Haalbaarheidsonderzoek Theemuseum, Wintertuin Baarn
© 2010, Hylkema Consultants BV Kunsthistorisch advies- en organisatiebureau D‟ARTS
1
Inhoud
INHOUD....................................................................................................................................... 2 1. INLEIDING ............................................................................................................................... 3 2. ONDERZOEK ............................................................................................................................ 5 2.1 Vergelijkbare concepten .......................................................................................... 5 2.2 De collectie.................................................................................................................. 6 2.3 Het opbouwen van een eigen collectie ............................................................... 7 2.4 Het predicaat „nationaal‟ ....................................................................................... 7 2.5 Doelgroepen ............................................................................................................... 8 2.6 Unique selling point ................................................................................................. 10 2.7 Bezoekersaantallen .................................................................................................. 10 2.8 Inkomstenbronnen.................................................................................................... 11 2.9 Exploitatielasten ........................................................................................................ 11 2.10 De factor huur ......................................................................................................... 14 2.11 Klimaatbeheersing ................................................................................................. 15 2.12 Ruimtelijke geschiktheid ........................................................................................ 15 2.13 Beperken van de overlast voor omwonenden ................................................ 16 2.14 Samenhang tussen gebouw en park ................................................................. 17 3. CONCLUSIES ......................................................................................................................... 18 3.1 Scenario‟s ................................................................................................................... 18 1. Scenario verplaatsen ................................................................................... 18 2. Scenario theemuseum ................................................................................. 18 3. Scenario Koffie- & Theebelevenis .............................................................. 19 4. Scenario not-for-profit theecentrum ......................................................... 21 5. Scenario Koffie- en Theeschenkerij ........................................................... 22 6. Scenario Top Horeca ................................................................................... 23 3.2 Advies.......................................................................................................................... 24 3.3 Vervolg........................................................................................................................ 26 Bijlage 1: Gesprekspartners .......................................................................................... 28 Bijlage 2: De Wintertuin staat in een bijzondere traditie – een korte architectuurgeschiedenis.............................................................................................. 29 Bijlage 3: Redengevende omschrijving van het rijksmonument .......................... 35 COLOFON ................................................................................................................................ 37
2
1.
Inleiding
In maart 2010 is door de gemeente Baarn opdracht gegeven aan Hylkema Consultants om tezamen met Kunsthistorisch Bureau D'ARTS een nadere verkenning te doen naar de mogelijkheden tot restauratie en herbestemming van de Wintertuin in het Cantonspark overeenkomstig de besluitvorming in de gemeenteraad van Baarn in december 2009. Concept De gemeentelijke besluitvorming houdt in dat het concept voor een Nationaal Theemuseum breed is gedefinieerd. De raadscommissie heeft het in haar initiatiefvoorstel als volgt omschreven: een „Nationaal Theemuseum‟ (werknaam), “waarbij ook gedacht kan worden aan koffie, specerijen, producten uit Nederlands Indië. (…) Naast de museale functie stelt de raadscommissie tevens voor een educatieve functie aan de Wintertuin/Cantonspark te geven. De educatieve functie zou zich kunnen richten op de botanische en cultuurhistorische mogelijkheden van de Wintertuin/Cantonspark, maar ook het renovatieproject zelf zou een educatief aspect kunnen krijgen, bijvoorbeeld door de renovatie aan te merken als jeugdwerkprogramma (een voorbeeld daarvan is de Batavia Werf in Lelystad). In de Wintertuin/Cantonspark moeten mogelijkheden worden geboden voor kleinschalige horeca en extra museale activiteiten. Te denken valt aan een theeschenkerij en binnen en buiten (beelden) tentoonstellingen.” Adviesteam Hylkema Consultants BV en Kunsthistorisch Bureau D'Arts hebben een adviesteam gevormd bestaande uit de heren Wijn en Van Zoest. Het adviesteam heeft door middel van deskresearch (o.a. inventariserend onderzoek naar vergelijkbare projecten elders) en gesprekken met een beperkt aantal sleutelpersonen (zie bijlage 1) de mogelijkheden van het concept in kaart gebracht. Het onderzoek is begeleid door de Raadscommissie Wintertuin, die heeft opgetreden als klankbordgroep (zie ook bijlage 1). De onderhavige rapportage dient ter nadere besluitvorming door het College van B. en W. en de gemeenteraad van Baarn. Werkwijze Om het concept voor een Nationaal Thee Museum (NTM) nader te operationaliseren en op haalbaarheid te beoordelen heeft het adviesteam zich in eerste instantie gericht op het museale concept, omdat dit de drager is voor het geheel aan functies (educatie, wisselexposities e.d.) dat de raadscommissie voor ogen heeft. Wij hebben het concept getoetst op de volgende (vraag)punten: 1. Zijn er elders voorbeelden van een vergelijkbaar concept? Is het concept uniek c.q. in museale en thematische zin onderscheidend en kansrijk? 2. Is er een bestaande collectie die kan worden getoond?
3
3. Kan deze collectie het predicaat „nationaal‟ rechtvaardigen? 4. Als er een collectie moet worden opgebouwd: hoe wordt dit aangepakt en welke kosten zijn hiermee gemoeid? 5. Is er een alternatief voor een eigen collectie? 6. Wat zijn de doelgroepen van het concept? 7. Wat is het belangrijkste „unique selling point‟ van het concept? 8. Hoeveel bezoekers mogen worden verwacht voor dit concept? 9. Wat zijn mogelijke inkomstenbronnen voor het concept? Hoe reëel zijn deze bronnen en welke omvang kunnen zij naar verwachting aannemen? 10. Wat zijn de te verwachten jaarlijkse exploitatielasten? 11. Is het gebouw technisch voldoende geschikt c.q. geschikt te maken voor de beoogde functie? 12. Is het gebouw ruimtelijk voldoende geschikt c.q. geschikt te maken voor de beoogde functie? 13. Wat betekent de realisatie van het concept voor de omwonenden? 14. Aan welke randvoorwaarden moet worden voldaan wil het museum goed kunnen functioneren? 15. Wat valt te zeggen over de (eenmalige) investeringskosten t.b.v. de benodigde inbouwmaatregelen? In het navolgende hoofdstuk wordt nader op deze aspecten ingegaan.
4
2. Onderzoek In dit hoofdstuk worden de bevindingen weergegeven van het bureauonderzoek en de gesprekken met een aantal sleutelpersonen.
2.1 Vergelijkbare concepten Nederland kent verschillende thee- en/of koffiemusea. Het bekendste voorbeeld is Museum Joure, het voormalige Douwe Egberts Museum. In Amsterdam, Nieuwerbrug en Houwerzijl is - bij een winkel waar koffie en thee worden verkocht en geschonken - ook een kleine ruimte als museum over koffie en thee ingericht. Ook over de grens bestaan thee- en koffiemusea. Kortom: „reguliere‟ thee- en koffiemusea zijn er al, en nog wel op betrekkelijk korte afstand van Baarn. Het theemuseum in Baarn zou echter, zoals uit het Raadsbesluit blijkt, een cross-over moeten worden van een productmuseum (thee en koffie) en een historisch museum (koloniaal verleden Baarn) waarin ook aandacht wordt geschonken aan het botanische karakter van het Cantonspark. Musea die met het koloniale verleden te maken hebben, of daaruit zijn voortgekomen, kampen al enige jaren met een ernstige identiteitscrisis. Zo is het Museum voor Volkenkunde in Rotterdam het laatste vijftien jaar al drie keer van identiteit veranderd. Nu heet het Wereldmuseum en herbergt het een eersteklas restaurant, een wine-bar en een zalencomplex van internationale allure. Het Tropenmuseum in Amsterdam bezint zich op de toekomst. Men stapt langzaam af van de sfeerimpressies uit de tweede en derde wereld. Ook Volkenkunde in Leiden zint op een nieuw imago. Dat is niet onlogisch in een globaliserende economie en een kleiner wordende wereld. In tien uur tijd en voor € 500,- zit de gemiddelde toerist in een volstrekt andere atmosfeer. Veel authentieker dan de museale representant daarvan. De koloniale erfenis zelf is kortom nergens meer een echt onderwerp. Al jaren niet meer. Voor de Tweede Wereldoorlog maakten de koloniën nog werkelijk deel uit van onze belevingswereld. Dit is tot begin jaren zeventig van de vorige eeuw het geval geweest. Daarna heeft een omslag plaatsgevonden. Trots op de koloniën maakte plaats voor schaamte. De voormalige koloniën verdwenen langzaam uit de musea en komen thans terug als er presentaties worden gemaakt over slavernij, uitbuiting en oorlog. In Arnhem staat het Koninklijk Tehuis voor Oud-militairen en Museum Bronbeek (KTOMMB), specifiek gericht op ouderenzorg aan veteranen van de Nederlandse krijgsmacht en het voormalig Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL) alsmede op het gedenken en herdenken van het Indisch verleden. Op 17 augustus jl. werd de nieuwe permanente presentatie geopend met Het Verhaal van Indië in het Indisch Herinnerings Centrum Bronbeek. Musea over voedingswaren zijn meestal nauw gelieerd aan plekken waar je die waren ook kunt proeven en kopen. Aan thee en koffie kleeft een oubollig imago als het in verband wordt gebracht met de voormalige koloniën. Koffie en thee worden daarentegen als sexy ervaren als het gaat om pro-
5
ducten uit Italië, espressoapparaten, speciale branderijen, exclusieve koffiesoorten uit verre landen, vintage en grand cru koffie, politiek correcte koffie, kruidenthees, Japanse theeceremoniën, exquise kwaliteitsthee en al wat dies meer zij. De top van de markt, eerlijk en groen geproduceerd vormen de sleutelwoorden vandaag de dag. Koloniën en Tempo Doeloe staan daar mijlenver vandaan. Nederland kent een groot aantal theetuinen. In de omgeving van Baarn is een bekend voorbeeld hiervan de Theetuin in Eemnes. Ook is er spake van een ruim aanbod aan opengestelde (historische) botanische tuinen met kleinschalige horecagelegenheden of informatiecentra. Voorbeelden hiervan zijn het Pinetum Blijdenstein in Hilversum, het Von Gimborn Arboretum in Driebergen en de Kruidhof in Buitenpost waar bedreigde of bijzondere planten- en bomensoorten, klimaatveranderingen, de strijd tegen malaria en vele andere onderwerpen uitgelicht worden. (Historische) botanie kan op verschillende wijzen in verband wordt gebracht met koffie en thee, een onderwerp dat daar gezien de aard van deze producten van nature nauw mee verbonden is. Dit moet vanzelfsprekend op een eigentijdse en kwalitatief hoogstaande manier gebeuren om aansprekend en voldoende onderscheidend te kunnen zijn. Een museale invulling van een dergelijke verbinding is hier onzes inziens niet de beste vorm voor. Dit zal verder worden toegelicht in de volgende paragrafen. 2.2 De collectie Een museum vereist een collectie die getoond kan worden. Volgens de ICOM-definitie is een „museum‟ een collectie losse voorwerpen, die zijn of worden verzameld, bewaard, onderzocht en tentoongesteld ten behoeve van studie, educatie en recreatie. Er is echter nimmer actief verzameld rondom de Wintertuin. In de tijd dat de Wintertuin fungeerde als kas voor de Botanische Tuin van de Universiteit Utrecht, hebben tekenaars en schilders de tuin of onderdelen daarvan getekend en geschilderd. Geregeld werden deze tekeningen en schilderingen geschonken aan de beheerder van de tuin, die hiervan een verzameling aanlegde. Deze collectie kunstwerken is de enige bestaande verzameling die direct is verbonden aan het verleden van de Wintertuin, maar dan wel het verleden als kas bij een Botanische tuin. De verzameling is momenteel opgeslagen in Lage Vuursche. Mogelijk bestaan er daarnaast objecten of beeldmateriaal die op andere wijze betrekking op de Wintertuin hebben. Een collectie die betrekking heeft op thee, is momenteel in Baarn niet voor handen. Die zou wellicht wel kunnen worden samengesteld uit de depotcollecties van bijvoorbeeld Rijksmuseum Volkenkunde (Leiden), het Tropenmuseum (Amsterdam), Nusantara (Delft) en het Wereldmuseum (Rotterdam). Dit betekent wel dat er strenge museale eisen zullen moeten worden gesteld m.b.t. licht, klimaat en beveiliging. Tevens vereist een dergelijke presentatie een doorwrocht onderliggend concept en een eminente uitvoering qua ontwerp en installatie. Een en ander moet worden uitgevoerd en begeleid door professionals. Tegenwoordig vragen musea van nietmuseale partijen soms een bruikleenvergoeding. Wel is er in Baarn een verzameling historische objecten die is gerelateerd aan het product koffie. Deze collectie is in handen van de firma Boot (The
6
Golden Coffee Box). De firma Boot heeft interesse om deze collectie beschikbaar te stellen in combinatie met het exploiteren van de Wintertuin. Er zijn in Nederland circa 900 musea, waarvan vele overigens niet aan deze definitie voldoen. Naar verluid is Nederland daarmee het land met de grootste museumdichtheid ter wereld. Musea zullen het de komende jaren moeilijk krijgen gezien de financiële druk waarmee de belangrijkste financiers, rijk, provincie en gemeenten, te maken hebben. Er is dus veel te zeggen voor de stelling dat een nieuw museum werkelijk iets moet toevoegen aan de vele ten toongestelde collecties die we in ons land al hebben. Veel nieuwe initiatieven proberen juist onder het stempel „museum‟ uit te komen. Zo ontstaan er bezoekcentra, informatiecentra, fora, of instituten. 2.3 Het opbouwen van een eigen collectie Het feit dat er nu nog geen collectie rondom koffie en thee is, wil natuurlijk niet zeggen dat deze er niet kan komen. Ofwel via de weg van de geleidelijkheid (d.w.z. via geduldig collectioneren) ofwel via het ineens verkrijgen van een grote hoeveelheid materiaal (bv. via aankoop of dankzij donatie) is het mogelijk om een verzameling te starten. Wellicht kan alleen het loutere feit dat er ruchtbaarheid wordt gegeven aan het voornemen om in Baarn een centrum of museum voor de theecultuur te openen, er al voor zorgen dat allerlei aan thee gerelateerde voorwerpen aan deze instelling worden aangeboden. Als dit profiel wordt beoogd, is het duidelijk dat bij de start van het museum een deskundige aan het werk moeten om de collectie (snel of geleidelijk) te verkrijgen, te ordenen en te ontsluiten. Daarnaast moeten er voor de langere termijn medewerkers zijn die de collectie deskundig kunnen beheren. Het is geen reële gedachte dat dit zou kunnen plaatsvinden in de vorm van vrijwilligerswerk. Bij toeval kan het zo zijn dat er in Baarn of omgeving iemand woonachtig is die veel van thee af weet en om niet tijd en energie in het centrum wil steken. Veel waarschijnlijker is het echter dat deze deskundigen gezocht moeten worden en voor hun werkzaamheden moeten worden gehonoreerd. Zeker als Baarn het concept nationaal „op de kaart wil zetten‟, is het van belang dat professionals zich intensief, enthousiast en met visie met de verzameling gaan bezighouden. In de exploitatiebegroting moet met de honorering van deze professionals rekening worden gehouden. In dit geval geldt in het bijzonder dat de kosten voor de baat uitgaan. Het kan enkele jaren duren voordat er een interessante collectie is opgebouwd. Voorts moet in de begroting rekening worden gehouden met een professionele presentatie van de collectie (zie verder in § 2.11) 2.4 Het predicaat ‘nationaal’ Gezien het gestelde in de voorgaande paragrafen moet een predicaat als „nationaal‟ in relatie tot het theemuseum in ieder geval als “too much” worden beschouwd. Overigens wordt het predicaat “nationaal” geregeld op instellingen geplakt die dat feitelijk niet zijn: Nationaal Museum van Speelklok tot Piere-
7
ment (automatische muziekinstrumenten vanaf de 15e eeuw); Nationaal Museum voor Historische Landbouwtechniek (voorheen te Wageningen, inmiddels opgedoekt); Nationaal Rijtuigenmuseum (te Leek, Groningen: een buitenplaats met ook wat historische koetsen en rijtuigen); Nationaal Museum van de Speelkaart (te Turnhout, België spreekt voor zichzelf). Zoals de voorbeelden al aangeven kan de aanduiding „nationaal‟ al snel een wat potsierlijk effect hebben. Drie categorieën vormen hierop een uitzondering: - Erenaam: in Nationaal Museum Paleis Het Loo heeft “Nationaal Museum” de betekenis van “Nationaal Monument”; Het Loo is evenmin een museum als het Nationaal Monument op de Dam dat is. - Bijzondere betekenis: in het omstreden Nationaal Historisch Museum slaat “Nationaal” niet op “Museum” maar op “Historisch” – en daar zit nou net ook de kneep; het Nationaal Militair Museum i/o te Soesterberg is naarstig op zoek naar een geschikte naam - Onderscheidend van vele andere omdat het de enige is die op nationaal niveau opereert: de oude naam van Naturalis is “Nationaal Natuurhistorisch Museum” en voorheen “Rijksmuseum van Natuurlijke Historie”. Waarom? Vanaf de 19de eeuw had vrijwel elke stad/regio/ provincie wel een natuurhistorisch museum. Naturalis is het moedermuseum, op nationaal niveau. Het is natuurlijk duidelijk dat de aanduiding „Nationaal Theemuseum‟ primair als werknaam was bedoeld. Het verdient echter aanbeveling om deze naam voortaan niet meer te gebruiken in relatie tot het concept dat zal worden bedacht voor de Wintertuin. 2.5 Doelgroepen Het concept zoals ontwikkeld door de Raadscommissie zal voor een deel bezoekers uit de regio trekken en voor een deel georganiseerde groepen en dagjesmensen die een bezoek aan de Wintertuin combineren met iets in de buurt, zoals Paleis Soestdijk, Kasteel Groeneveld of het Baarnse Bos. Museumbezoek op eigen initiatief is in het gehele land vooral een zaak van vrouwen in de leeftijdscategorie 45+. De kunstmusea trekken ook jongere bezoekers. Kinderen en met name jongeren vormen een uiterst moeilijke doelgroep in geheel museumland en zijn alleen in schoolverband het museum in te krijgen. Een presentatie gericht op thee en koffie zal dus voornamelijk de geëigende doelgroep trekken: 45+, voornamelijk vrouw. De tuin en het gebouw zullen ook op de belangstelling kunnen rekenen van bijvoorbeeld degenen die zijn aangesloten bij een lokale historische vereniging. Deze verenigingen hebben betrekkelijk veel leden, in hoofdzaak oudere mannen. De doelgroep voor de Wintertuin zal al met al sterke gelijkenis vertonen met die van bijvoorbeeld de Open Monumentendag, namelijk hoofdzakelijk ouderen. Het aantal mensen in de leeftijdscategorie 45-65 en 65-80, wonende te Baarn, is procentueel gezien veel groter dan in de rest van het land. In Baarn wonen relatief veel autochtonen en weinig allochtonen van nietwesterse afkomst. De inwoners van Baarn sluiten goed aan bij het profiel
8
van de reguliere museumbezoekers en vormen daarmee een reële doelgroep. Een bijkomende doelgroep is de in natuur geïnteresseerde. Tenslotte maakt het Cantonspark deel uit van een bezoek aan De Wintertuin. Het Cantonspark kan zelfs af en toe op de aandacht van internationale specialisten en liefhebbers rekenen. Om deze doelgroep van liefhebbers en kenners uit te kunnen breiden, zal er echter een forse slag moeten worden gemaakt om de bekendheid van het park te vergroten en de conditie van het park te verbeteren. In de promotie van het park zou het Von Gimborn Arboretum graag samen willen optrekken om het fenomeen botanische tuinen beter in de markt te zetten en ook gezamenlijk fondsen te werven voor de instandhouding en onderhoud van het park. De conservator van het arboretum is bereid om zijn kennis ter beschikking te stellen aan het Cantonspark. Maar ook na deze opknapbeurt zal het „grote publiek‟ niet van heinde en verre naar Baarn toe komen. Liefhebbers van groen kunnen immers op de vele tuinbeurzen, in voorbeeldtuinen en tuincentra, hun hart op halen. Kort en goed: de woorden museum, thee, arboretum en Wintertuin spreken vooral een oudere of specialistische doelgroep aan.
Kengetallen museumbezoek De typische bezoeker van musea is een (alleenstaande) oudere vrouw uit de Randstad. Het aantal musea in Nederland is tussen 1980 en midden jaren negentig flink toegenomen maar sindsdien weer gedaald van 947 in 1997 naar 828 in 2003. Het aantal tentoonstellingen is wel toegenomen, van 2032 in 1997 naar 2135 in 2001. Sinds de jaren zeventig is het museumbezoek toegenomen, meer dan het bezoek aan andere klassieke culturele instellingen. Er is een sprong voorwaarts rond 1980, maar ook daarna zet de groei door. In 1979 ging 25 procent van de bevolking tenminste één keer per jaar naar een museum, in 1991 was dat toegenomen tot 34 procent. In 1995 is het 35%, in 1999 37%, in 2003 38%. Voor het vaker dan incidentele bezoek – één keer per kwartaal of vaker – lagen de percentages op 4,9% in 1983 tegen 6,5% in 1991. Het percentage blijft stabiel op rond de 6% tot 2003. Kinderen en jongeren gaan in toenemende mate naar het museum, overigens grotendeels op initiatief van ouders of school. Tussen 1979 en 1995 nam het bezoek van jongeren tussen de 16 en 19 jaar aan een museum toe van 35% naar 39% procent; het bezoek bleef in 1999 staan op 39% en is in 2003 weer gestegen tot 45%. Bij kinderen (6-11 jaar) steeg het museumbezoek tussen 1995 en 2003 van 40% naar 54%. Sinds 1999 is het museumbezoek van de Nederlanders ouder dan 20 jaar gelijk gebleven of licht teruggegaan, behalve bij de 50-64-jarigen. Bron: Sociaal Cultureel Planbureau
9
2.6 Unique selling point Het „unique selling point‟ van De Wintertuin is: een prachtig gebouw in een unieke parkomgeving met een bijzondere uitstraling op een verborgen plek. Met een gerichte marketing op bovengenoemde doelgroepen, kan het uitgroeien tot een ‘Geheimtipp‟ in ‟t Gooi. Tuin en gebouw hebben een groen imago. De invulling moet voor de rest zorgen. Kwaliteit is echter van groot belang! 2.7 Bezoekersaantallen Gezien de locatie zal het bezoek aan de Wintertuin vooral bestaan uit enkele gerichte bezoekers, groepen die georganiseerd langskomen en uit inwoners van Baarn en de nabije omgeving. De Wintertuin ligt namelijk niet op een doorgaande route, maar is enigszins verscholen in een woonwijk. Van passanten zal daarom slechts in beperkte mate sprake zijn. Zowel Paleis Soestdijk als Kasteel Groeneveld, trekken veel georganiseerd bezoek. Paleis Soestdijk leidt jaarlijks ruim 100.000 mensen rond in het voormalige werk- en woonpaleis van de Koninklijke Familie, afkomstig uit het hele land. Het park wordt door zo‟n 35.000 mensen bezocht, afkomstig uit de regio. Reisorganisaties bieden hun klanten vaak een combinatie van twee activiteiten. De Vrienden van het Cantonspark hebben de hoeveelheid aanvragen voor een rondleiding sinds de openstelling van Soestdijk, zien toenemen. Groeneveld trekt tussen de 45.000 en 80.000 mensen per jaar, onder wie veel gezinnen met kinderen en 50+- ers. Zij zijn veelal afkomstig uit de regio (de vierhoek Amsterdam-Utrecht-Almere-Amersfoort). Het park bij Groeneveld, dat in tegenstelling tot Soestdijk gratis toegankelijk is, kan jaarlijks op 300.000 bezoekers rekenen. Groeneveld en Soestdijk komen hiermee beiden voor in de top-7 van (historische) attractiepunten in de provincie Utrecht. De rondleidingen op Soestdijk eindigen echter op 31 december 2010. Georganiseerde reizen worden vooral aangeboden in de periode apriloktober. Een aan thee en koffie gerelateerde presentatie in De Wintertuin zal derhalve voornamelijk reguliere bezoekers trekken in die periode. Wanneer er wordt uitgegaan van een openstelling van 5 dagen in de week gedurende een periode van 30 weken betekent dat 150 dagen per jaar. Als daarbij wordt uitgegaan van gemiddeld circa 50 bezoekers op een doordeweekse dag en 200 in het weekeinde, dan kan het gaan om ca. 10.000 in het seizoen (30 x 200 + 90 x 50). Dit uiteraard mits er sprake is van een kwalitatief hoogstaande presentatie, dito horeca, aantrekkelijke activiteiten en een goede marketing. Ter vergelijking kan worden gerefereerd aan de CBS-statistiek van juli 2007 met betrekking tot musea, grootteklasse en bezoekersaantallen. Hieruit blijkt dat musea met 0 tot 5 mensjaren betaald personeel (een zinvol ijkpunt in dit geval) in 2005 een gemiddeld aantal bezoekers hadden van (afgerond) 8.000.
10
2.8 Inkomstenbronnen De opbrengst aan entreegelden voor een presentatie die de moeite waard is zal maximaal, op basis van het bovengenoemde bezoekersaantal, € 50.000 bedragen. Andere mogelijke inkomstenbronnen zijn: - kleine horeca (schenken van koffie en thee met het spreekwoordelijke appelgebak) - verkoop van koffie en thee en gerelateerde producten (zoals servies, kruiden en specerijen); - verhuur van ruimte - geven van workshops in relatie tot de collectie van het museum. - Inkomsten van donateurs en “vrienden van” - Sponsorbijdragen - Incidentele bijdragen van organisaties zoals de provincie en fondsen (voor publicaties, projecten e.d. geeft men subsidie). Een museale opstelling werkt meestal beperkend ten aanzien van het overige gebruik. De horeca-inkomsten zullen, zoals bij veel musea in Nederland, een zeer belangrijke inkomstenbron vormen.1 Als we er voor het gemak vanuit gaan dat de 10.000 bezoekers per jaar een kopje thee en een taartje bestellen, dan genereert dat circa € 40.000. De overige omzet zal van niet-museumbezoekers moeten komen. Te denken valt dan aan de revenuen van workshops, bijeenkomsten en partijtjes. Het meest lucratieve is verhuur en omzet in de avonduren voor feesten en partijen. Museumwinkels kosten alleen geld, ze leveren weinig op. Hetzelfde geldt voor educatieve activiteiten gericht op schoolklassen. Ook het (laten) maken en verkopen van aan het museum gerelateerde publicaties kost alleen maar geld. Op het vlak van sponsoring en bijdragen van vriendenverenigingen doen de musea in Nederland het slecht tot zeer slecht. Een uitzondering hierop vormen natuurlijk de veel publiek trekkende grote kunstmusea. Het is bepaald niet in de mode om zonder tegenprestatie geld te doneren aan museale collecties van een relatief bescheiden karakter. De belangrijkste reden hiervoor, zo blijkt uit onderzoek, is dat de Nederlander ervan uitgaat dat de musea al rijkelijk worden gesubsidieerd en dus geen private bijdragen meer nodig hebben… 2.9 Exploitatielasten De jaarlijks terugkerende exploitatielasten van de Wintertuin bestaan uit een aantal componenten:
Zie ook de referenties: bij alle theemusea in Nederland is een winkel én een vorm van horeca of verhuur. Entree van het museum is in bijna alle gevallen gratis. Eigenaren zien het museum als onderdeel van het totaalproduct, niet als een op zich zelfstaand iets. 1
11
Operationele Kosten 1. investeringslasten t.b.v. de inrichting, de beveiliging, de klimaatbeheersing etc. Deze moeten worden gekapitaliseerd en in beginsel op jaarbasis worden afgeschreven; 2. personeelslasten; 3. bedrijfs- en gebruikskosten;2 4. marketingbudget. Huisvestingslasten 1. huur; 2. vaste kosten voor gas, water, elektra en verzekeringen. Operationele kosten Op basis van ervaringsgegevens kan gesteld worden dat de operationele kosten op jaarbasis ca. € 125.000 à € 350.000 zullen bedragen. Als wordt gekozen voor een museale benadering met een (op te bouwen) eigen collectie, dan zullen de kosten vanwege de inrichting, het personeel (zie ook § 2.4), de eisen wat betreft klimaatbeheersing en de eisen ten aanzien van beveiliging al snel richting de € 350.000 per jaar gaan. Voor een minimale museale inrichting dient rekening te worden gehouden met een normbedrag van minimaal € 1.000 per m2. Voor de Wintertuin zou dit neerkomen op een inrichtingsbudget van ca. € 600.000, wat met een afschrijvingstermijn van tien jaar neerkomt op een jaarlast van € 60.000. Om een kleinschalig museum te kunnen laten functioneren, is er minimaal 3 fte aan inhoudelijke en uitvoerende werkkrachten nodig om een openstelling van 5 dagen per week te kunnen realiseren. Wij schatten de kosten hiervan op €160.00. Daarnaast zal er minimaal 2 fte beschikbaar moeten zijn om het horecagedeelte van het museum te bemannen. Deze kosten zijn aanzienlijk lager, zo‟n € 40.000 op jaarbasis. Ondanks het feit dat musea nagenoeg altijd te kampen hebben met weinig budget, investeren ze toch in toenemende mate tijd en geld in marketing om te kunnen blijven concurreren op de vrijetijdsmarkt. Uit onderzoek blijkt dat effectieve marketing de musea helpt om publiek te (blijven) trekken en zodoende te overleven. Een marketingbudget, hoe bescheiden ook, is tegenwoordig kortom een must voor ieder museum. Huisvestingslasten Cruciaal voor de totale exploitatielast zijn naast de operationele kosten de huisvestingslasten. Daarbinnen zijn als het om de Wintertuin gaat in het bijzonder twee componenten van belang: - de stookkosten; - de huurlast. De stookkosten belopen momenteel naar verluid ettelijke duizenden euro‟s per maand (ca. 30.000 à 40.000 per jaar). Dit is een factor waarmee ernstig rekening moet worden gehouden: zie ook § 2.13. Bedrijfskosten zijn bijvoorbeeld de website, accountant, kantoorspullen etc. 2
12
De huurlast is een specifiek onderwerp, omdat de gemeente hier – als eigenaar – zelf „aan de knoppen‟ zit. In paragraaf 2.12 gaan we hierop separaat in. Voor een museumfunctie moet de gemeente uitgaan van een gemodereerde huuropbrengst. Globale begroting Op basis van het voorgaande valt de volgende, globale begroting te maken voor een theemuseum. Hierbij is geen rekening gehouden met de kosten van eventuele bruiklenen of de kosten van mogelijk te organiseren wisseltentoonstellingen. Een meer op de botanie gerichte thematiek, zal tevens vragen om een forse investering in het Cantonspark. Ook hier is geen rekening mee gehouden. Inkomsten
Uitgaven Operationele kosten
Huisvestingslasten Exploitatietekort
Entreegelden3 Horeca Verhuur Totaal
40.000 50.000 20.000 110.000
Afschrijving inrichting (10 jr.) Bedrijfs- en gebruikskosten Museumpersoneel (3 fte) Horecapersoneel Marketingbudget huur en energie Totaal
60.000 60.000 160.000 40.000 10.000 25.000 355.000 245.000
Opgemerkt zij dat dit op zich geen slecht beeld is. Als de gemeente het tekort wil subsidiëren komt dit, uitgaande van 10.000 bezoekers per jaar, neer op een subsidie van € 23,50 per bezoeker. Voor een museale functie is dit acceptabel te noemen. Immers; nagenoeg álle musea in Nederland worden gesubsidieerd en de meeste voor aanzienlijk hogere bedragen per bezoeker dan genoemd bedrag. In onderstaande tabel (Bijdrage overheid per museumbezoek) is dit weergegeven.
Gemiddeld €4,00 per kaartje. Kinderen, groepen en bejaarden krijgen korting. 3
13
2.10 De factor huur Van groot belang voor álle bestemmingen die voor de Wintertuin worden bedacht, is hoe de eigenaar i.c. de gemeente omgaat met de te rekenen huur. In de gemeentelijke praktijk zijn wat dit betreft twee benaderingen te zien. Verreweg de meeste gemeenten kiezen voor een benadering waarbij wordt gesteld dat de huur marktconform moet zijn. De belangrijkste reden hiervoor is dat men wil voorkomen dat door de gemeente een oneerlijke concurrentie tussen verschillende exploitanten op het eigen grondgebied in de hand wordt gewerkt. Dit gevaar dreigt vooral als de gemeente een pand verhuurt aan een bedrijf dat in concurrentie staat met andere bedrijven wat betreft zijn economische activiteiten. Denk onder meer aan horeca-ondernemingen, detailhandelaren, bedrijven in de zakelijke dienstverlening e.d. Als de gebruiker een actor is zonder winstoogmerk komt het wel voor dat een gemeente kiest voor een niet-marktconforme benadering. Dit houdt dan in dat door de gemeente genoegen wordt genomen met een lagere huuropbrengst. De gemeente kan dit doen met het argument van het merit good. Dit is een goed waarvan het gunstig wordt geacht dat mensen er toegang toe krijgen. Een voorbeeld hiervan is dat de meeste mensen vinden het waardevol is dat kinderen gestimuleerd worden om theater en musea te bezoeken of serieuze boeken te lezen. Daarom subsidieert de overheid bepaalde culturele initiatieven. Dit kan uiteraard ook door middel van de – indirecte – weg van het rekenen van een lage huursom in geval de gemeente eigenaar is van een pand. Ook het argument van de zogeheten „externe effecten‟ wordt hierbij wel gehanteerd: men gaat er dan
14
van uit dat bepaalde voorzieningen een positief effect hebben op de leefbaarheid en economische activiteit in een gebied. Ook trots, uitstraling en prestige zijn te beschouwen als externe effecten. Het toepassen van een gemodereerde huurprijs kan worden opgevat als een methode gericht op het bevorderen van externe effecten. Belangrijk voor het concept voor de Wintertuin is hoe het gemeentebestuur van Baarn aankijkt tegen beoogde toekomstige huuropbrengst. Geadviseerd wordt om in ieder geval nader onderzoek te doen naar wat een marktconforme huur zou inhouden. Op grond van kennis en ervaring taxeren wij de marktconforme huurprijs in geval van een horecabestemming op ruwweg € 50.000 op jaarbasis. 2.11 Klimaatbeheersing Het gebouw moet bouwkundig en klimatologisch geschikt worden gemaakt voor het doel. Dit betekent naast het herstel van de oorspronkelijke bouwkundige elementen het realiseren van een adequate klimaatbeheersing middels verwarming, isolatie en luchtbehandeling (koeling, verversing, bevochtiging). De aard van het object (veel glas) maakt dit niet eenvoudig, maar een voordeel is dat thee en daaraan gerelateerde objecten niet bijzonder gevoelig zijn voor licht, warmte e.d. Wij adviseren om vroegtijdig: - een gespecialiseerde installatieadviseur in te schakelen om de uitgangspunten te bepalen met betrekking tot de te kiezen methoden van verwarming, koeling, verversing en bevochtiging en - goede afspraken te maken met de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed wat betreft de RC-waarde(n) van het toe te passen glaswerk. Een aandachtspunt hierbij is dat het energiegebruik van de Wintertuin momenteel als gezegd zeer groot is. Wil een vorm van exploitatie financieel mogelijk zijn, dan zal in de eerste plaats gezocht moeten worden naar een aanpak die tot een drastische reductie van de energiekosten leidt. Ook uit een oogpunt van duurzaamheid is dit meer dan wenselijk. Gedacht moet hierbij uiteraard in de eerste plaats worden aan het beperken van de energievraag. Een hele serie van inmiddels tamelijk reguliere (d.w.z. ingeburgerde en al vrij veel toegepaste) maatregelen kan hieraan bijdragen. Gezien het hoge energieverbruik van de Wintertuin verdient het aanbeveling om het pad dat naar een zuiniger (en dus duurzamer) gebouw moet leiden zorgvuldig uit te stippelen en af te leggen. Nadere advisering hierover is aangewezen. Voor dit moment volstaat het om vast te stellen dat het oplossen van het probleem van het energieverbruik hoge prioriteit heeft. Hier ligt ook een kans voor de gemeente om een voorbeeldproject op het gebied van duurzaamheid te realiseren! 2.12 Ruimtelijke geschiktheid Hoewel de Wintertuin door het huidige gebruik als galerie geschikt lijkt te zijn voor exposities, is dit niet zozeer het geval voor presentaties van museale aard. Zo is er weliswaar sprake van veel daglichttoetreding, maar valt alle licht rechtstreeks en ongefilterd de ruimte binnen. De huidige onderhuurder,
15
Palm Court Galleries, heeft dit probleem trachten op te lossen via onder meer het ophangen van gordijnen. Dit komt de beleving en uitstraling van het gebouw echter niet ten goede. Om verkleuring van objecten tegen te gaan zullen andere maatregelen nodig zijn, zoals het toepassen van UVwerend glas of folie. Uiteraard zijn hier extra kosten aan verbonden. Overigens is het natuurlijk duidelijk dat het gebouw als zodanig veel allure heeft en zich bij uitstek leent voor een (semi-) publieke functie. Middels een ingrijpende renovatie valt er van het pand een parel voor Baarn en omstreken te maken. Ter adstructie verwijzen wij naar bijlage 2, waarin in kort bestek wordt geschetst waarin het architectonisch concept van de Wintertuin zijn wortels heeft. 2.13 Beperken van de overlast voor omwonenden De omwonenden van het Cantonspark hechten aan regulering en inperking van (mogelijke) overlast waar het gaat om: - parkeren; - geluid (draaiende motoren, rumoer op straat, versterkte muziek); - vandalisme. Het feit dat de wijkbewoners dit belangrijk vinden is begrijpelijk. Zowel bij de realisatie van een museaal concept als bij een eventuele andere ontwikkeling achten wij het gerechtvaardigd dat de omwonenden vragen om waarborgen die ervoor zorgen dat de overlast binnen redelijke perken blijft. Onzes inziens kan de gemeente op drie manieren deze waarborg leveren: 1. Via het bestemmingsplan, waardoor langs bestuursrechtelijke weg gestuurd kan worden op de functie van de Wintertuin; 2. Door de Wintertuin niet te vervreemden, maar in eigendom te houden waardoor er in privaatrechtelijke zin rechtstreeks zeggenschap is ten aanzien van een hurende partij; 3. Door in privaatrechtelijke zin afspraken te maken met de huurder over de wijze van gebruik van het pand. Een dergelijke privaatrechtelijke overeenkomst tussen gemeente en initiatiefnemer komt in Nederland veel voor. In de overeenkomst kunnen op maat afspraken worden gemaakt over bijvoorbeeld: - openings- en sluitingstijden (naar dag te differentiëren, ook naar gebruik van gebouw en terras te differentiëren); - de wijze waarop leveranciers de Wintertuin bevoorraden; - welke parkeerplaatsen wanneer door bezoekers mogen worden gebruikt; - welke entree tot park en Wintertuin voor leveranciers en welke voor publiek van toepassing is; - het type activiteiten en evenementen dat in het pand mag plaatsvinden; - het maximum aantal partijen/evenementen per maand of per week; - het maximaal te produceren aantal decibel (met daarbij de externe meetpunten), eventueel te differentiëren naar momenten in de week of naar type evenementen; - het maximum aantal bezoekers in geval van een evenement;
16
-
de aard van evt. horeca-activiteiten (wel/geen alcohol, wel/geen kleine kaart) de omvang en het type gebruik van het terras; eventuele uitzonderingsbepalingen; welke speelvoorzieningen wel en niet in de nabijheid van de Wintertuin voor kinderen zijn toegestaan.
Als de gemeente alle drie genoemde instrumenten inzet, over de inhoud hiervan met de omwonenden overleg pleegt en de belangen van zowel bewoners als gebruiker(s) van het pand serieus afweegt, kan er een set van spelregels vastgelegd worden die voor iedereen acceptabel is en die een exploitatie van de Wintertuin conform een ruim opgevatte vorm van het concept van de Raadscommissie mogelijk maakt. 2.14 Samenhang tussen gebouw en park Nagenoeg alle gesprekspartners hebben er op gewezen dat het park thans weliswaar een waardevolle collectie bomen huisvest, maar verder als openbaar park niet optimaal functioneert. Er worden diverse knelpunten gesignaleerd: - de overlast in de avonduren van hangjongeren (tot uiting komend in vandalisme); - criminaliteit in het park, eveneens in de avonduren; - het weinig uitnodigende karakter van het park: overdag een „no goarea‟, ‟s avonds een „gated community‟; - de verbodsbepalingen die gelden met betrekking tot het park (geen honden uitlaten; geen speelmogelijkheden voor kinderen). Wij adviseren om de herontwikkeling van de Wintertuin nadrukkelijk in samenhang te bezien met een herpositionering van het park. Kort gezegd: het park wordt nu ervaren als zeer hoogdrempelig, terwijl een publieke voorziening als een park bij uitstek laagdrempelig zou moeten zijn. Nader onderzocht zou moeten worden hoe het park een meer open, veilig en recreatief karakter zou kunnen krijgen onder een gelijktijdige waarborging (en misschien zelfs wel versterking) van de natuurwaarden van het park. Afhankelijk van het karakter dat het theecentrum zal krijgen, is mogelijk ook de parkeercapaciteit rond het park een knelpunt. Ligt de nadruk op het museale aspect, dan zal het bezoekersaantal zich naar verwachting tot 10.000 beperken, publiek dat voornamelijk groepsgewijs de Wintertuin zal bezoeken. Dit komt in de maanden april t/m oktober doordeweeks neer op enkele touringcars per week. Over het parkeren valt met de touroperators goede afspraken te maken. Wanneer de Wintertuin een meer commerciële invulling zal krijgen, dan kan dit andere gevolgen voor de parkeerdruk hebben. Hier komen wij in het volgende hoofdstuk op terug.
17
3. Conclusies Wij hebben gezocht naar exploitatievormen die passen binnen de kaders van de Raadscommissie of daarmee de nodige raakvlakken vertonen. Hierbij zijn wij uitgekomen op een vijftal scenario‟s. Centraal in het denken over deze scenario‟s staat het vraagstuk van de exploitatielasten, dat wil zeggen: de te verwachten hoogte daarvan en de wijze waarop ermee kan worden omgegaan. In alle gevallen gaan we daarbij uit van een stevige aanvangsinvestering met het oog op het terugdringen van de energiekosten van het gebouw. 3.1 Scenario’s De scenario‟s luiden als volgt. 1. Scenario verplaatsen In feite is bij de Wintertuin sprake van een bijzonder gebouw op een bijzonder moeilijke plek. Dit probleem zou op te lossen zijn door het gebouw te verplaatsen. Zowel Stichting Van Gimborn Arboretum als de beheerorganisatie van Paleis Soestdijk, waar in de tuin ooit een vergelijkbare kas was gesitueerd, hebben aangegeven belangstelling te hebben om de Wintertuin – onder bepaalde condities - over te nemen. Naar verwachting zal verplaatsing echter op bezwaren stuiten bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). Deze dienst is o.a. belast met de bescherming van rijksmonumenten. Omdat tuin en gebouw tezamen het rijksmonument vormen en in de redengevende omschrijving van het monument ook de samenhang benadrukt (zie bijlage 3), achten wij de kans gering dat de rijksdienst met een verzoek tot verplaatsing zal instemmen. Daar staat tegenover dat er in het verleden in Nederland wel vaker monumenten uit hun biotoop zijn gehaald en naar elders verplaatst. Overwogen zou dus kunnen worden om dit scenario nader met de RCE te verkennen. Nadeel van dit scenario is dat de toegezegde restauratiesubsidies mogelijk ter discussie kunnen komen te staan. 2. Scenario theemuseum Als wordt gekozen voor een „full flash‟ theemuseum met bijbehorende randprogrammering (wisseltentoonstelling, educatieve activiteiten, excursies in het park etc.) zullen de operationele kosten als gezegd tenminste € 320.000 bedragen en de huisvestingslasten wellicht ca. € 25.000, (huur en gebruikskosten tezamen), aannemende dat de gemeente als verhuurder een gemodereerd huurbedrag acceptabel zal vinden en dat de gemeente eveneens de investeringskosten t.b.v. de klimaatbeheersing à fond perdu voor zijn rekening zal nemen. Aan de inkomstenkant zal mogelijk ca. € 40.000 aan entreegelden kunnen worden ingeboekt en nog eens € 70.000 aan overige inkomsten (verhuur, kleine horeca, sponsoring, incidentele bijdragen). Wij ramen de exploitatielast van het Scenario Theemuseum derhalve, als aan genoemde voorwaarden wordt voldaan, op ca. € 245.000 per jaar (355.000 minus 110.000).
18
Dit zal bij benadering het minimale jaarlijkse bedrag zijn dat de gemeente als subsidie aan het museum ter beschikking moet stellen. Theemuseum •
Rechtsvorm: stichting
•
Collectie
•
Educatief programma
•
Doelgroep: 45 + dames, regionaal, touroperators
•
Bezoekersaantal : maximaal ca. 10.000 (= ca. 400 per week)
•
Openstelling: seizoen, 6 dagen, 10-18 uur
•
Verhuur
•
Kleine horeca
•
Winkel
• Personeel: beheerder + betaalde krachten + vrijwilligers 3. Scenario Koffie- & Theebelevenis In de oriëntatiefase voor het initiatief voor een theemuseum heeft de Raadscommissie het signaal gekregen dat het bedrijf SARA LEE geïnteresseerd zou zijn in het hebben of ondersteunen van een presentatieplek. Deze mogelijkheid is door het Adviesteam nader geëxploreerd middels overleg met de marketingafdeling van SARA LEE. Hieruit is naar voren gekomen dat SARA LEE niet wil bijdragen in de vaste exploitatie van een theemuseum, of als vaste sponsor wil optreden voor een presentatieplek van nieuwe koffie en thee soorten. Omdat de nieuwe marketingstrategie van Pickwick inspeelt op het beleven van het merk door bijvoorbeeld een wellness -arrangement of een high-tea met vriendinnen, is SARA LEE wél geïnteresseerd in een plek waar het merk Pickwick ervaren kan worden. De Wintertuin zou hierin een rol kunnen spelen. Dit kan door: - in de Wintertuin het verhaal over thee, maar ook koffie, te vertellen; - een koffiebranderij en een koffie- en theeproeverij voor tijdelijk of vast in de Wintertuin realiseren en het publiek zodoende een echte thee of koffie belevenis te bieden; - de overige interieurinrichting te verzorgen, zoals koffie- en theeplanten, voor het echte „Pickwick/DE-gevoel‟; - Een regionale en landelijke publieksstroom op gang te brengen via een mediacampagne. SARA LEE ziet de Wintertuin dus als een bruikbaar marketinginstrument. Als tegenprestatie voor het gebruik van de Wintertuin kan men geen geld beschikbaar stellen, maar wil men wel anderszins helpen de bezoekersstroom op gang te brengen. Concreet denkt men daarbij aan: - het landelijk op de kaart zetten van de Wintertuin in het kader van de mediacampagne van de Pickwick-gardens;
19
-
-
het ondersteunen van een zelfstandige (!) ondernemer die de Wintertuin gaat exploiteren als horecagelegenheid, serviezenwinkel, bloemen- & plantenwinkel o.i.d.. De ondersteuning kan inhouden dat SARA LEE: via de media aandacht vraagt voor acties en mogelijke incidentele evenementen die zij organiseert, zoals koffie branden, proeven, high tea, educatie; de ondernemer tijdelijk onder z‟n hoede neemt om hem/haar alles te leren wat nodig is over thee, koffie, koffie branden etc. Dit kan in de vorm van een samenwerkingsverband.
Het totale aantal deelnemers dat medio 2010 aan een Pickwick High Teaevent heeft deelgenomen bedraagt volgens opgave van Sara Lee 240.000 op in totaal zo'n 80 locaties (gemiddeld 4.000 mensen per locatie). Daarbij moet de locatie overigens wel zelf een 2e high tea gratis aanbieden! Ten aanzien van de well-being activatie ontbreekt het Sara Lee nog aan exacte deelnamecijfers. Het doel van SARA LEE van een mogelijke betrokkenheid bij de Wintertuin is naar zeggen om ergens in Nederland de ultieme thee- en koffiebeleving tot stand brengen. Dit blijft relevant zolang het huidige marketingconcept rond de Pickwick-gardens van kracht is -marketingconcepten hebben immers een beperkte levensduur. Te verwachten valt dat door de bekendheid die in deze periode gegenereerd is, een goede basis wordt gelegd voor het succesvol continueren van een commerciële exploitatie van de Wintertuin. Als wordt gekozen voor een koffie&theecentrum dat onder de hoede van SARA LEE door een commerciële exploitant wordt gerund, zullen de operationele kosten lager zijn en mogelijk slechts € 125.000 bedragen. De huisvestingslasten zullen dan echter meer marktconform moeten zijn en richting de 75.000 gaan (huur en gebruikskosten tezamen), aannemende dat de gemeente het niet te rechtvaardigen zal vinden om aan een commerciële partij een gemodereerde huur te rekenen en dat zij mogelijk ook minder geneigd zal zijn de investeringskosten t.b.v. de klimaatbeheersing à fond perdu voor haar rekening te nemen. Sara Lee heeft aangegeven de inrichting te voor haar rekening te kunnen nemen. Aan de inkomstenkant zullen er geen entreegelden kunnen worden ingeboekt. De exploitatie moet geheel uit inkomsten als verhuur, kleine horeca en de winkel komen. Wel zal er dankzij de mediacampagne gerekend kunnen worden op méér bezoekers, wellicht zo‟n 15.000. Het is de vraag of de inkomsten die hieruit gegenereerd kunnen worden, voldoende zullen zijn om de totale kosten (naar verwachting dus minimaal € 200.000) te dekken. Bij dit scenario is het erg belangrijk of zich een ondernemer aandient die dit aan wil gaan. Het aantal te verwachten bezoekers heeft overigens gevolgen voor de parkeerdruk, die ten opzichte van een museale invulling zal toenemen. Hier zal de gemeente voor een adequate oplossing moeten zorgen.
20
Koffie- en Theebelevenis •
Commerciële horeca-exploitant
•
Tijdelijk SARA LEE als aanjager: inrichting, workshops, mediaaandacht
•
Thee én koffie als thema
•
Doelgroep: vrouwen, Pickwick-programma
•
Mogelijk 15.000 bezoekers per jaar-> parkeerdruk
•
Openstelling : 6 dagen per week, 10-18 (?) uur
•
Workshops
•
Winkel
•
Personeel: betaalde exploitant + betaalde krachten
4. Scenario not-for-profit theecentrum Wanneer wordt gekozen voor een theecentrum of theetuin dat zelfstandig (d.w.z. los van SARA LEE) functioneert en door een niet-commerciële rechtspersoon (i.e. een stichting) wordt gerund, zullen de operationele kosten eveneens laag kunnen zijn (€ 125.000). Ook zullen mogelijk de huisvestingskosten beperkt gehouden kunnen worden, als de gemeente tenminste bereid is de huur laag te houden en de investeringskosten t.b.v. de klimaatbeheersing à fond perdu voor haar rekening te nemen. Er is dan sprake van een verkapte subsidie voor de exploiterende stichting. Waarschijnlijk zal de gemeente dit alleen voor haar rekening kunnen/willen nemen als hiervoor een adequate rechtvaardiging gevonden kan worden. Hierbij moet worden gedacht aan het soort van activiteiten dat de stichting onderneemt en/of faciliteert, bijvoorbeeld in de sociale en/of culturele en educatieve sfeer. Aan de inkomstenkant zullen er geen entreegelden kunnen worden ingeboekt . De exploitatie moet geheel uit inkomsten als verhuur, kleine horeca, sponsoring e.d. komen. Als de stichting ca. € 125.000 weet binnen te halen kan zij quitte draaien. Dat zal waarschijnlijk alleen lukken als een bepaald type „commerciële‟ activiteiten (denk aan horeca en zaalverhuur) wordt ondernomen. De implicaties hiervan moeten goed met de gemeente én met de buurt worden besproken. Dit scenario leunt sterk op vrijwilligers waarbij de vraag gesteld dient te worden hoe duurzaam deze invulling is.
Not for profit Theecentrum •
Stichting
•
Zachte horeca met randprogrammering
•
Openstelling: seizoensafhankelijk
21
•
Doelgroep: Baarnaars, nabije regio
•
Activiteiten: workshops, tentoonstellingen, concerten e.d.
•
Personeel: betaalde beheerder (exploitant) + vrijwilligers
•
Samenwerking met Baarnse culturele instellingen voor programmering
•
Lage huuropbrengst voor gemeente
5. Scenario Koffie- en Theeschenkerij Uiteraard is het ook mogelijk om het concept van het theecentrum te gebruiken om een meer volwaardige horecafunctie te faciliteren. Hoewel dit strikt genomen niet tot de scope van dit onderzoek behoort, willen we het als scenario tóch tegen het licht houden, mede omdat een ondernemer uit Baarn heeft aangegeven belangstelling te hebben om invulling aan dit concept te geven, zoals al uiteen is gezet in paragraaf 2.2. Het gaat hierbij om de firma Boot. Deze firma heeft in Baarn al een koffiecentrum en daarnaast beschikt zij over een verzameling historische objecten die is gerelateerd aan het product koffie. Het voorgenomen initiatief om hieromheen in Lage Vuursche een klein museum te openen, gaat niet door. De koffie van Boot wordt wekelijks geroosterd en geschonken in 200 horecazaken en verkocht in 50 winkels in Nederland. Een bedrijf dat kortom naast een collectie, over voldoende know-how, financiële ruggengraat, naam en faam beschikt om een dergelijke exploitatie op zich te kunnen nemen en tot een succes te kunnen maken. Het bedrijf wil graag beschikken over een ruimte voor het geven van workshops en presentaties. De firma beoogt niet zozeer een museale presentatie alswel een ruimte waarin in een sfeervolle setting nieuwe producten kunnen worden getoond en geproefd. De ruimte dient ingezet te kunnen worden voor workshops ten behoeve van (beoogde) afnemers van het koffie-product van The Golden Coffee Box, horecastudenten en liefhebbers die zich willen verdiepen in bijvoorbeeld de ambacht van het koffiebranden. Een dergelijk initiatief voor een koffie- en theeschenkerij zou in principe gerealiseerd moeten kunnen worden op basis van een marktconforme huurstelling. Belangrijk voor de ondernemer zullen de voorwaarden zijn waaronder hij kan opereren. Dit heeft betrekking op parkeermogelijkheden (liefst natuurlijk zo optimaal mogelijk), openingstijden e.d..
Koffie- en Theeschenkerij •
Commerciële exploitant
•
Zachte horeca met zwaar accent op koffie en thee
•
Mogelijk i.c.m. tonen van collectie
•
Educatieve programma‟s
•
Marktpositie: er is concurrentie in omgeving
22
•
Openstelling: 5 à 6 dagen per week, 10-18 uur
•
Personeel: betaalde krachten
•
Doelgroep: Baarn en zeer nabije regio, koffieliefhebbers, horecastudenten
•
Hoge huuropbrengst voor gemeente
6. Scenario Top Horeca Een tweede scenario waarin de gemeente een marktconforme huur zal kunnen beuren (en er dus financieel niet “bij inschiet”) is dat waarbij in de Wintertuin een restaurant wordt gevestigd dat zich beweegt in de top van de markt. Voorbeelden van elders zijn restaurant Wilhelminapark in Utrecht en De Kas in Amsterdam. Uiteraard is een nadeel van dit scenario dat er meer parkeerdruk op de wijk komt, met name in de avonduren en in het weekeinde. Een toprestaurant moet immers tot minimaal 24 uur open kunnen zijn. Daar staat tegenover dat het gebouw een bekendheid en uitstraling kan krijgen die veel verder gaat dan alleen de gemeente Baarn.
Top horeca •
Commerciële exploitant
•
Hoogste segment. Referenties: Wilhelminapark en Karel V (Utrecht), De Kas (Amsterdam)
•
Openstelling: 6 dagen per week, 12-24 uur
•
Hoge huuropbrengst voor gemeente
3.2 Scenario’s in relatie tot het Cantonspark Een kwalitatief hoogstaande invulling van de (gerestaureerde) Wintertuin voegt waarde toe aan het eromheen gelegen park. De meeste scenario‟s, zowel commercieel als niet-commercieel, laten zich goed combineren met informatie over de tuin en de activiteiten die de Stichting Vrienden van het Cantonspark aanbiedt. Een invulling van de Wintertuin als informatiecentrum bij het park, zien wij echter niet als een realistisch scenario. Dit zorgt – gezien de ervaring van andere tuinen - voor onvoldoende inkomsten en vraagt daarbij een grote investering in het park om het als een volwaardige botanische tuin „in de markt‟ te kunnen zetten. Botanische tuinen zijn duur in onderhoud en sinds enkele decennia is de financiële situatie van veel van deze parken nijpend. Universiteiten hebben de tuinen om deze reden afgestoten. Stichtingen zijn opgericht om de botanische waarden in stand te houden, een openstelling voor het publiek te realiseren en educatieve programma‟s aan te bieden die toegespitst zijn op de veelal uitzonderlijke collecties bomen en planten. Deze stichtingen draaien vrijwel geheel op vrijwilligers. Uit een haalbaarheidsonderzoek dat de Universiteit Utrecht heeft laten doen in verband met de bouw van een nieuw paviljoen voor verhuur
23
en horeca in de Oude Hortus op de Uithof, is gebleken dat naast horeca en zaalverhuur, een uitgebreid randprogramma, subsidie en sponsoring nodig is om de tuin in goede conditie te houden. Ook hierbij zijn vrijwilligers een onmisbare factor. Kortom: het park biedt een bijzondere meerwaarde aan iedere vorm van exploitatie van de Wintertuin, maar is op zichzelf niet geschikt om te exploiteren door middel van de Wintertuin. Een toegankelijker karakter van de tuin in educatief opzicht en meer aandacht voor de tuin kan onzes inziens beter worden gerealiseerd door middel van informatievoorziening in de tuin zelf, samenwerking op pr- en educatief gebied met andere tuinen zoals het Von Gimborn Arboretum of de aansluiting bij bijvoorbeeld de Nederlandse Vereniging van Botanische Tuinen. 3.2 Advies Gezien de financiële draagkracht van een (relatief kleine) gemeente als Baarn achten wij een museale functie niet voor de hand liggend. Zeker niet als deze zich richt op een product dat qua beleving niet erg spannend is en bovendien is gerelateerd aan een koloniaal verleden dat in toenemende mate als problematisch wordt ervaren. Ook een museum met daaraan verbonden allerlei culturele en educatieve (neven-)activiteiten achten wij in financiële zin problematisch, al is het denkbaar dat de gemeente uit cultuurpolitieke overwegingen daarvoor kiest. Hetzelfde geldt voor een Not for Profit Theecentrum, al is hiervoor wel het nodige draagvlak in de Baarnse gemeenschap. Een invulling die de inwoners van Baarn bedient door middel van educatieve programma‟s, lichte horeca en kleine culturele evenementen kan wellicht veel draagvlak onder de bevolking krijgen. Een dergelijke invulling zal echter financieel betekenen dat de gemeente moet bijspringen via subsidie of een lage(re) huurstelling. Mocht de gemeente ervan overtuigd zijn dat deze behoefte in de breedte inderdaad bestaat, dan is het zinvol nader onderzoek te doen naar lokale voorstellen zoals die van de Initiatiefgroep Wintertuin Baarn. De plannen die deze groep inwoners hebben waren tot voor kort niet voorzien van een onderliggend financieel plan. De vraag of deze plannen een duurzaam en voor de gemeente relatief „zorgeloze‟ invulling vormen, kan met een businessplan wellicht beter beantwoord worden. Gezien de eisen en wensen van de buurt (waarmee tophoreca zich moeilijk verhoudt) en de geringe mogelijkheden voor de gemeente om structureel financieel bij te dragen, is een invulling van de Wintertuin als koffie- en theeschenkerij wellicht een aantrekkelijke bestemming. Om tegemoet te komen aan de latente vraag naar educatieve en culturele evenementen en de breed gedragen wens om de Wintertuin tot zijn recht te laten komen vanuit historisch en botanisch oogpunt, zou de voorkeur van de gemeente uit moeten gaan naar een exploitant die dit als essentieel onderdeel van zijn onderneming ervaart of een samenwerking met kleine lokale initiatiefnemers aangaat die hier invulling aan kunnen geven. De sleutel in het denken over de toekomst van de Wintertuin is gelegen in twee eerder genoemde aspecten, namelijk:
24
- de huurstelling, oftewel in welke mate wil de gemeente dat deze marktconform is; - de investeringskosten om het gebouw gebruiksklaar te maken: is de gemeente bereid deze gelden à fond perdu beschikbaar te stellen of worden deze in de huur verdisconteerd. Een belangrijk aspect zal zijn de wijze waarop wordt omgegaan met de thans hoge energiekosten van het gebouw. De gemeente zou de bereidheid moeten hebben om van de Wintertuin een voorbeeldproject te maken op het vlak van duurzaamheid. Een maximale inspanning om de energiekosten te reduceren is de beste garantie dat het gebouw ook op de langere termijn exploitabel blijft. Daarbij is het goed om te weten dat momenteel ook voor energiebesparende maatregelen allerlei subsidies (ook van provinciewege) voor handen zijn. Ook voor maatregelen in het kader van de zogeheten „Duurzame Monumentenzorg – DuMo - zijn extra subsidies te verkrijgen. Hoewel de Wintertuin op een prachtige plek ligt, mankeert er veel aan het functioneren van het park als publieke voorziening. Wij bepleiten een integrale aanpak van gebouw én park. In onze optiek is het „openen‟ en beter gebruiken van het park een conditio sine qua non voor het welslagen van welke exploitatie van de Wintertuin dan ook. Het park wordt nu ervaren als hoogdrempelig, terwijl het juist laagdrempelig moet zijn. Het park moet toegankelijk, transparant, kindvriendelijk en sociaal veilig worden. Daarbij zou de rand van het park aangewend kunnen worden om de parkeermogelijkheden te verruimen. Voor een en ander is een ingrijpende herontwikkeling van het park nodig. Om hiervoor draagvlak te krijgen bij de Vrienden van het Cantonspark (en andere natuurliefhebbers) is het tegelijkertijd nodig dat de gemeente sterk inzet op een zo goed mogelijk beheer van de unieke botanische waarden van het park. Naar onze overtuiging vormt op de langere termijn de visuele en fysieke afsluiting van het park (met de daarbij horende ingesloten hangjongeren in de avonduren) een veel grotere bedreiging voor het behoud van de botanische waarden dan het openen van het park. De ervaring met stadsparken her en der in den lande leert, dat des te opener en transparanter een park is, des te publieker het functioneert en des te minder vernielingen er plaatsvinden. Wij denken daarbij dat in de volgende fase een aantal zaken tegelijk uitgezocht en gedaan zouden moeten worden, zowel omwille van de tijd (de restauratie moet nog in 2010 beginnen!) als om het momentum van het proces vast te houden. Wij adviseren de gemeente het navolgende stappenplan te bewandelen: Voorwerk gemeente In overleg met de betrokken afdeling/dienst van de gemeente (Grondbedrijf) in beeld brengen wat de marktconforme huurstelling en de huurstelling voor maatschappelijke doeleinden zou moeten zijn; Een plan te (laten) maken voor een adequate klimaatbeheersing in het gebouw, dit naar de laatste stand van de techniek op het gebied van duurzaamheid. Het klimaatbeheersingsplan laten doorre-
25
kenen op investeringslast en te verwachten opbrengsten in de sfeer van lagere energielasten; Vast te stellen wat de hoogte is van de voorinvestering die de gemeente wil doen wat betreft de klimaatbeheersing in de Wintertuin; In overleg met (een vertegenwoordiging van) de buurt opstellen van een ontwerp voor spelregels die moeten gelden voor de beoogde exploitant, dit ter nadere beoordeling en goedkeuring door de gemeente. De spelregels zouden moeten worden vastgelegd in een privaatrechtelijke overeenkomst tussen gemeente en exploitant en wellicht – voor optimale waarborging van handhaving - ook in een convenant tussen gemeente en omwonenden. In te zoomen op de twee scenario‟s die het meest in de Baarnse situatie ingebed zijn, te weten het scenario Not for profit Theecentrum en het scenario Koffie- en theeschenkerij;
Procedure Een aanbestedingsprocedure te starten waarbij de Initiatiefgroep Wintertuin Baarn zowel als de firma Boot en andere partijenworden uitgenodigd om een bedrijfsplan in te dienen. Als voorwaarde te stellen dat in het bedrijfsplan niet alleen op onderbouwde wijze wordt ingegaan op de exploitatiebaten en lasten, maar ook op de noodzakelijke afbouw- en inbouwkosten; In de voorwaarden van de aanbestedingsprocedure onder meer duidelijkheid te geven over: - wat de gemeente in de klimaatbeheersing van het gebouw investeert; - welke huurstelling van toepassing is op een rechtspersoon met winstoogmerk en - welke op een rechtspersoon zonder winstoogmerk; - welke aanvullende randvoorwaarden van toepassing zijn (denk aan de spelregels met de buurt). Eventueel te overwegen de aanbestedingsprocedure ook open te stellen voor geïnteresseerde derde partijen. De Raadscommissie Wintertuin danwel de raad(scommissie)een toetsingskader te laten vaststellen op basis waarvan de bedrijfsplannen worden beoordeeld en de wintertuin zal worden gegund. Randvoorwaarde Een zorgvuldig plan te (laten) maken voor het “openen” van het park, het toegankelijk maken voor kinderen, het creëren van voldoende en aansprekende terrasruimte en het realiseren van betere parkeermogelijkheden, dit alles in nauw overleg met de stakeholders (buurt, Vrienden van het Cantonspark e.a.) 3.3 Vervolg In vervolg op dit onderzoek verdient het aanbeveling dat B. en W. en gemeenteraad zich uitspreken of het wenselijk en haalbaar is om als gemeente een niet-marktconforme huur te rekenen en dus jaarlijks bij te dragen aan de exploitatiekosten van de Wintertuin. Vervolgens kan – nadat de gemeente het bovengenoemde “huiswerk” heeft gedaan – de aanbeste-
26
dingsprocedure worden gestart. De mate waarin het adviesteam hierbij nog een rol speelt is ter nadere bepaling aan de opdrachtgever.
27
Bijlage 1: Gesprekspartners
-
De heren J-W. Jansen en F. Luiten namens de Raadscommissie Wintertuin Mevrouw K. van Berge Henegouwen, mevrouw K. Oud en de heer J. Reedijk namens Stichting „De Wintertuin‟ c.q. het Initiatief Wintertuin Baarn (IWB) De heer H. Blokzijl namens Bomencentrum Nederland De heer H van der Aa namens de Vrienden van het Cantonspark De heer H. Walraven van Ommeren namens Palm Court Galleries Mevrouw T. Coppens namens Historisch Toerisme Bureau Thera Coppens De heer A.H. Hallie namens de omwonenden van het Cantonspark De heren W. Eckelmans en A. de Ronde Bresser namens SARA LEE De heren H. de Beaufort en D. Six namens de Stichting Von Gimborn Arboretum De heer B. Boot namens Golden Coffee Box
Als voortzetting van de Raadscommissie Wintertuin is een begeleidingscommissie in het leven geroepen, sedert april 2010 bestaande uit: de heer F.A.H. Luiten (fractievoorzitter VVD, voorzitter), de heer J. Hoogendoorn (CDA), de heer W. Hazeu (BOP), de heer A. Najib (gemeentesecretaris), de heer H. v.d. Kerk (wethouder), mevrouw J. Pijnenborg (griffier). NB: op 1 juli 2010 heeft het adviesteam in de vorm van een powerpointpresentatie aan commissie ROB verslag gedaan van zijn expeditie en zijn voornaamste bevindingen. Op 26 mei is de Raadscommissie Wintertuin uitvoerig geïnformeerd.
28
Bijlage 2: De Wintertuin staat in een bijzondere traditie – een korte architectuurgeschiedenis De Wintertuin van Baarn staat in een bijzondere traditie. Het gebouw staat niet op zich, maar was een product van zijn tijd, de moderne tijd. Die tijd begon in Engeland, met de industriële revolutie. In 1851 vond in Londen de Wereldtentoonstelling plaats. De tentoonstelling werd gehouden om de industriële, militaire en economische macht van Groot-Brittannië en andere geïndustrialiseerde landen te tonen. In Hyde Park werd dankzij de prins Albert het Crystal Palace gebouwd. Dit gebouw van staal en glas werd, naar een ontwerp van Joseph Paxton, in de Victoriaanse stijl gebouwd in een tijdsbestek van slechts tien dagen. Het uitgangspunt was, om het gebouw zeer groot en licht te maken, zodat er veel tentoonstellingen konden worden gehouden. De voorwerpen van de tentoonstellingen kwamen uit alle werelddelen en alle landen van het Britse Gemenebest (zoals India, Canada, Australië, Nieuw Zeeland etc.) Veel bezoekers die in Londen bijeen kwamen, kwamen uit Europese landen. In totaal bezochten ruim zes miljoen mensen de tentoonstelling en waren er dertienduizend verschillende objecten te zien die vooral de mate van industrialisatie moesten tonen van het deelnemende land. Na de wereldtentoonstelling werd Crystal Palace verplaatst naar de heuvel Sydenham in Zuid-Londen. Hier werd het opnieuw in een tweehonderd are groot park geplaatst. Het nieuwe Crystal Palace werd geopend door koningin Victoria op tien juni 1854. In 1911 werd de inauguratie van George V er grootschalig gevierd. Tegen het einde van de negentiende en aan het begin van de twintigste eeuw waren er rondom het Crystal Palace o.a. een racebaan voor motoren aangelegd en werden er in het gebouw regelmatig andere sportevenementen gehouden. Voetbalwedstrijden trokken soms tegen de honderdduizend bezoekers. In de jaren dertig werd het gebouw gebruikt als een van s‟werelds eerste televisiestations. Door een snel om zich heen slaande brand waardoor de brandweer geen schijn van kans had, werd Crystal Palace op 30 november 1936 verwoest.
29
In de tweede heft van de 19de eeuw kreeg het Chrystal Palace navolging in de (tuin)architectuur. Drie mooie voorbeelden zijn te zien in Brazilië, Frankrijk en Nederland. Toen Napoleon‟s leger in 1807 Lissabon binnentrok, vluchtte de Portugese prins, Dom João VI, en zijn 15.000 man personeel richting Brazilië, waar hij de macht overnam. In 1821 keerde hij uiteindelijk terug naar Portugal. Zijn zoon Dom Pedro I bleef achter en riep daar in 1822 de onafhankelijkheid uit en verklaarde zichzelf tot keizer van Brazilië. In 1840 volgde Dom Pedro II zijn vader keizer op. Keizer Dom Pedro II was een enthousiast bezoeker van spraakmakende tentoonstellingen. In 1879 bestelde hij voor zijn zomerverblijf in Petropolis (een bergstadje gelegen op ca, 80 km. van Rio de Janeiro) zijn eigen chrystal palace: het Palacio Cristal. De metalen en glazen componenten van het gebouw werden besteld en gemaakt in Saint-Saveur-les-Arras, Frankrijk. In 1884 ging het gebouw open als ruimte voor tentoonstellingen en festiviteiten, een functie die het paleis nog steeds heeft. In 1888 vond in het Palacio Cristal een historische bijeenkomst plaats. Tijdens een spectaculair feest met Pasen kondigde Prinses Isabel – als laatste ter wereld - de vrijmaking van de slaven (meer dan 700.000) in Brazilië aan.
30
Ook in Frankrijk wordt in deze tijd zo’n kristallen paleis gerealiseerd. In Tarbes ligt in die tijd de Jardin Massey, aangelegd door de ouddirecteur van de Orangerie in Versailles, Placide Massey. Na diens overlijden in 1853 blijft de tuin onafgerond. Om aan Massey eer te bewijzen laat het gemeentebestuur van Tarbes in 1880 een hypermoderne orangerie bouwen. Men kiest voor een stijl en een materialisatie die in die tijd helemaal in de mode is: neoclassicisme in staal en glas.
Een herkenbaar Nederlands voorbeeld uit deze periode is er ook. In 1879 gaf de eigenaar van landgoed Overveen (Willem Borski) aan de architect Muyskens opdracht voor de bouw van een Oranjerie.4 De Orangerie Elswout werd doorh em in Neorenaissance stijl ontworpen. Het gebouw was bedoeld als authentieke Wintertuin, d.w.z. om planten voor het landgoed te kweken en te laten overwinteren. Na die tijd is de Orangerie o.a. gebruikt als gymnastiek- en handenarbeidlokaal. In 1984, heeft Staatsbosbeheer de vervallen Orangerie laten restaureren, tegenwoordig doet hij o.a. dienst als trouwlocatie.
Het landgoed Overveen zelf dateert al uit de 17de eeuw. Het heeft een rijk verleden. Te gast waren mensen als Napoleon en keizerin Sissi. 4
31
Ook in Madrid verrees in deze tijd een glaspaleis. In 1887 vond er in Madrid een expositie plaats die als onderwerp de Filippijnse Eilanden had. Dezelfde architect die het nabij gelegen Palacio de Velázquez had ontworpen, moest een kas ontwerpen waar de bloemen en planten afkomstig van de Filippijnen konden worden bewaard. Dit Palacio de Cristal werd gebouwd in het Parque del Buen Retiro. De architect liet zich nadrukkelijk inspireren door het chrystal palace in Londen. In het gebouw worden tot op de dag van vandaag exposities en evenementen gehouden.
32
Het hoogtepunt in de hausse van bouwen met staal en glas is ongetwijfeld de realisatie in 1900 van het Grand Palais, wederom ter gelegenheid van een wereldtentoonstelling. De wereldtentoonstelling van 1900 in Parijs beoogde de balans op te maken van een eeuw van industrialisatie en technische vooruitgang. Het gebouw was bedoeld als paleis voor de schone kunsten, werd gelijktijdig met het Petit Palais en de Pont Alexandre III gebouwd, en kreeg een imposante Neoclassicistische façade met veel Art Nouveau smeedijzerwerk. Het Grand Palais is een combinatie van een klassieke stenen facade (versierd met vele sculpturen en mooie gekleurde mozaïeken) met een constructie van staal en een imposant glazen dak. Het gebouw was lange tijd de grootste constructie in ijzer en glas ter wereld, een titel die daarvoor toebehoorde aan …. het Londense Crystal Palace. Sinds de opening in 1900 doet het gebouw dienst als een tentoonstellingsruimte waar allerlei evenementen plaatsvinden. Een deel van het gebouw is tegenwoordig in gebruik als kunstgalerij, maar ook zie je hier nog steeds van allerlei evenementen, van een autoshow met antieke auto‟s tot extravagante modeshows van Parijse top designers.
De Wintertuin die August Janssen in 1914 aan het Cantonspark in Baarn liet bouwen past in deze traditie. Het is de sobere, Hollandse variant van het monumentale kristallen paleis: relatief bescheiden in zijn maatvoering en sober in qua neoclassicistische vormentaal. Maar tóch is het de grootste Wintertuin die in Nederland is gebouwd… August Janssen was als planter rijk geworden in Nederlands-Indië en behoorde tot de meest vermogende mensen van ons land. In de periode van 1905 tot 1915 liet hij het Cantonspark realiseren. De kroon op het werk was de Wintertuin, waarvoor hij het ijzer uit Parijs liet komen, van dezelfde werkplaats als waar Gustave Eifel zijn ijzer liet maken.
33
34
Bijlage 3: Redengevende omschrijving van het rijksmonument
Naam Adres Gemeente Complexnr. Rijksmonumentnr. CBS-categorie Ingeschreven per Kad. gemeente Kad. sectie/nr. Redengevende omschrijving
Cantonpark Heemskerklaan 25 3742 AK Baarn Baarn 511681 511683 8. Agrarische gebouwen 15-07-1999 Baarn M/305 Omschrijving complexonderdeel 2 De evenwijdig aan de Heemskerklaan in het Cantonspark gelegen WINTERTUIN is in 1914-1915 gebouwd voor A. Janssen naar ontwerp van bouwkundige G. Koelewijn uit Baarn. Het object is opgetrokken op een nagenoeg rechthoekige plattegrond en telt één bouwlaag. Het object bestaat boven een stenen basement uit hout en glas, met uitzondering van de achtergevel, die geheel van baksteen is. De beglazing van de daken is vervangen door kunststof. De glaspuien zijn deels voorzien van een roedenindeling, soms nog met glas-in-lood, en deels van vensters met een getoogde bovenzijde. Het middelste bouwdeel is hoger opgetrokken en voor het grootste deel voorzien van glas. Het bouwdeel wordt gedekt door een tegen een rechte achterzijde geplaatst schilddak met de nok haaks op de Heemskerklaan en het park gericht. De dakschilden zijn gebogen, met uitzondering van de achterzijde. Tegen dit geveldeel is een brede schoorsteen gezet, die boven het dakhuis uitsteekt, dat op de nok is gezet. Ter weerszijden van het middendeel zijn lagere bouwdelen geplaatst onder zadeldaken met de nok evenwijdig aan de Heemskerklaan. Tegen de voorzijde van het middendeel is een driezijdige stenen erker gezet met getoogde vensters en deuren. Tegen de zijgevels van de lagere bouwvolumes zijn erkers van hout en glas geplaatst met stolpende deuren. Het interieur is één grote ruimte. In het midden bevindt zich een palm. De zijvleugels zijn verdiept en van een omloop voorzien. De kapspanten zijn van hout met ijzeren polonceauspanten. De Wintertuin deed dienst als plantenkas en is verbouwd tot galerie. De kolenkelder en het ketelhuis, die aan de achterzijde waren gelegen, zijn afgebroken. Essentieel is de ligging van de kas op het zuiden, waarbij de planten ook `s winters voldoende licht en
35
zonnewarmte konden opvangen. Waardering complexonderdeel 2 De Wintertuin is van cultuurhistorische waarde vanwege de voormalige botanische functie. Het object is voorts van architectuurhistorische waarde vanwege de gaafheid en zeldzaamheid van het bouwtype en vanwege de constructie en het materiaalgebruik. Het is van situationele waarde vanwege de prominente ligging in het Cantonspark. Complexomschrijving: Inleiding complex Het Cantonspark maakte oorspronkelijk deel uit van het uitgebreide bezit van de Amsterdammer August Janssen, directeur van de Indische Cultuurondernemingen en eigenaar van de villa's Canton, Peking en Java. In 1905 werd het park als overtuin aangelegd door J. Goossen. In de bijna 3,5 ha. grote tuin kwamen kassen, een grote overdekte Wintertuin, tennisbanen en een tennishuisje, alsmede exotische planten, bomen, diverse tuinbeelden en een colonnade. Na de dood van Janssen werd het Cantonspark aan de Staat der Nederlanden geschonken onder voorwaarde dat het als botanische tuin zou blijven voortbestaan. In 1920 kreeg de Universiteit Utrecht de tuin toegewezen. In 1987 kwam het park in het bezit van de gemeente Baarn. Een aantal zeldzame bomen bleven in het park, terwijl een deel van de collectie werd overgeplaatst naar Utrecht. Thans doet het Cantonspark dienst als wandelpark. De Wintertuin uit 1914, ontworpen door architect G. Koelewijn, doet dienst als galerie. Complexomschrijving Het CANTONSPARK wordt omgrensd door de Heemskerklaan in het noorden, de Piet Heinlaan in het oosten en zuiden en de Faas Eliaslaan in het westen. Het complex is aangegeven op bijgevoegde kaart en bestaat uit de volgende onderdelen: 1. parkaanleg 2. Wintertuin 3. tennishuisje 4. colonnade 5. fontein 6. tuinbeeld 7. brug 8. kwekerij Waardering complex Het Cantonspark is van cultuurhistorische waarde vanwege de ontstaans- en ontwikkelingsgeschiedenis. Het is van architectuurhistorische waarde vanwege de aanleg en de aanwezige objecten.
36
Colofon
Opdrachtgever Gemeente Baarn Project Haalbaarheidsonderzoek Theemuseum Wintertuin Baarn Opdrachtnemer Hylkema Consultants BV Projectverantwoordelijke: de heer C.H. Wijn Kunsthistorisch Bureau D‟Arts Projectverantwoordelijke: de heer R. van Zoest Projectmedewerker: mevrouw C. Uringa Contactadres: Doelenstraat 20 3512 XJ UTRECHT (t) 030 2328866 (f) 030 2368294 (i) http://www.hylkemaconsultants.nl
37