Hogeschool Utrecht Mondzorgkunde
© Netherlands Quality Agency (NQA) Juni 2010
2/59
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Mondzorgkunde
Managementsamenvatting Dit rapport is het verslag van het auditteam dat in opdracht van Netherlands Quality Agency (NQA) een bestaande hbo-bacheloropleiding heeft beoordeeld. Het beschrijft de bevindingen, overwegingen en conclusies. Het rapport is conform het NQA Protocol 2010 hbo-bacheloropleiding opgesteld. De rapportage heeft betrekking op: Instelling Opleiding Variant(en) Croho-nummer Locatie Auditdatum Auditteam
Hogeschool Utrecht Mondzorgkunde Voltijd 34576 Utrecht 7-4-2010 Mevrouw dr. H.A.P. Wolfhagen (dagvoorzitter cluster oogzorg/mondzorgkunde) Mevrouw I.J. van Asselt-Kamphorst (vakdeskundige mondzorgkunde) Mevrouw H.J. Bout (vakdeskundige mondzorgkunde) Mevrouw K.W. van der Burg (studentlid auditteam) Mevrouw M. Snel BHRM (NQA-auditor)
Door Hogeschool Utrecht is een dossier ingediend bij NQA voor de beoordeling van de bestaande hbo-bacheloropleiding Mondzorg kunde. Bij de aanvraag werd door de instelling een kritische reflectie aangeboden die naar vorm en inhoud voldeed aan de eisen die NQA in het NQA Protocol 2010 hbo-bacheloropleiding stelt. Voor de beoordeling van de kwaliteit en het niveau van de bestaande opleiding heeft NQA een auditteam samengesteld, dat voldoet aan de eisen van de NVAO. Het team heeft de kritische reflectie bestudeerd en een bezoek aan de opleiding gebracht. De kritische reflectie en alle overige (mondeling en schriftelijk) verstrekte informatie hebben het auditteam in staat gesteld om tot een weloverwogen oordeel te komen. De visitatie van Mondzorgkunde vond gelijk plaats met de visitaties van de opleidingen Oogzorg en Oefentherapie Cesar, allen opleidingen van de Faculteit Gezondheidszorg. De voorzitters en auditoren van de drie auditteams hebben generieke beleidsuitgangspunten aan de orde gesteld in een aanvullend gesprek met het management van de faculteit en het instituut, zie bezoekprogramma in bijlage 3. Daarnaast zijn, op basis van het verwantschap, de auditteams van de opleidingen Mondzorgkunde en Oogzorg aangevuld met een extra auditteam-lid. Deze persoon heeft, vanuit een bredere relevante vakdeskundigheid, de rol van voorzitter vervult in beide auditteams en de gesprekken met management en docententeams voorgezeten (zie ook bijlage 3). Doelstellingen van de opleiding De opleiding Mondzorgkunde heeft een relevante set eindkwalificaties opgesteld die is afgeleid van landelijk vastgestelde uitgangspunten en aansluit op het door de beroepsvereniging opgestelde beroepscompetentieprofiel. De terugkoppeling daarvan en wisselwerking daarover kan verder in het werkveld worden weggezet.
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Mondzorgkunde
3/59
De opleiding heeft overtuigend aangetoond dat de nagestreefde eindcompetenties aansluiten bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor. In het beroepsprofiel van de opleiding wordt duidelijk aangegeven welk beroepbeeld aan het curriculum ten grondslag ligt, namelijk dat van een mondhygiëniste die zelfstandig, met toepassing van evidence, mondzorgkundige problematiek herkent en diagnosticeert en daarover een behandelplan opstelt. Daarbij ligt de nadruk op preventie. Programma De opleiding biedt een voltijd-programma. Het curriculum is zichtbaar geënt op de indicatoren van de landelijk ontwikkelde zeventien competenties uit 2007 die overeenkomen met de zes eindkwalificaties. Het programma is op de beroepspraktijk gericht. Er komen actuele cases en praktijkopdrachten aan de orde. Studenten werken doorlopend in de praktijksetting in de kliniek van de school alsmede in de externe praktijk. De opleiding maakt gebruik van actuele en relevante literatuur, waaronder internationale (Engelstalige) titels. Ook wordt gebruik gemaakt van wetenschappelijke artikelen. Het curriculum is geënt op vier leerlijnen. Met de herziening van het curriculum is vanuit één van de leerlijnen nadrukkelijk aandacht voor evidence based handelen waarbij de student in steeds complexere praktijksituaties wetenschappelijke inzichten toepast in de praktijk. De student leert op concentrische wijze evidence based te handelen. In de herziening van het curriculum werkt de opleiding toe naar een programma waarin de beroepsproducten meer centraal staan in het onderwijsconcept en de beoordeling en toetsing meer gericht is op de integrale beoordeling van competenties. De opleiding heeft dit op onderdelen goed uitgewerkt en gaat dit op delen verder uitwerken. De relatie tussen zes eindcompetenties en indicatoren kan nadrukkelijk naar programma onderdelen worden geëxpliciteerd. De opleiding is erin geslaagd een inhoudelijk samenhangend programma uit te werken. Leerlijnen zijn hierin herkenbaar. De opleiding heeft een studeerbaar programma uitgewerkt. Bij de instroom tot het programma heeft de opleiding te maken met landelijk vastgestelde richtlijnen. Deze zijn mede debet aan de instroomproblematiek waarmee de opleiding kampt. De opleiding heeft haar toetsbeleid helder verwoord. Via de examencommissie wordt toegezien op een juiste uitvoering hiervan. Verder zet de opleiding een variëteit aan toetsvormen in. De uitvoering van de beoordeling bij stage en afstuderen beoordeelt het auditteam niet altijd als even transparant. Ook kan de mate waarin feedback wordt gegeven aan studenten worden verbeterd, hetgeen in het licht van de beoogde zelfstandige competentieontwikkeling bij studenten gewenst is. Inzet van personeel De opleiding maakt gebruik van een vast aantal docenten waarvan een aantal naast het docentschap ook werkzaam is in het relevante beroepenveld. Er is ruim voldoende personele capaciteit aanwezig om het onderwijs naar wens te verzorgen. Vanuit de historie en ontwikkeling van de opleiding beschikt vooralsnog een klein deel van de docenten over een academische graad. Het merendeel van de docenten is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma of is in opleiding hiervoor. Er wordt geïnvesteerd in de verdere professionalisering van de
4/59
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Mondzorgkunde
kwalificaties van docenten. Daarbij volgt de opleiding de ambities van het instituut, de faculteit en de hogeschool. Bij de werving van nieuw personeel wordt gericht ingezet op de gevraagde kwalificaties, in het bijzonder op werkervaring en/of opleidingsniveau in een relevant domein. Het auditteam onderschrijft dit. Via een systematiek, bestaande uit periodieke individuele gesprekken wordt toegezien op het gewenste functioneren en wordt geïnvesteerd in verdere professionalisering. Voorzieningen Het auditteam heeft voor de visitatie toegang gekregen tot Sharepoint, de elektronische leeren werkomgeving van de opleiding, waarin studenten werken aan relevante opdrachten en waarbinnen zij van uitgebreide informatie worden voorzien. Naast de digitale voorzieningen zijn de fysieke voorzieningen toereikend om de opleidingen te verzorgen. De opleiding beschikt daarbij over een eigen kliniek waarin studenten beroepshandelingen leren op elkaar en op fantoom en later op echte patiënten. De kliniek beschikt daarvoor over de nodige faciliteiten. Studiebegeleiding is opgenomen in het studieloopbaanprogramma binnen één van de leerlijnen; de reflectieleerlijn. Vanuit studieloopbaanbegeleiding wordt studievoortgang bewaakt en hebben studenten een eerste aanspreekpunt wanneer zij problemen ervaren en wordt gereflecteerd op de gewenste competentieontwikkeling van de student. Hierbij maken studenten gebruik van het portfolio. Interne kwaliteitszorg De opleiding heeft een degelijk kwaliteitszorgsysteem opgesteld, dat is afgeleid van kaders van het instituut, de faculteit en de hogeschool. De opleiding gaat uit van beleidsdoelen waarvan de voortgang wordt gemeten aan de hand van toetsbare streefnormen via periodieke evaluaties. Op basis hiervan worden verbetermaatregelen getroffen gericht op het bereiken van de beoogde beleidsdoelen. De werking van het kwaliteitszorgsysteem heeft reeds geleid tot concrete verbeteringen. De opleiding betrekt verschillende belanghebbende groepen bij de kwaliteitszorg en kan daarbij de relaties met het veld nog meer expliciet benutten. Resultaten Zowel de kwantitatieve als de kwalitatieve resultaten van de opleiding laten alles overziend een positief beeld zien over de opleiding waarbij op beide vlakken verbeteringen mogelijk zijn. Vanuit inhoudelijke aanpassingen in het programma zal de kwaliteit van resultaten verbeteren. Dit is niet zozeer het niveau, maar vooral nog meer evidence based handelen en meer toepassen van integrale beroepsbeeld. Alles overziend komt het auditteam van NQA tot de conclusie dat de kwaliteit en het niveau van de bestaande hbo-bacheloropleiding Mondzorgkunde van Hogeschool Utrecht aan de vereiste basiskwaliteit voldoet. Een onderbouwing van deze conclusie is opgenomen in hoofdstuk 2.
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Mondzorgkunde
5/59
6/59
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Mondzorgkunde
1
Basisgegevens
2
Beoordeling
3
9 11
2.1
Doelstellingen van de opleiding
11
2.2
Programma
15
2.3
Inzet van personeel
28
2.4
Voorzieningen
31
2.5
Interne kwaliteitszorg
34
2.6
Resultaten
37
Bijlagen
41
Bijlage 1
Deskundigheden auditteam
43
Bijlage 2
Onafhankelijkheidsverklaring auditteam
49
Bijlage 3
Bezoekprogramma
55
Bijlage 4
Bijlagen zelfevaluatie en ter inzage gelegd materiaal
57
Bijlage 5
Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
59
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Mondzorgkunde
7/59
8/59
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Mondzorgkunde
1
Basisgegevens
De basisgegevens van de bestaande hbo-bacheloropleiding Mondzorgkunde zijn in onderstaande tabel weergeven. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
Naam instelling Status instelling Naam opleiding in CROHO Registratienummer in CROHO Oriëntatie en niveau Aantal studiepunten Locatie Code of conduct Variant Inhoudelijk profiel opleiding
11. Beoogd werkveld alumni
12. Plaats opleiding in organisatiestructuur hogeschool
Hogeschool Utrecht Bekostigd Mondzorgkunde 34576 Hbo-bachelor 240 Utrecht Hogeschool Utrecht heeft de Code of conduct getekend. Voltijd De opleiding volgt het beroepscompetentieprofiel Beroepsprofiel Mondhygiënist in Nederland (2007) van de Nederlandse Vereniging van Mondhygiënisten. Hierin wordt de kern van het beroep van mondhygiënist beschreven, namelijk preventief handelen. Dit betreft ook het prepareren en restaureren van primaire cariës in gebitselementen, naast en ter uitbreiding van de bevoegdheid om aandoeningen aan het tandvlees te behandelen. De opleiding leidt op tot mondhygiënist nieuwe stijl. Sinds 2002 worden mondzorghygienisten opgeleid via een vierjarig hbo-bachelorcurriculum. Het verschil is dat de ‘nieuwe mondhygiënisten’ zelfstandig en evidence based oordeelkundig handelen om mondzorgkundige problematiek te kunnen herkennen, te diagnosticeren en een behandelplan op te stellen. De nadruk ligt daarbij op preventie wat overeenkomt met het landelijk opgestelde beroepsprofiel. De opleiding wordt aangeboden vanuit het instituut voor paramedische studies (IPS), dat onderdeel uitmaakt van de Faculteit Gezondheidszorg van de Hogeschool Utrecht. Binnen de opleiding heeft in 2007 een wijziging in de managementstructuur plaatsgevonden. Twee teamleden werden, door het vertrek van de opleidingsdirecteur, verantwoordelijk voor het management van de opleiding. Thans werkt de opleiding met vier kernteams (een propedeuse en drie hoofdfaseteams) die wekelijks gezamenlijk overleg voeren over de opleiding.
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Mondzorgkunde
9/59
13. Jaar vorige visitatie en datum besluit NVAO 14. Belangrijkste wijzigingen in opleiding sinds vorige visitatie
15. Opbouw programma
10/59
2004: 22 maart 2005 Belangrijkste verbeteracties die de opleiding heeft genomen naar aanleiding van de vorige visitatie hebben betrekking op de toetsing, de professionalisering van personeel en faciliteiten. Geprobeerd is om toetsing meer af te stemmen op de opleidingsdoelen en het facultaire onderwijskundig ontwerp. Na een analyse van het curriculum en de toetsing en een plan van aanpak wordt in september 2011 een begin gemaakt met de invoering van de vernieuwde toetsing. Een tweede verbeterpunt betreft het niveau van de docenten en de hierbij behorende scholing. Alle studieloopbaanbegeleiders zijn inmiddels gecertificeerd. Zoals al beschreven in onderwerp 3 wordt geprobeerd om alle docenten de bachelorgraad te laten behalen. Een derde verbeterpunt betreft de uitbreiding van het aantal behandelunits in de kliniek. In 2008 is de behandelzaal vernieuwd. De opleiding bestaat uit vier studiejaren die als volgt zijn onderverdeeld: Propedeuse: 60 EC Hoofdfase: 180 EC, waarvan de major 150 EC beslaat en de profilering 30 EC.
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Mondzorgkunde
2
Beoordeling
Het auditteam komt samenvattend tot het volgende oordeel over de opleiding: Onderwerp 1 Doelstellingen
Oordeel P
2 Programma
P
3 Inzet personeel
P
4 Voorzieningen
P
5 Interne kwaliteitszorg
P
6 Resultaten
P
Facet 1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau 1.3 Oriëntatie hbo 2.1 Eisen hbo 2.2 Relatie doelstellingen – programma 2.3 Samenhang programma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur 2.7 Afstemming vormgeving – inhoud 2.8 Beoordeling en toetsing 3.1 Eisen hbo 3.2 Kwantiteit 3.3 Kwaliteit 4.1 Materiële voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding 5.1 Evaluatie resultaten 5.2 Maatregelen verbetering 5.3 Betrokkenheid 6.1 Gerealiseerd niveau 6.2 Onderwijsrendement
Oordeel Voldoende Goed Goed Voldoende Voldoende Goed Voldoende Voldoende Voldaan Voldoende Voldoende Voldoende Goed Voldoende Goed Goed Goed Goed Voldoende Voldoende Voldoende
Het auditteam stelt vast dat de kwaliteit en het niveau van de bestaande hbo-bacheloropleiding Mondzorgkunde van Hogeschool Utrecht (HU) aan de vereiste basiskwaliteit voldoet en adviseert de NVAO positief ten aanzien van de accreditatie van deze opleiding. Het auditteam beschrijft in de volgende paragrafen per onderwerp en per facet van het NVAO beoordelingskader de bevindingen, overwegingen en conclusies. Elke paragraaf sluit af met een samenvattend oordeel op onderwerpniveau. 2.1
Doelstellingen van de opleiding
Domeinspecifieke eisen (facet 1.1) De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk).
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Mondzorgkunde
11/59
Bevindingen • Op basis van het landelijke beroepsprofiel van de NVM hebben de vier opleidingen Mondzorgkunde in Nederland in 2007 een competentie- en opleidingsprofiel opgesteld. Daarin zijn zeventien eindcompetenties geformuleerd die zijn onderverdeeld in drie competentiegebieden: 1) Zorg- en dienstverlening, 2) Werken in en vanuit een organisatie en 3) Ontwikkeling van het beroep (Competentie- en opleidingsprofiel van de opleidingen Mondzorgkunde, 2007). • De Utrechtse opleiding heeft de zeventien competenties herschikt naar zes competenties die ten grondslag liggen aan het programma. De zes competenties zijn, evenals de zeventien competenties, onderverdeeld in de drie eerder genoemde competentiegebieden. Als volgt: Competentiegebied 1: Werken met en voor patiënten (zorg- en dienstverlening): 1. onderzoek uitvoeren; 2. zorgplan opstellen; 3. voorlichting geven (preventief handelen); 4. behandeling uitvoeren, evalueren; Competentiegebied 2: Werken in en voor een organisatie: 5. bedrijfsvoering; Competentiegebied 3: Werken aan professionalisering (ontwikkeling van het beroep): 6. toegepast onderzoek uitvoeren en innoveren. (Overzicht competenties en beroepsproducten opleiding Mondzorgkunde, juni 2009 en Studiegids Mondzorgkunde 2009-2010). • Per 2011 liggen de zes competenties, verdeeld over drie competentiegebieden, ten grondslag aan het programma. De zes competenties sluiten aan op de beschrijvingen van het domein mondzorg, zoals is vastgelegd in het beroepscompetentieprofiel Beroepsprofiel Mondhygiënist in Nederland (2007) van de Nederlandse Vereniging van Mondhygiënisten (NVM). • In het landelijk overleg voor opleidingen Mondzorgkunde (LOM), waaraan de Utrechtse opleiding participeert, worden relevante ontwikkelingen besproken. Tevens voert de opleiding Mondzorgkunde van de HU jaarlijks overleg met NVM en de beroepsvereniging voor tandheelkunde. Sinds 2009 is de beroepenveldcommissie weer actief betrokken bij de opleiding. In deze commissie hebben twee mondhygiënisten en twee tandartsen zitting. Het Reglement BVC 2009/2010 geeft aan dat de commissie circa drie keer per jaar bijeen komt en de opleiding van advies voorziet. Het auditteam concludeert dat de werkwijze van de beroepenveldcommissie nog niet volledig geformaliseerd, zoals wordt beoogd. • De zeventien landelijk geformuleerde competenties zijn gebaseerd op het internationale referentiekader Dental Hygiëne Curriculum Proposal for the International Federation of Dental Hygienists. Hierin is het basisniveau van opleidingen voor mondhygiënisten vastgelegd. • Verder constateert de opleiding uit diverse contacten met (enigszins) vergelijkbare opleidingen in Europa, dat de vierjarige bacheloropleidingen die opleiden tot mondhygiënist in Nederland unieke programma´s betreffen voor wat betreft het beroep waartoe wordt opgeleid en het niveau waarop dat gebeurt. De Nederlandse opleidingen lopen in dat opzicht voor. Contacten in het buitenland zijn gericht op kennisdeling via
12/59
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Mondzorgkunde
•
uitwisseling van docenten en studenten. In dat kader is recent een contract met de driejarige bachelor in Slowakije afgesloten. Verder heeft de opleiding het voornemen om Erasmussamenwerking op te starten met opleidingen in Stockholm en Lissabon. De opleidingsmanager is voorzitter van het bestuur van de European Dental Hygienists Federation waarin nationale en internationale ontwikkelingen aangaande het beroep aan de orde komen.
Overwegingen De opleiding hanteert een duidelijke set eindcompetenties die, omdat deze een directe vertaling zijn van de door het LOM ontwikkelde competenties die zijn gebaseerd op het beroepscompetentieprofiel van de NVM, aansluiten bij de eisen van vakgenoten. Via structurele overleggen in het werkveld met vakgenoten, waaronder de beroepsverenigingen van mondhygiënisten en tandheelkunde, het afnemende werkveld via de beroepenveldcommissie en collega opleiders, wordt aansluiting op eisen van vakgenoten en de beroepspraktijk gewaarborgd. De wijze waarop dit nu plaatsvindt, beoordeelt het auditteam als voldoende. Binnen deze afstemming kan de opleiding zich nationaal nadrukkelijker profileren. De komst van het lectoraat zal hier in positieve zin aan bijdragen, doordat het onder meer relatie met het beroepenveld in het kader van projecten aanhaalt. Mondzorgkunde van de HU is één van de vier opleidingen in Nederland die allen een unieke positie in veld hebben. Mondzorgkunde van Utrecht is als enige van de vier niet verbonden aan een wo-opleiding tandheelkunde. Het auditteam acht het van belang dat de opleiding door haar uniciteit een omgeving moet hebben die haar voorziet van een constante positief kritische blik (om inteelt te voorkomen). De relaties die de opleiding nu actief inzet, bevatten in dat opzicht deels ook eigen kweek. De BVC bevat dit in mindere mate, maar deze is nog volop in ontwikkeling. Het auditteam constateert dat de opleiding breder contacten kan leggen en deze actiever kan aanhalen. De komst van het lectoraat zal hier naar zeggen van het management in positieve zin aan bijdragen. Conclusie Op grond van voorgaande opmerking in de bevindingen en overwegingen komt het auditteam tot het oordeel voldoende. Niveau bachelor (facet 1.2) De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor. Bevindingen • In het landelijk opgestelde opleidingsprofiel zijn de eindkwalificaties op heldere wijze gerelateerd aan de Dublin descriptoren. • De Dublin descriptoren Kennis en inzicht en Kennis en inzicht toepassen komen integraal terug in de zes eindcompetenties (zie facet 1.1). De Dublin descriptor Oordeelsvorming komt terug in competentiegebied 3 Werken aan professionalisering (ontwikkeling van het beroep) in competentie 6: toegepast onderzoek uitvoeren en innoveren.
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Mondzorgkunde
13/59
•
De opleiding heeft de zes competenties uitgewerkt in drie beheersingsniveaus volgens de competentiemeetlat van Dreyfus (Overzicht competenties opleiding Mondzorgkunde, juni 2009). Niveau 3 is bepalend voor het hbo-bachelorniveau. Per 2011 worden deze beheersingsniveaus in de eindfase van de opleiding centraal gesteld.
Overwegingen Doelstellingen zijn gerelateerd aan de Dublin descriptoren en sluiten voldoende overtuigend aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van bachelor kwalificaties, i.c. de Dublin descriptoren. Conclusie Op grond van voorgaande bevindingen en overweging komt het auditteam tot het oordeel goed. Oriëntatie hbo bachelor (facet 1.3) De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hbo-opleiding vereist of dienstig is. Bevindingen • De beroepscompetenties uit het Beroepsprofiel Mondhygiënist 2007 van de NVM zijn richtinggevend geweest voor de eindkwalificaties van de opleiding. Vervolgens hebben de vier Nederlandse opleidingen het beroepsprofiel vertaald naar een richtinggevend landelijk competentie- en opleidingsprofiel voor de opleidingen Mondzorgkunde (2007). Zie ook facet 1.1. • De opleiding leidt op tot het beroep van mondhygiënist, zoals vastgelegd in de Wet BIG en verwoord in het beroepsprofiel van de NVM (2007). • In het beroepsprofiel van de NVM is de kerntaak van de mondhygiënist als volgt beschreven: ‘De kern van het beroep van mondhygiënist is het preventief handelen, wat ook het prepareren en restaureren van primaire cariës in gebitselementen betreft, naast en ter uitbreiding van de bevoegdheid om aandoeningen aan het tandvlees te behandelen.’ Daarnaast zijn algemene ontwikkelingen en trends op individueel en collectief niveau verwoord en wordt gerefereerd aan het wettelijk kader (Wet BIG1) waarbinnen het deskundigheidsgebied en opleidingseisen voor de mondhygiënist zijn vastgesteld. De Nederlandse opleidingen, als ook de Utrechtse, conformeren zich aan deze eisen. • Kenmerkend voor het handelen van de mondhygiënist nieuwe stijl (sinds 2002: vierjarig opgeleid) is volgens de opleiding, de mate waarin hij zelfstandig en evidence based oordeelkundig handelt om mondzorgkundige problematiek te kunnen herkennen, te diagnosticeren en een behandelplan op te stellen. De nadruk ligt daarbij op preventie wat
1
Wet BIG: De Wet op Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg
14/59
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Mondzorgkunde
•
overeenkomt met het landelijk opgestelde beroepsprofiel. Voor het uitvoeren van deze handelingen is hbo-niveau vereist, zoals ook in het beroepsprofiel is vastgelegd. Het auditteam herkent de landelijk opgestelde beroepsbeschrijving in de uitwerkingen van de zes eindcompetenties van de opleiding.
Overwegingen De eindkwalificaties van de opleiding zijn afgeleid van de door het LOM opgestelde eindcompetenties. Deze zijn ontleend aan het, door de beroepsvereniging opgestelde, beroepsprofiel en daarbij behorende beroepscompetenties. De eindkwalificaties van de opleiding weerspiegelen duidelijk het beroep van mondhygiënist, zoals dat ook door de beroepsvereniging is omschreven op het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar. De profilering hiervan in het werkveld kan aldus het auditteam meer nadrukkelijk plaatsvinden (zie 1.1). Conclusie Op grond van voorgaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam tot het oordeel goed. Samenvattend oordeel Doelstellingen van de opleiding Alle facetten zijn tenminste met een voldoende beoordeeld en daarmee is het onderwerp ‘Doelstelling opleiding’ positief. 2.2
Programma
Eisen hbo (facet 2.1) Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Bevindingen • De ontwikkeling van kennis vindt integraal plaats in casuïstiek- en projectonderwijs. Daarbinnen passen studenten verworven kennis en inzichten toe. Daarnaast wordt vereiste kennis aangeleerd binnen het flankerend onderwijs in de conceptuele leerlijnen. In bloktoetsen wordt kennis na ieder blok afgetoetst. Het auditteam heeft verplichte literatuur bestudeerd en constateert dat deze van het gewenste niveau getuigt. Naast relevante titels wordt gebruik gemaakt van internationale werken en wetenschappelijke artikelen. • Uit bestudering van blokboeken en het gesprek met studenten leidt het auditteam af dat studenten worden gestimuleerd om actuele en evidence based literatuur te zoeken en te gebruiken. Studenten geven aan dat zij, naast aangereikte literatuur, ook zelf worden geacht relevante wetenschappelijke artikelen te gebruiken. Deze zijn ook Engelstalig.
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Mondzorgkunde
15/59
•
• •
•
•
•
•
In het facultaire project LOEP (Leerlijn Onderzoek En Praktijk) leert de student, op basis van evidence en best practice, zijn handelen te onderbouwen door gebruik te maken van wetenschappelijke onderzoeksverslagen en standaarden (protocollen en richtlijnen) van de NVP. De leerlijn LOEP (behorend tot conceptuele leerlijn) is in de studiejaren 1, 2 en 3 opgenomen in het programma. Vanaf september 2010 vindt de verdere uitrol in het vierde afstudeerjaar plaats, waardoor ook de afstudeerfase onderdeel zal zijn van de leerlijn LOEP. Het auditteam heeft casuïstiekopdrachten en projecten van het LOEP bestudeerd en stelt vast dat studenten binnen deze opdrachten, die reële praktijkcasuïstiek bevatten, stapsgewijs onderzoeksvaardigheden leren toepassen. Het auditteam beoordeelt deze opdrachten positief. Bestudering van het studiemateriaal laat aldus het auditteam voldoende zien dat opdrachten zijn ontleend aan de beroepspraktijk van de mondhygiënist. Het is de ambitie van de opleiding om op termijn ook onderzoeksprojecten vanuit het Kenniscentrum Innovatie en Zorgverlening in te brengen in het programma en om studenten en docenten daarin te laten participeren. Vooralsnog is er geen lector verbonden aan de opleiding Mondzorgkunde. Studenten en docenten zijn wel in de gelegenheid om deel te nemen aan minoren en masterclasses die door dit kenniscentrum worden verzorgd. Hierover oordelen studenten echter kritisch in het gesprek met het auditteam. Zowel minoren als masterclasses zouden te weinig zijn toegespitst op de beroepscontext van de mondhygiënist. Dit in tegenstelling tot minor parodontologie. Interactie met de beroepspraktijk vindt in het hele programma plaats. In school werken studenten aan reële praktijkopdrachten. In het eerste jaar oriënteert de student zich bovendien op de beroepspraktijk via deelname aan vier observatiedagen. Daarnaast werken studenten doorlopend het programma in een authentieke praktijksetting waarin zij steeds meer complexere opdrachten in steeds meer zelfstandigheid uitvoeren. Verbanden met actuele ontwikkelingen zijn via casuïstiek ingebed in het curriculum. Het auditteam beoordeelt dit positief en merkt daarbij op dat de opleiding inzichten vanuit het werkveld meer kan integreren in het programma, in het bijzonder de eerste twee studiejaren die meer binnenschools worden uitgevoerd. Beroepsvaardigheden worden ontwikkeld in de praktijksetting. In de eerste twee studiejaren werken studenten aan opdrachten in de kliniek van de opleiding. In deze kliniek, die is gehuisvest in de hogeschool, behandelen studenten echte patiënten onder leiding van de docent-mondhygiënist of tandarts. Ook leert de student beroepshandelingen toepassen in de externe praktijk. Vanaf halverwege het tweede jaar tot halverwege het vierde jaar (totaal twee jaar) ontwikkelt de student de vereiste vaardigheden binnen een algemene tandartspraktijk. Daarnaast verbreedt de student zijn praktijkervaring via de stage in het derde jaar. Sommige studenten voeren deze stage uit in het buitenland. De curriculumcommissie is verantwoordelijk voor het borgen van de actualiteit van het opleidingsprogramma. In deze commissie hebben de coördinatoren van de leerlijnen zitting. In wekelijks overleg stemt deze commissie af over zowel de inhoud van de verschillende blokken als de onderlinge samenhang tussen verschillende onderdelen (diverse notulen Curriculumcommissie 2009 en 2010).
16/59
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Mondzorgkunde
•
Studenten zijn van oordeel dat zowel het binnenschoolse- als het buitenschoolse programma van de opleiding zeer praktijkgericht is, zo laten de resultaten van het Studenttevredenheidsonderzoek 2009 (STO 2009) zien.
Overwegingen De inhoud van het programma getuigt van het vereiste niveau. De gehanteerde literatuur, (wetenschappelijke) artikelen die worden toegepast en opdrachten die worden uitgevoerd, zijn hier bewijzen van. Met name binnen de leerlijn LOEP heeft het auditteam hier goede voorbeelden van gezien. De activiteiten die van het Kenniscentrum Innovatie en Zorgverlening worden aangereikt, kunnen meer aansluiten op de beroepscontext van de mondhygiëniste. Het auditteam is van mening dat de inhoud van de minor parodontologie meer in de major thuishoort. Studenten en vertegenwoordigers van het werkveld geven dit ook aan. De samenwerking met het veld voor de borging van actuele ontwikkelingen in programma kan aldus het auditteam beter, vooral in de eerste twee studiejaren. Het auditteam is ervan overtuigd dat de geambieerde toekomstige participatie van de lector aan het programma en de realisatie van het voornemen om docenten te laten deelnemen aan het lectoraat, hier in positieve zin aan bij gaan dragen. De ontwikkeling van beroepsvaardigheden is ingebed in het programma vanaf het eerste tot en met het laatste studiejaar. De kliniek speelt hierbij een belangrijke rol en biedt uitstekende mogelijkheden voor studenten om het vereiste handelen eigen te maken onder supervisie van de gewenste expertise. Conclusie Op grond van voorgaande opmerking in de bevindingen en overwegingen komt het auditteam tot het oordeel voldoende. Relatie doelstellingen en inhoud programma (facet 2.2) Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheden om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Bevindingen • Per 2011 liggen de zes eindcompetenties aan het programma ten grondslag. Deze zes competenties zijn inhoudelijk gelijk aan de zeventien door het LOM ontwikkelde competenties (zie facet 1.1). Binnen het LOM zijn voor de zeventien competenties gedragsindicatoren gedefinieerd. Tot 2011 hanteert de opleiding de uitwerkingen van de 17 competenties. • De gedragsindicatoren van de 17 competenties zijn gekoppeld aan de zes competenties. Deze indicatoren, c.q. competenties, getuigen van de eisen met betrekking tot niveau, oriëntatie en domein.
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Mondzorgkunde
17/59
•
•
•
•
In het Toetscriteriaboekje (MZK/FG, juni 2002) zijn de 17 competenties naar beheersingsniveaus geoperationaliseerd waaraan deelcompetenties zijn gekoppeld. Het auditteam constateert dat de landelijk opgestelde gedragsindicatoren centraal staan in het programma. In het bijzonder is dit het geval binnen de opdrachten die plaatsvinden in de kliniek (integrale- en vaardighedenleerlijn, zie ook facet 2.3). Binnen andere programmaonderdelen kan de opleiding dit nadrukkelijker expliciteren. Bestudering van het programma, in het bijzonder de blokboeken, laat zien dat deelcompetenties, dan wel gedragsindicatoren, centraal staan in het onderwijs en als leerdoelen fungeren voor studenten. Het auditteam constateert ook dat in sommige blokboeken niet duidelijk is aan welke leerdoelen wordt gewerkt. Blokboeken zijn ook niet allemaal via eenzelfde format uitgewerkt. Dit is geen vereiste, het maakt het zicht op de wijze waarop eindkwalificaties zijn vertaald naar leerdoelen en de mate waarin het programma deze volledig afdekt minder duidelijk en transparant. Het auditteam beoordeelt de wijze waarop onderdelen binnen de LOEP-lijn zijn uitgewerkt als goed. Studenten oordelen positief over de mate waarin blokboeken duidelijk zijn in het gesprek met het auditteam. De verschillende programmaonderdelen zijn onderverdeeld in leerlijnen (zie facet 2.3). Binnen de integrale leerlijn (voor de eerste drie studiejaren: LOEP) en de reflectieleerlijn wordt volgens concentrische wijze gewerkt aan de competenties die het nagestreefde beroepsprofiel vertegenwoordigen. Studenten geven aan zij vanuit de studieloopbaanbegeleiding (reflectieleerlijn) systematisch reflecteren op hun ontwikkeling als mondhygiënist. De nagestreefde competenties zijn daarbij het uitgangspunt. De opleiding is opgezet van breed naar specifiek. Via casuïstiek- en projectonderwijs worden de vereiste kennis en vaardigheden ontwikkeld; in beginsel vanuit een brede oriëntatie die, naarmate het programma vordert, steeds specifieker en complexer wordt. Bestudering van het programma laat zien dat het programma inhoudelijk toewerkt naar het beroep van mondhygiënist. Daarbij kan de inhoud van de minor parodontologie meer nadrukkelijk worden ondergebracht in het majorprogramma. Studenten, alumni en vertegenwoordigers van het werkveld onderschrijven dit.
Overwegingen Het auditteam stelt vast dat de zes competenties nog niet expliciet centraal staan in het programma(onderdelen) en dat de opleiding tot 2011 de inhoudelijke uitwerking van de zeventien landelijke competenties als uitgangspunt gebruikt. De uitwerkingen van de ‘oude’ zeventien competenties vertegenwoordigen dezelfde inhoud en voldoen aan dezelfde eisen voor domein, niveau en oriëntatie, als de zes door de opleiding ontwikkelde competenties. Via deelcompetenties en/of indicatoren wordt in het programma gewerkt aan de eindcompetenties. De wijze waarop dit is geoperationaliseerd, dekt inhoudelijk de lading af, maar kan meer consistent en transparant plaatsvinden. Het auditteam beoordeelt de operationalisering van competenties binnen de LOEP-leerlijn als een goed voorbeeld, zoals dat eventueel ook binnen andere programmaonderdelen in andere leerlijnen kan plaatsvinden. De inhoud van het programma biedt de mogelijkheid om het programma te behalen. De mogelijkheid om daar meer onderdelen over parodontologie in onder te brengen, verdient de
18/59
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Mondzorgkunde
aandacht. Het auditteam acht dit onderdeel van belang voor het programma. De behoefte hieraan wordt ook door verschillende gesprekspartners onderschreven. Conclusie Op grond van voorgaande opmerking in de bevindingen en overwegingen komt het auditteam tot het oordeel voldoende. Samenhang in opleidingsprogramma (facet 2.3) Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Bevindingen • Het programma is opgebouwd langs vier leerlijnen: - de integrale leerlijn: hierin staat de ontwikkeling van de vereiste competenties in de relevante beroepscontext centraal; - de conceptuele leerlijn: hierin wordt de benodigde kennis aangeboden; - de vaardighedenleerlijn: hierin staat de ontwikkeling van vereiste (instrumenteel technische) vaardigheden c.q. handelingen centraal. Deze leerlijn loopt tot en met het derde studiejaar, waarna wordt verondersteld dat de student deze vaardigheden voldoende beheerst om deze vaardigheden in de praktijk (integrale lijn) toe te passen. - de reflectieleerlijn: in deze leerlijn wordt systematisch gereflecteerd op de competentieontwikkeling van de student. Dit is vormgegeven vanuit het studieloopbaanprogramma. • In het programma dragen de leerlijnen bij aan een samenhangend geheel. Daarbij kent het programma in het begin een meer brede oriëntatie waarbij de vier leerlijnen parallel naast elkaar lopen. Naarmate het programma vordert, wordt naar een meer specifieke beroepscontext gewerkt. Daarbij stopt de vaardighedenleerlijn na het derde jaar. De beroepsvaardigheden worden dan alleen nog integraal in de specifieke beroepscontext verder ontwikkeld binnen de integrale leerlijn. • Bestudering van het programma laat zien dat er sprake is van een concentrische opbouw. Binnen het programma neemt de complexiteit toe waarbij wordt toegewerkt naar het gewenste niveau. Zo start de student in de propedeuse met een brede oriëntatie op zowel de opleiding als op het beroep. De student maakt kennis met alle aspecten van het beroep: de breedte. In het tweede jaar staat het handelen als beroepsbeoefenaar centraal en oriënteert de student zich op de vaardigheden die de diverse rollen van de mondhygiënist vragen. De student verdiept zich in medische en tandheelkundig eenvoudige problematiek en oefent met primaire, secundaire en tertiaire preventie in de interne en externe praktijk. In het derde jaar ontwikkelt de student zich verder tot een professionele mondhygiënist: specifiekere verdieping vindt plaats. De student behandelt patiënten met complexere problematiek in de interne en externe praktijk. Naast in de externe algemeen tandheelkundige praktijk te werken, loopt de student ook een stage in één van de werkvelden. In het vierde jaar, de eindfase van de opleiding, voert de student ten slotte diverse activiteiten uit in de interne en externe praktijk, waaronder het uitvoeren van een afstudeerwerkstuk en geeft de student invulling aan de profileringsruimte (minor: totaal 30 EC) waarmee de student een accent kan aanbrengen op zijn profiel.
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Mondzorgkunde
19/59
•
•
•
•
•
•
De opzet van het programma getuigt van een verticale samenhang. Derde en vierdejaars studenten, met wie het auditteam sprak, geven aan een concentrische opbouw in het programma te ervaren. Verder laten eisen binnen de blokken en toetsing zien dat steeds meer complexiteit wordt gevraagd van studenten. Binnen de integrale leerlijn wordt het meest concreet gewerkt aan de vereiste competenties. Via de conceptuele- en vaardighedenleerlijnen worden vereiste kennis en vaardigheden, die nodig zijn om de beoogde competenties te ontwikkelen, als flankerend aangeboden. Het programma laat zien dat de programmaonderdelen binnen de verschillende leerlijnen op die manier ook horizontaal met elkaar samenhangen. Het is de ambitie van de opleiding om de onderlinge samenhang tussen programmaonderdelen binnen de verschillende leerlijnen te optimaliseren. Het auditteam onderschrijft dit en stelt vast dat hierop wordt toegezien vanuit de curriculumcommissie, zo blijkt uit bestudeerde notulen en het gesprek met docenten. De leerlijn LOEP is onderdeel van een herziening van het programma. De conceptuele leerlijn is uitgebreid met evidence based te handelen. Vanaf september 2010 zullen ook programmaonderdelen in het vierde studiejaar vanuit het LOEP worden uitgevoerd, waaronder het afstudeerwerkstuk dat studenten in de eindfase maken. De samenhang tussen theoretische- en praktijkonderdelen in het programma blijkt uit de opzet van het programma: onderdelen in de conceptuele leerlijn (theorie) ondersteunen de opdrachten die studenten in de (fictieve) praktijk uitvoeren. Daarnaast is het programma zo opgezet dat studenten beschikken over een bepaalde hoeveelheid aan kennis en vaardigheden voordat zij starten aan de stage in het derde jaar. Vertegenwoordigers uit het werkveld onderschrijven dit. In de curriculumcommissie wordt de inhoudelijke samenhang geborgd binnen afzonderlijke leerlijnen en tussen leerlijnen onderling. De coördinatoren van de leerlijnen hebben zitting in deze commissie die wekelijks overleg voert over het curriculum. Het auditteam heeft diverse notulen van de curriculumcommissie ingezien welke laten zien dat afstemming over inhoud systematisch plaatsvindt. Volgens de resultaten van het STO 2009 beoordelen de studenten het programma als samenhangend. De stages sluiten volgens hen goed aan bij de rest van het programma.
Overwegingen De verdere invoering van de leerlijn LOEP in het programma zal, aldus het auditteam, bijdragen aan de wens om de inhoudelijke samenhang in het programma verder te optimaliseren. Op grond van materiaalbestudering en de gesprekken met studenten en docenten is het auditteam ervan overtuigd dat de opleiding de studenten een goed inhoudelijk samenhangend programma biedt. Conclusie Op grond van voorgaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam tot het oordeel goed. Studielast (facet 2.4) Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen.
20/59
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Mondzorgkunde
Bevindingen • Elk studiejaar is opgedeeld in vijf blokken die samen 42 weken beslaan: vier blokken van 10 lesweken (elk 15 EC) en een vijfde blok van twee lesweken gericht op uitloop en de mogelijkheid om te herkansen. Binnen de vier blokken van tien weken gaat het onderwijs uit van een studielast van 40 uur per week (Studiegids Mondzorgkunde 2009-2010). • Er zijn 17 tot 24 contacturen per week geprogrammeerd. In de propedeuse is er sprake van meer contacturen dan in de hoofdfase. Het aantal contacturen neemt af naarmate het programma vordert, waarbij tegelijk de mate van zelfstandigheid bij studenten toeneemt. • De faculteit schrijft een minimum aantal contacturen voor van 12 uur per week. De opleiding voldoet hieraan. Ook is het aantal contacturen in overeenstemming met de eisen die het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport stelde bij de omzetting van het driejarige naar het vierjarige curriculum, rekening houdend met de zogeheten Werkplaatsfinanciering. • De opleiding voert systematisch onderzoek uit naar de gerealiseerde studielast (mappen studielastmeting). Resultaten laten zien dat de gerealiseerde studielast gemiddeld genomen overeenkomt met de genormeerde. Indien een student voortijdig de studie staakt, wordt een exit-enquête afgenomen. De opleiding geeft aan dat de oorzaken voor uitval zeer divers zijn: het kan gaan om een combinatie van privé- en studiemotieven of het niveau. Het auditteam constateert dat het vooral eerstejaarsstudenten zijn die uitvallen, omdat zij moeite hebben met het niveau van het programma (zie verder facet 2.5). • Studenten geven aan dat de studie goed te doen is in de tijd die ervoor staat. Evaluatieuitkomsten van het studenttevredenheidsonderzoek uit 2009 onderschrijven dit. Minder tevreden zijn studenten over de spreiding van de studielast en in sommige blokken vinden zij de studielast te hoog. De studenten, met wie het auditteam heeft gesproken, geven dit ook aan. Studenten geven verder aan geen struikelvakken te ervaren. • De opleiding stimuleert de studeerbaarheid in het programma door maatregelen als het bindend studieadvies. Hiervoor moet de student aan het einde van het eerste jaar minimaal 45 EC hebben behaald, waarvan 9 EC uit de vaardighedenleerlijn (OER Mondzorgkunde 2009-2010). Halverwege het eerste jaar krijgt de student een tussentijds advies. Indien nodig wordt in overleg met de studieloopbaanbegeleider een studieplan opgesteld. • In de propedeuse hanteert de opleiding verder een studiepuntenstreefnorm van gemiddeld 48 studiepunten hetgeen inhoudt dat het gemiddeld aantal studenten 80% van het aantal studiepunten in een jaar haalt. • In de hoofdfase stimuleert de opleiding de studeerbaarheid door drempels toe te passen voor de toelating tot de stages en het afstuderen. Voor de stage dient de student bepaalde onderdelen van de patiëntbehandeling in de kliniek te hebben behaald. Om af te studeren geldt dat de studenten de onderdelen Wetenschappelijke Scholing en Kwaliteitszorg (voorloper LOEP) in het derde jaar met positief gevolg hebben afgerond. • Informatie over het onderwijs en toetsing is voor studenten te vinden op de digitale leeromgeving Sharepoint (zie verder 4.1). Voor studenten bestaat er de mogelijkheid om iedere (blok)toets een keer per studiejaar te herkansen. Studenten kunnen eventuele
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Mondzorgkunde
21/59
•
toetsresultaten of feedback op producten inzien wanneer zij de behoefte daaraan aangeven. Studenten hebben wisselende ervaringen met de mate waarin zij de mogelijkheid hebben om feedback te krijgen. Zij ervaren verschillen tussen docenten. Indien een student vertraging oploopt, wordt in samenspraak met de studieloopbaanbegeleider en/of de decaan gezocht naar een alternatieve studieroute en wordt gestreefd naar het zo beperkt mogelijk houden van de vertraging. Wanneer studenten problemen ondervinden tijdens hun studie is de studieloopbaanbegeleider in principe het eerste aanspreekpunt. Daar vanuit wordt eventueel doorverwezen naar specifieke specialistische ondersteuning (zie ook facet 4.2). Studenten oordelen zeer positief over de wijze waarop studiebegeleiding voor hen beschikbaar is.
Overwegingen Het auditteam is van mening dat de opleiding aandacht besteed aan een studeerbaar programma. Er zijn normen voor contacturen en de studielast wordt systematisch geëvalueerd onder studenten. Op basis van gevoerde gesprekken en bestuurde documentatie, waaronder evaluatie-uitkomsten en verbeterplannen, is het auditteam van oordeel dat de opleiding meer daadkrachtig kan inzetten op een evenwichtige verdeling van de studielast (al dan niet in afstemming met de faculteit). Studenten ervaren grote verschillen in studiebelasting. Zelf geven zij aan dat dit met hun vooropleiding samenhangt. Daarnaast wordt er een groot verschil ervaren in studiebelasting bij de verschillende minoren: de minor parodontologie wordt, wat betreft de hoeveelheid werk, als zwaar ervaren. Dit in tegenstelling tot de andere (hogeschool)minoren die als makkelijk en licht worden ervaren. Conclusie Op grond van voorgaande opmerking in de bevindingen en overwegingen komt het auditteam tot het oordeel voldoende. Instroom (facet 2.5) Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. Bevindingen • Studenten kunnen instromen met een havo- of vwo-diploma, met alle profielen, of een mbo-diploma (niveau 4). De opleiding hanteert een numerus fixus en past loting toe via het landelijke aanmeldingsorgaan DUO. In de selectiefase van de opleiding maakt de student kennis met alle facetten van het beroep van mondhygiënist en met de inhoud en het niveau van de opleiding. Mbo-studenten die gemiddeld een acht hebben op hun eindlijst worden zonder meer toegelaten tot de opleiding. • Studenten van 21 jaar en ouder kunnen onder bepaalde voorwaarden worden toegelaten (OER Mondzorgkunde 2009-2010). • Het programma gaat uit van casuïstiek- en projectonderwijs (zie verder facet 2.7). De instroompopulatie van het mbo en voortgezet onderwijs is hier snel mee vertrouwd. Studenten geven aan voldoende aansluiting qua (werk)vorm te ervaren.
22/59
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Mondzorgkunde
•
•
•
•
•
Uit het STO-2009 blijkt dat de eerstejaars studenten tevreden zijn over de aansluiting op hun vooropleiding. Studenten die na de instroom eventueel moeite hebben met vakken op het gebied natuurkunde, wiskunde, taal kunnen via digitale zelfstudieprogramma’s ondersteuning krijgen. Daarnaast kunnen studenten extra lessen krijgen op het gebied van rekenen, Nederlands, scheikunde en wiskunde. Hier wordt vooral door studenten uit de propedeuse gebruik van gemaakt. Om de aansluiting met vooropleidingen te bevorderen, voert de opleiding verschillende activiteiten uit. De opleiding volgt daarvoor het voorlichtingsbeleid van de hogeschool en de faculteit. Activiteiten die zij met regelmaat uitvoert, zijn: open dagen, meeloopdagen, en onderhouden van contacten met toeleverende ROC’s (mbo-opleiding tandartsassistent). Ook wordt voorlichting gegeven via voorlichtingsbrochures en de HU-website en is er PR-commissie waar studenten van de opleiding aan deelnemen. De opleiding ervaart een aansluitingsproblematiek bij studenten die van de mbo-opleiding tandarts-assistent komen. Relatief gezien kent de opleiding een hoge uitval in het eerste studiejaar. Het zijn vooral studenten met een mbo-diploma die uitvallen. De opleiding geeft aan dat een misvatting over het gevraagde niveau één van de redenen is die hieraan ten grondslag ligt. Studenten, met wie het auditteam heeft gesproken, geven aan dat studenten van het mbo vaker slecht zijn voorbereid op de hbo-studie en daardoor een verkeerde studiehouding hebben. De opleiding zet in op meer voorlichting richting ROC’s om de geconstateerde misvatting tegen te gaan. Dit doet zij vanuit onder meer de PR-commissie. Ook is de opleiding voornemens om in 2010 een decentrale selectie uit te voeren. Verder blijkt uit gevoerde gesprekken, dat studenten die deficiënties ervaren op het gebied van taal en bètavakken, vooral studenten van het mbo zijn. Zij moeten onder andere leren om Engelse (wetenschappelijke) artikelen te lezen. Studenten die een extra verdieping willen aanbrengen in hun programma kunnen in de propedeuse meedoen aan een zogeheten excellentieprogramma van de faculteit. Aan dit programma nemen elk jaar enkele studenten Mondzorgkunde deel. Het auditteam heeft gesproken met studenten die hebben deelgenomen of deelnemen aan dit excellentieprogramma. Deze studenten oordelen kritisch over de wijze waarop het excellentieprogramma is afgestemd op het werkterrein van de mondhygiënist en oordelen dat de aansluiting van het excellentieprogramma op de opleiding beter kan.
Overwegingen Het programma sluit daar qua vorm en inhoud aan op de vooropleidingen waar zij zich op richt. De opleiding heeft toelatingseisen en vrijstellingen vastgelegd in het OER Mondzorgkunde 2009-2010. Om een aansluiting qua vorm en inhoud te waarborgen voert de opleiding verschillende activiteiten uit. Deze zijn vooral gericht op voorlichting. De problemen die de opleiding ondervindt bij de instroom (inhoudelijke aansluiting en hoge uitval) hangen samen met het de samenstelling en achtergronden van de instroompopulatie: 70 procent van de instromende studenten komt van het mbo (overwegend tandart-assistant); 42 procent is van niet-Westerse afkomst wat van invloed is op de mate waarin taaldeficiënties worden ervaren. De opleiding speelt hier op in.
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Mondzorgkunde
23/59
Het auditteam onderschrijft dat de opleiding de aansluitingsproblematiek, die zich specifiek voordoet bij studenten die vanuit de mbo-opleiding voor tandarts-assistant instromen, onder de aandacht brengt van het Sectoraal Advies College (SAC) van de Gezondheidszorg van de HBO-raad. Studenten van deze opleiding halen relatief makkelijk hoge cijfers wat hen van loting vrijwaard. De opleiding geeft aan dat de hoge eindcijfers op deze betreffende diploma echter niet overeenstemmen met de inhoudelijke eisen die Mondzorgkunde stelt. De opleiding wordt geacht te investeren in het wegwerken van deficiënties. Zij investeert hier ook in. Voor de studenten die doorstromen, is dit ook van belang. Zij hebben, zo geven zij aan, baat bij minder uitval om te kunnen binden met hun groep. Ook hebben zij baat bij collega-studenten die de Nederlandse taal naar behoren beheersen. De middelen die de opleiding hierin investeert, kunnen nadrukkelijker worden ingezet op een gewenste beheersing van de Nederlandse taal. Conclusie Op grond van voorgaande opmerking in de bevindingen en overwegingen komt het auditteam tot het oordeel voldoende. Duur (facet 2.6) De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: hbo-bachelor: 240 studiepunten/European credit points. Bevinding • De omvang van de opleiding is uitgedrukt in studiepunten: 240 EC. Voor de propedeuse staat één jaar en die bevat 60 EC. De hoofdfase kent een omvang van 180 EC, inclusief stage, afstuderen en het minorprogramma van 30 EC. • De verdeling van de studiepunten over de verschillende jaren staat vermeld in de studiegids van de opleiding (2009-2010). De 240 EC zijn verdeeld over vier studiejaren van elk 60 EC. De jaarlijkse studielast bedraagt 1680 uur. Ieder jaar bestaat uit vier perioden van elk 15 EC. Overweging Het auditteam constateert dat de opleiding voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum. Conclusie Op grond van bovenstaande bevindingen en overweging komt het auditteam tot het oordeel voldaan. Afstemming tussen vormgeving en inhoud (facet 2.7) Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept.
24/59
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Mondzorgkunde
Bevindingen • De opleiding past de didactische uitgangspunten van de faculteit toe, zoals beschreven in Van competenties naar curricula, FG, 2003. Daarin staat de krachtige leeromgeving centraal waarbinnen de vereiste competenties worden ontwikkeld en vindt de persoonlijke competentieontwikkeling van de student plaats. • Binnen het programma werkt de student binnen de integrale leerlijn via casuïstiek- en projectonderwijs aan de competenties. Verworven kennis en vaardigheden past de student toe door projectmatige opdrachten uit te voeren. De opdrachten die de studenten uitvoeren in de kliniek en de stage behoren hiertoe. Daarnaast vindt persoonlijke competentieontwikkeling plaats in de reflectieve leerlijn. De student reflecteert daarin systematisch op zijn competentieontwikkeling aan de hand van een persoonlijk ontwikkelplan. De ontwikkeling wordt zichtbaar in het portfolio dat periodiek formatief wordt beoordeeld. Aan het einde van de opleiding wordt het porfolio summatief, als onderdeel van eindfase, beoordeeld. • De integrale lijn wordt ondersteund door de conceptuele lijn (ook LOEP-lijn) en vaardigheden leerlijn, ook wel praktijklijn genaamd (zie ook facet 2.3). Bestudering van uitwerkingen van de onderwijseenheden binnen de leerlijnen laat zien, dat binnen de integrale lijn meer nadrukkelijk de beschrijvingen van de beroepscontext dan wel de beroepsproducten kan bevatten. • Binnen de verschillende leerlijnen worden passende werkvormen ingezet. In de integrale leerlijn leren studenten beroepsvaardigheden via virtuele en realistische leersituaties. De opleidingen maken daarbij gebruik casuïstiek, de kliniek en de stage. Werkvormen die daarbij worden ingezet, zijn: hoorcolleges, werkcolleges, projecten en casuïstiek. Het auditteam constateert dat veelvuldig vanuit probleemgestuurd onderwijs aan de beoogde competenties wordt gewerkt. • In de conceptuele lijn worden theoretische inzichten meer aanbodgericht aan geboden via hoorcolleges en zelfstudieopdrachten. Deze theoretische inzichten stelt studenten in staat om in de kliniek een relatie te leggen tussen de theorie en de praktijk. • In de vaardigheden-/praktijklijn staat de ontwikkeling van beroepsvaardigheden centraal: het aanleren van handelingen. Werkvormen die hiervoor worden ingezet, komen ook binnen de integrale leerlijn aan bod, zoals uitvoeren van praktische handelingen binnen een opdracht, project of training. • In de reflectieleerlijn evalueert de student zijn ervaringen en prestaties. In bijeenkomsten vanuit het studieloopbaanprogramma reflecteert de student op persoonlijke leerdoelen. De ontwikkeling van de student wordt gestuurd vanuit het persoonlijk ontwikkelingsplan (POP) van de student. • De opleiding geeft aan dat in het vernieuwde programma de praktijkgerichtheid en de bijbehorende beroepsproducten meer accent krijgen. Daarmee werkt de opleiding, naar de mening van het auditteam, aan verdere inbedding van het competentiegericht onderwijsconcept in het programma.
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Mondzorgkunde
25/59
Overwegingen Op grond van het bestudeerde materiaal constateert het auditteam, dat de uitvoering van het programma meer competentiegericht kan zijn door de integrale lijn meer accent te geven en beschrijvingen van de beroepscontext c.q. beroepsproducten nadrukkelijker als uitgangspunten te laten gelden in de vormgeving van het onderwijs. Daarbij is het kader dat binnen de LOEP wordt gehanteerd, naar de mening van het auditteam, een goed uitgangspunt voor de verdere vormgeving van de andere leerlijnen. De opleiding hanteert verschillende werkvormen. Binnen de integrale kan de opleiding het beroepsproduct meer nadrukkelijk centraal zetten. Conclusie Op grond van voorgaande opmerking in de bevindingen en overwegingen komt het auditteam tot het oordeel voldoende. Beoordeling en toetsing (facet 2.8) Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Bevindingen • De opleiding heeft haar uitgangspunten en visie op toetsing helder beschreven in het Toetsbeleidsplan Opleiding Mondzorgkunde, juli 2008. Richtlijnen voor de toetsing en beoordeling zijn vastgelegd in het Onderwijs- en Examenreglement waarvan onderdelen ook zijn opgenomen in de studiegids waarover studenten beschikken. • De examencommissie is verantwoordelijk voor de uitvoering van het toetsbeleid. Het auditteam heeft het reglement en notulen van de examencommissie ingezien. Deze laten zien dat de examencommissie toeziet op een juiste uitvoering van het toetsbeleid. • In de opleiding worden in de leerlijnen verschillende toetsvormen gehanteerd, zoals de theorietoets, de praktijkbeoordeling, het zelf-, medestudent- en expertassessment, de presentatie en projectverslag. De studiegids geeft een overzicht van toetsen per onderwijsonderdeel. Afhankelijk van het type toets worden hierbij ook de bijbehorende beoordelingscriteria genoemd. De relatie met doelstellingen (of daarvan afgeleide leerdoelen) wordt hier niet gelegd. Voor studenten is de nodige informatie over toetsing te vinden in blokboeken, Sharepoint en Testvision. Studenten oordelen positief over de informatie over toetsing. • Het auditteam heeft verschillende soorten toetsvormen gezien en beoordeelt deze positief, omdat deze aansluiten bij de doelen die dienen te worden afgetoetst. Kennis wordt overwegend afgetoetst via multiple-choice toetsten. Daarvoor wordt in het eerste jaar gebruik gemaakt van het multimediaprogramma Testvision. Ook wordt kennis schriftelijk getoetst en afgetoetst binnen de beroepsproducten die studenten maken (=integrale toetsing). Technische vaardigheden worden door het programma heen getoetst in de kliniek via observatie(s), in de stage op basis van stageverslagen en na het afstuderen aan de hand van het afstudeerwerkstuk.
26/59
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Mondzorgkunde
•
•
• •
•
•
•
Uitgangspunten voor toetsing en criteria zijn vastgelegd in verschillende documenten, waaronder blokboeken, Sharepoint, stagehandleidingen en de handleiding voor de afstudeerstage. Het auditteam beoordeelt deze van voldoende kwaliteit en constateert daarbij dat docenten van verschillende opzetten gebruik maken. In de eindfase van de opleiding worden de eindcompetenties op het eindniveau via verschillende toetsmethoden beoordeeld: in de praktijk; via een afstudeerproject; en via een portfoliobeoordeling. Deze combinatie van toetsmethoden waarborgt dat de gehele set aan eindkwalificaties wordt getoetst op het gewenste eindniveau. In het afstudeerproject voert de student een opdracht uit in de authentieke beroepspraktijk. Het portfolio wordt door de studieloopbaanbegeleider summatief beoordeeld. Alle stageverslagen en afstudeerproducten worden door twee personen beoordeeld. De begeleider vanuit het werkveld geeft advies over het resultaat. Docenten ontwikkelen de toetsen. Kennistoetsen worden op basis van een toetsmatrix opgesteld. Meerdere docenten werken vragen uit die vervolgens worden geredigeerd tot een samenhangende toets. De kwaliteit van de toetsen wordt geborgd door elkaars toetsen te bekijken. Nadat een toets is afgenomen worden de toetsopgaven via de computer geanalyseerd op kwaliteitseisen, zoals betrouwbaarheid en validiteit. Andere uitgangspunten en handleidingen worden vanuit de verschillende leerlijnen ontwikkeld door docenten. In de curriculumcommissie wordt toegezien op een correcte uitwerking. Studenten geven aan verschillende ervaringen te hebben met de wijze waarop docenten praktijkvaardigheden beoordelen. Het auditteam heeft verschillende beoordelingen ingezien en kan niet altijd de onderbouwing van een oordeel herleiden tot de criteria. De toepassing van de cesuur in de beoordeling van de stage (derde jaar) en het afstuderen is niet altijd even transparant. Op grond hiervan is het auditteam van mening dat de consistentie in de wijze van beoordelen beter kan. Studenten worden aan het begin van elke periode voorgelicht over de toetsen. Indien zij dat wensen, kunnen zij inzage krijgen in de beoordeling. Over de procedure, alsmede de kwaliteit van de feedback uiten studenten zich kritisch. Het auditteam is van oordeel dat inzage in toetsing bijdraagt aan het beeld bij studenten over hun competentieontwikkeling. Ook herkent het auditteam verschillen in uitwerkingen van feedback door docenten. Zowel positief als negatieve feedback was niet beschreven. De feedback bestond vooral uit: geen opmerkingen of geen bijzonderheden. Er heeft een revisie plaatsgevonden op de uitvoering van beoordeling en toetsing. In het voorjaar van 2009 zijn in het kader van de herziening van het curriculum de zeventien competenties geherformuleerd tot zes te toetsen eindcompetenties. De doorvoering daarvan in het hele programma moet nog plaatsvinden (zie ook facet 2.2). In het verlengde daarvan wordt de wijze van toetsing meer toegepast op de principes van competentietoetsing. Zo is er een Body of Knowledge en Skills (BoKS) geformuleerd die als basis dient voor de competentietoetsing. De beroepsproducten komen meer centraal te staan in plaats van de afzonderlijke toetsing van kennis en vaardigheden. Deze wijze van toetsing zal vanaf 2011 in het hele programma zijn doorgevoerd. Naar aanleiding hiervan zullen de toetscriteria uit het Toetscriteriaboekje opnieuw worden geformuleerd in overeenstemming met de nieuwe competentie-indeling. De curriculumcommissie voert deze thans door in beoordelingslijsten, die vanaf 2010 in de kliniek worden gebruikt en vanaf 2011 in het hele curriculum.
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Mondzorgkunde
27/59
•
Studenten vinden, blijkens het STO 2009 dat de toetsing voldoende aansluit op het onderwijs. Dat beamen studenten in het gesprek met het auditteam.
Overwegingen Het auditteam beoordeelt de opzet van toetsing positief en onderschrijft de verdere doorontwikkeling daarvan om tot meer competentiegerichte toetsing te komen. De uitgangspunten voor de toetsing zijn helder omschreven. Het auditteam is positief over de variëteit in toetsen en het niveau van de toetsen. De kwaliteit van de toetsen is geborgd door de inzet van de curriculumcommissie. Op een correcte uitvoering van het toetsbeleid wordt toegezien vanuit de examencommissie. Toetsvormen, -criteria en de relatie met leerdoelen zijn voor studenten helder. Wel ervaren studenten bij de beoordeling van praktische vaardigheden in de kliniek (integrale- en vaardighedenlijn) verschillen tussen docenten. Het auditteam is van mening dat over de wijze waarop beroepsvaardigheden worden beoordeeld meer afstemming kan plaatsvinden. De uitvoering van de beoordeling bij stage en afstuderen beoordeelt het auditteam niet altijd als even transparant. Ook kan de mate waarin feedback wordt gegeven aan studenten worden verbeterd, hetgeen in het licht van de beoogde zelfstandige competentieontwikkeling bij studenten gewenst is. Conclusie Op grond van voorgaande opmerking in de bevindingen en overwegingen komt het auditteam tot het oordeel voldoende. Samenvattend oordeel Programma Alle facetten zijn tenminste met een voldoende beoordeeld en daarmee is het onderwerp ‘Programma’ positief. 2.3
Inzet van personeel
Eisen hbo (facet 3.1) Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Bevindingen • Het personeelsbeleid is vastgelegd in IPS personeelsplan 2008-2012. In het personeelsbeleid zijn thema’s en doelstellingen op het gebied van P&O geformuleerd, onder meer op het gebied van werving en professionalisering. • Het auditteam heeft de curricula vitae van de docenten ingezien en stelt vast dat acht van de 27 docenten naast hun docentschap werkzaam is in de praktijk als praktiserend mondhygiënist. Drie docenten beschikken daarnaast over recente praktijkervaring. • Daarnaast is een deel van de docenten lid van de beroepsvereniging NVM en zijn de er docenten lid van Nederlandse Vereniging van Parodontologie. Verder is de opleidingsmanager voorzitter van het bestuur van de European Dental Hygiënist Federation en lid van het bestuur van de International Federation of Dental Hygiënist.
28/59
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Mondzorgkunde
• •
Bij de aanname van nieuwe docenten wordt geprobeerd om docenten aan te trekken die beschikken over een mastergraad en/of werkzaam zijn in de beroepspraktijk. Indien er behoefte is aan specifieke expertise worden gastdocenten uitgenodigd. Vertegenwoordigers van het werkveld beamen dat zij betrokken worden bij de uitvoering van het programma.
Overwegingen De cv’s van docenten laten zien dat het onderwijs voor een deel wordt verzorgd door mensen die werkzaam zijn in de relevante praktijksetting. Daarnaast maakt de opleiding gebruik van gastdocenten uit het veld. Het auditteam stelt vast dat het feit dat een deel van de docenten werkzaam is in de beroepssetting waarvoor wordt opgeleid van grote meerwaarde is voor de opleiding. Dit deel kan wat betreft het auditteam worden uitgebreid. Juist vanuit deze contacten worden, naar de mening van alumni en studenten, ook actuele ontwikkelingen ingebracht in het programma. Studenten geven daarbij aan dat dit aandeel meer aanwezig mag zijn in bijvoorbeeld de eerdere jaren in het curriculum. Conclusie Op grond van voorgaande opmerking in de bevindingen en overwegingen komt het auditteam tot het oordeel voldoende. Kwantiteit personeel (facet 3.2) Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Bevindingen • Voor de opleiding is 17,0 fte beschikbaar. De staf-student ratio is 1:16,5. Voor het OBP is 4,7 fte (inclusief de ondersteuning voor de kliniek) en voor de ontwikkeling van BoKS is 0,6 fte beschikbaar. • De opleiding streeft naar aanstellingen met een minimale omvang van 0,5 fte. Dit is conform het beleid van de faculteit. In september 2009 hadden 20 docenten een aanstelling van minimaal 0,5 fte en 5 docenten met een aanstelling van 0,4 fte. • Bij de planning van het personeel maakt de opleiding gebruik van het facultaire planningsinstrument Fortress. Hiermee kan ook de actuele personeelsinzet worden gemonitord. • De opleiding is van mening dat de huidige personeelsbezetting toereikend is om kwalitatief goed onderwijs te bieden. Voor nieuwe onderwijsontwikkelingen is een tijdelijke uitbreiding van formatie mogelijk. • Uit het Werkbelevingsonderzoek 2007 en 2008 blijkt dat de werkdruk was toegenomen en het arbeidsplezier was verminderd. Verklaringen van het management hiervoor zijn de ingekrompen formatie, de veranderde werkplek, de wisselingen van het management en hierdoor te weinig ervaren sturing en ondersteuning. Het management verwacht dat in 2009 de werkdruk nog steeds als hoog wordt ervaren, maar dat het arbeidsplezier zal zijn toegenomen. Docenten beamen dit in het gesprek met het auditteam.
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Mondzorgkunde
29/59
•
•
Het percentage ziekteverzuim van het onderwijsgevend personeel was na het tweede kwartaal van 2008 met gemiddeld 6,2 procent met 2,8 procent afgenomen. Hiermee valt het percentage binnen de facultaire norm van 4 procent. Met behulp van het planningsinstrument Forstress zal, zo verwacht de opleiding een betere verdeling van de werkbelasting gerealiseerd kunnen worden en zal de werkdruk afnemen.
Overwegingen Er is ruim voldoende formatie beschikbaar voor de gewenste uitvoering van het onderwijs. Studenten en vertegenwoordigers uit het werkveld geven aan dat docenten altijd heel goed bereikbaar zijn en beschikbaar voor vragen. Docenten geven aan dat de werkdruk ten opzichte van voorgaande jaren is verbeterd en het werkplezier is toegenomen. Docenten zijn daar trots op en maken een bevlogen indruk. Conclusie Op grond van voorgaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam tot het oordeel goed. Kwaliteit personeel (facet 3.3) Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Bevindingen • De opleiding volgt het personeelsbeleid van de faculteit (Meer jaren personeelsplan, 2010-2012 FG) en het instituut (Personeelsplan IPS 2008-2010). Het streven dat hierin is verwoord is dat in 2017 100 procent van het docerend personeelscorps beschikt over een mastergraad of een masteropleiding volgt en dat 20 procent is gepromoveerd of bezig met een promotietraject. • Van het personeelsbeleid van het instituut is een scholingsplan afgeleid waarin ambities voor de opleiding Mondzorgkunde zijn opgenomen (Scholingsplan IPS 2009-2013). • Voor de opleiding Mondzorgkunde is het verhogen van het niveau één van de speerpunten in het personeelsbeleid. Het management heeft in dit kader een personeelsen scholingsplan opgesteld voor de langere termijn. Daarnaast dienen nieuwe docenten minimaal over een bachelordiploma te beschikken en bereid te zijn om hun mastergraad te behalen. Verder komen nieuwe docenten alleen in aanmerking voor een vast contract wanneer zij een didactische aantekening behalen. Curricula Vitae laten zien dat docenten van de opleiding over een didactische aantekening beschikken. • Met de invoering van het vierjarige bachelorprogramma halen de docenten hun bachelorgraad via een facultair bachelortraject van de HU. Van de 27 docenten hebben acht docenten het bachelordiploma behaald en volgt één docent thans het bachelortraject. Zes docenten hebben een mastertitel en drie volgen een masteropleiding.
30/59
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Mondzorgkunde
•
•
•
Docenten die tutor zijn of de rol van studieloopbaanbegeleider vervullen zijn gecertificeerd voor deze begeleidersrol. De personen die dit nog niet zijn, volgen een certificeringstraject, zo verneemt het auditteam van de opleiding. Via de systematiek van Resultaat Gericht Werken (RGW) wordt opleiding en ontwikkeling van personeel vormgegeven. In de zogeheten RGW-gesprekken vindt in individuele gesprekken jaarlijks afstemming plaats tussen de ambitie van de opleiding en de individuele medewerker en wordt gestuurd op de ambities van de opleiding met betrekking tot het verhogen van het niveau. Voor de verdere ontwikkeling van de kennisfunctie loopt thans een aanvraag voor een lectoraat Mondzorgkunde. De opleiding streeft ernaar om in 2010 minimaal 1 docent in de kenniskring aan te stellen. Het auditteam beoordeelt deze ambitie positief.
Overwegingen Om aan de facultaire en instituutsbrede ambities op het gebied van personeelsbeleid te voldoen, heeft de opleiding Mondzorgkunde eerst een achterstand te in halen in de zin dat enkele docenten nog een bachelorgraad hebben te behalen. Vanuit dat oogpunt is extra investering gericht op professionalisering nodig. Over de hele linie oordeelt het auditteam, mede in het licht van de ambities die de opleiding heeft voor de verdere ontwikkeling van het onderwijs, dat de opleiding hierin nog een weg heeft te gaan en dat zij hier gericht op inzet. De inbedding van het lectoraat aan de opleiding beschouwt het auditteam hierbij als een gewenste ontwikkeling. Conclusie Op grond van voorgaande opmerking in de bevindingen en overwegingen komt het auditteam tot het oordeel voldoende. Samenvattend oordeel Inzet van personeel Alle facetten zijn tenminste met een voldoende beoordeeld en daarmee is het onderwerp ‘Inzet van personeel’ positief. 2.4
Voorzieningen
Materiële voorzieningen (facet 4.1) De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Bevindingen • De opleiding is gehuisvest in een nieuw gebouw van de HU en is samen met andere opleidingen van het Instituut Paramedische Studies gehuisvest in een vleugel. • De huisvesting en de materiële voorzieningen zijn centraal geregeld, dat wil zeggen op het niveau van de faculteit. • Studenten kunnen gebruik maken van de mediatheek, van ICT-werkplekken en van de kantine, fitnessruimte, een café et cetera. • De opleiding beschikt over een eigen mondzorgkliniek, waarvan de capaciteit in 2004 is verdubbeld. In 2008 is de oude zaal vernieuwd. De kliniek heeft twee zalen met behandelunits (in totaal 48) die voldoen aan de huidige eisen vanuit de actuele
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Mondzorgkunde
31/59
• •
beroepsuitoefening. Er zijn ook ruimtes voor planbesprekingen en röntgendiagnostiek. Sinds 2008 maakt de kliniek deel uit van de gemeenschappelijke kliniekruimten van de opleidingen van het instituut. Er is een manager voor de gezamenlijke bedrijfsvoering ervan. De ICT-voorzieningen voor de patiëntenbehandeling zijn aangepast aan de digitale werkwijze (röntgendiagnostiek, elektronisch patiëntendossier en streaming video). Studenten beoordelen de (informatie)voorzieningen volgens het STO 2009 met een voldoende.
Overwegingen Het auditteam heeft de faciliteiten bekeken tijdens een rondleiding en stelt vast dat deze toereikend zijn voor de opleiding om het programma naar wens uit te voeren. De opleiding beschikt over een professioneel uitgeruste kliniek waar studenten vereiste beroepshandelingen ontwikkelen. Het auditteam constateert ook dat de opleiding, op basis van evaluaties onder studenten, verbetermaatregelen inzet de faciliteiten te optimaliseren. Conclusie Op grond van voorgaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam tot het oordeel goed. Studiebegeleiding (facet 4.2) De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Bevindingen • Op de studievoortgang van studenten wordt toegezien vanuit de reflectielijn via het studieloopbaanprogramma. • De student is verantwoordelijk voor zijn eigen leerproces in zijn ontwikkeling tot beginnend beroepsbeoefenaar. De opleiding begeleidt en ondersteunt de student hierbij. Daarvoor heeft iedere student een eigen studieloopbaanbegeleider. Studenten geven aan dat, mede door de hoge uitval van studenten in het eerste jaar, studenten na het eerste jaar een vaste studieloopbaanbegeleider hebben die als eerste aanspreekpunt fungeert bij vragen en/of problemen (Studieloopbaanbegeleiding IPS, 2008). • Bij persoonlijke problemen kan de student eventueel ook terecht bij de decaan van de faculteit of wordt daar naar doorverwezen. Voor studenten met fysieke en psychische beperkingen zijn richtlijnen voor ‘onbelemmerd studeren’ vastgelegd in Beleidsplan onbelemmerd studeren HU (ongedateerd). • Binnen de studieloopbaanbegeleiding ligt het accent in de propedeuse op oriëntatie en selectie, onder andere door te leren reflecteren en feedback te geven bij opdrachten in de kliniek. In de loop der studie richt de studiebegeleiding zich op het maken van keuzes in de stages en in de profileringsruimte (minor).
32/59
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Mondzorgkunde
•
• •
•
•
•
•
De opleiding heeft het voornemen om de studieloopbaanbegeleider in het vernieuwde onderwijs ook in de kliniek begeleider te laten zijn. Hiermee wil de opleiding de lijnen tussen de studiebegeleiding, het onderwijs en de organisatie zo kort mogelijk houden. Studieloopbaanbegeleiders zijn gecertificeerd begeleiders. Naast de studieloopbaanbegeleiding voorziet de opleiding studenten van inhoudelijke begeleiding via instructie en feedback. Tijdens de stages wordt de student begeleid door zowel een begeleider van het stageadres, als de studieloopbaanbegeleider, die tevens stagedocent is. Tijdens het afstuderen, wordt de student begeleid door een vakinhoudelijk begeleider en door een procesbegeleider. De roosters en studievoortgangsregistratie worden centraal geregeld via het facultaire roosterbureau. Studenten kunnen hun studievoortgang bijhouden door Osiris te raadplegen. Naar aanleiding van studentevaluaties worden toetsresultaten nu binnen twee weken gepubliceerd waarmee tegemoet wordt gekomen aan de wens van studenten. Het auditteam heeft voor de visitatie toegang gekregen tot Sharepoint, de elektronische leer- en werkomgeving van de opleiding, waarin studenten werken aan relevante opdrachten en waarbinnen zij van uitgebreide informatie worden voorzien. Studenten oordelen hierover positief. Informatie over de blokken is te vinden in de werkboeken. Informatie over de stages in de stagehandleiding en informatie over het afstuderen in de afstudeerhandleiding. Deze zijn allemaal op Sharepoint te vinden. Verder wordt algemene informatie verstrekt via de email van de hogeschool. Volgens het STO 2009 zijn de studenten tevreden over de studieloopbaanbegeleiding en in hebben opmerkingen over de informatievoorziening. Studenten geven in het gesprek met het auditteam aan dat ICT-faciliteiten soms te wensen over laten, maar dat leidt niet tot belemmeringen.
Overwegingen Studiebegeleiding is onderdeel van het programma en ondergebracht in de reflectielijn. Vanuit het studieloopbaanprogramma wordt toegezien op studievoortgang en gepaste begeleiding geboden, gericht op de studievoortgang alsmede de gewenste competentieontwikkeling van studenten. Studenten zijn zeer tevreden over de band die zij opbouwen met hun studieloopbaanbegeleider. Daarnaast zijn er verschillende soorten begeleidingsfaciliteiten die kunnen worden ingezet, naargelang de behoefte van studenten. De persoonlijke studieloopbaanbegeleider is veelal het eerste aanspreekpunt voor studenten en kan doorverwijzen naar andere specialistische begeleiding wanneer dat wenselijk is. Op een enkele uitzondering na, blijken studenten ook tevreden over de informatievoorziening. De informatievoorziening is, naar oordeel van het auditteam, voldoende toereikend gericht op het bevorderen van de studievoortgang van studenten en studenten een up-to-date beeld te geven over de studievoortgang. Conclusie Op grond van voorgaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam tot het oordeel goed.
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Mondzorgkunde
33/59
Samenvattend oordeel Voorzieningen Alle facetten zijn tenminste met een voldoende beoordeeld en daarmee is het onderwerp ‘Voorzieningen’ positief. 2.5
Interne kwaliteitszorg
Evaluatie resultaten (facet 5.1) De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Bevindingen • De opleiding sluit met haar kwaliteitszorg aan bij die van de hogeschool, de faculteit en het instituut. Het beleid is beschreven in de nota’s: Kwaliteitszorgplan aan de opleiding Mondzorgkunde en de Kwaliteitskalender 2009-2010 Mondzorgkunde. Hierin is beschreven op welk prestatiegebied welke doelgroep door de opleiding wordt bevraagd, welke gegevens worden verzameld, met welke evaluatie-instrumenten dit wordt gedaan en op welke wijze er met de betrokkenen wordt gecommuniceerd. Deze opzet laat zien dat planmatig wordt gewerkt vanuit de plan-do-check-act-cyclus (Deming). Via concrete plannen wordt gestuurd op vooraf vastgestelde beleidsdoelen die betrekking hebben op de kwaliteit van het onderwijs. • Bij het instituut is een kwaliteitszorgfunctionaris werkzaam die het proces van interne kwaliteitszorg begeleidt en verantwoordelijk is voor een goede uitvoering. • De opleiding maakt gebruik van verschillende gestandaardiseerde evaluatieinstrumenten om te bepalen in hoeverre de nagestreefde beleidsdoelen worden behaald, zoals blokenquêtes van de opleiding, het studenttevredenheidsonderzoek (STO) van de HU, dat elke twee jaar plaatsvindt, en de landelijk afgenomen HBO-monitor. Binnen de blokenquêtes en het STO hanteert de opleiding streefnormen voor tevredenheid als indicatoren om verbeteracties/-beleid op te formuleren. Scores onder de 2,5 op een vijfpuntsschaal leiden tot verbeteracties. Scores tussen de 2,5 en 3,0 worden nader geanalyseerd om vervolgens eventueel verbeterbeleid op in te zetten. • Ook vinden mondelinge evaluaties plaats met studenten en docenten over onder andere het blokonderwijs. Daarvan heeft het auditteam diverse notulen ingezien. Andere evaluaties die systematisch worden afgenomen en waarvan de uitkomsten in de beleidscyclus worden meegenomen, zijn het Werkbelevingsonderzoek dat iedere twee jaar onder alle medewerkers wordt afgenomen, een over-all-evaluatie, een interne audit en een halfjaarlijkse managementrapportage. • In de managementrapportage wordt gereflecteerd op de onderwerpen van het accreditatiekader en de vooraf vastgestelde ambities van de hogeschool en faculteit (Managementrapportage 2009-2010). Doelstellingen kunnen hierin meer meetbaar worden geformuleerd, zodat ook de prioriteitsstelling in de beleidscyclus helder wordt. Overwegingen Op grond van bestudeerde documentatie stelt het auditteam vast dat de opleiding systematisch de kwaliteit van het onderwijs evalueert. Uitkomsten worden geanalyseerd om vertaald te worden naar verbeterbeleid. Kwaliteitsdoelen zijn hierbij leidend en vaste streefnormen werken hierbij sturend voor de formulering van verbeterdoelen.
34/59
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Mondzorgkunde
Conclusie Op grond van voorgaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam tot het oordeel goed. Maatregelen tot verbetering (facet 5.2) De uitkomsten van deze evaluaties vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Bevindingen • In de halfjaarlijkse managementrapportage waarin de opleiding rapporteert richting het instituut en de faculteit wordt vastgesteld welke (vervolg)acties voortgekomen uit eerdere verbetervoornemens (Managementrapportage MZK2009-2010). Vervolgbeleid is gebaseerd op evaluatie-uitkomsten en wordt ook geformuleerd in de managementrapportages, de jaarverslagen en de verbeterplannen van de opleiding. • In 2007 heeft een wijziging in de managementstructuur plaatsgevonden. Twee teamleden werden, door het vertrek van de opleidingsdirecteur, verantwoordelijk voor het management van de opleiding. Thans werkt de opleiding met vier kernteams (een propedeuse en drie hoofdfaseteams). Elk team heeft een coördinator. Deze coördinatoren vormen de curriculumcommissie die wekelijks bij elkaar komt en toeziet op een inhoudelijk samenhangend programma. Ook adviseert de curriculumcommissie het opleidingsmanagement over verbetermaatregelen naar aanleiding van evaluaties onder studenten. Notulen van de curriculumcommissie getuigen hiervan. • Resultaten van het STO, alsmede het algemene opleidingsbeleid, worden verder besproken met de opleidingscommissie waaraan studenten deelnemen. • In jaarverslagen presenteert de kwaliteitsmedewerker het totaalbeeld over de opleiding en het onderwijsbeleid. Resultaten hiervan worden eveneens op Sharepoint gepubliceerd. • Voorbeelden van verbeteracties naar aanleiding van student- en docentevaluaties zijn de uitbreiding van kastruimten bij de kliniek en de inkoop van passende software op de computers in de kliniek. Klachten van studenten en docenten over het beperkt aantal omkleedruimtes en flexplekken (docenten) blijven daarmee bestaan. Verder heeft de faculteit naar aanleiding van studentevaluaties bepaald, dat toetsresultaten voor studenten binnen twee weken in het cijferregistratiesysteem Osiris moeten staan. • Verbeteracties die de opleiding heeft genomen naar aanleiding van de vorige visitatie hebben betrekking op de toetsing. Geprobeerd is om deze meer af te stemmen op de opleidingsdoelen en het facultaire onderwijskundig ontwerp. Na een analyse van het curriculum en de toetsing en een plan van aanpak wordt in september 2011 een begin gemaakt met de invoering van de vernieuwde toetsing, namelijk meer geënt op integrale competentietoetsing. Een tweede verbeterpunt betreft het niveau van de docenten en de hierbij behorende scholing. Alle studieloopbaanbegeleiders zijn inmiddels gecertificeerd. Zoals al beschreven in onderwerp 3 wordt geprobeerd om alle docenten de bachelorgraad te laten behalen. Een derde verbeterpunt betreft de uitbreiding van het aantal behandelunits in de kliniek. In 2008 is de behandelzaal vernieuwd.
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Mondzorgkunde
35/59
Overwegingen De opleiding maakt aan de hand van verschillende documentatie voldoende duidelijk dat verbetermaatregelen worden ingezet naar aanleiding van diverse evaluaties onder betrokkenen. Gesprekken met studenten en docenten onderschrijven dit. Conclusie Op grond van voorgaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam tot het oordeel goed. Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld (facet 5.3) Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Bevindingen • In het plan van kwaliteitszorg staat beschreven welke groepen wanneer en op welke wijze worden bevraagd (Kwaliteitszorgplan aan de opleiding Mondzorgkunde, februari 2010). • Studenten en medewerkers worden regelmatig schriftelijk en mondeling bevraagd over de kwaliteit van de opleiding, dan wel over specifieke onderdelen daarvan. Studenten worden bevraagd over de inhoud, de organisatie en de randvoorwaarden van het onderwijs. Ook is de inspraak van de studenten geregeld via de opleidingscommissie waar studenten in zitten. • Medewerkers werken met de uitvoering en ontwikkeling van het onderwijs het meest concreet aan continue kwaliteitsbewaking. Vanuit de curriculumcommissie wordt gestuurd op een inhoudelijk programma dat voldoet aan de gewenste eisen. Daarin worden evaluatie-uitkomsten vertaald naar eventueel verbeterbeleid. Docenten worden daarbij betrokken via de teambijeenkomsten en de evaluatiebijeenkomsten. • Externe stagebegeleiders worden structureel bevraagd over de samenwerking met de opleiding. • Afgestudeerden worden bevraagd met behulp van de HBO-monitor. De opleiding geeft aan dat het de mogelijkheden onderzoekt om samen met de andere opleidingen Mondzorgkunde een startbekwaamheidsonderzoek te ontwikkelen en uit te zetten onder alumni en hun werkgevers. Vooralsnog is hiervan geen sprake. • De opleiding voert naar eigen zeggen twee keer per jaar overleg met de beroepenveldcommissie. In gevoerde gesprekken verneemt het auditteam dat de er een nieuwe beroepenveldcommissie is geïnstalleerd welke in 2009 voor het eerst bijeen is gekomen. Vertegenwoordigers van deze commissie geven in het gesprek met het auditteam aan de opleiding van advies te gaan voorzien en dat de werkwijze nog meer wordt uitgewerkt. Al wel hebben enkele leden van de beroepenveldcommissie een selectie afstudeerwerkstukken bestudeerd en hun bevindingen gedeeld met de opleiding (zie ook facet 6.1). Overwegingen Het werkveld van de opleiding is betrekkelijk klein. Dat heeft te maken met de herziening van functies in het domein en het feit dat er nog maar enkele cohorten hbo-bachelor
36/59
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Mondzorgkunde
afgestudeerden de markt zijn opgegaan. Dit maakt het volgens het auditteam belangrijk om een goede kritische reflectie vanuit het werkveld richting de opleiding te organiseren. Vanuit dat oogpunt beoordeelt het auditteam dat de betrokkenheid vanuit werkveld beter kan. De inzet vanuit de beroepenveldcommissie is een goede start, maar ook op docent en managementniveau kan de opleiding haar angels actiever in het veld uitzetten. Conclusie Op grond van voorgaande opmerking in de bevindingen en overwegingen komt het auditteam tot het oordeel voldoende. Samenvattend oordeel Interne kwaliteitszorg Alle facetten zijn tenminste met een voldoende beoordeeld en daarmee is het onderwerp ‘Interne kwaliteitszorg’ positief. 2.6
Resultaten
Gerealiseerd niveau (facet 6.1) De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Bevindingen • Het afstudeertraject is beschreven in de Studiehandleiding afstudeertraject Mondzorgkunde 2009-2010. • De zes eindkwalificaties worden in het laatste studiejaar afgetoetst dat het gewenste eindniveau binnen verschillende onderdelen (per 2011: niveau 3 volgens Dreyfus). De beroepsinhoudelijke eindcompetenties (competentiegebied 1: patiëntinterventies) worden afgetoetst in de relevante beroepssetting. Tot op heden vond deze beoordeling plaats in de kliniek en werd deze uitgevoerd door altijd ten minste twee docenten. Vanaf 2011 vindt de eindtoetsing van dit competentiegebied plaats in de externe stagepraktijk. Competentiegebied 2 wordt afgetoetst op basis van een eindproduct waarin de student alleen of in een tweetal een vraagstelling heeft (hebben) onderzocht in de beroepspraktijk en daarover conclusies en aanbevelingen heeft (hebben) geformuleerd. Ten slotte wordt competentiegebied 3 afgetoetst via de summatieve beoordeling van het portfolio. • Het auditteam heeft tien eindwerkstukken van afgestudeerden Mondzorgkunde bestudeerd met de bijbehorende overzichten van praktijkuren en enkele (digitale) portfolio’s van studenten ingezien. Op grond hiervan oordeelt het auditteam dat het gerealiseerde niveau voldoet aan het hbo-bachelorniveau, maar dat er onderlinge verschillen zijn. Wat in positieve zin opvalt, is de visie die studenten verwoorden in eindwerkstukken. Daarin zitten ook verschillen in kwaliteit, de ene student doet dit beter dan de andere. Verder valt op dat studenten aan relevante vraagstellingen werken die aansluiten op de beroepspraktijk waartoe wordt opgeleid. De taalvaardigheid is wat betreft het auditteam een punt van aandacht. Daarbij merkt het auditteam op dat ‘taal’ wel onderdeel uitmaakt van de criteria, maar dat hier in de beoordeling niet consequent op toe wordt gezien. In de gehele eindbeoordeling geldt dat niet altijd helder is hoe criteria worden toegepast (zie ook facet 2.8). In de eindwerkstukken viel verder op dat
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Mondzorgkunde
37/59
• •
•
•
•
niet iedere student op dezelfde manier zijn resultaten in een literatuuronderzoek verwerkte. Er kan in dat licht scherper worden toegezien op de naleving van richtlijnen voor het uitvoeren van onderzoeksvaardigheden (bijvoorbeeld voor het verantwoorden van conclusies en het gebruik van artikelen). Wat betreft de portfolio’s valt op dat deze een positieve ontwikkeling van de student gedurende de gehele opleiding laten zien. Afgestudeerden uit 2007 gaven in de HBO-Monitor 2008 aan in voldoende mate te zijn voorbereid op de actuele beroepspraktijk (score 7,1). De opleiding biedt hen een goede basis om te starten om de arbeidsmarkt (score 4,2) en om de competenties verder te ontwikkelen (score 4,0). Een recent landelijk onderzoek onder alumni wijst ook op een goede aansluiting op de beroepspraktijk. Driekwart geeft aan een goede tot uitstekende kennis te hebben van het vakgebied. Ook zijn zij positief over het vermogen om verbanden te leggen tussen verschillende zaken (76,9%) en om een diagnose te stellen (72,3%). Ook vinden zij dat zij goed met collega’s kunnen communiceren (83%) en zijn in staat de werkzaamheden zelfstandig uit te voeren (89,6%). Uit het Verslag ACTA over het afstudeerwerk (tandheelkunde van de UvA/VU) blijkt dat ACTA werkstukken van afgestudeerden van de Utrechtse Mondzorgkunde heeft goedgekeurd. Zij oordeelt verder kritisch over de opzet van het afstuderen, in het bijzonder het feit dat studenten met meerdere tegelijk kunnen werken aan een eindwerkstuk. Op die manier is de individuele bijdrage binnen het eindwerkstuk moeilijk te achterhalen. Het auditteam onderschrijft dit en merkt op dat de student naast het eindwerkstuk ook individuele prestaties moet leveren in de beroepspraktijk waarover hij wordt beoordeeld. Er zijn altijd twee beoordelaars die dit evalueren. Ook is het portfolio een product dat iedere student voor zichzelf oplevert. Leden van de beroepenveldcommissie geven in het gesprek met het auditteam aan positief te oordelen over de kwaliteiten van de afgestudeerden. Zij beoordelen dat op basis van hun ervaringen met derdejaars stagiaires en afstudeerders die zij begeleidden alsmede op basis van enkele eindwerkstukken die zij hebben bestudeerd.
Overwegingen Het auditteam is, op grond van bestudeerde producten van studenten, documentatie over feedback vanuit werkveld en gesprekken met leden van het werkveld, overtuigd van het gewenste hbo-bachelorniveau. Het auditteam merkt op dat toepassing van criteria aangaande het gewenste taalniveau en de toepassing van onderzoeksvaardigheden nodig is. Conclusie Op grond van voorgaande opmerking in de bevindingen en overwegingen komt het auditteam tot het oordeel voldoende. Onderwijsrendement (facet 6.2) Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers.
38/59
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Mondzorgkunde
Bevindingen • De opleiding hanteert de facultaire streefcijfers, uitgezonderd het streefcijfer voor de instroom: - instroom: 100 studenten - studiepuntenrendement propedeuse: 80% (48 EC) - studieduur studiestakers: 1,35 jaar - studieduur afgestudeerden: 4,5 jaar - diplomarendement: 75 procent binnen 5 jaar • Het auditteam beschouwt de gehanteerde streefnormen als relevant, maar niet allemaal even duidelijk. Zo worden meerdere streefnormen voor de studieduur van afgestudeerden gehanteerd: 4,5 en 5 jaar. Resultaten laten zien dat wordt uitgegaan van een diplomarendement na 4 en na 5 jaar. Ook is een studiepuntennorm geformuleerd voor de propedeuse van 48 EC binnen een studiejaar. Daarbij wordt uitgegaan van het gemiddelde van alle studenten van een jaar. Daarnaast hanteert de opleiding een norm voor een bindend studieadvies van 45 EC. In 2008-2009 wordt het studiepuntenrendement behaald met 88,59%. • De cijfers laten zien dat sinds 2006 een toenemend aantal studenten is ingestroomd. In 2006 71 studenten, in 2007 92 studenten, in 2008 89 studenten en in 2009 105 studenten. • De opleiding geeft aan dat de studieduur van studiestakers het afgelopen jaar voldeed aan de norm van 1,35 jaar. Hoewel er relatief veel studenten uitvallen, doen zij dit over het algemeen in het eerste studiejaar. • Over drie cohorten 2003, 2004 en 2005 zijn diplomarendementen bekend. Van cohort 2003 behaalde 52 procent het diploma na 4 jaar en 60 procent het diploma na 5 jaar. De studieduur van geslaagden is onbekend. Van cohort 2004 behaalde 67 procent het diploma na 4 jaar en 74 procent binnen 5 jaar. De gemiddelde studieduur van geslaagden was 4,1 jaar. Van cohort 2005 heeft 35 procent het diploma behaald na 4 jaar en tot nu toe heeft totaal 37 procent het diploma behaald. • De opleiding heeft haar rendement en uitval in het eerste jaar vergeleken met de andere drie opleidingen Mondzorgkunde. Het rendement na vijf jaar van cohort 2003 (60 procent) komt het dichts bij het resultaat van INHolland (59,2 procent) en is lager dan het diplomarendement van de opleidingen aan de HAN (63,1 procent) en van de Hanzehogeschool (66,8 procent). Verder valt op dat het uitvalpercentage na 1 jaar van cohort 2007 van 26 procent relatief hoog is in vergelijking met de twee opleidingen van de HAN (15,9 procent) en INHolland (9,4 procent) en vergelijkbaar met dat van de Hanzehogeschool (24,4 procent). Het auditteam stelt vast dat de relatief hoge uitval in het eerste jaar de aandacht heeft van het management. Overwegingen De opleiding heeft streefcijfers geformuleerd. De mate waarin hierop wordt gestuurd, is wisselend per streefcijfer. De opleiding stuurt gericht op een gewenste uitval in het eerste jaar en is zich ervan bewust, dat voor het optimaliseren van deze uitval, de instroomsituatie aanpassing behoeft. Om de kapitaalvernietiging te verminderen, is herziening van afspraken omtrent instroom op landelijk niveau nodig. De opleiding geeft aan hier op in te zetten. Voorts is er sprake van een relatief laag diplomarendement na 4 jaar en is het
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Mondzorgkunde
39/59
diplomarendement na 5 jaar redelijk te noemen. Hoewel dit (nog) niet voldoet aan de gestelde norm van de opleiding van 75%. Conclusie Op grond van voorgaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam tot het oordeel voldoende. Samenvattend oordeel Resultaten Alle facetten zijn tenminste met een voldoende beoordeeld en daarmee is het onderwerp ‘Resultaten’ positief.
40/59
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Mondzorgkunde
3
Bijlagen
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Mondzorgkunde
41/59
42/59
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Mondzorgkunde
Bijlage 1
Deskundigheden auditteam
Mondzorgkunde Hogeschool Utrecht
Lid auditteam: Mevrouw H.J. Bout
X
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen
X
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op niveau/oriëntatie te beoordelen opleiding
X
X
Onderwijsdeskundigheid
X
X
X
Studentgebonden deskundigheid
Visitatie- of auditdeskundigheid
Lid auditteam NQA: Mevrouw M. Snel B HRM
Lid auditteam: Mevrouw I.J. van Asselt-Kamphorst
Relevante werkvelddeskundigheid
Studentlid auditteam: mevrouw K.W. van der Burg
Lid auditteam: Mevrouw dr. H.A.P. Wolfhagen
Deskundigheid cf. Protocol VBI’s
X
X
X
X
X
X
Nadere informatie over de achtergronden van de panelleden:
Mevrouw dr. H.A.P. Wolfhagen Mevrouw Wolfhagen is ingezet vanwege haar onderwijsdeskundigheid. Zij is momenteel adjunctdirecteur van het Onderwijsinstituut Faculty of Health, Medicine and Life Sciences (FHML) aan de Universiteit Maastricht. Mevrouw Wolfhagen heeft uit opleiding en werkervaring kennis van de accreditatiesystematiek, zij is voorzitter geweest van diverse visitatiecommissies voor gezondheidszorgopleidingen. Voor deze visitatie heeft mevrouw Wolfhagen onze handleiding voor auditteamleden ontvangen en in een voorbereidende vergadering is zij aanvullend geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA.
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Mondzorgkunde
43/59
Opleiding: 1977 1983 1986 1993 2007
Diploma Volledig bevoegd Onderwijzeres Basisonderwijs Pedagogische Academie Dr. van Gils te Roermond Doctoraal examen Interdisciplinaire Onderwijskunde Katholieke Universiteit Nijmegen MO-B pedagogiek Katholieke Leergangen Tilburg Doctoraat, Rijksuniversiteit Limburg Titel proefschrift: kwaliteit van klinisch onderwijs Bachelor Examen Nederlands Recht. Universiteit Maastricht
Werkervaring: 1983 – 1988 Wetenschappelijk medewerker Centraal Instituut voor Toetsontwikkeling Arnhem 1988 – heden Wetenschappelijk medewerker capgroep Onderwijsontwikkeling en research FHML. Universiteit Maastricht (sedert 1996: Universitair Hoofddocent) NB. Sedert 2006 Adjunct-directeur Onderwijsinstituut FHML met de portefeuille kwaliteitszorg Diversen: 1992 – 1994 1997 – 2006 1999 – 2001 2001 – 2003
Bestuurslid Basiseducatie Gemeente Maastricht Bestuurslid Don Boscoschool Maastricht (school voor Speciaal Onderwijs) Bestuurslid en secretaris Plaatselijk Bestuur Maastricht voor Voortgezet Onderwijs Bestuurslid overkoepelend bestuur Voortgezet Onderwijs Maastricht (Vorming). Actief in het verzorgen van de verdere professionalisering van onderwijsgevenden. 2005 – 2007 Lid van visitatiecommissie 5 Vlaamse lerarenopleidingen secundair onderwijs 2006 – heden Lid van de Raad van Toezicht ‘Stichting Leerlingzorg Op-maat’ (scholen voor primair en voortgezet speciaal onderwijs)
Mevrouw I.J. van Asselt-Kamphorst Mevrouw Van Asselt is ingezet vanwege haar deskundigheid op het gebied van mondzorgkunde. Bovendien heeft mevrouw Van Asselt onderwijservaring als docent aan de hbo bacheloropleiding Mondzorgkunde, waar zij coördinator van de propedeuse is. Tevens is zij assessor voor alle studiejaren, EVC coördinator, studieloopbaanbegeleider en onderzoeksbegeleider. Daarnaast houdt zij zich bezig met de ontwikkeling binnen de onderwijseenheid kwaliteitszorg en is zij lid van de opleidingscommissie, toetscommissie, examencommissie en het managementteam. Voor deze visitatie heeft mevrouw Van Asselt onze handleiding voor auditteamleden ontvangen en in een voorbereidende vergadering is zij aanvullend geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 2009 2008 – 2009 2008 – 2009 2008 2007 – 2008 2007 2007 2006 – 2007 1992
44/59
Bachelor degree opleiding Mondhygiënist Cursus wetenschappelijk onderzoek mondhygiënisten docentenopleiding Mondzorgkunde Basistraining studieloopbaan begeleiding NDO Vervolgcursus EVC begeleider/assesssor NDO Restauratieve vaardigheden opleiding Mondzorgkunde Basistraining EVC begeleider/assessor NDO Tutortraining VDO Goed waarnemen, juist interpreteren, effectief communiceren Schouten en Nelissen Opleiding Mondhygiënist
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Mondzorgkunde
Werkervaring: 1997 – heden 1992 – heden 1996 – 1999 1992 – 1997
docent opleiding Mondzorgkunde HAN 2 / 3 dagen per week mondhygiënist in algemene praktijk 1 / 2 dagen per week mondhygiënist bij orthodontist 1 dag per week mondhygiënist alg. tandartspraktijk, groepspraktijk 5 dagen per week
Mevrouw H.J. Bout Mevrouw Bout is ingezet vanwege haar werkvelddeskundigheid op het gebied van mondzorgkunde. Zij houdt haar kennis op peil door het volgen van onder andere talloze bij- en nascholingscursussen en intercollegiale toetsingen. Mevrouw Bout heeft een Amerikaanse schoolbus, zogenoemde Poetsbus, ingericht, waarmee voorlichting aan basisschoolleerlingen wordt gegeven. Voor deze visitatie heeft mevrouw Bout onze handleiding voor auditteamleden ontvangen en in een voorbereidende vergadering is zij aanvullend geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1974 – 1979 1979 – 1981 1981 – 1983 2000 – 2005 2005 – 2010 2009 – 2010
Gemeentelijke Havo Alkmaar Gemeentelijke Atheneum Alkmaar Opleiding voor mondhygiënist Amsterdam Basisregister kwaliteitsregister paramedici ex.art.34 Wet BIG Periodieke registratie kwaliteitsregister paramedici ex.art.34 Wet BIG Kwaliteitsregister NVM KRM
Werkervaring 1983 – 2001
Vrijgevestigde mondhygiëniste praktijk met vestigingen in Alkmaar, Egmond, Bergen, Den Helder, Hippolytushoef, Wieringenwerf, Enkhuizen en Heerhugowaard 2001 – heden Vrijgevestigde mondhygiëniste praktijk Alkmaar 2009 – heden Stichting Poetsbus operationeel eind 2010
Bij- en nascholingscursussen vanaf 2008: 08-02-2008 Sex, drugs& tropical diseases 12-02-2008 Ecabo de leerling in beeld 26-03-2008 Nvm regiovergadering 03-04-2008 Info bijeenkomst CVM 03-06-2008 Oral-b share to care 26-09-2008 Zendium mondhygienistendag 30-09-2008 Paot MCA de klagende patient: last of geschenk voor de praktijk ? 19-11-2008 NVM regiovergadering 2008 10x bijeenkomst Intercollegiale toetsing NVM 31-03-2009 Paot MCA CMD klachten 11-05-2009 Edin Kinder tand top tien 15-09-2009 Paot MCA bedrijfsmanagement 02-10-2009 Zendium mondhygiënistendag 20-11-2009 Ivorenkruis sealen? Ja of nee? 2009 10x bijeenkomst Intercollegiale toetsing NVM jan-feb 2010 8x dag onderwijs omgaan met dementie 12-01-2010 Paot MCA peri-implantitis, mondinfectie van de toekomst
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Mondzorgkunde
45/59
Panellid student mevrouw K.W. van der Burg Mevrouw Van der Burg is ingezet als panellid student. Zij is in 2006 afgestudeerd als mondhygiënist aan de opleiding Mondzorgkunde van de Hanzehogeschool te Groningen. In 2008 heeft zij haar bachelor Tandheelkunde aan de Opleiding Tandheelkunde Academisch centrum voor Tandheelkunde Amsterdam (ACTA: VU/UvA) behaald en zij is nu bezig met haar masteropleiding Tandheelkunde, waarvoor zij drie maanden een exchange programma heeft gevolgd aan de University of Göteborg, Zweden. Zij hoopt komend jaar af te studeren. Zij heeft ervaring als studentpanellid bij visitaties in de gezondheidszorg bij Hogeschool Utrecht. Daarnaast is zij voor deze visitatie aanvullend individueel geïnstrueerd over accreditatie in het hoger onderwijs en de werkwijze van NQA. Opleiding: 1997 – 2002 Hoger algemeen voortgezet onderwijs 2002 – 2006 Opleiding Mondzorgkunde, Hanzehogeschool Groningen, met daarin twee stages: 09/05 – 01/06 Buitenlandse stage en onderwijsactiviteiten aan de University of the Western Cape te Kaapstad, Zuid-Afrika 02/06 – 07/06 Specialiserende stage in het Universitair Medisch Centrum Groningen, afdeling Kaakchirurgie 2007 – heden Opleiding Tandheelkunde, Academisch centrum voor Tandheelkunde Amsterdam (ACTA: VU/UvA) 2008 Bachelor Tandheelkunde behaald 08/09 – 12/09 Masterprofiel Buitenland: 3 maanden exchange programma aan de University of Göteborg - Zweden Werkervaring: 2002 – 2004 Weekend- en vakantiewerk in de horeca 2002 – 2006 Organisatie open dagen en voorlichtingsbijeenkomsten voor de Hanzehogeschool Groningen, opleiding Mondzorgkunde. 2004 Visitatie NQA: Hogeschool Utrecht: opleidingen Optometrie, Orthoptie, Mondzorgkunde en Oefentherapie Cesar. 09 t/m 12/05 Activiteiten en werkzaamheden als Mondhygiënist in de arme gebieden/sloppenwijken in Zuid-Afrika 06/06 – 12/06 Mondhygiënist in algemene tandartsenpraktijk te Groningen 01/07 – 08/07 Mondhygiënist in het Universitair Medisch Centrum Groningen, afdeling Kaakchirurgie 12/07 – 02/08 Promotiemedewerker voor Oral B, Procter & Gamble oral care profession 10/08 – 07/09 Mondhygiënist / ‘tandarts in opleiding’ in een algemene tandartsenpraktijk te Amsterdam
Mevrouw M. Snel B HRM en B Education Science Mevrouw Snel is ingezet als NQA-auditor. Zij is in 2004 begonnen als student panellid bij NQA en heeft sinds 2005 als NQA-auditor ervaring met visiteren van bestaande en nieuwe opleidingen in verschillende sectoren binnen het hbo. Daarnaast verzorgt zij trainingen over het visitatie- en accreditatiestelsel. Door haar ervaring heeft zij tevens deskundigheid in het beoordelen van afstandsonderwijs. Zij heeft als junior personeelsadviseur gewerkt bij een grote zorginstelling voor verstandelijk gehandicapte mensen waar zij de personele zaken behartigde van ongeveer 200 medewerkers. Zij is getraind als auditor Hoger Onderwijs NQA in samenwerking met Lloyd’s Register.
46/59
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Mondzorgkunde
Opleiding: 2000 – 2004 2008 – 2010
Personeel & Arbeid (bachelor HRM), Saxion Hogeschool Enschede Opleidingskunde (bachelor Education Science), Hogeschool van Arnhem en Nijmegen
Training: Maart 2004 November 2008
Training Auditor Hoger Onderwijs, NQA i.s.m. Lloyd’s Register Training assessor Investors in People, IiP UK Kortrijk (België)
Werkervaring: 2004 – 2005 2005 – 2009 2008 – heden 2010 – heden
junior personeelsadviseur, de Twentse zorgcentra auditor, Netherlands Quality Agency erkend assessor Investors in People, Netherlands Quality Agency senior auditor, Netherlands Quality Agency
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Mondzorgkunde
47/59
48/59
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Mondzorgkunde
Bijlage 2
Onafhankelijkheidsverklaring auditteam
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Mondzorgkunde
49/59
50/59
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Mondzorgkunde
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Mondzorgkunde
51/59
52/59
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Mondzorgkunde
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Mondzorgkunde
53/59
54/59
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Mondzorgkunde
Bijlage 3
Bezoekprogramma
Tijdstip
Programmaonderdeel
Deelnemers Mondzorgkunde
08.30 – 10.30
Ontvangst en materiaalbestudering
Panel Mondzorgkunde
10.30 – 11.00
Gesprek opleidingsmanagement Instituut Voorzitters van de drie opleidingen + + opleidingsmanagers auditoren van de drie opleidingen (onderwerpen 3, 4, 5) (Mevrouw Wolfhagen (MZK en OZK), Voorzitter OTC, auditoren MZK, OZK, OTC* De andere leden van het auditteam nemen een half uur extra voor het bestuderen van materiaal.
11.00 – 11.30
Gesprek opleidingsmanagement Instituutsdirecteur + opleidingsmanager Mondzorg (onderwerpen 1, 2, 6)
Auditteam Mondzorgkunde (incl. voorzitter MZK/OZK mevrouw Wolfhagen)
11.30 – 12.15
Gesprek docenten mondzorg
Auditteam Mondzorgkunde (incl. mevrouw Wolfhagen)
12.15 – 13.00
Lunchpauze
Ieder auditteam afzonderlijk
13.00 – 13.45
Gesprek studenten mondzorg
Auditteam Mondzorgkunde
13.45 – 14.15
Rondleiding
Auditteams MZK/OZK
14.15 – 15.00
Gesprek met werkveld en afgestudeerden per opleiding
Auditteam Mondzorgkunde
15.00 – 16.00
Intern overleg auditteam
Auditteam Mondzorgkunde
16.30 – 17.00
Tweede gesprek met opleidingsmanager Opleidingsmanagement Mondzorgkunde (per opleiding)
17.00 – 17.15
Kort overlegmoment auditteams
Voorzitter en auditoren auditteams
17.15 – 17.45
Afsluitend gesprek opleidingsmanagement Instituut + opleidingsmanagers
Auditteams MZK en OZK
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Mondzorgkunde
55/59
56/59
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Mondzorgkunde
Bijlage 4
Bijlagen zelfevaluatie en ter inzage gelegd materiaal
Naam Beroepsprofiel Mondhygiënist in Nederland; NVM 2007 Met het oog op de leesbaarheid wordt in dit rapport ‘hij’ geschreven waar ook ‘zij’ bedoeld kan zijn Het domein van de Mondzorg; M. Verheggen, 2002-2009 Eindrapport van de Adviesgroep capaciteit mondzorg; 2000 Kenniscentrum Innovatie van Zorgverlening; Programma 2006-2010 Internationalisering opleiding Mondzorgkunde 2009 Missie en strategie FG 2007-2011 Innovatieagenda 2007 Koers 2012; strategisch beleid HU 2007 – 2012 International profiles of dental hygiene 1987 to 2006; P.M. Johnson Competentie- en opleidingsprofiel van de bacheloropleidingen Mondzorgkunde; 2007 Dublin descriptoren Mondzorgkunde ; 2003 Competentieniveaus op de Faculteit Gezondheidszorg (deel)rapport: Taakherschikking in de Mondzorg; CBOG juni 2009 Capaciteitsplan 2009 advies Mondzorg voor de (vervolg)opleidingen tot tandarts, mondhygiënist, orthodontist, kaakchirurg ; dec. 2009 Van Competenties naar Curricula; FG 2003 In Koers 2012 Kwaliteit als opdracht; strategisch plan HBO-raad; aug.2009 Beleidsnotitie Klinieken binnen IPS nov. 2005 Zie de boekenlijst in de studiegids opleiding Mondzorgkunde 2009-2010 H 4.1.10 Raamontwerp Leerlijn LOEP FG Leerlijn LOEP aan de opleiding Mondzorgkunde Kliniekplan 2011-2012 Overzicht STO-scores 2009 mondzorgkunde; bijlage bij deze managementreview Contouren van de opleiding Mondhygiëne Nieuwe Stijl; 2002 Toetscriteriaboekje; opl. MZK/FG juni 2002 Mondzorgkunde analyse toetsbeleid april 2007 Toetsbeleidsplan opleiding Mondzorgkunde; juli 2008 Overzicht competenties en beroepsproducten opleiding Mondzorgkunde; juni 2009 Body of Knowledge and Skills (BoKS) bij de opleiding Mondzorgkunde 2009 Toetscriteria per competentie. Tijdelijk document 2009-2010 Studiegids Mondzorgkunde 2009 – 2010;( hoofdstuk 4) Plan van aanpak voor het uitvoeren van het Toetsbeleidsplan; mei 2008 FG checklist onderwijsrendement; 2008 Brief HBO-raad werkplaatsfinanciering 26-08-03 Evaluatie DU-CATS mzk 28 juni 2007
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Mondzorgkunde
digitaal X
papier X
X X X X X X X
X X X X X X X
X X X X
X X X X
X X X X X
X X X X X
X X X X
X X X X
X X X X X
X X X X X
X X X X X X X X
X X X X X X X X
57/59
NB Etniciteit is geen factor die in het Hogeschool-programma voor kentallen (MIP2) wordt geïsoleerd; hiervoor zijn de gegevens van de HBO-raad geraadpleegd Informatie project Interculturele Communicatie (G5) aan het IPS Taalbeleid IPS; okt. 2009 Handleiding Studieloopbaanbegeleiding; periode 1 2009-201 Taakherschikking in de Mondzorg; CBOG; juni 2009 In overzicht Kentallen. verslag gesprek met ROC-MN okt. 2009 Beoordelingslijst MZK; dec. 2009 Concept checklist competenties 1 t/m 5; dec. 2009 Werkbelevingsonderzoek IPS 2007; resultaten en analyse MeerJaren PersoneelsPlan 2010-2012 FG okt. 09 Personeelsplan IPS 2008-2012 CV’s docenten (7 april ter inzage) Functie-indeling HU Scholingsplan IPS 2009-2013 Scholingsplan Opleiding Mondzorgkunde Introductie nieuwe collega 2009-2010 Studieloopbaanbegeleiding IPS ; 2008 Beleidsplan Onbelemmerd Studeren HU; nov. 2007 Uitgangspunten Kwaliteitszorg HvU; 2002 Kwaliteitszorg aan het IPS 2007 Kwaliteitszorgplan opleiding Mondzorgkunde Kwaliteitskalender Mondzorgkunde 2009-2010 Managementrapportage MZK 2009 – 2010 Jaarverslagen kwaliteitszorg jaar 1,2,3, en 4 2008-2009 Rapport interne audit Mondzorgkunde 2008 Verbeteragenda 2009-2010 n.a.v. de risicoanalyse interne audit rapport; maart 09 Eindrapport visitatie Mondzorgkunde 2004 Programma werkervaring; H. Nijdam Studiehandleiding Afstudeertraject 2009-2010 Takenpakket van mondhygiënisten Bachelor of Health 2e meting;verslag; K. Jerkovic Msc. Hanzehogeschool Groningen 2009 Verslag ACTA (DOO-T) over afstudeerwerk Voorbeeld afstudeerproduct: Richtlijnontwikkelingen voor de (na)zorg bij patiënten met implantaten; 2007 HU/IPS/Mondzorgkunde www.nvvp.com Klik op: Informatie, Diversen, Richtlijnontwikkelingen Oordelen leden BVC over eindniveau opleiding (ter inzage 7 april)
58/59
X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X
X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X
X X X X
X X X X
X X
X X
X
X X
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Mondzorgkunde
Bijlage 5
Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
Het domeinspecifieke referentiekader is te vinden op de website van de HBO-raad: www.hbo-raad.nl. Opleidingscompetenties: Competentiegebied 1: Werken met en voor patiënten (zorg- en dienstverlening): 1. onderzoek uitvoeren; 2. zorgplan opstellen; 3. voorlichting geven (preventief handelen); 4. behandeling uitvoeren, evalueren; Competentiegebied 2: Werken in en voor een organisatie: 5. bedrijfsvoering; Competentiegebied 3: Werken aan professionalisering (ontwikkeling van het beroep): 6. toegepast onderzoek uitvoeren en innoveren.
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Mondzorgkunde
59/59