Hogeschool Utrecht, locatie Utrecht Opleiding: Croho: Variant:
hbo-master Dovenstudies/ Leraar Nederlandse Gebarentaal 44104 deeltijd
Visitatiedatum:
18 december 2008
© Netherlands Quality Agency (NQA) Utrecht, maart 2009
2/53
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-masteropleiding Dovenstudies/Leraar NGT
Inhoud Deel A: Onderwerpen 1.1 Voorwoord 1.2 Inleiding 1.3 Werkwijze 1.4 Oordeelsvorming 1.5 Oordelen per facet en onderwerp
5 7 7 8 10 11
Deel B: Facetten Onderwerp 1 Onderwerp 2 Onderwerp 3 Onderwerp 4 Onderwerp 5 Onderwerp 6
13 15 18 27 29 31 34
Deel C: Bijlagen Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4:
Doelstelling van de opleiding Programma Inzet van personeel Voorzieningen Interne kwaliteitszorg Resultaten
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden Deskundigheden panelleden Bezoekprogramma Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-masteropleiding Dovenstudies/Leraar NGT
37 38 45 49 51
3/53
4/53
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-masteropleiding Dovenstudies/Leraar NGT
Deel A: Onderwerpen
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-masteropleiding Dovenstudies/Leraar NGT
5/53
6/53
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-masteropleiding Dovenstudies/Leraar NGT
1.1
Voorwoord
Dit rapport is het verslag van het panel dat in opdracht van NQA de hbo-masteropleiding Dovenstudies/Leraar Nederlandse Gebarentaal1 van Hogeschool Utrecht heeft onderzocht. Het beschrijft de werkwijze, de bevindingen en de conclusies. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in het kader van de accreditatie van hogere beroepsopleidingen. Het onderzoek is begonnen in september 2008, toen het zelfevaluatierapport bij NQA is aangeleverd. Als onderdeel van het onderzoek heeft het panel de opleiding gevisiteerd op 18 december 2008. Het panel bestaat uit: Mevrouw drs. T.J.A.G.M. Raedts-Thomassen (domeinpanellid); De heer dr. D. Hermans (domeinpanellid); Mevrouw S.J. Alkema (studentpanellid); De heer drs. L.S. van der Veen (NQA-auditor); Mevrouw M. Snel (NQA-auditor). Dit panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document Protocol ter beoordeling van de werkwijze van visiterende en beoordelende instanties van de NVAO (oktober 2007). Het panel beschikt over relevante werkvelddeskundigheid en over vakdeskundigheid. Onder vakdeskundigheid wordt verstaan het vertrouwd zijn met de meest recente ontwikkelingen en vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op het niveau/oriëntatie van de te beoordelen opleiding. Daarnaast beschikt het panel over onderwijsdeskundigheid, studentgebonden deskundigheid en visitatiedeskundigheid (zie bijlage 2). Het rapport bestaat uit drie delen: • Deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken met daarbij de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. • Deel B: een Facetrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan uit van de vierpuntsschaal (onvoldoende, voldoende, goed en excellent) conform het voorschrift van de NVAO. Uitzondering hierop is facet 2.6, als gevolg van aanvullende instructies van de NVAO wordt hier het oordeel voldaan of niet voldaan gegeven. Dit Facetrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. • Deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen. 1.2
Inleiding
De Hogeschool Utrecht (HU) heeft ongeveer 35.000 studenten en ruim 2.200 medewerkers. De HU kent zes faculteiten die samen meer dan 75 bacheloropleidingen aanbieden op het
1
Nederlandse Gebarentaal: verder NGT
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-masteropleiding Dovenstudies/Leraar NGT
7/53
gebied van communicatie en journalistiek, economie en management, natuur en techniek, gezondheid, onderwijs, en maatschappij en recht. Op de verschillende gebieden biedt de HU een groeiend aantal hbo-masteropleidingen. De HU heeft onderwijslocaties in het centrum van Utrecht, op de Uithof en in Amersfoort. Eén van de zes faculteiten is de Faculteit Educatie (FE). De FE is met ruim 8.000 studenten en 800 medewerkers één van de grootste educatieve faculteiten van Nederland. De FE verzorgt 16 bachelor- en 14 hbo-masteropleidingen. Deze opleidingen zijn ondergebracht bij vijf instituten. In 1997 is de bacheloropleiding Leraar/Tolk Nederlandse Gebarentaal gestart binnen de FE, welke destijds was ondergebracht bij het Seminarium voor Orthopedagogiek. Per mei 2006 zijn de bachelor Leraar/Tolk Nederlandse Gebarentaal, de Associate Degree Schrijftolk en de master Dovenstudies/Leraar Nederlandse Gebarentaal (verder te noemen MADS) samen met het Centre of Excellence het zelfstandige Instituut voor Gebaren, Taal & Dovenstudies (IGTD) gaan vormen binnen de FE. De MADS kent twee uitstroomprofielen: Dovenstudies en Leraar NGT. Deze worden beide in deeltijd aangeboden op de Uithof te Utrecht. Sinds de start in 2004 heeft de opleiding vijf alumni, vier studenten zijn afgestudeerd op het profiel Dovenstudies en één student is afgestudeerd als Leraar NGT. De MADS telt zeventien studenten en wordt verzorgd door vijf docenten (1,22 fte) (peildatum oktober 2008). Op het moment van visitatie telt het profiel Dovenstudies 15 studenten en het profiel Leraar NGT 2 studenten. Binnen het IGTD is het Centre of Excellence opgenomen, dat zich bezighoudt met het uitvoeren van praktijkgericht onderzoek, het verrichten van scholing en begeleiding op het gebied van communicatie bij mensen met een auditieve beperking en het doen van praktijkgericht taalkundig onderzoek op het gebied van de NGT en het Nederlands met Gebaren (NmG). In november 2006 is het lectoraat Dovenstudies aan de HU toegekend. Dit lectoraat is per september 2007 geïnstalleerd. Binnen dit lectoraat krijgen docenten, studenten en externe deskundigen de mogelijkheid om praktijkgericht onderzoek te doen binnen het domein Dovenstudies. 1.3
Werkwijze
De beoordeling van de opleiding door het panel verliep volgens de werkwijze zoals die is neergelegd in het Beoordelingsprotocol van NQA. Deze werkwijze wordt hieronder beschreven. Het onderzoek vond plaats op basis van het domeinspecifieke referentiekader dat voor de opleiding geldt (zie facet 1.1). NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke bezoek door het panel en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase.
8/53
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-masteropleiding Dovenstudies/Leraar NGT
De voorbereidingsfase Allereerst heeft een NQA-auditor het zelfevaluatierapport gecontroleerd op kwaliteit en compleetheid (de validatie) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. Vervolgens bereidden de panelleden zich in de periode oktober-december 2008 inhoudelijk voor op het bezoek d.d. 18 december 2008. Zij bestudeerden het zelfevaluatierapport (en bijlagen), formuleerden hun voorlopige oordelen op basis van argumenten en zij formuleerden vraagpunten. Zij gaven hun bevindingen door aan de NQA-auditor. Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA-auditor ten slotte kernpunten en prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken. Tijdens een voorbereidende vergadering is het bezoek door het panel voorbereid. De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiest. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundigen in het panel bekeken of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling dan wel nadere specificatie nodig is. In het facetrapport is aangegeven op welke landelijke beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader (en het opleidingsprogramma) is gebaseerd. Het bezoek door het panel NQA heeft een bezoekprogramma ontwikkeld voor de (dag-)indeling van het bezoek door het panel dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleiding (bijlage 3). Er vonden gesprekken plaats met het opleidingsmanagement, docenten, studenten, afgestudeerden en met werkveldvertegenwoordigers. Aan het begin en tijdens het bezoek heeft het panel ter inzage gevraagd materiaal bestudeerd. Tussen de gesprekken door heeft het panel ruimte ingelast om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen-)oordelen. De bevindingen zijn door de panelleden beargumenteerd. Aan het einde van het bezoek heeft de voorzitter een mondelinge terugkoppeling gegeven van enkele indrukken en ervaringen van het panel, zonder expliciete oordelen uit te spreken. De fase van rapporteren Door NQA is, op basis van de bevindingen van het panel, een tweeledige rapportage opgesteld, bestaande uit een facetrapport en een onderwerprapport, waarin de kwaliteit van de opleiding is beoordeeld. Met dit rapport kan de opleiding accreditatie aanvragen bij de NVAO. De opleiding heeft in februari 2009 een concept van het Facetrapport (deel B) voor een controle op feitelijke onjuistheden ontvangen. Naar aanleiding daarvan zijn enkele wijzigingen aangebracht. In het Onderwerprapport (deel A) wordt door NQA een oordeel op de onderwerpen en op de opleiding als geheel gegeven. Dit rapport is in februari 2009 voor een controle op feitelijke onjuistheden aan de opleiding voorgelegd. Het definitieve rapport is door het panel vastgesteld in maart 2009. Het visitatierapport is uiteindelijk in maart 2009 ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-masteropleiding Dovenstudies/Leraar NGT
9/53
1.4
Oordeelsvorming
In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals die door NQA in het Beoordelingsprotocol zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie Handreiking voor oordeelsvorming een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling rekening gehouden met accenten die de opleiding eventueel legt, het domeinspecifieke kader en een vergelijking met andere relevante opleidingen op een aantal aspecten. Het eindoordeel is voorzien van een aanvullende tekst als sprake is van: • weging van de oordelen op facetniveau; • benchmarking; • generieke bevindingen die het facetniveau overschrijden; • bepaalde accenten respectievelijk ‘best practices’. In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De (uitgebreide) argumentatie is te vinden in het facetrapport.
10/53
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-masteropleiding Dovenstudies/Leraar NGT
1.5
Oordelen per facet en onderwerp
Totaaloverzicht van oordelen op facet- en onderwerpniveau Onderwerp/Facet Variant Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding 1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau master 1.3 Oriëntatie HBO master Totaaloordeel Onderwerp 2 Programma 2.1 Eisen HBO 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud 2.8 Beoordeling en toetsing Totaaloordeel Onderwerp 3 Inzet van personeel 3.1 Eisen HBO 3.2 Kwantiteit personeel 3.3 Kwaliteit personeel Totaaloordeel Onderwerp 4 Voorzieningen 4.1 Materiële voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding Totaaloordeel Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg 5.1 Evaluatie resultaten 5.2 Maatregelen tot verbetering 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld Totaaloordeel Onderwerp 6 Resultaten 6.1 Gerealiseerd niveau 6.2 Onderwijsrendement Totaaloordeel
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-masteropleiding Dovenstudies/Leraar NGT
Master Dovenstudies/ Leraar NGT Deeltijd Voldoende Goed Goed Positief Goed Voldoende Goed Goed Goed Voldaan Goed Voldoende Positief Goed Goed Goed Positief Excellent Goed Positief Goed Goed Voldoende Positief Voldoende Onvoldoende Positief
11/53
Doelstellingen opleiding Aan de facetten Niveau master en Oriëntatie HBO master is het oordeel goed toegekend en aan het facet Domeinspecifieke eisen het oordeel voldoende. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Programma Aan de facetten Eisen HBO, Samenhang in opleidingsprogramma, Studielast, Instroom en Afstemming tussen vormgeving en inhoud is het oordeel goed toegekend en aan de facetten Relatie doelstellingen en inhoud programma en Beoordeling en toetsing het oordeel voldoende. Aan het facet Duur is voldaan. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Inzet van personeel Aan de drie facetten behorende bij het onderwerp Inzet van personeel is het oordeel goed toegekend. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Voorzieningen Aan het facet Materiële voorzieningen heeft het panel het oordeel excellent toegekend. Het facet Studiebegeleiding is beoordeeld met het oordeel goed. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Interne kwaliteitszorg Aan de facetten Evaluatie resultaten en Maatregelen tot verbetering is het oordeel goed toegekend en aan het facet Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld het oordeel voldoende. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Resultaten Het facet Gerealiseerd niveau is beoordeeld met een voldoende en aan het facet Onderwijsrendement is het oordeel onvoldoende toegekend. Het oordeel van het onderwerp Resultaten is positief, omdat het panel de gerealiseerde kwalificaties als doorslaggevend beschouwt binnen dit onderwerp. Het panel is overtuigd van de realisatie hiervan (vergelijk 6.1). Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Totaaloordeel Op grond van voorgaand schema en de inhoudelijke onderbouwing daarvan blijkt dat de opleiding op de zes onderwerpen positief scoort. De conclusie is dat het totaaloordeel over de opleiding positief is.
12/53
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-masteropleiding Dovenstudies/Leraar NGT
Deel B: Facetten
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-masteropleiding Dovenstudies/Leraar NGT
13/53
14/53
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-masteropleiding Dovenstudies/Leraar NGT
Onderwerp 1
Facet 1.1
Doelstelling van de opleiding
Domeinspecifieke eisen
Voldoende
Criterium: - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De masteropleiding Dovenstudies/Leraar Nederlandse Gebarentaal kent twee uitstroomprofielen: Dovenstudies en Leraar NGT. Het uitstroomprofiel Dovenstudies leidt op tot een beroepsbeoefenaar met een nieuwe functie in Nederland die breed inzetbaar is in de onderwijssector, de educatieve zorgsector en ook in andere domeinen, zoals antropologie, geschiedenis, logopedie, (ortho)pedagogiek, psychiatrie, psychologie, sociologie of taalwetenschap. Het uitstroomprofiel Leraar NGT is de vervolgopleiding op de bacheloropleiding Leraar NGT. • Per uitstroomprofiel is een set eindkwalificaties en competenties geformuleerd (Managementreview en Studiegids 2008-2009). Beide zijn leidend voor het programma. Op grond van de gevoerde gesprekken constateert het panel dat studenten zich ofwel richten op competenties of op eindkwalificaties. Bestudering van de eindkwalificaties laat zien dat de sets van de twee profielen ten dele overlappen en voor een ander deel specifiek gericht zijn op het betreffende uitstroomprofiel. • Het profiel Dovenstudies gaat uit van twaalf eindkwalificaties en van zeven competenties. Deze laatste vertegenwoordigen een transfer die een afgestudeerde master Dovenstudies moet kunnen maken tussen verschillende belevingswerelden (horend versus niet/slecht horend). Het panel beoordeelt de inhoud van de sets als goed. • Het profiel Leraar NGT heeft een set eindkwalificaties geformuleerd die bestaat uit dertien eindkwalificaties en zeven competenties. Deze laat zien dat de eisen van de Stichting Beroepen Leraren in acht zijn genomen, evenals het brede competentieprofiel voor een leraar in het speciaal onderwijs (Managementreview). Het panel beoordeelt de inhoud van de sets als goed. • De opleiding heeft de verschillende eindkwalificaties per uitstroomprofiel in een matrix gekoppeld aan de competenties. Deze laten zien dat de eindkwalificaties zich inhoudelijk verhouden tot de competenties. De bedoeling daarvan is voor het panel minder duidelijk. De opleiding geeft aan dat door middel van het opstellen van de eindkwalificaties de ruimer geformuleerde competenties inhoudelijk concreter zijn ingevuld. Het panel vindt dit niet transparant voor de verdere uitwerking van het onderwijs. • De HU is de enige instelling in het hoger onderwijs die bachelor- en masteropleidingen aanbiedt binnen het domein Dovenstudies. De eindkwalificaties zijn opgesteld door de opleidingen zelf (het IGTD) en afgestemd met het beroepenveld via de beroepenveldcommissie van het instituut en de netwerken van docenten. In de beroepenveldcommissie zitten leden die het domein vanuit verschillende invalshoeken benaderen: linguïstisch, tolken, doelgroep. Uit het bestudeerde materiaal en de gevoerde
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-masteropleiding Dovenstudies/Leraar NGT
15/53
•
•
•
•
gesprekken met onder meer het opleidingsmanagement, is af te leiden dat nieuwe leden zullen gaan deelnemen aan de commissie. Het panel vindt dit een gewenste ontwikkeling (vergelijk 5.3). Het panel concludeert dat de eindkwalificaties zijn afgestemd met vertegenwoordigers van het beroepenveld. Bij de totstandkoming van de eindkwalificaties heeft de opleiding voor zover mogelijk gebruik gemaakt van aanverwante landelijke standaarden. Het panel herkent deze terug in de eindkwalificaties voor de Leraar NGT. Uit het bestudeerde materiaal en de gevoerde gesprekken blijkt dat de opleiding voor de Dovenstudies een vertaalslag heeft gemaakt van ontwikkelingen in het werkveld naar eindkwalificaties. Vertegenwoordigers van het werkveld geven aan dat de eindkwalificaties voldoen aan de eisen van het beroepenveld. In internationaal perspectief wordt divers onderwijs gegeven op het gebied van Dovenstudies. De term Dovenstudies wordt vaak overkoepelend gebruikt voor opleidingen tot tolk, leraar gebarentaal of leerkracht in het speciaal onderwijs en dovenstudies. Het niveau van bestaande buitenlandse opleidingen voor leraar of tolk gebarentaal of leraar in het speciaal (doven-)onderwijs is zeer divers. Opleidingen in Bristol (UK), Washington (USA) en Victoria (Australië) zijn qua niveau het best vergelijkbaar met de MADS. Binnen Europa is de MADS de enige opleiding tot leraar NGT op masterniveau. Vanuit dat kader dient de MADS sinds haar start in 2004 als voorbeeld voor onder andere instituten in Coimbra (Portugal), Barcelona (Spanje) en Patras (Griekenland). Het uitstroomprofiel Dovenstudies van de MADS bestaat wel op masterniveau in Europa (UK, Ierland), onder de naam Deaf Studies. Voor toelating tot deze master geldt beheersing van de nationale gebarentaal als instroomeis. Hetgeen in Nederland geen vereiste is. Docenten van het IGTD hebben eindkwalificaties van de opleiding Deaf Studies (Trinity College, Dublin) bestudeerd en mede op basis daarvan de eindkwalificaties van de MADS op masterniveau geformuleerd. Een belangrijk verschil zit bijvoorbeeld in de onderzoeksvaardigheden, die de studenten van de HU bij afstuderen zelfstandig moeten kunnen uitvoeren, terwijl dit in Dublin op bachelorniveau gebeurt. Overeenkomsten zijn vooral te vinden binnen de onderzoeksonderwerpen en de relatie met de praktijk. Het instituut is bij activiteiten in Europees verband betrokken (zie 2.1). Het panel komt tot het oordeel voldoende op grond van de opmerking over de transparantie van het werken met twee sets (competenties en eindkwalificaties) per uitstroomprofiel. Daarnaast merkt het op dat de samenstelling van de beroepenveldcommissie aandacht behoeft. Het panel heeft geconstateerd dat de opleiding dit heeft opgepakt.
Facet 1.2
Niveau master
Goed
Criterium: - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een master.
16/53
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-masteropleiding Dovenstudies/Leraar NGT
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Per uitstroomprofiel zijn de betreffende competenties en eindkwalificaties in een matrix gekoppeld aan de Dublin descriptoren. De matrices laten zien dat de eindkwalificaties de vijf Dublin descriptoren vertegenwoordigen. De matrices zijn in discussie met de docenten, studenten en de BVC tot stand gekomen in 2007. • Het panel herkent de Dublin descriptoren in de beschrijvingen van de eindkwalificaties. Bijvoorbeeld ’oordeelsvorming’ in eindkwalificatie I van het uitstroomprofiel Dovenstudies: ‘...heeft een permanent onderzoekende houding, experimenteert met nieuwe werkwijzen, reflecteert hierop en ontwikkelt professionele kennis...’. En ‘kennis en inzicht’ in eindkwalificatie A van het uitstroomprofiel Leraar NGT: ‘...beschikt over kennis en inzicht op masterniveau op het gebied van communicatie, interactie en feedback.’ • De eindkwalificaties/competenties liggen vanaf de start van de opleiding ten grondslag aan de verschillende onderwijseenheden. Het panel beoordeelt de eindkwalificaties/competenties van het juiste hbo-masterniveau.
Facet 1.3
Oriëntatie HBO master
Goed
Criteria: - De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. - Een hbo-master heeft de kwalificaties voor het niveau van zelfstandig en/of leidinggevend beroepsbeoefenaar in een beroep of spectrum van beroepen, dan wel het niveau van het functioneren in een multidisciplinaire omgeving waarin een hbo-opleiding vereist is of dienstig is. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding heeft voor beide uitstroomprofielen een beroepsprofiel opgesteld. Deze zijn opgenomen in de studiegids (Studiegids 2008-2009). De beroepsprofielen zijn samen met de eindkwalificaties van de opleiding in overleg met het werkveld tot stand gekomen, hetgeen is af te leiden uit verschillende verslagen. Via docenten heeft onder andere afstemming plaatsgevonden met vakgenoten uit de (internationale) beroepspraktijk (notulen BVC en verslagen docentoverleggen). • Uit materiaal en verschillende gesprekken blijkt dat de opleiding, op grond van discussies met studenten, docenten en het beroepenveld, de eindkwalificaties van de verschillende uitstroomprofielen in 2007 heeft bijgesteld (notulen BVC 3/10/07). Het panel vindt de toelichting van de opleiding, docenten en studenten op de beroepsprofielen helder. In de gesprekken wordt een duidelijk beeld gegeven bij de beroepen en het veld, waarvoor wordt opgeleid. • Het profiel Dovenstudies beschrijft dat de afgestudeerde master Dovenstudies werkt met dove en slechthorende mensen, waaronder ook laat- en plotsdove mensen, of mensen met zowel een auditieve als een andere communicatieve beperking. Afhankelijk van de functie werkt de master Dovenstudies met één of meerdere van de hiervoor genoemde deelpopulaties. De master Dovenstudies kan ook werken met horende professionals of andere betrokkenen die in contact staan met dove en slechthorende mensen. Dit kan zijn
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-masteropleiding Dovenstudies/Leraar NGT
17/53
•
•
•
in het onderwijs, in de zorg of in een andere maatschappelijke context. Hij begeleidt multidisciplinaire processen aangaande allerlei aspecten van communicatie van de doelgroep, waarmee hij werkt vanuit een gepast cultureel referentiekader. De ondersteuning van de emancipatie van dove en slechthorende mensen in de maatschappij staat voorop. Met zijn helikoptervisie levert de afgestudeerde master Dovenstudies een bijdrage aan een wereld waaraan iedereen mee kan doen en is hij een onmisbare schakel in de verbetering van de maatschappelijke positie van dove en slechthorende mensen (Studiegids 2008-2009). Het profiel Leraar NGT beschrijft dat de master Leraar NGT in staat wordt geacht om op hbo- of wetenschappelijk niveau onderwijs te ontwikkelen en verzorgen in en over de NGT/NmG vanuit uitgebreide kennis over en van de dovengemeenschappen in Nederland en daarbuiten (Studiegids 2008-2009). De master Leraar NGT bouwt voort op de bachelor Leraar NGT. De MADS richt zich op personen met een afgeronde bacheloropleiding of een academische masteropleiding (wo) en die werkzaam zijn in de wereld van dove en/of slechthorende mensen. Afgestudeerden van de variant Dovenstudies kunnen werkzaam zijn in verschillende functies. Uit een behoefteonderzoek (KPMG, 2003) voor de start van de opleiding is af te leiden dat professionals met een master profiel Dovenstudies werkzaam kunnen zijn als beleidsmedewerkers, groepswerkers, onderzoekers, ontwikkelaars of stafmedewerkers in de eerder genoemde verschillende domeinen. Het uitstroomprofiel Leraar NGT leidt op tot het beroep van eerstegraads leraar. De opleiding participeert in verschillende nationale en internationale samenwerkingsverbanden (zie ook 1.1). Verder heeft de opleiding/het IGTD samenwerkingsverbanden met de Raad van Advies van het Nederlands Gebarencentrum en de Commissie Nascholing van het Register Tolken Gebarentaal. Uitkomsten van deze werkverbanden zijn meegenomen in de totstandkoming van de uitstroomprofielen en de daarbij behorende eindkwalificaties.
Onderwerp 2
Facet 2.1
Programma
Eisen HBO
Goed
Criteria: - Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. - Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. - Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk.
18/53
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-masteropleiding Dovenstudies/Leraar NGT
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het masterprogramma, dat deeltijd wordt aangeboden, kent twee uitstroomprofielen waarvoor een student kiest bij de start van zijn/haar opleiding. Via verschillende onderwijseenheden werkt de student aan de eindkwalificaties die centraal staan in het betreffende uitstroomprofiel. In de onderwijseenheden voeren studenten opdrachten uit welke gerelateerd zijn aan de praktijk waarin zij werken. Op die manier heeft het programma voor iedere student een andere context die centraal staat in de ontwikkeling van de eindkwalificaties (= eindkwalificaties en competenties van het betreffende uitstroomprofiel). Via het persoonlijk ontwikkelingsplan wordt daar verder vorm aan gegeven (zie verder 2.7). • De opleiding werkt met een studentgebonden literatuurlijst. Op die manier wordt aansluiting gerealiseerd met de beroepspraktijk (het domein) waarvoor de student wordt opgeleid. Studenten dienen een literatuurlijst in bij hun docent/coach. Deze wordt vervolgens op inhoud en niveau goedgekeurd. Daarbij kunnen studenten gebruik maken van de bronnenbank. De bronnenbank bevat relevante literatuur en andere informatiebronnen die studenten naar eigen keuze kunnen gebruiken. Bronnen in de bronnenbank worden door docenten jaarlijks getoetst op actualiteit en indien nodig bijgesteld. De bronnen zijn beschikbaar voor studenten via de elektronische leeromgeving Sharepoint. Het panel heeft gebruikte bronnen ingezien via producten van studenten en beoordeelt deze van goede kwaliteit. Daarnaast krijgen studenten literatuur aangereikt van docenten die past bij een specifieke opdracht/onderwerp waaraan een student werkt. • De uitkomsten van de Evaluatie Dovenstudies 2008 laten zien dat studenten van de masteropleiding de actualiteit en de relevantie van gebruikte en aanbevolen bronnen positief beoordelen. • Studenten zijn gedurende hun opleiding werkzaam in de relevante beroepspraktijk. In de verschillende onderwijseenheden wordt de beroepspraktijk van de student als uitgangspunt gebruikt voor opdrachten. Op die manier is de beroepspraktijk direct ingebed in het onderwijsprogramma van de student. Daarnaast bezoeken studenten (internationale) congressen die voor hun context relevant zijn. • In de opleiding werken studenten toe naar het uitvoeren van een onderzoek dat plaatsvindt in het tweede jaar (fase 2): de masterproef. Dit onderzoek sluit aan, of kan aansluiten, bij onderzoek dat reeds gedaan is in de onderwijseenheid Onderzoeksmethoden. Deze is gerelateerd aan de praktijk van de student en aan het domein Dovenstudies, zoals toepassing en innovatie daarbinnen. Voor iedere student staat het verrichten van toegepast onderzoek, en de vaardigheden die daarbij horen, centraal. Daarvoor volgen de studenten van beide uitstroomprofielen in het eerste jaar (fase 1) dezelfde onderwijseenheden, zoals Inclusie, Dovencultuur en Onderzoeksmethoden. In de laatste wordt de basis gelegd met methodologische kennis, heuristiek en andere zoekstrategieën. Ook staat in deze fase de onderzoekende houding van de student nadrukkelijk centraal. Het panel constateert dat in het opleidingsprogramma (beide uitstroomprofielen) ruim aandacht is voor onderzoeksmethodieken. Nieuwe onderwerpen worden daarbij ingebracht, onder andere via het lectoraat Dovenstudies (gestart sinds september 2007), zoals Deaf Empowerment.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-masteropleiding Dovenstudies/Leraar NGT
19/53
•
•
•
•
•
•
Uit de gevoerde gesprekken blijkt dat het lectoraat Dovenstudies onderzoek doet op het gebied van Dovencultuur, de didactiek van de Nederlandse Gebarentaal en tolkaspecten. De lector is naast docent ook coach en coördinator binnen de masteropleiding Dovenstudies/Leraar NGT. Voor het uitstroomprofiel Dovenstudies is het thema waarop onderzoek plaatsvindt divers, namelijk afhankelijk van de opleidingsachtergrond en werkplek van de student. De actualiteit van het thema en de mate waarin een thema innovatief is, staan centraal. Voor het uitstroomprofiel Leraar NGT heeft onderzoek bijvoorbeeld betrekking op taalkundige of didactische aspecten van de NGT, internationale vergelijking van leerlijnen of methoden of een vergelijking tussen doceerstijlen tussen dove en horende docenten gebarentaal. Zowel studenten als docenten brengen actualiteiten in, vanuit het relevante werkveld, in het programma. Voorbeelden van actuele ontwikkelingen in het programma zijn ‘Weer Samen Naar School’ en het ‘rugzakje’ (Wet Leerling-gebonden Financiering) (beide leraar NGT) welke aan bod komen in de onderwijseenheid Inclusie en Dovencultuur. Het opleidingsprogramma richt zich op de ontwikkeling van specifieke beroepsvaardigheden en theoretische inhouden. Beroepsvaardigheden betreffen specifieke vaardigheden die per uitstroomprofiel verschillen. Voor de master Dovenstudies zijn dit vaardigheden, zoals proactiviteit en zelfstandigheid, die bijdragen aan de rol van ambassadeur voor de Dovencultuur, waarvoor het hebben van een helikoptervisie een vereiste is. Deze vaardigheden gelden in een bepaalde mate ook voor de Leraar NGT, maar de beroepsvaardigheden voor dit uitstroomprofiel zijn in de eerste plaats die van een leraar. De theoretische kennis wordt voor beide uitstroomprofielen opgedaan in Inclusie, Dovencultuur, Onderzoeksmethoden en Omgaan met veranderingen. Daarnaast is de taalvaardigheid van de NGT een vaardigheid die binnen beide profielen aan bod komt. Binnen de leraar NGT zeer nadrukkelijk, namelijk als vereiste. Binnen de Dovenstudies is NGT meer een gewenste vaardigheid. Eventueel kunnen studenten van Dovenstudies extra NGT modulen volgen naast hun studie. De ontwikkeling van de beoogde vaardigheden wordt gestuurd vanuit leerteams, waaraan studenten vanaf de start van de opleiding deelnemen en waarin zij hun (actuele) praktijkervaring (context) inbrengen (zie ook 4.2). In internationaal verband voeren docenten inhoudelijk overleg over het opleiden van leraren gebarentaal (vergelijk 3.1). Daarnaast heeft het instituut deelgenomen aan een door de EU gesubsidieerd (Leonardo da Vinci, Leven lang leren) project DEDALOS, dat Engels als vreemde taal voor dove mensen als onderwerp had, en zijn twee Nufficprojecten uitgevoerd voor ondersteuning van het dovenonderwijs in Suriname.
Facet 2.2
Relatie doelstellingen en inhoud programma
Voldoende
Criteria: - Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. - De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma.
20/53
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-masteropleiding Dovenstudies/Leraar NGT
-
De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheden om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken op master niveau.
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het programma is opgebouwd uit verschillende onderwijseenheden welke zijn verdeeld over twee fasen. Fase 1 bestaat uit zes onderwijseenheden: SLB (3 EC), Inclusie (4 EC), Dovencultuur (4 EC), Onderzoeksmethoden (11 EC), Omgaan met veranderingen (4 EC) en een keuzeonderdeel (4 EC). Fase 2 bestaat uit drie onderwijseenheden, genaamd: Portfolio (7 EC), Persoonlijk leertraject (13 EC) en de Masterproef (10 EC). • De student kiest bij inschrijving voor één van de twee uitstroomprofielen. Vanuit de werkomgeving en opleidingsachtergrond van de student, werkt de student binnen de genoemde onderwijseenheden aan de set eindkwalificaties die in zijn profiel centraal staat. Dit verantwoordt hij/zij in het portfolio waarvoor het persoonlijk ontwikkelplan als leidraad geldt. • Binnen de onderwijseenheden staan leerdoelen centraal. Deze zijn beschreven in de studiegids. Daarnaast werkt de student aan zijn eindkwalificaties/competenties. De relatie tussen beide heeft de opleiding niet op schrift uitgewerkt. Voor het panel is deze – vanuit onderwijskundig perspectief – moeilijk herleidbaar. Bestudering van de leerdoelen laat wel een inhoudelijke relatie met de eindkwalificaties van de opleiding zien. Voorts begrijpt het panel, vanuit het bestudeerde materiaal en de gevoerde gesprekken, dat studenten via de uitwerkingen van de onderwijseenheden direct werken aan hun eindkwalificaties. Ter illustratie: Een ‘doelstelling/competentie’ voor de onderwijseenheid Inclusie beschrijft het volgende: ‘Inzicht verwerven in de dilemma’s en uitdagingen wat betreft inclusie, inclusief onderwijs en maatschappelijke participatie en plaatsbepaling met betrekking tot eigen werkveld, in relatie tot de studie Dovenstudies/Leraar NGT’. In deze doelstelling wordt verwezen naar de context van de student. Vanuit die context werkt hij/zij de onderwijseenheid Inclusie uit. Op dezelfde manier zijn ‘doelstellingen/competenties’ geformuleerd bij andere onderwijseenheden. • Studenten zitten in leerteams. Daarin bediscussiëren zij hun invulling van de opdracht voor de betreffende onderwijseenheid. Discussiepunten hebben bijvoorbeeld betrekking op de te gebruiken methoden of literatuur. Een extra leereffect vindt plaats door de uitwisseling van ervaringen. • Via de leerteams werken de studenten direct aan de eindkwalificaties. Dit komt concreet terug in de uitwerkingen van de opdrachten die studenten uitvoeren welke zij opnemen in het portfolio. Uit het gesprek met studenten blijkt dat sommige studenten zich richten op de eindkwalificaties en anderen op de competenties. • Het panel herkent in het programma geen expliciete vertaling van eindkwalificaties naar leerdoelen. Op grond van het voorgaande komt het panel tot het oordeel voldoende.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-masteropleiding Dovenstudies/Leraar NGT
21/53
Facet 2.3
Samenhang in opleidingsprogramma
Goed
Criterium: - Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In de studiegids wordt een overzicht van het programma gegeven en zijn de onderwijseenheden inhoudelijk op hoofdlijnen uitgewerkt. Daarbij is per onderwijseenheid aangegeven op welke (voorgaande) onderwijseenheid wordt aangesloten. Tevens zijn onderwijseenheden aangegeven die als instroomvereiste gelden voor deelname aan de onderwijseenheid. Hieruit blijkt dat studenten alleen kunnen deelnemen aan onderwijseenheden van de tweede fase wanneer zij de onderwijseenheden van de eerste fase met positief gevolg hebben afgerond. Het programma laat een concentrische opbouw zien tussen de twee fasen. De onderwijseenheden in de tweede fase bouwen zichtbaar voort, wat betreft niveau en inhoud, op de onderwijseenheden uit de eerste fase. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de wijze waarop de masterproef uit de tweede fase voortbouwt op de onderwijseenheid Onderwijsmethodiek uit de eerste fase. • In iedere onderwijseenheid wordt gewerkt aan de beoogde eindkwalificaties via het Competentie Ontwikkelingsplan (COP). Vanuit persoonlijke leervragen en het onderwerp van de betreffende onderwijseenheid wordt per onderwijseenheid een ander accent gelegd. Een student die vanuit een vooropleiding en/of werkomgeving inhoudelijk enige kennis heeft van het domein Dovencultuur, maar in mindere mate ervaring heeft in het uitvoeren van onderzoek binnen dat domein, kan via persoonlijke leerdoelen een accent leggen op de eindkwalificaties met betrekking tot onderzoeksvaardigheden. De set eindkwalificaties, die in het uitstroomprofiel van de student centraal staat, zorgt – als een rode draad – voor samenhang in het programma. • De samenhang in het programma wordt bewaakt door de coach. In individuele gesprekken en in het zogeheten leerteam staat de ontwikkeling van de eindkwalificaties van de student centraal. Tevens komt de beoogde realisatie van de eindkwalificaties/competenties (het plan van de student) aan de orde. • Omdat alle studenten werkzaam zijn in een relevante praktijksetting, is samenhang gerealiseerd tussen theorie en praktijk in het programma. Het panel constateert dat alle studenten werkzaam zijn in het domein van dovenstudies en daarin praktijkopdrachten uitvoeren. De wijze waarop het programma is vormgegeven, maakt mogelijk dat studenten met verschillende achtergronden en werkplekken en diverse beoogde beroepen toch (per profiel) werken aan dezelfde eindkwalificaties/competenties. De onderwijseenheden dragen inhoudelijk bij aan de beoogde beroepen. • In de Evaluatie Dovenstudies 2008 scoort de tevredenheid van studenten over de inhoudelijke samenhang iets onder de gemiddelde tevredenheid (2.8 op een vijfpuntsschaal en 5.9 op een tienpuntsschaal). Het panel heeft met studenten gesproken en constateert dat studenten de mate waarin zij vraaggestuurd werken in het programma, waarin onderwijseenheden vaststaan, als prettig ervaren. Het werken op basis van eindkwalificaties/competenties maakt dat zij de opleiding als een samenhangend geheel ervaren.
22/53
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-masteropleiding Dovenstudies/Leraar NGT
Facet 2.4
Studielast
Goed
Criterium: - Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De studielast is per onderwijseenheid in termen van studiepunten vastgelegd en in de studiegids opgenomen. Daarin zijn voor elke onderwijseenheid tevens leerinhoud, leerdoelen, bekwaamheidseisen, de wijze van toetsen en de aanbevolen literatuur beschreven. Met deze informatie kan de student zijn/haar studie zelfstandig plannen. Het panel beoordeelt deze informatie toereikend. • De opleiding gaat uit van gemiddeld 6 contacturen per week en 15 uur zelfstudie en begeleiding. Uit het gesprek met studenten leidt het panel af dat zij in ruime mate deze ‘beoogde tijd’ aan hun studie besteden. Het panel schrijft dat vooral toe aan de positieve en ambitieuze instelling die studenten hebben. • De coach, die de student bij de start van de opleiding krijgt aangewezen, is het aanspreekpunt voor de student. De coach begeleidt de student zowel ten aanzien van de inhoud (invulling van portfolio), als ten aanzien van de studieplanning. Wanneer de student belemmeringen ervaart dan vindt afstemming plaats tussen de student en de coach. • Studenten die zijn uitgestroomd gedurende de opleiding hebben dit gedaan als gevolg van persoonlijke omstandigheden (exit-formulieren). • De opleiding geeft aan dat op basis van evaluatie-uitkomsten verbeteringen zijn doorgevoerd met betrekking tot de studeerbaarheid van het programma. Deze verbeteringen betreffen onder andere de volgorde waarin onderwijseenheden worden aangeboden. Daarin heeft het panel geen aanwezigheid van struikelvakken geconstateerd. • Het panel verneemt van studenten, dat zij binnen de vaste opzet van het programma deels een eigen invulling bepalen via hun werkplek. Hun coach daagt hun daarbij uit of remt af. Uit het gesprek met de docenten komt hetzelfde beeld naar voren. Het panel constateert dat studenten soms de ambitie hebben om meer onderwerpen uit te zoeken dan wordt gevraagd, wat dan tot vertraging kan leiden.
Facet 2.5
Instroom
Goed
Criterium: - Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: bacheloropleiding en eventueel (inhoudelijke) selectie.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-masteropleiding Dovenstudies/Leraar NGT
23/53
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Tot het profiel Dovenstudies worden studenten toegelaten die in het bezit zijn van een hbo-bachelordiploma en werkzaam zijn in het domein Dovenstudies. Studenten van het uitstroomprofiel Dovenstudies hebben diverse opleidingsachtergronden. Er zijn bijvoorbeeld studenten met een diploma leraar basisonderwijs, sociaal pedagogische hulpverlening, maatschappelijk werk- en dienstverlening, logopedie of leraar/tolk NGT. • Voor het uitstroomprofiel Leraar NGT geldt dat alleen studenten met een bachelor Leraar NGT kunnen instromen. Tevens dienen zij in het betreffende domein werkzaam te zijn. • De functie waarin studenten werkzaam dienen te zijn, kan gesitueerd zijn in de dovengemeenschap of het kan een functie zijn waarbinnen anderszins aanraking met de Dovencultuur plaatsvindt. • De opleiding start voor alle studenten met een startassessment, waarbij vragen worden gesteld over de persoonlijke achtergrond van de student ten aanzien van een serie onderwerpen. De uitkomst van het startassessment wordt verwoord in een persoonlijk competentie ontwikkelplan (COP), dat als leidraad geldt gedurende de uitvoering van de opleiding. Kort gezegd geven studenten in het startassessment aan wie ze zijn, welke kwaliteiten ze hebben en wat ze verder willen ontwikkelen. Het panel beoordeelt de wijze waarop dat gebeurt als adequaat. • Bij het invullen van het startassessment kijken studenten naar de eindkwalificaties/competenties van het betreffende uitstroomprofiel. Hierbij geven zij aan waarop zij een accent willen leggen en op welke wijze zij dat beogen te doen. Het startassessment dient voor de coaches als startpunt voor de studiebegeleiding, van waaruit sturing plaatsvindt op de individuele programma’s van studenten. • Het panel beoordeelt het startassessment als een goed instrument voor studenten om de opleiding mee te starten. In combinatie met de gestelde instroomeisen borgt dit instrument dat wordt ingespeeld op de diversiteit in opleidingsachtergronden van de studenten. Het startassessment leidt niet tot vrijstellingen. In het startassessment maken studenten bovendien kennis met de didactische aanpak en werkvorm van de opleiding (vergelijk 2.7).
Facet 2.6
Duur
Voldaan
Criterium: - De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: hbo-master: minimaal 60 studiepunten/European credit points. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding kent een omvang van 60 EC verdeeld over twee jaren: 30 EC per jaar. De verdeling van de studiepunten is uitgewerkt in de studiegids die studenten voor de start van hun opleiding ontvangen (Studiegids 2008-2009).
24/53
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-masteropleiding Dovenstudies/Leraar NGT
Facet 2.7
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
Goed
Criteria: - Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. - De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De HU biedt onderwijs aan dat competentiegericht en vraaggestuurd is vormgegeven. De uitgangspunten van de HU zijn richtinggevend voor de opleidingen binnen de hogeschool. • De opleiding beschrijft dat de didactische uitgangspunten in het teken staan van competentiegericht onderwijs. Zij hanteert daarbij de volgende uitgangspunten: - leren vanuit de context van de beroepspraktijk; - werken op basis van een COP; - recht doen aan eerder verworven competenties; - een actieve rol voor de student; - ruimte voor subjectieve en persoonlijke ervaringen van de student; - kennisverwerving, kennisdeling en kennisintegratie; - leren door interactie; - leren om vanuit meerdere perspectieven te kijken en het handelingsrepertoire in de beroepssituatie te vergroten. • Het programma kent een vaste structuur van onderwijseenheden. Daarbinnen is sprake van een vraaggestuurde aanpak. Binnen de onderwijseenheden werkt de student vanuit zijn COP en zijn praktijksituatie aan de inhoud van de onderwijseenheid. • Werkvormen die in het programma aan bod komen zijn praktijkopdrachten, theorieonderwijs, praktijkgericht onderzoek en studieloopbaanbegeleiding. • Praktijkopdrachten vinden plaats binnen de verschillende onderwijseenheden en zijn gekoppeld aan het persoonlijk COP van de student. Theorieonderwijs vindt plaats in de vorm van hoorcolleges, werkcolleges en zelfstudieopdrachten. Hierin wordt een kennisbasis gelegd waarmee de student zijn/haar praktijk aan de slag gaat. • In de studieloopbaanbegeleiding vindt ondersteuning en coaching plaats op het leerproces van de student. Dit gebeurt via reflectie in het leerteam met de coach en individueel met de coach gericht op de eigen beroepsontwikkeling. • Het praktijkgericht onderzoek vindt plaats in de vorm van de masterproef waarmee de student de opleiding afsluit. Voor de masterproef leert de student onderzoeksmethoden toepassen in praktijkopdrachten (binnen- en buitenschools). • In de Evaluatie Dovenstudies 2008 geven studenten van de opleiding aan dat zij tevreden zijn over de gehanteerde werkvormen, met name over de functie van het leerteam.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-masteropleiding Dovenstudies/Leraar NGT
25/53
Facet 2.8
Beoordeling en toetsing
Voldoende
Criterium: - Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In het Toetsbeleid Master Dovenstudies/Leraar NGT, concept juli 2008 zijn de uitgangspunten voor de toetsontwikkeling vastgelegd. • Het instituut is vertegenwoordigd in een facultaire examencommissie. Daarnaast heeft het instituut een eigen kamer (0,7 fte), waarin de wettelijke taken van de examencommissie worden verricht. Eén van die taken is beoordelen of de student heeft voldaan aan de eisen die gelden voor het behalen van het diploma. Hiervoor controleert de examencommissie of alle onderdelen met voldoende resultaat zijn afgerond. • De taken en bevoegdheden van de examencommissie zijn vastgelegd in de Onderwijsen Examenregeling (OER) masteropleidingen HU en tevens opgenomen in de Studiegids Masteropleiding Dovenstudie/Leraar NGT 2008-2009. Hierin staat onder meer dat de examencommissie toezicht houdt op de wijze waarop tentamens en examens worden afgenomen, dat zij verantwoordelijk is voor de kwaliteitsbewaking en -borging van tentamens en examens, examenuitslagen vaststelt, minors en keuzeonderdelen goedkeurt en vrijstellingen verleent voor tentamens en examens. • De gehanteerde toetsvormen zijn beschreven in de studiegids die studenten voorafgaand aan de opleiding ontvangen. Daarin zijn toetsvormen uitgewerkt per onderwijseenheid. Gebruikte toetsvormen zijn presentaties/workshops, papers en reflectieverslagen naar aanleiding van eigen (video) presentaties of gelezen literatuur, zelfevaluaties, rapportage naar aanleiding van praktijkonderzoek, uitwerkingen van cases (Studiegids Master Dovenstudies/Leraar NGT 2008-2009). • De verantwoordelijkheid van de kwaliteit van de toetsing ligt in de eerste plaats bij de betreffende docent of coach. Indien gewenst, wordt een collega geraadpleegd. Via onderlinge afstemming binnen het docententeam (vijf personen) wordt eenduidigheid en uniformiteit bewaakt. • Uit de verschillende gesprekken met docenten, studenten en opleidingsmanagement heeft het panel geconstateerd dat de eindkwalificaties/competenties ten grondslag liggen aan de toetsing. Daarbij worden verschillende toetsvormen gebruikt. Het panel vindt dat de herkenbaarheid van de eindkwalificaties/competenties binnen de toetsing kan worden versterkt. Dat neemt niet weg dat in het portfolio de eindkwalificaties/competenties van de opleiding nadrukkelijk centraal staan. Het type bewijs dat daarin wordt aangedragen en het niveau van de reflecties beoordeelt het panel als goed. Van het opleidingsmanagement heeft het panel vernomen dat het bezig is met de ontwikkeling van indicatoren die zijn afgeleid van de eindkwalificaties/competenties. Dit beoordeelt het panel als een gewenste ontwikkeling. • Studenten studeren af op de volgende onderdelen uit de tweede fase: portfolio, masterproef en studieloopbaanbegeleiding. Hierover is het panel positief. In het portfolio laat de student zien hoe de beoogde eindkwalificaties zijn bereikt. Hier werkt de student
26/53
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-masteropleiding Dovenstudies/Leraar NGT
•
• •
gedurende de hele opleiding aan. Het portfolio loopt als een rode draad door het programma (zie ook 2.3). In het portfolio levert de student onder meer reflectieverslagen in (voorwaarde). Het portfolio wordt beoordeeld door de coach. In de masterproef verricht de student praktijkgericht onderzoek waarover de student rapporteert. Deze verslaglegging vormt samen met het onderzoek de masterproef waarmee de student formeel zijn opleiding afrondt. De masterproef wordt door de inhoudelijk begeleider van de student, de docent onderzoeksmethoden en een tweede lezer beoordeeld. Studenten uiten zich in Evaluatie Dovenstudies 2008 wat kritisch over de wijze waarop toetsen zijn afgestemd op de competenties waarvoor de opleiding opleidt. Op grond van de opmerking van het panel over de mate waarin de eindkwalificaties herkenbaar zijn binnen de toetsing beoordeelt het panel dit facet voldoende.
Onderwerp 3
Facet 3.1
Inzet van personeel
Eisen HBO
Goed
Criterium: - Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Uit de cv’s van de docenten is af te leiden dat docenten allemaal een achtergrond hebben in het domein Dovenstudies en/of aanpalende gebieden, zoals Dovencultuur en methodologie. Het panel beoordeelt de mate waarin de docenten van de opleiding de relevante beroepspraktijk binnen de domeinen in de opleiding vertegenwoordigen als goed. • Docenten van de opleiding voeren zelf onderzoek uit in de praktijk, publiceren in vaktijdschriften en ontwikkelen merendeels zelf het benodigde onderwijsmateriaal. Het panel heeft verschillende publicaties ingezien. Het panel constateert dat docenten van de opleiding hun kennis over het domein waarin zij werkzaam zijn actueel houden via praktijkgericht onderzoek en het onderhouden van netwerken in het werkveld. • Docenten nemen deel aan (internationale) netwerken, al dan niet in het kader van hun professionalisering. Zo hebben docenten van het instituut, samen met partners uit Finland, Engeland, Tsjechië, Estland en Nederland, in kaart gebracht hoe gebarentaaldocenten in deze landen worden opgeleid en hoe zij, gebruikmakend van elkaars expertise, nieuw lesmateriaal kunnen ontwikkelen. Hieruit zijn twee internationale onderwijseenheden ontwikkeld voor docenten gebarentaal (dvd SLATE). Voorts zijn twee medewerkers van het instituut van 2004 tot 2007 als extern beoordelaar betrokken bij beoordelingen van opleidingen van het Centre for Deaf Studies, Trinity College (Dublin, Ierland). Het betrof de opleidingen leraar Ierse gebarentaal, tolk Ierse gebarentaal en Deaf Studies.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-masteropleiding Dovenstudies/Leraar NGT
27/53
•
•
De opleiding maakt regelmatig gebruik van gastdocenten die gastcolleges verzorgen binnen diverse onderwijseenheden (Overzicht gastdocenten 2008-2009, 2007-2008 en 2006-2007). In het gesprek met het panel uiten studenten zich tevreden over de praktijkgerichtheid van de docenten. Studenten geven aan dat de werkomgevingen van studenten eveneens onderdeel uitmaken van de netwerken van docenten.
Facet 3.2
Kwantiteit personeel
Goed
Criterium: - Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Er zijn 5 docenten (1,22 fte) werkzaam voor de masteropleiding Dovenstudies/Leraar NGT. • De opleiding kent een student-docent ratio van 14 op 1. Dit is ruim onder de norm van het instituut van 22:1. Ondanks deze gunstige ratio ervaart de opleiding een krapte met betrekking tot de inzetbaarheid van docenten. Dit is onder meer het gevolg van de omvang van de opleiding: het is een kleine brede opleiding. Het panel stelt vast dat de ‘basis-expertise’ als vaste kern in de opleiding aanwezig is (vergelijk 3.3). Daarnaast maakt zij gebruik van gastdocenten. • Voor de uitvoering van het onderwijs is 1,22 fte toereikend. Vanuit financieel oogpunt (door het nodige gebruik van tolken) is de inzet van docenten in relatie tot het aantal studenten een aandachtspunt voor het management. Indien nodig valt de opleiding terug op de overige docenten van het instituut waardoor de druk die ontstaat vanuit het aanbieden van de tolkvoorziening wordt verdeeld. • Studenten oordelen positief over de bereikbaarheid van de coach. Evaluatie-uitkomsten (2008) laten een score van 4,3 op een vijfpuntsschaal zien. Studenten hebben zich in het gesprek met het panel eveneens tevreden geuit over de bereikbaarheid en beschikbaarheid van hun docenten.
Facet 3.3
Kwaliteit personeel
Goed
Criterium: - Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Uit de cv’s van docenten blijkt dat alle vijf docenten universitair zijn geschoold. Vier van de vijf docenten zijn gepromoveerd en één docent is afgestudeerd pedagoog. Een van de docenten is tevens de lector. Het panel beoordeelt de achtergronden van de docenten
28/53
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-masteropleiding Dovenstudies/Leraar NGT
•
•
•
•
goed. Het beoordeelt de aanwezige deskundigheid relevant en in ruime mate aanwezig om het onderwijs te verzorgen. Uit het bestudeerde materiaal en de gevoerde gesprekken blijkt dat docenten onderzoek doen binnen eigen expertisegebieden, congressen bezoeken en artikelen publiceren. Het panel heeft verschillende publicaties van docenten ingezien en beoordeelt deze van goede kwaliteit. De opleidingen binnen het instituut werken volgens het principe van Resultaat Gericht Werken (RGW). Via RGW geeft de opleiding sturing aan een efficiënte beleidsvoering en de persoonlijke ontwikkeling van haar medewerkers die daarbinnen plaatsvindt. RGW biedt onder andere een kader op basis waarvan jaarlijks functioneringsgesprekken plaatsvinden. In deze gesprekken is de ontwikkeling van de medewerker een vast item. Docenten geven in het gesprek met het panel aan dat zij ruimte en tijd krijgen om aan hun persoonlijke ontwikkeling en deskundigheidsbevordering te werken. Veelal worden wensen met betrekking tot persoonlijke ontwikkelingen gehonoreerd. De standaard van Investors in People geldt als uitgangspunt voor de wijze waarop het instituut stuurt op persoonlijke ontwikkeling van medewerkers. Het personeelsbeleid van het instituut is via een extern IiP-assessment positief erkend. Daarmee voldoet het aan de indicatoren van de IiP-standaard. Dit betekent dat (strategische) doelen van het instituut als uitgangspunt dienen voor de (persoonlijke) ontwikkeldoelen van de medewerkers. Evaluatie-uitkomsten laten een ruime tevredenheid zien (scores tussen 3,0 en 4,4 op een vijfpuntsschaal). Studenten uiten zich in het gesprek met het panel eveneens tevreden over de kwaliteit van docenten.
Onderwerp 4
Facet 4.1
Voorzieningen
Materiële voorzieningen
Excellent
Criterium: - De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding maakt gebruik van voorzieningen die binnen de HU-breed worden gebruikt en van voorzieningen die in het bijzonder voor dove en/of slechthorende mensen gewenst zijn. • De opleiding is gehuisvest op een nieuwe locatie van de HU aan de Padualaan op de Uithof te Utrecht. • De opleidingen van het instituut zitten bij elkaar in het gebouw. Naast lokalen zijn er verschillende ruimtes waar studenten en docenten kunnen werken. De lokalen zijn allemaal voorzien van een smartboard. Verder is er in het nieuwe gebouw een grote
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-masteropleiding Dovenstudies/Leraar NGT
29/53
•
•
• •
mediatheek. Deze is voor studenten tevens digitaal toegankelijk via de website van de hogeschool. Medewerkers en studenten van de opleiding hebben de beschikking over flexibele studieen werkplekken. Studenten en medewerkers gebruiken samen de flexwerkplekken. Spreekruimtes en vergaderruimtes zijn alleen voor medewerkers beschikbaar. Medewerkers beschikken over een eigen laptop en een smartphone, zodat zij overal in het gebouw kunnen werken en bereikbaar zijn. Naast de algemene HU-brede voorzieningen, zijn er specifieke voorzieningen voor de medewerkers en studenten van het IGTD, zoals een opnamestudio, twee talenpractica en een Auditorium (200 personen). Verder zijn er tolkenboxen. Het onderwijs binnen het instituut is volledig toegankelijk voor horende, slechthorende en dove mensen. Zo zijn er speciale technische aanpassingen in de lokalen aangebracht (geluidabsorberend materiaal), kunnen studenten gebruik maken van soloapparatuur (dat zorgt er voor dat geluid rechtstreeks binnenkomt in het gehoorapparaat) en is er een visueel alarmsysteem. Voorzieningen worden in evaluaties door studenten positief beoordeeld. Het panel heeft de voorzieningen bezichtigd tijdens een rondleiding en beoordeelt deze zeer positief. Het panel is onder de indruk van de wijze waarop voorzieningen zijn ingericht. De voorzieningen in het gebouw zijn toegankelijk voor zowel dove, slechthorende en horende mensen. Het panel is in het bijzonder onder de indruk van het talenpracticum. Dit practicum is, aldus het panel, goed doordacht, geavanceerd en uniek uitgewerkt. Internationale belangstelling voor het talenpracticum geeft aan dat de opleiding hiermee voorop loopt. Vanuit zijn nationale en internationale kennis van talenpractica voor gebarentaal kan het panel de uitzonderlijke positie en kwaliteit van het talenpracticum van het instituut bevestigen. Het panel beoordeelt dit facet daarom als excellent.
Facet 4.2
Studiebegeleiding
Goed
Criteria: - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De invulling van de studiebegeleiding is uitgewerkt in de Studiegids (2008-2009). Daarin is beschreven wat de begeleiding van de student inhoudt: ‘De student zodanig ondersteunen dat de studievoortgang gefaciliteerd wordt en de ontwikkeling tot zelfstandigheid bevorderd wordt.’ • In het programma zijn de studiebegeleiding en informatievoorziening voor studenten ten behoeve van de studeerbaarheid verankerd in de onderwijseenheid studieloopbaanbegeleiding (SLB). Het panel constateert uit het programma dat
30/53
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-masteropleiding Dovenstudies/Leraar NGT
•
•
•
•
•
•
zelfstandig handelen wordt gestimuleerd via de opdrachten die studenten uitvoeren in de eigen praktijkomgeving. In het kader van SLB vinden bijeenkomsten (leerteams) plaats waaraan de student deelneemt. Binnen deze leerteams staat de competentieontwikkeling van de student centraal. Indien er sprake is van studieproblemen, dan komt dat eveneens in deze bijeenkomsten aan de orde. Op die manier omvat SLB inhoudelijke begeleiding en begeleiding bij persoonlijke (studie)problemen. Ten behoeve van de begeleiding, gericht op de competentieontwikkeling van de student, krijgt iedere student bij de start van de opleiding een coach toegewezen. Deze geeft de student gevraagd en ongevraagd advies met betrekking tot de doelen van de student welke zijn vastgelegd in het COP. Het COP en het portfolio zijn vanaf de eerste fase van de opleiding onderwerp van gesprek met de coach en in de leerteams. In de leerteams vindt reflectie plaats op vaardigheden in groepen (in het bijzijn van een coach) en daarnaast vinden individuele gesprekken tussen coach en student plaats. Het panel constateert dat de coach het aanspreekpunt is voor de student en dat deze kan doorverwijzen naar decaan of andere voorzieningen. De tevredenheid van studenten over hun coach is af te leiden uit de evaluatie-uitkomsten. Deze tevredenheid wordt bevestigd door studenten in het gesprek met het panel. Zowel de student als de docent heeft inzicht in de studievoortgang van de student via de cijferregistratie in Osiris. De toegankelijkheid van Osiris wordt door studenten kritisch beoordeeld in de studenttevredenheidsevaluatie (2008). Informatievoorziening omvat verder inhoudelijke informatie welke noodzakelijk is voor de uitvoering van het onderwijs. Hiervoor wordt steeds meer van digitale informatievoorziening gebruik gemaakt. Per september 2008 werken studenten via de elektronische leeromgeving Sharepoint (HU-breed) waarop alle nodige inhoudelijke informatie over de opleiding is te vinden, zoals studiegids (ook hardkopie voor studenten beschikbaar), modulewijzers et cetera. Ook wordt praktische informatie met betrekking tot de organisatie van de opleiding op Sharepoint gepubliceerd, zoals roosters, lokaalwijzigingen informatiebijeenkomst en dergelijke. Studenten waren gemiddeld genomen kritisch over de elektronische leeromgeving zoals deze voorheen was ingericht (FCC). De ervaringen met Sharepoint zijn, zo blijkt uit de gesprekken, positiever. Het panel stelt vast dat op dit punt verbeteringen zijn doorgevoerd. Naast Sharepoint kunnen studenten meer algemene informatie krijgen via het Student Informatiepunt (STIP), de uitleenbalie, het steunpunt voor ICT en prikborden.
Onderwerp 5
Facet 5.1
Interne kwaliteitszorg
Evaluatie resultaten
Goed
Criterium: - De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-masteropleiding Dovenstudies/Leraar NGT
31/53
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding gaat uit van een kwaliteitszorgsystematiek, die overeenstemt met de systematiek van de hogeschool en de Faculteit Educatie. De systematiek die de opleiding hanteert, is beschreven in het kwaliteitszorgbeleidsplan, dat overeenkomt met de kaders van de HU (Kwaliteitszorgbeleidsplan). • Van het kwaliteitszorgbeleidsplan is het kwaliteitszorgjaarplan afgeleid. Het Kwaliteitszorgjaarplan 2008/2009 bevat verbeteracties welke op basis van evaluatieuitkomsten zijn geformuleerd. • Evaluaties waar de opleiding bij de formulering van verbeteracties vanuit gaat, zijn: - Evaluatie Dovenstudies: jaarlijks onder alle studenten van de opleiding; evaluatie meet tevredenheid van studenten over onderwerpen die overeenkomen met criteria uit het NVAO-kader. - Jaarlijkse mondelinge evaluatie met studenten: aan de hand van vooraf geformuleerde evaluatiepunten worden studenten uitgenodigd deze punten te bespreken met de opleiding. In 2007-2008 hebben hier zeven van de zeventien studenten aan deelgenomen. - Jaarlijkse schriftelijke evaluatie met studenten: studenten die niet in de gelegenheid zijn om aan de mondelinge evaluatie mee te doen, worden gevraagd schriftelijk te reageren op de evaluatiepunten. In 2007-2008 hebben vier studenten hier gebruik van gemaakt. - Periodiek overleg: coaches en docenten van de opleiding hebben vier maal per jaar overleg over de inhoud van de opleiding. - Heidagen: een jaarlijkse tweedaagse voor alle docenten en het management van de opleiding die in het teken staat van de gehele kwaliteit van de opleiding. - Werkbelevingsonderzoek HU: een tweejaarlijks onderzoek onder alle medewerkers van de HU. Het laatste onderzoek heef in 2007 plaatsgevonden. - Gemeenschappelijke Opleidingscommissie (GOC): in september wordt de GOC van het instituut samengesteld. Hierin zitten studenten van de verschillende opleidingen binnen het instituut. Er zit vooralsnog geen masterstudent in de GOC. - Exit-formulier: een vragenlijst die binnen de HU wordt gebruikt om studie-uitval te monitoren. - Klachten: voor studenten is een formele klachtenprocedure in de studiegids opgenomen. Klachtafhandeling vindt plaats in de examencommissie. - Interne auditsystematiek: vanuit de HU wordt een opleiding door een intern auditteam gevisiteerd en beoordeeld op de criteria vanuit het NVAO-kader. Op basis daarvan voert de opleiding verbeterbeleid uit. Een dergelijk audit vindt plaats voorafgaand aan het bezoek van de externe visitatiecommissie. • De verschillende evaluatie-instrumenten meten onder meer de tevredenheid van studenten op onderwerpen die overeenkomen met onderwerpen uit het NVAO-kader. Deze dienen als leidraad (doelen) voor de evaluaties. • Voor de formulering van verbeteracties hanteert de opleiding een norm voor tevredenheid. Wanneer onder deze norm wordt gescoord, worden verbeteracties geformuleerd en in gang gezet. De opleiding gaat uit van tevredenheid bij een score van tenminste 3,0 op een 5-puntsschaal en 6,0 op een 10-puntsschaal. Scores daaronder leiden tot verbeteracties.
32/53
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-masteropleiding Dovenstudies/Leraar NGT
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
Goed
Criterium: - De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleidingsmanager en de coördinatoren van de MADS stellen jaarlijks een Kwaliteitszorgjaarplan op, dat concrete verbeterdoelen bevat die zijn gebaseerd op evaluatie-uitkomsten. • Monitoring en uitvoering van de verbeterdoelen vindt plaats vanuit het management, in het overleg van het Kern Management Team (KMT), onder verantwoordelijkheid van de opleidingsmanager. Voorbeelden van gerealiseerde verbeteractiviteiten zijn het opnemen van studieloopbaanbegeleiding als onderwijseenheid in het programma naar aanleiding van de evaluatie onder studenten in 2007 en het invoeren van expliciete instructies over statistiek in de onderwijseenheid onderzoeksmethoden naar aanleiding van de evaluatie onder studenten in 2008. • De vorige visitatie van de opleiding was in het kader van de toets nieuwe opleiding. Deze vond plaats in december 2003. Ten behoeve van de aanvraag is aanvullend materiaal/advies gevraagd op een aantal punten, waaronder de omschrijving van de einddoelen, de docent-student ratio en de interne kwaliteitszorg. Begin 2004 heeft de NVAO aangegeven dat de opleiding voldoende informatie heeft geleverd op de gevraagde punten. • Op basis van de gesprekken met studenten en docenten en het bestudeerde materiaal constateert het panel dat er systematisch terugkoppeling plaatsvindt van de evaluatiegegevens naar het management van de opleiding en ook naar studenten en docententeams. Dit gebeurt in overleggen en gesprekken die plaatsvinden met docenten en studenten.
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld
Voldoende
Criterium: - Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In het Kwaliteitsbeleidsplan geeft de opleiding aan op welke wijze docenten en studenten via diverse commissies en teams zijn betrokken bij de kwaliteit van de opleiding en de bewaking daarvan. • Docenten zijn in de eerste plaats via periodiek overleg betrokken bij de kwaliteitsbewaking van de opleiding. In het docententeam worden onder meer beleidsuitgangspunten en uitkomsten van studentevaluaties besproken.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-masteropleiding Dovenstudies/Leraar NGT
33/53
•
•
•
•
•
Dergelijke besprekingen leiden tot verbeteracties die op opleidingsniveau worden gepland en uitgevoerd. Het panel heeft verslagen van docentoverleggen ingezien. De tevredenheid van studenten wordt op systematische wijze bevraagd, via de onderwijsevaluatie van de HU. De daarin opgenomen onderwerpen stemmen overeen met de criteria van de het NVAO-kader. Daarnaast wordt op opleidingsniveau feedback van studenten verkregen via lessen en studiebegeleiding. Binnen het instituut is een opleidingscommissie actief. Hieraan nemen geen studenten van de masteropleiding deel. Tevens kent de Faculteit Educatie een facultaire medezeggenschapsraad waaraan studenten kunnen deelnemen. De MADS kent vijf alumni. De opleiding geeft aan in de toekomst actief alumnibeleid te willen voeren. Het bevragen van alumni over de mate waarin zij zich startbekwaam achten, zal per 2008-2009 plaatsvinden. Het beroepenveld waarvoor de MADS opleidt, zowel van het uitstroomprofiel Leraar als van Dovenstudies, is betrokken bij de kwaliteit van het onderwijs. Via de BVC van het instituut heeft het beroepenveld een stem gehad bij de totstandkoming van de eindkwalificaties en is het systematisch betrokken bij een continue afstemming van de doelstellingen van het programma. In dit licht vindt het panel het een positieve ontwikkeling dat de samenstelling van de BVC wordt uitgebreid. Verder is het beroepenveld via de netwerken van de medewerkers betrokken bij de kwaliteit van de opleiding. De opleiding zal per 2008-2009 ook de werkgevers bevragen over de startbekwaamheid van afgestudeerden. Dit is, evenals het bevragen van alumni, als concreet actiepunt opgenomen in het actiejaarplan. Omdat de opleiding nog concrete invulling gaat geven aan het betrekken van alumni bij de kwaliteit van de opleiding en het verder betrekken van het werkveld bij de kwaliteit van de opleiding en omdat de samenstelling van de BVC nog niet definitief is gewijzigd, komt het panel tot het oordeel voldoende.
Onderwerp 6
Facet 6.1
Resultaten
Gerealiseerd niveau
Voldoende
Criterium: - De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Voor het afronden van de opleiding dient een student alle onderdelen binnen de onderwijseenheden met voldoende resultaat af te ronden. • De opleiding beoordeelt aan de hand van meerdere resultaten of de beoogde eindkwalificaties/competenties in voldoende mate zijn bereikt. Dit gebeurt via beoordeling van het portfolio, de masterproef en de studieloopbaanbegeleiding.
34/53
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-masteropleiding Dovenstudies/Leraar NGT
•
•
•
• •
Sinds 2004 hebben vijf studenten de MADS behaald. Het panel heeft van deze vijf afgestudeerden de masterproeven en portfolio’s ingezien en beoordeelt deze van voldoende hbo-masterniveau. De onderwerpen die studenten hebben uitgewerkt, beschouwt het panel als relevant voor het domein en de functies waarvoor studenten worden opgeleid. Onderwerpen zijn praktijk-georienteerd en heel divers. De door studenten gebruikte literatuur beschouwt het panel als kwalitatief goede literatuur. Deze is, gegeven de beperkte omvang van het domein, veelal uitputtend. De mate waarin onderzoek aan bod komt in de masterproeven beoordeelt het panel als voldoende. De verantwoording van de gekozen onderzoeksmethodiek en het aandeel van de student daarin kan, wat betreft het panel, in sommige eindwerkstukken nadrukkelijker worden verwoord. Het panel vraagt hier aandacht voor. In het portfolio staan nadrukkelijk de eindkwalificaties/competenties van de opleiding centraal. Het type bewijs dat daarin wordt aangedragen en het niveau van de reflecties beoordeelt het panel als goed. Steekproefsgewijs worden masterproeven beoordeeld door een hoogleraar van de Universiteit van Amsterdam (tevens lid van de beroepenveldcommissie). Uit het gevoerde gesprek met de vertegenwoordigers is af te leiden dat zij een positief beeld hebben over het hbo-master niveau dat studenten laten zien. Evaluaties over de aansluiting tussen de behaalde eindkwalificaties en de arbeidsmarkt onder alumni en werkgevers staan ingepland voor 2008-2009 (zie 5.3). Het panel is van oordeel dat de gerealiseerde eindkwalificaties overeenstemmen met de beoogde eindkwalificaties. Op grond van de kanttekening van het panel over de uitwerkingen van de masterproeven komt het panel tot het oordeel voldoende.
Facet 6.2
Onderwijsrendement
Onvoldoende
Criteria: - Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. - Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De masteropleiding heeft de volgende streefnormen voor het opleidingsrendement geformuleerd: - De opleiding streeft naar een opleidingsrendement van ten minste 60% na twee jaar; - De streefnorm voor studieduur is 2 jaar (gelijk aan duur van de opleiding); - Een doorstroomrendement van ten minste 65% wordt nagestreefd. • Sinds 2004 zijn er totaal 27 studenten ingestroomd (22 Dovenstudies en 5 Leraar NGT). Daarvan hebben 5 studenten hun diploma behaald en zijn zes studenten vroegtijdig gestopt met hun studie. Deze resultaten voldoen niet aan de gestelde streefnorm voor kwantitatieve resultaten. • De opleiding presenteert in de managementreview een gemiddelde studieduur van geslaagden van 2,8 jaar en een gemiddelde verblijfsduur van studiestakers van 1,1 jaar.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-masteropleiding Dovenstudies/Leraar NGT
35/53
• • •
De gemiddelde studieduur van geslaagden is daarmee eveneens boven de gestelde streefnorm van 2 jaar. De reden voor studenten om de opleiding te stoppen, hangt vooral samen met persoonlijke omstandigheden van de student (exit-formulieren). Om de uitval te beperken neemt de opleiding maatregelen zoals coaching studentnabij en het continu sturen op de studeerbaarheid van het programma. Het panel komt tot een onvoldoende, omdat de streefnormen niet worden gehaald. De opleiding geeft hierbij aan dat de streefnormen van de HU niet passen bij de opleiding, namelijk bij de geringe studentaantallen. Hiervoor heeft het panel begrip, maar het panel constateert dan dat de opleiding de streefnormen niet zorgvuldig heeft bepaald.
36/53
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-masteropleiding Dovenstudies/Leraar NGT
Deel C: Bijlagen
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-masteropleiding Dovenstudies/Leraar NGT
37/53
Bijlage 1:
38/53
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-masteropleiding Dovenstudies/Leraar NGT
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-masteropleiding Dovenstudies/Leraar NGT
39/53
40/53
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-masteropleiding Dovenstudies/Leraar NGT
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-masteropleiding Dovenstudies/Leraar NGT
41/53
42/53
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-masteropleiding Dovenstudies/Leraar NGT
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-masteropleiding Dovenstudies/Leraar NGT
43/53
44/53
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-masteropleiding Dovenstudies/Leraar NGT
Panellid: De heer dr. D. Hermans
Relevante werkvelddeskundigheid
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op niveau/oriëntatie te beoordelen opleiding
X
Onderwijsdeskundigheid
X
X
X
X
X
X
Studentgebonden deskundigheid Visitatiedeskundigheid
Panellid NQA: Mevrouw M. Snel B HRM
Panellid: Mevrouw drs. T.J.A.G.M. Raedt-Thomassen
Deskundigheid cf. Protocol VBI’s
Panellid NQA: De heer drs. L.S. van der Veen
Deskundigheden panelleden
Panellid student: Mevrouw S.J. Alkema
Bijlage 2:
X
X
Nadere informatie over de achtergronden van de panelleden:
Mevrouw drs. T.J.A.G.M. Raedts-Thomassen Mevrouw Raedts-Thomassen is ingezet als panellid vanwege haar werkvelddeskundigheid. Door haar werkervaring als Algemeen Directeur van een centrum voor mensen met auditieve en/of communicatieve beperkingen is zij op de hoogte van de laatste ontwikkelingen in het domein. Uit opleiding en werkervaring heeft mevrouw Raedts-Thomassen kennis van de accreditatiesystematiek, daarnaast is zij voor deze visitatie individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1973 1973 – 1980 1980 – 1984
Doctoraal examen Orthopedagogiek en Psychologische Diagnostiek Inhoudelijke cursussen gevolgd Post doctorale opleiding psychotherapeut
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-masteropleiding Dovenstudies/Leraar NGT
45/53
1984 – 1985 1994 – 2000 2000 2000 2001 – 2002 2003 Werkervaring: 1974 – 1979 1979 – 1984 1979 – 1994 1994 – 2002 1980 – 1983 1983 – 1993 1994 – 2002 2002 – 02/05
Opleiding gezinstherapeut Verschillende cursussen in de gezondheidszorg zowel op inhouds- als managementniveau BIG registratie Psychotherapeut BIG registratie GZ Gezondheidszorgpsycholoog Stolte Advanced Course Klinisch Psycholoog
psycholoog/orthopedagoog in speciaal onderwijs in Druten en Nijmegen Psycholoog geestelijke gezondheidszorg Arnhem Docent orthopedagogiek Hogeschool Gelderland en Universiteit Nijmegen Directeur Zorg St Marie(Dit moet hier weg) Freelance medewerker St Marie 1 dag week Voorzitter Staf/psychotherapeut/orthopedagoog St Marie Eindhoven Directeur Zorg St. Marie Algemeen Directeur van St Marie, centrum voor kinderen en jeugdigen en volwassenen met communicatieve beperkingen Eindhoven Utrecht Venlo Goes Tilburg Hoensbroek
De heer dr. D. Hermans De heer Hermans is ingezet als panellid vanwege zijn expertise op het gebied van doof- en slechthorendheid, taalverwerving en cognitie. Na zijn studie cognitiewetenschappen en zijn promotie in het vakgebied Letteren heeft hij zich voornamelijk gericht op onderzoek, ontwikkeling en innovatie voor mensen met zintuiglijke en/of communicatieve beperkingen, in het bijzonder voor mensen met gehoorbeperkingen. De heer Hermans heeft onder meer een beroepskeuzetest voor doven ontwikkeld en een belangrijke bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van de test Nederlandse Gebarentaal, een systeem om de ontwikkeling van leerlingen op het gebied van Gebarentaal te volgen. Hij publiceert zijn werk regelmatig in wetenschappelijke tijdschriften. Daarnaast heeft hij studenten begeleid bij hun scriptie. Voor deze visitatie is de heer Hermans individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1995 – 2000 1988 – 1994 1982 – 1988
AIO project Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen Cognitiewetenschappen (MA), Radboud Universiteit Nijmegen Atheneum B, Titus Brandsma Lyceum, Oss
Werkervaring: 2000 – 2007 Senior onderzoeker bij Research, Development en Support (RDS) van Viataal. Projecten: Gestelse Testbatterij Beroepskeuze Doven (GTBD): 2001-2002 Testbatterij Nederlandse Gebarentaal (TNGT): 2002-2006 Tolk NGT (2005-2008) 2007 – heden Senior onderzoeker PonTeM, een eigenstandig gepositioneerd centrum verbonden aan de Viataal/KEGG Groep voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie voor mensen met zintuiglijke en/of communicatieve beperkingen. Projecten: Evaluatie Twinschool (2006 – heden) LinguaSign (2007 – heden) Evidence based werken (2008 – heden)
46/53
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-masteropleiding Dovenstudies/Leraar NGT
Mevrouw S.J. Alkema Mevrouw Alkema is ingezet als studentpanellid. Zij volgt momenteel de masteropleiding Ecologische Pedagogiek en werkt naast haar opleiding in het basisonderwijs. Zij beschikt over studentgebonden deskundigheden met betrekking tot de studielast, de onderwijsaanpak, de voorzieningen en de kwaliteitszorg bij opleidingen in het domein. Als masterstudent kan zij praktijkervaring aan opleidingservaring koppelen. Voor deze visitatie is mevrouw Alkema individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1990 – 1996 Havo 1996 – 2000 Pabo 2006 – heden Master Ecologische Pedagogiek Werkervaring: 2000 – 2008 Leerkracht in het basisonderwijs 2009 – heden junior onderwijsadviseur IJsselgroep
De heer drs. L.S. van der Veen De heer Van der Veen is ingezet als NQA-auditor. De heer Van der Veen heeft vijf jaar ervaring met visiteren in bijna alle sectoren van het hbo en heeft auditdeskundigheid op grond van deze werkervaring en op grond van auditcursussen gevolgd bij Lloyd’s. Opleiding: 1971 – 1980 Cursussen: 1988 – 2003
Sociale Wetenschappen (Andragogie) Rijksuniversiteit Groningen
Diverse opleidingen en cursussen op het gebied van onderwijs, auditing, management en organisatie, informatica en filosofie.
Werkervaring: 1976 – 1977 1978 – 1979 1979 – 1980 1980 – 1983
RUG: studentassistent Pedagogische en Andragogische Wetenschappen RUG: studentassistent Interdisciplinaire Onderwijskunde Gemeente Hoevelaken: beleidsmedewerker Provincie Zeeland: projectleider AKU-project (kunstzinnige vorming en amateuristische kunstbeoefening) 1983 – 1985 Landelijk Ondersteuningsinstituut Kunstzinnige Vorming: projectmedewerker PABO 1986 – 1990 Zeeuws Steunpunt Volwasseneneducatie: adviseur educatie en organisatie 1991 – 1994 Regionaal Educatief Centrum Zeeuwsch-Vlaanderen: adviseur educatie en organisatie 1995 – 1997 Regionaal Opleidingencentrum Westerschelde: stafmedewerker 2000 – 2003 HBO-raad: beleidsmedewerker kwaliteitszorg 2004 – heden NQA: auditor, accountmanager
Mevrouw M. Snel B HRM Mevrouw Snel is ingezet als NQA-auditor. Zij is in 2004 begonnen als student panellid bij NQA en heeft sinds 2005 als NQA-auditor ervaring met visiteren van bestaande en nieuwe opleidingen in verschillende sectoren binnen het hbo. Daarnaast verzorgt zij trainingen over het visitatie- en
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-masteropleiding Dovenstudies/Leraar NGT
47/53
accreditatiestelsel. Door haar ervaring heeft zij tevens deskundigheid in het beoordelen van afstandsonderwijs. Zij heeft als junior personeelsadviseur gewerkt bij een grote zorginstelling voor verstandelijk gehandicapte mensen waar zij de personele zaken behartigde van ongeveer 200 medewerkers. Zij is getraind als auditor Hoger Onderwijs NQA in samenwerking met Lloyd’s Register. Opleiding: 2000 – 2004 Personeel & Arbeid (bachelor HRM), Saxion Hogeschool Enschede 2008 – heden Opleidingskunde (bachelor HRD), Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Training: Maart 2004 November 2008
Training Auditor Hoger Onderwijs, NQA i.s.m. Lloyd’s Register Training assessor Investors in People, IiP UK Kortrijk (België)
Werkervaring: 2004 – 2005 2005 – heden
junior personeelsadviseur, de Twentse zorgcentra auditor, Netherlands Quality Agency
48/53
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-masteropleiding Dovenstudies/Leraar NGT
Bijlage 3:
Bezoekprogramma
Programma visitatie hbo-master Dovenstudies/Leraar NGT op 18 december 2008 Tijdstip Programmaonderdeel Deelnemers 09.00 – 11.00 uur
Ontvangst Materiaalbestudering
(Visitatiepanel)
11.00 – 11.45 uur
Gesprek met opleidingsmanagement
De heer D.L. de Wolff De heer drs. R.J.M. van Dijk De heer drs. M.M.J.L. Vijgen
11.45 – 12.30 uur
Gesprek met studenten
Mevrouw E. Dekkers De heer R.J.M. Fabert Mevrouw M. Sleiffer Mevrouw I.L.S. Smessaert Mevrouw Y.C. van der Woude
12.30 – 13.15 uur
Lunchpauze
13.15 – 14.00
Gesprek met docenten
Mevrouw dr. E.M. van den Bogaerde Mevrouw dr. M.J.M. Heim De heer dr. J. Schuman De heer dr. R. de Lange
14.00 – 14.45 uur
Gesprek met werkveld en afgestudeerden
Mevrouw H.P.M. van Gils, MDs Mevrouw E.M. Boers, Med Mevrouw prof.dr. A.E. Baker De heer drs. P.H. van der Veen Mevrouw M.C. de Wit
14.45 – 17.00 uur
Rondleiding Materiaal bestuderen Intern paneloverleg
(Visitatiepanel)
17.00 – 17.30 uur
Tweede gesprek met opleidingsmanagement en afronding
De heer D.L. de Wolff De heer drs. R.J.M. van Dijk De heer drs. M.M.J.L. Vijgen
17.30 – 18.00
Afsluitend paneloverleg
(Visitatiepanel)
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-masteropleiding Dovenstudies/Leraar NGT
49/53
50/53
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-masteropleiding Dovenstudies/Leraar NGT
Bijlage 4:
Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
In NQA-protocol In overzichtslijst Vooraf meegestuurd: tenzij anders aangegeven staan de documenten op de website 1. Studiegids (hardcopy) 1.01 2. 6.5 Representatieve set tenminste 10 eindwerkstukken (hardcopy) Er zijn tot nu toe 5 studenten afgestudeerd. De 5 eindwerkstukken van deze studenten zijn toegestuurd, inclusief beoordeling. 3. 1.04 Het landelijk beroepsprofiel 4. Opleidingsprofiel en Staat in hoofdstuk 3 van de studiegids, Wordt in eindkwalificaties managementreview precies naar verwezen. Niet apart bijgevoegd. 5. De uitwerking van de Dublin § 3.1.6 (Dovenstudies) en 3.2.6 (Leraar NGT) in de descriptoren i.r.t. eindkwalificaties studiegids, wordt in managementreview precies naar verwezen. Niet apart bijgevoegd. 6. 2.09 Onderwijs- en examenregeling 7. 3.01 CV’s 8. 5.02, 5.13, 5.14 en 5.15 Verbeteractiviteiten sinds vorige visitatie Staan beschreven in de kwaliteitzorgjaarplannen. periode 2005 tot heden. 9. Stage en afstudeerhandleidingen De opleiding kent geen stage. Informatie over afstuderen staat in de studiegids § 4.1.10 en 6.4.4. Niet apart bijgevoegd. 10. Sleuteldocumenten 1.01, 1.02, 2.01, 2.02, 3.01, 3.02, 4.01, 4.02, 5.01, 5.02, 6.01 en 6.02 Ter inzage tijdens het bezoekprogramma 1. 1.16, 1.17, 1.18 Beleidsdocumenten 2. 2.02, 2.07 Onderwijs- en toetsbeleid 3. 2.13 Studiemateriaal 4. 6.5 en 6.6 Representatieve set toetsen 5. 3.3, 3.4, 3.5, 3.7 Personeelsbeleid 6. 5.1 t/m 5.19 Intern kwaliteitszorgsysteem 9. 1.5 (beroepenveldcommissie), 2.5 (docentenoverleg), Samenstelling overlegorganen 5.6 (gemeenschappelijke opleidingscommissie) en 6.4 (examencommissie) 10. Voorlichtingsmateriaal 1.20
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-masteropleiding Dovenstudies/Leraar NGT
51/53
Bijlage 5:
Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
Eindkwalificaties Master Dovenstudies A. beschikt vanuit een internationaal perspectief over kennis en inzicht op het gebied van Dovencultuur en communicatie; B. beschikt over kennis en inzicht om organisatorische, bestuurlijke en maatschappelijke vraagstukken vanuit ten minste een van de deelpopulaties te signaleren en te analyseren vanuit een veranderkundige optiek; C. heeft kennis en inzicht om voor zichzelf en anderen een adequate, veilige sociaalcommunicatieve omgeving te creëren binnen ten minste een van de deelpopulaties; D. heeft kennis van en inzicht in het proces van reflecteren op het gedrag en handelen van zichzelf bij het werken met en functioneren in ten minste een van deelpopulaties; E. heeft kennis van en inzicht in complexe situaties en ontwikkelingen in de eigen organisatie; F. heeft kennis van en inzicht in complexe situaties en ontwikkelingen buiten de eigen organisatie; G. kan de emancipatie en participatie van leden van ten minste een van de doelgroepen ondersteunen. Hij participeert H. kan organisatorisch bestuurlijke vraagstukken analyseren en op basis hiervan een aanpak realiseren. Hierbij heeft hij blijk van inzicht in veranderingsprocessen; I. heeft een permanent onderzoekende houding, experimenteert met nieuwe werkwijzen, reflecteert hierop en ontwikkelt professionele kennis. In interactie met de praktijk ontwikkelt hij kennis en publiceert hierover en draagt zo bij aan een kenniscirculatie; J. werkt samen met, motiveert en begeleidt anderen op dusdanige wijze, dat hun competenties, behoeften en wensen in aart gebracht worden. Hij initieert en begeleidt vanuit diverse perspectieven op planmatige wijze processen om een gewenste verandering te realiseren. K. is in staat binnen verschillende type samenwerkingsverbanden constructieve bijdragen te leveren aan ontwikkelingen en vraagstukken op het gebied van Dovenstudies; L. kan op systematische wijze gegevens over de eigen beroepspraktijk en die van anderen verzamelen om een complexe situatie te verhelderen, te begrijpen, te beoordelen en ook op te lossen. Tevens beschrijft en verantwoordt hij de resultaten van zijn praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek in heldere professionele taal. Hij is in staat om actief en betekenisvol te participeren in multidisciplinair verband.
52/53
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-masteropleiding Dovenstudies/Leraar NGT
Eindkwalificaties Master Leraar Nederlandse Gebarentaal A. beschikt over kennis en inzicht op masterniveau op het gebied van communicatie, interactie en feedback; B. heeft kennis van en inzicht in veranderingsprocessen en de pedagogische begeleiding hiervan; C. is in staat om specifieke behoeften van studenten op te sporen en een adequaat en op hem afgestemd onderwijsaanbod te ontwikkelen; D. heeft kennis van en inzicht in organisatorische processen; E. heeft kennis van en inzicht in interpersoonlijke processen; F. heeft kennis van en inzicht in complexe situaties en ontwikkelingen in en buiten de organisatie (en samenwerkingsverband van organisaties); G. is in staat om nieuwe kennis over pedagogisch handelen te vertalen naar zijn eigen handelen en naar het handelen van de studenten; H. is in staat probleemoplossend te handelen en verbindt zijn kennis op het gebied van de NGT en Dovencultuur met zijn didactisch handelen; I. kan een transparante en inhoudelijk sterke leeromgeving creëren, waarin ruimte bestaat voor de individuele ontwikkeling van de student; J. heeft een permanent onderzoekende houding, experimenteert met nieuwe werkwijzen, reflecteert hierop en ontwikkelt professionele kennis in interactie met de praktijk en draagt zo bij aan kenniscirculatie; K. werkt samen met, motiveert en begeleidt collega’s bij het vergroten van hun (ortho-) didactische, ontwikkelingspsychologische, onderwijskundige en/of organisatorische bekwaamheid; L. kan op systematische wijze gegevens over de eigen beroepspraktijk verzamelen om een complexe situatie te verhelderen, te begrijpen, te beoordelen en ook op te lossen. Tevens beschrijft en verantwoordt hij de resultaten van zijn praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek in heldere professionele taal. Hij is in staat om actief en betekenisvol te participeren in multidisciplinair verband; M. is in staat een analyse te maken van adequaat persoonlijk en professioneel optreden en daarop te reflecteren. Hij organiseert feedback van studenten, collega;s en andere direct betrokkenen en benut zijn reflecties voor zijn professioneel handelen. Hij werkt steeds aan zijn eigen beroepsontwikkeling en verwerft en verbetert op een actieve wijze de daarvoor benodigde competenties.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-masteropleiding Dovenstudies/Leraar NGT
53/53