care (ESPNIC) aandachtsgebied vervolgopleidingen web master, web site VVKV adviseur BAC- VBG lid college LRVV waarnemend voorzitter Platform Nurse Practitioner & Physisian assistant lid bestuurscommissie OVDB (in opdracht van ministerie van OC&W) lid klankbordplatform ministerie van VWS herregistratie verpleegkundigen, registratie verzorgenden lid commissie kwaliteit en veiligheid V&VN lid kamer Centraal Orgaan Ziekenhuisopleidingen, CZO (voorheen LRVV) lid klachtencommissie Groene Hart ziekenhuis, Gouda
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
2006 – heden voorzitter platform verzorging V&VN
Panellid de heer drs. L.J.M. Hollands De heer Hollands is ingezet vanwege zijn domeindeskundigheid op het gebied van gezondheidszorg, zijn onderwijsdeskundigheid door zijn ervaring in wo en hbo in verschillende functies en vanwege zijn auditdeskundigheid, verkregen door betrokkenheid bij visitaties van verschillende opleidingen in het domein. De heer Hollands is als universitair docent en onderwijskundige betrokken geweest bij de inrichting en uitvoering van de eerstegraads lerarenopleiding hbo-G (gezondheidszorg) en van de opleiding verplegingswetenschap. Ook was hij betrokken bij de opzet en uitvoering van het transferpunt vaardigheidsonderwijs van de Universiteit Maastricht, de Hogeschool Maastricht en de HAN. De heer Hollands is domeindeskundig op het gebied van onderwijs in kwaliteitszorg bij verpleegkundige en paramedische beroepen en bij vaardigheidsonderwijs hbo-G. Hij heeft daarnaast vanaf 1974 talloze publicaties op zijn naam staan op het gebied van gezondheidsonderwijs en kwaliteitszorg. Voor deze visitatie is hij aanvullend individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1961 – 1967 1967 – 1972
Gymnasium a Sociale pedagogiek RU Utrecht
Werkervaring: 1969 – 1971 Student assistent onderwijs theoretische pedagogiek 1971 – 1982 Docent Katholieke Hogere school voor verpleegkundigen te Nijmegen. 1983 – heden Universitair Docent aanvankelijk 1e graads lerarenopleiding, vanaf 1983 aanvankelijk bijdragen aan het onderwijs verplegingwetenschap, vanaf 1988 full time VW met ieder jaar 1 à 2 dagen per week detachering bij de HAN. In dit kader ook voor- en natrajecten accreditatie bij verschillende opleidingen begeleid
Panellid student mevrouw D. Oldehinkel Mevrouw Oldehinkel is derdejaars student HBO-V aan de Christelijke Hogeschool Windesheim. Daarnaast is mevrouw Oldehinkel lid van de commissie die open dagen en voorlichtingsdagen organiseert en toetst zij voor de opleiding het sociale vaardighedenniveau van eerstejaars studenten. Mevrouw Oldehinkel is qua leeftijd representatief voor de primaire doelgroep van de opleiding. Zij beschikt over studentgebonden deskundigheden met betrekking tot de studielast, de onderwijsaanpak, de voorzieningen en de kwaliteitszorg bij opleidingen in het domein. Zij heeft deelgenomen aan de NQA-auditortraining hoger onderwijs en is voor deze visitatie aanvullend individueel geïnstrueerd. Opleiding: 1998 – 2003 HAVO, Vechtdalcollege Hardenberg 2003 – heden HBO-V, Christelijke Hogeschool Windesheim Werkervaring: 2003 – heden vakantiekracht en oproepkracht als huishoudelijke hulp en verzorgende-C bij Thuiszorg Dedemsvaart 2004 – heden Verpleeg- en verzorgingshuis Avondlicht, Dedemsvaart, stagiaire HBO-V en oproepkracht
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
45/51
11/03 – 01/04 Stage HBO-V en oproepkracht als helpende geestelijke gezondheidszorg,FlevoVeluwe, Ermelo 09/05 – 01/06 Stage HBO-V, VU Medisch Centrum Amsterdam
Panellid mevrouw drs. G.J. Overmeen-Bakhuis Mevrouw Overmeen-Bakhuis is ingezet als NQA-auditor. Zij is onderwijskundige en heeft beleidservaring in het Hoger en Voorgezet Onderwijs. Zij heeft ervaring als NQA-auditor en als panellid bij meerdere visitaties. Zij heeft deelgenomen aan de NQA-auditortraining hoger onderwijs. Opleiding: 1993 1998
VWO, Christelijk Lyceum Almelo Toegepaste Onderwijskunde aan de Universiteit Twente. Afgestudeerd binnen de afdeling curriculumtechnologie en aanvullend gespecialiseerd in onderwijsmanagement en -organisatie.
Werkervaring: 1997 – 2000 Beleidsmedewerker Onderwijs en Kwaliteitszorg, Bureau Bestuursondersteuning Vrije Universiteit te Amsterdam 1999 Onderwijskundig ontwikkelaar Project Faculteit Geneeskunde Farmacotherapie 2000 – 2002 Beleidsmedewerker Kwaliteitszorg HBO-raad. 2002 – 2004 Beleidsmedewerker Onderwijs en Kwaliteitszorg Openbare Scholengemeenschap Erasmus te Almelo 2002 – 2004 Freelance werkzaam als onderwijskundig adviseur 2004 – heden Directeur/eigenaar van MOB Onderwijs Advies, dat zich richt op onderwijskundige en kwaliteitszorggerichte advisering en begeleiding aan opleidingen en scholen in het hoger, middelbaar beroeps- en voortgezet onderwijs en overkoepelende instellingen. Diverse audits uitgevoerd bij DVC en NQA
46/51
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
Bijlage 3:
Bezoekprogramma
Programma visitatie hbo-master Advanced Nursing Practice op 13 mei 2008 9.00 – 11.00 11.00 – 11.45
Ontvangst en materiaalbestudering Gesprek met opleidingsmanagement
Panel Dhr. mr. H Drost Dhr. drs. A.J.W. Duyvendak Mw. dr. M. Schuurmans
Mw. drs. L. Djadoenath
11.45 – 12.30
Gesprek met studenten
12.30 – 13.15
Lunch en besloten panelvergadering Gesprek met docenten
13.15 – 14.00
14.00 – 14.45
Gesprek met werkveld en afgestudeerden
Directeur Faculteit Gezondheidszorg Directeur IVS
Lector Verpleegkundige en paramedische zorg voor mensen met chronische aandoeningen Centrummanager CVS Kwaliteitsmedewerker Opleidingsmanager MANP
Mw. drs. L. van Biljouw Mw. drs. R. Van Dommelen A. van Meerlo S. Van Hamersveld D. de Bie J. van Middeldorp Panel Dr. J.J. Georges M. de Kuiper MScN A. Jansen MScN I. van Haren MANP R. van de Sande MScN Drs. R Ettema H. Boven MANP E. Butter MANP N. Langebeek MANP T. van Nesselrooy MANP Dr. G. schut Drs. T. Van Boxtel Dr. O.J.M. Vogels Drs. A.C.M. Nefs
Alumnus Alumnus Alumnus Alumnus Hoofd medische zaken, lid wvcie Verpleegk. Specialist, lid wvcie Neuroloog, mentor Afdelingsmanager ouderen, mentor
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
47/51
14.45 – 17.00
17.00 – 17.15
Rondleiding Materiaalbestudering Besloten panelvergadering Tweede gesprek opleidingsmanagement
Panel
Mw. drs. L. Djadoenath Mw. drs. R. Van Dommelen
17.15 – 17.30 17.30 – 18.00
48/51
Paneloverleg Terugkoppeling
Centrummanager CVS Opleidingsmanager MANP
Panel
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
Bijlage 4:
Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
Managementreview incl. bijlagen (108 stuks) Studiegids Boekje ”De expertverpleegkundige” Best practices (10 stuks) Lijst van best practices Studiemateriaal Literatuurlijst Diverse uitwerkingen van toetsen (werkstukken) incl. beoordelingen Diverse portfolio’s van studenten Notulen diverse gremia Toets methoden en technieken Evaluatieresultaten
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
49/51
Bijlage 5:
Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
De afgestudeerde van de masteropleiding Advanced Nursing Practice beschikt over competenties, die haar in staat stellen tot het leveren van kwalitatief hoogwaardige patiëntenzorg waarin samenwerking met de patiënt, diens naasten en met andere hulpverleners belangrijke aspecten zijn. De competenties zijn verdeeld in drie gebieden: I Patiëntenzorg II Samenwerking III Kwaliteitsbeleid I Patiëntenzorg Binnen de patiëntenzorg staan competenties centraal op het gebied van het afstemmen van het zorgaanbod op de zorgvraag van de cliënt (zorg op maat), over de grenzen van het eigen (verpleegkundig) beroep heen en vanuit interdisciplinair oogpunt. Kennis en vaardigheden op het gebied van het verrichten van lichamelijk onderzoek, anamnese, diagnosticeren en behandelen van gezondheidsproblemen en het afstemmen van aanbod op de vraag. De afgestudeerde: 1. verzamelt patiëntengegevens over de gezondheid van individuen; 2. verzamelt patiëntengegevens over de gezondheid van groepen; 3. stelt gezondheidsproblemen vast; 4. exploreert de relatie tussen de klacht en de omstandigheden; 5. identificeert risicogroepen; 6. maakt voorstellen voor behandelplannen; 7. legt behandelplannen voor aan andere disciplines en 8. voert behandelplannen uit. II Samenwerking Zorgorganisaties worden steeds complexer; grenzen tussen organisaties verdwijnen (ontschotting, transmuralisering) en nieuwe zorgvormen worden ontwikkeld. De cliënt wordt steeds mondiger en eist de rol van participant in het zorgproces op. Dit vereist van de advanced practice nurse competenties waarmee zij over de grenzen van afdelingen en organisaties heen, situaties analyseert, creatieve oplossingen bedenkt en veranderingen initieert in samenwerking met de cliënt, diens naasten en andere hulpverleners. De afgestudeerde: 1. overlegt met de cliënt over het op te stellen behandelplan; 2. overlegt met andere disciplines intra- en extramuraal over het op te stellen behandelplan; 3. coördineert de zorgverlening; 4. verwijst naar andere disciplines; 5. ontwerpt een zorgketen; 6. bepaalt een eigen positie in de zorgketen; 7. draagt zorg voor de continuïteit en coördinatie van de zorgketen; 8. geeft intra- en interprofessionele consultatie; 9. reflecteert kritisch op eigen handelen en 10. reflecteert kritische op het handelen van anderen
50/51
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
III Kwaliteitsbeleid De advanced practice nurse is in staat op basis van (wetenschappelijke) kennis de praktijk te verbeteren door het ontwikkelen en implementeren van bijvoorbeeld richtlijnen en standaarden, door het signaleren van tekorten in kennis en vaardigheden van zichzelf en andere hulpverleners en door het signaleren van praktijkproblemen waarna onderzoek kan worden verricht. De afgestudeerde: 1. initieert kwaliteitsbeleid; 2. houdt eigen deskundigheid op peil; 3. signaleert scholingsvragen; 4. verspreidt en vertaalt (wetenschappelijke) kennis; 5. past implementatiestrategieën toe; 6. ontwikkelt richtlijnen en protocollen; 7. genereert onderzoeksvragen; 8. initieert (toepassingsgericht) onderzoek en 9. levert een bijdrage aan de uitvoering van onderzoek
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
51/51