Agendapunt 02: Brabantstad Portefeuillehoudersoverleg Mobiliteit Datum
12 maart 2014
Kenmerk
informerend
Agendapunt 02.1 ONDERWERP
Stand van zaken # Brabant In de bijlage is een scan opgenomen van een BrabantStad publicatie over het tijdspad van #Brabant. Verder is onderstaand een uitleg over #Brabant tot nu toe gegeven. Aanleiding Brabant heeft de ambitie tot de Europese top van (industriële) kennis- en innovatieregio’s te behoren. Om dit waar te kunnen maken, is het nodig het stedelijk netwerk in Brabant te ontwikkelen tot een samenhangend netwerk van elkaar aanvullende steden met een goed vestigings- en leefklimaat nodig. Op die manier kan de agglomeratiekracht versterkt worden, zodat het netwerk beter in staat is om hoogwaardige bedrijven en goed opgeleide werknemers vast te houden en aan te trekken.
KERN VOORSTEL
Om deze ambitie te realiseren is het project Versterkt Stedelijk Netwerk Brabant (ook bekend onder de naam #Brabant) gestart, met als doel het ontwikkelen van een visie en strategie voor het versterken van Brabant als kennis- en innovatieregio. #Brabant is een nadere uitwerking van de Strategische Agenda BrabantStad en meer specifiek van de ontwikkelopgaven ‘Bevorderen (inter)nationale bereikbaarheid’ en ‘Versterken ruimtelijke structuur van het stedelijk netwerk’. Concreter betekent dit: Brabant als top kennis- en innovatieregio versterken door het ontwikkelen en met elkaar verbinden van economische toplocaties, hoogstedelijke zones en (multimodale) knooppunten in Brabant, zodat een complementair stedelijk netwerk en een robuust en efficiënt verkeer- en vervoerssysteem ontstaat. Aanpak In drie stappen zetten we de algemene strategie om naar uit te voeren projecten. 1. Richtinggevende principes (Strategie #Brabant ontwikkelen op basis van bestaand materiaal: kern in deze eerste stap is het met elkaar (BrabantStadpartners) formuleren van de richtinggevende principes, zijnde een set van uitgangspunten en criteria, die aangeven hoe we van de huidige stand van zaken van het stedelijk netwerk Brabant komen naar de gewenste toekomst). 2. Draagvlak (Strategie #Brabant voorleggen aan partners: het resultaat van stap 1 wordt vervolgens voorgelegd aan andere partners (triple helix/4O's/strategic boards). 3. Realisatie (Homegrown solutions: stap 3 is het creëren van commitment en het vastleggen van afspraken. Doel is afspraken te maken over de realisatie van (eerste) vliegwielprojecten en partners te inspireren tot het bedenken van andere ‘homegrown solutions’ die passen bij de strategie van #Brabant en het versterken van het stedelijk netwerk Brabant. Deze stap is voorzien na de verkiezingen van
gemeenteraden in het voorjaar van 2014). Uitkomsten van de analyse De analysefase heeft de volgende uitkomsten (kansen en uitdagingen) opgeleverd: ● Brabant heeft een goede uitgangspositie als Europese kennis- en innovatieregio; ● Maar Brabant verliest wel agglomeratiekracht ten opzichte van andere sterk groeiende agglomeraties; ● Het voor Brabant kenmerkende ruimtelijk mozaïek staat onder druk. De relatie stad-land vraagt om aandacht; ● De bereikbaarheid binnen het netwerk en tussen het netwerk en de (inter)nationale omgeving moet verbeterd worden; ● Er ligt een stevige (selectieve) verstedelijkingsopgave: reset the city, er is meer ruimte dan programma voor handen; ● De financierbaarheid van verstedelijking is een probleem, terwijl er hoogstedelijke zones nodig zijn als basis voor aantrekkelijke steden en voor de versterking van het metropolitane karakter van het netwerk; ● Brabant functioneert niet als één daily urban system. Methodiek: Richtinggevende principes Om invulling te geven aan de conclusies uit de analyse van #Brabant op het (inter)nationale schaalniveau en het niveau van het stedelijk netwerk Brabant is het nodig te focussen op de opgaven op deze schaalniveaus, en de krachten van provincie, regio’s en steden te bundelen met die van marktpartijen, kennisinstellingen en andere maatschappelijke spelers. Om de slag te kunnen maken naar concrete projecten, en om ook adaptief in te kunnen spelen op ontwikkelingen, stellen de BrabantStad-partners een lange termijnstrategie voor bestaande uit richtinggevende principes. De principes richten zich vooral op het schaalniveau van Brabant(Stad) en bepalen welke projecten op dat niveau een gezamenlijke inspanning vragen. Andere projecten zullen vooral bijdragen aan de kracht van de afzonderlijke steden en regio’s en op deze niveaus een inspanning vragen. De uitdagingen op het (inter)nationale schaalniveau en het schaalniveau van Brabant concentreren zich rond drie thema’s: de vitaliteit van toplocaties voor bedrijven uit de (Brabantse) topsectoren, de aantrekkelijkheid van de stedelijke centra en de aanwezigheid van metropolitane voorzieningen voor het stedelijk netwerk. Voor elk van deze drie thema’s geldt een aantal richtinggevende principes. De wijze waarop de principes worden toegepast wordt na de beschrijving van de principes toegelicht. Vitaal: internationaal concurrerende economie ● Sluit aan bij economisch clusterbeleid zoals het topsectorenbeleid van het Rijk en het Brabantse clusterbeleid; ● Stimuleer de combinatie van kennisintensieve ontwikkeling en 'productie' van diensten en producten binnen één gebied; ● Creëer locaties, structuren en voorzieningen voor “toeleveranciers” van topsectorbedrijven (toeleveringsbedrijven, kennisinstellingen, arbeidsmarkt); ● Zorg voor locaties die een hoge toegevoegde waarde hebben binnen het netwerk vanuit het oogpunt van samenhang en complementariteit; ● Zorg voor multimodale ontsluiting (vooral belangrijk voor productielocaties); ● Stimuleer multifunctionaliteit van gebieden en het ontstaan van crossovers; ● Ondersteun regionale/lokale initiatieven die in de vorm van een pilot van belang zijn voor het hele netwerk. Aantrekkelijk: Kwaliteit van de grote stedelijke centra & spoorzones ● Creëer aantrekkelijke, gevarieerde gebieden voor kenniswerkers; ● Zorg voor verdichting, hoogstedelijke milieus en verkorting van reistijden;
● Stimuleer de ontwikkeling van totaalconcepten die kwaliteitsverhogend voor het gebied en/of het netwerk zijn en identiteitsversterkend voor gemeente en/of regio zijn; ● Zorg voor ontwikkelingen die onderscheidend zijn ten opzichte van de rest van het netwerk; ● Creëer plekken die gemakkelijk en vriendelijk zijn voor verblijvers en overstappers (ontmoetings- en overstapmogelijkheden); ● Zorg voor een goede verbinding met andere stedelijke centra. Verrassend: Hoogwaardige metropolitane voorzieningen ● Zorg dat topvoorzieningen een complementaire bijdrage leveren aan het netwerk; ● Ontwikkel voorzieningen die passen bij de schaal van de gemeente en/of het netwerk; ● Zorg dat er voldoende culturele voorzieningen, verblijfs-/ ontmoetingsmogelijkheden en congresfaciliteiten beschikbaar zijn; ● Zorg voor hoogwaardige natuur/landschappen in de omgeving van het stedelijk netwerk. Er gelden ook twee basisprincipes voor alle drie de thema’s: Basisvoorwaarden; ● Bevorder duurzame ontwikkeling; ● Kies voor een internationale oriëntatie. Toepassing van principes Het hanteren van de principes zorgt ervoor dat ontwikkelingen en initiatieven in lijn gebracht kunnen worden met de strategie die leidt tot de versterking van het stedelijk netwerk Brabant en voorkomt onnodige versnippering en dubbelingen. Initiatieven die in lijn zijn met het merendeel van de principes leveren de grootste bijdrage aan deze versterking. Dit zijn de initiatieven die we gezamenlijk in BrabantStad-verband (en met andere partners) vooruit zouden moeten helpen. Initiatieven die minder in lijn zijn met de geformuleerde principes kunnen op regionaal of lokaal schaalniveau zeker van betekenis zijn, maar leveren een te beperkte bijdrage aan de versterking van het stedelijk netwerk Brabant. Op deze initiatieven zou de BrabantStad-ondersteuning zich niet moeten richten. De prin-cipes sluiten zodoende initiatieven niet uit, maar benadrukken op welke initiatieven de BrabantStad-samenwerking haar kracht zou moeten richten. Bovendien kan aan de hand van de principes het “verhaal” van de opgave verteld (en op punten versterkt) worden. Een eerste scan van de projectenlijst zoals die opgenomen is in de Gebiedsagenda aan de hand van de principes zoals hierboven opgenomen zijn maakt duidelijk dat er vier typen opgaven zijn waar de versterking van het stedelijk netwerk op het niveau van BrabantStad zou moeten gebeuren: ● Brainport Avenue (vliegveld, landzijdige bereikbaarheid, gebieds- en campusontwikkeling); ● Spoorzones/hoogstedelijke binnenstadzones; ● Internationale verbindingen; ● Campussen/werklocaties voor topsectoren.
ADVIES TOT BESLUITVORMING
Zoals eerder opgemerkt dienen de principes vooral om projecten en initiatieven te structureren binnen de context van een strategie, gericht op het versterken van de agglomeratiekracht van het stedelijk netwerk in Brabant. Het prioriteren van projecten kan hier onderdeel van uitmaken, maar dit sluit niet uit dat er andere overwegingen kunnen zijn (leefbaarheid in steden en regio’s, oplossen van acute knelpunten) die in het stellen van prioriteiten meegenomen moeten worden. Kennisnemen van hetgeen onder “Inhoud opdracht” is opgenomen.
Agendapunt 02.2 ONDERWERP
Terugkoppeling BrabantStad overleg d.d. 4 februari 2014 In verband met de verbouwing van het Provinciehuis worden de Bestuurlijke B5dinsdagen bij de B5-gemeenten georganiseerd. Op 4 februari jl. vond de Bestuurlijke B5-dinsdag te Eindhoven plaats.
KERN VOORSTEL
Op de agenda stonden als belangrijkste punten: Doorontwikkeling van de samenwerking Stuurgroep Netwerkprogramma BrabantStad voor de periode 2014-2018. Als meerwaarde van de samenwerking wordt gezien dat er korte ambtelijke en bestuurlijke lijntjes zijn ontstaan, ook met niet overheden als bijvoorbeeld ProRail, NS en TNO, waardoor er snel kan worden ingespeeld op nieuwe ontwikkelingen en kansen. De slagkracht binnen het beleidsveld Mobiliteit wordt als belangrijk ervaren en moet worden behouden. Daarnaast moeten de contacten met andere beleidsvelden (zoals met name economie en ruimte) worden versterkt. De samenwerking moet vooral worden gefocust op thema’s die aantoonbaar meerwaarde hebben om in gezamenlijkheid op te pakken en hebben dan ook een sterk bovengemeentelijk karakter. Het gaat dan met name om: - OV-netwerk Brabantstad: (inter)nationaal spoor, hoogwaardig openbaar vervoer en knooppunten; - Ketenmobiliteit; - Intelligent Transportation Systems (ITS), regionaal verkeersmanagement en Beter Benutten; - Goederenvervoer en logistiek; - EU en internationalisering; - Integratie van Mobiliteit met Ruimte en Economie. Het vervolgtraject is dat de thema’s worden verwoord in een inspirerende beeldende brochure die in mei 2014 aan de nieuwe wethouders wordt voorgelegd. Ambitie, Kaders en randvoorwaarden van Beter Benutten 2.0 Zie agendapunt 2.3 Werkexcursie Berlijn 24 t/m 26 september 2014 vindt de jaarlijkse werkexcursie van de B5-steden en provincie Noord-Brabant plaats. De doelen van deze excursie zijn: - Versterken van het ambtelijk en bestuurlijk netwerk BrabantStad Bereikbaar; - Eerste voorbereiding BO MIRT; - Europese binding versterken en het aangaan van contacten met bestuurders ter plaatse; - Iinspiratiebron voor nieuwe ideeën die ook in Brabant kunnen worden toegepast. Extra toegevoegde waarde is met enige regelmaat dat nieuwe leden in de Stuurgroep (wethouders, gedeputeerde, portefeuillehouder SRE, directeuren van het ministerie van IenM, RWS, ProRail of NS) zo in zeer korte tijd en op informele wijze kennis kunnen maken met een aantal van hun relaties. Onderdelen in het voorlopige programma zijn in ieder geval: - Ontmoeting met Dhr. Koos Wieriks en Mevr. Yolanda van Groenewoud, attachés van het Ministerie voor Infrastructuur en Milieu bij de Nederlandse ambassade in Berlijn met uitleg over de samenwerking tussen I&M en het Duitse Ministerie voor Verkeer, Bouw en Stedelijke Ontwikkeling (VBS); - Ontmoeting met Dhr. Christian Gaebler, Staatssecretaris van de Senaat voor Stedelijke Ontwikkeling en Milieu en Dhr. Dr. Friedemann Kunst, Hoofd van de
-
-
Transport Divisie van de stad Berlijn, met presentaties over het stedelijk mobiliteitsplan en het stedelijk fietsbeleid; Ontmoeting met Mevr. Claudia Baumgartner van de VMZ (Verkeersmanagementcentrale) in Berlijn, inclusief rondleiding; Ontmoeting met mensen van het Berlijnse Agentschap voor Elektrische Mobiliteit (eMO) met presentaties over de ambities en maatregelen in Berlijn en omgeving en een site visit van de Inno-Z proeftuin voor elektrische mobiliteit;. Bezoek aan de Innotrans 2014 beurs in Berlijn met als titel 'the future of Mobility' (www.innotrans.com).
Netwerkprogramma BrabantStad en Europa Algemeen: Op 17 december jl heeft de Europese Commissie het “Urban Mobility Package” gelanceerd. Net als bij het witboek Transport is ook hierin CO2-reductie belangrijk. Verder veel aandacht voor SUMP’s (sustainable urban mobility plans), logistiek, breed toepassen van ITS oplossingen en verkeersveiligheid. Op 5 december 2013 is de Transport Raad akkoord gegaan met het nieuwe TEN-t pakket. In het persbericht daarover wordt de betrokkenheid van lokale en regionale overheden bij planning en implementatie expliciet benoemd. In totaal is er voor de komende jaren 13 miljard euro beschikbaar voor TEN-t. Alleen onderdelen van het TEN-t netwerk komen in aanmerking voor financiering. Het gaat daarbij niet alleen om infrastructuur maar ook om knooppunten als (lucht)havens en terminals. Komend najaar wordt een grote TEN-t call verwacht van tenminste 5 miljard euro. Mobiliteit is ook een belangrijk onderdeel van Smart Cities. Dit concept is al in 2011 gelanceerd. Eind 2013 is de European Innovation Partnership for Smart Cities and Communities gestart. Dit moet leiden tot een integrale aanpak van ICT, energie en mobiliteit voor “innovative solutions to the major environmental, societal and health challenges facing European cities today”. Steden kunnen hierop aanhaken. EU subsidiemogelijkheden voor verkeer en vervoer (in steden). In 2014 is een nieuwe 7-jarige EU begrotingsperiode gestart. Dit heeft geleid tot een herschikking van subsidieprogramma’s. TEN-t, Horizon2020 (H2020) en INTERREG zijn voor mobiliteit de belangrijkste. Binnen H2020 is zo’n € 5.8 miljard bestemd voor “smart, green and integrated transport”. H2020 kent subsidiepercentages van 70% tot 100%. Doelstelling uit het Urban Mobility package en Smart Cities kunnen gerealiseerd worden met hulp van H2020. Voortgangsbrief Betuweroute en derde spoor Duitsland van 13 januari 2014 aan de Tweede Kamer De brief is als bijlage bijgevoegd, maar op 26 februari 2014 is op Spoorpro.nl het e artikel “Capaciteitsbeperking door aanleg 3 spoor Duitsland valt me” gepubliceerd. “De capaciteitsbeperking als gevolg van de aanleg van het derde spoor tussen Emmerich en Oberhausen is minder groot dan aanvankelijk gedacht. In plaats van slechts 12 treinen per dag zullen straks minimaal 25 tot 40 treinen kunnen rijden tijdens de meest intensieve bouwperiode. Zo werd duidelijk uit de gastlezing van Eric Bezem, voorzitter van de Stuurgroep Derde Spoor Duitsland, tijdens het Spoorcafé vorige week donderdag. Dat meldt Rail Cargo. Bezem refereerde in zijn presentatie aan zijn vorige lezing tijdens het Spoorcafé op 21 november, waarbij hij aangaf dat het traject tussen Emmerich en Oberhausen niet eenvoudig is omdat de spoorlijn dorpen en steden doorkruist. Een bouwperiode van circa 7 jaar is volgens Bezem dan ook niet overdreven. Het heeft als voordeel dat de buitendiensttellingen worden verspreid in de tijd in plaats van een korte bouwperiode met langdurige buitendiensttellingen.
Beschikbare treinpaden Actuele informatie op basis van analyses wijst uit dat het aantal beschikbare treinpaden tijdens de periode van enkel spoor groter blijkt te zijn dan eerder was geprognosticeerd. De stuurgroep had aanvankelijk rekening gehouden met circa 12 goederenpaden per dag. Nu blijken dat er 40 te zijn in 2016 en 25 vanaf 2017 en verder. Dit positieve nieuws werd goed ontvangen. Niettemin zullen knelpunten ontstaan in de capaciteit. Er zijn veel maatregelen te bedenken om de knelpunten op te lossen. Bezem gaf aan de oplossingen primair te richten op het mogelijk blijven maken van het spoorgoederenvervoer en pas in tweede instantie te willen uitwijken naar andere modaliteiten. De geselecteerde oplossingen die door Bezem benoemd werden, zijn onder andere het maximaliseren en het optimaal benutten van het aantal treinpaden voor goederen, het optimaal gebruik maken van de Betuweroute en het logisch omleiden, het zoeken naar andere logistieke concepten in overleg met KNV, havenbedrijven en verladers en een efficiënte operatie. Gevaarlijke stoffen De oplossingen dienen volgens Bezem te passen binnen de wettelijke kaders, zoals Basisnet (gevaarlijke stoffen) en SWUNG (geluidproductieplafonds). In dat verband noemde Bezem het positieve bericht dat de spoorsector een enorme spurt maakt als het gaat om de inzet van geluidsarme treinen. Daarom lijkt de problematiek op dat vlak mee te vallen. Bezem zei verder dat men bij het zoeken van oplossingen wil zorgen voor een optimale afstemming met de omgeving. Daarmee doelde hij achtereenvolgens op de Tweede Kamer, de betrokken provincies/gemeenten en de partijen aan de andere kant van de grens. Volgens Bezem heeft de Tweede Kamer vooral zorgen over omwonenden langs het spoor. In dat verband gaf hij aan dat het goed is dat de spoorsector ook haar belangen en oplossingen kenbaar maakt via bijvoorbeeld KNV of EVO. Noodfonds
ADVIES TOT BESLUITVORMING
Vanuit de zaal werd Bezem tenslotte gevraagd of er ook een noodfonds wordt opgericht in verband met eventuele schade voor de sector als gevolg van de werkzaamheden. Bezem vindt het echter te voorbarig om te concluderen dat de werkzaamheden per definitie schade zullen opleveren. Wellicht dat een compensatie in de vorm van tarifering zo nodig tot de mogelijkheden behoort. De opmerking dat volgens de spoorsector de kosten in het spoorgoederenvervoer exorbitant zijn toegenomen en de rentabiliteit sterk onder druk staat, plaatste Bezem buiten de scope van het derde spoor. Hij zag wat dat betreft meer relatie met het Aanvalsplan Spoorvervoer dat KNV recent heeft opgesteld.” Kennisnemen van hetgeen onder “Inhoud opdracht” is opgenomen.
Agendapunt 02.3 Stand van zaken Beter Benutten 2.0 ONDERWERP De Minister van Infrastructuur en Milieu wil tot en met 2017 het programma Beter Benutten voortzetten en heeft een totaalbedrag van 300 miljoen tot haar beschikking voor 12 regio’s. Op 4 februari jl. heeft een bestuurlijk overleg plaatsgevonden, waarbij de conceptafspraken (incl. de financiële inzet) zijn besproken en vastgelegd in de bereikbaarheidsverklaring (zie bijlage). De bereikbaarheidsverklaring, waarin de kaders en ambities voor elke regio zijn vastgelegd, geldt als start van het vervolgprogramma. Doel van deze intentieverklaring is o.a. op voorhand meer richting te geven voor de nog uit te werken maatregelen. Dit is een andere werkwijze dan bij Beter Benutten 1.0 is gevolgd, Op 6 maart 2015 zijn alle bereikbaarheidsverklaringen tijdens een landelijk congres in Zwolle ondertekend. Daarna kunnen Rijk, provincie, SRE kennisinstellingen en bedrijfsleven starten met het proces om te komen tot proportionele, kosteneffectieve maatregelen. Uit de verdiepende analyses moet de komende maanden blijken op welke specifieke plekken welke oplossingsrichtingen kwalitatief of kwantitatief (kosten)effectief kunnen zijn.
KERN VOORSTEL
Doel van het vervolgprogramma In de bereikbaarheidsverklaring wordt omschreven aan welke problemen en kansen er gewerkt gaat worden, wat de rollen en taken van de verschillende partijen zijn en op welke wijze later tot maatregelenpakketten wordt gekomen. De ambitie is om de komende jaren de bereikbaarheidsproblemen op de grootste knelpunten met 10% te verbeteren ten opzichte van een situatie zonder het Vervolgprogramma Beter Benutten, maar nadrukkelijk ook om gebruik te maken van unieke kansen. Brabant legt, zoals afgesproken, binnen het Vervolgprogramma Beter Benutten de focus op de volgende speerpunten: - Intelligent Transport Systems (ITS) en de ITS-corridor Rotterdam-Frankfurt-Wenen; - Logistiek en goederenvervoer; - Multimodale bereikbaarheid van de stedelijke gebieden. De Bereikbaarheidsverklaring is slechts een intentieverklaring. De concrete maatregelen worden grotendeels voor het najaar van 2014 uitgewerkt. Hiermee levert het Vervolgprogramma Beter Benutten een bijdrage aan de verbetering van de bereikbaarheid, met duurzaamheid en veiligheid als nevendoel. Belangrijkste afspraken uit de bereikbaarheidsverklaring • In Brabant gaan we niet alleen kijken naar knelpunten, maar ook naar kansen; niet alleen binnen het stedelijk gebied, maar ook tussen stedelijke gebieden; • In principe dragen Rijk en Regio evenredig bij aan het programma. De bijdrage van de regio bestaat uit bijdragen vanuit de overheden en bijdragen vanuit het bedrijfsleven. Rijk en regio spannen zich in om een (indicatief) bedrag van 76 miljoen voor het totaalprogramma beschikbaar te stellen; • De Rijksbijdrage is inclusief het restbudget van 5,5 miljoen uit het bedrag dat het Rijk had gereserveerd voor de 1e fase van de A67; • Vaststelling van de onderscheiden bijdragen gebeurt op basis van de plannen van Aanpak; • Minimaal 10% van het programmabudget zal besteed worden aan innovatie; voor ITS-maatregelen gelden aparte afspraken. • De organisatiestructuur blijft nagenoeg gelijk ;an die van Beter Benutten 1; Om aan
•
• •
ADVIES TOT BESLUITVORMI NG
1. 2.
de voorwaarde van het Rijk (een dedicated programmasturing) tegemoet te komen en de programmasturing te verbeteren worden met de deelnemende organisaties aparte afspraken gemaakt; de leden van de regiegroep Netwerkprogramma krijgen een meer nadrukkelijke rol; Het Rijk wil dit najaar het totaal maatregelenpakket vaststellen; tijdens het bestuurlijk overleg hebben we het voorstel gedaan maart 2015 als richtdatum te gebruiken. Meerdere regio’s hebben hierom verzocht en de Minister is gevraagd hierover een knoop door te hakken; Bij de totstandkoming van het maatregelenpakket wordt u nadrukkelijk betrokken. Hiervoor wordt een proces uitgestippeld. Communicatie over de intentieverklaring, ondertekening etc. vindt, in onderling overleg tussen Rijk, Provincie en SRE plaats. Kennisnemen van hetgeen onder “Inhoud opdracht” is opgenomen. De projectgroep Mobiliteit opdracht geven de in de knelpuntenanalyses van de snelwegen door West-Brabant geconstateerde knelpunten bij het vervolgproces van Beter Benutten 2.0 in te brengen.
Agendapunt 3: Vaststelling conceptverslagen Portfeuillehoudersoverleg Mobiliteit Datum
12 maart 2014
Status
Besluitvormend
03.1 Onderwerp KERN VOORSTEL ADVIES VOOR BESLUITVORMING
Conceptverslag Bestuurscommissie Mobiliteit d.d. 11 december 2013 Bijgevoegd treft u het conceptverslag aan van de bestuurscommissie Mobiliteit d.d. 11 december 2013 Vaststellen conceptverslag d.d. 11 december 2013
03.2 Onderwerp KERN VOORSTEL ADVIES VOOR BESLUITVORMING
Conceptverslag Portefeuillehoudersoverleg Verkeer en Vervoer GGA-West d.d. 21 november 2013 Bijgevoegd treft u het conceptverslag aan van portefeuillehoudersoverleg GGAWest d.d. 21 november 2013 Vaststellen conceptverslag d.d. 21 november 2013
03.3 Onderwerp KERN VOORSTEL ADVIES VOOR BESLUITVORMING
Conceptverslag Portefeuillehoudersoverleg Verkeer en Vervoer GGA-Breda d.d. 21 november 2013 Bijgevoegd treft u het conceptverslag aan van portefeuillehoudersoverleg GGABreda d.d. 21 november 2013 Vaststellen conceptverslag d.d. 21 november 2013
Agendapunt 04 Notitie “Nieuwe opzet en werkwijze Mobiliteit” Portefeuillehoudersoverleg Mobiliteit Datum
12 maart 2014
Kenmerk
informerend
ONDERWERP
KERN VOORSTEL
ADVIES VOOR BESLUITVORMING
Notitie “Nieuwe opzet en werkwijze Mobiliteit” In september 2012 is de opzet en werkwijze van RWB geëvalueerd: past de huidige opzet en werkwijze nog wel bij wat gemeenten, bedrijfsleven, onderwijs en externe partners van RWB vragen. Onder de noemer Redesign zijn organisatorische ontwikkelingen ingezet die moeten leiden tot een organisatie waar ruimte is voor integraliteit, reactiesnelheid en slagvaardigheid, om zo kansen optimaal te benutten. Om vorm en inhoud te geven aan de discussie omtrent Redesign. Is er een voorstel uitgewerkt op basis van de huidige overlegstructuren van zowel de GGA’s als de voormalige Bestuurscommissie Mobiliteit. Hierbij wordt niet alleen gekeken naar de nieuwe invulling van het portefeuillehoudersoverleg, maar gebeurt dit nadrukkelijk in combinatie met de bestuurlijke GGAoverleggen. Op basis van een interne ambtelijke raadpleging en een finale discussie met de portefeuillehouders mobiliteit is in het licht van de Redesign-discussie het voorstel nader uitgewerkt ten behoeve van een nieuw Portefeuillehoudersoverleg Mobiliteit. Instemmen met nieuwe opzet en werkwijze zoals genoemd in de bijgevoegde notitie “Nieuwe opzet en werkwijze Mobiliteit”.
Agendapunt 05: Knelpuntenanalyse Portefeuillehoudersoverleg Mobiliteit Datum
12 maart 2014
Kenmerk
informerend
Agendapunt 05.1 ONDERWERP
KERN VOORSTEL
ADVIES TOT BESLUITVORMING
Verdiepend onderzoek knelpuntenanalyse A58 Het verdiepend onderzoek is gebundeld. Deze is ter info bijgevoegd. Het is nu zaak om de uitkomsten ervan te communiceren met o.a. Rijkswaterstaat en Provincie Noord-Brabant. Kennisnemen van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse A58 en de resultaten en advies inbrengen in andere trajecten zoals InnovA58 (RWS), Beter Benutten 2.0. (Provincie Noord-Brabant)
Agendapunt 05.2 ONDERWERP
INHOUD OPDRACHT
ADVIES TOT BESLUITVORMING
Stand van zaken knelpuntenanalyse autosnelwegen West-Brabant Momenteel wordt informatie over de overige rijkswegen verzameld. Aan alle aanliggende gemeenten is o.a. gevraagd hoe zij de doorstroming en verkeersveiligheid op de rijkswegen beleven. De presentatie van deze quick scan wordt voor eerstvolgend portefeuillehoudersoverleg in juni geagendeerd. Kennisnemen van de stand van zaken.
Agendapunt 06: Mededelingen / stand van zaken Portefeuillehoudersoverleg Mobiliteit Datum
12 maart 2014
Kenmerk
informerend
Agendapunt 06.1 ONDERWERP
KERN VOORSTEL
A27 irt. Ruit van Eindhoven Door de Tweede Kamer-partijen Christen Unie en D66 is begin december 2013 een motie Ruit van Eindhoven ingediend, die door een Kamermeerderheid is ondersteund (zie bijlage). Het betrof een motie waarin in de regering wordt verzocht: - nog geen bestuursovereenkomst voor realisatie van de Ruit Eindhoven te tekenen (het Rijk heeft een bijdrage van 268 miljoen voor de Ruit Eindhoven gereserveerd); - het project te optimaliseren en daarbij rekening te houden met (potentiële) natuurwaarden van de EHS; - een nieuwe MKBA te maken met zowel een hoog als laag groeiscenario op basis van actuele verkeersprognoses (op basis van verkeersmodel van Rijkswaterstaat); - de Rijksbijdrage voor de Ruit Eindhoven niet te schrappen, maar te temporiseren en eerst in te zetten op. - realisatie van maatregelen die voortkomen uit het MIRT-onderzoek Brainport Avenue, waaronder realisatie van station Eindhoven Acht/Airport; - realisatie 1e fase van een volwaardig knooppunt A27 Hooipolder (klaverturbine of klaversterturbine); - realisatie van verbreding A27 Werkendam-Scheiwijk uiterlijk in 2019 beginnen en zo mogelijk versnellen en bij dit project optimaal rekening te houden met een toekomstige spoorlijn Breda-Utrecht; - ongedaan maken van de temporisering van de A58 (in ieder geval Eindhoven – Tilburg) zodat versnelde realisatie mogelijk blijft; - een in overleg met gemeenten en provincie op te stellen pakket maatregelen voor de Rijksinfrastructuur in de regio Eindhoven (en hierbij verbreding A67 Leenderheide-Geldrop en no-regret pakket A67 te betrekken), waarbij ook de principes van Beter Benutten worden betrokken. Op 17 december 2013 (zie bijlage) is hier door de minister op geantwoord dat zij de wens van de Kamer aan de provincie zal overbrengen en dat zij geen overeenkomst met de regio over dit project zal tekenen en dus ook geen rijksbijdrage verlenen, voordat de resultaten van het aanvullende onderzoek bekend zijn. Verder geeft de minister de Provincie de ruimte tot aan het bestuurlijk overleg MIRT van najaar 2014 om te bekijken hoe voortgang kan worden gegeven aan de Ruit en of de provincie mogelijk voorkeur heeft om andere projecten in de regio te versnellen. Tot dat moment temporiseert de minister het budget van de Ruit nog niet.
ADVIES VOOR BESLUITVORMING
Op 21 februari 2014 (zie bijlage) heeft de minister aanvullend geantwoord op de motie en andere schriftelijke vragen van de Kamer over de motie Ruit van Eindhoven. In haar antwoord aan de Tweede Kamer geeft zij aan: - Het geen behoorlijk bestuur te vinden om na zoveel jaar op een besluit rond de ruit van Eindhoven terug te komen. Het project zorgt voor een robuuster wegennet in een van de belangrijkste economische regio’s van Nederland, de Brainport Zuidoost Nederland, en vergroot de leefbaarheid binnen de steden in het gebied. Ik heb in het kader van de bezuinigingen op het infrastructuurfonds aan de regio gevraagd waar de prioriteiten lagen. De regio heeft toen weloverwogen gekozen voor het voorzetten van de Ruit om Eindhoven volgens de huidige planning. Deze keuze volg ik. - De provincie Noord Brabant zal het maken van de MKBA (incl. natuurwaarden) als volgt oppakken. Het project zal volgens planning dit jaar overgaan naar de planuitwerkingsfase. De eerstvolgende stap is het bepalen van een definitief voorkeursalternatief (VKA) in de project-m.e.r. In deze fase is ook de optimalisatie van het project voorzien. Het VKA zal na de zomer van 2014 worden vastgesteld en vervolgens worden uitgewerkt in een provinciaal inpassingplan (PIP). Besluitvorming over het PIP is gepland in het najaar van 2015. Pas als dit PIP definitief is vastgesteld, is sprake van een onomkeerbaar plan. De realisatie van de Noordoostcorridor is voorzien in de jaren 2017 tot en met 2020. Parallel met de project-m.e.r. zal de provincie een actuele MKBA gaan opstellen. De planning is dat deze MKBA in september 2014 gereed is. - Besluitvorming in het BOMIRT en het daaropvolgende notaoverleg MIRT najaar 2014 is ruim op tijd om de geprogrammeerde projecten A27 Houten-Hooipolder en de A58 Eindhoven-Tilburg alsnog te versnellen. - Voor het project A27 Houten-Hooipolder loopt op dit moment het onderzoek om te komen tot een voorkeursalternatief voor dit project. In het voorjaar van 2014 neemt de minster een besluit over het voorkeursalternatief. Dit voorkeursalternatief vormt de basis voor het door Rijkswaterstaat op te stellen (ontwerp)tracébesluit. Het ontwerpbesluit is gepland in 2016 en het definitieve tracébesluit in 2017. De werkzaamheden voor dit project kunnen dus op zijn vroegst beginnen in 2018. Het project staat nu vanaf 2019 geprogrammeerd, dus een jaar vooruithalen van dit project is eventueel mogelijk. - Voor het Project A58 Eindhoven-Tilburg (InnovA58) loopt op dit moment een verkenning. De voorkeursbeslissing voor deze verkenning is gepland in de tweede helft van 2015. Deze voorkeursbeslissing vormt de basis voor het op te stellen (ontwerp)tracébesluit dat voorzien is in 2017, waardoor de verwachting is dat realisatie van dit project voor 2018 niet mogelijk is. 1. De portefeuillehouders Mobiliteit verzoeken een standpunt in te nemen tav de motie “Ruit van Eindhoven en de antwoorden van de minister op deze motie irt met name de onder 2, 3 en mogelijk 4 genoemde projecten. 2. De projectgroep Mobiliteit opdracht geven het standpunt in de daarvoor bestemde overlegvormen in te brengen.
Agendapunt 06.2 ONDERWERP
Verkeersmodel Stand van zaken Verkeersmodel GGA Breda: De bouw van het regionale verkeersmodel verloopt naar wens maar wel iets achter op schema. Het basisjaar is in concept versie klaar en inmiddels door de gemeenten en provincie gecontroleerd. In de tweede helft van maart 2014 moet de eind-concept versie van het basisjaar gereed zijn die dan na een laatste controle van de gemeenten goedgekeurd moet worden. In april moeten de concept resultaten van prognosejaren 2020 en 2030 klaar zijn. Na controle door gemeenten en provincie moeten er vervolgens in mei 2014 goedgekeurde prognosejaren liggen. Het verkeersmodel is dan in principe helemaal klaar. Er vind dan echter nog een (door de provincie gefinancierde) second opinion plaats door een neutraal adviesbureau. De formele eindoplevering zal pas na goedkeuring van de second opinion plaatsvinden. Dit zal naar verwachting in juni 2014 zijn.
KERN VOORSTEL
ADVIES VOOR BESLUITVORMING
Aanvankelijk was de eindoplevering gepland in mei 2014. Dit schuift dus ongeveer een maand op. Reden: Brabant breed worden alle GGA- (en SRE) verkeersmodellen volgens dezelfde protocollen gebouwd. Een unicum in 'verkeersmodellenland'. GGA Den Bosch en GGA Breda zijn de koplopers. Bijkomend gevolg hiervan is dat soms 'de wet op de remmende voorsprong' van toepassing is. Praktische problemen die niet voorzien waren zorgen voor een (tot nu toe relatief kleine) vertraging. Stand van zaken Verkeersmodel GGA Westelijk Noord-Brabant: Er is een projectgroep gestart met de voorbereiding van de aanbesteding van het regionale verkeersmodel. Bij de aanbestedingen in de andere regio's is gebleken dat elke keer maar een partij heeft ingeschreven. Omdat onze regio eerder heeft besloten meervoudig te willen aanbesteden, is het onwenselijk dat maar een partij inschrijft. In overleg met de afdeling inkoop van de gemeente Roosendaal, de opdrachtgevende gemeente, is besloten tot een korte marktverkenning. Deze is inmiddels afgerond. Daaruit is gebleken dat er voldoende interesse in de markt is voor het doen van een aanbieding. Een aantal inhoudelijke argumenten om eerder niet mee te doen zijn van tafel omdat de eisen inmiddels op een aantal punten zijn aangepast. De verwachting is dat de aanbesteding in de eerste helft van maar zal starten, zodat er in april/mei gestart kan worden met de bouw van het regionale verkeersmodel. Kennisnemen van de stand van zaken
Agendapunt 06.3 ONDERWERP
INLEIDING
Cofinanciering Hierbij treft u de planning aan m.b.t. het opstellen van het regionaal uitvoeringsprogramma 2015. Daarnaast is de contactambtenaren gevraagd “problemen” c.q. wijzigingen in de voortgang van de lopende projecten te melden. 1. Planning m.b.t. het regionaal uitvoeringsprogramma 2015 -
KERN VOORSTEL
-
Februari 2014: inventariseren evaluatiepunten (nieuwe) subsidieregeling op ambtelijk niveau. De contactambtenaren/ betrokkenen bij de subsidieaanvragen en de regio hebben al diverse punten bij elkaar verzameld (een enkeling krijgt op verzoek nog tot 28 febr. 2014 hiervoor de tijd). De evaluatiepunten worden z.s.m. verwerkt en bij de provincie kenbaar gemaakt. Maart/ april 2014: in beeld brengen van het meerjarenprogramma. 27 mei 2014: ambtelijk discussiëren over en opstellen van de spelregels West-Brabant en bespreken meerjarenprogramma. Juni 2014: “rondje langs de velden”; bezoeken van 18 gemeenten. 25 juni 2014: vaststellen spelregels West-Brabant door bestuurlijk overleg. 1 september 2014: deadline indienen projecten. September/ oktober 2014: toetsen projecten door toetscommissie. September 2014: “spreekuur”; bespreken ingediende projecten met toetscommissie. 4 november 2014: ambtelijk bespreken beide concept regionale uitvoeringprogramma’s 2015 en meerjarenprogramma’s. 26 november 2014: vaststellen beide concept regionale uitvoeringsprogramma’s 2015 en meerjarenprogramma’s door bestuurlijk overleg. In 2014 wordt er met twee separate budgetten gewerkt en vindt er separate besluitvorming plaats. In 2014 wordt bezien of en op welke wijze beide budgetten bij elkaar gevoegd kunnen worden.
-
Vóór 1 december 2014: indienen beide regionale uitvoeringsprogramma’s 2015 (projectlijsten) bij de provincie. Vóór 1 januari 2015: indienen van de digitale projectformats bij de provincie.
2. Stand van zaken lopende projecten (projecten regionale uitvoeringsprogramma’s 2013 en 2014) De contactambtenaren hebben ter vergadering geen “problemen” met de voortgang en/ of inhoudelijke wijzigingen gemeld. ADVIES VOOR BESLUITVORMING
Kennisnemen van de stand van zaken.
Agendapunt 06.4 ONDERWERP INLEIDING
KERN VOORSTEL
ADVIES VOOR BESLUITVORMING
Verkeersveiligheid Op 13 februari is de regionale projectgroep verkeersveiligheid bijeen geweest. Hieronder zijn de belangrijkste punten weergegeven. De projectgroep heeft onder meer de volgende zaken besproken: • Onduidelijkheid over de afrekening van BVL: op dit moment vindt er overleg plaats over de afrekening van BVL en andere mensgerichte projecten in het uitvoeringsprogramma 2014. Dit wordt ter vergadering toegelicht. • Voorbereiding actiedag 11 juni en inspiratiesessie op 27 februari: Bij de actiedag is het de bedoeling dat ook anderen (niet overheid) activiteiten uitvoeren. Voor de inspiratiesessie is dan ook het idee geopperd om derden mee te nemen (bijvoorbeeld mensen uit onderwijs en bedrijfsleven). • Jaar van de Jonge bestuurders: de projectgroep is bezig om een overzicht te maken van de verschillende acties, wie er voor aan de lat staat en wat de stand van zaken is. Daarnaast wordt er een activiteitenkalender opgesteld. Belangrijke data op dit moment zijn: de inspiratiesessie op 27 februari, de actiedag op 11 juni en een Brabantbrede praktijkdag in september. Jaarplan 2014 De belangrijkste activiteit van de projectgroep is het actief volgen van het jaar van de Jonge Bestuurder. Daarnaast staan nog de volgende zaken op de rol: • Adviseren over het jaar van de Senior: voor de zomer zal er duidelijkheid moeten komen over de activiteiten die in het uitvoeringsprogramma 2015 moeten worden opgenomen. • Efficiente inzet van middelen bij mensgericht: bij de werkgroep bestaat het idee dat bij sommige gemeenten of activiteiten middelen overblijven, terwijl er op andere projecten middelen tekort zjin. Het is duidelijk dat bij het bepalen van de normbedragen voor o.a. BVL niet gekeken is naar “sober en doelmatig”. De projectgroep zou graag samen met de provincie kijken naar mogeijkheden om met behoud van kwaliteit efficienter om te gaan met de beschikbare middelen. Kennisnemen van de stand van zaken.
Agendapunt 06.5 ONDERWERP INLEIDING
KERN VOORSTEL
Fiets Op 13 februari 2014 is de werkgroep Modelaanpak fiets bijeen gekomen. Het verslag is nog niet beschikbaar. De werkgroep gaat aan de slag met het projectvoorstel zoals dat in november in beide bestuurlijke overleggen is besproken. Het actieprogramma (e-)fiets verbindt West-Brabant wordt waar mogelijk hierbij betrokken. Daarnaast vindt er op dit moment bij Duurzaamheid een uitwerking plaats van Duurzame Mobiltieit en de rol die de regio daarin kan vervullen. Daar wordt het actieplan ook bij betrokken. De werkgroep heeft zich in eerste instantie vooral gericht op het gewenste eindproduct en het proces om daar te komen. Dit zal de komende weken verder worden uitgewerkt. Een aantal punten kan al worden meegegeven: • De projectgroep zoekt naar een regionale aanpak met een beknopt eindresultaat. Bij voorkeur 1 pagina per gemeente met daarop de belangrijkste punten. • Er wordt gedacht aan een indeling in problemen (wat zijn bijv. gevaarlijke locaties voor fietsers), kansen (waar kan de fiets bijv. meeliften met andere beleidsterreinen) oplossingen en financien.
•
De modelaanpak moet uiteindelijk leiden tot meer draagvlak voor fietsmaatregelen binnen de gemeente.
De komende weken zullen de volgende activiteiten plaatsvinden: • Er komt een inventarisatieronde via de e-mail om knelpunten en kansen in beeld te krijgen per gemeente. • De projectgroep gaat aan de slag om knelpunten te bekijken en kansen te beoordelen. • Er zal in maart een werksessie worden georganiseerd om met betrokken gemeenten oplossingen in beeld te krijgen. • In april zal dit door de werkgroep worden vertaald in een concept modelaanpak met het genoemde resultaat van 1 kernachtige pagina per gemeente. • In juni zal de modelaanpak worden voorgelegd aan het bestuur. Meer informatie over de modelaanpak is te vinden op: http://www.fietsberaad.nl/?lang=nl§ion=veiligfietsen Daar is onder andere het rapport van de modelaanpak terug te vinden en informatie over o.a. geregistreerde ongevallen en andere fietskenmerken. ADVIES VOOR BESLUITVORMING
Kennisnemen van de stand van zaken.
Agendapunt 06.6 ONDERWERP
INLEIDING
KERN VOORSTEL
Openbaar Vervoer Op 11 februari is de regionale projectgroep Openbaar Vervoer West-Brabant bij elkaar geweest. In bijgevoegd verslag (bijlage 08.01) is het verslag daarvan weergegeven. Er spelen op dit moment een aantal zaken op het gebied van Openbaar Vervoer. Daarvan zijn op dit moment de volgende het meest relevant: • De aanbesteding: Zoals bekend is de aanbestedingsprocedure vertraagd doordat zowel Veolia als Arive bezwaar hebben aangetekend. Op het moment dat er meer duidelijkheid is over het vervolgproces en gestart wordt met de implementatie zal de projectgroep het initiatief nemen om regionaal samen op te trekken. Het uitstel van de gunning leidt mogelijk tot problemen rondom de nieuwe OV terminal in Breda. • Het SAMOV project: Het conceptstuk hiervoor zou medio februari beschikbaar zijn. Gemeenten zullen individueel om een reactie worden gevraagd, maar er zal wel een regionale, overkoepelende reactie worden gemaakt. • Samenwerking in ontwikkelteams: dit ligt stil i.vm. de vertraging in de aanbesteding. • Samenwerking regiotaxi: toekomst van de samenwerkingsbijdrage en rol van de vrije reiziger zijn nog onzeker. Jaarplan 2014 Naast het volgen van bovenstaande processen wil de regio in 2014 de regionale samenwerking op het gebied van collectief vervoer verder versterken. De regionale projectgroep zou zo kunnen uitgroeien tot een regionale tafel collectief vervoer.
ADVIES VOOR BESLUITVORMING
Kennis te nemen van de stand van zaken.