Running head: G.K. CHESTERTON: AUTISMESPECTRUMSTOORNIS OF ADHD?
1
G.K. Chesterton: Autismespectrumstoornis of ADHD? Een literaire differentiaaldiagnose Godelinde Gertrude Perk Universiteit van Amsterdam
Noot over auteur: Godelinde Gertrude Perk, collegekaartnummer 0304743, , afdeling Psychologie, Universiteit van Amsterdam. Begeleider: D.J. Bierman. Aantal woorden: 7000. Correspondentie over deze these dient te worden gericht aan Godelinde Perk, Oudwijk 10, 3581 TJ, Utrecht. Email:
[email protected].
G.K. CHESTERTON: AUTISMESPECTRUMSTOORNIS OF ADHD?
2
Inhoudsopgave Abstract
3
English Abstract
3
Inleiding
4
Vraagstelling
4
Voorafgaande Opmerking over Excentriciteit / Validiteit Symptomen Methode
5 6
Resultaten
10
ADHD
10
Autismespectrumstoornis
14
Tegensprekende Beschrijvingen
20
Discussie
23
Intelligentie
25
Creativiteit
26
Referenties
29
Voor Iain, die net zo veel weet van Wagner en whiskey, als Chesterton wist van Dickens.
G.K. CHESTERTON: AUTISMESPECTRUMSTOORNIS OF ADHD?
3
Abstract Er werd gekeken naar de mogelijke aanwezigheid van een aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit (ADHD) en/of een autismespectrumstoornis (ASD) bij de Engelse schrijver G.K. Chesterton (1864 – 1936), met aandacht voor de invloed van zijn intelligentie en creativiteit. Hierbij werden gedragsbeschrijvingen (N = 409) gebruikt uit twee biografieën en één autobiografie1. Er bleek dat Chesterton inderdaad een autismespectrumstoornis kan hebben gehad (DSM-IV), of zowel een autismespectrumstoornis als ADHD beperkt tot onoplettend (DSM-V). Echter, zijn bovengemiddelde intelligentie bleek hierbij een beschermende en verminderende factor te zijn; ook doet een dergelijke diagnose geen recht aan het individu, immers, de combinatie aan eigenschappen maakte grote creativiteit en een unieke onbevangen blik mogelijk. Trefwoorden: autismespectrumstoornis, ADHD, creativiteit, Chesterton. English Abstract The aim of this paper was to investigate the question whether G.K. Chesterton (1864-1936) might have had an Attention Deficit Hyperactivity Disorder and/or Autism Spectrum Disorder (ASD), by means of descriptions of behavior (N = 409) found in two biographies and an autobiography. It was found that either an ASD (DSM-IV) or an ASD as well as ADHD, inattentive presentation (restrictive), might have been present. However, his above average intelligence was found to be a protective and mitigating factor; additionally, such a diagnosis does not do justice to the individual, because it was this combination of traits that also enabled Chesterton to be very creative as well as have the unspoilt receptiveness of a child. Keywords: autism spectrum disorder, ADHD, creativity, Chesterton.
1
Het corpus aan gedragsbeschrijvingen kan op verzoek worden ingezien, vanwege omvang was het niet mogelijk deze als bijlage toe te voegen.
G.K. CHESTERTON: AUTISMESPECTRUMSTOORNIS OF ADHD?
4
Inleiding In zijn autobiografie, Op Een Blauwe Dag Geboren, schrijft de hoogfunctionerende autist Daniel Tammet over de Engelse auteur Gilbert Keith Chesterton (1874-1936) “Chesterton was een opmerkelijk persoon…Het is niet onmogelijk dat Chesterton zelf aan het hoogfunctionerende einde van het autistisch spectrum zat; in elk geval heb ik me altijd erg verbonden met hem gevoeld door wat ik over zijn ervaringen en ideeën heb gelezen” ( 2009a, p. 99). Hierbij noemt Tammet een aantal opvallende trekken van Chesterton, zoals zijn afwezigheid, zijn gewoonte om urenlang ononderbroken te discussiëren, zijn formidabele geheugen, grote onhandigheid en fascinatie voor het alledaagse. Dit vormt de inspiratie voor deze bachelorthese. Dat er bij Chesterton sprake geweest zou kunnen zijn van een hoogfunctionerende vorm van een autismespectrumstoornis (Autism Spectrum Disorder, ASD) kunnen zijn geweest is met name interessant vanwege zijn grote literaire productiviteit: hij schreef rond de 90 boeken, 4000 krantenartikelen, en honderden gedichten, en korte verhalen (Ward, 1944 p. 559 - 569). Een dergelijk onderwerp ligt niet voor de hand bij een psychologie-these. Echter, door de combinatie van een diagnostische benadering en mijn MA Engelse Taal en Cultuur kan dit onderwerp toch met voldoende zekerheid worden onderzocht. Bovendien biedt dit de mogelijkheid te kijken naar niet alleen de beperkingen maar ook de mogelijkheden van hoogfunctionerende personen met een ontwikkelingsstoornis.
Vraagstelling De volgende beschrijving, afkomstig van een vriend, is een voorbeeld van het gedrag Chesterton tijdens een gesprek “Hij liep altijd vlak voor je heen en weer, zwaaiend met zijn armen en gebarend (…) Je moest altijd opletten om hem geen opening te geven als je niet wilde dat hij ging praten. Één toevallige opmerking kon hem altijd een half uur lang bezig
G.K. CHESTERTON: AUTISMESPECTRUMSTOORNIS OF ADHD?
5
laten zijn. Hij ontleedde [ would dissect] elk woord …1” (Ward, 1952, p. 21). Op grond van dergelijke beschrijvingen, en een eerste lezing van meerdere biografieën en een autobiografie, werd de volgende hoofdvraag opgesteld: “Kan er bij G.K. Chesterton sprake zijn geweest van een Aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit (ADHD) of van een Autisme Spectrum Stoornis (ASD) met bovengemiddelde intelligentie?” De deelvragen waren de volgende: a) In welke mate wijst de (auto)biografische informatie op ADHD? b) In welke mate wijst de (auto)biografische informatie op ASD met bovengemiddelde intelligentie? c) Worden de genoemde kenmerken beter verklaard door een andere stoornis? d) Welk effect had zijn intelligentie op mogelijke kenmerken, en welk effect hadden mogelijke kenmerken op zijn creativiteit? Het doel hiervan was een differentiaaldiagnose van Chesterton als volwassene, waarbij ook aandacht werd besteed aan het verband met creativiteit en intelligentie.
Voorafgaande Opmerking over Excentriciteit / Validiteit Symptomen De grote dromerigheid en onhandigheid van G.K. Chesterton stond zo‟n sterk contrast met zijn vermogen tot abstract denken, dat één van zijn biografen – en slechts één tijdgenoot- zijn opvallende gedrag als een bewuste poging om een karikatuur te scheppen ziet: “Niemand met een zo‟n scherpe geest als Chesterton kan zich op zo‟n [onhandige, vergeetachtige] manier gedragen tenzij hij een rol speelt” (Barker, 1973, p. 134). Als het opvallende gedrag van Chesterton een bewuste keuze was, kunnen de beschrijvingen niet als valide aanwijzingen voor een ontwikkelingsstoornis worden gezien. De opmerking van de biograaf komt echter voort uit een populaire visie op de kunstenaar 1
Eigen vertaling. In verband met de leesbaarheid en consistentie van toon zullen zoveel mogelijk citaten naar het Nederlands worden vertaald. Indien relevant, zal het Engelstalige woord er tussen vierkante haakjes bij worden geplaatst.
G.K. CHESTERTON: AUTISMESPECTRUMSTOORNIS OF ADHD?
6
die pas sinds de Romantiek bestaat: namelijk, dat elke kunstenaar qua denken en gedrag opzettelijk afwijkt van gangbare normen en waarden (Nettle, 2006). Dit wordt vaak “excentriek” genoemd: “Een neiging zich op opvallende en grillige wijze te gedragen” (Woordenboek Der Nederlandsche Taal Online, 2010). “Neiging” suggereert een keuze, en daarmee controle over het gedrag, en dat de excentrieke persoon zich bewust is van het effect van het gedrag op anderen. Een levenslang patroon van onbewust afwijkend gedrag kan niet“excentriek” worden genoemd. Bijvoorbeeld: een geordende schrijver, alles op de computer schrijft, verschijnt bij een signeersessie met opzettelijk aangebrachte inktvlekken op zijn gezicht en haar. Dit is “excentriek”. Over de 22-jarige Chesterton werd door zijn collega‟s gezegd dat hij ”bedekt was met kopieermachine-inkt… omdat hij zijn zwarte vingers vaak door zijn haar haalde” (Ward, 1952, p. 29). Dergelijk onbewust, onhandig gedrag is niet “excentriek” te noemen. Er was bij G.K. Chesterton sprake van een consistent patroon van onbewust gedrag, dat aanwezig was gedurende zijn hele levensloop en in allerlei omstandigheden. Hij was zich nauwelijks bewust van het effect dat dit had op anderen. Daarom is hier uitgegaan van de validiteit van de gedragsbeschrijvingen.
Methode Omdat er bij een overleden persoon geen (neuro)psychologisch onderzoek af te nemen valt, werd gebruik gemaakt van zijn autobiografie (1936) en van de twee biografieën over Chesterton (Ward, 1944; Ward, 1952). Deze bevatten schoolrapporten, beschrijvingen van zijn vrouw, familie, vrienden, enzovoort, en talloze brieven van Chesterton. Hiermee werd een corpus aan beschrijvingen samengesteld, bestaande uit uitspraken over specifiek gedrag van Chesterton en specifieke situaties. Het beschreven gedrag diende door tijdgenoten als kenmerkend, opvallend of afwijkend te worden gezien. Interpretaties en meningen werden
G.K. CHESTERTON: AUTISMESPECTRUMSTOORNIS OF ADHD?
7
niet meegenomen. Bijvoorbeeld, de beschrijving dat Chesterton “niet veel sprak voor zijn derde. Hij leerde pas lezen op zijn achtste” werd opgenomen in de data. Echter, de interpretatie van Ward dat dit “vaak te zien is in de kindertijd van buitengewone personen: een combinatie van achterstand en hoogbegaafdheid” (Ward, 1944, p. 14) werd niet gebruikt. Deze concrete gedragsbeschrijvingen werden op twee manieren gebruikt: ten eerste, voor een inschatting van de indruk die Chesterton zou kunnen hebben gemaakt op een onderzoeker, aan de hand van de inhoud van de gedragsbeschrijvingen; ten tweede, een berekening van het gewicht van bepaalde kenmerken voor een mogelijke diagnose, aan de hand van de frequentie van bepaalde kenmerken in de gedragsbeschrijvingen. Om confirmation bias te voorkomen werd ook gekeken naar inconsistenties, gedrag dat een bepaalde diagnose tegenspreekt of bij beide diagnoses past. Naar de mogelijke aanwezigheid van ADHD of ASD werd gekeken aan de hand van de definities van een Autistische Stoornis1 en Aandachtstekortstoornis met Hyperactiviteit in de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (4th ed., text. Rev.; American Psychiatric Association, 2000) en de meest recente DSM-V voorstellen zoals beschreven op de website van de American Psychiatric Association (dsm5.org): namelijk, de ASD-revisie van 26 Januari 2011 en de ADHD-revisie van 20 Mei 2010. De ADHD revisie komt in grote mate overeen met de DSM-IV-TR-definitie, en worden tegelijkertijd besproken. De DSM-IVTR-definitie van ASD en het DSM-V-voorstel verschillen echter sterk: met name, de DSM-IVTR-definitie bevat de zogenaamde autisme-triade, “interacties”, “communicatie” en “herhaling”, met elk drie symptomen. In het DSM-V-voorstel is er sprake van twee aspecten: “communicatie/interactie” met drie symptomen en “herhaling” met vier, waaronder het nieuwe symptoom “sensorische over- of ondergevoeligheid”. Deze twee definities worden daarom apart besproken. 1
Hiervoor - en niet voor een Stoornis van Asperger- werd gekozen vanwege zijn taalachterstand (Ward, 1944, p. 14; DSM-IV-TR), en om een spectrum-benadering en vergelijking met de DSM-V-definitie mogelijk te maken.
G.K. CHESTERTON: AUTISMESPECTRUMSTOORNIS OF ADHD?
8
De gevonden beschrijvingen werden ingedeeld in vier categorieën, afhankelijk van de mate waarin het gedrag met zekerheid overeenkwam met de DSM-IV-TR en DSM-V symptomen. Gedragsbeschrijvingen die zeer sterk ASD suggereerden, bijvoorbeeld zijn gewoonte een kruis-symbool maken in de lucht met een lucifer bij het aansteken van een sigaar (Ward, 1944), werden aangeduid als “ASD”. Gedragsbeschrijvingen die zowel ASD als ADHD suggereerden maar ASD in sterkere mate dan ADHD, kregen de aanduiding “ASD/ADHD, meer ASD” gekregen. Bijvoorbeeld, bij het eerste bezoek van Chesterton aan zijn toekomstige schoonmoeder vroeg zij zijn mening over het nieuwe behang: hij liep er meteen naar toe, en tekende er een portret van zijn verloofde op. (Ward, 1952, 69). Meerdere interpretaties hiervan zijn mogelijk: zowel het ADHD-symptoom “dringt zich op” (DSM-IVTR/DSM-V) en “neiging tot handelen zonder nadenken” (DSM-V) als het ASD-symptoom “gebrek aan sociale wederkerigheid” (DSM-IV-TR) of “Gedrag afstemmen op verschillende sociale contexten” (DSM-V). De onafgestemdheid maakt echter dat het meer past bij ASD. Op dezelfde manier werden gedragsbeschrijvingen die in gelijke mate overeenkwamen bij ASDof ADHD-symptomen aangeduid als “ASD/ADHD”; gedragsbeschrijvingen die aansloten bij beide maar meer bij ADHD dan ASD als “ASD/ADHD, meer ADHD”, en beschrijvingen die alleen overeenkwamen met ADHD-symptomen als “ADHD”. Een aantal gedragsbeschrijvingen bevatten meerdere gedragingen, of een patroon van herhaalde gedragingen, en hierdoor meerdere symptomen van één of meerdere criteria. Bijvoorbeeld, elke ochtend riep Chesterton zijn vrouw met een luide indianenkreet. Dit was het teken dat hij wilde dat zij zijn das strikte (Ward, 1944). Dit gebeurde zowel thuis als bij vrienden. Dit kwam niet alleen overeen met“duidelijk rigide vastzitten aan specifieke nietfunctionele routines of rituelen,” (DSM-IV-TR) maar ook “er niet in slagen met leeftijdgenoten tot -bij ontwikkelingsniveau passende- relaties te komen,” van het criterium “Kwalitatieve beperkingen in sociale interacties” (DSM-IV-TR) en “moeite met gedrag
G.K. CHESTERTON: AUTISMESPECTRUMSTOORNIS OF ADHD?
9
afstemmen op verschillende sociale contexten” (DSM-V). Een beschrijving kon zo meerdere symptomen en criteria bevatten. Echter, elk symptoom en elk criterium konden slechts één keer voorkomen binnen één beschrijving. Overlap tussen ADHD en ASD symptomen kwam logischerwijs alleen voor bij “ASD/ADHD, meer ASD” “ASD/ADHD” en “ASD/ADHD, meer ADHD”. Bijvoorbeeld: het getal 22 in tabel 1 bij symptoom A betekent dat 22 gedragsbeschrijvingen met redelijke zekerheid overeenkwamen met symptoom A van Aandachtstekort (DSM-IV-TR; DSM-V). 10 van deze 22 bevatten ook gedrag dat overeenkomt met symptoom E: deze 10 hoorden hierdoor bij de 34 E-gedragsbeschrijvingen. De aantallen gedragsbeschrijvingen overlapten daardoor: het totale aantal gedragsbeschrijvingen “ADHD” is niet hetzelfde als de som van het aantal gedragsbeschrijvingen horend bij de verschillende symptomen. Deze overlap was slechts gedeeltelijk, te zien aan het totaalaantal beschrijvingen. De bronnen werden ingedeeld in zes soorten, namelijk “vrienden/familie”, “kennis/vreemde”, “echtgenote”, “biograaf”, “zelf” en “beroeps”. “Zelf” omvatte interviews, brieven en zelfbeschrijvingen uit de autobiografie, “beroeps” betrof personen die beroepsmatig het gedrag van Chesterton beschreven, zoals docenten en journalisten. Deze indeling werd om twee redenen gedaan. Ten eerste, enkele beperkingen van ADHD dienen voor te komen op minstens twee verschillende terreinen, bijvoorbeeld thuis en werk (DSM-IV-TR/DSM-V). Bij ASD dienen de sociale beperkingen “across contexts”, in verschillende contexten, op te treden (DSM-V). Verschillende bronnen hingen samen met verschillende terreinen: de lezing die een journalist bijwoonde is een andere context dan de maaltijd die een gastvrouw van Chesterton meemaakt. Ten tweede werden zo consistenties in gedrag zichtbaar, en daarmee welke indruk Chesterton zou kunnen hebben gemaakt op een onderzoeker. Des te groter het aantal soorten bronnen, des te meer gewicht het symptoom kreeg bij de inschatting en de berekening.
G.K. CHESTERTON: AUTISMESPECTRUMSTOORNIS OF ADHD?
10
Het berekenen van het gewicht van elk symptoom gebeurde aan de hand van de vier verschillende categorieën, de leeftijdsfase waarin het gedrag het eerst zichtbaar is, en het aantal soorten bronnen. Hoe hoger het gewicht, des te belangrijker het symptoom of criterium voor de diagnose. De volgende formule werd gebruikt, waarbij het totale gewicht de som van het gewicht van het symptoom per categorie is en n = aantal beschrijvingen: (n symptoom/ncriterium)
x gewicht categorie x gewicht leeftijdx (bronnensymptoom / bronnencriterium). Bij de
criteria werd dezelfde formule gebruikt, hier werd echter het aantal beschrijvingen per criterium vergeleken met dat van de hele categorie (bij ADHD) of met dat van dezelfde DSMuitgave binnen de hele categorie (bij ASD). Dit gewicht werd gebruikt om binnen een criterium of diagnose de verschillende symptomen met elkaar te vergelijken. Een gewicht lager dan .001 werd beschouwd als te weinig gewicht voor de diagnose. Gewicht voor de categorieën: 1 bij“ADHD” en “ASD”; 0.8 bij “ADHD/ASD, meer ADHD” en “ADHD/ASD, meer ASD”; 0.5 bij ADHD/ASD. Het gewicht voor leeftijd was bij ADHD: 1 bij aanwezig voor 12 jaar; 0.6 bij voor 17 jaar; 0.4 bij alleen volwassenheid. Bij ASD was dit gewicht: 1 bij voor 7e, 0.8 bij voor 12e, 0.6 voor 17e en 0.4 bij alleen volwassenheid.
Resultaten 418 beschrijvingen van opvallend gedrag werden gevonden. Negen hiervan werden verwijderd, omdat deze teveel samenhingen met de eenmalige, depressieve episode die Chesterton in zijn studententijd doormaakte.
ADHD Uit de beschrijvingen die overeenkwamen met ADHD-criterium Aandachtstekort A1 en/of Hyperactiviteit-Impulsiviteit criterium A2 zijn (tabel 1 en 2) kwam het criterium Aandachtstekort het sterkst naar voren van beide criteria.
G.K. CHESTERTON: AUTISMESPECTRUMSTOORNIS OF ADHD?
11
Om de aanwezigheid van ADHD en het type preciezer te bepalen, werd er apart gekeken naar de symptomen van het criterium Aandachtstkort (tabel 1) en van het criterium Hyperactiviteit-Impulsiviteit (tabel 2). Er dienen een aantal merkbare symptomen aanwezig zijn op de leeftijd van 12 (DSM-V), of voor 7 jaar (DSM-IV-TR) als deze diagnose na deze leeftijd wordt gesteld. Tabellen 1 en 2 bevatten daarom alleen beschrijvingen van voor het 17ee levensjaar. Het cut-off point werd bij 17 gelegd in plaats van bij 12 om het negeren van relevante informatie te voorkomen. Dit had geen gevolgen voor het berekenen van het gewicht. Beschrijvingen in de categorie “ASD/ADHD, meer ADHD” en enkele criteria uit “ASD/ADHD”, die niet uit de tijd voor het 17e levensjaar komen, werden hierdoor uitgesloten. De aantallen horend bij de categorie “ADHD/ASD” werden aangegeven door een superscript letter (zie noot). De beschrijvingen voor 12 jaar hadden onder andere betrekking op de tijd voor de basisschool (de tijd voor zijn zevende) en zijn basisschooljaren. Op grond hiervan kon geconcludeerd worden dat meerdere symptomen aanwezig waren voor 7 jaar. Tabel 1. Aantal beschrijvingen per A1-symptoom,per categorie, leeftijd, bronnen. Aandachtstekort symptomen
Aantal
Waarvan voor 17e
Waarvan voor 12e
Aantal soorten bronnen
Totaalgewicht symptoom
A
22 (30a)
7, 4 a
5 (2a)
5 (5a)
0.56
B
2
1
-
2
0.01
C
(12a)
(1a)
(1a)
(4a)
0.065
D
1
1
1
1
< 0.01
E
34
5
3
5
0.56
F
12
4
2
5
1.97
I
(17a)
(1a)
(1a)
(5 a)
0.38
61 (74a)
14 (5a)
9 (3a)
5 (5a)
1.27
Totaal
Noot: a = categorie ADHD/ASD. Geen a = categorie ADHD.
G.K. CHESTERTON: AUTISMESPECTRUMSTOORNIS OF ADHD?
12
Op volwassen leeftijd waren 4 symptomen van aandachtstekort te zien: onvoldoende aandacht voor details (A), “moeite met het organiseren van taken” (E), “vermijdt taken die …een langdurige geestelijke inspanning vereisen” (F), en “vaak vergeetachtig bij dagelijkse bezigheden” (I). Deze vier symptomen hoorden ook bij de vijf symptomen aanwezig voor 12 jaar. Kijkend naar het gewicht van de symptomen kwamen 3 symptomen (A, E en I) sterk naar voren, 1 zeer sterk (F) en 1 minder sterk (C). Op grond hiervan kon worden gesteld dat op volwassen leeftijd vier tot vijf symptomen voorkwamen. Bij criterium A2 (Hyperactiviteit-Impulsiviteit) kwam één symptoom sterk naar voren, namelijk “praat aan één stuk door” (F) (DSM-IV-TR/DSM-V) en twee minder sterk, namelijk “heeft moeite met dingen langzaam en systematisch te doen” (L) (DSM-V), en J (“Neiging tot handelen zonder na te denken”) (DSM-V). Tabel 2 Beschrijvingen, bronnen, gewicht per A2 symptoom en leeftijd. Hyperactiviteit/impulsiviteit
Aantal
symptomen
Waarvan
Waarvan Aantal
voor 17e
voor 12e
Gewicht
soorten bronnen
B
2a
1a
-
2a
< 0.01
F
23 a
2a
1a
5a
0.17
I
2a
1a
1a
2a
< 0.01
Jb
8a
2a
2a
3a
0.03
6
1
1
1
0.05
3a
1a
1a
2a
< 0.01
25, 56a
1, 4a
1, 3a
5, 6a
0.83
Lb Mb Totaala
Noot: a = categorie ADHD/ASD. Geen a = categorie ADHD. b = criterium toegevoegd in DSM-V.
G.K. CHESTERTON: AUTISMESPECTRUMSTOORNIS OF ADHD?
13
Een ander criterium is dat de symptomen leiden tot “significante beperkingen” in het functioneren op werk, op school of in de omgang met anderen (DSM-IV-TR, p. 98) of de kwaliteit hiervan verminderen (DSM-V). Dit was het geval: belangrijke documenten raakten kwijt (Ward, 1952); er bleef veel werk liggen (Ward, 1944, 342; 1952, 156); door zijn vergeetachtigheid miste hij eigen lezingen en afspraken met vrienden of kwam er te laat (Ward, 1944). Ook zorgde zijn gebrek aan structuur ervoor dat hij en zijn vrouw vaak geldtekort hadden (Ward, 1944). Tegensprekende beschrijvingen waren onder andere zijn vermogen om in zeer drukke straten en cafés te lezen, te schrijven en in gedachten te verzinken (Ward, 1944, 201, 103, 129, 128). Echter, dit sprak alleen “moeite de aandacht bij taken of spel te houden” (D) tegen. Dit symptoom kwam het minst sterk naar voren van de zes symptomen voor 12 jaar, en nauwelijks als volwassene. Het meest opvallende was: er was een consistent, levenslang aanwezig patroon van onzorgvuldigheid, vergeetachtigheid en gebrek aan planning te zien. Hiervoor werden geen tegensprekende beschrijvingen gevonden. Naast eenvoudige verschijnselen zoals voorwerpen verliezen, rommeligheid en spelfouten, werd er ook een zeer pervasieve vorm van aandachtstekort voor sensorische prikkels zichtbaar. ADHD verklaarde dit niet voldoende. Bijvoorbeeld, tijdens een ziekte lag Chesterton zeer ongemakkelijk in een kapot bed, met zijn heupen hoger dan zijn hoofd, en merkte dit pas toen zijn huisarts hem hierop wees (Ward, 1944). Deze beschrijvingen kwamen echter voornamelijk voor in de categorie“ASD/ADHD,” en hadden daardoor minder gewicht voor de diagnose dan die uit de andere categorieën. Er dienen bij een diagnose op volwassen leeftijd -vanaf 17 jaar en ouder- zes of meer symptomen van aandachtstekort criterium A1 aanwezig te zijn, en/of zes van hyperactiviteitimpulsiviteit (criterium A2) (DSM-IV-TR): uitgaand van de DSM-V-definitie dienen er vier aandachtstekortsymptomen aanwezig te zijn, en/of vier symptomen van
G.K. CHESTERTON: AUTISMESPECTRUMSTOORNIS OF ADHD?
14
hyperactiviteit/impulsiviteit. Op volwassen leeftijd (en als kind) kwamen drie symptomen van HyperactiviteitImpulsiviteit naar voren, en vier tot vijf symptomen van aandachtstekort. Voor 17 en 12 jaar werden vijf symptomen van aandachtstekort gevonden, hiervan werd één symptoom tegengesproken op latere leeftijd. Uitgaand van vier symptomen vanaf 17 jaar (DSM-V) kon worden geconcludeerd dat de volwassen Chesterton mogelijk een aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit had, met als specificatie “inattentive presentation (restrictive)” oftewel “beperkt tot onoplettendheid”. Uitgaand van zes symptomen, was het niet mogelijk deze diagnose wat betreft de kindertijd (DSM-IV-TR; DSM-V) en volwassenheid (DSM-IV-TR) deze diagnose niet worden gesteld. De symptomen dienen niet toe te schrijven te zijn aan een pervasieve ontwikkelingsstoornis (DSM-IV-TR), schizofrenie of een andere psychotische of psychische stoornis (DSM-IV-TR; DSM-V). In de vierde editie van de DSM sluit een pervasieve ontwikkelingsstoornis de diagnose ADHD uit. Dit is echter niet het geval in de vijfde editie. Voor de gevonden data betekende dit: met de criteria van de vierde editie was het alleen mogelijk om of ADHD of een Autistische stoornis vast te stellen. Bij het gebruik van de vijfde editie gebruikt was comorbiditeit –zowel ASD als ADHD- mogelijk.
Autismespectrumstoornis Er werden 169 beschrijvingen gevonden die overeenkomen met symptomen van een Autistische Stoornis (DSM-IV-TR) of een Autismespectrumstoornis (DSM-V) (tabel 3). De verschillende aantallen beschrijvingen per verschillende categorie (“ASD” “ASD/ADHD, meer ASD” en “ASD/ADHD”) zijn aangegeven met een superscript letter (zie noot.) Ook hier bevat de tabel alleen symptomen met beschrijvingen van voor het 17ee levensjaar.
G.K. CHESTERTON: AUTISMESPECTRUMSTOORNIS OF ADHD?
15
Tabel 3 Beschrijvingen, bronnen en gewicht per ASD symptoom per categorie en leeftijd.
Symptomen
Totaal
DSM-IV-TR A1 A
Aantal beschrijvingen
Waarvan voor 17e
Waarvan voor 12e
Aantal soorten bronnen
169 (49a,104b)
30 (3a,6b)
23(1a,4b)
12 (1a,3b)
6 (5a, 6b)
137 (39a, 59b)
20 ( 3a, 3b)
16 (1a, 2b)
6 (1a, 2b)
6 (5a, 6b)
17 (16a)
2 (2a)
2 (1a)
(1a)
6(5a)
a
a
B
10 (4 )
5 (2 )
4
C
2
1
1
D
Waarvan voor 7e
b
b
5(3 )
0.17
1
> 0.01
b
0.4
a
-
b
Gewicht
b
41 (18 )
1 (2 )
1 (2 )
1 (2 )
5 (5 )
0.74
61 (26a,, 43 b)
7(2a, 2b)
6 (2a, 2b)
1(2 b)
6(5a, 2b)
1.13
A2 A
2
2
1
1
2
0.02
B
a
22 (13 , 22 )
3 (2 , 2 )
2 (1 ,1 )
2 (1 , 1 )
5 (4 , 4 )
2.18
C
25
3
2
-
5
0.45
Totaal
b
b
5 (4 ,4 )
0.72
A3 A
34 (8a, 20b)
9 (2 a, 1b)
5 (1 a, 1b)
2 (1 a , 1b)
4 (4 a, 5b)
1.13
B
15
1
1
1
4
0.14
C
b
(10 )
b
(1 )
-
-
b
(4 )
0.08
D
10
2
1
-
2
0.06
54 (17 a,34b)
10 (2a,2b)
7 (1a,1b)
3 (1a,1b)
5 (4 a,6b)
0.89
165 (49 a, 102b)
30 (3 a, 6b)
23 (1a, 4b)
12 (1a, 3b)
6 (5a, 6b)
58 (20a, 3b)
7 (2a, 2b)
5 (1a, 2b)
2 (1a, 2b)
6 (5a, 5b)
1.19
1
a
b
6 (5 , 6 )
0.43
a
b
2
21 (12 , 28 ) a
b
a
b
5 (1 , 1 )
3 b
b
b
4 (1 , 1 )
a
a
a
4 (1 , 1 )
b
b
b
5 (3 , 2 )
a
a
a
44 (18 , 29 )
A1
b
b
Totaal
DSM-V
a
a
b
Totaal
a
a
b
a
b
3
41 (22 , 28)
8 (2 , 2 )
4 (2 )
(1 )
6 (5 ,5 )
0.86
Totaal,
86 (35a,66 b)
14 (3a,4b)
8 (1a,3b)
3(1a, 2b)
6 (5a, 6b)
1.42
B1
26 (13a, 16b)
4 (1a, 2b)
3 (2b)
(1b)
5 (4a, 6b)
0.42
2
19
1
1
4
0.19
3
a
4 Totaal Noot:
a
b
31 (10 , 22 ) b
b
a
7 (2 , 1 ) 10 (1 )
b
100 (35 , 64 )
a
1 b
5 (1 , 1 )
b
34 (32 ) a
a
8 b
a
21 (3 , 4 )
= categorie “ASD/ADHD, meer ASD”,
b
2 (1 ,1 )
a
a
b
5 (4 ,5 ) b
7 b
16 (1 , 1 ) b
a
4 (5 ) b
9 (1 , 1 )
a
0.4 b
5 (5 , 6 ) a
b
0.46
1.39
= categorie “ASD/ADHD”. Geen of = categorie ASD.
G.K. CHESTERTON: AUTISMESPECTRUMSTOORNIS OF ADHD?
16
Alle zes soorten bronnen beschreven gedrag dat met ASD-symptomen overeenkomsten vertoonde, deze waren hierdoor aanwezig in verschillende contexten (DSM-V). Uit het criterium “kwalitatieve beperkingen in sociale interacties” (A1) kwamen drie symptomen sterk naar voren (A, B, en D), waarvan twee het sterkst: dit waren “duidelijke stoornissen in het gebruik van verschillende vormen van non-verbaal gedrag” (A) en “afwezigheid van sociale of emotionele wederkerigheid” (D). Het symptoom B “er niet in slagen met leeftijdsgenoten tot relaties te komen, die passen bij het ontwikkelingsniveau” waren ook sterk aanwezig, maar minder sterk dan A en D. Voorbeelden van symptoom A zijn dat Chesterton kinderen aantikte met zijn wandelstok als hij met hen wilde praten of zweetdruppels naar het publiek toe wierp tot de ontzetting van de aanwezigen (Ward, 1944). Een voorbeeld van symptoom D is zijn woede wanneer een kennis van de familie uit beleefdheid haar keuze tussen rode of witte wijn af laat hangen van wat de echtgenote van Chesterton drinkt. (Ward, 1952) Dergelijke onverwachtse uitingen van woede over begrijpelijk –vaak beleefd- gedrag van anderen werden door de omgeving als erg onprettig ervaren (Ward, 1952). Bij criterium “kwalitatieve beperkingen in communicatie” was symptoom B “duidelijke beperkingen in het vermogen een gesprek met anderen te beginnen of te onderhouden” zeer sterk aanwezig, en symptoom C sterk aanwezig “Stereotiep en herhaald taalgebruik, of eigenaardig woordgebruik”. Een voorbeeld van B is dat Chesterton in zijn studententijd tegen een goede vriendin een urenlang monoloog hield over Hottentottenbaby‟s, ondanks dat haar dit niet interesseerde, en zij ondertussen letterlijk in slaap viel (Ward, 1952). Een voorbeeld van stereotiep taalgebruik: als als zes-, zevenjarige reciteerde hij al lopend door de straat stukken uit Shakespeare (Chesterton, 1936); hierdoor zagen zijn klasgenoten hem als “het vreemdste ding ooit”, met een neiging tot idioot (inane) gedrag (Ward, 1944, p. 25). Bij het criterium “beperkte, zich herhalende stereotiepe patronen van gedrag,
G.K. CHESTERTON: AUTISMESPECTRUMSTOORNIS OF ADHD?
17
belangstelling en activiteiten” (3) was item A “Sterke preoccupatie met één of meer stereotiepe en beperkte patronen van belangstelling die abnormaal is ofwel in intensiteit ofwel in richting” het sterkst aanwezig. Bijvoorbeeld, op de de middelbare school schreef en tekende Chesterton een boek dat “Half hours in Hades” heette, een “elementair handboek in de demonologie” waarin verschillende duivels op een natuurwetenschappelijke manier in verschillende typen worden ingedeeld (Ward, 1944, p. 38). Dezelfde fascinatie voor bovennatuurlijke wezens werd ook aangetroffen in zijn brieven en zijn autobiografie (Ward, 1944; Chesterton, 1936). Dit irriteerde anderen: bijvoorbeeld, zijn echtgenote ergerde zich bij hun eerste ontmoeting aan “al dat gepraat over elven” (Chesterton, 1936, p. 85). Verder dient er voor het 3e jaar een begin te zijn geweest van een “achterstand of abnormaal functioneren” (DSM-IV-TR) in tenminste één van de volgende terreinen: sociale interacties, fantasiespel, en taal bij sociale communicatie (DSM-IV-TR). Dat Chesterton voor zijn derde niet veel praatte (Ward, 1944) wees op een achterstand in het laatste terrein. Het gedrag dient verder niet beter verklaard te worden door Desintegratiestoornis van de kinderleeftijd of Stoornis van Rett. Dit was het geval: bij beide stoornissen treden verlies van motorische en expressieve vaardigheden op en achteruitgang van functioneren na een periode van een duidelijk normale ontwikkeling: bij Stoornis van Rett tussen 5 maanden en 30 maanden, bij Desintegratiestoornis van de kinderleeftijd voor het 10e jaar. Bij Chesterton was een dergelijke “knik” niet te zien; integendeel, er werd een consistent patroon in zijn gedrag gevonden vanaf kindertijd tot volwassenheid. Bijvoorbeeld, boeken opzeggen op vreemde plaatsen zoals op straat of bij vreemden deed hij als kind (Chesterton, 1936) en als volwassene (Ward, 1952). Bij DSM-V criterium A “beperkingen in sociale communicatie en sociale interactie” kwam symptoom 1 “beperkingen in sociaal-emotionele wederkerigheid” het sterkst naar voren, gevolgd door 3 “beperkingen in het opbouwen en onderhouden van relaties” Symptoom 2
G.K. CHESTERTON: AUTISMESPECTRUMSTOORNIS OF ADHD?
18
“beperkingen in nonverbaal communicatief gedrag zoals gebruikt in sociale interacties” was ook sterk aanwezig, maar minder dan 2 en 3. Echter, alle zes soorten bronnen noemden dit kenmerk, het was aanwezig voor het 7e jaar, en kwam terug in de drie categorieën data (“ASD, “ASD/ADHD, meer ASD” en “ASD/ADHD”). Daarom werd dit kenmerk relevant geacht voor een diagnose. Een voorbeeld van symptoom 1: Chesterton nam zijn echtgenote op een zeer koude winterdag naar buiten om een rivier te zoeken, ondanks haar hekel aan kou, en verbaasde zich over haar irritatie (Chesterton, 1936). Een voorbeeld van kenmerk 3, waaronder ook moeite met gedrag aanpassen op de sociale situatie valt : Chesterton teleurstelde en irriteerde zijn publiek soms door te weigeren zijn eigen gedichten voor te dragen (Ward, 1954). Bij DSM-V criterium B (“beperkte, herhaalde patronen van gedrag, interesses of activiteiten”) kwamen drie kenmerken bijna even sterk naar voren: dit waren 1 (“stereotiepe of herhaalde spraak, motorische bewegingen of gebruik van objecten”) 3 (“beperkte, gefixeerde interesses die abnormaal in intensiteit of focus zijn”) en 4 (“hyper- of hyporeactiviteit voor sensorische prikkels of een ongewone interesse in sensorische aspecten van de omgeving”). Kenmerk 4 was echter het sterkst aanwezig hiervan. Een voorbeeld van kenmerk 3: H.G. Wells schreef aan Chesterton dat hij (Chesterton) over “die hersenschimmen van hem” alles al duizend keer had gezegd, zodat zelfs zijn meest fanatieke bewonderaars zijn tijdschrift opzeggen (Ward, 1944, p. 371). Een treffend voorbeeld van sensorische overgevoeligheid, letterlijk aansluitend bij de voorliefde voor herhaling die ASD kenmerkt: Chesterton schreef dat hij graag naar halve cirkels grasveld staarde om deze “zichzelf te zien herhalen als een patroon van groene manen, want hij was niet iemand die herhaling slechts eentonigheid was.” Hij ging hier zo in op, dat het lang duurt voordat hij doorheeft dat er een dier op hem afloopt, en niet blauw gras (Ward, 1944 p. 196) Een voorbeeld van symptoom 1: Chesterton doorspekte zijn zinnen met een langgerekt, “vreemd soort hummen” en een voor
G.K. CHESTERTON: AUTISMESPECTRUMSTOORNIS OF ADHD?
19
hem uniek accent, prettig voor sommigen, onprettig voor anderen (Ward, 1944,p. 164)1 . Er dienen symptomen aanwezig te zijn in de vroege kindertijd (DSM-V, criterium C). Dit kwam inderdaad naar voren: twee van de vier symptomen van criterium A (symptoom 1 en 2) waren aanwezig voor 7 jaar, evenals drie symptomen van criterium B (1, 3 en 4). Vooral symptoom 4 -zijn ongewone combinatie van sensorische onder- en overgevoeligheid- was al sterk aanwezig op vroege leeftijd. Ook dienen de symptomen samen het dagelijks functioneren te beperken (DSM-V). Dit werd aangetroffen in de data: doordat Chesterton slecht karakters kon inschatten, kon hij ruzies bij de redactie van zijn tijdschrift niet oplossen, wat hem werd kwalijk genomen door sommige redactieleden (Ward, 1944). Ook had hij moeite met dagelijkse gesprekken, bijvoorbeeld een treinkaartje kopen bij een stationsmedewerker (Chesterton, 1936, 121). Verschillende beschrijvingen die niet overeenkwamen met ASD zijn gevonden: bijvoorbeeld, één van zijn vroegste herinneringen, genoemd door twee bronnen, is dat hij met drie buurmeisjes speelt, en moest doen alsof hij een rover is (Chesterton, 1936, 22; Ward, 1944, 20). Dit sprak “Afwezigheid van gevarieerd spontaan fantasiespel („doen-alsof spelletjes‟)” tegen (symptoom D van criterium 2). Echter, dit symptoom was weinig aanwezig in de beschrijvingen, en afwezig in beschrijvingen voor 17 jaar. Ook als volwassene hield Chesterton erg van verkleden en toneel en poppenkast spelen (Ward, 1952)2. Echter, bij een benefiet-“nep-rechtszaak” nam Chesterton zijn rol als aanklager van schoolhoofden zo serieus, dat de “aangeklaagden” zich ergerden aan zijn zware argumenten (Ward, 1944). De aanwezigheid van fantasiespel sprak daarom de andere symptomen nauwelijks tegen.
1
Zie Gaiman, Dringenberg en Jones (1997, p.17) voor een getekende interpretatie van dit opvallende hummen. Het personage Fiddler‟s Green of Gilbert is –zoals de naam suggereert- in zeer sterke mate gebaseerd op Chesterton. In een BBC-opname (Chesterton, 1933/2008) van een radiopraatje is inderdaad een vreemd accent en weinig intonatie te horen, maar eerder zeer veel “uhm” aan het begin van elke zin dan vreemd hummen. Ook grinnikt hij opvallend veel door zijn eigen uitspraken heen. 2 Een zelfde vermogen tot het aannemen van een rol en tot doen-alsof spel is ook te zien bij Temple Grandin, een hoogfunctionerende autistische persoon( Sacks, 1995).
G.K. CHESTERTON: AUTISMESPECTRUMSTOORNIS OF ADHD?
20
Tegensprekende Beschrijvingen De vele vriendschappen die Chesterton opbouwde vormden een belangrijke tegenwerping tegen ASD, evenals zijn verbondenheid met vrienden en familie (Ward, 1952; Ward, 1944), en van zijn vrienden en familie met hem (Ward, 1944). Als volwassene had hij tenminste drie goede vrienden (Maurice Baring, Hillaire Belloc, en Father O‟Connor) en literaire vriendschappen met Bernard Shaw en H.G. Wells. De vrienden die hij vanaf zijn 14e maakte – na 7 jaar geen schoolvrienden te hebben gehad– bleven zijn hele leven belangrijk voor hem (Ward, 1944, 99). Dit sprak symptoom 1B tegen “er niet in slagen met leeftijdsgenoten tot relaties te komen, die passen bij het ontwikkelingsniveau” (DSM-IV-TR) en A3 “beperkingen in het ontwikkelen en onderhouden van relaties”(DSM-V) tegen. Bijvoorbeeld: H.G. Wells beschreef Chesterton tijdens een zakelijk conflict als “het meest gevoelige deel van The New Witness [een tijdschrift van Chesterton], het enige deel om wiens ziel ik geef” (Ward, 1944, p. 313). Ook bouwden Chesterton en zijn vrouw makkelijk een band op met verschillende gastgezinnen tijdens de lezingentour door de VS (Ward, 1952). Hierbij, en in één van zijn beste vriendschappen, kon echter niet worden ontdekt wat de rol van Chesterton was en die van Frances. Daarnaast kwam het symptoom dat deze dingen tegenspreken sowieso minder sterk naar voren dan de andere symptomen (1A, 1D). Sommige beschrijvingen wezen op aanwezigheid, in plaats van afwezigheid, van sociaalemotionele wederkerigheid (DSM-IV-TR) en op geen beperkingen in hierin (DSM-V). Echter, deze wederkerigheid dient –net zoals de relaties met leeftijdsgenoten- te passen bij het ontwikkelingsniveau. Bijvoorbeeld: op 20-jarige leeftijd sloot hij een brief aan een vriend af met “Ik hoop dat je net zo geniet als ik doe, en half zo veel aan mij denkt als ik aan jou” (Ward, 1944, p. 48). Een ander voorbeeld is zijn vrees dat zijn bekering tot het Katholicisme emotionele afstand zou scheppen tussen hem en zijn vrouw (Ward, 1944). Bij beide voorbeelden was het echter de vraag of hier sprake is van aangeleerd gedrag –bijvoorbeeld
G.K. CHESTERTON: AUTISMESPECTRUMSTOORNIS OF ADHD?
21
standaardzinnen voor brieven, de wens dat zijn vrouw zich voor dezelfde religieuze thema‟s interesseert- of van het werkelijk delen van emoties. Opvallend genoeg had Chesterton niet door dat zijn maandenlange twijfelen over zijn bekering tot het Katholicisme zijn echtgenote veel meer belastten dan de keuze zelf, waarmee zij het eens was (Ward, 1944, 353). Kortom, in de nuances leek Chesterton soms te slagen en soms te falen. Als er sprake was geweest van (vrijwel) geen beperkingen in sociaal-emotionele wederkerigheid, dan waren de volgende gedragingen onkarakteristieke incidenten geweest: kinderen en baby‟s vriendschappelijk porren met een wandelstok (Ward, 1952), eisen dat zijn echtgenote of secretaresse altijd voor hem klaar stond (Ward, 1944) en momenten waarop hij zich bewust afsloot van anderen of zelfs karikaturen van hen ging tekenen (Ward, 1944; Ward, 1952). Ook zou zijn schooltijd tot zijn veertiende dan waarschijnlijk niet, in zijn eigen woorden, “zeer eenzaam”(Ward, 1944, p. 85) zijn geweest, en zou hij niet worden beschreven als “in bijna ziekelijke mate gesloten” (Ward, 1952, p. 241). Dergelijk gedrag kwam echter vaak naar voren in de beschrijvingen en vormde een te consistent patroon om als incidenten te worden beschouwd. Zijn grote ondergevoeligheid voor bepaalde prikkels (het sensorische aspect van zijn sterke vergeetachtigheid/onderbewustheid) werd in sterkere mate verklaard door ASD dan door ADHD: bij rond 70 % van personen met ASD zijn afwijkingen in sensorische waarneming aanwezig (Baranek, David, Poe, Stone, & Watson, 2006). Hieronder valt “duidelijke onverschilligheid wat betreft pijn” (DSM-V) die mogelijk wordt veroorzaakt doordat mensen met ASD bij pijn in een roes raken door de grotere aanmaak van een bepaalde vorm endorfinen – pijnstillers geproduceerd het lichaam zelf – dan mensen zonder ASD ( Leboyer, Philippe & Bouvard, 1999; Cazullo et al. 1999)1. Dit verklaarde waarom Chesterton pijn niet merkte en daardoor niet aan een arts kon vertellen of hij ergens last van had, en in een zeer 1
Voor een recent overzicht van de discussie rondom dit onderwerp, en de neurobiologie van autisme in het algemeen, zie Neuhaus, Beauchaine & Bernier (2010).
G.K. CHESTERTON: AUTISMESPECTRUMSTOORNIS OF ADHD?
22
ongemakkelijke houding in een kapot bed kon liggen, zonder dit te merken (Ward, 1944). Zowel afwijkend lage als afwijkend hoge drempels voor sensorische prikkels komen voor: bij verschillende soorten prikkels (bijvoorbeeld, overgevoeligheid voor licht, maar ondergevoeligheid voor pijn) en binnen het soort prikkels, bijvoorbeeld overgevoeligheid voor bepaalde soorten geluiden en ondergevoeligheid voor andere (Kern et al., 2006; Crane, Goddard & Pring, 2009). Het volgende contrast werd daardoor verklaard: Chesterton merkte het niet dat een serveerster zijn broek schoonmaakte met een spons nadat hij ongemerkt twee eieren had omgegooid (Ward, 1952) maar raakte geïrriteerd als goede vrienden hun arm door de zijne wilde steken (Ward, 1944). In de gedragsbeschrijvingen was een consistent, levenslang patroon te zien dat ASD suggereerde. Uitgaand van DSM-IV-TR-criteria kwamen twee symptomen van het criterium “beperkingen in interacties” (A1 ) sterk naar voren, namelijk beperkingen in non-verbale communicatie (A) en wederkerigheid (B), twee van het criterium “beperkingen in communicatie” (A2), namelijk het beginnen en onderhouden van een gesprek (B) en eigenaardig taal- en woordgebruik” (C), en één van criterium A3, namelijk beperkte, abnormale belangstelling (A). Uitgaand van het DSM-V voorstel voor ASD waren bij criterium A “sociale interacties/communicatie” twee symptomen het sterkst te zien, namelijk beperkingen in sociaal-emotionele wederkerigheid, en één iets minder sterk, maar niettemin relevant, namelijk symptoom 2. Qua herhaling (criterium B), zijn twee tot drie symptomen te zien, namelijk rituelen (symptoom 3), een vreemd patroon van sensorische over- en ondergevoeligheid (symptoom 4), en, minder sterk, herhaling in taalgebruik en bewegingen (Symptoom 1). Een aantal symptomen kwamen voor in de vroege kindertijd, waaronder achterstand in het sociale gebruik van taal voor 3 jaar; het gedragspatroon kon niet beter verklaard worden door een stoornis van Rett of Desintegratieve stoornis in de kindertijd, en belemmerde het dagelijks functioneren van Chesterton en van dat van zijn omgeving.
G.K. CHESTERTON: AUTISMESPECTRUMSTOORNIS OF ADHD?
23
Discussie Uitgaand van DSM-IV-TR criteria kan worden gesteld dat Chesterton lijkt te hebben voldaan aan de kenmerken van een Autistische Stoornis en op grond van de DSM-V criteria dat Chesterton ASD kan hebben gehad, evenals een Aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit, beperkt tot onoplettendheid.1 Aangezien zijn vergeetachtigheid of sensorische ondergevoeligheid opvallend sterk aanwezig was, werd gekeken naar andere verklaringen hiervoor: er werd daarom aan een kinderpsychiater een suggestie gevraagd. Een mogelijke verklaring is frontotemporale dementie (FTD), oftewel de ziekte van Pick (M. De Vries-Schot, persoonlijke communicatie, Augustus 2011), een vorm van Dementie door een somatische aandoening (DSM-IV-TR). De vergeetachtigheid van Chesterton valt in dat geval onder de bij FTD optredende geheugenstoornissen of stoornis in uitvoerende functies. Daarnaast komt bij FTD een toegenomen creativiteit voor (Miller, Boone Cummings & Read, 2009). Echter, de kenmerkende, sluipende achteruitgang (Alzheimer Nederland, 2011) werd niet gevonden. Ook treden soms afasie of andere taalproblemen op (Alzheimer Nederland; DSM-IV-TR), zodat de toegenomen creativiteit niet optreedt in de vorm van poëzie of proza (Mendez, 2004). Dit kwam niet overeen met de verbale creativiteit van Chesterton. Een andere mogelijkheid is dyspraxie (M. De Vries-Schot, persoonlijke communicatie, Augustus 2011), één van de vele termen voor beperkingen in motorische vaardigheden, waar veel discussie rondom is (Gibbs, Appleton & Appleton, 2007). Vanwege grote overlap met coördinatieontwikkelingsstoornis oftewel Developmental Coordination Disorder (DCD) (DSM-IV-TR) worden beide termen vaak als synoniemen gebruikt (Peters, Barnett & 1
Comorbiditeit van ADHD en ASD komt sterk terug in empirisch onderzoek: voor een recent overzicht, zie Gargaro, Rinehart, Bradshaw, Tonge en Sheppard (2010). Met ASD als hoofddiagnose varieert deze comorbiditeit met ADHD van 13 tot 87 procent (Keen & Ward, 2004; Lee & Ousley, 2006; Leyfer et al., 2006; Sinzig, Walter & Doepfner, 2009; Sturm, Fernell & Gillberg, 2004). Het meest recente onderzoek, dat van Lugnegård, Hallerbäck en Gillberg (2011), noemt een comorbiditeit van 30 procent. Na sociale fobie is ADHD zelfs de meest voorkomende comorbide stoornis bij autisme (Simonoff et al. 2008).
G.K. CHESTERTON: AUTISMESPECTRUMSTOORNIS OF ADHD?
24
Henderson, 2001) en is er gepleit voor een internationale consensus voor het gebruik van de term DCD. DCD omvat beperkingen in “het uitvoeren van dagelijkse bezigheden waarvoor coördinatie van de motoriek vereist is” (DSM-IV-TR, p. 86) Mogelijke uitingen ervan zijn later leren lopen, “onhandigheid, slechte sportprestaties of een slecht handschrift” (DSM-IVTR, p. 86). Dat laatste werd niet aangetroffen: in facsimile‟s van zijn gedichten (Ward, 1944) is een regelmatig en zelfs sierlijk handschrift te zien. Het aandoen van schoenen, dassen, veters, knoopjes en kragen kostte hem wel moeite (Ward, 1944) en hij liet nadat hij getrouwd was zijn vrouw hem zijn schoenen etc. aandoen (Ward, 1952). Beperkingen in grove motoriek waren ook aanwezig: bijvoorbeeld, Chesterton was zo slecht in gymnastiek dat zijn klasgenoten in groepjes kwamen kijken naar zijn onhandige toeren op de gymtoestellen (Ward, 1944). Ook had hij als volwassene een hekel aan lichamelijke inspanning (Ward, 1944), mogelijk speelde zijn latere overgewicht hierbij ook een rol,1 bijvoorbeeld bij het veterstrikken. Tevens dient er bij DCD niet te worden voldaan aan de criteria van een pervasieve ontwikkelingsstoornis (DSM-IV-TR). Zijn sociale beperkingen, sensorische afwijkingen en rituelen waren echter te sterk aanwezig om genegeerd te kunnen worden. In de voorgestelde nieuwe definitie van DCD wordt het criterium “geen pervasieve ontwikkelingsstoornis” niet genoemd (DSM-V). Dit weerspiegelt het empirische bewijs voor de grote aanwezigheid van motorische beperkingen bij ASD, bij ADHD en bij personen met zowel ADHD als ASD (Green et al. 2009; Kadesjö & Gillberg, 1998; Kopp, Beckung & Gillberg, 2010). Daarom kan bij Chesterton sprake zijn geweest van een Coördinatieontwikkelingsstoornis naast ASD en/of ADHD, en deze combinatie verklaarde zijn sensorische ondergevoeligheid/vergeetachtigheid mogelijk het beste. Ook kan het patroon van beperkingen en afwijkingen mogelijk worden beschreven als Multiple Complex Developmental Disorder (MCDD): een pervasieve ontwikkelingsstoornis 1
In 1930 had hij een lichaamsgewicht tussen de 135 en 141 kilo bij een lengte van 1 meter 95, en daarmee een Body Mass Index tussen de 35.7 en 47.6, iets dat als ziekelijk overgewicht wordt beschouwd.
G.K. CHESTERTON: AUTISMESPECTRUMSTOORNIS OF ADHD?
25
die zich onderscheidt van ASD door sterke stemmingsschommelingen, moeite fantasie en werkelijkheid te onderscheiden, een fluctuerend functioneringsniveau, en psychotische gedachteproblemen, maar minder communicatieve en sociale beperkingen (Van der Gaag et al., 1995; De Bruin et al., 2007). Chesterton schreef zelf moeilijk feiten en fictie te onderscheiden (1936). Ook beschreef hij in brieven aan zijn verloofde hoe hij London en een dorp dat hij bezoekt als een duister sprookje vol bovennatuurlijke wezens ervaart (Ward, 1944). Emotionele labiliteit kwam echter niet naar voren: Chesterton huilde zelden en met grote moeite (Ward, 1952, p. 54). Anderen (Ward, 1944) en Chesterton zelf (1936, p. 181) beschreven hem als bijna altijd gelukkig. Ook de aanwezigheid van rituelen kwam niet overeen bij McDD (De Bruin et al., 2007). Hierdoor lijkt er geen sprake te zijn van MCDD. Ook schizotypische trekken – die vaak samenhangen met creativiteit (Rawlings & Locarnini; Nettle, 2006; Schuldberg, 2000) – zoals cognitieve chaos en emotionele afstomping kwamen niet terug in de bronnen.
Intelligentie Er was bij Chesterton mogelijk sprake van bovengemiddelde intelligentie: hij was in staat op een groot abstractieniveau te redeneren, juist door concreet te blijven, bijvoorbeeld, zijn discussie over oneindigheid en eindigheid aan de hand van een voorbeeld over een paardenbloem (Chesterton, 1936, 192). Daarnaast leverde hij diverse bijdragen aan de Encyclopaedia Britannica en schreef hij over uiteenlopende onderwerpen zoals filosofie, bijvoorbeeld over de theoloog/filosoof Thomas Aquinas, geschiedenis, literatuur en economie. Over deze onderwerpen hield hij ook radiovoordrachten en lezingen, onder andere op universiteiten. Het effect van deze intelligentie was dat het hem - ondanks ASD- in staat stelde vriendschappen op te bouwen met mensen met dezelfde interesses, door zijn boeken met anderen te communiceren, zijn unieke taalgebruik uit te bouwen tot zijn handelsmerk en
G.K. CHESTERTON: AUTISMESPECTRUMSTOORNIS OF ADHD?
26
zijn kinderlijk absolute geloof in de goedheid van de mens uit te laten groeien tot maatschappelijke betrokkenheid, bijvoorbeeld bij het lot van de armen van Londen en de soldaten die terugkeerden uit de eerste Wereldoorlog (Ward, 1944).
Creativiteit Personen met ADHD lijken creatiever te zijn dan personen zonder ADHD (Shah & White, 2011); bij ASD daarentegen wordt vaak weinig creativiteit, moeite met complexe, subtiele humor en een gebrek aan fantasie aangetroffen (Craig & Baron-Cohen, 2001; Samson & Hegenloh, 2010; Low, Goddard & Melser, 2009). Hiermee hangt samen dat veel mensen met ASD moeite hebben figuurlijk taalgebruik te begrijpen (McKay & Shaw, 2004), iets dat al genoemd wordt door Kanner (1943). Dit contrasteert sterk met de grote creativiteit van Chesterton: hij tekende treffend en humoristisch, en maakte speelgoedtheaters en rekwisieten (Ward, 1944; Ward, 1952) Zijn verbale creativiteit uitte zich in gesprekken door het urenlang verzinnen van verhalen, rijmpjes en woordspellingen (Ward, 1952) Echter, soms vatte hij uitdrukkingen van anderen letterlijk op en begreep hen daardoor verkeerd (Ward, 1944). Ook zijn boeken bevatten vaak letterlijke interpretaties van gezegden. Bijvoorbeeld, over “de klok kan niet worden teruggedraaid” merkte hij op dat een klok terugdraaien wel mogelijk is, en de mens dit ook regelmatig doet (Ward, 1944). Dit suggereerde dat hij zich opvallend sterk bewust was van de letterlijke betekenis van spreekwoorden of gezegden, iets wat mogelijk mede beïnvloed werd door inhibitieproblemen, die vaak voorkomen bij ADHD (White & Shah, 2006; Sergeant, Geurts & Oosterlaan, 2002). De combinatie van mogelijk ASD, ADHD, en bovengemiddelde intelligentie betekende ook een combinatie van het volgende: een sterk besef van de letterlijke betekenis, het moeilijk kunnen afremmen of filteren van talloze betekenissen waaronder de letterlijke, en vermogen tot het leren van de figuurlijke betekenis en andere meerdere betekenissen. Mogelijk leidde dit
G.K. CHESTERTON: AUTISMESPECTRUMSTOORNIS OF ADHD?
27
tot een vermogen met het kunnen spelen met de letterlijke en figuurlijke betekenis en bijbehorende associaties. Dit maakte creatief – nieuw en waardevol (Flowers & Garbin, 1989 ) – taalgebruik mogelijk: Bijvoorbeeld, de volgende woordspeling: “Twenty million young women rose to their feet with the cry We will not be dictated to: and proceeded to become stenographers.” De woordspeling is hier dat “to be dictated to” zowel “de wet laten voorschrijven” betekent, als “iets gedicteerd krijgen, als secretaresse etc..” waardoor twee verschillende contexten - emancipatie en secretaressewerk- op een ongebruikelijke (en daarmee nieuwe) manier met elkaar vergeleken worden. Of, in het voorbeeld van de klok, worden de letterlijke en figuurlijke betekenis gebruikt om anderen te laten inzien (het waarde-aspect van de creativiteit) dat men wel kan terug keren naar een situatie zoals het vroeger was. In een casus-studie (Werth, Perkins & Boucher 2001) is een zelfde creatief, humoristisch taalgebruik bij een persoon met hoogfunctionerend autisme te zien. Daarnaast is Delfos - evenals Asperger (1943) - van mening dat de nieuwe woorden en nieuwe begrippen van personen met ASD en hun “volslagen nieuwe, originele manier om naar dingen te kijken… kan leiden tot boeiende literatuur” (2011, p. 165)1. Verder kan gezegd worden dat in dit onderzoek enkele beperkingen van een classificatiesysteem zoals de DSM-IV-TR of DSM-V zichtbaar worden. Immers, een diagnose zoals ASD of ADHD doet geen recht aan het hele individu: de specifieke eigenschappen waarin Chesterton verschilde van zijn tijdgenoten zorgden er namelijk niet alleen voor hij treinen miste, financiële onzekerheid had en monologen hield: ook andere, meer positieve aspecten 1
Zo beschreef W.H. Auden, één van de belangrijkste Britse dichters van de 20e eeuw, zichzelf als licht autistisch in zijn autobiografie (1970). De eigen gedichten van Daniel Tammet (“Pi Poem”, 2009b) doen denken aan die van Auden in hun gebruik van alliteratie en klinkerrijm. Wat betreft ASD-talenten in het algemeen: het boek van Fitzgerald & O‟Brien (2007) over talent en ASD kan te onkritisch genoemd worden, zie bijvoorbeeld Hacking (2009) voor de problemen rondom autistische biografieën. Het citaat van Asperger dat vaak in deze context wordt genoemd “een scheut autisme lijkt essentieel voor succes in kunst en wetenschap” ( zoals aangehaald in Silberman, 2001) is een incorrecte vertaling: in het oorspronkelijke artikel (Asperger, 1968, p. 141, 142) staat “Het lijkt ons, dat het zo zou kunnen zijn dat voor bepaalde wetenschappelijke of kunstzinnige topprestaties een scheut „autisme‟ bijna noodzakelijk is: een bepaald afwenden van het concrete, simpel-praktische, een beperken tot een bepaalde specialisatie…”. Het gebruik van de aanhalingstekens en de zeer voorzichtige formulering duidt aan dat het hier niet letterlijk ASD wordt bedoeld, maar een bepaalde manier van denken die niet uniek is voor ASD.
G.K. CHESTERTON: AUTISMESPECTRUMSTOORNIS OF ADHD?
28
zijn te zien. Bijvoorbeeld, zijn gedeeltelijke sensorische overgevoeligheid - die hij beschreef als het “geweldige geschenk van de zintuigen”(Chesterton, 1936, p. 195) - stelde hem als student in staat zijn depressie te overwinnen: “Terwijl ik [deze depressie] aan het overdenken was…bedacht ik zelf als noodoplossing een simpele, mystieke theorie…Zelfs het bestaan an sich, teruggebracht tot de meest basale grenzen, was buitengewoon genoeg om opwindend te zijn…ergens in ons achterhoofd was als het ware een vergeten uitbarsting of golf van verbazing over ons eigen bestaan” (Chesterton, 1936, p. 50, 51). Daarnaast vormde deze verwondering een drijfveer voor zijn literaire productiviteit: hij streefde erdoor naar herwaardering van het dagelijks leven, eenvoud en traditioneel geloof: “Het belangrijkste idee van mijn leven…het grondbeginsel dat ik altijd heb willen onderwijzen. Dat is het idee om de dingen te zien met dankbaarheid, en als niet vanzelfsprekend” (Chesterton, 1936, p. 187). Het meest fascinerende is dat Chesterton zo in staat bleef met de openheid van een kind naar de wereld te kijken. Deze unieke “puurheid” van moraal, denken of kijken bij ASD wordt al genoemd door Asperger (1943, p. 46 ). Ook Baron-Cohen beschrijft hoe sommige aspecten van autisme niet “genezing” nodig hebben, maar juist bij een informatieverwerkingsstijl horen die zelfs voor bepaalde talenten kan zorgen (Baron-Cohen, Ashwin, Ashwin, Tavassoli, & Chakrabarti, 2009; Baron-Cohen, Weelwright, Skinner, Martin & Clubley, 2001). Het laatste woord hierover is aan Chesterton “Ik had in mijn kindertijd, en heb gedeeltelijk bewaard daarna, een bepaalde poëtische ontvankelijkheid, die niet gedood is door zonde of zelfs door verdriet…Ik ben oud geworden zonder verveeld te raken. Het bestaan is nog steeds iets vreemds voor me, en die vreemdeling heet ik van harte welkom” (1936, p. 193).
G.K. CHESTERTON: AUTISMESPECTRUMSTOORNIS OF ADHD?
29
Referenties Alzheimer Nederland. (2011). Vormen van dementie: Frontotemporale dementie. Opgehaald 27 Augustus, 2011, van http://www.alzheimer-nederland.nl/informatie/wat-is-dementie/ vormen-van-dementie/frontotemporale-dementie.aspx American Psychiatric Association. (2000). Diagnostic and statistical manual of mental disorders. (4th ed., text rev.) Washington DC: Auteur. Vertaling: Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (2002). Diagnostische Criteria van de DSM-IV-TR. (Vertaald door G.A.S. Koster van Kroos). Lisse: Swets & Zeitlinger. American Psychiatric Association. (2011). Attention Deficit/Hyperactivity Disorder. DSM-5 Development: Proposed Revisions: Neurodevelopmental Disorders. Opgehaald: 20 April, 2011, van http://www.dsm5.org/ProposedRevision/Pages/proposedrevision.aspx?rid=383 American Psychiatric Association. (2011). Autism Spectrum Disorder. DSM-5 Development: Proposed Revisions: Neurodevelopmental Disorders. Opgehaald: 20 April, 2011, van http://www.dsm5.org/ProposedRevision/Pages/proposedrevision.aspx?rid=94 Asperger, H. (1944). Die "autistischen psychopathen" im kindesalter [Electronic version]. Archiv für Psychiatrie und Nervenkrankheiten, 177, 76-137. Asperger, H. (1968). Zur differential diagnose des kindlichen autismus [Electronic version]. Acta Paedopsychiatrica, 35, 136-145. Auden, W.H. (1970). A certain world : a commonplace book. New York: Viking Press. Barker, D. (1973) G.K. Chesterton: A biography. Londen: Constable. Baron-Cohen, S., Wheelwright, S., Skinner, R., Martin, J. & Clubley, E. (2001). The AutismSpectrum Quotient (AQ): Evidence form Asperger Syndrome/high-functioning autism, males and females, scientists and mathematicians [Electronic version]. Journal of Autism and Developmental Disorders, 31, 5–17.
G.K. CHESTERTON: AUTISMESPECTRUMSTOORNIS OF ADHD?
30
Baron-Cohen, S., Ashwin, E., Ashwin, C., Tavassoli, T. & Chakrabarti, B. (2009). Talent in autism: hyper-systemizing, hyper-attention to detail and sensory hypersensitivity [Electronic version]. Philosophical Transactions of the Royal society: Biological Sciences, 364, 1377–1383 Bruin, E.I. de, Nijs, P.F. de, Verheij, F., Hartman, C.A. & Ferdinand, R.F. (2007). Multiple complex developmental disorder delineated from PDD-NOS [Electronic version]. Journal of Autism and Developmental Disorder, 37, 1181-1191. Cazzullo, A.G., Musetti, M.C., Musetti, L.,Bajo, S., Sacerdote, P., & Panerai, A. (1999). Beta-endorphin levels in peripheral blood mononuclear cells and long-term naltrexone treatment in autistic children [Electronic version]. European Neuropsychopharmacology, 9, 361–366. Chesterton, G.K. ( Januari 1933) Architecture. (Radiouitzending). Londen: BBC. Opnieuw uitgegeven : (2008) The Complete G.K. Chesterton. Blue Denim Records. Chesterton, G.K. (1936) Autobiography. London : Hutchinson. Crane, L., Goddard, L., & Pring, L. (2009). Sensory processing in adults with autism spectrum disorders [Electronic version]. Autism: The International Journal of Research and Practice, 13(3), 215–228. Craig, J. & Baron-Cohen, S. (1999). Creativity and imagination in autism and Asperger syndrome [Electronic version]. Journal of Autism and Developmental Disorders, 29, 319-326. Delfos, M. F. (2011). Een vreemde wereld (Rev. ed.) Amsterdam: SWP. Fitzgerald, M. & O‟Brien, B. (2007). Genius Genes: how Asperger talents changed the world. Shawnee Mission: Autism Asperger Publishing Company. Flowers, J.H. and Garbin, C. (1989). “Creativity and perception”. In J.A. Glover, R.R.
G.K. CHESTERTON: AUTISMESPECTRUMSTOORNIS OF ADHD?
31
Ronning, & C.R. Reynolds (eds). Handbook of Creativity. New York: Plenum Press, 147–162. Gaag, R. J. van der, Buitelaar, J. K., Ban, E. van den, Bezemer, M., & Van Engeland, H. (1995). A controlled multivariate chart review of multiple complex developmental disorder [Electronic version]. Journal of the American Academy of Child and Adolescent Psychiatry, 34, 1096-1106 Gaiman, N., Dringenberg, M. & Jones, M. (1997) The Sandman (Vol. 11) New York: Vertigo. Gargaro, B.A., Rinehart, N.J., Bradshaw, J.L., Tonge, B.J. & Sheppard, D.M. (2011). Autism and ADHD: how far have we come in the comorbidity debate [Electronic version]? Neuroscience & Biobehavioral Reviews, 35, 1081-8. Gibbs, J., Appleton, J. & Appleton, R. (2007) Dyspraxia or developmental coordination disorder? Unravelling the enigma [Electronic version]. Archives of disease in childhood, 92, 534–539 Green, D., Charman, T., Pickles, A., Chandler, S., Loucas, T., Simonoff, E. et al.. (2009), Impairment in movement skills of children with autistic spectrum disorders [Electronic version]. Developmental Medicine & Child Neurology, 51, 311–316 Hacking I. (2009). Autistic autobiography [Electronic version]. Philosophical Transactions of the Royal Society. Biological Sciences, 364(1522), 1467–73 Kadesjö, B. & Gillberg, C. (1998). Attention deficits and clumsiness in Swedish 7-year-old children [Electronic version]. Developmental Medicine & Child Neurology, 40, 796–804. Kanner, L. (1943). Autistic disturbances of affective contact [Electronic version]. Nervous Child, 2, 217–250. Keen, D. & Ward, S. (2004). Autistic spectrum disorder: a child population profile [Electronic version]. Autism, 8(1), 39–48.
G.K. CHESTERTON: AUTISMESPECTRUMSTOORNIS OF ADHD?
32
Kern, J. K., Trivedi, M. H., Garver, C. R., Grannemann, B. D., Andrews, A. A., Savla, J. S., et al. (2006). The pattern of sensory processing abnormalities in autism [Electronic version]. Autism, 10, 480–494. Kopp, S., Beckung, E., & Gillberg, C. (2010). Developmental coordination disorder and other motor control problems in girls with autism spectrum disorders and/or attentiondeficit/hyperactivity disorder [Electronic version]. Research in Developmental Disabilities, 31(2), 350-61. Lee, D.O. & Ousley, O.Y. (2006) Attention-deficit hyperactivity disorder symptoms in a clinic sample of children and adolescents with pervasive developmental disorders. Journal of Child and Adolescent Psychopharmacology, 16, pp. 737– 746. Leyfer, O.T. Folstein, S.E., Bacalman, S., Davis, N.O., Dinh, E., Morgan, J. et al. (2006). Comorbid psychiatric disorders in children with autism: interview development and rates of disorders [Electronic version]. Journal of Autism and Developmental Disorders, 36, 849–861. Leboyer, M., Philippe, A., Bouvard, M., Guilloud-Bataille, M., Bondoux, D., Tabuteau, F. et al. (1999). Whole blood serotonin and plasma beta-endorphin in autistic probands and their first-degree relatives [Electronic version]. Biological Psychiatry, 45(2), 158–163. Low, J., Goddard, E. & Melser, J. (2009). Generativity and imagination in autism spectrum disorder: Evidence from individual differences in children's impossible entity drawings[Electronic version]. British Journal of Developmental Psychology, 27, (425– 444) Lugnegård T., Hallerbäck M., Gillberg C. (2011). Psychiatric comorbidity in young adults with a clinical diagnosis of Asperger syndrome [Electronic version]. Research in Developmental Disabilities, 32, 1910-1917.
G.K. CHESTERTON: AUTISMESPECTRUMSTOORNIS OF ADHD?
33
MacKay, G. & Shaw, A. (2004). A comparative study of figurative language in children with autistic spectrum disorders [Electronic version]. Child Language Teaching and Therapy, 20, 13–32. Mendez, M.F. (2004). Dementia as a window to the neurology of art [Electronic version]. Medical Hypotheses 63(1), 1–7. Nettle, D. (2006). Schizotypy and mental health amongst poets, visual artists, and mathematicians [Electronic version]. Journal of Research in Personality, 40, 876–890. Neuhaus, E., Beauchaine, T.P. & Bernier, R. (2010). Neurobiological correlates of social functioning in autism [Electronic version]. Clinical Psychology Review, 30, 733–748. Peters, J.M., Barnett, A.L. & Henderson, S.E. (2001). Clumsiness, dyspraxia and developmental co-ordination disorder: how do health and educational professionals in the UK define the terms [Electronic version]? Child: Care, Health and Development, 27, 399– 412. Rawlings, D., & Locarnini, A. (2008). Dimensional schizotypy, autism, and unusual word associations in artists and scientists [Electronic version]. Journal of Research in Personality, 42, 465–471. Sacks, O. (1995) An Anthropologist On Mars. Londen: Picador. Samson, A. C., & Hegenloh, M. (2010). Stimulus differences affect humor processing in individuals with Asperger syndrome [Electronic version]. Journal of Autism and Developmental Disorders, 40(4), 438–447. Schuldberg, D. (2000). Six subclinical spectrum traits in normal creativity [Electronic version]. Creativity Research Journal 13(1), 5–16. Sergeant, J.A., Geurts, H.M. & Oosterlaan, J. (2002). How specific is a deficit of executive functioning for Attention Deficit/Hyperactivity Disorder [Electronic version]? Behavioural Brain Research 130(1), 3-28.
G.K. CHESTERTON: AUTISMESPECTRUMSTOORNIS OF ADHD?
34
Simonoff, E., Pickles, A., Charman, T., Chandler, S., Loucas, T., Baird, G., (2008). Psychiatric disorders in children with autism spectrum disorders: prevalence, comorbidity, and associated factors in a population-derived sample [Electronic version]. Journal of the American Academy of Child & Adolescent Psychiatry, 47(8), 921–929. Sinzig, J., Walter, D. & Doepfner, M. (2009). Attention deficit/hyperactivity disorder in children and adolescents with autism spectrum disorder: symptom or syndrome [Electronic version]? Journal of Attention Disorders, 13, 117–126. Sturm, H., Fernell, E., & Gillberg, C. (2004). Autism spectrum disorders in children with normal intellectual levels: associated impairments and subgroups [Electronic version]. Developmental Medicine and Child Neurology, 46, 444–447. Silberman, S. (2001). The Geek syndrome. Wired, 9(12). Opgehaald 10 Augustus 2011 van http://www.wired.com/wired/archive/9.12/aspergers.html. Tammet, Daniel (2009a). Op een blauwe dag geboren. (vertaald door Miebeth van Hoorn). Amsterdam: Uitgeverij Nieuwezijds. Tammet, Daniel (2009b). Pi poem. Opgehaald 15 Mei, 2011, van http://optimnemblog.blogspot.com/2009_03_01_archive.html Ward, M. (1952). Return to Chesterton. Londen: Sheed & Ward. Ward, M. (1944). G.K. Chesterton. Londen: Sheed & Ward. Werth, A., Perkins, M. & Boucher, J. (2001). Here's the weavery looming up [Electronic version]. Autism 5(2), 111–125. White, H., & Shah, P. (2006). The uninhibited imagination: Creativity and attention deficit hyperactivity disorder, Personality and Individual Differences, 40, 1121-1131. White H.. & Shah, P. (2011). Creative style and achievement in adults with attentiondeficit/hyperactivity disorder [Electronic version]. Personality and Individual Differences, 50, 673-677.
G.K. CHESTERTON: AUTISMESPECTRUMSTOORNIS OF ADHD?
35
Woordenboek Der Nederlandsche Taal Online (2010). “Excentriciteit”. Geïntegreerde Taalbank. Leiden: Instituut voor de Nederlandse lexicologie. Opgehaald 15 Mei, 2011, van http://gtb.inl.nl/?owner=WNT.