Hogeschool van Utrecht Opleiding: Master of Informatics, deeltijd
Visitatiedata: 7 en 8 april 2005
© NQA (Netherlands Quality Agency) Utrecht, mei 2005
2
© NQA – Hogeschool van Utrecht, Master of Informatics
Inhoud
3
Deel A:
Onderwerpen 1.1 Voorwoord 1.2 Inleiding 1.3 Werkwijze 1.4 Oordeelsvorming 1.5 Oordelen per onderwerp 1.6 Schematisch overzicht oordelen 1.7 Totaaloordeel
5 7 7 8 9 10 12 12
Deel B:
Facetten Onderwerp 1 Onderwerp 2 Onderwerp 3 Onderwerp 4 Onderwerp 5 Onderwerp 6
13 15 19 25 28 29 31
Deel C:
Doelstellingen van de opleiding Programma Inzet van personeel Voorzieningen Interne kwaliteitszorg Resultaten
Bijlagen Bijlage 1 Nadere onderbouwing niveau Master of Informatics door FNT Bijlage 2 Brief Hogeschool Bijlage 3 Bezoekprogramma Bijlage 4 Onafhankelijkheidsverklaring panelleden Bijlage 5 Deskundigheden panelleden
© NQA – Hogeschool van Utrecht, Master of Informatics
35 37 43 45 47 49
3
4
© NQA – Hogeschool van Utrecht, Master of Informatics
Deel A: Onderwerpen
© NQA – Hogeschool van Utrecht, Master of Informatics
5
6
© NQA – Hogeschool van Utrecht, Master of Informatics
Deel A: Onderwerpen
1.1
Voorwoord
In dit rapport doet het panel dat in opdracht van NQA de opleiding Master of Informatics van de Hogeschool van Utrecht heeft gevisiteerd, verslag van zijn werkwijze, bevindingen en conclusies. Het onderzoek vond plaats in het kader van de accreditatie van hogere beroepsopleidingen. Het onderzoek is feitelijk gestart in maart 2005, het moment waarop de opleiding haar rapportage ten behoeve van de toetsing nieuwe opleidingen bij de NQA aanleverde. Een visitatiebezoek vond plaats op 7 en 8 april 2005 en werd uitgevoerd door een panel dat bestond uit de volgende personen: De heer E. Boer, voorzitter en deskundige Engineering De heer N.J. van den Broek, deskundige Engineering De heer E. Joustra, deskundige Informatica De heer W. van Uden, NQA-auditor Dit panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document Vragen en Aanwijzingen van NQA. Het panel beschikt over domeinspecifieke deskundigheid, onderwijs- en auditdeskundigheid en deskundigheid over de internationale ontwikkelingen van de discipline (zie bijlagen 4 en 5 bij dit rapport) Het rapport bestaat uit drie delen: • deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken en de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie voldoende/onvoldoende. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. • deel B: een detailrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De waarderingen worden uitgedrukt in begrippen zoals die door de NVAO is voorgeschreven voor een toets nieuwe opleidingen. Dit detailrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. • deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen. 1.2
Inleiding
De Hogeschool van Utrecht (HvU) verzorgt de nieuwe opleiding Master of Informatics (MoI) als deeltijdopleiding aan de Faculteit Natuur en Techniek (FNT). De nieuwe opleiding is een verdieping van de bacheloropleidingen Informatica, Technische Informatica, Bedrijfskundige Informatica, Technische Bedrijfskunde en Communicatiesystemen die de HvU op het terrein van informatica-onderwijs aanbiedt. De organisatie van de nieuwe opleiding is geënt op de wijze waarop de FNT drie
© NQA – Hogeschool van Utrecht, Master of Informatics
7
mastertrajecten op het gebied van Engineering heeft vormgegeven en aangeboden vanaf 1993. Het panel heeft, evenals de FNT, waar mogelijk gebruik gemaakt van de ervaringen die met de drie bestaande trajecten zijn opgedaan, waardoor de voorspellende waarde van zijn oordeel over de nieuwe opleiding vergroot wordt. 1.3
Werkwijze
Het panel heeft de visitatie van de MoI uitgevoerd conform de werkwijze zoals die is neergelegd in het beoordelingsprotocol van NQA en die hieronder meer in concreto wordt beschreven. Dit houdt tevens in dat het panel heeft vastgesteld dat rapportage van de FNT ten behoeve van de toetsing nieuwe opleiding plus de bijlagen en de aanvullende informatie een voldoende basis boden voor het visitatiebezoek. NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het visitatiebezoek en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase. De voorbereidingsfase Allereerst heeft de NQA-auditor de rapportage gecheckt op kwaliteit en compleetheid (de screening) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. Nadat de rapportage in orde was bevonden, hebben de panelleden zich inhoudelijk voorbereid op het bezoek. Zij lazen de rapportage (en bijlagen), formuleerden tijdens een voorbereidende vergadering op basis van een beoordelingsformat voorlopige oordelen op basis van argumenten, respectievelijk vragen, die als basis hebben gediend voor de materiaalbestudering en de gesprekken tijdens het visitatiebezoek. Hoewel ieder panellid alle onderwerpen en facetten onder de loep nam, is er sprake geweest van een taakverdeling, waarbij bepaalde onderwerpen en facetten door een bepaald panellid, vanuit zijn deskundigheid, extra grondig zijn bestudeerd. Het visitatiebezoek NQA heeft een Raamwerk bezoekprogramma ontwikkeld voor de (dag-)indeling van het visitatiebezoek dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleiding (zie bijlage 3). Tijdens het visitatiebezoek is gesproken met (een representatieve) vertegenwoordiging van: docenten en werkveld. Daarnaast vonden er aan het begin en aan het eind van het visitatiebezoek gesprekken plaats met het management van de opleiding. Het panel heeft eveneens gesproken met een delegatie van studenten en afgestudeerden van een ander mastertraject van de FNT, dat als voorbeeld dient voor de Master of Informatics. Informatie uit dit gesprek heeft het panel onder de bestemde facetten opgenomen in zijn rapportage. De FNT had gevraagd materiaal ter inzage klaar gelegd. Het panel heeft dat materiaal gedurende het bezoek kunnen bestuderen. Met name aan het begin van het bezoek – op de middag van de eerste dag – en in de loop van de tweede dag, is het materiaal bestudeerd. In het raamwerk bezoekprogramma kende het ochtendprogramma van de tweede dag een vaste structuur, maar was het middagprogramma ‘vrij’. In deze tijd heeft het panel
8
© NQA – Hogeschool van Utrecht, Master of Informatics
zogenaamde ‘schakelmomenten’ ingelast om bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen-)oordelen. Aan het einde van het bezoek heeft de voorzitter een mondelinge terugkoppeling aan het management gegeven van de bevindingen van het panel, zonder expliciete oordelen uit te spreken. Na afloop van het bezoek constateerde het panel dat er nog open plekken in de bewijsvoering waren. Deze zijn geïnventariseerd en de NQA-auditor heeft aanvullend materiaal opgevraagd bij de opleiding. Dit bewijsmateriaal is door een of meer van de panelleden beoordeeld en de resultaten zijn in de rapportage verwerkt. De fase van rapporteren De NQA-auditor heeft, op basis van de bevindingen van het panel, een conceptrapportage opgesteld en deze voorgelegd aan de panelleden. Het panel heeft vervolgens het definitieve concept vastgesteld. In het visitatie- of beoordelingsrapport is, waar relevant, expliciet ingegaan op de verschillende varianten. Het definitieve conceptrapport is aan de opleiding voorgelegd ter correctie van feitelijke onjuistheden. Naar aanleiding daarvan zijn door de NQA-auditor enkele wijzigingen aangebracht. Vervolgens is het definitieve rapport door het panel vastgesteld. Het visitatie- of beoordelingsrapport is uiteindelijk ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO. 1.4
Oordeelsvorming
In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals die door de NQA in het beoordelingsprotocol zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in een notitie een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling rekening gehouden met accenten die de opleiding eventueel legt en het domeinspecifieke kader. Het eindoordeel is voorzien van een aanvullende tekst als er sprake is van: • weging van de oordelen op facetniveau; • benchmarking; • generieke bevindingen die het facetniveau overschrijden; • bepaalde accenten respectievelijk ‘best practices’. Wat betreft de benchmarking is het van belang op te merken dat een vergelijking met andere opleidingen op dit moment beperkt moet zijn, omdat deze opleiding een uniek karakter heeft en moeilijk met andere masteropleidingen te vergelijken is. Bovendien behoort de opleiding in het kader van accreditatie tot de eerste gevisiteerde opleidingen en zijn er nog weinig andere concrete resultaten bekend zijn. Tevens dient te worden vermeld dat een internationale vergelijking niet mogelijk is, omdat van buitenlandse pendanten van de opleiding geen gegevens voorhanden zijn. In de oordelen per onderwerp wordt een korte samenvatting van de oordelen op de facetten gegeven, gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De wegingen zullen in dit rapport niet diepgaand zijn, omdat de opleiding op facetten een voldoende heeft gehaald. De (uitgebreide) argumentatie daarvoor is te vinden in het detailrapport.
© NQA – Hogeschool van Utrecht, Master of Informatics
9
1.5
Oordelen per onderwerp
1.5.1 Doelstellingen opleiding De beoogde eindkwalificaties sluiten in voldoende mate aan bij de eisen die in het werkveld aan een professionele master worden gesteld. Er heeft een beperkte internationale programmavergelijking plaatsgevonden. Tevens is het werkveld door middel van een kwalitatief onderzoek geraadpleegd. De eindkwalificaties weerspiegelen duidelijk de complexiteit van het beoogde beroepenveld van de afgestudeerden. Het niveau van de kwalificaties is voldoende. Het oordeel over het onderwerp is derhalve positief. 1.5.2. Programma Het panel beoordeelt alle facetten van het onderwerp Programma met een voldoende. Met name de relatie tussen eindkwalificaties en leerdoelen is inzichtelijk en toegankelijk voor studenten. De samenhang in het programma is voldoende geborgd door in het curriculum een basisprogramma en uitstroomprofielen te definiëren en deze parallel aan te bieden. Ook de samenhang theorie en praktijk komt in voldoende mate uit de verf in de modulebeschrijvingen. De FNT heeft voldoende maatregelen voorbereid om de studielast in overeenstemming te houden met de formele studieduur, die voldoet aan de eisen van een masteropleiding. De FNT heeft procedures ontwikkeld om de kwaliteit van de instroom te bewaken, zodat de beoogde werkvormen aansluiten bij de kwalificaties van de instromende studenten. Het oordeel is positief 1.5.3 Inzet van personeel Blijkens de cv’s van beoogde docenten voor de masteropleiding heeft een groot deel van hen wortels in de (internationale) beroepspraktijk, waardoor de verbinding tussen theorie en praktijk geborgd kan worden. De kwaliteit van de beoogde docenten is goed. De wetenschappelijk oriëntatie verdient naar het oordeel van het panel aandacht. Gelet op de beoogde werkvormen en de kwalificaties van de instromende studenten lijkt de geplande D/S-ratio voldoende om het onderwijs te verzorgen. Het oordeel over dit onderwerp is derhalve positief. 1.5.4 Voorzieningen De materiële voorzieningen zijn goed te noemen met het oog op het beoogde onderwijs en het niveau van de masteropleiding. De coaching en studiebegeleiding zijn voldoende gelet op de kwalificaties van de instromende studenten. Het oordeel over het onderwerp is derhalve positief. 1.5.5. Interne kwaliteitszorg. De nieuwe opleiding maakt gebruik van het kwaliteitszorgsysteem van de hogeschool en de FNT. Met name het systeem EVINAC en IKS spelen daarin een rol. Kwaliteitszorg is daarmee voldoende systematisch van opzet. Het beroepenveld dient meer betrokken te worden bij de kwaliteitszorg; studenten en medewerkers hebben voldoende inbreng. Ook
10
© NQA – Hogeschool van Utrecht, Master of Informatics
alumni zullen in de toekomst in voldoende mate bij de kwaliteit van de opleiding betrokken moeten worden. Het eindoordeel op dit onderwerp is daarom positief. 1.5.6. Continuïteit Het management heeft voldoende garanties afgegeven dat studenten de opleiding kunnen voltooien. De financiële onderbouwing voor de investeringen en de exploitatie van de opleiding zijn voldoende. Het eindoordeel over dit onderwerp is positief.
© NQA – Hogeschool van Utrecht, Master of Informatics
11
1.6 Schematisch overzicht Oordelen De onderstaande tabel geeft het oordeel per onderwerp, per facet en het totaaloordeel weer voor de nieuwe opleiding Master of Informatics aan Faculteit Natuur en Techniek van de Hogeschool van Utrecht. Onderwerp/Facet
oordeel
1. Doelstellingen 1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau Master 1.3 Oriëntatie HBO
Positief Voldoende Voldoende Voldoende
2. Programma 2.1 Eisen HBO 2.2 Relatie tussen doelstellingen en programma 2.3 Samenhang in het programma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur
Positief Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende
3. Inzet van personeel 3.1 Eisen HBO 3.2 Kwantiteit van het personeel 3.3 Kwaliteit van het personeel
Positief Voldoende Voldoende Voldoende
4. Voorzieningen 4.1 Materiële voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding
Positief Voldoende Voldoende
5. Kwaliteitszorg 5.1 Systematische aanpak 5.2 Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld
Positief Voldoende Voldoende
6. Condities voor Continuïteit 6.1 Afstudeergarantie 6.2 Investeringen 6.3 Financiële voorzieningen
Positief Voldoende Voldoende Voldoende
Totaaloordeel
Positief
1.7
Totaaloordeel
Op grond van bovenstaand schema en de inhoudelijke onderbouwing daarvan in paragraaf 1.5 waaruit blijkt dat de opleiding op alle zes onderwerpen een voldoende scoort, is de conclusie dat het totaaloordeel over de opleiding POSITIEF is.
12
© NQA – Hogeschool van Utrecht, Master of Informatics
Deel B: Facetten
© NQA – Hogeschool van Utrecht, Master of Informatics
13
14
© NQA – Hogeschool van Utrecht, Master of Informatics
Onderwerp 1 Facet 1.1
DOELSTELLINGEN OPLEIDING
Domeinspecifieke eisen
voldoende
De beoogde eindkwalificaties sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het domein. Beschrijving • De opleiding Master of Informatics beoogt studenten te kwalificeren om afstemmingsprocessen op het snijvlak van business en ict te initiëren en te begeleiden in een commerciële en in een niet-commerciële omgeving. De beoogde werkomgeving van studenten en afgestudeerden wordt gevormd door die organisaties in het midden en kleinbedrijf waar de filosofie van de extended enterprise in praktijk wordt gebracht. Een uitgebreidere beschrijving van de doelstelling van de opleiding en het beroepsprofiel is weergegeven in de concept Studie Informatie Gids (maart 2005) van de nieuwe opleiding. • Het is het panel gebleken dat de FNT het beroepenveld heeft betrokken bij het ontwikkelen van dit profiel. De twee lectoren en de opleidingsmanager hebben gesprekken gevoerd met specialisten uit het werkveld aan de hand van een gestructureerde vragenlijst. • Daarnaast heeft een marketingbureau een kwalitatief onderzoek gehouden onder een bredere groep bedrijven in Nederland. De rapportage is in het najaar van 2004 verschenen en aan het panel ter beschikking gesteld. Uit de bevindingen blijkt dat de gekozen competenties aansluiten bij de wensen van de respondenten. Overigens constateert het panel dat er een verschil is tussen de doelgroep van de opleiding en de respondenten in het onderzoek, die voornamelijk afkomstig zijn van grote, nationaal en internationaal opererende ondernemingen. De opleiding mikt immers op studenten uit de (financiële) dienstverlening en de overheid. Deze sectoren zijn in het onderzoek en in de Raad van Advies ondervertegenwoordigd (zie ook facet 1.3) • De nieuwe masteropleiding heeft twee uitstroomprofielen. In het profiel Business & ICT Alignment verdiepen studenten hun vaktechnische competenties op het gebied alignment, en ze verbreden hun bedrijfskundige competenties. De studenten leren de ICT-mogelijkheden af te stemmen op de wensen en eisen van de organisatie. Het uitstroomprofiel Business Applications richt zich voornamelijk op de implementatieproblematiek van technische oplossingen. • De opleiding heeft vijf competenties geformuleerd: 1. innovatief vermogen en commerciële instelling 2. bedrijfskunde 3. informatiearchitectuur en -technologie 4. beïnvloeding en afstemming 5. onderzoeksvaardigheden De generieke beschrijving van deze competenties is opgenomen in het concept van de Studie Informatie Gids voor de Master of Informatics (maart 2005). Elk van deze competenties is onderverdeeld in een aantal subcompetenties, die de algemene beschrijving concretiseren en operationaliseren.
© NQA – Hogeschool van Utrecht, Master of Informatics
15
•
•
De FNT heeft de doelstellingen en eindkwalificaties van de MoI vergeleken met die van andere masteropleidingen op het gebied van informatica aan hogescholen in Nederland. De FNT wil zich van deze opleidingen onderscheiden door een meer praktijkgerichte invulling en door de inhoudelijke keuze voor de twee uitstroomprofielen. Verder heeft de FNT bijvoorbeeld aansluiting gezocht bij de Digitale Universiteit en de TU Delft. Op instellingsniveau is er een convenant afgesloten met de Universiteit Utrecht, waarvan ook de MoI zal profiteren. Een vergelijking met buitenlandse masteropleidingen heeft de FNT niet gemaakt.
Oordeel panel Het panel is van oordeel dat de eindkwalificaties voldoende aansluiten bij de eisen en wensen van het Nederlandse beroepenveld. Het panel constateert dat de eindkwalificaties tot stand zijn gekomen na vergelijking met vergelijkbare programma’s op enkele Nederlandse hogescholen. Het kwalitatieve onderzoek onder vertegenwoordigers van het beroepenveld levert, ondanks de geringe internationale component, goede informatie op. Dit facet wordt als ‘voldoende’ beoordeeld.
Facet 1.2
Niveau master
voldoende
De beoogde eindkwalificaties sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een master. Beschrijving • De opleiding refereert aan de Dublin descriptoren om het niveau van de beoogde kwalificaties te beschrijven. • In de in 1.1 genoemde competenties 4 en 5 zijn de descriptoren communicatie, en kennis en inzicht (met name onderzoeksvaardigheden) herkenbaar. Voor de andere Dublin descriptoren geldt dat niet of in veel mindere mate. • De FNT heeft een extra toelichting geschreven om het niveau van de nieuwe opleiding te verduidelijken (zie bijlage 1). Uit de argumentatie in deze toelichting blijkt vooral dat de Dublin descriptoren als een soort schil om het programma heen liggen. In concrete zin vindt de FNT dat: - De competenties van de masteropleiding expliciet verwijzen naar innovatief vermogen (het leggen van verbindingen tussen ICT en bedrijfsstrategie), kennisontwikkeling en analyse op een hoog abstractieniveau (bedrijfsprocessen, informatieanalyse, informatie-architectuur); - Persoonlijke effectiviteit een grote rol speelt in de zin van sociaalcommunicatieve vaardigheden; - Onderzoek en methodologie een belangrijke rol spelen in de opleiding in de vorm van ontwerpgericht onderzoek; - De verbinding tussen bedrijfsstrategie en ICT en tussen het ontwerpen van productie- c.q dienstverleningsprocessen en ICT centraal staan; het gaat altijd om complexe contexten met onzekere (niet volledig onder controle te houden en/of met deels onvoorspelbare interactie-effecten) factoren;
16
© NQA – Hogeschool van Utrecht, Master of Informatics
Kennisontwikkeling en praktijk geïntegreerd worden in de modulen; ontwikkeling van adviesvaardigheden van belang is en aandacht krijgt omdat de afgestudeerde zowel goed consult moet kunnen vragen (bijvoorbeeld aan een expert van een andere discipline) als goed consult moet kunnen geven; - Oordeelsvorming integraal aan de orde komt doordat studenten betrokken worden bij de beoordeling van elkaars opdrachtbeschrijvingen en – uitvoering; - Het onderwijs in de master voor een deel vorm krijgt door ontwerpgericht onderzoek dat bijdraagt aan een attitude van continue kennisontwikkeling bij de studenten. Ook in het gesprek tussen docenten en panel is gebleken dat de docenten zich in voldoende mate bewust zijn van het niveau dat de afstuderenden te zijner tijd dienen te realiseren. Indicaties over het eindniveau zijn te vinden in het (Draft) Project Handbook (february 2005) dat dient als handleiding voor het schrijven van de thesis ten behoeve van het afstuderen. Deze indicatoren bevatten eisen over: de complexiteit, innovativiteit, creativiteit, gebruik van bronnen, ontwerp in relatie tot productie, literatuurstudie komen ondermeer aan de orde. -
•
•
Oordeel panel Voor indicatie van het niveau hanteert de opleiding de Dublin descriptoren. In algemene zin zijn deze beschreven in de rapportage ten behoeven van de accreditatie. De relatie met de modulen is verduidelijkt in een extra toelichting. Het niveau van de competenties en leerdoelen wordt in de modulebeschrijvingen nog geconcretiseerd aan de hand van de Dublin descriptoren. De eisen aan de thesis geven reeds een indicatie van het te verwachten eindniveau. Het panel komt tot het oordeel ‘voldoende’.
Facet 1.3
Oriëntatie HBO
voldoende
De beoogde eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. Een HBO-master heeft de kwalificaties voor het niveau van zelfstandig en/óf leidinggevend beroepsbeoefenaar in een beroep of spectrum van beroepen, dan wel het niveau van het functioneren in een multidisciplinaire omgeving waarin een HBO-opleiding vereist is of dienstig is. Beschrijving • De Master of Informatics is een in Nederland unieke beroepsgerichte masteropleiding. Er zijn derhalve geen landelijk opgestelde kwalificatieprofielen. De opleiding heeft op basis van eigen onderzoek in het werkveld een beroeps- en competentieprofiel opgesteld. Ook hebben de lectoren vanuit hun deskundigheid, ervaring en onderzoek kennis ingebracht. Het panel heeft daarvan kennis genomen
© NQA – Hogeschool van Utrecht, Master of Informatics
17
•
•
•
•
•
•
•
via de oraties van de beide lectoren die aan de nieuwe masteropleiding zijn verbonden. De FNT meent dat er in het werkveld behoefte bestaat aan twee typen informaticaspecialisten. Enerzijds specialisten die de ict-organisatie en –middelen kunnen afstemmen op de eisen en wensen die voortvloeien uit de bedrijfsstrategie: de uitstroomvariant Business & ICT-alignment. Anderzijds specialisten die op tactisch niveau kunnen zorgen voor afstemming tussen bedrijfsprocessen en de benutting van ICT-applicaties en –infrastructuur: de uitstroomvariant Business Applications. In het zelfevaluatierapport worden de ontwikkelingen in het informaticaveld beschreven, waarbij met name aandacht wordt geschonken aan Enterprise Resource Planning (ERP) in een omgeving van extended enterprises en de rol van de informaticaspecialist daarin. De diversiteit aan competenties die de ontwikkelingen in het veld eist van afgestudeerden komt terug in de eindkwalificaties en de subcompetenties van de nieuwe opleiding. Uit de leerdoelen van bijvoorbeeld de modulen Consultancy & research skills en Organisation of the Information Function blijkt dat er aandacht is voor leidinggevende en communicatieve kwalificaties en het samenwerken met collega’s uit andere disciplines. Ten behoeve van de ontwikkeling van de nieuwe masteropleiding is het werkveld in opdracht van de hogeschool benaderd door een onderzoeksbureau. Aan de hand van veertien interviews onder senior werkvelddeskundigen zijn elementen van het beroepsprofiel verzameld en getoetst. Het panel heeft met drie beroepenveldvertegenwoordigers gesproken, van wie er twee betrokken zijn geweest bij dit onderzoek. Zij herkennen hun inbreng in het overzicht van kwalificaties. De opleiding heeft een Raad van Advies ingesteld die minstens twee keer per jaar vergadert over de opzet en de eindkwalificaties van de opleiding. De raad adviseert de directie van de Faculteit Natuur en Techniek hierover. De leden zijn merendeels afkomstig uit het beroepenveld. Het lid van de Raad van Advies met wie het panel heeft gesproken, is recent tot de Raad toegetreden en kan derhalve nog geen oordeel geven over het functioneren van de Raad. De samenstelling van de Raad van Advies en de geraadpleegde bedrijven in het marktonderzoek zijn naar het oordeel van het panel eenzijdig gericht op industrie en logistieke dienstverlening. Wil de opleiding branche-onafhankelijk zijn, dan zal ze zich breder moeten oriënteren, door bijvoorbeeld ook vertegenwoordigers uit de financiële sector en de overheid in de Raad van Advies op te nemen. Het management heeft in het tweede gesprek met het panel reeds toegezegd de Raad te verbreden met vertegenwoordigers uit de genoemde sectoren.
Oordeel panel De eindkwalificaties weerspiegelen naar het oordeel van het panel in voldoende mate de eisen die aan de afgestudeerden worden gesteld en de complexiteit van het beroepenveld waarin zij zullen gaan werken. Het beroepenveld is geraadpleegd bij de totstandkoming van de competenties van de opleiding, door middel van kwalitatief onderzoek. Door de Raad van Advies structureel in te zetten en uit te breiden kan het draagvlak verbreed worden. Tegen deze achtergrond wordt dit facet beoordeeld als ‘voldoende’. 18
© NQA – Hogeschool van Utrecht, Master of Informatics
Onderwerp 2 Facet 2.1
PROGRAMMA
Eisen HBO
voldoende
Het programma sluit aan bij de criteria voor een HBO-opleiding: De kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline. Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Beschrijving • De opleiding heeft aan het panel de modulebeschrijvingen voor beide jaren van de toekomstige opleiding ter beschikking gesteld. In deze beschrijvingen wordt volgens een vast stramien aandacht besteed aan de omvang, de docenten, voorkennis, structuur, inhoud, competenties en leerdoelen, leerstrategie, toetsing, literatuur, planning. • In iedere modulebeschrijving is een opsomming opgenomen van verplichte en aanbevolen literatuur. Het panel stelt vast dat deze literatuur van voldoende niveau en voldoende actueel is. • In de studieopzet wordt uitgegaan van het gegeven dat studenten hun beroepspraktijk meebrengen naar het onderwijs. In vrijwel alle modulen werken de studenten aan opdrachten waarin ze de theorie uit de literatuur moet koppelen aan de praktijk van hun eigen werkomgeving. De opleiding heeft met deze werkwijze ervaring in de drie bestaande mastertrajecten en bouwt op deze ervaring voort. • In het curriculum is één module speciaal gewijd aan het leren opzetten van onderzoek: Research Methods and Technics. De kennis en vaardigheden die studenten in deze module leren, worden in andere modulen van het curriculum bekend verondersteld en daar toegepast. De opdrachten voor toegepast onderzoek moeten komen uit de eigen beroepspraktijk van de studenten. Hun meesterstuk wordt het afstudeerwerkstuk. • Het centrale uitgangspunt van de opleiding – de onderneming in haar context: Extended Enterprises en ICT – is in zichzelf een actuele ontwikkeling in het vakgebied. Het opleidingsprogramma biedt studenten voldoende mogelijkheden op een vernieuwende manier in hun eigen beroepspraktijk te werk te gaan. • De opleiding is een deeltijdopleiding. Alle studenten die zich voor de opleiding willen inschrijven dienen te beschikken over drie jaar relevante werkervaring en ze dienen gedurende de opleiding een relevante werkomgeving te hebben om de vereiste opdrachten te kunnen uitvoeren. Door deze voorwaarde zijn er voortdurend verbanden tussen de beroepspraktijk en het onderwijs mogelijk. In deze setting kunnen ook beroepsvaardigheden in voldoende mate aan de orde komen. Het is aan de docenten en studenten deze verbanden te gebruiken en op de vaardigheden te reflecteren.
© NQA – Hogeschool van Utrecht, Master of Informatics
19
•
•
De opleiding wordt inhoudelijk aangestuurd door twee lectoren van de hogeschool: een lector Extended Enterprise Studies en een lector Professionalisering van de Bedrijfskundige Advisering aan het MKB. Zij hebben onder meer tot taak onderzoek en innovaties op hun kennisgebieden te ontwikkelen en te stimuleren. De lector en ook veel docenten van de nieuwe opleiding hebben veel contacten met het beroepenveld waarvoor ze opleiden. Het panel stelt dat vast op basis van de cv’s die het heeft ingezien en op grond van de gesprekken met hen.
Oordeel panel Het panel is van oordeel dat het conceptprogramma voldoende waarborgen biedt om aan de eisen van een HBO-master te voldoen. De verplichte, relevante werkomgeving voor ingeschreven studenten garandeert in hoge mate de koppeling tussen theorie en praktijk, de inbreng van actuele beroepssituaties en de mogelijkheid beroepsvaardigheden te ontwikkelen en te evalueren. De vakliteratuur die in de concept-modulebeschrijvingen wordt genoemd is voldoende actueel en van voldoende niveau. Het panel beoordeelt dit facet daarom als ‘voldoende’.
Facet 2.2
Relatie tussen doelstellingen en inhoud programma
voldoende
Het beoogde programma, het didactisch concept, de werkvormen en de wijze van toetsen weerspiegelen de te bereiken eindkwalificaties van de opleiding. De te bereiken eindkwalificaties zijn aantoonbaar vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het beoogde programma. Beschrijving • De inhoud van het programma is kort beschreven in de rapportage die de Faculteit Natuur en Techniek (FNT) ten behoeve van de accreditatie heeft opgesteld. Een uitvoeriger beschrijving per module is in de bijlage van die rapportage toegevoegd. Iedere modulebeschrijving bevat een opsomming van de competenties die in de module aan bod komen en de concretisering van die competenties in leerdoelen en de wijze waarop die leerdoelen getoetst worden. • Uit de beschrijvingen blijkt dat de inhoud van de modulen voldoende recht doet aan de competenties die de opleiding wil realiseren. Naast een aantal ict-gerelateerde modulen (bijvoorbeeld: Business Improvement with Integrated Software, Extended Enterprise, ICT planning & Control), zijn er modulen gericht op onderzoek, communicatieve vaardigheden, financieel-economische onderwerpen, business process management en strategisch management. • De programmastructuur biedt een gemeenschappelijk deel voor alle studenten – het basisprogramma – waarin zijn opgenomen de modulen die betrekking hebben op Extended Enterprises, Information Economics, Business Process Management, ICT trends & technologie, Organisatie van de informatiefunctie, onderzoeksvaardigheden, adviesvaardigheden. Het basisprogramma heeft een omvang van 30 credits. Vanaf de start van de studie kiezen de studenten ook een van de twee uitstroomprofielen. Een uitstroomprofiel bestaat uit drie profielspecifieke modulen van elk 3 credits. Daarnaast
20
© NQA – Hogeschool van Utrecht, Master of Informatics
•
•
•
•
•
•
•
•
krijgt het profiel vorm door het afstudeerproject van 21 credits. Het totale uitstroomprofiel heeft derhalve eveneens omvang van 30 credits. Het didactisch concept van de opleiding bestaat uit vier aspecten: 1. leren in interactie 2. competentiegericht leren 3. zelfsturing 4. toegepast onderzoek In de gesprekken met het management van de opleiding is gebleken dat het concept goed doordacht is, en is afgestemd op het type student dat instroomt: volwassenen met een afgeronde HBO-opleiding en met werkervaring, die in een beperkte tijd veel kennis willen vergaren die toepasbaar is in de praktijk. De beoogde docenten worden op diverse aspecten van het didactisch concept bijgeschoold, namelijk die aspecten die afwijken van de vertrouwde gewoonten. Er zijn scholingen op het gebied van nieuwe toetsvormen, coachingsvaardigheden, competentiegerichte opdrachten ontwikkelen geweest. In het gesprek met de docenten bleek dat afstemming over de gekozen werkvormen nog wel noodzakelijk is. De zelfsturing van de student komt voornamelijk tot uitdrukking in de invulling en planning van de opdrachten bij de modulen en in het schrijven van de thesis. Het management van de opleiding heeft gekozen voor een combinatie van docentgestuurd aanbod van kennis en studentgestuurde toepassing van kennis. De modulen van het beoogde programma zijn alle in een vast stramien beschreven. Deze beschrijvingen zijn aan het panel beschikbaar gesteld. Van elke module is duidelijk aan welke (sub)competenties die bijdraagt en welke concrete leerdoelen de student na afloop van de module gerealiseerd dient te hebben. In iedere modulebeschrijving is eveneens opgenomen welke werkvormen de docent gebruikt en welke activiteiten er van de student verwacht worden. In vrijwel alle modulen komen colleges voor, in verscheidene verschijningsvormen: hoorcolleges, werkcolleges, instructiecolleges en workshops. De studenten voeren in bijna alle modulen opdrachten uit waarin ze de geleerde theorie moeten toepassen in hun eigen beroepspraktijk. Daarnaast volgen ze trainingen in communicatieve en sociale vaardigheden die in een aantal andere modulen toegepast en getoetst worden. De studenten worden in alle modulen getoetst. Daarvoor hebben docenten keuze uit vier toetsvormen: een kennistoets, een paper, een businesscase of een (praktijk-) opdracht, of een combinatie hiervan. In de modulebeschrijvingen is de toetscombinatie benoemd en aangegeven in welke verhouding de toetsvormen meetellen voor de eindbeoordeling. Het panel heeft in de modulebeschrijvingen in beperkte mate aanwijzingen gevonden voor het niveau waarop de leerdoelen worden afgesloten. Toetsen waarmee dat niveau geconcretiseerd zou kunnen worden, ontbreken nog in deze fase van de voorbereiding. De toelichting van de FNT (zie bijlage 1) beschrijft de onderbouwing voor het niveau, die het panel voldoende vertrouwen geeft voor de operationalisering ervan in het onderwijs. Het management heeft toegezegd deze operationalisering in de maanden mei en juni van 2005 aan te brengen.
© NQA – Hogeschool van Utrecht, Master of Informatics
21
•
Op welke wijze de kwaliteit van de toetsen bewaakt wordt, en in hoeverre ze het beoogde niveau toetsen (zie facet 1.2), is niet op voorhand duidelijk. De faculteit heeft geen systeem om te garanderen dat toetsen daadwerkelijk inhoudelijk en qua niveau aansluiten bij de leerdoelen van een module. Momenteel is de kwaliteit van de toetsen afhankelijk van de docent. In het kader van onderwijskundige en didactische scholing wordt ook aan competentiegerichte toetsing aandacht geschonken. Dit geeft het panel vertrouwen voor de toekomst.
Oordeel panel Het panel is van mening dat het programma in voldoende mate is voorbereid. Inhoudelijk zijn de competenties goed uitgewerkt in de leerdoelen van de modulen. Het didactisch concept is op papier uitgewerkt, maar wordt nog geleerd door de docenten. Het scholingsprogramma geeft vertrouwen dat het bij de start van het programma naar de geest van het concept uitgevoerd zal worden. De werkvormen passen in voldoende mate bij de kwaliteit van de beoogde instromende studenten en de leerdoelen. De toetsen zijn gevarieerd, sluiten eveneens aan op de leerdoelen, maar de kwaliteitsbewaking ervan is naar het oordeel van het panel nog onvoldoende gegarandeerd. Alle onderdelen van dit facet overziende beoordeelt het panel het facet als ‘voldoende’.
Facet 2.3
Samenhang programma
voldoende
Het beoogde programma is inhoudelijk samenhangend. Beschrijving • Het programma bestaat uit een basisprogramma dat als kern fungeert voor de uitstroomprofielen. Ieder uitstroomprofiel heeft zijn eigen moduleprogramma. De modulen van het basisprogramma en het uitstroomprogramma worden gelijktijdig aangeboden in een vaste volgorde. De volgorde is voor studenten verplicht in verband met de toenemende complexiteit van de stof en de bijbehorende (onderzoeks)opdrachten. De twee modulen Research Methods & Technics en Consultancy & Research Skills worden parallel aan de andere modulen aangeboden gedurende de twee jaar van de opleiding. De FNT noemt dit de onderzoeksmatige rode lijn. • De inhoudelijke rode lijn geeft de FNT weer als ‘Bridging the gap between Business & IT’. Om deze rode lijn te concretiseren wordt de organisatie in haar omgeving geplaatst, waardoor accenten op extended enterprises, businessprocessen en context, informatievoorziening in organisatieketens mogelijk wordt. In het gesprek met de beoogde docenten van de opleiding is het panel gebleken dat deze rode lijn gezamenlijk ontwikkeld is en door allen gedragen wordt. • Naast de volgtijdelijke en inhoudelijke samenhang tussen de modulen, hebben vrijwel alle modulen een verbinding met de beroepspraktijk van de student. Deze verbinding moet worden gelegd door de opdrachten, die de studenten zelf inbrengen vanuit hun beroepspraktijk. • De faculteit verwacht dat de inbreng van studenten – door middel van presentaties en groepsdiscussies – de verbinding tussen praktijk en theorie versterkt. In enkele
22
© NQA – Hogeschool van Utrecht, Master of Informatics
•
bestaande mastertrajecten van de FNT is daarmee ervaring opgedaan. Studenten uit deze trajecten met wie het panel gesproken heeft, zijn positief over deze aanpak en het effect ervan. Het programma is beschreven in de rapportage die de FNT aan het panel heeft doen toekomen. Ook in de Studie Informatie Gids – die in concept gereed is – wordt het programmaoverzicht opgenomen.
Oordeel panel Er is voldoende samenhang gepland tussen het basisprogramma en de uitstroomprofielen. Ook de beoogde volgtijdelijkheid in het programma en de relatie tussen theorie en praktijk waardeert het panel. De inhoudelijke rode lijn versterkt het inhoudelijke concept van de opleiding. Het panel komt tot het oordeel ‘voldoende’.
Facet 2.4
Studielast
voldoende
Het beoogde programma is studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die studievoortgang belemmeren, zoveel mogelijk worden weggenomen. Beschrijving • De studielast van de modulen is benoemd in de modulebeschrijvingen. De docenten hebben de studielast geschat op basis van ervaring in bestaande mastertrajecten van de FNT, waarin een studiebelasting van 20 klokuren per week het uitgangspunt is. De modulebeschrijvingen worden geplaatst op Blackboard, de digitale leeromgeving van de faculteit, die door de FNT de ondersteunende rode lijn wordt genoemd. • Er is voorzien in een procedure om de modulen te evalueren, waarbij de studielast een evaluatieonderdeel is. • Er zijn regels opgesteld voor de aanbodfrequentie van modulen (één keer per studiejaar) en het aantal toetskansen per module per jaar (twee). In individuele situaties biedt de faculteit de mogelijkheid voor maatwerkoplossingen, waarmee in het verleden ervaring is opgedaan in de mastertrajecten. • Docenten en management verwachten dat het gebruik van de digitale leeromgeving Blackboard de studievoortgang zal bevorderen. De onderlinge communicatie tussen studenten wordt vergemakkelijkt, maar ook de contacten van studenten met docenten verloopt soepeler en sneller. Immers noch studenten noch een groot deel van de docenten (zie onderwerp 3) zijn full time op de hogeschool aanwezig. De verwachting is gebaseerd op ervaringen van docenten en management met studenten uit andere mastertrajecten van de faculteit. Oordeel panel Het panel vindt de beoogde planning, onderwijsorganisatie en informatievoorziening bevorderlijk voor een goede studievoortgang en komt tot het oordeel ‘voldoende’.
© NQA – Hogeschool van Utrecht, Master of Informatics
23
Facet 2.5
Instroom
voldoende
Het beoogde programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: HBO-bachelor en eventueel (inhoudelijke) selectie. Beschrijving • De FNT heeft de instroom vastgelegd in de (concept) Onderwijs- en Examenregeling (april 2005). Aspirant studenten dienen te beschikken over een relevant bachelordiploma met tenminste Bedrijfskunde en/of ICT als hoofdvakken en over tenminste drie jaar relevante werkervaring. Verder is goede beheersing van het Engels gewenst omdat colleges in het Engels worden gegeven en veel literatuur in het Engels is. • Aan de hand van een aanmeldingsformulier en in een toelatingsgesprek wordt gecontroleerd of een aspirant-student een relevante werkomgeving heeft. Indien dat naar het oordeel van de intaker niet het geval blijkt te zijn, dan wordt de aspirant inschrijving ten zeerste afgeraden. Hoewel er geen harde criteria zijn voor de relevantie van de werkervaring en de werkomgeving, heeft het panel er vertrouwen in dat de combinatie van het curriculum en het intakegesprek aan aspirant-studenten duidelijk maakt welke werkomgeving relevant is en welke niet. • Aspirant-studenten die niet over een geldig diploma beschikken, kunnen door middel van een EVC-procedure worden toegelaten. Het panel heeft kennis genomen van deze procedure en oordeelt dat deze voldoende garantie biedt dat alleen studenten met voldoende kwalificaties worden toegelaten. Consequente uitvoering van de procedure is daarvoor echter wel noodzakelijk. • De gekozen werkvormen sluiten in voldoende mate aan op datgene wat studenten met werkervaring verwachten van een studie naast hun werk. Dit is het panel gebleken uit het gesprek dat het gevoerd heeft met studenten en afgestudeerden uit een vergelijkbaar mastertraject. Het didactisch concept sluit naar het oordeel van de commissie eveneens voldoende aan op de studie- en werkervaring van volwassen studenten. Oordeel panel Het panel is van mening dat de opleiding voldoende aandacht heeft voor de kwaliteit van de instromende studenten en aan de andere kant voldoende rekening houdt met de geringe ontwikkeling van een aantal basisvaardigheden van deze studenten. Het panel komt derhalve tot het oordeel ‘voldoende’.
Facet 2.6
Duur
voldoende
De opleiding voldoet aan de formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum. HBOmaster: minimaal 60 studiepunten.
24
© NQA – Hogeschool van Utrecht, Master of Informatics
Beschrijving • De geschatte studielast van alle studieonderdelen is beschreven en vastgelegd. De totale studielast komt uit op 60 credits ofwel 1680 studiebelastingsuren. De studiepunten zijn verdeeld over een basisprogramma van 30 credits, een uitstroomprofiel van 9 credits en een thesisproject van 21 credits. De studielast is verdeeld over twee studiejaren. De opleiding voldoet hiermee aan de formele eis dat de studieduur minstens 60 credits bedraagt. Oordeel panel Het panel beoordeelt de formele studieduur als ‘voldoende’.
Onderwerp 3 Facet 3.1
INZET VAN PERSONEEL
Eisen HBO
voldoende
De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een HBOopleiding: het onderwijs zal voor een belangrijk deel verzorgd worden door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Beschrijving • De FNT heeft het panel inzicht verschaft in de kwalificaties van de docenten van de nieuwe opleiding door hun cv’s ter beschikking te stellen en door een gesprek met hen te arrangeren. • Uit de cv’s blijkt dat een zeer aanzienlijk deel van de beoogde docenten van de nieuwe opleiding een hoofdfunctie heeft in de beroepspraktijk en in de opleiding wordt ingezet op de eigen specifieke deskundigheid. De opleiding beoogt hiermee innovatie vanuit de beroepspraktijk in het onderwijs te brengen. • Een aantal docenten wordt vanuit de academische wereld aangetrokken om onderdelen van modulen te verzorgen of om modulen samen te stellen. Hiermee wordt ook een wetenschappelijk-innovatieve inbreng gegarandeerd. De omvang van hun inbreng varieert, en de waarde en effecten ervan zijn daarom moeilijk vooraf in te schatten. • Een aantal docenten is full time aan de Hogeschool van Utrecht verbonden, meestal als docent aan de FNT. Deze docenten leggen het verband tussen opleiding en beroepspraktijk door werkveldbezoeken, deelname aan een kenniskring of door het uitvoeren van projecten in opdracht van de kenniskring. • De lector Extended Enterprise Studies en de lector Professionalisering van de Bedrijfskundige Advisering aan het MKB vormen verbindende schakels in het geheel, doordat ze inhoudelijke sturen op het programma en daardoor ook invloed hebben op de docentkeuze in de modulen.
© NQA – Hogeschool van Utrecht, Master of Informatics
25
Oordeel panel Het panel is van mening dat in de gesprekken en in de stukken voldoende wordt aangetoond dat de docenten een verbinding leggen met de beroepspraktijk. Dit facet wordt daarom beoordeeld als ‘voldoende’.
Facet 3.2
Kwantiteit personeel
voldoende
Er wordt voldoende capaciteit vrijgemaakt om de nieuwe opleiding te kunnen starten Er wordt voldoende capaciteit vrijgemaakt om de nieuwe opleiding te kunnen continueren. Beschrijving • De FNT heeft voor de ontwikkeling van de nieuwe master 1,0 FTE uitgetrokken voor innovatie en 0,2 FTE voor profielcoördinatie in het kalenderjaar 2005. • De tijd die docenten aan de ontwikkeling besteden verschilt, zo is gebleken in het gesprek dat het panel met de beoogde docenten heeft gevoerd. Docenten die een compleet nieuwe module ontwikkelen vragen en krijgen meer ontwikkeltijd dan docenten die bestaand materiaal verbeteren. De docenten zijn tevreden over de tijd die voor innovatie en ontwikkeling van de nieuwe masteropleiding beschikbaar is. Zij zijn bijzonder gemotiveerd om het curriculum voor beide jaren voor 1 september ontwikkeld en beschreven te hebben. • Tijdens de uitvoering van het onderwijs in de nieuwe opleiding is docententijd gecalculeerd voor contacttijd met studenten, coaching & studiebegeleiding, innovatie van het onderwijs en profielcoördinatie. De totaal gereserveerde tijd groeit met het aantal instromende studenten. Gemiddeld komt de FTE/studentratio voor deze activiteiten uit op ongeveer 1:32. Dat is vrij hoog, maar gezien de kwalificaties van de instromende studenten aanvaardbaar. Oordeel panel Het panel is van mening dat er voldoende personeel aanwezig is om de opleiding met de gewenste kwaliteit te ontwikkelen en te verzorgen. Het panel komt tot het oordeel ‘voldoende’.
Facet 3.3
Kwaliteit personeel
voldoende
Het in te zetten personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Beschrijving • Uit de cv’s van de beoogde docenten die het panel heeft ontvangen, blijkt dat zij vakinhoudelijk competent zijn op gevarieerde gebieden. Veel docenten hebben praktijkervaring of werken nog steeds in de praktijk. Een beperkt aantal docenten heeft een full time aanstelling aan de hogeschool. De FNT heeft als beleid geformuleerd dat
26
© NQA – Hogeschool van Utrecht, Master of Informatics
•
•
•
•
•
•
tweederde van de docenten aan de masteropleiding uit de beroepspraktijk afkomstig is. Uit de cv’s van de docenten blijkt dat van degenen die uit de beroepspraktijk afkomstig zijn, een groot deel internationale werkervaring heeft. Het panel vindt dat positief, omdat deze ervaring een versteviging betekent van de internationale context waarin de studenten studeren. Ook bij de examinering tijdens het afstuderen worden deskundigen uit de internationale beroepspraktijk betrokken; dat is bij de bestaande mastertrajecten van Engineering gebeurd en dat zal bij de Master of Informatics eveneens het geval zijn. De vakmatige professionalisering van docenten wordt bevorderd door de aan de FNT verbonden lectoraten Extended Enterprise Studies en Professionalisering van de bedrijfskundige advisering aan het MKB. Aan de lectoraten zijn kenniskringen gekoppeld van docenten, waarvan er ook een aantal gaan doceren aan de nieuwe opleiding. Tot de doelstellingen van de lectoraten behoren: de professionalisering van docenten, het bevorderen van kenniscirculatie tussen onderwijs en bedrijfsleven en het laten participeren van docenten in projecten voor bedrijven. De lectoraten en kenniskringen functioneren twee jaar en hebben al enkele resultaten geboekt op deze doelstellingen. Voor de zomer is een training voorzien om de wetenschappelijke oriëntatie van de beoogde docenten te verbeteren. Het panel vindt het van belang dat alle docenten die onderwijs verzorgen aan de masteropleiding voldoende kennis van en zicht hebben op wetenschappelijke ontwikkelingen en (toegepast) onderzoek. Het constateert dat nog niet alle docenten in voldoende mate geschoold zijn. Het management ondersteunt het standpunt van het panel. Voor de zomer is nog een training voorzien om de wetenschappelijke oriëntatie van docenten te verbeteren. Het lectoraten bevorderen tevens de samenwerking tussen de FNT (en de opleiding), de Faculteit Economie en Maatschappij en universitaire instellingen. Er zijn contacten met de Digitale Universiteit op gebied van Xtended Enterprises. Verder zijn er contacten met de TU Delft, TU Eindhoven en de Universiteit Utrecht. Deze contacten zijn momenteel nog gebaseerd op persoonlijke ambities van medewerkers van de hogeschool. Wel is er op het niveau van de Hogeschool van Utrecht een convenant met de Universiteit Utrecht. De FNT werkt in het voorjaar van 2005 aan het afsluiten van convenanten met de andere universiteiten met als doel meer beleidsmatig samen te werken op faculteitsniveau. Tijdens de gesprekken is gebleken dat de didactische en onderwijskundige scholing nog gaande is. Het didactisch concept is alle docenten duidelijk en zij ondersteunen het, maar voor de concrete invulling ervan in de onderwijspraktijk is nog training nodig. Het panel is overtuigd geraakt van de eensgezindheid van de docenten over het didactisch concept. Het management van de faculteit heeft overtuigend aangetoond dat in de nodige trainingen is voorzien voordat de opleiding start. Met docenten die aan de nieuwe opleiding zullen gaan doceren, maar al verbonden zijn aan de Hogeschool van Utrecht, worden jaarlijks functioneringsgesprekken gehouden volgens een daarvoor geldende procedure. Het ligt in de bedoeling dat met alle personen die onderwijs gaan verzorgen aan de nieuwe opleiding volgens deze procedure functioneringsgesprekken worden gevoerd. De opleidingsmanager neemt
© NQA – Hogeschool van Utrecht, Master of Informatics
27
hiertoe het initiatief en nodigt de docent uit. Ook onderwijsevaluaties zijn onderwerp van gesprek. Oordeel panel Het panel is van mening dat de docenten met name op inhoudelijk vlak zeer gekwalificeerd is. Zij hebben allen relevante werkervaring en zijn vaak ook actief in het werkveld. Er is vanuit het management veel aandacht voor de verdere ontwikkeling van de competenties van de docenten, met name op didactisch terrein. De wetenschappelijke oriëntatie van de medewerkers dient naar het oordeel van het panel beter geïnstitutionaliseerd te worden. Het panel beoordeelt dit facet als ‘voldoende’.
Onderwerp 4 Facet 4.1
VOORZIENINGEN
Materiële voorzieningen
voldoende
De beoogde huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Beschrijving • De faciliteiten van de FNT voor het verzorgen van onderwijs zijn van voldoende kwaliteit. Er zijn voldoende lokalen en collegezalen. Er zijn prettig ingerichte openbare ruimten waar ook door groepen overlegd kan worden. • De faciliteiten voor het doen van onderzoek zijn van goede kwaliteit en zeker voldoende om onderzoeksactiviteiten op het niveau van een HBO-master uit te voeren. • De mediatheek is modern, voorzien van actuele literatuur. Er zijn veel computers aanwezig met internetaansluitingen. De ervaring binnen de FNT leert echter dat studenten in mastertrajecten slechts beperkt gebruik maken van deze faciliteiten omdat ze veel vanaf hun werkplek of vanuit huis studeren. Ze leren echter wel hoe ze gericht gebruik kunnen maken van de mediafaciliteiten van de hogeschool. • Management en docenten verwachten op grond van eerdere ervaringen dat studenten veel gebruik zullen maken van Blackboard. Juist omdat masterstudenten weinig op de hogeschool vertoeven, voorzien de functionaliteiten van Blackboard in hun informatieen communicatiebehoefte. Het panel heeft gesproken met studenten uit andere mastertrajecten die deze verwachting bevestigden. Oordeel panel Het panel is van mening dat de materiële voorzieningen toereikend zijn om het onderwijs te verzorgen. De onderzoeksfaciliteiten zijn van goede kwaliteit. Blackboard is voor de masterstudenten van nu van groot belang en zal dat voor de studenten van de nieuwe masteropleiding waarschijnlijk ook zijn. Het panel komt tot het oordeel ‘voldoende’.
28
© NQA – Hogeschool van Utrecht, Master of Informatics
Facet 4.2
Studiebegeleiding
voldoende
Er is voorzien in personele capaciteit voor studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten die adequaat zijn met het oog op de studievoortgang. Beschrijving • In de organisatiestructuur van de nieuwe opleiding is voorzien in studiebegeleiding en coaching. Daarvoor is ongeveer 0,1 fte per 18 studenten beschikbaar. • De begeleiding en coaching zal voornamelijk bestaan uit het voeren van twee studievoortganggesprekken per jaar. De resultaten van deze gespreken komen in het opleidingsteam aan de orde, zodat er op managementniveau een overzicht is van studievoortgang van alle studenten. • Daarnaast komt in de studiebegeleiding de relatie tussen theorie en praktijk aan de orde. De wijze waarop dat gaat gebeuren is nog onderwerp van scholing voor de docenten. • De coaching en begeleiding is bewust niet intensief, omdat de opleiding vindt dat dat niet past bij de beoogde kwaliteit van de instromende studenten. Oordeel panel De opleiding heeft geen heel intensief studiebegeleidingssysteem voor ogen, maar gezien de aard van de studenten lijkt dit ook minder relevant. Het panel beoordeelt dit facet als ‘voldoende’.
Onderwerp 5 Facet 5.1
INTERNE KWALITEITSZORG
Systematische aanpak
voldoende
Er is voorzien in een systeem van interne kwaliteitszorg, waarbij mede aan de hand van toetsbare streefdoelen en periodieke evaluaties verbetermaatregelen worden getroffen. Beschrijving • De opleiding gaat gebruik maken van de hogeschoolbrede evaluatiesystematiek EVINAC: het EValuatie INstrument ACcreditatie. Dit evaluatie-instrument is gebaseerd op de onderwerpen en facetten van het NVAO-kader. De hogeschool heeft voor alle facetten prestatiecriteria geformuleerd waaraan opleidingen op masterniveau moeten voldoen. Zo is er een studiepuntenrendement van 70% en een opleidingsrendement van 80%. • Modules worden geëvalueerd met ‘module-evaluaties lange cursussen’ waarin aspecten als materiaal, inhoud, presentatie en toetsing beoordeeld worden. Het streefcijfer is dat iedere module gemiddeld een 7 scoort. De evaluaties worden in de toekomst uitgebreid met andere aspecten, waaronder de voorzieningen. • De FNT heeft aan EVINAC een eigen Balanced Score Cardsysteem gekoppeld om evaluatiegegevens nog inzichtelijker te maken. Beide zijn aan elkaar gekoppeld in het
© NQA – Hogeschool van Utrecht, Master of Informatics
29
•
•
Integraal Kwaliteitszorgsysteem (IKS) van de faculteit dat is geactualiseerd in januari 2005. In het IKS zijn verbetercycli aangegeven. De zogeheten kleine verbetercyclus komt voort uit module-, stage-, en exitenquêtes. De zogeheten grote verbetercyclus wordt gebaseerd op de totaalscore van de kleine verbetercycli, de HBO-Monitor, accreditatieaudits en de analyse van de balanced score card. In het EVINAC- en IKS-systeem is voorzien in periodieke evaluaties onder studenten en medewerkers. Naast de module- en stage-evaluaties worden genoemd de studenttevredenheidsonderzoeken en werkbelevingsonderzoeken die op hogeschoolniveau worden uitgevoerd. Bovendien wordt gebruik gemaakt van kengetallen uit de studentinformatiesystemen van de hogeschool.
Oordeel panel De onderwijsevaluatie is systematisch gepland met een variatie aan instrumenten. Er zijn streefcijfers op opleidingsniveau en op moduleniveau. De periodieke evaluaties leveren resultaten op waarmee de opleiding haar prestaties kan verbeteren. De ervaringen zijn gebaseerd op die van de FNT als geheel. Het panel beoordeelt het facet met een ‘voldoende’.
Facet 5.2
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld
voldoende
Bij de interne kwaliteitszorg zullen medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief worden betrokken. Beschrijving • In de geplande kwaliteitssystematiek is de inbreng van studenten voldoende gegarandeerd. Zij kunnen hun oordeel geven in de module-evaluaties. Studenten hebben tevens inspraak via de opleidingscommissie die twee keer per jaar bijeen komt. Bovendien wordt hun mening gehoord in een jaarlijks gesprek met het opleidingsmanagement, waarin uitgevoerde en voorgenomen verbeteringen worden besproken. Door de kleinschaligheid van de opleiding en de mondigheid van de studenten verwachten docenten en management echter ook voldoende informele reacties om de kwaliteit van het onderwijs te bewaken. • De mening van medewerkers wordt jaarlijks bevraagd in een hogeschoolbreed werkbelevingsonderzoek. De resultaten daarvan worden uitgesplitst naar faculteitsniveau en dienen zo al input voor verbeteringen. • De FNT heeft nog geen alumnibeleid. De faculteit is voornemens dit te ontwikkelen en daarin afgestudeerden van de masteropleiding te bevragen naar relevantie van het curriculum voor de beroepspraktijk. Het panel vindt een jaarlijks symposium zoals dat voor onderhoudsmanagers die een relatie hebben met een van de andere masteropleidingen van de FNT, een interessant initiatief dat goede perspectieven biedt om de contacten met alumni te onderhouden en informatie uit te wisselen.
30
© NQA – Hogeschool van Utrecht, Master of Informatics
•
Als informatiebron vanuit het beroepenveld gaat de opleiding de Raad van Advies gebruiken. Het panel vindt dat de Raad breder samengesteld zou moeten worden om de waarde van zijn adviezen ten behoeve van curriculumaanpassingen te vergroten (zie ook facet 1.3). Het management is het met deze opvatting eens en heeft toegezegd de Raad uit te breiden. Het eerder vermelde symposium is een goed initiatief om daarmee een begin te maken.
Oordeel van het panel Het panel is van mening dat medewerkers en studenten voldoende bij de kwaliteitszorg van de opleiding betrokken gaan worden. De inbreng van het beroepenveld is nog beperkt. Uitbreiding van het alumnisymposium ziet het panel als een goede mogelijkheid. Het panel beoordeelt dit facet met een ‘voldoende’.
Onderwerp 6 Facet 6.1
CONDITIES VOOR CONTINUÏTEIT
Afstudeergarantie
voldoende
De instelling geeft aan studenten de garantie dat het programma volledig kan worden doorlopen. Beschrijving • In haar rapportage ten behoeve van de accreditatie beschrijft de FNT dat haar aanvraag voor de accreditatie van de nieuwe masteropleiding wordt ondersteund door het College van Bestuur van de Hogeschool van Utrecht. • In het gesprek met het panel heeft het management van de FNT verwoord dat iedere student die over voldoende kwalificaties beschikt het programma gegarandeerd af kan maken, ook als de instroom langere tijd lager is dan geprognosticeerd. De hogeschool heeft deze toezegging tevens schriftelijk bevestigd (zie bijlage 2). Oordeel panel Het panel vindt de inbedding van de opleiding in de Hogeschool van Utrecht en de FNT en de toezeggingen van het management voldoende waarborg dat studenten die met het programma starten, het volledig kunnen doorlopen. Het panel komt daarom tot het oordeel ‘voldoende’.
Facet 6.2
Investeringen
voldoende
De voorziene investeringen zijn toereikend om de opleiding (inclusief voorzieningen) tot stand te brengen Beschrijving • De nieuwe masteropleiding maakt gebruik van de bestaande materiële voorzieningen van de FNT. Aanvullende materiële voorzieningen zijn naar het oordeel van het panel
© NQA – Hogeschool van Utrecht, Master of Informatics
31
•
•
niet noodzakelijk om de nieuwe opleiding op het vereiste niveau te starten en uit te voeren (zie facet 4.1). In het financiële plan dat aan de nieuwe opleiding ten grondslag ligt, is in het kalenderjaar 2005 1,0 fte opgenomen als innovatie-investering. Eveneens is voor het gehele kalenderjaar 0,3 fte opgenomen voor opleidingsmanagement, 0,2 fte voor profielcoördinatie en 0,2 fte voor ondersteunende taken. Het panel acht dit voldoende om de nieuwe masteropleiding inhoudelijk en organisatorisch vorm te geven. De medewerkers met wie het panel gesproken heeft, vinden dat ze voldoende tijd toebedeeld krijgen om het nieuwe onderwijs te ontwikkelen. Wel nuanceren ze die uitspraak enigszins door te vermelden dat ze het “ook erg leuk vinden om voor de masteropleiding te werken en het niet erg vinden er extra tijd in te steken.” Ze stellen dat het nieuwe programma klaar is op 1 september.
Oordeel panel In de bestaande materiele voorzieningen van de FNT behoeven geen extra investeringen gepleegd te worden om het beoogde onderwijs te verzorgen. De medewerkers zijn tevreden met de ontwikkeltijd die hen gegeven wordt. Het panel beoordeelt dit facet met ‘voldoende’.
Facet 6.3
Financiële voorzieningen
voldoende
De financiële voorzieningen voor de gecalculeerde negatieve resultaten zijn voldoende voor dekking van de aanloopverliezen. Beschrijving • De FNT heeft een marktonderzoek laten uitvoeren naar het marktpotentieel voor de masteropleiding. Dit potentieel is veel groter dan de instroom waarop de FNT zich in haar meerjarenbegroting baseert. De verwachting van de FNT dat de nieuwe opleiding zich eerst zal moeten vestigen, voordat de instroom op hetzelfde niveau is als dat van de huidige mastertrajecten, en de ruimte tussen de geschatte instroom en het potentieel van het marktonderzoek, geeft vertrouwen dat de financiële voorzieningen voldoende zijn. • De FNT heeft een meerjarenexploitatiebegroting voor de Master of Informatics opgesteld. Daaruit blijkt op welke wijze de aanloopverliezen zullen worden gedekt in de eerste twee jaar dat de nieuwe opleiding wordt verzorgd. • In het gesprek met het panel heeft het management een toegelicht op welke manier de aanloopverliezen worden gedekt. Tevens heeft het management aangegeven dat de begroting van de masteropleiding moet worden gezien in het perspectief van de begroting van de FNT en de hogeschool als geheel. Beide staan uiteindelijk garant voor dekking van de aanloopverliezen. • De masteropleiding wordt volledig gefinancierd door de inschrijvingsgelden van studenten bij de opleiding; er is geen sprake van overheidsfinanciering. • Het panel vreest dat tijdnood spelbreker kan worden om in september 2005 te starten met de nieuwe opleiding. De FNT en het CvB starten de werving pas nadat zeker is
32
© NQA – Hogeschool van Utrecht, Master of Informatics
dat de opleiding een masterstatus krijgt. Late werving kan invloed hebben op de instroom en daarmee op de financiering van de opleiding. De FNT geeft aan dan later in het cursusjaar met de opleiding te gaan starten, bijvoorbeeld in januari. Oordeel panel Het panel beoordeelt de financiële voorzieningen als ‘voldoende’.
© NQA – Hogeschool van Utrecht, Master of Informatics
33
34
© NQA – Hogeschool van Utrecht, Master of Informatics
Deel C: Bijlagen
© NQA – Hogeschool van Utrecht, Master of Informatics
35
36
© NQA – Hogeschool van Utrecht, Master of Informatics
Bijlage 1
Nadere onderbouwing niveau Master of Informatics door FNT Algemene Masterkwalificatie MoI In deze bijlage is de relatie tussen de Dublin descriptoren en de competenties nader uitgewerkt. Kennis en inzicht (Dublin descriptor 1) Heeft aantoonbare kennis en inzicht, gebaseerd op de kennis en het inzicht op het niveau van de Bachelor en die deze overtreffen en/of verdiepen, alsmede een basis of een kans bieden om een originele bijdrage te leveren aan het ontwikkelen en/of toepassen van ideeën, vaak in onderzoeksverband. De MoI stelt studenten met een bachelordiploma en enkele jaren relevante werkervaring op het terrein van business informatics, in staat om de reeds aanwezige kennis op het gebied van ICT te verdiepen en daarnaast kennis op te doen van bedrijfskundige aspecten. De meerwaarde van de opleiding is de combinatie van deze kennisgebieden: vanuit bedrijfskundige kennis en inzicht initieert de afgestudeerde een proces van optimale inzet van ICT. Omdat de afgestudeerden veelal een adviesrol vervullen (intern of extern) behoort kennis en inzicht over beïnvloedings- en afstemmingsprocessen ook tot de noodzakelijke bagage. Dit aspect komt noodzakelijkerwijs terug in alle eindkwalificaties. Het voldoen aan de vereisten van deze descriptor kan worden onderbouwd door het volgende: • Er is sprake van expliciete instroomselectie. Vereist voor toelating is een voorafgaande bacheloropleiding evenals tenminste drie jaar relevante werkervaring in het ICT domein. Naast deze formele vereisten is altijd sprake van een intakegesprek waarin ambitie van de kandidaat en niveauvereisten van de opleiding aan de orde komen. Gegeven deze vereisten is het entreeniveau feitelijk al te karakteriseren als ‘bachelor-plus’. Aldus is een belangrijke randvoorwaarde geschapen waardoor het mogelijk is om zowel in verdiepende als verbredende zin een duidelijke extra niveau-trap te halen. • Dat het niveau van de verwante bacheloropleiding ook daadwerkelijk wordt overstegen, blijkt uit het volgende: o In de bestaande ICT-bacheloropleidingen komen de elementen van optimalisering van ICT-inzet op basis van bedrijfskundige inzichten niet of nauwelijks voor. Huidige bachelors hebben op die onderdelen geen effectieve startbekwaamheid, met name omdat zij werkervaring missen waarbinnen zij tot inzichten zouden kunnen komen omtrent genoemde verbinding en omdat het grootste deel van de studietijd in de bacheloropleiding besteed moet worden aan meer directe kennis en vaardigheden op ICT-terrein (in het geval van een ICT-bachelor, dan wel omdat er in de bachelor, niet zijnde ICT-gericht, veel te weinig ICT-basis gelegd wordt) Verdieping binnen het eigen vakgebied en verbreding naar een ander vakgebied is dan ook bij uitstek een doelstelling die past bij een postinitiële masteropleiding. o Uit bevraging van managers blijkt dat er in veel arbeidsorganisaties geen sprake is van een duidelijke verbinding tussen bedrijfsbeleid en ICT-strategie. ICT is in de huidige praktijk nog te vaak een (weliswaar belangrijk) faciliterend facet, maar geen integrerend kernelement van de bedrijfsstrategie (op tactisch niveau reproduceert dat zich overigens). De opleiding richt zich juist op deze verbinding en is in die zin als nieuw c.q. vernieuwend te beschouwen – ook in termen van in de opleiding aan te reiken c.q. te genereren kennis en inzicht, waarbij enerzijds wordt verdiept (o.a. diepgaande kennis en inzicht in X-ERP) en anderzijds wordt verbreed (bedrijfskunde). o De competenties van de masteropleiding verwijzen expliciet naar innovatief vermogen (het leggen van verbindingen tussen ICT en bedrijfsstrategie), naar kennisontwikkeling en analyse op een hoog abstractieniveau (bedrijfsprocessen, informatieanalyse, informatie-architecuur), Dat overstijgt zonder meer het niveau van de bachelor, zowel in verdiepende als in verbredende zin. o De gebruikte literatuur overstijgt – zowel in verdiepende als in verbredende zin – het niveau van de verwante bachelor.
© NQA – Hogeschool van Utrecht, Master of Informatics
37
De opleiding rust de deelnemer in termen van persoonlijke effectiviteit (als projectleider, teamplayer, in- en extern adviseur) nadrukkelijk toe om op het beoogde niveau effectief te kunnen functioneren, ook als leidinggevende aan bachelors (van verwante of andere disciplines). Qua complexiteit en span of control overstijgt dat het bachelorniveau. De opleiding bevat een nadrukkelijke component (ontwerpgericht) onderzoek. Methoden en technieken worden op academisch niveau eigen gemaakt. De opleiding rust toe tot het kunnen leveren van een bijdrage aan de ontwikkeling van het vakgebied door het volgens wetenschappelijke richtlijnen opzetten en uitvoeren van onderzoeksprojecten. Dat overstijgt het bachelorniveau waar het onderzoek een beperkte en meer direct toepassingsgerichte scope heeft en waarbij de onderzoeksmethodologie basaal is. Er is veel tijd voor onderzoek beschikbaar en er worden methodologisch striktere eisen gesteld. Studenten leren onder andere kritisch-analytisch om te gaan met informatie en kennis(bronnen). Het gaat om ontwerpgericht onderzoek, waarbij het toepassen van kennis overloopt in het genereren van nieuwe (praktijk)kennis (juist met betrekking tot het hanteren van de genoemde verbindingen tussen ICT en bedrijfskunde). Dat laatste, kennisontwikkelende element is per definitie bacheloroverstijgend en voldoet ook aan de karakterisering dat een originele bijdrage aan de ontwikkeling van het vakgebied wordt gegeven. Uit de CV’s van docenten blijkt dat zij qua opleiding, onderzoeks- en/of praktijkervaring in staat zijn om te voorzien in instructie, begeleiding en beoordeling van studenten op masterniveau. o
•
•
Toepassen kennis en inzicht (Dublin descriptor 2) Is in staat om kennis en inzicht en probleemoplossende vermogens toe te passen in nieuwe of onbekende omstandigheden binnen een bredere (of multidisciplinaire) context die gerelateerd is aan het vakgebied ; is in staat om kennis te integreren en om met complexe materie om te gaan. De opleiding streeft naar een competentiegerichte invulling van het programma (zie ook hoofdstuk 2 van dit rapport). Deelnemers aan de MoI werken alle binnen het domein van business informatics. Binnen de opleiding wordt optimaal gebruik gemaakt van de praktijk van de studenten. Dit houdt in dat concepten en modellen waarmee deelnemers via colleges of vakliteratuur kennismaken, ook telkens direct in de praktijk van de student worden toegepast en getoetst. Als dit niet mogelijk is wordt gebruik gemaakt van cases. De bevindingen vanuit ieders praktijksituatie vormen vervolgens weer een bron voor verdere verdieping in de opleiding. Elke module zal waar relevant met een (groeps)opdracht worden afgerond, waarin de deelnemers laten zien dat ze het geleerde integraal kunnen toepassen. De opleiding beschouwt het actief (in groepen) werken met de concepten en modellen als voorwaarde voor optimale kennisverwerving. De thesis, aan het eind van de opleiding, vergt ten slotte van deelnemers de geïntegreerde toepassing van alle opgedane kennis en vaardigheden. Dit aspect komt noodzakelijkerwijs in alle kwalificaties tot uiting. Het voldoen aan de vereisten van deze descriptor kan worden onderbouwd door het volgende: • Het gaat om een professional master. Alle studenten beschikken over relevante werkervaring en worden veelal door hun werkgever in staat gesteld de opleiding te volgen, juist om in de eigen werkpraktijk tot meer kennisintensieve toepassingen te komen. • Een substantieel deel van de docenten beschikt zelf over actuele werkervaring op het terrein van toepassen van kennis en het vanuit ontwerpgericht onderzoek genereren van kennis. Het wetenschappelijk niveau van het onderzoek is vanuit de achtergrond van docenten geborgd. • Waar het bij de bacheloropleiding veelal om discrete ontwikkeling en imlementatie van ICTbeleid c.q. ICT-toepassingen gaat, staat bij de masteropleiding centraal de verbinding tussen bedrijfsstrategie en ICT en tussen het ontwerpen van productie- c.q dienstverleningsprocessen en ICT. Het gaat altijd om complexe contexten met onzekere (niet volledig onder controle te houden en/of met deels onvoorspelbare interactie-effecten) factoren. De Master verkent dus nadrukkelijk ook de randen en grenzen van de gangbare toepassingsreikwijdte van ICT. De werkervaringseis strekt er in die zin ook toe om nieuwe contexten in de leeromgeving te betrekken. Het specifieke accent op vergroting van het toepassingsbereik is als een duidelijke plus ten opzichte van de bachelorkwalificatie te beoordelen.
38
© NQA – Hogeschool van Utrecht, Master of Informatics
• •
•
•
Toepassing van het geleerde in de (onder andere eigen) praktijk is in alle modulen aan de orde. Omgekeerd worden kennisontwikkelingvragen in de regel aan de praktijk ontleend. Ook dat genereert weer een kennisontwikkelende dynamiek. Elke module wordt,daar waar relevant, afgesloten met een integrerende en toepassingsgerichte opdracht. Altijd wordt daarmee mede beoordeeld of sprake is van een terugkoppeling tussen theorie en praktijk en of reflectie heeft plaatsgevonden op (technische en bedrijfskundige) bruikbaarheid en repercussies. In de thesisfase staat altijd een verbindingsgerichte toepassingsvraag centraal. De ontwikkeling van adviesvaardigheden krijgt veel aandacht. Van belang is dat de Master zowel goed consult kan vragen (bijvoorbeeld aan een expert van een andere discipline) als goed consult kan geven. Dat laatste collegiaal, in de lijn en nadrukkelijk ook als extern adviseur; veelal zal de Master (ook) als senior-consultant werkzaam zijn. Training en ontwikkeling van de adviesvaardigheid is bij uitstek bevorderlijk voor het ontwikkelen van de probleemoplossende vermogens. De opleiding is multidisciplinair in de zin dat het de wereld van de business verbindt met de wereld van de ICT (“Bridging the Gap”). Naast kennis en inzicht in het functioneren van de beide werelden zullen de probleemoplossende vermogens van de student worden uitgedaagd om nieuwe businessvraagstukken (nieuwe samenwerkingsvormen, klantgerichtheid, flexibiliteit, kortere ‘time-to-market’ van nieuwe producten, ed.) te ondersteunen met oude en nieuwe ICT.
Oordeelsvorming (Dublin descriptor 3) Is in staat om oordelen te formuleren op grond van onvolledige of beperkte informatie en daarbij rekening te houden met sociaal-maatschappelijke en ethische verantwoordelijkheden, die zijn verbonden aan het toepassen van de eigen kennis en oordelen. Voor de ICT-professional is oordeelsvorming en het maken van afgewogen keuzes een van de beslissende succesfactoren. Het draait immers steeds om het nemen van de juiste beslissingen op basis van beschikbare, vaak onvolledige informatie uit de gehele bedrijfsketen. Omdat de ICTprofessional zich beweegt op het snijvlak van bedrijfskunde en informatica, gaat het daarbij vanzelfsprekend om complexe situaties waarin zelden volledige en absoluut betrouwbare informatie voorhanden is. Dit aspect komt vooral in kwalificaties 3 en 4 tot uiting. Het voldoen aan de vereisten van deze descriptor kan worden onderbouwd door het volgende: • De meermalen genoemde verbindingsvraagstukken tussen ICT en bedrijfskunde (op zowel strategisch als tactisch niveau) vereisen altijd een onderbouwde en zorgvuldige oordeelsvorming. Het gaat niet (zoals bij de bachelor) om meer kortcyclische, enkelvoudige, eendimensionale, discrete en incrementele ontwikkel- en implementatietrajecten. Het gaat altijd om complexe, meerdimensionale, integrale en substantiële trajecten, vaak ook met een meerjarige horizon. Dat impliceert dat keuzen voor een aanpak (en voor uitwerkingen daarbinnen) niet meer vanuit een enkelvoudige rationaliteit (b.v. technical feasability) onderbouwd kunnen worden, maar altijd om oordeelsvorming en afweging vanuit tenminste twee referentiekaders vragen. • Verschillende rationaliteiten moeten verbonden, geïntegreerd of in een verband gezet worden. Keuzen zijn niet absoluut, maar altijd het resultaat van een afweging. De empirie waarover men graag vooraf ter onderbouwing zou willen beschikken, moet veelal eerst nog in een ontwikkelingstraject gegenereerd worden. Toch moeten ex ante keuzen gemaakt worden (bijvoorbeeld voor de inrichting van een ontwerptraject). In die context is oordeelsvorming, veelal in samenspraak met andere disciplines, een evidente voorwaarde om een bijdrage te leveren. Het is die context die telkens door de docenten en in de opdrachten als een uitdaging aangereikt wordt. Het onderwerp van de thesis wordt in die zin ook vooraf beoordeeld. • De koppeling van de opleiding met complexe praktijkvragen creëert als vanzelf een project- of opdrachtcontext die meerduidig is, en waarin volledige en ‘ware’ informatie niet gegarandeerd zijn – en het vermogen tot oordeelsvorming dus voortdurend geprikkeld wordt. • De (praktijk)opdrachten worden zo gekozen dat zij voldoende ‘rijk’ zijn om uitdagingen te bieden voor integratie en synthese. Tegelijkertijd ziet de beoordeling er op toe dat altijd sprake is van een combinatie (en onderlinge) weging van technische rationaliteit, bedrijfseconomische rationaliteit en sociaal-maatschappelijke (waaronder ook: ethische) rationaliteit. Van de
© NQA – Hogeschool van Utrecht, Master of Informatics
39
•
deelnemer worden reflectie en positiebepaling – ook met betrekking tot de eigen functie binnen het bedrijf – vereist. Studenten beoordelen ook elkaars onderzoeksplannen en reflecteren mee op elkaars kennisontwikkeling. Ook op die manier wordt het vermogen tot oordeelsvorming aangescherpt.
Communicatie (Dublin descriptor 4) Is in staat om conclusies, alsmede de kennis, motieven en overwegingen die hieraan ten grondslag liggen, duidelijk en ondubbelzinnig over te brengen op een publiek van specialisten of nietspecialisten. De afgestudeerde MoIer zal vooral een adviserende rol in organisaties gaan vervullen. In die rol krijgt hij zowel met vakgenoten als met leken te maken. De inzet van ICT in de organisatie raakt immers alle lagen van de organisatie. De MoI dient derhalve effectief en efficiënt te kunnen communiceren in een multi-disciplinaire omgeving en daarbij zijn specifieke deskundigheid in te brengen. Dit aspect komt tot uitdrukking in de eindkwalificatie 4. Het voldoen aan de vereisten van deze descriptor kan worden onderbouwd door het volgende: • De afgestudeerde werkt in een context waarin niet sprake is van een duidelijk ‘eigen’ en afgegrensd domein. Positionele macht is beperkt en de expertmacht is niet definitief of zonder meer doorslaggevend, maar moet zich verhouden tot bijvoorbeeld die van andere portefeuillehouders of experts. Dat vraag zeer goede communicatieve en coöperatieve vaardigheden. • In die complexe context moeten veelal verschillende rationaliteiten gecombineerd worden om tot optimale voorstellen en uitwerkingen te komen. Afwegingen moeten, veelal onder tijdsdruk en andere constraints, in een redelijke mate van openheid gemaakt worden. Dat vereist hoogwaardige communicatieve vaardigheden. Presentatie, overtuiging en beïnvloeding zijn van belang, maar ook openstaan voor een andere inbreng (actief luisteren), ruimte laten voor een nieuw idee, oog en oor hebben voor tegenargumenten, valkuilen op termijn e.d. • Strategische ICT-inzet binnen en tussen bedrijven heeft bij uitstek een maatschappelijke relevantie. De Master moet niet alleen de technische en (bedrijfs)economische discussie kunnen aangaan, maar ook actief openstaan voor een maatschappelijke dialoog, ook met nietspecialisten. De thesis wordt beoordeeld ook op basis van de thesispresentatie door de kandidaat. Die presentatie biedt bij uitstek een gelegenheid om zowel de bereidheid als het vermogen tot dialoog en debat te proeven. • Studenten beoordelen elkaars onderzoeksplannen en de resultaten daarvan. Dat biedt de mogelijkheid om te leren hoe op een productieve manier feedback te leveren en hoe collaboratief te leren. Er is ook veel aandacht voor collegiale consultatie tussen studenten onderling, als leervoorwaarde voor multidisciplinaire samenwerking binnen en tussen bedrijven. Die vaardigheid kan vervolgens in ieders praktijk met vertrouwen worden ingezet en ook de eigen adviesvaardigheid is daarmee gebaat. • De Master zal niet alleen verantwoordelijk zijn voor ontwerp en ontwikkeling, maar ook voor realisatie en exploitatie. In alle gevallen vraagt dat betrokkenheid van anderen, en veelal wordt in teams gewerkt. De Master is op basis van de verdieping en verbreding van zijn kennis en vaardigheden geschikt om daaraan leiding te geven. Om dat effectief te kunnen, schenkt de opleiding veel aandacht aan persoonlijke effectiviteit, waaronder communicatieve vaardigheden. Leervaardigheden (Dublin descriptor 5) Bezit de leervaardigheden die hem of haar in staat stellen een vervolgstudie aan te gaan met een grotendeels zelfgestuurd of autonoom karakter. Het kennisdomein business informatics is een domein dat zich snel ontwikkelt. Voor de afgestudeerde MoIer is het van groot belang dat hij het opgedane kennisniveau weet te handhaven en de relevante ontwikkelingen binnen het vakgebied volgt. Het vermogen om zelfstandig vlot en efficiënt nieuwe kennis en vaardigheden te verwerven is dus essentieel. Binnen de MoI leren de studenten op diverse manieren. Enerzijds wordt geleerd binnen de theorieblokken van de opleiding
40
© NQA – Hogeschool van Utrecht, Master of Informatics
(begeleid leren). Daarnaast vindt een belangrijk deel van het leren plaats in de eigen beroepspraktijk (ervaringsleren). Een derde vorm van leren (zelfgestuurd leren) vindt plaats in de uitwerking van de opdrachten. Door regelmatig expliciet op deze drie vormen te reflecteren en ze daardoor bewust te benutten, ontwikkelen studenten hun leervaardigheden. Dit aspect komt vooral tot uitdrukking in de eindkwalificaties 4 en 5, maar ook in het didactisch concept van de opleiding. Het voldoen aan de vereisten van deze descriptor kan worden onderbouwd door het volgende: • De opleiding doet een duidelijk beroep op zelfsturing. Het vereiste entreeniveau (het gaat om bachelors met drie jaar werkervaring die door hun werkgever in staat worden gesteld om de opleiding te volgen) schept daarvoor al een wezenlijke randvoorwaarde. • Het kennisdomein waaruit geput kan worden is voor een deel nog in opbouw. Kennisontwikkeling vindt in de opleiding plaats door het (thesis)onderzoek; dat is, meer dan het op bachelorniveau gangbare toegepast onderzoek, gericht op het bijdragen tot vernieuwing. Alle deelnemers dienen dat type onderzoek uit te voeren en werken daarmee per definitie ook aan de eigen kennisontwikkeling. • Het kennisdomein is multidisciplinair. Dat dwingt de deelnemers om over de eigen disciplinaire muren te kijken. Die verbreding is in algemene zin van groot belang (het ontsluit andere domeinen, denkwerelden en wetenschapsfilosofieën), maar ook heel concreet omdat de verbinding van disciplines tot nieuwe mogelijkheden en inzichten kan leiden. Omdat de beschikbare kennis en methodieken vaak een verrijkingsslag behoeven om optimaal inzetbaar te zijn voor de ontwerpvragen is de impuls tot kennisontwikkeling als het ware ingebakken. • Gegeven de zojuist geschetste ontwikkelingsstand van het ‘eigen’ kennisdomein van de opleiding, en gegeven het accent op onderzoek als belangrijke methodiek is feitelijk verzekerd dat de afgestudeerde Master zal blijven werken aan kennisontwikkeling. • Het zogeheten double loop leren, waarbij beschikbare kennis en empirie ontwerpgericht onderzoek stuurt en waarbij dat onderzoek weer reflecteert op de bestaande “state of the art” in het vakgebied, is eveneens ingebakken in de werkwijze en komt heel sterk tot uitdrukking bij het thesisonderzoek. Dat is bevorderlijk voor het vermogen om vervolgens zelfstandig vorm te geven aan het eigen leer- en ontwikkelingsproces. • Professionaliteit wordt gekenmerkt door een permanent onderzoekende houding die ertoe leidt dat de afgestudeerde tijdens de hele loopbaan zelfstandig, vlot en gericht visies, kennis, inzichten en vaardigheden blijft ontwikkelen. De opleiding besteedt daarom expliciet aandacht aan de ontwikkeling van leervaardigheden. • Het grote accent op de component onderzoek is er onder meer op gericht om het mogelijk te maken dat de afgestudeerde Master een promotieonderzoek zou kunnen doen.
Specificatie competenties MoI Toelichting: in onderstaande uitwerking zijn die onderdelen onderstreept die het bachelorniveau overstijgen, met andere woorden die op zichzelf niet als doelstelling voor de verwante bachelor in aanmerking kunnen komen. Voor de overige doelstellingen geldt dat het masterniveau bepaald wordt door de diepgang en complexiteit zoals die in het programma vorm krijgen. 1 1.1 1.2 1.3 1.4
2 2.1 2.2
2.3
Innovatief vermogen Vertaalt de bedrijfsdoelstellingen en -strategie naar (nieuwe) toepassingen van ICT Is in staat om vanuit huidige en gewenste businessprocessen een vertaalslag te maken naar de reeds beschikbare ICT toepassingen en benodigde ICT toepassingen Onderkent relevante trends in ICT en de mogelijke toepassingen hiervan in de organisatie Kan kansen voor producten en diensten, m.b.v. de extended enterprise, aangeven. Incl. de gevolgen van een sterkere vraagsturing Bedrijfskunde Doorgrondt de verbanden tussen de verschillende bedrijfsfuncties en afdelingen in de organisatie en tussen organisaties Is in staat ontwikkelingen in de afzetmarkt van de organisatie te identificeren en hierop in te spelen door voorstellen te doen op het gebied van procesverbeteringen en ICT toepassingen Is in staat bedrijfsprocessen in organisaties en tussen organisaties en hun interactie te onderkennen en te modelleren
© NQA – Hogeschool van Utrecht, Master of Informatics
41
2.4 2.5
2.6
2.7
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.7 3.8
3.9 3.10 4 4.1
4.2 4.3
4.4* 4.5* 4.6* 4.7* 5 5.1* 5.2* 5.3* 5.4* 5.5*
Onderbouwt voorstellen voor nieuwe toepassingen van ICT binnen de organisatie met business cases en ROI berekeningen. Is in staat om op basis van de bedrijfsstrategie samen met het management kritieke succesfactoren, prestatie-indicatoren te definiëren en het proces van business performance management in te richten. Kan de gevolgen van het extended enterprise aangeven voor de besturing van de organisatie en voor de samenwerking in het extended enterprise, incl de rolverandering en de benodigde standaardisatie. Kan alternatieve in- en externe sourcingsoplossingen ontwerpen (BPO, Shared Service Centers) Informatiearchitectuur en -technologie Heeft brede kennis van het totale spectrum aan ICT-applicaties Doorgrondt de toepassingsmogelijkheden van verschillende typen ICT-applicaties Is in staat een planning en control cyclus in te richten voor de informatievoorziening in de organisatie Is in staat het portfolio aan ICT-applicaties in de organisatie voortdurend te optimaliseren en te innoveren Richt de ICT functie in de organisatie zodanig in dat deze de bedrijfsstrategie ondersteunt. Heeft kennis en het overzicht van X_ERP (Extended Enterprise Resource Planning) functionaliteit en haar toepassingen voor de organisatie Implementeert business applicaties (X-ERP) in of tussen organisaties (e-business, SCM), inclusief eventuele aanpassing van standaardapplicaties. Hij of zij denkt integraal en richt het implementatieproces zodanig in dat een kennisinfrastructuur voor de exploitatie ontstaat; Is in staat een architectuur voor samenwerking in het extended enterprise te ontwerpen waarbij mede gebruik gemaakt wordt van nieuwe ICT mogelijkheden Kan de gevolgen van het extended enterprise aangeven voor de inrichting van de ICT. Beïnvloeding en afstemming Communiceert met alle lagen in de organisatie op heldere en effectieve wijze over investeringen en business en ICT innovaties in termen van business issues en opbrengsten Is "on speaking terms" met zowel collega's uit het bedrijfskundige domein als het ICT domein Kan in een (multidisciplinaire) omgeving een onderzoekstraject, ontwikkeltraject en beheertraject inrichten en in elke fase op basis van argumenten een geschikte (project-) methode kiezen en toepassen. Is in staat tot zelfanalyse van en reflectie op het eigen handelen en kan eigen kernkwaliteiten benoemen Kan het instrumentarium aan gesprekstechnieken en vaardigheden doelgericht toepassen waardoor effectieve communicatie ontstaat in interviews en presentaties. Is bekend met de diverse adviesmodellen, adviesstijlen en adviesrollen. Student heeft inzicht in groepsprocessen en groepsdynamica. Onderzoeksvaardigheden Voert volgens wetenschappelijke richtlijnen een literatuurstudie uit. Zet volgens wetenschappelijke richtlijnen een (toegepast) onderzoek op en voert dit uit. Kiest een geschikte onderzoeksmethode en past deze toe. Kan bij een gegeven probleem (i.c. systeem of ontwerp) een passend theoretische model of methode uit de literatuur selecteren en toepassen Heeft een kritische benadering en valideert kennis volgens wetenschappelijke richtlijnen.
* Deze competenties komen in de meeste modulen aan de orde. Zie de werkvormen zoals deze zijn beschreven in de modulewijzers.
42
© NQA – Hogeschool van Utrecht, Master of Informatics
Bijlage 2
Brief Hogeschool
© NQA – Hogeschool van Utrecht, Master of Informatics
43
44
© NQA – Hogeschool van Utrecht, Master of Informatics
Bijlage 3
Bezoekprogramma
Tijdstip 7 april 12.00 - 16.00 uur 7 april 16.00 - 17.00 uur
Activiteit Betrokkenen Voorbereidende vergadering Panel Bestuderen documentatie gesprek Management en panel
7 april 17.00 -18.00 uur
gesprek
7 april 18.00 – 18.30 uur
Pauze
7 april 18.30 – 19.30
Alleen MoE
-------------------------------
7 april 19.30 – 20.30
Besloten vergadering
Panel
8 april 09.00 – 10.00 uur
gesprek
Lectoren en panel
8 april 10.00 – 11.00 uur
gesprek
8 april 11.00 –12.30 uur
8 april 12.30 – 13.00 uur
Besloten vergadering, afweging en voorlopige conclusies Gesprek
Moduleleiders en docenten en panel Panel
8 april 13.00 – 14.00 uur
rondleiding
Panel en medewerkers
8 april 14.00 – 15.30 uur
Afrondende vergadering
Panel
© NQA – Hogeschool van Utrecht, Master of Informatics
Werkveldvertegenwoordigers en panel
Management en panel
45
46
© NQA – Hogeschool van Utrecht, Master of Informatics
Bijlage 4
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden
© NQA – Hogeschool van Utrecht, Master of Informatics
47
48
© NQA – Hogeschool van Utrecht, Master of Informatics
Bijlage 5
Deskundigheden panelleden
Panellid domein: Informatics De heer E. Joustra
Auditor/Panellid NQA: De heer W. van Uden
Voorzitterskwaliteiten
ja
Auditorkwaliteiten
ja
ja
ja
ja
Relevante werkvelddeskundigheid
E
I
I
-
Onderwijskundige kennis en kennis van het hoger onderwijs
ja
ja
Kennis en/of ervaring t.a.v. relevante internationale ontwikkelingen werkveld
E
I
Panellid, voorzitter: De heer E. Boer
Panellid domein: Engineering De heer N.J. van den Broek
Vereiste deskundigheid volgens NVAO
ja
I
Specifieke aanvullingen vanuit bestand panelleden in alfabetische volgorde: De heer E. Boer Voornamelijk ingezet vanwege zijn ervaringen als voorzitter in meerdere complexe geclusterde visitatietrajecten. Heeft deelgenomen aan de NQA-auditortraining hoger onderwijs. Heeft vanuit eerdere visitaties kennis van de accreditatiesystematiek. Heeft vanuit opleiding en werkervaring ruime (internationale) kennis van het (hoger) onderwijs en onderwijsprocessen. Opleiding: 1953 - 1959 1959 - 1966 Rond 1970 1970 - 2000
Gymnasium B TU-Delft Werktuigbouw Cursus ontwerpen in kunststoffen TU-Twente Cursussen van steeds enkele dagen op het gebied van personeelsmanagement, personeelsbeoordeling, organisatieontwikkeling, teambuilding
Werkervaring: 35 Jaar werkzaam geweest in de personenwagen-ontwikkeling (DAF, Volvo Car BV, NedCar, PD&E), zowel constructeur als leidinggever, grotendeels in de mechanische sector van motor, aandrijving en onderstel, maar uiteindelijk ook voertuigbreed als verantwoordelijke voor een grote ontwikkelingsgroep onder technische leiding van Volvo-ingenieurs. Intensief bijgedragen aan de invoering van ISO 9000 in de 90er jaren en daarna de interne en externe audits regelmatig aan den lijve ervaren en de tekorten in mijn afdeling gecorrigeerd.
© NQA – Hogeschool van Utrecht, Master of Informatics
49
Gedurende laatste werkjaar Competence Management en methoden ontwikkeld om de competenties van medewerkers meetbaar te maken. 2001 1999 - 2000
1996 - 1998
1993 - 1996 1992 -1993
1989 - 1992 1987 - 1989
1981 - 1987
1972 - 1981
1966 - 1972
PD&E Automotive, Competence development, support to HRM in development of new appraisal and reward system. NedCar, Manager Powertrain Development. Engineering group for Engine & Transmission developement. Simulation and testing resources for Engine & Transmission NedCar, Manager System & Component Engineering VCC-account. Resource management (people, means, methods) of engineeringwork for VCC, account manager for VCC engineering. NedCar, Manager Driveline and Chassis development NedCar, Manager Feasibility and Analysis. FEM, NVH, dynamic behaviour, performance and heatmanagement. Concept and protobuilding of turbo dieselengine in Volvo 400. Volvo Car BV, Manager Driveline and Chassis development. Volvo 400: Improved turbo engine, introduction single point 1.8 l engine. Introduction of CVT on 1.8 l. Volvo Car BV, Manager Engine development and testing and Project leader modelyear ‘90. Volvo 400: improved intake and exhaust systems on 1.7 multipoint engines, introduction Fenix 3.2 engine management Volvo Car BV, Manager Driveline and Chassis development. Finalising Volvo 300 program with Renault 1.6 diesel and 1.7 petrol engines. Volvo 480 & 440 driveline and chassis development. Turbo engine development. Volvo Car BV, Manager Transmission development. Volvo 340/360: CVT for 1.4 l engines and manual gearbox systems for 1.4 and 2.0 l engines. Cooperation with VCC on 5-speed gearbox development DAF passenger car development, chassis & driveline design engineer. Daf 55 suspension components, anti roll bar, self levelling rear suspension. Daf 66 automatic clutch, CVT-differential, rear suspension
Overige werkzaamheden: n.v.t.
De heer N.J. van den Broek Voornamelijk ingezet vanwege zijn ervaringen als domeindeskundige in meerdere complexe geclusterde visitatietrajecten. Heeft deelgenomen aan de NQA-auditortraining hoger onderwijs. Heeft vanuit eerdere visitaties kennis van de accreditatiesystematiek. Heeft vanuit opleiding en werkervaring ruime (internationale) kennis van het (hoger) onderwijs en onderwijsprocessen. Opleiding: 1953-1956 1957-1959 1959-1966
2004
MULO-B HBS-B Landbouwhogeschool, thans Wageningen Universiteit Talloze automatiserings- en bedrijfskundige opleidingen bij Philips, de Baak en andere instellingen SESAM Academie
Werkervaring: 12 Jaar supportfuncties bij Philips Data Systems, waaronder. ruim 7 jaar managementfuncties; 15 jaar directeur van middelgroot ICT-dienstverleningsbedrijf aan agribusiness, groeiend van 50 naar 175 fte, 6 jaar als consultant/projectmanager van complexe ICT-projecten waarvan 3 jaar als lid van de SENTER AdviesCie Technisch Ontwikkelingskrediet, Technische Ontwikkeling Projecten.Thans nog voorzitter van de KLV-Cie Onderwijs en Kennisoverdracht Bedrijfskundige informatica.
50
© NQA – Hogeschool van Utrecht, Master of Informatics
Lector ICT bij het gezamenlijke ICT-programma van het Hoger Agrarisch Onderwijs 1997 t/m 1999. Voorzitter van de Beoordelingscommissie Voorhoedeplannen ICT Impuls Onderwijs 1998 en 1999. 1968-1970 1971-1982
1983-1996
1997-2003
Instituut voor Tuinbouwtechniek: arbeidskundig medewerker Philips Data Systems: Programmeur/systeemanalyst Manager Business Applications Manager Software and Systems Support Stichting Agrarisch Computer Centrum resp. Centrum voor Agri Informatisering AGRIDATA b.v. Algemeen directeur Treveri Consult, eenmansbedrijf Consultant/project manager
Overige werkzaamheden: n.v.t. De heer E. Joustra Voornamelijk ingezet vanwege zijn ervaringen als domeindeskundige in meerdere complexe geclusterde visitatietrajecten. Heeft deelgenomen aan de NQA-auditortraining hoger onderwijs. Heeft vanuit eerdere visitaties kennis van de accreditatiesystematiek. Heeft vanuit opleiding en werkervaring ruime (internationale) kennis van het (hoger) onderwijs en onderwijsprocessen. Opleiding: 1971 – 1977 1977 – 1982 Sinds 1982
V.W.O. – Atheneum B Technische Hogeschool Delft -Werktuigbouwkunde, sectie Industriële Organisatie diverse bedrijfskundige, logistieke en automatiseringscursussen, opleiding adviesvaardigheden, Baan TRITON-gecertificeerd, APICS-gecertificeerd (CPIM)
Werkervaring: Consulting ICT, logistiek, kwaliteitsmanagement, onderhoudsmanagement, performance management, procesverbetering. Opstellen, uitwerken en verzorgen van trainingen, zowel in-house als met open inschrijving. Opstellen, uitwerken en verzorgen van (onderdelen van) reguliere opleidingsprogramma’s (onder andere voor MBA, post-HTO). 2003 – heden 1997 – 2003
1987 – 1997 1984 – 1987 1982 – 1984
Interim manager / zelfstandig organisatie-adviseur Joustra Management Consulting (JMC) diverse functies binnen de Vanenburg Group waaronder: Manager Strategy & Methods (verantwoordelijk voor onder meer de ontwikkeling van de BaanERP implementatiemethode) Program manager ontwikkeling e-Business solutions Interim CEO Topshare (bedrijf ontwikkelt en verkoopt kennismanagementsystemen) Boardmember Rissa Solutions Oy – Finland (bedrijf ontwikkelt en verkoopt service management-systemen) Organisatie-adviseur Logistiek / Systems KPMG Management Consulting (vanaf 1994 tevens Manager van KPMG’s Global Baan Competence Center) Hoofd Planning / Programmaleider Logistiek Verbeteringsplan, Materials Management, Philips Terneuzen Commercieel Planner, Planning & Logistics, Philips, Hoofd Industrie Groep Licht
© NQA – Hogeschool van Utrecht, Master of Informatics
51
Overige werkzaamheden: Verzorgen opleidingen en training MBA/MBM: - “Performance Monitoring”: Rotterdam School of Management: Vanenburg Summer assignment 2003 - Studiebegeleiding MBM-programma: TSM Business School 1995 t/m 2000 PHBO: - “Logistieke concepten en verbeteringen”: Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, Post HBO – Techniek 1997/1998 - “Productie & Logistiek”: Hogeschool van Amsterdam, Post HTO – Bedrijfskunde 1994/1995/1996/1997/1998 KPMG Management Consulting / KPMG Management Trainingen - “Logistiek Management”: 6-daags trainingsprogramma met certificatietoets voor geselecteerde top-dealers van Exact software - “Doorlooptijdverkorting”: 2-daagse training, met vrije inschrijving - “Projectmanagement”: 2-daagse training, met vrije inschrijving - “Kwaliteitskosten”: 2-daagse training, met vrije inschrijving - “Productiebesturingssystemen”: 2-daagse training, met vrije inschrijving - “Optimalisatie Onderhoudsmanagement”: 2-daagse training, met vrije inschrijving - “Voorraadbeheer”: Zelfstudiemodule inclusief toetsvragen voor KPMG Accountants en EDP-auditors IIR, Nederlands Studiecentrum, NVDO Dagvoorzitter en diverse malen spreker op 1- en 2-daagse congressen, met vrije inschrijving Publicaties Boeken - “Logistiek in de praktijk”: Stenfert Kroese, ISBN 90 207 2474 6 (1994), auteurs E. Joustra / A. Van der Sterre - “Docentenboek Logistiek in de praktijk”: Stenfert Kroese, ISBN 90 207 2475 4 (1994) auteurs E. Joustra / A. Van der Sterre Boeken - bijdragen - “Dynamic Enterprise Innovation”: Baan Business Innovation, Uitgave onder eigen beheer (1998), Bijdrage hoofdstuk 4,”Establishing Continuous Improvement” - “Dynamic Enterprise Modeling”: Kluwer Bedrijfsinformatie, ISBN 90 267 2578 7 (1996) Bijdrage hoofdstuk 2, ”Reference Models” - “Bedrijfskunde op weg naar 1990”: Kluwer Bedrijfswetenschappen ISBN 90 267 1342 8 (1989), Bijdrage hoofdstuk III, ”Trends en ontwikkelingsfasen in logistiek” Artikelen - “Marketinglessen voor kwaliteitsfunctionarissen”, Praktijkgids Kwaliteit en Certificatie – Wolters Kluwer, 2001 - “ERP-systemen veroveren de wereld”, Controllers Vizier, nr. 3 - 1996
52
© NQA – Hogeschool van Utrecht, Master of Informatics
- “Veranderingsmanagement tijdens systeemimplementaties”, Bedrijfskundig Vakblad, nr. 6 1996 - “De keuze van een juiste veranderingsstrategie”, Bedrijfskundig Vakblad, nr. 4 - 1995 - “Niet rekenen aan, maar afrekenen met voorraad”, Tijdschrift voor Inkoop & Logistiek, nr. 12 - 1992 - “Tien redenen om logistieke prestaties niet te meten, en evenveel argumenten waarom wel”, Tijdschrift voor Inkoop & Logistiek, nr. 6 - 1991 - “Organisatie doorloopt veranderingsproces”, CA Techniek in bedrijf, nr. 4 - 1991 - “Software met een keurmerk”, CA Techniek in bedrijf, nr. 11 - 1990 - “Optimaal voorraadbeheer in de Technische Dienst”, Doelmatige bedrijfsvoering, nr. 10 - 1990 Diverse artikelen 1990 – 1994: Vraagbaak Inkoop & Logistiek, en Handboek Logistiek (losbladig)
De heer W. van Uden Ingezet als NQA-auditor. Hij heeft eerdere ervaring met visitaties in het domein techniek (milieuopleidingen, voortgezette opleidingen bouwkunst, hbo bachelor informatica). Daarnaast vier jaar ervaring met visiteren in bijna alle sectoren van het hbo. Bezit auditorkwaliteiten vanwege jarenlange visitatie-ervaring en cursussen gevolgd bij Lloyds. Opleiding: 1996 – 2005
1996 1987 1983 – 1987 1981 1976 – 1981 1975 – 1976 1969 – 1975
Diverse cursussen: onderwijsontwikkeling, competentiegericht onderwijs, verandermanagement, projectonderwijs, competentiegericht toetsen, onderwijskwaliteit, integraal onderwijsmanagement Auditorcursussen Lloyds via NQA Postdoctorale opleiding Corporate communication in bedrijfskundig perspectief, Erasmus Universiteit NIMA PR A Nederlands MO B Kandidaatsexamen Nederlands Lerarenopleiding Nederlands en geschiedenis Propedeuse Pschychologie Atheneum A
Cursussen: Zie boven
© NQA – Hogeschool van Utrecht, Master of Informatics
53