Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Management in de Zorg deeltijd – voltijd/duaal Haagse Hogeschool
Scheveningseweg 46 2517 KV Den Haag T (070) 30 66 800 F (070) 30 66 870 I www.hobeon.nl E
[email protected]
Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Management in de Zorg deeltijd – voltijd/duaal CROHO nr. 34538 Haagse Hogeschool
Hobéon® Certificering BV december 2007 Auditteam: Dhr. R.B. van der Herberg Dhr. G.J. Stoltenborg Dhr. K. Boonstra Dhr. J. Kedzierski Dhr. R.E.J. van Dijk Secretaris: Mevr. D.P.M. de Koning
INHOUDSOPGAVE 1. 1.1. 1.2. 1.3. 1.4. 1.5. 1.5.1. 1.5.2. 1.5.3. 1.5.4. 1.5.5.
INLEIDING Functie van het rapport Bereik van de beoordeling Karakteristiek van de opleiding Interne audit Aanpak Beoordelingsprocedure en werkwijze Beslisregels Auditteam Deelnemers visitatie Programma visitatie 16 oktober 2007
2.
BEVINDINGEN EN BEOORDELING Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Facet 1.2. Niveau Bachelor Facet 1.3. Oriëntatie HBO Onderwerp 2: Programma Facet 2.1. Eisen HBO Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Facet 2.3. Samenhang Programma Facet 2.4. Studielast Facet 2.5. Instroom Facet 2.6. Duur Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Onderwerp 3: Inzet van Personeel Facet 3.1. Eisen HBO Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Onderwerp 4: Voorzieningen Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Facet 4.2. Studiebegeleiding Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Onderwerp 6: Resultaten Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Facet 6.2. Onderwijsrendement
7 7 7 9 11 12 12 15 17 19 21 23 24 26 29 29 31 33 36 36 38 40 40 42 43 46 46 47
3. 3.1. 3.2.
SAMENVATTEND OORDEEL Oordeelschema HBO bachelor opleiding Management in de Zorg voltijd/duaal en deeltijd Integraal oordeel/ advies aan NVAO
48 48 49
Bijlage I: Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaringen auditoren Bijlage II: Programma visitatie 16 oktober 2007
1 1 1 1 2 3 3 5 6 6 6
1.
INLEIDING
1.1.
Functie van het rapport
Het onderhavige rapport bevat het advies aan de NVAO dat door Hobéon Certificering als Visiterende en Beoordelende Instantie is opgesteld ten behoeve van de accreditatie van de in paragraaf 1.2 genoemde HBO bachelor opleiding.
1.2.
Bereik van de beoordeling
1.2.1. De Haagse Hogeschool, in casu de Academie Bestuur, Recht en Veiligheid, verzorgt de HBO bachelor opleidingen Bestuurskunde/Overheidsmanagement, HBO-rechten, Integrale Veiligheidskunde en Management in de Zorg. Het onderhavige rapport heeft betrekking op:
Management in de Zorg, deeltijd en voltijd/duaal, crohonummer 34538
1.2.2. Hobéon Certificering heeft zijn oordeel over de voltijdse en de deeltijdvariant van de opleiding Management in de Zorg (MiZ) in één rapport samengevat, omdat de varianten gericht zijn op dezelfde eindkwalificaties en binnen één gemeenschappelijk beleids- en uitvoeringskader aangeboden worden. Niettemin wordt in het rapport, daar waar nodig, het onderscheid tussen de varianten zichtbaar gemaakt. De basis voor het onderzoek van Hobéon Certificering werd gevormd door de Management Review van de opleiding Management in de Zorg, voltijd en deeltijd.
1.3.
Karakteristiek van de opleiding
1.3.1. De opleiding MiZ maakt deel uit van de Academie Bestuur, Recht en Veiligheid (BRV) van de Haagse Hogeschool. De reden om de opleiding bij deze academie onder te brengen is, dat er veel raakvlakken zijn met de andere opleidingen. Zo is er verwantschap met de opleiding Bestuurskunde/Overheidsmanagement gezien de politieke en bestuurlijke context waarin de zorg opereert. De raakvlakken met HBO-rechten en Integrale Veiligheidskunde zijn respectievelijk gerelateerd aan de juridisering van het werkveld en het thema veiligheid in de zorg. 1.3.2. Vanuit de Kaderopleiding Gezondheidzorg is met instemming van de minister op landelijke niveau het profiel voor een HBO bachelor ontwikkeld door middel van een neutrale conversie. De opleiding MiZ van de Haagse Hogeschool heeft haar eigen visie op het beroep van manager in zorg en dienstverlening beschreven en vanuit deze visie in de competentiebeschrijving en programmering specifieke accenten gelegd. In het onderwijsprogramma ligt een zwaar accent op het in de beroepspraktijk verwerven van beroepscompetenties (zie facet 1.1.). 1.3.3. De opleiding kent een deeltijd- en een voltijd/duale opleidingsvariant. De deeltijdopleiding is gestart in september 2005; de voltijd/duale opleiding in 2006. De voltijd/duale variant is als volgt opgebouwd: Gedurende de eerste twee studiejaren volgen de studenten voltijdonderwijs over 5 dagen per week. Dit is een combinatie van contacttijd en zelfstudie met een gemiddelde van 36 uur per week. “Zie de reflector 2007, de hoofdrapportage, bijlage 1”. Na deze 2 jaar gaat men over naar het duale deel van de studie. Tijdens deze 2 jaar vervullen de studenten een door de opleiding gevalideerde relevante functie. Daarnaast hebben zij 1 dag per week contactonderwijs met de daaraan gekoppelde zelfstudie.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Haagse Hogeschool 1
Dat houdt overigens niet per definitie in dat je in het tweede jaar op zoek moet naar een baan. Bij MiZ kun je ook besluiten je eigen onderneming te starten en daar de laatste twee jaar van de opleiding aan te wijden. In dat geval begin je in het klein, met een soort mini-onderneming die je in de loop van de opleiding uitbouwt tot je een serieus bedrijf. De docenten en de deskundigen uit het werkveld begeleiden je daarbij. Je kunt volop pionieren en gebruik maken van de contacten van de Haagse Hogeschool. Als je afstudeert, heb je een lopend bedrijf. 1.3.4. Zomer 2007 bedroeg het totaal aantal studenten 84, waarvan 46 deeltijdstudenten en 38 duale studenten. De opleiding streeft ernaar om binnen twee jaar 200 studenten te hebben. De opleiding heeft een formatie van 7 fte, verdeeld over 11 personen. De docent-student ratio bedraagt 1:12 (zie facet 3.2). 1.3.5. Bij de indeling van studenten in de propedeuse is rekening gehouden met de instroom. Studenten kunnen verschillende routes kiezen (zie facet 2.5). 1.3.6. De opleiding hanteert als uitgangspunt, dat het curriculum van een bacheloropleiding een omvang moet kennen van 240 studiepunten. In de eindfase van de opleiding dienen studenten 45 studiepunten te verwerven door keuzeonderwijseenheden en/of minors te volgen. Minoren kunnen zowel binnen als buiten de Academie voor Bestuur, Recht en Veiligheid en buiten de hogeschool worden gevolgd. Voor vrije minoren moeten zij toestemming vragen bij de Examencommissie van de opleiding (zie facet 2.2.). 1.3.7. Er zijn tien opleidingen Management in de Zorg in Nederland, waarvan alleen Avans / Fontys Limburg een voltijdse /duale opleiding aanbiedt. De deeltijdopleiding staat qua studentenaantallen op de vierde plaats. De Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN), Avans Hogeschool en Hogeschool Utrecht staan op respectievelijk de eerste, tweede en derde plaats. Zowel landelijk als in de Randstad heeft de opleiding de meeste studenten in de duale opleiding. Deze positie wil zij behouden. Met de deeltijdopleiding wil zij binnen twee jaar op de derde plaats komen. De opleiding MiZ van de HHS profileert zich als een opleiding voor ‘studenten met pit’ en wil zich onderscheiden door haar onderwijsvisie.
1.4.
Interne audit
In maart 2006 heeft ter voorbereiding op de accreditatie een interne audit plaatsgevonden. De uitkomsten van deze audit stemden niet tot tevredenheid: slechts vier van de 21 items zijn met een voldoende beoordeeld. Het feit, dat er veel onvoldoendes zijn gevallen bij de beoordeling, wil echter niet zeggen dat de opleiding onvoldoende gekwalificeerde beroepsbeoefenaars aflevert of dat het onderwijs beneden de maat is. Het geeft met name aan, dat de opleiding er niet in slaagt de buitenstaander te overtuigen van de blijvende kwaliteit van de opleiding. Het auditteam schetste in haar rapport het beeld van een startende opleiding waar hard gewerkt wordt aan het uitvoeren en ontwikkelen van onderwijs, maar waar de uitvoering nog onvoldoende zichtbaar is ingebed in de beleidscyclus met toetsbare streefdoelen. Het betreft o.a. borging van de contacten met het werkveld en het beroepenveld, een allround toetsbeleid ontwikkelen op basis van het hogeschoolbreed vastgelegde toetsingskader, gericht onderzoek verrichten onder afgestudeerden en hun werkgevers om het hbo-niveau te borgen, meer aandacht voor de gewenste competenties van de MiZ docenten, in kaart brengen van de studiebelemmerende factoren voor de doorstroom, aandacht schenken aan de wijze van beoordeling van de afstudeeropdracht zodat deze alle eindkwalificaties behelst.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Haagse Hogeschool 2
De Management Review en de uitkomst van de audit geven aan dat de opleiding met de resultaten van de interne audit aan de slag is gegaan. In november 2007 heeft de opleiding in een integraal verbeterplan voor 2007-2008 een uitwerking gegeven van de intensivering van de relaties met het werkveld, de internationalisering, scholing en professionalisering en het kwaliteitsmanagement. Ook is aandacht besteed aan het minorenbeleid en de wijze waarop de opleiding omgaat met het verschil in instroomniveau tussen havisten en mbo-ers. Deze onderwerpen zijn behandeld in termen van Huidige situatie, Kritisch commentaar, Gewenste situatie, Actiepunten, Al gerealiseerde acties, Producten en Planning. Hiermee wordt een weergave gegeven van de meest actuele stand van zaken.
1.5.
Aanpak
1.5.1.
Beoordelingsprocedure en werkwijze
Bij de beoordeling van de betreffende opleidingsvarianten is uitgegaan van het door de NVAO vastgestelde “Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs”. Daarin staan de onderwerpen en facetten vermeld waarop een VBI zich bij de beoordeling van een opleiding moet richten. Voorts zijn daarin opgenomen de criteria aan de hand waarvan een VBI moet bepalen of de basiskwaliteit van die opleiding als voldoende kan worden beoordeeld. Voorafgaand aan het accreditatieonderzoek heeft Hobéon Certificering de opleiding voorbereid op de audit door een inhoudelijke toelichting te geven op het NVAO-accreditatiekader. Met betrekking tot het specifieke referentiekader van de betreffende opleidingsvarianten geldt het volgende: De opleidingen deeltijd en voltijd/duaal van MiZ hebben zich voor wat betreft beroepsprofiel, opleidingscompetenties en doelstelling ten minste gebaseerd op het landelijk beroepsprofiel en de opleidingscompetenties zoals vastgesteld in het landelijk overleg tussen de betreffende opleidingen en het beroepenveld (Zie onder facet 1.1.: “Domeinspecifieke Eisen”). Het auditteam heeft dit opleidingsspecifieke referentiekader beoordeeld en vastgesteld dat het in voldoende mate gespecificeerd is en passend is voor een Management in de Zorg opleiding op Hbo-niveau. Het auditteam heeft dit kader in zijn beoordeling betrokken. Zie voorts onder facet 1.1. De beoordelingsprocedure van Hobéon Certificering kent twee hoofdmomenten: Documentanalyse Het gaat hier om een analyse en beoordeling van door de opleiding Management in de Zorg aangeleverde schriftelijke informatie: Management Review ; Catalogus / Studiegids 2007-2008; Onderwijs- en Examen Reglement – OER; Visitatierapport ‘Met zorg Bewogen’ – 1 januari 2002 Onderliggende documentatie betrekking hebbend op bijvoorbeeld: strategische keuzen en de positie in de markt, interne organisatie, de (systematiek van) interne kwaliteitszorg en de daarmee samenhangende interne managementrapportages en verbetermaatregelen, ontwikkelingen in het beroepenveld, beroeps- en opleidingsprofielen,
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Haagse Hogeschool 3
(validatie) eindkwalificaties, curricula en de interne en externe evaluatie daarvan, werkvormen, toetsing en beoordeling, kwantitatief en kwalitatief personeelsbeleid, internationalisering, instroombeleid, studiebegeleiding, onderwijsrendement.
Op basis van de door de opleiding aangeleverde documentatie, heeft het auditteam zich een beeld kunnen vormen van de primaire en secundaire processen van de deeltijd- en voltijd/duaalopleidingen van MiZ. Het auditteam heeft dit beeld getoetst aan zaken als: ambitieniveau, toekomstgerichtheid, innovatief vermogen, kwaliteitsbewaking via interne en externe evaluatie, arbeidsmarktrelevantie, resultaatgerichtheid, continuïteit, studenten- en docentenbelangen. Voorafgaand aan de visitatie (zie hieronder) werd het management van de betreffende opleiding(-en) op de hoogte gesteld van de voorlopige bevindingen van het auditteam op basis van zijn documentanalyse. Audit De audit was gericht op een actieve ‘controle’ door middel van een visitatie1, uitgevoerd door een auditteam waarvan deel uitmaakten meerdere externe onafhankelijke deskundigen op het gebied van het vak Management in de Zorg en het werkveld, één student, één lead auditor, één auditor ‘onderwijs’ vanuit Hobéon Certificering en één secretaris, eveneens vanuit Hobéon Certificering. Onder ‘controle’ moet hier worden verstaan, dat het auditteam op verschillende niveaus (management, coördinatie, examencommissie, docenten, studenten, staf) heeft getoetst (i) of de in de documentatie beschreven beleidsvoornemens en de daaraan gerelateerde uitvoeringsprocessen zijn geïmplementeerd en (ii) of de overige in de documentatie vervatte informatie verifieerbaar is. Deze verificatie door het auditteam geschiedde enerzijds door, zoals hierboven reeds is aangegeven, meerdere malen hetzelfde onderwerp met verschillende geledingen te bespreken en anderzijds aan de hand van additionele documentatie en -daar waar het de huisvesting en de materiële voorzieningen betreft- ook door eigen waarneming. De additionele, tijdens de visitatie en na de visitatie geraadpleegde, documentatie behelsde ondermeer: overzichten van de samenstelling van de werkveld-gremia waarmee de opleiding overleg voert; jaarverslag examencie 2006-2007 integraal verbeterplan 2007-2008, waarin een uitwerking van de relaties met het werkveld, de internationalisering, scholing en professionalisering en het kwaliteitsmanagement, november 2007 een notitie over de wijze waarop de opleiding omgaat met het verschil in instroomniveau tussen havisten en mbo-ers een notitie over het minorenbeleid, november 2007 de eisen aan de werkplek zoals die academiebreed zijn vastgesteld de werkwijze en samenstelling van de opleidingscommissie, november 2007 verslagen van die bijeenkomsten met het werkveld; overzicht Cv’s van (gast)docenten; netwerkoverzicht docenten; 1
Visitatie heeft op 16 oktober 2007 plaatsgevonden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Haagse Hogeschool 4
verslagen van de functioneringsgesprekken met docenten; verslagen van docentevaluaties; verslagen van studievoortganggesprekken met studenten; detailbeschrijving van modules, cases en de daaraan gekoppelde opdrachten; stageverslagen en -beoordelingen; de ‘beroepsproducten’ die gedurende de opleiding door studenten worden opgeleverd; de ‘eindproducten’ van studenten.
Aldus had het auditteam voldoende instrumenten om zich op gedetailleerd niveau op de hoogte te stellen van inhoud, opzet, uitvoering en resultaten van het opleidingsprogramma/de opleidingsprogramma’s en van de daarmee samenhangende personele, organisatorische, materiële en ruimtelijke voorzieningen. Het auditteam heeft op deze wijze alle in het NVAO-accreditatiekader vermelde facetten beoordeeld, op basis waarvan een samenvattend oordeel per onderwerp werd gegeven. Een en ander werd vastgelegd in een conceptrapport dat aan de opleiding(-en) werd voorgelegd voor een toets op eventuele feitelijke onjuistheden. Het voorliggend rapport is de weergave van het oordeel van het auditteam met daarbij de gronden waarop dat oordeel is gebaseerd.
1.5.2.
Beslisregels
Volgens de NVAO-Beslisregels Accreditatie kan een onderwerp slechts ‘onvoldoende’ of ‘voldoende’ scoren. Een facet kan evenwel, volgens diezelfde regels, ‘onvoldoende’, ‘voldoende’, ‘goed’ of ‘excellent’ scoren. Met dit als uitgangspunt, heeft Hobéon onderstaande beslisregels toegepast. Onderwerp A. Een onderwerp scoort ‘voldoende’, indien alle facetten van dat onderwerp ten minste ‘voldoende’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ en de overige ten minste ‘voldoende’ hebben gescoord, mits een acceptabel verbeterplan beschikbaar is voor het facet met de score ‘onvoldoende’. B.
Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord en voor dit facet geen acceptabel verbeterplan beschikbaar is.
C.
Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien meer dan één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord, ongeacht of er voor die facetten acceptabele verbeterplannen zijn.
Facet D. Binnen de beoordeling van een facet is ruimte voor een eigen afweging van het auditteam: uitvoering/praktijk weegt zwaarder dan beleid/theorie: beter een goed functionerende regeling die slecht is opgeschreven, dan omgekeerd; primaire processen wegen zwaarder dan secundaire. Extra aantekening E.
Indien voor een onderwerp een hogere score dan ‘voldoende’ gerechtvaardigd is, wordt dat als ‘extra aantekening’ vermeld en wel met inachtneming van onderstaande regels:
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Haagse Hogeschool 5
1.5.3.
een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘goed’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘goed’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘voldoende’ en de overige facetten ‘goed’ of ‘excellent’ hebben gescoord;2 een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘excellent’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘excellent’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘goed’ en de overige facetten ‘excellent’ hebben gescoord; een onderwerp krijgt geen extra aantekening, indien één van de facetten van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord.
Auditteam
Het auditteam was als volgt samengesteld: Voorzitter: Leden:
Secretaris:
Dhr. R.B. van der Herberg Dhr. G.J. Stoltenborg – auditor onderwijs Dhr. K. Boonstra – vak- en werkvelddeskundige Dhr. J.Th. Kedzierski – werkvelddeskundige Dhr. R.E.J. van Dijk – student Mevr. D.P.M. de Koning
Bij het samenstellen van het auditteam heeft Hobéon Certificering er zorg voor gedragen, dat de voor de beoordeling van de opleiding Management in de Zorg noodzakelijke expertise aanwezig is. Expertise met betrekking tot de onderwijskundige aspecten (i.c. het primaire proces, de ondersteunende processen en de organisatorische context) en expertise met betrekking tot de inhoudelijke aspecten (i.c. het programma in relatie tot het specifieke domein). De vak en werkvelddeskundigen de heren Kedzierski en Boonstra hebben zich in hun beoordeling met name gericht op de kwaliteit, actualiteit en relevantie van (i) het richtinggevend domeinspecifieke kader, (ii) de eindkwalificaties, (iii) de programma-inhoud en (iv) de interactie tussen opleiding en werkveld. Bovendien hebben zij de kwaliteit van het personeel en het gerealiseerde niveau beoordeeld. Tevens hebben zij zich op grond van hun ervaring en positie in het werkveld een goed zicht op de eisen die vanuit de verschillende deelgebieden in het werkveld gesteld worden aan professionals. De deskundige ‘onderwijs’ heeft zich vooral gericht op de kwaliteit van de processen die direct en indirect de uitvoering van het programma raken. De heer Stoltenborg heeft in zijn vorige en huidige functie een aanmerkelijke ervaring opgebouwd die hem in staat stelt de programmaopbouw, het onderwijsproces en de organisatorische context waarbinnen de uitvoering plaatsvindt, te beoordelen in het perspectief van de eisen die aan Hbo-opleidingen gesteld worden. Voor de curricula vitae: zie Bijlage I.
1.5.4.
Deelnemers visitatie
Het auditteam heeft tijdens de visitatie gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers vanuit de verschillende geledingen van de opleiding(en): management, coördinatoren, docenten, studenten en staf. Voor een volledig overzicht van de deelnemers aan de visitatie: zie Bijlage II.
1.5.5.
Programma visitatie 16 oktober 2007
Zie Bijlage II. 2
Het NVAO-accreditatiekader onderscheidt bij onderwerp 2 (“Programma”) acht facetten. Eén ervan betreft de duur van de opleiding. Het daarbij vermelde criterium (240 ECTS) is evenwel geen (kwaliteit)criterium, maar een formele vereiste waaraan het programma van een opleiding a priori moet voldoen, wil zij überhaupt in aanmerking kunnen komen voor een HBO Bachelor accreditatie. ‘Duur’ is derhalve van een andere orde dan -bijvoorbeeld- ‘Kwaliteit Personeel’ of ‘Onderwijsrendement’. Bij de beslissing of het onderwerp “Programma” een extra aantekening ‘goed’ dan wel ‘excellent’ verdient, wordt het facet ‘Duur’ dan ook buiten beschouwing gelaten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Haagse Hogeschool 6
2.
BEVINDINGEN EN BEOORDELING
Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Dit onderwerp kent drie facetten: 1. domeinspecifieke eisen; 2. niveau bachelor; 3. oriëntatie HBO.
Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Criterium Het facet ‘Domeinspecifieke Eisen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk)?
Bevindingen 1.1.1. De basis voor de eindkwalificaties van de opleiding wordt gevormd door het landelijk overeengekomen competentieprofiel ‘Beroepsprofiel en landelijke opleidingskwalificaties Bachelor in de zorg en dienstverlening’. Dit profiel is, in samenspraak tussen alle opleidingen MiZ, opgesteld door het landelijk overleg van opleiding voor Kader in de zorg (LOK) en gevalideerd door het beroepenveld. 1.1.2. Het competentieprofiel van de opleiding MiZ van de Haagse Hogeschool bestaat uit 18 competenties en dekt de competenties van het landelijk profiel en de Dublin Descriptoren. De opleiding heeft besloten om drie competenties toe te voegen aan het landelijk opleidingsprofiel. De focus ligt hierbij op innovatie en ondernemen, e-Zorg en gezondheidsrecht: de manager in de zorg betrekt in zijn denken en handelen recht in het algemeen en gezondheidsrecht in het bijzonder; kansen en mogelijkheden van E-zorg oplossing worden optimaal en effectief ingezet in werkprocessen; de manager in de zorg initieert en leidt innovaties en heeft een ondernemende houding. 1.1.3. De opleiding heeft de achttien competenties in een beroepscontext geplaatst, waarbij ze type situaties schetst die van toepassing zijn op de competentie. Vervolgens heeft ze managementrollen geformuleerd die aansluiten op de competenties. Bij de opleiding trainen studenten die verschillende managementrollen steeds vanuit een ander perspectief waarbij het accent wordt gelegd op ‘de rollen in relatie met de omgeving’, ‘ondernemerschap’ en ‘persoonlijk leiderschap’. Daarnaast zijn de achttien competenties door middel van handelings- en productcriteria vertaald naar specifieke beroepstaken en –activiteiten met de daarbij horende beroepsproducten. 1.1.4. De afgestudeerde MiZ-er kan aan de slag als manager, beleidsmaker of adviseur bij een zorginstelling of een bedrijf dat opereert in de sector Zorg, maar kan ook een eigen bedrijf oprichten. 1.1.5. De eigen inkleuring van de landelijke eindkwalificaties van de opleiding is gevalideerd door het regionale werkveld. De opleiding heeft in 2004 en 2005 diverse werkveldbijeenkomsten georganiseerd. De opleiding heeft in een ‘Actieplan projectgroep werkveld’ haar ideeën beschreven hoe zij haar contacten met het werkveld wenst te onderhouden. Zij denkt hierbij aan het interviewen van de direct leidinggevenden van studenten en het organiseren van denktanks. 1.1.6. In het beroepsprofiel komen geen internationale ontwikkelingen tot uitdrukking. Hoewel landelijk op de agenda, is daar tot op heden geen onderzoek naar gedaan. De opleiding geeft in een SWOT-analyse aan dat zij te weinig aandacht besteedt aan internationalisering.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Haagse Hogeschool 7
De meeste studenten komen na hun afstuderen terecht binnen Nederlandse zorginstellingen waar een internationale component veelal een beperkte rol speelt. Toch heeft de opleiding besloten lid te zijn van het ‘netwerk internationalisering’ van de Haagse Hogeschool. Verder is ook binnen MiZ een projectgroep internationalisering samengesteld. Een van de activiteiten van deze projectgroep is het in kaart brengen van de doelen en mogelijkheden die er zijn op het terrein van internationalisering. Hiermee is een start gemaakt. In juni 2007 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen de projectgroep en de teamleider over de ambities voor de komende periode. De activiteiten op korte termijn zijn onder andere dat de docenten van MiZ de internationale ontwikkelingen op hun vakgebied bijhouden en uitdragen aan de studenten. De docenten worden hiervan op de hoogte gebracht tijdens het teamoverleg. De activiteiten op de lange termijn (binnen nu en twee jaar) zijn in ieder geval het opbouwen van een netwerk met het buitenland (onderwijsinhoudelijk, beroepsinhoudelijk), het ontwikkelen van een Engelstalige variant van de MiZ en het ontwikkelen en uitvoeren van een uitwisselingsprogramma (van studenten HHS die in het buitenland willen studeren en/of werken en buitenlandse studenten die aan de HHS MiZ willen studeren). De projectgroep internationalisering gaat de komende tijd verder aan de slag met de uitwerking van de activiteiten. Verder krijgen de docenten MiZ in 2007 een opleiding in de Engelse taal aangeboden. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de opleiding heeft een goede beschrijving van het beroepsbeeld en de koppeling met de eindkwalificaties en het curriculum zijn gebaseerd op en tot stand gekomen in samenspraak met collega-instellingen en het beroepenveld; de rol van het (regionale) werkveld bij de vakinhoud wordt door de opleiding verder aangepakt, eerste stappen daartoe heeft de opleiding inmiddels gezet.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Haagse Hogeschool 8
Facet 1.2. Niveau Bachelor Criterium Het facet ‘Niveau Bachelor’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor?
Bevindingen Het auditteam heeft de eindkwalificaties van de opleiding geanalyseerd om te bepalen of deze kwalificaties beantwoorden aan het niveau ‘bachelor’ zoals weergegeven in de zogeheten Dublin Descriptoren. In de Dublin Descriptoren worden de onderstaande vijf dimensies onderscheiden, bij elk waarvan hieronder een beschrijving wordt gegeven in relatie tot de respectieve eindkwalificaties. Het auditteam heeft vastgesteld dat de opleiding MiZ met betrekking tot het opleidingsprofiel aansluiting heeft gezocht met de Dublin Descriptoren. De achttien competenties zijn in een matrix gezet waarin de Dublin Descriptoren, de inhoudsindicatoren en de niveau-indicatoren met elkaar vergeleken worden (‘Handreiking voor het ontwikkelen, begeleiden en assessen van de Opleidingscompetenties Management in de Zorg, 13 juni 2007’). Als voorbeeld geven wij hieronder de uitwerking van competentie 16: kansen en mogelijkheden van e-Zorg oplossing worden optimaal en effectief ingezet in werkprocessen. Dublin Descriptoren Kennis en inzicht op de vakgebieden: - ICT in de zorg
Inhoudsindicatoren De manager is methodisch, resultaatgericht en besluitvaardig rond e-Zorg:
Niveau-indicatoren Handboeken op gespecialiseerd niveau voor zover beschikbaar Laatste ontwikkelingen
Toepassing kennis en inzicht op de vermelde vakgebieden
Plannen: • informatieplan voor de zorgtaken onder zijn beheer; • een onderbouwd programma van eisen voor een ICT oplossing; • een implementatie plan; • kwaliteitsplan. De manager kan behoeften vaststellen en ICT oplossingen kunnen vaststellen. De manager kan de implementatie van een ICT oplossing plannen en aansturen. Communicatietechnieken Gesprekken, vergaderen Mondeling, schriftelijk Studievaardigheden Van sturing naar zelfsturing Zelfsturende aanpak
Professioneel niveau Opstellen en verdiepen van argumentaties Oplossen van problemen Kansen en mogelijkheden van ezorg oplossing worden optimaal en effectief ingezet in werkprocessen. Gegevens verzamelen en interpreteren Sociaal-maatschappelijke, wetenschappelijke en ethische afwegingen Oordeel vormen Met specialisten Met niet-specialisten
Oordeelsvorming
Communicatie
Leervaardigheden
Bachelor/Masterniveau zelfsturing
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Haagse Hogeschool 9
Samenvattend is het auditteam van oordeel, dat de opleiding er in is geslaagd in haar eindkwalificaties elke dimensie van de Dublin Descriptoren een herkenbare plaats te geven. Positief is het auditteam over het feit dat studenten tijdens de audit niet alleen wisten dat zij tijdens de opleiding ‘competenties’ verwierven maar konden zij het auditteam ook vertellen welke Dublin Descriptor aan welke competentie gekoppeld was en wat de descriptor behelst. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: de eindkwalificaties van de opleiding bevatten alle elementen waar de Dublin Descriptoren betrekking op hebben en wel met een bereik en diepgang die overeenkomen met het niveau waar de Dublin Descriptoren naar verwijzen; ook studenten gaven blijk van parate kennis wat betreft de koppeling van competenties en Dublin Descriptor.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Haagse Hogeschool 10
Facet 1.3. Oriëntatie HBO Criteria Het facet ‘Oriëntatie HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de eindkwalificaties van de opleiding mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties? Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor de betreffende opleiding vereist of dienstig is?
Bevindingen “Oriëntatie HBO” kent twee dimensies. Hoger onderwijs enerzijds, beroepsonderwijs anderzijds. Hoger Onderwijs 1.3.1. Het beroepsprofiel en de daarmee samenhangende eindkwalificaties van de opleiding Management in de Zorg beschrijven een hoog niveau van beroepsuitoefening (zie onder facet 1.1.) en sluiten aantoonbaar aan (zie onder facet 1.2.) bij de beschrijving van het bachelor niveau in de Dublin Descriptoren. Daarmee is aangegeven dat de opleiding gerekend kan worden tot het hoger onderwijs. De wijze waarop de opleiding de Dublin Descriptoren heeft uitgewerkt en in het programma heeft opgenomen, beoordeelde het auditteam reeds als voldoende (zie daarvoor facet 1.2). Beroepsonderwijs 1.3.2. De eindkwalificaties van de opleiding Management in de Zorg (zowel de landelijk overeengekomen kwalificaties als de eigen inkleuring van het profiel) zijn geformuleerd in termen van competenties die aantoonbaar (zie 1.1) in samenspraak met het beroepenveld zijn opgesteld en door dat beroepenveld zijn gevalideerd. Daarmee is op het niveau van opleidingsdoelstellingen de oriëntatie op het voor de communicatieprofessional relevante werkveld geborgd. 1.3.3. Voor het overige blijkt de ‘Oriëntatie HBO’ ook uit het programma van de deeltijd en voltijd/duale variant. Zie daarvoor de bevindingen onder facet 2.1. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de varianten als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de opleiding heeft de competenties direct ontleend aan de door het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofiel; in de van dit beroepsprofiel afgeleide opleidingsspecifieke kwalificaties en competenties wordt ook het niveau van de beginnende beroepsbeoefenaar geformuleerd.
SAMENVATTEND OORDEEL “DOELSTELLINGEN OPLEIDING”: VOLDOENDE Het auditteam beoordeelt het onderwerp ”Doelstellingen Opleiding” voor de opleidingsvarianten als voldoende gelet op de volgende observatie: de opleiding heeft voldoende zicht op de ontwikkelingen in beroepspraktijk en zij heeft dit inzicht wat bereik en diepgang naar opleidingsdoelstellingen (en naar programmaonderdelen).
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Haagse Hogeschool 11
Onderwerp 2: Programma Dit onderwerp kent acht facetten: 1.eisen hbo; 2. relatie tussen doelstellingen en inhoud; 3. samenhang programma; 4. studielast; 5. instroom; 6. duur; 7. afstemming tussen vormgeving en inhoud; 8. beoordeling en toetsing.
Facet 2.1. Eisen HBO Criteria Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Vindt kennisontwikkeling van studenten plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontwikkeld studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek? Heeft het programma aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline? Waarborgt het programma de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft het aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk?
Bevindingen 2.1.1. Het opleidingsprogramma van MiZ is volledig gebaseerd op de praktijk en alles wat daar mee samenhangt. Reële beroepsvraagstukken vormen de rode draad van het studieprogramma en zijn verwerkt in integrale projectopdrachten die tot stand komen in nauwe samenwerking met het werkveld. Ze behandelen op een manier levensechte manier alle domeinen in de Zorg, zodat de student werkelijk van alle markten thuis raakt. Academiebreed zijn er convenanten met werkgevers en met uitzendorganisaties om mogelijke stageplekken en leerwerkplekken van studenten te garanderen. Tijdens de audit zijn hiervan voorbeelden besproken met het auditteam. De opleiding wil de student met elk domein binnen management in de zorg kennis laten maken. De opdrachten die studenten tijdens de kennismaking uitvoeren moeten zij zelf zoeken. De opleiding checkt deze opdrachten op hbo-niveau. Aan deze opdrachten/projecten worden specifieke eisen gesteld. Met deze eisen in het achterhoofd zoekt de student dan een werkplek/organisatie waar de opdracht kan worden uitgevoerd. Voor de deeltijdvariant geldt dat de werkgever van de student er voor tekent dat de student een geregistreerd aantal uren per week kan besteedt aan het verwerven van bepaalde competentie (werkgeversverklaring). Tijdens de audit wordt aangegeven dat studenten vaak in het tweede studiejaar al coördinerende taken op hun werkplek hebben. Dat het programma veel openingen naar de beroepspraktijk biedt, wordt onderschreven door de Haagse Hogeschool. De opleiding Management in de Zorg won tijdens het Haagse Bachelorfestival de eerste prijs in de categorie onderwijsvernieuwing als veranderproces voor het nieuwe onderwijsconcept: leren is pas interessant als het studieprogramma draait om werken aan complexe beroepsproblemen. De jury prees het team vanwege de talenten als ideeontwikkelaars, de manier waarop er werd samengewerkt en het concept waarmee ‘’de buitenwereld’’ naar binnen werd gehaald. Uit de blokevaluaties blijkt, dat de meeste studenten positief zijn over de praktijkgerichtheid van het onderwijs. Zo worden onder meer de praktijkgerichtheid van de cursus ‘’beleidsplan schrijven’’, de training ‘’netwerken en de projecten manager in de zorg’’ en ‘’beleving in de zorg’’ genoemd. Onderdelen die verbetering behoeven, zijn onder meer de cursus projectmanagement, e-Zorg en project DVD.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Haagse Hogeschool 12
2.1.2. Voor de deeltijdvariant geldt, dat de studenten werkzaam zijn in een voor een toekomstige MiZ’er relevante functie. Vanaf het derde jaar moeten de duale studenten in het beroepenveld actief zijn. De eigen beroepspraktijk biedt de student voldoende handvatten om te werken aan de door hem of haar gekozen competenties. Andersom kan de student verworven kennis en vaardigheden meteen in de praktijk brengen bij de organisatie waar hij of zij werkt. Voor een goede uitvoering van de praktijkopdrachten is het belangrijk dat de student over alle relevante informatie kan beschikken. Daarom is het noodzakelijk dat de direct leidinggevende van de student hem of haar ondersteunt bij het starten van de opleiding en bereid is hem of haar inzage te geven in de financiële, beleidsmatige en organisatorische gegevens van de instelling. Het heeft de voorkeur van de opleiding, als een student al een functie met coördinerende taken heeft bij aanvang van de opleiding. Een goede verhouding in de driehoek werkplek/student/opleiding vindt de opleiding als voorwaarde zo belangrijk dat zij hierop toetst tijdens de intakeprocedure. Samenvattend concludeert het auditteam dat de opleiding op deze wijze voldoende mogelijkheden creëert voor de student om zichzelf te scholen (en geschoold te worden) in interactie met de beroepspraktijk. 2.1.3. Actuele ontwikkelingen binnen het zorg- en dienstverleningsdomein vinden hun weg in het programma op verschillende wijzen. De opleiding heeft o.a. een ‘’Wikipedia voor de zorg’’ ontwikkeld, waardoor zij op innovatieve wijze verbindingen kan maken tussen het onderwijs en actuele ontwikkelingen in de zorg. Het lectoraat ITS onderhoudt de Wikipedia. 2.1.4. Het opleidingsprogramma is (en wordt) ontwikkeld en uitgevoerd door docenten met een sterke relatie met het beroepenveld. Vier docenten werken in de zorg en vier docenten hebben in deze sector gewerkt. Docenten houden zich op de hoogte van actuele ontwikkelingen door middel van nieuwsbrieven, vakliteratuur, magazines en symposia. Elke docent heeft ten minste één (al dan niet betaalde) nevenfunctie in of gerelateerd aan de gezondheidszorg. Bij nevenfuncties kan worden gedacht aan een raad van toezicht of bestuur van een zorgorganisatie, maar ook bijvoorbeeld aan vrijwilligerswerk in een verzorgingstehuis. Wanneer de docent geen nevenfunctie heeft en kan krijgen, dan regelt hij of zij een stage in de gezondheidszorg. 2.1.5 Uit de door het auditteam bestudeerde documentatie blijkt, dat het studieprogramma van de varianten zich kenmerkt door een doorlopende leerlijn. Via de stages en de afstudeeropdracht komen de voltijd- en deeltijdstudenten in aanraking met de zorgsector. Gedurende de stage binnen een ‘zorgomgeving’ ontwikkelen studenten hun vaardigheden en passen hun kennis toe in de praktijk. Dit leidt tot een hoge mate van integratie van kennis, vaardigheden en houding. De relatie van de opleiding met de beroepspraktijk, zo blijkt uit de documentatie, realiseert de opleiding bijvoorbeeld op de volgende wijze. Het studieprogramma wordt grotendeels vormgegeven vanuit actuele beroepsproblemen in de zorgsector. In de propedeuse wordt, waar mogelijk, gebruik gemaakt van casuïstiek. Naarmate de opleiding vordert, worden beroepsproblemen in de zorgsector ook in andere vormen gepresenteerd, bijvoorbeeld als opdrachten. De beroepsproblemen waar de student mee geconfronteerd wordt, sluiten zoveel mogelijk aan bij actuele ontwikkelingen. Door middel van het inzetten van gastdocenten worden eveneens actuele MiZ onderwerpen en MiZ thema’s in het beroepenveld in de opleiding gebracht. 2.1.6. De opleiding hanteert een aanbevolen literatuurlijst. Deze lijst wordt een aantal malen per jaar bijgesteld. Het kiezen van eigen literatuurbronnen, zeker in de hoofdfase, wordt door de opleiding zeer gestimuleerd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Haagse Hogeschool 13
De door de opleiding gebruikte literatuur is door het auditteam bestudeerd op de aspecten relevantie, actualiteit, mate van werkvelddekking en hbo-niveau. Geconstateerd is dat de literatuur voldoende relevant en van hbo-niveau is. Er is weinig gebruik gemaakt van Engelstalige literatuur. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: het programma van de opleiding biedt via de (binnen- en buitenschoolse component van) casuïstiek en de stages aan de student mogelijkheden om zich te ontwikkelen in interactie met het MiZ beroepenveld; de interactie tussen het binnenschools programma en de stage-/leerwerkplaats is voldoende geregeld en gestructureerd via de afspraken tussen de opleiding, de student en het stage-/werkbiedende organisatie; de opleiding schakelt gedurende het hele programma systematisch en frequent gastdocenten uit de beroepspraktijk in.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Haagse Hogeschool 14
Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Criteria Het facet ‘Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Is het programma een adequate concretisering van de eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen? Zijn de eindkwalificaties adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma? Biedt de inhoud van het programma studenten de mogelijkheid de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken?
Bevindingen Onderwijsvisie 2.2.1. Per studiejaar 2007/2008 hanteert de opleiding Management in de Zorg (MiZ) het zelfgestuurd competentiegericht onderwijs als studiemethode. Alle eerstejaars studenten (duaal en deeltijd) zullen voortaan volgens deze methode de MiZ-studie volgen. Competentiegericht betekent dat competenties van een manager in de zorg uitgangspunten en doelen zijn van de opleiding. Studenten worden geacht bij beëindiging van hun studie achttien competenties te hebben ontwikkeld die benodigd zijn om als manager in de zorg optimaal te kunnen functioneren. Zelfgestuurd betekent dat de student zelf bepaalt hoe en wanneer hij of zij die competenties ontwikkelt. Hierbij kan de student gebruik maken van het MiZ cursus-, training- en projectaanbod, maar dat hoeft niet. Binnen het curriculum zijn er uitgebreide keuzemogelijkheden en mogelijkheden voor individueel maatwerk. De student is zelf verantwoordelijk voor het invulling geven aan zijn/haar individuele leerroute maar krijgt hierbij wel intensieve (individuele) begeleiding. Tijdens assessments dient de student te bewijzen dat hij de competenties daadwerkelijk beheerst. 2.2.2. De propedeuse van de voltijdse/deeltijd variant is (nog) een vast programma; het 1e half jaar van het tweede studiejaar ook. Na een aantal weken wordt gekeken waar de kwalificaties van de student liggen zodat na ±20 weken helder is waar verdieping en/of verbreding nodig is. De student kan bepaalde competenties al tijdens de studie beheersen op eindniveau. Hij of zij kan er dan voor kiezen om zich verder te verdiepen, maar in principe kan er dan ‘’een kruisje op de competentiekaart’’. De student houdt dus zelf bij hoe ver hij of zij is wat betreft het bereiken van de set competenties. 2.2.3. Het zelfsturende model heeft als onderligger een nominaal programma. Het auditteam heeft de programmabeschrijving van de opleiding geanalyseerd en daarbij ook de deelbeschrijvingen van de onderwijsblokken en modulen betrokken. 2.2.4. Het opleidingsprogramma is een uitwerking van de competenties van de opleiding. In de aanwezige competentiematrix worden de eenheden per studiejaar aangegeven. De competenties die ontwikkeld worden per project, cursus en training worden beschreven in de studentenhandleidingen. In termen van oriëntatie en domeinspecifieke eisen bestrijkt het totaal aan projecten, cursussen en trainingen alle eindkwalificaties. De studiehandleidingen bevatten een voldoende gedetailleerde uitwerking van competenties en HBO-kernkwalificaties die de MiZ opleiding in het studiemateriaal heeft uitgewerkt. Dit geldt zowel voor de voltijd- als voor de deeltijdvariant van de opleiding. Studenten worden in de opleiding uitgedaagd de competenties te benoemen als onderdeel van het eigen studieprogramma: zij managen als het ware hun eigen opleiding en worden geacht zelfsturend te zijn, waarbij de docent de rol van begeleider/coach heeft.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Haagse Hogeschool 15
2.2.5. Het auditteam constateert, dat de MiZ opleiding de competenties in voldoende mate heeft uitgewerkt en op programmaniveau op zodanig wijze heeft uitgewerkt, dat het voor het auditteam mogelijk was zich een beeld te vormen van de inhoud van de varianten van de MiZ opleiding en van de eisen die de opleiding stelt aan de afgestudeerden. Daarnaast constateert het auditteam op basis van de documentatie, in het bijzonder de inhoud van het curriculum, dat de opleiding de competenties en de hiervan afgeleide doelstellingen voldoende helder vertaald zijn naar de inhoud van de opleiding en dat zij daarbij ook het didactisch concept (zie hierna) helder heeft uitgewerkt. Inhoud en vormgeving van de afzonderlijke studieonderdelen bieden de student de gelegenheid om de vereiste deelcompetenties te verwerven, zoals geformuleerd in de notities ‘Beroepscompetenties van de HBO GGZ-Verpleegkundige’ en ‘Jij maakt het verschil…’. De wijze waarop de Curriculumcommissie vervolgens de studieonderdelen in een in complexiteit opklimmende reeks in het totale programma plaatst, maakt het de student mogelijk de in het landelijk profiel geformuleerde competenties te verwerven. 2.2.6. De opleiding bestaat uit een major en een minor deel. Binnen de major (75% van de opleiding) leren studenten de vaardigheden en competenties toe te passen die typerend zijn voor het vakgebied van MiZ. De overige 25% besteden studenten aan de minor waarin ze zelf kiezen voor onderwijs waarmee ze kennis verdiepen of verbreden. De volgende minoren worden door de opleiding MiZ aangeboden: innovatie en ondernemen; e-Zorg; gezondheidsrecht. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: de opleiding in het studieprogramma op een voldoende inzichtelijke wijze de leerdoelen vaststelt die aantoonbaar zijn afgeleid van de competenties welke op landelijk niveau zijn vastgesteld; de leerdoelen hebben het bereik en het niveau overeenkomstig het bereik en het niveau van de competenties; de leerdoelen en opdrachten nemen in complexiteit toe om tenslotte in de afstudeerfase het hboniveau te bereiken.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Haagse Hogeschool 16
Facet 2.3. Samenhang Programma Criterium Het facet ‘Samenhang Programma’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het studieprogramma inhoudelijk samenhangend?
Bevindingen De voor de opleiding geldende generieke HBO-competenties en specifieke beroepscompetenties zijn, zoals het auditteam reeds eerder heeft aangegeven, aantoonbaar ontleend aan het landelijk vastgestelde competentieprofiel en gevalideerd door het werkveld. De eisen die aan de beroepsbeoefenaars worden gesteld, staan daarin beschreven in een onderling samenhangende set competenties. 2.3.1. Het propedeuse programma heeft een oriënterend en selecterend karakter gericht op: het kennismaken met en ontwikkelen van studievaardigheden voor zelfgestuurd competentiegericht onderwijs; het kennismaken met en ontwikkelen van opleidingscompetenties voor de manager in de zorg; het oriënteren op de verschillende zorgdomeinen; het beslissen over de geschiktheid en motivatie voor het beroep en de studie. Binnen de propedeuse is er een vaststaand programma. Daarna, in de hoofdfase, zijn onderwijsonderdelen flexibel in te delen over de verschillende blokken van het studiejaar. Opdrachten kunnen in willekeurige volgorde worden uitgevoerd. Bovendien tellen eerder verworven competenties, mits relevant, altijd mee. De opleiding merkt wel op dat een student zich niet ‘zo maar’ door het studieprogramma kan bewegen: de studieloopbaanbegeleider heeft hierbij een belangrijk stem. De student overlegt nauw met de begeleider wat betreft de route door het studieprogramma. 2.3.2. Studenten hebben de mogelijkheid om hun eigen leerroute te bepalen. Dit houdt in, dat zij zelf door middel van het nominale programma keuzes maken over de invulling van hun eigen studieprogramma, zowel voor de volgorde als voor onderwijsactiviteiten. De samenhang van hun eigen onderwijstraject moet blijken uit hun persoonlijk ontwikkelingsplan (POP), dat ze samen met de begeleider opstellen. Praktijkopdrachten 2.3.3. De opdrachten zijn zo opgezet dat de student de ruimte krijgt zoveel mogelijk zelf op onderzoek uit te gaan. De praktijkopdrachten sturen als het ware het leerproces en worden individueel of in teams uitgevoerd. In het eerste opleidingsjaar bevatten de opdrachtomschrijvingen nog relatief veel informatie en begeleiden de docenten waar nodig. Naarmate de opleiding vordert, formuleert de student de opdrachten meer en meer zelfstandig en in overleg met de werkgever. De docent evalueert en beoordeelt uiteindelijk slechts nog. Zo loopt de moeilijkheidsgraad van de opleiding op van zelfstandig leren naar zelfverantwoordelijk leren. 2.3.4. Om de samenhang van het programma te handhaven worden na elk semester bijeenkomsten gehouden, waarin de docenten eventuele knelpunten in dat semester en de samenhang met de andere semesters kunnen signaleren en voorstellen kunnen doen ter verbetering. 2.3.5. Het studieprogramma van de opleiding MiZ is ontwikkeld vanuit de beroepsvaardigheden waardoor het binnen- en buitenschools programma van de opleiding op elkaar aansluiten. Bestudering door het auditteam van het curriculum laat zien dat de verticale samenhang voldoende geborgd is waarbij sprake is van een over de jaren toenemende complexiteit. Ook heeft de opleiding de competenties per opleidingsjaar concreet uitgewerkt waarbij sprake is van een steeds complexer niveau.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Haagse Hogeschool 17
De curriculumopbouw, waarbij onderwerpen/thema’s en opdrachten op een telkens hoger niveau van abstractie en complexiteit terugkomen, bepaalt mede de samenhang van het studieprogramma. 2.3.6. De propedeuse van de opleiding MiZ is gericht op een algemene studie-introductie, een oriëntatie op het beroep van de MiZ’er en op een oriëntatie op de vakgebieden management en zorg. De student doet voldoende theoretische kennis op om tot de tweede fase van de studie toegelaten te worden. Naarmate de student in zijn studie vordert, krijgt deze steeds meer overzicht van het vakgebied en verbindt dit overzicht met een steeds duidelijker inzicht in het MiZ-beroep. Het tweede studiejaar van de opleiding is meer verdiepend en verbredend. In de derde fase van de opleiding (derde en vierde studiejaar) functioneert de student steeds vaker op tactisch niveau. De ontwikkeling van de student is dan met name gericht op het voldoen aan de eisen die vanuit de beroepspraktijk aan hem/haar worden gesteld. De stages richten zich met name op de verschillende beroepsrollen en bieden studenten ook ruimte om zich op meer zorgcategorieën te oriënteren. Daarmee is het programma concentrisch opgebouwd: onderwerpen keren telkens terug, waarbij sprake is van een toenemende complexiteit. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de relatie tussen de verschillende studieonderdelen is voldoende duidelijk beschreven en afleidbaar uit het curriculum; de concentrische opbouw, waarbij leerdoelen en opdrachten telkens in een toenemende mate van complexiteit terugkomen, maakt de verticale samenhang duidelijk; het studieprogramma voor de twee varianten is zo longitudinaal opgebouwd dat studenten zich steeds meer kennis en vaardigheden eigen maken.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Haagse Hogeschool 18
Facet 2.4. Studielast Criterium Het facet ‘Studielast’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het programma studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren, zoveel mogelijk worden weggenomen?
Bevindingen 2.4.1. In de catalogus / studiegids staat per onderdeel aangegeven wat de te verwachten gemiddelde studieintensiteit per cursus, training en project is. Elke cursus, training, project en/of (werk)opdracht kent een aantal studiebelastingsuren. De projecten beslaan, gemiddeld 112 studie-uren. Voor de cursussen en trainingen geldt een gemiddelde van 56 studie-uren per onderdeel. Dit is het aantal uren dat de student per desbetreffende activiteit investeert om de gestelde leerdoelen optimaal te behalen (contacturen, huiswerk e.d.). De studiebelastingsuren dienen als hulpmiddel voor de totale studieplanning van de student, maar zijn niet, zoals in het traditionele onderwijs, gekoppeld aan studiepunten. 2.4.2. De studentcontacttijd voor cursussen, trainingen en projecten bedraagt minimaal vijftien uur per week voor de voltijd/duale student en acht uur per week voor de deeltijdstudent. Het aantal begeleidingsuren bedraagt drie à vijf uur per week voor de voltijd/duale student. Voor de deeltijd student bedraagt het aantal begeleidingsuren 2 uur per week. 2.4.3. Bij het opstellen van het persoonlijk ontwikkelingsplan (POP) en werkplan kan de student aan de hand van de studiebelastingsuren een realistische planning maken. De studieloopbaanbegeleider helpt de student bij het opstellen van het persoonlijk ontwikkelingsplan en het uitstippelen van de bijbehorende leerroute. Naarmate de opleiding vordert, neemt de begeleiding af en de persoonlijke coaching toe. Het auditteam onderstreept deze zienswijze waarbij de student steeds meer verantwoordelijkheid krijgt tijdens de studie voor het vormgeven van het studietraject. 2.4.4. De waardering van de studielast is in Questback gemeten. Qua tijdsbesteding zijn studenten minder tijd kwijt dan is genormeerd. Op hogeschoolniveau zijn voorafgaand aan de audit ‘foto’s’ van de studielastmeting gemaakt. Tijdens de audit is gebleken dat er sprake is van een behoorlijk hoge studielast. Valt dit in de propedeuse nog mee, zo geven studenten aan, nadien neemt de studielast toe: zo hebben studenten aangegeven dat de studielast tijdens bepaalde perioden erg hoog was. Reden voor de opleiding om met bepaalde studieonderdelen te schuiven binnen het programma. Het aantal uren studie per week van voltijd- en deeltijdstudenten is hoog: deeltijdstudenten studeren 20 tot 30 uur per week. Naast 8 uur colleges. Voltijders besteden vaak meer dan 30 uur per week aan de studie; 40 uur per week studeren is geen uitzondering. 2.4.5.Het auditteam heeft tijdens de audit expliciet aandacht besteed aan de studieloopbaanbegeleiding. De opleiding geeft aan dat de wenselijkheid van deze studieloopbaanbegeleiding voortkomt uit de inhoud van de studie MiZ: De inhoud speelt weliswaar een belangrijke rol maar voor een deel is het accent binnen de opleiding verschoven naar de competenties van de aanstaande MiZ’er. Het sturen, monitoren en toetsen van competentieontwikkeling vereist een systeem van begeleiding dat het niveau van de afzonderlijke MiZstudieonderdelen overstijgt. In 2.3 hebben we reeds gewezen op de toenemende verantwoordelijkheid van de student voor studie en leren naarmate deze in de studie vordert. De zelfsturendheid is een belangrijke vereiste voor het goed functioneren in de MiZ-beroepspraktijk. Door een intensievere relatie tussen de student en de opleiding, waarbij de student verantwoordt wat deze kan en specifieke interesses kenbaar maakt en de loopbaanbegeleider feedback geeft en adviseert, signaleren student en opleiding sneller op welke onderdelen meer afstemming noodzakelijk is.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Haagse Hogeschool 19
2.4.6. Propedeusestudenten worden extra begeleid: dit geldt voor zowel de voltijd- als de deeltijdstudenten. Hen wordt een studieloopbaanbegeleider toegewezen die de student met name tijdens de eerste fase van de studie adviseert over onderwerpen als planning van de studie, wijze van studeren, toetsing, etc. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de opleiding is op de hoogte is van de studielast/studiebelasting die studenten ervaren en neemt, als daartoe aanleiding bestaat, adequate maatregelen; de studiegids biedt studenten voldoende zicht op hetgeen van hen gedurende de studie wat vakinhoud en wat vaardigheden betreft verwacht wordt; de opleiding biedt propedeusestudenten extra ondersteuning hetgeen studieuitval en/of vertraging voorkomt.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Haagse Hogeschool 20
Facet 2.5. Instroom Criterium Het facet ‘Instroom’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluit het programma qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek?
Bevindingen 2.5.1. De onderwijs- en examenregeling bevat de instroomeisen van de opleiding. Als voorwaarde voor toelating moet een aspirant student minimaal een havo, vwo of mbo (niveau 4) diploma hebben. De deeltijdopleiding Management in de Zorg heeft verzwaarde toelatingseisen. Voorwaarde voor toelating tot een deeltijdopleiding is dat de student: toelaatbaar is wat betreft de vooropleiding; werkzaam is in een relevante functie en minimaal twee jaar leidinggevende werkervaring heeft. 2.5.2. Studenten die 21 jaar of ouder zijn en niet voldoen aan bovengenoemde eisen, kunnen voor vrijstelling van de vooropleidingseis in aanmerking komen. De regels van de Haagse Hogeschool voor het toelatingsonderzoek staan op de website vermeld. Specifiek voor de opleiding MiZ is dat in het onderzoek tevens de vakken economie en maatschappijleer opgenomen zijn. 2.5.3 Aan het begin van het studiejaar wordt door alle nieuwe eerste jaarsstudenten de instaptoets Nederlands gemaakt. Als deze toets onvoldoende is gemaakt, krijgt de student de mogelijkheid via een hogeschoolbreed programma ondersteunende lessen Nederlands te volgen en deze af te ronden met een toets. Het succesvol afsluiten van deze toets is een voorwaarde voor het behalen van de propedeuse. Het inschrijven voor en volgen van de lessen Ondersteunend Onderwijs Nederlands valt onder de verantwoordelijkheid van de student. 2.5.4. De opleiding geeft aan dat gedurende de eerste weken van het propedeuse programma er expliciet en uitgebreid aandacht wordt geschonken aan de wijze waarop studenten moeten leren leren waarbij de opleiding de verschillen met het leren in het voortgezet onderwijs benadrukt. Voor deeltijdstudenten geldt dat hun verwachtingen wat betreft het HBO-onderwijs tijdens de eerste periode van de propedeuse besproken worden. In de propedeuse van de opleiding is aandacht voor de overgang naar de wijze van leren in het hbo en specifiek het competentiegericht onderwijs. De Haagse Hogeschool onderneemt een groot aantal activiteiten om de instroom te bevorderen. In 1998 is er door vier hogescholen en vier Roc’s een convenant gesloten om de doorstroming van het mbo naar het hbo te bevorderen. Alle Roc’s en hogescholen in de regio Haaglanden-Rijnstreek hebben zich bij dit platform aangesloten. De opleiding merkt op dat de instroom erg divers is maar dat de focus ligt op mbo-ers. Waar nodig krijgen deze groep instromers ondersteuningscolleges. Wat havisten betreft geeft de opleiding aan dat men aan deze groep instromers meer aandacht wil besteden: zowel wat vergroting van de instroom van de groep havisten betreft als wat door doorstroming door het onderwijsprogramma betreft. 2.5.5. MiZ deeltijd is een flexibele opleiding. De student kan instromen op het bij hem of haar carrière passende moment. Heeft de student bepaalde competenties eerder verworven, dan is het mogelijk om de vierjarige opleiding te verkorten en in het tweede of derde jaar in te stromen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Haagse Hogeschool 21
2.5.6. In het eerste kwartaal van het eerste studiejaar wordt via de EVC-procedure het instapniveau van de student bepaald. Eerder verworven kennis en ervaring worden beoordeeld aan de hand van de vastgestelde opleidingscriteria. Vervolgens wordt samen met een begeleider de individuele leerroute opgesteld. De duur van de studie is dus individueel bepaald. Ook de voltijd/duale student heeft de mogelijkheid om aan het begin van de studie mee te doen aan een EVC assessment. De voltijd/duale student levert dan ook een portfolio in met relevante producten om aan te tonen dat er al (gedeeltes) van competenties eerder zijn behaald. 2.5.7. Doorstroom: de opleiding Bestuurskunde/Overheidsmanagement (BO) heeft met de Universiteit van Leiden een doorstroomprogramma ontwikkeld waarmee studenten, na het behalen van hun BO-bachelor, zonder vertraging kunnen starten met het eenjarige wo-masterprogramma Bestuurskunde in Leiden. Met Leiden worden thans afspraken gemaakt over de condities waaronder dit doorstroomprogramma per september 2007 tevens open kan worden gesteld voor talentvolle studenten MiZ. Voorlichting / Werving 2.5.8. Jaarlijks verzorgt de opleiding vier open dagen, waarbij zij bouwt op de open dagen van de Haagse Hogeschool. Per september 2007 zullen de middelbare scholen en mbo’s uit de regio worden bezocht om studenten kennis te laten maken met de opleiding MiZ. Ook zullen er, speciaal voor deeltijdstudenten, advertenties worden geplaatst in de personeelsbladen, gespecialiseerd in de zorg. Ten slotte heeft de opleiding een informatiefilm gemaakt welke verspreid wordt op scholen en voorlichtingsbijeenkomsten. Tijdens de audit is gebleken dat de opleiding er naar streeft om in de regio een sterke positionering te realiseren, o.a. door vergroting van de naamsbekendheid. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de opleiding voldoende inzicht heeft in de beginsituatie van de studentenpopulatie waardoor de opleiding in staat is een opleidingsprogramma aan te bieden dat aansluit bij deze beginsituatie; uit gesprekken tijdens de audit is gebleken dat studenten tevreden zijn over de aansluiting tussen hun vooropleiding en de opleiding.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Haagse Hogeschool 22
Facet 2.6. Duur Criterium Het facet ‘Duur’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium:3 Voldoet de opleiding aan de formele eis (240 ECTS) m.b.t. de omvang van het curriculum van een HBO bachelor opleiding?
Bevindingen Het totaal aantal studiepunten van zowel de deeltijdopleiding MiZ als de voltijdse opleiding MiZ bedraagt 240 ECT’s. Daarmee voldoen de varianten van de MiZ-opleiding aan de formele, kwantitatieve eis die aan hbo bachelor opleidingen wordt gesteld. Oordeel: voldoende Het auditteam heeft geconstateerd, dat de varianten een omvang hebben van 240 ECT’s, reden dit facet voor de varianten als voldoende te kwalificeren.
3
In feite gaat het hier niet om een criterium, maar om een formele vereiste. Zie de voetnoot bij beslisregel E.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Haagse Hogeschool 23
Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Criteria Het facet ‘Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAOcriteria: Is het didactisch concept in lijn met de doelstellingen? Sluiten de werkvormen aan bij het didactisch concept?
Bevindingen 2.7.1. De opleiding MiZ heeft op 9 februari 2007 de keuze gemaakt om de gehele opleiding op zelfgestuurde competentiegerichte wijze vorm te geven. Deze onderwijsvisie is uitgewerkt vanuit vier onderdelen: competenties, assessment, begeleiding en de student. Met deze keuze kan de opleiding MiZ aansluiten op de individuele student en op de ambities zoals deze door de Haagse Hogeschool geformuleerd zijn in de Haagse bachelor. Vraagstukken uit het beroep zijn steeds het uitgangspunt van de leeractiviteiten. Dit komt vooral tot uiting in de verschillende type opdrachten. Op deze wijze leert de student beroepskennis, beroepsvaardigheden en beroepshouding te integreren tot beroepscompetenties. Uit de documentatie blijkt dat: de opleiding beschikt over een voldoende binding heeft met de beroepspraktijk; vernieuwingen in het MiZ beroep en de MiZ praktijk snel hun weg vinden in het curriculum; in toenemende mate sprake is van zelfsturing van het leerproces door de student. De opleiding heeft in de documentatie op een heldere wijze uiteengezet: de rollen en de competenties, de opbouw van het studieprogramma, de verschillende studiewijzers alsmede de toetsing en evaluatie van de verschillende studieonderdelen. Tijdens de stages/werkperioden en gedurende het afstudeerproject oriënteren studenten zich en krijgen zij de gelegenheid zich te ontwikkelen binnen een professionele organisatie. Een op competentieverwerving gericht curriculum is richtinggevend voor de didactische vormgeving van de opleiding, waarbij de student gaandeweg leert beroepskennis, beroepsvaardigheden en beroepshouding te integreren tot beroepscompetenties. Dit komt goed tot uiting in het programma, dat voorziet in werkvormen met behulp waarvan de kennisverwerving, het aanleren en verwerven van beroepsgerelateerde technieken en attitudes in een praktijkcontext waaronder stages. 2.7.2. Uitgangspunt voor de opleiding is dat studenten de beroepsvaardigheden verwerven in de praktijk. Om te bewijzen dat de student een competentie verworven heeft, is het vaak noodzakelijk dat dit in de praktijk getoetst wordt. Waar het binnen de onderwijsinstelling zelf vooral gaat om het leren van onderdelen en voorbereiden van competenties via het oefenen door simulaties van de beroepspraktijk, kan de echte beroepscompetentie pas in de beroepspraktijk in zijn geheel ontwikkeld en getoond worden. Het opleidingsprogramma is volledig gericht op het competentieleren wat betekent dat de studenten ‘de bekwaamheid ontwikkelen die nodig is om een bepaald beroepsprobleem op te lossen’. Daar zijn vier ingrediënten voor nodig die samen de ‘integrale leerlijn’ vormen: 1. praktische kennis (een stappenplan); 2. vaardigheid (het maken van een besluitenlijst); 3. theoretische kennis (verantwoording van de oplossing) en 4. houding (omgaan met leidinggevende en uitvoerende werkeenheden). Door de studenten structureel te laten werken aan reële beroepsproblemen in de vorm van praktijkopdrachten, gecombineerd met de bijbehorende theorie, trainen zij alle onderdelen als een geheel.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Haagse Hogeschool 24
2.7.3. Rugzak met benodigdheden: belangrijk onderdeel van de vernieuwende MiZ-lesmethode is de virtuele rugzak, gevuld met allerlei zaken die de student tijdens de vier opleidingsjaren nodig heeft. Die rugzak krijgt de student direct bij aanvang van de opleiding en bevat een hoeveelheid geld, tijd van deskundigen, een eigen plek op Blackboard (een onderdeel van het studentenintranet van de Haagse Hogeschool), deelname aan cursussen en workshops en zaken als lesmaterialen en syllabi. De student bepaalt zelf wanneer hij of zij wat gebruikt. MiZ maakt gebruikt van alle mogelijke werkvormen, maar net wat het best past bij het onderwerp, de student of de opdracht. Studenten zullen veelal op projectbasis werken, alleen of met een groep medestudenten. In de projectopdrachten krijgt de theorie een praktische vertaling. Het projectonderwijs bevordert het samenwerken en doet een groter beroep op zelfstandigheid. De opdrachten in de propedeuse zijn kleiner en minder complex dan projecten en bereiden voor op het projectonderwijs. De deeltijd studenten krijgen opdrachten met als uiteindelijk doel: de relatie tussen werken en leren te leren leggen. Studenten kunnen cursussen volgen of workshops, op school of elders, afhankelijk van hun ‘budget’. Ze zullen veel opdrachten doen voor instellingen en bedrijven en samenwerken met de deskundigen uit het werkveld. In sommige gevallen zal de student hun diensten moeten inkopen met het budget uit zijn of haar rugzak. Als de student een bedrijf wilt starten, kan hij of zij bijvoorbeeld het advies nodig hebben van een accountant of van een bijzondere specialist. 2.7.4. De implementatie van de onderwijsvisie (zelfsturend competentiegericht onderwijs) heeft onder studenten onrust veroorzaakt. Een aantal heeft in evaluatie te kennen gegeven dat niet altijd duidelijk was wat er gedaan moest worden. De organisatie van het onderwijsprogramma liet volgens sommigen te wensen. Naar aanleiding van de uitkomsten van Questback en de hierboven beschreven onrust over de implementatie is een aantal verbeterpunten opgesteld. Deze zijn opgenomen in een plan van aanpak dat in 2007-2008 zal worden ingevoerd. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: het didactisch concept van de opleiding is in de programmaonderdelen ontleend aan de doelstellingen van de opleiding waarin het verwerven van algemene en beroepsspecifieke competenties centraal staat; het didactisch concept kenmerkt zich door een beroepsgerichte oriëntatie die tot uiting komt in de competentiegerichtheid van het studieprogramma.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Haagse Hogeschool 25
Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Criterium Het facet ‘Beoordeling en Toetsing’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt door de beoordelingen, toetsingen en examens adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd?
Bevindingen 2.8.1. De toetsvisie van de academie is gebaseerd op de onderwijsvisie, zoals die beschreven is in het document van de Haagse Hogeschool ‘De geïnspireerde student’ en is door de opleiding uitgewerkt in de toetsvisie van de opleiding MiZ. 2.8.2. In de toetsvisie staan de twee vormen van toetsing beschreven: formatieve en summatieve toetsing. De beoordeling van opdrachten en producten van cursussen, trainingen en projecten is formatief. De student ontvangt feedback ten aanzien van zijn voortgang, maar aan de beoordeling zijn geen formele consequenties verbonden. Formatieve toetsing is de feedback voor het POP en de producten worden opgenomen in het portfolio in het kader van de ontwikkeling van de competenties. Daarmee beoordeelt de student zelf zijn ontwikkeling. Wel vindt er een nabespreking met de docent plaats. Onder summatieve toetsing verstaat de opleiding de assessments. Bij een assessment wordt getoetst of de student competenties heeft ontwikkeld. Het resultaat hiervan heeft wel invloed op de studievoortgang. In de assessments worden de moeilijkheidsgraad, complexiteit van een andere omgeving en het buitenschools leren getoetst. Aan de hand van cases kan de student laten zien dat hij of zij de competenties in diverse situaties beheerst. 2.8.3. De opleiding onderscheidt drie soorten assessments: het EVC-assessment, het Propedeuse assessment en het Eindassessment. Aan deze assessments kunnen zowel deeltijd als voltijd/duale studenten deelnemen. Hieronder lichten wij de verschillende vormen kort toe. EVC-procedure In blok één vindt een EVC-procedure plaats. Via deze procedure wordt nagegaan of de student in voorafgaande opleidingen of werk al bepaalde competenties heeft ontwikkeld. Hiervoor wordt reeds een start gemaakt met het opstellen van een persoonlijk ontwikkelingplan en het vullen van de portfolio. De EVCprocedure wordt afgerond met een instapassessment aan het einde van blok één ter formele vaststelling van de reeds ontwikkelde competenties. Deze behoeven niet nogmaals bewezen te worden tijdens de opleiding. Propedeuse assessment Het eerste studiejaar eindigt met een propedeuse assessment. Dit assessment dient om te beoordelen of de student geschikt is om de opleiding Management in de Zorg op basis van zelfgestuurd competentiegericht onderwijs te doen. Assessments in het vervolg van studie dienen ter beoordeling van het al dan niet verworven hebben van bepaalde competenties. Eindassessment Om het bachelor diploma Management in de Zorg te behalen moeten alle achttien competenties op eindniveau behaald worden. De beoordeling hiervan vindt plaats in het eindassessment. Bewijslast voor het beheersen van alle achttien competenties op eindniveau wordt geleverd door middel van het portfolio en het eindgesprek. De opleiding heeft de criteria op de volgende manier weergegeven:
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Haagse Hogeschool 26
Competentie 15: Bijdrage leveren aan de ontwikkeling en professionalisering van het management in zorg en dienstverlening. Assessment Portfolio Inhoudsindicatoren Niveau-indicatoren Beroepsproducten Een beschrijving van de eigen visie Instrumenten evidence based Helder en volledig op management in zorg en Haalbaar en uitvoerbaar dienstverlening Een beschrijving van een relatief nieuwe of aangepaste methodiek Een beschrijving van de visie van de werkeenheid en/of instelling op de maatschappelijke plaats en functie van de instelling en de positie van de manager daarin Verantwoordingen en/of reflectieverslagen bij deze bijdragen Procesverslagen Maakt doelen duidelijk Systematisch en structureel Geeft een beargumenteerd verslag Logisch van de gekozen theorieën en Resultaatgericht methodieken en middelen voor de Resultaat: uitvoering. Een Bijdrage is geleverd aan de Zijn de doelen bereikt? ontwikkeling en professionalisering van Vervolgactie. het management in zorg. Reflectieverslag Wat heeft dit proces bijgedragen aan Zelfstandigheid jouw ontwikkeling m.b.t. deze Zelfverantwoordelijkheid competentie. Zelfsturing Hoe waardeer je dat Wat zijn je toekomstige ontwikkelingen 2.8.4. In studiejaar 2006-2007 hebben de deeltijdstudenten voor het eerst gebruik kunnen maken van een EVC-procedure, waardoor zij een individueel programma konden volgen. Uit de evaluaties bleek dat zowel studenten als docenten over het algemeen tevreden waren over de verschillende onderdelen van de EVCprocedure. Er is een aantal verbeterpunten geformuleerd. Een van de verbeterpunten is, dat de procedure nu is vastgelegd in de vorm van een handleiding voor studenten, begeleiders en assessoren. Ook zijn er verbeteringen aangebracht in de organisatie en communicatie. 2.8.5. Ten aanzien van de examencommissie is het auditteam het volgende gebleken. Alle docenten hebben zitting in de examencommissie. Hier zet het auditteam zijn vraagtekens bij. De opleiding geeft aan dat degenen die betrokken zijn bij het begeleiden en assessen zich onthouden van een oordeel bij de examencommissie. De examencommissie heeft een meer intercollegiale toetsing waarbij het gaat om beantwoording van de vragen: hebben de beoordelaars het goed gedaan, dat wil zeggen volgens de regels beoordeeld en is er voldoende gekeken naar de Dublin Descriptoren wat betreft het niveau van het examen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Haagse Hogeschool 27
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de huidige praktijk van toetsen en beoordelen gebeurt op een voldoende gestructureerde en gecontroleerde wijze; studenten zijn voldoende geïnformeerd over de criteria die docenten hanteren bij het beoordelen van hun werk; de door de opleiding gehanteerde toetsvormen sluiten aan op de werkvormen.
SAMENVATTEND OORDEEL “PROGRAMMA”: VOLDOENDE Het auditteam beoordeelt het Onderwerp “Programma” voor de varianten als voldoende gelet op de volgende observaties: naar het oordeel van het auditteam laat het programma een ontwikkeling van studenten zien welke op hbo-niveau is en wat inhoud, werkvormen, oriëntatie en organisatie betreft gericht is op het MiZ werkveld. de praktijkgerichtheid en de cyclische inrichting van het curriculum bieden voldoende waarborg voor de interne samenhang van het studieprogramma. het programma biedt ruime mogelijkheden aan de studenten om hun opleiding tot MiZ’er te realiseren via regelmatig en in voldoende mate gestructureerde interacties met de zorgberoepspraktijk.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Haagse Hogeschool 28
Onderwerp 3: Inzet van Personeel Dit onderwerp kent drie facetten: 1. eisen hbo; 2. kwantiteit personeel; 3. kwaliteit personeel.
Facet 3.1. Eisen HBO Criterium Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt het onderwijs voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk?
Bevindingen 3.1.1. Voortbouwend op het hogeschoolbeleid heeft de academie BVR voor de gewenste personeelsformatie als uitgangspunt onder andere geformuleerd, dat medewerkers een permanente affiniteit dienen te hebben met het betreffende werkveld van de academie. Uit de documentatie ontstaat het beeld van een team docenten dat beschikt over voldoende banden met het werkveld. Zo onderhouden docenten, frequent contact met de stageverlenende zorginstellingen over de inhoud van het praktijkleerprogramma en de begeleiding van studenten. In de zorg- en dienstverleningssector volgen ontwikkelingen elkaar snel op. De sector zal onder andere te maken krijgen met een verschuiving van de rol van de overheid binnen de zorg. Er is vanuit de overheid aangekondigd dat de marktwerking en ondernemerschap binnen de zorg gestimuleerd dienen te worden. Bovendien is in deze sector sprake van een toenemende oriëntatie op de mogelijkheden van e-Zorg. De rol van ict-toepassingen neemt in de komende jaren, mede vanwege groeiende personeelstekorten, toe. Voor de opleiding MIZ is het derhalve zeker van belang, dat de professionals direct contact blijven houden met het werkveld. Zij moeten immers de innovatie binnen de zorg kunnen blijven volgen. 3.1.2. De opleiding MiZ onderhoudt nauwe banden met de beroepspraktijk. Het opleidingsprogramma is (en wordt) ontwikkeld en uitgevoerd door docenten met een sterke relatie met het beroepenveld. Vier docenten werken in de zorg en vier docenten hebben in deze sector gewerkt. Het volledige opleidingsteam neemt daarnaast deel aan de themabijeenkomsten met het regionale beroepenveld. Docenten van de opleiding manifesteren zich op verschillende manieren buiten de opleiding. Zo levert een aantal docenten een bijdrage aan de ontwikkeling van de praktijk en brengt actuele kennis mee terug naar de opleiding. 3.1.3. Docenten houden zich daarnaast op de hoogte van actuele ontwikkelingen door middel van nieuwsbrieven, vakliteratuur, magazines en symposia. Voorts onderhouden de docenten contact met de bedrijven en organisaties waar de studenten werkzaam zijn. 3.1.4. Er is sprake van een samenwerking met het lectoraat informatie samenleving en technologie (ITS) en het lectoraat innoveren en ondernemen. Docenten houden een relatienetwerk bij. In de CV’s van de docenten is te lezen welke netwerken de docenten kennen, op welke manier zij hun contacten onderhouden met het werkveld en hoe docenten hun beroepservaring op peil houden. 3.1.5. In het actieplan ‘’projectgroep werkveld’’ staat, dat een ‘’coördinator werkveld’’ een bestand bijhoudt van werkveldcontacten en de verslagen beheert die docenten hebben gemaakt van hun interviews met de leidinggevenden van de studenten. 3.1.6. Studenten zijn over het algemeen tevreden over de docenten. Zij beschikken over voldoende vakinhoudelijke kennis. Ook de inbreng van docenten van praktijkvoorbeelden beoordelen studenten als voldoende.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Haagse Hogeschool 29
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: de huidige praktijk laat zien dat docenten in voldoende mate contact hebben met het werkveld; door middel van de contacten leggen docenten een concrete verbinding tussen werkveld en programma.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Haagse Hogeschool 30
Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwantiteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt er voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen?
Bevindingen Organisatiestructuur 3.2.1. Vanaf de start van de Academie is ervoor gekozen om opleidingsteams op te zetten die verantwoordelijk zijn voor zowel de deeltijd als de voltijd/duale variant van hun opleiding. Voor iedere opleiding is een teamleider benoemd. Daar de rol/functie van teamleider vooralsnog uit de functieordening is gehaald, worden teamleiders geplaatst in een onderwijsfunctie en gezien de zwaarte van de rol in de functie van hogeschooldocent/teamleider. Daarnaast is het uitgangspunt geformuleerd dat docenten bij een opleiding zijn aangesteld en daar, afhankelijk van de omvang van hun aanstelling, mede verantwoordelijk zijn voor de ontwikkeling van de betreffende opleiding. Dit geldt voor alle docenten met een aanstellingsomvang van meer dan 0,5 fte. Docenten met een geringere aanstelling worden, behoudens enkele uitzonderingen, bij voorrang voor onderwijs- en begeleidingstaken ingezet. 3.2.2. In de door de academie gewenste situatie zal de volgende functieverdeling worden nagestreefd voor de opleiding Bestuurskunde/Overheidsmanagement, Integrale Veiligheidskunde en Management in de Zorg: 50% docentfuncties 40% hogeschooldocentfuncties 10% hogeschoolhoofddocentfuncties 3.2.3. De formatie bedraagt op 1 september 2007 zeven fte, verdeeld over elf personen. De docent-student ratio bedraagt hiermee 1:12. 3.2.4. De opleiding heeft gekozen voor een extra bezetting, omdat het “oude team” tussen nu en twee jaar de pensioengerechtigde leeftijd zal bereiken. Ook heeft zij voor de opbouw van het nieuwe programma extra ontwikkelcapaciteit ingezet. Met de term “oude team” wordt het team dat bij de uitvoering van de opleiding Kader in de Gezondheidszorg al in dienst was, bedoeld. Inmiddels is een groot aantal nieuwe docenten in dienst genomen. 3.2.5. Jaarlijks worden in overleg met de docenten de taken vastgelegd in de zgn. taakbelastingberekeningen. Deze berekeningen zijn een hulpmiddel om met de individuele docent afspraken te maken over de invulling van de taken. 3.2.6. Samenvattend concludeert het auditteam, dat de varianten van de opleiding voldoende personeel inzetten en dat de continuïteit bij de huidige formatie en gelet op mogelijkheden die beide opleidingen hebben om docentuitval op te vangen, geen gevaar loopt.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Haagse Hogeschool 31
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: de huidige omvang van de formatie is voldoende en stelt de opleiding in staat het opleidingsprogramma voor de deeltijd en voltijd/duale varianten uit te voeren; de opleiding heeft een voldoende helder beeld van de belasting van het personeel.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Haagse Hogeschool 32
Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwaliteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het personeel gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma?
Bevindingen 3.3.1. De hogeschool kent een HRM-beleid. Belangrijke uitwerkingen van het HRM-beleid in het kader van dit facet zijn de invoering van competentiemanagement (2004-2007) en het beleid inzake professionele ontwikkeling (2006). In 2005 is gestart met de invoering van het Persoonlijk Ontwikkelingplan (POP) voor iedere medewerker van de academie. Vanuit de competentiemonitor is alle kennis en kunde van de academie in kaart gebracht. De Academie kan hierdoor gebruik maken van alle beschikbare personele kwaliteiten, waardoor een optimale roulatie van kennis en kunde zowel binnen als buiten de afdeling kan plaatsvinden. 3.3.2. De soort functies waarvoor de academie opleidt ontwikkelen zich in hoog tempo en de verwachting van de academie is, dat deze ontwikkeling voor de meeste vakgebieden blijvend zal zijn. Om voor deze ontwikkelingen een passend aanbod te kunnen blijven bieden, investeert de academie in de “up-grading” van haar formatie tot masterniveau (minimaal 85% van het personeelsbestand eind 2008 en 90% in 2010) en doctoraalniveau (minimaal 10% in 2010). Een en ander zal nodig zijn vanwege de door de academie geformuleerde ambities ten aanzien van haar onderwijsaanbod (een totaal pakket bestaande uit deeltijd, duaal, Engelstalig, doorstoomminors naar het wo en professional masteropleidingen), de dynamiek in de werkvelden van de academie, de internationalisering en de aansluiting bij het netwerk. Docenten die niet over een masterniveau beschikken, worden gestimuleerd dit alsnog met door de academie geboden faciliteiten te doen. 3.3.3. Aannamebeleid: uitgaande van de huidige samenstelling van de formatie, de wens om tot een nog betere afspiegeling van de studentenpopulatie te komen en het vigerende hogeschoolbeleid geldt vanaf 1 januari 2007 dat bij het invullen van vacatures, bij gelijke geschiktheid, de volgende prioriteiten worden toegepast: academische achtergrond; leeftijd lager dan 40 jaar en niet-westerse allochtoon; leeftijd lager dan 40 jaar en vrouw; leeftijd lager dan 40 jaar; niet-westerse allochtoon; vrouw. Academiebrede deskundigheidsbevordering 3.3.4. In het ontwikkelplan voor de academie BRV richt de academie zich in eerste instantie op de versterking van de competenties van het opleidingsmanagement voor wat betreft de aansturing van hun teams. Voorts wordt geïnvesteerd in de versterking van de competenties bij docenten met betrekking tot de toepassing van nieuwe leervormen. Daaronder vallen de trainingen SLB (studieloopbaanbegeleiding), deelname aan de cursus Pedagogische Didactische Vorming voor nieuwe medewerkers, het versterken van de actieve beheersing van het Engels en de vergroting van de onderzoeksvaardigheden. Voor iedere medewerker is 5% scholingstijd uitgetrokken om deel te nemen aan de verbeterprojecten. Daarnaast is er per medewerker 5% scholingstijd gereserveerd voor het in eigen beheer bijhouden van de persoonlijke ontwikkeling binnen het eigen vakgebied.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Haagse Hogeschool 33
3.3.5. Coaching van nieuwe medewerkers: in het kader van de vergroting van de praktijkkennis binnen de diverse opleidingen van de academie is tijdens de werving van nieuwe medewerkers op competenties geselecteerd. Daardoor is er bewust voor gekozen om een aantal medewerkers aan te nemen zonder onderwijservaring. De begeleiding en coaching van deze nieuwe groep docenten is de verantwoordelijkheid van de teamleiders. Daarnaast heeft de academie het project “Intervisie voor docenten”ontwikkeld waar op vrijwillige basis door nieuwe docenten aan kan worden deelgenomen. In kleine groepen wordt de mogelijkheid geboden om, na introductie van de methode door een van de senior-supervisoren/coaches, casuïstieken in te brengen. Het doel is om vanuit een vertrouwde omgeving de medewerkers te ondersteunen bij hun groei in de rol van docent door middel van het delen van persoonlijke werkervaringen gericht op concrete uitkomsten. Het komende jaar wordt bekeken of er behoefte is aan deze vorm van begeleiding en of deze zal worden uitgebreid met meerdere groepen. Deskundigheidsbevordering bij de opleiding MiZ 3.3.6. De opleiding MiZ heeft voor het studiejaar 2007-2008 een grote onderwijsvernieuwing doorgevoerd. Ze heeft een ontwikkelingstraject gestart dat gericht is op de ondersteuning van de competentieontwikkeling van docentbegeleiders, één van de rollen in het nieuwe vraaggestuurde onderwijs. Basisprincipes van het ontwikkeltraject voor docentbegeleiders, zijn: elk teamlid van de opleiding MiZ ontwikkelt zich in de rol van docentbegeleider; samenwerkend leren: het team kan veel van elkaar leren, er is al heel veel begeleidingservaring waar het traject op voort kan bouwen; ieder kiest de stijl die bij hem/haarzelf en de student past, mits het binnen de visie en afgesproken procedure en instrumenten van de begeleiding past; “practice what you preach”: ieder geeft de eigen ontwikkeling vorm door het werken met een POP en ieder kiest onder begeleiding van de coach het ontwikkeltraject dat aansluit bij de eigen leervraag; gericht op de praktijk van alledag: theorieën vormen de kapstok of het denkkader, de nadruk in het ontwikkeltraject ligt vooral op het oefenen met casuïstiek uit de dagelijkse praktijk van de docentbegeleiders; formeel en informeel leren: de ontwikkeling als docentbegeleider stopt niet aan het einde van het trainingstraject. Ieder zoekt zijn/ haar manier om zich in de dagelijkse praktijk te blijven ontwikkelen; eigen verantwoordelijkheid: de docent heeft een eigen professionele verantwoordelijkheid zich de begeleidingscompetenties eigen te maken. De teamleider ondersteunt de docent daarin en bespreekt regelmatig de voortgang met de docent. In het eerste half jaar van het ontwikkeltraject is ook de externe coach een partner in de begeleiding van de docent. Doelen van het ontwikkeltraject zijn als volgt geformuleerd: het team MiZ ontwikkelt de procedure voor de begeleiding van student; het team MiZ formuleert vanuit de procedure van de begeleiding, de competenties voor een docentbegeleider (uitgaand van de vijf competenties in de functiebeschrijving van de HHS); elk teamlid kent de eigen competenties, op basis waarvan hij/ zij zich verder gaat ontwikkelen in het traject of een bijdrage kan leveren aan de ontwikkeling van collega teamleden; elk teamlid benoemt eigen leervragen in het POP, gericht op het straks (nog) succesvol(-ler) kunnen zijn als docentbegeleider, m.b.v. de geformuleerde competenties; het team heeft met elkaar ingrediënten aangegeven, die wat hun betreft onderdeel uitmaken van het individuele ontwikkeltraject dat bij hen past; het team en daarbinnen elk teamlid kiest voor een manier die bij hem/ haar past, om de eigen ontwikkeling als docentbegeleider te “onderhouden” en maakt daar afspraken over met de teamleider, evt onder begeleiding van de externe coach.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Haagse Hogeschool 34
Er is gekozen voor een tijdpad van mei tot na de herfstvakantie 2007 (1 november 2007). Daarna zal elke individueel teamlid in de gelegenheid gesteld worden om de eigen ontwikkeling en reflectie op een manier te stimuleren, die bij hem of haar past. 3.3.7. In het kader van het nieuw te ontwikkelen planning & control systeem zal op korte termijn het taakbelastingsschema op academieniveau worden gemaakt. Er hebben dit voorjaar functioneringsgesprekken plaatsgevonden. Deze zullen najaar 2007 gevolgd worden door ontwikkelgesprekken naar aanleiding van de POP’s en de individuele coaching die is ingezet. 3.3.8. Gelet op de CV’s (in termen van opleiding en werkervaring) van de docenten en op het professioneel relatienetwerk dat zij binnen het zorgdomein onderhouden en gebruiken en mede gelet op de informatie die het auditteam tijdens de gesprekken met het management verkreeg, is het auditteam van oordeel dat de MiZ-docenten inhoudelijk gekwalificeerd zijn hun taken binnen het programma op het gewenste niveau uit te voeren. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: wat deskundigheid betreft zijn de docenten voldoende toegerust om de opleiding op een voldoende hoog niveau te verzorgen; de opleiding biedt docenten in voldoende mate de gelegenheid hun vakdeskundigheid verder uit te breiden; docenten krijgen de gelegenheid om tijdens functioneringsgesprekken hun wensen ten aanzien van scholing kenbaar te maken.
SAMENVATTEND OORDEEL “INZET VAN PERSONEEL”: GOED Het auditteam kwalificeert voor de opleidingsvarianten het Onderwerp “Inzet van Personeel” als goed gelet op de volgende observaties: kwalitatief en kwantitatief is de inzet van personeel zodanig dat de opleiding thans op voldoende niveau kan worden verzorgd. docenten leggen in voldoende mate een relatie tussen de opleiding en het werkveld; de opleiding beschikt over voldoende personeel om de opleiding te verzorgen. Ook besteedt de opleiding voldoende aandacht aan het op peil houden van de kwalitatieve aspecten van het personeelsbeleid. Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO-Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel alle facetten van het Onderwerp “Inzet van Personeel” als goed. Dit rechtvaardigt (zie § 1.6.2. onder E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam deze kwalificatie als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Haagse Hogeschool 35
Onderwerp 4: Voorzieningen Dit onderwerp kent twee facetten: 1. materiële voorzieningen; 2. studiebegeleiding.
Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Criterium Het facet ‘Materiële Voorzieningen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de huisvesting en de materiële voorzieningen toereikend om het programma te realiseren?
Bevindingen 4.1.1. De academie en zo ook de MiZ-opleiding volgt het hogeschoolbeleid voor studentvoorzieningen. Kenmerkend voor dit beleid is onder meer dat een student op ieder moment toegang moet hebben tot de informatievoorziening van de opleidingen. Het niveau van de informatievoorziening wordt bewaakt en bepaald aan de hand van evaluaties over de voorzieningen. Deze zijn terug te vinden in hogeschoolbrede evaluaties, de Reflector en evaluaties die door de opleidingen zelf worden uitgevoerd. 4.1.2. Bibliotheekvoorzieningen: studenten en medewerkers kunnen gebruik maken van de centrale bibliotheek. De bibliotheek beschikt over een actuele boekencollectie, een ruim aanbod van tijdschriftabonnementen, afstudeerscripties van vrijwel alle opleidingen, educatieve video’s en elektronische informatiebronnen, verzameld in de zogenoemde digitale bibliotheek. De digitale bibliotheek bestaat uit databanken, digitale tijdschriften en e-books . De digitale bibliotheek is voor alle studenten en medewerkers beschikbaar op locatie en thuis. Toegang is te verkrijgen via het studentennet en via Blackboard. Naast de directe weg naar de diverse databanken en digitale informatiebronnen biedt Aquabrowser toegang tot het integrale digitale aanbod. De centrale bibliotheek heeft 440 studieplaatsen, waarvan circa 60 zijn uitgerust met pc’s en 3 met videoafspeelapparatuur. Er is een zogenoemde ‘stille ruimte’ waar men individueel en in alle rust kan studeren. 4.1.3. De opleidingen van de academie hebben de beschikking over algemeen inzetbare instructie-, computer- en projectruimten. Aandachtspunten zijn de beschikbare ruimtes. Als gevolg van de groei van de academie is er een druk op de beschikbare lokalen. De oplevering van een eigen ruimte, waar studenten en docenten met elkaar kunnen samenwerken, is vertraagd. Naar verwachting zijn deze ruimtes begin 2008 beschikbaar. 4.1.4. Het Bureau Onderwijs Ondersteuning van de Academie voor Bestuur, Recht & Veiligheid heeft als taak bij te dragen aan een goed studentenbeleid en aan goede studentenvoorzieningen. 4.1.5. De werkgroep voorzieningen heeft een eerste inventarisatie gehouden onder studenten. Opmerkingen van studenten waren onder andere dat het rooster voor zowel lokaal als tijd niet optimaal is en dat de webmail als onvriendelijk wordt ervaren. De hierboven genoemde bevindingen van de studenten zijn academiebreed aan de orde. De hierboven genoemde bevindingen van de studenten zijn, aldus de reflector, academiebreed aan de orde. Afgesproken is om het komende jaar academiebreed het accent te leggen op de volgende 3 onderwerpen: 1. Roosters 2. Cijferadministratie 3. Studieloopbaanbegeleiding/begeleiding
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Haagse Hogeschool 36
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: huisvesting en materiële voorzieningen zijn thans van voldoende niveau en toereikend om het programma van de MiZ opleiding te realiseren; de inrichting is functioneel, waarbij in voldoende mate rekening is gehouden met de diversiteit aan werkvormen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Haagse Hogeschool 37
Facet 4.2. Studiebegeleiding Criteria Het facet ‘Studiebegeleiding’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten adequaat met het oog op de studievoortgang? Sluiten de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten aan bij de behoefte van de studenten?
Bevindingen 4.2.1. De opleiding heeft altijd een sterk systeem van studiebegeleiding (SLB) gekend. Vanaf het begin van de opleiding MiZ is voor de deeltijdstudenten een programma SLB ontwikkeld. Deze lijn werd in eerste instantie ook gevolgd voor de duale instroom. Na evaluatie is besloten om te komen tot een meer individueel en op een persoonlijk ontwikkelingsplan gerichte aanpak. Het begeleidingssysteem is vormgegeven vanuit de visie op onderwijs van MiZ en de visie op toetsen. Dat betekent dat de begeleiding een belangrijke bijdrage levert aan de vraaggerichtheid van de opleiding. Van de student wordt verwacht dat hij of zij uit het nominale pakket van de opleiding een studieprogramma samenstelt. De begeleider helpt de student om keuzes te maken. Hierbij kan het gaan het om het opstellen van een persoonlijk ontwikkelingsplan, het ontwikkelen van leervaardigheden, het voorbereiden voor assessments, het contact leggen met experts en docenten, het verkrijgen van concrete informatie (deadlines, data, studieverplichtingen) en dergelijke. De vorm van de begeleiding sluit aan bij de attitudes die de student moet verwerven of hebben als manager, om zelfsturend, zelfstandig en zelfverantwoordelijk te zijn. Tijdens de audit geven studenten aan dat de kwaliteit van de begeleiding in belangrijke mate bepaald wordt door de persoon van de begeleider en is daarmee wisselend en verschilt van student tot student. 4.2.2. Te onderscheiden fases in de begeleiding: instroom (van eerste aanmelding tot het EVC-assessment na eerste 3 maanden van de opleiding); doorstroom (van het EVC- assessment tot aan diplomering); uitstroom (van voorfase diplomering tot aan keuze voor vervolgopleiding of beroep). De studieloopbaanbegeleider helpt de student bij het opstellen van het persoonlijk ontwikkelingsplan en het uitstippelen van de bijbehorende leerroute. Naarmate de opleiding vordert, neemt de begeleiding af en de persoonlijke coaching toe. De aandachtspunten die de opleiding heeft geformuleerd zijn: de (persoonlijke) begeleiding is ook begeleiding op product en proces bij het werken aan beroepsproducten (inhoudelijke begeleiding en didactiek); de student heeft een vaste begeleider bij aanvang van de studie. Natuurlijk kan, bij een persoonlijke ‘ mismatch’ de student een andere begeleider toegewezen krijgen. 4.2.3. De zelfregie van de student en het verwerven van persoonlijke en beroepscompetenties staan centraal in de studieloopbaan van de student. Uit de gesprekken met studenten is het auditteam gebleken dat de inhoud van de studieloopbaanbegeleiding verandert. Zo ligt het accent van de begeleiding tijdens de propedeuse met name op de plaats van de student binnen de opleiding en de studentengroep, de inhoud en de organisatie van de opleiding, en de eigen geschiktheid voor studie en beroep. Naarmate de opleiding vordert, wordt de behoefte aan begeleiding anders. Voor de begeleiding zijn verschillende vormen inzetbaar:
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Haagse Hogeschool 38
intervisie met studenten; POP gesprek; Feedback gesprek; Voortgangsgesprek; Instructie over de competenties van MiZ, portfolio en POP/ werkplan; Peercoaching; Supervisie.
4.2.4. De begeleider (en de coach van het werkveld) maakt bij het adequaat begeleiden van de student gebruik van: de stand van zaken in de ontwikkeling van de student, de leer- en ontwikkelingsmogelijkheden van de opleiding, de competenties van de opleiding MiZ en de beoordelingscriteria en kennis van het beroepenveld van de MiZ en mogelijkheden daarbinnen. Het is van cruciaal belang voor de implementatie van het nieuwe begeleidingssysteem, dat docenten een gezamenlijk beeld ontwikkelen van de competenties die nodig zijn voor de rol als begeleider. Tevens is het van belang dat coaches van het werkveld zicht krijgen op de competenties voor hun aandeel in de begeleiding. Om de ontwikkeling van de docenten MiZ in hun rol als begeleider te verankeren, wordt een relatie gelegd met de functionerings- en beoordelingsgesprekken (gebaseerd op het functieprofiel van de docent van de HHS) en het eigen docenten- POP. De opleiding realiseert zich dat dit een nieuwe ontwikkeling is, maar hoopt daarmee het invoeren van het personeelsbeleid te versterken. 4.2.5. Het reflecteren op de bruikbaarheid van het begeleidingssysteem, en wat iedereen daar als individu in meemaakt, is vast onderdeel van de agenda. Daarbuiten is er een aanspreekpunt in het team dat regelmatig het begeleidingssysteem monitort, evalueert en zaken bijstelt. Logische momenten hiervoor zijn in elk geval de momenten na de assessments in de opleiding. 4.2.6. Studentvolgsysteem: de studievoortgang wordt door de medewerkers van de afdelingsadministratie geregistreerd in het Volg+ systeem. De Haagse Hogeschool heeft een nieuw studievoortgangregistratiesysteem (Osiris) aangeschaft. OSIRIS is sinds maart 2007 ingevoerd. De eerste ervaringen wijzen op een positief effect op de cijferadministratie. Om dit pakket binnen de organisatie te implementeren zijn verschillende projectgroepen opgestart. De academie stelt hiervoor mensen vrij. De projectleider voor de academie BRV is door het Bureau Onderwijsondersteuning geleverd. Studenten geven aan dat de informatievoorziening en de interne communicatie verbeterd zijn sinds de start van de opleiding.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de studiebegeleiding vindt op een voldoende gestructureerde en planmatige wijze plaats via verschillende voorzieningen gericht op studievoortgangsbewaking en studiebevordering.
SAMENVATTEND OORDEEL “VOORZIENINGEN”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Voorzieningen” voor de opleidingsvarianten als voldoende: de ruimtelijke en materiële voorzieningen maken het mogelijk de opleiding op een adequate wijze te realiseren; de begeleiding en informatievoorziening zijn van een voldoende niveau.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Haagse Hogeschool 39
Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Dit onderwerp kent drie facetten: 1. evaluatie resultaten; 2. maatregelen tot verbetering; 3. betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld.
Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Criterium Het facet ‘Evaluatie Resultaten’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt de opleiding periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen?
Bevindingen 5.1.1. Op het niveau van de HHS zijn de doelstellingen / normen vastgesteld waaraan de onder haar bestuur opererende opleidingen moeten voldoen. De managementovereenkomst is een formele vastlegging van te behalen doelstellingen en resultaten en de daarvoor beschikbare middelen en faciliteiten alsmede aanwijzingen van het College van Bestuur voor de realisatie ervan. De overeenkomst vormt hiermee de basis voor de controlefunctie. De overeenkomst bevat een breed spectrum van hogeschoolbrede doelstellingen en resultaten die voor een langere periode vaststaan – vastgelegd in het Hogeschoolontwikkelingsplan (HOP) – tot aan specifieke afspraken voor een academie of dienst. Deze afspraken kunnen gaan over de opvolging van de uitkomsten van tussentijdse onderzoeken en evaluaties, interne audits of accreditatie en de uitkomsten van het begrotingsoverleg. De directeur van de academie legt per kwartaal in een managementrapportage verantwoording af over de stand van zaken in de opleidingen van de academie en de ontwikkelingen die in gang zijn gezet. 5.1.2. De Academie ontwikkelt momenteel een nieuwe Planning & Control systematiek. Hierbij worden doelen meegenomen op het gebied van personeel, financiën en studieresultaten van studenten. Er is een drietal scenario’s ontwikkeld om tot een operationeel systeem te komen. De keuze voor één van de scenario’s wordt binnenkort gemaakt. 5.1.3. Op hogeschoolniveau wordt jaarlijks het studentenoordeel gevraagd over de kwaliteit van de uitvoering van het onderwijs en de voorwaarden die daarvoor nodig zijn. De uitslagen van deze ‘Reflectorenquêtes’ worden ieder jaar op de studentenportal geplaatst, de Onderwijscommissie beschrijft in een evaluatieverslag de uitslagen en de conclusies uit de resultaten en stelt in het verslag vast welke verbeteringen aan de hand van de resultaten genomen dienen te worden. Voor de kwaliteit van het functioneren van het personeel vormen studentenenquêtes, blokevaluaties, curriculumevaluaties, docentevaluaties en andere uitingen van studenten een belangrijke bron van informatie (zie ook facet 5.3). Centrale aanname hierbij is dat, zeker op geaggregeerd niveau, percepties van studenten een realistisch beeld geven van onderwijskwaliteit en de waarde daarin van docenten, medewerkers en management. Daarnaast vraagt de academie ook aan de docenten de eigen modules te evalueren. De per september 2004 aangestelde medewerker kwaliteitszorg ontwikkelt het beleid en bewaakt de voortgang in deze. Ter ondersteuning heeft de academie een licentie genomen op het pakket Questback waarmee blok-, student- en curriculumevaluaties kunnen worden opgesteld en verwerkt. Hetzelfde pakket wordt binnen de hogeschool gebruikt voor de Reflector. 5.1.4. De uitkomsten van de periodieke blokevaluaties, de enquêtes en de peilingen binnen de academie en op hogeschoolniveau (de Reflector en het Kompas) worden via de managementrapportages van de teamleiders teruggekoppeld naar alle betrokkenen. Waar nodig worden verbeteracties door de academiedirecteur gevraagd. Naar aanleiding van de implementatieplannen vindt weer terugkoppeling naar studenten en het hogeschoolmanagement plaats.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Haagse Hogeschool 40
5.1.5. De kwaliteitszorg van de opleiding MiZ is gebaseerd op de PDCA-cylcus. Een onderdeel binnen de cyclus dat op korte termijn aandacht behoeft, is dat van informatie. In september 2007 start een traject om een ‘’datawarehouse’’ te bouwen van waaruit de informatie beschikbaar is m.b.t. het doelbereik en de afwijking van de doelen die de academie jaarlijks stelt. 5.1.6. De meting van interne kwaliteitszorg staat sinds 2007 nadrukkelijk op de agenda. Voor die tijd lag de focus vooral op het ontwikkelen van het onderwijsprogramma. De interne audit van 2006 en het plan van aanpak/verbeterplan zijn hier de opmaat voor geweest. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: het door de opleiding gehanteerde kwaliteitszorgsysteem is voldoende gedocumenteerd; de opleiding maakt jaarlijks gebruik van hogeschool brede standaardonderzoeken naar de tevredenheid van studenten, docenten en niet-onderwijzend personeel en verwerkt de resultaten in verbeterplannen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Haagse Hogeschool 41
Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Criterium Het facet ‘Maatregelen tot Verbetering’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Vormen de uitkomsten van periodieke evaluaties van de opleiding de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen?
Bevindingen 5.2.1. Uit de thans voorhanden zijnde Management Review en het plan van aanpak met verbeterpunten blijkt, dat evaluaties leiden tot het vaststellen, plannen, uitvoeren en monitoren van verbetermaatregelen. 5.2.2. De resultaten van alle soorten evaluaties vormen input voor de halfjaarlijkse evaluatiebijeenkomst. Aan deze bijeenkomst nemen alle docenten van de opleiding MiZ deel. Centraal staan de resultaten van de evaluaties. Deze worden in samenhang geanalyseerd en zo nodig van verbeteracties voorzien. Hierbij wordt direct afgesproken wie, wat wanneer doet. Verder worden er afspraken gemaakt over wie de afspraken gaat coördineren. Tijdens de eerstvolgende evaluatiebijeenkomst wordt onder andere verslag gedaan van de afspraken die bij de vorige bijeenkomst zijn gemaakt en de resultaten daarvan. 5.2.3. De opleiding heeft sedert een interne audit een forse inhaalslag gemaakt. Dat wil zeggen, de opleiding heeft verschillende verbeteringen opgepakt en voor een deel inmiddels geïmplementeerd. De PDCA cyclus, zo is het auditteam gebleken, dient nog verder vorm te krijgen. Veel gebeurde tot voor kort via de korte communicatielijnen, of zoals het tijdens de audit werd geformuleerd: ‘Veel kwaliteitszorg in de wandelgangen’. 5.2.4. Het auditteam is gebleken dat de opleiding in staat is om verbeteringen binnen korte tijd te initiëren. Zo beschrijft de opleiding in de documentatie voldoende helder de huidige situatie, geeft vervolgens een kritisch commentaar en werkt toe naar de gewenste situatie. Wat betreft het verder optimaliseren van de opleiding geldt het volgende: verbeteringen zijn gebaseerd op de verschillende evaluaties; verbeteringen passen binnen het programma en de doelstellingen van de MiZ opleiding; verbeteringen passen binnen de didactische uitgangspunten die binnen het curriculum gelden; verbeteringen passen binnen de organisatie van de opleiding en worden gemonitord. 5.2.5. Uit documentatie dat het auditteam bestudeerd heeft blijkt dat de opleiding verder inzet op een verdere intensivering van de relaties met het werkveld, de internationalisering verder vorm wil geven en het kwaliteitsmanagement wil professionaliseren. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de uitkomsten van de periodieke evaluaties worden thans in voldoende mate vertaald in verbetermaatregelen waarvan de implementatie zoveel mogelijk wordt bijgehouden; het auditteam kon nagaan op welke punten inmiddels verbeteringen zijn doorgevoerd en op welke terreinen verbetering nog geïnitieerd dienen te worden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Haagse Hogeschool 42
Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Criterium Het facet ‘Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn -en zo ja op welke wijze- medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld actief betrokken bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding?
Bevindingen 5.3.1. De opleiding MiZ kent een aantal soorten evaluaties. Deze worden uitgezet onder studenten, docenten, alumni en werkveld. Hieronder volgt een overzicht van de instrumenten die per doelgroep worden ingezet. De opleiding heeft deze instrumenten nader uitgewerkt in de notitie ‘Evaluatie onderwijsprogramma MiZ, 27 augustus 2007’. Doelgroep Studenten
Onderwerp Begeleiding Assessment Onderwijsaanbod
Docenten
Alumni
Werkveld
Instroom Uitval Tevredenheid Functioneringsgesprek Beoordelingsgesprek Werkervaring vs. opleiding Beroepsprofiel Competenties Programma Resultaten
Instrument Questback Reflector Questback Reflector Blokevaluaties (via Questback) Reflector Instroommonitor Exitgesprekken Kompas POP
Frequentie Gehele jaar 1x per jaar 2x per jaar 1x per jaar 2x per jaar 1x per jaar 1x per jaar
Panelgesprekken
1x per 2 jaar Min. 1x per jaar 1x per jaar Min. 1x per jaar
HBO Monitor Evaluatie
1x per jaar 1x per jaar
Evaluatie Evaluatie
4x per jaar 1x per jaar
Ad studentevaluaties 5.3.2. Eén docent van MiZ is verantwoordelijk voor de studentenevaluaties. Dit houdt in dat zij belast is met het uitzetten van de evaluaties, het verzamelen en analyseren van de resultaten. De resultaten worden middels een rapportage teruggekoppeld naar de docenten en vormen de input voor het aanpassen van het onderwijsprogramma en/of hun Persoonlijk Ontwikkelplan (POP). Daarnaast worden de resultaten besproken tijdens de halfjaarlijkse evaluatiebijeenkomst. 5.3.3. Met de invoering van het zelfsturend onderwijs per studiejaar 2007-2008 verandert de wijze van evalueren. Studenten volgen een individuele leerroute. Hiermee vervallen in principe de blokevaluaties4. Deze worden vervangen door individuele evaluaties. Deze evaluaties worden altijd via Questback uitgevoerd.
4
Dit geldt niet voor de studenten die voor 1 september 2007 gestart zijn met de opleiding MiZ en hebben gekozen de opleiding via aanbodgericht onderwijs te volgen. Voor deze groep blijven de blokevaluaties bestaan.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Haagse Hogeschool 43
Daarnaast hebben de docenten de keuze ook een mondelinge evaluatie af te nemen onder de docenten over het betreffende vak dat zij hebben gegeven. Docenten maken – indien zij ook kiezen voor een mondelinge evaluatie – hier een verslag van. Betrokkenheid docenten De opleiding kent verschillende overlegvormen: themawerkgroepen: tijdens bijeenkomsten (1x per maand) wordt een inhoudelijk onderwerp besproken; stafoverleg: deze overleggen vinden eens per twee weken plaats en zijn gericht op processen; inhoudelijk overleg: dit overleg vindt eens per maand plaats en is gericht op onderwijsinhoudelijke onderwerpen; intervisie: de docenten hebben wekelijks een intervisiebijeenkomst. Betrokkenheid alumni 5.3.4. Evaluatie van de alumni van de opleiding MiZ vindt jaarlijks of tweejaarlijkse plaats. De opleiding MiZ kent pas sinds studiejaar 2007-2008 alumni (drie in totaal). De vorm waarin dit gebeurt, is afhankelijk van het alumnibeleid dat nog ontwikkeld moet worden. De alumni krijgen in ieder geval vragen voorgelegd over hun werkervaringen en de aansluiting hiervan met de opleiding. De resultaten van de evaluatie onder alumni worden meegenomen in de eerstvolgende evaluatiebijeenkomst, geanalyseerd en voorzien van vervolgen/of verbeteracties. Betrokkenheid werkveld 5.3.5. Iedere vier jaar, aan het eind van de vierjarige onderwijscyclus worden werkveldvertegenwoordigers op strategisch niveau uitgenodigd om te spreken over het beroepsprofiel en de daarvan afgeleide competenties. Hen wordt verzocht het eventueel aangepaste profiel en competenties te valideren. Belangrijke vragen hierbij zijn de relevantie en actualiteit van de competenties en of (toekomstige) ontwikkelingen aanleiding geven om het profiel en de competenties aan te passen. Jaarlijks wordt het (operationele) werkveld waarmee op programmaniveau wordt samengewerkt, gevraagd naar de relevantie en actualiteit van de opleiding (visie, begeleiding, aanbod, assessment) en de wijze waarop de opleiding met het werkveld samenwerkt. De manier waarop dit gebeurt, moet nog worden ontwikkeld. Hierbij kan gedacht worden aan een wat feestelijke en speelse bijeenkomst. Het betrekken van het werkveld bij de assessments is een wijze om het werkveld ook het eindniveau van studenten te laten beoordelen; tenslotte worden alle competenties op eindniveau getoetst. Het toetsbeleid voorziet in medebeoordeling van het werkveld. Een duidelijke inbreng van werkveldassessoren bij de beoordeling en de rapportage daarover is hiervoor vereist. De werkveldassessoren worden na afloop van de assessments gevraagd een de enquête in te vullen. De resultaten van deze enquête worden ingebracht bij de eerstvolgende evaluatiebijeenkomst.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de opleiding betrekt relevante partijen actief bij de kwaliteitszorg; bestudering van de documentatie laat zien dat er sprake is van informatieve evaluaties die voor de kwaliteitszorg als relevant kunnen worden beschouwd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Haagse Hogeschool 44
SAMENVATTEND OORDEEL “INTERNE KWALITEITSZORG”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Interne Kwaliteitszorg” voor de opleidingsvarianten als voldoende: het kwaliteitszorgsysteem is voldoende helder opgezet en wordt planmatig uitgevoerd in samenspraak met de relevante partijen. het kwaliteitszorgsysteem omvat verschillende evaluatiemechanismen die aantoonbaar leiden tot specifieke, en daardoor meetbare, verbeterdoelstellingen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Haagse Hogeschool 45
Onderwerp 6: Resultaten Dit onderwerp kent twee facetten: 1. gerealiseerd niveau; 2. onderwijsrendement.
Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Criterium Het facet ‘Gerealiseerd Niveau’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de gerealiseerde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties?
Bevindingen 6.1.1. De opleidingen zijn nog niet volledig gedraaid: aan het eind van studiejaar 2008-2009 is de eerste cyclus van het gehele deeltijdcurriculum een feit. De duale opleiding MiZ is in studiejaar 2006-2007 van start gegaan en zal derhalve in 2009-2010 de eerste afgestudeerden afleveren. Om toch een indruk te krijgen van het mogelijk eindniveau van de voltijd- en deeltijdopleiding heeft het auditteam een aantal producten bestudeerd die het ‘tussenniveau’ representeren. Het auditteam heeft vastgesteld dat de werkstukken van studenten beroepsgeoriënteerd, actueel, relevant en voor een groot deel reeds op HBO-niveau zijn. Deze indicatie van het tussenniveau geeft vertrouwen, dat studenten aan het einde van jaar vier zeer zeker beschikken over een hbo-bachelor niveau. Deze tussenproducten zagen er professioneel uit. Het eindwerkstuk van de afgestudeerde student was aan de maat, zo constateert het auditteam. Afstuderen Om het bachelor diploma Management in de Zorg te behalen moeten alle 18 competenties op eindniveau behaald worden. De beoordeling hiervan vindt plaats in het eindassessment. Bewijslast voor het beheersen van alle 18 competenties op eindniveau wordt geleverd door middel van het portfolio en het eindgesprek. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de varianten van de opleiding als voldoende gelet op de volgende observatie: de (tussen)werkstukken van de voltijd/duale en deeltijd studenten zijn van een voldoende niveau. Dit niveau is duidelijk hbo-niveau waardig.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Haagse Hogeschool 46
Facet 6.2. Onderwijsrendement Criteria Het facet ‘Onderwijsrendement’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn er, al dan niet in samenspraak met verwante opleidingen, streefcijfers geformuleerd in vergelijking met andere relevante opleidingen? Voldoet het onderwijsrendement aan deze streefcijfers?
Bevindingen 6.2.1. Voor het rendement in de vorm van studiesucces zijn resultaten per opleiding bepaald, uitgesplitst naar leerroute en naar propedeuse en hoofdfase. Deze dragen bij aan de ambities zoals geformuleerd in het HOP (Hogeschoolschool Ontwikkelingsplan). De HOP-ambitie is als volgt: het gemiddelde rendement van de propedeuse bedraagt in 2009 70% na twee jaar; het gemiddelde rendement van de hoofdfase van het propedeuserendement bedraagt in 2011 90% na 4,5 jaar. De opleiding verwacht dat met de invoering van het competentiegerichte onderwijsmodel in combinatie met zelfsturing de uitval zal verminderen. De student zal eveneens minder studievertraging oplopen en dus eerder afstuderen. Wanneer de student ervoor kiest om het nominale onderwijsprogramma te volgen, zal deze naar verwachting binnen vier jaar afstuderen. 6.2.2. Bij de audit van de opleiding Management in de Zorg van de Haagse Hogeschool werd het volgende gesteld: In het collegejaar 2006/2007 hebben alle opleidingen van de hogeschool voor de eerste keer een notitie ‘’studiesucces’’ opgesteld. In deze notitie wordt ingegaan op instroom en rendement. Een van de maatregelen die zijn beschreven en uitgevoerd, is de versterking van het onderwijs in Nederlands. De plannen ten aanzien van studiesucces zullen in het vervolg ieder jaar beschreven worden. Uit de Management Review blijkt dat de opleiding zicht heeft op het aantal studenten dat de propedeuse heeft gehaald van een aantal cohorten. Uit deze cijfers blijkt dat 70%-80% van de studenten de propedeuse na één jaar behalen. Zowel binnen de voltijd- als deeltijdvariant is de uitval beperkt. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de opleiding heeft slechts één afgestudeerde. Het propedeuserendement van de varianten is voldoende, dat wil zeggen, het aantal uitvallers in de propedeuse is vrij beperkt.
SAMENVATTEND OORDEEL “RESULTATEN”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Resultaten” voor de opleidingsvarianten als voldoende. Het auditteam merkt wel op dat de opleiding één afgestudeerde heeft waardoor het niet mogelijk is een gefundeerd oordeel te geven over het niveau van de opleiding en de rendementen van de opleiding. Op basis van de beperkte hoeveelheid gegevens constateert het auditteam toch dat er voldoende basis om aan te nemen dat afgestudeerde MiZ’ers beschikken over het gewenste hbo-niveau. Het rendement van de opleiding is, afgemeten aan het propedeuserendement aan de maat.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Haagse Hogeschool 47
3.
SAMENVATTEND OORDEEL
3.1.
Oordeelschema HBO bachelor opleiding Management in de Zorg voltijd/duaal en deeltijd HBO BACHELOR OPLEIDING Management in de Zorg voltijd /duaal en deeltijd
Onderwerp / Facet
Oordeel
1. Doelstellingen Opleiding
V
1.1. Domeinspecifieke Eisen
V
1.2. Niveau Bachelor
G
1.3. Oriëntatie HBO
V
2. Programma
V
2.1. Eisen HBO
V
2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma
G
2.3. Samenhang Programma
V
2.4. Studielast
V
2.5. Instroom
V
2.6. Duur
V
2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud
V
2.8. Beoordeling en Toetsing
V V5
3. Inzet van Personeel 3.1. Eisen HBO
G
3.2. Kwantiteit Personeel
G
3.3. Kwaliteit Personeel
G
4. Voorzieningen
V
4.1. Materiële Voorzieningen
V
4.2. Studiebegeleiding
V
5. Interne Kwaliteitszorg
V
5.1. Evaluatie Resultaten
V
5.2. Maatregelen tot Verbetering
V
5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld
V
6. Resultaten
V
6.1. Gerealiseerd Niveau
V
6.2. Onderwijsrendement
V
Samenvattend oordeel
5
V
Extra aantekening: goed
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Haagse Hogeschool 48
3.2.
Integraal oordeel/ advies aan NVAO
Op basis van zijn bevindingen met betrekking tot alle in het NVAO-accreditatiekader vermelde onderwerpen en facetten, concludeert het auditteam dat de door de Haagse Hogeschool in casu de academie Bestuur, Recht en Veiligheid verzorgde HBO bachelor deeltijd/voltijd c.q.duale opleidingen Management in de Zorg in aanmerking komt voor accreditatie door de NVAO. Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel
6
alle facetten van Onderwerp 3 (“Inzet van Personeel”) als goed, wat een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp rechtvaardigt; 6
Zie §1.6.2. onder D en E.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Haagse Hogeschool 49
BIJLAGE I:
Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaring auditoren
Drs. R.B. (Ruud) van der Herberg Ruud van der Herberg was jarenlang eindverantwoordelijk schoolleider in het voortgezet onderwijs (Minkema College). Hij heeft daar ruime ervaring opgedaan met bestuurlijke verzelfstandiging, fusieprocessen, convenanten en sponsorcontracten tussen vmbo en brancheorganisaties, personeelsbeleid en kwaliteitszorg. Ruud was lid van de stuurgroep Stratego van provincie Utrecht. Deze stuurgroep monitort het toelatingsbeleid en de afspraken over leerlingenstromen tussen de stad Utrecht en de regio Utrecht. Hij is als externe deskundige betrokken bij audits (Platform Bèta Techniek) en visitatieprocessen in het speciaal voortgezet onderwijs en voortgezet onderwijs. Ook is hij als adviseur verbonden aan het Ruud de Moor Centrum (Professionalisering van onderwijsgevenden) van de Open Universiteit. Ruud zet zich in als lead auditor bij de accreditatie onderzoeken die door Hobéon Certificering worden uitgevoerd in het hoger beroepsonderwijs. Daarnaast adviseert hij het voortgezet onderwijs, o.a. op basis van zijn specifieke kennis van dit type onderwijs. Drs. J.Th. (Hans) Kedzierski Hans Kedzierski is sinds 2002 voorzitter van de Raad van Bestuur van Medisch Centrum Alkmaar, een algemeen ziekenhuis met circa 1000 bedden, nadat hij lid van de Raad van Bestuur van Robert-Fleury Stichting was, waar hij verantwoordelijk was voor Finance, ict, huisvesting en nieuwbouw, organisatieontwikkeling en regionale ontwikkeling. Hij heeft een lange carrière in de zorg doorlopen, o.a. als leidinggevende , interim manager en adviseur en heeft hij ruime ervaring in zorgmanagement. Zo is hij algemeen directeur van Het Pasteur Ziekenhuis te Oosterhout geweest, is mede oprichter van de Adviesgroep K en V (thans AortA te Nieuwegein). Hij heeft een bedrijfseconomische achtergrond, is in Tilburg als algemeen econoom afgestudeerd. Hij vervult daarnaast een aantal nevenfuncties in diverse koepelorganisaties (GGZ-Nederland, NVZ) en Raden van Toezicht van verzorgingsinstellingen. Hij is auteur van diverse (management)boeken en artikelen. Drs. K. (Klaus) Boonstra Klaus Boonstra is directeur/ bestuurder bij de instelling Zorggarant Thuiszorg. Daarvoor was hij in verschillende leidinggevende functies werkzaam bij diverse zorginstellingen. Naast zijn werk vervult Boonstra diverse nevenfuncties in zowel de zorg als in het onderwijs. Binnen het onderwijs is hij gastdocent bij de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen en aan de Rijksuniversiteit Groningen. In 2001 was heer Boonstra lid van de landelijke visitatiecommissie vervolgonderwijs gezondheidszorg. Binnen de zorg is heer Boonstra o.a. voorzitter van Zorgnetwerk Zuidoost Friesland en VPTZ Tjonger & Linde en bestuurslid bij Ventura Friesland. Drs. G.J. (Hans) Stoltenborg Hans Stoltenborg studeerde psychologie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam en was al gedurende zijn studie werkzaam in projecten op het terrein van onderwijs en opleiding. Na een aantal jaren in de onderwijsresearch werkte hij op het gebied van het post-hbo en andere vormen van commerciële dienstverlening vanuit onderwijsinstellingen. Door een stationering in Brussel leerde hij de EU en het internationale projectenbeleid goed kennen. De afgelopen jaren werkt hij vanuit het kantoor in Den Haag op onderwerpen als marktonderzoek (deels samen met TNS NIPO), ontwikkeling van nieuwe opleidingen, competentiegericht leren, kwaliteitszorg en accreditatie. Ook voert hij het projectmanagement van innovatieprojecten en is hij betrokken bij internationale onderwijsprojecten. Hij heeft als lead auditor deelgenomen aan verschillende accreditatie audits binnen het hoger onderwijs.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Haagse Hogeschool 50
R.E.J (Rogier) van Dijk Rogier van Dijk studeert sinds september 2006 aan de opleiding Management in Zorg van Hogeschool INHOLLAND. Hiervoor volgde hij o.a. HBO-Verpleegkunde aan de Hogeschool Utrecht en 2de graads lerarenopleiding Verpleegkunde. Momenteel is Van Dijk o.a. werkzaam als senior intensive care verpleegkundige met het aandachtsgebied onderwijs en HRM in het Academisch Medisch Centrum (AMC) Amsterdam. Tevens is hij coördinator van de mobiele intensive care unit van het AMC en freelance docent. D.P.M. (Daniëlle) de Koning, MSc Daniëlle heeft haar propedeuse behaald in de Franse taal- en letterkunde aan de Rijksuniversiteit Leiden, vervolgens heeft zij ervoor gekozen om over te stappen naar de studie Commerciële Economie (richting Internationaal Management) aan de Haarlem Business School. Tijdens deze studie heeft Daniëlle tien maanden in Frankrijk gewoond, waar zij stage heeft gelopen en gestudeerd heeft aan de ESSCA (Ecole Supérieure des Sciences Commerciales d’Angers). In 2003 studeerde zij af en is zij de studie Cultuur, Organisatie en Management gaan volgen aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, welke zij in 2006 heeft afgerond. Haar werkterreinen binnen Hobéon zijn organisatieadvies, marktonderzoek en certificering.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Haagse Hogeschool 51
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Haagse Hogeschool 52
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Haagse Hogeschool 53
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Haagse Hogeschool 54
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Haagse Hogeschool 55
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Haagse Hogeschool 56
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Haagse Hogeschool 57
BIJLAGE II: Programma Visitatie
Lokaal
Tijd 08.30 – 08.45 08.45 – 09.15
Gesprekspartners
09.15 – 09.30
Directie / Management - Academiedirecteur - Teamleider voltijd: Inez Klapper - Teamleider deeltijd Directie / Management
09.30 – 10.15
Auditteam: Van der Herberg Stoltenborg Boonstra Kedzierski Van Dijk De Koning
10.15 – 10.30 10.30 – 12.00
Auditoren
-
Auditteam
Auditteam Opleidingsteam / docenten
Onderwerpen Inloop door en ontvangst van auditteam Voorbespreking auditteam
Auditteam
-
Strategisch beleid, visie, missie Marktpositie / instroom / toelating Internationalisering Innovatie Kwaliteitszorg Relatie beroepenveld Personeel / scholing Resultaten / onderwijsrendement Samenwerking lectoraat / kenniskring - Alumnibeleid Interne terugkoppeling, verificatie -
12.00 – 12.15 12.15 – 12.45
Auditteam Kwaliteitszorg - Planning & Control
Deel auditteam: Stoltenborg Kedzierski Van Dijk
Kennismaking Definitieve vaststelling programma
Curriculum / onderwijsontwikkeling Didactisch concept / ‘rugzak met studiebenodigdheden’ Instroom / aansluiting instroom en programma Minoren Studie(loopbaan)begeleiding Vrijstellingen / EVC-procedure
- Relatie beroepenveld - Ontwikkelingen beroepsdomein - Propedeuse - Samenhang programma - Toetsen en beoordelen - Bezwaar en beroep - Eindkwalificaties - Praktijkcomponent / afstuderen - Internationalisering - Scholing Interne terugkoppeling, verificatie -
Evaluatie van resultaten Maatregelen tot verbetering Betrekken van medewerkers, studenten,alumni, werkveld Interne monitoring
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Haagse Hogeschool 58
Lokaal
Tijd 12.15 – 12.45 (parallel)
12.45 – 13.30 13.30 – 14.00
Gesprekspartners Verificatie documenten
Rondleiding voorzieningen
Auditoren Deel auditteam: Van der Herberg Boonstra De Koning Auditteam (Deel) auditteam
14.00 – 14.30
Examencommissie & Toetscommissie - voorzitter examencommissie - lid examencommissie - lid toetscommissie
Deel auditteam: Van der Herberg Boonstra De Koning
14.00 – 14.30 (parallel)
Verificatie documenten
14.30 – 15.30
Studenten (voltijd/duaal) - Cohort 2006 – 2007 - Cohort 2007 - 2008 Studenten (deeltijd) - Cohort 2005 – 2006 - Cohort 2006 – 2007 - Cohort 2007 – 2008
Deel auditteam: Stoltenborg Kedzierski Van Dijk Auditteam
15.45 – 16.00
Nader te bepalen gesprekspartners (iedereen beschikbaar) Verificatie documenten (indien van toepassing)
16.00-16.45 16.45 – 17.15
Alle gesprekspartners & genodigden
Lunch, interne terugkoppeling, verificatie - Verificatie algemene en opleidingsspecifieke voorzieningen - Rol / bevoegdheden examencommissie - Toetsen en beoordelen - Bezwaar en beroep - Vrijstellingen / EVC - Studeerbaarheid, studielast - Gerealiseerd niveau / kwaliteitsborging afstudeerders
-
Max. 8 studenten: dus elk cohort één student + twee of drie studenten extra. 15.30 – 15.45
Onderwerpen -
Informatievoorziening Aansluiting vooropleiding / toelating Toetsen en beoordelen Studiebegeleiding (incl. buitenschoolse component) Studeerbaarheid / studielast Materiële voorzieningen Praktijkcomponent Afstuderen
Auditteam
Interne terugkoppeling en bepaling ‘pending issues’
(Deel auditteam)
Pending issues
(Deel auditteam)
Nader te bepalen, n.a.v. documentanalyse en gesprekken
Auditteam
Intern overleg en bepaling voorlopige beoordeling Terugkoppeling voorlopige beoordeling
Auditteam
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding MiZ, Haagse Hogeschool 59