VELUX Highlights is een uitgave van: VELUX Nederland B.V. Bezoekadres: Molensteijn 2 | 3454 PT De Meern Postadres: Postbus 142 | 3454 ZJ De Meern
Internet: www.velux.nl E-mail:
[email protected] Ontwerp: Carree visuele & interactieve communicatie, Capelle a/d IJssel Layout: BouwStijl Media, Rotterdam Copyright: Overname van artikelen of delen hiervan uit deze uitgave is alleen toegestaan met bronvermelding en schriftelijke toestemming van de redactie. De uitgever stelt zich niet aansprakelijk voor kleurafwijkingen en/of inhoudelijke onjuistheden die ondanks onze zorgvuldigheid toch in deze uitgave voor mochten komen. Editie: December 2011 Verschijnt 4 x per jaar Oplage: 22.000 stuks 12e jaargang nummer 4 V-NL - 004 - 2011 ©2011 VELUX GROEP Redactie: BouwStijl Media, Rotterdam VELUX Nederland B.V.
nummer 4
Telefax: 030 - 6 629 680
2011
Telefoon: 030 - 6 629 629
Highlights
Highlights
Column Renz Pijnenborgh Eindelijk integraal bio-logisch bouwen De woningwet van 1901 was het begin van de overheidsbemoeienis met de volkshuisvesting in Nederland. Niet toevallig is hij tegelijk ingevoerd met de Gezondheidswet van 1901. Doel van de Woningwet was namelijk om bewoning van slechte en ongezonde woningen onmogelijk te maken en de bouw van goede woningen te bevorderen. Inmiddels zijn we 110 jaar verder, maar staan we voor dezelfde opgave. Ons binnenmilieu is ernstig verziekt. Opnieuw zijn licht en lucht van groot belang voor gezonde woningen en andere gebouwen. Tot de jaren ‘60 is er redelijk ecologisch (lees: economisch) gebouwd met eenvoudige materialen. Het energieverbruik bleef beperkt omdat we alleen de woonkamer verwarmden. Daarna heeft het allerlei golfbewegingen gekend. Zo was er in de jaren ‘80 aandacht voor milieu en energie. In de jaren ‘90 nam de aandacht voor milieu af en voor energiebesparing juist toe, toen we de hele woning gingen verwarmen met goedkoop gas. Deze nationale kierenjacht leidde tot een slecht binnenmilieu. Dat werd door het RIVM vastgesteld en kreeg de naam sick building syndroom. Intussen is het binnenmilieu ook verziekt door de vele chemische bouw- en inrichtingsmaterialen. In combinatie met slechte ventilatie leidt dit tot een nog ongezonder binnenklimaat. Het is vreemd dat we anno 2011 architecten nog op moeten voeden om met daglicht en ventilatie te ontwerpen, om meer Cradle-to-Cradle te denken over materiaalkeuzen. Langzaam wordt het iedereen duidelijk dat het niet gaat over het één of het ander, maar dat we alles in samenhang moeten zien om tot haalbare oplossingen te komen. Hier ligt de kans voor een integrale aanpak die, ondersteund door een BIM-model, tot een slimme, betaalbare, gezonde, ecologische en energieneutrale bouw zal leiden. Ofwel integraal bio-logisch bouwen. Een raam is licht en lucht en kan niet vervangen worden door kunstlicht en inblaasapparaten. Tegen de natuur in werken win je namelijk nooit. Renz Pijnenborgh, Architect Directeur van Archi Service en voorzitter van VIBA (Vereniging Integrale Bio-Logische Architectuur)
inhoud Project: Interview: Interview: Interview: Project:
Contrast tussen open en gesloten in cultuurhuis Schonenveld Duurzaam wonen voor de toekomst door lessen uit het verleden Het gelijkwaardigheidsprincipe in de nieuwe UAV 2011 Visie Martin Liebregts op binnenstedelijk bouwen Britste CarbonLight Homes duurzaam en makkelijk toepasbaar
2
column
6 10 14 18 22
Meer informatie: www.archiservice.nl www.vibavereniging.nl Foto: Irene kievit
3
International VELUX Award 2012 daagt jong architectuurtalent uit daglicht te integreren in hun ontwerp VELUX kent een ontwerpwedstrijd voor architectuurstudenten, de International VELUX Award 2012 (IVA ’12). Deze wedstrijd wordt voor de vijfde keer georganiseerd om studenten aan te moedigen daglicht te integreren in hun architectonische en duurzame ontwerpen. Joe Wu, een Chinese student aan de Technische Universiteit Delft behoorde in 2010 tot de prijswinnaars. De registratie voor IVA ’12 is inmiddels geopend. Tot 1 maart 2012 kunnen studenten zich aanmelden voor deze internationale prestigieuze prijs. De winnaars worden beloond met een totaal aan prijzengeld van 30.000 euro.
Vergunningsvrije dakkapel met VELUX dakramen voor mooiere daglichtinval
Marjet Rutten is auteur van het boek ‘Van Yab Yum naar Dim Sum; uitdagende visies op de bouw-, installatie- en vastgoedsector in 2025’. Dit boek heeft als doel alle partijen uit de kolom te inspireren over hoe het anders kan en waarom sommige dingen anders moeten.
De vergunningsvrije dakkapel met VELUX dakramen is het alternatief voor de traditionele dakkapel. Met de originele VELUX dakramen is dit concept in de meeste gevallen vergunningsvrij, ook aan de voorzijde van een woning.* In dit unieke dakkapelconcept liggen de VELUX dakramen altijd schuin. Daardoor creëert u een veel mooiere daglichtinval dan bij een traditionele dakkapel met verticale ramen. En dat terwijl u net zoveel extra loopruimte in de ruimte maakt. In deze vergunningsvrije dakkapel kunt u bijna elk type VELUX dakraam laten verwerken. Van blank afgelakte tuimelvensters tot onderhoudsarme dakramen op zonne-energie. Optimaal binnenklimaat Alle VELUX dakramen zijn voorzien van ventilatiekleppen. Hiermee worden de ventilatiemogelijkheden in de woning verhoogd, zelfs als de dakramen gesloten zijn. Door de continue toevoer van frisse lucht wordt het binnenklimaat in de ruimte bevorderd. Bovendien zijn de dakramen gemakkelijk van binnenuit te reinigen dankzij de standaard schoonmaakstand.
Light of tomorrow Binnen het thema ‘Light of tomorrow’ daagt de IVA ’12 architectuurstudenten wereldwijd uit om het gebruik van daglicht in de architectuur te verkennen en te gebruiken als bouwsteen in hun ontwerpen. VELUX stimuleert hiermee niet alleen duurzame oplossingen voor nieuwe gebouwen, maar ook de bestaande gebouwvoorraad in steden en woonwijken. De IVA ’12 is op zoek naar bijdragen die een duidelijke energiestrategie combineren met een specifieke focus op de gezondheid en het welzijn de gebruikers.
Neem deel aan de VELUX Trophy 2012
Een ander groot voordeel is dat alle VELUX raamdecoratieproducten, rolluiken en buitenzonweringen toegepast kunnen worden op de dakramen. Het binnenvallende daglicht kan worden gereguleerd en getemperd, maar de zolder kan ook geheel worden verduisterd. De vergunningsvrije dakkapel is ontworpen door één van de VELUX montagepartners.** VELUX montagepartners zijn lid van de VELUX Club. Alle aannemers en verwerkers kunnen hier lid van worden. Kijk voor meer informatie op www.velux.nl/club.
Gerenommeerde jury Het evenement wordt georganiseerd in samenwerking met de International Union of Architects (UIA) en de European Association of Architectural Education (EAAE). Studenten zijn binnen het thema vrij om te experimenteren met daglicht in de bebouwde omgeving. Alle deelnemende studenten kunnen hun ontwerp insturen. Deze worden beoordeeld door een internationaal gerenommeerde vakjury die de uiteindelijke winnaars bepaalt. Deze bestaat uit Alvaro Siza (Portugal), Brigitte Shim (Canada), Peter Stutchbury (Australië) en Francis Kéré (Burkina Faso, maar woonachtig in Duitsland). De jury wordt gecompleteerd door Per Arnold Andersen (Denemarken), hoofd van de afdeling Daylight, Energy and Indoor Climate van de VELUX Groep.
Column Marjet Rutten Inschrijven voor de VELUX Trophy 2012 is weer mogelijk. De VELUX Trophy wordt in 2012 voor de tweede keer uitgereikt aan een recent opgeleverd woning- of utiliteitsbouwproject. Een criterium is dat mede met VELUX producten optimale daglichttoetreding en een comfortabel binnenklimaat is gecreëerd. Daarnaast wordt de samenwerking tussen architect, aannemer en bouwmaterialenleverancier beloond. Inschrijven kan tot 1 oktober 2012. Een goede hoeveelheid daglicht in een gebouw begint met de ambitie bij zowel opdrachtgever, architect, aannemer als bouwmaterialenleverancier. Door samen te werken behalen ze een eindresultaat met optimale daglichttoetreding en een comfortabel binnenklimaat. Bij steeds meer projecten wordt hier in alle fasen van het ontwerp en bij de uitvoering over nagedacht. Inschrijven Projecten met een oplevering tussen 1 september 2010 en 1 oktober 2012, kunnen tot 1 oktober 2012 worden ingeschreven voor deze competitie. U kunt zich nu vast vrijblijvend registreren via de VELUX website. VELUX Nederland B.V. houdt u ook op de hoogte van de VELUX Trophy 2012. Kijk op de website voor meer informatie over de VELUX Trophy 2012, de aanlevercriteria en het reglement. Laat u daarnaast inspireren door de projecten die meedongen naar de VELUX Trophy 2010. Ook de winnaar is hier te vinden: Brede school De Zuidlanden van architect Yushi Uehara (Zerodegree Architecture), Dijkstra Draisma (aannemer) en NVB Vermeulen (bouwmaterialenleverancier). Wordt uw project de volgende winnaar? Meer informatie: www.velux.nl/trophy
Meer informatie: www.velux.nl/iva
Innovatie vraagt om loslaten De bouwsector kenmerkt zich door mensen die niet graag risico’s nemen. Mensen die graag controleren, beheersen en plannen. En gelukkig maar. Want die mensen hebben we heel hard nodig. Dat zijn immers de mensen die je kunt toevertrouwen een brug te ontwerpen. Maar dat zijn niet de mensen die de sector de nodige boost kunnen geven voor innovatie. Want innovatie betekent lef tonen en risico’s nemen. Het betekent ook ontwikkelingen in de markt kunnen vertalen naar de bouwopgave van de toekomst. Het vraagt om projectoverstijgend werken. Want echte vergaande innovatie is bijna nooit binnen één project terug te verdienen. En waarom zou je dat ook willen? Juist door zaken vaker te hergebruiken worden ze beter en beter. De creativiteit om met nieuwe ideeën te komen, is er vaak wel in de sector. Maar er is een soort natuurlijke weerstand tegen grootschalige (organisatorische) veranderingen. We koesteren als het ware onze belemmeringen. “Daar is geen geld of tijd voor, de opdrachtgever wil het niet, wet- en regelgeving maken het onmogelijk.” Het zijn de bekende argumenten waar we met een gerust hart op kunnen terugvallen. Toch is er ook bij velen het besef dat er echt iets moet gebeuren. Dat innovatie wel noodzakelijk is om de bouwopgave van de toekomst aan te kunnen. En aangezien we de aard van mensen niet zo makkelijk kunnen veranderen, kunnen we ze beter uitdagen om zich open te stellen voor een ander type mensen. `The old boys network´ dus een beetje loslaten en mensen met andere kwaliteiten binnenhalen. Meer vrouwen of mensen met een niet-technische achtergrond zouden innovatie in de sector bijvoorbeeld al een flinke boost kunnen geven…
Meer informatie: www.velux.nl/dakkapellen Marjet Rutten * Een vergunning is wel nodig bij speciaal vastgestelde welstandseisen, monumentale panden en woningen die onder beschermd dorps- of stadsgezicht vallen.
Meer informatie: www.debouwin2025.nl
** Aangezien de VELUX dakramen slechts een onderdeel vormen van de vergunningsvrije dakkapel, zijn alleen de desbetreffende VELUX montagepartners op dit moment in staat deze oplossing te offreren en monteren.
4
kort nieuws
column
5
wijkcentrum en cultuurhuis Schoneveld in Houten
Contrast tussen open en gesloten staat centraal Het wijkcentrum Schoneveld in Houten is in intensief overleg met de gebruikers en omwonenden tot stand gekomen. En het resultaat mag er zijn: een multifunctioneel gebouw met een bijzonder ontwerp. Centraal hierin staat het contrast tussen de open structuur van de gemeenschappelijke hal en de veelal gesloten gebruiksruimten. Een aspect dat door directe invloed van de omwonenden is ontstaan. Architect Dick van de Merwe: “We hebben zelfs een ‘Brevet van vermogen’ gekregen van de klankbordgroep, omdat het gelukt is om de omwonenden tijdens het hele ontwerpproces te inspireren. Dat was wel een compliment.”
6
project
7
In Houten Zuid staat sinds begin 2010 het wijkcentrum en cultuurhuis Schoneveld. Dit bijzondere gebouw herbergt maar liefst acht verschillende functionaliteiten, variërend van een bibliotheek tot een jeugdhonk. Ondanks de verscheidenheid in het Programma van Eisen en de behoorlijke oppervlakte, past het gebouw prima in de kleinschalige buurt. Belanghebbenden hadden dan ook veel inspraak in het ontwerp. Architect Dick van de Merwe van Van den Berg Architecten vertelt: “We wilden in elk geval niet zo’n standaard buurthuisgebouwtje met één laag, een plat dak en een brede dakrand. Maar verder hadden de gebruikers en omwonenden van het gebouw heel veel inspraak. Dit project is echt een voorbeeld van wat wij het ‘interactief ontwerpproces’ noemen. Als architect was ik regisseur van dat proces, maar ik had op voorhand geen idee wat er precies uit zou komen.” Het resultaat is een uniek gebouw, met aan de buitenkant allemaal schuine wanden die doorlopen in de dakconstructie. Van de Merwe: “Het gebouw bestaat eigenlijk in zijn geheel uit een dak, de glazen puien in de centrale hal zijn de enige rechte gevels. Alle andere ramen in het gebouw zijn VELUX dakramen en daglichtboxen. Die zijn allemaal verspringend geplaatst. Zo wordt het gebouw echt een object, omdat je aan de buitenkant de verdiepingen niet herkent.” Aan de binnenkant heeft elke functionaliteit juist duidelijk een eigen plek. ”De plattegrond heeft als het ware de vorm van een plusteken, omdat er over totale lengte en breedte zichtlijnen zijn. Hierdoor ontstaan vier kwadranten waarin de verschillende functies zitten. Die zijn allemaal direct verbonden met de centrale ruimte. Dit geldt ook voor de vier kwadranten op de verdieping door de toepassing van een vide. Met de glazen puien en de open structuur vormt de centrale hal een mooi contrast tot het verder redelijk gesloten gebouw.” Elk van de acht functies heeft dus zijn eigen kwadrant. Op de begane grond zit een jeugdbibliotheek, de Grantine (Grand Café en Kantine in één) met een bijbehorende leerkeuken, een peuterspeelzaal, een speelotheek en een dagbesteding voor verstandelijk gehandicapten. De bovenverdieping biedt onderdak aan de welzijnsorganisatie Van Houten&co, een jeugdhonk, een muziekschool en een theaterschool. De opdrachtgever voor het wijkcentrum was de Gemeente Houten. Zij stelde als belangrijke voorwaarde aan de architect dat alle partijen die zich hadden aangemeld ook zouden blijven. Van de Merwe: “De gemeente heeft een groot probleem als er halverwege het proces gebruikers van een gezamenlijk gebouw afhaken, maar in de praktijk gebeurt dat heel vaak.”
Interactief ontwerpproces Door de belanghebbenden veel inspraak te geven in het ontwerp zijn ze allemaal aan boord gebleven. Van de Merwe: ”Er zijn workshops belegd met alle gebruikers en een klankbordgroep van omwonenden. We zijn heel breed begonnen en in de loop van het proces steeds verder gaan trechteren. Zo zijn we uiteindelijk tot een ontwerp gekomen. De eerste sessie ging bijvoorbeeld over het imago, de vorm en het gebruik van het gebouw. Allerlei opties voor materialen en kleuren zijn de revue gepasseerd. Hiervan zijn een aantal scenarioschetsen gemaakt. In de tweede workshop gingen de deelnemers in werkgroepjes met deze scenario’s aan de slag. Ze presenteerden ons de voor- en nadelen en de best passende oplossingen. Aan de hand hiervan zijn drie of vier ontwerpvarianten gemaakt. In de derde workshop kregen we hier weer reactie op. We draaiden de presentatierol dus steeds om; de belanghebbenden presenteerden aan ons. Dat noemen wij het interactief ontwerpproces. Op deze manier dwing je mensen om al in een heel vroeg stadium actief met het ontwerp bezig te zijn. Dit levert ook veel meer en concretere informatie op.” Boeren erf Uit dit interactieve ontwerpproces is een gebouw voortgekomen dat niet alleen aan alle eisen voldoet, maar ook heel goed in de omgeving past. De plek waar het cultuurhuis staat, is van oorsprong een klein buurtschap op de kruising van twee oude waterlopen. Naast het wijkcentrum staan nog steeds een oude boerderij en een aantal historische huisjes. Van de Merwe: “Het is altijd mooi als een maatschappelijk gebouw een link heeft met het verleden. Het ontwerp is dan ook een moderne vertaling van een boerenerf.” Er is gekozen voor een compact gebouw met op zijn minst twee bouwlagen. In de punt zit zelfs een derde laag met daarin alle installaties. “Ondanks dat het gebouw een behoorlijke massa heeft, past de vorm goed bij het kleinschalige karakter van de buurt”, aldus Van de Merwe. “Door de hellende vlakken en de groene kleur is er geen harde overgang, maar gaat het gebouw op in de omgeving. De grote dakvlakken doen denken aan een boerderij. Op de hoeken zijn de punten nog een keer extra afgeschuind, wat een verwijzing is naar het wolfseind op de kopse kant van boerderijdaken.” Doordat het gebouw meerdere lagen heeft, is er op het terrein veel ruimte vrij voor buitenfuncties, zoals een jeu de boullesbaan, een skatebaan en een rozentuin. “Door deze grote buitenruimte staat het wijkcentrum echt op een erf.”
Open en gesloten De grote zeggenschap van belanghebbenden heeft ook tot ontwerpkeuzes geleid die de architect van tevoren niet bedacht had: “Het gebouw herbergt een aantal functionaliteiten die veel lawaai maken, zoals de muziekschool, het jeugdhonk en de theaterschool. Daar worden ook concerten gehouden. Buren willen natuurlijk nooit last hebben van het geluid, maar nu ze zo nauw betrokken zijn bij het ontwerp is dat extra goed in de gaten gehouden. Daar is het sterke contrast tussen open en dicht uit voortgekomen.” Om geluidsoverlast te voorkomen is in de acht kwadranten, waar de verschillende functionaliteiten zich bevinden, het gebouw zo veel mogelijk gesloten gehouden. “Afhankelijk van de functie van de ruimte is op enkele plekken gezorgd voor nog meer daglichttoetreding, bijvoorbeeld bij de bibliotheek en het kinderdagverblijf. In de meeste kwadranten zorgen de toegepaste dakramen echter voor voldoende daglicht”, legt Van de Merwe uit. Bij de muziekzalen is zelfs gebruikgemaakt van dubbele dakramen om zo min mogelijk geluid door te laten. “Hier is het zogenoemde doos-in-doos-principe toegepast: de binnenwanden en vloeren staan constructief helemaal los van de gebouwschil om contactgeluid te voorkomen. In zowel de binnenwand als de buitenmuur zitten VELUX dakramen waardoor er in feite vierdubbel glas ontstaat.” In de centrale ruimte waar weinig geluid wordt gemaakt, zitten juist grote glazen puien. Er zijn daarnaast VELUX daglichtboxen toegepast als daklicht. Van de Merwe: “In het eerste ontwerp waren alleen de vier kwadraten gesloten en was de rest helemaal van glas. Dat werd echter veel te duur en het was ongunstig voor het binnenklimaat, omdat de ruimte te veel werd opgewarmd.” Door VELUX dakramen met buitenzonweringen toe te passen is het zonlicht nu eenvoudig te reguleren. Alle verschillende functionaliteiten konden qua inrichting hun eigen kleur kiezen, zoals oranje, paars of groen. Om het contrast tussen deze felle kleuren te versterken, is de wand in de gezamenlijke hal donker van kleur. Door de daglichtboxen in de centrale ruimte is het er ondanks de donkere wanden, toch erg licht. “Door de plekken waar daglicht naar binnen valt strategisch te kiezen, is het een hele lichte ruimte. Ik vind het altijd weer fascinerend dat een gebouw niet zo veel daglichtopeningen nodig heeft om het aangenaam en licht te maken, zolang ze maar op de juiste plek worden geplaatst.” Meer informatie: www.vandenberggroep.nl www.houten.nl/schoneveld foto’s: Irene Kievit
8
project
9
De Brabantwoning van Renz Pijnenborgh:
Duurzaam wonen voor de toekomst door lessen uit het verleden Begin 2010 ondertekenden vier Brabantse gemeenten en plaatselijke woningcorporaties een samenwerkingsovereenkomst met de provincie Noord-Brabant. Het doel: een woning die energieneutraal, milieuvriendelijk, groen, betaalbaar én gezond is. Bijna twee jaar later staat de bouw van de eerste Brabantwoning op het punt te beginnen. Architect Renz Pijnenborgh tekende voor het opzienbarende ontwerp. Twintig jaar geleden was hij ook al betrokken bij de bouw van Ecolonia, één van de eerste ecologisch opgezette wijken van Nederland. Welk verband zit er tussen Ecolonia en de Brabantwoning? En wat kan de rest van Nederland hier voor lering uit trekken?
Als het gaat om duurzaam bouwen, weet Pijnenborgh waarover hij praat. Hij is als directeur van Archi Service de pionier van het groendak in Nederland en al jaren één van de stimulators van een groep milieubewuste architecten, de Vereniging Integrale BioLogische Architectuur (VIBA). Het was dan ook geen verrassing dat hij in 1989 acht van de honderd en één woningen toebedeeld kreeg in de Alphen aan den Rijnse proeftuin voor duurzaamheid: Ecolonia. Verschillende architecten kregen de ruimte hun kunsten te vertonen met diverse thema’s, zoals materiaalgebruik, energie en hergebruik van water. Het project was een belangrijke stap in het leerproces rond duurzaam bouwen. De woningen die het stempel van Pijnenborgh dragen, onderscheiden zich van de andere bijdragen door een uitgekiende integrale benadering van duurzaamheid, waarbij een gezond binnenklimaat vooropstaat. Pijnenborgh: “Het gevaar van duurzaam bouwen is dat men te eenzijdig gericht is op energiezuinigheid, met als onbedoeld bijeffect dat er ongezonde, niet-ecologische woningen ontstaan. Daarnaast worden de voorspelde energiebesparingen meestal niet gehaald. Wij wilden echt gezond en zuinig bouwen,
10
interview
met een goed binnenmilieu. Hiervoor is een integrale aanpak de enige manier.” In de praktijk betekende dit dat zijn woningen via de trias energetica waren ontworpen. Via een zeer scherpe isolatie en zonoriëntatie, werd onnodig energieverbruik zoveel mogelijk teruggedrongen. Met behulp van natuurlijke ventilatie, speciaal ontwikkelde wandverwarming en zonne-energie werd in de overige energiebehoefte voorzien. De onderzoeksresultaten beloonden deze aanpak. “Woningen die leunden op energie-extensivering maakten de verwachtingen achteraf niet waar. Mijn woningen waren niet kierdicht, maar wel met afstand het zuinigst.” Ook bewoners gaven de woningen van Pijnenborgh hoge cijfers. Dit kwam vooral omdat er minder toeters en bellen waren gebruikt. “Juist over woningen waarin veel high tech apparatuur zat, kwamen bij Ecolonia de meeste klachten binnen. De installaties maakten teveel geluid en waren afwisselend te warm of te koud. Het meest tevreden waren mensen over natuurlijke ventilatie en over wandverwarming. Dit bleek bovendien het meest energiezuinig.”
11
De lessen van Ecolonia zijn echter niet in de praktijk gebracht, vindt Pijnenborgh. Een voorbeeld hiervan is Vathorst, waar in 2006 de bom rondom balansventilatie afging. Deze techniek is in de nieuwbouw massaal toegepast, hoewel Pijnenborgh in Ecolonia juist het succes van natuurlijke ventilatie onderstreepte. De reden is volgens hem vooral financieel: “Er wordt veel geld verdiend aan apparaten en niet aan natuurlijke ventilatie. Dit is zonde, omdat natuurlijke ventilatie meer energie bespaart en zorgt voor een gezonder binnenklimaat.”
Belangrijke rol voor nachtkoeling Eén van de belangrijkste aspecten van de woning is het gebruik van natuurlijke ventilatie. “Door de hoge isolatiegraad, is de enige echte energieverliespost de lucht die de woning uitgaat. Om dit probleem op te lossen, gebruikt Pijnenborgh een ventilatiewarmtepomp. Die haalt de warmte uit de ventilatielucht en stopt deze in het tapwater en de wandverwarming.” Het risico dat de woning door de hoge isolatiegraad oververhit raakt, heeft Pijnenborgh handig weggenomen via een ingenieus systeem dat werkt met nachtkoeling. “In de nok van het trappenhuis is een standaard elektrisch dakraam van VELUX geplaatst. We hebben veel moeite genomen om via een ventilatiewarmtepomp de woning zo energiezuinig mogelijk te verwarmen. Maar als je vervolgens in de zomer weer moet gaan koelen, kost dat energie. De binnenkern van de woning is gemaakt van kalkzandsteen en kanaalplaatvloer voor extra massa. De buitenschil is dikke houtskeletbouw die er als een warme jas omheen zit. Om oververhitting te voorkomen, gaat het dakraam in de nok van het trappenhuis ’s nachts open. Deze werkt als een schoorsteen en trekt de koele buitenlucht door de woning. Het dakraam is aangesloten op een Delta-T-regeling, waardoor hij in de zomer opengaat als het buiten kouder is dan binnen. Er zit bovendien een regensensor op, zodat de bewoners niet van een natte kermis thuiskomen. Het mooiste hierbij is dat alle techniek al lang beschikbaar is tegen een redelijke prijs. Wij hoefden het alleen maar slim toe te passen.”
Gemeenten zijn overstag Gemeenten in de provincie Noord-Brabant lijken nu echter overstag. In opdracht van vier gemeenten en vier corporaties met steun van de Provincie Noord-Brabant heeft een integraal team aangestuurd door Chris Posma met Renz Pijnenborgh, Hans Crone en Stef Lansen het concept voor de Brabantwoning ontwikkeld. Dit zijn woningen met een gezond binnenklimaat en een groot comfort, die toch energiearm en - vooral ook - betaalbaar zijn. Pijnenborgh: “Voor iedere woning is de betaalbaarheid belangrijk. Daarom moet je een simpele low tech woning maken. De Brabantwoning heeft een zeer hoge isolatiegraad. Deze mogelijkheid heb je alleen tijdens de bouw en de terugverdientijd is zeer kort. Daarnaast is driedubbel glas toegepast. Doordat je zo optimaal energie bespaart, kun je verder met eenvoudige middelen de resterende energiebehoefte invullen.” Gedetailleerde berekeningen laten zien dat de Brabantwoning gebouwd kan worden voor starters (€ 180.000), een gezin (€ 199.500) en een groot gezin (€ 235.000). Deze prijzen zijn inclusief de grondkosten. De gemiddelde energiekosten zijn met slechts € 15 per maand echter zes keer lager dan het huidige gemiddelde. Pijnenborgh weet waarom deze gemeenten de stap nu wel zetten: “Vaak is het zo dat gemeenten wel willen investeren in duurzaamheid, maar dat het hen ontbreekt aan de kennis. Ze kijken daarom allereerst naar de EPC. Deze zegt echter lang niet alles over energieverbruik. Als je praat met gemeenten en woningbouwverenigingen en hen goed voorlicht, dan snappen ze ook dat een integrale aanpak haalbaar is en zien ze in dat een concept als de Brabantwoning een betaalbare, gezonde en energiezuinige woning oplevert.”
12
interview
Ontwerpschets: Brabantwoningen
langs het plafond binnen en mengt zich met de binnenlucht zonder tochtverschijnselen te creëren. Daar komt trouwens bij dat de roosters helemaal niet meer dichtgezet kunnen worden. Mensen zijn hierdoor verzekerd van ventilatie.” Het project evalueren kan vanzelfsprekend pas wanneer de eerste woningen zijn neergezet en de eerste mensen er een aantal jaren hebben gewoond. Maar Pijnenborgh is ervan overtuigd dat het concept werkt. “Dit is niet de eerste woning die we op deze manier bouwen. In principe is er namelijk weinig veranderd sinds de tijd van Ecolonia. We weten sinds de jaren ’90 bijvoorbeeld al dat wandverwarming zeer zuinig is en als comfortabel wordt ervaren. We weten bovendien dat dit ook geldt voor natuurlijke ventilatie. Alle ingrediënten zijn al een keer beproefd en worden nu samengebracht in een extreem zuinige, ecologische en gezonde woning, die nog nooit eerder zo goed geïsoleerd was.” Meer informatie: www.archiservice.nl www.vibavereniging.nl www.brabant.nl/brabantwoning www.vibaexpo.nl/themas-projecten/brabantwoning Foto’s: Irene Kievit
Uniek gebruik van natuurlijke ventilatie De Brabantwoning verschilt van andere concepten die ook met de natuurlijke toevoer van lucht werken. “Het euvel van veel woningen met natuurlijke ventilatie, is dat de gebruikte ventilatieprofielen tocht veroorzaken. Bewoners besluiten dan om alle roosters dicht te zetten, met als gevolg dat het hele systeem platligt. In de Brabantwoning komt de lucht tochtvrij binnen via een ventilatiekoof die boven alle ramen zit. De lucht komt hierdoor
De Brabantwoning is een initiatief van de Provincie NoordBrabant met de colleges van de gemeenten Bergen op Zoom, Heusden en Sint-Oedenrode. In een later stadium sloten Woudrichem en de directies van de plaatselijke woningcorporaties zich hierbij aan. Momenteel is woningbouwvereniging Wovesto in Sint-Oedenrode het verst in het proces. Hier is de aanbesteding van 27 Brabantwoningen gaande. De bouw moet in januari 2012 starten.
13
Het gelijkwaardigheidsprincipe in de nieuwe UAV 2011
De Uniforme Administratieve Voorwaarden (UAV) regelen de contractuele verhouding tussen alle partijen die betrokken zijn bij het bouwproces. Het Instituut voor Bouwrecht heeft een voorstel gedaan voor een lichte herziening van de UAV 1989. Dit zal leiden tot de Uniforme Administratieve Voorwaarden voor de uitvoering van werken en technische installatiewerken 2011 (UAV 2011). Deze treedt naar verwachting in 2011 nog in werking. Advocaat Karel Boersma van Bierman Advocaten uit Tiel vertelt over de toevoeging in paragraaf 17 lid 5, die gaat over het gebruik van fabrieksnamen in een bestek. Wanneer mag er worden afgeweken van een specifiek merk dat is voorgeschreven in het bestek? En wie is verantwoordelijk zodra er complicaties optreden?
Welke wijzigingen kent de UAV 2011 ten aanzien van voorgeschreven bouwstoffen? “Als er in het bestek bij een voorgeschreven bouwstof de aanduiding ‘of gelijkwaardig’ (o.g.) staat, mag de aannemer een alternatief van dezelfde kwaliteit voorstellen. De directie, degene die de opdrachtgever tijdens de bouw vertegenwoordigt, moet dat goedkeuren. Onder de huidige UAV 1989 mag de directie een verzoek van de aannemer om een alternatief te gebruiken afwijzen. Interessant is de aanpassing in paragraaf 17 lid 5. In de UAV 2011 is toegevoegd dat de directie het verzoek niet op ‘onredelijke gronden’ mag weigeren. Het is de vraag of deze wijziging ingrijpende gevolgen gaat hebben. In eerdere jurisprudentie is namelijk al besloten dat onder de huidige UAV 1989 de directie een ‘o.g.’-verzoek niet klakkeloos mag weigeren. Er moet al sprake zijn van argumentatie als de directie het verzoek afwijst. Toch ontstaat er op dit punt in de praktijk vaak discussie over wat precies vergelijkbaar is. Gelet op de jurisprudentie is in de nieuwe UAV 2011 opgenomen dat een afwijzing niet gedaan mag worden op ‘onredelijke gronden’. Het lijkt er daarom op dat de nieuwe UAV 2011 een strengere eis oplegt om een verzoek tot een alternatief product af te mogen wijzen. Wat de precieze gevolgen van deze tekstwijziging in de UAV zijn, zal jurisprudentie in de toekomst echter moeten uitwijzen.” Waarom zou een bestekschrijver ‘o.g.’ in zijn bestek willen opnemen? “De bestekschrijver handelt in het belang van de opdrachtgever. Zijn doel is dat de opdrachtgever de producten krijgt die hij wil. Tegelijkertijd wil een opdrachtgever zo veel mogelijk kosten besparen. Als de aannemer een goedkopere bouwstof van dezelfde kwaliteit weet, dan kan dat in het voordeel van de opdrachtgever zijn. Er zijn echter genoeg redenen om juist producten van een specifieke fabrikant op te nemen in het bestek. Naast het leveren van producten onderscheiden fabrikanten zich onderling op het vlak van service en diensten. Dit kan een reden voor opdrachtgever en bestekschrijver zijn om in het bestek toch voor een specifieke fabrikant te kiezen. Ook wekken A-merken een bepaalde emotie en kwaliteitsbeleving op bij de opdrachtgever. Of soms wil de opdrachtgever alleen producten van hetzelfde merk in zijn gebouwen, omdat dat handiger is in het onderhoud. In dat geval is het niet verstandig om ‘o.g.’ op te nemen. Een oplossing is dan dat de bestekschrijver in een bepaald hoofdstuk van het bestek verklaart dat artikel 17 lid 5 van de UAV ‘niet van toepassing’ is. Als de overheid opdrachtgever is, heeft de bestekschrijver echter niets te kiezen. In dat geval mag het bestek in beginsel niet maar één merknaam voorschrijven. Dat is in strijd met het aanbestedingsrecht.”
14
interview
Wat vindt u van de toevoeging aan paragraaf 17 lid 5? “De toevoeging aan paragraaf 17 lid 5 lijkt het moeilijker te maken voor de directie om een ‘o.g.’-verzoek af te wijzen. Ik begrijp de toevoeging, maar in sommige gevallen kan het leiden tot een minder gunstige uitwerking. Soms wil de opdrachtgever echt één specifiek merk. Om hier toch onderuit te komen is schrappen van artikel 17 lid 5 is een mogelijkheid. Dat brengt echter wel extra gevaren met zich mee. Als een bestekschrijver bepalingen van de UAV schrapt en er treden tegenstrijdigheden op, dan zullen deze tegenstrijdigheden veelal ten nadele van de opdrachtgever worden uitgelegd. Bestekschrijver, bedenk dus goed wat je doet!” Meer informatie: www.bierman.nl Foto: Guido Koppes
Reactie op de nieuwe UAV van Marcel Vreeken, Manager Technische Voorlichting bij VELUX Nederland B.V. “Het gelijkwaardigheidsprincipe is altijd al onderwerp van gesprek geweest onder fabrikanten. Voor hen is het van groot belang dat hun producten worden opgenomen in een bestek, want dat geeft de zekerheid dat hun product ook daadwerkelijk tijdens de bouw wordt verwerkt. Wanneer het is toegestaan om ‘o.g.’ in bepaalde situaties uit te sluiten, dan biedt dat niet alleen voordelen voor de fabrikant maar ook voor de architect. Architecten vragen vaak advies aan fabrikanten over het toepassen van hun producten. Als er dan uiteindelijk een concurrerend merk wordt toegepast, dan is dat zonde van de investering die de architect en fabrikant in de voorbereiding hebben gestoken. Daarnaast krijgt de architect precies in het bestek wat hij heeft bedoeld. Een architect heeft vaak een duidelijk beeld van wat hij wil, nadat hij advies heeft ingewonnen bij de fabrikant. Wanneer een architect zeker is van de kwaliteit van het advies van de fabrikant, dan biedt de nieuwe UAV wat ons betreft ruimte om paragraaf 17 lid 5 te schrappen. Maar dan wel voor die specifieke merknaam van die specifieke bouwstof. Een andere onzekerheid in de markt is dat gelijkwaardigheid van producten niet eenvoudig is vast te stellen. Als aannemers inschrijven op een aanbesteding, dan worden hun begrotingen pas onderling vergelijkbaar als er specifieke producten in het bestek staan. Want als de ene aannemer zijn begroting baseert op merk A en de andere op merk B, dan kan het voorkomen dat je als opdrachtgever appels met peren aan het vergelijken bent.”
15
Drijvende en duurzame leefomgeving Passanten van de Pampushaven in Almere blijven geregeld even staan om te kijken naar het opvallende uitzicht. Op het water liggen huizen met zilver en blauw metaal aan de buitenkant die glinsteren als de zon schijnt. Deze drijvende gebouwen zijn onderdeel van FloatingLife, een expositie van de eerste drijvende stad in Nederland. Bij dit experiment wonen mensen niet alleen op het water, ze recreëren en werken daar ook. Buiten het opvallende design van de gebouwen, geven de drijvende huizen een boost aan sociale duurzaamheid en een frisse kijk op ‘anders’ wonen. De huizen zijn volledig zelfvoorzienend wat betreft water en energie. Ook tijdens windkracht tien liggen de gebouwen stabiel in het water. Ze laten zien hoe drijvend leven een oplossing kan zijn voor sterker wisselende waterstanden. Een onderwerp waar Nederland als waterland niet omheen kan. FloatingLife is bijzonder omdat het een drijvend expertisecentrum is waar de markt, overheid en kennissector kunnen werken aan innovatieve producten en kennisontwikkeling. In de toekomst moet dit experiment zelf veranderen in een levendige woon- en werkomgeving. Meer informatie: www.floatinglife.org
inspiratie
inspiratie 16
17
Visie op binnenstedelijk bouwen:
Als verhalenverteller een gezond woonklimaat creëren Binnenstedelijk bouwen heeft de toekomst. Het spaart ruimte, houdt steden vitaal, beperkt mobiliteit en maakt voorzieningen rendabel. Binnenstedelijke bouw kent dan ook een breed draagvlak. De uitdaging ligt erin de verdichting te combineren met een aantrekkelijk stedelijk leefmilieu. Alleen zo biedt de drukke stad een prettig woonklimaat en een daadwerkelijk alternatief voor wonen buiten de stad. Maar hoe kan dit worden bereikt? De BouwhulpGroep is als architect en adviseur al drieëndertig jaar betrokken bij de aanpak van de bestaande stad. Hoogste tijd om met directeur Martin Liebregts te praten over hun visie op binnenstedelijk bouwen.
“De meest essentiële vraag bij binnenstedelijk bouwen is: wat hebben we nu aan kwaliteit en wat willen we hieraan toevoegen?”, valt Martin Liebregts met de deur in huis. “Het grootste deel van de binnenstedelijke opgave bestaat uit vooroorlogse gebouwen en gebieden. Die bezitten een cultuurhistorische waarde waarmee we voorzichtig om willen en moeten gaan. Tegelijkertijd is het binnenstedelijke gebied en de gebouwen die hierin staan door de tijd ingehaald. In 1939 reden er in Nederland zo’n 100.000 auto’s rond, nu zijn dit er meer dan 8 miljoen. De auto is nu dus een dominant verschijnsel in binnenstedelijke gebieden die hier nooit op gebouwd zijn. Het gebruik van de openbare ruimte is hierdoor in negatieve zin veranderd. Enerzijds moeten we de aspecten die van waarde zijn conserveren. Tegelijkertijd moet de binnenstad ook voldoen aan veranderende maatschappelijke wensen.” Dichtslibben Met het voorbijgaan van de jaren zijn de binnensteden dichtgeslibd. Dit gaat ten koste van het woonklimaat. Tegelijk zijn er betere en gezondere bouwmethoden ontwikkeld die ontbreken in de vooroorlogse voorraad. Binnenstedelijk bouwen kan beide problemen oplossen: het versterkt de ruimtelijkheid en maakt binnensteden gebruiksvriendelijker. Liebregts vertelt: “Het doel van binnenstedelijk bouwen is het toevoegen van kwaliteiten aan een omgeving die is dichtgeslibd, of het toevoegen van middelen die in het verleden niet bestonden. Door de komst van de auto moest het groen in binnensteden wijken voor parkeergelegenheid. Daarnaast bouwen we steeds gezonder. Ruimtes waarin tien mensen samen wonen zonder isolatie of ventilatie, bestaan niet meer. We zijn naar een visie toegegaan waarin licht, lucht en ruimte onmisbaar zijn voor een goed leefklimaat. Bij de binnenstedelijke opgave moet hiermee rekening gehouden worden.” “Je kunt er als architect of ontwikkelaar voor kiezen om thema’s als daglicht, ventilatie en uitzicht apart onder handen te nemen. De kunst is echter dat je al die kwaliteiten integreert tot één geheel met als doel een ruimte waarin de gebruiker prettiger en aangenamer vertoeft. Een dichte doos kun je bij wijze van spreken zeer goed isoleren, maar prettig wonen zal het daar niet zijn. Alle kwaliteiten die je aan een ruimte kunt koppelen, moet je daarom samenhangend benaderen.”
18
Innovatie
Foto: Dirk Verwoerd
19
Dak als metafoor Binnenstedelijk bouwen wordt natuurlijk niet alleen hierdoor gedragen, beaamt Liebregts. Maar het zijn volgens hem wel thema’s die bij binnenstedelijk bouwen op alle schaalniveaus terugkeren. Hij illustreert dit aan de hand van Dak+, een concept dat door de BouwhulpGroep in samenspraak met marktpartijen is gecreëerd. Liebregts: “Door economische en culturele ontwikkelingen in de maatschappij wijzigen de eisen die aan een woning worden gesteld voortdurend. Een dak dient bijvoorbeeld niet langer enkel als beschermer tegen weer en wind. Het moet ook oplossingen bieden voor bijvoorbeeld het besparen en opwekken van energie, hergebruik van hemelwater en ruimte bieden voor slapen of hobby. Wij hebben destijds negen verhalen aan het dak gekoppeld. Deze vormen samen een handleiding waarmee je nieuwe opgaven ontwikkelt als je een dak aanpakt. Op deze manier pak je niet meer enkel het dak aan, maar voeg je direct kwaliteit toe aan de gehele woning.”
Liebregts noemt Dak+ een metafoor voor de manier waarop er binnenstedelijk gebouwd zou moeten worden: “De kunst bij binnenstedelijk bouwen is ook om alle verhalen die bij een opgave horen te ontdekken. Staat er een gevelrenovatie op de rol? Denk dan verder dan alleen het uiterlijk. Ook de mate van daglichttoetreding speelt een rol, evenals energiebesparing en comfort. Als je al deze thema’s boven weet te halen, kun je ze in één keer oppakken. Hetzelfde geldt bij de herstructurering van een wijk. Dat gaat immers veel verder dan alleen woonruimte.” Hoe integraler men naar binnenstedelijk bouwen kijkt, hoe meer kwaliteit er dus uiteindelijk gecreëerd wordt. Liebregts vertelt: “Door de jaren heen is gebleken dat multifunctionele gebieden een grotere kans hebben om te overleven. In de jaren ‘60 en ‘70 zijn er wijken gebouwd met slechts één verhaal; wonen een plek geven. Deze monofunctionele wijken hebben een grotere kans in elkaar te vallen, omdat het leven simpelweg meer is dan alleen wonen.” Vinden van de juiste verhalen De crux is het vinden van de juiste verhalen die bij een bepaalde bouwopgave passen. Liebregts: “De verhalen zijn er al, je moet ze alleen wel zichtbaar weten te maken. Hiervoor bestaat maar één manier: volg het gebruik. Kijk hoe mensen gebouwen en gebieden gebruiken en hoe ze de afzonderlijke aspecten hierbij waarderen. Ontwerpers doen er bijvoorbeeld goed aan om zich bij ieder gebouw af te vragen of zij er zelf in willen wonen. Is dit niet het geval? Dan moeten er alarmbellen gaan rinkelen.” Liebregts voegt hieraan toe dat je niet alleen aandacht moet besteden aan de verschillende aspecten, maar deze ook met elkaar moet verbinden. Hij noemt de Bijlmer als voorbeeld. “De Bijlmer is het ultieme voorbeeld van een wijk waarover goed is nagedacht, maar die toch fout is afgelopen. Veel groen, ruimte om te spelen, grote woningen. Maar helaas hebben ze deze verhalen uit elkaar gehaald. En we weten allemaal waar dit toe geleid heeft. Als je de juiste verhalen hebt gevonden, moet je ze wel allemaal in hetzelfde boek stoppen.” Blik op de toekomst Tot slot moet er goed naar de toekomst worden gekeken, aldus Liebregts. “Als je binnenstedelijke gebieden aanpakt, praat je niet meer over tien of twintig jaar, maar over eeuwen. Daarom moet je het huidige gebruik in kaart brengen en koppelen aan de juiste verhalen voor de toekomst. Als je dit goed doet, creëer je alleen nog maar monumenten: hoogwaardige, cultuurhistorische gebouwen waaraan men in de toekomst grote waarde hecht.” “Nogmaals, binnenstedelijk bouwen gaat erom te kijken wat nu waarde heeft en welke waarde we hieraan willen toevoegen. Als je in het heden zorgt dat men in de toekomst nog hoge waarde aan de binnenstad hecht, zal er geen behoefte meer zijn om het gebouw te slopen. De vraag wat je van het verleden behoudt en wat je toevoegt, betekent dus ook dat je nu toevoegt wat men in de toekomst wil behouden.”
Foto: Ossip van Duivenbode
Congres Binnenstedelijk Bouwen Woensdag 12 oktober jongstleden organiseerde architectuurmagazine de Architect het congres ‘Binnenstedelijk Bouwen’. Een hot-issue, omdat vooral in binnenstedelijk gebied de uitdaging voor duurzame oplossingen groot is. Vanwege het grote belang dat VELUX hieraan hecht, was VELUX Nederland hoofdsponsor van dit evenement. Ook de jaarlijkse fotografiewedstrijd van de Architect was gewijd aan de binnenstedelijke opgave. De deelnemers zijn uitgedaagd om het stedelijk leven vast te leggen in een pakkende foto die de potentie van binnenstedelijk bouwen toont. Bij dit artikel is een selectie afgebeeld van de in totaal 80 ingezonden foto’s. De winnende foto (hierboven) is van Ossip en toont een in onbruik geraakt rangeerterrein in Antwerpen, door stadsbewoners toegeëigend voor eigentijds gebruik. De VELUX Groep heeft de afgelopen jaren zelf ook naar oplossingen gezocht voor de uitdagingen van binnenstedelijk bouwen. Torben Thyregod Jensen van het X lab van de VELUX Groep lichtte op het congres de Urban Life visie toe. Onder deze naam heeft VELUX verschillende modulaire concepten ontwikkeld voor duurzame renovatie, zoals ATIKA, Soltag, Solar Prism en het Penthouse Concept. Urban Life richt zich op duurzame uitbreiding van platte en hellende daken van stedelijke gebouwen. Het gebruik van natuurlijke bronnen als daglicht en zonne-energie staat hierbij centraal.
Meer informatie: www.bouwhulpgroep.nl Foto: Hans Diepenhorst
20
Innovatie
Meer informatie: www.velux.nl/professionals/architecten/duurzaamheid/duurzameprojecten/urban_life
21
vijfde velux Model Home in de UK
Britse CarbonLight Homes duurzaam en makkelijk toepasbaar In Groot-Brittannië openden de CarbonLight Homes recent hun deuren. Het is het vijfde experiment in het Model Home 2020 project van de VELUX Groep en het eerste huis in Groot-Brittannië dat voldoet aan de overheidsregels voor CO2-neutraal bouwen. Bovendien heeft het huis een aangenaam binnenklimaat door het gebruik van daglicht en ventilatie. Het ontwerp is door de bouwsector eenvoudig te produceren en toe te passen bij andere huizen.
22
project
23
Net als alle andere Model Homes passen de CarbonLight Homes uitstekend in het Active House concept waarbij de balans tussen duurzaamheid en leefbaarheid voorop staat. Tot nu toe staan er huizen in Oostenrijk, Duitsland en Denemarken. Dit vijfde experiment in de Model Home 2020 reeks bestaat uit twee halfvrijstaande woningen. Het ontwerp bevordert de gezondheid en het comfort van bewoners en draagt bij aan hun milieubewustzijn. Zo is het verbruik van energie in het huis efficiënter dan bij andere woningen in dezelfde buurt en wordt CO2 -uitstoot verminderd. Net als bij de andere projecten heeft de VELUX Groep ook hier samengewerkt met lokale onderzoekers en architecten. Veel daglichtinval Projectpartner HTA Architects heeft op een innovatieve manier gebruik gemaakt van bouwtechnieken, daglicht en natuurlijke ventilatie om het energiegebruik in de CarbonLight Homes terug te dringen. Vooral de gebouwschil draagt hieraan bij. Het hellende dak en het gebruik van bouwmaterialen zoals hout zijn een belangrijk onderdeel van het architectonisch concept. De hoge plafonds en vele ramen bevorderen de daglichtinval in de huizen. Hierdoor wordt passieve zonne-energie opgenomen en de temperatuur in huis geregeld. Ben Derbyshire, Algemeen Directeur van HTA Architects, vertelt: “Het vele daglicht, het intelligente gebruik van natuurlijke ventilatie en de dynamische gebouwschil maken de CarbonLight Homes een unieke woonontwikkeling. Ze bieden een binnenmilieu dat de gezondheid van de bewoners actief bevordert. De open indeling van de ruimtes zorgt ervoor dat nagenoeg overal in de woning daglicht intreedt. De woningen zijn ontworpen met een minimale daglichtfactor van 5%, drie keer hoger dan de norm. Hierdoor hoeven bewoners minder lampen aan te doen en wordt hun gezondheid positief beïnvloed.” Aanpassen aan seizoenen De CarbonLight Homes vragen een minimale hoeveelheid fossiele brandstof voor verwarming, heet water en elektriciteit. Ze zijn zoveel mogelijk zelfvoorzienend. Zonne-energie en een lucht/ water warmtepomp zorgen voor verwarming en warm water. De dynamische gebouwschil reguleert warmte gedurende dag en nacht zo efficiënt mogelijk. Het elektrische homecontrol bedieningssysteem helpt de bewoners hun energieverbruik te
24
project
verminderen en een gezond leefklimaat te bevorderen. Zo kunnen (dak)ramen op een vooraf ingesteld tijdstip worden geopend en zorgt het Climate Control System ervoor dat de ramen en rolluiken weer worden gesloten als het weer omslaat. In de zomermaanden is minder energie nodig, doordat er gebruik gemaakt wordt van natuurlijke ventilatie. Atriums rondom de trappen zorgen voor de doorstroom van lucht. Verder wordt de warmte onder controle gehouden door sensoren, waarmee een aangenaam binnenklimaat wordt gegarandeerd. ’s Winters gaat natuurlijke ventilatie samen met het recyclen van warmte. Zo wordt bijvoorbeeld de warme lucht uit de badkamer en keuken hergebruikt in de woonruimtes. Eenvoudig uitvoerbaar Het ontwerp van de CarbonLight Homes kwam als winnaar uit de bus van de ‘Innovation Award for Building Technology’ bij de Britse Home Awards in 2010. Derbyshire gelooft dat de ideeën op grote schaal kunnen worden overgenomen. Hij legt uit: “Wij geloven dat ruimte, licht en lucht, ingrediënten die in dit concept centraal staan, potentiële kopers zullen aanspreken. Het concept kan op grote schaal worden overgenomen, zodat iedereen over het ‘goede leven’ kan beschikken.”
CarbonLight Homes. Zo wordt daglichtinval geoptimaliseerd en een duurzame levensstijl bevorderd. Dit project laat zien dat met gezond verstand duurzame huizen kunnen worden gebouwd die makkelijk geproduceerd kunnen worden. Ervaringen delen De komende maanden zijn de CarbonLight Homes open voor geïnteresseerden. Daarna gaan er net als bij de andere Model Homes 2020 projecten mensen wonen die meedoen aan een testperiode van een jaar. Een experiment zegt immers meer dan de meningen van 1000 experts. De resultaten van de proefbewoners zullen worden teruggekoppeld aan de industrie. Zo wil de VELUX Groep laten zien dat deze manier van ontwerpen niet alleen betaalbaar is, maar ook makkelijk en efficiënt. “Daarmee hopen we toekomstige ontwerpen te beïnvloeden en andere partijen in de bouw van tools te voorzien om te voldoen aan de steeds veranderende regelgeving en de vraag van consumenten,” aldus Michel Kalis, Commercieel Directeur van VELUX Nederland. “We zijn erg trots op dit concept. Terwijl de bouwbranche vooruitgang boekt in het ontwerpen en bouwen van huizen die voldoen aan de energiedoelstellingen, wordt het belang van gezondheid en leefcomfort van de bewoners veelal over het hoofd gezien. Door de gekozen innovatieve benadering van daglichtgebruik en ventilatie zijn de CarbonLight Homes bedoeld als voorbeeld voor toekomstige duurzame en leefbare ontwerpen in de breedste zin van het woord.” Meer informatie: www.velux.nl/duurzameprojecten www.hta.co.uk www.activehouse.info
De CarbonLight Homes zijn ontworpen als woningen waarin daadwerkelijk wordt geleefd, met bouwtechnieken die geschikt zijn om door systeembouwers toegepast te worden. Er wordt veelvuldig een beroep gedaan op natuurlijke energiebronnen in de
25
dreaming Genieten van een mooie lichtinval, de sterrenhemel en de ondergaande zon
26
27
Albert Jan Schaafsma en zijn vrouw Anne zijn veertien jaar getrouwd. Ze wonen samen met dochter Mette sinds 1999 in een semi-vrijstaand huis in Groningen. Anne is veel thuis en geniet van creatieve hobby’s als handwerken en schilderen. De werkkamer waar ze haar vrije uurtjes doorbracht, voldeed echter niet aan haar wensen. Ze pasten de kamer aan met behulp van een VELUX dakserre en waren meteen verkocht. Een VELUX dakterras en twee VELUX lichtkoepels volgden. “We zijn er ontzettend blij mee en zouden het iedereen aanraden.” Tien jaar na de verhuizing miste de familie Schaafsma een kamer waarin Anne haar hobby’s kon uitvoeren. Albert Jan: “We hadden een kantoor op zolder waar ook Annes naaimachine stond. Maar daar kon ze door slechte verlichting niet uit de voeten. Toen ben ik gaan googlen op dakkapellen en kwam ik bij de VELUX dakserres uit. Dat was precies wat we zochten. Het is een vrij nieuw systeem. Gecertificeerd VELUX montagepartner Anker Dakvensters bij ons in de buurt had nog nooit zoiets geplaatst. Onze dakserre werd uiteindelijk de 51e in Nederland.” Van tevoren hebben Albert Jan en Anne goed overwogen of ze de dakserre zouden plaatsen. “Het is een investering, maar dat is het meer dat waard. Je krijgt veel meer daglicht binnen dan bij een standaard dakkapel en hebt veel meer contact met de omgeving.” Nog een verbouwing De kamer is uiteindelijk een kantoor gebleven. Albert Jan: “Ik wilde toch een kantoor houden, want ik werk geregeld thuis. Hierdoor was het probleem van Anne natuurlijk niet opgelost. Toen hebben we even overwogen om te verhuizen. Later besloten we toch nog een keer te gaan verbouwen. We hebben een tweede verdieping op de garage gebouwd en daar een VELUX dakterrassysteem laten plaatsen door VELUX installateur Vosbouw uit Assen.” Het dakterrassysteem bestaat uit vier dakramen, waarvan er drie open kunnen en toegang geven tot een klein zitje op het dak. “Dat bevalt heel goed. Het ligt op het noordwesten, dus vanaf één uur heb je er zon. Ik zit daar continu”, vertelt Anne. Werkelijk alles gaat elektrisch De nieuwe kamer bestaat aan één kant bijna helemaal uit dakramen. In de zomer wordt het echter nooit te warm. Er zitten VELUX buitenzonweringen op die met een afstandsbediening elektrisch kunnen worden bediend. “Ook als het gaat regenen, is er niets aan de hand. Door de standaard regensensor gaan de dakramen automatisch dicht.” Het io-homecontrol® systeem, waarop alles is aangesloten, stuurt niet alleen de regensensor aan, maar werkelijk alles. Met één afstandbediening kun je ook de VELUX lichtkoepels, verduisterende rolgordijnen , buitenzonwering en de dakramen zelf bedienen. “We denken er nu zelfs over om ook onze verlichting op het systeem aan te sluiten.” Multifunctionele ruimtes De ruimtes zijn nu multifunctioneel door alle functies die op de dakramen zitten. De kamer met het dakterras wordt niet alleen als schilder- en handwerkkamer gebruikt. “Onze dochter tovert de ruimte met één druk op de knop om in een bioscoop. Als de verduisteringsgordijnen voor de ramen verschijnen, is het hier echt donker en kan ze met haar vriendinnen naar een spannende film kijken.” 28
dreaming
Het bleef voor de familie Schaafsma niet bij een dakserre en dakterras. Bij een eerste verbouwing in 1999 waren er plexiglas lichtkoepels in de bijkeuken en badkamer geplaatst. “Toen we twee jaar geleden overal beveiliging lieten aanbrengen, vertelden de experts ons dat die lichtkoepels niet veilig waren. Ze konden zo opengeschroefd worden. Daarom hebben we ze vorig jaar ook meteen laten vervangen door VELUX lichtkoepels, die zijn voorzien van het Politiekeurmerk Veilig Wonen®”, vertelt Albert Jan. Sterren kijken in de badkamer De lichtkoepels in de badkamer en bijkeuken besparen veel energie, doordat de familie nauwelijks lampen aan hoeft te doen. “We kunnen vanuit het bad ’s avonds heerlijk naar de sterrenhemel kijken zonder onze privacy kwijt te zijn. Zelfs ’s nachts hoeven we geen licht aan te doen, omdat het maanlicht door de koepel schijnt.” ‘Wow’ Albert Jan en Anne kunnen geen nadelen bedenken aan hun verbouwingen. Ook iedereen die komt kijken, roept ‘wow’ als ze het zien. Anne snapt het wel: “Het licht wat we hebben gekregen is echt fantastisch. En we hebben mooi uitzicht over de buurt. Zelfs de achterburen, die er tegenaan kijken, vinden het mooi. Ik kan hier echt uren doorbrengen. Afgelopen nieuwjaarsnacht hebben we er helemaal van genoten toen we vanuit onze dakserre het vuurwerk boven de stad uit zagen komen. Ook ’s avonds met de ondergaande zon is het prachtig. Je hebt dan echt het gevoel dat je buiten zit.” Meer informatie: www.velux.nl/lichtkoepel www.velux.nl/dakkapellen Foto’s: Irene Kievit
29
design Nhow door Rashid’s ogen De alomgeprezen ontwerper Karim Rashid heeft zijn kwaliteiten ingezet voor het ontwerp van het nhow hotel in Berlijn. Rashid staat bekend om zijn organische vormen en in het oog springende kleuren. Het hotel ademt de moderne tijdgeest van Berlijn en staat op de oude grenslijn tussen Oost en West. Het ontwerp slaat een brug tussen het digitale informatietijdperk en de behoeftes van bezoekers. Rashid legt uit: “Ik vraag me altijd af of de realiteit net zo experimenteel, inspirerend en aanpasbaar is als de digitale wereld. Met dit ontwerp heb ik geprobeerd een ruimte te realiseren waar deze twee werelden samenkomen. Er is rekening gehouden met technologie, beeld, kleur en alle wensen die passen bij een minder rommelige, maar sensuelere omgeving.” Volgens Karim Rashid is design heel belangrijk. “Het vormt interieurs en creëert nieuw gedrag bij mensen.” Gasten van het nhow zien bij binnenkomst als eerste de receptie, gemaakt van hoogglans fiberglas met ingebouwd licht. De omliggende ruimte is gevuld met de kenmerkende prints van Rashid en stoelen met glooiende leuningen. Het dessin van de keramische vloertegels stelt het overdragen van digitale data voor. De receptie gaat over in een bar en lounge waar zachte rondingen en avondkleuren de sfeer bepalen. Het kleurgebruik in het restaurant werkt rustgevend en stimuleert de spijsvertering. Verder herbergt het hotel zes vergaderzalen en een wellnesscentrum.
Gedetailleerd en exclusief Een goed hotel omarmt volgens Rashid de wensen, behoeftes en gedragingen van mensen. Hij heeft over elk onderdeel van het ontwerp nagedacht en geprobeerd nieuwe fantasieën te creëren en te verwezenlijken. Het doel is om comfort en positieve energie uit te stralen. In de oosttoren van het hotel zijn de kamers aangekleed met warm goud en verkwikkend roze. In de westtoren is gebruik gemaakt van koudere kleuren, zoals grijs en blauw. De hoger gelegen kamers kijken uit over de rivier de Spree en hebben rustigere kleuren, ideaal voor zakenmensen. Elk detail in de kamers heeft een bedoeling. Zo is de muur achter het bed standaard bekleed met een kunstwerk van Rashid, bedoeld om te zorgen voor inspirerende dromen. De vloeren zijn gemaakt van gerecycled houten laminaat. Rashid ontwierp een tweezijdige spiegel, die de flatscreen verbergt als deze niet in gebruik is. In sommige kamers draait de televisie zelfs in de muur, zodat gasten vanuit hun bed én vanuit het leefgedeelte kunnen kijken. De badkamermuren zijn van wit glas. Hier komt daglicht doorheen, terwijl gasten nog steeds hun privacy hebben. Elke gast kan zijn eigen muziek afspelen en de verlichting aanpassen aan zijn humeur of bezigheid. Zo kan iedereen het zichzelf helemaal naar de zin maken. Meer informatie: www.nhow-hotels.com of www.karimrashid.com Karim Rashid ontwierp voor VELUX een designcollectie verduisterende rolgordijnen: www.velux.nl/karimrashid
30
design
31