Adviesrapport accreditatie hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek/ Life Sciences voltijd/deeltijd/duaal Hogeschool Utrecht
Lange Voorhout 14 2514 ED Den Haag T (070) 30 66 800 F (070) 30 66 870 I www.hobeon.nl E
[email protected]
Adviesrapport accreditatie hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek/ Life Sciences voltijd/deeltijd/duaal Hogeschool Utrecht CROHO nr.34397
Hobéon® Certificering BV Datum: 13 december 2010 Auditteam: F.M. Brouwer Prof. Dr. H.P.J. te Riele Dr.J.P.H. Nap Dr. J. Bajramovic M.D. Klees Secretaris: Mr. T. Vis
INHOUDSOPGAVE DEEL 1 1. MANAGEMENT SAMENVATTING 1.1. Integraal advies 1.2. Algemene gegevens 1.3. Beoordelingskader 1.4. Beoordeling op faculteits- en opleidingsniveau 1.5. Samenstelling auditteam 1.6. Samenvattende beoordeling
1 1 1 1 1 1 1 2
2.
INLEIDING
7
3.
KARAKTERISTIEK VAN DE OPLEIDING
9
4.
VORIGE ACCREDITATIE
13
DEEL 2 5. ONDERWERPEN EN FACETTEN NVAO-ACCREDITATIEKADER 1. Doelstellingen opleiding Facet 1.1. Domeinspecifieke eisen Facet 1.2. Niveau: Bachelor Facet 1.3. Oriëntatie HBO 2. Programma Facet 2.1. Eisen HBO Facet 2.2. Relatie tussen doelstellingen en inhoud programma Facet 2.4. Studielast Facet 2.5. Instroom Facet 2.6. Duur Facet 2.7. Afstemming tussen vormgeving en inhoud Facet 2.8. Beoordeling en toetsing 3. Inzet van personeel Facet 3.1. Eisen HBO Facet 3.2. Kwantiteit personeel Facet 3.3. Kwaliteit personeel 4. Voorzieningen Facet 4.1. Materiële voorzieningen Facet 4.2. Studiebegeleiding 5 Interne kwaliteitszorg Facet 5.1. Evaluatie resultaten Facet 5.2. Maatregelen tot verbetering Facet 5.3. Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld 6. Resultaten Facet 6.1. Gerealiseerd niveau Facet 6.2. Onderwijsrendement
15 15 15 15 20 21 22 22 25 29 31 33 34 36 39 39 41 43 46 46 48 51 51 53 55 57 57 59
6.
OORDEELSCHEMA
63
7.
BIJLAGEN BIJLAGE I Programma en gesprekspartners BIJLAGE II Kwantitatieve gegevens van de opleiding BIJLAGE IIIa Curricula Vitae auditoren Generieke audit BIJLAGE IIIb Curricula Vitae en onafhankelijkheidsverklaringen auditoren BIJLAGE IV Werkwijze, beoordelingsprocedure en beslisregels Hobéon BIJLAGE V Geraadpleegde documenten
65 67 69 71 73 81 85
DEEL 1 1.
MANAGEMENT SAMENVATTING
1.1.
Integraal advies
Hobéon Certificering adviseert de NVAO de hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek, verzorgd door Hogeschool Utrecht, Croho nummer 34397 in al haar varianten en locaties te accrediteren. Dit advies wordt in onderhavig rapport gefundeerd.
1.2.
Algemene gegevens
Naam van de instelling: Naam van de opleiding: Varianten van de opleiding: Locatie van de opleidingen:
Faculteit Natuur & Techniek, Hogeschool Utrecht Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek/Life Sciences voltijd – deeltijd - duaal Utrecht
Naam VBI: Datum visitatie (FNT, generiek): Datum visitatie (opleiding): Datum adviesrapport:
Hobéon Certificering b.v. 20 april 2010 26 mei 2010 13 december 2010
1.3.
Beoordelingskader
Het bij het onderzoek gehanteerde beoordelingskader is het ‘Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs Nederland’ (14 februari 2003).
1.4.
Beoordeling op faculteits- en opleidingsniveau
Op verzoek van de Hogeschool Utrecht heeft Hobéon Certificering beoordelingen uitgevoerd op faculteits- en opleidingsniveau. Op faculteitsniveau is beoordeeld of de FNT de processen beheerst en borgt betreffende: Doelstellingen, Inzet Personeel, Voorzieningen, Interne Kwaliteitszorg en Rendementen. Deze onderwerpen corresponderen deels met de onderwerpen 1, 3, 4, 5 en 6 uit het NVAO accreditatiekader. De uitkomsten van deze generieke audit dienden als basis voor de audits op opleidingsniveau. Bij de opleidingsaudit is beoordeeld hoe de opleiding invulling geeft aan het FNT-beleid en -doelstellingen en zijn het programma, de personeelskwaliteit, opleidingsspecifieke voorzieningen en het gerealiseerd niveau beoordeeld.
1.5.
Samenstelling auditteam
Het auditteam bestond uit de volgende personen: F.M. Brouwer (voorzitter), senior adviseur van de Hobéon Groep Prof. Dr. H.P.J. te Riele (werkvelddeskundige), Hoofd afdeling Moleculaire Biologie van het Nederlands Kankerinstituut. Dr. J.Bajramovic (vak- en werkvelddeskundige), Afdelingshoofd/onderzoeker bij het Biomedical Primate Research Center te Rijswijk.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Hogeschool Utrecht , 1.0 ⏐ 1
Dr. Ir. J.P.H. Nap (vakdeskundige), lector Life Sciences, verbonden aan het Instituut voor Life Science & Technology van de Hanzehogeschool te Groningen, universitair hoofddocent Applied Bio-informatics, Vakgroep Genetica, Universitair Medisch Centrum Groningen en senior onderzoeker Plant Research International, Wageningen UR. M.D. Klees (studentlid), derdejaars student Opleiding BML Avans Hogeschool te Breda Mr. T. Vis (secretaris), zelfstandig adviseur in het hoger onderwijs.
De audit op facultair niveau is uitgevoerd op 20 april 2010. Het auditteam bestond uit de volgende personen: Drs. R.B. van der Herberg, voorzitter, partner Hobéon Groep; Prof. ir. J.J.M. Cauberg, Vak/ werkvelddeskundige, Emeritus hoogleraar Bouwfysica en Klimaatontwerp en Directeur Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs BV; M.E. Cohen, werkvelddeskundige, Architect en oprichter en voormalig directeur/partner van Architectenbureau CEPEZED; B. van der Meer, student Bouwkunde aan De Haagse Hogeschool; H. Bleijs, processecretaris, adviseur Hobéon; Drs. L. Blom-van Veen, secretaris Hobéon, zelfstandig adviseur kwaliteitszorg. Zie voor de auditprogramma’s Bijlage I. Voor Curricula Vitae zie Bijlage III.
1.6.
Samenvattende beoordeling
Hobéon Certificering baseert het advies tot accreditatie van de opleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek/Life Sciences op de volgende overwegingen: De opleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek kent drie varianten: voltijd, deeltijd en duaal. De opleiding Life Sciences leidt studenten op tot de graad van Bachelor of Applied Science. Daarbij ligt het accent vooral op de beroepsdomeinen Research en Development en Medische Laboratorium-diagnostiek. De opleiding omvat de specialisaties Microbiology, Zoology en Biomolecular Research. Hierbij ligt voor de specialisaties Zoology en Biomolecular Research de focus uitsluitend op research, bij Microbiology daarnaast ook op diagnostiek. De opleiding te Utrecht is een van de drie hbo opleidingen in Nederland met een zoologische specialisatie, een specialisatie die vereist is om met proefdieren te mogen werken. Het kenmerkende voor de Utrechtse opleiding is het onderwijs in onderzoek naar innovatieve testmethoden, onder andere bedoeld om alternatieven voor proefdierexperimenten te vinden. Zo is er een minor Innovative Strategies as Alternative to Animal testing (ISAAT). De inhoud van de minor is in nauwe samenwerking met het (internationale) onderzoeksveld op het gebied van proefdieralternatieven tot stand gekomen. De opleiding werkt ook op andere gebieden nauw samen met het kenniscentrum Technologie & Innovatie waar het (duo) lectoraat Innovative Testing onderdeel van uitmaakt. De verwevenheid van het onderzoek met het onderwijs draagt naar het oordeel van het auditteam bij aan een onderzoeksklimaat binnen de opleiding. Onderwerp Doelstellingen opleiding: voldoende Het oordeel van het auditteam over alle facetten van dit onderwerp is positief. Twee facetten van onderwerp 1 (“Doelstellingen opleiding”) worden als goed beoordeeld voor deze opleiding, hetgeen volgens het auditteam een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp rechtvaardigt. De volgende overwegingen hebben tot dat oordeel geleid.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Hogeschool Utrecht , 1.0 ⏐ 2
De opleiding baseert haar programma op het landelijk vastgestelde competentieprofiel Bachelor of Applied Sciences dat is gevalideerd door het werkveld. Het opleidingsprofiel is besproken in de Beroepenveldcommissie Life Sciences. De opleiding richt haar (onderzoeks-)focus voor een deel op innovatieve testmethoden als alternatief voor methoden waarbij proefdieren worden gebruikt. Het auditteam stelt vast dat de invulling daarvan actueel en innovatief is en in nauwe samenwerking met het internationale werkveld tot stand is gekomen. De opleiding betrekt het werkveld, waaronder de Beroepenveldcommissie (BVC) en het College van Toezicht regelmatig bij de ontwikkelingen van de opleiding. Het auditteam stelt vast dat de opleiding beseft in een internationaal veld te opereren en acht internationalisering derhalve van groot belang. Studenten komen in een internationaalgeoriënteerde onderzoeksomgeving terecht. De aandacht voor internationalisering komt binnen de opleiding onder andere tot uitdrukking in het stagebeleid, het gebruik van Engeltalige literatuur en in de benutting van de keuzeruimte. De eindkwalificaties van alle varianten zijn van hbo bachelorniveau en worden volledig afgedekt door de Dublin Descriptoren. De opleidingscompetenties zijn beschreven in termen van gedragsindicatoren. Deze zijn met de bijbehorende niveaus in het Werkboek onderwijs inzichtelijk gemaakt. Onderwerp Programma: voldoende Het oordeel van het auditteam over alle facetten van dit onderwerp is positief. De volgende overwegingen hebben tot dat oordeel geleid. De kennisontwikkeling van studenten vindt plaats via actueel studiemateriaal en vakliteratuur die aan de beroepspraktijk is ontleend. Gedurende de gehele studie wordt Engelstalige literatuur gebruikt. De te gebruikten literatuur is opgenomen in de blokboeken, welke regelmatig worden geactualiseerd. Het programma is zodanig opgezet dat studenten gedurende de gehele studie in aanraking komen met de beroepspraktijk. Projecten worden in samenwerking met het kenniscentrum opgezet en uitgevoerd. De opleiding legt op verschillende wijze verbinding met actuele ontwikkelingen: via onder andere gastdocenten, verzorgen van in-company cursussen, regelmatig overleg met het werkveld, het in samenwerking met het werkveld ontwikkelen van nieuwe modules. De opleiding werkt nauw samen met het Kenniscentrum Technologie & Innovatie en met het lectoraat Innovative Testing. De gerichtheid op innovatieve testmethoden onder andere als vervanging van dierproeven en de verwevenheid van het onderzoek met het onderwijs draagt bij aan een onderzoeksklimaat binnen de opleiding. Praktijk- en onderzoeksvaardigheden vormen een belangrijk onderdeel van het programma. Vooral in de voltijdvariant is sprake van een structurele aandacht voor het verkrijgen van praktische vaardigheden. De inhoud en werkvormen van de programma’s bieden de studenten de mogelijkheid om de competenties te verwerven. De horizontale samenhang is geborgd door de opbouw in blokthema’s en door het aanbod integrerende projecten. Hierbij wordt de samenhang tussen de theoretische vakken en de toepassing ervan benadrukt. De verticale samenhang is zichtbaar in de inhoudelijke leerlijnen per afstudeerrichting en de toenemende moeilijkheidsgraad en complexiteit daarbinnen. De studielast is op een evenwichtige wijze over het programma gespreid. Studenten zijn tevreden over de studielast en de spreiding daarvan.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Hogeschool Utrecht , 1.0 ⏐ 3
De opleiding heeft verschillende routes die aansluiten bij de vooropleiding. De opleiding heeft een pre-bachelor traject opgezet en uitgevoerd, waardoor de aansluiting met de vooropleiding voor kandidaten met een MLO-opleiding – zo was het oordeel van studenten - duidelijk is verbeterd. Studenten gaven aan hierover zeer tevreden te zijn. Het didactisch concept sluit aan bij het facultaire programma Leren=Werken=Leren, waarin competentiegericht leren op basis van projecten als onderwijsvorm centraal staat. De werkvormen passen bij dit model. Het toetsbeleid is op facultair niveau vastgelegd. De toetsvormen sluiten aan op het didactisch model en de werkvormen. De leerdoelen vormen het uitgangspunt voor toetsing. De beoordelingscriteria zijn kenbaar vastgelegd in de verschillende documenten, zoals blokboeken, Werkboek onderwijs en in de stage- en afstudeerhandleidingen. Bij de beoordeling van afstudeerverslagen wordt de opdrachtgever betrokken. Het auditteam is van oordeel dat in alle varianten sprake is van een adequate beoordeling van de afstudeerverslagen. De opleiding beschikt over een werkende examencommissie. Onderwerp Inzet van Personeel: voldoende Het oordeel van het auditteam over alle facetten van dit onderwerp is positief. Twee facetten van onderwerp 3 (“Inzet van Personeel”) worden voor alle varianten als goed beoordeeld hetgeen volgens het auditteam voor alle varianten een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp rechtvaardigt. Dit wordt als ‘extra aantekening’ aan het oordeel toegevoegd. De volgende overwegingen hebben tot dat oordeel geleid. De opleiding kende in de afgelopen jaren door een toename van de studenteninstroom en pensionering van docenten een dreiging van uitstroom van expertise. De opleiding heeft hier een gericht aannamebeleid gevoerd dat heeft geresulteerd in het aantrekken van docenten met aanvullende inhoudelijke (onderzoeks-)expertise en specifieke beroepservaring. Een groot deel van de docenten heeft verbinding met het werkveld of is betrokken bij het onderzoek van het lectoraat. Ook participeren zij in contractactiviteiten. Studenten zijn tevreden over de kennis van de beroepspraktijk bij docenten. Het auditteam stelt op basis van de verkregen informatie vast dat de beschikbare formatie toereikend is om in alle varianten de gewenste kwaliteit te verzorgen. De opleiding voert op basis van een scholingplan een gericht scholingsbeleid. Het auditteam is van oordeel dat de opleiding beschikt over een enthousiast en betrokken docententeam dat goed in staat is om inhoudelijk, onderwijskundig en organisatorisch het onderwijsprogramma te realiseren. Onderwerp Voorzieningen: voldoende Het oordeel van het auditteam over beide facetten van dit onderwerp is positief. Eén facet van onderwerp 4 (“Voorzieningen”) wordt als goed beoordeeld voor deze opleiding, hetgeen volgens het auditteam een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp rechtvaardigt. Dit wordt als ‘extra aantekening’ aan het oordeel toegevoegd. De volgende overwegingen hebben tot dat oordeel geleid. De opleiding beschikt op de locatie over moderne up-to-date ingerichte laboratoria/practicumzalen, alsmede over een goed geoutilleerde mediatheek. Binnen het lectoraat is ruim geïnvesteerd in nieuwe laboratoriumapparatuur die de opleiding ten goede komt. Aanschaf vindt plaats in overleg met docenten en met het werkveld . Er zijn voldoende (flex)werkplekken voor studenten. De voorzieningen voor het werken met laptops op flexplekken worden uitgebreid. Studenten zijn zeer tevreden over voorzieningen als mediatheek, onderwijsruimten en ICT. Er is sprake van een werkveldgerelateerde uitstraling.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Hogeschool Utrecht , 1.0 ⏐ 4
De opleiding beschikt over een systeem van studiebegeleiding. Studenten hebben in de eerste twee studiejaren dezelfde begeleider en ook vanaf het vijfde semester tot het einde van de opleiding. De opleiding heeft specifieke aandacht voor zogenoemde ‘langstudeerders’. Studenten zijn tevreden over de studieloopbaanbegeleiding en over de informatievoorziening. In het bijzonder zijn zij tevreden over de bereikbaarheid van docenten. Onderwerp Interne Kwaliteitszorg: voldoende Het oordeel van het auditteam over alle facetten van dit onderwerp is positief. Twee facetten van onderwerp 5 (“Interne Kwaliteitszorg”) worden voor alle varianten als goed beoordeeld hetgeen volgens het auditteam voor alle varianten een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp rechtvaardigt. Dit wordt als ‘extra aantekening’ aan het oordeel toegevoegd. De volgende overwegingen hebben tot dat oordeel geleid. De opleiding evalueert in alle varianten periodiek en systematisch via studenten, docenten en het werkveld zowel de inhoud van het onderwijs als de organisatie. Dit geschiedt aan de hand van vooraf geformuleerde streefnormen. Op grond van de uitkomsten van de evaluaties worden zo nodig verbetermaatregelen voorgesteld en vastgelegd in het clusterjaarplan. Naar aanleiding van de interne audit (mei 2009) is voor alle varianten een verbeterplan opgesteld en zijn reeds daadwerkelijk verbeteringen doorgevoerd. Studenten zijn tevreden over het gebruik van de resultaten van de onderwijsevaluaties. De opleiding reageert snel en adequaat op signalen van studenten. Medewerkers, studenten en het werkveld worden op adequate wijze bij de interne kwaliteitszorg betrokken. De opleiding heeft de terugkoppeling naar studenten van de evaluatieresultaten in de afgelopen periode verbeterd. Het alumnibeleid van de opleiding is nog in ontwikkeling. Aangesloten zal worden bij een breed opgezet HU-beleid. Onderwerp Resultaten: voldoende Het oordeel van het auditteam over beide facetten van dit onderwerp is positief. De volgende overwegingen hebben tot dat oordeel geleid. Het kunnen behalen van het eindniveau is aantoonbaar geborgd. De opleiding heeft duidelijke en herkenbare richtlijnen en beoordelingscriteria voor het afstuderen opgesteld. De eindbeoordeling van het afstudeerwerkstuk vindt plaats door een commissie waarin ook de opdrachtgever participeert. Een lid van het College van Toezicht beoordeelt achteraf per afgestudeerde de kwaliteit van het afstuderen. De opleiding analyseert de uitkomsten daarvan eens per jaar. Het auditteam kwalificeert een dergelijke betrokkenheid van het werkveld als waardevol en als adequate borging van het eindniveau. De afstudeerwerkstukken die het auditteam heeft bestudeerd acht zij van voldoende kwaliteit en stelt vast dat haar oordeel in grote lijnen overeenstemde met dat van de opleiding. De onderwerpen van onderzoek waren relevant en bruikbaar voor de praktijk. Gelet op de internationale oriëntatie adviseert het auditteam te streven naar een in de Engelse taal opgesteld afstudeerverslag en een in de Engelse taal te houden presentatie. De opleiding hanteert de facultaire streefdoelen voor het onderwijsrendement. Het auditteam stelt vast dat de onderwijsrendementen over het algemeen enigszins achterblijven bij gestelde streefdoelen. De opleiding heeft op basis van rendementanalyses verbeteringen ingevoerd ter beperking van de studie-uitval, zoals ondersteuning bij deficiënties, intakegesprekken, begeleiding van ‘langstudeerders’ en intensivering van studieloopbaanbegeleiding. Ook voert de opleiding exitgesprekken om zicht te krijgen op de redenen van tussentijdse uitval. De resultaten van deze inspanningen hebben nog niet geleid tot het behalen van het eigen streefrendement van de opleiding.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Hogeschool Utrecht , 1.0 ⏐ 5
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Hogeschool Utrecht , 1.0 ⏐ 6
2.
INLEIDING
Beoordeling op faculteits- en opleidingsniveau Op verzoek van de Hogeschool Utrecht heeft Hobéon Certificering beoordelingen uitgevoerd op faculteits- en opleidingsniveau. Op faculteitsniveau is beoordeeld of de FNT de processen beheerst en borgt betreffende: Doelstellingen, Inzet Personeel, Voorzieningen, Interne Kwaliteitszorg en Rendementen. Deze onderwerpen corresponderen deels met de onderwerpen 1, 3, 4, 5 en 6 uit het NVAO accreditatiekader. De generieke audit op faculteitsniveau is uitgevoerd voorafgaand aan de audits van de afzonderlijke opleidingen van de faculteit en diende als basis hiervoor. Bij de opleidingsaudit is beoordeeld hoe de opleiding invulling geeft aan het FNT-beleid en – doelstellingen. Daarnaast zijn het programma, de personeelskwaliteit, de opleidingsspecifieke voorzieningen en het gerealiseerd niveau beoordeeld. Het bereik van de generieke audit strekt zich uit over de opleidingen die in 2011 geaccrediteerd worden, te weten: Built Environment-opleidingen; ICT-opleidingen; AOT (Algemene Operationele Techniek) en Applied Science-opleidingen. In de rapporten van deze opleidingen zijn bevindingen en overwegingen opgenomen, ontleend aan de generieke en de opleidingsaudit. Het onderhavige rapport bevat het advies aan de NVAO dat door Hobéon Certificering als Visiterende en Beoordelende Instantie is opgesteld ten behoeve van de accreditatie van de hbo opleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek/Life Sciences, verzorgd door Hogeschool Utrecht, Croho nummer 34397. De opleiding wordt aangeboden in de varianten voltijd, deeltijd en duaal. Als basis voor het onderzoek van Hobéon Certificering dienden twee management reviews (een op generiek- en een op opleidingsniveau) en de bijbehorende onderliggende documenten. Bij het onderzoek is het beoordelingskader ‘Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs Nederland’ (14 februari 2003) gehanteerd. De opleidingsaudit heeft plaatsgevonden op 26 mei 2010. Het programma van de audit is opgenomen in Bijlage I. Auditteams Het auditteam werd gevormd door mevrouw F.M. Brouwer, Prof. Dr. H.P.J. te Riele, Dr.ir. J.P.H. Nap, Dr. J. Bajramovic, de heer M.D. Klees en Mr. T. Vis. De in dit team aanwezige expertise is in onderstaand schema zichtbaar. werkveld voorzitter F.M. Brouwer, senior adviseur Hobéon Groep werkvelddeskundige Prof. Dr. H.P.J. te Riele, vakdeskundige Dr. ir. J.P.H. Nap, vakdeskundige Dr. J. Bajramovic, student M.D. Klees, opleiding BML, Avans Hogeschool, Breda secretaris Mr. T. Vis
vak / discipline
onderwijs x
kwaliteitszorg /audit x
studentperspectief
x x
x
x
x
x
x
x
x
x
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Hogeschool Utrecht , 1.0 ⏐ 7
De audit op facultair niveau heeft plaatsgevonden op 20 april 2010. Zie voor programma Bijlage I.) Het auditteam bestond uit de volgende personen: Drs. R.B. van der Herberg, voorzitter, partner Hobéon Groep; Prof. ir. J.J.M. Cauberg, M.E. Cohen, B. van der Meer, student Bouwkunde aan De Haagse Hogeschool; H. Bleijs, processecretaris, adviseur Hobéon; Drs. L. Blomvan Veen, secretaris Hobéon, zelfstandig adviseur kwaliteitszorg. Voor Curricula Vitae zie Bijlage III. De in dit team aanwezige expertise is in onderstaand schema zichtbaar. werkveld voorzitter drs. R.B. van der Herberg, senioradviseur/partner Hobéon vak/ werkvelddeskundige prof. ir. J.J.M. Cauberg, Emeritus hoogleraar Bouwfysica en Klimaatontwerp en Directeur Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs BV werkvelddeskundige M.E. Cohen, Architect en oprichter en voormalig directeur/partner van Architectenbureau CEPEZED student B. van der Meer, derdejaars student Bouwkunde aan De Haagse Hogeschool secretaris drs. L. Blom-van Veen, zelfstandig adviseur kwaliteitszorg
x
vak / discipline
x
onderwijs x
kwaliteitszorg /audit x
x
x
studentperspectief
x
x
x
x
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Hogeschool Utrecht , 1.0 ⏐ 8
3.
KARAKTERISTIEK VAN DE OPLEIDING
Plaats van de opleiding binnen de Faculteit FNT Faculteit Natuur & Techniek De Faculteit Natuur & Techniek (FNT) is met 6.350 (jan. 2010) bachelorstudenten één van de zes faculteiten van de Hogeschool Utrecht (HU). De faculteit bestaat uit vier instituten: IGO (Instituut voor Gebouwde Omgeving), ILC (Institute for Life Sciences & Chemistry), ICT en Engineering. De instituten beslaan vier bachelordomeinen die verder onderverdeeld zijn in clusters van opleidingen. De vier bachelordomeinen zijn: gebouwde omgeving (bachelor of Built Environment), life sciences & chemistry (bachelor of Applied Science), ICT (bachelor of ICT) en industrie (bachelor of Engineering). Naast de genoemde instituten zijn er de academie waarin de masteropleidingen zijn ondergebracht, het facultaire Kenniscentrum Technologie & Innovatie en het Centrum voor Natuur & Techniek voor het commercieel cursusaanbod. Het onderwijs vindt voornamelijk in Utrecht op drie locaties plaats. 25% van de studenten van FNT doen de studie in deeltijd of duaal. De faculteit geeft aan door maatwerk in te spelen op deze (voornamelijk) volwassenen met enkele jaren werkervaring. Utrechtse Ingenieur De ingenieur die de FNT wil afleveren is een ondernemende teamworker en een integraal denker, die vakkennis toepast op unieke problemen, vindingrijk is en nieuwe kennis ontwikkelt en reflectief lerend vermogen heeft. Het begrip ‘Utrechtse Ingenieur’ is door de FNT als streefbeeld ingegeven door de permanente dialoog met het werkveld. Daar wordt dit beeld herkend en (ambitieus maar) valide bevonden. FNT is wel van mening dat het concept Utrechtse Ingenieur nog inhoudelijk versterkt kan worden. Aandacht voor vernieuwing Op facultair niveau is er sprake van een vijftal strategische ontwikkelingen (Ketens; Leren=Werken en Werken=Leren; Onderzoek; Partnerships; en Masters en Promovendi) die in de opleidingen hun uitwerking krijgen in een flink aantal vernieuwingstrajecten. FNT heeft strategisch beleid ontwikkeld, dat onder de naam ‘Ontplooiing’ op heldere wijze richting geeft aan hoe de faculteit de geformuleerde strategische doelen gaat realiseren. Men streeft hierbij naar een cultuur waarin men gezamenlijk de projecten draagt en met elkaar de tijd neemt om hieraan te werken. Zie verder facet 1.1. Eén van de meest belangrijke projecten is het programma Leren=Werken en Werken=Leren (L=W=L). Dit programma is in 2006 ontwikkeld omdat het de FNT, naar eigen zeggen, aan een duidelijke onderwijsvisie ontbeerde. In L=W=L zijn de diverse trajecten die op het gebied van projectonderwijs binnen de FNT liepen opgepakt en gestructureerd onder één noemer. De faculteit probeert doelbewust voorbeelden van Best Practices te benutten of te laten benutten. De mogelijkheden om binnen de FNT nog dwarsverbanden te benutten zijn nog niet uitgeput. L=W=L zal in de toekomst in innoverende en structurerende zin in het curriculum verder geoperationaliseerd worden. De wisselwerking tussen het kenniscentrum en het onderwijs krijgt in een aantal activiteiten gestalte. Binnen het facultaire Kenniscentrum Technologie & Innovatie legt het thema ‘People, process and technology’ de verbinding tussen de verschillende lectoraten. Dit betekent dat elk lectoraat aantoonbaar gericht is op het samenspel van mens/maatschappij, processen, en technologie, terwijl maatschappelijke thema’s als duurzaamheid, gezondheid, leefomgeving en veiligheid prominent in het onderzoeksprogramma aanwezig zijn. Een goed voorbeeld van samenwerking tussen lectoraten en FNT is de ontwikkeling van de methodiek ‘ontwerpprojecten’ waarin praktijk, competentieontwikkeling en ontwikkeling van nieuwe kennis centraal staan. Zie verder facet 1.1.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Hogeschool Utrecht , 1.0 ⏐ 9
Samenwerking met het werkveld Op faculteitsniveau is het beleid erop gericht dat de aansluiting van de eindkwalificaties van de opleidingen van FNT op het beroepenveld, naast het inzicht van docenten en de ervaringen opgedaan tijdens de begeleiding van stages en afstudeeropdrachten, mede bepaald wordt door samenspraak met het relevante beroepenveld. De Beroepenveldcommissie (BVC) speelt binnen de FNT een belangrijke rol bij de actualisering van het curriculum en de aansluiting op het beroepenveld en komt minimaal eenmaal per jaar bijeen. Daarnaast is er het College van Toezicht (CvT) dat de kwaliteit en het niveau van de afgestudeerden aan de hand van de eindkwalificaties toetst. Het CvT adviseert het clustermanagement over de verbetermaatregelen ten aanzien van de kwaliteit van afgestudeerden. Zie ook facet 1.1. Instituut Life Sciences & Chemistry Het instituut Life Sciences & Chemistry (bachelor of Applied Science) biedt drie bacheloropleidingen en een Associate degree opleiding aan: Chemie (bachelor voltijd, deeltijd en duaal); Chemische Technologie (bachelor voltijd en duaal en Associate degree duaal); Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek (bachelor voltijd, deeltijd en duaal). De drie opleidingen kennen in de voltijd variant voor havisten een gemeenschappelijk eerste semester. Het instituut Life Sciences & Chemistry (bachelor of Applied Science) omvat twee zeer nauw samenwerkende clusters. Het cluster Chemistry verzorgt de opleidingen Chemie (C) en Chemische Technologie (CT). Het cluster Life Sciences verzorgt de opleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek (officiële CROHO naam). Deze opleiding wordt in de praktijk Life Sciences genoemd. De opleiding De opleiding Life Sciences leidt studenten op tot de graad van Bachelor of Applied Science. Daarbij ligt het accent vooral op de beroepsdomeinen Research en Development en Medische Laboratoriumdiagnostiek. Afgestudeerden komen als biomedisch analist vooral te werken in onderzoekslaboratoria van universiteiten, academische en perifere ziekenhuizen, het (bio)farmaceutisch bedrijfsleven en onderzoeksinstellingen zoals TNO, RIVM of NKI. Een aanzienlijk deel van de studenten start na afstuderen een vervolgopleiding in het wetenschappelijk onderwijs. De opleiding omvat de specialisaties Microbiology, Zoology en Biomolecular Research. Hierbij ligt de focus voor de specialisaties Zoology en Biomolecular Research uitsluitend op research, bij Microbiology daarnaast ook op diagnostiek. De opleiding Life Sciences kent drie varianten: voltijd, deeltijd en duaal. Voltijd Voor havisten duurt de voltijdopleiding vier jaar. De opleiding start met een propedeuse. Voor havisten omvat de propedeuse twee semesters (twee maal een half jaar), waarvan het eerste semester gemeenschappelijk met studenten van de opleidingen Chemistry. Vwo-ers en mlo-ers volgen een verkorte propedeuse en starten met een specifiek programma in het tweede semester. Elk semester omvat twee blokken van negen weken en kent voor de semesters één tot met vijf een vergelijkbare opbouw (theorie, vaardigheden/praktijk, project en studieloopbaanontwikkeling, gevolgd door tentamens en projectfeedback). De hoofdfase-voltijd van de studie Life Sciences omvat drie jaar. Na semester 3 en 4 wordt door de student een van de drie afstudeerrichtingen gekozen. Het 5e semester wordt gevolgd door een half jaar stage in een instelling buiten de Hogeschool. Mlo-ers worden van deze stage vrijgesteld. Na de stage volgt in semester 7 de profilerings-ruimte. Hierin kunnen studenten kiezen voor een verbredende of verdiepende minor of een zelf samengesteld keuzepakket.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Hogeschool Utrecht , 1.0 ⏐ 10
Ook kan deze ruimte benut worden om in het buitenland te studeren. De opleiding wordt afgerond met een afstudeeropdracht van 5 tot 8 maanden bij een instelling buiten de hogeschool. Minoren Het instituut biedt zelf twee HU minoren aan. De Engelstalige minor ‘Innovative Strategies as Alternatives to Animal Testing’ (ISAAT) en de minor ‘Drug Design’. Deze minoren worden in nauwe samenwerking met het (duo)lectoraat Innovative Testing in Life Sciences & Chemistry vormgegeven en uitgevoerd binnen het kenniscentrum Life Sciences & Chemistry, waar het lectoraat deel van uitmaakt. Duaal De groen1 duale opleidingsvariant richt zich op het beroepsdomein van de medische laboratoriumdiagnostiek. Het programma biedt de studenten, middels hun keuze van leer-werkplekken, specialisatie in de klinische chemie, de medische microbiologie en de pathologie. Studenten volgen de reguliere propedeuse en kiezen daarna voor de duale of de voltijdvariant. Bij keuze voor de duale variant vindt aan het einde van het eerste jaar een intakegesprek plaats. Het 3e semester bereidt voor op leren en werken in de praktijk. Vanaf het 4e semester start de combinatie leren/werken en is de student 3 dagen per week stagiair dan wel werknemer op een laboratorium van één van de partner instellingen, komt 1 dag per week naar school voor theorieonderwijs (deels overlappend met modules van de voltijdopleiding) en studiebegeleiding en werkt 1 dag per week aan praktijkopdrachten. In semester 4 doorloopt de student drie korte oriënterende stages per specialisatierichting, om vervolgens in de semesters 5 t/m 8 twee leerwerk periodes te doorlopen bij laboratoria met verschillende specialisaties. In het laatste laboratorium wordt vervolgens de afstudeeropdracht uitgevoerd, conform de voltijdopleiding. Deeltijd De deeltijdstudie Life Sciences is een driejarige studie voor studenten die een mlo vooropleiding hebben, en die gedurende deze drie jaar in het werkveld praktisch werkzaam zijn in een medisch-biologische laboratoriumfunctie. Het programma komt inhoudelijk in grote mate overeen met het voltijdprogramma. De propedeuse duurt voor deeltijdstudenten een half jaar en de hoofdfase bestaat uit twee en een half jaar theoretisch en praktisch onderwijs binnen de hogeschool. De studie biedt een breed standaard biomedisch programma of de mogelijkheid om te kiezen voor maatwerk: een naar wens samengesteld pakket van modules uit de voltijd specialisatierichtingen Microbiology, Biomolecular Research en Zoology of uit de klinisch diagnostische specialisatie in de duale opleidingsvariant. In het laatste half jaar wordt een afstudeeropdracht uitgevoerd buiten de hogeschool. Kenniscentrum Op instituutsniveau (ILC) is ter bevordering van kennisontwikkeling en kenniscirculatie het kenniscentrum Life Sciences & Chemistry met het lectoraat Innovative Testing in Life Sciences & Chemistry ingericht. Het lectoraat voert onderzoek uit ten behoeve van het werkveld. Het kenniscentrum richt zich op de keten van ziekte tot medicijn, met accenten op het testen, implementeren en ontwikkelen van nieuwe testmethoden en draagt bij aan het vergroten van de externe oriëntatie van de hogeschool, aan curriculumvernieuwing en aan de professionalisering van docenten. De onderzoeksfocus van het kenniscentrum tezamen met het lectoraat is gericht op innovatieve testmethodes waaronder methoden als mogelijk alternatief voor methoden waarbij proefdieren worden gebruikt. De opleiding werkt nauw samen met het kenniscentrum en het lectoraat. Docenten en studenten werken in het kader van projectonderwijs, minor of afstudeeropdracht samen aan onderzoeksvragen van de beroepspraktijk in het kenniscentrum.
1
De toevoeging groen geeft aan dat bij de aanvang de student nog niet werkend is.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Hogeschool Utrecht , 1.0 ⏐ 11
Instroom In het onderstaande overzicht is de instroom van studenten over de afgelopen jaren opgenomen. Totaal
Voltijd + Duaal
Deeltijd
Cohort 2005
194
181
13
Cohort Cohort Cohort Cohort
217 217 204 234
199 201 188 215
18 16 16 19
2006 2007 2008 2009
Hieruit valt op te maken dat over het algemeen sprake is van een lichte stijging van de instroom over de afgelopen jaren. Marktaandeel Nederland telt twaalf bekostigde opleidingen Life Sciences (Biologie & Medisch Laboratoriumonderzoek). Het marktaandeel van de opleiding van de Hogeschool Utrecht in de instroom in de voltijdvariant bedraagt 17,2% (2009), in de deeltijdvariant 47,1% (2009) en duaal 66,7% (2009). Ten opzichte van het marktaandeel in 2007 is voor de voltijd- en deeltijdvariant een lichte stijging vast te stellen. Het aandeel van de duale variant is teruggelopen. Per 1 oktober 2009 staan bij de opleiding 635 studenten ingeschreven.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Hogeschool Utrecht , 1.0 ⏐ 12
4.
VORIGE ACCREDITATIE
FNT heeft in 2004 naar aanleiding van gehouden audits, accreditaties (2004/2005), ontwikkelingen binnen het onderwijs en het technisch beroepenveld en centraal HU beleid strategisch beleid opgesteld dat binnen de faculteit vorm kreeg onder de naam ‘Ontplooiing’. Door middel van het document ‘Beleidsdoelen, sturing en innovatie periode 2004-2010’ geeft de faculteit een heldere verantwoording van de totstandkoming, de uitvoering en de huidige gang van zaken van het strategisch plan ‘Ontplooiing’. De faculteit geeft onder andere door duidelijke tijdslijnen en toewijzing van verantwoordelijken (programmamanagers en stafdienst P&O) op heldere wijze richting aan hoe de vijf geformuleerde strategische doelen gerealiseerd gaan worden in de volgende programma’s: 1. Ketens: verbetering van de doorstroom van studenten in de keten, waaronder instroomgroei en rendementsverbetering (einde in de loop van 2011). Zie ook facet 2.5; 2. Leren=Werken en Werken=Leren: expliciteren van een onderwijsvisie gericht op competentieleren, gefundeerd op een stevige kennisbasis (einde 31 december 2009). Zie ook facet 2.7; 3. Onderzoek: het opzetten van toegepast onderzoek middels een onderzoeksagenda, lectoren en een kenniscentrum (afgerond in 2008); 4. Partnerships: het consolideren van werkveldcontacten om de externe oriëntatie te vergoten en daarmee actualiteit in de curricula en het onderzoek te brengen (afgerond in 2007). De verworvenheden zijn inmiddels opgenomen in de andere programma’s; 5. Masters en Promovendi: het stimuleren van persoonlijke professionele groei als basis voor collectieve groei (afronding in 2017). Zie ook facet 3.3. De opleiding Life Sciences (voltijd, deeltijd en duaal) is in het kader van de accreditatie bij besluit van 1 augustus 2005 positief beoordeeld door de NVAO. De NVAO heeft in genoemd besluit vastgesteld dat in het adviesrapport van Hobéon Certificering voor alle onderwerpen deugdelijk en kenbaar is gemotiveerd op welke gronden Hobéon tot een positief oordeel is gekomen. De facetten Materiële voorzieningen, Studiebegeleiding en Onderwijsrendement werden met een goed beoordeeld. Wel zijn in het adviesrapport ten behoeve van de accreditatie enkel aandachtspunten voor verbetering genoemd, waarop de opleiding actie heeft ondernomen. Het betrof de volgende aandachtspunten: 1. Het onvoldoende functioneren van de Beroepenveldcommissie De opleiding heeft in reactie hierop het ledental van de Beroepenveldcommissie uitgebreid. Verder vindt een meer structurele verslaglegging van de vergaderingen plaats en is sprake van een expliciete terugkoppeling van de implementatie van de commissie adviezen. 2. Een verdere explicitering van het programma De opleiding heeft de leerdoelen expliciet opgenomen in het lesmateriaal (blokboeken). Het Werkboek onderwijs is ontwikkeld, met daarin onder meer een beschrijving van het onderwijsconcept, de werkvormen en het projectmatig werken. Ook heeft de opleiding het leerplan per cursus opgenomen in het studievolgsysteem Osiris en is beschikbaar op Sharepoint. 3. De te zware studielast voor deeltijdstudenten. De opleiding heeft door middel van intake gesprekken de deeltijdstudenten vooraf geïnformeerd over de zwaarte van de opleiding en met het oog op een te zware studiebelasting het curriculum bijgesteld en de samenhang tussen de lesblokken verbeterd.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Hogeschool Utrecht , 1.0 ⏐ 13
4.
5.
6.
7.
Een betere aansluiting van de werkvormen bij het didactisch concept. De opleiding heeft via verschillende onderwijsvernieuwingsprojecten de werkvormen beter aangesloten bij het didactisch concept. Verder is het mentoraat omgebouwd tot studieloopbaanbegeleiding met onder meer aandacht voor studiebegeleiding en de reflectie van de student op het eigen leerproces. In het kader van het competentiegericht onderwijsconcept het ontwikkelen van een nieuw toets- en beoordelingsbeleid. In de afgelopen jaren is het competentiegericht toetsbeleid verder ontwikkeld en vastgelegd in het Werkboek onderwijs. Tevens is ten behoeve van de externe begeleiders een competentiegericht beoordelingsformulier opgesteld ten behoeve van de beoordeling van de stage en de afstudeeropdracht. Het thema toetsen en beoordelen is een regelmatig terugkerend onderwerp op docentonderwijsdagen. Daarnaast worden toetsen opgesteld door tenminste twee docenten en vindt een onderlinge review plaats van nieuwe toetsen. Dit is vastgelegd in de RGWafspraken. Deskundigheidsbevordering. De deskundigheidsbevordering van de docenten is structureel vastgelegd in de RGWafspraken en wordt er in toenemende mate gebruik gemaakt van interne scholingsmogelijkheden (bij elkaar in de klas) op het gebied van SLB en didactiek. Het functioneren van het College van Toezicht. Het functioneren van het College van Toezicht is verbeterd. Het College komt periodiek eens in de drie jaar bijeen. Daarnaast evalueert het College het eindniveau tijdens de afstudeersessies en wordt hier stelselmatig over geënquêteerd.
Op 28 mei 2009 heeft een interne audit van de opleidingen van het Institute for Life Sciences and Chemistry (ILC) plaatsgevonden. Uit het verslag van 28 september 2009 van deze interne audit, waarvan het auditteam kennis heeft genomen, valt af te leiden dat bovenstaande verbetermaatregelen door het interne auditteam positief worden beoordeeld.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Hogeschool Utrecht , 1.0 ⏐ 14
DEEL 2 OORDEEL OP FACETNIVEAU 5. 1.
ONDERWERPEN EN FACETTEN NVAO-ACCREDITATIEKADER Doelstellingen opleiding
Facet 1.1. Domeinspecifieke eisen
De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk)
Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Faculteitsniveau Strategisch beleid FNT Door de FNT is strategisch beleid, ‘Ontplooiing’, ontwikkeld, gebaseerd op de actuele ontwikkelingen in onderwijs en beroepspraktijk. Het auditteam is op basis van de gesprekken en de documentatie van mening dat FNT zich op transparante wijze verantwoord over de totstandkoming, uitvoering en huidige gang van zaken van het ontwikkelde beleid. Bij de totstandkoming van de begroting voor 2010 zijn in overleg met de managers Onderwijs en Onderzoek, op grond van vigerende beleidsdocumenten en lopende innovaties in 2009, de belangrijkste innovatiethema’s voor 2010 benoemd: onderwijsvisie LWL, rendement, internationalisering, HRM, assortiment en ICT. Na verdeling van de budgetten over de thema’s en instituten kregen de clustermanagers de verantwoordelijkheid om met de verkregen budgetten op basis van ingediende project- en jaarplannen de door hen uitgewerkte strategische doelen te implementeren. Op verzoek van de faculteitsdirectie van FNT vindt halverwege 2010 een midterm review op de uitvoering en realisatie van de projectplannen binnen de vier instituten plaats. Op het moment van de audit was deze in voorbereiding. Aan het einde van dit jaar maakt men met behulp van een eindreview de balans op die leidt tot input voor 2011. Het auditteam heeft geconstateerd dat de faculteit op constructieve wijze omgaat met de uitvoering en implementatie van het geformuleerde beleid. Competentieprofielen FNT heeft op facultair niveau vastgelegd dat de competenties waartoe wordt opgeleid mede ontleend zijn aan landelijk opgestelde en gevalideerde beroepsprofielen. Alle FNT opleidingen nemen actief deel aan het landelijk overleg waarin het relevante beroepenveld de beroepsprofielen valideert en actualiseert en waarin de gezamenlijke opleidingen met elkaar komen tot domeincompetenties en opleidingscompetenties. Hiermee is op facultair niveau geborgd, dat de eindkwalificaties van de opleidingen aansluiten bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk worden gesteld.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Hogeschool Utrecht , 1.0 ⏐ 15
Zoals eerder aangegeven (hoofdstuk 3) hanteert FNT het begrip ‘Utrechtse Ingenieur’, door het werkveld herkend en (ambitieus maar) valide bevonden. Dit is vooral een interne term die in het leven geroepen is om de abstracte discussie over ‘wat FNT afgestudeerden zouden moeten kunnen’ te kunnen voeren en concreter te maken. Het auditteam is wel van mening dat wanneer deze term gebruikt wordt voor externe communicatie deze eerst binnenshuis concretere invulling moet krijgen. Actualisering profiel Zoals reeds in hoofdstuk 3 is aangegeven speelt de BVC binnen de FNT een belangrijke rol bij de actualisering van het curriculum en de aansluiting op het beroepenveld. De BVC komt minimaal eenmaal per jaar bijeen. Bij ieder overleg komt de aanpassing van het competentieprofiel en het curriculum aan de orde. Daarnaast adviseert het CvT jaarlijks het clustermanagement over de verbetermaatregelen ten aanzien van de kwaliteit van afgestudeerden. Per instituut, in dit geval instituut Life Sciences, is er één BVC en één CvT ingesteld. De BVC’s van de onderscheiden opleidingen maken deel uit van de BVC op instituutsniveau. De opleiding hanteert het protocol ‘Beroepenveldcommissie en College van Toezicht’ van de faculteit (zie verder facet 2.1.). Het Kenniscentrum analyseert de verschillende werkvelden aan de hand van enquêtes die gehouden worden onder jonge professionals en alumni. Op basis van deze analyses passen opleidingen de curricula aan. Kenniscentrum en Onderzoek Het auditteam heeft, in vervolg op de bevindingen over het kenniscentrum en het thema “people, process and technology”, kennisgenomen van de onderzoeksthema’s en het leerstoelenplan 2010 – 2015 en is zeer positief over de rol en reikwijdte van de lectoraten bij FNT en vindt de ingeslagen weg van groot belang voor de kennisontwikkeling in de onderscheiden opleidingen. Het onderzoek aan de FNT is gericht op de bedrijven in de regio en betreft continu verschillende strategieën om de toenemende complexiteit van het samenspel van mens/maatschappij, processen, en technologie te kunnen hanteren. Zo is het bijvoorbeeld gericht op het regisseren van complexe processen bij stedelijke vernieuwing, het ontwikkelen van nieuwe tools, het ontwerpen van nieuwe producten en het optimaliseren van systemen. Kenmerkend is dat er gewerkt wordt op grensvlakken, partijen met elkaar verbonden worden, processen geoptimaliseerd worden, ketenintegratie van belang is en dat integraliteit en wendbaarheid essentieel zijn. De lectoren krijgen hiermee een leidende rol in de kennisontwikkeling van de faculteit. Doelstelling is het verhogen van de onderwijskwaliteit, het aangaan van netwerken in het beroepenveld, het leveren van kennisproducten en het bijdragen aan maatschappelijke discussies. Er wordt een kennisprofiel opgesteld voor elk van de vier bachelortitels, met als doel de onderzoekslijnen meer samenhang te geven, om focus aan te brengen en om de faculteit naar buiten toe een duidelijk inhoudelijk profiel te geven. In facet 2.2 wordt de reeds aanwezige onderzoekslijn ten behoeve van de studenten en docenten nader gespecificeerd.
Binnen de taaklastnormering wordt ruimte gecreëerd om docenten nog meer te kunnen betrekken bij de kenniskringen. Hier loopt een onderzoek naar en zal binnen het functiehuis zichtbaar worden gemaakt. De partnerships die een verbinding vormen tussen onderwijs, onderzoek en werkveld worden op dit moment verder uitgediept. Ook zal de faculteit haar relatienetwerk dienaangaande uitbreiden. Tijdens het gesprek met het kenniscentrum bleek dat de lectoren zich tot op heden nog voornamelijk bezig hebben gehouden met het verbeteren van het curriculum en het geven van onderwijs. Het is de bedoeling dat zij op korte termijn de rol van het onderzoek binnen het onderwijs verder expliciteren en vergroten en het onderwijs nog meer laten profiteren van hun netwerk. Ook de lectoren worden lid van de curriculumcommissie.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Hogeschool Utrecht , 1.0 ⏐ 16
De beginnende beroepsbeoefenaar Het auditteam is op grond van bovenstaande en op basis van hetgeen het heeft vernomen en gezien tijdens de audit van mening, dat de eindcompetenties van de opleidingen van FNT aansluiten bij het niveau van een startende Utrechtse Ingenieur. De vertegenwoordigers uit het werkveld zijn tevreden over de geformuleerde eindcompetenties, zo blijkt uit de verslagen en de gesprekken tijdens de audit. Het competentieniveau van de afgestudeerden zal naar hun verwachting goed aansluiten bij de functies waarin beginnende Utrechtse Ingenieurs terechtkomen en za; aansluiten bij de specifieke vraag vanuit het werkveld en de specifieke behoefte aan verdieping of verbreding. Internationalisering Uit het strategisch plan FNT (2007-2012) blijkt dat er sinds 2007 budget voor internationalisering wordt vrijgemaakt. De ‘fysieke mobiliteit’ oftewel de internationale uitwisseling van studenten en docenten neemt toe. Daarnaast is er aandacht voor ‘internationalisering at home’. Het is het streven van FNT om een benchmark op het gebied van internationalisering te realiseren. Opleiding LS Beroepsprofiel Het beroepsprofiel en de competenties voor de Bachelor of Applied Science zijn vastgelegd in Bachelor of Applied Science, Een competentiegerichte profielbeschrijving, die in samenwerking met hogescholen, verenigd in de stichting Domein Applied Science (DAS), zijn opgesteld en zijn gevalideerd door het beroepenveld. De competentiesets voor de opleidingen van ILC zijn hiervan afgeleid en met de beroepenveldcommissie afgestemd. De beschrijving is in nauw overleg met het Landelijk Overlegorgaan Chemie en Chemische Technologie en met het Landelijk Overlegorgaan B&M tot stand gekomen. De opleidingen zijn in beide overlegorganen vertegenwoordigd. Opleidingsprofiel De opleiding Life Sciences (hierna verder aan te duiden als: LS) is gericht op het opleiden van hbo-bachelors voor de biologische/medische arbeidsmarkt. In nauw overleg met het regionale werkveld (voor-namelijk academische onderzoeksinstellingen zoals UU, UMCU, Hubrecht laboratoriumen RIVM en met onderzoeksinstellingen als TNO) en met de beroepenveldcommissie heeft de opleiding gekozen zich vooral te richten op de beroepsdomeinen Research & Development en Medische Laboratorium-diagnostiek. De opleiding kent daarbinnen drie afstudeerrichtingen: Biomolecular Research, Zoology en Microbiology. Binnen het domein Research & Development heeft de opleiding ervoor gekozen om haar onderzoeksfocus door middel van het Kenniscentrum Technologie & Innovatie tezamen met het lectoraat Innovative Testing onder meer te richten op innovatieve testmethoden als mogelijk alternatief voor methoden waarbij proefdieren worden gebruikt. Deze focus is binnen de Engelstalige minor ISAAT (Innovative Strategies as Alternative to Animal Testing) volgens het auditteam op gedegen wijze gestalte gegeven. Deze minor is in nauwe samenwerking met het (internationale) werkveld tot stand gekomen. Verder is het auditteam van oordeel dat sprake is van een actuele en innovatieve invulling. Het opleidingsprofiel omvat zeven competenties, welke zijn vastgelegd in een competentiematrix waarin naar vier niveaus de bijbehorende gedragsindicatoren zijn weergegeven. Hierbij is niveau vier het niveau van een beroepsbeoefenaar met enkele jaren ervaring. Het auditteam heeft kennisgenomen van de gehanteerde competentiematrix en beoordeelt deze als inhoudelijk adequaat. De opleiding LS heeft op basis van het landelijk profiel de volgende competenties en bij behorende eindniveaus geformuleerd. Als aanvullende eis geldt dat minimaal één competentie in het profiel met één niveau wordt verhoogd.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Hogeschool Utrecht , 1.0 ⏐ 17
1. Onderzoeken (niveau 2) De Bachelor of Applied Science voert in een biologische/medische onderzoeks-instelling of – bedrijf zelfstandig of in teamverband onderzoek uit dat bijdraagt aan de oplossing van een biologisch/medisch probleem. 2. Experimenteren (niveau 3) De Bachelor of Applied Science zet in een biologisch/medisch laboratorium experimenten op ten behoeve van (fundamenteel/toegepast/diagnostisch) onderzoek en voert deze zelfstandig en systematisch uit, ook in spoedeisende situaties of onder grote druk, op een dusdanige wijze dat aantoonbaar betrouwbare resultaten worden verkregen. 3. Beheren/coördineren (niveau 1) In een instelling of bedrijf met werkzaamheden gericht op biologisch of medisch gebied, ontwikkelt, implementeert en onderhoudt de Bachelor of Applied Science een beheersysteem of onderdelen daarvan, zoals een kwaliteit- , Arbo- , milieuzorgsysteem, biologisch veiligheidssysteem, laboratoriumautomatiserings en -informatiesysteem, etc. 4. Adviseren/verkopen (niveau 1) In een instelling of bedrijf met werkzaamheden op biologisch of medisch gebied, vertaalt de Bachelor of Applied Science technische aspecten van biologische en/of medische producten en processen naar gebruikers en ook omgekeerd. 5. Instrueren/begeleiden (niveau 1) In een instelling of bedrijf met werkzaamheden op biologisch of medisch gebied, levert de Bachelor of Applied Science een bijdrage aan de ontwikkeling van (groepen) medewerkers, waarbij vakinhoudelijke kennis en vaardigheden wordt gecombineerd met didactische vaardigheden. 6. Leiding geven/managen (niveau 1) De Bachelor of Applied Science voert leidinggevende taken uit, in een instelling of bedrijf met werkzaamheden op biologisch of medisch gebied. 7. Zelfsturing (niveau 2) De Bachelor of Applied Science stuurt zichzelf in zijn functioneren en ontwikkeling, een instelling of bedrijf met werkzaamheden op biologisch of medisch gebied. In aanvulling op het competentieprofiel wordt door de opleiding in overleg met het werkveld een Body of Knowledge (BoKs) ontwikkeld, waaruit blijkt over welke kennisbasis de afgestudeerde Bachelor of Applied Science beschikt. Deze BoKs zal worden besproken in de beroepenveldcommissie (BVC) van de opleiding. Betrokkenheid werkveld. De opleiding beschikt over een BVC die tenminste één maal per jaar bijeenkomt. Het aantal leden van de BVC is naar aanleiding van de bevindingen tijdens de audit in 2004 uitgebreid. Uit de verslagen welke het auditteam heeft ingezien komen in de vergaderingen van de BVC onderwerpen als nieuwe ontwikkelingen, voorgenomen curriculumaanpassingen, onderwijsontwikkeling en het niveau en functioneren van afgestudeerden aan de orde. Gemiddeld éénmaal per jaar is er structureel een bijkomst van de BVC met management en docenten. De BVC bestaat uit deskundigen uit het relevante beroepenveld, zoals ziekenhuizen (o.a. UMCA, AMC Amsterdam), Universiteit Utrecht, RIVM, TNO Zeist en de farmaceutische industrie. De opleiding beschikt ook over een College van Toezicht bestaande uit vertegenwoordigers van het relevante werkveld, waarmee onder meer de actualiteit van het opleidingsprogramma wordt besproken (facet 2.1). Ook houdt het college toezicht op het eindexamenproces en adviseert daarbij over de beoordeling van de afstudeeropdracht (zie facet 6.1).
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Hogeschool Utrecht , 1.0 ⏐ 18
Minimaal eens in de drie jaar vindt een gezamenlijk overleg tussen opleidingsmanagement, docenten en leden van het college plaats. De opleiding heeft verder regelmatig overleg met het werkveld door middel van stagebedrijven, het lectoraat Innovative Testing in Life Sciences & Chemistry en collega instellingen binnen het domein. De opleiding houdt hierdoor haar profiel actueel. Uit de verslagen met de BVC, welke het auditteam heeft ingezien, blijkt aandacht voor de profilering van de opleiding. Zo is in samenwerking met het werkveld vanwege grote behoefte aan HLO’ers met een klinische specialisatie een groen duale variant opgezet. Ook bij de ontwikkeling en uitvoering van voltijd onderwijsmodulen en van de minor ISAAT is sprake van een nauwe samenwerking met het betreffende werkveld. Werkveld De meeste afgestudeerden vinden een baan in een biologisch/medisch laboratorium bij instellingen in de gezondheidszorg (o.a. academische en streekziekenhuizen, huisarts-laboratoria), bij universiteiten, bij de overheid (o.a. RIVM, TNO), in de farmaceutische industrie, voedingsmiddelenindustrie en bij diagnosticabedrijven, biotechnologische bedrijven, en adviesbureaus op het gebied van kwaliteitszorg en hygiëne. Internationalisering Op grond van de gesprekken met het opleidingmanagement en docenten stelt het auditteam vast dat internationalisering als een belangrijke ambitie wordt aangemerkt. Er is een duidelijk besef dat studenten in een internationaal-georiënteeerde onderzoeksomgeving terecht zullen komen. De opleiding stimuleert studenten om een stage of afstudeeronderzoek in het buitenland te doen. Jaarlijks voert 15-20% van de studenten afstudeeronderzoek uit in het buitenland. Zij worden hierbij begeleid door een team van gespecialiseerde docenten. Deze docenten bezoeken buitenlandse onderzoeksinstellingen en mogelijke stageplekken. Hiertoe wordt ook het internationale netwerk van het lectoraat ingezet en uitgebouwd. Handleidingen voor stage en afstuderen en het opleidingsprogramma zijn in het Engels beschikbaar. De opleiding heeft structurele samenwerkingsverbanden met o.a. University of Texas en de School of Pharmacy (University of London). In het kader van het facultair brede innovatieproject International Year wordt een deel van het onderwijs in het Engels ontwikkeld (de module Medical Biochemistry en de module Neurobiology). In het kader van de minor ISAAT zijn er structurele samenwerkingsverbanden en netwerken met buitenlandse opdrachtgevers (Henkel in Duitsland, Danone in Frankrijk en Novozymes in Denemarken) en stagebedrijven. Conclusie Het actuele en innovatieve profiel van de opleiding en de gedegen wijze waarop daar in samenwerking met het (internationale) werkveld invulling aan is gegeven is voor het auditteam aanleiding om voor alle varianten dit facet als ‘goed’ te beoordelen.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Hogeschool Utrecht , 1.0 ⏐ 19
Facet 1.2. Niveau: Bachelor
De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor
Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Relatie met de Dublin Descriptoren Uitgangspunt is dat de landelijk vastgestelde domeincompetenties gerelateerd zijn aan de Dublin Descriptoren. Dit is vooralsnog alleen terug te zien in de landelijke profielen van Applied Science en Bachelor of Built Environment. FNT geeft als verbeteractie aan dat in 2010 voor alle bachelordomeinen de competenties worden beschreven in niveaus en voorzien van prestatieindicatoren. De opleiding sluit zich wat de beschrijving van de Dublin Descriptoren en de generieke hbokernkwalificaties aan bij de het landelijk opleidingsprofiel. Hierin wordt de koppeling zichtbaar gemaakt tussen de generieke hbo-kernkwalificaties en de opleidingscompetenties. Het auditteam stelt vast dat de opleiding de opleidingscompetenties heeft beschreven in termen van gedragsindicatoren en per competentie heeft aangegeven welk niveau de afstudeerde LS’er moet hebben bereikt. In het Werkboek onderwijs zijn de gedragsindicatoren en de bijbehorende niveaus voor de studenten inzichtelijk gemaakt (zie ook facet 1.1.). Toetsing aan Dublin Descriptoren Als referentiekader voor de bepaling of de eindkwalificaties aansluiten bij internationaal geaccepteerde beschrijvingen, gebruikt de opleiding de Dublin Descriptoren. In het Werkboek Onderwijs staat de competentieset van ILC beschreven. Deze omvat de Dublin descriptoren en de HBO- competenties. Kennis van en inzicht Hieronder vallen de volgende competenties: Onderzoek (1): probleemoplossing, analyse en oordeelsvorming Experimenteren (2): analyse en oordeelsvorming Beheren/coördineren (3): samenwerken, doelgericht en planmatig handelen Toepassing kennis en inzicht. Hieronder vallen de volgende competenties: Onderzoek (1): probleemoplossing, analyse en oordeelsvorming Experimenteren (2): analyse en oordeelsvorming Beheren/coördineren (3): samenwerken, doelgericht en planmatig handelen Oordeelsvorming Hieronder vallen de volgende competenties: Onderzoek (1): probleemoplossing, analyse en oordeelsvorming Experimenteren (2): analyse en oordeelsvorming Beheren/coördineren (3): samenwerken, doelgericht en planmatig handelen Communicatie Hieronder vallen de volgende competenties: Adviseren/verkopen (4): commercieel/omgevingsgericht en klantgericht handelen Instrueren/begeleiden (5): communiceren en samenwerken Leiding geven/managen (6): besluitvaardigheid, doelgericht en planmatig handelen Leervaardigheden Hieronder valt de competentie Zelfsturing (7): lerend vermogen en zelfreflectie/eigen verantwoordelijkheid nemen.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Hogeschool Utrecht , 1.0 ⏐ 20
Facet 1.3. Oriëntatie HBO
De eindkwalificaties van de opleiding zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties o Een HBO-bachelor heeft de kwalificaties voor het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een HBO-opleiding vereist is of dienstig is
Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op de overweging, dat de in facet 1.3 benoemde aspecten volledig in facet 1.1. aan de orde zijn geweest en het oordeel derhalve identiek is.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Hogeschool Utrecht , 1.0 ⏐ 21
2.
Programma
Facet 2.1. Eisen HBO
Kennisontwikkeling van studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk
Oordeel: goed (voltijd) en voldoende (deeltijd en duaal) Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Kennisontwikkeling via vakliteratuur en aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal De opleiding maakt gebruik van actueel studiemateriaal en vakliteratuur dat aan de beroepspraktijk is ontleend. De verplichte en aanbevolen literatuur is opgenomen in zogenoemde blokboeken. Het lesmateriaal zoals blokboeken en powerpoint presentaties, wordt twee maal per jaar geactualiseerd. Verantwoordelijk hiervoor is de docent die is aangesteld als de ‘module eigenaar’. In vrijwel elke module wordt tenminste één, veelal Engelstalig, studieboek gebruikt, dat ook in verwante universitaire opleidingen wordt gebruikt. Het auditteam heeft inzage gehad in de blokboeken en in de boekenlijsten en stelt vast dat de lijst actueel is en relevant. In de mediatheek zijn vele relevante vaktijdschriften fysiek of digitaal beschikbaar. Studenten hebben via de virtuele mediatheek toegang tot een groot aantal internationale (Engelstalige en wetenschappelijke) tijdschriften. Eerstejaarsstudenten krijgen een introductie in het gebruik van de mediatheek. In cursussen en projecten wordt verwezen naar relevante vaktijdschriften en internetpagina’s. Bij elk project moeten de studenten op basis van (aangereikte) vakliteratuur experimenten bedenken en uitvoeren, om zo te komen tot een antwoord op de onderzoeksvraag. In semester vijf bevat het programma de module Literatuuronderzoek uitmondend in o.a. een literatuurverslag en- presentatie over de bestudeerde wetenschappelijke artikelen uit internationale vaktijdschriften. Op deze wijze worden de studenten adequaat voorbereid op het verwerken van wetenschappelijke artikelen tijdens Stage en Afstudeeropdracht. KENNISONTWIKKELING VIA INTERACTIE MET DE BEROEPSPRAKTIJK Het auditteam stelt vast dat het programma zo is opgezet dat studenten tijdens de gehele studie in aanraking komen met de beroepspraktijk. In het eerste jaar is sprake van praktische (beroepsgerichte) vaardigheden tijdens praktijklessen. Ook lopen studenten in het kader van het project Student in Bedrijf en Beroep in het eerste jaar van hun opleiding minimaal een dag mee met ouderejaars bij de stage- of afstudeeropdracht in het werkveld om zich een beeld van de beroepspraktijk te vormen. In ieder semester voeren studenten één of twee projecten uit die zijn ontleend aan beroepspraktijk (bijv. het project Oregano). Ook in het tweede jaar wordt projectcasuïstiek toegepast en is incidenteel sprake van opdrachtgevers uit de beroepspraktijk. In het derde en vierde studiejaar zijn projecten met opdrachtgevers structureel ( bijv. het UMCU-project Medische genetica en projecten Moleculaire evolutie). Ook worden projecten uitgevoerd in samenwerking met het kenniscentrum, zoals bijvoorbeeld de projecten in beide minoren en het project Farmacon. Verbinding met actuele ontwikkelingen De actuele ontwikkelingen in het vakgebied worden geïnventariseerd in bijeenkomsten met de BVC, met het College van Toezicht (zie ook facet 1.1.) en op grond van de contacten met de stageverleners. Docenten kennen de beroepspraktijk door eigen ervaring en signaleren nieuwe ontwikkelingen door het verzorgen van cursussen in de beroepspraktijk.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Hogeschool Utrecht , 1.0 ⏐ 22
De verschillende onderdelen van de minor ISAAT krijgen rechtstreeks input vanuit onderzoekers uit het (internationale) proefdieralternatieven werkveld, die actief participeren als docent. Via het Centrum voor Natuur en techniek worden in-company cursussen voor relevante bedrijven opgezet, afgestemd op de vraag van de opdrachtgever en aansluitend bij de actualiteit (bijv. cursussen ‘real-time PCR’ en ‘Antibiotica en resistentie’). Deze cursussen worden ontwikkeld en verzorgd door docenten van de opleiding en/of het kenniscentrum. Het auditteam meent dat actuele ontwikkelingen op deze wijze direct doorwerken in het regulier programma. Nieuwe ontwikkelingen worden intern met docenten en lectoren besproken en in samenspraak met het opleidingmanagement- uitgewerkt tot verbetervoorstellen. Deze worden getoetst door de BVC. Dit heeft geleid tot het ontwikkelen van onder andere de modules Medical Biochemistry en Molecular Diagnostics and Quality Control. Regelmatig worden gastsprekers en gastdocenten uit het bedrijfsleven en van universitaire onderzoeksgroepen bij de uitvoering van het programma betrokken. In het zevende semester maken lezingen en workshops verzorgd door gastsprekers/docenten integraal deel uit van het programma (bijv. keuzeblokken Ziekten en Moleculaire evolutie). In de deeltijd en duale variant is een aanzienlijk deel van het programma buitenschools, waardoor sprake is van structurele interactie met de beroepspraktijk. Deeltijd en duale studenten voeren een deel van de opdrachten uit op de eigen werkplek. Het duale programma is in nauwe samenwerking via een externe stuurgroep opgezet en bijgesteld in overleg met het werkveld. Kennisontwikkeling door onderzoek De opleiding werkt nauw samen met het Kenniscentrum Technologie & Innovatie en met lectoraat Innovative Testing. In het kader van projectonderwijs, minor of afstudeeropdracht, werken docenten en studenten gezamenlijk aan onderzoeksvragen in opdracht van bedrijven en laboratoria uit het werkveld (TNO, Phenion GmbH). Aan het lectoraat zijn twee lectoren verbonden, waarvan de onderzoeksprojecten gericht zijn op het rechtstreeks vinden van alternatieven voor dierproeven (o.a. maag-darm-modellen en orgaan- of celkweek) en op innovatieve testmethoden in bredere zin, die in de toekomst mogelijk ook nieuwe alternatieven voor proefdierexperimenten op kunnen leveren. Andere invalshoeken voor innovatie in testmethoden kunnen bijvoorbeeld zijn een snellere doorlooptijd, minder verbruik van materialen en andere efficiencyverbeteringen. Nieuwe modules zijn in samenwerking met onderzoekers van het lectoraat ontwikkeld (bijv. de module OBED en modules van de richting Biomolecular Research). In reguliere theoriemodules zijn lessen vervangen door lessen die worden verzorgd door de lector of een onderzoeker van lectoraat (Bijv. lessen over stamcellen bij de module Celbiologie, gentherapie bij de module Expressiesystemen). Het lectoraat draagt er toe bij dat in toenemende mate studenten vanaf het eerste jaar experimenteren met moderne technieken in de opleiding zelf (bijv. testen van toxiciteit bij fytochemicaliën op cellen tijdens celkweekpractica in het tweede semester). Het auditteam stelt vast dat generieke vaardigheden met betrekking tot de onderzoekscompetentie bij alle specialisaties aan bod komen. Praktijk- en onderzoeksvaardigheden – in het bijzonder in de voltijdvariant vormen een belangrijk onderdeel van en zijn structureel opgenomen in het opleidingsprogramma. In samenwerking met het lectoraat zijn de minoren Innovative Strategies as Alternatives to Animal Testing (ISAAT) en Drug Design vormgegeven. Hierbinnen wordt in het vierde jaar gewerkt aan multidisciplinaire onderzoeksprojecten die het lectoraat voor externe opdrachtgevers uitvoert. Het betreft vooral onderzoek naar en met innovatieve testmethoden, al dan niet als alternatief voor proefdierexperimenten, en validatie van bestaande testen.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Hogeschool Utrecht , 1.0 ⏐ 23
Oordeel studenten Uit het Studenttevredenheidsonderzoek (STO 2009) komt naar voren dat de studenten tevreden zijn over gerichtheid van de opleiding op de beroepspraktijk (score 3.8) en zijn zij van oordeel dat de opleiding voldoende aansluit bij de actuele ontwikkelingen (score 3.8). Dit geldt ook voor de praktijkgerichtheid van de opleiding (score 3.8) en voor de contacten met de beroepspraktijk (score 3.2). (vijfpuntsschaal) De HBO-monitor laat een positief beeld zien wat betreft de inbedding in de beroepspraktijk (cijfer 7,3) en de aansluiting op actuele ontwikkelingen in het vakgebied (cijfer 6,9) (tienpuntsschaal). Conclusie De structurele inbedding van praktijk- en onderzoeksactiviteiten in het voltijdprogramma zijn voor het auditteam aanleiding dit facet voor de voltijdvariant als ‘goed’ te beoordelen. Ook de opzet van het kenniscentrum en de verwevenheid van het onderzoek met het onderwijs draagt naar het oordeel van het auditteam in belangrijke mate aan dit oordeel bij. Het draagt zeker bij aan een onderzoeksklimaat binnen de opleiding.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Hogeschool Utrecht , 1.0 ⏐ 24
Facet 2.2. Relatie tussen doelstellingen en inhoud programma
Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma De inhoud van het programma biedt de studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken
Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Competenties De opleiding heeft vanaf 2001 stapsgewijs – ingebed in het ontwikkelproject “de volgende stap’ - gewerkt aan de concretisering van competentieontwikkeling in het curriculum en aan de wijze van beoordeling van de competentieniveaus. In eerste instantie zijn de meer algemene hbo competenties en een aantal beroepscompetenties in projecten, werkvormen, stage en afstudeeropdracht geborgd. In 2009 zijn ook de resterende competenties Instrueren/ begeleiden, Beheren/coördineren, Adviseren/ verkopen en Leidinggeven/managen in de competentieontwikkeling in projecten en in deelopdrachten geborgd. Met de invoering van doorlopende studieloopbaanbegeleiding via de SLO-leerlijn is een belangrijke stap gezet naar de versterking van de competentiegerichte terugkoppeling naar de individuele student. De opleiding geeft aan dat deze terugkoppeling in termen van gewenst gedrag ook in de komende periode een aandachtspunt blijft. Het opleidingsprofiel beschrijft op niveau van beroepscompetenties het eindniveau. Deze zijn voor de opleiding uitgewerkt in het Werkboek Onderwijs. Ten behoeve van het stellen van subdoelen, het ontwerpen van opdrachten en het beoordelen is de set van gedragsindicatoren uitgewerkt naar tussenniveaus. Het curriculum ontwerp is dekkend voor de competentiematrix. Voor de beroepscompetenties zijn kennis, inzicht, vaardigheden en houding de belangrijkste ingrediënten. Kennis en vaardigheden zijn in de opleiding vooral aanbodgericht in de programma’s opgenomen, in de vorm van theorie- en praktijklessen. Inzicht, vaardigheden en houding worden met name ontwikkeld tijdens praktijklessen, projecten, stage en afstuderen. Het theorieonderwijs vindt plaats in de vorm van hoor- en werkcolleges of in de zogenaamde IZT-vorm (Instructie door de docent, Zelfstudie door de student en Terugkoppeling daarop). Vertaling naar leerdoelen In de blokboeken zijn de leerdoelen voor theorie- en vaardighedencursussen geformuleerd en is een korte samenvatting te vinden in het studievolgsysteem Osiris. Ook in de stage- en afstudeerhandleiding zijn de leerdoelen per beroepsdomein opgenomen. Mogelijkheden om geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. De opzet en de inhoud van de programma’s bieden de studenten de mogelijkheid om de competenties te verwerven. In het Werkboek Onderwijs zijn voor de verschillende werkvormen helder beschreven welke producten een student dient op te leveren (bijv. plan van aanpak, verslag, presentatie) en wat de criteria zijn voor de beoordeling. In samenhang hiermee is ook een visie ontwikkeld op de studieloopbaanbegeleiding, waarbij de competentieontwikkeling expliciet aan bod komt en is de SLO-leerlijn hiervoor aangepast. Het totaaloverzicht van de doelen per cursus is op verscheidene plaatsen vastgelegd, in de blokboeken, in het studievolgsysteem Osiris en is digitaal zichtbaar gemaakt op cursusniveau in het HU intranet. De in de blokboeken beschreven, gecumuleerde leerdoelen vormen tezamen de eindkwalificaties. In het laatste jaar van het voltijdprogramma is de profileringsruimte gesitueerd. Hierin kunnen studenten kiezen voor een verbredende of verdiepende minor of een zelf samengesteld keuzepakket.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Hogeschool Utrecht , 1.0 ⏐ 25
Ook is er de mogelijkheid in het buitenland te studeren in combinatie met de stage of de afstudeeropdracht of om een pre-master te volgen. De opleiding wordt afgesloten met een externe afstudeeropdracht. Deeltijd en duaal Deeltijd studenten werken op school aan de beroepscompetenties tijdens met name vaardigheden en projecten. Daarnaast gebruikt hij zijn functioneren in zijn eigen beroepspraktijk om te reflecteren op de eigen competentieontwikkeling. Deze ontwikkeling wordt vastgelegd in zijn digitale portfolio en besproken met de studieloopbaanbegeleider. In de afstudeeropdracht laat de student zien dat hij over de benodigde beroepscompetenties op het gestelde niveau beschikt en aldus voldoet aan de eindkwalificaties. De groen duale opleidingen is in nauwe samenspraak met de betreffende partners uit het werkveld (ziekenhuislaboratoria en Sanquin) opgezet. De combinatie van leren en werken in de beroepspraktijk leent zich bij uitstek voor de ontwikkeling van beroepscompetenties met flankerend theorieonderwijs. Voor praktijkopdrachten is vastgelegd aan welke competentie wordt gewerkt. De terugkoppeling krijgt de student vanuit zijn praktijkbegeleider en zijn begeleidend docent. Dit legt de student vast in zijn digitale portfolio. Net als bij de voltijd opleidingen staat de competentieontwikkeling centraal bij de studieloopbaanbegeleiding en wordt de ontwikkeling vastgelegd in een digitaal portfolio. Oordeel studenten Uit het STO 2009 blijkt dat studenten tevreden zijn over de inhoud van de opleiding en zijn van mening zijn dat de opleiding van voldoende niveau is (score 3.9). Uit de gesprekken met studenten tijdens de audit is gebleken dat de verbinding tussen de geboden stof en de te verwerven competenties voor hen duidelijk was. Uit de HBO-Monitor 2008 valt af te leiden dat afgestudeerden in de opleiding een goede basis zien als een goede voorbereiding op de beroepspraktijk (cijfer 7,1). Conclusie De opleiding heeft ten behoeve van het stellen van subdoelen, het ontwerpen van opdrachten en het beoordelen een set van gedragsindicatoren uitgewerkt naar tussenniveaus. Tevens is sprake van een opklimmende reikwijdte en complexiteit. De leerdoelen zijn hiervan afgeleid. Het auditteam is van oordeel dat het curriculumontwerp dekkend is voor de competentiematrix. Deze overwegingen zijn voor het auditteam aanleiding dit facet voor alle varianten als ‘goed’ te beoordelen. Ook de duidelijkheid voor studenten over de verbinding van de stof en de te verwerven competenties draagt aan dit oordeel bij.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Hogeschool Utrecht , 1.0 ⏐ 26
Facet 2.3. Samenhang programma Het studieprogramma is inhoudelijk samenhangend Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Horizontale samenhang Het curriculum is opgebouwd in twee blokken per semester, waarbinnen een thema centraal staat. De blokthema’s bieden een samenhangend aanbod van theorie, vaardigheden en projectonderwijs. De thema’s zijn inhoudelijk (bijv. bepaalde ziektebeelden die terugkomen bij verschillende modules in een blok) en in het 2e jaar bovendien oriënterend op een van de drie specialisaties die aan het einde van het 2e jaar gekozen moet worden. Per blok staat een op het thema gebaseerd project met flankerend onderwijs (kennis en vaardigheden) centraal. Hierdoor bestaat een nauwe samenhang tussen de modules binnen een blok. Het auditteam heeft met waardering en instemming kennis genomen van het voornemen om per 1 september 2010 de beroepsondersteunende theorievakken (statistiek, onderzoeks- en experimenteervaardigheden) in de propedeusemodule VP1H (eerste semester) door middel van casuïstiek te relateren aan de verschillende thema’s. Hierdoor wordt naar het oordeel van het auditteam de samenhang tussen de theoretische vakken en de toepassing ervan reeds vanaf de aanvang van de opleiding aangebracht op een wijze die het leren van de student bevordert. Verticale samenhang De verticale samenhang is volgens het auditteam duidelijk zichtbaar in de inhoudelijke leerlijnen per afstudeerrichting, in de leerlijn SLO met betrekking tot de competentieontwikkeling en in de doorlopende studiebegeleiding. De onderscheiden leerlijnen komen tot uitdrukking in de achtereenvolgende te behandelen thema’s en in de opbouw van de ondersteunende cursussen. De leerlijnen kennen een toenemende moeilijkheidsgraad en complexiteit. In de blokboeken wordt de plaats van de module in relatie tot de voorafgaande en de aansluitende module aangegeven. Per afstudeerrichting is een docententeam verantwoordelijk voor de inhoudelijke samenhang van de leerlijn van semester 2 tot en met semester 8. De ontwikkeling van de beroepscompetenties komt gedurende de verschillende fasen van de opleiding aan bod in de SLO-bijeenkomsten en worden vastgelegd in een doorlopend portfolio. Ter bevordering van de samenhang is sprake van doorlopende studiebegeleiding (zie facet 4.2). Samenhang binnen- en buitenschools leren In de binnenschoolse en buitenschoolse opdrachten komen dezelfde competenties aan de orde. Studenten kunnen pas op stage gaan nadat een substantieel deel van de hoofdfase met goed gevolg is afgerond (zie facet 2.4) waardoor een voldoende theoretische basis is gelegd. Tijdens de stage- en afstudeeropdracht wordt ter bevordering van de samenhang regelmatig een terugkomdag georganiseerd, waarbij studenten hun onderzoek toelichten. Via de SLO-leerlijn vindt programmatische follow-up plaats tijdens en na het buitenschools leren. In samenspraak met de studieloopbaanbegeleider wordt de beoordeling van de stage vertaald naar nieuwe leerdoelen voor competentieontwikkeling ten behoeve van de profilering en het afstuderen. Samenhang bij deeltijd en duaal Bij de deeltijdopleiding worden zo veel mogelijk dezelfde blokthema’s gehanteerd als in het voltijdprogramma, waarbij de projecten echter veelal worden vormgegeven in samenhang met de beroepspraktijk. Bij de groen duale opleiding zijn de semesters 1 t/m 3 qua samenhang vergelijkbaar met die van de voltijdopleiding. Daarna zijn cursussen en praktijkopdrachten in het studieprogramma thematisch en gericht op de beroepspraktijk vormgegeven.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Hogeschool Utrecht , 1.0 ⏐ 27
Oordeel studenten Uit de resultaten van de module-enquêtes en uit het STO 2009 blijkt dat de studenten tevreden zijn over de samenhang in het onderwijsprogramma (score 3.8) Conclusie De verschillende manieren waarop de samenhang in het programma zichtbaar is en de waardering hiervan door de studenten is voor het auditteam een reden dit facet voor alle varianten als ‘goed’ te beoordelen.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Hogeschool Utrecht , 1.0 ⏐ 28
Facet 2.4. Studielast
Het programma is studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren, zoveel mogelijk worden weggenomen
Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Faculteitsniveau Studievoortgang FNT zorgt er door de volgende maatregelen voor dat het programma studeerbaar is voor alle studenten: In het cursusoverzicht en in Osiris zijn alle cursusonderdelen omschreven volgens een vast stramien, inclusief de studielast in studiepunten. Duale studenten krijgen op basis van vooropleiding en ervaring een vrijstelling van 60 studiepunten. De studielast van een cursus bedraagt drie studiepunten of een veelvoud daarvan. Bij de duale opleiding is het buitenschoolse onderwijs ondergebracht in een cursus Algemeen Werkend Leren en is op dezelfde wijze als de andere cursussen in het cursusoverzicht terug te vinden. De toetsperioden zijn verdeeld over het studiejaar. Ieder studiejaar bestaat uit vier blokken van zeven lesweken, gevolgd door een toetsperiode van een week en een projectpresentatie week. Eén extra keer per jaar worden herkansingsmogelijkheden geboden, waarvoor extra toetsweken zijn ingepland. De studielast van programmaonderdelen maakt onderdeel uit van het STO (studenttevredenheidsonderzoek) en de cursusevaluaties. Het STO en de cursusevaluaties zijn aanleiding voor het bespreken van mogelijke verbeteringen in het programma. Bij kleine wijzigingen wordt dat door de docenten opgepakt. Bij grotere wijzigingen wordt een voorstel bij de curriculumcommissie ingediend. De opleiding kent twee instroommomenten: september en februari. Hierdoor is de opleiding in staat om programmaonderdelen twee maal per jaar aan te bieden. Door dit aanbod kunnen studenten te allen tijde een studeerbaar programma volgen. Opleiding LS Spreiding studielast Het programma is verdeeld over acht semesters van elk 30 EC. Elk semester is opgebouwd uit twee blokken van negen lesweken met een studiebelasting van 14 –16 EC per blok. De studielast van de verschillende onderwijsmodules is op grond van ervaring vastgesteld en bedraagt gemiddeld 3 EC. In de studiegids en in Osisris zijn alle onderwijsonderdelen beschreven inclusief de studielast uitgedrukt in studiepunten. Docenten zijn ‘module-eigenaar’ van een of meer modules. Studielast en studeerbaarheid zijn een expliciet onderwerp bij de cursusevaluaties. In samenspraak met het docententeam en de module-eigenaar worden gewenste aanpassingen vastgesteld en doorgevoerd. De opleiding heeft op grond van de evaluatie-uitkomsten de overgang van het eerste semester naar het tweede semester minder zwaar gemaakt door de inzet van student-assistenten in het tweede semester bij de zwaardere modules Analytische Chemie en Toegepaste Natuurkunde. Verder is de opleiding van oordeel dat herziening van de eerste semestermodule VP1H (zie facet 2.3) de overgang van het eerste semester naar het tweede semester het verschil in zwaarte zal verkleinen.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Hogeschool Utrecht , 1.0 ⏐ 29
Contacturen en studielast De studielast komt overeen met een werkweek van 36-40 uur. In de propedeuse hebben studenten volgens opgave van de opleiding gemiddeld 20 contacturen. In semester vijf en zes bedraagt het aantal contacturen gemiddeld 15 uur. In de gesprekken met studenten tijdens de audit kwam naar voren dat studenten van mening zijn dat de studie goed is te doen in de tijd die er voor staat. De deeltijdopleiding kent één lesmiddag van 4 uur en twee lesavonden van elk vier uur per week. Duale studenten besteden naast hun werk tussen de 15 en 20 uur aan de studie. Zij komen één dag per week naar de opleiding. In de gesprekken zijn verder geen studiebelemmerende factoren aangegeven. Doorstroomvoorwaarden De opleiding heeft met het oog op de studievoortgang in de Opleidingsspecifieke Regeling LS (OSR) vastgelegd dat de student pas mag starten met de stage of het afstudeerproject als de studieachterstand niet meer dan 10 EC bedraagt. Aanbod per semester De semesters - met uitzondering van het eerste semester en de minor - worden in de voltijdvariant (en het 3e semester duaal) tweemaal per jaar aangeboden. Hierdoor kunnen mbo en vwo studenten in september en februari instromen en kunnen studenten eventuele studieachterstand elk halfjaar wegwerken. Voor de deeltijd en duale variant (semesters 4 t/m 8) geldt dat elk semester één maal per studiejaar wordt aangeboden. Door de opbouw van de semesters en de overlap met modules van de voltijdopleiding kunnen studenten hun achterstand binnen een half jaar of één jaar wegwerken. Spreiding toetsen De toetsperioden zijn verdeeld over het studiejaar. Theoriemodulen en vaardigheidsmodules worden per blok na zes weken getoetst met de mogelijkheid van een herkansing na twee weken. Door het semesteraanbod van twee maal per jaar bestaat in beginsel de mogelijkheid om vier maal per jaar een toets af leggen. In het HU-OER wordt deze mogelijkheid beperkt tot drie maal per studiejaar. Toetsroosters zijn drie weken voor de aanvang van de toetsen bekend. Toetsinzage is één week na de toets. Projecten worden afgesloten met presentaties in week negen van elk blok. Studiebegeleiding De opleiding sluit aan bij de instituutsbrede opzet van de studieloopbaanbegeleiding, waarin de student gedurende zijn opleiding twee SLB’ers heeft (semester 1 t/m 4 en semester 5 t/m 8). De behaalde studieresultaten worden geregistreerd in het digitale studievoortgangsysteem Osiris. De Examencommissie stelt twee maal per studiejaar de studievoortgang vast. Iedere student krijgt aan het eind van het eerste studiejaar een bindend studieadvies (BSA) over al dan niet voortzetting van de studie. In het OER/OSR is per instroom- en per opleidingsvariant de BSA-regeling opgenomen. Halverwege het jaar wordt een tussentijds advies gegeven. Oordeel studenten Uit het STO blijkt dat studenten tevreden zijn over de studielast en over spreiding daarvan over het jaar (resp. een gemiddelde score van 3.5 en 3.4). Dit beeld werd nadrukkelijk bevestigd in de gesprekken met de studenten tijdens de audit.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Hogeschool Utrecht , 1.0 ⏐ 30
Facet 2.5. Instroom
Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: HBO-bachelor: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (web) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek
Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Faculteitsniveau Aansluiting Het auditteam is van mening dat FNT goed inspeelt op de verschillende typen instromende studenten. Zo heeft het programma Ketens, dat één van de vijf strategische doelen van de faculteit behelst (zie facet 1.1), inmiddels geleid tot een verbeterde instroom, een verbeterd propedeuserendement en het terugdringen van het aantal langstudeerders. Ook heeft het programma Ketens gezorgd voor verbeterde en duurzame relaties met het vo en mbo en verhoogde participatie van bedrijven en instellingen in de werving en onderwijsuitvoering. Het thema diversiteit is tot wasdom gekomen in de vorm van United Students en een faculteitsbreed alumnibeleid is onlangs gelanceerd. Ketens zal in de loop van 2011 als programma worden gestopt. Onderzocht wordt onder welke directieportefeuille de verworvenheden van het programma kunnen worden geborgd. Veel verworvenheden zijn reeds door het lijnmanagement overgenomen. In de praktijk blijkt de aansluiting voor mbo’ers op het gebied van wiskunde nogal eens tot problemen te leiden. Om deze reden worden er op faculteitsniveau zomercursussen aangeboden om deficiënties in wiskunde weg te werken en worden toelatingstoetsen voor wiskunde afgenomen. Deficiënties worden zo voor de start van de opleiding opgeheven. Er blijkt ook behoefte te bestaan aan cursussen voor natuurkunde. Studenten kunnen hiervoor terecht bij verschillende andere instituten van de HU. Opleiding LS Toelating en instroom De opleiding richt zich op de volgende doelgroepen: - kandidaten met een havo/vwo-diploma met het profiel N&G en N&T en - kandidaten met een verwant mbo-diploma (niveau 4). De opleiding biedt onderwijsroutes aan die aansluiten bij de specifieke vooropleiding overeenkomstig de wettelijke vereisten. Eén en ander is vastgelegd in de Onderwijs Specifieke regelingen. De opleiding kent verschillende opleidingsroutes die aansluiten bij de vooropleiding van de instromers. Havisten volgen in de voltijd en de groen duale opleiding de reguliere route van vier jaar. Vwo’ers en mbo’ers met een verwante mbo-opleiding (MLO) volgen een propedeuse van een half jaar. Hierin is het programma specifiek ingericht op de vooropleiding. Zo ligt in het VWO-deel het accent meer op het aanleren van vaardigheden en voor de MLO’ers meer op de theorie. Deze programma’s zijn in de OSR-propedeuse beschreven. Na afronding van de propedeuse vindt voor studenten die de duale route willen volgen een assessment plaats. De procedure en toelatingseisen zijn beschreven in de Informatiegids duaal. Daarnaast krijgen MLO’ers in de hoofdfase een halfjaar vrijstelling van de stage, omdat zij de vereiste laboratoriumvaardigheden reeds verworven hebben.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Hogeschool Utrecht , 1.0 ⏐ 31
De deeltijdopleiding is gericht op de doelgroep MLO’ers die al enkele jaren in de beroepspraktijk werkzaam zijn. Deze studenten krijgen een vrijstelling van een half jaar in een propedeuse en een stagevrijstelling in de hoofdfase. Voorafgaande aan de start van de studie vindt een intakegesprek -gericht op ervaring, motivatie en werkomgeving - plaats met de deeltijdcoördinator. Studenten met een (verwant) hbo- of wo-propedeusediploma kunnen instromen in de hoofdfase. Op basis van een intakegesprek wordt op basis van eerder verworven competenties een maatwerk examenprogramma opgezet. Intakegesprekken en deficiënties De propedeusecoördinator voert met voltijdstudenten, indien sprake is van speciale omstandigheden of van niet-directe toelaatbaarheid een intakegesprek. De opleiding heeft meegedaan met een ILC-pilot (zomer 2009) waarbij - in aanvulling op het bovenstaande - intakegesprekken zijn gevoerd met late inschrijvers. Hieruit bleek dat in 10% van de gevallen sprake was van een verkeerde studiekeuze. Een meer structurele aanpak is in voorbereiding. Kandidaten met een onjuist havo/vwo-profiel of met een niet-verwant mbo-profiel worden op basis van gesprekken tijdens de open dagen geadviseerd deelcertificaten te behalen. Daarnaast bestaat de mogelijkheid van een toelatingstoets voor wiskunde, scheikunde en natuurkunde, onder andere voor 21+ kandidaten. Ten gevolge van de wijziging van de N&T en N&G-profielen sinds september 2009 zijn aanpassingen in het programma aangebracht en worden extra lessen wiskunde verzorgd. De opleiding verzorgt ten behoeve van de mbo-instroom in het tweede semester voor de hele groep instromers meer wiskundelessen. Op basis van de ervaringen wordt het programma per 1 september 2010 definitief vastgesteld. Studenten met een allochtone achtergrond en eerste-generatie studenten ontvangen in het kader van het hogeschoolbrede programma ‘United Students’ o.a. ondersteuning bij taal- en studievaardigheden. Pre-bachelor-traject MLO De opleiding participeert in de ILC-brede pilot pre-bachelor-traject. In samenwerking met het ROC Midden Nederland is in 2008 deze pilot opgezet. MLO-studenten volgen in hun vierde studiejaar gedurende een half jaar één dag per week extra vakken (scheikunde, natuurkunde, Nederlands en Engels) aan de hogeschool. Deze vakken worden verzorgd door docenten van het ROC en van de ILC. In de gesprekken tijdens de audit gaven studenten aan zeer tevreden te zijn over deze opzet. Hierdoor sloot de opleiding goed aan op hun vooropleiding. Voorlichting De opleiding kent een scala van voorlichtingsactiviteiten gericht op algemene informatie (website, open dagen, voorlichtingsavonden, voorlichting op scholen) en verdiepende oriëntatie (DUB-events, sneak previews, meeloopdagen). Oordeel studenten Uit het STO 2009 komt naar voren dat studenten tevreden zijn over de aansluiting van de opleiding bij de vooropleiding (gemiddelde score 3.6). Dit beeld werd door de studenten bevestigd in de gesprekken tijdens de audit.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Hogeschool Utrecht , 1.0 ⏐ 32
Facet 2.6. Duur De opleiding voldoet aan de formele eis (240 studiepunten) m.b.t. de omvang van het curriculum: HBO-bachelor: 240 studiepunten
Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Het curriculum van alle varianten van de opleiding heeft een omvang van 240 studiepunten en is opgebouwd uit een majordeel van 210 studiepunten en een minordeel van 30 studiepunten. Daarmee voldoet de opleiding aan de formele eis van 240 studiepunten met betrekking tot de omvang van het curriculum van een hbo-bacheloropleiding.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Hogeschool Utrecht , 1.0 ⏐ 33
Facet 2.7. Afstemming tussen vormgeving en inhoud
Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept
Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Faculteitsniveau Didactisch concept Er is een gezamenlijke onderwijsvisie ‘Leren=Werken en Werken=Leren’ voor de faculteit ontwikkeld waarin het idee van leren door doen in een cyclisch proces en in een zoveel mogelijk op de beroepssituatie gelijkende leersituatie centraal staat. Het eindbeeld is een curriculum dat beschreven wordt in termen van beroepsproducten, waarin leren en werken zijn gekoppeld in sterke leeromgevingen en die door kenniscirculatie meegroeien met de ontwikkelingen in het beroepenveld. Om dit ideaalbeeld te bereiken worden door de faculteit vier stadia (stepping stones) onderscheiden waarbij alle facetten van de onderwijsvernieuwing in samenhang aanwezig zijn. Per stapsteen zijn er zeven kenmerkende thema’s: projectonderwijs; toetsen en beoordelen; vraagsturing; studie- en studieloopbaanbegeleiding; teams; organisatie en faciliteiten; en het goede voorbeeld geven. Uitgangspunt is dat er per stapsteen een uitbreiding van de criteria betreffende de genoemde zeven punten plaatsvindt. FNT hanteert hierbij de volgende planning: 1. Ruikfase (2006): experimenteren 2. Voedingsbodem (2007/2008): ontwikkelen deel van een opleiding 3. Omslag (2009): gestructureerde ontwikkeling gehele opleiding 4. Implementatie (2010 en verder): Het programma wordt door FNT tot 1 januari 2010 met €500.000 subsidie per jaar ondersteund. Na het opleveren van de onderwijsvisie, een visie op de verandering, het uitwerken van toetsbeleid en studieloopbaanplanning, het organiseren van vele ontwikkelworkshops en het gedurende vier jaar ondersteunen van de diverse implementatieprocessen bij instituten, is de uitvoeringsverantwoordelijkheid nu overgegaan naar het lijnmanagement. De opleidingen van FNT werken sinds 2006 volgens de methodiek ‘ontwerpprojecten’ waarbij naast het oplossen van een praktijkvraag van een bedrijf uit de regio ook een antwoord op een kennisvraag van een kennisinstituut en een competentievraag van een student aan de orde zijn. Het bijzondere van deze methodiek is ook dat studenten van andere opleidingen, instituten en faculteiten samen kunnen werken in één project, waarbij ieder zijn of haar eigen vragen (die wel in het grotere geheel moeten passen) beantwoordt. Er worden docenten ingezet in kenniskringen van lectoren, waarbij expertise wordt toegepast in de praktijk en de ervaringen weer worden ingezet in het onderwijs. Samen met het kenniscentrum, waarbinnen elf lectoren functioneren, zijn projecten opgezet waaraan studenten en docenten werken. FNT heeft hier reeds landelijke bekendheid mee geoogst. Zie ook facet 2.1. De duale student verwerft een groot deel van zijn competenties op de werkplek. Daartoe voert hij door de school en het bedrijf gemeenschappelijk geformuleerde opdrachten uit. In de duale variant komt de beroepscomponent goed tot zijn recht. Het didactisch concept van het leren op de werkplek wordt aangescherpt (project Duaal Uniformeren), omdat het zich bewust zijn van de essentie van de leer/werkplek een nadere accentuering behoeft in de richting van duaal student en werkgever.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Hogeschool Utrecht , 1.0 ⏐ 34
Opleiding LS Didactisch concept Het didactisch concept van de opleiding /ILC is gebaseerd op het facultaire programma Leren=Werken=Leren, waarin competentiegericht leren op basis van projecten als onderwijsvorm centraal staat. In dit onderwijsmodel staat het project binnen een bepaald blokthema centraal met een aan de beroepspraktijk ontleende opdracht. Theoretische kennis en experimentele vaardigheden die worden opgedaan in de overige modules van het blok zijn – in samenhang – van belang voor een goede uitvoering van het project en het opdoen van de nagestreefde beroepscompetenties. De complexiteit van het project neemt tijdens de studie toe, waardoor een steeds hoger niveau van de competenties wordt bereikt. In de stage en in het afstudeerproject vindt leren plaats in een realistische leeromgeving i.c. de beroepspraktijk. In de duale variant wordt het didactisch concept van het leren op de werkplek expliciet gemaakt door actief het portfolio van de student als instrument te gebruiken. De deeltijdopleiding is zoveel mogelijk naar analogie met de voltijdopleiding ingericht. De onderwijsblokken vormen thematische samenhang en het competentiegerichte onderwijsmodel staat centraal. Door het deeltijdse karakter zijn projecten veelal individueel gekoppeld aan de eigen werkomgeving en feedback op competentieontwikkeling geschiedt daar door collega’s en de leidinggevende. Evenals in de duale variant krijgt SLB op dezelfde wijze vorm als in de voltijdopleiding. Werkvormen De onderscheiden werkvormen zijn beschreven in het Werkboek Onderwijs. Het projectonderwijs krijgt vorm aan de hand van concrete opdrachten uit de beroepspraktijk voor projectgroepen van maximaal acht studenten. Het projectonderwijs is daardoor expliciet gerelateerd aan de praktijk en is qua inhoud geordend volgens thema’s per semester (zie facet 2.3). De begeleiding en ondersteuning van practica is klassikaal ingeroosterd. In het projectonderwijs komen het meest zichtbaar de doelstellingen van integrale toepassing van kennis en vaardigheden, het stimuleren van zelfstandigheid en het “leren leren” tot uitdrukking. De practica zijn voornamelijk bedoeld om studenten zogenaamde “natte” vaardigheden bij te brengen en in zekere mate ook om kennis en inzicht te geven door het toepassen van theorie. De vaardigheden zijn verplichte studie onderdelen. Practica worden in de regel individueel of in groepjes van twee uitgevoerd, maar altijd individueel beoordeeld. De begeleiding en ondersteuning van practica is klassikaal ingeroosterd. Theorieonderwijs vindt plaats in de vorm van hoorcolleges en werkcollege en in lessen in IZT vorm (Instructie, Zelfstudie en Terugkoppeling). Het auditteam stelt vast dat het didactisch concept in alle varianten in lijn is met de doelstellingen en dat de werkvormen aansluiten bij het concept. Oordeel studenten Uit het STO 2009 komt naar voren dat studenten van oordeel zijn dat de opleiding voldoende afwisseling in werkvormen biedt (gemiddelde score 3.7).
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Hogeschool Utrecht , 1.0 ⏐ 35
Facet 2.8. Beoordeling en toetsing
Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd
Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Faculteitsniveau Kwaliteitsborging toetsen en beoordelen Het auditteam is op basis van hetgeen zij gezien en gehoord heeft tijdens de audit van mening dat FNT er voldoende voor zorgt dat de kwaliteit van toetsen geborgd is. De uitgangspunten van de vernieuwde visie op toetsen en beoordelen van FNT (2008) zijn: Toetsen en beoordelen zijn gericht op groei en ontwikkeling van de student. De summatieve beoordeling is gericht op de beroepsopdrachten die de student uitvoert. Beroepsopdrachten worden getoetst en beoordeeld aan de hand van professionele criteria. Beoordelen gebeurt door een team van docenten. De Visie op toetsen en boordelen (2008) is ontwikkeld in nauwe samenwerking met de opleidingen binnen de faculteit. Er hebben verschillende pilots op het gebied van onderwijsvernieuwing plaatsgevonden (Competentieleren in de actualiteit, Competentieleren in de praktijk), waarbij gebruik gemaakt werd van de methodiek van ontwerpprojecten. Beoordelen en de criteria voor beoordelen zijn essentieel onderdeel van deze methodiek. In atelier bijeenkomsten zijn ervaringen en beelden uitgewisseld in het kader van het programma Leren = Werken = Leren. De input van de atelierbijeenkomsten is duidelijk herkenbaar in de visie op toetsen en beoordelen. Variëteit aan toetsvormen Het auditteam heeft geconstateerd dat FNT een veelheid aan toetsen hanteert, elk met een eigen doel en functie. Voorbeelden hiervan zijn: schriftelijke toets (kennis en inzicht), verslagen (vaardigheden en integratie), mondelinge verdediging (integratie), presentatie (vaardigheden en integratie), peerbeoordeling (houding). De toetsing vindt plaats conform de regelgeving van het instituut en staat beschreven in de studiegids (Onderwijs- en Examenregeling), in het cursusoverzicht en in het jaarrooster. Examencommissie In de nieuwe Wet op het Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek (WHW) wordt de positie van examencommissies versterkt. De wijzigingen betreffen zowel de samenstelling als de taken en bevoegdheden van de examencommissies. Het belang van het goed organiseren van de examencommissies wordt versterkt doordat toetsing en toetsbeleid bij de inwerkingtreding van de accreditatiewetgeving in het accreditatiekader een zwaardere positie krijgt. Hogeschoolbreed is een deel van de gewijzigde wetgeving al uitgewerkt in de totstandkoming van de OER 2010-2011 en de vernieuwing van het reglement examencommissies. Op facultair niveau wordt voor de implementatie en aanvulling daarvan gezorgd. De FNT hanteert hierbij de volgende mission statement: ‘FNT-examencommissies zijn zelfstandig opererende, onafhankelijke organen, met kennis van het onderwijsprogramma, de relevante regelgeving, het toetsbeleid en het werkveld waartoe de opleiding opleidt. De kwaliteit van de af te geven getuigschriften staat voorop. Dit wordt tot uiting gebracht in de verantwoordelijkheid die de FNT-examencommissies nemen bij het borgen van de kwaliteit van de toetsing. De examencommissies zien er daarnaast op toe dat studenten gelijkwaardige kansen krijgen, waardoor de afgegeven diploma gelijkwaardig zijn’.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Hogeschool Utrecht , 1.0 ⏐ 36
Hoewel alle wijzigingen nog niet formeel zijn verwerkt in onderliggende reglementen, werkt de Examencommissie in de praktijk wel al (voor zover mogelijk) volgens de nieuwe wettelijke eisen per 1 september 2010. Opleiding LS Toetsbeleid Het toetsbeleid is vastgelegd op facultair niveau in het document Toetsings- en beoordelingsbeleid Faculteit Natuur en Techniek en op instituutsniveau uitgewerkt en beschreven in het Werkboek Onderwijs . Uitgangspunt is dat het toetsen en beoordelen erop gericht zijn om te bepalen of de resultaten van de student voldoen aan de leerdoelen die gesteld zijn (summatieve toetsing). Ten tweede is het beleid erop gericht terugkoppeling te geven aan de student zodat deze in staat is te bepalen waar hij in het leerproces met betrekking tot competentieontwikkeling staat (formatieve toetsing). De toetsen worden opgesteld door twee docenten met mogelijkheid tot terugkoppeling naar het team. Deze werkwijze komt naar het oordeel van het auditteam op adequate wijze tegemoet aan de validiteit en de duidelijkheid van de toetsen. De regelgeving met betrekking tot toetsing en beoordeling is instituutsbreed ontwikkeld en vastgelegd in de Onderwijs- en Examenregelingen en in de OSR. Toetsing vindt plaats conform deze regelingen, het cursusoverzicht en het jaarrooster zoals opgenomen in de studiegidsen. Een toets kan maximaal 3x per studiejaar worden gemaakt. Indien een student het niet eens is met de uitslag van het tentamen kan de student bezwaar aantekenen bij de examencommissie. De examencommissie functioneert onafhankelijk van het management van het instituut. De opleiding geeft aan, dat op instituutsniveau – in aanvulling op het Werkboek Onderwijs, dat met name voor studenten is geschreven - een centraal document wordt opgesteld, waarin de uitgangspunten van het toets- en beoordelingsbeleid en de gehanteerde standaarden worden samengebracht. Het auditteam onderschrijft mede op grond van de borging van de inzichtelijkheid van het toetsbeleid het belang van een dergelijk document. Toetsvormen Het toetsen en de beoordelingscriteria zijn opgenomen in het Werkboek Onderwijs. De leerdoelen vormen daarbij het uitgangspunt. De gebruikte toetsvormen sluiten aan bij de verschillende werkvormen, zoals schriftelijke toetsen in de vorm van open vragen, multiple-choice of van een samengesteld tentamen (theoriemodulen en vaardigheden), verslagen van experimenten (vaardigheidspractica, projecten, stage, afstudeeropdracht), mondelinge verdediging (projecten, stage, afstudeeropdracht), presentaties en peer-beoordeling. Beoordeling De competentieontwikkeling wordt beoordeeld aan de hand van de projectopdrachten, stage en afstudeeropdracht. In overleg met de studiebegeleider stelt de student vooraf persoonlijke leerdoelen op voor competentieontwikkeling. Bij projecten in semester 1 t/m 5 en 7 worden deze persoonlijke leerdoelen en de bijdrage aan het groepswerk door de tutor en mede-studenten formatief (feedback) beoordeeld en op basis van het portfolio besproken met de SLB’er. Na de stage en afstudeeropdracht wordt de student op alle competenties summatief beoordeeld door de stage- en afstudeerbegeleider uit de beroepspraktijk. De toets- en beoordelingscriteria zijn beschreven in de Handleidingen Stage ILC en Afstudeeropdracht ILC. De beoordelingswijze van de afstudeerverslagen is beschreven in de handleiding (zie ook facet 6.1). De theoriemodules, vaardigheden en inhoudelijke aspecten van projecten worden individueel summatief beoordeeld. De beoordelingscriteria zijn vastgelegd in blokboeken. Hierin zijn onder meer de toetsvorm, de te beheersen lesstof en de wijze waarop het practicum wordt afgesloten opgenomen.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Hogeschool Utrecht , 1.0 ⏐ 37
Het auditteam heeft in het kader van de toetsing ook een aantal afstudeerverslagen beoordeeld. Het team is van oordeel dat sprake is van een adequate beoordeling, die aansluit bij de vastgelegde criteria. Oordeel studenten Uit het STO 2009 blijkt dat studenten tevreden zijn over de wijze van beoordelen en toetsen (gemiddelde score van 3.5). Ook zijn zij van oordeel dat de toetsing voldoende aansluit bij het onderwijs (gemiddelde score 3.6). Daarbij zijn de studenten ook tevreden over de snelle nakijktermijn (maximaal 1 week) en publicatie van cijfers en over de vroege beschikbaarheid van toetsroosters. Dit beeld werd bevestigd in de gesprekken met studenten tijdens de audit.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Hogeschool Utrecht , 1.0 ⏐ 38
3.
Inzet van personeel
Facet 3.1. Eisen HBO
Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk
Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Faculteitsniveau Achtergrond van docenten in het werkveld Uitgangspunt is dat docenten bij aanstelling aan de FNT minimaal drie tot vijf jaar relevante beroepservaring hebben. Docenten die al langer in het onderwijs werkzaam zijn worden door middel van de RGW-cyclus (resultaatsgericht werken) gestimuleerd om hun ervaring actueel te houden door bijvoorbeeld deelname aan een kenniskring of stage in de beroepspraktijk. In het strategisch plan FNT (2007-2012) wordt uiteengezet dat door het onderwijsvernieuwingsprogramma ‘Leren=Werken=Leren’ (2007-2010) zowel studenten als docenten nauw betrokken zijn bij de actuele beroepspraktijk door het projectonderwijs dat gekoppeld is aan externe opdrachtgevers. Externe begeleiders dienen over minimaal hbo-niveau en ervaring in het vakgebied te beschikken. Relaties met het werkveld Het auditteam is van mening dat FNT een goede systematiek hanteert in het leggen van een verbinding tussen de opleidingen en de beroepspraktijk: bij steeds meer studentenprojecten zijn bedrijven betrokken die een realistische praktijkopdracht aanleveren. De opleidingen van FNT maken hierbij gebruik van de methodiek ‘ontwerpprojecten’ waarbij naast het oplossen van een praktijkvraag ook een antwoord op een kennisvraag van het kennisinstituut en een competentievraag van de student aan de orde is. Samen met het kenniscentrum, waarbinnen elf lectoren functioneren, zijn projecten opgezet waaraan studenten en docenten werken. FNT heeft hiermee landelijke bekendheid vergaard. de opleidingen maken veel gebruik van gastdocenten, die werkzaam zijn in de beroepspraktijk. Nieuwe onderwijsonderdelen worden veelal opgezet in samenwerking met gastdocenten uit de beroepspraktijk; Betrokkenheid bij stagebegeleiding en afstuderen in het werkveld of bij begeleiding op de duale leerwerkplek;
Opleiding LS Het docentencorps heeft in de afgelopen jaren mede vanwege een toename van de instroom van studenten en pensionering van docenten een ontwikkeling doorgemaakt waardoor er een uitstroom van expertise dreigde. De opleiding heeft naar aanleiding hiervan een gericht aanname beleid geformuleerd. Het auditteam stelt op grond van de door de opleiding verstrekte informatie vast dat de opleiding zich de afgelopen jaren in haar aanname beleid heeft gericht op opvolging van inhoudelijke expertise die in de nabije toekomst dreigde te verdwijnen en op specifieke beroepservaring. De opleiding geeft aan dat de meeste recent aangestelde docenten gepromoveerde onderzoekers (in de afgelopen jaren in het totaal elf gepromoveerde docenten) zijn afkomstig uit de beroepspraktijk. Voor de medische microbiologie is een ervaren klinisch analist aangesteld. De opleiding legt op deze wijze een aantoonbare verbinding tussen de opleiding en de beroepspraktijk.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Hogeschool Utrecht , 1.0 ⏐ 39
Docenten blijven op de hoogte van actuele ontwikkelingen door onder meer begeleiding van stages en afstuderen. Ook is sprake van een actueel netwerk. Verder zijn docenten betrokken bij de ontwikkeling van nieuwe modules (zie ook facet 2.1) en bij het ontwikkelen en verzorgen van na- en bijscholingscursussen voor het werkveld (bijv. ziekenhuizen, Organon/ Merck, Solvay/Abbott, Genmab en NVI). Ook hierdoor wordt de verbinding met de beroepspraktijk versterkt. Ook maakt de opleiding veel gebruik van gastdocenten uit de beroepspraktijk. De opleiding geeft in de stage- en afstudeerhandleidingen aan welke activiteiten van externe begeleiders worden verwacht. Deze activiteiten liggen minimaal op hbo-niveau en vereisen enkele jaren werkervaring. De opleiding heeft een directe relatie met het lectoraat Innovative Testing. Docenten en studenten participeren in het onderzoek van het lectoraat. Drie docenten hebben voor een belangrijk deel van hun aanstelling zitting in de kenniskring en werken aan onderzoeksopdrachten die het lectoraat in opdracht van het werkveld uitvoert. Zeven docenten zijn betrok-ken bij onderzoek door inbreng van onderzoek in het reguliere onderwijs (facet 2.1) en de lectoren en onderzoekers van het lectoraat worden ingezet voor onderwijsactiviteiten. In de gesprekken met het opleidingsmanagement en docenten kwam naar voren dat docenten worden gestimuleerd actief te participeren in onderzoek. Dit aspect komt ook in de RGW-gesprekken aan de orde. In het afgelopen jaar hebben zeven docenten een artikel gepubliceerd in een vaktijdschrift. Verder stimuleert de opleiding dat docenten verbonden blijven met de beroepspraktijk door bijv. docentenstages. Ook in RGW-afspraken is de verbinding met de beroepspraktijk een belangrijk onderwerp. Oordeel studenten Uit het STO 2009 blijkt dat studenten tevreden zijn over de mate waarin docenten op de hoogte zijn van de beroepspraktijk (score van 3.9).
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Hogeschool Utrecht , 1.0 ⏐ 40
Facet 3.2. Kwantiteit personeel
Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen
Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Faculteitsniveau Streefcijfers en feitelijke docent:student ratio Uitgangspunt is dat de personeelsformatie gebaseerd is op de prognose van de studentenaantallen en de te verwachten projectgelden voor onderwijsvernieuwing en kennisontwikkeling. De ondergrens docent:student ratio dient 1:26 te zijn. Een efficiënte organisatie Doordat docenten binnen FNT breed inzetbaar zijn kan worden ingespeeld op fluctuerende studentaantallen en kunnen docenten ingezet worden bij verschillende opleidingen. Voor zeer specifieke deskundigheid en om grote fluctuaties op te vangen worden externe docenten ingezet. Hogeschoolbreed wordt momenteel een nieuwe leidraad voor taaktoedeling van docenten ontwikkeld rekening houdend met veelheid aan docenttaken anno 2010. Tevens wordt het frequent kort ziekteverzuim scherper aangepakt en gemonitord. Werkbelevingsonderzoek 2009 Uit het werkbelevingsonderzoek 2009 blijkt dat medewerkers binnen FNT weliswaar veel stressbronnen hebben in het werk, maar dat zij dusdanig veel positieve energiebronnen (waardering, autonomie, ontplooiing en prestatiefeedback) hebben zodat zij relatief weinig werkstress ervaren. Tijdens de generieke audit is aangetoond, dat FNT een systeem van integraal personeelsbeleid voert dat er voor zorgt, dat op alle onderhavige opleidingen voldoende personeel wordt ingezet om de gewenste kwaliteit te verzorgen. In de RGW cyclus wordt op facultair niveau gecontroleerd dat dit systeem uitgevoerd wordt. Opleiding LS Het personeelsbeleid is geformuleerd in een personeelsplan van de faculteit en uitgewerkt in het clusterjaarplan Life Sciences. Het auditteam heeft kennisgenomen van het clusterplan voor het jaar 2010, waarin onder meer de doelstellingen voor de komende jaren op het gebied van personeel en organisatie zijn opgenomen. Hierin zijn de onderwerpen voor de RGW-cyclus, actiepunten met betrekking tot de werkdruk en -certificering van studieloopbaanbegeleiding (SLB) opgenomen. Uit de door de opleiding verstrekte gegevens blijkt dat de formatie bij 635 studenten Life Sciences te bestaan uit: 2,4 fte management, 21,1 fte instructeurs en docenten, 2,4 fte OBP onderwijsassistenten, 1,7 fte OBP secretarieel/administratief. Daarnaast wordt er jaarlijks ongeveer 0,4 fte ingehuurd aan externe gastdocenten en 0,8 fte van het cluster Chemistry. De docent-student ratio bedraagt in het studiejaar 2009-2010 1: 26,3. Bij ziekte van docenten worden binnen of buiten het instituut vervangers gezocht. Hierdoor blijft de lesuitval beperkt. Het auditteam is van oordeel dat met de beschikbare formatie de opleiding het programma adequaat en met voldoende contacturen kan uitvoeren.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Hogeschool Utrecht , 1.0 ⏐ 41
De opleiding besteedt gemiddeld 0,75 fte per jaar aan de ontwikkeling van het lesmateriaal en 1,2 fte aan andere aspecten van onderwijsinnovatie (bijv. intake, SLB en competentiegericht onderwijs en internationalisering). Voor na- en bijscholingscursussen in het werkveld wordt jaarlijks 0,2 tot 0,65 fte van de eigen docenten ingezet. Uit de uitkomsten van het werkbelevingsonderzoek 2009 blijkt dat een deel van de docenten de werkdruk (te) hoog vindt. De opleiding zoekt in overleg met de betrokken docent naar individuele oplossingen zoals taaktoedeling, tijdregistratie en scholing. De opleiding werkt aan een verbetering van de administratieve onderwijsprocessen ter vergroting van de efficiency en vermindering van de werkdruk.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Hogeschool Utrecht , 1.0 ⏐ 42
Facet 3.3. Kwaliteit personeel
Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma
Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Faculteitsniveau Borging van kwaliteit van docenten op Faculteitsniveau De hogeschool en hiermee FNT ontwikkelt zich steeds meer tot een kennisorganisatie. Men heeft een helder beeld over hoe het personeelsbestand en het HRM-beleid ingezet kunnen worden ten behoeve van deze ontwikkeling. FNT focust hierbij op zes thema’s, te weten: competenties van medewerkers; RGW-cyclus en loopbaanontwikkeling; werken in teamverband; leiderschap; inrichting van de organisatie; en arbeidsmarkt. Aannamebeleid Docenten dienen te beschikken over beroepsgerichte competenties op het gebied van onderwijs, onderzoek en praktijk. De intentie op facultair niveau is dat docenten basisvaardigheden dienen te hebben op minimaal twee onderdelen van de trits - onderwijs, onderzoek en beroepspraktijk - en in ieder geval op het terrein van onderwijs. Tevens onderschrijft de FNT het bewuste beloningsbeleid van de HU. Centraal staat hierbij een heldere communicatie naar werknemers over wat belangrijk is in het functioneren en de beloning daarvoor. Docenten worden bij aanname, zoveel mogelijk geselecteerd op de volgende terreinen: Relevante beroepservaring (drie – vijf jaar); relevante vakkennis; adequate opleiding op minstens masterniveau (hbo/wo); kennis van - en ervaring met onderwijsprocessen en het begeleiden van leerprocessen; een inspirerende en innovatiegerichte instelling; (de bereidheid tot het behalen van) een didactische bevoegdheid. Beginnende docenten ontvangen een begeleid inwerkprogramma op maat, worden geschoold in didactiek en volgen het HU kennismakingsprogramma. Nieuwe docenten worden gecoacht door een ervaren docent op hetzelfde expertisegebied. Deskundigheidsbevordering Via het programma Masters en Promovendi wordt stapsgewijs en in samenwerking met de instituten en het kenniscentrum gewerkt aan het verhogen van het aantal docenten met een masterdiploma (van 55% naar 100%) en het verhogen van het aantal gepromoveerden (van 14% naar 20%)., één van de vijf strategische doelen van de faculteit (zie facet 1.1). Dit met het oog op een verbeterde kwaliteit van het onderwijs en vooral de beweging van onderwijsorganisatie naar kennisinstelling. De verantwoordelijkheid om deze cijfers te realiseren is intussen bij de managers onderwijs neergelegd, daar zij de docenten in dienst hebben. In 2017 moet dit proces zijn afgerond. Voor deskundigheidsbevordering is er voor iedere docent een budget in tijd van 10% van de aanstelling en 3,9% in euro’s van de brutoloonsom. Deskundigheidsbevordering van docenten is in belangrijke mate gericht op het didactisch concept dat vastgelegd is in de onderwijsvisie van FNT. De faculteit heeft de consequenties van het didactisch concept voor de rollen en benodigde competenties van docenten vastgelegd. Aan de hand van het implementatieplan ten behoeve van de onderwijsvisie (Stepping Stones) kunnen docenten stapsgewijs de benodigde competenties ontwikkelen.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Hogeschool Utrecht , 1.0 ⏐ 43
Tijdens de audit gaven de leidinggevenden aan dat zij zich er bewust van zijn dat niet iedere docent in iedere rol past (docent, coach, onderzoeker). Tijdens de sollicitatieprocedure wordt hier selectief mee omgegaan. Daarnaast krijgen de docenten de gelegenheid en tijd om de benodigde competenties voor de gewenste rollen te ontwikkelen. De faculteit voorziet tevens in een doorlopend leiderschapstraject voor managers en een leergang voor teamleiders. Uit de gesprekken met managers en medewerkers blijkt dat er heldere afspraken over prestaties en persoonlijke ontwikkeling (POP) worden vastgelegd. Werkbelevingsonderzoek 2009 Uit het werkbelevingsonderzoek 2009 blijkt dat medewerkers van FNT tevreden zijn over de mogelijkheden tot ontplooiing. Het overgrote deel geeft aan zelf initiatief te nemen voor de eigen ontwikkeling. Ook blijkt uit het onderzoek dat het merendeel van de medewerkers in het afgelopen jaar een contract-, functionerings- of beoordelingsgesprek heeft gehad. De meesten van hen vonden deze gesprekken plezierig en motiverend. Opleiding LS De opleiding sluit aan bij het facultaire ontwikkelings- en deskundigheidsbevorderingsbeleid. Aannamebeleid Bij het aannemen van personeel wordt aangesloten bij het facultaire HRM-beleid . Naast vakinhoudelijke scholing is een belangrijk deel van de deskundigheidsbevordering gericht op het didactisch concept. Het aannamebeleid en scholingsbeleid is ontleend aan de kenmerken van het programma. De opleiding kent een uitvoerig informatiedocument voor nieuwe docenten en gastdocenten. Opleidingsniveau docenten Het opleidingsniveau van het docentteam van de opleiding ziet er volgens opgave van de opleiding als volgt uit (april 2010) Opleidingsniveau Gepromoveerd WO-Master HBO-bachelor Totaal
Aantal 13 8 12 33
Fte 10,09 5,64 7,62 23,35
Scholing De opleiding heeft de ontstane vacatures in de afgelopen jaren ingevuld met gepromoveerde onderzoekers (zie ook facet 3.1). Nieuwe docenten worden begeleid door een inhoudelijke mentor (een docent met verwante expertise). Deze docenten ontvangen gedurende het eerste jaar scholing op het gebied van studiebegeleiding, didactiek en coaching. In de afgelopen twee jaar hebben vijf docenten didactische scholing (200 sbu) gevolgd. Verder heeft een substantieel deel van de docenten deelgenomen aan het SLB certificeringstraject (Programma SLB-traject, Bureau Talent). Inmiddels zijn acht docenten gecertificeerd, hebben zes docenten het traject gevolgd maar moeten het afsluitende assessment nog doen. In 2010 zijn vijf docenten met deze scholing gestart. In het scholingplan ILC is een deel voor collectieve scholing (de zogenoemde scholingsdag ) ingeruimd, waarbij jaarlijks een thema centraal staat, zoals tutortraining, competentiegericht onderwijs, zelfstudieopdrachten en toetsen en beoordelen. Het auditteam heeft het scholingsplan kunnen inzien en vastgesteld dat dit een goed beeld geeft van de scholingsactiviteiten van de opleiding.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Hogeschool Utrecht , 1.0 ⏐ 44
Vrijwel alle docenten volgen vakinhoudelijke scholing door middel van externe cursussen, congressen of bijeenkomsten van beroepsverenigingen. Ook volgen docenten modules bij collegadocenten en wonen twee maal per jaar de team-uitwisselingspresentaties bij. Ook dragen de activiteiten in en met de beroepspraktijk (contractactiviteiten) en het kenniscentrum bij aan de scholing van docenten. Het auditteam stelt vast dat het lectoraat een merkbare invloed heeft op de ontwikkeling van actuele onderzoeksvaardigheden van docenten en op de wetenschappelijke houding bij docenten Negen docenten zijn lid van beroepsverenigingen. Een aantal docenten heeft in de afgelopen periode gepubliceerd in vaktijdschriften. Het is het auditteam in de gesprekken met docenten opgevallen dat docenten naast hun onderwijstaak over het algemeen ook andere (coördinerende) taken vervullen. Jaarlijks vinden er functionerings- en beoordelingsgesprekken plaats (RGW-cyclus). Hierin komen persoonlijke ontwikkelingsplannen, resultaatafspraken en beoordelingen aan de orde. De afspraken worden schriftelijk vastgelegd. In deze gesprekken komt ook de verplichte scholing en de scholingsbehoefte van docenten aan de orde. Oordeel studenten Het STO 2009 geeft aan dat docenten volgens de studenten gemiddeld ruim voldoende gekwalificeerd zijn. De docenten beschikken over voldoende didactische kwaliteiten (score 3.6) en zijn inhoudelijk voldoende deskundig (score 3.9). Ook de HBO-monitor 2008 laat een vergelijkbaar beeld zien. Conclusie Op grond van de gesprekken met docenten en de voorhanden zijnde documentatie tijdens de audit stelt het auditteam vast dat de opleiding beschikt over personeel dat inhoudelijk, onderwijskundig en organisatorisch in staat is om het onderwijsprogramma te realiseren. Er is sprake van een meer dan gemiddelde scholingsgraad en van een duidelijke invloed van het lectoraat op het ontwikkelen van onderzoeksvaardigheden en van een onderzoekende houding bij docenten. Deze overwegingen geven het auditteam aanleiding om dit facet met een ‘goed’ te beoordelen. De enthousiaste uitstraling en de betrokkenheid van het docentteam – zoals het auditteam is gebleken tijdens de gesprekken - draagt bij aan dit oordeel.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Hogeschool Utrecht , 1.0 ⏐ 45
4.
Voorzieningen
Facet 4.1. Materiële voorzieningen
Huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren
Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Faculteitsniveau Het auditteam heeft tijdens de audit de huisvesting en mediatheek bekeken. Op grond hiervan en op basis van de tevredenheid van de studenten is het team van mening dat de huisvesting en de materiële voorzieningen in ruime mate toereikend zijn om alle programma’s van de FNT opleidingen te realiseren. Het auditteam heeft vertrouwen in de door de FNT genomen maatregelen op het gebied van de ICT voorzieningen. Gebouwen FNT is gevestigd op drie locaties. De gebouwen Oudenoord (BE) en Nijenoord (BE en ICT) functioneren in feite als één gebouw, er zijn zo min mogelijk overlappende functies aanwezig. De locatie aan de F.C. Dondersstraat (AS) heeft vanwege de afstand wel eigen voorzieningen. Het kenniscentrum is gevestigd in alle drie de gebouwen en bevindt zich zodoende dicht bij het onderwijs. De gebouwen hebben toonaangevende mediatheekvoorzieningen, goed ingerichte laboratoria, up to date ICT-infrastructuur. In alle gebouwen is geïnvesteerd in draadloos netwerk en studenten worden vanaf het eerste jaar gestimuleerd met een eigen laptop te werken. Op termijn zullen er minder vaste werkplekken voor docenten beschikbaar zijn en worden voorzieningen voor het werken met laptops op flexplekken uitgebreid. De inrichting van de gebouwen komt tot stand in samenspraak met de faculteit en de opleidingen. De faculteit streeft ernaar dat de huisvesting van voorzieningen ondersteunend zijn voor het competentiegerichte onderwijs. Het masterplan 2004 voorziet in het verbeteren van de voorzieningen, vooral door het investeren in materialen en infrastructuur. Het auditteam heeft gezien dat HU en FNT voortvarend bezig zijn de voorzieningen aan te passen op de onderwijsvisie. Zo zijn er in het gebouw aan de Oudenoord projectruimtes aanwezig waar teams van ontwerpprojecten kunnen functioneren. Tevens is er voldoende ruimte voor interactie en presentatie door de verschillende opleidingen.
Mediatheek Het auditteam heeft geconstateerd dat de mediatheek een inspirerende plek is die uitnodigt tot studeren. Relevante vakliteratuur is in ruime mate aanwezig en er is een mechanisme om de collectie actueel te houden. Opleiding LS Het onderwijs wordt verzorgd op de locatie F.C. Dondersstraat 65 te Utrecht. De locatie beschikt over een drietal gemoderniseerde laboratoria en nieuw ingerichte laboratoria voor het kenniscentrum. Verder beschikt de opleiding over een mediatheek en over een studielandschap met voldoende zelfwerkplekken voor studenten. Daarnaast beschikken de opleiding en het lectoraat over voldoende up-to-date laboratoriumapparatuur. In overleg met o.a. het werkveld zijn nieuwe kasten voor huisvesting van proefdieren, real-time PCR, AKTA-prime FPLC, microscoop-camera, Genequant, transducers, koelbroedstoof en Anoxomat anaerobe kweeksystemen aangeschaft.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Hogeschool Utrecht , 1.0 ⏐ 46
Door het lectoraat is geïnvesteerd in celkweekfaciliteiten, een HPLC apparaat, een fluorescentie omkeermicroscoop (inclusief CCD camera en imaging software), een gelimaging systeem, een pipeteerrobot, een high-throughput auto-injectie luminescentie /fluorescentie meter en realtime PCR apparatuur. Het auditteam is van oordeel dat hiermee het niveau en het state-of-theart karakter van de apparatuur waarmee studenten werken, uitsteekt boven wat er gemiddeld in vergelijkbare opleidingen beschikbaar is. Het gebouw beschikt over een draadloos netwerk. Studenten worden gestimuleerd om vanaf het eerste studiejaar met een eigen laptop te werken. Op termijn zullen minder vaste werkplekken voor personeel beschikbaar zijn en worden voorzieningen voor het werken op flexplekken met laptops uitgebreid. Het gebouw aan de F.C. Dondersstraat zal op termijn worden afgestoten. De opleiding verhuist (met de andere opleidingen van het Instituut) naar de campus De Uithof. De verhuizing staat gepland voor 2013. Het niveau van de opleidingsspecifieke voorzieningen zal minimaal gehandhaafd blijven. Een nieuw gebouw zal naar verwachting positief bijdragen aan een moderne uitstraling. Het auditteam oordeelt dat de huisvesting en inrichting voldoen aan de vereisten om het programma te realiseren en een goede werkomgeving vormen voor studenten en medewerkers. Oordeel studenten Uit de STO 2009 blijkt tevredenheid over de beschikbare faciliteiten, zoals bibliotheek/ mediatheek (score 3.7), onderwijsruimten (score 3.6), ICT-voorzieningen (score 3.5), informatiebalie (score 3.6) en de restauratieve voorzieningen ( score 3.4). Studenten gaven het totaal aan diensten en voorzieningen een cijfer van 7.0. Deze waardering is hoger dan bij menig andere opleiding. Conclusie De materiële infrastructuur voldoet voor alle varianten aan de huidige eisen en biedt een werkveld-gerelateerde uitstraling, hetgeen voor het auditteam een reden is dit facet als ‘goed’ te beoordelen.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Hogeschool Utrecht , 1.0 ⏐ 47
Facet 4.2. Studiebegeleiding
De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten
Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Faculteitsniveau Studieloopbaanbegeleiding Het auditteam heeft geconstateerd dat de FNT er door verschillende vormen van studiebegeleiding voor zorgt dat de studievoortgang van de studenten voldoende is geborgd. Dit gebeurt o.a. op de volgende wijze: Uitgangspunt is de (vernieuwde) FNT visie op studieloopbaanbegeleiding die in het licht van de ontwikkeling van de onderwijsvisie FNT is gespecificeerd. Hierbij zijn ‘criteria voor goede studieloopbaanbegeleiding’ (2009) uitgewerkt. Centraal in de nieuwe aanpak op studieloopbaanbegeleiding (2009/2010) zijn: De gesprekken met de studieloopbaanbegeleider elke student is gekoppeld aan een studieloopbaanbegeleider; Het volgen van trainingen SLO (studieloopbaanontwikkeling) alle studenten die in de hoofdfase studeren volgen het cursusonderdeel SLO waarvoor trainingen worden gegeven: kernkwadranten, stage/ profileringsruimte, conflicten, groepsdynamica, voorbereiding beroepspraktijk en sollicitatiebrief en sollicitatiegesprek; POP/ portfolio tijdens de studie wordt het portfolio gevuld, beginnend bij de propedeuse en eindigend met het afstudeerwerk. Zowel de studievoortgang, de zelfreflectie, de competentieverwerving als de showcase worden gedocumenteerd en vastgelegd in het portfolio. In de propedeuse is de studieloopbaanbegeleiding het meest intensief. Bij binnenkomst krijgt de student een studieloopbaanbegeleider voor de duur van de propedeuse. Dit is een periode waarin de begeleiding zeer belangrijk is, omdat studenten kunnen twijfelen of ze de goede studie hebben gekozen of tegenvallende studieresultaten kunnen hebben. De studieloopbaanbegeleider werkt volgens een instituutsbreed opgesteld protocol (SLO Handleidingen) en begeleidt studenten op individueel en/of groepsniveau. In het POP geeft de student aan welke competenties hij in een bepaalde periode wil ontwikkelen. Het betreft hier zowel beroepscompetenties als algemene competenties. De vaardigheidstrainingen communicatietechniek en projectmanagement bieden hierbij ondersteuning. De werkwijze voor het opstellen van een persoonlijk ontwikkelingsplan is beschreven in het instituutsbrede begeleidingsprotocol (SLO Handleidingen). Door de tegenvallende waardering van de studieloopbaanbegeleiding zijn in het studiejaar 2007-2008 ingrijpende wijzigingen in de opzet aangebracht. De essentiële wijziging is dat specifiek geselecteerde docenten trainingen verzorgen over algemene hbo-competenties, zoals de training over zelfsturing. De trainers geven aan dat er nu gewerkt wordt met gemotiveerde en enthousiaste groepen studenten. Met ingang van september 2008 is de studieloopbaanbegeleiding in de hoofdfase anders vormgegeven dan voorgaande jaren. De taken voor studieloopbaanbegeleiding zijn geconcentreerd bij een kleinere groep docenten. In tegenstelling tot de propedeuse ligt hier het initiatief om contact op te nemen met de studieloopbaanbegeleider bij de student.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Hogeschool Utrecht , 1.0 ⏐ 48
Voor het maken van een persoonlijk ontwikkelingsplan en portfolio is een handleiding beschikbaar. Ter ondersteuning worden zes trainingen georganiseerd, waarop studenten dienen in te tekenen. Voorbeelden van onderwerpen die in deze trainingen aan bod komen zijn kernkwadranten, groepsdynamica en voorbereiding beroepspraktijk. Daarnaast benaderen studieloopbaanbegeleiders in de hoofdfase actief studenten die langer dan vijf jaar met de studie bezig zijn. Samen met de student wordt een plan opgesteld om de studie af te ronden. Hiervoor wordt aangesloten bij het programma Ketens van de FNT. Voor cursussen waar studenten moeite mee blijken te hebben is er extra begeleiding. Dit wordt gerealiseerd door extra begeleidingstijd bij de reguliere lessen in te roosteren en ook door bij tegenvallende resultaten van een hele groep studenten extra lessen te organiseren. Duaal De studieloopbaanbegeleiding is voor duale studenten gecombineerd met de begeleiding van de student in zijn buitenschoolse leren. Elke duale student krijgt gedurende de hele opleiding een docentbegeleider en een bedrijfsbegeleider. In het instituutsbrede begeleidingsprotocol voor de duale opleiding (Begeleidingsprotocol duaal) staan de rollen van de docentbegeleider en de bedrijfsbegeleider beschreven. Tevens wordt aangegeven wat de wijze van beoordeling van de buitenschoolse werkzaamheden is. Ook hier is er een POP, en extra begeleiding voor moeilijke cursussen. Sinds juni 2009 worden er intakegesprekken gevoerd met nieuwe studenten. Dit vindt plaats vanuit het programma ‘Ketens’ en is een vervolg op eerdere succesvolle experimenten die zich speciaal op ‘risico-instromers’ richtten. Vanuit het programma ‘Ketens’ worden ook de zogenaamde langstudeerders begeleid naar het bachelordiploma. Docenten worden vanuit het programma ‘Leren=Werken=Leren’ ondersteund bij de implementatie van de vernieuwde studie- en studieloopbaanbegeleiding. Dit gebeurt bijvoorbeeld door bijeenkomsten voor SLB-coördinatoren. Tijdens de audit geven studenten aan dat studieloopbaanbegeleiding is verbeterd met name doordat nu alle studenten een slb docent hebben. Informatievoorziening Het auditteam heeft vastgesteld dat de FNT er in het algemeen voldoende voor zorgt dat de informatievoorziening adequaat is met het oog op de studievoortgang van de student. Informatievoorziening vindt o.a. op de volgende wijze plaats: Door middel van het studievolgsysteem ‘Osiris’ vindt registratie van cijfers, inschrijving voor cursussen, minoren en tentamens plaats. De opleidingen gebruiken SharePoint voor het beschikbaar stellen van onderwijsinhoud en andere relevante informatie, zoals studiegidsen. Daarnaast worden er voor specifieke onderwerpen zoals minors, stage en afstuderen informatiebijeenkomsten georganiseerd. Er zijn instituutsbreed afspraken gemaakt over het beantwoorden van email van studenten (binnen drie werkdagen) en over regels voor bereikbaarheid (Communicatieprotocol). Opleiding LS Studieloopbaanbegeleiding De studieloopbaanbegeleiding is met de invoering van het competentiegerichte onderwijsconcept ILC-breed herzien. Het accent daarbij ligt op: het krijgen van inzicht in de ontwikkeling en het verwerven van beroepscompetenties; het begeleiden van kritische keuze- en beslismomenten van de student (opleidingskeuze, profilering, stage, enzovoorts); het faciliteren van het leerproces van de student (bespreking studievoortgang, opstellen POP).
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Hogeschool Utrecht , 1.0 ⏐ 49
De visie op de studiebegeleiding is vastgelegd in het beleidsplan Visie SLO en SLB ILC en uitgewerkt in het Werkboek Onderwijs. Er is een handleiding SLB voor docenten. De opleiding streeft er naar zo veel mogelijk dezelfde SLB-docenten te koppelen aan een student. Met ingang van het studiejaar 2009-2010 hebben studenten in het semester 1 tot en 4 dezelfde studiebegeleider. Vanaf het vijfde semester is ook sprake van doorlopend SBL tot het einde van de opleiding. In ieder blok is er aandacht voor Studieloopbaanontwikkeling en -oriëntatie (SLO). De studieloopbaanbegeleiding is in de propedeuse intensief ( 2 contacturen per week). SLO is in deze fase gericht op oriëntatie, selectie en verwijzing. Intensieve studiebegeleiding kan een dreigend bindend studieadvies voorkomen. Docenten worden één jaar na aanstelling ingezet als SLB’er, waarbij zij in de eerste fase worden begeleid door een collega SLB’er en geschoold via een SLB-certificeringstraject (zie facet 3.3). Twee maal per jaar wordt gezamenlijk met alle SLB’ers en docenten de studievoortgang van elke student besproken. SLB’ers wisselen per cluster vier maal per jaar ervaringen uit en signaleren mogelijke knelpunten. In dit overleg wordt in het kader van het programma United Students specifieke aandacht gegeven aan studenten met een andere culturele achtergrond. Studenten die langer dan vijf jaar studeren (zogenoemde ‘langstudeerders’) worden actief door de SLB’er benaderd. In aansluiting op het facultaire programma Ketens wordt een plan opgesteld met het oog op de afronding van de studie. De begeleiding in de stage en afstudeerperiode wordt verzorgd door een bedrijfsbegeleider en een docentbegeleider. De taken van deze begeleiders zijn beschreven in de Handleiding Stage ILC en Handleiding AO ILC. In de deeltijd en duale opleiding wordt de feedback op de competentieontwikkeling tijdens het buitenschoolsprogramma gegeven door de bedrijfsbegeleider op basis van praktijkopdrachten. Informatievoorziening In het eerste jaar speelt de SLB’er een belangrijke rol in de informatievoorziening aan studenten. Zij ontvangen relevante informatie over de opzet en inhoud van het programma, worden wegwijs gemaakt binnen het instituut en de digitale voorzieningen. Verder worden voor specifieke onderwerpen, zoals specialisaties, minoren, stage en afstuderen informatiebijeenkomsten georganiseerd, zoals de ILC-brede carrièredag. De studievoortgang wordt bijgehouden in het hogeschoolbrede studievolgsysteem OSIRIS. Dit omvat de registratie van cijfers, alsmede inschrijving voor minoren, cursussen en tentamens. Verder wordt voor de informatievoorziening aan studenten SharePoint gebruikt. Oordeel studenten Uit het STO 2009 blijkt dat studenten tevreden zijn over de studieloopbaanbegeleiding (score 3.2.) en over de bereikbaarheid van docenten (score 3.6) Ook over de informatievoorziening zijn blijkens het STO 2009 de studenten over het algemeen tevreden. De roosters van lessen en toetsen worden goed en tijdig bekend gemaakt (score 3.1). Er is voldoende informatie over de studievoortgang (score 3.5) en de inhoud van de opleiding in het algemeen (score 3.6). De studenten geven in de gesprekken tijdens de audit aan tevreden te zijn met en over de informatievoorziening en over de bereikbaarheid van docenten. Een punt van aandacht is het doorgeven van ad hoc roosterwijzigingen. De opleiding streeft er naar het aantal roosterwijzigingen te reduceren. Daarnaast wijst de opleiding op de eigen verantwoordelijkheid van de student door tijdige raadpleging van SharePoint.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Hogeschool Utrecht , 1.0 ⏐ 50
5
Interne kwaliteitszorg
Facet 5.1. Evaluatie resultaten
De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen
Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Faculteitsniveau Het kwaliteitszorgsysteem Het auditteam heeft geconstateerd dat op faculteitsniveau een goed integraal kwaliteitszorgsysteem ontwikkeld en geïmplementeerd is (IKS FNT, 2007) op basis waarvan voortdurend naar verbetering van de organisatie wordt gestreefd. Het managementcontract tussen faculteitsdirectie en CvB, de daarvan afgeleide RGW-afspraken, de begroting, de clusterjaarplannen en de jaarverslagen spelen in de planning-en-controlcyclus een centrale rol. In 2009 heeft de faculteit het HU beleid voor vereenvoudiging van de interne auditsystematiek ingevoerd. Het kwaliteitsbeleid vertaald naar de opleidingen De opleidingen hebben het facultaire kwaliteitszorgsysteem verder uitgewerkt in een (opleidingsgericht) kwaliteitsplan. Deze komt op het volgende neer: iedere zes jaar worden een externe audit en accreditatie en halverwege een interne audit uitgevoerd met de daarbij behorende Management Reviews. De opleidingen formuleren aan de hand van de uitkomsten de nodige verbeteracties, welke worden opgenomen in de jaarplannen (jaarverslagen) van de opleidingen en in de RGW-afspraken met de docenten (docentbeoordelingen). Zij leveren input voor de volgende jaarplannen. Evaluaties Het auditteam heeft geconstateerd dat de FNT een flink aantal instrumenten ter beschikking heeft voor het evalueren van de opleidingen en dat zij deze instrumenten ook regelmatig inzet. Hierbij wordt een streefnorm van resultaten van 3.5 gehanteerd met een ondergrens van 3.0 op een vijfpuntsschaal. Tijdens de auditgesprekken is het begrip ‘De Utrechtse Ingenieur’ uitgebreid besproken alsmede het hoge ambitieniveau dat de faculteit heeft ten aanzien van het niveau van FNT-afgestudeerden. Het auditteam geeft met oog op het voornoemde de FNT in overweging de ondergrens van de streefnormen te verhogen om deze meer in overeenstemming te brengen met de ambities. De faculteit voert in elk geval de volgende evaluaties uit onder studenten, docenten en werkveld: Interne en externe audits voor evaluaties onder externen (2x per 6 jaar) HBO-monitor (1x per jaar) HBO-keuzegids (1x per jaar) Beroepenveldcommissies (1x per jaar) College van Toezicht (1x per jaar) Bedrijfsevaluaties voor duale studenten (1x per jaar) Werkbelevingsonderzoek (1x per 2 jaar) STO (1x per jaar) Docentevaluaties (4x per jaar) Cursusevaluaties (1x per 2 jaar en bij grote herzieningen) Stage- en afstudeerevaluaties (2x per jaar) Tentamenrendement van cursussen (4x per jaar) Exit enquêtes (bij studenten die voortijdig de opleiding verlaten)
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Hogeschool Utrecht , 1.0 ⏐ 51
Tijdens de generieke audit is aangetoond dat de FNT streefdoelen heeft vastgelegd die periodiek worden geëvalueerd volgens de evaluatiesystematiek zoals hierboven wordt aangegeven. Opleiding LS Het ILC heeft het kwaliteitsbeleid met betrekking tot de opleiding beschreven in de Notitie Kwaliteitszorg ILC (maart 2009). Het auditteam stelt op grond van de beschikbare documenten en de gesprekken met het opleidingsmanagement tijdens de audit vast dat de opleiding periodiek wordt geëvalueerd aan de hand van vooraf geformuleerde streefnormen. In mei 2009 heeft een interne audit van de opleidingen binnen het ILC plaatsgevonden. Het auditteam heeft kennisgenomen van de uitkomsten hiervan en van het daarop volgende verbeterplan. De verbeterpunten zijn geformuleerd als (SMART) acties, waaraan een prioritering is verbonden. De portefeuillehouder Kwaliteitszorg houdt toezicht op een adequate uitvoering van de evaluaties en de daaraan gekoppelde verbeterprocessen. Oordeel studenten Blijkens het STO 2009 zijn de voltijdstudenten van mening dat er voldoende evaluaties onder studenten plaatsvinden (score 3.4). De frequentie van evaluaties is voor de deeltijdstudenten gelijk aan die voor de voltijdstudenten. De deeltijdstudenten beoordelen de evaluatiefrequentie echter als te hoog en zijn ontevreden over de terugkoppeling van de evaluatieresultaten. Met ingang van maart 2009 is de systematiek van terugkoppeling aangescherpt (zie facet 5.2).
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Hogeschool Utrecht , 1.0 ⏐ 52
Facet 5.2. Maatregelen tot verbetering
De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen
Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Faculteitsniveau Verbetermaatregelen op basis van evaluaties Uit de aan het auditteam bij de generieke audit overlegde informatie en uit de gesprekken die het auditteam heeft gevoerd is duidelijk geworden dat de uitkomsten van evaluaties de basis vormen voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Verbeteracties worden geëvalueerd in overleg van docenten en management. In het kwaliteitszorgsysteem van faculteit en opleidingen is een schema voor terugkoppeling van evaluaties en maatregelen opgenomen. Fundamentele verbeteracties worden opgenomen in de jaarplannen en als onderdeel daarvan uitgevoerd en bewaakt. De terugkoppelingen en evaluaties vinden plaats in de jaarverslagen. Opleiding LS Verbetermaatregelen Uit het verbeterplan naar aanleiding van de interne audit (zie facet 5.1) komt naar voren dat binnen het ILC op een aantal onderwerpen verbeteringen zijn uitgevoerd. Voorbeelden hiervan zijn: de verbinding tussen evaluatie en verbetermaatregel is beter zichtbaar gemaakt. Terugkoppeling van de resultaten van docent- en module-enquêtes naar student gebeurt nu twee maal per jaar via e-mail en via directe feedback door de SLB’er. een betere terugkoppeling naar de BVC van hetgeen de opleiding doet met de adviezen van de BVC. verbetering contacten tussen de BVC en het College van Toezicht. De resultaten van het studenttevredenheidsonderzoek en van het medewerkerstevredenheidsonderzoek en daaraan gekoppelde verbeterplannen respectievelijk acties worden in het MT ILC besproken en teruggekoppeld aan de docenten en studenten en aan de gemeenschappelijke opleidingscommissie, de personeelsadviseur en de medewerkers. De resultaten van de cursusevaluaties worden na afloop van elk blok systematisch teruggekoppeld aan het clustermanagement en de voorzitter van docententeams. Ook ontvangen zij verbeterpunten van SLB’ers die per blok met studenten het voorgaande blok bespreken. De docententeams stellen op basis van de aldus verkregen informatie verbeterplannen op. Sinds maart 2009 is de systematiek van terugkoppeling aangescherpt en opgenomen in het kwaliteitszorgsysteem. Terugkoppeling van de verbeteracties op grond van de cursus- en docentevaluaties vindt twee maal per jaar ook naar studenten plaats via mail en Sharepoint. Ook heeft de opleiding de terugkoppeling van de CvT-enquêteresultaten naar betrokkenen verbeterd. Fundamentele verbeteracties die uit de evaluaties naar voren komen, worden opgenomen in het clusterjaarplan Life Sciences. Het auditteam heeft kennisgenomen van het Clusterjaarplan 2010 met daarin voor de verschillende gebieden zoals ‘Onderwijs en innovatie’ en ‘Onderzoek’ doelstellingen voor de komende jaren en een overzicht met voorgenomen acties. Aan de acties zijn onderwerpeigenaren en een tijdshorizon verbonden.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Hogeschool Utrecht , 1.0 ⏐ 53
Voorbeelden van acties zijn: aanpassen lesmateriaal voor semester 4 en 5, invoering module Neurobiology, aanpassing Literatuurmodule semester 5, ontwikkeling feedbackformulier vaardigheden VP1H). Tevens is een terugblik opgenomen over de genomen verbeteracties in 2009 (bijv. ontwikkeling semester VP1H doorlopend mentoraat, samenwerking Kenniscentrum, invoering module Medical Biochemistry). Oordeel studenten Studenten zijn zo blijkt uit het STO 2009 tevreden over het gebruik van de resultaten van de onderwijsevaluaties. In de gesprekken met studenten kwam naar voren dat de opleiding snel reageert op signalen en verbetermaatregelen neemt.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Hogeschool Utrecht , 1.0 ⏐ 54
Facet 5.3. Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld
Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken
Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Faculteitsniveau Het betrekken van stakeholders bij de kwaliteitszorg Het auditteam is van mening dat medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld in voldoende mate worden betrokken bij de interne kwaliteitszorg. Het beleid van FNT is erop gericht medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld te betrekken bij de kwaliteitszorg door de verschillende evaluaties. Tevens wordt met hen overlegd hoe verbetermaatregelen en innovaties gerealiseerd kunnen worden. Onder facet 5.1 is al vermeld welke instrumenten de faculteit hierbij inzet. Studenten worden bij aanvang van een nieuwe STO schriftelijk geïnformeerd over de genomen maatregelen naar aanleiding van het vorige STO. Kort na een STO ontvangen studenten per mail een overzicht van resultaten en verbeterplannen. STO resultaten worden ook met de medewerkers besproken. Docenten en studenten participeren in de medezeggenschapsraad (FMR) en de gemeenschappelijke opleidingscommissie (GOC). Het College van Toezicht bewaakt en beoordeelt via het afstudeerwerk de afstudeerfase. Tevens wordt door dit orgaan door middel van de beoordeling van een afstudeerportfolio de gehele opleiding bewaakt. Ook functioneert de Beroepenveldcommissie van de opleiding (van start in de loop van 2010), waarmee minimaal tweemaal per jaar wordt overlegd, als klankbord (FNT-regeling BVC en CvT, 2008/2009). De resultaten van het studenttevredenheidsonderzoek (STO) worden eveneens in de instituutsmanagementteams besproken. Daarnaast worden zij besproken in de gemeenschappelijke opleidingscommissie en in de docententeams, waarna de speer- en verbeterpunten voor het volgende studiejaar worden geformuleerd. De resultaten van het werkbelevingsonderzoek worden in het instituutsmanagementteam met de medewerkers van de afdeling P&O besproken, waarop het instituutsmanagementteam acties definieert om de medewerkerstevredenheid te verhogen. De resultaten en acties worden ook met de gemeenschappelijke opleidingscommissie besproken. De decaan houdt exitgesprekken met elke student die de opleiding zonder diploma verlaat en verwerkt deze informatie in jaarlijkse rapportages aan het management. Daarnaast maken de opleidingen voor verbeteractiviteiten gebruik van de aanbevelingen van de Colleges van Toezicht en de beroepenveldcommissies en overige contacten met het beroepenveld (zoals de bedrijfsbegeleiders). Zomer 2010 wordt de nieuwe klachtenprocedure ingevoerd. Deze is dan aangepast aan de nieuwe WHW. Het auditteam vindt de lage respons op studenttevredenheid enigszins zorgelijk. (STO 2008; 26%) Maar recent is er gewerkt aan vergroting van respons. Door het betrekken van docenten en GOC’s en het inzetten van studentengezelligheidsverenigingen en studieverenigingen bij het benaderen van studenten is de respons in 2009 gestegen. Tevens is het aantal cursusevaluaties teruggebracht naar minimaal 1x per 2 jaar en bij grote herzieningen, dit om ‘evaluatiemoeheid’ bij studenten tegen te gaan.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Hogeschool Utrecht , 1.0 ⏐ 55
Tijdens de audit werd bevestigd dat er nieuwe kanalen worden gebruikt om de respons op evaluaties te verbeteren en dat dit inderdaad tot betere resultaten heeft geleid. Opleiding LS Medewerkers, studenten en het beroepenveld worden bij het kwaliteitsbeleid betrokken door het houden van evaluaties. In de kwaliteitsplannen van de opleiding is uitgewerkt hoe de resultaten en de voorgenomen verbeteracties worden teruggekoppeld. Verbetermaatregelen en innovaties worden in overleg met medewerkers, studenten en het beroepenveld gerealiseerd. Betrokkenheid medewerkers De medewerkers zijn betrokken bij het opstellen van het clusterjaarplan. Verder nemen zij deel aan kerngroepen, scholing en zijn zij betrokken bij het ontwikkelen, bijstellen en verzorgen van het onderwijs. In onder meer tevredenheidsonderzoeken, docentenenquêtes en afstudeer- en stage-enquêtes worden zijn bij het kwaliteitsbeleid betrokken. Betrokkenheid studenten Studenten worden periodiek uitgenodigd om cursusevaluaties in te vullen. Verder nemen zij deel aan het jaarlijks te houden studenttevredenheidsonderzoek (STO). De opleiding streeft er naar de betrokkenheid bij het STO via studentengezelligheidsverenigingen en studieverenigingen te vergroten. De opleiding heeft om ‘evaluatiemoeheid’ tegen te gaan de frequentie van het aantal cursusevaluaties teruggebracht van twee maal per jaar naar minimaal éénmaal per twee jaar en bij grote herzieningen. Opleidingscommissie De opleiding is vertegenwoordigd in de gemeenschappelijk opleidingscommissie (GOC). Studenten en docenten worden ook via dit kanaal bij de kwaliteitszorg betrokken. Betrokkenheid alumni De registratie van en het rechtsreeks contact met alumni vindt nog niet op een gestructureerde wijze plaats, maar berust op persoonlijke banden met docenten of op contacten bij stage- en afstudeerbedrijven. Ten tijde van de audit was – in afwachting van een HU-breed alumnibeleid - een facultair alumnibeleid in ontwikkeling. Betrokkenheid werkveld De opleiding beschikt over een Beroepenveldcommissie en over een College van Toezicht. Daarnaast betrekt de opleiding het regionale beroepenveld bij de ontwikkeling van de opleiding. Het College van Toezicht heeft onder andere tot taak het eindniveau van de afgestudeerden te evalueren (zie facet 6.1.).
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Hogeschool Utrecht , 1.0 ⏐ 56
6.
Resultaten
Facet 6.1. Gerealiseerd niveau
De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen
Oordeel:voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Voor de beantwoording van de vraag of de eindkwalificaties ook daadwerkelijk worden behaald beschikt de opleiding – zoals het auditteam heeft kunnen vaststellen – over voldoende instrumenten: de reguliere toetsen, procedures rond en beoordeling van de stage en het afstuderen (vastgelegd in adequate handleidingen), de beoordeling van stage en afstuderen door vertegenwoordigers van het werkveld en de HBO-Monitor. De opleiding verwerft informatie over de gerealiseerde kwalificaties via contacten met het werkveld, zoals stageverlenende instellingen en laboratoria. De beoordeling en toetsing van het afstuderen is uitvoerig beschreven in de Handleiding Afstudeeropdracht. Hierin is onder meer opgenomen hoe de afstudeerperiode is ingericht en aan welke criteria de afstudeeropdracht wordt getoetst. Beoordeling vindt plaats aan de hand van een standaard beoordelingsformulier. De afstudeeropdracht bestaat uit de onderdelen voorbereiding/ aanpak (theoretische aspecten), uitvoering (praktische aspecten), afstudeer-verslag en mondelinge presentatie en verdediging, die elk afzonderlijk worden beoordeeld. De beoordeling van de afstudeeropdracht wordt vastgesteld door een afstudeercommissie aan het eind van de examenzitting waarin de student het afstudeerwerk heeft gepresenteerd. In deze commissie hebben de AO-docent, een tweede docent, een lid van het College van Toezicht en de externe begeleider van de afstudeeropdracht zitting. Uit de tijdens de audit verstrekte informatie kwam naar voren dat het proces-verbaal van de eindbeoordeling slechts het cijfer bevat en niet de onderbouwing daarvan. Het auditteam adviseert de opleiding sterk om ook de onderbouwing van het oordeel omwille van de transparantie en uit het oogpunt van kwaliteitsborging vast te leggen. Borging van de kwaliteit van het eindniveau Het College van Toezicht is betrokken bij de borging van de kwaliteit van het eindniveau. Door middel van een enquêteformulier geeft het collegelid per afgestudeerde een oordeel over de kwaliteit van het afstuderen. Hierbij worden onder meer de inhoudelijke kwaliteit, helderheid van het verslag en van de presentatie alsmede het niveau van de onderzoeksopdracht beoordeeld. De opleiding analyseert deze beoordelingen eens per jaar. Het auditteam heeft kennisgenomen van de resultaten van deze beoordeling en stelt vast dat de score ruim voldoende was. Zij acht deze betrokkenheid van het werkveld waardevol en ziet dit als een adequate bijdrage aan de borging van de kwaliteit van de eindtoetsing. Doorstroom naar master LS-studenten kunnen tijdens hun opleiding in het kader van de profileringsruimte een premaster volgen die aansluit op verschillende verwante universitaire masters. De doorstroom naar de universitaire masteropleiding bedraagt 20% van de afgestudeerden. De opleiding acht het van belang deze doorstroom te faciliteren voor studenten die dit wensen. Zij ziet het niet als afzonderlijke doelstelling dit percentage te verhogen. Het auditteam onderschrijft vanuit het perspectief van het hbo deze opvatting.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Hogeschool Utrecht , 1.0 ⏐ 57
Oordeel auditteam over het gerealiseerd niveau Het auditteam heeft een steekproef van tien recente afstudeerwerkstukken plus beoordelingen vooraf bestudeerd. Het team achtte de werkstukken van voldoende niveau en beoordeelde de beoordelingen van de docenten als adequaat. Het auditteam stelt vast dat haar oordelen in grote lijnen in overeenstemming waren met die van de opleiding. De onderwerpen van onderzoek waren relevant en bruikbaar voor de praktijk. Opdrachtgevers waren zowel wetenschappelijke instellingen (universiteiten, onderzoeksinstellingen en academische ziekenhuizen) als industriële bedrijven. De probleemstellingen zijn over het algemeen duidelijk en het toegepaste onderzoek kent een logische beschrijving. De uitwerking en beantwoording van de vraagstelling in hoofd- en deelvragen is consequent en overzichtelijk. De conclusies zijn voldoende onderbouwd. De afstudeerwerkstukken zijn goed leesbaar, maar aandacht voor taalgebruik en spelling blijft nodig. Het auditteam stelt vast dat gebruik wordt gemaakt van relevante literatuur van voldoende niveau. Het is het auditteam opgevallen dat de door haar beoordeelde werkstukken allen in het Nederlands waren opgesteld. Gezien de internationalgeoriënteerde onderzoeksomgeving waarin studenten terecht kunnen komen, adviseert het auditteam de opleiding toe te werken naar een Engelstalig geschreven verslag en een in de Engelse taal verzorgde presentatie van de uitkomsten.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Hogeschool Utrecht , 1.0 ⏐ 58
Facet 6.2. Onderwijsrendement
Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers
Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Faculteitsniveau Streefcijfers De HU heeft geconstateerd dat het vijfjaarsrendement in de volle breedte bij de hogeschool sneller daalt dan het landelijk gemiddelde (Koers 2012). De hogeschool heeft zich ten doel gesteld het studiesucces van de bacheloropleidingen te verhogen om in 2017 uit te komen op 70%. De faculteit heeft dit vertaald in de volgende streefdoelen voor onderwijsrendement: Door gerichte werving en intakes blijft de uitval tijdens de propedeuse beneden 25%. Dat wil zeggen dat minimaal 75% van de studenten na 2 jaar nog ingeschreven moet zijn; Zo veel mogelijk studenten moeten de propedeuse in één jaar afronden. Voor studenten die dat niet lukt en die geen bindend studieadvies krijgen wordt gestreefd naar afronding van de propedeuse binnen 1,5 jaar. Het rendement van de propedeusefase na 2 jaar komt daarmee op 75%; De gemiddelde studieduur van afstudeerders moet lager zijn dan 4,5 jaar. Uitval in de hoofdfase moet beperkt blijven tot incidentele gevallen. Het diplomarendement na 6 jaar ligt tussen 70 en 75%. Als hoofdfaserendement wordt er een norm van minimaal 93% aangehouden. Dit houdt in dat als 75% van de studenten start met de hoofdfase en hiervan 5% afvalt, er een hoofdfaserendement is van 70/75%=93%. Het auditteam acht bovenstaande doelen realistisch en is van mening dat FNT hiermee de nodige ambitie uitstraalt. Analyse en verbetermaatregelen Het auditteam heeft geconstateerd dat de faculteit jaarlijks de rendementscijfers verzamelt en analyseert. Om bovenstaande streefdoelen te bereiken zijn er diverse rendementsverbeterende activiteiten (programma ‘Ketens’) die zich richten op de verschillende fasen van de studie, onder andere: Instroom: intakegesprekken en aansluitingsprogramma’s; Propedeuse fase: studieloopbaanbegeleiding, opbouwen van binding met de studie; Hoofdfase: voorkomen en wegwerken van vertraging. Zo is er in 2008/2009 en 2009/2010 actie ondernomen met als doel de ‘langstudeerders’ (ruim 300 studenten) naar het diploma te begeleiden. Resultaat tot op heden: 100 studenten hebben hun diploma en 31 studenten zijn definitief afgehaakt. De focus van het programma ‘Ketens’ verschuift nu naar maatregelen ten behoeve van het voorkomen van langstuderen. Ter verbetering van het rendement in de toekomst is het ‘Rendementsverbeterplan FNT’ (2010 en verder) opgesteld. De doelen van dit plan zijn onder te verdelen in lange- en korte termijndoelstellingen. Op de korte termijn zijn dit onder andere: Het vergroten van de uitstroom bij de FNT met 19% gemeten in oktober 2010 (tov de uitstroom in 2000). In absolute aantallen betekent dit 1255 afgestudeerden; Het structureel verlagen van het aantal langstuderenden met minimaal 10%; Het uniformeren van bewezen succesvolle aanpak bij de verschillende clusters; Gezamenlijk (directie, cluster managers, p-coordinatoren, decanen en programmamanagement) nieuwe initiatieven voor rendementsverbetering opstarten, uitvoeren èn meten.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Hogeschool Utrecht , 1.0 ⏐ 59
Opleiding LS Streefcijfers De opleiding hanteert de streefdoelen voor onderwijsrendement zoals die op faculteitsniveau zijn vastgesteld. Uitkomsten De rendementcijfers zijn als volgt: Tabel 1: percentage studenten dat uitvalt na 1 jaar in % Cohort 2004 Cohort 2005 Cohort 2006 Cohort 2007 Cohort 2008 Gemiddelde laatste 5 jaar
Totaal 34% 32% 37% 36% 33% 34%
Voltijd + Duaal 33% 33% 38% 37% 34% 35%
Deeltijd 39% 23% 33% 31% 31% 31%
Voltijd + Duaal 73% 68% 69% 59% 64% 67%
Deeltijd 71% 61% 77% 72% 94% 75%
Voltijd + Duaal 57% 60% 51% 56%
Deeltijd 77% 62% 50% 63%
Voltijd + Duaal 79% 82% 76% 79%
Deeltijd 91% 65% 69% 75%
Tabel 2: Propedeuserendement na twee jaar in % Cohort 2003 Cohort 2004 Cohort 2005 Cohort 2006 Cohort 2007 Gemiddelde laatste 5 jaar
Totaal 73% 67% 70% 60% 66% 67%
Tabel 3a: Totaal rendement na 5 jaar in % Cohort 2002 Cohort 2003 Cohort 2004 Gemiddelde laatste 3 jaar
Totaal 60% 60% 51% 57%
Tabel 3b: Hoofdfase rendement in % Cohort 2002 Cohort 2003 Cohort 2004 Gemiddelde laatste 3 jaar
Totaal 81% 79% 75% 78%
Op basis van de door de opleiding verstrekte gegevens stelt het auditteam vast dat de rendementen over het algemeen in meer of mindere mate achterblijven bij de gestelde streefnormen. De opleiding is zich hiervan bewust en heeft in de afgelopen periode op basis van rendementsanalyses verbeteringen ingevoerd of is voornemens deze in te voeren om met name de studie-uitval in de propedeuse en hoofdfase te beperken.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Hogeschool Utrecht , 1.0 ⏐ 60
Voorbeelden hiervan zijn: invoering van de geheel herziene module VP1H ter verbetering van oriëntatie en selectie. intensivering van de studieloopbaanbegeleiding en scholing van SLB-ers. het stimuleren van langstudeerders om hun diploma te halen. student-mentoraat voor allochtone studenten. de afronding van de curriculumherziening ’de volgende stap’ in het najaar 2010. het voeren van intakegesprekken met een selectie van instromende studenten (zie facet 2.5) en op termijn een meer structurele inbedding daarvan. De opleiding geeft aan dat door het oriënterende karakter van de propedeuse in de voltijd variant de rendementscijfers enigszins zijn ‘vervuild’ . Tussen de 10 – 15 % van de havoabituriënten stapt na het eerste semester over naar de opleidingen Chemistry of omgekeerd, dan wel zet de studie buiten ILC voort, hetgeen van invloed is op het propedeuse- en het uiteindelijke diplomarendement. Het auditteam is van mening dat de groep havisten blijvend bijzondere aandacht van de opleiding behoeven. Het meer structureel voeren van intakegesprekken, zoals nu ingang is gezet, zou volgens het auditteam op dit punt een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan het terugdringen van het uitvalpercentage. De nadrukkelijke aandacht van de opleiding om de rendementen te verbeteren zijn voor het auditteam leidend geweest om dit facet met een voldoende te beoordelen.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Hogeschool Utrecht , 1.0 ⏐ 61
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Hogeschool Utrecht , 1.0 ⏐ 62
6.
OORDEELSCHEMA Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek [voltijd, deeltijd en duaal] Onderwerp
/
Facet
1. Doelstellingen Opleiding 1.1. Domeinspecifieke eisen 1.2. Niveau bachelor 1.3. Oriëntatie hbo
Voltijd V2 G V G
2. Programma 2.1. Eisen hbo 2.2. Relatie tussen doelstellingen en inhoud programma 2.3. Samenhang programma 2.4. Studielast 2.5. Instroom 2.6. Duur 2.7. Afstemming tussen vormgeving en inhoud 2.8. Beoordeling en toetsing
G G G V G V V V
3. Inzet van Personeel 3.1. Eisen hbo 3.2. Kwantiteit personeel 3.3. Kwaliteit personeel 4. Voorzieningen 4.1. Materiële voorzieningen 4.2. Studiebegeleiding 5. Interne Kwaliteitszorg 5.1. Evaluatie resultaten 5.2. Maatregelen tot verbetering 5.3. Betrekken van medewerkers,studenten,alumni en beroepenveld 6. Resultaten 6.1. Gerealiseerd niveau 6.2. Onderwijsrendement Samenvattend oordeel
2
Extra aantekening ‘goed’
3
Extra aantekening ‘goed’ Extra aantekening ‘goed’
4 5 6 7 8 9
Oordeel Deeltijd V3 G V G
V
V V G G V G V V V
V5 G V G
V6
V8
V7 G V G
V9 G V
V11 G G V
V V G G V G V V V
G V G
G V
Duaal V4 G V G
V10 G V
V12 G G V
V
V13 G G V
V
V V
V V V
V V V
V
V
Extra aantekening ‘goed’ Extra aantekening ‘goed’ Extra aantekening ‘goed’ Extra aantekening ‘goed’ Extra aantekening ‘goed’ Extra aantekening ‘goed’
10 11 12 13
Extra aantekening ‘goed’ Extra aantekening ‘goed’ Extra aantekening ‘goed’
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Hogeschool Utrecht , 1.0 ⏐ 63
Derhalve adviseert Hobéon Certificering de NVAO de hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek, verzorgd door de Hogeschool Utrecht, crohonummer 34397, in al haar varianten en locaties te accrediteren.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Hogeschool Utrecht , 1.0 ⏐ 64
7.
BIJLAGEN
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Hogeschool Utrecht , 1.0 ⏐ 65
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Hogeschool Utrecht , 1.0 ⏐ 66
BIJLAGE I PROGRAMMA EN GESPREKSPARTNERS Programma Generieke audit Hogeschool Utrecht Faculteit Natuur en Techniek, 20 april 2010 Naast de IGO opleidingen (BWK, CiT, BtB, MK, ROP, GEO) gaat het ook over de domeinen AS, ICT en engineering (resp. mei en oktober.) Kernteam (beoordeelt de opleiding Bouwkunde en de Faculteit Generiek) : Voorzitter de heer R. van der Herberg, secretaris mevrouw L. Blom, processecretaris mevrouw H. Bleijs, Werkvelddeskundige De heer M. Cohen, Vakdeskundige De heer J. Cauberg, Student de heer B. van der Meer tijd onderdeel Aanwezig FNT Auditteam 8.00 8.10
Ontvangst Auditteam
Kernteam (6 p)
8.10 9.10
Intern overleg (Generiek)
Kernteam
9.10 10.10
Gesprek directie/management FNT + clustermanagers (BE, AS, ICT en Engeneering) Kennismaking Status verschillende rapporten: generiek en opleidingen
10.10 11.10
Gesprek Kwaliteitszorg iig kwal.med. facultair niveau + kwal. Medew. Vanuit elk bachelordomein (BE, AS, ICT en Engeneering)
11.10 11.25 11.25 12.10
Intern overleg auditteam Bespreken mogelijke pending issues Gesprek Examencommissie Medewerker facultair niveau + Afgevaardigde vanuit elk Bachelor domein
12.10 12.25
Rondleiding voorzieningen Bezoek gebouw 1: Oudenoord, Nijenoord 1. Verificatie documenten (ook na afloop ’s avonds) Interne terugkoppeling Afhandelen evt. pending issues Gesprek Lectoraat/Kenniscentrum
12.10 12.25 12.25 13.00 19.0020.00
A. Henken (voorzitter faculteit) J. van Laake (lid faculteits directieteam) A. Slootweg (lid faculteits directie team) D. Blankestijn (clustermanager Engineering) H. Plessius (clustermanager ICT) H. Velsink (clustermanager Gebouwde Omgeving) N. Bovy (clustermanager Life Sciences) G. Schoenmaker (clustermanager Chemistry) M. van Soest (staf) M. de Wolf (Gebouwde omgeving) F. Schouten (MT-lid ILC) G. Boshuizen (ICT) A. Griffioen (Engineering) E. de Rooij en/of Hans den Dikken (programma Ketens, Alumni)
Kernteam
Kernteam
Kernteam M. Verduijn (staf) P. Martens (voorzitter examencommissie IGO) A. ter Avest (lid examencommissie ILC) A.t Moes (voorzitter examencommissie Engineering) F. Hansen (voorzitter examencommissie ICT) L. de Leeuw (student Engineering) Student Gebouwd Omgeving Medewerkers ICT en Mediatheek staan bij.
Kernteam
Deel Kernteam
Nader te bepalen gesprekspartners
Deel Kernteam Kernteam
A. Slootweg N. Verdeyen (Dir. Kenniscentrum T&I)
Deel Kernteam
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Hogeschool Utrecht , 1.0 ⏐ 67
Programma Audit hbo-bachelor opleiding Life Sciences van het Institute for Life Sciences & Chemistry op 25 mei 2010 (middag)
13.15 - 13.45
Rondleiding voorzieningen Life Sciences
Auditteam
13.45 - 14.30 14.30 - 15.15
Voorbespreking Management en coördinatoren
Auditteam Auditteam
Nathalie Bovy Henny de Vos Burchart Henry Beekhuizen Fred Schouten Anja ter Avest Karin van Vliet Marc Teunis
15.15 - 16.00
Studenten [voltijd, duaal] Dina Ismail: Sjoerd Peeters: Dina Ripken: Jeroen Wubs:
15.15 - 16.00
16.00 - 17.00
VL2H VL5M VL6B LL4
Studenten [deeltijd] Vicente Monganga: Sheresma Nazir: Dieke van Rooij: Maarten Werdler:
Auditteam
Auditteam DL5 DL5 DL3 DL3
Docenten (één team voor voltijd-deeltijd-duaal)
Auditteam
17.00 - 17.15 17.15 – 18.15
Grietje Dijkstra Simone Bogaers Ruud Nederstigt Wouter Nijenhuis Ninette Tjoeng Robert Jan Veldman Korte pauze Lectoraat en kenniskring
Auditteam Auditteam
18.15 - 19.00
Marc Teunis Robert Jan Veldman Renate Nawrocki Grietje Dijkstra Raymond Pieters Cyrille Krul Bepaling voorlopig oordeel
Auditteam
19.00 - 19.15
Afsluiting
Auditteam Aanwezigen van de opleiding en andere genodigden
Voorbespreking auditteam - Kennismaking - Definitieve vaststelling programma - Strategisch beleid - Onderwijsontwikkeling - Bijzonder kenmerk - Marktpositie / Instroom - Internationalisering - Uitwerking personeelsbeleid - Relatie beroepenveld - Resultaten / rendementen - Kwaliteitszorg m.n. verbetermaatregelen - Relatie beroepenveld - Ontwikkelingen beroepsdomein - Onderwijsontwikkeling - Bijzonder kenmerk - Samenhang programma - Toetsen en beoordelen - Internationalisering - Scholing - Onderscheid voltijd – deeltijd - Relatie beroepenveld - Ontwikkelingen beroepsdomein - Onderwijsontwikkeling - Bijzonder kenmerk - Samenhang programma - Toetsen en beoordelen - Internationalisering - Scholing - Onderscheid voltijd – deeltijd - Informatievoorziening - Aansluiting vooropleiding / Toelating - Toetsen en beoordelen - Bijzonder kenmerk - Studiebegeleiding (incl. stages) - Studeerbaarheid / Studielast - Materiële voorzieningen - Praktijkcomponent - Afstuderen Interne terugkoppeling, verificatie - Bijzonder kenmerk - Onderzoek - Programma minor - Onderscheidend karakter - Kwaliteit staf - Resultaten
Gelegenheid voor het auditteam om documentatie te verifiëren Voorlopige terugkoppeling bevindingen
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Hogeschool Utrecht , 1.0 ⏐ 68
BIJLAGE II KWANTITATIEVE GEGEVENS VAN DE OPLEIDING Studenten Voltijd/duaal
deeltijd
585
50
2009
215
19
2008
188
16
2007
201
16
2006
199
18
Vooropleiding studenten
mbo-4: 69 (12%)
mbo-4: 26 (52%)
havo: 326 (56%)
havo:
Aantal studenten 2009
Instroom studenten
vwo: 54 (9%) vwo: ho: 37 (6%) ho: 3 (6%) overig: 99 (17%) overig: 21 (42%) Docenten Aantal aan de opleiding verbonden docenten
33
Aantal fte
23,35
Docent – student ratio overall
1: 26,3
Aantal docenten tevens werkzaam in beroepspraktijk
4
Aantal docenten met een master opleiding
9
Aantal docenten met een Phd
13
Aantal fte in kenniskringen 1,8 (10 docenten)
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Hogeschool Utrecht , 1.0 ⏐ 69
Rendementsgegevens Diplomarendement in aanVoltijd/duaal tallen en % aantal %
aantal
%
cohort 2002
81/142
57
20/26
77
cohort 2003
74/123
60
13/21
62
cohort 2004
82/160
51
9/18
50
Propedeuserendement in aantallen en %
aantal
%
cohort 2003
90/123
73
15/21
971
cohort 2004
108/160 68
11/1
61
cohort 2005
125/181 69
10/13
77
cohort 2006
117/199 59
13/18
72
cohort 2007
128/201 64
15/16
94
deeltijd
Voltijd/duaal
deeltijd aantal
%
Contacturen Definitie: Als Contacturen worden aangemerkt de gemiddelde ingeroosterde lesuren per week. De stage en de ingeroosterde zelfstudie zijn buiten beschouwing gebleven.
contacturen
voltijd
Deeltijd
duaal14
1e leerjaar
20
10
20
2e leerjaar
15
10
15
e
3 leerjaar
15
10
4e leerjaar
1515
nvt
14
15
Vanaf het 4e semester zijn er 8 contacturen per week op school plus de dagelijkse begeleiding op de leerwerkplek. Het aantal contacturen in de profileringsruimte is zeer afhankelijk van de keuze die de student hiervoor maakt. Het minoraanbod van de opleiding zelf is vergelijkbaar met het aantal contacturen in het derde jaar.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Hogeschool Utrecht , 1.0 ⏐ 70
BIJLAGE IIIA CURRICULA VITAE AUDITOREN GENERIEKE AUDIT Drs. R.B. van der Herberg De heer Van der Herberg was jarenlang eindverantwoordelijk schoolleider in het voortgezet onderwijs (Minkema College). Hij heeft daar ruime ervaring opgedaan met bestuurlijke verzelfstandiging, fusieprocessen, convenanten en sponsorcontracten tussen vmbo en brancheorganisaties, personeelsbeleid en kwaliteitszorg. Als externe deskundige is hij betrokken bij audits (Platform Bèta Techniek) en visitatieprocessen in het speciaal voortgezet onderwijs en voortgezet onderwijs. Tevens maakte hij deel uit van de Stuurgroep Academische Opleidingsschool, Utrechts Model’. Bij Hobéon zet hij zich sinds 2007 als senior adviseur in bij de accreditatie onderzoeken die worden uitgevoerd in het hoger beroepsonderwijs. Daarnaast adviseert hij het voortgezet onderwijs, o.a. op basis van zijn specifieke kennis van dit type onderwijs. Prof. Ir. J.J.M. Cauberg De heer Cauberg, Emeritus hoogleraar Bouwfysica en Klimaatontwerp, studeerde Technische Natuurkunde aan de TU Delft. Als hoogleraar aan de faculteit Bouwkunde bij de TU hield hij zich bezig met de vraag hoe een comfortabel en functioneel binnenklimaat gerealiseerd kan worden met het ontwerp van de architect als belangrijk uitgangspunt. Zijn onderzoek richtte zich op het ontwikkelen van methodieken, systemen en producten die de architect ondersteunen bij het creëren van een goed binnenklimaat, zoals klimaatintelligente gevels, hoogwaardige isolatiesystemen of klimaatactieve bouwmaterialen. De interactie tussen klimaatontwerp en architectonisch ontwerpproces vormde één van de speerpunten van de leerstoel. Verder hield de heer Cauberg zich bezig met assessment van comfort, waarbij vragen als “Wat zijn precies de definities van comfort?” en “Hoe controleer je of het comfort dat je wilde daadwerkelijk bereikt is?” centraal stonden. Vanaf 1975 is hij algemeen directeur bij Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs BV, waar hij zich bezig houdt met toegepast onderzoek voor instanties zoals Senter Novem en adviseert bij bouwprojecten zoals de universiteitsbibliotheek in Utrecht. De heer Cauberg heeft veel gepubliceerd op zijn vakgebied. M.E. Cohen, architect BNA De heer Cohen studeerde Architectuur aan de TU Delft. Hij heeft diverse functies binnen het vakgebied bekleed. Zo was hij de oprichter, directeur en voornaamste architect bij architectenbureau Cepezed in Delft. Daarnaast treedt hij op als gastspreker bij diverse opleidingen en gelegenheden, zoals de Academie van Bouwkunst in Amsterdam en Groningen, Harvard University in Cambridge, de Katholieke Universiteit in Leuven en tijdens de Steel Construction Day Helsinki. De heer Cohen heeft verschillende prijzen en onderscheidingen op zijn vakgebied verworven, zoals bijvoorbeeld de BNA Kubus in 2008. Thans is hij werkzaam als onafhankelijk energieadviseur en architect. B. van der Meer De heer van der Meer is derdejaars student Bouwkunde aan De Haagse Hogeschool. Hij specialiseert zich richting de uitvoeringskant van de bouw en heeft op dit gebied een half jaar stage gelopen in Curaçao. Drs. L. Blom-van Veen Mevrouw Blom-van Veen is afgestudeerd aan de Vrije Universiteit in Amsterdam (Beleid, Communicatie en Organisatie) en heeft verschillende managementfuncties binnen het bankwezen bekleed. Zo is zij tien jaar als rayondirecteur bij Fortis Bank werkzaam geweest en heeft zij twee jaar als segmentmanager Huis & Hypotheekadvies en als lid van het managementteam bij Rabobank gefunctioneerd. Vanuit haar eigen bedrijf houdt zij zich bezig met organisatieadvies met focus op kwaliteitszorg binnen onder andere het hoger beroepsonderwijs.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Hogeschool Utrecht , 1.0 ⏐ 71
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Hogeschool Utrecht , 1.0 ⏐ 72
BIJLAGE IIIB CURRICULA VITAE EN ONAFHANKELIJKHEIDSVERKLARINGEN AUDITOREN F.M. (Foka) Brouwer Mevrouw Brouwer studeerde andragologie en geschiedenis in Groningen en Amsterdam. Vanaf 1991 werkte zij bij de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen in verschillende beleidsfuncties als staflid voor het College van Bestuur op de gebieden diversiteitsbeleid, kwaliteitszorg en interne dienstverlening. Vanaf 2002 was zij senioradviseur onderwijs en kwaliteit, regisseur voor de interne kwaliteitszorg en de accreditatietrajecten van de opleidingen van De Haagse Hogeschool en adviseur kwaliteitszorg voor het College van Bestuur. Zij was lid van de bestuurlijke werkgroep accreditatie van de HBO-raad. Op dit moment is zij senioradviseur bij de Hobéon Groep, met als aandachtsgebieden kwaliteitszorg & certificering en management consult. Prof.dr. H.P.J. (Hein) te Riele De heer Te Riele heeft zijn doctoraalexamen Scheikunde behaald aan de Rijksuniversiteit Groningen. In 1984 is hij gepromoveerd aan de R.U. Groningen op het proefschrift “Heterospecific transformation in Bacillus subtilis”. Na zijn promotie heeft hij postdoctoraal onderzoek gedaan in het Institut Jacques Monod te Parijs en het Nederlands Kankerinstituut te Amsterdam. Hij is thans werkzaam als stafmedewerker/groepsleider en hoofd van de afdeling Moleculaire Biologie van het Nederlandse Kanker Instituut. Daarnaast is hij bijzonder hoogleraar aan de Vrije Universiteit Amsterdam met als leeropdracht “Genetische instabiliteit en carcinogenese” en lid van de Gezondheidsraad. Dr. Ir. J.P. (Jan-Peter) Nap De heer Nap studeerde Moleculaire Wetenschappen aan de (toenmalige) Landbouwhogeschool Wageningen. In 1987 promoveerde hij op het proefschrift ‘Nodulins in root nodule development’. Sinds 1988 is Jan-Peter in verschillende functies verbonden aan de Universiteit Wageningen. Momenteel is hij senior onderzoeker Applied Bioinformatics, Plant Research International, Plant Sciences Group. Hij is daarnaast sinds 2002 werkzaam als lector bij de Hanzehogeschool Groningen, eerst als lector Bioinformatica (2002-2006), daarna als lector Life Sciences (2006-heden). Tevens is hij als universitair hoofddocent Applied Bioinformatics verbonden aan de Universiteit Groningen. Hij publiceert veelvuldig in internationale vakbladen als BMC Bioinformatics, BMC Genomics en the Plant Journal.
Dr. J. (Jeffrey) Bajramovic De heer Bajramovic studeerde Biologie aan de Universiteit Leiden Universiteit (1994). In 2000 promoveerde hij op het proefschrift ‘The expression of alphaB-crystallin in multiple sclerosis brains: where, when, how and why?’ aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Hij is sinds 2003 werkzaam bij het Biomedical Primate Research Centre te Rijswijk en vanaf 2005 hoofd van de Unit Alternatieven. Hij houdt zich onder meer bezig met onderzoeksprogramma’s naar alternatieven voor dieproeven. Hiervoor was hij werkzaam als onderzoeker bij TNO Leiden (19992000) en bij het Institut Pasteur te Parijs (van 2000 tot 2003). Als gastspreker namens de Stichting Dierproeven houdt hij regelmatig presentaties op scholen en instellingen. Verder is de heer Bajramovic als vrijwilliger verbonden aan MSweb, de website voor multiple sclerose. Hij publiceert veelvuldig in internationale vakbladen als J. Immunology, J. Virology, Glia en FASEB Journal. M. (Mitchell) D. Klees De heer Klees is derdejaarsstudent Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek – Hogeschool Avans te Breda
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Hogeschool Utrecht , 1.0 ⏐ 73
Opmerking [Ht1]:
Mr. T. (Ton) Vis De heer Vis is zelfstandig adviseur op het brede terrein van het onderwijs en scholing. Hij houdt zich bezig met bestuurlijk/organisatorische en juridische vraagstukken, competentieontwikkeling, (inhoudelijke en proces-) begeleiding van projecten en accreditatievraagstukken. In zijn vorige functies was hij coördinerend secretaris hoger onderwijs en later hoofd wetenschappelijke staf, tevens plv. secretaris/ directeur van de Onderwijsraad. Daarnaast vervult hij een aantal nevenfuncties, zoals vice-voorzitter van de Raad van Toezicht van een Zorg en Revalidatiecentrum te Rotterdam, lid van de geschillencommissie WMO en van de Commissie van Beroep van de Besturenraad, voorzitter College van Beroep voor de Examens van de Nederlandse Associatie voor Praktijkexamens en lid van de Nederlandse Vereniging Onderwijsrecht. Verder heeft hij gepubliceerd (o.a. in Thema) over accreditatie in het hoger onderwijs.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Hogeschool Utrecht , 1.0 ⏐ 74
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Hogeschool Utrecht , 1.0 ⏐ 75
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Hogeschool Utrecht , 1.0 ⏐ 76
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Hogeschool Utrecht , 1.0 ⏐ 77
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Hogeschool Utrecht , 1.0 ⏐ 78
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Hogeschool Utrecht , 1.0 ⏐ 79
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Hogeschool Utrecht , 1.0 ⏐ 80
BIJLAGE IV WERKWIJZE, BEOORDELINGSPROCEDURE EN BESLISREGELS HOBÉON Beoordelingsprocedure en werkwijze Bij de beoordeling van de verschillende voltijd-, deeltijd- en duale bacheloropleidingen van de Faculteit Natuur & Techniek (FNT) van de Hogeschool Utrecht is uitgegaan van het door de NVAO vastgestelde “Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs”. Daarin staan de onderwerpen en facetten vermeld, waarop een VBI zich bij de beoordeling van een opleiding moet richten. Voorts zijn daarin opgenomen de criteria aan de hand waarvan een VBI moet bepalen of de basiskwaliteit van die opleiding als voldoende kan worden beoordeeld. De beoordelingsprocedure van Hobéon Certificering kent twee hoofdmomenten: 1 Documentanalyse Het gaat hier om een analyse en beoordeling van door de Faculteit aangeleverde informatie op generiek niveau en van door de opleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek van Hogeschool Utrecht aangeleverde schriftelijke informatie. Kerndocumenten Management Review hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek (april 2010) Onderliggende documentatie Zie Bijlage V Op basis van de door de Faculteit en de opleiding aangeleverde documentatie, heeft het auditteam zich een beeld kunnen vormen van de primaire en secundaire processen op generiek- en opleidingsniveau. Het auditteam heeft dit beeld getoetst aan zaken als: ambitieniveau, toekomstgerichtheid, innovatief vermogen, kwaliteitsbewaking via interne en externe evaluatie, arbeidsmarktrelevantie, resultaatgerichtheid, continuïteit, studenten- en docentenbelangen. Voorafgaand aan de visitatie werd het management van de betreffende opleidingen op de hoogte gesteld van de voorlopige bevindingen van het auditteam op basis van zijn documentanalyse. 2 Audit De audits waren gericht op een actieve ‘controle’ door middel van visitaties16 , op generiek niveau uitgevoerd door een auditteam bestaande uit een kernteam met daarin twee externe onafhankelijke deskundigen, één student van een verwante bacheloropleiding, een voorzitter en een secretaris (+ een processecretaris) vanuit Hobéon Certificering. Voor de audits bij de verschillende opleidingen zijn per opleiding uit het vakgebied afkomstige werkveld- en domeindeskundigen als beoordelaars ingeschakeld. Onder ‘controle’ moet hier worden verstaan, dat het auditteam op verschillende niveaus (faculteitsmanagement, instituutsmanagement, opleidingsmanagement, coördinatie, examencommissie, docenten, studenten, staf) heeft getoetst (i) of de in de documentatie beschreven beleidsvoornemens en de daaraan gerelateerde uitvoeringsprocessen zijn geïmplementeerd en (ii) of de overige in de documentatie vervatte informatie verifieerbaar is. Deze verificatie door het auditteam geschiedde enerzijds door, zoals hierboven reeds is aangegeven, meerdere malen hetzelfde onderwerp met verschillende geledingen te bespreken en anderzijds aan de hand van additionele documentatie en -daar waar het de huisvesting en de materiële voorzieningen betreft- ook door eigen waarneming.
16
De generieke visitatie heeft op 20 april 2010 plaatsgevonden, de opleidingsaudit op 26 mei 2010.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Hogeschool Utrecht , 1.0 ⏐ 81
De additionele, tijdens de visitatie geraadpleegde, documentatie behelsde ondermeer: overzichten van de samenstelling van de werkveld-gremia waarmee de opleidingen overleg voeren; verslagen van die bijeenkomsten met het werkveld; overzicht CV’s van (gast)docenten; verslagen van de functioneringsgesprekken met docenten; verslagen van docentevaluaties; detailbeschrijving van modules, cases en de daaraan gekoppelde opdrachten; stageverslagen en -beoordelingen; de ‘beroepsproducten’ die gedurende de opleiding door studenten worden opgeleverd; de ‘eindproducten’ van studenten. Aldus had het auditteam voldoende instrumenten om zich op gedetailleerd niveau op de hoogte te stellen van inhoud, opzet, uitvoering en resultaten van het opleidingsprogramma en van de daarmee samenhangende personele, organisatorische, materiële en ruimtelijke voorzieningen. Het auditteam heeft op deze wijze alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde facetten beoordeeld, op basis waarvan een samenvattend oordeel per onderwerp werd gegeven. Een en ander werd vastgelegd in een conceptrapport dat aan de opleidingen werd voorgelegd voor een toets op eventuele feitelijke onjuistheden. Beslisregels Volgens de NVAO-Beslisregels Accreditatie kan een onderwerp slechts ‘onvoldoende’ of ‘voldoende’ scoren. Een facet kan evenwel, volgens diezelfde regels, ‘onvoldoende’, ‘voldoende’, ‘goed’ of ‘excellent’ scoren. Met dit als uitgangspunt, heeft Hobéon onderstaande beslisregels toegepast. Onderwerp A. Een onderwerp scoort ‘voldoende’, indien alle facetten van dat onderwerp ten minste ‘voldoende’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ en de overige ten minste ‘voldoende’ hebben gescoord, mits een acceptabel verbeterplan beschikbaar is voor het facet met de score ‘onvoldoende’. B. Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord en voor dit facet geen acceptabel verbeterplan beschikbaar is. C. Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien meer dan één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord, ongeacht of er voor die facetten acceptabele verbeterplannen zijn. Facet D. Binnen de beoordeling van een facet is ruimte voor een eigen afweging van het auditteam: uitvoering/praktijk weegt zwaarder dan beleid/theorie: beter een goed functionerende regeling die slecht is opgeschreven, dan omgekeerd; primaire processen wegen zwaarder dan secundaire.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Hogeschool Utrecht , 1.0 ⏐ 82
Extra aantekening E. Indien voor een onderwerp een hogere score dan ‘voldoende’ gerechtvaardigd is, wordt dat als ‘extra aantekening’ vermeld en wel met inachtneming van onderstaande regels: een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘goed’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘goed’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘voldoende’ en de overige facetten ‘goed’ of ‘excellent’ hebben gescoord;17 een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘excellent’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘excellent’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘goed’ en de overige facetten ‘excellent’ hebben gescoord; een onderwerp krijgt geen extra aantekening, indien één van de facetten van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord.
17
Het NVAO-Accreditatiekader onderscheidt bij onderwerp 2 (“Programma”) acht facetten. Eén ervan betreft de duur van de opleiding. Het daarbij vermelde criterium (240 ECTS) is evenwel geen (kwaliteits)criterium, maar een formele vereiste waaraan het programma van een opleiding a priori moet voldoen, wil zij überhaupt in aanmerking kunnen komen voor een HBO Bachelor accreditatie. ‘Duur’ is derhalve van een andere orde dan bijvoorbeeld- ‘Kwaliteit Personeel’ of ‘Onderwijsrendement’. Bij de beslissing of het onderwerp “Programma” een extra aantekening ‘goed’ dan wel ‘excellent’ verdient, wordt het facet ‘Duur’ dan ook buiten beschouwing gelaten.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Hogeschool Utrecht , 1.0 ⏐ 83
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Hogeschool Utrecht , 1.0 ⏐ 84
BIJLAGE V GERAADPLEEGDE DOCUMENTEN Opleidingsniveau (representatieve selectie van bestudeerde documenten)
Actie- en besluitenlijst MT-ILC ‘08/’09 en ‘09/’10 Blokboeken Boekenlijsten per variant Competentiegericht onderwijs ILC 2008 Concept intakeprocedure hoofdfase voltijd en deeltijd C.V.’s docenten Docentevaluaties, vragenlijst Eindrapportage Nieuw Beleid ILC 2009 FNT Visie op toetsen en beoordelen, 2008 Gastdocent 2008 Handleiding AO ILC Handleiding Stage ILC Handleiding voor SLBers HU OER ‘09/’10 Informatiegids duaal LS Innovatieprojecten ILC 2010 Inventarisatie huidige toetspraktijk ILC, december 2008 Clusterjaarplan Life Sciences 2009 en 2010 Jaarverslag 2009 Life Sciences Lijst met gastdocenten/PNIL Lijst met gastsprekers keuzeblokken en minoren Lijst onderwerpen afstudeerverslagen MTILC vergaderstuk Toetsen en beoordelen Notitie kwaliteitszorgsysteem ILC, mrt 2009 Onderwijs specifieke regelingen OSR ‘09/’10 Overzicht stagebedrijven en contactpersonen Overzicht docentinzet voor CvNT ‘08/’09 Pentekening VP1H herziening Projectdocument curriculumherziening “de volgende stap” Project “de volgende stap”, inhoudelijk overzicht Management review ILC Interne audit 2009 Rapportage interne audit ILC 2009 Verbeterplan n.a.v. Intern Audit ILC 2009 Samenvatting Enquêtes AO en CvT ‘08/’09 Scholingsplan ILC 2010 Selectie van voorbeeld afstudeerverslagen SLO propedeuse en hoofdfase boeken (per variant), SLO kerngroep verslagen Studiegids 2009/2010 Toetsings- en beoordelingsbeleid Faculteit Natuur en Techniek Verslag exitgesprekken Verslagen examenvergadering Hoofdfase LS Verslag SLB propedeuse en hoofdfaseoverleg LS Verslagen BVC bijeenkomsten LS Visie SLO en SLB ILC Voorlichtingspresentatie Kenniscentrum activiteiten Werkbelevingsonderzoek FNT 2009 Werkblad hoofdfase module rendementen SP Werkwijze CvT ILC Zelfevaluatie Lectoraat Innovative Testing
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Hogeschool Utrecht , 1.0 ⏐ 85
Generiek niveau (representatieve selectie van bestudeerde documenten) Management Review 2010; Strategisch Plan FNT 2007-2012 Koers 2012 Strategisch plan van de Hogeschool Utrecht, februari 2007 Kern Onderwijsvisie FNT, december 2006 De HU op weg naar een bewuster beloningsbeleid, maart 2007 Criteria ‘Stepping stones’ L=W=L, FNT HRM beleid 2009-2012 Faculteit Natuur & Techniek, Hogeschool Utrecht, januari 2009 Vernieuwing van de Interne Kwaliteitszorg FNT, maart 2007 Besturing van kwaliteitszorg v 1.1, oktober 2007 Kern Onderwijsvisie FNT, december 2006 BBE, Bachelor of Built Environment, Een toekomstgerichte profielbeschrijving Bachelor of Applied Science, Een competentiegerichte profielbeschrijving Bachelor of ICT, een competentiegerichte profielbeschrijving Profiel van de Bachelor of Engineering, maart 2006 FNT-regeling BVC en CvT 2008-2009, mei 2008 HRM beleid in het kader van Koers 2012, augustus 2008 De HU op weg naar een bewuster beloningsbeleid, maart 2007 Format Bestuurlijke Informatie Voorziening FNT bij MC 2010, november 2009 Koers 2012 Strategisch plan van de Hogeschool Utrecht, februari 2007 HRM beleid 2009-2012 Faculteit Natuur & Techniek, Hogeschool Utrecht, januari 2009 Onderwijsvisie FNT: Wat zijn de gevolgen voor docenten?, september 2007 Jaarplan 2010 Engineering, december 2009 Masterplan huisvesting FNT Kern Onderwijsvisie FNT: De visie op Studie(loopbaan)begeleiding, december 2008 Criteria voor goede studieloopbaanbegeleiding, programma LWL, juli 2009 Projectopdracht koppeling Osiris-SharePoint FNT, maart 2009; Project Initiation Document Osiris-ELO 2 koppeling, mei 2009 Evaluatie en vereenvoudigingsvoorstel interne audit HU, SBV/2007-162/05 Interne audits FNT, Visie op aanpak en werkwijze, januari 2009 Vernieuwing van de Interne Kwaliteitszorg FNT, maart 2007 Besturing van kwaliteitszorg v 1.1, oktober 2007 Analyse HBO-monitor, FNT, september 2008 Analyse STO FNT, mei 2009 Notitie bevorderen respons evaluaties, FNT, januari 2008 Betrokkenheid studenten bij kwaliteitszorg, FNT, maart 2008 Plan van Aanpak FNT-Alumni, augustus 2009 Rendementsplan Studiejaar 2010 en verder, januari 2010
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-bacheloropleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Hogeschool Utrecht , 1.0 ⏐ 86