Bijlage 1 Haalbaarheidsonderzoek Bereikbaarheid Zuidoostvleugel BrabantStad
Inleiding In deze notitie worden de contouren geschetst van een plan van aanpak voor het haalbaarheidsonderzoek Zuidoostvleugel BrabantStad. Deze notitie is oriënterend besproken met de heren Janse de Jonge (provincie), Van Merrienboer (SRE) en Diris (RWS). Na dit overleg is een projectleider benoemd die op basis van deze contouren een definitief plan van aanpak voor het haalbaarheidsonderzoek gaat opstellen. Aanleiding haalbaarheidsonderzoek Op 1 augustus 2006 is de Netwerkanalyse BrabantStad aan de Minister van Verkeer en Waterstaat aangeboden. De Brabantse partners hebben vervolgens op 4 oktober 2006 aan de minister een regionaal voorstel gedaan. In het regionaal voorstel is aangegeven dat de bereikbaarheidsproblematiek in de zuidoostvleugel van BrabantStad, met als zwaartepunt de stedelijke regio (Brainport) Eindhoven – Helmond, zeer groot is. Dit leidt tot forse economische schade. Momenteel lopen diverse deelprojecten voor de regio Zuidoost Brabant. Vooruitlopend op de resultaten hiervan is door BrabantStad in het regionaal voorstel een strategische denkrichting geponeerd met als doel te komen tot een doelmatig en betaalbaar maatregelenpakket. BrabantStad wil deze denkrichting, samen met Verkeer en Waterstaat, verder uitwerken in een duurzame visie op de bereikbaarheid en infrastructuur voor de zuidoostvleugel van BrabantStad. (bron: regionaal voorstel, p.7). Het overleg met de minister op 4 oktober 2006 heeft geleid tot een aantal afspraken die in een brief aan de Tweede Kamer zijn bevestigd. Een van de afspraken betreft de bereikbaarheidsproblematiek van de zuidoostvleugel van BrabantStad. Hierover is het volgende afgesproken:
Binnen een half jaar zal een haalbaarheidsonderzoek inclusief financieringsplan worden afgerond naar de oplossingen voor de problematiek Zuidoost-Brabant. Concreet zal daarbij gekeken worden naar de A2 (lange termijn), BOSE, de N279 Den Bosch - Helmond, de N69 en de A67 Eindhoven - Venlo. Gedurende dit traject worden lopende studies gecontinueerd. Doel van dit haalbaarheidsonderzoek is om na te gaan welke maatregelen het beste bijdragen aan de oplossing van de problematiek, waarbij ook effecten van OV en DVM worden meegenomen. Op basis hiervan zal een besluit genomen worden over de scope van de verkenning Zuidoostvleugel BrabantStad. De eerder door V&W toegezegde € 50 mln. blijft beschikbaar voor oplossing van de problematiek rond Eindhoven. De provincie heeft in dit kader aangeboden de N69 te willen overnemen, indien deze gepaard gaat met een ‘duurzame’ bruidschat. (bron: verslag bestuurlijk overleg MIT).
Doel van het haalbaarheidsonderzoek Doel van het haalbaarheidsonderzoek is om na te gaan welke oplossingen een bijdrage kunnen leveren aan het garanderen van de bereikbaarheid van de zuidoostvleugel van BrabantStad op de lange termijn. Op basis van de uitkomsten van dit onderzoek wordt een besluit genomen over de scope van de verkenning Zuidoostvleugel Brabantstad in relatie tot de lopende studies.
Het gaat in de studie om het verzamelen van objectieve informatie over de bereikbaarheids- en leefbaarheidsproblematiek in de Zuidoostvleugel van BrabantStad om op basis hiervan conclusies te trekken over welke projecten als onderdeel van het netwerk relevant zijn voor de oplossing van deze problematiek en welke niet. Afbakening In het onderzoek worden de volgende verbindingen in samenhang met elkaar bezien: de A2 Den Bosch – Eindhoven de A2 Eindhoven - Budel de N279 Den Bosch – Veghel – Helmond (A67); de A50 Eindhoven - Veghel de A67 De Hogt – aansluiting N279 (Ei van Ommel); het maatregelpakket BOSE, waarvan de verbinding A50 – N279 onderdeel uitmaakt de verbinding A50 – N279 ten noorden van Eindhoven/Helmond de N69 Eindhoven – Belgische grens. Het studiegebied wordt globaal begrensd door de steden ’s-Hertogenbosch – Veghel – Helmond – Weert - Eindhoven. Het onderzoek richt zich primair op infrastructurele oplossingsrichtingen voor de lange termijn. Planhorizon is daarbij 2020 met een doorkijk naar 2030/2040. Naast deze infrastructurele oplossingsrichtingen worden de mogelijkheden van andere oplossingsrichtingen in beeld gebracht, conform de aanpak van de ‘Ladder van Verdaas’. Het gaat daarbij met name om het oplossend vermogen van DVM, de mogelijkheden van OV en de effecten van prijsbeleid (conform NoMo) in het studiegebied. Gezien het doel van de studie wordt zo veel mogelijk aangesloten bij de richtlijnen uit het MIT-spelregelkader. Eindresultaat Het haalbaarheidsonderzoek moet de volgende inzichten opleveren Indicatie van de effectiviteit voor bereikbaarheid van de mogelijke oplossingsrichtingen Indicatie van inpassingsknelpunten van de mogelijke oplossingsrichtingen (scenario’s), met mogelijke inpassingsoplossingen Indicatie van de veiligheids- en leefbaarheidsaspecten van de mogelijke oplossingsrichtingen, met mogelijkheden voor ondervanging knelpunten Indicatie van de sociaal- economische effecten van de mogelijke oplossingsrichtingen Indicatie van de kosten van de mogelijke oplossingsrichtingen Indicatie van potentiële dekkingsbronnen van partijen Indicatie van de mogelijkheden voor inzet van prijsbeleid en Publiek Private Samenwerking voor de financiering
Procesbeschrijving Het proces moet gericht zijn op het verkrijgen van meer inzicht over samenhangende problemen en oplossingsmogelijkheden zowel op netwerk- als op tracéniveau. Het gaat om een goede analyse en delen van inzichten ten aanzien van bereikbaarheid, doorstroming, inpassing, kosten-baten analyses etc. Het proces moet zodanig ingericht zijn dat enerzijds op bestuurlijk niveau de kaders neergezet worden en anderzijds op inhoudelijk niveau een goede verdieping kan plaatsvinden. Daarom dient in het proces een duidelijke positionering plaats te vinden.
Hierbij een aanzet hoe dit proces vormgegeven kan worden: Bestuurlijke startbijeenkomst: plan van aanpak, verwachtingen, criteria; Inhoudelijke verdieping van de vraagstelling, inzichten en mogelijke oplossingsrichtingen (varianten) Bestuurlijke discussie over de mogelijke oplossingsrichtingen (scenario’s); Uitwerken van oplossingsrichtingen (scenario’s en beoordelen van oplossend vermogen. Bestuurlijke discussie over het oplossend vermogen van oplossingsrichtingen (scenario’s) op de te onderscheiden schaalniveau’s nationaal, bovenregionaal en regionaal en de te maken bestuurlijke keuzes: bestuurlijk eindoordeel. Op 4 oktober 2006 is afgesproken dat het haalbaarheidsonderzoek binnen een half jaar (1 juni) is afgerond voor overleg met de Minister. Dit is een zeer ambitieuse planning voor zo’n uitgebreid onderzoek. Op basis van de resultaten van dit overleg met de minister wordt de relatie gelegd met lopende studies en de daarbij reeds genomen besluiten. Organisatie Regionaal draagvlak is zeer belangrijk bij dit onderzoek. Om alle partijen die van belang zijn bij dit onderzoek ook daadwerkelijk de mogelijkheid te geven om mee te denken en te beslissen over de verschillende oplossingsrichtingen en het uiteindelijke bestuurlijk eindoordeel worden diverse overlegstructuren opgezet. - Overleg met de minister: Hierbij wordt aangesloten bij het tweejaarlijks overleg met de minister over de hele bereikbaarheid van Brabant. - Bestuurlijke afstemgroep: gedeputeerde Janse de Jonge (voorz.) en portefeuilehouder verkeer en vervoer SRE en wethouder van gemeente Eindhoven Erik van Merrienboer , wethouder Kerkhof van de gemeente Veghel (tevens vertegenwoordiger van de GGA Noord-Oost), wethouder HouthooftStockx gemeente Helmond, wethouder Eigeman gemeente Den Bosch, en Diris HID Rijkswaterstaat.De bestuurlijke afstemgroep volgt het proces op de voet. Op het moment dat bestuurlijke afwegingen gemaakt moeten worden wordt dit overleg ingeschakeld. In het overleg zal het plan van aanpak, de diverse oplossingsvarianten en het uiteindelijke eindoordeel geagendeerd worden - Ambtelijke stuurgroep: Onder voorzitterschap van directielid E&M provincie dhr. van Gils (voorz.) zal een ambtelijke stuurgroep ingesteld worden waarin de directeuren Verkeer en Vervoer van de gemeenten, SRE, RWS en ministerie VenW vertegenwoordigd zullen zijn. - Projectgroep bestaande uit provincie Noord Brabant (projectleider), SRE, gemeenten Den Bosch, Veghel, Helmond en Eindhoven, NS, Pro-rail, Ministerie VenW en RWS Noord Brabant. De projectgroep werkt uiteindelijk de voorstellen uit, bereidt de voorstellen voor de diverse ambtelijke en bestuurlijke overleggen voor en maakt de haalbaarheidsstudie. De projectgroep wordt ondersteund door adviseurs uit de verschillende organisaties op het gebied van verkeer en vervoer, ruimtelijke ordening, milieu, communicatie, kostenramingen en kosten-baten. Voor modelwerkzaamheden, rapportage en het faciliteren van bestuurlijke bijeenkomsten wordt een verkeerskundig adviesbureau ingehuurd. Planning Uitgangspunt is dat de studie begin juni 2007 wordt opgeleverd, inclusief conclusies en bestuurlijk oordeel. Dit oordeel is vervolgens input voor het overleg met de Minister. Op hoofdlijnen past daarbij de volgende planning:
15 november: projectleider en leden projectgroep bekend November: projectgroepkomt voor de eerste keer bijeen en maakt plan van aanpak Begin december: startbijeenkomst/1e bestuurlijke afstemgroep: bespreken plan van aanpak december: plan van aanpak gereed, start uitbesteding december: besluit over offertes adviesbureaus 2 januari: start adviesbureau Inhoudelijke analyses oplossingsrichtingen: januari - maart 2007 Begin maart 2007: 2e bestuurlijke afstemgroep, eerste resultaten, opties voor oplossingsrichtingen; Maart/april 2007: uitwerken van opties Eind april 2007: 3e bestuurlijke afstemgroep over uitkomsten opties 1 juni oplevering studie, inclusief conclusies en bestuurlijk oordeel
Input voor de studie De studie baseert zich zo veel mogelijk op bestaande informatie. Alleen daar waar lacunes in informatie bestaan worden deze gedicht. De bestaande informatie bestaat uit: Analysedeel Netwerkanalyse BrabantStad (DVM, OV en weg) BBZOB-studie en maatregelen Planstudie BOSE, alle varianten, Regioraadsbesluit en amendementen verbinding N279 en haalbaarheidsonderzoek ondergrondse uitvoering Bovenregionale visie op wegenstructuur Eindhoven - Helmond Analysedeel Plan-/MER-Tracé studie Tangenten Eindhoven Analysedeel Startnotitie/Planstudie A2/N279 Gebiedsgerichte verkenning N69 Kamer van Koophandel studie Bosegebied (Goudappel) Economische effecten bereikbaarheid Zuidoost-Brabant (KvK – Ecorys) relatie N69/N74 – A2 (Vlaanderen) B4-studie (Grontmij in opdracht van provincie Limburg) Eindrapport onderzoek versnellingsprijs A2 Maasbracht - Geleen (provincie Limburg) Lacunes in informatie A67 – informatie komt uit intake en is half januari beschikbaar In januari 1e fase KBA BOSE beschikbaar Aanpak haalbaarheidsonderzoek Het haalbaarheidsonderzoek is gericht op uitwerking van de samenhang tussen de knelpunten en oplossingsrichtingen. Zoveel mogelijk wordt gebruik gemaakt van bestaand materiaal (zie input studie). In het onderzoek wordt op basis van de lopende studies de bereikbaarheidsproblematiek van de zuidoostvleugel BrabantStad beschreven. Bij de bepaling van knelpunten, oorzaken en vervolgens oplossingsrichtingen, in de zuidoostvleugel BrabantStad wordt inzichtelijk gemaakt welke verkeersstromen aanwezig zijn in deze regio en welke mogelijke alternatieve routes dit verkeer kan gebruiken. Op basis van deze informatie worden vervolgens enkele varianten van verschillende combinaties van oplossingsrichtingen samengesteld. Deze varianten worden voorgelegd aan de bestuurlijke afstemgroep en vervolgens wordt het oplossend vermogen van deze varianten doorgerekend en worden de kosten van de varianten geraamd. Communicatie
Een goede communicatie over het haalbaarheidsonderzoek is essentieel. Het is met name van belang dat belanghebbende partijen op korte termijn goed geïnformeerd worden over doel en beoogd eindresultaat van het onderzoek en bij afronding van het onderzoek geïnformeerd worden over de resultaten. Bij belanghebbende partijen wordt met name gedacht aan de deelnemers (ambtelijk en bestuurlijk) van de verschillende lopende studies, zoals planstudies A2, N279, Bose en de verkenning N69. De bestuurlijke afstemgroep zal, waar relevant, voorafgaand aan het zetten van iedere processtap met de voor de lopende studies actieve stuurgroepen overleg plegen. Communicatie over het onderzoek vindt plaats door het uitbrengen van een nieuwsbrief bij start en afronding van het onderzoek en via bestaande overlegstructuren, zoals het ambtelijk en bestuurlijk overleg van de GGA-regio Noord-oost, de GGA-regio Den Bosch en het SRE. Ook de Kamer van Koophandel Oost-Brabant en de Brabantse Millieufederatie worden periodiek geïnformeerd. Capaciteit Projectleider provincie – half jaar fulltime – 600 uur Projectmedewerker SRE – half jaar ¾ time – 450 uur Projectmedewerkers gemeenten en RWS – half jaar half time – 300 uur Projectmedewerkers NS, prorail – 150 uur Budget Voor het uitvoeren van verkeerskundig onderzoek en voor communicatie is budget nodig. Kosten zijn voorlopig geraamd op € 150.000,- . Deze kosten worden verdeeld over SRE, RWS en Provincie, ieder een derde.