Adviesrapport accreditatie hbo-bacheloropleiding Chemische Technologie voltijd/duaal en Associate degree-programma Hogeschool Utrecht
Lange Voorhout 14 2514 ED Den Haag T (070) 30 66 800 F (070) 30 66 870 I www.hobeon.nl E
[email protected]
Adviesrapport accreditatie Hbo-bacheloropleiding Chemische Technologie voltijd/duaal en Associate degree-programma Hogeschool Utrecht CROHO nr.34275 en nr.80005 (Ad)
Hobéon® Certificering BV Datum: 14 december 2010 Auditteam: F.M.Brouwer Prof. Dr. Ir. R.V.A. Orru Prof.Dr. G.L.M.M. Verbist W. van Schagen Secretaris: Mr. T. Vis
INHOUDSOPGAVE DEEL 1 1. MANAGEMENT SAMENVATTING 1.1. Integraal advies 1.2. Algemene gegevens 1.3. Beoordelingskader 1.4. Beoordeling op faculteits- en opleidingsniveau 1.5. Samenstelling auditteam 1.6. Samenvattende beoordeling
1 1 1 1 1 1 1 2
2.
INLEIDING
7
3.
KARAKTERISTIEK VAN DE OPLEIDING
9
4.
VORIGE ACCREDITATIE
13
DEEL 2 5. ONDERWERPEN EN FACETTEN NVAO-ACCREDITATIEKADER 1. Doelstellingen opleiding Facet 1.1. Domeinspecifieke eisen Facet 1.2. Niveau: Bachelor en Master Facet 1.3. Oriëntatie HBO 2. Programma Facet 2.1. Eisen HBO Facet 2.2. Relatie tussen doelstellingen en inhoud programma Facet 2.3. Samenhang programma Facet 2.4. Studielast Facet 2.5. Instroom Facet 2.6. Duur Facet 2.7. Afstemming tussen vormgeving en inhoud Facet 2.8. Beoordeling en toetsing 3. Inzet van personeel Facet 3.1. Eisen HBO Facet 3.3. Kwaliteit personeel 4. Voorzieningen Facet 4.1. Materiële voorzieningen Facet 4.2. Studiebegeleiding 5. Interne kwaliteitszorg Facet 5.1. Evaluatie resultaten Facet 5.2. Maatregelen tot verbetering Facet 5.3. Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld 6. Resultaten Facet 6.1. Gerealiseerd niveau Facet 6.2. Onderwijsrendement
15 15 15 15 20 22 23 23 27 29 31 34 37 38 40 43 43 47 50 50 52 56 56 58 60 62 62 64
6.
OORDEELSCHEMA
67
7.
BIJLAGEN BIJLAGE I BIJLAGE II BIJLAGE IIIa BIJLAGE IIIb BIJLAGE IV BIJLAGE V
69 71 75 77 79 85 89
Programma en gesprekspartners Kwantitatieve gegevens van de opleiding Curricula Vitae auditoren Generieke audit Curricula Vitae en onafhankelijkheidsverklaringen auditoren Werkwijze, beoordelingsprocedure en beslisregels Hobéon Geraadpleegde documenten
DEEL 1 1.
MANAGEMENT SAMENVATTING
1.1.
Integraal advies
Hobéon Certificering adviseert de NVAO de hbo-bacheloropleiding Chemische Technologie, verzorgd door Hogeschool Utrecht , Croho nummer 34275 in al haar varianten en locaties te accrediteren. Dit advies wordt in onderhavig rapport gefundeerd.
1.2.
Algemene gegevens
Naam van de instelling: Naam van de opleiding: Varianten van de opleiding: Locatie van de opleidingen:
Faculteit Natuur & Techniek, Hogeschool Utrecht Chemische Technologie voltijd – duaal en een Associate degree-programma Utrecht en Velsen
Naam VBI: Datum visitatie (FNT, generiek): Datum visitatie: Datum adviesrapport
Hobéon Certificering b.v. 20 april 2010 26 mei 2010 14 december 2010
1.3.
Beoordelingskader
De bij het onderzoek gehanteerde beoordelingskaders zijn het ‘Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs Nederland’ (14 februari 2003) en het ‘Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs [hbo-bachelor]: uitwerking voor Associate degree-programma’s tijdens de pilotfase (11 februari 2008).
1.4.
Beoordeling op faculteits- en opleidingsniveau
Op verzoek van de Hogeschool Utrecht heeft Hobéon Certificering beoordelingen uitgevoerd op faculteits- en opleidingsniveau. Op faculteitsniveau is beoordeeld of de FNT de processen beheerst en borgt betreffende: Doelstellingen, Inzet Personeel, Voorzieningen, Interne Kwaliteitszorg en Rendementen. Deze onderwerpen corresponderen deels met de onderwerpen 1, 3, 4, 5 en 6 uit het NVAO accreditatiekader. De uitkomsten van deze generieke audit dienden als basis voor de audits op opleidingsniveau. Bij de opleidingsaudit is beoordeeld hoe de opleiding invulling geeft aan het FNT-beleid en -doelstellingen en zijn het programma, de personeelskwaliteit, de opleidingsspecifieke voorzieningen en het gerealiseerd niveau beoordeeld.
1.5.
Samenstelling auditteam
Het auditteam bestond uit de volgende personen: F.M.Brouwer (voorzitter), senior adviseur van de Hobéon Groep Prof. Dr. Ir. R.V.A. Orru (vakdeskundige), hoogleraar Synthetic and Bio-organic Chemistry, verbonden aan de Faculteit der Exacte Wetenschappen van de Vrije Universiteit Amsterdam Prof. Dr. G.L.M.M. Verbist (werkvelddeskundige), hoogleraar Polymeertechnologie, verbonden aan de Technische Universiteit Eindhoven en tevens werkzaam bij Shell Global Solutions International B.V.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 1
W. van Schagen, tweedejaars student Chemische Technologie aan de Hogeschool Avans te Breda. Aan het auditteam is als secretaris toegevoegd mr. T. Vis, zelfstandig adviseur in het hoger Onderwijs.
De audit op facultair niveau is uitgevoerd op 20 april 2010. Het auditteam bestond uit de volgende personen: Drs. R.B. van der Herberg, voorzitter, partner Hobéon Groep; Prof. ir. J.J.M. Cauberg, Vak/ werkvelddeskundige, Emeritus hoogleraar Bouwfysica en Klimaatontwerp en directeur Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs BV; M.E. Cohen, werkvelddeskundige, Architect en oprichter en voormalig directeur/partner van Architectenbureau CEPEZED; B. van der Meer, student Bouwkunde aan De Haagse Hogeschool; H. Bleijs, processecretaris, adviseur Hobéon; Drs. L. Blom-van Veen, secretaris Hobéon, zelfstandig adviseur kwaliteitszorg. Zie voor de auditprogramma’s Bijlage I. Voor Curricula Vitae zie Bijlage III.
1.6.
Samenvattende beoordeling
Hobéon Certificering baseert het advies tot accreditatie van de opleiding Chemische Technologie op de volgende overwegingen: Algemeen beeld De opleiding Chemische Technologie maakt met de opleiding Chemie deel uit van het cluster Chemistry, welk cluster onderdeel uitmaakt van het Instituut Life Sciences & Chemistry. Het instituut is gepositioneerd binnen de faculteit Natuur & Techniek van de Hogeschool Utrecht. Het instituut bestaat verder uit het cluster Life Sciences waarbinnen de opleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek (officiële CROHO naam) wordt verzorgd. Deze opleiding wordt in de praktijk Life Sciences genoemd. De opleiding Chemische Technologie (hierna ook wel aan te duiden als CT) kent de varianten voltijd en duaal, en een Associate degree-programma. De opleiding telde op 1 oktober 2009 109 studenten, waarvan 64 voltijd en 45 duaal, terwijl 38 studenten het Associatie degreeprogramma (verder te noemen het Ad-programma) volgen. De voltijdopleiding heeft een studieduur van vier jaar. Vwo-ers en mbo-ers met een verwante vooropleiding volgen een verkorte propedeuse met een omvang van één semester, terwijl mboers in de hoofdfase vrijstelling hebben voor de stage in het vijfde semester. De duale-student start met het eerste en tweede semester van de voltijdopleiding, waarna zij in het derde werkzaam zijn in het relevante werkveld. De duale variant is in samenspraak met de Vapro (Vakorganisatie procestechnologie) en andere hogescholen tot stand gekomen vanuit de vraag van het beroepenveld om werkende mbo-ers Chemische technologie naar een hoger opleidingsniveau te brengen. De eerste twee jaar – het Ad-programma - van de opleiding zijn in samenwerking met de Vapro ontworpen op het eindniveau 5 (mbo+). Aan dit programma wordt het Vapro-D certificaat verleend. Dit is het niveau van het Ad-programma. Het duale programma kenmerkt zich door een zodanige samenwerking met bedrijven in het werkveld dat praktijkopdrachten rechtsreeks bijdragen aan en directe relevantie hebben voor het bedrijf waarin de student werkzaam is. Hierdoor ontstaat een win-win-situatie voor student, opleiding en werkgever. Dit bijzondere karakter werd in de gesprekken met vertegenwoordigers van het werkveld van de opleiding nadrukkelijk als uitstekend ervaren.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 2
Deze specifieke aanpak heeft ook – in vergelijking tot de andere duale-opleidingen CT – aantoonbaar geleid tot een grotere instroom van mbo’ers waardoor de continuïteit van de opleiding wordt gewaarborgd. De opleiding beschikt ook over een locatie te Velsen. Hier wordt uitsluitend het duale traject aangeboden. Niet elk jaar wordt gestart met een eerstejaars groep. De opleiding werkt samen met het Kenniscentrum Technologie & Innovatie en het lectoraat Innovative Testing in Life Sciences & Chemistry. Het kenniscentrum en het lectoraat hebben volgens de opleiding een te beperkte focus waar het gaat om de opleiding Chemische Technologie en in minder mate voor de opleiding Chemie. De aansluiting met kenniscentrum zal worden vergroot. Daarnaast is binnen het cluster Chemistry een onderzoek gestart naar de mogelijkheid van een afzonderlijk lectoraat innovatieve en duurzame procestechnologie voor met name de opleiding CT. Onderwerp Doelstellingen opleiding: voldoende Het oordeel van het auditteam over alle facetten van dit onderwerp is positief. De volgende overwegingen hebben tot dat oordeel geleid. De opleiding baseert haar programma op het landelijk vastgestelde competentieprofiel Bachelor of Applied Sciences dat is gevalideerd door het werkveld. De opleiding heeft het opleidingsprofiel besproken in de Beroepenveldcommissie Chemistry. Daarnaast is het werkveld ook vertegenwoordigd in het College van Toezicht van de opleiding. Het opleidingsmanagement betrekt de collegeleden regelmatig bij de ontwikkelingen van de opleiding. Hoewel de opleiding internationalisering van groot belang acht en beseft in een internationaal veld te opereren, verdienen meer dan thans het geval is aspecten als samenwerking in internationaal samengestelde teams, Engelse taalvaardigheid op het gebied van onderzoek bijzondere aandacht. De eindkwalificaties zijn van hbo bachelorniveau en worden volledig afgedekt door de Dublin Descriptoren. De opleidingscompetenties zijn beschreven in termen van gedragsindicatoren. Deze zijn met de bijbehorende niveaus in het Werkboek Onderwijs inzichtelijk gemaakt. De eindkwalificaties van het Ad-programma sluiten aan bij de Short Cycle “Dublin Descriptoren’. In vergelijking met het bachelorniveau is sprake van een beperkte context, een nauwere inkadering van de probleemgeoriënteerde opdrachten en minder zelfsturing. Onderwerp Programma: voldoende Het oordeel van het auditteam over alle facetten van dit onderwerp voor alle varianten en het Ad-programma is positief. De volgende overwegingen hebben tot dat oordeel geleid. De kennisontwikkeling van studenten vindt plaats via actueel studiemateriaal en vakliteratuur dat aan de beroepspraktijk is ontleend. Gedurende de gehele studie wordt Engelstalige literatuur gebruikt. De te gebruiken literatuur is opgenomen in de blokboeken. Deze worden regelmatig geactualiseerd. De programma’s zijn zodanig opgezet dat studenten gedurende de gehele studie in aanraking komen met de beroepspraktijk. Studenten lopen minimaal een dag mee met ouderejaars bij stage- of afstudeeropdracht (project Student en Bedrijf) en worden al in het eerste jaar casussen ontleend aan de beroepspraktijk (bijv. project Oregano). Actuele ontwikkelingen worden via de Beroepenveldcommissie, (gast)docenten, het College van Toezicht en het werkveld (o.a. stageverleners) ingebracht. Het werkveld wordt bij de uitvoering van het programma betrokken.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 3
Dit laatste geldt in sterke mate voor de duale variant en het Ad-programma daar binnen. Praktijkopdrachten dragen rechtsreeks bij aan en hebben directe relevantie voor het bedrijf waarin de student werkzaam is. Er is duidelijk sprake van een toegevoegde waarde. De Adafstudeerwerkstukken benaderen - zo stelt het auditteam vast - het bachelorniveau. Het auditteam is positief over het streven van de opleiding om binnen het cluster Chemistry, naast de bestaande samenwerking met het Kenniscentrum Technologie & Innovatie en het lectoraat Innovative Testing in Life Sciences & Chemistry, te komen tot een structurele inbedding en versterking van het eigen onderzoeksgebied. De opleiding heeft het belang van verslaglegging binnen de opleiding benadrukt door het instellen van een afzonderlijke leerlijn Verslagleggen en door het bieden van meer structurering in de feedback op verslagen. De competenties zijn sturend voor de programma’s en verifieerbaar aanwezig in gedragsindicatoren uitgewerkt naar niveau. In modulebeschrijvingen en in blokboeken zijn de leerdoelen per cursus vastgelegd. De op de competenties gerichte toetsing biedt studenten de mogelijkheid om de formuleerde eindkwalificaties te behalen. Het programma kent een duidelijke horizontale en verticale samenhang. De horizontale samenhang vindt plaats door de opbouw in blokthema’s en door het aanbod integrerende projecten. De verticale samenhang is zichtbaar in de inhoudelijke leerlijnen per afstudeerrichting en de toenemende moeilijkheidsgraad en complexiteit daarbinnen, en in de ontwikkeling van de beroepscompetenties in het kader van de leerlijn SLO. De borging van de samenhang is duidelijk belegd. De opleiding is studeerbaar, hetgeen door studenten tijdens de audit wordt bevestigd. Studenten zijn een substantieel deel van hun tijd bezig met hun studie. Elke module kent een docent als module-eigenaar, waardoor studiebelemmerende factoren vroegtijdig worden gesignaleerd en zo mogelijk worden weggenomen. Toelatingsvoorwaarden tot de stage en het afstuderen bevorderen de studeerbaarheid van het programma. De opleiding heeft verschillende routes die aansluiten bij de vooropleiding. Studenten met het diploma van een verwante mbo-opleiding wordt vrijstelling verleend van een half jaar in de propedeuse en een stagevrijstelling in de hoofdfase, omdat zij de vereiste laboratoriumvaardigheden reeds verworven hebben. Het didactisch concept sluit aan bij het facultaire programma Leren=Werken=Leren, waarin competentiegericht leren op basis van projecten als onderwijsvorm centraal staat. De werkvormen passen bij dit model. Het auditteam stelt vast dat de waardering voor het onderdeel zelfstudie in het IZT model onder studenten uiteenloopt. Hierdoor komt dit model niet in alle gevallen ten volle tot zijn recht. Toetsen, beoordelingskaders en de uitvoeringspraktijk sluiten aan op het didactisch model, de werkvormen en de te verwerven competenties; ook de beoordeling en uitvoering van zowel de stage- als de afstudeerfase verlopen adequaat. De beoordelingscriteria zijn vastgelegd in blokboeken, moduulbeschrijvingen en in de handleidingen voor de stage en afstudeeropdracht en derhalve kenbaar voor de studenten. De leerdoelen vormen het uitgangspunt voor toetsing. Bij de beoordeling van de afstudeerwerkstukken wordt de opdrachtgever betrokken. De opleiding beschikt over een werkende examencommissie. Onderwerp Inzet van Personeel: voldoende Het oordeel van het auditteam over alle facetten van dit onderwerp is positief. Twee facetten van onderwerp 3 (“Inzet van Personeel”) worden voor alle varianten als goed beoordeeld hetgeen voor het auditteam in alle varianten een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp rechtvaardigt. Dit wordt als ‘extra aantekening’ aan het oordeel toegevoegd.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 4
De volgende overwegingen hebben tot dat oordeel geleid. Het docententeam verzorgt het onderwijs in de opleidingen Chemie en Chemische Technologie. De opleiding CT kende in de afgelopen jaren een toename van de studenteninstroom en uitstroom van docenten, waardoor sprake was van onderbezetting en uitstroom van expertise. De opleiding heeft hier een gericht aannamebeleid gevoerd dat heeft geresulteerd in het aantrekken van docenten met aanvullende inhoudelijke expertise en specifieke beroepservaring. Een groot deel van de docenten heeft verbinding met het werkveld. In de duale variant en in het Ad-programma is van een zeer intensieve samenwerking. Dit heeft ook zijn uitstraling in de voltijdvariant. Studenten zijn tevreden over de kennis van de beroepspraktijk bij docenten. Het auditteam stelt op basis van de verkregen informatie vast dat de beschikbare formatie toereikend is om de gewenste kwaliteit te verzorgen. De opleiding voert op basis van een scholingplan een gericht scholingsbeleid, waarbij naast individuele scholing ook ruimte is ingeruimd voor collectieve scholing. Het merendeel van de docenten heeft een wetenschappelijke achtergrond op master- of Phd-niveau. Het auditteam stelt vast dat de opleiding beschikt over personeel dat kwalitatief in staat is om het onderwijs te realiseren. Onderwerp Voorzieningen: voldoende Het oordeel van het auditteam over beide facetten van dit onderwerp is positief. Eén facet van onderwerp 4 (“Voorzieningen”) wordt als goed beoordeeld voor deze opleiding, hetgeen voor het auditteam een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp in alle varianten rechtvaardigt. Dit wordt als ‘extra aantekening’ aan het oordeel toegevoegd. De volgende overwegingen hebben tot dat oordeel geleid. De opleiding beschikt op de locatie over moderne laboratoria/practicumzalen, alsmede over een goed geoutilleerde mediatheek. Het aanschafbeleid vindt plaats in overleg met docenten en met het werkveld. Er zijn voldoende (flex)werkplekken voor studenten. De voorzieningen voor het werken met laptops op flexplekken worden uitgebreid. Studenten zijn zeer tevreden over voorzieningen als mediatheek, onderwijsruimten en ICT. De huisvesting en materiele voorzieningen zijn toereikend om ook het Ad-programma te realiseren. Studenten van de locatie Velsen maken ook voor onderwijsdelen waar dit voor nodig is gebruik van de voorzieningen te Utrecht. Studenten worden hier vooraf over geïnformeerd. De opleiding beschikt over een systeem van studiebegeleiding. Docenten dienen een SLB-certificaat te behalen. In de eerste twee studiejaren heeft de student in principe dezelfde studiebegeleider. Dit geldt ook voor het derde en vierde studiejaar. Volgens het auditteam zou een gelijke uitvoering van de begeleiding in de propedeutische fase wat betreft competentieontwikkeling en het aantal begeleidingsmomenten, nadere aandacht verdienen. Gedurende de loop van de studie verandert de begeleiding en wordt een steeds groter beroep op het zelfsturend vermogen van de student gedaan. De opleiding heeft specifieke aandacht voor zogenoemde gericht op ‘zogenoemde ‘langstudeerders’. Studenten zijn over het algemeen tevreden over de studieloopbaanbegeleiding en over de informatievoorziening. Onderwerp Interne Kwaliteitszorg: voldoende Het oordeel van het auditteam over alle facetten van dit onderwerp is positief. De volgende overwegingen hebben tot dat oordeel geleid. Twee facetten van onderwerp 5 (“Interne Kwaliteitszorg”) worden voor alle varianten als goed beoordeeld hetgeen voor het auditteam in alle varianten een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp rechtvaardigt. Dit wordt als ‘extra aantekening’ aan het oordeel toegevoegd. De opleiding evalueert periodiek en systematisch via studenten, docenten en het werkveld zowel de inhoud van het onderwijs als de organisatie. Dit geschiedt aan de hand van voor geformuleerde streefnormen.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 5
Op grond van de uitkomsten van de evaluaties worden zo nodig verbetermaat-regelen voorgesteld en vastgelegd in het clusterjaarplan. Naar aanleiding van de interne audit (mei 2009) is een verbeterplan opgesteld en zijn reeds verbeteringen doorgevoerd. Studenten zijn tevreden over het gebruik van de resultaten van de onderwijsevaluaties. Medewerkers, studenten en het werkveld worden op adequate wijze bij de interne kwaliteitszorg betrokken. De opleiding heeft de terugkoppeling naar studenten van de evaluatieresultaten in de afgelopen periode verbeterd. Het alumnibeleid van de opleiding is nog in ontwikkeling. Aangesloten zal worden bij een breed opzet HU-beleid. Onderwerp Resultaten: voldoende Het oordeel van het auditteam over beide facetten van dit onderwerp is positief. Eén facet van onderwerp 6 (“Resultaten”) wordt als goed beoordeeld voor het Ad programma van deze opleiding, hetgeen voor het auditteam voor dit onderwerp een kwalificatie ‘goed’ voor het Ad programma rechtvaardigt. Dit wordt als ‘extra aantekening’ aan het oordeel toegevoegd. De volgende overwegingen hebben tot dat oordeel geleid. Het kunnen behalen van het eindniveau is adequaat geborgd. De opleiding heeft duidelijke en kenbare richtlijnen en beoordelingscriteria voor het afstuderen opgesteld. De eindbeoordeling van het afstudeerwerkstuk vindt plaats door een commissie waarin ook de opdrachtgever participeert. De opleiding borgt het niveau van de eindtoetsing van elke afstudeeropdracht door een afzonderlijke beoordeling daarvan door een lid van het College van Toezicht. De opleiding analyseert de uitkomsten daarvan eens per jaar. Het auditteam kwalificeert een dergelijke betrokkenheid van het werkveld als waardevol en als adequate borging van het eindniveau. De afstudeerwerkstukken die het auditteam heeft bestudeerd acht zij van voldoende kwaliteit en stelt vast dat haar oordeel in grote lijnen overeenstemt met die van de opleiding. De onderwerpen van onderzoek zijn relevant en bruikbaar voor de praktijk. Het auditteam stelt vast dat gebruik is gemaakt van relevante literatuur op voldoende niveau. Het auditteam stelt vast dat het niveau van de afstudeerwerkstukken in het Ad-programma relatief hoog is en raakt aan het bachelorniveau. Tevens is zowel voor de duale variant als het Ad-programma sprake van een toegevoegde waarde van deze werkstukken voor het bedrijf. De opleiding hanteert de streefdoelen voor het onderwijsrendement, zoals deze op faculteitsniveau zijn vastgesteld. Het auditteam stelt vast dat – hoewel een stijgende lijn in de rendementen is waar te nemen - de onderwijsrendementen van de voltijd en duale opleiding achterblijven bij gestelde streefdoelen. De opleiding is zich hiervan bewust en heeft op basis van rendementanalyses verbeteringen ingevoerd ter beperking van de studieuitval, zoals ondersteuning bij deficiënties, intakegesprekken en intensivering van studieloopbaanbegeleiding. Ook voert de opleiding exitgesprekken om zicht te krijgen op de redenen van tussentijdse uitval.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 6
2.
INLEIDING
Beoordeling op faculteits- en opleidingsniveau Op verzoek van de Hogeschool Utrecht heeft Hobéon Certificering beoordelingen uitgevoerd op faculteits- en opleidingsniveau. Op faculteitsniveau is beoordeeld of de FNT de processen beheerst en borgt betreffende: Doelstellingen, Inzet Personeel, Voorzieningen, Interne Kwaliteitszorg en Rendementen. Deze onderwerpen corresponderen deels met de onderwerpen 1, 3, 4, 5 en 6 uit het NVAO accreditatiekader. De generieke audit op faculteitsniveau is uitgevoerd voorafgaand aan de audits van de afzonderlijke opleidingen van de faculteit en diende als basis hiervoor. Bij de opleidingsaudit is beoordeeld hoe de opleiding invulling geeft aan het FNT-beleid en – doelstellingen. Daarnaast zijn het programma, de personeelskwaliteit, de opleidingsspecifieke voorzieningen en het gerealiseerd niveau beoordeeld. Het bereik van de generieke audit strekt zich uit over de opleidingen die in 2011 geaccrediteerd worden, te weten: Built Environment-opleidingen; ICT-opleidingen; AOT (Algemene Operationele Techniek) en Applied Science-opleidingen. In de rapporten van deze opleidingen zijn bevindingen en overwegingen opgenomen, ontleend aan de generieke en de opleidingsaudit. Het onderhavige rapport bevat het advies aan de NVAO dat door Hobéon Certificering als Visiterende en Beoordelende Instantie is opgesteld ten behoeve van de accreditatie van de hbo opleiding Chemische Technologie, verzorgd door Hogeschool Utrecht, Croho nummer 34275. De opleiding wordt aangeboden in de varianten voltijd en duaal, alsmede in een Ad-programma (Croho nummer 80005). Als basis voor het onderzoek van Hobéon Certificering dienden twee Management Reviews (een op generiek- en een op opleidingsniveau) en de bijbehorende onderliggende documenten. Bij het onderzoek is het beoordelingskader ‘Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs Nederland’ (14 februari 2003) gehanteerd en het ‘Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs [hbo-bachelor]: uitwerking voor Associate degree-programma’s tijdens de pilotfase (11 februari 2008). De opleidingsaudit heeft plaatsgevonden op 26 mei 2010. Het programma van de audit is opgenomen in Bijlage I. In het kader van het bijzondere karakter van de duale variant en het Adprogramma heeft het auditteam daarop gerichte gesprekken gevoerd met de vertegenwoordigers vanuit het relevante beroepenveld en afzonderlijk met duale- en Ad-studenten. Auditteams Het auditteam werd gevormd door mevrouw F.M. Brouwer, Prof. Dr. Ir. R.V.A. Orru, Profdr.W.L.M.M. Verbist, de heer W.F.J. van Schagen en mr. T. Vis. De in dit auditteam aanwezige expertise is in onderstaand schema zichtbaar.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 7
werkveld voorzitter F.M. Brouwer, senior adviseur Hobéon groep vakdeskundige Prof. Dr. Ir. R.V.A. Orru, werkvelddeskundige Prof. Dr. G.L.M.M. Verbist, student W.F.J. van Schagen, 2e jaarstudent Chemische Technologie Hogeschool Avans te Breda secretaris mr. T. Vis
vak / discipline
onderwijs x
x
x
x
x
kwaliteitszorg /audit x
studentperspectief
x
x
x
x
De audit op facultair niveau heeft plaatsgevonden op 20 april 2010. Zie voor programma Bijlage I.) Het auditteam bestond uit de volgende personen: Drs. R.B. van der Herberg, voorzitter, partner Hobéon Groep; Prof. ir. J.J.M. Cauberg, M.E. Cohen, B. van der Meer, student Bouwkunde aan De Haagse Hogeschool; H. Bleijs, processecretaris, adviseur Hobéon; Drs. L. Blomvan Veen, secretaris Hobéon, zelfstandig adviseur kwaliteitszorg. Voor Curricula Vitae zie Bijlage III. De in dit team aanwezige expertise is in onderstaand schema zichtbaar. werkveld voorzitter drs. R.B. van der Herberg, senioradviseur/partner Hobéon vak/ werkvelddeskundige prof. ir. J.J.M. Cauberg, Emeritus hoogleraar Bouwfysica en Klimaatontwerp en Directeur Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs BV werkvelddeskundige M.E. Cohen, Architect en oprichter en voormalig directeur/partner van Architectenbureau CEPEZED student B. van der Meer, derdejaars student Bouwkunde aan De Haagse Hogeschool secretaris drs. L. Blom-van Veen, zelfstandig adviseur kwaliteitszorg
x
vak / discipline
x
onderwijs x
kwaliteitszorg /audit x
x
x
studentperspectief
x
x
x
x
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 8
3.
KARAKTERISTIEK VAN DE OPLEIDING
Faculteit Natuur & Techniek De Faculteit Natuur & Techniek (FNT) is met 6.350 (jan. 2010) bachelorstudenten één van de zes faculteiten van de Hogeschool Utrecht (HU). De faculteit bestaat uit vier instituten: IGO (Instituut voor Gebouwde Omgeving), ILC (Institute for Life Sciences & Chemistry), ICT en Engineering. De instituten beslaan vier bachelordomeinen die verder onderverdeeld zijn in clusters van opleidingen. De vier bachelordomeinen zijn: gebouwde omgeving (bachelor of Built Environment), life sciences & chemistry (bachelor of Applied Science), ICT (bachelor of ICT) en industrie (bachelor of Engineering). Naast de genoemde instituten zijn er de academie waarin de masteropleidingen zijn ondergebracht, het facultaire Kenniscentrum Technologie & Innovatie en het Centrum voor Natuur & Techniek voor het commercieel cursusaanbod. Het onderwijs vindt voornamelijk in Utrecht op drie locaties plaats. 25% van de studenten van FNT doen de studie in deeltijd of duaal. De faculteit geeft aan door maatwerk in te spelen op deze (voornamelijk) volwassenen met enkele jaren werkervaring. Utrechtse Ingenieur De ingenieur die de FNT wil afleveren is een ondernemende teamworker en een integraal denker, die vakkennis toepast op unieke problemen, vindingrijk is en nieuwe kennis ontwikkelt en reflectief lerend vermogen heeft. Het begrip ‘Utrechtse Ingenieur’ is door de FNT als streefbeeld ingegeven door de permanente dialoog met het werkveld. Daar wordt dit beeld herkend en (ambitieus maar) valide bevonden. FNT is wel van mening dat het concept Utrechtse Ingenieur nog inhoudelijk versterkt kan worden. Aandacht voor vernieuwing Op facultair niveau is er sprake van een vijftal strategische ontwikkelingen (Ketens; Leren=Werken en Werken=Leren; Onderzoek; Partnerships; en Masters en Promovendi) die in de opleidingen hun uitwerking krijgen in een flink aantal vernieuwingstrajecten. FNT heeft strategisch beleid ontwikkeld, dat onder de naam ‘Ontplooiing’ op heldere wijze richting geeft aan hoe de faculteit de geformuleerde strategische doelen gaat realiseren. Men streeft hierbij naar een cultuur waarin men gezamenlijk de projecten draagt en met elkaar de tijd neemt om hieraan te werken. Zie verder facet 1.1. Eén van de meest belangrijke projecten is het programma Leren=Werken en Werken=Leren (L=W=L). Dit programma is in 2006 ontwikkeld omdat het de FNT, naar eigen zeggen, aan een duidelijke onderwijsvisie ontbeerde. In L=W=L zijn de diverse trajecten die op het gebied van projectonderwijs binnen de FNT liepen opgepakt en gestructureerd onder één noemer. De faculteit probeert doelbewust voorbeelden van Best Practices te benutten of te laten benutten. De mogelijkheden om binnen de FNT nog dwarsverbanden te benutten zijn nog niet uitgeput. L=W=L zal in de toekomst in innoverende en structurerende zin in het curriculum verder geoperationaliseerd worden. De wisselwerking tussen het kenniscentrum en het onderwijs krijgt in een aantal activiteiten gestalte. Binnen het facultaire Kenniscentrum Technologie & Innovatie legt het thema ‘People, process and technology’ de verbinding tussen de verschillende lectoraten. Dit betekent dat elk lectoraat aantoonbaar gericht is op het samenspel van mens/maatschappij, processen, en technologie, terwijl maatschappelijke thema’s als duurzaamheid, gezondheid, leefomgeving en veiligheid prominent in het onderzoeksprogramma aanwezig zijn. Een goed voorbeeld van samenwerking tussen lectoraten en FNT is de ontwikkeling van de methodiek ‘ontwerpprojecten’ waarin praktijk, competentieontwikkeling en ontwikkeling van nieuwe kennis centraal staan. Zie verder facet 1.1.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 9
Samenwerking met het werkveld Op faculteitsniveau is het beleid erop gericht dat de aansluiting van de eindkwalificaties van de opleidingen van FNT op het beroepenveld, naast het inzicht van docenten en de ervaringen opgedaan tijdens de begeleiding van stages en afstudeeropdrachten, mede bepaald wordt door samenspraak met het relevante beroepenveld. De Beroepenveldcommissie (BVC) speelt binnen de FNT een belangrijke rol bij de actualisering van het curriculum en de aansluiting op het beroepenveld en komt minimaal eenmaal per jaar bijeen. Daarnaast is er het College van Toezicht (CvT) dat de kwaliteit en het niveau van de afgestudeerden aan de hand van de eindkwalificaties toetst. Het CvT adviseert het clustermanagement over de verbetermaatregelen ten aanzien van de kwaliteit van afgestudeerden. Zie ook facet 1.1. Instituut Life Sciences & Chemistry Het instituut Life Sciences & Chemistry (bachelor of Applied Science) biedt drie bacheloropleidingen en een Associate degree opleiding aan: Chemie (bachelor voltijd, deeltijd en duaal); Chemische Technologie (bachelor voltijd en duaal en Associate degree duaal); Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek (bachelor voltijd, deeltijd en duaal). De drie opleidingen kennen in de voltijd variant voor havisten een gemeenschappelijk eerste semester. Het instituut Life Sciences & Chemistry (bachelor of Applied Science) omvat twee zeer nauw samenwerkende clusters. Het cluster Chemistry verzorgt de opleidingen Chemie (C) en Chemische Technologie (CT). Het cluster Life Sciences verzorgt de opleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek (officiële CROHO naam). Deze opleiding wordt in de praktijk Life Sciences genoemd. De opleiding De opleiding Chemische Technologie (verder te noemen: CT) is een van de twee opleidingen die door het cluster Chemistry wordt verzorgd. De opleiding leidt studenten op tot de graad van Bachelor of Applied Science. Daarbij ligt het accent vooral op het beroepsdomein van de research (onderzoeken, experimenteren en ontwikkelen). Afgestudeerden zijn vooral werkzaam op het brede terrein van beheren en beheersen van productieprocessen, het ontwikkelen en toepassen van nieuwe of het verbeteren van bestaande processen, producten en materialen en advisering daarover. Afgestudeerde CT’ers zijn te vinden in onderzoeksinstituten, in de chemische of aanverwante industrie (o.a. DSM, Shell, AKZO) en in ingenieurs- en adviesbureaus. Een deel van de studenten stroomt na afstuderen door naar een masteropleiding Chemische Technologie in het wetenschappelijk onderwijs. De opleiding CT kent twee varianten: voltijd en duaal. Binnen de duale variant wordt het Adprogramma CT aangeboden. Dit programma omvat de eerste twee jaar van het duale bachelortraject. Voltijd Voor havisten duurt de voltijdopleiding vier jaar. De opleiding start met een propedeuse. Voor havisten omvat de propedeuse twee semesters (twee maal een half jaar), waarvan het eerste semester gemeenschappelijk met studenten van de opleidingen Life Science en Chemie. Vwoers en gediplomeerden MLO Chemie of met een diploma van een verwante mbo-opleiding volgen een verkorte propedeuse met een omvang van één semester. Zij starten met het tweede semester. Dit is een gezamenlijk semester voor studenten Chemie en CT. Overweging voor deze overlap is dat kennis van chemie voor de opleiding CT een belangrijke basis is. In deze jaren is ‘switchen’ van opleiding zonder studievertraging mogelijk. Elk semester omvat twee blokken van negen weken en kent voor de semesters één tot met vijf een vergelijkbare opbouw (theorie, vaardigheden/praktijk, project en studieloopbaanontwikkeling, gevolgd door tentamens en projectfeedback).
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 10
Naarmate de voltijd student verder in zijn studie komt verloopt de relatie van oriënterend, via beroepspraktijk nabootsend, naar concrete binnen- en buitenschoolse praktijk. De hoofdfase-voltijd van de studie CT omvat 3 jaar. mbo’ers met een verwant mbo-diploma worden vrijgesteld van de stage in het vijfde semester. Het vierde semester is een gezamenlijk semester met de opleiding Chemie ter voorbereiding op de stage in semester 5. In semester 7 is een keuzeblok opgenomen, de profileringsruimte. Hierin kunnen studenten kiezen voor een verbredende of verdiepende minor of een zelf samengesteld keuzepakket. Ook kan deze ruimte benut worden om in het buitenland te studeren. Het vakinhoudelijk verdiepend keuzeaanbod voor de profilering van de opleiding is beperkt. Studenten kunnen de profileringsruimte ook buiten het instituut (ILC) in vullen, al dan niet in de vorm van een aansluitingstraject gericht op een universitaire master. De opleiding wordt afgerond met een afstudeeropdracht van 5 tot 8 maanden bij een organisatie in het werkveld. Duaal Om toegelaten te worden tot de duale opleiding CT dient de student te beschikken over een diploma Vapro-C, mbo Procestechnologie, MBO Algemene Operationele techniek of een gelijkwaardige opleiding, en over een relevante werkkring. De duale variant is aanvankelijk tot stand gekomen vanuit de vraag van het beroepenveld om werkende mbo-ers chemische technologie naar een hoger opleidingsniveau te brengen. De eerste twee jaar is in samenwerking met de Vapro-OVP ontworpen op het eindniveau 5 (mbo+). Vervolgens is een derde en vierde jaar ontwikkeld leidend tot het bachelorniveau. De opleiding kent een gedegen theorieaanbod van één dag per week op beide lesplaatsen (Utrecht en in het Corus trainingscentrum te Velsen). Praktijkopdrachten worden de eigen werkplek van de student uitgevoerd. Alvorens te worden toegelaten na een positief intakegesprek en een tripartite overeenkomst tussen opleiding, student en bedrijf. Het onderwijs is vanaf het eerste semester opgezet rond een praktijkopdracht, welke wordt geformuleerd vanuit het perspectief van de werkplek. Daarnaast heeft het aanbrengen van theoretische kennis een elk semester een expliciete plaats. De praktijkopdrachten komen in nauw overleg tussen de student, docent en de bedrijfsbegeleider tot stand en worden zo opgezet dat deze ook een directe relevantie hebben voor het bedrijf van de student. Als voorbeelden van opdrachten kunnen worden genoemd het ontwikkelen van een methode om dampemissie te reduceren, hetgeen heeft geleid tot installeren van een extra dampver-werkingsinstallatie, en voorstellen voor de verbetering van de efficiency van de reagentia in het rookgasontzwavelingproces. In het derde en vierde jaar kunnen studenten kiezen voor de differentiatie oppervlakte technologie. Deze modules zijn tot stand gekomen in samenspraak met de Vereniging voor oppervlakte technieken (VOM) en het Kenniscentrum Oppervlakte Technologie (KPOT). De afstudeerfase start in het derde studiejaar (semester 6) en wordt in het vierde jaar afgerond. Het totale programma van de duale variant (met inbegrip van het Ad-programma) is uitvoerig beschreven in een modulewijzer. Het differentiatieprogramma is vastgelegd in een afzonderlijke modulewijzer. Ad-programma Het Ad-programma is in overleg met de Vapro-OVP ontwikkeld en is vrijwel identiek aan het Vapro-D programma. Het omvat de eerste twee studiejaren van het duale bachelortraject. De opleiding heeft regelmatig ( acht maal per jaar) overleg met de Vapro. Ook bezoekt de Vapro de werkplek van de studenten en beoordeelt deze op geschiktheid ten aanzien van het uitvoeren van opdrachten en de kwaliteit van de begeleider. De student sluit de opleiding af met een afstudeeropdracht. Ook hier is sprake van een directe relevantie voor het bedrijf van de student. Als voorbeeld van een opdracht kan worden genoemd het onderzoek naar het oplossen van klachten over corrosieverschijnselen in aluminium walsrollen, uitgevoerd door een student die werkzaam is in een bedrijf dat walsrollen produceert voor de drukindustrie. Beoordeling van de afstudeeropdracht kan worden gecombineerd met een externe beoordeling voor het Vapro-D certificaat.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 11
Kenniscentrum Op instituutsniveau (ILC) is ter bevordering van kennisontwikkeling en kenniscirculatie het Kenniscentrum Technologie & Innovatie met het lectoraat Innovative Testing in Life Sciences & Chemistry ingericht. Het lectoraat voert onderzoek uit ten behoeve van het werkveld. De opleiding geeft aan dat het centrum zich nu nog te veel beperkt tot de analytische chemie. Het onderzoeksprogramma sluit voor de opleiding CT inhoudelijk (nog) niet goed aan. Het cluster Chemistry is dan ook een onderzoek gestart in samenwerking met het werkveld en met de Beroepenveldcommissie om na te gaan of een afzonderlijk lectoraat voor chemie en chemische technologie bijvoorbeeld op het terrein van Process Research en Enginering haalbaar is. Instroom In het onderstaande overzicht is de instroom van studenten over de afgelopen jaren opgenomen. Instroom (in abs. aantallen) Cohort 2005 Cohort 2006 Cohort 2007 Cohort 2008 Cohort 2009
Totaal bachelor 35 44 37 42 35
Voltijd 19 24 19 27 28
Duaal 16 20 18 15 7
Ad 31 15 16
Marktaandeel Het marktaandeel van de opleiding CT van de Hogeschool Utrecht in de instroom in de voltijdvariant bedraagt 11,5% (2009) en in de duale variant 57,9 (2009). Ten opzichte van het marktaandeel in 2007 is voor de voltijd- en voor de duale variant een ruime stijging vast te stellen. Per 1 oktober 2009 staan bij de opleiding 113 studenten ingeschreven.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 12
4.
VORIGE ACCREDITATIE
FNT heeft in 2004 naar aanleiding van gehouden audits, accreditaties (2004/2005), ontwikkelingen binnen het onderwijs en het technisch beroepenveld en centraal HU beleid strategisch beleid opgesteld dat binnen de faculteit vorm kreeg onder de naam ‘Ontplooiing’. Door middel van het document ‘Beleidsdoelen, sturing en innovatie periode 2004-2010’ geeft de faculteit een heldere verantwoording van de totstandkoming, de uitvoering en de huidige gang van zaken van het strategisch plan ‘Ontplooiing’. De faculteit geeft onder andere door duidelijke tijdslijnen en toewijzing van verantwoordelijken (programmamanagers en stafdienst P&O) op heldere wijze richting aan hoe de vijf geformuleerde strategische doelen gerealiseerd gaan worden in de volgende programma’s: 1.
2.
3. 4.
5.
Ketens: verbetering van de doorstroom van studenten in de keten, waaronder instroomgroei en rendementsverbetering (einde in de loop van 2011). Zie ook facet 2.5; Leren=Werken en Werken=Leren: expliciteren van een onderwijsvisie gericht op competentieleren, gefundeerd op een stevige kennisbasis (einde 31 december 2009). Zie ook facet 2.7; Onderzoek: het opzetten van toegepast onderzoek middels een onderzoeksagenda, lectoren en een kenniscentrum (afgerond in 2008); Partnerships: het consolideren van werkveldcontacten om de externe oriëntatie te vergoten en daarmee actualiteit in de curricula en het onderzoek te brengen (afgerond in 2007). De verworvenheden zijn inmiddels opgenomen in de andere programma’s; Masters en Promovendi: het stimuleren van persoonlijke professionele groei als basis voor collectieve groei (afronding in 2017). Zie ook facet 3.3.
De opleiding CT (voltijd en duaal) is in het kader van de accreditatie bij besluit van 1 augustus 2005 positief beoordeeld door de NVAO. De NVAO heeft in genoemd besluit vastgesteld dat in het adviesrapport van de VBI in casu Hobéon Certificering (2 maart 2005) voor alle onderwerpen deugdelijk en kenbaar is gemotiveerd op welke gronden Hobéon tot een positief oordeel is gekomen. Het facet ‘Materiële voorzieningen’ werd met een goed beoordeeld. Wel zijn in het adviesrapport ten behoeve van de accreditatie enkel aandachtspunten voor verbetering genoemd, waarop de opleiding actie heeft ondernomen. Het betrof de volgende aandachtspunten: 1. Het onvoldoende functioneren van de beroepenveldcommissie. De opleiding heeft in reactie hierop het ledental van de Beroepenveldcommissie uitgebreid. Binnen de commissie zijn afzonderlijke geledingen voor de opleiding CT en de opleiding Chemie gevormd. Verder vindt een meer structurele verslaglegging van de vergaderingen plaats en is sprake van een expliciete terugkoppeling van de implementatie van de commissie adviezen. Ook vindt periodiek overleg met de docentengeleding plaats. 2. Een verdere explicitering van het programma. De opleiding heeft de leerdoelen expliciet opgenomen in het lesmateriaal (blok-boeken). Het Werkboek Onderwijs is ontwikkeld, met daarin onder meer een beschrijving van het onderwijsconcept, de werkvormen en het projectmatig werken. Ook heeft de opleiding het leerplan per cursus opgenomen in het studievolgsysteem OSIRIS en is beschikbaar op Sharepoint. 3. De te zware studielast voor deeltijdstudenten. De opleiding heeft door middel van intake gesprekken de deeltijdstudenten vooraf geïnformeerd over de zwaarte van de opleiding en met het oog op een te zware studiebelasting het curriculum bijgesteld en de samenhang van de lesblokken verbeterd.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 13
4.
5.
6.
7.
8.
Een betere aansluiting van de werkvormen bij het didactisch concept. De opleiding heeft via verschillende onderwijsvernieuwingsprojecten de werkvormen beter aangesloten bij het didactisch concept. Verder is het mentoraat omgebouwd tot studieloopbaanbegeleiding met onder meer aandacht voor studiebegeleiding en de reflectie van de student op het eigen leerproces. In het kader van het competentiegericht onderwijsconcept het ontwikkelen van een nieuw toets- en beoordelingsbeleid. In de afgelopen jaren is het competentiegericht toetsbeleid verder ontwikkeld en vastgelegd in het Werkboek Onderwijs. Tevens is ten behoeve van de externe begeleiders een competentiegericht beoordelingsformulier opgesteld ten behoeve van de beoordeling van de stage en de afstudeeropdracht. Het thema toetsen en beoordelen is een regelmatig terugkerend onderwerp op docentonderwijsdagen. Daarnaast worden toetsen opgesteld door tenminste twee docenten en vindt een onderlinge review plaats van nieuwe toetsen. Dit is vastgelegd in de RGWafspraken. Deskundigheidsbevordering. De deskundigheidsbevordering van de docenten is structureel vastgelegd in de RGWafspraken en er wordt in toenemende mate gebruik gemaakt van interne scholingsmogelijkheden op het gebied van SLB en didactiek. Evaluaties. De opleidingen worden structureel periodiek geëvalueerd aan de hand van toetsbare streefnormen. Het functioneren van het College van Toezicht. Het functioneren van het College van Toezicht is verbeterd. Het College komt periodiek eens in de drie jaar bijeen. Daarnaast evalueert het College het eindniveau tijdens de afstudeersessies en wordt hier stelselmatig over geënquêteerd. Op 28 mei 2009 heeft een interne audit van de opleidingen van het Institute for Life Sciences en Chemistry (ILC) plaatsgevonden. Uit het verslag van 28 september 2009 van deze interne audit, waarvan het auditteam kennis heeft genomen, valt af te leiden dat bovenstaande verbetermaatregelen door het interne auditteam positief worden beoordeeld.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 14
DEEL 2 OORDEEL OP FACETNIVEAU 5.
ONDERWERPEN EN FACETTEN NVAO-ACCREDITATIEKADER
1.
Doelstellingen opleiding
Facet 1.1. Domeinspecifieke eisen
De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk)
Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Faculteitsniveau Strategisch beleid FNT Door FNT strategisch beleid, ‘Ontplooiing’, ontwikkeld, gebaseerd op de actuele ontwikkelingen in onderwijs en beroepspraktijk. Het auditteam is op basis van de gesprekken en de documentatie van mening dat FNT zich op transparante wijze verantwoord over de totstandkoming, uitvoering en huidige gang van zaken van het ontwikkelde beleid. Bij de totstandkoming van de begroting voor 2010 zijn in overleg met de managers Onderwijs en Onderzoek, op grond van vigerende beleidsdocumenten en lopende innovaties in 2009, de belangrijkste innovatiethema’s voor 2010 benoemd: onderwijsvisie LWL, rendement, internationalisering, HRM, assortiment en ICT. Na verdeling van de budgetten over de thema’s en instituten kregen de clustermanagers de verantwoordelijkheid om met de verkregen budgetten op basis van ingediende project- en jaarplannen de door hen uitgewerkte strategische doelen te implementeren. Op verzoek van de faculteitsdirectie van FNT vindt halverwege 2010 een midterm review op de uitvoering en realisatie van de projectplannen binnen de vier instituten plaats. Op het moment van de audit was deze in voorbereiding. Aan het einde van dit jaar maakt men met behulp van een eindreview de balans op die leidt tot input voor 2011. Het auditteam heeft geconstateerd dat de faculteit op constructieve wijze omgaat met de uitvoering en implementatie van het geformuleerde beleid. Competentieprofielen FNT heeft op facultair niveau vastgelegd dat de competenties waartoe wordt opgeleid mede ontleend zijn aan landelijk opgestelde en gevalideerde beroepsprofielen. Alle FNT opleidingen nemen actief deel aan het landelijk overleg waarin het relevante beroepenveld de beroepsprofielen valideert en actualiseert en waarin de gezamenlijke opleidingen met elkaar komen tot domeincompetenties en opleidingscompetenties. Hiermee is op facultair niveau geborgd, dat de eindkwalificaties van de opleidingen aansluiten bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk worden gesteld.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 15
Zoals eerder aangegeven (hoofdstuk 3) hanteert FNT het begrip ‘Utrechtse Ingenieur’, door het werkveld herkend en (ambitieus maar) valide bevonden. Dit is vooral een interne term die in het leven geroepen is om de abstracte discussie over ‘wat FNT afgestudeerden zouden moeten kunnen’ te kunnen voeren en concreter te maken. Het auditteam is wel van mening dat wanneer deze term gebruikt wordt voor externe communicatie deze eerst binnenshuis concretere invulling moet krijgen. Actualisering profiel Zoals reeds in hoofdstuk 3 is aangegeven speelt de BVC binnen de FNT een belangrijke rol bij de actualisering van het curriculum en de aansluiting op het beroepenveld. De BVC komt minimaal eenmaal per jaar bijeen. Bij ieder overleg komt de aanpassing van het competentieprofiel en het curriculum aan de orde. Daarnaast adviseert het CvT jaarlijks het clustermanagement over de verbetermaatregelen ten aanzien van de kwaliteit van afgestudeerden. Per instituut, in dit geval instituut Life Sciences & Chemistry, is er één BVC en één CvT ingesteld. De BVC’s van de onderscheiden opleidingen maken deel uit van de BVC op instituutsniveau. De opleiding hanteert het protocol ‘Beroepenveldcommissie en College van Toezicht’ van de faculteit (zie verder facet 2.1.). Het Kenniscentrum analyseert de verschillende werkvelden aan de hand van enquêtes die gehouden worden onder jonge professionals en alumni. Op basis van deze analyses passen opleidingen de curricula aan. Kenniscentrum en Onderzoek Het auditteam heeft, in vervolg op de bevindingen over het kenniscentrum en het thema “people, process and technology”, kennisgenomen van de onderzoeksthema’s en het leerstoelenplan 2010 – 2015 en is zeer positief over de rol en reikwijdte van de lectoraten bij FNT en vindt de ingeslagen weg van groot belang voor de kennisontwikkeling in de onderscheiden opleidingen. Het onderzoek aan de FNT is gericht op de bedrijven in de regio en betreft continu verschillende strategieën om de toenemende complexiteit van het samenspel van mens/maatschappij, processen, en technologie te kunnen hanteren. Zo is het bijvoorbeeld gericht op het regisseren van complexe processen bij stedelijke vernieuwing, het ontwikkelen van nieuwe tools, het ontwerpen van nieuwe producten en het optimaliseren van systemen. Kenmerkend is dat er gewerkt wordt op grensvlakken, partijen met elkaar verbonden worden, processen geoptimaliseerd worden, ketenintegratie van belang is en dat integraliteit en wendbaarheid essentieel zijn. De lectoren krijgen hiermee een leidende rol in de kennisontwikkeling van de faculteit. Doelstelling is het verhogen van de onderwijskwaliteit, het aangaan van netwerken in het beroepenveld, het leveren van kennisproducten en het bijdragen aan maatschappelijke discussies. Er wordt een kennisprofiel opgesteld voor elk van de vier bachelortitels, met als doel de onderzoekslijnen meer samenhang te geven, om focus aan te brengen en om de faculteit naar buiten toe een duidelijk inhoudelijk profiel te geven. In facet 2.2 wordt de reeds aanwezige onderzoekslijn ten behoeve van de studenten en docenten nader gespecificeerd. Binnen de taaklastnormering wordt ruimte gecreëerd om docenten nog meer te kunnen betrekken bij de kenniskringen. Hier loopt een onderzoek naar en zal binnen het functiehuis zichtbaar worden gemaakt. De partnerships die een verbinding vormen tussen onderwijs, onderzoek en werkveld worden op dit moment verder uitgediept. Ook zal de faculteit haar relatienetwerk dienaangaande uitbreiden. Tijdens het gesprek met het kenniscentrum bleek dat de lectoren zich tot op heden nog voornamelijk bezig hebben gehouden met het verbeteren van het curriculum en het geven van onderwijs. Het is de bedoeling dat zij op korte termijn de rol van het onderzoek binnen het onderwijs verder expliciteren en vergroten en het onderwijs nog meer laten profiteren van hun netwerk. Ook de lectoren worden lid van de curriculumcommissie.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 16
De beginnende beroepsbeoefenaar Het auditteam is op grond van bovenstaande en op basis van hetgeen het heeft vernomen en gezien tijdens de audit van mening, dat de eindcompetenties van de opleidingen van FNT aansluiten bij het niveau van een startende Utrechtse Ingenieur. De vertegenwoordigers uit het werkveld zijn tevreden over de geformuleerde eindcompetenties, zo blijkt uit de verslagen en de gesprekken tijdens de audit. Het competentieniveau van de afgestudeerden zal naar hun verwachting goed aansluiten bij de functies waarin beginnende Utrechtse Ingenieurs terechtkomen en zal aansluiten bij de specifieke vraag vanuit het werkveld en de specifieke behoefte aan verdieping of verbreding. Internationalisering Uit het strategisch plan FNT (2007-2012) blijkt dat er sinds 2007 budget voor internationalisering wordt vrijgemaakt. De ‘fysieke mobiliteit’ oftewel de internationale uitwisseling van studenten en docenten neemt toe. Daarnaast is er aandacht voor ‘internationalisering at home’. Het is het streven van FNT om een benchmark op het gebied van internationalisering te realiseren. Opleiding CT Beroepsprofiel Het beroepsprofiel en de competenties voor de Bachelor of Applied Science zijn vastgelegd in het competentieprofiel Bachelor of Applied Science, dat in samenwerking met de andere hogescholen, verenigd in de stichting Domein Applied Science (DAS), is opgesteld. Het profiel is gevalideerd door het beroepenveld. De competentiesets voor de opleidingen van ILC zijn hiervan afgeleid en met de Beroepenveldcommissie afgestemd. De beschrijving is in nauw overleg met het Landelijk Overlegorgaan Chemie en Chemische Technologie en met het Landelijk Overlegorgaan B&M tot stand gekomen. De opleidingen zijn in beide overlegorganen vertegenwoordigd. Opleidingsprofiel De opleiding CT leidt op tot het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar binnen het werkveld van de chemische technologie. De focus van de opleiding ligt daarbij vooral op de procesindustrie (bij voorbeeld het aan de hand van een procesbeschrijving ontwikkelen van een fabrieksontwerp). Het opleidingsprofiel omvat zes competenties welke zijn vastgelegd in een competentiematrix waarin naar vier niveaus de bijbehorende gedragsindicatoren zijn weergegeven. Hierbij is niveau vier het niveau van een beroepsbeoefenaar met enkele jaren ervaring. Het auditteam heeft kennisgenomen van de gehanteerde competentiematrix en beoordeelt deze als inhoudelijk adequaat. De opleiding CT heeft op basis van het landelijk profiel de volgende competenties en bij behorende eindniveaus geformuleerd. 1. Onderzoeken (niveau 2) De afgestudeerde Bachelor of Applied Science is in staat een aangereikt probleem zelfstandig in een concrete vraagstelling te vertalen en een onderzoeksstrategie uit te kiezen en het onderzoek uit te voeren. 2. Experimenteren (niveau 2) De afgestudeerde Bachelor of Applied Science zet onder begeleiding experimenten op en voert deze experimenten zelfstandig uit. 3. Ontwikkelen (niveau 2) De afgestudeerde Bachelor of Applied Science ontwikkelt, verbetert of implementeert producten, processen of methoden op basis van bestaande kennis
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 17
4. Beheren/coördineren (niveau 1) De afgestudeerde Bachelor of Applied Science is in staat het werk aan de eisen van de verschillende (data)beheerssysteem of onderdelen daarvan te toetsen. 5. Leiding geven/managen (niveau 1) De afgestudeerde Bachelor of Applied Science is in staat om desgewenst ondersteuning en richting te geven aan medewerkers. 6. Zelfsturing (niveau 2) De afgestudeerde Bachelor of Applied Science is in staat om op het eigen functioneren te reflecteren. Opleidingsprofiel Ad-programma Het opleidingsprofiel bestaat uit de volgende competenties 1. Onderzoeken (niveau 1*) 2. Experimenteren (niveau 2) 3. Ontwikkelen (niveau 1*) 4. Beheren/coördineren (niveau 1) 5. Zelfsturing (niveau 2) Hierbij dient één van met een * aangemerkte competenties te worden bereikt op niveau 2.
Een Ad-afgestudeerde is een praktisch ingestelde procestechnoloog werkzaam in de chemische of aanverwante industrie als bijvoorbeeld wachtchefs, technisch assistenten productie, coördinatoren of projectmedewerkers ‘special duties'. Betrokkenheid werkveld. De opleidingen Chemie en Chemische Technologie beschikken over een gezamenlijke beroepenveldcommissie (BVC) met twee afzonderlijke geledingen die tenminste één maal per jaar bijeenkomt. Het aantal leden van de BVC is naar aanleiding van de bevindingen van de audit in 2004 uitgebreid en is voor elk van de opleidingen een afzonderlijke geleding gevormd. Uit de verslagen welke het auditteam heeft ingezien, komen in de vergaderingen van de BVC onderwerpen als nieuwe ontwikkelingen (bijv. duurzaamheid), opleidingsprofiel, de relatie met het kenniscentrum en lectoraat en het niveau en functioneren van afgestudeerden aan de orde. De BVC bestaat uit deskundigen uit het relevante beroepenveld (o.a. vertegenwoordigers van Albemarle, Shell, ECN en TNO). Een aantal leden is tevens als hoogleraar werkzaam in het wetenschappelijk onderwijs. Uit de verslagen met de BVC, welke het auditteam heeft ingezien, blijkt aandacht voor de profilering van de opleiding. In de gesprekken met het opleidingsmanagement wordt door de opleiding aangegeven dat in DAS-verband een document zal worden ontwikkeld waarin de kennisinhoud i.c. een Body of Knowledge zal worden beschreven. De opleiding is hierbij betrokken. Ook in de BVC is dit onderwerp aan de orde geweest. Deze Body of Knowledge zal te zijner tijd met de BVC worden besproken. De opleiding heeft in de modulewijzer voor de duale variant hier al een eerste aanzet voor gegeven. De opleiding beschikt ook over een College van Toezicht bestaande uit vertegenwoordigers van het relevante werkveld. Met het College wordt onder meer de actualiteit van het opleidingsprogramma besproken (facet 2.1) en houdt het College toezicht op het eindexamenproces en adviseert daarbij over de beoordeling van de afstudeeropdracht (zie facet 6.1). Eens in de drie jaar vindt een gezamenlijk overleg tussen opleidingsmanagement, docenten en leden van het College plaats.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 18
De opleiding heeft verder regelmatig overleg met het werkveld door middel van stagebedrijven, het kenniscentrum, het lectoraat Innovative Testing in Life Sciences & Chemistry, en collega instellingen binnen het domein. De opleiding houdt hierdoor haar profiel actueel. Het opleidingsprofiel van de duale variant (met inbegrip van het Ad-programma) is opgesteld in nauwe samenspraak met de Vapro en wordt in overleg met de Vapro regelmatig aangepast. Internationalisering Het auditteam stelt op grond van de gesprekken met het opleidingmanagement en docenten dat de opleiding het aspect van internationalisering van groot belang acht. Er is een duidelijk besef in een internationaal veld te opereren. Studenten komen in internationaal opererende bedrijven in de chemische industrie terecht, waar de onderzoekstaal over het algemeen Engels is en wordt gewerkt in internationaal samengestelde teams (bijv. DSM, AKZO, Shell). Het auditteam geeft in overweging meer dan thans het geval is bij de nadere concretisering van de competenties aan deze aspecten aandacht te schenken.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 19
Facet 1.2. Niveau: Bachelor en Master
De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor of een Master
Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Relatie met de Dublin Descriptoren Uitgangspunt is dat de landelijk vastgestelde domeincompetenties gerelateerd zijn aan de Dublin Descriptoren. Dit is vooralsnog alleen terug te zien in de landelijke profielen van Applied Science en Bachelor of Built Environment. FNT geeft als verbeteractie aan dat in 2010 voor alle bachelordomeinen de competenties worden beschreven in niveaus en voorzien van prestatieindicatoren. De opleiding sluit zich wat de beschrijving van de Dublin Descriptoren en de generieke hbokernkwalificaties aan bij de het landelijk opleidingsprofiel. Het auditteam stelt vast dat de opleidingscompetenties zijn beschreven in termen van gedragsindicatoren en per competentie is aangegeven welk niveau de afstudeerde hbo-chemicus moet hebben bereikt. In het Werkboek Onderwijs zijn de gedragsindicatoren en de bijbehorende niveaus inzichtelijk gemaakt (zie ook facet 1.1.). Toetsing aan Dublin Descriptoren Als referentiekader voor de bepaling of de eindkwalificaties aansluiten bij internationaal geaccepteerde beschrijvingen, gebruikt de opleiding de Dublin Descriptoren. Kennis van en inzicht Hieronder vallen de volgende competenties: Onderzoeken: probleemoplossing, analyse en oordeelsvorming Ontwikkelen: ontwerpen, verbeteren en produceren Experimenteren: analyse en oordeelsvorming Beheren/coördineren: samenwerken, doelgericht en planmatig handelen Toepassing kennis en inzicht. Hieronder vallen de volgende competenties: Onderzoeken: probleemoplossing, analyse en oordeelsvorming Ontwikkelen: ontwerpen, verbeteren en produceren Experimenteren: analyse en oordeelsvorming Beheren/coördineren : samenwerken, doelgericht en planmatig handelen Oordeelsvorming Hieronder vallen de volgende competenties: Onderzoek: probleemoplossing, analyse en oordeelsvorming Ontwikkelen: ontwerpen, verbeteren en produceren Experimenteren: analyse en oordeelsvorming Beheren/coördineren: samenwerken, doelgericht en planmatig handelen Communicatie Hieronder vallen de volgende competenties: Leiding geven/managen: besluitvaardigheid, doelgericht en planmatig handelen Leervaardigheden Hieronder valt de competentie Zelfsturing: lerend vermogen en zelfreflectie/eigen verantwoordelijkheid nemen. Voor de afgestudeerde Ad-er is voor de Dublin Descriptor Communicatie uit de Short Cycle voldoende dat deze kan communiceren met vakgenoten, terwijl van een bachelor verwacht wordt ook met niet ingewijden te communiceren. Voor de bacheloropleiding zijn de Dublin Descriptoren naar de beroepscompetenties vertaald in het kader van het landelijk overleg.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 20
Communicatie voor de Ad is geborgd in competentie onderzoeken en experimenteren. Hierbij horen gedragsindicatoren als inhoudelijk over opdracht communiceren met opdrachtgever, mondeling en schriftelijk over opdracht rapporteren volgens aangegeven richtlijnen en uitleggen wat ‘’doe experiment’’ is.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 21
Facet 1.3. Oriëntatie HBO
De eindkwalificaties van de opleiding zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties o Een HBO-bachelor heeft de kwalificaties voor het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een HBO-opleiding vereist is of dienstig is
Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op de overweging, dat de in facet 1.3 benoemde aspecten volledig in facet 1.1 aan de orde zijn geweest en het oordeel derhalve identiek is.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 22
2.
Programma
Facet 2.1. Eisen HBO
Kennisontwikkeling van studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk
Oordeel: voltijd variant: voldoende duale variant en Ad-programma: excellent Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Kennisontwikkeling via vakliteratuur en aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal Het auditteam stelt vast dat de opleiding gebruik maakt van actueel studiemateriaal en vakliteratuur dat aan de beroepspraktijk is ontleend. De verplichte en aanbevolen literatuur is opgenomen in zogenoemde blokboeken. Het lesmateriaal zoals blokboeken wordt twee maal per jaar geactualiseerd. Verantwoordelijk hiervoor is de docent die is aangesteld als de ‘module eigenaar’. Studenten krijgen vanaf het begin van de studie te maken met Engels handboeken. Gaandeweg de studie is het merendeel van de literatuur in het Engels. In de mediatheek zijn vele relevante vaktijdschriften fysiek of digitaal beschikbaar. Studenten hebben via de virtuele mediatheek toegang tot een groot aantal internationale (Engelstalige en wetenschappelijke) tijdschriften. Eerstejaarsstudenten krijgen een introductie in het gebruik van de mediatheek. In cursussen en projecten wordt verwezen naar relevante vaktijdschriften en internetpagina’s. Bij elk project moeten de studenten op basis van (aangereikte) vakliteratuur experimenten bedenken en uit voeren om zo te komen tot een antwoord op onderzoeksvragen. KENNISONTWIKKELING VIA INTERACTIE MET DE BEROEPSPRAKTIJK Het programma van de voltijdvariant is zo opgezet dat studenten tijdens de gehele studie in aanraking komen met de beroepspraktijk. In het eerste jaar is sprake van praktische (beroepsgerichte) vaardigheden tijdens praktijklessen. Ook lopen studenten in het kader van het project Student in Bedrijf en Beroep de eerste twee jaar van hun opleiding minimaal een dag mee met ouderejaars bij de stage- of afstudeeropdracht in het werkveld om zich een beeld van de beroepspraktijk te vormen. Elk lesblok (kwartaal) bevat een casus ontleend aan beroepspraktijk (bijv. het project Oregano). Ook in het tweede jaar wordt projectcasuïstiek toegepast en is incidenteel sprake van opdrachtgevers uit de beroepspraktijk. In het derde en vierde studiejaar zijn projecten met opdrachtgevers structureel (o.a. stage en afstudeeropdracht). Zowel het kenniscentrum als bedrijven en instellingen fungeren als opdrachtgever. De opleiding licht tijdens de audit toe dat op grond van gesprekken met het beroepenveld waarin gewezen werd op het belang van een meer beroepsspecifieke inbedding van de theorie de opleiding de theoretische basis heeft versterkt en de theorie in het kader van een aan de beroepspraktijk gerelateerd thema expliciet aanbiedt (zie ook facet 1.1). De opleiding is in 2009 gestart met het project ‘Adopteer een klas ‘ om de relatie met het beroepenveld verder te verstevigen. Hiertoe wordt door de opleiding met een aantal bedrijven een langdurig (4 jaar) contract aangegaan op grond waarvan wederzijdse diensten worden verleend. Te denken valt dan aan: bedrijven die op open dagen een realistisch beroepsbeeld schetsen en bedrijven die voor studenten in de P-fase oriënterende stages/bedrijfsbezoeken regelen. Op deze wijze wordt de beroepsoriëntatie versterkt en uitval mogelijk teruggedrongen.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 23
In het duale traject en in het Ad-programma is het afnemend werkveld zeer nauw bij het programma betrokken. De praktijkopdrachten komen, anders dan in de voltijd variant, van het begin van de studie in nauw overleg tussen de student, docent en de bedrijfsbegeleider van de werkplek van de student tot stand. De opdrachten worden zodanig vormgegeven dat deze rechtstreeks bijdragen aan en een directe relevantie hebben voor het leerwerkbedrijf van de student. De opleiding komt hiermee tegemoet aan mogelijke afbreukrisico’s, o.a. investering met een onzekere uitkomst, tussentijdse uitval van de student of vertrek naar een andere werkgever en de lange terugverdientijd. Als voorbeelden van opdrachten kunnen worden genoemd het ontwikkelen van een methode om dampemissie te reduceren, hetgeen heeft geleid tot installeren van een extra dampverwerkingsinstallatie, en voorstellen voor de verbetering van de efficiency van de reagentia in het rookgasontzwavelingproces. De student wordt in de praktijkopdrachten met name in de duale variant en in het Ad-programma nadrukkelijk uitgedaagd de praktijk te verbinden met de aan de orde zijnde theorie. De samenwerking tussen de opleiding, de student en het werkveld wordt structureel vastgelegd in een tripartiete overeenkomst. Voor de eerste twee jaren (Ad-programma) is ook de Vapro intensief bij de opzet van het programma betrokken. De Vapro beoordeelt onder andere de werkplek van de student op geschiktheid ten aanzien van mogelijkheden voor opdrachten en de kwaliteit van de begeleider. De beoordeling van de werkplek door de Vapro garandeert de opleiding dat deze werkplek ook aan haar eigen eisen voldoet en dat zij de belofte waar kan maken dat het Ad-programma tevens tot het Vapro D-certificaat leidt. Het auditteam stelt op grond van de gesprekken met vertegenwoordigers van het werkveld tijdens de audit vast dat het werkveld vol lof is over de aanpak. Het werkveld ziet duidelijk de toegevoegde waarde van de duale en Ad opdrachten voor het bedrijf en is van mening dat de opdrachten van innovatieve aard zijn. Ook de duale studenten wezen in de gesprekken tijdens de audit op het vernieuwend karakter van de opdrachten (bijv. nieuwe mogelijkheden voor de verfindustrie). Daarnaast sprak het werkveld zijn waardering uit voor de intensieve samenwerking met en begeleiding door de docenten van de opleiding. Het auditteam is op basis van de gevoerde gesprekken tijdens de audit van oordeel dat de opzet van de duale opleiding met inbegrip van het Ad-programma op een uitstekende wijze is vormgegeven. De opdrachten hebben een directe relevantie voor het beroepenveld en zijn van een duidelijk innovatief karakter. De kennisontwikkeling van de student vindt plaats via een optimale interactie met het beroepenveld. Het auditteam noemt hierbij ook de waardering voor het hoge niveau van de Adafstudeerwerkstukken (zie facet 6.1). Verbinding met actuele ontwikkelingen De actuele ontwikkelingen in het vakgebied worden geïnventariseerd in bijeenkomsten met de BVC, met het College van Toezicht (zie ook facet 1.1.) en op grond van de contacten met de stageverleners (o.a. bedrijven, onderzoeksinstituten). In de gesprekken met de BVC is onder meer aan de orde geweest op welke wijze het thema duurzaamheid in het programma aan de orde moet komen. Daarnaast kennen de docenten de beroepspraktijk door eigen ervaring, door stage- en afstudeerbezoeken en signaleren zij nieuwe ontwikkelingen door het verzorgen van in-company cursussen in de beroepspraktijk via het Centrum voor Natuur en Techniek. Er is sprake van een (gedeeltelijke) doorwerking van deze cursussen in het regulier programma (bijv. module Management en Integrale Kwaliteitszorg). Nieuwe ontwikkelingen worden intern met docenten en lectoren besproken en in samenspraak met het opleidingsmanagement uitgewerkt tot verbetervoorstellen. Ook worden regelmatig gastsprekers en gastdocenten uit het bedrijfsleven en van universitaire onderzoeksgroepen bij de uitvoering van het programma betrokken (bijv.Corus, Akzo Nobel, Nestlé, Océ Technologies).
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 24
De duale variant en het Ad programma daarbinnen komen vanwege de specifieke opzet van het programma direct met actuele ontwikkelingen in het beroepenveld in aanraking. Met de Vapro en met collega-hogescholen wordt acht maal per jaar overleg gevoerd, waarbij inhoud van het curriculum en de praktijkopdrachten nadrukkelijk aan de orde komen. Het auditteam meent dat hierdoor de verbinding met actuele ontwikkelingen meer dan voldoende is geborgd. Daarnaast speelt de opleiding in op de actualiteit in het werkveld. Zo is er in samenwerking met het betrokken werkveld (VOM en KP.OT) de differentiatie oppervlaktetechnologie tot stand gekomen. Kennisontwikkeling door onderzoek De opleiding werkt samen met het Kenniscentrum Technologie & Innovatie. In het kader van projectonderwijs, minor of afstudeeropdracht werken docenten en studenten gezamenlijk aan onderzoeksvragen in opdracht van bedrijven en laboratoria uit het werkveld (TNO, Phenion GmbH). De opleiding geeft aan dat het onderzoeksprogramma van het kenniscentrum voor de specialisatie R&D van de opleiding nog niet goed aansluit. Het kenniscentrum is in haar ontwikkeling vooral gericht op de analytische chemie. In de gesprekken met het opleidingsmanagement tijdens de audit kwam naar voren dat wat betreft de samenwerking met de binnen het ILC bestaande lectoraten de opleiding ook aansluiting zoekt bij het lectoraat Microsysteemtechnologie/Embedded Systems. Daarnaast onderzoekt het cluster Chemistry of een lectoraat op het terrein van innovatieve en duurzame procestechnologie mogelijk is. Het auditteam heeft met waardering kennis genomen van het streven van de opleiding om tot een structurele inbedding en versterking van het eigen onderzoeksgebied te komen. Beroepsvaardigheden Door middel van practica worden vaardigheden aangeleerd die in beroepsituaties voorkomen. In het vaardigheidspracticum wordt met name de competentie Experimenteren ontwikkeld. Hiertoe gebruikt de opleiding – in overleg met het werkveld - zo veel mogelijk nieuwe technieken en apparatuur (bijv. chromatografische en spectrometrische technieken, realtime PCR, AKTA-prime FPLC, koelbroedstoof). Op grond van het overleg met de BVC is begin 2009 een aparte leerlijn met betrekking tot de vaardigheid Verslagleggen ingesteld en is meer structuur in het geven van feedback op verslagen aangebracht. Internationalisering De aandacht voor de internationale context (zie facet 1.1.) komt vooral tot uitdrukking in het stagebeleid, gebruik van Engelstalige literatuur en in de keuzeruimte (o.a. keuze van minoren). Ook dienen studenten in staat te zijn tot verslaglegging in de Engels taal. Het auditteam stelt vast dat hiervan nog niet in alle gevallen sprake van is. Het auditteam is van oordeel dat dit meer structureel dient te worden ingevoerd. Ongeveer 10% van de studenten volgt een buitenlandstage of studeren af in het buitenland. Naar het oordeel van het auditteam en in het licht van de ambities van de opleiding is het een aandachtspunt om het internationale netwerk en de betrokkenheid van de docenten hierbij te verhogen. Oordeel studenten Uit het Studenttevredenheidsonderzoek 2009 (verder te noemen: STO 2009) komt naar voren dat de voltijd studenten over het algemeen tevreden zijn over gerichtheid van de opleiding op de beroepspraktijk (score 3.6) en over de aansluiting bij actuele ontwikkelingen (score 3.2). Dit geldt ook voor de praktijkgerichtheid van de opleiding (score 3.4). Contact met de beroepspraktijk werd overigens door de voltijd studenten laag beoordeeld (score 2.7). De score van de duale studenten lag over het algemeen hoger: aansluiting bij de actuele ontwikkelingen (score 3.6), voorbereiding op de beroepspraktijk (score 3.7), praktijkgerichtheid (score 3.5) en contacten met de beroepspraktijk (3.8).
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 25
De HBO-Monitor 2008 (voltijd afgestudeerden 2006-2007) laat een positief beeld zien over de inbedding van de opleiding in de beroepspraktijk en aansluiting op actuele ontwikkelingen in het vakgebied. Conclusie De uitstekende wijze waarop het duale programma en het Ad-programma zijn vormgegeven, de structurele betrokkenheid van het beroepenveld bij het programma en bij de actualisering daarvan, alsmede de grote waardering van het relevante beroepenveld voor het innovatieve karakter van de praktijkopdrachten en de aantoonbare toegevoegde waarde daarvan zijn voor het auditteam aanleiding dit facet voor de duale variant en het Ad-programma als ‘excellent’ te beoordelen. Ook de goede wijze waarop de opleiding binnen het Ad-programma via de Vapro de kwaliteit van de werkplek borgt en de waardering van de duale studenten voor de aansluiting bij de beroepspraktijk draagt aan dit oordeel bij.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 26
Facet 2.2. Relatie tussen doelstellingen en inhoud programma
Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma De inhoud van het programma biedt de studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken
Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Competenties Het opleidingsprofiel beschrijft op niveau van beroepscompetenties het eindniveau. Deze zijn voor de ILC opleidingen uitgewerkt in het Werkboek Onderwijs. Ten behoeve van het stellen van subdoelen, het ontwerpen van opdrachten en het beoordelen is de set van gedragsindicatoren uitgewerkt naar tussenniveaus. Deze uitwerking is helder en blijkt ook voor de ontwerpers van opdrachten en toetsen een goed aanknopingspunt te bieden. Voor de beroepscompetenties zijn kennis, inzicht, vaardigheden en houding de belangrijkste ingrediënten. Kennis en vaardigheden zijn in de opleiding vooral aanbodgericht in de programma’s opgenomen, in de vorm van theorie- en praktijklessen. Inzicht, vaardigheden en houding worden met name ontwikkeld tijdens praktijklessen, projecten, stage en afstuderen. Het theorieonderwijs vindt plaats in de vorm van hoor- en werkcolleges of in de zogenaamde IZT-vorm. (Instructie door de docent, Zelfstudie door de student(en) en Terugkoppeling daarop). Het beroepenveld hecht aan een degelijke theoretische basis en toepasbare parate kennis. De opleiding legt in de eerste twee studiejaren de nadruk op de theorie. De blokken zijn thematisch ingericht zodat kennis kan worden toegepast in vaardigheden en projecten. De stage is vervroegd naar het vijfde semester met als doel dat kennis van en onderzoeksthema’s in de beroepspraktijk het bevatten van het abstractieniveau beter waarborgen. Vertaling naar leerdoelen In de blokboeken en modulebeschrijvingen staan de leerdoelen voor theorie- en vaardighedencursussen geformuleerd en is een korte samenvatting opgenomen in het studievolgsysteem OSIRIS. De beroepscompetenties zijn voor het binnenschools programma geoperationaliseerd in de vorm van gedragsindicatoren en in het buitenschoolsprogramma in de vorm van een product, zoals onder meer blijkt uit stage- of afstudeerwerkstuk. De opdracht is geformuleerd aan de hand van het (tussen)niveau dat behaald dient te worden. Dit is systematisch opgezet en daardoor is een goede samenhang tussen programma en doelstellingen gerealiseerd. Mogelijkheden om geformuleerde eindkwalificaties te bereiken De opzet en inhoud van de programma’s bieden de studenten naar het oordeel van het auditteam de mogelijkheid om de competenties te verwerven. In het Werkboek Onderwijs zijn voor de verschillende studieonderdelen beschreven welke producten een student dient op te leveren (bijv. plan van aanpak,verslag, presentatie bij projecten) en welke de criteria zijn voor de beoordeling. De opleiding heeft in samenhang hiermee een visie ontwikkeld op de studieloopbaanbegeleiding, waarbij de competentieontwikkeling expliciet aan bod komt. Hiervoor is de SLO-leerlijn aangepast en beschreven in een afzonderlijk document. Het totaaloverzicht van de doelen per cursus is vastgelegd op verscheidene plaatsen, in de blokboeken en modulebeschrijvingen, in het studievolgsysteem OSIRIS en is digitaal zichtbaar gemaakt op cursusniveau in het HU intranet. De in de blokboeken beschreven, gecumuleerde leerdoelen vormen tezamen de eindkwalificaties.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 27
Duale variant en Ad-programma In het duale programma neemt de praktijkopdracht een centrale plaats in (zie facet 2.1.). Voor het begeleiden van praktijkopdrachten is een begeleidingsprotocol opgesteld. Voor elke opdracht is vastgesteld aan welke competentie de student werkt. Terugkoppeling geschiedt door de docent en de bedrijfsbegeleider. De competentievoortgang wordt vastgelegd in het digitale portfolio. Hierdoor krijgt niet alleen de student een helder beeld van zijn competentieontwikkeling, maar ook de bedrijfsbegeleider verkrijgt hierop en op de door de opleiding gehanteerde competentiedoelstellingen zicht. Conclusie In de audit is gebleken, dat studenten zich het denken in competenties goed eigen gemaakt hebben en zich steeds bewust zijn van de doelstellingen van en criteria voor hun leeractiviteiten. De systematische verbinding van het programma met de competenties waaraan het bijdraagt is een reden voor het auditteam dit facet voor alle varianten als ‘goed’ te beoordelen.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 28
Facet 2.3. Samenhang programma
Het studieprogramma is inhoudelijk samenhangend
Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Horizontale samenhang Er is sprake van horizontale samenhang van het programma door de opbouw van het programma (blokthema’s) en door het aanbod van integrerende projecten. Het curriculum is opgebouwd in twee blokken per semester, waarbinnen een thema centraal staat. De blokthema’s bieden een samenhangend aanbod van theorie, vaardigheden en projectonderwijs. Per blok staat een project met flankerend onderwijs (kennis en vaardigheden) centraal. Het auditteam heeft met waardering kennis genomen van het voornemen om per 1 september 2010 de beroepsondersteunende theorievakken (statistiek, chemisch evenwicht) de propedeusemodule VP1H (eerste semester) door middel van casuïstiek te relateren aan de verschillende beroepsprofielen. Hierdoor wordt naar het oordeel van het auditteam de samenhang tussen de theoretische vakken en de toepassing ervan reeds vanaf de aanvang van de opleiding aangebracht op wijze die het leren van de student ondersteunt. Verticale samenhang De verticale samenhang is zichtbaar in de inhoudelijke leerlijnen per afstudeerrichting, in de leerlijn SLO met betrekking tot de competentieontwikkeling en in de doorlopende studiebegeleiding. De inhoudelijke leerlijnen komen tot uitdrukking in de achtereenvolgende te behandelen thema’s en in de opbouw van de ondersteunende cursussen. In de blokboeken wordt de plaats van de module in relatie tot de voorafgaande en de aansluitende module aangegeven. Per afstudeerrichting is een docententeam verantwoordelijk voor de inhoudelijke samenhang van de leerlijn van semester 2 tot en met semester 8. De leerlijnen kennen een toenemende moeilijkheidsgraad en complexiteit. Zo zijn de competenties “Zelfsturing”, “Onderzoeken” en “Experimenteren” uitgewerkt naar tussenniveaus die toenemen in complexiteit en vereiste zelfstandigheid. In het studieprogramma zijn de opdrachten geformuleerd aan de hand van de kenmerken van de tussenniveaus. De ontwikkeling van de beroepscompetenties komt gedurende de verschillende fasen van de opleiding aan bod in de SLO-bijeenkomsten en worden vastgelegd in een doorlopend (digitaal) portfolio. Dit geeft aan zowel de SLO-er als aan de student een helder beeld van de voortgang in de competentieontwikkeling. Samenhang binnen- en buitenschools leren In de binnenschoolse en buitenschoolse opdrachten komen dezelfde competenties aan de orde. Studenten kunnen pas op stage nadat een substantieel deel van de hoofdfase met goed gevolg is afgerond en een voldoende theoretische basis is gelegd. Dit geldt ook voor toelating tot de afstudeerperiode. In de Opleidingsspecifieke Regelingen (OSR) zijn deze toelatingsvoorwaarden vastgelegd. Tijdens de stage- en afstudeeropdracht wordt ter bevordering van de samenhang regelmatig een terugkomdag georganiseerd, waar studenten hun onderzoek toelichten. Via de SLO-leerlijn vindt met de studieloopbaanbegeleider programmatische follow up plaats tijdens en na het buitenschools leren.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 29
Samenhang bij en duaal De duale variant en het Ad-programma hebben een gelijke verticale samenhang als de voltijd. De samenhang tussen het binnenschools en het buitenschools leren wordt versterkt door het begeleidingsprotocol (zie facet 2.2.). Hierdoor wordt tegelijkertijd de competentieleerlijn geborgd. De werkwijze is beschreven in de Informatiegids duaal Chemistry en in de module-wijzer Vapro-D/Chemische Technologie Duaal. In de modulewijzer is de samenhang met de voorafgaande en de aansluitende modules weergegeven. De praktijkopdrachten zijn zo geformuleerd dat er sprake is van een duidelijke relatie met de parallel aangeboden theoretische onderdelen. Ook studenten gaven tijdens de gesprekken met het auditteam aan dat bij de projectopdrachten sprake was van een goede samenhang tussen theorie en praktijk. Oordeel studenten Uit de resultaten van de module-enquêtes en uit het STO 2009 blijkt dat de studenten tevreden zijn over de samenhang in het onderwijsprogramma. De score bedraagt voor de voltijd variant 3.7, hetwelk naar verhouding als een hoge score is aan te duiden. De score voor de duale variant is 3.4. Conclusie De verschillende manieren waarop de samenhang in het programma zichtbaar is en de waardering hiervan door de studenten is voor het auditteam een reden dit facet voor alle varianten als ‘goed’ te beoordelen.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 30
Facet 2.4. Studielast
Het programma is studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren, zoveel mogelijk worden weggenomen
Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Faculteitsniveau Studievoortgang FNT zorgt er door de volgende maatregelen voor dat het programma studeerbaar is voor alle studenten: In het cursusoverzicht en in OSIRIS zijn alle cursusonderdelen omschreven volgens een vast stramien, inclusief de studielast in studiepunten. Duale studenten krijgen op basis van vooropleiding en ervaring een vrijstelling van 60 studiepunten. De studielast van een cursus bedraagt drie studiepunten of een veelvoud daarvan. Bij de duale opleiding is het buitenschoolse onderwijs ondergebracht in een cursus Algemeen Werkend Leren en is op dezelfde wijze als de andere cursussen in het cursusoverzicht terug te vinden. De toetsperioden zijn verdeeld over het studiejaar. Ieder studiejaar bestaat uit vier blokken van zeven lesweken, gevolgd door een toetsperiode van een week en een projectpresentatie week. Eén extra keer per jaar worden herkansingsmogelijkheden geboden, waarvoor extra toetsweken zijn ingepland. De studielast van programmaonderdelen maakt onderdeel uit van het STO en de cursusevaluaties. Het STO en de cursusevaluaties zijn aanleiding voor het bespreken van mogelijke verbeteringen in het programma. Bij kleine wijzigingen wordt dat door de docenten opgepakt. Bij grotere wijzigingen wordt een voorstel bij de curriculumcommissie ingediend. De opleiding kent twee instroommomenten: september en februari. Hierdoor is de opleiding in staat om programmaonderdelen twee maal per jaar aan te bieden. Door dit aanbod kunnen studenten te allen tijde een studeerbaar programma volgen. Opleiding CT Spreiding studielast Het programma is verdeeld over acht semesters van elk 30 EC. Elk semester is opgebouwd uit blokken van negen lesweken met een studiebelasting van 14 –16 EC per blok. De studielast van de verschillende onderwijsmodules is op grond van ervaring vastgesteld. In de studiegids en in OSIRIS zijn alle onderwijsonderdelen beschreven inclusief de studielast uitgedrukt in studiepunten. Docenten zijn ‘module-eigenaar’ van een of meer modulen. Studielast en studeerbaarheid is een expliciet onderwerp bij de cursusevaluaties. In samenspraak met het docententeam en de module-eigenaar worden gewenste aanpassingen vastgesteld en doorgevoerd. Zo is bij voorbeeld het vak wiskunde over twee blokken gespreid tot 2 keer 2 lesuren gedurende een blok en in plaats daarvan wordt een relatief eenvoudig vak, statistiek en verwerking binnen excel meer geconcentreerd tot 4 lesuren gedurende een blok.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 31
Uit de evaluatie-uitkomsten blijkt dat het tweede semester zwaarder wordt ervaren dan het eerste semester. De opleiding is van oordeel dat de aanpassingen in het programma van het eerste semester VP1H (zie facet 2.3) de overgang van het eerste semester naar het tweede semester het verschil in zwaarte zal verkleinen. Tegelijkertijd is het programma aangepast op aanpassingen binnen de profielen NT en NG (zie facet 2.5). Contacturen en studielast De studielast komt overeen met een werkweek van 36-40 uur. In de propedeuse hebben studenten gemiddeld 23 contacturen. In semester vijf en zes bedraagt het aantal contacturen 23 á 24 uur. In de gesprekken met voltijdstudenten tijdens de audit kwam naar voren dat studenten van menig zijn dat de opleiding binnen de gestelde tijd te doen is. De duale studenten en Adstudenten gaven in de gesprekken tijdens de audit aan dat het programma zwaar was, maar goed te doen. Door het op het werk gerichte praktijkopdrachten is sprake van een efficiënte tijdsbesteding. Duale studenten besteden naast hun werk ongeveer 20 uur per week aan de studie. Zij komen één dag per week naar de opleiding. In de gesprekken met studenten zijn geen studiebelemmerende factoren naar voren gekomen. Toelatingsvoorwaarden De opleiding heeft met het oog op de studievoortgang zowel t.a.v. deelname aan de stage als start van het afstudeerproject nadere eisen gesteld (zie facet 2.3). Hierdoor wordt naar het oordeel van het auditteam de studeerbaarheid van het programma op een adequate wijze bevorderd. Spreiding toetsen De toetsperioden zijn evenwichtig verdeeld over het studiejaar. Theorie- en vaardigheidsmodules worden per blok na zes weken getoetst met de mogelijkheid van een herkansing na twee weken. Door het semesteraanbod van twee maal per jaar bestaat in beginsel de mogelijkheid om vier maal per jaar een toets af leggen. In het HU-OER wordt deze mogelijkheid beperkt tot drie maal per studiejaar. Toetsroosters zijn drie weken voor de aanvang van de toetsen bekend. Toetsinzage is één week na de toets. Projecten worden afgesloten met presentaties in week negen van elk blok. Studieresultaten De behaalde studieresultaten worden geregistreerd in het digitale studievoortgangsysteem OSIRIS. De examencommissie stelt aan het einde van elk studiejaar de studievoortgang vast. Iedere student krijgt aan het eind van het eerste studiejaar een bindend studieadvies (BSA) over de al dan niet voortzetten van de studie. In het OER/OSR en in de studiegids Chemistry is per instroom- en per opleidingsvariant de BSA-regeling opgenomen. Halverwege het jaar wordt een tussentijds advies gegeven. De semesters worden in de voltijdvariant tweemaal - met uitzondering van het eerste semester en de minor - per jaar aangeboden. Hierdoor kunnen mbo en vwo studenten in februari instromen en kunnen studenten eventuele studieachterstand elk halfjaar wegwerken. Voor de deeltijd en duale variant geldt dat elk semester één maal per studiejaar wordt aangeboden. Door de opbouw van de semesters en de overlap met modules van de voltijdopleiding kunnen studenten hun achterstand binnen een half jaar of één jaar wegwerken. Oordeel studenten Uit het STO blijkt dat voltijdstudenten over het algemeen tevreden zijn over de studielast en over spreiding daarvan over het jaar ( score van 3.3 ). De opleiding is te doen in de tijd die er voor staat (gemiddelde score van 3.0). Duale studenten waren daarover minder tevreden. De opleiding is zich er van bewust dat - gegeven de opzet van de duale variant - het van belang is kritisch te blijven over een zo optimaal mogelijke spreiding van de toetsen in relatie tot de daarbij behorende vakken.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 32
Ook de alumni zijn blijkens de HBO-Monitor 2008 tevreden over de studeerbaarheid. Uit de gesprekken met de studenten tijdens de audit blijkt dat zowel voltijd als duale en Ad studenten positief waren over de studeerbaarheid van het programma.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 33
Facet 2.5. Instroom
Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: HBO-bachelor: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (web) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek
Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Faculteitsniveau Aansluiting Het auditteam is van mening dat FNT goed inspeelt op de verschillende typen instromende studenten. Zo heeft het programma Ketens, dat één van de vijf strategische doelen van de faculteit behelst (zie facet 1.1), inmiddels geleid tot een verbeterde instroom, een verbeterd propedeuserendement en het terugdringen van het aantal langstudeerders. Ook heeft het programma Ketens gezorgd voor verbeterde en duurzame relaties met het VO en mbo en verhoogde participatie van bedrijven en instellingen in de werving en onderwijsuitvoering. Het thema diversiteit is tot wasdom gekomen in de vorm van United Students en een faculteitsbreed alumnibeleid is onlangs gelanceerd. Ketens zal in de loop van 2011 als programma worden gestopt. Onderzocht wordt onder welke directieportefeuille de verworvenheden van het programma kunnen worden geborgd. Veel verworvenheden zijn reeds door het lijnmanagement overgenomen. In de praktijk blijkt de aansluiting voor mbo’ers op het gebied van wiskunde nogal eens tot problemen te leiden. Om deze reden worden er op faculteitsniveau zomercursussen aangeboden om deficiënties in wiskunde weg te werken en worden toelatingstoetsen voor wiskunde afgenomen. Deficiënties worden zo voor de start van de opleiding opgeheven. Er blijkt ook behoefte te bestaan aan cursussen voor natuurkunde. Studenten kunnen hiervoor terecht bij verschillende andere instituten van de HU. Opleiding CT Toelating en instroom De opleiding richt zich op de volgende doelgroepen: - kandidaten met een havo/vwo-diploma met het profiel N&G en N&T en - kandidaten met een mbo- of een verwant mbo-diploma (MLO en mbo Procestechniek of een vergelijkbare opleiding zoals Vapro-C ). De opleiding biedt onderwijsroutes aan die aansluiten bij de specifieke vooropleiding overeenkomstig de wettelijke vereisten. Een en ander is vastgelegd in de Onderwijs Specifieke Regelingen (OSR). De opleiding kent verschillende opleidingsroutes die aansluiten bij de vooropleiding van de instromers. Havisten en studenten met een niet verwant mbo-diploma volgen in de voltijd de reguliere route van vier jaar. vwo’ers en mbo’ers met een verwante mbo-opleiding volgen een propedeuse van een half jaar en starten in het 2e semester van de voltijdopleiding. Hierin is het programma specifiek ingericht op de vooropleiding. In het vwo-deel ligt het accent meer op het aanleren van vaardigheden en voor de MLO’ers meer op de theorie. Deze programma’s zijn in de OSRpropedeuse beschreven. De duale opleiding richt zich specifiek op mbo-gediplomeerden (of vergelijkbaar zoals Vapro-C) die reeds een aantal jaren in de beroepspraktijk werkzaam zijn (zgn. grijs-dualen).
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 34
Studenten met verwant mbo krijgen in de hoofdfase een halfjaar vrijstelling van de stage, omdat zij de vereiste laboratoriumvaardigheden al verworven hebben. Studenten met een (verwant) hbo- of wo-propedeusediploma kunnen instromen in de hoofdfase. Op basis van een intakegesprek wordt een maatwerk examenprogramma opgezet. Intakegesprekken en deficiënties De voltijdopleiding voert, indien sprake is van speciale omstandigheden of van niet-directe toelaatbaarheid, met aankomend studenten intakegesprekken. Deze worden gevoerd door de propedeusecoördinator. Aandachtspunt in deze gesprekken zijn deficiënties, opleidingskeuze en motivatie. Op deze wijze houdt de opleiding naar het oordeel van het auditteam op een juiste wijze de vinger aan de pols waar het gaat om veranderende kenmerken en kundigheden van de instroom en wordt studenten duidelijk gemaakt wat hen staat te wachten. Kandidaten met een onjuist havo/vwo-profiel of met een niet-verwant mbo-profiel worden op basis van intakegesprekken tijdens de open dagen geadviseerd deelcertificaten te behalen. Daarnaast bestaat de mogelijkheid van een toelatingstoets voor wiskunde, scheikunde en natuurkunde, onder andere voor 21+ kandidaten. Ten gevolge van de wijziging van de N&T en N&G-profielen sinds september 2009 zijn aanpassingen in het programma aangebracht en worden extra lessen wiskunde verzorgd. De opleiding heeft op basis van de mbo-instroom in het tweede semester vastgesteld dat in de afgelopen jaren de voorkennis van wiskunde afneemt. De opleiding heeft hiertoe het aantal wiskunde lessen in dit semester uitgebreid. Voor de duale variant worden intakegesprek gevoerd met alle studenten. In dit gesprek komen vooropleiding, motivatie en de mogelijkheden van de werkplek als leeromgeving aan de orde. Hiervan wordt een verslag gemaakt. De student kan eerst met zijn studie beginnen na het afsluiten van een tripartiete overeenkomst tussen opleiding, student en bedrijf. De Vapro bezoekt de werkplek en beoordeelt of deze geschikt is om opdrachten uit te voeren (zie facet 2.1). Het duale programma kent een eerste semester speciaal voor mbo-studenten uit een beroepsbegeleidend - leren traject. De opleiding voorziet daarmee op een generieke wijze in het wegwerken van deficiënties in wiskunde, natuurkunde en chemie. Het vorenstaande geldt ook voor studenten die het Ad-programma kiezen. Voorlichting De opleiding kent een scala van voorlichtingsactiviteiten gericht op algemene informatie (website, open dagen, voorlichtingsavonden, voorlichting op scholen) en verdiepende oriëntatie (DUB-events, sneak previews, meeloopdagen). De coördinator van de praktijkopdrachten brengt de duale variant en het Ad-programma in gesprekken onder de aandacht bij bedrijven. In deze gesprekken benoemen de bedrijven hun motieven voor de keuze van de opleiding, spreken hun verwachtingen uit of noemen mogelijk knelpunten. Door de specifieke invulling van het duale programma en de voorlichting daarover slaagt de opleiding er in een doelgroep aan te boren die anders buiten het zicht van de opleiding zou blijven. Hierdoor vervult zij een belangrijke economische en maatschappelijke taak. Oordeel studenten Uit het STO 2009 komt naar voren dat studenten tevreden zijn over de aansluiting van de opleiding bij de vooropleiding (gemiddelde score 3.5). De studenten bevestigden in de gesprekken tijdens de audit dit beeld. CONCLUSIE
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 35
De opleiding is zich bewust van de veranderende kenmerken en kundigheden van de instroom en voert daar in het eerste jaar gericht programmatisch beleid op. De duale variant en het Ad-programma daar binnen kennen een zorgvuldige en transparante toelatingsprocedure, waarbij de afspraken tussen opleiding, student en bedrijf van de student worden vastgelegd. Bovenstaande overwegingen zijn voor het auditteam aanleiding om dit facet voor alle varianten en voor het Ad-programma als ‘goed’ te beoordelen.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 36
Facet 2.6. Duur De opleiding voldoet aan de formele eis (240 studiepunten) m.b.t. de omvang van het curriculum: HBO-bachelor: 240 studiepunten
Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overweging. Overwegingen Het curriculum van de voltijd en de duale variant van de opleiding heeft een omvang van 240 studiepunten en is opgebouwd uit een majordeel van 210 studiepunten en een minordeel van 30 studiepunten. Daarmee voldoet de opleiding aan de formele eis van 240 studiepunten met betrekking tot de omvang van het curriculum van een hbo-bacheloropleiding. Het curriculum van het Ad-programma heeft een omvang van 120 studiepunten. Daarmee voldoet het Ad-programma aan de formele eis van 120 studiepunten met betrekking tot de omvang van het curriculum van een hbo Ad-programma.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 37
Facet 2.7. Afstemming tussen vormgeving en inhoud
Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept
Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Faculteitsniveau Didactisch concept Er is een gezamenlijke onderwijsvisie ‘Leren=Werken en Werken=Leren’ voor de faculteit ontwikkeld waarin het idee van leren door doen in een cyclisch proces en in een zoveel mogelijk op de beroepssituatie gelijkende leersituatie centraal staat. Het eindbeeld is een curriculum dat beschreven wordt in termen van beroepsproducten, waarin leren en werken zijn gekoppeld in sterke leeromgevingen en die door kenniscirculatie meegroeien met de ontwikkelingen in het beroepenveld. Om dit ideaalbeeld te bereiken worden door de faculteit vier stadia (stepping stones) onderscheiden waarbij alle facetten van de onderwijsvernieuwing in samenhang aanwezig zijn. Per stapsteen zijn er zeven kenmerkende thema’s: projectonderwijs; toetsen en beoordelen; vraagsturing; studie- en studieloopbaanbegeleiding; teams; organisatie en faciliteiten; en het goede voorbeeld geven. Uitgangspunt is dat er per stapsteen een uitbreiding van de criteria betreffende de genoemde zeven punten plaatsvindt. FNT hanteert hierbij de volgende planning: 1. Ruikfase (2006): experimenteren 2. Voedingsbodem (2007/2008): ontwikkelen deel van een opleiding 3. Omslag (2009): gestructureerde ontwikkeling gehele opleiding 4. Implementatie (2010 en verder): Het programma wordt door FNT tot 1 januari 2010 met €500.000 subsidie per jaar ondersteund. Na het opleveren van de onderwijsvisie, een visie op de verandering, het uitwerken van toetsbeleid en studieloopbaanplanning, het organiseren van vele ontwikkelworkshops en het gedurende vier jaar ondersteunen van de diverse implementatieprocessen bij instituten, is de uitvoeringsverantwoordelijkheid nu overgegaan naar het lijnmanagement. De opleidingen van FNT werken sinds 2006 volgens de methodiek ‘ontwerpprojecten’ waarbij naast het oplossen van een praktijkvraag van een bedrijf uit de regio ook een antwoord op een kennisvraag van een kennisinstituut en een competentievraag van een student aan de orde zijn. Het bijzondere van deze methodiek is ook dat studenten van andere opleidingen, instituten en faculteiten samen kunnen werken in één project, waarbij ieder zijn of haar eigen vragen (die wel in het grotere geheel moeten passen) beantwoordt. Er worden docenten ingezet in kenniskringen van lectoren, waarbij expertise wordt toegepast in de praktijk en de ervaringen weer worden ingezet in het onderwijs. Samen met het kenniscentrum, waarbinnen elf lectoren functioneren, zijn projecten opgezet waaraan studenten en docenten werken. FNT heeft hier reeds landelijke bekendheid mee geoogst. Zie ook facet 2.1. De duale student verwerft een groot deel van zijn competenties op de werkplek. Daartoe voert hij door de school en het bedrijf gemeenschappelijk geformuleerde opdrachten uit. In de duale variant komt de beroepscomponent goed tot zijn recht. Het didactisch concept van het leren op de werkplek wordt aangescherpt (project Duaal Uniformeren), omdat het zich bewust zijn van de essentie van de leer/werkplek een nadere accentuering behoeft in de richting van duaal student en werkgever.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 38
Opleiding CT Didactisch concept Het didactisch concept van de opleiding /ILC is gebaseerd op het facultaire programma Leren=Werken=Leren, waar in een cyclisch proces competentiegericht leren op basis van projecten als onderwijsvorm centraal staat. De projecten zijn opgezet rond een bepaald blokthema met een aan de beroepspraktijk ontleende opdracht of casus. Theoretische kennis en experimentele vaardigheden die worden opgedaan in de overige modules van het blok zijn – in samenhang – van belang voor een goede uitvoering van het project en het opdoen van de nagestreefde beroepscompetenties. De complexiteit van het project neemt tijdens de studie toe, waardoor een steeds hoger niveau van de competenties wordt bereikt. In de stage en in het afstudeerproject vindt leren plaats in een realistische leeromgeving i.c. de beroepspraktijk. In de duale variant staat in dit concept de praktijkopdracht op de werkplek centraal. Werkvormen De onderscheiden werkvormen zijn beschreven in het Werkboek Onderwijs. De opleiding kent de volgende werkvormen IZT (Instructie, Zelfstudie en Terugkoppeling), hoorcolleges, vaardigheidspractica, projectopdrachten en projecten in stage- en afstudeerperiode. Het projectonderwijs krijgt vorm aan de hand van concrete opdrachten uit de beroepspraktijk voor projectgroepen van zes tot maximaal acht studenten. In het projectonderwijs komen de doelstellingen van integrale toepassing van kennis en vaardigheden, het stimuleren van zelfstandigheid en het “leren leren” het meest zichtbaar tot uitdrukking. De practica worden uitgevoerd in de proceshal of met het computerprogramma Aspen. De voltijd student leert een experiment op te zetten of een proces te optimaliseren. Tegelijkertijd leert de student ook theorie toe te passen. De vaardigheden zijn verplichte studieonderdelen. Practica worden in de regel individueel of in groepjes van twee uitgevoerd, maar altijd individueel beoordeeld. De begeleiding en ondersteuning van practica is klassikaal ingeroosterd. Theorieonderwijs vindt plaats in de vorm van in lessen in IZT vorm (Instructie, Zelfstudie en Terugkoppeling) en hoorcolleges. In de gesprekken tijdens de audit komt naar voren, dat de waardering voor het benutten van de ingeroosterde zelfstudie onder studenten uiteenloopt. Voor gemotiveerde studenten blijkt de mogelijkheid tot snelle terugkoppeling op gerezen vragen juist stimulerend. In de duale variant en in het Ad programma is het aanbrengen van de verbinding tussen theorie en beroepspraktijk leidend. Centraal daarbij staan de praktijkopdrachten. De competentievoortgang van de student wordt regelmatig door de docent begeleider met de begeleider op de werkplek besproken. Het cyclisch proces van Leren=Werken=Leren wordt expliciet gemaakt door het vastleggen van zijn ontwikkeling in het portfolio. Oordeel studenten Uit het STO 2009 komt naar voren dat de studenten van oordeel zijn dat de opleiding voldoende afwisseling in werkvormen biedt.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 39
Facet 2.8. Beoordeling en toetsing
Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd
Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Faculteitsniveau Kwaliteitsborging toetsen en beoordelen Het auditteam is op basis van hetgeen zij gezien en gehoord heeft tijdens de audit van mening dat FNT er voldoende voor zorgt dat de kwaliteit van toetsen geborgd is. De uitgangspunten van de vernieuwde visie op toetsen en beoordelen van FNT (2008) zijn: Toetsen en beoordelen zijn gericht op groei en ontwikkeling van de student. De summatieve beoordeling is gericht op de beroepsopdrachten die de student uitvoert. Beroepsopdrachten worden getoetst en beoordeeld aan de hand van professionele criteria. Beoordelen gebeurt door een team van docenten. De Visie op toetsen en boordelen (2008) is ontwikkeld in nauwe samenwerking met de opleidingen binnen de faculteit. Er hebben verschillende pilots op gebied van onderwijsvernieuwing plaatsgevonden (Competentieleren in de actualiteit, Competentieleren in de praktijk), waarbij gebruik gemaakt werd van de methodiek van ontwerpprojecten. Beoordelen en de criteria voor beoordelen zijn essentieel onderdeel van deze methodiek. In atelier bijeenkomsten zijn ervaringen en beelden uitgewisseld in het kader van het programma Leren= Werken=Leren. De input van de atelierbijeenkomsten is duidelijk herkenbaar in de visie op toetsen en beoordelen. Variëteit aan toetsvormen Het auditteam heeft geconstateerd dat FNT een veelheid aan toetsen hanteert, elk met een eigen doel en functie. Voorbeelden hiervan zijn: schriftelijke toets (kennis en inzicht), verslagen (vaardigheden en integratie), mondelinge verdediging (integratie), presentatie (vaardigheden en integratie), peerbeoordeling (houding). De toetsing vindt plaats conform de regelgeving van het instituut en staat beschreven in de studiegids (Onderwijs- en Examenregeling), in het cursusoverzicht en in het jaarrooster. Examencommissie In de nieuwe Wet op het Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek (WHW) wordt de positie van examencommissies versterkt. De wijzigingen betreffen zowel de samenstelling als de taken en bevoegdheden van de examencommissies. Het belang van het goed organiseren van de examencommissies wordt versterkt doordat toetsing en toetsbeleid bij de inwerkingtreding van de accreditatiewetgeving in het accreditatiekader een zwaardere positie krijgt. Hogeschoolbreed is een deel van de gewijzigde wetgeving al uitgewerkt in de totstandkoming van de OER 2010-2011 en de vernieuwing van het reglement examencommissies. Op facultair niveau wordt voor de implementatie en aanvulling daarvan gezorgd. De FNT hanteert hierbij de volgende mission statement: ‘FNT-examencommissies zijn zelfstandig opererende, onafhankelijke organen, met kennis van het onderwijsprogramma, de relevante regelgeving, het toetsbeleid en het werkveld waartoe de opleiding opleidt. De kwaliteit van de af te geven getuigschriften staat voorop. Dit wordt tot uiting gebracht in de verantwoordelijkheid die de FNT-examencommissies nemen bij het borgen van de kwaliteit van de toetsing. De examencommissies zien er daarnaast op toe dat studenten gelijkwaardige kansen krijgen, waardoor de afgegeven diploma gelijkwaardig zijn’.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 40
Hoewel alle wijzigingen nog niet formeel zijn verwerkt in onderliggende reglementen, werkt de examencommissie in de praktijk wel al (voor zover mogelijk) volgens de nieuwe wettelijke eisen per 1 september 2010. Opleiding CT Toetsbeleid Het toetsbeleid is op facultair niveau vastgelegd in het document Toetsings- en beoordelingsbeleid Faculteit Natuur en Techniek en op instituutsniveau uitgewerkt en beschreven in het Werkboek Onderwijs. Het toetsbeleid geldt voor alle opleidingsvarianten. Uitgangspunt is dat het toetsen en beoordelen erop gericht zijn om te bepalen of de resultaten van de student voldoen aan de leerdoelen die zijn gesteld. Deze resultaten worden teruggekoppeld naar de student zodat deze in staat is te bepalen waar hij met betrekking tot competentieontwikkeling in het leerproces staat. De regelgeving met betrekking tot toetsing en beoordeling is instituutsbreed ontwikkeld en vastgelegd in de Onderwijs- en Examenregeling en in de OSR. Toetsing vindt plaats conform deze regelingen, het cursusoverzicht en het jaarrooster zoals opgenomen in de studiegids. Een toets kan maximaal 3x per studiejaar worden gemaakt. Indien een student het niet eens is met de uitslag van het tentamen, kan de student bezwaar aantekenen bij de examencommissie. De examencommissie functioneert onafhankelijk van het management van het instituut. De opleiding geeft aan, dat op instituutsniveau – in aanvulling op het Werkboek Onderwijs, dat met name voor studenten is geschreven - een centraal document wordt opgesteld, waarin de uitgangspunten van het toets- en beoordelingsbeleid en de gehanteerde standaarden worden samengebracht. Het auditteam onderschrijft mede op grond van de borging van de inzichtelijkheid van het toetsbeleid het belang van een dergelijk document. Toetsvormen De toetsvormen en de beoordelingscriteria zijn opgenomen in het Werkboek Onderwijs. De leerdoelen vormen daarbij het uitgangspunt. De gebruikte toetsvormen sluiten aan bij de verschillende werkvormen, zoals schriftelijke toetsen in de vorm van open vragen, multiple-choice of van een samengesteld tentamen (theoriemodulen en vaardigheden), verslagen van experimenten (vaardigheidspractica, projecten, stage, afstudeeropdracht), mondelinge verdediging (projecten, stage, afstudeeropdracht), presentaties en peer-beoordeling. Beoordeling De competentieontwikkeling wordt beoordeeld aan de hand van de projectopdrachten, stage en afstudeeropdracht. In overleg met de studiebegeleider stelt de student vooraf persoonlijke leerdoelen op voor competentieontwikkeling. De beoordelingscriteria zijn vastgelegd in blokboeken en in modulebeschrijvingen. Hierin zijn onder meer de toetsvorm, de te beheersen lesstof en de wijze waarop het practicum wordt afgesloten opgenomen. De opleiding heeft na een inventarisatie van het toetsbeleid (2009) een aantal verbeteringen doorgevoerd waaronder beoordeling door een tweede beoordelaar en de beschikbaarheid van proeftoetsen in de blokboeken en op de sharepoint cursussite. De toets- en beoordelingscriteria alsmede de beoordelingswijze voor de stage- en de afstudeeropdracht zijn beschreven in de Stagehandleiding en in de Handleiding Afstudeeropdracht. De beoordeling van de afstudeerverslagen vindt plaats door een commissie bestaande uit de afstudeerdocent, een tweede docent tevens voorzitter van de commissie, een lid van het CvT en de afstudeerbegeleider op de werkplek. (zie ook facet 6.1) Ad-programma Wat betreft de toetsing en beoordeling in het Ad-programma zijn - gezien de samenwerking met de Vapro-examinatoren die bij de Vapro-D examens zijn betrokken -zij als externe deskundig-en bij de Ad afstudeerzittingen betrokken.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 41
De beoordeling van de praktijkopdrachten is afgestemd in het overleg met de Vapro en is vastgelegd in een protocol voor de bedrijfsbegeleider. Het auditteam heeft in het kader van de toetsing ook een aantal afstudeerverslagen beoordeeld. Het team is van oordeel dat in alle varianten en in het Ad-programma de beoordeling aansluit bij de vastgelegde criteria. Oordeel studenten Uit het STO 2009 blijkt dat studenten tevreden zijn over de wijze van beoordelen en toetsen (gemiddelde score van 3.5). Vooraf worden volgens de studenten duidelijk de beoordelingscriteria bekend gemaakt (gemiddelde score van 3.4). Ook zijn zij van oordeel dat de toetsing voldoende aansluit bij het onderwijs (gemiddelde score 3.6).
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 42
3.
Inzet van personeel
Facet 3.1. Eisen HBO
Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk
Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Faculteitsniveau Achtergrond van docenten in het werkveld Uitgangspunt is dat docenten bij aanstelling aan de FNT minimaal drie tot vijf jaar relevante beroepservaring hebben. Docenten die al langer in het onderwijs werkzaam zijn worden door middel van de RGW-cyclus gestimuleerd om hun ervaring actueel te houden door bijvoorbeeld deelname aan een kenniskring of stage in de beroepspraktijk. In het strategisch plan FNT (2007-2012) wordt uiteengezet dat door het onderwijsvernieuwingsprogramma ‘Leren=Werken=Leren’ (2007-2010) zowel studenten als docenten nauw betrokken zijn bij de actuele beroepspraktijk door het projectonderwijs dat gekoppeld is aan externe opdrachtgevers. Externe begeleiders dienen over minimaal hbo-niveau en ervaring in het vakgebied te beschikken. Relaties met het werkveld Het auditteam is van mening dat FNT een goede systematiek hanteert in het leggen van een verbinding tussen de opleidingen en de beroepspraktijk: • bij steeds meer studentenprojecten zijn bedrijven betrokken die een realistische praktijkopdracht aanleveren. De opleidingen van FNT maken hierbij gebruik van de methodiek ‘ontwerpprojecten’ waarbij naast het oplossen van een praktijkvraag ook een antwoord op een kennisvraag van het kennisinstituut en een competentievraag van de student aan de orde is. Samen met het kenniscentrum, waarbinnen elf lectoren functioneren, zijn projecten opgezet waaraan studenten en docenten werken. FNT heeft hiermee landelijke bekendheid vergaard. • de opleidingen maken veel gebruik van gastdocenten, die werkzaam zijn in de beroepspraktijk. Nieuwe onderwijsonderdelen worden veelal opgezet in samenwerking met gastdocenten uit de beroepspraktijk; • Betrokkenheid bij stagebegeleiding en afstuderen in het werkveld of bij begeleiding op de duale leerwerkplek; Opleiding CT Het cluster Chemistry verzorgt de opleidingen Chemie en Chemische Technologie. Het docententeam verzorgt het onderwijs in beide opleidingen. Met ingang van 2010 is indeling van de docententeams vernieuwd en bestaat uit een basisteam (verantwoordelijk voor het binnenschoolse programma van de eerste twee jaar en voor het deeltijd chemieprogramma), een eindfaseteam (verantwoordelijk voor het binnenschoolse programma van de specialisatie en profileringsemesters in het derde en vierde jaar) en een stageteam (verantwoordelijk voor de duale varianten en het stage en afstudeersemester). De taken van de teams zijn vastgelegd in een afzonderlijk document Teamtaken Chemistry. Het docentencorps heeft in de afgelopen jaren mede vanwege een toename van de instroom van studenten en uitstroom van docenten een ontwikkeling doorgemaakt waardoor sprake was van onderbezetting en uitstroom van expertise. De opleiding heeft naar aanleiding hiervan een gericht aanname beleid geformuleerd. Het auditteam stelt op grond van de door de opleiding verstrekte informatie vast dat de opleiding zich de afgelopen jaren in haar aanname beleid heeft gericht op nog ontbrekende inhoudelijke expertise en op specifieke beroepservaring.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 43
De helft van de docenten is gepromoveerd onderzoeker (zie facet 3.3) en een deel van het docententeam is afkomstig uit de beroepspraktijk. Docenten worden ingezet bij begeleiding van stages en bij afstudeerprojecten. Hierdoor blijven zij op de hoogte van actuele ontwikkelingen en is sprake van een actueel netwerk. De toedeling van de stage- en afstudeerstudenten aan docenten is zodanig dat de onderzoeksonderwerpen matchen met de specialisatie van de docent. Verder verzorgen docenten na- en bijscholingscursussen voor het werkveld (bijv. ziekenhuizen, Organon/Merck, Solvay/Abbott en NVI). Hierdoor wordt de verbinding met de beroepspraktijk versterkt. Ook de samenwerking met het kenniscentrum draagt daar aan bij. Voor de praktijkopdrachten binnen de duale variant en het Ad-programma is sprake van een zeer intense samenwerking tussen de docent en de werkplek van de student. Hierdoor is de betrokkenheid bij het werkveld groot. De opleiding spreekt in dit verband van een ‘ministage’ voor docenten. De praktijkopdrachten worden begeleid door een vaste groep van negen docenten met een chemische of CT achtergrond. Deze intensieve samenwerking en betrokkenheid wordt aantoonbaar weerspiegeld in de voltijdvariant. De opleiding geeft in de stage- en afstudeerhandleidingen aan welke activiteiten van externe begeleiders worden verwacht. Deze activiteiten liggen minimaal op hbo-niveau en vereisen enkele jaren werkervaring. De opleiding geeft aan dat zij docentenstages stimuleert. Hierdoor blijven docenten verbonden met de beroepspraktijk. Ook in RGW-afspraken is de verbinding met de beroepspraktijk een onderwerp. Het auditteam is op grond van de gesprekken met docenten tijdens de audit van oordeel dat de relatie met het beroepenveld via het fenomeen docentenstage meer nadrukkelijk onder de aandacht van docenten kan worden gebracht. Oordeel studenten Uit het STO 2009 blijkt dat studenten tevreden zijn over de mate waarin docenten op de hoogte zijn van de beroepspraktijk (score van 3.9 voltijd en 3.4 duaal ). Deze opvatting sluit aan bij de informatie van studenten in de gesprekken tijdens de audit. Conclusie De betrokkenheid en intensieve samenwerking met het werkveld en de nadrukkelijke oriëntatie van docenten in de duale variant en in het Ad-programma daarbinnen is reden voor het auditteam voor beide varianten en voor het Ad-programma dit facet als ‘goed’ te kwalificeren.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 44
Facet 3.2. Kwantiteit personeel Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Faculteitsniveau Streefcijfers en feitelijke docent:student ratio Uitgangspunt is dat de personeelsformatie gebaseerd is op de prognose van de studentenaantallen en de te verwachten projectgelden voor onderwijsvernieuwing en kennisontwikkeling. De ondergrens docent:student ratio dient 1:26 te zijn. Een efficiënte organisatie Doordat docenten binnen FNT breed inzetbaar zijn kan worden ingespeeld op fluctuerende studentaantallen en kunnen docenten ingezet worden bij verschillende opleidingen. Voor zeer specifieke deskundigheid en om grote fluctuaties op te vangen worden externe docenten ingezet. Hogeschoolbreed wordt momenteel een nieuwe leidraad voor taaktoedeling van docenten ontwikkeld rekening houdend met veelheid aan docenttaken anno 2010. Tevens wordt het frequent kort ziekteverzuim scherper aangepakt en gemonitord. Werkbelevingsonderzoek 2009 Uit het werkbelevingsonderzoek 2009 blijkt dat medewerkers binnen FNT weliswaar veel stressbronnen hebben in het werk, maar dat zij dusdanig veel positieve energiebronnen (waardering, autonomie, ontplooiing en prestatiefeedback) hebben zo dat zij relatief weinig werkstress ervaren. Tijdens de generieke audit is aangetoond, dat FNT een systeem van integraal personeelsbeleid voert dat er voor zorgt, dat op alle onderhavige opleidingen voldoende personeel wordt ingezet om de gewenste kwaliteit te verzorgen. In de RGW cyclus wordt op facultair niveau gecontroleerd dat dit systeem uitgevoerd wordt. Opleiding CT De opleiding heeft in het document Ontwikkeling formatiebehoefte cluster Chemistry op basis van de ontwikkeling van de studentaantallen de benodigde formatie geraamd voor de komende jaren (zie ook facet 3.1.). Het auditteam heeft kennisgenomen van genoemd document. Hieruit blijkt dat voor de komende jaren voldoende personeel kan worden ingezet om het onderwijs te verzorgen. Bij ziekte van docenten worden binnen het instituut vervangers gezocht. Hierdoor blijft de lesuitval beperkt. Ook worden gastdocenten ingezet. Op grond van de door de opleiding verstrekte informatie stelt het auditteam vast dat de opleiding met een overall docent-studentratio van 1: 26,2 voldoet aan de facultaire streefnorm. Uit de uitkomsten van het werkbelevingsonderzoek 2009 blijkt dat een deel van de docenten de werkdruk (te) hoog vindt. De opleiding heeft in overleg met de betrokken docent naar individuele oplossingen gezocht, zoals taaktoedeling, tijdregistratie, intervisie en scholing. De opleiding werkt verder aan een verbetering van de administratieve onderwijsprocessen ter vergroting van de efficiency en vermindering van de werkdruk.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 45
Oordeel studenten In het STO 2009 beoordelen studenten de bereikbaarheid van docenten met een gemiddelde score van 3.9. Ook in de gesprekken met studenten tijdens de audit kwam naar voren dat studenten zeer tevreden waren over de aandacht en bereikbaarheid van docenten.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 46
Facet 3.3. Kwaliteit personeel
Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma
Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Faculteitsniveau Borging van kwaliteit van docenten op Faculteitsniveau De hogeschool en hiermee FNT ontwikkelt zich steeds meer tot een kennisorganisatie. Men heeft een helder beeld over hoe het personeelsbestand en het HRM-beleid ingezet kunnen worden ten behoeve van deze ontwikkeling. FNT focust hierbij op zes thema’s, te weten: competenties van medewerkers; RGW-cyclus en loopbaanontwikkeling; werken in teamverband; leiderschap; inrichting van de organisatie; en arbeidsmarkt. Aannamebeleid Docenten dienen te beschikken over beroepsgerichte competenties op het gebied van onderwijs, onderzoek en praktijk. De intentie op facultair niveau is dat docenten basisvaardigheden dienen te hebben op minimaal twee onderdelen van de trits - onderwijs, onderzoek en beroepspraktijk - en in ieder geval op het terrein van onderwijs. Tevens onderschrijft de FNT het bewuste beloningsbeleid van de HU. Centraal staat hierbij een heldere communicatie naar werknemers over wat belangrijk is in het functioneren en de beloning daarvoor. Docenten worden bij aanname, zoveel mogelijk geselecteerd op de volgende terreinen: Relevante beroepservaring (drie – vijf jaar); relevante vakkennis; adequate opleiding op minstens masterniveau (hbo/WO); kennis van - en ervaring met onderwijsprocessen en het begeleiden van leerprocessen; een inspirerende en innovatiegerichte instelling; (de bereidheid tot het behalen van) een didactische bevoegdheid. Beginnende docenten ontvangen een begeleid inwerkprogramma op maat, worden geschoold in didactiek en volgen het HU kennismakingsprogramma. Nieuwe docenten worden gecoacht door een ervaren docent op het zelfde expertisegebied. Deskundigheidsbevordering Via het programma Masters en Promovendi wordt stapsgewijs en in samenwerking met de instituten en het kenniscentrum gewerkt aan het verhogen van het aantal docenten met een masterdiploma (van 55% naar 100%) en het verhogen van het aantal gepromoveerden (van 14% naar 20%), één van de vijf strategische doelen van de faculteit (zie facet 1.1). Dit met het oog op een verbeterde kwaliteit van het onderwijs en vooral de beweging van onderwijsorganisatie naar kennisinstelling. De verantwoordelijkheid om deze cijfers te realiseren is intussen bij de managers onderwijs neergelegd, daar zij de docenten in dienst hebben. In 2017 moet dit proces zijn afgerond. Voor deskundigheidsbevordering is er voor iedere docent een budget in tijd van 10% van de aanstelling en 3,9% in euro’s van de brutoloonsom. Deskundigheidsbevordering van docenten is in belangrijke mate gericht op het didactisch concept dat vastgelegd is in de onderwijsvisie van FNT. De faculteit heeft de consequenties van het didactisch concept voor de rollen en benodigde competenties van docenten vastgelegd. Aan de hand van het implementatieplan ten behoeve van de onderwijsvisie (Stepping Stones) kunnen docenten stapsgewijs de benodigde competenties ontwikkelen.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 47
Tijdens de audit gaven de leidinggevenden aan dat zij zich er bewust van zijn dat niet iedere docent in iedere rol past (docent, coach, onderzoeker). Tijdens de sollicitatieprocedure wordt hier selectief mee omgegaan. Daarnaast krijgen de docenten de gelegenheid en tijd om de benodigde competenties voor de gewenste rollen te ontwikkelen. De faculteit voorziet tevens in een doorlopend leiderschapstraject voor managers en een leergang voor teamleiders. Uit de gesprekken met managers en medewerkers blijkt dat er heldere afspraken over prestaties en persoonlijke ontwikkeling (POP) worden vastgelegd. Werkbelevingsonderzoek 2009 Uit het werkbelevingsonderzoek 2009 blijkt dat medewerkers van FNT tevreden zijn over de mogelijkheden tot ontplooiing. Het overgrote deel geeft aan zelf initiatief te nemen voor de eigen ontwikkeling. Ook blijkt uit het onderzoek dat het merendeel van de medewerkers in het afgelopen jaar een contract-, functionerings- of beoordelingsgesprek heeft gehad. De meesten van hen vonden deze gesprekken plezierig en motiverend. Opleiding CT Aannamebeleid Bij het aannemen van personeel wordt aangesloten bij het facultaire HRM-beleid. Naast vakinhoudelijke scholing is een belangrijk deel van de deskundigheidsbevordering gericht op het didactisch concept. Het aannamebeleid en scholingsbeleid is ontleend aan de kenmerken van het programma. De opleiding kent een uitvoerig informatiedocument voor nieuwe en gastdocenten. Opleidingsniveau docenten Het opleidingsniveau van het docentcorps van de opleidingen in het cluster Chemistry ziet er als volgt uit (per 1 februari 2010). Opleidingsniveau Wo-Master Gepromoveerd hbo-bachelor Totaal
Aantal 5 9 5 19
fte 3,8 7,9 4,02 15,72
* De opleiding is met vier docenten in gesprek om een mastertraject te starten Scholing De opleiding heeft de ontstane vacatures in de afgelopen jaren ingevuld met gepromoveerde onderzoekers (zie ook facet 3.1). Nieuwe docenten worden begeleid door een inhoudelijke mentor (een docent met verwante expertise). Ook ontvangen zij gedurende het eerste jaar scholing op het gebied van studiebegeleiding en didactiek en een coachingstraining. In de afgelopen twee jaar hebben twee docenten de pedagogisch-didactische scholing gevolgd. Uit het Scholingsplan ILC 2010 blijkt dat ook in 2010 aan de opleiding verbonden docenten workshops SLO, cursussen SLB-certificering en pedagogisch-didactische scholing volgen. In het scholingplan is een deel voor collectieve scholing ingeruimd, waarbij jaarlijks een thema centraal staat, zoals tutortraining, competentiegericht onderwijs, zelfstudieopdrachten en toetsen en beoordelen. Docenten volgen vakinhoudelijke scholing door middel van externe cursussen, congressen of bijeenkomsten van beroepsverenigingen. Ook volgen docenten modules bij collega-docenten en wonen twee maal per jaar de team-uitwisselingspresentaties bij. Ook dragen de activiteiten in en met de beroepspraktijk (contractactiviteiten) en het kenniscentrum bij aan de scholing van docenten.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 48
Gesprekscyclus De opleiding houdt jaarlijks met het personeel functionerings- en beoordelingsgesprekken (RGW-cyclus). Hierin komen persoonlijke ontwikkelingsplannen, resultaatafspraken en beoordelingen aan de orde. De afspraken worden schriftelijk vastgelegd. In deze gesprekken komt ook de verplichte scholing en de scholingsbehoefte van docenten aan de orde. Oordeel studenten Het STO 2009 geeft aan dat studenten over het algemeen tevreden zijn over de docenten (gemiddelde score 3.5) en dat zij voldoende zijn gekwalificeerd. De didactische kwaliteiten wordt gemiddeld beoordeeld met een score van 3.5 en de inhoudelijke deskundigheid met een score van 3.9. Deze opvatting sluit aan bij de bevindingen van het auditteam op grond van de gesprekken met studenten tijdens de audit. Scholingsgraad De meer dan gemiddelde scholingsgraad en de stappen die de opleiding zet om docenten met een bachelorgraad een mastergraad te laten behalen geeft het auditteam aanleiding dit facet voor alle varianten als ‘goed’ te kwalificeren. De aandacht die de opleiding schenkt aan het onderhouden van de didactische bekwaamheid en begeleidingsdeskundigheid, alsmede de betrokkenheid van docenten draagt aan dit oordeel bij.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 49
4.
Voorzieningen
Facet 4.1. Materiële voorzieningen Huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren Oordeel goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen.
Faculteitsniveau Het auditteam heeft tijdens de audit de huisvesting en mediatheek bekeken. Op grond hiervan en op basis van de tevredenheid van de studenten is het team van mening dat de huisvesting en de materiële voorzieningen in ruime mate toereikend zijn om alle programma’s van de FNT opleidingen te realiseren. Het auditteam heeft vertrouwen in de door de FNT genomen maatregelen op het gebied van de ICT voorzieningen. Gebouwen FNT is gevestigd op drie locaties. De gebouwen Oudenoord (BE) en Nijenoord (BE en ICT) functioneren in feite als één gebouw, er zijn zo min mogelijk overlappende functies aanwezig. De locatie aan de F.C. Dondersstraat (AS) heeft vanwege de afstand wel eigen voorzieningen. Het kenniscentrum is gevestigd in alle drie de gebouwen en bevindt zich zodoende dicht bij het onderwijs. De gebouwen hebben toonaangevende mediatheekvoorzieningen, goed ingerichte laboratoria, up to date ICT-infrastructuur. In alle gebouwen is geïnvesteerd in draadloos netwerk en studenten worden vanaf het eerste jaar gestimuleerd met een eigen laptop te werken. Op termijn zullen er minder vaste werkplekken voor docenten beschikbaar zijn en worden voorzieningen voor het werken met laptops op flexplekken uitgebreid. De inrichting van de gebouwen komt tot stand in samenspraak met de faculteit en de opleidingen. De faculteit streeft ernaar dat de huisvesting van voorzieningen ondersteunend zijn voor het competentiegerichte onderwijs. Het masterplan 2004 voorziet in het verbeteren van de voorzieningen, vooral door het investeren in materialen en infrastructuur. Het auditteam heeft gezien dat HU en FNT voortvarend bezig zijn de voorzieningen aan te passen op de onderwijsvisie. Zo zijn er in het gebouw aan de Oudenoord projectruimtes aanwezig waar teams van ontwerpprojecten kunnen functioneren. Tevens is er voldoende ruimte voor interactie en presentatie door de verschillende opleidingen.
Mediatheek Het auditteam heeft geconstateerd dat de mediatheek een inspirerende plek is die uitnodigt tot studeren. Relevante vakliteratuur is in ruime mate aanwezig en er is een mechanisme om de collectie actueel te houden. Opleiding CT Het onderwijs wordt verzorgd op de locatie F.C. Dondersstraat 65 te Utrecht. De locatie beschikt over een drie gemoderniseerde laboratoria/practicumzalen, een goed geoutilleerde proceshal en nieuw ingerichte laboratoria voor het kenniscentrum. Verder beschikt de opleiding over een goed geoutilleerde mediatheek en over een studielandschap met voldoende zelfwerkplekken voor studenten. Het gebouw beschikt over een draadloos netwerk. Studenten worden gestimuleerd om vanaf het eerste studiejaar met een eigen laptop te werken. Voorzieningen voor het werken op flexplekken met laptops worden uitgebreid. De opleiding beschikt over het simulatieprogramma Aspen, waarvan intensief gebruik wordt gemaakt.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 50
Daarnaast beschikt de opleiding en het lectoraat over voldoende up-to-date laboratoriumapparatuur. In overleg met docenten en het werkveld is nieuwe laboratoriumapparatuur aangeschaft, zoals gaschromatografen, een FT-IR, een nieuwe HPLC en GC-MS. De opleiding heeft de laboratoria opnieuw ingericht, zodat zij voldoen aan de huidige eisen. Ook is een goed geoutilleerde proceshal aanwezig. Het gebouw aan de F.C. Dondersstraat zal op termijn worden afgestoten. De opleiding verhuist (met de andere opleidingen van het domein Applied Science) naar de campus De Uithof. De verhuizing staat gepland voor omstreeks 2013. Het niveau van de opleidingsspecifieke voorzieningen zal minimaal gehandhaafd blijven. Een nieuw gebouw zal naar verwachting positief bijdragen aan een moderne uitstraling. Het auditteam oordeelt dat de huisvesting en inrichting voldoen aan de vereisten om het programma te realiseren en een goede werkomgeving vormen voor studenten en medewerkers. Wat betreft de locatie Velsen maken studenten voor die onderwijsonderdelen waar voorzieningen voor nodig zijn, gebruik van de voorzieningen op de locatie Utrecht. Studenten zijn hierover van tevoren geïnformeerd. Oordeel studenten Uit de STO 2009 blijkt tevredenheid over de beschikbare faciliteiten, zoals bibliotheek/ mediatheek (score 3.8), onderwijsruimten (score 3.4), ICT-voorzieningen (score 3.7), informatiebalie (score 3.5) en de restauratieve voorzieningen ( score 2.9). Studenten gaven het totaal aan diensten en voorzieningen een cijfer van 6,8. De waardering voor de ICT-voorzieningen is hoger dan bij menig andere opleiding. Conclusie De materiële infrastructuur is zeer up-to-date en biedt een werkveld-relateerde uitstraling, hetgeen voor het auditteam een reden is dit facet als ‘goed’ te beoordelen.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 51
Facet 4.2. Studiebegeleiding
De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten
Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Faculteitsniveau Studieloopbaanbegeleiding Het auditteam heeft geconstateerd dat de FNT er door verschillende vormen van studiebegeleiding voor zorgt dat de studievoortgang van de studenten voldoende is geborgd. Dit gebeurt o.a. op de volgende wijze: Uitgangspunt is de (vernieuwde) FNT visie op studieloopbaanbegeleiding die in het licht van de ontwikkeling van de onderwijsvisie FNT is gespecificeerd. Hierbij zijn ‘criteria voor goede studieloopbaanbegeleiding’ (2009) uitgewerkt. Centraal in de nieuwe aanpak op studieloopbaanbegeleiding (2009/2010) zijn: De gesprekken met de studieloopbaanbegeleider elke student is gekoppeld aan een studieloopbaanbegeleider; Het volgen van trainingen SLO (studieloopbaanontwikkeling) alle studenten die in de hoofdfase studeren volgen het cursusonderdeel SLO waarvoor trainingen worden gegeven: kernkwadranten, stage/ profileringsruimte, conflicten, groepsdynamica, voorbereiding beroepspraktijk en sollicitatiebrief en sollicitatiegesprek; POP/ portfolio tijdens de studie wordt het portfolio gevuld, beginnend bij de propedeuse en eindigend met het afstudeerwerk. Zowel de studievoortgang, de zelfreflectie, de competentieverwerving als de showcase worden gedocumenteerd en vastgelegd in het portfolio. In de propedeuse is de studieloopbaanbegeleiding het meest intensief. Bij binnenkomst krijgt de student een studieloopbaanbegeleider voor de duur van de propedeuse. Dit is een periode waarin de begeleiding zeer belangrijk is, omdat studenten kunnen twijfelen of ze de goede studie hebben gekozen of tegenvallende studieresultaten kunnen hebben. De studieloopbaanbegeleider werkt volgens een instituutsbreed opgesteld protocol (SLO Handleidingen) en begeleidt studenten op individueel en/of groepsniveau. In het POP geeft de student aan welke competenties hij in een bepaalde periode wil ontwikkelen. Het betreft hier zowel beroepscompetenties als algemene competenties. De vaardigheidstrainingen communicatietechniek en projectmanagement bieden hierbij ondersteuning. De werkwijze voor het opstellen van een persoonlijk ontwikkelingsplan is beschreven in het instituutsbrede begeleidingsprotocol (SLO Handleidingen). Door de tegenvallende waardering van de studieloopbaanbegeleiding zijn in het studiejaar 2007-2008 ingrijpende wijzigingen in de opzet aangebracht. De essentiële wijziging is dat specifiek geselecteerde docenten trainingen verzorgen over algemene hbo-competenties, zoals de training over zelfsturing. De trainers geven aan dat er nu gewerkt wordt met gemotiveerde en enthousiaste groepen studenten. Met ingang van september 2008 is de studieloopbaanbegeleiding in de hoofdfase anders vormgegeven dan voorgaande jaren. De taken voor studieloopbaanbegeleiding zijn geconcentreerd bij een kleinere groep docenten. In tegenstelling tot de propedeuse ligt hier het initiatief om contact op te nemen met de studieloopbaanbegeleider bij de student.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 52
Voor het maken van een persoonlijk ontwikkelingsplan en portfolio is een handleiding beschikbaar. Ter ondersteuning worden zes trainingen georganiseerd, waarop studenten dienen in te tekenen. Voorbeelden van onderwerpen die in deze trainingen aan bod komen zijn kernkwadranten, groepsdynamica en voorbereiding beroepspraktijk. Daarnaast benaderen studieloopbaanbegeleiders in de hoofdfase actief studenten die langer dan vijf jaar met de studie bezig zijn. Samen met de student wordt een plan opgesteld om de studie af te ronden. Hiervoor wordt aangesloten bij het programma Ketens van de FNT. Voor cursussen waar studenten moeite mee blijken te hebben is er extra begeleiding. Dit wordt gerealiseerd door extra begeleidingstijd bij de reguliere lessen in te roosteren en ook door bij tegenvallende resultaten van een hele groep studenten extra lessen te organiseren. Duaal De studieloopbaanbegeleiding is voor duale studenten gecombineerd met de begeleiding van de student in zijn buitenschoolse leren. Elke duale student krijgt gedurende de hele opleiding een docentbegeleider en een bedrijfsbegeleider. In het instituutsbrede begeleidingsprotocol voor de duale opleiding (Begeleidingsprotocol duaal) staan de rollen van de docentbegeleider en de bedrijfsbegeleider beschreven. Tevens wordt aangegeven wat de wijze van beoordeling van de buitenschoolse werkzaamheden is. Ook hier is er een POP, en extra begeleiding voor moeilijke cursussen. Er vinden er sinds juni 2009 intakegesprekken plaats met nieuwe studenten. Dit vindt plaats vanuit het programma ‘Ketens’ en is een vervolg op eerdere succesvolle experimenten die zich speciaal op ‘risico-instromers’ richtten. Vanuit het programma ‘Ketens’ worden ook de zogenaamde langstudeerders begeleid naar het bachelordiploma. Docenten worden vanuit het programma ‘Leren=Werken=Leren’ ondersteund bij de implementatie van de vernieuwde studie- en studieloopbaanbegeleiding. Dit gebeurt bijvoorbeeld door bijeenkomsten voor SLB-coördinatoren. Tijdens de audit geven studenten aan dat studieloopbaanbegeleiding is verbeterd met name doordat nu alle studenten een SLB docent hebben. Informatievoorziening Het auditteam heeft vastgesteld dat de FNT er in het algemeen voldoende voor zorgt dat de informatievoorziening adequaat is met het oog op de studievoortgang van de student. Informatievoorziening vindt o.a. op de volgende wijzen plaats: Door middel van het studievolgsysteem ‘OSIRIS’ vindt registratie van cijfers, inschrijving voor cursussen, minoren en tentamens plaats. De opleidingen gebruiken SharePoint voor het beschikbaar stellen van onderwijsinhoud en andere relevante informatie, zoals studiegidsen. Daarnaast worden er voor specifieke onderwerpen zoals minors, stage en afstuderen informatiebijeenkomsten georganiseerd. Er zijn instituutsbreed afspraken gemaakt over het beantwoorden van email van studenten (binnen drie werkdagen) en over regels voor bereikbaarheid (Communicatieprotocol). Opleiding CT Studieloopbaanbegeleiding De studieloopbaanbegeleiding is met de invoering van het competentiegerichte onderwijsconcept ILC-breed herzien. Het accent daarbij ligt op: het krijgen van inzicht in de ontwikkeling en het verwerven van beroepscompetenties; het begeleiden van kritische keuze- en beslismomenten van de student (opleidingskeuze, profilering, stage, enzovoorts);en het faciliteren van het leerproces van de student (bespreking studievoortgang, opstellen POP).
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 53
De visie op de studiebegeleiding is vastgelegd in het beleidsplan Visie SLO en SLB ILC en uitgewerkt in het Werkboek Onderwijs. Er is een handleiding SBL voor docenten. De opleiding streeft ernaar zo veel mogelijk dezelfde SLB docent te koppelen aan een student. Met ingang van het studiejaar 2009-2010 hebben studenten binnen de propedeutische fase en de hoofdfase dezelfde studiebegeleider. Binnen de duale variant vindt begeleiding plaats per praktijkopdracht. De feedback op de competentieontwikkeling binnen de praktijkopdracht vindt plaats door de praktijkbegeleider totdat de opdracht is afgerond. Het bewaken van de studievoortgang en het facilitering van de begeleiding is belegd bij de onderwijscoördinator. De studieloopbaanbegeleiding is in de propedeuse intensief ( 2 contacturen per week). SLO is in deze fase gericht op oriëntatie, selectie en verwijzing. Intensieve studiebegeleiding kan een dreigend bindend studieadvies voorkomen. Twee maal per jaar wordt gezamenlijk met alle SLB’ers en docenten de studievoortgang van elke student besproken. Studenten die langer dan vijf jaar studeren (‘langstudeerders’) worden actief door de SLB’er benaderd. In aansluiting op het facultaire programma Ketens wordt een plan opgesteld met het oog op de afronding van de studie. Docenten worden één jaar na aanstelling ingezet als SLB’er, waarbij zij in de eerste fase worden begeleid door een collega SLB’er en geschoold via een SLB-certificeringstraject (zie facet 3.3). SLB’ers wisselen per cluster vier maal per jaar ervaringen uit en signaleren mogelijke knelpunten. In dit overleg wordt in het kader van het hogeschoolbrede programma United Students specifieke aandacht gegeven aan studenten met een niet-Nederlandse culturele achtergrond. De begeleiding in de stage en afstudeerperiode wordt verzorgd door een bedrijfsbegeleider en een docentbegeleider. De taken van deze begeleiders zijn beschreven in de Handleiding Stage ILC en Handleiding AO ILC. Wel gaven voltijdstudenten tijdens de gesprekken aan dat er na de stage niet in alle gevallen een afsluitend gesprek met de stagebegeleider plaatsvindt. Het auditteam adviseert de opleiding hieraan structureel aandacht te besteden. Informatievoorziening In het eerste jaar verstrekt de SLB’er de relevante informatie over de opzet en inhoud van het programma, worden de studenten wegwijs gemaakt binnen het instituut en de digitale voorzieningen. Verder worden voor specifieke onderwerpen, zoals specialisaties, minoren, stage en afstuderen informatiebijeenkomsten georganiseerd, zoals de ILC-brede carrièredag. De studievoortgang wordt bijgehouden in het hogeschoolbrede studievolgsysteem OSIRIS. Hierin vindt de registratie van cijfers, alsmede inschrijving voor minoren, cursussen en tentamens plaats. Verder wordt voor de informatievoorziening aan studenten SharePoint gebruikt. Oordeel studenten Uit het STO 2009 blijkt dat studenten tevreden zijn over de studieloopbaanbegeleiding ( gemiddelde score 3.6.) en over de bereikbaarheid van docenten ( gemiddelde score 3.9). In de gesprekken met studenten tijdens de audit kwam naar voren dat studenten zeer tevreden waren over de bereikbaarheid en de betrokkenheid van de docenten. Zij reageren adequaat op vragen van studenten. Verder merkten de studenten op vanaf het begin van de opleiding door de wijze van begeleiding een duidelijk beeld te hebben gekregen van de competenties en de competentieontwikkeling. Voltijdstudenten waren ook van mening dat de begeleiding vanaf het begin van de studie op een goede wijze bijdraagt aan de ontwikkeling van het beroepsbeeld.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 54
Ook over de informatievoorziening zijn de studenten over het algemeen tevreden. De roosters van lessen en toetsen worden goed en tijdig bekend gemaakt (score 3.3). Er is voldoende informatie over de studievoortgang (score 3.6) en over de inhoud van de opleiding in het algemeen (score 3.4). Desondanks zijn de voltijdstudenten van mening dat vooral de roosterwijzingen en de bekendmaking daarvan enige verbetering behoeft. Dit heeft de aandacht van de opleiding.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 55
5.
Interne kwaliteitszorg
Facet 5.1. Evaluatie resultaten
De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen
Oordeel: Goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Faculteitsniveau Het kwaliteitszorgsysteem Het auditteam heeft geconstateerd dat op faculteitsniveau een goed integraal kwaliteitszorgsysteem ontwikkeld en geïmplementeerd is (IKS FNT, 2007) op basis waarvan voortdurend naar verbetering van de organisatie wordt gestreefd. Het managementcontract tussen faculteitsdirectie en CvB, de daarvan afgeleide RGW-afspraken, de begroting, de clusterjaarplannen en de jaarverslagen spelen in de planning-en-controlcyclus een centrale rol. In 2009 heeft de faculteit het HU beleid voor vereenvoudiging van de interne auditsystematiek ingevoerd. Het kwaliteitsbeleid vertaald naar de opleidingen De opleidingen hebben het facultaire kwaliteitszorgsysteem verder uitgewerkt in een (opleidingsgericht) kwaliteitsplan. Deze komt op het volgende neer: iedere zes jaar worden een externe audit en accreditatie en halverwege een interne audit uitgevoerd met de daarbij behorende Management Reviews. De opleidingen formuleren aan de hand van de uitkomsten de nodige verbeteracties, welke worden opgenomen in de jaarplannen (jaarverslagen) van de opleidingen en in de RGW-afspraken met de docenten (docentbeoordelingen). Zij leveren input voor de volgende jaarplannen. Evaluaties Het auditteam heeft geconstateerd dat de FNT een flink aantal instrumenten ter beschikking heeft voor het evalueren van de opleidingen en dat zij deze instrumenten ook regelmatig inzet. Hierbij wordt een streefnorm van resultaten van 3.5 gehanteerd met een ondergrens van 3.0 op een vijfpuntsschaal. Overigens zijn dit vaak tevredenheidsmetingen. Het auditteam is van mening dat tevredenheidsmetingen niet per se kwaliteitsmetingen te zijn. Het auditteam vindt dat er wel meer ambitie mag zijn in de streefdoelen. De faculteit voert in elk geval de volgende evaluaties uit onder studenten, docenten en werkveld: Interne en externe audits voor evaluaties onder externen (2x per 6 jaar) HBO-monitor (1x per jaar) HBO-keuzegids (1x per jaar) Beroepenveldcommissies (1x per jaar) College van Toezicht (1x per jaar) Bedrijfsevaluaties voor duale studenten (1x per jaar) Werkbelevingsonderzoek (1x per 2 jaar) STO (1x per jaar) Docentevaluaties (4x per jaar) Cursusevaluaties (1x per 2 jaar en bij grote herzieningen) Stage- en afstudeerevaluaties (2x per jaar) Tentamenrendement van cursussen (4x per jaar) Exit enquêtes (bij studenten die voortijdig de opleiding verlaten) Tijdens de generieke audit is aangetoond dat de FNT streefdoelen heeft vastgelegd die periodiek worden geëvalueerd volgens de evaluatiesystematiek zoals hierboven wordt aangegeven.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 56
Opleiding CT Het ILC heeft het kwaliteitsbeleid met betrekking tot de opleiding beschreven in de Notitie Kwaliteitszorg ILC (maart 2009). De opleiding wordt in alle varianten en binnen het Ad-programma periodiek geëvalueerd aan de hand van vooraf geformuleerde streefnormen. In mei 2009 heeft een interne audit plaatsgevonden van de opleidingen binnen het ILC. Naar aanleiding hiervan is een verbeterplan opgesteld. De verbeterpunten zijn geformuleerd als (SMART) acties, waaraan een prioritering is verbonden. De portefeuillehouder Kwaliteitszorg van het managementteam ILC (MT ILC) houdt toezicht op een adequate uitvoering van de evaluatie- en de daaraan gekoppelde verbeterprocessen. Oordeel studenten Blijkens het STO 2009 zijn de studenten van mening dat er voldoende evaluaties onder studenten plaatsvinden (gemiddelde score van 3.4).
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 57
Facet 5.2. Maatregelen tot verbetering
De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen
Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Faculteitsniveau Verbetermaatregelen op basis van evaluaties Uit de aan het auditteam bij de generieke audit overlegde informatie en uit de gesprekken die het auditteam heeft gevoerd is duidelijk geworden dat de uitkomsten van evaluaties de basis vormen voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Verbeteracties worden geëvalueerd in overleg van docenten en management. In het kwaliteitszorgsysteem van faculteit en opleidingen is een schema voor terugkoppeling van evaluaties en maatregelen opgenomen. Fundamentele verbeteracties worden opgenomen in de jaarplannen en als onderdeel daarvan uitgevoerd en bewaakt. De terugkoppelingen en evaluaties vinden plaats in de jaarverslagen. Opleiding CT Verbetermaatregelen Uit het verbeterplan naar aanleiding van de interne audit (zie facet 5.1) komt naar voren dat binnen het ILC op een aantal onderwerpen verbeteringen zijn uitgevoerd. Voorbeelden hiervan zijn: - de verbinding tussen evaluatie en verbetermaatregel is beter zichtbaar gemaakt. Terugkoppeling van de resultaten van docent- en module-enquêtes naar student gebeurt nu twee maal per jaar via e-mail en via directe feedback door de SLB’er. - een betere terugkoppeling naar de BVC van hetgeen de opleiding doet met de adviezen van de BVC. - verbetering contacten tussen de BVC en het College van Toezicht. De resultaten van het studenttevredenheidsonderzoek en van het medewerkerstevredenheidsonderzoek en daaraan gekoppelde verbeterplannen respectievelijk acties worden in het MT ILC besproken en teruggekoppeld aan de docenten en studenten en aan de gemeenschappelijke opleidingscommissie, de personeelsadviseur en de medewerkers. De resultaten van de cursusevaluaties worden na afloop van elk blok teruggekoppeld aan het clustermanagement en de voorzitter van docententeams. Ook ontvangen zij verbeterpunten van SLB’ers die per blok met studenten het voorgaande blok bespreken. De docententeams stellen op basis van de aldus verkregen informatie verbeterplannen op. Fundamentele verbeteracties die uit de evaluaties naar voren komen, worden opgenomen in het clusterjaarplan Chemistry. Het auditteam heeft kennisgenomen van het Clusterjaarplan 2010 met daarin voor de verschillende gebieden zoals ‘Onderwijs en innovatie’ en ‘Onderzoek’ doelstellingen voor de komende jaren en een overzicht met voorgenomen acties. Aan de acties zijn onderwerpeigenaren en een tijdshorizon verbonden. Tevens is een terugblik over de genomen verbeteracties in 2009 opgenomen (bijv. doorlopend mentoraat, ontwikkeling semester VP1H).
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 58
Oordeel studenten Studenten zijn, zo blijkt uit het STO 2009 over het algemeen tevreden over het gebruik van de resultaten van de onderwijsevaluaties. In de gesprekken met studenten kwam naar voren dat de opleiding snel reageert op signalen en verbeteringmaatregelen neemt. Ook op grond van panelgesprekken met studenten worden verbeteringen geïndiceerd en doorgevoerd.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 59
Facet 5.3. Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld
Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken
Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Faculteitsniveau Het betrekken van stakeholders bij de kwaliteitszorg Het auditteam is van mening dat medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld in voldoende mate worden betrokken bij de interne kwaliteitszorg. Het beleid van FNT is erop gericht medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld te betrekken bij de kwaliteitszorg door de verschillende evaluaties. Tevens wordt met hen overlegd hoe verbetermaatregelen en innovaties gerealiseerd kunnen worden. Onder facet 5.1 is al vermeld welke instrumenten de faculteit hierbij inzet. Studenten worden bij aanvang van een nieuwe STO schriftelijk geïnformeerd over de genomen maatregelen naar aanleiding van het vorige STO. Kort na een STO ontvangen studenten per mail een overzicht van resultaten en verbeterplannen. STO resultaten worden ook met de medewerkers besproken. Docenten en studenten participeren in de medezeggenschapsraad (FMR) en de gemeenschappelijke opleidingscommissie (GOC). Het College van Toezicht bewaakt en beoordeelt via het afstudeerwerk de afstudeerfase. Tevens wordt door dit orgaan door middel van de beoordeling van een afstudeerportfolio de gehele opleiding bewaakt. Ook functioneert de Beroepenveldcommissie van de opleiding (van start in de loop van 2010), waarmee minimaal tweemaal per jaar wordt overlegd, als klankbord (FNT-regeling BVC en CvT, 2008/2009). De resultaten van het studenttevredenheidsonderzoek (STO) worden eveneens in de instituutsmanagementteams besproken. Daarnaast worden zij besproken in de gemeenschappelijke opleidingscommissie en in de docententeams, waarna de speer- en verbeterpunten voor het volgende studiejaar worden geformuleerd. De resultaten van het werkbelevingsonderzoek worden in het instituutsmanagementteam met de medewerkers van de afdeling P&O besproken, waarop het instituutsmanagementteam acties definieert om de medewerkerstevredenheid te verhogen. De resultaten en acties worden ook met de gemeenschappelijke opleidingscommissie besproken. De decaan houdt exitgesprekken met elke student die de opleiding zonder diploma verlaat en verwerkt deze informatie in jaarlijkse rapportages aan het management. Daarnaast maken de opleidingen voor verbeteractiviteiten gebruik van de aanbevelingen van de Colleges van Toezicht en de Beroepenveldcommissies en overige contacten met het beroepenveld (zoals de bedrijfsbegeleiders). Zomer 2010 wordt de nieuwe klachtenprocedure ingevoerd. Deze is dan aangepast aan de nieuwe WHW. Het auditteam vindt de lage respons op studenttevredenheid enigszins zorgelijk. (STO 2008; 26%) Maar recent is er gewerkt aan vergroting van respons. Door het betrekken van docenten en GOC’s en het inzetten van studentengezelligheidsverenigingen en studieverenigingen bij het benaderen van studenten is de respons in 2009 gestegen. Tevens is het aantal cursusevaluaties teruggebracht naar minimaal 1x per 2 jaar en bij grote herzieningen, dit om ‘evaluatiemoeheid’ bij studenten tegen te gaan.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 60
Tijdens de audit werd bevestigd dat er nieuwe kanalen worden gebruikt om de respons op evaluaties te verbeteren en dat dit inderdaad tot betere resultaten heeft geleid. Opleiding CT Medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld worden bij het kwaliteitsbeleid betrokken door het houden van evaluaties. In het kwaliteitsplan van de opleiding is uitgewerkt hoe de resultaten en de voorgenomen verbeteracties worden teruggekoppeld. Verbetermaatregelen en innovaties worden in overleg met medewerkers, studenten en het beroepenveld gerealiseerd. Betrokkenheid medewerkers De medewerkers zijn betrokken bij het opstellen van het clusterjaarplan. Verder nemen zij deel aan teambesprekingen, scholing en zijn zij betrokken bij het ontwikkelen, bijstellen en verzorgen van het onderwijs. Docenten en docententeams hebben sinds 2009 een meer expliciete rol gekregen in het proces van uitzetten, analyseren en terugkoppelen van resultaat en verbetermaatregelen. Het cluster heeft sinds 2009 docenten als studieprogrammacoördinatoren benoemd die o.m. verantwoordelijk zijn voor de evaluatie van modules. De betrokkenheid is – volgens de opleiding - ook verhoogd door het instellen van drie teams binnen het cluster (zie facet 3.1.). Betrokkenheid studenten Studenten worden periodiek uitgenodigd om een cursusevaluaties in te vullen. Aan het eind van elk semester vinden panelgesprekken plaats waarin mogelijk verbeterpunten aan de orde kunnen komen. Verder nemen zij deel aan het jaarlijks te houden studenttevredenheidsonderzoek. Opleidingscommissie De opleiding streeft er naar de betrokkenheid bij het STO via studentengezelligheidsverenigingen en studieverenigingen te vergroten. De opleiding is vertegenwoordigd in de gemeenschappelijk opleidingscommissie (GOC) en worden via dit kanaal bij de kwaliteitszorg betrokken. Betrokkenheid alumni De registratie van en het rechtsreeks contact met alumni vindt nog niet op een gestructureerde wijze plaats, maar berust op persoonlijke banden met docenten of op contacten bij stage- en afstudeerbedrijven. Ten tijde van de audit was – in afwachting van een HU-breed alumnibeleid - een facultair alumnibeleid in ontwikkeling. Betrokkenheid beroepenveldcommissie en werkveld De opleiding beschikt over een BVC, over een College van Toezicht en wat betreft de opleiding Chemie duaal over de afzonderlijke stuurgroep. Het CvT heeft onder andere tot taak het niveau van de afgestudeerden te evalueren (zie facet 6.1.). Individuele BVC-leden zullen meer bij de onderwijsontwikkeling worden betrokken. (zie ook facet 5.2)
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 61
6.
Resultaten
Facet 6.1. Gerealiseerd niveau
De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen
Oordeel: voldoende (voltijd en duaal) en goed (Ad-programma) Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Voor de beantwoording van de vraag of de eindkwalificaties ook daadwerkelijk worden behaald beschikt de opleiding – zoals het auditteam heeft kunnen vaststellen – voldoende instrumenten: de reguliere toetsen, procedures rond en beoordeling van de stage en het afstuderen (vastgelegd in adequate handleidingen), de beoordeling van stage en afstuderen door vertegenwoordigers van het werkveld en de HBO-Monitor. De opleiding verwerft informatie over de gerealiseerde kwalificaties via contacten met het werkveld, zoals bedrijfsbegeleiders van stageverlenende instellingen en laboratoria, docent stagebegeleiders en de HBO-Monitor. De beoordeling en toetsing van het afstuderen is uitvoerig beschreven in de Handleiding Afstudeeropdracht. Hierin is onder meer opgenomen hoe de afstudeerperiode is ingericht en aan welke criteria de afstudeeropdracht wordt getoetst. Beoordeling vindt plaats aan de hand van een standaard beoordelingsformulier. De afstudeeropdracht bestaat uit de onderdelen voorbereiding/ aanpak (theoretische aspecten), uitvoering (praktische aspecten), afstudeerverslag en mondelinge presentatie en verdediging, die elk afzonderlijk worden beoordeeld. De beoordeling van de afstudeeropdracht wordt vastgesteld door een afstudeercommissie aan het eind van de examenzitting waarin de student het afstudeerwerk heeft gepresenteerd. In deze commissie hebben de AO-docent, een tweede docent, een lid van het CvT en de externe begeleider van de afstudeeropdracht. Uit de tijdens de audit verstrekte informatie kwam naar voren dat het proces-verbaal van de eindbeoordeling slechts het cijfer bevat en niet de onderbouwing daarvan. Het auditteam adviseert de opleiding sterk om ook de onderbouwing van het oordeel omwille van de transparantie en uit het oogpunt van kwaliteitsborging vast te leggen. Borging van de kwaliteit van de eindtoetsing Het College van Toezicht is betrokken bij de borging van de kwaliteit van de eindtoetsing. Door middel van een enquêteformulier geeft het collegelid per afgestudeerde een oordeel over de kwaliteit van het afstuderen. Hierbij worden onder meer de inhoudelijke kwaliteit, helderheid van het verslag en van de presentatie alsmede het niveau van de onderzoeksopdracht beoordeeld. Deze beoordelingen worden eens per jaar door de opleiding geanalyseerd. Het auditteam heeft kennisgenomen van de resultaten van deze beoordeling en stelt vast dat de score voldoende was. Zij acht deze betrokkenheid van het werkveld waardevol en ziet dit als een adequate bijdrage aan de borging van de kwaliteit van de eindtoetsing. De afstudeeropdracht in het Ad-programma wordt aan het eind van het tweede jaar in de vorm van een praktijkopdracht uitgevoerd. De beoordeling vindt op verzoek van de student veelal plaats in het bijzijn van een Vapro-OVP consulent. De consulent bespreekt zijn bevindingen met de docenten. Bij een positief oordeel verleent Vapro het Vapro-D certificaat. Doorstroom naar master CT-studenten kunnen tijdens hun opleiding in het kader van de profileringsruimte en premaster volgen die aansluit op de universitaire master Chemistry & Physics van de Universiteit Utrecht. De doorstroom naar de universitaire masteropleiding bedraagt 30% van de afgestudeerden.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 62
De opleiding acht het van belang deze doorstroom te faciliteren voor studenten die dit wensen. Zij ziet het niet als afzonderlijke doelstelling dit percentage te verhogen. Het auditteam onderschrijft vanuit het perspectief van het hbo deze opvatting. Oordeel auditteam over het gerealiseerd niveau Het auditteam heeft een steekproef van tien recente afstudeerwerkstukken plus beoordelingen vooraf bestudeerd. Het team achtte de werkstukken van voldoende niveau en beoordeelde de beoordelingen van de docenten is adequaat. Het niveau van de afstudeerwerkstukken van de afstudeerders van het Ad-programma was in vergelijking met de bachelor-afstudeerwerkstukken van een relatief hoog niveau. Zij stelt vast dat de oordelen van het auditteam in grote lijnen in overeenstemming waren met die van de opleiding. De onderwerpen van onderzoek waren relevant en bruikbaar voor de praktijk. Dit geldt in het bijzonder voor de afstudeerwerkstukken van de duale variant. In de gesprekken met de werkveldvertegenwoordigers tijdens de audit kwam naar voren dat in de meeste gevallen sprake was van een toegevoegde waarde van het werkstuk voor het bedrijf. Opdrachtgevers waren zowel industriële bedrijven als wetenschappelijke instellingen (universiteiten, onderzoeksinstellingen en academische ziekenhuizen). De probleemstellingen zijn over het algemeen duidelijk en het toegepaste onderzoek kent een logische beschrijving. De uitwerking en beantwoording van de vraagstelling in hoofd- en deelvragen is consequent en overzichtelijk. De afstudeerwerkstukken zijn goed leesbaar, maar aandacht voor taalgebruik en spelling blijft nodig. Het auditteam stelt vast dat gebruik wordt gemaakt van relevante literatuur van voldoende niveau. Niveau Ad-programma Het in vergelijking met de bachelorwerkstukken relatief hoge eindniveau van de werkstukken van afstudeerders in het Ad-programma is voor het auditteam reden om aan dit facet voor het Ad-programma de kwalificatie ‘goed’ te verbinden. Hierbij is ook de bruikbaarheid van deze afstudeerwerkstukken een overweging.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 63
Facet 6.2. Onderwijsrendement
Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers
Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Faculteitsniveau Streefcijfers De HU heeft geconstateerd dat het vijfjaarsrendement in de volle breedte bij de hogeschool sneller daalt dan het landelijk gemiddelde (Koers 2012). De hogeschool heeft zich ten doel gesteld het studiesucces van de bacheloropleidingen te verhogen om in 2017 uit te komen op 70%. De faculteit heeft dit vertaald in de volgende streefdoelen voor onderwijsrendement: Door gerichte werving en intakes blijft de uitval tijdens de propedeuse beneden 25%. Dat wil zeggen dat minimaal 75% van de studenten na 2 jaar nog ingeschreven moet zijn; Zo veel mogelijk studenten moeten de propedeuse in één jaar afronden. Voor studenten die dat niet lukt en die geen bindend studieadvies krijgen wordt gestreefd naar afronding van de propedeuse binnen 1,5 jaar. Het rendement van de propedeusefase na 2 jaar komt daarmee op 75%; De gemiddelde studieduur van afstudeerders moet lager zijn dan 4,5 jaar. Uitval in de hoofdfase moet beperkt blijven tot incidentele gevallen. Het diplomarendement na 6 jaar ligt tussen 70 en 75%. Als hoofdfaserendement wordt er een norm van minimaal 93% aangehouden. Dit houdt in dat als 75% van de studenten start met de hoofdfase en hiervan 5% afvalt, er een hoofdfaserendement is van 70/75%=93%. Het auditteam acht bovenstaande doelen realistisch en is van mening dat FNT hiermee de nodige ambitie uitstraalt. Analyse en verbetermaatregelen Het auditteam heeft geconstateerd dat de faculteit jaarlijks de rendementscijfers verzamelt en analyseert. Om bovenstaande streefdoelen te bereiken zijn er diverse rendementsverbeterende activiteiten (programma ‘Ketens’) die zich richten op de verschillende fasen van de studie, onder andere: Instroom: intakegesprekken en aansluitingsprogramma’s; Propedeuse fase: studieloopbaanbegeleiding, opbouwen van binding met de studie; Hoofdfase: voorkomen en wegwerken van vertraging. Zo is er in 2008/2009 en 2009/2010 actie ondernomen met als doel de Langstudeerders (ruim 300 studenten) naar het diploma te begeleiden. Resultaat tot op heden: 100 studenten hebben hun diploma en 31 studenten zijn definitief afgehaakt. De focus van het programma ‘Ketens’ verschuift nu naar maatregelen ten behoeve van het voorkomen van langstuderen. Ter verbetering van het rendement in de toekomst is het ‘Rendementsverbeterplan FNT’ (2010 en verder) opgesteld. De doelen van dit plan zijn onder te verdelen in lange- en korte termijndoelstellingen. Op de korte termijn zijn dit onder andere: Het vergroten van de uitstroom bij de FNT met 19% gemeten in oktober 2010 (tov de uitstroom in 2000). In absolute aantallen betekent dit 1255 afgestudeerden; Het structureel verlagen van het aantal langstuderenden met minimaal 10%; Het uniformeren van bewezen succesvolle aanpak bij de verschillende clusters; Gezamenlijk (directie, cluster managers, p-coordinatoren, decanen en programmamanagement) nieuwe initiatieven voor rendementsverbetering opstarten, uitvoeren èn meten.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 64
Opleiding CT STREEFCIJFERS De opleiding hanteert de streefdoelen voor onderwijsrendement, zoals die op faculteitsniveau zijn vastgesteld. Uitkomsten De rendementcijfers zijn als volgt: Tabel 1: percentage studenten dat uitvalt na 1 jaar in % Cohort 2004 Cohort 2005 Cohort 2006 Cohort 2007 Cohort 2008 Gemiddeld
Totaal 33% 20% 55% 16% 24% 30%
VT 41% 32% 54% 26% 30% 37%
Duaal 20% 6% 55% 6% 13% 20%
Ad 26% 13% 20%
Tabel 2: Propedeuserendement na twee jaar in % Cohort 2003 Cohort 2004 Cohort 2005 Cohort 2006 Cohort 2007 Gemiddelde laatste 5 jaar
Totaal 55% 67% 74% 43% 78% 63%
Voltijd 58% 65% 68% 46% 68% 61%
Duaal 53% 70% 81% 40% 89% 67%
Ad 71% 71%
Tabel 3: Hoofdfase rendement na 5 jaar in % Cohort 2002 Cohort 2003 Cohort 2004 Gemiddelde laatste 3 jaar
Totaal 29% 53% 67% 50%
Voltijd 21% 43% 64% 43%
Duaal 36% 60% 71% 56%
Analyse en verbetermaatregelen Op basis van de door de opleiding verstrekte gegevens stelt het auditteam vast dat de rendementen – hoewel een stijgende lijn is waar te nemen - vooral in de voltijd variant achter blijven bij de gestelde streefdoelen. De opleiding is zich hiervan bewust en heeft in de afgelopen periode op basis van rendementsanalyses verbeteringen ingevoerd om de studie-uitval in de propedeuse en hoofdfase te beperken. De opleiding stelt vast dat de rendementsproblematiek vooral wordt veroorzaakt door de terugloop van het eerste (havo) semester, studenten die in het tweede jaar nauwelijks of geen voortgang boeken en sommige hoofdfasestudenten met een mbo-achtergrond. Voorbeelden van verbetermaatregelen zijn: aanpassing van het eerste semester ter verbetering van oriëntatie en selectie.
intensivering van de studieloopbaanbegeleiding, scholing van SLB-ers een studieloopbaanbegeleider die tot taak heeft om langstudeerders te stimuleren om hun diploma te halen. student-mentoraat voor allochtone studenten. uitbreiding van het aantal wiskundelessen voor mbo-instroom in de voltijd variant CT. het voeren van intakegesprekken (zie facet 2.5) exitgesprekken met uitstromende studenten. De uitkomsten daarvan worden geregistreerd. Hieruit blijkt dat de voornaamste reden voor uitval de verkeerde studiekeuze en persoonlijke omstandigheden zijn. De resultaten bieden een bron voor mogelijke actiepunten ten behoeve van rendementsverbetering.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 65
Daarnaast overweegt de opleiding de zelfstudieopdrachten een meer verplichtend karakter te geven. De opleiding geeft aan dat door het oriënterende karakter van de propedeuse in de voltijd variant de rendementscijfers enigszins zijn ‘vervuild’. Tussen de 10 – 15 % van de havoabituriënten stapt na het eerste semester over naar de opleiding Life Sciences of omgekeerd, dan wel zet de studie buiten ILC voort, hetgeen van invloed is op het propedeuse en het uiteindelijke diplomarendement. Het auditteam is van mening dat de groep havisten blijvend bijzondere aandacht van de opleiding behoeven. Het meer structureel voeren van intakegesprekken, zoals nu voorzichtig ingang is gezet, zou volgens het auditteam een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan het terugdringen van het uitvalpercentage. De nadrukkelijke aandacht van de opleiding om de rendementen te verbeteren zijn voor het auditteam leidend geweest om dit facet met een voldoende te beoordelen.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 66
6.
OORDEELSCHEMA Chemische Technologie [voltijd, duaal en Ad programma] Onderwerp / Facet
1. Doelstellingen Opleiding 1.1. Domeinspecifieke eisen 1.2. Niveau bachelor 1.3. Oriëntatie hbo
Voltijd V V V V
2. Programma 2.1. Eisen hbo 2.2. Relatie tussen doelstellingen en inhoud programma 2.3. Samenhang programma 2.4. Studielast 2.5. Instroom 2.6. Duur 2.7. Afstemming tussen vormgeving en inhoud 2.8. Beoordeling en toetsing
V G G V G V V V
3. Inzet van Personeel 3.1. Eisen hbo 3.2. Kwantiteit personeel 3.3. Kwaliteit personeel 4. Voorzieningen 4.1. Materiële voorzieningen 4.2. Studiebegeleiding 5. Interne Kwaliteitszorg 5.1. Evaluatie resultaten 5.2. Maatregelen tot verbetering 5.3. Betrekken van medewerkers,studenten,alumni en beroepenveld 6. Resultaten 6.1. Gerealiseerd niveau 6.2. Onderwijsrendement Samenvattend oordeel
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Extra Extra Extra Extra Extra Extra Extra Extra Extra Extra
aantekening aantekening aantekening aantekening aantekening aantekening aantekening aantekening aantekening aantekening
Oordeel Duaal V V V V
V
V EXC G G V G V V V
V1 G V G
Ad-program V V V V V EXC G G V G V V V
V2
V3
G V G V4
G V
G V G V5
V6
G V V7
G G V
G V V8
G G V
V
V9 G G V
V10
V
V V
V V V
G V V
‘goed’ ‘goed’ ‘goed’ ‘goed’ ‘goed’ ‘goed’ ‘goed’ ‘goed’ ‘goed’ ‘goed’
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 67
V
Derhalve adviseert Hobéon Certificering de NVAO de hbo-bacheloropleiding Chemische Technologie, verzorgd door Hogeschool Utrecht, CROHO nummer 34275 in alle varianten en locaties en het binnen de duale variant verzorgde zelfstandige Ad-programma, CROHO nummer 80005, te accrediteren.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 68
7.
BIJLAGEN
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 69
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 70
BIJLAGE I PROGRAMMA EN GESPREKSPARTNERS Programma Generieke audit Hogeschool Utrecht Faculteit Natuur en Techniek, 20 april 2010 Naast de IGO opleidingen (BWK, CiT, BtB, MK, ROP, GEO) gaat het ook over de domeinen AS, ICT en engineering (resp. mei en oktober.) Kernteam (beoordeelt de opleiding Bouwkunde en de Faculteit Generiek) : Voorzitter de heer R. van der Herberg, secretaris mevrouw L. Blom, processecretaris mevrouw H. Bleijs, Werkvelddeskundige De heer M. Cohen, Vakdeskundige De heer J. Cauberg, Student de heer B. van der Meer tijd onderdeel Aanwezig FNT Auditteam 8.00 8.10
Ontvangst Auditteam
Kernteam (6 p)
8.10 9.10
Intern overleg (Generiek)
Kernteam
9.10 10.10
Gesprek directie/management FNT + clustermanagers (BE, AS, ICT en Engeneering) Kennismaking Status verschillende rapporten: generiek en opleidingen
10.10 11.10
Gesprek Kwaliteitszorg iig kwal.med. facultair niveau + kwal. Medew. Vanuit elk bachelordomein (BE, AS, ICT en Engeneering)
11.10 11.25 11.25 12.10
Intern overleg auditteam Bespreken mogelijke pending issues Gesprek Examencommissie Medewerker facultair niveau + Afgevaardigde vanuit elk Bachelor domein
12.10 12.25
Rondleiding voorzieningen Bezoek gebouw 1: Oudenoord, Nijenoord 1. Verificatie documenten (ook na afloop ’s avonds) Interne terugkoppeling Afhandelen evt. pending issues Gesprek Lectoraat/Kenniscentrum
12.10 12.25 12.25 13.00 19.0020.00
A. Henken (voorzitter faculteit) J. van Laake (lid faculteits directieteam) A. Slootweg (lid faculteits directie team) D. Blankestijn (clustermanager Engineering) H. Plessius (clustermanager ICT) H. Velsink (clustermanager Gebouwde Omgeving) N. Bovy (clustermanager Life Sciences) G. Schoenmaker (clustermanager Chemistry) M. van Soest (staf) M. de Wolf (Gebouwde omgeving) F. Schouten (MT-lid ILC) G. Boshuizen (ICT) A. Griffioen (Engineering) E. de Rooij en/of Hans den Dikken (programma Ketens, Alumni)
Kernteam
Kernteam
Kernteam M. Verduijn (staf) P. Martens (voorzitter examencommissie IGO) A. ter Avest (lid examencommissie ILC) A.t Moes (voorzitter examencommissie Engineering) F. Hansen (voorzitter examencie ICT) L. de Leeuw (student Engineering) Student Gebouwd Omgeving Medewerkers ICT en Mediatheek staan bij.
Kernteam
Deel Kernteam
Nader te bepalen gesprekspartners
Deel Kernteam Kernteam
A. Slootweg N. Verdeyen (Dir. Kenniscentrum T&I)
Deel Kernteam
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 71
Programma Audit hbo-bachelor opleidingen Chemische Technologie van het Institute for Life Sciences & Chemistry op 26 mei 2010 Tijd + Lokaal 08.15 – 08.30 08.30 – 09.15 09.15 – 10.00
Gesprekspartners
Auditteam
Inloop door en ontvangst van auditteam Voorbereiding
Auditteam:
Voorbespreking auditteam
Management en coördinatoren
Auditteam
-
Geert Schoenmakers Joop Slaa Fred Schouten Wim van Vugt
10.00 10.30
VC2 VC4 VC2
Kennismaking Definitieve vaststelling programma Strategisch beleid Onderwijsontwikkeling Bijzonder kenmerk Marktpositie / Instroom Internationalisering Uitwerking personeelsbeleid Relatie beroepenveld Resultaten / rendementen Kwaliteitszorg m.n. verbetermaatregelen Informatievoorziening Aansluiting vooropleiding / Toelating Toetsen en beoordelen Studiebegeleiding (incl. stages) Studeerbaarheid / Studielast Materiële voorzieningen Praktijkcomponent Afstuderen
Auditteam
-
Korte pauze
Auditteam
Interne terugkoppeling, verificatie
Docenten (één team voor voltijd en deeltijd, duaal en Ad)
Auditteam
-
Relatie beroepenveld Ontwikkelingen beroepsdomein Praktijkgerichtheid/duale karakter Bijzonder kenmerk/Samenwerking werkveld Onderwijsontwikkeling Begeleiding Samenhang programma Toetsen en beoordelen Internationalisering Scholing
Studenten [duaal en Ad] Hanane Atoini: Robin van Gessel: Marike ter Huurne: Hakan Kokulu:
11.00 – 11.15 11.15 12.15
Auditteam
Studenten [voltijd] Jamila Bouraada: VC4 René Dekker: Iris Hartog: Derek Harrison: VC6e Arwin Ruissen:
10.30 11.00
Onderwerpen
DT3 DT1 DT2 DT3
Jan van Dijk Jeroen van Gestel Joep Hamerlinck Frank Langereis Robert Stolk
Informatievoorziening Aansluiting vooropleiding / Toelating/Instroom Toetsen en beoordelen Studiebegeleiding (incl. stages) Praktijkcomponent Afstuderen
12.15 12.45
Lunch
Auditteam
-
Lunch en gelegenheid voor het auditteam om documentatie te verifiëren
12.45 – 13.30
Vertegenwoordigers relevante be- Auditteam roepenveld (werkgevers duaal/Ad) Marian de Regt (beleidsmedewerker Vapro) Rik Sluyter (werkzaam bij Abott) Bernadette Janssen (werkzaam bij Abott) Onno Kramer (werkzaam bij Waternet) Joep Hamerlinck (praktijkbegeleider) Wim van Vugt (praktijkbegeleider) Rondleiding Auditteam
-
Programma duaal Bijzonder kenmerk Praktijkgerichtheid Samenwerking opleiding Begeleiding Afstuderen
13.30 – 13.45
-
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 72
Tijd + Lokaal 13.45 – 14.15
Gesprekspartners
Auditteam
Onderwerpen
Gesprek eerstejaars studenten Chemie
Auditteam
(zie programma Chemie)
14.15 – 15.30
Verificatie en bepaling voorlopig oordeel
Auditteam
-
15.30
Terugkoppeling
Auditteam Aanwezigen van de opleiding en andere genodigden
-
Gelegenheid voor het auditteam om documentatie te verifiëren Intern overleg en bepaling voorlopige beoordeling
-
Afsluitend gesprek; terugkoppeling bevindingen
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 73
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 74
BIJLAGE II KWANTITATIEVE GEGEVENS VAN DE OPLEIDING Studenten voltijd Aantal studenten 2009
duaal
Ad
64
45
38
2009
28
7
16
2008
27
15
15
2007
19
18
31
2006
24
20
-
Vooropleiding studenten
mbo-4: 7 (11%)
mbo-4: 20 (44%)
mbo-4: 10 (26%
havo: 35 (55%)
havo:
havo:
vwo: 5 (8%)
vwo:
vwo:
ho: 3 (5%)
ho: 3 (7%)
ho: 2 (5%
overig: 14 (22%)
overig: 22 (49%)
overig: 26 (68%
Utrecht en Velsen Instroom studenten
Docenten Aantal aan de opleiding verbonden docenten (cluster Chemistry)
19
15,72 Aantal fte in cluster
1: 26,2 Docent – student ratio overall 1 Aantal docenten tevens werkzaam in beroepspraktijk 5 Aantal docenten met een master opleiding 9 Aantal docenten met een Phd 2,4 Aantal fte in kenniskringen
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 75
Rendementsgegevens Diplomarendement in aantallen en %
voltijd
duaal
Ad
aantal
%
aantal
%
aantal
%
cohort 2002
3/19
16
5/17
29
-
-
cohort 2003
3/12
25
6/19
32
-
-
cohort 2004
7/17
41
5/10
50
-
-
cohort 2005
-
-
-
-
-
-
Propedeuserendement in aantallen en %
voltijd
duaal
Ad
aantal
%
aantal
%
cohort 2003
7/12
58
10/19
53
cohort 2004
11/17
65
7/10
70
cohort 2005
13/19
68
13/16
81
cohort 2006
11/24
46
8/20
40
cohort 2007
13/19
68
16/18
89
aantal
%
22/31
71
Contacturen Definitie: Als Contacturen worden aangemerkt de gemiddelde ingeroosterde lesuren per week gedurende de lesweken 1 t/m 9 van de vier lesblokken per jaar. Hierbij wordt de ingeroosterde zelfstudie niet meegeteld. De stage en afstudeerstage semesters zijn buiten beschouwing gebleven.
contacturen
voltijd
deeltijd
duaal
e
20
-
8
e
18
-
8
e
16
-
8
-
8
1 leerjaar 2 leerjaar 3 leerjaar e
4 leerjaar
11
11
16
Het aantal contacturen in de profileringsruimte is zeer afhankelijk van de keuze die de student hiervoor maakt. Het minoraanbod van de opleiding zelf is vergelijkbaar met het aantal contacturen in het derde jaar.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 76
BIJLAGE IIIA CURRICULA VITAE AUDITOREN GENERIEKE AUDIT Drs. R.B. van der Herberg De heer Van der Herberg was jarenlang eindverantwoordelijk schoolleider in het voortgezet onderwijs (Minkema College). Hij heeft daar ruime ervaring opgedaan met bestuurlijke verzelfstandiging, fusieprocessen, convenanten en sponsorcontracten tussen vmbo en brancheorganisaties, personeelsbeleid en kwaliteitszorg. Als externe deskundige is hij betrokken bij audits (Platform Bèta Techniek) en visitatieprocessen in het speciaal voortgezet onderwijs en voortgezet onderwijs. Tevens maakte hij deel uit van de Stuurgroep Academische Opleidingsschool, Utrechts Model’. Bij Hobéon zet hij zich sinds 2007 als senior adviseur in bij de accreditatie onderzoeken die worden uitgevoerd in het hoger beroepsonderwijs. Daarnaast adviseert hij het voortgezet onderwijs, o.a. op basis van zijn specifieke kennis van dit type onderwijs. Prof. Ir. J.J.M. Cauberg De heer Cauberg, Emeritus hoogleraar Bouwfysica en Klimaatontwerp, studeerde Technische Natuurkunde aan de TU Delft. Als hoogleraar aan de faculteit Bouwkunde bij de TU hield hij zich bezig met de vraag hoe een comfortabel en functioneel binnenklimaat gerealiseerd kan worden met het ontwerp van de architect als belangrijk uitgangspunt. Zijn onderzoek richtte zich op het ontwikkelen van methodieken, systemen en producten die de architect ondersteunen bij het creëren van een goed binnenklimaat, zoals klimaatintelligente gevels, hoogwaardige isolatiesystemen of klimaatactieve bouwmaterialen. De interactie tussen klimaatontwerp en architectonisch ontwerpproces vormde één van de speerpunten van de leerstoel. Verder hield de heer Cauberg zich bezig met assessment van comfort, waarbij vragen als “Wat zijn precies de definities van comfort?” en “Hoe controleer je of het comfort dat je wilde daadwerkelijk bereikt is?” centraal stonden. Vanaf 1975 is hij algemeen directeur bij Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs BV, waar hij zich bezig houdt met toegepast onderzoek voor instanties zoals Senter Novem en adviseert bij bouwprojecten zoals de universiteitsbibliotheek in Utrecht. De heer Cauberg heeft veel gepubliceerd op zijn vakgebied. M.E. Cohen, architect BNA De heer Cohen studeerde Architectuur aan de TU Delft. Hij heeft diverse functies binnen het vakgebied bekleed. Zo was hij de oprichter, directeur en voornaamste architect bij architectenbureau Cepezed in Delft. Daarnaast treedt hij op als gastspreker bij diverse opleidingen en gelegenheden, zoals de Academie van Bouwkunst in Amsterdam en Groningen, Harvard University in Cambridge, de Katholieke Universiteit in Leuven en tijdens de Steel Construction Day Helsinki. De heer Cohen heeft verschillende prijzen en onderscheidingen op zijn vakgebied verworven, zoals bijvoorbeeld de BNA Kubus in 2008. Thans is hij werkzaam als onafhankelijk energieadviseur en architect. B. van der Meer De heer Van der Meer is derdejaars student Bouwkunde aan De Haagse Hogeschool. Hij specialiseert zich richting de uitvoeringskant van de bouw en heeft op dit gebied een half jaar stage gelopen in Curaçao. Drs. L. Blom-van Veen Mevrouw Blom-van Veen is afgestudeerd aan de Vrije Universiteit in Amsterdam (Beleid, Communicatie en Organisatie) en heeft verschillende managementfuncties binnen het bankwezen bekleed. Zo is zij tien jaar als rayondirecteur bij Fortis Bank werkzaam geweest en heeft zij twee jaar als segmentmanager Huis & Hypotheekadvies en als lid van het managementteam bij Rabobank gefunctioneerd. Vanuit haar eigen bedrijf houdt zij zich bezig met organisatieadvies met focus op kwaliteitszorg binnen onder andere het hoger beroepsonderwijs.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 77
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 78
BIJLAGE IIIB CURRICULA VITAE EN ONAFHANKELIJKHEIDSVERKLARINGEN AUDITOREN F.M. (Foka) Brouwer mevrouw Brouwer studeerde andragologie en geschiedenis in Groningen en Amsterdam. Vanaf 1991 werkte zij bij de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen in verschillende beleidsfuncties als staflid voor het College van Bestuur op de gebieden diversiteitsbeleid, kwaliteitszorg en interne dienstverlening. Vanaf 2002 was zij senioradviseur onderwijs en kwaliteit, regisseur voor de interne kwaliteitszorg en de accreditatietrajecten van de opleidingen van De Haagse Hogeschool en adviseur kwaliteitszorg voor het College van Bestuur. Zij was lid van de bestuurlijke werkgroep accreditatie van de HBO-raad. Op dit moment is zij senioradviseur bij de Hobéon Groep, met als aandachtsgebieden kwaliteitszorg & certificering en management consult. Prof. Dr. Ir. R (Romano) V.A. Orru De heer Orru heeft gestudeerd aan de Wageningen University (1990) en is gepromoveerd op het proefschrift ‘Chemical Consequences of Long-Range Orbital Interactions in Perhydronaphthalene’ (1994). Hij is sinds 2000 in verschillende functies verbonden aan de Vrije Universiteit Amsterdam, vanaf 2007 als hoogleraar Bio-organische Chemie. Daarnaast bekleedt Romano onder meer de functie van voorzitter van de onderwijscommissie van de Holland Research School of Molecular Chemistry . Verder publiceert hij in internationale vaktijdschriften als The European Journal of Organic Chemistry, Journal of the American Chemical Society, The Journal of Organic Chemistry) en is hij betrokken bij de ontwikkeling van duale Masterprogramma’s Chemistry aan de Ecole Polytechnique te Parijs en de Eotvos University Budapest in Hongarije. Prof. G. (Guy) L.M.M. Verbist De heer Verbist is in 1991 gepromoveerd aan de Universiteit Antwerpen in de Theoretische Natuurkunde en behaalde aldaar ook het pedagogische diploma “Aggregatie Hoger Secundair Onderwijs”. Hij is sinds 1992 in dienst bij Shell als exploratief onderzoeker op het gebied van schuimfysica, polymeren, katalysatoren, procesontwikkeling en ontwikkelde nieuwe toepassingen voor zwavel in de vorm van zwavelbeton (gecommercialiseerd als Shell Thiocrete). Sinds 2007 is hij buitengewoon hoogleraar aan de Technische Universiteit Eindhoven. Hij is auteur van tientallen wetenschappelijke publicaties en patent(aanvrag-)en en begeleidde vanuit de industrie zowel als de universiteit vele studenten van verschillende niveaus (hbo, drs., ir, promovendi en postdocs) uit binnen- en buitenland. Hij was lid van het bestuur van de Belgische Natuurkundige Vereniging. W. (Winfried) van Schagen De heer Van Schagen is tweedejaarsstudent Chemische Technologie aan de Avans Hogeschool te Breda. Mr. T. Vis De heer Vis is zelfstandig adviseur op het brede terrein van het onderwijs en scholing. Hij houdt zich bezig met bestuurlijk/organisatorische en juridische vraagstukken, competentieontwikkeling, (inhoudelijke en proces-) begeleiding van projecten en accreditatievraagstukken. In zijn vorige functies was hij coördinerend secretaris hoger onderwijs en later hoofd wetenschappelijke staf, tevens plv. secretaris/ directeur van de Onderwijsraad. Daarnaast vervult hij een aantal nevenfuncties, zoals vice-voorzitter van de Raad van Toezicht van een Zorg en Revalidatiecentrum te Rotterdam, lid van de geschillencommissie WMO en van de Commissie van Beroep van de Besturenraad, voorzitter College van Beroep voor de Examens van de Nederlandse Associatie voor Praktijkexamens en lid van de Nederlandse Vereniging Onderwijsrecht. Verder heeft hij gepubliceerd (o.a. in Thema) over accreditatie in het hoger onderwijs.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 79
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 80
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 81
onafhankelijkheidsverklaringen Verbist en Schragen ontbreken en worden nagestuurd
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 82
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 83
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 84
BIJLAGE IV WERKWIJZE, BEOORDELINGSPROCEDURE EN BESLISREGELS HOBÉON Beoordelingsprocedure en werkwijze Bij de beoordeling van de verschillende voltijd-, deeltijd- en duale bacheloropleidingen van de Faculteit Natuur & Techniek (FNT) van de Hogeschool Utrecht is uitgegaan van het door de NVAO vastgestelde “Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs”. Daarin staan de onderwerpen en facetten vermeld, waarop een VBI zich bij de beoordeling van een opleiding moet richten. Voorts zijn daarin opgenomen de criteria aan de hand waarvan een VBI moet bepalen of de basiskwaliteit van die opleiding als voldoende kan worden beoordeeld. De beoordelingsprocedure van Hobéon Certificering kent twee hoofdmomenten: 1 Documentanalyse Het gaat hier om een analyse en beoordeling van door de Faculteit aangeleverde informatie op generiek niveau en van door de opleiding Chemische Technologie van Hogeschool Utrecht aangeleverde schriftelijke informatie. Kerndocumenten Management Review bacheloropleiding Chemische Technologie (april 2010) Onderliggende documentatie Zie Bijlage V Op basis van de door de Faculteit en de opleiding aangeleverde documentatie, heeft het auditteam zich een beeld kunnen vormen van de primaire en secundaire processen op generiek- en opleidingsniveau. Het auditteam heeft dit beeld getoetst aan zaken als: ambitieniveau, toekomstgerichtheid, innovatief vermogen, kwaliteitsbewaking via interne en externe evaluatie, arbeidsmarktrelevantie, resultaatgerichtheid, continuïteit, studenten- en docentenbelangen. Voorafgaand aan de visitatie werd het management van de betreffende opleidingen op de hoogte gesteld van de voorlopige bevindingen van het auditteam op basis van zijn documentanalyse. 2 Audit De audits waren gericht op een actieve ‘controle’ door middel van visitaties12 , op generiek niveau uitgevoerd door een auditteam bestaande uit een kernteam met daarin twee externe onafhankelijke deskundigen, één student van een verwante bacheloropleiding, een voorzitter en een secretaris (+ een processecretaris) vanuit Hobéon Certificering. Voor de audits bij de verschillende opleidingen zijn per opleiding uit het vakgebied afkomstige werkveld- en domeindeskundigen als beoordelaars ingeschakeld. Onder ‘controle’ moet hier worden verstaan, dat het auditteam op verschillende niveaus (faculteitsmanagement, instituutsmanagement, opleidingsmanagement, coördinatie, examencommissie, docenten, studenten, staf) heeft getoetst (i) of de in de documentatie beschreven beleidsvoornemens en de daaraan gerelateerde uitvoeringsprocessen zijn geïmplementeerd en (ii) of de overige in de documentatie vervatte informatie verifieerbaar is. Deze verificatie door het auditteam geschiedde enerzijds door, zoals hierboven reeds is aangegeven, meerdere malen hetzelfde onderwerp met verschillende geledingen te bespreken en anderzijds aan de hand van additionele documentatie en -daar waar het de huisvesting en de materiële voorzieningen betreft- ook door eigen waarneming.
12
De generieke visitatie heeft op 20 april 2010 plaatsgevonden, de opleidingsaudit op 26 mei 2010.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 85
De additionele, tijdens de visitatie geraadpleegde, documentatie behelsde ondermeer: overzichten van de samenstelling van de werkveld-gremia waarmee de opleidingen overleg voeren; verslagen van die bijeenkomsten met het werkveld; overzicht CV’s van (gast)docenten; verslagen van de functioneringsgesprekken met docenten; verslagen van docentevaluaties; detailbeschrijving van modules, cases en de daaraan gekoppelde opdrachten; stageverslagen en -beoordelingen; de ‘beroepsproducten’ die gedurende de opleiding door studenten worden opgeleverd; de ‘eindproducten’ van studenten. Aldus had het auditteam voldoende instrumenten om zich op gedetailleerd niveau op de hoogte te stellen van inhoud, opzet, uitvoering en resultaten van het opleidingsprogramma en van de daarmee samenhangende personele, organisatorische, materiële en ruimtelijke voorzieningen. Het auditteam heeft op deze wijze alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde facetten beoordeeld, op basis waarvan een samenvattend oordeel per onderwerp werd gegeven. Een en ander werd vastgelegd in een conceptrapport dat aan de opleidingen werd voorgelegd voor een toets op eventuele feitelijke onjuistheden. Beslisregels Volgens de NVAO-Beslisregels Accreditatie kan een onderwerp slechts ‘onvoldoende’ of ‘voldoende’ scoren. Een facet kan evenwel, volgens diezelfde regels, ‘onvoldoende’, ‘voldoende’, ‘goed’ of ‘excellent’ scoren. Met dit als uitgangspunt, heeft Hobéon onderstaande beslisregels toegepast. Onderwerp A. Een onderwerp scoort ‘voldoende’, indien alle facetten van dat onderwerp ten minste ‘voldoende’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ en de overige ten minste ‘voldoende’ hebben gescoord, mits een acceptabel verbeterplan beschikbaar is voor het facet met de score ‘onvoldoende’. B. Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord en voor dit facet geen acceptabel verbeterplan beschikbaar is. C. Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien meer dan één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord, ongeacht of er voor die facetten acceptabele verbeterplannen zijn. Facet D. Binnen de beoordeling van een facet is ruimte voor een eigen afweging van het auditteam: uitvoering/praktijk weegt zwaarder dan beleid/theorie: beter een goed functionerende regeling die slecht is opgeschreven, dan omgekeerd; primaire processen wegen zwaarder dan secundaire.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 86
Extra aantekening E. Indien voor een onderwerp een hogere score dan ‘voldoende’ gerechtvaardigd is, wordt dat als ‘extra aantekening’ vermeld en wel met inachtneming van onderstaande regels: een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘goed’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘goed’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘voldoende’ en de overige facetten ‘goed’ of ‘excellent’ hebben gescoord;13 een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘excellent’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘excellent’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘goed’ en de overige facetten ‘excellent’ hebben gescoord; een onderwerp krijgt geen extra aantekening, indien één van de facetten van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord.
13
Het NVAO-Accreditatiekader onderscheidt bij onderwerp 2 (“Programma”) acht facetten. Eén ervan betreft de duur van de opleiding. Het daarbij vermelde criterium (240 ECTS) is evenwel geen (kwaliteits)criterium, maar een formele vereiste waaraan het programma van een opleiding a priori moet voldoen, wil zij überhaupt in aanmerking kunnen komen voor een hbo Bachelor accreditatie. ‘Duur’ is derhalve van een andere orde dan bijvoorbeeld- ‘Kwaliteit Personeel’ of ‘Onderwijsrendement’. Bij de beslissing of het onderwerp “Programma” een extra aantekening ‘goed’ dan wel ‘excellent’ verdient, wordt het facet ‘Duur’ dan ook buiten beschouwing gelaten.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 87
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 88
BIJLAGE V GERAADPLEEGDE DOCUMENTEN Opleidingsniveau (representatieve selectie van bestudeerde documenten)
Strategisch Plan FNT 2007-2012 Koers 2012 Strategisch plan van de Hogeschool Utrecht, februari 2007 Kern Onderwijsvisie FNT, december 2006 HRM beleid 2009-2012 Faculteit Natuur & Techniek, Hogeschool Utrecht, januari 2009 Vernieuwing van de Interne Kwaliteitszorg FNT, maart 2007 Besturing van kwaliteitszorg v 1.1, oktober 2007 Bachelor of Applied Sciences, een competentiegerichte profielbeschrijving (Stichting DAS, december 2008) Clusterjaarplan Chemistry 2010 ILC rapportage HU audit 2009 Managementreview ILC interne audit 2009 Verbeterplan n.a.v. HU interne audit ILC 2009 Kern Onderwijsvisie FNT dec. 2006 Competentiegericht Onderwijs, verslagen Boekenlijsten Werkboek Onderwijs Oregano project VP1H-B Adopteer een klas project opzet Handleiding Student in Bedrijf en Beroep Handleiding AO ILC Handleiding Stage ILC Handleiding voor SBL’ers Regeling buitenland stage Onderzoeksverslag Leerlijnen Schriftelijk Rapporteren Verslagen BVC Chemistry Inventarisatie huidige toetspraktijk ILC, december 2008 Actie- en besluitenlijst MT-ILC Beschrijving bypass Chemistry Beschrijving Minor Drug Design, Gastsprekers minor Drug Design Beknopt overzicht digitale bronnen mediatheek Blokboeken Enquêtes Afstudeerwerken van het College van Toezicht 2009 Visie SLO en SLB ILC Studiegids 2009-2010 Onderwijs Specifieke Regeling OSR 2009-2010 Competentie portfolio duaal Modulewijzer CT duaal ILC onderwijsdag januari 2010 Informatiegids duaal Chemie Inkleuring VP1H OER-HU Bachelor 2009-2010 Voorbeeld cursusevaluatie STO Chemische Technologie 2009 HBO monitor 2008
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 89
Generiek niveau (representatieve selectie van bestudeerde documenten) Management Review 2010; Strategisch Plan FNT 2007-2012 Koers 2012 Strategisch plan van de Hogeschool Utrecht, februari 2007 Kern Onderwijsvisie FNT, december 2006 De HU op weg naar een bewuster beloningsbeleid, maart 2007 Criteria ‘Stepping stones’ L=W=L, FNT HRM beleid 2009-2012 Faculteit Natuur & Techniek, Hogeschool Utrecht, januari 2009 Vernieuwing van de Interne Kwaliteitszorg FNT, maart 2007 Besturing van kwaliteitszorg v 1.1, oktober 2007 Kern Onderwijsvisie FNT, december 2006 BBE, Bachelor of Built Environment, Een toekomstgerichte profielbeschrijving Bachelor of Applied Science, Een competentiegerichte profielbeschrijving Bachelor of ICT, een competentiegerichte profielbeschrijving Profiel van de Bachelor of Engineering, maart 2006 FNT-regeling BVC en CvT 2008-2009, mei 2008 HRM beleid in het kader van Koers 2012, augustus 2008 De HU op weg naar een bewuster beloningsbeleid, maart 2007 Format Bestuurlijke Informatie Voorziening FNT bij MC 2010, november 2009 Koers 2012 Strategisch plan van de Hogeschool Utrecht, februari 2007 HRM beleid 2009-2012 Faculteit Natuur & Techniek, Hogeschool Utrecht, januari 2009 Onderwijsvisie FNT: Wat zijn de gevolgen voor docenten?, september 2007 Jaarplan 2010 Engineering, december 2009 Masterplan huisvesting FNT Kern Onderwijsvisie FNT: De visie op Studie(loopbaan)begeleiding, december 2008 Criteria voor goede studieloopbaanbegeleiding, programma LWL, juli 2009 Projectopdracht koppeling OSIRIS-SharePoint FNT, maart 2009; Project Initiation Document OSIRIS-ELO 2 koppeling, mei 2009 Evaluatie en vereenvoudigingsvoorstel interne audit HU, SBV/2007-162/05 Interne audits FNT, Visie op aanpak en werkwijze, januari 2009 Vernieuwing van de Interne Kwaliteitszorg FNT, maart 2007 Besturing van kwaliteitszorg v 1.1, oktober 2007 Analyse HBO-monitor, FNT, september 2008 Analyse STO FNT, mei 2009 Notitie bevorderen respons evaluaties, FNT, januari 2008 Betrokkenheid studenten bij kwaliteitszorg, FNT, maart 2008 Plan van Aanpak FNT-Alumni, augustus 2009 Rendementsplan Studiejaar 2010 en verder, januari 2010
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Chemische Technologie, Hogeschool Utrecht ⏐ 90