STAD AARSCHOT
GEMEENTERAADSZITTING VAN 30 december 2013 TE 19uur Aanwezig: F. DEBOES, voorzitter; A. PEETERS, burgemeester; C. VERLINDEN, S. OMBLETS, G. SCHELLENS, B. VERSTRAETE, M. PAGLIALUNGA, G. RUTTEN, schepenen; J. MELLAERTS, voorzitter OCMW met raadgevende stem; N. VAN EMELEN, M. SWINNEN, F. WOLPUT, B. KIESEKOMS, MT PATTEET-VANKERKHOVE, J. VAN DE SCHOOT, K. LEMMENS, G. LAUVRIJS, R. VRANKEN, , N. PELGRIMS, K. GARCIA, A. GEYSKENS, B. DEN HONDT, D. VAN RYMENANT, S. VAN OUYTSEL, H. HEENS, F. MEULENBERGS, J. BRUYNINCKX, W. VAN EDOM, W. MERTENS, raadsleden; C. VAN CALSTER, secretaris; Verontschuldigd: N. CRECES, raadslid Onderwerp : AANVULLENDE BELASTING OP DE PERSONENBELASTING 2014 - 2019 De Gemeenteraad in openbare zitting, Gelet op het Gemeentedecreet van 15.07.2005, zoals gewijzigd, Titel II, Hfst. I, Afd. III De bevoegdheden van de gemeenteraad (art. 42-43), Titel II, Hfst. II, Afd. III De bevoegdheden van het College van Burgemeester en Schepenen (art. 57-58) Titel VIII, Hfst. I, Bestuurlijk toezicht (art. 248-264); en de bijhorende besluiten en omzendbrieven van de Vlaamse regering;
-
Gelet op: de wet van 29.07.1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen; het decreet van 26.03.2004 betreffende de openbaarheid van bestuur in de provincies en de gemeenten; het KB van 02.08.1990 houdende het Nieuw Algemeen Reglement op de Gemeentelijke Comptabiliteit; het Wetboek van Inkomstenbelasting meer bepaald de artikelen 464 tot en met 470 bis; het KB tot uitvoering van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992; de Wet van 24 juli 2008 ter bekrachtiging van de vestiging van sommige aanvullende gemeentebelastingen en de aanvullende agglomeratiebelasting op de personenbelasting voor elk van de aanslagjaren 2001 tot 2007 en tot wijziging, met ingang van het aanslagjaar 2009, van artikel 468 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 (BS van 8 augustus 2008); Overwegende dat de financiële toestand van de gemeente de invoering vergt van alle rendabele belastingen; Met 26 stemmen voor (CD&V – Open VLD – SP.A – N-VA), / stemmen tegen en 2 onthoudingen (Groen); BESLUIT : Artikel 1. Er wordt voor de aanslagjaren 2014 tot en met 2019 een aanvullende gemeentebelasting op de personenbelasting gevestigd ten laste van de rijksinwoners die belastbaar zijn in de gemeente op 1 januari van het aanslagjaar. Artikel 2. De belasting wordt vastgesteld op 8 % van het volgens artikel 466 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 berekende gedeelte van de personenbelasting die aan het rijk verschuldigd is voor hetzelfde aanslagjaar. Deze belasting wordt gevestigd op basis van het inkomen dat de belastingplichtige heeft verworven in het aan het aanslagjaar voorgaande jaar. Artikel 3. De vestiging en de inning van de gemeentelijke belasting zullen door het toedoen van het bestuur der directe belastingen geschieden, overeenkomstig de bepalingen vervat in de artikelen 466 e.v. van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen. Artikel 4. Deze verordening wordt naar de toezichthoudende overheid gezonden.
Onderwerp : GEMEENTELIJKE OPCENTIEMEN OP DE ONROERENDE VOORHEFFING 2014 – 2019
De Gemeenteraad in openbare zitting, Gelet op het Gemeentedecreet van 15.07.2005, zoals gewijzigd, Titel II, Hfst. I, Afd. III De bevoegdheden van de gemeenteraad (art. 42-43), Titel II, Hfst. II, Afd. III De bevoegdheden van het College van Burgemeester en Schepenen (art. 57-58) Titel VIII, Hfst. I, Bestuurlijk toezicht (art. 248-264); en de bijhorende besluiten en omzendbrieven van de Vlaamse regering;
-
Gelet op: de wet van 29.07.1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen; de wet van 11.04.1994 betreffende de openbaarheid van bestuur; het decreet van 26.03.2004 betreffende de openbaarheid van bestuur in de provincies en de gemeenten; het KB van 02.08.1990 houdende het Nieuw Algemeen Reglement op de Gemeentelijke Comptabiliteit; het Wetboek van Inkomstenbelasting : * artikel 251 tot en met 260ter over de grondslag van de onroerende voorheffing; * artikel 279 tot en met 463 over de procedure van vestiging en invordering; * artikel 464, 1° over de vestiging van opcentiemen; * artikel 472 tot en met 504 over het kadastraal inkomen; het decreet van 6 juli 2001 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2001; Gelet op de financiële toestand van de gemeente; Met 26 stemmen voor (CD&V – Open VLD – SP.A – N-VA), / stemmen tegen en 2 onthoudingen (Groen); BESLUIT : Artikel 1. - Voor de aanslagjaren 2014 tot en met 2019 worden de gemeentelijke opcentiemen op de onroerende voorheffing bepaald op 1.500. Artikel 2. - Deze beraadslaging zal tevens meegedeeld worden uiterlijk op 31 maart 2014 aan Agentschap Vlaamse Belastingdienst, Onroerende Voorheffing, Bauwensplaats 13 bus 2 te 9300 Aalst.
Onderwerp : GEMEENTELIJKE ACTIVERINGSHEFFING 2014 – 2019
De Gemeenteraad, in openbare zitting, Gelet op het Gemeentedecreet van 15.07.2005, zoals gewijzigd, Titel II, Hfst. I, Afd. III De bevoegdheden van de gemeenteraad (art. 42-43) Titel II, Hfst. II, Afd. III De bevoegdheden van het College van Burgemeester en Schepenen (art. 57-58) Titel VIII, Hfst. I, Bestuurlijk toezicht (art. 248-264) en de bijhorende besluiten en omzendbrieven van de Vlaamse regering; Gelet op -
de wet van 29.07.1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen; de wet van 11.04.1994 betreffende de openbaarheid van bestuur; het decreet van 26.03.2004 betreffende de openbaarheid van bestuur in de provincies en de gemeenten; het KB van 02.08.1990 houdende het Nieuw Algemeen Reglement op de Gemeentelijke Comptabiliteit;
Gelet op -
artikel 170 §4 van de Grondwet; artikel 42 §3 van het gemeentedecreet; het decreet van 30.05.2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen; het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening het decreet betreffende het grond- en pandenbeleid van 27 maart 2009, hierna DGP genoemd;
Gelet op de financiële toestand van de gemeente; Met 26 stemmen voor (CD&V – Open VLD – SP.A – N-VA), / stemmen tegen en 2 onthoudingen (Groen);
BESLUIT: Artikel 1. Er wordt voor de aanslagjaren 2014 tot en met 2019 een gemeentebelasting gevestigd op onbebouwde bouwgronden in woongebied en op de onbebouwde kavels.
Artikel 2. Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder: 1. bouwgronden: gronden, met uitsluiting van kavels, die palen aan een voldoende uitgeruste weg in de zin van artikel 4.3.5. Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en gelegen zijn in een woongebied of in een woonuitbreidingsgebied dat reeds voor bebouwing in aanmerking komt blijkens een principiële beslissing of op grond van artikel 5.6.6 Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening; 2. kavels: de in een verkavelingvergunning van een niet vervallen verkaveling afgebakende percelen; 3. onbebouwd: beantwoordend aan de criteria voor opname in het register van onbebouwde percelen, gesteld bij en krachtens artikel 5.6.1 Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. Een kavel of bouwgrond wordt als bebouwd aanzien wanneer de oprichting van een woning erop is aangevat op 1 januari van het aanslagjaar, overeenkomstig een stedenbouwkundige vergunning. 4. register van onbebouwde percelen: het register vermeld in artikel 5.6.1 Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. Artikel 3. De belasting is verschuldigd door de persoon die op 1 januari van het aanslagjaar eigenaar is van de bouwgrond of kavel. Indien er een recht van opstal of erfpacht bestaat, is de belasting verschuldigd door de erfpachter of opstalhouder. Zo er meerdere belastingplichtigen zijn, zijn deze hoofdelijk gehouden tot betaling van de verschuldigde belasting. Artikel 4. §1. Het bedrag van de belasting wordt vastgesteld als volgt : 12,50 euro per strekkende meter lengte van de bouwgrond of kavel palende aan de openbare weg. De belastbare lengte wordt steeds in volle meter uitgedrukt. Elk gedeelte van een meter wordt als volle meter beschouwd. De minimale aanslag bedraagt 125 euro per bouwgrond of kavel. §2.
Indien een perceel paalt aan twee of meer straten zal de grootste perceellengte langsheen één van die straten als berekeningsgrondslag in aanmerking komen. Indien het een hoekperceel betreft, wordt de langste perceellengte evenwijdig met de openbare weg in aanmerking genomen, vermeerderd met de helft van de afgesneden of afgeronde hoek.
§3.
De in dit artikel vermelde bedragen zijn gekoppeld aan de evolutie van de ABEX-index en stemmen overeen met de index van december 2008. Ze worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan het ABEX-indexcijfer van de maand december die aan de aanpassing voorafgaat.
Artikel 5. §1. Zijn van de belasting vrijgesteld: 1. de eigenaars van een enkele onbebouwde bouwgrond in woongebied of onbebouwde kavel, bij uitsluiting van enig ander onroerend goed gelegen in België of het buitenland; 2. de sociale woonorganisaties en het investeringsfonds voor Grond- en woonbeleid voor Vlaams-Brabant, vermeld in artikel 16 van het decreet van 25 juli 1992 houdende diverse bepalingen tot begeleiding van de begroting 1992; 3. bouwheren en verkavelaars, in zoverre zij overeenkomstig artikel 4.1.20 §1 DGP, een sociale last uitvoeren in natura, en op voorwaarde dat de deelattesten nummer 1, 2 en 3 vermeld in artikel 4.1.20 §3 tot en met §5 DGP worden verkregen; 4. door de overheid erkende jeugd- en sportverenigingen. §2.
Een vrijstelling beperkt tot 1 onbebouwde bouwgrond in woongebied of 1 onbebouwde kavel per kind wordt tevens toegekend aan ouders met kinderen die al dan niet ten laste zijn. Deze vrijstelling wordt toegekend indien het kind op 1 januari van het aanslagjaar voldoet aan beide hiernavolgende voorwaarden: 1. het heeft de leeftijd van 30 jaar nog niet bereikt; 2. het heeft nog geen volle 3 jaar een onbebouwde bouwgrond in woongebied, een onbebouwde kavel of een woning in volle eigendom, alleen of met de persoon met wie het wettelijk of feitelijk samenwoont.
§3.
De belasting wordt niet geheven op percelen die voldoen aan de hiernavolgende voorwaarden: 1. ze behoren toe aan dezelfde eigenaar als deze van de aanpalende bebouwde bouwgrond of kavel; 2. ze vormen met die bebouwde bouwgrond of kavel één ononderbroken ruimtelijk geheel. De vrijstelling vermeld in §3 geldt slechts voor een straatbreedte van ten hoogste 30 meter. Indien de belasting per vierkante meter wordt berekend, wordt de vrijstelling berekend door de vrijgestelde straatbreedte te vermenigvuldigen met de gemiddelde lengte van de onbebouwde bouwgrond in woongebied of de onbebouwde kavel.
§4.
De belasting wordt niet geheven op bouwgronden en kavels die tijdens het aanslagjaar niet voor bebouwing kunnen worden bestemd: 1. ingevolge hun inrichting als collectieve voorzieningen, met inbegrip van hun aanhorigheden; 2. ingevolge de Pachtwet van 4 november 1969, waarbij het bewijs van de pacht door alle middelen rechtens mag worden geleverd; 3. ingevolge hun werkelijke en volledige aanwending voor land- of tuinbouw, gedurende het hele jaar; 4. ingevolge een bouwgrond of enige andere erfdienstbaarheid tot openbaar nut die woningbouw onmogelijk maakt; 5. ingevolge een vreemde oorzaak die de belastingplichtige niet kan worden toegerekend, zoals de beperkte omvang van de bouwgrond of kavel, of hun ligging, vorm of fysieke toestand.
§5.
Een vrijstelling van belasting wordt verleend aan de houders van een in laatste administratieve aanleg verleende verkavelingvergunning en dit gedurende 5 jaren te rekenen vanaf 1 januari van het jaar dat volgt op de afgifte van de vergunning in laatste administratieve aanleg, respectievelijk, wanneer de verkaveling werken omvat, vanaf 1 januari van het jaar dat volgt op het jaar van afgifte van het attest, vermeld in artikel 4.2.16 §2 Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, desgevallend voor die fase van de verkavelingvergunning waarvoor het attest verleend wordt.
§6.
Indien sommige mede-eigenaars krachtens de bovenstaande bepalingen zijn vrijgesteld, wordt de belasting onder de overige mede-eigenaars, in verhouding tot hun deel in het perceel, verrekend.
Artikel 6. De belasting wordt ingevorderd door middel van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen. Artikel 7. De belasting moet betaald worden binnen twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet. Artikel 8. De belastingschuldige kan tegen deze belasting een bezwaar indienen bij het college van burgemeester en schepenen. Het bezwaar moet schriftelijke worden ingediend, gemotiveerd en ondertekend zijn. Het bezwaarschrift kan via een duurzame drager worden ingediend indien het college van burgemeester en schepenen in deze mogelijkheid voorziet. De indiening van het bezwaarschrift moet, op straffe van verval, gebeuren binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de derde kalenderdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet. Van het bezwaarschrift wordt een ontvangstmelding verstuurd, binnen vijftien kalenderdagen na de indiening ervan. Artikel 9. Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van het decreet van 30 mei 2008, zijn de bepalingen van titel VII, hoofdstukken 1,3,4,6 tot en met 9bis, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen en artikel 126 tot en met 175 van het uitvoeringsbesluit van dat wetboek van toepassing, voor zover ze niet specifiek de belastingen op de inkomsten betreffen. Artikel 10. Dit reglement treedt in werking op 1 januari 2014. Artikel 11. Deze verordening wordt aan de toezichthoudende overheid toegezonden.
Onderwerp : BELASTING OP DE TWEEDE VERBLIJVEN 2014-2019 De Gemeenteraad, in openbare zitting, Gelet op het Gemeentedecreet van 15.07.2005, zoals gewijzigd, Titel II, Hfst. I, Afd. III De bevoegdheden van de gemeenteraad (art. 42-43), Titel II, Hfst. II, Afd. III De bevoegdheden van het College van Burgemeester en Schepenen (art. 57-58) Titel VIII, Hfst. I, Bestuurlijk toezicht (art. 248-264); en de bijhorende besluiten en omzendbrieven van de Vlaamse regering; Gelet op de wet van 29.07.1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen; de wet van 11.04.1994 betreffende de openbaarheid van bestuur; het decreet van 26.03.2004 betreffende de openbaarheid van bestuur in de provincies en de gemeenten; het KB van 02.08.1990 houdende het Nieuw Algemeen Reglement op de Gemeentelijke Comptabiliteit; het decreet van 30.05.2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, gewijzigd bij decreet van 28.05.2010; Gelet op de financiële toestand van de gemeente; Met 20 stemmen voor (CD&V – Open VLD – SP.A), 6 stemmen tegen (N-VA) en 2 onthoudingen (Groen);
BESLUIT : Art. 1. - Er wordt voor de aanslagjaren 2014 tot en met 2019 een gemeentebelasting gevestigd op de tweede verblijven. Art. 2. - De belasting is verschuldigd door de natuurlijke of rechtspersoon die eigenaar is van het tweede verblijf op 1 januari van het belastingjaar. Zijn belastingplichtigheid geldt ook wanneer het tweede verblijf verhuurd wordt of wanneer het tijdelijk niet gebruikt wordt. De eigenaar is de belasting verschuldigd ongeacht het feit of hij op een ander adres in de bevolkingsregisters van de stad Aarschot is ingeschreven.
Art. 3. - De belasting wordt vastgesteld per tweede verblijf dat volgens het gewestplan Aarschot - Diest (K.B. van 7 november 1978) gelegen is: in een woongebied in de ruime zin buiten de woongebieden
990 euro 248 euro
Art. 4. - Als tweede verblijf wordt beschouwd elke woongelegenheid waarvan degene die er kan verblijven, voor deze woongelegenheid niet ingeschreven is in de bevolkingsregisters, ongeacht het feit of het gaat om landhuizen, bungalows, appartementen, grote of kleine weekendhuizen of buitenverblijven, optrekjes, chalets en alle andere vaste woongelegenheden, met inbegrip van de met chalets gelijkgestelde caravans. Als tweede verblijf worden niet beschouwd : -
de lokalen uitsluitend bestemd voor het uitoefenen van een beroepsactiviteit; de verplaatsbare caravans en woonaanhangwagens, tenzij ze tenminste zes maanden van het belastingjaar opgesteld blijven om als woongelegenheid aangewend te worden; de verblijven zoals vermeld op de gemeentelijke inventaris van leegstand en op de inventaris van Wonen Vlaanderen, Wonen VlaamsBrabant m.b.t. de verkrotte en ongeschikt- en onbewoonbaar verklaarde woningen; de tweede verblijven opgesteld op een reglementair erkend kampeerterrein of kampeerverblijfpark.
Art. 5. - De belasting is voor het gehele belastingjaar verschuldigd door de eigenaar op 1 januari van het belastingjaar. Ingeval van mede-eigendom dient de belasting betaald te worden door iedere mede-eigenaars overeenkomstig zijn eigendomsrecht. Art. 6. - De belastingplichtige moet binnen de dertig dagen volgend op de datum van verzending van het formulier, vastgesteld door het gemeentebestuur aangifte doen van het tweede verblijf. Art. 7. - Bij gebrek aan aangifte binnen de in de verordening gestelde termijn, of ingeval van onjuiste, onvolledige of onnauwkeurige aangifte vanwege de belastingplichtige, wordt de belasting ambthalve gevestigd. In geval van een ambtshalve aanslag wordt de belasting gevestigd op basis van gegevens waarover de belastingheffende overheid beschikt. Voor de belasting ambthalve wordt gevestigd, brengt de bevoegde overheid de belastingplichtige met een aangetekende brief op de hoogte van de redenen waarom ze gebruik maakt van deze procedure, de elementen waarop de belasting is gebaseerd evenals de wijze van bepaling van die elementen en het bedrag van de belasting. De belastingplichtige beschikt over een termijn van dertig kalenderjaren die volgen op de datum van verzending van die kennisgeving om zijn opmerkingen schriftelijk voor te dragen. De belasting mag niet worden gevestigd voor die termijn verstreken is, behoudens als de rechten van gemeentelijke thesaurie in gevaar verkeren ingevolge een andere oorzaak dan het verstrijken van de aanslagtermijnen. Als een belasting ambtshalve is gevestigd, moet de belastingplichtige het bewijs leveren van de juistheid van de door hem ingeroepen elementen. Art. 8. - De overeenkomstig artikel 7 ambtshalve ingekohierde belasting wordt verhoogd met een bedrag gelijk aan het dubbel van de verschuldigde belasting. Art. 9. - De belasting wordt ingevorderd door middel van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen. Art. 10. - De belasting moet betaald worden binnen twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet. Art. 11. - De belastingschuldige kan bezwaar indienen tegen deze belasting bij het college van burgemeester en schepenen. Het bezwaar moet, op straffe van nietigheid, schriftelijk worden ingediend en worden gemotiveerd. De indiening moet, op straffe van verval, gebeuren binnen een termijn van drie maanden vanaf de derde kalenderdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet waarop de bezwaartermijn vermeld staat of vanaf de kennisgeving van de aanslag. Bezwaarschriften kunnen onder zelfde voorwaarden en binnen dezelfde termijn worden ingediend via een duurzame drager. Het college van burgemeester en schepenen of een personeelslid dat speciaal daarvoor is aangewezen, stuurt binnen vijftien kalenderdagen na de indiening van het bezwaarschrift een ontvangstmelding enerzijds naar de belastingschuldige en, in voorkomend geval, zijn vertegenwoordiger en anderzijds naar de financieel beheerder van de stad. De ontvangstmelding kan via een duurzame drager worden gestuurd. Art. 12. - Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van het decreet, zijn de bepalingen van titel VII (Vestiging en invordering van de belastingen), hoofdstukken 1 (algemene bepalingen), 3 (onderzoek en controle), 4 (bewijsmiddelen van de administratie), 6 (aanslagtermijnen), 7 tot en met 9 (rechtsmiddelen, invordering van de belasting waaronder de nalatigheids- en moratoriumintrest; rechten en voorrechten van de schatkist ) van het Wetboek van de inkomstenbelastingen en de artikelen 126 tot 175 van het uitvoeringsbesluit van dit Wetboek (betreft o.m. de verjaring en de vervolgingen) van toepassing, voor zover zij met name niet de belastingen op de inkomsten betreffen. Art. 13. - Wanneer een zelfde situatie aanleiding kan geven tot de toepassing van onderhavig belastingreglement en het belastingreglement op de kampeerverblijfparken, is alleen onderhavige verordening van toepassing.
Art. 14. - Dit reglement treedt in werking op 1 januari 2014.
Onderwerp : BELASTING OP DE KAMPEERVERBLIJFPARKEN 2014 – 2019 De Gemeenteraad, in openbare zitting, Gelet op het Gemeentedecreet van 15.07.2005, zoals gewijzigd, Titel II, Hfst. I, Afd. III De bevoegdheden van de gemeenteraad (art. 42-43), Titel II, Hfst. II, Afd. III De bevoegdheden van het College van Burgemeester en Schepenen (art. 57-58) Titel VIII, Hfst. I, Bestuurlijk toezicht (art. 248-264); en de bijhorende besluiten en omzendbrieven van de Vlaamse regering; Gelet op: de wet van 29.07.1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen; de wet van 11.04.1994 betreffende de openbaarheid van bestuur; het decreet van 26.03.2004 betreffende de openbaarheid van bestuur in de provincies en de gemeenten; het KB van 02.08.1990 houdende het Nieuw Algemeen Reglement op de Gemeentelijke Comptabiliteit; het decreet van 30.05.2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, gewijzigd bij decreet van 28.05.2010; het decreet van 10 juli 2008 houdende het toeristische logies; het besluit van de Vlaamse regering van 15 mei 2009 tot uitvoering van het decreet van 10 juni 2008; Gelet op de financiële toestand van de gemeente; Met 20 stemmen voor (CD&V – Open VLD – SP.A), / stemmen tegen en 8 onthoudingen (N-VA – Groen);
BESLUIT : Art. 1. - Er wordt voor de aanslagjaren 2014 tot en met 2019 een belasting gevestigd op de kampeerverblijfparken, in de zin van artikel 2, 3° van het decreet van 10 juli 2008 houdende het toeristische logies. Art. 2. - Voor de kampeerterreinen is de belasting verschuldigd door de exploitant op 1 januari van het belastingjaar; de eigenaar op 1 januari van het belastingjaar is hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de belasting. Voor de kampeerverblijfparken is de belasting verschuldigd door de gebruiker op 1 januari van het belastingjaar; de eigenaar op 1 januari van het belastingjaar is hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de belasting. Art. 3. - De belasting bedraagt voor de kampeerverblijfparken 60 EUR per perceel. Art. 4. - De belastingplichtige ontvangt vanwege het gemeentebestuur een aangifteformulier dat door hem, behoorlijk ingevuld en ondertekend, voor de erin vermelde vervaldatum moet worden teruggestuurd. De belastingplichtige die geen aangifteformulier heeft ontvangen, is gehouden, uiterlijk op 15 januari van het jaar volgend op het belastingjaar, aan het gemeentebestuur de voor de aanslag noodzakelijke gegevens ter beschikking te stellen. Art. 5. - Bij gebrek aan aangifte binnen de in de verordening gestelde termijn, of ingeval van onjuiste, onvolledige of onnauwkeurige aangifte vanwege de belastingplichtige, wordt de belasting ambtshalve gevestigd. In geval van een ambtshalve aanslag wordt de belasting gevestigd op basis van gegevens waarover de belastingheffende overheid beschikt. Voor de belasting ambtshalve wordt gevestigd, brengt de bevoegde overheid de belastingplichtige met een aangetekende brief op de hoogte van de redenen waarom ze gebruik maakt van deze procedure, de elementen waarop de belasting is gebaseerd evenals de wijze van bepaling van die elementen en het bedrag van de belasting.
De belastingplichtige beschikt over een termijn van dertig kalenderdagen die volgen op de datum van verzending van die kennisgeving om zijn opmerkingen schriftelijk voor te dragen. De belasting mag niet worden gevestigd voor die termijn verstreken is, behoudens als de rechten van gemeentelijke thesaurie in gevaar verkeren ingevolge een andere oorzaak dan het verstrijken van de aanslagtermijnen. Als een belasting ambtshalve is gevestigd, moet de belastingplichtige het bewijs leveren van de juistheid van de door hem ingeroepen elementen. Art. 6. - De overeenkomstig artikel 5 ambtshalve ingekohierde belasting wordt verhoogd met een bedrag gelijk aan het dubbel van de verschuldigde belasting. Art. 7. - De belasting wordt ingevorderd bij wege van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het College van Burgemeester en Schepenen. Art. 8. - De belasting moet betaald worden binnen twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet. Art. 9. - De belastingschuldige kan bezwaar indienen tegen deze belasting bij het college van burgemeester en schepenen. Het bezwaarschrift moet, op straffe van nietigheid, schriftelijk worden ingediend en worden gemotiveerd. De indiening moet, op straffe van verval, gebeuren binnen een termijn van drie maanden vanaf de derde kalenderdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet waarop de bezwaartermijn vermeld staat of vanaf de kennisgeving van de aanslag. Bezwaarschriften kunnen onder zelfde voorwaarden en binnen dezelfde termijn worden ingediend via een duurzame drager. Het college van burgemeester en schepenen of een personeelslid dat speciaal daarvoor is aangewezen, stuurt binnen vijftien kalenderdagen na de indiening van het bezwaarschrift een ontvangstmelding enerzijds naar de belastingschuldige en, in voorkomend geval, zijn vertegenwoordiger en anderzijds naar de financieel beheerder van de stad. De ontvangstmelding kan via een duurzame drager worden opgestuurd. Art. 10. - Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van het decreet, zijn de bepalingen van titel VII (Vestiging en invordering van de belastingen), hoofdstukken 1 (algemene bepalingen), 3 (onderzoek en controle), 4 (bewijsmiddelen van de administratie), 6 (aanslagtermijnen), 7 tot en met 9 (rechtsmiddelen, invordering van de belasting waaronder de nalatigheids- en moratoriumintrest; rechten en voorrechten van de schatkist) van het Wetboek van de inkomstenbelastingen en de artikelen 126 tot 175 van het uitvoeringsbesluit van dit Wetboek (betreft o.m. de verjaring en de vervolgingen) van toepassing, voor zover zij met name niet de belastingen op de inkomsten betreffen. Art. 11. - Wanneer een zelfde situatie aanleiding kan geven tot de toepassing van onderhavig belastingreglement en het belastingreglement op de tweede verblijven, is alleen het belastingreglement op de tweede verblijven van toepassing. Art. 12. - Dit reglement treedt in werking op 1 januari 2014. Onderwerp: BELASTING OP HET WEGHALEN EN BEWAREN VAN GOEDEREN BUITEN PARTICULIERE EIGENDOMMEN GEVONDEN OF OP DE OPENBARE WEG GEPLAATST TER UITVOERING VAN VONNISSEN TOT UITZETTING 2014 – 2019 De Gemeenteraad, in openbare zitting, Gelet op het Gemeentedecreet van 15.07.2005, zoals gewijzigd, Titel II, Hfst. I, Afd. III De bevoegdheden van de gemeenteraad (art. 42-43), Titel II, Hfst. II, Afd. III De bevoegdheden van het College van Burgemeester en Schepenen (art. 57-58) Titel VIII, Hfst. I, Bestuurlijk toezicht (art. 248-264); en de bijhorende besluiten en omzendbrieven van de Vlaamse regering;
-
Gelet op: de wet van 29.07.1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen; de wet van 11.04.1994 betreffende de openbaarheid van bestuur; het decreet van 26.03.2004 betreffende de openbaarheid van bestuur in de provincies en de gemeenten; het KB van 02.08.1990 houdende het Nieuw Algemeen Reglement op de Gemeentelijke Comptabiliteit; de wet van 30 december 1975 betreffende de goederen, buiten particuliere eigendommen gevonden of op de openbare weg geplaatst ter uitvoering van vonnissen tot uitzetting; het decreet van 30.05.2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, gewijzigd bij decreet van 28.05.2010 en 17.02.2012; Gelet op de beslissing van de gemeenteraad dd. 10 december 2012 houdende belasting op het weghalen en bewaren van goederen buiten particuliere eigendommen gevonden of op de openbare weg geplaatst ter uitvoering van vonnissen tot uitzetting 2013; Gelet op het voorstel om de belastingtarieven te verhogen met 0,98% naar analogie met de evolutie van de gezondheidsindex; Gelet op de financiële toestand van de gemeente; Met 20 stemmen voor (CD&V – Open VLD – SP.A), / stemmen tegen en 8 onthoudingen (N-VA – Groen); BESLUIT : Art. 1. Er wordt voor de aanslagjaren 2014 tot en met 2019 een belasting gevestigd op het weghalen en bewaren door het gemeentebestuur :
a.
van goederen aan het bestuur afgegeven overeenkomstig artikel 11 van de wet van 30 december 1975 betreffende de goederen, buiten particuliere eigendommen gevonden of op de openbare weg geplaatst ter uitvoering van vonnissen tot uitzetting;
b.
van goederen bedoeld in artikel 2, 2e lid van dezelfde wet2.
Art. 2. - De belasting is verschuldigd door de eigenaar. Art. 3. De belasting wordt vastgesteld als volgt : 1. gevonden voorwerpen aan de stadsdiensten overhandigd : a.
1 EUR per gevonden voorwerp waarvan het mogelijk is ze op zak te steken, zoals uurwerken, juwelen, armbanden, ringen, boeken inzakformaat enz., door de eigenaar afgehaald tijdens de eerste 10 dagen vanaf de datum van inschrijving in het daartoe bestemd register. Dit bedrag wordt vermeerderd met 0,2 EUR per dag vanaf de elfde dag.
b.
2,5 EUR per gevonden voorwerp voor alle andere zaken, door de eigenaar afgehaald tijdens de eerste 10 dagen vanaf de datum van inschrijving in het daartoe bestemd register. Dit bedrag wordt vermeerderd met 0,2 EUR per dag vanaf de elfde dag.
2. vervoer door de stadsdiensten van de in paragraaf 1 bedoelde goederen : -
vervoerskosten : 29,9 EUR vervoer met gemeentelijke vrachtwagen (voerder inbegrepen) : 29,9 EUR per uur bijkomende gemeentelijke werkman : 23,9 EUR per uur en per werkman
3. vervoer door een particulier van de in paragraaf 1 bedoelde goederen : Indien het vervoer gebeurt door een particulier, zullen de kosten door derden aangerekend, eveneens ten laste van de eigenaars vallen: -
vervoerskosten : 29,9 EUR vervoer met vrachtwagen (voerder inbegrepen) : 29,9 EUR per uur bijkomende werkman : 23,9EUR per uur en per werkman
4. bewaring van de goederen na uitdrijving : 0,2 EUR per dag en per m2 ingenomen oppervlakte in de gemeentelijke bewaarplaatsen met een minimum van 23,9 EUR. De bedragen zijn gekoppeld aan de evolutie van de gezondheidsindex en stemmen overeen met de gezondheidsindex van de maand november 2013. Deze bedroeg 121,12 (gezondheidsindex 2004 = 100). Ze worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan het gezondheidsindexcijfer van de maand november die aan de aanpassing voorafgaat. Het bedrag na indexering zal worden afgerond naar de hogere tien cent. Art. 4. - De belasting wordt contant betaald bij de terugname van het goed tegen afgifte van een betalingsbewijs. Bij gebreke van betaling wordt de belasting ingekohierd en wordt een kohierbelasting. Art. 5. - De belastingschuldige kan bezwaar indienen tegen deze belasting bij het college van burgemeester en schepenen. Het bezwaar moet, op straffe van nietigheid, schriftelijk worden ingediend en worden gemotiveerd. De indiening moet, op straffe van verval, gebeuren binnen een termijn van drie maanden vanaf de datum van de contante inning. Bezwaarschriften kunnen onder zelfde voorwaarden en binnen dezelfde termijn worden ingediend via een duurzame drager Bezwaarschriften kunnen onder zelfde voorwaarden en binnen dezelfde termijn worden ingediend via een duurzame drager. Het college van burgemeester en schepenen of een personeelslid dat speciaal daarvoor is aangewezen, stuurt binnen vijftien kalenderdagen na de indiening van het bezwaarschrift een ontvangstmelding enerzijds naar de belastingschuldige en, in voorkomend geval, zijn vertegenwoordiger en anderzijds naar de financieel beheerder van de stad. De ontvangstmelding kan via een duurzame drager worden opgestuurd. Art.6. - Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van het decreet, zijn de bepalingen van titel VII (Vestiging en invordering van de belastingen), hoofdstukken 1 (algemene bepalingen), 3 (onderzoek en controle), 4 (bewijsmiddelen van de administratie), 6 (aanslagtermijnen), 7 tot en met 9 (rechtsmiddelen, invordering van de belasting waaronder de nalatigheids- en moratoriumintrest; rechten en voorrechten van de schatkist) van het Wetboek van de inkomstenbelastingen en de artikelen 126 tot 175 van het uitvoeringsbesluit van dit Wetboek (betreft o.m. de verjaring en de vervolgingen) van toepassing, voor zover zij met name niet de belastingen op de inkomsten betreffen.
1
Artikel 1 van de wet van 30 december 1975 betreffende de goederen, buiten particuliere eigendommen gevonden of op de openbare weg geplaatst ter uitvoering van vonnissen tot uitzetting: “Ieder die buiten de particuliere eigendommen een goed vindt waarvan hij de eigenaar niet kent en er zich meester van maakt, moet het zonder verwijl afgeven aan een gemeentebestuur, bij voorkeur dat van de plaats waar dat goed gevonden is. Deze verplichting geldt evenwel niet voor de goederen die buiten een woning zijn geplaatst om te worden opgehaald of op een vuilnisbelt zijn geworpen.” 2 Artikel 2, 2e lid van de wet van 30 december 1975 betreffende de goederen, buiten particuliere eigendommen gevonden of op de openbare weg geplaatst ter uitvoering van vonnissen tot uitzetting: “Zij bewaren eveneens, gedurende zes maanden na hun weghaling, de goederen waarvan de eigenaar onbekend is, die de veiligheid of het gemak van doorgang op openbare wegen, straten, kaaien en pleinen hinderen en die zij dientengevolge hebben moeten wegnemen, alsmede de goederen op de openbare weg geplaatst ter uitvoering van vonnissen tot uitzetting, en die zij, na achterlating door hun eigenaar, hebben moeten wegnemen om een eind te maken aan de belemmering van de openbare weg.”
Art. 7. - Dit reglement treedt in werking op 1 januari 2014. Onderwerp : BELASTING OP HET GEBRUIK VAN HET OPENBAAR DOMEIN TER GELEGENHEID VAN MARKTEN 2014 – 2019 De Gemeenteraad, in openbare zitting, Gelet op het Gemeentedecreet van 15.07.2005, zoals gewijzigd, Titel II, Hfst. I, Afd. III De bevoegdheden van de gemeenteraad (art. 42-43), Titel II, Hfst. II, Afd. III De bevoegdheden van het College van Burgemeester en Schepenen (art. 57-58) Titel VIII, Hfst. I, Bestuurlijk toezicht (art. 248-264); en de bijhorende besluiten en omzendbrieven van de Vlaamse regering; Gelet op: de wet van 29.07.1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen; de wet van 11.04.1994 betreffende de openbaarheid van bestuur; het decreet van 26.03.2004 betreffende de openbaarheid van bestuur in de provincies en de gemeenten; het KB van 02.08.1990 houdende het Nieuw Algemeen Reglement op de Gemeentelijke Comptabiliteit; het decreet van 30.05.2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, gewijzigd bij decreet van 28.05.2010 en 17.02.2012;
Gelet op de beslissing van de gemeenteraad dd. 10 december 2012 houdende belasting op het gebruik van het openbaar domein ter gelegenheid van markten 2013; Gelet op het voorstel om de belastingtarieven te verhogen met 0,98% naar analogie met de evolutie van de gezondheidsindex; Gelet op de financiële toestand van de gemeente; Met 20 stemmen voor (CD&V – Open VLD – SP.A), / stemmen tegen en 8 onthoudingen (N-VA – Groen); BESLUIT : Art. 1. - Er wordt voor de aanslagjaren 2014 tot en met 2019 een belasting gevestigd op het gebruik van het openbaar domein ter gelegenheid van markten, tenzij deze ingebruikname het voorwerp uitmaakt van een overeenkomst. Art. 2. - De belasting is verschuldigd door de gebruiker van het openbaar domein ter gelegenheid van markten. Art. 3. - De belasting wordt vastgesteld op : voor de vaste deelnemers : 1,8 EUR per lopende meter ingenomen etalageruimte voor de losse deelnemers : 2,5 EUR per lopende meter ingenomen etalageruimte. Elk gedeelte van een lopende meter wordt als een volle lopende meter beschouwd. Ingeval van werken waardoor de marktstanden moeilijk toegankelijk zijn, kan in verhouding tot de duur der werken een halvering van de belasting worden toegekend. De belasting is niet verschuldigd door mini-ondernemingen die deelnemen aan de openbare markt. Een mini-onderneming is een klein bedrijf dat door de leerlingen van het secundair onderwijs (laatste jaar) die economie volgen, wordt opgestart. Zij moeten beschikken over een machtiging die verleend wordt door de dienst Economische Vergunningen van de FOD Economie, KMO, Middenstand en Energie. De bedragen zijn gekoppeld aan de evolutie van de gezondheidsindex en stemmen overeen met de gezondheidsindex van de maand november 2013. Deze bedroeg 121,12 (gezondheidsindex 2004 = 100). Ze worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan het gezondheidsindexcijfer van de maand november die aan de aanpassing voorafgaat. Het bedrag na indexering zal worden afgerond naar de hogere tien cent.
Art. 4. - Vaste deelnemers - abonnement Voor het verwerven van een vaste standplaats op het openbaar domein, ter gelegenheid van markten, is een abonnement vereist. De abonnementen worden toegekend voor een duur van 3 maanden. De prijs van een dergelijk abonnement wordt berekend overeenkomstig artikel 3. Er wordt een korting toegestaan van 10% aan de houders van de vaste standplaats met abonnement. De houders van een vaste plaats ontvangen via de post het verzoek hun bijdrage te hernieuwen voor aanvang van het volgende kwartaal. Het abonnement wordt daarbij automatisch verlengd. De betalingen dienen tijdig te geschieden op rekening van de stad. Onder “tijdig” dient te verstaan dat de bijdragen voor 1 januari, 1 april, 1 juli, 1 oktober op de rekening van de stad dienen te staan. In geval van betwisting geldt de valutadatum vermeld op het rekeninguittreksel van de stad. Art. 5.- Losse deelnemers en standwerkers De gemeentelijke aangestelde marktverantwoordelijke ontvangt ter plaatse de belasting van de losse marktkramers en standwerkers tegen afgifte van een kwitantie. Bij niet-betaling worden deze van de markt verwezen. Art. 6. - De belastingschuldige kan bezwaar indienen tegen deze belasting bij het college van burgemeester en schepenen. Het bezwaar moet, op straffe van nietigheid, schriftelijk worden ingediend en worden gemotiveerd. De indiening moet, op straffe van verval, gebeuren binnen een termijn van drie maanden vanaf de derde kalenderdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet waarop de bezwaartermijn vermeld staat of vanaf de kennisgeving van de aanslag of vanaf de datum van de contante inning. Bezwaarschriften kunnen onder zelfde voorwaarden en binnen dezelfde termijn worden ingediend via een duurzame drager. Het college van burgemeester en schepenen of een personeelslid dat speciaal daarvoor is aangewezen, stuurt binnen vijftien kalenderdagen na de indiening van het bezwaarschrift een ontvangstmelding enerzijds naar de belastingschuldige en, in voorkomend geval, zijn vertegenwoordiger en anderzijds naar de financieel beheerder van de stad. De ontvangstmelding kan via een duurzame drager worden opgestuurd. Art. 7. - Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van het decreet, zijn de bepalingen van titel VII (Vestiging en invordering van de belastingen), hoofdstukken 1 (algemene bepalingen), 3 (onderzoek en controle), 4 (bewijsmiddelen van de administratie), 6 (aanslagtermijnen), 7 tot en met 9 (rechtsmiddelen, invordering van de belasting waaronder de nalatigheid- en moratoriumintrest; rechten en voorrechten van de schatkist) van het Wetboek van de inkomstenbelastingen en de artikelen 126 tot 175 van het uitvoeringsbesluit van dit Wetboek (betreft o.m. de verjaring en de vervolgingen) van toepassing, voor zover zij met name niet de belastingen op de inkomsten betreffen.
Art. 8. - Dit reglement treedt in werking op 1 januari 2014. Onderwerp : BELASTING OP DE TERRASSEN 2014 – 2019 De gemeenteraad, in openbare zitting, Gelet op het Gemeentedecreet van 15.07.2005, zoals gewijzigd, Titel II, Hfst. I, Afd. III De bevoegdheden van de gemeenteraad (art. 42-43), Titel II, Hfst. II, Afd. III De bevoegdheden van het College van Burgemeester en Schepenen (art. 57-58) Titel VIII, Hfst. I, Bestuurlijk toezicht (art. 248-264); en de bijhorende besluiten en omzendbrieven van de Vlaamse regering; Gelet op de wet van 29.07.1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen; de wet van 11.04.1994 betreffende de openbaarheid van bestuur; het decreet van 26.03.2004 betreffende de openbaarheid van bestuur in de provincies en de gemeenten; het KB van 02.08.1990 houdende het Nieuw Algemeen Reglement op de Gemeentelijke Comptabiliteit; het decreet van 30.05.2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en latere wijzigingen; Gelet op de beslissing van de gemeenteraad van 10 december 2012 houdende belasting op de terrassen 2013; Gelet op de financiële toestand van de gemeente; Gelet op het voorstel om de belastingtarieven te verhogen met 0,98% naar analogie met de evolutie van de gezondheidsindex; Met 20 stemmen voor (CD&V – Open VLD – SP.A), / stemmen tegen en 8 onthoudingen (N-VA – Groen);
BESLUIT : Art. 1. - Er wordt voor de aanslagjaren 2014 tot en met 2019 een belasting gevestigd op het plaatsen van terrassen op het openbaar domein. Art. 2. - De belasting is verschuldigd door de persoon voor wiens rekening de uitbating geschiedt en aan wie de vergunning tot aanwending van het openbaar domein zoals vermeld, wordt toegestaan.
Art. 3. - De belasting bedraagt o 15,3 EUR/m2 per jaar (winterterras) o 10,3 EUR/m² per jaar (zomerterras) rekening houdende met het feit dat de gedeelten der oppervlakten die geen volledige vierkante meter bedragen toch voor een volledige zullen aangerekend worden. De belasting is volledig verschuldigd, welke ook de datum van aflevering, de verzaking of de intrekking van de toelating is. De bedragen zijn gekoppeld aan de evolutie van de gezondheidsindex en stemmen overeen met de gezondheidsindex van de maand november 2013. Deze bedroeg 121,12 (gezondheidsindex 2004 = 100). Ze worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan het gezondheidsindexcijfer van de maand november die aan de aanpassing voorafgaat. Het bedrag na indexering zal worden afgerond naar de hogere tien cent.
Art. 4. - Vrijstelling van de belasting kan toegestaan worden bij feestelijkheden waaraan de Stad haar medewerking verleent en die officieel door het college van burgemeester en schepenen zijn vastgesteld. Een gedeeltelijke vrijstelling van de belasting wordt niet toegestaan. Nochtans in geval van overname van een zaak, zal de belasting voor het lopende jaar geen tweede maal moeten betaald worden. Art. 5. - De belasting wordt contant betaald bij de aflevering van de vergunning tegen afgifte van een betalingsbewijs. Bij gebreke van betaling wordt de belasting ingekohierd en wordt een kohierbelasting. Art. 6. - De belastingschuldige kan bezwaar indienen tegen deze belasting bij het college van burgemeester en schepenen. Het bezwaar moet, op straffe van nietigheid, schriftelijk worden ingediend en worden gemotiveerd. De indiening moet, op straffe van verval, gebeuren binnen een termijn van drie maanden vanaf de datum van de contante inning. Bezwaarschriften kunnen onder zelfde voorwaarden en binnen dezelfde termijn worden ingediend via een duurzame drager. Het college van burgemeester en schepenen of een personeelslid dat speciaal daarvoor is aangewezen, stuurt binnen vijftien kalenderdagen na de indiening van het bezwaarschrift een ontvangstmelding enerzijds naar de belastingschuldige en, in voorkomend geval, zijn vertegenwoordiger en anderzijds naar de financieel beheerder van de stad. De ontvangstmelding kan via een duurzame drager worden gestuurd.
Art. 7. - Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van het decreet, zijn de bepalingen van titel VII (Vestiging en invordering van de belastingen), hoofdstukken 1 (algemene bepalingen), 3 (onderzoek en controle), 4 (bewijsmiddelen van de administratie), 6 (aanslagtermijnen), 7 tot en met 9 (rechtsmiddelen, invordering van de belasting waaronder de nalatigheids- en moratoriumintrest; rechten en voorrechten van de schatkist) van het Wetboek van de inkomstenbelastingen en de artikelen 126 tot 175 van het uitvoeringsbesluit van dit Wetboek (betreft o.m. de verjaring en de vervolgingen) van toepassing, voor zover zij met name niet de belastingen op de inkomsten betreffen. Art. 8. - Dit reglement treedt in werking op 1 januari 2014.
Onderwerp : BELASTING OP DE STANDPLAATSEN VOOR FRITUURUITBATINGEN OP OPENBAAR DOMEIN 2014 - 2019 De Gemeenteraad, in openbare zitting, Gelet op het Gemeentedecreet van 15.07.2005, zoals gewijzigd, Titel II, Hfst. I, Afd. III De bevoegdheden van de gemeenteraad (art. 42-43), Titel II, Hfst. II, Afd. III De bevoegdheden van het College van Burgemeester en Schepenen (art. 57-58) Titel VIII, Hfst. I, Bestuurlijk toezicht (art. 248-264); en de bijhorende besluiten en omzendbrieven van de Vlaamse regering;
-
Gelet op: de wet van 29.07.1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen; de wet van 11.04.1994 betreffende de openbaarheid van bestuur; het decreet van 26.03.2004 betreffende de openbaarheid van bestuur in de provincies en de gemeenten; het KB van 02.08.1990 houdende het Nieuw Algemeen Reglement op de Gemeentelijke Comptabiliteit; het decreet van 30.05.2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, gewijzigd bij decreet van 28.05.2010 en 17.02.2012;
Gelet op de beslissing van de gemeenteraad dd. 10 december 2012 houdende belasting op de standplaatsen voor frituuruitbatingen op openbaar domein 2013; Gelet op het voorstel om de belastingtarieven te verhogen met 0,98 % naar analogie met de evolutie van de gezondheidsindex; Gelet op de financiële toestand van de gemeente; Met 20 stemmen voor (CD&V – Open VLD – SP.A), / stemmen tegen en 8 onthoudingen (N-VA – Groen);
BESLUIT : Art. 1. - Er wordt voor de aanslagjaren 2014 tot en met 2019 een belasting gevestigd op de standplaatsen voor frituuruitbatingen op openbaar domein. Art. 2. - De belasting is verschuldigd door de exploitant. Art. 3. - De belasting bedraagt 119,7 EUR per m2 per frituuruitbating. Het bedrag is gekoppeld aan de evolutie van de gezondheidsindex en stemt overeen met de gezondheidsindex van de maand november 2013. Deze bedroeg 121,12 (gezondheidsindex 2004 = 100). Ze worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan het gezondheidsindexcijfer van de maand november die aan de aanpassing voorafgaat. Het bedrag na indexering zal worden afgerond naar de hogere tien cent. Art. 4. - De belasting is onverdeelbaar en verschuldigd voor de duur van het hele jaar, ongeacht het tijdstip van de exploitatie, tenzij de exploitatie slechts in de loop van het laatste kwartaal van het belastingjaar een aanvang neemt. In dit laatste geval is er geen belasting verschuldigd. Art. 5. - De belasting wordt ingevorderd bij wege van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het College van Burgemeester en Schepenen. Art. 6. - De belasting moet betaald worden binnen twee maanden na verzending van het aanslagbiljet. De belastingschuldige kan bezwaar indienen tegen deze belasting bij het college van burgemeester en schepenen. Het bezwaar moet, op straffe van nietigheid, schriftelijk worden ingediend en worden gemotiveerd. Deze indiening moet, op straffe van verval, gebeuren binnen een termijn van drie maanden vanaf de derde kalenderdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet waarop de bezwaartermijn vermeld staat of vanaf de kennisgeving van de aanslag. Bezwaarschriften kunnen onder zelfde voorwaarden en binnen dezelfde termijn worden ingediend via een duurzame drager. Het college van burgemeester en schepenen of een personeelslid dat speciaal daarvoor is aangewezen, stuurt binnen vijftien kalenderdagen na de indiening van het bezwaarschrift een ontvangstmelding enerzijds naar de belastingschuldige en, in voorkomend geval, zijn vertegenwoordiger en anderzijds naar de financieel beheerder van de stad. De ontvangstmelding kan via een duurzame drager worden gestuurd. Art. 7. - Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van het decreet, zijn de bepalingen van titel VII (Vestiging en invordering van de belastingen), hoofdstukken 1 (algemene bepalingen), 3 (onderzoek en controle), 4 (bewijsmiddelen van de administratie), 6 (aanslagtermijnen), 7 tot en met 9 (rechtsmiddelen, invordering van de belasting waaronder de nalatigheids- en moratoriumintrest; rechten en voorrechten van de schatkist ) van het Wetboek van de inkomstenbelastingen en de artikelen 126 tot 175 van het uitvoeringsbesluit van dit Wetboek (betreft o.m. de verjaring en de vervolgingen) van toepassing, voor zover zij met name niet de belastingen op de inkomsten betreffen. Art. 8. - Dit reglement treedt in werking op 1 januari 2014.
Onderwerp : BELASTING OP HET PLAATSEN VAN KRAMEN, WAGENS OF ANDERE VERKOOPSINSTALLATIES OP HET OPENBAAR DOMEIN 2014 – 2019 De Gemeenteraad, in openbare zitting, Gelet op het Gemeentedecreet van 15.07.2005, zoals gewijzigd, Titel II, Hfst. I, Afd. III De bevoegdheden van de gemeenteraad (art. 42-43), Titel II, Hfst. II, Afd. III De bevoegdheden van het College van Burgemeester en Schepenen (art. 57-58) Titel VIII, Hfst. I, Bestuurlijk toezicht (art. 248-264); en de bijhorende besluiten en omzendbrieven van de Vlaamse regering;
-
Gelet op: de wet van 29.07.1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen; de wet van 11.04.1994 betreffende de openbaarheid van bestuur; het decreet van 26.03.2004 betreffende de openbaarheid van bestuur in de provincies en de gemeenten; het KB van 02.08.1990 houdende het Nieuw Algemeen Reglement op de Gemeentelijke Comptabiliteit; het decreet van 30.05.2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, gewijzigd bij decreet van 28.05.2010 en 17.02.2012;
Gelet op de beslissing van de gemeenteraad dd. 10 december 2012 houdende belasting op het plaatsen van kramen, wagens of andere verkoopsinstallaties op het openbaar domein 2013; Gelet op het voorstel om de belastingtarieven te verhogen met 0,98 % naar analogie met de evolutie van de gezondheidsindex; Gelet op de financiële toestand van de gemeente; Met 20 stemmen voor (CD&V – Open VLD – SP.A), / stemmen tegen en 8 onthoudingen (N-VA – Groen);
BESLUIT : Art. 1. - Onafgezien de rechten van de hogere overheid, wordt er voor de aanslagjaren 2014 tot en met 2019 een gemeentebelasting gevestigd op het plaatsen van kramen, wagens of andere verkoopsinstallaties op het openbaar domein voor de verkoop van hetzij groenten, fruit, hot-dogs, frieten, ijsbereidingen, frisdranken of andere. Art. 2. - De belasting is verschuldigd door de persoon voor wiens rekening de uitbating geschiedt, en die de toelating heeft bekomen overeenkomstig het gemeentelijk politiereglement. Art. 3. - De belasting bedraagt 119,7 EUR per maand voor kramen, wagens of andere verkoopsinstallaties staande op openbaar domein. De bedragen zijn gekoppeld aan de evolutie van de gezondheidsindex en stemmen overeen met de gezondheidsindex van de maand november 2013. Deze bedroeg 121,12 (gezondheidsindex 2004 = 100). Ze worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan het gezondheidsindexcijfer van de maand november die aan de aanpassing voorafgaat. Het bedrag na indexering zal worden afgerond naar de hogere tien cent. Art. 4. - Voor de toepassing van onderhavig belastingreglement komen niet in aanmerking : terrassen, ten behoeve van herbergen of horecabedrijven circussen tentoonstellingen kermissen installaties onderworpen aan de belasting op de standplaatsen voor frituuruitbatingen op het openbaar domein. Art. 5. - De belasting wordt contant betaald voor de aflevering van de vergunning tegen afgifte van een betalingsbewijs. Bij gebreke van betaling wordt de belasting ingekohierd en wordt een kohierbelasting. Art. 6. - De belastingschuldige kan bezwaar indienen tegen deze belasting bij het college van burgemeester en schepenen. Het bezwaarschrift moet, op straffe van nietigheid, schriftelijk worden ingediend en worden gemotiveerd. De indiening moet, op straffe van verval, gebeuren binnen een termijn van drie maanden vanaf de datum van de contante inning. Bezwaarschriften kunnen onder zelfde voorwaarden en binnen dezelfde termijn worden ingediend via een duurzame drager. Het college van burgemeester en schepenen of een personeelslid dat speciaal daarvoor is aangewezen, stuurt binnen vijftien kalenderdagen na de indiening van het bezwaarschrift een ontvangstmelding enerzijds naar de belastingschuldige en, in voorkomend geval, zijn vertegenwoordiger en anderzijds naar de financieel beheerder van de stad. De ontvangstmelding kan via een duurzame drager worden gestuurd. Art.7. - Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van het decreet, zijn de bepalingen van titel VII (Vestiging en invordering van de belastingen), hoofdstukken 1 (algemene bepalingen), 3 (onderzoek en controle), 4 (bewijsmiddelen van de administratie), 6 (aanslagtermijnen), 7 tot en met 9 (rechtsmiddelen, invordering van de belasting waaronder de nalatigheids- en moratoriumintrest; rechten en voorrechten van de schatkist) van het Wetboek van de inkomstenbelastingen en de artikelen 126 tot 175 van het uitvoeringsbesluit van dit Wetboek (betreft o.m. de verjaring en de vervolgingen) van toepassing voor zover zij met name niet de belastingen op de inkomsten betreffen. Art. 8. - Dit reglement treedt in werking op 1 januari 2014. Onderwerp : BELASTING OP DE VOLTREKKING VAN DE HUWELIJKEN 2014 – 2019 De Gemeenteraad, in openbare zitting, Gelet op het Gemeentedecreet van 15.07.2005, zoals gewijzigd, Titel II, Hfst. I, Afd. III De bevoegdheden van de gemeenteraad (art. 42-43), Titel II, Hfst. II, Afd. III De bevoegdheden van het College van Burgemeester en Schepenen (art. 57-58) Titel VIII, Hfst. I, Bestuurlijk toezicht (art. 248-264); en de bijhorende besluiten en omzendbrieven van de Vlaamse regering; Gelet op: de wet van 29.07.1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen; de wet van 11.04.1994 betreffende de openbaarheid van bestuur; het decreet van 26.03.2004 betreffende de openbaarheid van bestuur in de provincies en de gemeenten; het KB van 02.08.1990 houdende het Nieuw Algemeen Reglement op de Gemeentelijke Comptabiliteit; het decreet van 30.05.2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, gewijzigd bij decreet van 28.05.2010 en 17.02.2012; Gelet op de beslissing van de gemeenteraad dd. 10 december 2012 houdende belasting op de voltrekking van de huwelijken 2013; Gelet op het voorstel om de belastingtarieven te verhogen met 0,98 % naar analogie met de evolutie van de gezondheidsindex; Gelet op de financiële toestand van de gemeente; Met 20 stemmen voor (CD&V – Open VLD – SP.A), / stemmen tegen en 8 onthoudingen (N-VA – Groen);
BESLUIT : Art. 1. - Er wordt voor de aanslagjaren 2014 tot en met 2019 een belasting gevestigd op het voltrekken van huwelijken. Art. 2. - De belasting is verschuldigd door de persoon die de aangifte van het huwelijk doet. Art. 3. - De belasting wordt vastgesteld als volgt : 30 EUR voor een huwelijk op werkdagen tijdens de kantooruren; 299 EUR voor een huwelijk op zaterdag. De bedragen zijn gekoppeld aan de evolutie van de gezondheidsindex en stemmen overeen met de gezondheidsindex van de maand november 2013. Deze bedroeg 121,12 (gezondheidsindex 2004 = 100). Ze worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan het gezondheidsindexcijfer van de maand november die aan de aanpassing voorafgaat. Het bedrag na indexering zal worden afgerond naar de hogere tien cent.
Art. 4. - De belasting wordt contant betaald op het ogenblik van de aangifte van het huwelijk tegen afgifte van een betalingsbewijs. Bij gebreke van betaling wordt de belasting ingekohierd en wordt een kohierbelasting. Art. 5. - De belastingschuldige kan bezwaar indienen tegen deze belasting bij het college van burgemeester en schepenen. Het bezwaarschrift moet, op straffe van nietigheid, schriftelijk worden ingediend en worden gemotiveerd. De indiening moet, op straffe van verval, gebeuren binnen een termijn van drie maanden vanaf de datum van de contante inning. Bezwaarschriften kunnen onder zelfde voorwaarden en binnen dezelfde termijn worden ingediend via een duurzame drager. Het college van burgemeester en schepenen of een personeelslid dat speciaal daarvoor is aangewezen, stuurt binnen vijftien kalenderdagen na de indiening van het bezwaarschrift een ontvangstmelding enerzijds naar de belastingschuldige en, in voorkomend geval, zijn vertegenwoordiger en anderzijds naar de financieel beheerder van de stad. De ontvangstmelding kan via een duurzame drager worden gestuurd. Art. 6. - Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van het decreet, zijn de bepalingen van titel VII (Vestiging en invordering van de belastingen), hoofdstukken 1 (algemene bepalingen), 3 (onderzoek en controle), 4 (bewijsmiddelen van de administratie), 6 (aanslagtermijnen), 7 tot en met 9 (rechtsmiddelen, invordering van de belasting waaronder de nalatigheids- en moratoriumintrest; rechten en voorrechten van de schatkist) van het Wetboek van de inkomstenbelastingen en de artikelen 126 tot 175 van het uitvoeringsbesluit van dit Wetboek (betreft o.m. de verjaring en de vervolgingen) van toepassing, voor zover zij met name niet de belastingen op de inkomsten betreffen. Art. 7. - Dit reglement treedt in werking op 1 januari 2014. Onderwerp : BELASTING OP DE ONTGRAVINGEN 2014 – 2019 De Gemeenteraad, in openbare zitting, Gelet op het Gemeentedecreet van 15.07.2005, zoals gewijzigd, Titel II, Hfst. I, Afd. III De bevoegdheden van de gemeenteraad (art. 42-43), Titel II, Hfst. II, Afd. III De bevoegdheden van het College van Burgemeester en Schepenen (art. 57-58) Titel VIII, Hfst. I, Bestuurlijk toezicht (art. 248-264); en de bijhorende besluiten en omzendbrieven van de Vlaamse regering;
-
Gelet op: de wet van 29.07.1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen; de wet van 11.04.1994 betreffende de openbaarheid van bestuur; het decreet van 26.03.2004 betreffende de openbaarheid van bestuur in de provincies en de gemeenten; het KB van 02.08.1990 houdende het Nieuw Algemeen Reglement op de Gemeentelijke Comptabiliteit; het decreet van 30.05.2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, gewijzigd bij decreet van 28.05.2010 en 17.02.2012; het decreet van 16 januari 2004 betreffende de begraafplaatsen en de lijkbezorging, gewijzigd bij de decreten van 10 november 2005 en 18 april 2008; de omzendbrief BB 2006/03 van 10 maart 2006 betreffende de toepassing van het decreet van 16 januari 2004 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging en uitvoeringsbesluiten; het besluit van de Vlaamse regering van 14 mei 2004 tot organisatie, inrichting en beheer van begraafplaatsen en crematoria; Gelet op de beslissing van de gemeenteraad dd. 10 december 2012 houdende belasting op de ontgravingen 2013; Gelet op het voorstel om de belastingtarieven te verhogen met 0,98% naar analogie met de evolutie van de gezondheidsindex; Gelet op de financiële toestand van de gemeente, Met 20 stemmen voor (CD&V – Open VLD – SP.A), / stemmen tegen en 8 onthoudingen (N-VA – Groen);
BESLUIT :
Artikel 1. Er wordt voor de aanslagjaren 2014 tot en met 2019 een gemeentebelasting gevestigd op de ontgravingen van stoffelijke overblijfselen. Artikel 2. De belasting is verschuldigd door degene die de machtiging tot ontgraving vraagt. Artikel 3. De belasting wordt vastgesteld op: 60 EUR 478,7 EUR
voor de ontgraving van urnegraven voor de ontgraving van andere graven
De bedragen zijn gekoppeld aan de evolutie van de gezondheidsindex en stemmen overeen met de gezondheidsindex van de maand november 2013. Deze bedroeg 121,12 (gezondheidsindex 2004 = 100). Ze worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan het gezondheidsindexcijfer van de maand november die aan de aanpassing voorafgaat. Het bedrag na indexering zal worden afgerond naar de hogere tien cent. Artikel 4. Geven geen aanleiding tot de toepassing van de belasting de ontgravingen: verricht in uitvoering van rechterlijke beslissingen; deze ambtshalve door de gemeente verricht. Artikel 5. De belasting wordt contant betaald tegen afgifte van een betalingsbewijs. Bij gebreke van betaling wordt de belasting ingekohierd en wordt een kohierbelasting.
Artikel 6. De belastingschuldige kan bezwaar indienen tegen deze belasting bij het college van burgemeester en schepenen. Het bezwaar moet, op straffe van nietigheid, schriftelijk worden ingediend en worden gemotiveerd. Deze indiening moet, op straffe van verval, gebeuren binnen een termijn van drie maanden vanaf de datum van de contante inning. Bezwaarschriften kunnen onder zelfde voorwaarden en binnen dezelfde termijn worden ingediend via een duurzame drager. Het college van burgemeester en schepenen of een personeelslid dat speciaal daarvoor is aangewezen, stuurt binnen vijftien kalenderdagen na de indiening van het bezwaarschrift een ontvangstmelding enerzijds naar de belastingschuldige en, in voorkomend geval, zijn vertegenwoordiger en anderzijds naar de financieel beheerder van de stad. De ontvangstmelding kan via een duurzame drager worden gestuurd. Artikel 7. Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van het decreet, zijn de bepalingen van titel VII (Vestiging en invordering van de belastingen), hoofdstukken 1 (algemene bepalingen), 3 (onderzoek en controle), 4 (bewijsmiddelen van de administratie), 6 (aanslagtermijnen), 7 tot en met 9 (rechtsmiddelen, invordering van de belasting waaronder de nalatigheids- en moratoriumintrest; rechten en voorrechten van de schatkist) van het Wetboek van de inkomstenbelastingen en de artikelen 126 tot 175 van het uitvoeringsbesluit van dit Wetboek (betreft o.m. de verjaring en de vervolgingen) van toepassing, voor zover zij met name niet de belastingen op de inkomsten betreffen. Art. 8. - Dit reglement treedt in werking op 1 januari 2014. Onderwerp : BELASTING OP HET LIJKENVERVOER 2014 – 2019 De Gemeenteraad, in openbare zitting, Gelet op het Gemeentedecreet van 15.07.2005, zoals gewijzigd, Titel II, Hfst. I, Afd. III De bevoegdheden van de gemeenteraad (art. 42-43), Titel II, Hfst. II, Afd. III De bevoegdheden van het College van Burgemeester en Schepenen (art. 57-58) Titel VIII, Hfst. I, Bestuurlijk toezicht (art. 248-264); en de bijhorende besluiten en omzendbrieven van de Vlaamse regering;
-
Gelet op: de wet van 29.07.1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen; de wet van 11.04.1994 betreffende de openbaarheid van bestuur; het decreet van 26.03.2004 betreffende de openbaarheid van bestuur in de provincies en de gemeenten; het KB van 02.08.1990 houdende het Nieuw Algemeen Reglement op de Gemeentelijke Comptabiliteit; het decreet van 30.05.2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, gewijzigd bij decreet van 28.05.2010 en 17.02.2012; de wet van 28 januari 1975 betreffende de gemeentebelastingen op het lijkenvervoer; het decreet van 16 januari 2004 betreffende de begraafplaatsen en de lijkbezorging, gewijzigd bij de decreten van 10 november 2005 en 18 april 2008; de omzendbrief BB 2006/03 van 10 maart 2006 betreffende de toepassing van het decreet van 16 januari 2004 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging en uitvoeringsbesluiten; Gelet op de financiële toestand van de gemeente;
Met 20 stemmen voor (CD&V – Open VLD – SP.A), 6 stemmen tegen (N-VA) en 2 onthoudingen (Groen); BESLUIT : Art. 1. - Er wordt voor de aanslagjaren 2014 tot en met 2019 een gemeentebelasting gevestigd op het lijkenvervoer verricht op het grondgebied van de gemeente. Art. 2. - De belasting is verschuldigd door de persoon die het vervoer vraagt. Art. 3. - De belasting voor het vervoer met de lijkwagen bedraagt 62 EUR. Art.4. - Het vervoer van het lijk van behoeftigen geschiedt kosteloos. Art. 5. - In de prijs, vastgesteld bij artikel 3 zijn begrepen de diensten en het vervoer van het sterfhuis : tot aan het huis, waar het lijk uitgehaald wordt om de lijkstoet te vormen; tot aan het gemeentelijk kerkhof; tot aan het spoorwegstation; of tot aan de grenzen van de gemeente; of omgekeerd om ‘t even of de overledenen kerkelijk of burgerlijk begraven worden. Geen bijkomende belasting mag geheven worden voor het stilhouden aan de kerk. Art. 6. - Het vervoer op het grondgebied van de gemeente van personen, die er gestorven zijn of wier lijk neergelegd werd in een particulier huis van de gemeente om op een gemeentelijk kerkhof begraven te worden, geschiedt uitsluitend door middel van een daartoe aanvaarde lijkwagen. Art. 7. - De families hebben het recht te beslissen of godsdienstige of wijsgerige kentekenen op de lijkwagen zullen geplaatst worden of niet. Art. 8. - De belasting wordt contant betaald vanaf de dag van het vervoer tegen afgifte van een betalingsbewijs. Bij gebreke van betaling wordt de belasting ingekohierd en wordt een kohierbelasting. Art. 9. - De belastingschuldige kan bezwaar indienen tegen deze belasting bij het college van burgemeester en schepenen. Het bezwaar moet, op straffe van nietigheid, schriftelijk worden ingediend en worden gemotiveerd. De indiening moet, op straffe van verval, gebeuren binnen een termijn van drie maanden vanaf de datum van de contante inning. Bezwaarschriften kunnen onder zelfde voorwaarden en binnen dezelfde termijn worden ingediend via een duurzame drager. Het college van burgemeester en schepenen of een personeelslid dat speciaal daarvoor is aangewezen, stuurt binnen vijftien kalenderdagen na de indiening van het bezwaarschrift een ontvangstmelding enerzijds naar de belastingschuldige en, in voorkomend geval, zijn vertegenwoordiger en anderzijds naar de financieel beheerder van de stad. De ontvangstmelding kan via een duurzame drager worden opgestuurd. Art. 10. - Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van het decreet, zijn de bepalingen van titel VII (Vestiging en invordering van de belastingen), hoofdstukken 1 (algemene bepalingen), 3 (onderzoek en controle), 4 (bewijsmiddelen van de administratie), 6 (aanslagtermijnen), 7 tot en met 9 (rechtsmiddelen, invordering van de belasting waaronder de nalatigheids- en moratoriumintrest; rechten en voorrechten van de schatkist) van het Wetboek van de inkomstenbelastingen en de artikelen 126 tot 175 van het uitvoeringsbesluit van dit Wetboek (betreft o.m. de verjaring en de vervolgingen) van toepassing, voor zover zij met name niet de belastingen op de inkomsten betreffen. Art. 11. - Dit reglement treedt in werking op 1 januari 2014.
Onderwerp: BELASTING OP HET AFLEVEREN VAN REISPASSEN – 2014 – 2019
De Gemeenteraad, in openbare zitting, Gelet op het Gemeentedecreet van 15.07.2005, zoals gewijzigd, Titel II, Hfst. I, Afd. III De bevoegdheden van de gemeenteraad (art. 42-43), Titel II, Hfst. II, Afd. III De bevoegdheden van het College van Burgemeester en Schepenen (art. 57-58) Titel VIII, Hfst. I, Bestuurlijk toezicht (art. 248-264); en de bijhorende besluiten en omzendbrieven van de Vlaamse regering;
-
Gelet op de wet van 29.07.1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen; de wet van 11.04.1994 betreffende de openbaarheid van bestuur; het decreet van 26.03.2004 betreffende de openbaarheid van bestuur in de provincies en de gemeenten; het KB van 02.08.1990 houdende het Nieuw Algemeen Reglement op de Gemeentelijke Comptabiliteit; het decreet van 30.05.2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillen – procedure van provincie- en gemeentebelastingen, gewijzigd bij decreet van 28.05.2010;
Gelet op de beraadslaging van de gemeenteraad van 21 oktober 2013 houdende belasting op het afleveren van reispassen;
Gelet op de financiële toestand van de gemeente; Met 20 stemmen voor (CD&V – Open VLD – SP.A), / stemmen tegen en 8 onthoudingen (N-VA – Groen);
BESLUIT
Art. 1. Er wordt voor de aanslagjaren 2014 tot en met 2019 een belasting geheven op de afgifte van een reispas.
Art. 2. De belasting wordt vastgesteld op: afgifte van een reispas afgifte van een reispas voor minderjarigen afgifte van een reispas via spoedprocedure afgifte van een reispas via spoedprocedure voor minderjarigen
80 euro 50 euro 240 euro 210 euro
Art. 3. De belasting is verschuldigd door de aanvrager en moet bij de aanvraag van het stuk worden betaald tegen afgifte van een betalingsbewijs. Bij gebreke van betaling, wordt de belasting ingekohierd en wordt een kohierbelasting. Art. 4. De belastingschuldige kan een bezwaar indienen tegen deze betaling bij het college van burgemeester en schepenen. Het bezwaarschrift moet, op straffe van nietigheid, schriftelijk worden ingediend en worden gemotiveerd. De indiening moet, op straffe van verval, gebeuren binnen een termijn van drie maanden vanaf de datum van de contante inning. Bezwaarschriften kunnen onder zelfde voorwaarden en binnen dezelfde termijn worden ingediend via een duurzame drager. Het college van burgemeester en schepenen of een personeelslid dat speciaal daarvoor is aangewezen, stuurt binnen vijftien kalenderdagen na de indiening van het bezwaarschrift een ontvangstmelding enerzijds naar de belastingschuldige en, in voorkomend geval, zijn vertegenwoordiger en anderzijds naar de financieel beheerder van de stad. De ontvangstmelding kan via een duurzame drager worden gestuurd.
Art. 5. Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van het decreet, zijn de bepalingen van titel VII (Vestiging en invordering van de belastingen), hoofdstukken 1 (algemene bepalingen), 3 (onderzoek en controle), 4 (bewijsmiddelen van de administratie), 6 (aanslagtermijnen), 7 tot en met 9 (rechtsmiddelen, invordering van de belasting waaronder de nalatigheids- en moratoriumintrest; rechten en voorrechten van de schatkist) van het Wetboek van de inkomstenbelastingen en de artikelen 126 tot 175 van het uitvoeringsbesluit van dit Wetboek (betreft o.m. de verjaring en de vervolgingen) van toepassing, voor zover zij met name niet de belastingen op de inkomsten betreffen.
Art. 6. Dit reglement treedt in werking op 1 januari 2014. Onderwerp : BELASTING OP HET AFLEVEREN VAN EEN RIJBEWIJS IN KAARTMODEL 2014 – 2019
De Gemeenteraad, in openbare zitting, Gelet op het Gemeentedecreet van 15.07.2005, zoals gewijzigd, Titel II, Hfst. I, Afd. III De bevoegdheden van de gemeenteraad (art. 42-43), Titel II, Hfst. II, Afd. III De bevoegdheden van het College van Burgemeester en Schepenen (art. 57-58) Titel VIII, Hfst. I, Bestuurlijk toezicht (art. 248-264); en de bijhorende besluiten en omzendbrieven van de Vlaamse regering;
-
Gelet op de grondwet, meer bepaald artikel 170 §4; artikel 42 §3 van het gemeentedecreet; de wet van 29.07.1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen; de wet van 11.04.1994 betreffende de openbaarheid van bestuur; het decreet van 26.03.2004 betreffende de openbaarheid van bestuur in de provincies en de gemeenten; het KB van 02.08.1990 houdende het Nieuw Algemeen Reglement op de Gemeentelijke Comptabiliteit; het decreet van 30.05.2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillen -procedure van provincie- en gemeentebelastingen, gewijzigd bij decreten van 28.05.2010 en 17.02.2012; het MB van 20.07.2005 tot bepaling van de betalingswijze van de retributies 2013;
Gelet op het KB van 23.03.1998 betreffende het rijbewijs en latere wijzigingen; het KB van 03.07.2012 betreffende het rijbewijs in kaartmodel; het KB van 03.04.2013 tot wijziging van het voorlopig rijbewijs; Gelet op de beslissing van de gemeenteraad van 23 september 2013 houdende belasting op het afleveren van een rijbewijs in kaartmodel 2013 - aanpassing; Overwegende dat vanaf 1 februari 2014 de federale retributie voor het afleveren van een internationaal rijbewijs vastgesteld wordt op 16 euro; Op voorstel van het College van Burgemeester en Schepenen wordt bovenop dit bedrag een gemeentetaks geheven naar analogie met de voorlopige en de definitieve rijbewijzen; Gelet op de financiële toestand van de gemeente; Met 20 stemmen voor (CD&V – Open VLD – SP.A), / stemmen tegen en 8 onthoudingen (N-VA – Groen);
BESLUIT : Art. 1. Er wordt voor de aanslagjaren 2014 tot en met 2019 een belasting geheven op de afgifte van een rijbewijs in kaartmodel zoals bedoeld in artikel 64bis van het KB van 23 juni 2010 en een internationaal rijbewijs.
Art. 2. De belasting wordt vastgesteld op afgifte van een rijbewijs (medische schifting) afgifte van een nieuw eerste rijbewijs (artikel 49) afgifte van een duplicaat van een rijbewijs omwisseling van een rijbewijs afgifte van een voorlopig rijbewijs afgifte van een internationaal rijbewijs
25 euro 25 euro 25 euro 25 euro 25 euro 20 euro
Art. 3. De belasting is niet verschuldigd voor de inwoners die een aangepast rijbewijs (groep 1) moeten krijgen om medische redenen.
Art. 4. De contante belasting wordt onmiddellijk betaald bij de aanvraag. Bij gebreke van betaling, wordt de belasting ingekohierd en wordt een kohierbelasting.
Art. 5. De belastingschuldige kan een bezwaar indienen tegen deze betaling bij het college van burgemeester en schepenen. Het bezwaarschrift moet, op straffe van nietigheid, schriftelijk worden ingediend en worden gemotiveerd. De indiening moet, op straffe van verval, gebeuren binnen een termijn van drie maanden vanaf de datum van de contante inning. Bezwaarschriften kunnen onder zelfde voorwaarden en binnen dezelfde termijn worden ingediend via een duurzame drager. Het college van burgemeester en schepenen of een personeelslid dat speciaal daarvoor is aangewezen, stuurt binnen vijftien kalenderdagen na de indiening van het bezwaarschrift een ontvangstmelding enerzijds naar de belastingschuldige en, in voorkomend geval, zijn vertegenwoordiger en anderzijds naar de financieel beheerder van de stad. De ontvangstmelding kan via een duurzame drager worden gestuurd.
Art. 6. Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van het decreet, zijn de bepalingen van titel VII (Vestiging en invordering van de belastingen), hoofdstukken 1 (algemene bepalingen), 3 (onderzoek en controle), 4 (bewijsmiddelen van de administratie), 6 (aanslagtermijnen), 7 tot en met 9 (rechtsmiddelen, invordering van de belasting waaronder de nalatigheids- en moratoriumintrest; rechten en voorrechten van de schatkist) van het Wetboek van de inkomstenbelastingen en de artikelen 126 tot 175 van het uitvoeringsbesluit van dit Wetboek (betreft o.m. de verjaring en de vervolgingen) van toepassing, voor zover zij met name niet de belastingen op de inkomsten betreffen.
Art. 7. Dit reglement treedt in werking op 1 januari 2014.
Onderwerp : BELASTING OP HET AFLEVEREN VAN DE ELEKTRONISCHE IDENTITEITSKAART - DE ELEKTRONISCHE VREEMDELINGENKAART - DE ELEKTRONISCHE IDENTITEITSKAART VOOR BELGISCHE KINDEREN ONDER DE 12 JAAR 2014-2019
De Gemeenteraad, in openbare zitting, Gelet op het Gemeentedecreet van 15.07.2005, zoals gewijzigd, Titel II, Hfst. I, Afd. III De bevoegdheden van de gemeenteraad (art. 42-43), Titel II, Hfst. II, Afd. III De bevoegdheden van het College van Burgemeester en Schepenen (art. 57-58) Titel VIII, Hfst. I, Bestuurlijk toezicht (art. 248-264); en de bijhorende besluiten en omzendbrieven van de Vlaamse regering;
-
Gelet op de wet van 29.07.1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen; de wet van 11.04.1994 betreffende de openbaarheid van bestuur; het decreet van 26.03.2004 betreffende de openbaarheid van bestuur in de provincies en de gemeenten; het KB van 02.08.1990 houdende het Nieuw Algemeen Reglement op de Gemeentelijke Comptabiliteit; het decreet van 30.05.2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillen – procedure van provincie- en gemeentebelastingen, gewijzigd bij decreet van 28.05.2010; de omzendbrief BB 2012/1 van 20.07.2012; de wet van 25 maart 2003 tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen en van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters en de identiteitskaarten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen (Belgisch Staatsblad van 28 maart 2003) voorziet in het principe van het creëren van een elektronische identiteitskaart; de omzendbrief van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken van 29 november 2005 waarin een spoedprocedure werd uitgewerkt voor de elektronische identiteitskaart; het schrijven van FOD Binnenlandse Zaken, Algemene Directie Instellingen en Bevolking, Dienst Vreemdelingenzaken van 28.03.2008 houdende opstart uitreiking elektronische kaart voor vreemdelingen; het schrijven van FOD Binnenlandse Zaken, Algemene Directie Instellingen en Bevolking, Rijksregister – eID van 13.02.2009 houdende het opstarten van de veralgemening van het elektronische identiteitsdocument voor Belgische kinderen onder de 12 jaar.; het schrijven van FOD Binnenlandse Zaken, Algemene Directie Instellingen en Bevolking, Bevolking en identiteitskaarten van 21 december 2012 houdende de nieuwe prijs van identiteitskaarten die uitgereikt worden aan Belgen en vreemdelingen vanaf 1 april 2013; het ministerieel besluit van 15 maart 2013 tot vaststelling van het tarief van de vergoedingen ten laste van de gemeenten voor de uitreiking van de elektronische identiteitskaarten, de elektronische identiteitsdocumenten voor Belgische kinderen onder de 12 jaar en de kaarten en verblijfsdocumenten, afgeleverd aan vreemde onderdanen, waarbij de bijlage is gewijzigd bij ministerieel besluit van 27 maart 2013. Met toepassing van artikel 2 van het hierboven vermeld ministerieel besluit wordt het tarief van de vergoedingen, dat is opgenomen in de bijlage van het besluit vanaf 1 januari 2014, jaarlijks op 1 januari automatisch herzien wordt op basis van de schommelingen van de gezondheidsindex. Gelet op de financiële toestand van de gemeente; Op voorstel van het college van burgemeester en schepenen in zitting van 9 december 2013; Met 20 stemmen voor (CD&V – Open VLD – SP.A), / stemmen tegen en 8 onthoudingen (N-VA – Groen); BESLUIT Art. 1. Er wordt voor de aanslagjaren 2014 tot en met 2019 een belasting geheven op de afgifte van de elektronische identiteitskaart, de elektronische vreemdelingenkaart en de elektronische identiteitsdocument voor Belgische kinderen onder de 12 jaar (kids-ID).
Art. 2. De belasting wordt vastgesteld op: elektronische identiteitskaart 20 euro voor de eerste en elk volgend duplicaat van de elektronische identiteitskaart 185 euro voor de levering van de elektronische identiteitskaart binnen de 24 uur 120 euro voor de levering van de elektronische identiteitskaart binnen de 48 uur elektronische vreemdelingenkaart 20 euro voor de eerste en elk volgend duplicaat van de elektronische vreemdelingenkaart 185 euro voor de levering van de elektronische vreemdelingenkaart binnen de 24 uur 120 euro voor de levering van de elektronische vreemdelingenkaart binnen de 48 uur elektronische identiteitskaart voor Belgische kinderen onder de 12 jaar 7 euro voor de eerste en elk volgend duplicaat van de elektronische identiteitskaart voor Belgische kinderen onder de 12 jaar 175 euro voor de levering van de elektronische identiteitskaart binnen de 24 uur 110 euro voor de levering van de elektronische identiteitskaart binnen de 48 uur
GEWONE PROCEDURE SPOEDPROCEDURE SPOEDPROCEDURE GEWONE PROCEDURE SPOEDPROCEDURE SPOEDPROCEDURE
GEWONE PROCEDURE SPOEDPROCEDURE SPOEDPROCEDURE
Art. 3. De belasting is verschuldigd door de aanvrager en moet bij de aanvraag van het stuk contant worden betaald tegen afgifte van een betalingsbewijs. Bij gebreke van betaling, wordt de belasting ingekohierd en wordt een kohierbelasting. Art. 4. De belastingschuldige kan een bezwaar indienen tegen deze betaling bij het college van burgemeester en schepenen. Het bezwaarschrift moet, op straffe van nietigheid, schriftelijk worden ingediend en worden gemotiveerd. De indiening moet, op straffe van verval, gebeuren binnen een termijn van drie maanden vanaf de datum van de contante inning. Bezwaarschriften kunnen onder zelfde voorwaarden en binnen dezelfde termijn worden ingediend via een duurzame drager. Het college van burgemeester en schepenen of een personeelslid dat speciaal daarvoor is aangewezen, stuurt binnen vijftien kalenderdagen na de indiening van het bezwaarschrift een ontvangstmelding enerzijds naar de belastingschuldige en, in voorkomend geval, zijn vertegenwoordiger en anderzijds naar de financieel beheerder van de stad. De ontvangstmelding kan via een duurzame drager worden gestuurd.
Art. 5. Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van het decreet, zijn de bepalingen van titel VII (Vestiging en invordering van de belastingen), hoofdstukken 1 (algemene bepalingen), 3 (onderzoek en controle), 4 (bewijsmiddelen van de administratie), 6 (aanslagtermijnen), 7 tot en met 9 (rechtsmiddelen, invordering van de belasting waaronder de nalatigheids- en moratoriumintrest; rechten en voorrechten van de schatkist) van het Wetboek van de inkomstenbelastingen en de artikelen 126 tot 175 van het uitvoeringsbesluit van dit Wetboek (betreft o.m. de verjaring en de vervolgingen) van toepassing, voor zover zij met name niet de belastingen op de inkomsten betreffen.
Art. 6. Dit reglement treedt in werking op 1 januari 2014. Onderwerp: BELASTING OP HET AMBTSHALVE OPRUIMEN OF VERWIJDEREN VAN SLUIKSTORTING DOOR OF IN OPDRACHT VAN DE STAD AARSCHOT - 2014 - 2019 De gemeenteraad, Gelet op het Gemeentedecreet van 15.07.2005, zoals gewijzigd, Titel II, Hfst. I, Afd. III De bevoegdheden van de gemeenteraad (art. 42-43), Titel II, Hfst. II, Afd. III De bevoegdheden van het College van Burgemeester en Schepenen (art. 57-58) Titel VIII, Hfst. I, Bestuurlijk toezicht (art. 248-264); en de bijhorende besluiten en omzendbrieven van de Vlaamse regering; Gelet op de wet van 29.07.1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen; de wet van 11.04.1994 betreffende de openbaarheid van bestuur; het decreet van 26.03.2004 betreffende de openbaarheid van bestuur in de provincies en de gemeenten; het KB van 02.08.1990 houdende het Nieuw Algemeen Reglement op de Gemeentelijke Comptabiliteit; het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, gewijzigd bij decreet van 28.05.2010 en 17.02.2012; artikel 16.6.3 §2 van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid; de beraadslaging van de gemeenteraad van 30 maart 2006 houdende goedkeuring van het Algemeen politiereglement van de stad Aarschot en latere wijzigingen; Gelet op de beslissing van de gemeenteraad dd. 10 december 2012 houdende belasting op het ambtshalve opruimen van sluikstorten door of in opdracht van de stad Aarschot 2013; Gelet op het voorstel om de belastingtarieven te verhogen met 0,98% naar analogie met de evolutie van de gezondheidsindex; Gelet op de financiële toestand van de gemeente; Overwegende dat de gemeente regelmatig met sluikstorten geconfronteerd wordt; Overwegende dat het opsporen van de sluikstorter supplementaire inspanningen vergt; Overwegende dat het jegens de sluikstorter vorderen van een billijke vergoeding voor de door de gemeente geleverde diensten, als maatregel van goed bestuur dient beschouwd te worden; Overwegende dat ernaar gestreefd wordt om de belasting op het ambtshalve opruimen van sluikstorten door of in opdracht van de gemeente, in de gemeenten zo optimaal mogelijk op elkaar af te stemmen; Met 20 stemmen voor (CD&V – Open VLD – SP.A) , 6 stemmen tegen (N-VA) en 2 onthoudingen (Groen); BESLUIT
Artikel 1. §1. De belasting op het ambtshalve opruimen van sluikstorten door of in opdracht van de gemeente is een kohierbelasting ten laste van de in artikel 2 vermelde personen. §2. Er wordt voor de aanslagjaren 2014 tot en met 2019 een belasting geheven op het ambtshalve opruimen van sluikstorten door of in opdracht van de gemeente. Artikel 2. De belasting is verschuldigd: door iedere persoon, die afvalstoffen achterlaat, opslaat, verbrandt of stort op openbare en private wegen, plaatsen en terreinen op een wijze die niet overeenstemt met het decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen, met het Algemeen politiereglement van de stad Aarschot3 en de bepalingen van het veldwetboek of in geval geen belastingplichtige kan worden aangeduid, iedere eigenaar van een perceel waarop afvalstoffen werden achtergelaten, opgeslagen, verbrand of gestort op een wijze die niet overeenstemt met het decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen, met het politiereglement betreffende het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen en vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen of met andere wettelijke bepalingen betreffende het aanbieden, opslaan en storten, e.d. van huishoudelijke afvalstoffen en vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen.
Artikel 3. § 1. Bij het ambtshalve opruimen van sluikstorten door de gemeente wordt het bedrag van de belasting als volgt vastgesteld:
0,4 euro per kilometer transport voor het ophalen en afvoeren van de afvalstoffen; 40 euro per arbeidsuur en per arbeider die door de gemeente bij het opruimen van het sluikstort wordt ingezet; 41 euro per uur en per ingezet voertuig (vrachtwagen, kraan, …), inclusief chauffeur; 0,3 euro per kg opgeruimde afvalstoffen.
De voormelde bedragen zijn verschuldigd per aangevangen uur en/of ingezamelde kg en/of begonnen km . § 2. In ieder geval bedraagt de belasting niet minder dan 442,8 euro. § 3. Bij het ambtshalve opruimen van sluikstorten door derden in opdracht van de gemeente of de burgemeester wordt het factuurbedrag van deze derde, vermeerderd met een administratieve kost van 89,8 euro, doorgerekend aan de in artikel 2 vermelde belastingplichtige. § 4. De bedragen zijn gekoppeld aan de evolutie van de gezondheidsindex en stemmen overeen met de gezondheidsindex van de maand november 2013. Deze bedroeg 121,12 (gezondheidsindex 2004 = 100). Ze worden jaarlijks aangepast aan het gezondheidsindexcijfer van de maand november die de aanpassing voorafgaat. Het bedrag na indexering zal worden afgerond naar de hogere tien cent.
Artikel 4. De belasting wordt ingevorderd door middel van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen.
Artikel 5. De in artikel 2 vermelde belastingplichtige of eigenaar van het perceel waarop gesluikstort afval werd aangetroffen beschikt voor de betaling van de belasting over een termijn van twee maanden vanaf de verzending van het aanslagbiljet.
Artikel 6. De belastingschuldige kan een bezwaar indienen tegen deze betaling bij het college van burgemeester en schepenen. Het bezwaarschrift moet, op straffe van nietigheid, schriftelijk worden ingediend en worden gemotiveerd. De bezwaren moeten op straffe van verval ingediend worden binnen een termijn van 3 maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet. Bezwaarschriften kunnen onder zelfde voorwaarden en binnen dezelfde termijn worden ingediend via een duurzame drager. Het college van burgemeester en schepenen of een personeelslid dat speciaal daarvoor is aangewezen, stuurt binnen vijftien kalenderdagen na de indiening van het bezwaarschrift een ontvangstmelding enerzijds naar de belastingschuldige en, in voorkomend geval, zijn vertegenwoordiger en anderzijds naar de financieel beheerder van de stad. De ontvangstmelding kan via een duurzame drager worden gestuurd.
3
het algemeen politiereglement van Aarschot, goedgekeurd door de gemeenteraad op 30 maart 2006 en latere wijzigingen.
Artikel 8. Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van het decreet, zijn de bepalingen van titel VII (Vestiging en invordering van de belastingen), hoofdstukken 1 (algemene bepalingen), 3 (onderzoek en controle), 4 (bewijsmiddelen van de administratie), 6 (aanslagtermijnen), 7 tot en met 9 (rechtsmiddelen, invordering van de belasting waaronder de nalatigheids- en moratoriumintrest; rechten en voorrechten van de schatkist) van het Wetboek van de inkomstenbelastingen en de artikelen 126 tot 175 van het uitvoeringsbesluit van dit Wetboek van toepassing voor zover niet specifiek de belastingen op de inkomsten betreffen.
Artikel 9. Deze beslissing wordt aan de toezichthoudende overheid toegezonden. Ter kennisgeving zal eveneens een afschrift worden toegezonden aan de OVAM en het Bestuur Milieu-Inspectie (AMINAL).
Artikel 10. Dit reglement treedt in werking op 1 januari 2014. Onderwerp: BELASTING OP AFGIFTE VAN STEDENBOUWKUNDIGE ATTESTEN, STEDENBOUWKUNDIGE -, VERKAVELINGS- EN MILIEUVERGUNNINGEN/WEIGERINGEN. De gemeenteraad, Gelet op het Gemeentedecreet van 15.07.2005, zoals gewijzigd, Titel II, Hfst. I, Afd. III De bevoegdheden van de gemeenteraad (art. 42-43), Titel II, Hfst. II, Afd. III De bevoegdheden van het College van Burgemeester en Schepenen (art. 57-58) Titel VIII, Hfst. I, Bestuurlijk toezicht (art. 248-264);
en de bijhorende besluiten en omzendbrieven van de Vlaamse regering; Gelet op: - de wet van 29.07.1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen; - de wet van 11.04.1994 betreffende de openbaarheid van bestuur; - het decreet van 26.03.2004 betreffende de openbaarheid van bestuur in de provincies en de gemeenten; - het KB van 02.08.1990 houdende het Nieuw Algemeen Reglement op de Gemeentelijke Comptabiliteit; - artikel 170,§4 van de Grondwet; - het decreet van 30.05.2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, gewijzigd bij decreet van 28.05.2010 en 17.02.2012; Gelet op - de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening; - het decreet betreffende milieuvergunning, en de uitvoeringsbesluiten VLAREM I en II; - het besluit van de gemeenteraad dd. 10.12.2012, houdende de belasting op de aanvragen tot het exploiteren of veranderen van hinderlijke inrichtingen 2013; Overwegende dat - momenteel geen belasting wordt geheven op het bekomen van een stedenbouwkundig attest, een planologisch attest, verkavelingsvergunning, wijziging verkavelingsvergunning en stedenbouwkundige vergunning/melding; - het opportuun is om ook een belasting te heffen op het bekomen van een stedenbouwkundig attest, een planologisch attest, verkavelingsvergunning, wijziging verkavelingsvergunning en stedenbouwkundige vergunning/melding; - het opportuun is om de belasting op het bekomen van een de milieuvergunning tot het exploiteren of veranderen van hinderlijke inrichtingen aan te passen; Gelet op - de financiële toestand van de gemeente; - het voorstel van het college van burgemeester en schepenen, dd. 09.12.2013, tot bepaling van de belasting op het afleveren van een stedenbouwkundig attest, een planologisch attest, een verkavelingsaanvraag, een aanvraag wijziging verkavelingsvergunning, een stedenbouwkundige aanvraag, een stedenbouwkundige melding, een melding inzake klasse 3 inrichting, een milieuaanvraag inzake klasse 2 inrichting en een milieuaanvraag inzake klasse 1 inrichting; Met 20 stemmen voor (CD&V – Open VLD – SP.A) , 6 stemmen tegen (N-VA) en 2 onthoudingen (Groen);
BESLUIT Artikel 1 Er wordt voor de aanslagjaren 2014 tot en met 2019, een gemeentebelasting gevestigd op het afleveren van een stedenbouwkundig attest, een planologisch attest, een verkavelingsaanvraag, een aanvraag wijziging verkavelingsvergunning, een stedenbouwkundige aanvraag, een stedenbouwkundige melding, een melding inzake klasse 3 inrichting, een milieuaanvraag inzake klasse 2 inrichting en een milieuaanvraag inzake klasse 1 inrichting.
Artikel 2 De belasting is verschuldigd door de aanvrager (voor zover de aanvrager geen publiekrechterlijke rechtspersoon is) van een stedenbouwkundig attest, een planologisch attest, een verkavelingsaanvraag, een aanvraag wijziging verkavelingsvergunning, een stedenbouwkundige aanvraag, een stedenbouwkundige melding, een melding inzake klasse 3 inrichting, een milieuaanvraag inzake klasse 2 inrichting en een milieuaanvraag inzake klasse 1 inrichting. Artikel 3 Het belasting wordt vastgesteld als volgt: stedenbouwkundig attest
75 euro
planologisch attest
1500 euro
Verkavelingsaanvraag supplement in geval van verkavelingsvergunning per bijkomend/nieuw lot (met uitzondering van de loten voorzien voor de bouw van sociale woningen) en per bijkomende/nieuwe wooneenheid in geval van een lot voor meergezinswoningen (met uitzondering van de loten voor de bouw van sociale woningen) aanvraag wijziging verkavelingsvergunning supplement in geval van vergunning tot wijziging van verkavelingsvergunning per bijkomend/nieuw lot (met uitzondering van de loten voorzien voor de bouw van sociale woningen) en per bijkomende/nieuwe wooneenheid in geval van een lot voor meergezinswoningen (met uitzondering van de loten voor de bouw van sociale woningen) stedenbouwkundige aanvraag (eenvoudige dossiersamenstelling / terreinaanlegwerken / technische werken)
stedenbouwkundige aanvraag (uitgebreide dossiersamenstelling)
supplement in geval een openbaar onderzoek noodzakelijk is supplement in geval van een stedenbouwkundige vergunning per bijkomende/nieuwe wooneenheid (met uitzondering van de sociale wooneenheden)
supplement in geval een openbaar onderzoek noodzakelijk is supplement in geval van een stedenbouwkundige vergunning per bijkomende/nieuwe wooneenheid (met uitzondering van de sociale wooneenheden)
stedenbouwkundige melding melding (VLAREM klasse 3 inrichting)
250 euro 250 euro
150 euro 250 euro
75 euro 100 euro 250 euro
150 euro 100 euro 250 euro
25 euro met uitzondering van : - het lozen van normaal huisafvalwater, afkomstig van onroerende goederen die hoofdzakelijk als woongelegenheid worden gebruikt, - opslagplaatsen voor samengeperste, vloeibaar gemaakte of in oplossing gehouden gassen in vaste reservoirs, behorende bij de woonfunctie van onroerende goederen die hoofdzakelijk als woongelegenheid worden gebruikt, - opslagplaatsen voor vloeistoffen met een ontvlammingspunt tussen de 55°C en 100° C, behorende bij de woonfunctie van onroerende goederen die hoofdzakelijk als woongelegenheid worden gebruikt - inrichtingen bedoeld in art. 38 van VLAREM I
25 euro
milieuaanvraag inrichting)
(VLAREM
klasse
2
met uitzondering van inrichtingen bedoeld in art. 38 van VLAREM I
250 euro
milieuaanvraag inrichting)
(VLAREM
klasse
1
met uitzondering van inrichtingen bedoeld in art. 38 van VLAREM I
1500 euro
Artikel 4 De belasting wordt geheven op het ogenblik van afgifte aan de aanvrager van het besluit van het college van burgemeester en schepenen (of deputatie in geval van een milieuvergunning/weigering klasse 1 inrichting) inzake een stedenbouwkundig attest, een verkavelingsaanvraag, een aanvraag wijziging verkavelingsvergunning, een stedenbouwkundige aanvraag, een stedenbouwkundige melding, een melding inzake klasse 3 inrichting, een milieuaanvraag inzake klasse 2 inrichting en een milieuaanvraag inzake klasse 1 inrichting. De belasting wordt contant betaald tegen afgifte van een betalingsbewijs. Bij gebreke van betaling wordt de belasting ingekohierd en wordt een kohierbelasting. Artikel 5 De belastingschuldige kan bezwaar indienen tegen deze belasting bij het college van burgemeester en schepenen. Het bezwaar moet, op straffe van nietigheid, schriftelijk worden ingediend en worden gemotiveerd. Deze indiening moet, op straffe van verval, gebeuren binnen een termijn van drie maanden vanaf de datum van de contante inning. Bezwaarschriften kunnen onder zelfde voorwaarden en binnen dezelfde termijn worden ingediend via een duurzame drager. Het college van burgemeester en schepenen of een personeelslid dat speciaal daarvoor is aangewezen, stuurt binnen vijftien kalenderdagen na de indiening van het bezwaarschrift een ontvangstmelding enerzijds naar de belastingschuldige en, in voorkomend geval, zijn vertegenwoordiger en anderzijds naar de financieel beheerder van de stad. De ontvangstmelding kan via een duurzame drager worden gestuurd. Artikel 6 Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van het decreet van 30 mei 2008, zijn de bepalingen van titel VII, hoofdstukken 1, 3, 4, 6 tot en met 9bis, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen en artikel 126 tot en met 175 van het uitvoeringsbesluit van dat wetboek van toepassing, voor zover ze niet specifiek de belastingen op de inkomsten betreffen. Artikel 7 Deze verordening wordt aan de toezichthoudende overheid toegezonden. Artikel 8 Dit reglement treedt in werking op 1 januari 2014.
Onderwerp:
BELASTING OP AUTOBRANDSTOFAPPARATEN
De gemeenteraad, Gelet op het Gemeentedecreet van 15.07.2005, zoals gewijzigd, Titel II, Hfst. I, Afd. III De bevoegdheden van de gemeenteraad (art. 42-43), Titel II, Hfst. II, Afd. III De bevoegdheden van het College van Burgemeester en Schepenen (art. 57-58) Titel VIII, Hfst. I, Bestuurlijk toezicht (art. 248-264); en de bijhorende besluiten en omzendbrieven van de Vlaamse regering; Gelet op de wet van 29.07.1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen; de wet van 11.04.1994 betreffende de openbaarheid van bestuur; het decreet van 26.03.2004 betreffende de openbaarheid van bestuur in de provincies en de gemeenten; het KB van 02.08.1990 houdende het Nieuw Algemeen Reglement op de Gemeentelijke Comptabiliteit; het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Belgisch Staatsblad 17/09/1985), en alle navolgende en desbetreffend terzake geldende regelgeving, m.n. alle wetten, uitvoeringsbesluiten, decreten en KB's; het besluit van de Vlaamse Executieve van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning (VLAREM I - Belgisch Staatsblad 26/061991), en alle navolgende en desbetreffend ter zake geldende regelgeving, m.n. alle wetten, uitvoeringsbesluiten, decreten en KB's; - het besluit van de Vlaamse Regering van 01 juni 1995 (VLAREM II - Belgisch Staatsblad 31/07/1995), houdende algemene en
sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, en alle navolgende en desbetreffend terzake geldende regelgeving, m.n. alle wetten, uitvoeringsbesluiten, decreten en KB's;
Overwegende dat de inrichtingen die ingedeeld staan volgens de indelingslijst aan het VLAREM I, meer specifiek de autobrandstofapparaten, d.i. olie-, benzine- of andere brandstofverdelingsapparaten, welke op het grondgebied van de stad, langs de openbare weg, al dan niet op privéterrein zijn opgesteld en gebruikt worden tot de publieke bevoorrading van aanrijdende auto- en motorvoertuigen, als milieuhinderlijk kunnen worden omschreven; het wenselijk is te ontraden een maximaal aantal verdeelslangen per exploitatie te installeren, teneinde de impact op zowel de buiten als binnen de waterwingebieden en haar beschermingszones gelegen percelen te beperken; het hier klasse - 1 - vergunningsplichtige inrichtingen betreft, ingedeeld cfg. rubriek 17.3.9 van de indelingslijst aan het VLAREM I; Met 20 stemmen voor (CD&V – Open VLD – SP.A) , 6 stemmen tegen (N-VA) en 2 onthoudingen (Groen);
BESLUIT
Art. 1
Er wordt voor de dienstjaren 2014 tot en met 2019 een jaarlijkse belasting geheven op de olie-, benzine- of andere brandstofverdelingsapparaten, welke op het grondgebied van de stad, langs de openbare weg, al dan niet op privé-terrein zijn opgesteld en gebruikt worden tot de publieke bevoorrading van aanrijdende auto- en motorvoertuigen.
Art. 2
De belasting wordt vastgesteld per brandstofslang: a. b.
voor brandstofslangen aan vaste verdelingsapparaten: voor brandstofslangen aan beweegbare verdelingsapparaten:
200,20,-
EUR EUR
Met ‘brandstofslang’ wordt de leiding bedoeld waarmee de brandstof uit het verdelingsapparaat naar het voertuig geleid wordt. Indien er twee of meerdere brandstofslangen in hetzelfde verdelingsapparaat ingebouwd zijn, is de belasting respectievelijk 2 of meerdere malen verschuldigd.
De belasting is niet van toepassing op: a. verdelingsapparaten waarvan de brandstofslangen niet worden gebruikt voor publieke bevoorrading; b. verdelingsapparaten geplaatst in privé-eigendommen (b.v. garages), wanneer geen enkele aanduiding naar buiten is aangebracht die wijst op brandstofverkoop en wanneer deze brandstofslangen niet worden gebruikt voor de publieke bevoorrading van aanrijdende voertuigen. Art. 3
De belasting is onverdeelbaar en voor het ganse jaar verschuldigd, ongeacht de datum van de plaatsing of de datum van de weghaling van de brandstofslangen.
Art. 4
De belasting is verschuldigd door de eigenaar van de belastbare verdelingsapparaten.
Art. 5
De belastingplichtigen zijn verplicht bij het stadsbestuur – dienst Leefmilieu jaarlijks aangifte te doen van de op 1 januari van het belastingjaar in gebruik zijnde brandstofslangen zoals bedoeld onder artikel 2 door middel van een daartoe voorbestemd formulier dat door bovenvermeld bestuur aan de belastingplichtige zal worden ter beschikking gesteld en uiterlijk twee maanden na verzending ingevuld en ondertekend aan het stadsbestuur – dienst Leefmilieu dient terugbezorgd. Indien de belastingplichtige geen aangifteformulier toegestuurd heeft gekregen zoals hierboven vermeld dient hij in deze belasting zelf aangifte te hebben gedaan uiterlijk op 30 september van elk dienstjaar. De administratie stelt op eenvoudig verzoek een formulier ter beschikking. Brandstofslangen die in de loop van het dienstjaar bijgeplaatst worden, dienen aangegeven binnen de 14 dagen na de ingebruikstelling.
Art. 6
Bij gebrek aan aangifte binnen de gestelde termijn, of in geval van onjuiste, onvolledige of onnauwkeurige aangifte, wordt de belasting ambtshalve gevestigd op basis van de gegevens waarover de administratie beschikt. Vooraleer over te gaan tot ambtshalve vaststelling van de belasting, betekent het college aan de belastingplichtige, per aangetekend schrijven, de motieven om gebruik te maken van deze procedure, de elementen waarop de aanslag is gebaseerd, evenals de wijze van bepaling van deze elementen en het bedrag van de belasting. De belastingplichtige beschikt over een termijn van dertig kalenderdagen te rekenen vanaf de derde werkdag die volgt op de verzending van de betekening om zijn opmerkingen schriftelijk voor te dragen.
Art. 7
De belasting wordt ingevorderd bij wege van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het College van Burgemeester en Schepenen en dit ten laatste op 30 juni van het jaar volgend op het aanslagjaar.
Art. 8
De belasting moet betaald worden binnen twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet.
Art. 9
De belastingschuldige kan tegen deze belasting een bezwaar indienen bij het college van burgemeester en schepenen. Het bezwaar moet schriftelijk worden ingediend, gemotiveerd en ondertekend zijn. De indiening moet, op straffe van verval, gebeuren binnen een termijn van drie maanden vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet waarop de bezwaartermijn vermeld staat of vanaf de kennisgeving van de aanslag. Bezwaarschriften kunnen onder dezelfde voorwaarden en binnen dezelfde termijn worden ingediend via een duurzame drager. Het college van burgemeester en schepenen of een personeelslid dat speciaal daarvoor is aangewezen, stuurt binnen de 15 kalenderdagen na de indiening van het bezwaarschrift een ontvangstmelding enerzijds naar de belastingschuldige en, in voorkomend geval, zijn vertegenwoordiger en anderzijds naar de financieel beheerder van de stad. De ontvangstmelding kan via een duurzame drager worden gestuurd.
Art. 10
Dit reglement treedt in werking op 1 januari 2014.
Onderwerp:
BELASTING OP RECLAMEBORDEN
De gemeenteraad, Gelet op het Gemeentedecreet van 15.07.2005, zoals gewijzigd, Titel II, Hfst. I, Afd. III De bevoegdheden van de gemeenteraad (art. 42-43), Titel II, Hfst. II, Afd. III De bevoegdheden van het College van Burgemeester en Schepenen (art. 57-58) Titel VIII, Hfst. I, Bestuurlijk toezicht (art. 248-264); en de bijhorende besluiten en omzendbrieven van de Vlaamse regering; Gelet op de wet van 29.07.1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen; de wet van 11.04.1994 betreffende de openbaarheid van bestuur; het decreet van 26.03.2004 betreffende de openbaarheid van bestuur in de provincies en de gemeenten; het KB van 02.08.1990 houdende het Nieuw Algemeen Reglement op de Gemeentelijke Comptabiliteit; de financiële toestand van de stad; Overwegende de begrotingsnoodwendigheden van de gemeente; Gelet op het voorstel van het college van burgemeester en schepenen om in artikel 6 van het ontwerp van belastingreglement volgend punt toe te voegen: “e) de borden die verenigingen aanwezen voor de aankondiging van eenmalige of jaarlijks wederkerende evenementen” Overwegend dat het aldus aangevulde reglement ter stemming wordt gelegd; Met 20 stemmen voor (CD&V – Open VLD – SP.A) , 6 stemmen tegen (N-VA) en 2 onthoudingen (Groen); BESLUIT Art. 1
Voor de aanslagjaren 2014 tot en met 2019 wordt een jaarlijkse belasting geheven op de reclameborden.
Art. 2
Onder reclameborden wordt verstaan elke constructie in onverschillig welk materiaal, geplaatst langs de openbare weg, of op een plaats in open lucht die zichtbaar is vanaf de openbare weg, waarop reclame wordt aangebracht door aanplakking, vasthechting, schildering of door elk ander middel, met inbegrip van muren of gedeelten van muren en de omheiningen die gehuurd of gebruikt worden om er een reclame op aan te brengen.
Art. 3
De belasting is verschuldigd door de natuurlijke of rechtspersoon die eigenaar of gebruiker is van het reclamebord. Als er geen eigenaar of gebruiker van het bord gekend is, wordt de eigenaar van de grond of van de muur waarop het reclamebord zich bevindt belast.
Art. 4
De belasting is ondeelbaar verschuldigd voor het hele jaar.
Art. 5
De belasting wordt vastgesteld op € 50,00 per m². Per bord wordt elk gedeelte van een m² als een volle m² beschouwd.
Art. 6
Worden van de belasting vrijgesteld:
a) b) c)
de borden, geplaatst door openbare besturen of openbare diensten, voor zover geen winstgevend doel wordt nagestreefd; de borden, alleen gebruikt ter gelegenheid van wettelijk voorziene verkiezingen; de publiciteitsborden van een handelsonderneming, op de plaats zelf waar die onderneming daadwerkelijk gevestigd is of uitgebaat wordt;
d) Art. 7
de borden die gesponsord worden ten voordele van een vereniging (bv. borden op voetbalterreinen zichtbaar van op de openbare weg).
De belastingplichtige ontvangt een aangifteformulier dat door hem, behoorlijk ingevuld en ondertekend, voor de erin vermelde vervaldatum moet worden teruggestuurd. De belastingplichtige die geen aangifteformulier heeft ontvangen, is gehouden uiterlijk op 31 december van het aanslagjaar, aan het gemeentebestuur de voor de aanslag noodzakelijke gegevens ter beschikking te stellen.
Art. 8
Bij gebrek aan aangifte binnen de vastgestelde termijn of bij onjuiste, onvolledige of onnauwkeurige aangifte vanwege de belastingplichtige, kan de belasting ambtshalve ingekohierd worden. Vooraleer wordt overgegaan tot de ambtshalve vaststelling van de belastingaanslag, betekent het college van burgemeester en schepenen aan de belastingplichtige, per aangetekend schrijven, de motieven om gebruik te maken van deze procedure, de elementen waarop de aanslag is gebaseerd evenals de wijze van bepaling van deze elementen en het bedrag van de belasting. De belastingplichtige beschikt over een termijn van dertig kalenderdagen te rekenen van de derde werkdag die volgt op de verzending van die betekening om zijn opmerkingen schriftelijk voor te dragen.
Art. 9
De ambtshalve ingekohierde belasting wordt verhoogd met een bedrag gelijk aan de belasting. Het bedrag van deze verhoging wordt ook ingekohierd.
Art. 10
De belasting wordt ingevorderd door middel van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen.
Art. 11
De belasting moet betaald worden binnen twee maanden na verzending van het aanslagbiljet.
Art. 12
De belastingschuldige kan tegen deze belasting een bezwaar indienen bij het college van burgemeester en schepenen. Het bezwaar moet schriftelijk worden ingediend, gemotiveerd en ondertekend zijn. De indiening moet, op straffe van verval, gebeuren binnen een termijn van drie maanden vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet waarop de bezwaartermijn vermeld staat of vanaf de kennisgeving van de aanslag. Bezwaarschriften kunnen onder dezelfde voorwaarden en binnen dezelfde termijn worden ingediend via een duurzame drager. Het college van burgemeester en schepenen of een personeelslid dat speciaal daarvoor is aangewezen, stuurt binnen de 15 kalenderdagen na de indiening van het bezwaarschrift een ontvangstmelding enerzijds naar de belastingschuldige en, in voorkomend geval, zijn vertegenwoordiger en anderzijds naar de financieel beheerder van de stad. De ontvangstmelding kan via een duurzame drager worden gestuurd.
Art. 13
Dit reglement treedt in werking op 1 januari 2014.
Onderwerp: Belasting op de verspreiding van niet-geadresseerde (reclame)drukwerken en van gelijkgestelde producten 2014-2019
De gemeenteraad, Gelet op het Gemeentedecreet van 15.07.2005, zoals gewijzigd, Titel II, Hfst. I, Afd. III De bevoegdheden van de gemeenteraad (art. 42-43), Titel II, Hfst. II, Afd. III De bevoegdheden van het College van Burgemeester en Schepenen (art. 57-58) Titel VIII, Hfst. I, Bestuurlijk toezicht (art. 248-264); en de bijhorende besluiten en omzendbrieven van de Vlaamse regering; Gelet op: de wet van 29.07.1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen; de wet van 11.04.1994 betreffende de openbaarheid van bestuur; het decreet van 26.03.2004 betreffende de openbaarheid van bestuur in de provincies en de gemeenten; het KB van 02.08.1990 houdende het Nieuw Algemeen Reglement op de Gemeentelijke Comptabiliteit; de financiële toestand van de gemeente; Met 20 stemmen voor (CD&V – Open VLD – SP.A) , 6 stemmen tegen (N-VA) en 2 onthoudingen (Groen); BESLUIT:
Art. 1
Voor de aanslagjaren 2014 tot en met 2019 wordt een belasting geheven op het huis-aan-huis verspreiden van reclamedrukwerk en daarmee gelijkgestelde producten op het grondgebied van de gemeente Aarschot.
Art. 2
Onder reclamedrukwerk wordt verstaan, elke publicatie die er toe strekt bekendheid te geven aan commerciële activiteiten, handelszaken, merknamen en andere elementen, en die erop gericht is een potentieel cliënteel er toe te bewegen gebruik te maken van de diensten en/of producten van de adverteerder. Onder gelijkgestelde producten wordt verstaan de stalen of reclamedragers van gelijk welke aard die aanzetten tot gebruik van het aangeprezen product of de aangeboden dienst. Onder huis-aan-huis-
verspreiding wordt verstaan het systematisch achterlaten van het drukwerk zonder adressering in de brievenbussen van woningen, zonder dat de bestemmeling hiervoor enig initiatief heeft betoond. Art. 3
De belasting is verschuldigd telkenmale er een huis-aan-huis-verspreiding van reclamedrukwerk of een daarmee gelijkgesteld product plaatsvindt.
Art. 4
De belasting wordt vastgesteld als volgt: - voor aanslagjaar 2014: € 2,50 per 100 verspreide exemplaren - voor aanslagjaar 2015: € 2,60 per 100 verspreide exemplaren - voor aanslagjaar 2016: € 2,70 per 100 verspreide exemplaren - voor aanslagjaar 2017: € 3,80 per 100 verspreide exemplaren - voor aanslagjaar 2018: € 3,90 per 100 verspreide exemplaren - voor aanslagjaar 2019: € 4,00 per 100 verspreide exemplaren
Art. 5
De volgende publicaties zijn van de belasting vrijgesteld: - publicaties van publiekrechtelijke personen; - publicaties van socio-culturele en sportverenigingen;
Art. 6 Deze belasting is in eerste instantie verschuldigd door de natuurlijke of rechtspersoon die geldt als verantwoordelijke uitgever of de verspreider van het desbetreffende drukwerk en daarmee gelijkgestelde producten. Indien deze niet gekend is, is de belasting verschuldigd door diegene onder wiens handelsnaam, logo of embleem, de reclame wordt gevoerd. Art. 7
De belastingplichtigen zijn gehouden bij het gemeentebestuur aangifte te doen van de onder artikel 2 bedoelde reclame op het daartoe voorbestemd formulier dat op verzoek aan de belastingplichtige ter beschikking wordt gesteld door het gemeentebestuur. De aangifte dient alle inlichtingen te bevatten nodig voor het vestigen van de aanslag.
Art. 8
De invordering van de belasting geschiedt door middel van een kohier, opgemaakt per semester, dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen.
Art. 9
Bij gebreke van een aangifte of bij onvolledige, onjuiste of onnauwkeurige aangifte wordt de belastingplichtige ambtshalve belast volgens de gegevens waarover het gemeentebestuur beschikt, onverminderd het recht van bezwaar en beroep zoals voorzien in het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van de provincie- en gemeentebelastingen zoals herhaaldelijk gewijzigd.
Art. 10
Vooraleer over te gaan tot de ambtshalve vaststelling van de belasting, wordt de belastingplichtige hiervan aangetekend verwittigd. De belastingplichtige heeft dertig dagen om schriftelijk te reageren en alsnog aangifte in te dienen. Wanneer voor een aanslagjaar de aangifte correct wordt ingediend, wordt geen ambtshalve aanslag gevestigd. Op de ambtshalve vastgestelde belasting zal een verhoging worden toegepast. Deze ambtshalve verhoging bedraagt: 10% bij een eerste overtreding; 25%, 50% en 100% bij respectievelijk een tweede, derde en vierde opeenvolgende overtreding; 200% vanaf een vijfde opeenvolgende overtreding. Het bedrag van deze verhoging wordt ingekohierd.
Art. 11
De belasting moet betaald worden binnen de twee maanden na verzending van het aanslagbiljet.
Art. 12
De belastingschuldige kan tegen deze belasting een bezwaar indienen bij het college van burgemeester en schepenen. Het bezwaar moet schriftelijk worden ingediend, gemotiveerd en ondertekend zijn. De indiening moet, op straffe van verval, gebeuren binnen een termijn van drie maanden vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet waarop de bezwaartermijn vermeld staat of vanaf de kennisgeving van de aanslag. Bezwaarschriften kunnen onder dezelfde voorwaarden en binnen dezelfde termijn worden ingediend via een duurzame drager. Het college van burgemeester en schepenen of een personeelslid dat speciaal daarvoor is aangewezen, stuurt binnen de 15 kalenderdagen na de indiening van het bezwaarschrift een ontvangstmelding enerzijds naar de belastingschuldige en, in voorkomend geval, zijn vertegenwoordiger en anderzijds naar de financieel beheerder van de stad. De ontvangstmelding kan via een duurzame drager worden gestuurd.
Art. 13
Dit reglement treedt in werking op 1 januari 2014.
Onderwerp: BELASTING OP DE VERKROTTING 2014-2019 De gemeenteraad, Gelet op het Gemeentedecreet van 15.07.2005, zoals gewijzigd, Titel II, Hfst. I, Afd. III De bevoegdheden van de gemeenteraad (art. 42-43), Titel II, Hfst. II, Afd. III De bevoegdheden van het College van Burgemeester en Schepenen (art. 57-58) Titel VIII, Hfst. I, Bestuurlijk toezicht (art. 248-264); en de bijhorende besluiten en omzendbrieven van de Vlaamse regering; Gelet op de wet van 29.07.1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen; de wet van 11.04.1994 betreffende de openbaarheid van bestuur; het decreet van 22.12.1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, hierna genoemd het Heffingsdecreet; het decreet van 15.7.1997 houdende de Vlaamse Wooncode, hierna genoemd de Vlaamse Wooncode; het decreet van 26.03.2004 betreffende de openbaarheid van bestuur in de provincies en de gemeenten; het decreet van 30.5.2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen; het decreet van 29.3.2013 houdende wijziging van diverse decreten wat de woonkwaliteitsbewaking betreft, hierna genoemd het Integratiedecreet; het KB van 02.08.1990 houdende het Nieuw Algemeen Reglement op de Gemeentelijke Comptabiliteit; het besluit van de Vlaamse Regering van 2.4.1996 betreffende de heffing ter bestrijding van verkrotting van gebouwen en woningen, hierna genoemd het Heffingsbesluit; het besluit van de Vlaamse Regering van 12.7.2013 betreffende de kwaliteits- en veiligheidsnormen van woningen, hierna genoemd het Integratiebesluit; het gemeentelijk reglement op de inventarisatie van leegstaande woningen en/of gebouwen en de indicaties ter bepaling van leegstand van 14.03.2013, gewijzigd bij besluit van de gemeenteraad van 22.04.2013 en 27.05.2013; het gemeentelijk heffingsreglement op gebouwen en woningen die zijn opgenomen in het leegstandsregister van 27.05.2013; de financiële toestand van de gemeente; de vergaderingen van het lokaal woonoverleg en de stuurgroep van Wonen aan de Demer; Overwegende dat: de heffing van gemeentelijke opcentiemen op de gewestelijke heffing ter bestrijding van verwaarlozing van woningen en gebouwen niet meer wenselijk is ingevolge het arrest van het Hof van Cassatie van 24.5.2012 dat gemeentelijke opcentiemen op een belasting die het KI als berekeningsgrondslag neemt, strijdig acht met artikel 464, 1° van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen; de verkrotting en verwaarlozing van gebouwen en woningen op het grondgebied van de gemeente voorkomen en bestreden moet worden en dat de gemeente derhalve een eigen belasting dient te vestigen op de verwaarloosde woningen en gebouwen en op de ongeschikt en onbewoonbaar verklaarde woningen; artikel 28 van het Heffingsdecreet de opmaak regelt van een gewestelijke inventaris, bestaande uit twee afzonderlijke lijsten van: o ongeschikte en/of onbewoonbare woningen; o verwaarloosde gebouwen en/of woningen. artikel 29 van het Heffingsdecreet omschrijft wanneer een gebouw of woning wordt beschouwd als verwaarloosd en dat de criteria voor beoordeling zijn bepaald in artikel 5 van het uitvoeringsbesluit; verwaarloosde woningen en gebouwen worden opgenomen in de inventaris overeenkomstig artikel 32 van het Heffingsdecreet. Gemeenten delen aan de inventarisbeheerder mee welke gebouwen en woningen op haar grondgebied verwaarloosd zijn. De inventarisbeheerder neemt het gebouw of de woning op in de inventarislijst, na de vaststelling in een administratieve akte en na afhandeling van het eventueel bezwaar van de houder van het zakelijk recht; ongeschikt en onbewoonbaar verklaarde woningen worden opgenomen in de inventaris overeenkomstig artikel 34 van het Heffingsdecreet. De burgemeester neemt een besluit tot ongeschikt- en onbewoonbaarverklaring na toepassing van de procedure vermeld in artikel 15 van de Vlaamse Wooncode. De inventarisbeheerder neemt de woning op in de inventarislijst van ongeschikte en/of onbewoonbare woningen op datum van het besluit tot ongeschikt- en onbewoonbaarverklaring van de burgemeester. De opname op de inventaris wordt vermeld in het besluit van de burgemeester. Dat besluit geldt als registratieattest; artikel 34bis van het Heffingsdecreet de procedure regelt die de houder van het zakelijk recht dient te volgen indien hij beroep wenst in te stellen tegen de opname van een woning of gebouw in de inventaris. Het beroep wordt ingediend na ontvangst van het registratieattest; de gemeente overeenkomstig artikel 28, §2 van het Heffingsdecreet een uittreksel ontvangt van de in de inventaris geregistreerde gebouwen en/of woningen die zich op haar grondgebied bevinden, met vermelding van de gebouwen en/of woningen waarop een gewestelijke heffing werd geïnd; de vaststelling van ongeschikt- en/of onbewoonbaarheid van woningen degelijk en omvattend is geregeld in de Vlaamse Wooncode, het Integratiedecreet en het Integratiebesluit, terwijl de vaststelling van verwaarlozing van woningen en gebouwen geregeld is in het Heffingsdecreet en het Heffingsbesluit en dit voor gans het grondgebied van het Vlaamse Gewest, de inventaris van verwaarloosde gebouwen en woningen en ongeschikte en onbewoonbare woningen tot stand komt met medewerking van de gemeenten; de gewestelijke reglementering voorziet in uitgewerkte beroepsprocedures tegen zowel de vaststellingen van ongeschikt- en/of onbewoonbaarheid en verwaarlozing als de opname in de gewestelijke inventaris; het derhalve verantwoord is dat de gemeente gebruik maakt van de bestaande gewestelijke inventaris van ongeschikte en/of onbewoonbare woningen en verwaarloosde woningen en gebouwen voor de vestiging van een eigen gemeentebelasting; het niet wenselijk is om voor eenzelfde pand dat opgenomen is in zowel het leegstandsregister als de gewestelijke inventaris van verkrotting, een dubbele belasting te heffen; Met 22 stemmen voor (CD&V – Open VLD – SP.A – Groen),
/ stemmen tegen en 6 onthoudingen (N-VA);
BESLUIT Artikel 1: Belastbaar feit §1. Voor de aanslagjaren 2014 tot en met 2019 wordt een jaarlijkse belasting geheven op verwaarloosde gebouwen en verwaarloosde, ongeschikte en onbewoonbare woningen gelegen op het grondgebied van de stad. Onder verwaarloosde woningen en gebouwen en ongeschikte en onbewoonbare woningen wordt verstaan de gebouwen en woningen opgenomen in de inventaris, bedoeld in artikel 28, §2, eerste lid van het heffingsdecreet. § 2. De belasting is voor het eerst verschuldigd vanaf het ogenblik dat die woning of dat gebouw gedurende twaalf opeenvolgende maanden is opgenomen in de inventaris. Zolang het gebouw of de woning niet uit de inventaris is geschrapt, is de belasting van het aanslagjaar verschuldigd op het ogenblik dat een nieuwe termijn van twaalf maanden verstrijkt. Artikel 2: Belastingplichtige § 1. De belasting is verschuldigd door de houder van het zakelijk recht betreffende de woning of het gebouw op het ogenblik dat de belasting van het aanslagjaar verschuldigd wordt. Ingeval er een recht van opstal, erfpacht of vruchtgebruik bestaat, is de belasting verschuldigd door de houder van dat zakelijk recht van opstal, van erfpacht of van vruchtgebruik op het ogenblik dat de belasting van het aanslagjaar verschuldigd wordt. § 2. Ingeval van mede-eigendom zijn de mede-eigenaars hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de totale belastingschuld. Ingeval er meerdere andere houders zijn van een zakelijk recht zijn deze eveneens hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de totale belastingschuld. § 3. De overdrager van het zakelijk recht moet de verkrijger ervan in kennis stellen dat het goed is opgenomen in de inventaris. Tevens moet hij per aangetekend schrijven een kopie van de notariële akte bezorgen aan de stad, binnen twee maanden na het verlijden van de notariële akte. Deze kopie bevat minstens de volgende gegevens: 1) Naam en adres van de verkrijger van het zakelijk recht en zijn eigendomsaandeel; 2) Datum van de akte, naam en standplaats van de notaris; 3) Nauwkeurige aanduiding van de overgedragen woning of het gebouw. Bij ontstentenis van deze kennisgeving wordt de overdrager van een zakelijk recht, in afwijking van §1, als belastingschuldige beschouwd voor de eerstvolgende belasting die na de overdracht van het zakelijk recht wordt gevestigd. Artikel 3: De belasting § 1. De belasting bedraagt: € 1.300 voor een gebouw of eengezinswoning; € 100 voor een kamer of studentenkamer in de zin van artikel 2 van het decreet van 4 februari 1997 houdende de kwaliteits- en veiligheidsnormen voor kamers en studentenkamers; € 400 voor elke andere woning, kamer of studentenkamer. § 2. De belasting wordt verhoogd met 100 % per bijkomende nieuwe termijn van twaalf maanden dat het gebouw of de woning op de inventaris staat. De maximale vermeerdering bedraagt 400%. Dit wil zeggen dat na de vierde termijn van twaalf opeenvolgende maanden, voor elke volgende opeenvolgende termijn van twaalf maanden dat het gebouw of de woning op de inventaris staat, de bedragen van de vierde termijn worden gehanteerd. § 3. Woningen en gebouwen worden belast volgens de anciënniteit die ze opgebouwd hebben binnen de gewestelijke inventaris van onbewoonbaarheid en ongeschiktheid of de gewestelijke inventaris van verwaarlozing. Artikel 4: Vrijstelling van belasting § 1.Van de belasting is vrijgesteld (persoonsgebonden vrijstellingen): 1° de houder van het zakelijk recht die de woning of het gebouw uitsluitend gebruikt als hoofdverblijfplaats en over geen enkele andere woning beschikt; 2° de belastingplichtige die sinds minder dan twee jaar zakelijk gerechtigde is van het gebouw of de woning, met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt voor het heffingsjaar volgend op het verkrijgen van het zakelijk recht. § 2. Een vrijstelling wordt verleend indien het gebouw of de woning (objectgebonden vrijstelling): 1° gelegen is binnen de grenzen van een door de bevoegde overheid goedgekeurd onteigeningsplan; 2° geen voorwerp meer kan uitmaken van een stedenbouwkundige vergunning omdat een voorlopig of definitief onteigeningsplan is vastgesteld; 3° krachtens decreet beschermd is als monument, of opgenomen is op een bij besluit vastgesteld ontwerp van lijst tot bescherming als monument; 4° vernield werd ten gevolge van een door de bevoegde overheid erkende ramp, met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt gedurende een periode van drie jaar volgend op de datum van de vernieling of beschadiging;
5° wordt gerenoveerd blijkens een niet vervallen stedenbouwkundige vergunning. Deze vrijstelling geldt gedurende een termijn van 2 jaar volgend op het uitvoerbaar worden van de stedenbouwkundige vergunning. Een verlenging van 1 jaar is éénmaal mogelijk, mits indienen van een renovatiedossier zoals in 5° omschreven; 6° wordt gerenoveerd zonder dat er een stedenbouwkundige vergunning is vereist. In dit geval moet er een renovatiedossier worden voorgelegd dat minstens volgende elementen bevat: a) een plan of tekening en enkele foto’s van de bestaande toestand van het te renoveren gedeelte; b) een plan of tekening van de toestand na renovatie als deze verschillend is van a; c) een overzicht van de niet stedenbouwkundig vergunningsplichtige werken die worden uitgevoerd; d) een raming van de kosten, vergezeld van offertes en / of facturen van reeds uitgevoerde werken; e) een gedetailleerd tijdschema dat aangeeft wanneer de werken worden uitgevoerd. De aanvrager geeft toelating om het pand en de geplande en uitgevoerde werken te controleren. De bevoegde overheid kan de aanvraag weigeren wanneer de bedoelde werken en investeringen onvoldoende zijn om 1 jaar te duren en / of wanneer de woning na de werken nog niet zou voldoen aan de normen van de Vlaamse Wooncode. Deze vrijstelling geldt voor een periode van 1 jaar en is tweemaal aaneensluitend verlengbaar voor telkens 1 jaar. De aanvraag voor een eerste en tweede verlenging dient te gebeuren voor het verstrijken van de lopende vrijstelling. De aanvrager voegt bij de verlengingsaanvraag: a) één of meer facturen van maximum 1 jaar oud die betrekking heeft of hebben op de uitgevoerde renovatiewerken; b) in geval punt e. van bovenstaande paragraaf niet meer realiseerbaar is: een verantwoording waaruit blijkt dat de werken niet konden worden afgerond en een aangepast tijdsschema. 7° het voorwerp uitmaakt van een overeenkomst met het oog op renovatie-, verbeterings- of aanpassingswerkzaamheden in de zin van artikel 18, § 2, van de Vlaamse Wooncode; 8° in eigendom is van een sociale huisvestingsmaatschappij en zij hiervoor een door de VMSW goedgekeurd voorontwerp kan voorleggen; 9° opgenomen is in het gemeentelijk leegstandsregister en er hiervoor een belasting betaald wordt door de zakelijk gerechtigde; Artikel 5: Wijze van inning De belasting wordt ingevorderd bij wege van een kohier dat wordt vastgesteld en uitvoerbaar verklaard door het college van burgemeester en schepenen. Artikel 6: Aanvragen van een vrijstelling De aanvraag tot vrijstelling van heffing dient te gebeuren voor het verstrijken van de eerste of een volgende termijn van twaalf maanden na datum van opname in de inventaris van ongeschikte en/of onbewoonbare woningen of de inventaris van verwaarloosde gebouwen en/of woningen.. Eens de verjaardag van de inventarisatiedatum is verlopen, kan de gemeente overgaan tot het invorderen van de heffing. In dit stadium kan voor de voorbije termijn geen vrijstelling van heffing meer worden aangevraagd, maar kan er enkel nog bezwaar tegen de belasting worden ingediend zoals beschreven in artikel 8. Aanvragen tot vrijstelling worden, vergezeld van de nodige bewijsstukken, via beveiligde zending bezorgd aan het College van Burgemeester en Schepenen. Bij het laattijdig aanspraak maken op een vrijstelling, d.w.z. na de verjaardag van de inventarisatiedatum via een bezwaar tegen de belasting, zal er een administratieve boete opgelegd worden van 80 euro. Artikel 7: Betaaltermijn De belasting moet betaald worden binnen twee maanden na verzending van het aanslagbiljet. Artikel 8: Bezwaarprocedure De belastingschuldige kan bezwaar indienen tegen deze belasting bij het college van burgemeester en schepenen. Het bezwaar moet, op straffe van nietigheid, schriftelijk worden ingediend en worden gemotiveerd. De indiening moet, op straffe van verval, gebeuren binnen een termijn van drie maanden vanaf de derde kalenderdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet waarop de bezwaartermijn vermeld staat of vanaf de kennisgeving van de aanslag. Bezwaarschriften kunnen onder zelfde voorwaarden en binnen dezelfde termijn worden ingediend via een duurzame drager. Het college van burgemeester en schepenen of een personeelslid dat speciaal daarvoor is aangewezen, stuurt binnen vijftien kalenderdagen na de indiening van het bezwaarschrift een ontvangstmelding enerzijds naar de belastingschuldige en, in voorkomend geval, zijn vertegenwoordiger en anderzijds naar de financieel beheerder van de stad. De ontvangstmelding kan via een duurzame drager worden gestuurd.
Artikel 9: Dit reglement treedt in werking op 1 januari 2014.
Onderwerp: BELASTING OP GEBOUWEN EN WONINGEN DIE ZIJN OPGENOMEN IN HET LEEGSTANDSREGISTER 2014-2019 De gemeenteraad, Gelet op het Gemeentedecreet van 15.07.2005, zoals gewijzigd, Titel II, Hfst. I, Afd. III De bevoegdheden van de gemeenteraad (art. 42-43), Titel II, Hfst. II, Afd. III De bevoegdheden van het College van Burgemeester en Schepenen (art. 57-58) Titel VIII, Hfst. I, Bestuurlijk toezicht (art. 248-264); en de bijhorende besluiten en omzendbrieven van de Vlaamse regering; Gelet op: de wet van 29.07.1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen; de wet van 11.04.1994 betreffende de openbaarheid van bestuur; het decreet van 4 februari 1997 en latere wijzigingen houdende de kwaliteitsnormen en veiligheidsnomen voor kamers en studentenkamers; het decreet van 15 juli 1997 en latere wijzigingen houdende de Vlaamse Wooncode; het decreet van 26.03.2004 betreffende de openbaarheid van bestuur in de provincies en de gemeenten; het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en op de omzendbrief BB2008/7 van 18 juli inzake het decreet; het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid en latere wijzigingen; het KB van 02.08.1990 houdende het Nieuw Algemeen Reglement op de Gemeentelijke Comptabiliteit; het besluit van de Vlaamse regering van 10 juli 2009 houdende nadere regels betreffende het leegstandsregister en houdende wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 2 april 1996 betreffende de heffing ter bestrijding van leegstand en verkrotting van gebouwen en / of woningen; het gemeentelijk reglement van 14 maart 2011 gewijzigd bij besluit van de gemeenteraad van 22 april 2013 en 27 mei 2013 op de inventarisatie van leegstaande woningen en / of gebouwen en indicaties ter bepaling van leegstand; de beslissing van de gemeenteraad van 27 mei 2013 houdende het heffingsreglement op gebouwen op gebouwen en woningen die zijn opgenomen in het leegstandsregister; de bespreking binnen het lokaal woonoverleg van de stad Aarschot op 11 december 2013. Overwegende dat: op basis van het decreet grond- en pandenbeleid gemeenten vanaf 1 januari 2010 verplicht zijn een register van leegstaande gebouwen en woningen bij te houden (leegstandsregister) en de gemeenteraden autonoom gemachtigd zijn tot het heffen van een leegstandsheffing op gebouwen en woningen die zijn opgenomen in het leegstandsregister; het wenselijk is het op het grondgebied van Aarschot beschikbare patrimonium voor wonen optimaal te benutten en zodoende betaalbare woningen na te streven; in het grond- en pandendecreet en in de Vlaamse Wooncode de gemeente naar voren wordt geschoven als coördinator van het woonbeleid, als actor die het dichtst bij haar inwoners staat; een effectieve bestrijding van de leegstand in Aarschot noodzakelijk is; het een streefdoel is om zoveel mogelijk woningen en kamers van goede kwaliteit voor wonen te kunnen gebruiken; het lokaal woonoverleg een positief advies uitbracht over het invoeren van een heffingsreglement leegstand. Met 22 stemmen voor (CD&V – Open VLD – SP.A - Groen) , / stemmen tegen en 6 onthoudingen (N-VA)
BESLUIT( ter vervanging van de beslissing van de gemeenteraad van 27 mei 2013 houdende het heffingsreglement op gebouwen op gebouwen en woningen die zijn opgenomen in het leegstandsregister)
Artikel 1. Algemene bepalingen § 1. Er wordt voor de aanslagjaren 2014 tot en met 2019 een jaarlijkse gemeentebelasting gevestigd op de woningen en gebouwen die gedurende minstens twaalf opeenvolgende maanden zijn opgenomen in het gemeentelijk leegstandsregister, waarvan de nadere regels zijn vastgelegd in de gemeenteraadsbeslissing van 14 maart 2011 gewijzigd bij besluit van de gemeenteraad van 22 april 2013 en 27 mei 2013 betreffende de inventarisatie van leegstaande woningen en / of gebouwen en indicaties ter bepaling van leegstand. § 2. Definities Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder: 1. Inventarisatiedatum: de datum waarop het gebouw en/of woning en/of kamers voor de eerste maal in het leegstandsregister wordt opgenomen. Dit is tevens de datum van de akte en referentiepunt om de verjaardag te bepalen; 2. Verjaardag: het verstrijken van de eerste of een volgende termijn van twaalf maanden sinds de inventarisatiedatum; 3. Zakelijk gerechtigde: de houder van een van de volgende zakelijke rechten: a. de volle eigendom; b. het recht van opstal of van erfpacht; c. het vruchtgebruik; 4. Gebouw: elk bebouwd onroerend goed, dat zowel het hoofdgebouw als de bijgebouwen omvat, met uitsluiting van de bedrijfsruimten. Een bedrijfsruimte wordt in artikel 2, 1°, van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten als volgt gedefinieerd: de verzameling van alle percelen met
5. 6. 7. 8.
9. 10. 11. 12.
13.
14.
15.
een oppervlakte van minstens 5 are, waarop zich minstens 1 bedrijfsgebouw bevindt, als één geheel te beschouwen en waar de economische activiteit heeft plaatsgevonden of plaatsvindt; Woning: elk onroerend goed of deel ervan dat hoofdzakelijk bestemd is voor de huisvesting van een gezin of alleenstaande vermeld in artikel 2, § 1, eerste lid, 31°, van de Vlaamse Wooncode; Eengezinswoning: elk bebouwd onroerend goed dat hoofdzakelijk bestemd is voor de huisvesting van één gezin of één alleenstaande, waarin zich geen andere woningen bevinden; Pand: een gebouw of een woning; Kamer: woning waarin één of meer van de volgende voorzieningen ontbreken: wc, bad of douche, kookgelegenheid, en waarvan de bewoners voor deze voorzieningen afhankelijk zijn van de gemeenschappelijke ruimten in of aansluitend bij het gebouw waarvan de woning deel uitmaakt; Studentenkamer: elke individuele kamer in een studenten- of studentengemeenschapshuis; Studentenhuis: elk gebouw of deel van een gebouw waarin één of meer kamers worden te huur gesteld of verhuurd aan één of meer studenten, met inbegrip van de gemeenschappelijke ruimtes; Studentengemeenschapshuis: elk gebouw of deel van een gebouw dat door één of meer personen integraal wordt gehuurd en (onder)verhuurd aan één of meer studenten; Beveiligde zending: één van de hiernavolgende betekeningswijzen: a. een aangetekend schrijven; b. een afgifte tegen ontvangstbewijs; c. elke andere door de Vlaamse Regering toegelaten betekeningswijze waarbij de datum van kennisgeving met zekerheid kan worden vastgesteld. Leegstaand gebouw: een gebouw dat voor meer dan 50% van de totale vloeroppervlakte niet overeenkomstig de functie van het gebouw wordt aangewend gedurende een termijn van ten minste 12 opeenvolgende maanden. Daarbij wordt geen rekening gehouden met woningen die deel uitmaken van het gebouw. De functie van het gebouw is deze die overeenstemt met een voor het gebouw of gedeelten daarvan afgeleverde stedenbouwkundige vergunning, melding in de zin van artikel 94 van het decreet Ruimtelijke Ordening, milieuvergunning of melding in de zin van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning. Bij een gebouw waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning of melding voorhanden is, of waarvan de functie niet duidelijk uit een vergunning of melding blijkt, wordt deze functie afgeleid uit het gewoonlijk gebruik van het gebouw voorafgaand aan het vermoeden van leegstand, zoals blijkt uit de aangiften, akten of bescheiden. Een gebouw dat in hoofdzaak gediend heeft voor een economische activiteit, zoals bedoeld in artikel 2 van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten, wordt niet beschouwd als leegstand zolang de oorspronkelijke beoefenaar van deze activiteit een gedeelte van het gebouw bewoont en dat gedeelte niet afsplitsbaar is. Een gedeelte is eerst afsplitsbaar indien het na sloping van de overige gedeelten kan worden beschouwd als een afzonderlijke woning die voldoet aan de bouwfysische vereisten. Leegstaande woning: een woning die gedurende een termijn van ten minste 12 opeenvolgende maanden niet aangewend wordt in overeenstemming met: hetzij de woonfunctie; hetzij elke andere door de Vlaamse Regering omschreven functie die een effectief en niet-occasioneel gebruik van de woning met zich meebrengt. Leegstaande kamer: een kamer die gedurende een termijn van 12 opeenvolgende maanden niet aangewend wordt in overeenstemming met de woonfunctie of in overeenstemming met een andere door de Vlaamse Regering vastgestelde functie die een effectief niet-occasioneel gebruik met zich meebrengt.
Artikel 2. Belastingplichtige § 1. De belasting is verschuldigd door de zakelijk gerechtigde van het leegstaande gebouw of de leegstaande woning op de verjaardag van inventarisatiedatum. § 2. Als er meerdere zakelijk gerechtigden zijn, zijn deze hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de totale belastingschuld, dit wil zeggen dat het volledige bedrag van de belasting bij één van hen kan worden opgeëist. § 3. Bij overdracht van het zakelijk recht, bijvoorbeeld bij een verkoop, moet de overdrager de verkrijger op de hoogte brengen van de opname van het pand in het leegstandsregister. Daarnaast moet de overdrager van het zakelijk recht de gemeente per aangetekend schrijven een kopie van de notariële akte bezorgen, en dit binnen twee maanden na het verlijden van deze akte. De kopie bevat minstens de volgende gegevens: naam en adres van de verkrijger van het zakelijk recht en zijn eigendomsaandeel en de aard van het zakelijk recht dat wordt overgedragen; datum van de akte, naam en standplaats van de notaris; nauwkeurige aanduiding van de overgedragen woning of het gebouw, dit wil zeggen: het adres en kadastraal nummer van het overgedragen goed en de oppervlakte. Als de overdrager van het zakelijk recht nalaat deze kennisgevingen te doen, wordt hij, in afwijking van § 1, als belastingschuldige beschouwd voor de eerstvolgende belasting na de overdracht.
Artikel 3. Belasting § 1. De belasting voor een leegstaande woning of een leegstaand gebouw is de eerste maal verschuldigd op het moment dat die woning of dat gebouw gedurende twaalf opeenvolgende maanden is opgenomen in het leegstandsregister. Hierbij wordt vertrokken van de datum van de akte. Zolang het leegstaand gebouw of de leegstaande woning niet uit het leegstandsregister werd geschrapt, is de belasting van het aanslagjaar verschuldigd telkens een nieuwe termijn van twaalf maanden verstrijkt na datum van opname in het leegstandsregister. § 2. Panden die voor 1 januari 2010 waren opgenomen in de gewestelijke leegstandsinventaris behouden hun anciënniteit en zullen aan een verhoogd tarief belast worden. § 3. De belasting van een gebouw of een woning die voor een eerste termijn van twaalf opeenvolgende maanden in het leegstandsregister staat bedraagt: € 1.300 voor een gebouw of eengezinswoning; € 100 voor een individuele kamer of studentenkamer zoals gedefinieerd in artikel 1; € 400 voor elke andere woning, kamer of studentenkamer;
§4. Per bijkomende termijn van twaalf maanden dat het gebouw of de woning in het leegstandsregister staat, wordt de belasting vermeerderd met 100%. De maximale vermeerdering bedraagt 400%. Dit wil zeggen dat na de vierde termijn van twaalf opeenvolgende maanden, voor elke volgende opeenvolgende termijn van twaalf maanden dat het gebouw of de woning in het leegstandsregister staat, de bedragen van de vierde termijn worden gehanteerd.
Artikel 4. Vrijstelling van belasting § 1. Van de leegstandsheffing is vrijgesteld (persoonsgebonden vrijstellingen): 1° de belastingplichtige die met betrekking tot geen enkele andere woning dan de leegstaande woning een zakelijk recht heeft. Deze vrijstelling geldt maximum 3 jaar volgend op de datum van de eigendomsakte; 2° de belastingplichtige die in een erkende ouderenvoorziening of een instelling erkend door het Vlaams Agentschap voor personen met een handicap verblijft of voor minstens één jaar werd opgenomen in een psychiatrische instelling. Deze vrijstelling geldt maximum 3 jaar volgend op de datum van opname in de voorziening. De belastingplichtige kan een persoonsgebonden vrijstelling, zoals opgesomd in § 1, slechts éénmaal aanvragen, en dit voor slechts één woning. Personen die zich in een situatie bevinden zoals omschreven in 2° dienen een bewijs van verblijf voor te leggen dat wordt geleverd door de voorziening respectievelijk de instelling of het ziekenhuis waar de belastingplichtige verblijft. § 2. een vrijstelling wordt verleend indien het gebouw of de woning (objectgebonden vrijstellingen): 1° binnen de grenzen van een door de bevoegde overheid goedgekeurd onteigeningsplan is gelegen; 2° geen voorwerp meer kan uitmaken van een stedenbouwkundige vergunning omdat een voorlopig of definitief onteigeningsplan is vastgesteld; 3° werd vernield ten gevolge van een door de bevoegde overheid erkende ramp. Deze vrijstelling geldt gedurende een periode van 3 jaar volgend op de datum van de vernieling of beschadiging; 4° wordt gerenoveerd blijkens een niet vervallen stedenbouwkundige vergunning. Deze vrijstelling geldt gedurende een termijn van 2 jaar volgend op het uitvoerbaar worden van de stedenbouwkundige vergunning. Een verlenging van 1 jaar is éénmaal mogelijk, mits indienen van een renovatiedossier zoals in 5° omschreven; 5° wordt gerenoveerd zonder dat er een stedenbouwkundige vergunning is vereist. In dit geval moet er een renovatiedossier worden voorgelegd dat minstens volgende elementen bevat: a. een plan of tekening en enkele foto’s van de bestaande toestand van het te renoveren gedeelte; b. een plan of tekening van de toestand na renovatie als deze verschillend is van a; c. een overzicht van de niet stedenbouwkundig vergunningsplichtige werken die worden uitgevoerd; d. een raming van de kosten, vergezeld van offertes en / of facturen van reeds uitgevoerde werken; e. een gedetailleerd tijdschema dat aangeeft wanneer de werken worden uitgevoerd. De aanvrager geeft toelating om het pand en de geplande en uitgevoerde werken te controleren. De bevoegde overheid kan de aanvraag weigeren wanneer de bedoelde werken en investeringen onvoldoende zijn om 1 jaar te duren en / of wanneer de woning na de werken nog niet zou voldoen aan de normen van de Vlaamse wooncode. Deze vrijstelling geldt voor een periode van 1 jaar en is tweemaal aaneensluitend verlengbaar voor telkens 1 jaar. De aanvraag voor een eerste en tweede verlenging dient te gebeuren voor het verstrijken van de lopende vrijstelling. De aanvrager voegt bij de verlengingsaanvraag: a. één of meer facturen van maximum 1 jaar oud die betrekking heeft of hebben op de uitgevoerde renovatiewerken; b. in geval punt e. van bovenstaande paragraaf niet meer realiseerbaar is: een verantwoording waaruit blijkt dat de werken niet konden worden afgerond en een aangepast tijdsschema. 6° wordt ingehuurd en gerenoveerd door de gemeente, het OCMW of een sociale woonorganisatie, zoals bedoeld in artikel 18, § 2 van de Vlaamse Wooncode; 7° krachtens decreet beschermd is als monument, of opgenomen is op een bij besluit vastgesteld ontwerp van lijst tot bescherming als monument; 8° wordt gebruikt als noodwoning van het OCMW of de gemeente of als LOI-woning (lokaal opvanginitiatief voor asielzoekers); 9° in eigendom is van een sociale huisvestingsmaatschappij en zij hiervoor een door de VMSW goedgekeurd voorontwerp kan voorleggen; 10° opgenomen is in de gewestelijke inventaris van ongeschiktheid en onbewoonbaarheid of de gewestelijke inventaris van verwaarlozing en er hiervoor een gemeentelijke belasting betaald wordt door de zakelijk gerechtigde conform het gemeentelijk belastingreglement. § 3. voor de bepalingen in § 1 en § 2 geldt dat de vrijstelling van heffing geen impact heeft op de opname van het gebouw of de woning in het leegstandsregister: de anciënniteit van opname in het leegstandsregister blijft doorlopen tijdens de periode van vrijstelling. Dit betekent dat wanneer de reden tot vrijstelling komt weg te vallen, de heffing zal worden berekend op basis van de inventarisatiedatum. Indien er meerdere zakelijk gerechtigden zijn van een woning of gebouw en er aan één van de zakelijk gerechtigden een vrijstelling wordt toegekend, geldt de vrijstelling voor alle zakelijk gerechtigden, zelfs al hebben deze anderen geen aanvraag tot vrijstelling ingediend. § 4. Vrijstellingen en schorsingen die door Wonen Vlaanderen werden toegestaan vervallen. De zakelijk gerechtigde kan een nieuwe vrijstelling aanvragen binnen het kader van dit reglement.
Artikel 5. Aanvragen van een vrijstelling De aanvraag tot vrijstelling van heffing dient te gebeuren voor het verstrijken van de eerste of een volgende termijn van twaalf maanden na datum van opname in het leegstandsregister. Eens de verjaardag van de inventarisatiedatum is verlopen, kan de gemeente overgaan tot het invorderen van de heffing. In dit stadium kan voor de voorbije termijn geen vrijstelling van heffing meer worden aangevraagd, maar kan er enkel nog bezwaar tegen de belasting worden ingediend zoals beschreven in artikel 8. Een aanvraag tot vrijstelling van heffing mag niet verward worden met een beroep tegen opname of met een aanvraag tot schrapping uit het leegstandsregister. Aanvragen tot vrijstelling worden, vergezeld van de nodige bewijsstukken, via beveiligde zending bezorgd aan het College van Burgemeester en Schepenen. Bij het laattijdig aanspraak maken op een vrijstelling, d.w.z. na de verjaardag van de inventarisatiedatum via een bezwaar tegen de belasting, zal er een administratieve boete opgelegd worden van 80 euro.
Artikel 6. Inkohiering De belasting wordt ingevorderd bij wege van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het College van Burgemeester en Schepenen en dit ten laatste op 30 juni van het jaar volgend op het jaar waarvoor de belasting is verschuldigd.
Artikel 7. De belasting moet betaald worden binnen twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet.
Artikel 8. Bezwaar tegen belasting De belastingschuldige kan bezwaar indienen tegen deze belasting bij het college van burgemeester en schepenen. Het bezwaar moet, op straffe van nietigheid, schriftelijk worden ingediend en worden gemotiveerd. De indiening moet, op straffe van verval, gebeuren binnen een termijn van drie maanden vanaf de derde kalenderdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet waarop de bezwaartermijn vermeld staat of vanaf de kennisgeving van de aanslag. Bezwaarschriften kunnen onder zelfde voorwaarden en binnen dezelfde termijn worden ingediend via een duurzame drager. Het college van burgemeester en schepenen of een personeelslid dat speciaal daarvoor is aangewezen, stuurt binnen vijftien kalenderdagen na de indiening van het bezwaarschrift een ontvangstmelding enerzijds naar de belastingschuldige en, in voorkomend geval, zijn vertegenwoordiger en anderzijds naar de financieel beheerder van de stad. De ontvangstmelding kan via een duurzame drager worden gestuurd.
Artikel 9. Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, zijn de bepalingen van titel VII (Vestiging en invordering van de belastingen), hoofdstukken 1, 3, 4, 6 tot en met 9 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen en de artikelen 126 tot 175 van het uitvoeringsbesluit van dit Wetboek van toepassing voor zover dit niet specifiek de belastingen op de inkomsten betreft.
Artikel 10. Afschrift van dit reglement wordt aan de Hogere Overheid en de coördinator van Wonen aan de Demer overgemaakt.
Artikel 11. Dit reglement treedt in werking op 1 januari 2014.
Onderwerp : RETRIBUTIE OP HET GEBRUIK VAN ELEKTRICITEIT TER GELEGENHEID VAN MARKTEN De Gemeenteraad, in openbare zitting, Gelet op het Gemeentedecreet van 15.07.2005, zoals gewijzigd, Titel II, Hfst. I, Afd. III De bevoegdheden van de gemeenteraad (art. 42-43), Titel II, Hfst. II, Afd. III De bevoegdheden van het College van Burgemeester en Schepenen (art. 57-58) Titel VIII, Hfst. I, Bestuurlijk toezicht (art. 248-264); en de bijhorende besluiten en omzendbrieven van de Vlaamse regering; Gelet op: de wet van 29.07.1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen; de wet van 11.04.1994 betreffende de openbaarheid van bestuur; het decreet van 26.03.2004 betreffende de openbaarheid van bestuur in de provincies en de gemeenten; het KB van 02.08.1990 houdende het Nieuw Algemeen Reglement op de Gemeentelijke Comptabiliteit; Gelet op de beslissing van de gemeenteraad dd. 10 december 2012 houdende retributie op het gebruik van elektriciteit ter gelegenheid van markten 2013; Gelet op het voorstel om de tarieven te verhogen met 0,98% naar analogie met de evolutie van de gezondheidsindex; Gelet op de financiële toestand van de gemeente; Met 20 stemmen voor (CD&V – Open VLD – SP.A) , /
stemmen tegen en 8 onthoudingen (N-VA – Groen);
BESLUIT : Art. 1. - Er wordt vanaf 1 januari 2014 een retributie gevestigd op het gebruik van elektriciteit ter gelegenheid van markten. Art. 2. - De retributie is verschuldigd door de gebruiker van de elektriciteit ter gelegenheid van markten. Art. 3. - De retributie wordt vastgesteld op 26,5 EUR per kwartaal. Het bedrag is gekoppeld aan de evolutie van de gezondheidsindex en stemt overeen met de gezondheidsindex van de maand november 2013. Deze bedroeg 121,12 (gezondheidsindex 2004 = 100). Ze worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan het gezondheidsindexcijfer van de maand november die aan de aanpassing voorafgaat.
Het bedrag na indexering zal worden afgerond naar de hogere tien cent. Art. 4. - Voor het verwerven van het elektriciteitsverbruik, ter gelegenheid van markten, is een abonnement vereist. De abonnementen worden toegekend voor een duur van 1 jaar.
Onderwerp : RETRIBUTIE VOOR HET GEBRUIK VAN VASTE ELEKTRICITEITSKASTEN VOOR MANIFESTATIES VAN KORTE DUUR De Gemeenteraad in openbare zitting, Gelet op het Gemeentedecreet van 15.07.2005, zoals gewijzigd, Titel II, Hfst. I, Afd. III De bevoegdheden van de gemeenteraad (art. 42-43), Titel II, Hfst. II, Afd. III De bevoegdheden van het College van Burgemeester en Schepenen (art. 57-58) Titel VIII, Hfst. I, Bestuurlijk toezicht (art. 248-264); en de bijhorende besluiten en omzendbrieven van de Vlaamse regering;
-
Gelet op: de wet van 29.07.1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen; de wet van 11.04.1994 betreffende de openbaarheid van bestuur; het decreet van 26.03.2004 betreffende de openbaarheid van bestuur in de provincies en de gemeenten; het KB van 02.08.1990 houdende het Nieuw Algemeen Reglement op de Gemeentelijke Comptabiliteit; Gelet op de beslissing van de gemeenteraad dd. 10 december 2012 houdende retributie voor het gebruik van vaste elektriciteitskasten voor manifestaties van korte duur; Gelet op het voorstel om de tarieven te verhogen met 0,98% naar analogie met de evolutie van de gezondheidsindex; Gelet op de financiële toestand van de gemeente; Met 20 stemmen voor (CD&V – Open VLD – SP.A) , /
stemmen tegen en 8 onthoudingen (N-VA – Groen);
BESLUIT : Artikel 1 : Er wordt vanaf 1 januari 2014 een retributie gevestigd op het gebruik van vaste elektriciteitskasten door handelaars, verenigingen of inrichters van manifestaties van korte duur. Artikel 2 : De retributie is verschuldigd door de natuurlijke persoon, de rechtspersoon of de feitelijke vereniging op wiens naam de aanvraag tot gebruik van de elektriciteitskast gebeurt. Artikel 3 : De retributie bedraagt : 36 euro voor de eerste dag 29,9 euro per dag voor de tweede en volgende dagen. De bedragen zijn gekoppeld aan de evolutie van de gezondheidsindex en stemmen overeen met de gezondheidsindex van de maand november 2013. Deze bedroeg 121,12 (gezondheidsindex 2004 = 100). Ze worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan het gezondheidsindexcijfer van de maand november die aan de aanpassing voorafgaat. Het bedrag na indexering zal worden afgerond naar de hogere tien cent. Artikel 4 : De aanvraag dient schriftelijk te gebeuren en minimum 14 dagen voor de aanvang van de activiteit waarvoor elektriciteit wordt gevraagd. Artikel 5 : De betaling geschiedt contant of door overschrijving op de door het stadsbestuur aangeduide bankrekening. De betaling moet gebeuren voor de opstelling van de inrichting en de aansluiting op de elektriciteitskast. Bij niet-tijdige betaling van de verschuldigde retributie zal de aansluiting op de elektriciteitskast niet gebeuren. Hiervoor zal de aanvrager geen schadevergoeding kunnen eisen van het stadsbestuur.
Artikel 6 : Dit retributiereglement is niet van toepassing ingeval van gebruik van elektriciteitskasten ter gelegenheid van kermissen en markten.
Onderwerp : RETRIBUTIE OP HET GEBRUIK VAN ELEKTRICITEITSKASTEN TER GELEGENHEID VAN KERMISSEN De Gemeenteraad in openbare zitting, Gelet op het Gemeentedecreet van 15.07.2005, zoals gewijzigd, Titel II, Hfst. I, Afd. III De bevoegdheden van de gemeenteraad (art. 42-43), Titel II, Hfst. II, Afd. III De bevoegdheden van het College van Burgemeester en Schepenen (art. 57-58) Titel VIII, Hfst. I, Bestuurlijk toezicht (art. 248-264); en de bijhorende besluiten en omzendbrieven van de Vlaamse regering;
-
Gelet op: de wet van 29.07.1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen; de wet van 11.04.1994 betreffende de openbaarheid van bestuur; het decreet van 26.03.2004 betreffende de openbaarheid van bestuur in de provincies en de gemeenten; het KB van 02.08.1990 houdende het Nieuw Algemeen Reglement op de Gemeentelijke Comptabiliteit; Gelet op de beslissing van de gemeenteraad dd. 10 december 2012 houdende retributie op het gebruik van elektriciteitskasten ter gelegenheid van kermissen; Gelet op het voorstel om de tarieven te verhogen met 0,98% naar analogie met de evolutie van de gezondheidsindex; Gelet op de financiële toestand van de gemeente; Met 20 stemmen voor (CD&V – Open VLD – SP.A) , /
stemmen tegen en 8 onthoudingen (N-VA – Groen);
BESLUIT : Artikel 1 : Er wordt vanaf 1 januari 2014 een retributie gevestigd ten laste van diegene die gebruik maakt van een door de stad ter beschikking gestelde elektriciteitskast.
Artikel 2 : Volgende forfaitaire tarieven worden vastgesteld : A. KARNAVALFOOR + GROTE FOOR –AUGUSTUS KERMIS STIELEN
WOONWAGENS
Blauwe stekker (32 A) 47,9 EUR
Rode stekker (63 A) 95,7 EUR
+ 7 meter 9 EUR
- 7 meter 6 EUR
B. WIJKKERMISSEN STIELEN
WOONWAGENS
Blauwe stekker (32 A) 23,9 EUR
Rode stekker (63 A) 47,9 EUR
+ 7 meter 6 EUR
- 7 meter 3 EUR
De bedragen zijn gekoppeld aan de evolutie van de gezondheidsindex en stemmen overeen met de gezondheidsindex van de maand november 2013. Deze bedroeg 121,12 (gezondheidsindex 2004 = 100). Ze worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan het gezondheidsindexcijfer van de maand november die aan de aanpassing voorafgaat. Het bedrag na indexering zal worden afgerond naar de hogere tien cent. Artikel 3 : Enkel de gebruiker die voor zijn installatie(s) een positief keuringsverslag met vermelding van het vermogen in KVA kan voorleggen, mag gebruik maken van een elektriciteitskast.
Artikel 4 : De retributie is verschuldigd door de gebruiker en dient voorafgaandelijk betaald te worden bij de financieel beheerder van de stad of door middel van een overschrijvingsformulier.
Artikel 5 : Bij niet minnelijke regeling zal de inning ervan geschieden bij burgerlijke rechtsvordering.
Onderwerp : RETRIBUTIE OP DE BEGRAAFPLAATSEN De Gemeenteraad, in openbare zitting, Gelet op het Gemeentedecreet van 15.07.2005, zoals gewijzigd, Titel II, Hfst. I, Afd. III De bevoegdheden van de gemeenteraad (art. 42-43), Titel II, Hfst. II, Afd. III De bevoegdheden van het College van Burgemeester en Schepenen (art. 57-58) Titel VIII, Hfst. I, Bestuurlijk toezicht (art. 248-264); en de bijhorende besluiten en omzendbrieven van de Vlaamse regering; Gelet op: de wet van 29.07.1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen; de wet van 11.04.1994 betreffende de openbaarheid van bestuur; het decreet van 26.03.2004 betreffende de openbaarheid van bestuur in de provincies en de gemeenten; het KB van 02.08.1990 houdende het Nieuw Algemeen Reglement op de Gemeentelijke Comptabiliteit; het decreet van 16 januari 2004 betreffende de begraafplaatsen en de lijkbezorging, gewijzigd bij de decreten van 10 november 2005 en 18 april 2008; de omzendbrief BB 2006/03 van 10 maart 2006 betreffende de toepassing van het decreet van 16 januari 2004 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging en uitvoeringsbesluiten; het besluit van de Vlaamse regering van 14 mei 2004 tot organisatie, inrichting en beheer van begraafplaatsen en crematoria; Gelet op de beslissing van de gemeenteraad dd. 10 december 2012 houdende retributie op de begraafplaatsen 2013; Gelet op het voorstel om de tarieven te verhogen met 0,98% naar analogie met de evolutie van de gezondheidsindex; Met 20 stemmen voor (CD&V – Open VLD – SP.A) , /
stemmen tegen en 8 onthoudingen (N-VA – Groen);
BESLUIT : Art. 1. - Er wordt vanaf 1 januari 2014 een retributie gevestigd op de begraafplaatsen. Art. 2. - De retributie wordt vastgesteld als volgt : Omschrijving
Tarief
Columbariumnis (2 personen) voor 50 jaar Hernieuwing concessie
837,7 euro 837,7 euro
Concessie urnegraf (2 personen) voor 25 jaar Hernieuwing concessie
419,2 euro 419,2 euro
Concessie middengang Aarschot + kelder voor 50 jaar Hernieuwing concessie
5 265,8 euro
Concessie + kelder voor 50 jaar Hernieuwing concessie
2 632,9 euro 2 632,9 euro
5 265,8 euro
Concessie in volle grond voor 25 jaar Hernieuwing concessie
1 496 euro 1 496 euro
Behouden van rijgraf of urne bij omwenteling
599,5 euro
Begraving huisdier Hernieuwing
47,9 euro 47,9 euro
De bedragen zijn gekoppeld aan de evolutie van de gezondheidsindex en stemmen overeen met de gezondheidsindex van de maand november 2013. Deze bedroeg 121,12 (gezondheidsindex 2004 = 100). Ze worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan het gezondheidsindexcijfer van de maand november die aan de aanpassing voorafgaat. Het bedrag na indexering zal worden afgerond naar de hogere tien cent. Art. 3. - De retributie moet betaald worden bij het indienen der aanvragen, in handen van de financieel beheerder van de stad, tegen afgifte van een kwitantie. De som wordt terugbetaald, indien de vergunning geweigerd wordt.
Onderwerp: Retributie op de inname van het openbaar domein ten gevolge van bouw- of andere werken De gemeenteraad, Gelet op het Gemeentedecreet van 15.07.2005, zoals gewijzigd, Titel II, Hfst. I, Afd. III De bevoegdheden van de gemeenteraad (art. 42-43) Titel II, Hfst. II, Afd. III De bevoegdheden van het College van Burgemeester en Schepenen (art. 57-58) Titel VIII, Hfst. I, Bestuurlijk toezicht (art. 248-264) en de bijhorende besluiten en omzendbrieven van de Vlaamse regering; Gelet op de wet van 29.07.1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen; de wet van 11.04.1994 betreffende de openbaarheid van bestuur; het decreet van 26.03.2004 betreffende de openbaarheid van bestuur in de provincies en de gemeenten; het KB van 02.08.1990 houdende het Nieuw Algemeen Reglement op de Gemeentelijke Comptabiliteit; Gelet op de beraadslaging van de gemeenteraad van 10 december 2012 houdende retributie op de inname van het openbaar domein ten gevolge van bouw- of andere werken; Gelet op het voorstel om de tarieven te verhogen met 0,98% naar analogie met de evolutie van de gezondheidsindex; Met 20 stemmen voor (CD&V – Open VLD – SP.A) , /
stemmen tegen en 8 onthoudingen (N-VA – Groen);
BESLUIT: Artikel 1. Er wordt vanaf 1 januari 2014 een retributie geheven op de privatieve inname van het openbaar domein door containers, werfafsluitingen, werfwagens, stellingen, kranen, machines, losplaatsen voor bouwmaterialen en alle andere zaken en goederen ten behoeve van het bouwen of verbouwen. Artikel 2. De retributie bedraagt 0,3 euro per m² en per kalenderdag vanaf de 1e dag met een minimum van 60 euro per dossier. De bedragen zijn gekoppeld aan de evolutie van de gezondheidsindex en stemmen overeen met de gezondheidsindex van de maand november 2013. Deze bedroeg 121,12 (gezondheidsindex 2004 = 100). Ze worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan het gezondheidsindexcijfer van de maand november die aan de aanpassing voorafgaat. Het bedrag na indexering zal worden afgerond naar de hogere tien cent. Artikel 3. De retributie is verschuldigd door de persoon die de aanvraag doet. Dit kan de aannemer zijn die de ingebruikname nodig heeft voor de uitvoering van de werken of de bouwheer. Artikel 4. Er wordt geen retributie geheven in volgende gevallen: het afsluiten van een straat ingevolge een besluit van de burgemeester genomen in toepassing van artikel 135 §2. van de nieuwe gemeentewet; de inname bij het bouwen of bij werken door of voor rekening van een gewest, provincie, gemeente, sociale huisvestingsmaatschappij, openbare instelling of erkende instelling van openbaar nut. Artikel 5. Degene die het openbaar domein wenst in te nemen, dient voorafgaandelijk een vergunning te bekomen van het College van Burgemeester en Schepenen overeenkomstig de bepalingen van het Algemeen Politiereglement van de stad Aarschot.
Artikel 6. De retributie moet betaald worden bij het verkrijgen van de vergunning om het openbaar domein in gebruik te nemen. Bij niet-betaling zal de retributie via burgerrechtelijke weg ingevorderd worden. Onderwerp : RETRIBUTIE BETREFFENDE HET WOONWAGENTERREIN “GIJMELHOEK” De Gemeenteraad, in openbare zitting, Gelet op het Gemeentedecreet van 15.07.2005, zoals gewijzigd, Titel II, Hfst. I, Afd. III De bevoegdheden van de gemeenteraad (art. 42-43), Titel II, Hfst. II, Afd. III De bevoegdheden van het College van Burgemeester en Schepenen (art. 57-58) Titel VIII, Hfst. I, Bestuurlijk toezicht (art. 248-264); en de bijhorende besluiten en omzendbrieven van de Vlaamse regering; Gelet op: de wet van 29.07.1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen; de wet van 11.04.1994 betreffende de openbaarheid van bestuur; het decreet van 26.03.2004 betreffende de openbaarheid van bestuur in de provincies en de gemeenten; het KB van 02.08.1990 houdende het Nieuw Algemeen Reglement op de Gemeentelijke Comptabiliteit; Gelet op de inrichting van het woonwagenterrein “Gijmelhoek”; Gelet op de beslissing van de gemeenteraad dd. 10 december 2012 houdende retributie betreffende het woonwagenterrein “Gijmelhoek” 2013; Gelet op het voorstel om de tarieven te verhogen met 0,98% naar analogie met de evolutie van de gezondheidsindex; Met 20 stemmen voor (CD&V – Open VLD – SP.A) , /
stemmen tegen en 8 onthoudingen (N-VA – Groen);
BESLUIT : Art. 1. – Er wordt vanaf 1 januari 2014 een retributie geheven voor het gebruik van een standplaats op het woonwagenterrein “Gijmelhoek”. Art. 2. - De retributie wordt per standplaats vastgesteld op 36 EUR per maand, te betalen vanaf de eerste inname van de standplaats. Elke begonnen maand wordt voor een volle maand aangerekend. Deze vergoeding moet ten laatste de tiende dag van de maand waarop hij betrekking heeft of na de eerste inname gestort worden op rekening van het stadsbestuur Aarschot met vermelding van naam en standplaatsnummer, of betaald tegen kwijting aan de financieel beheerder van de stad of zijn afgevaardigde. Het bedrag is gekoppeld aan de evolutie van de gezondheidsindex en stemt overeen met de gezondheidsindex van de maand november 2013. Deze bedroeg 121,12 (gezondheidsindex 2004 = 100). Ze worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan het gezondheidsindexcijfer van de maand november die aan de aanpassing voorafgaat. Het bedrag na indexering zal worden afgerond naar de hogere tien cent.
Art. 3. - Bij gebreke aan betaling van de retributie in der minne zal deze burgerrechtelijk worden ingevorderd. Bij laattijdige betaling zal, van rechtswege en zonder ingebrekestelling, de wettelijke intrest verschuldigd zijn. Onderwerp: RETRIBUTIE OP DE AFGIFTE VAN EEN KIEZERSLIJST De Gemeenteraad in openbare zitting, Gelet op het Gemeentedecreet van 15.07.2005, zoals gewijzigd, Titel II, Hfst. I, Afd. III De bevoegdheden van de gemeenteraad (art. 42-43), Titel II, Hfst. II, Afd. III De bevoegdheden van het College van Burgemeester en Schepenen (art. 57-58) Titel VIII, Hfst. I, Bestuurlijk toezicht (art. 248-264); en de bijhorende besluiten en omzendbrieven van de Vlaamse regering;
-
Gelet op de wet van 29.07.1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen; de wet van 11.04.1994 betreffende de openbaarheid van bestuur; het decreet van 26.03.2004 betreffende de openbaarheid van bestuur in de provincies en de gemeenten; het KB van 02.08.1990 houdende het Nieuw Algemeen Reglement op de Gemeentelijke Comptabiliteit; Gelet op artikel 20 van het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet (LPKD); Gelet op de financiële toestand van de gemeente; Met 20 stemmen voor (CD&V – Open VLD – SP.A) , /
BESLUIT
stemmen tegen en 8 onthoudingen (N-VA – Groen);
Artikel 1 Elke politieke partij die een kandidatenlijst heeft voorgedragen, kan gratis 2 digitale exemplaren van de kiezerslijst ontvangen. Bijkomende exemplaren kunnen bekomen worden tegen betaling van een retributie.
Artikel 2 Iedere persoon die als kandidaat voorkomt op een voordracht ingediend met het oog op de verkiezing, kan tegen betaling van een retributie een digitaal exemplaar van de kiezerslijst ontvangen.
Artikel 3 De retributie bedraagt 50 euro per digitaal exemplaar van de kiezerslijst.
Artikel 4. Dit reglement is van kracht vanaf 1 januari 2014.
Onderwerp : RETRIBUTIE VOOR HET OPZOEKEN, HET SAMENSTELLEN EN HET AFLEVEREN VAN ADMINISTRATIEVE STUKKEN, INLICHTINGEN EN BESTUURSDOCUMENTEN De Gemeenteraad, in openbare zitting, Gelet op het Gemeentedecreet van 15.07.2005, zoals gewijzigd, Titel II, Hfst. I, Afd. III De bevoegdheden van de gemeenteraad (art. 42-43), Titel II, Hfst. II, Afd. III De bevoegdheden van het College van Burgemeester en Schepenen (art. 57-58) Titel VIII, Hfst. I, Bestuurlijk toezicht (art. 248-264); en de bijhorende besluiten en omzendbrieven van de Vlaamse regering; Gelet op: de wet van 29.07.1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen; de wet van 11.04.1994 betreffende de openbaarheid van bestuur; het decreet van 26.03.2004 betreffende de openbaarheid van bestuur in de provincies en de gemeenten; het KB van 02.08.1990 houdende het Nieuw Algemeen Reglement op de Gemeentelijke Comptabiliteit; Gelet op de beslissing van de gemeenteraad dd. 10 december 2012 houdende retributie voor het opzoeken, het samenstellen en het afleveren van administratieve stukken, inlichtingen en bestuursdocumenten 2013; Gelet op het voorstel om de tarieven te verhogen met 0,98% naar analogie met de evolutie van de gezondheidsindex; Met 20 stemmen voor (CD&V – Open VLD – SP.A) , /
stemmen tegen en 8 onthoudingen (N-VA – Groen);
BESLUIT Art. 1.- Er wordt vanaf 1 januari 2014 een retributie gevestigd voor het opzoeken, het samenstellen en het afleveren van allerhande administratieve stukken, inlichtingen en bestuursdocumenten. Art. 2.- De retributie is verschuldigd door de persoon die het stuk of de inlichting vraagt. Art. 3.- De retributie wordt vastgesteld als volgt: -
77,8 EUR per ingevuld formulier voor het aanvragen van vastgoedinformatie door notarissen.
Elke notaris krijgt driemaandelijks een afrekening. De retributie moet betaald worden binnen de 30 dagen na ontvangst van de afrekening door middel van het bij de zending gevoegde overschrijvingsformulier. Art. 4.- De retributie voor de afgifte van afschriften van bestuursdocumenten wordt vastgesteld als volgt: -
0,06 EUR per bladzijde en 0,08 EUR per bladzijde recto-verso wanneer het afschrift in zwart-wit versie wordt verstrekt op een formaat dat niet groter is dan A4, met een minimum van 0,31 EUR per document; 0,10 EUR per bladzijde en 0,21 EUR per bladzijde recto-verso wanneer het afschrift in zwart-wit versie wordt verstrekt op een formaat dat groter is dan A4, maar niet groter is dan A3, met een minimum van 0,64 EUR per document;
Art. 5.- De retributie moet betaald worden bij het afleveren van het stuk of de inlichting. Indien het stuk wordt verzonden, moet de retributie betaald worden binnen de 30 dagen na ontvangst van het stuk door middel van het bij de zending gevoegde overschrijvingsformulier.
Art. 6.- De bedragen zijn gekoppeld aan de evolutie van de gezondheidsindex en stemmen overeen met de gezondheidsindex van de maand november 2013. Deze bedroeg 121,12 (gezondheidsindex 2004 = 100). Ze worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan het gezondheidsindexcijfer van de maand november die aan de aanpassing voorafgaat. Het bedrag na indexering zal worden afgerond naar de hogere tien cent.
Onderwerp : RETRIBUTIE OP HET AANBRENGEN VAN PLAATJES OP DE HERDENKINGSZUIL OP DE VOORZIENE STROOIWEIDE De Gemeenteraad in openbare zitting, Gelet op het Gemeentedecreet van 15.07.2005, zoals gewijzigd, Titel II, Hfst. I, Afd. III De bevoegdheden van de gemeenteraad (art. 42-43), Titel II, Hfst. II, Afd. III De bevoegdheden van het College van Burgemeester en Schepenen (art. 57-58) Titel VIII, Hfst. I, Bestuurlijk toezicht (art. 248-264); en de bijhorende besluiten en omzendbrieven van de Vlaamse regering;
-
Gelet op: de wet van 29.07.1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen; de wet van 11.04.1994 betreffende de openbaarheid van bestuur; het decreet van 26.03.2004 betreffende de openbaarheid van bestuur in de provincies en de gemeenten; het KB van 02.08.1990 houdende het Nieuw Algemeen Reglement op de Gemeentelijke Comptabiliteit; Gelet op de beslissing van de gemeenteraad dd. 10 december 2012 houdende retributie op het aanbrengen van plaatjes op de herdenkingszuil op de voorziene strooiweide; Gelet op het voorstel om de tarieven te verhogen met 0,98% naar analogie met de evolutie van de gezondheidsindex; Gelet op de financiële toestand van de gemeente; Met 20 stemmen voor (CD&V – Open VLD – SP.A) , /
stemmen tegen en 8 onthoudingen (N-VA – Groen);
BESLUIT : Artikel 1 : De familieleden van de overledene wiens as wordt uitgestrooid, kunnen een gegalvaniseerd plaatje aanvragen bij de dienst Burgerlijke Stand, tegen betaling van een retributie van 60 EUR in handen van de financieel beheerder van de stad van de stad tegen afgifte van een kwitantie. Artikel 2 : Op dit plaatje wordt uitsluitend de naam, de voornaam, de geboortedatum en de overlijdensdatum aangebracht door de begrafenisondernemer, aangewezen door de familie. Voor de overleden oudstrijders mag op het gegalvaniseerde plaatje tevens de driekleur van de Belgische vlag aangebracht worden. Artikel 3 : Het gegalvaniseerd plaatje wordt door de stadsdiensten aangebracht op de herdenkingszuil voor een periode van 10 jaar. Deze periode is hernieuwbaar voor nogmaals 10 jaar mits bijbetaling van 60 EUR. De termijn van 10 jaar geldt niet voor de plaatjes voor de overleden oudstrijders. Deze plaatjes blijven hangen zolang er plaats blijft op de zuil. Artikel 4: De bedragen zijn gekoppeld aan de evolutie van de gezondheidsindex en stemmen overeen met de gezondheidsindex van de maand november 2013. Deze bedroeg 121,12 (gezondheidsindex 2004 = 100). Ze worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan het gezondheidsindexcijfer van de maand november die aan de aanpassing voorafgaat. Het bedrag na indexering zal worden afgerond naar de hogere tien cent. Artikel 5: Dit reglement treedt in werking op 1 januari 2014.
Onderwerp: Retributie op het parkeren van motorvoertuigen op de openbare weg – aanpassing De Gemeenteraad, in openbare zitting, Gelet op -
-
-
de grondwet, meer bepaald artikel 173; het Gemeentedecreet van 15.07.2005, zoals gewijzigd, o Titel II, Hfst. I, Afd. III De bevoegdheden van de gemeenteraad (art. 42-43), o Titel II, Hfst. II, Afd. III De bevoegdheden van het College van Burgemeester en Schepenen (art. 57-58) o Titel VIII, Hfst. I, Bestuurlijk toezicht (art. 248-264); en de bijhorende besluiten en omzendbrieven van de Vlaamse regering; het koninklijk besluit van 2 augustus 1990 houdende het Nieuw Algemeen Reglement op de Gemeentelijke Comptabiliteit; de wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen; de wet van 11.04.1994 betreffende de openbaarheid van bestuur; het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur in provincies en gemeenten; de wet van 22 februari 1965 waarbij aan de gemeenten wordt toegestaan parkeergeld op motorrijtuigen in te voeren, gewijzigd bij wet van 7 februari 2003, 20 juli 2005 en 20 maart 2007; het ministerieel besluit van 18 december 1991 waarbij de personen die de bewonerskaart of het bewonersvignet kunnen bekomen en de overheid die bevoegd is om deze kaart of het bewonersvignet uit te reiken, worden aangewezen en waarbij het model ervan alsmede de nadere regels voor uitreiking en voor gebruik worden bepaald; het ministerieel besluit van 7 mei 1999 betreffende de parkeerkaart voor mensen met een handicap, gewijzigd bij ministerieel besluit van 3 maart 2003, 26 september 2005, 24 augustus 2006; het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende het algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg;
Gelet op de beraadslaging van de gemeenteraad van 18 oktober 2010 houdende retributie op het parkeren van motorvoertuigen op de openbare weg – aanpassing; Gelet op hoger genoemde beraadslaging waarbij aan de professionele zorgverstrekkers de mogelijkheid wordt geboden om tijdens de uitoefening van hun beroep een ½ uur gratis te parkeren, mits zij gebruik maken van de elektronische parkeerkaart (Smart Parktoestel). BESIX Park NV laat de stad weten dat de verkoop van de elektronische parkeerkaart, de Smart Park, helaas wordt stopgezet. De reden hiervoor is de opmars van het SMS-parkeren waardoor het gebruik van de Smart park sterk is verminderd en de leverancier de levering en de productie van de toestellen en kaarten heeft stopgezet. Er wordt een alternatief systeem voorzien voor de zorgverstrekkers die momenteel gebruik maken de elektronische parkeerkaart in combinatie met hun kaart voor zorgverstrekkers. De Smart park wordt vervangen door de blauwe parkeerschijf. Deze schijf wordt samen met de kaart voor zorgverstrekkers achter de voorruit geplaatst en ingesteld op het uur van aankomst. Op deze wijze kan de zorgverstrekker nog altijd gebruik maken van de hem gratis toegekende parkeertijd. Artikel 5 §2. van hoger genoemde beraadslaging zal in die zin gewijzigd worden. Gelet op het amendement van de N-VA-fractie: “De N-VA Aarschot fractie vindt de boete bij het overschrijden van de parkeertijd of blauwe schijf die verkeerd of niet ligt veel te hoog. Vele bezoekers van onze stad incl. onze eigen bewoners hebben zich de laatste jaren zwaar gestoord aan de prijs van de boete maar vooral ook aan het zeer snel optreden (vaak te snel) van de parkeerwachters. 25 eur voor 4u of bij het overschrijden van het ticket is een zeer hoog tarief. In andere steden is dit lager. De bedoeling moet toch zijn mensen naar je stad te trekken en niet te verjagen door hoge parkeer retributies. Daarom stelt N-VA Aarschot het volgende voor : boete bij het niet tijdig hernieuwen of het kiezen voor een periode van 4u : 20 eur (zoals Leuven en Diest) bij een fout met de blauwe schijf (toch gratis parkeren) stellen wij 15 eur boete voor.” Met 6 stemmen voor (N-VA), 20 stemmen tegen (CD&V, Open VLD, SP.A) en 2 onthoudingen (Groen) voor het amendement; Met 20 stemmen voor (CD&V, Open VLD, SP.A), 6 stemmen tegen (N-VA) en 2 onthoudingen (Groen) BESLUIT Het besluit van de gemeenteraad van 18 oktober 2010 houdende de retributie op het parkeren van motorvoertuigen op de openbare weg, wordt gewijzigd als volgt: Inhoud Hoofdstuk 1. Hoofdstuk 2. Hoofdstuk 3.
Retributie op het parkeren van motorvoertuigen op de openbare weg en dit op plaatsen en ogenblikken dat het parkeren geregeld wordt door parkeermeters Bewonerskaart Retributie op het parkeren in een blauwe zone
Hoofdstuk 1. Retributie op het parkeren van motorvoertuigen op de openbare weg en dit op plaatsen en ogenblikken dat het parkeren geregeld wordt door parkeermeters
Artikel 1. Er wordt ten voordele van de gemeente een retributie geheven op het parkeren van motorvoertuigen op de openbare weg en dit op plaatsen en ogenblikken dat het parkeren geregeld wordt door parkeermeters, zoals bedoeld in artikel 27.3.1. van het Algemeen Reglement op de Politie van het Wegverkeer (KB van 1 december 1975, zoals gewijzigd door het KB van 9 januari 2007).
Artikel 2.
De onder artikel 1 bedoelde plaatsen worden verdeeld in twee zones: zone 1: plaatsen met parkeermeters, gelegen Grote Markt en Theo De Beckerstraat, Martelarenstraat zone 2: plaatsen met parkeermeters, gelegen Albertlaan, Amerstraat, Begijnhof, Bekaflaan, Bogaardenlaan, Bogaardenstraat, Gasthuisstraat, Jan Van Ophemstraat, Kardinaal Mercierstraat, Leuvensestraat, Rumoldus Wetzstraat, Schaluin, Schaluinevest, Sint-Niklaasberg, Statiestraat, Ten Drossaarde.
Artikel 3. Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder: parkeerwachter: de geüniformeerde aangestelde die belast is met het doen naleven van onderhavig reglement parkeerticket: het ticket dat door de parkeerautomaat wordt afgeleverd (tarief 1) elektronische parkeerkaart: het toestel waarvan het gebruik werd goedgekeurd door het College van Burgemeester en Schepenen. Dit toestel dient in de wagen achter de voorruit te worden geplaatst en het laat toe via het debiteren van een herlaadbare chipkaart te voldoen aan de retributie. Deze parkeerkaart kan worden aangeschaft bij de daartoe door het College van Burgemeester en Schepenen aangewezen diensten.(tarief 1) (De verkoop van de elektronische parkeerkaarten (Smart Park) is stopgezet. Personen die nog over een Smart Park beschikken, mogen hiervan nog gebruik maken zolang dit technisch ondersteund kan worden.) parkeerbiljet: de retributiebon die door een parkeerwachter op het voertuig wordt aangebracht (tarief 2) speciale parkeerschijf: de parkeerschijf die recht geeft op maximum 15 minuten gratis parkeren. Deze parkeerschijf kan worden aangeschaft bij de daartoe door het College van Burgemeester en Schepenen aangewezen diensten GSM-parkeren: ook SMS-parkeren genoemd. Mogelijkheid tot parkeren via het versturen van een SMS naar het nummer 4810 met vermelding van de juiste zonecode en de nummerplaat van het voertuig.
Artikel 4. De retributie wordt ten laste gelegd van de houder van de nummerplaat.
Artikel 5. §1. Mits het correct gebruik van de daarvoor bedoelde, speciale parkeerschijf kan de bestuurder maximaal 15 minuten gratis parkeren. Het tarief voor deze speciale parkeerschijf bedraagt 1 euro. §2. De professionele zorgverstrekkers aan huis die werkzaam zijn op het grondgebied van Aarschot, hebben de mogelijkheid om tijdens de uitoefening van hun beroep een ½ uur gratis te parkeren, mits zij gebruik maken van de elektronische parkeerkaart (Smart Parktoestel). of door het plaatsen van de parkeerschijf in combinatie met de parkeerkaart voor zorgverstrekkers. De zorgverstrekkers dienen de zorgverstrekkerskaart af te halen bij de parkeerwinkel van Parkeerbeheer NV en dienen dit samen met de parkeerschijf zichtbaar aan te brengen achter de voorruit, of als er geen voorruit is, aan de voorzijde van het voertuig. Tot de zorgverstrekkers behoren: huisartsen, kinesisten en thuisverplegers die door het Riziv erkend zijn en thuisverzorgers gekoppeld aan een zorgverstrekkende organisatie die erkend is door het Riziv. Deze kaart mogen ze alleen gebruiken tijdens de uitoefening van hun beroep.
Artikel 6. Op plaatsen met parkeermeters, als bedoeld in artikel 27.3.1. van het Algemeen Reglement op de Politie van het Wegverkeer (koninklijk besluit van 1 december 1975), is de parkeertijd geregeld volgens één van de hierna aangegeven gebruiksmodaliteiten van deze toestellen.
Artikel 7. De retributie bedraagt 0,50 euro per kwartier voor de bestuurders die opteren voor een korte parkeerduur in zone 1 zoals omschreven in artikel 2. De maximumparkeerduur in zone 1 bedraagt een half uur. 0,30 euro per twaalf minuten voor de bestuurders die opteren voor een korte parkeerduur in zone 2 zoals omschreven in artikel 2. Wanneer de gekozen parkeertijd de twee uur overschrijdt, kan de retributie slechts worden betaald per uur en niet langer per twaalf minuten. De retributie bedraagt dan 1,50 euro per uur. Deze gebruiksmodaliteit wordt genoemd: tarief 1. Betaling van de in dit artikel vernoemde bedragen geeft recht op een parkeertijd waarvan de duur beperkt wordt volgens de modaliteiten aangeduid op de toestellen. De retributie wordt betaald: ofwel door het inbrengen van de nodige gelden (muntstukken, Proton…) in de parkeermeter of parkeerautomaat overeenkomstig de instructies vermeld op de toestellen; ofwel door het gebruik van de elektronische parkeerkaart zodra de parkeerplaats wordt ingenomen; ofwel door aanmelding via het GSM-toestel volgens de instructies van de provider of volgens de wijze aangeduid op de parkeerautomaat. Indien meer wordt betaald dan de som die verschuldigd is voor de minimale parkeerduur, wordt in zone 2 extra parkeertijd toegekend: 0,10 euro levert telkens 4 minuten extra parkeertijd.
Bij het betalen van de retributie via het systeem van de persoonlijke elektronische betaalkaart Smart Park of via het systeem van het GSMparkeren, wordt de retributie per blokken van 1 minuut aangerekend.
Artikel 8. De bestuurder kan ook opteren voor een parkeertijd van 4 uur ingaand vanaf het tijdstip van het uitreiken van de retributiebon op de onder artikel 1 en 2 bedoelde plaatsen tegen betaling van een retributie van 25 euro. Deze gebruiksmodaliteit wordt genoemd: tarief 2. De retributie wordt betaald: ofwel vooraf, door aankoop van een blanco parkeerticket bij de stadsontvanger of op het politiekantoor. Dit ticket wordt door de bestuurder geldig gemaakt op het ogenblik van het parkeren door vermelding, in inkt en volledig in letters, van de datum en de tijdsperiode (voormiddag of namiddag), van het parkeren; ofwel op het ogenblik van het parkeren van het voertuig, aan de bevoegde parkeerwachter, op voorlegging van het geldig gemaakte parkeerticket op de wijze zoals hierboven omschreven. Bij afwezigheid van de parkeerwachter op het ogenblik van parkeren dient de retributie betaald te worden binnen de vijf dagen, ofwel in speciën bij de stadsontvanger of het politiekantoor, ofwel door storting of overschrijving op de post- of bankrekening van de stad, overeenkomstig de richtlijnen vermeld op het parkeerbiljet dat in dit geval door de parkeerwachter op het voertuig werd aangebracht.
Artikel 9. De bestuurder kan in de hierna vermelde straten parkeren met een abonnement: Albertlaan, Sint-Niklaasberg, Amerstraat, Rumoldus Wetzstraat, Gasthuisstraat. Het beschikbare aantal abonnementen wordt beperkt in verhouding tot de bezettingsgraad. De abonnementen worden uitgereikt in volgorde van aanvraag. De houders van een abonnement kunnen onbeperkt parkeren op de parkeerplaatsen met parkeerautomaten in de straten die vermeld worden op het abonnement mits zij het abonnement zichtbaar aanbrengen achter de voorruit van het voertuig of als er geen voorruit is, op het voorste gedeelte van het voertuig. Het tarief voor het abonnement bedraagt 45 euro per maand. De titularis van het abonnement betaalt het verschuldigde bedrag bij de overhandiging van het abonnement.
Artikel 10. De geactiveerde elektronische parkeerkaart, het parkeerabonnement, de speciale parkeerschijf of het parkeerticket afgeleverd door de parkeerautomaat moet door de bestuurder op een zichtbare wijze achter de voorruit van het voertuig worden aangebracht of als er geen voorruit is, op het voorste gedeelte van het voertuig. Wanneer de met het toezicht belaste functionaris van het parkeerbedrijf geen geldig parkeerticket aantreft, of wanneer de parkeerduur vermeld op het parkeerticket verstreken is of wanneer - bij afwezigheid van een ticket – geen aanmelding wordt gedetecteerd via het Smart Park-toestel of via het GSM-parkeren, wordt de bestuurder geacht te kiezen voor tarief 2 (tarief voor langparkeren).
Artikel 11. Overeenkomstig artikel 27.3.1 van het Algemeen Reglement op de Politie van het Wegverkeer moet het voertuig de parkeerplaats verlaten hebben uiterlijk bij het verstrijken van de toegestane parkeertijd.
Artikel 12. De gebruiker zal geen bezwaar kunnen indienen wanneer hij, niettegenstaande het betalen van de retributie, toch niet kan parkeren om redenen vreemd aan de wil van het bestuur of ingeval van evacuatie van het voertuig bij politiebevel.
Artikel 13. Op zon- en feestdagen en op 11 juli is geen retributie verschuldigd. Op alle andere dagen is de retributie verschuldigd tussen 9 en 18 uur.
Artikel 14. De mindervaliden, houders van een speciale kaart uitgereikt door een officiële instelling overeenkomstig het ministerieel besluit van 7 mei 1999, worden vrijgesteld van het voorgeschreven parkeergeld indien deze kaart op een zichtbare wijze is aangebracht aan de binnenkant van de voorruit van het voertuig.
Artikel 15. In geval van niet-betaling van de retributie binnen de voorgeschreven termijn en alvorens over te gaan tot een gerechtelijke invordering, worden er maximaal twee herinneringsbrieven verstuurd, waarvan minimaal één aangetekende, met een gezamenlijke maximale administratieve meerkost van 11 euro verhoogd met de reële portkost en de wettelijke kost voor een objectieve adrescontrole door de gerechtsdeurwaarder daar waar dit noodzakelijk is.
Artikel 16. De gebruiker kan geen verhaal uitoefenen tegen het stadsbestuur ingeval van slechte werking van het apparaat. In geval van defect dient de retributie voldaan te worden aan de dichtst bijzijnde parkeerautomaat. Indien ook deze defect is, dient de parkeerschijf op een zichtbare wijze achter de voorruit van het voertuig te worden aangebracht.
Hoofdstuk 2. Bewonerskaart
Artikel 17. Inwoners van de stad Aarschot die voldoen aan de voorwaarden inzake residentieel parkeren zoals vastgelegd in het ministerieel besluit van 18 december 1991 kunnen aanspraak maken op een bewonerskaart tegen een tarief van 40 euro voor een bewonerskaart met een geldigheidsduur van 1 jaar. De geldigheidstermijn neemt een aanvang op de dag van goedkeuring van de aanvraag en loopt vanaf die datum 1 jaar. De houders van de bewonerskaart kunnen onbeperkt parkeren op de parkeerplaatsen met parkeerautomaten in de straten die vermeld worden op de bewonerskaart. De titularis van de bewonerskaart betaalt het verschuldigde bedrag bij de overhandiging van de bewonerskaart. Het is niet toegelaten een bewonerskaart te gebruiken op plaatsen met parkeermeters in zone 1.
Artikel 18. Inwoners van de stad Aarschot die wonen in een zone waar voorzien is in een bijzondere parkeerregeling voor de bewoners binnen de blauwe zone reglementering en die voldoen aan de voorwaarden inzake residentieel parkeren zoals vastgelegd in het ministerieel besluit van 18 december 1991 kunnen aanspraak maken op een bewonerskaart tegen een tarief van 40 euro voor een bewonerskaart met een geldigheidsduur van 1 jaar. De geldigheidstermijn neemt een aanvang op de dag van goedkeuring van de aanvraag en loopt vanaf die datum 1 jaar. De houders van de bewonerskaart kunnen onbeperkt parkeren op de parkeerplaatsen in de straten die vermeld worden op de bewonerskaart. De titularis van de bewonerskaart betaalt het verschuldigde bedrag bij de overhandiging van de bewonerskaart.
Artikel 19. Per wooneenheid worden maximaal twee bewonerskaarten afgeleverd. Artikel 20. De bewonerskaart moet door de bestuurder op een zichtbare wijze achter de voorruit van het voertuig worden aangebracht of als er geen voorruit is, op het voorste gedeelte van het voertuig.
Hoofdstuk 3. Retributie op het parkeren in een blauwe zone
Artikel 21. Er wordt een retributie gevestigd op het parkeren van motorvoertuigen in een blauwe zone. Dit reglement beoogt het parkeren van een motorvoertuig op de openbare weg of op de plaatsen gelijkgesteld aan de openbare weg waar een blauwe zone reglementering van toepassing is.
Artikel 22. Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder: openbare weg: de wegen en hun trottoirs of nabijgelegen bermen die eigendom zijn van de gemeentelijke, provinciale of gewestelijke overheden met een openbare weg gelijkgestelde plaatsen: de parkeerplaatsen gelegen op de openbare weg, zoals vermeld in artikel 4, §2 van de wet van 25 juni 1993 betreffende de uitoefening van ambulante activiteiten en de organisatie van openbare markten
Artikel 23. De retributie wordt vastgesteld als volgt: gratis voor de maximale duur die toegelaten is door de verkeersborden een forfaitair bedrag van 25 euro per dag voor elke periode die langer is dan deze die gratis is. De retributie is verschuldigd zodra het voertuig langer geparkeerd is dan de tijd die toegelaten is door de verkeersborden.
Artikel 24. De door de gebruiker gewenste parkeerduur wordt vastgesteld door het zichtbaar aanbrengen achter de voorruit van het voertuig van de parkeerschijf, overeenkomstig artikel 27.1.1. van het koninklijk besluit van 1 december 1975.
Artikel 25. Deze reglementering is niet van toepassing op de bewoners die door de stad uitgereikte officiële bewonerskaart, overeenkomstig het ministerieel besluit van 18 december 1991 zichtbaar aanbrengen achter de voorruit van het voertuig.
Artikel 26. De mindervaliden, houders van een speciale kaart uitgereikt door een officiële instelling overeenkomstig het ministerieel besluit van 7 mei 1999, worden vrijgesteld indien deze kaart op een zichtbare wijze is aangebracht aan de binnenkant van de voorruit van het voertuig.
Artikel 27. De retributie is verschuldigd door de gebruiker van het voertuig. Indien de gebruiker niet gekend is, is de retributie verschuldigd door de titularis van de nummerplaat van het voertuig.
Artikel 28. De retributie is betaalbaar door overschrijving op de rekening van de stad, overeenkomstig de richtlijnen vermeld op het parkeerbiljet dat in dit geval door de parkeerwachter op het voertuig werd aangebracht. Deze laatste mogelijkheid wordt enkel aangeboden als de gebruiker opteert voor de toepassing van het forfaitair tarief. Bij toepassing van het hierboven vermelde forfait, brengt de aangestelde van de stad een uitnodiging om de retributie binnen de 5 dagen te betalen aan op de voorruit van het voertuig.
Artikel 29. In geval van niet-betaling van de retributie binnen de voorgeschreven termijn en alvorens over te gaan tot een gerechtelijke invordering, worden er maximaal twee herinneringsbrieven verstuurd, waarvan minimaal één aangetekende, met een gezamenlijke maximale administratieve meerkost van 11 euro verhoogd met de reële portkost en de wettelijke kost voor een objectieve adrescontrole door de gerechtsdeurwaarder daar waar dit noodzakelijk is. Onderwerp:
Retributie op het ophalen en verwerken van het huisvuil en daarmee gelijkgestelde afvalstoffen – 2014
De Gemeenteraad, Gelet op het Gemeentedecreet van 15.07.2005, zoals gewijzigd, Titel II, Hfst. I, Afd. III De bevoegdheden van de gemeenteraad (art. 42-43), Titel II, Hfst. II, Afd. III De bevoegdheden van het College van Burgemeester en Schepenen (art. 57-58) Titel VIII, Hfst. I, Bestuurlijk toezicht (art. 248-264); en de bijhorende besluiten en omzendbrieven van de Vlaamse regering; Gelet op: de wet van 29.07.1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen; de wet van 11.04.1994 betreffende de openbaarheid van bestuur; het decreet van 26.03.2004 betreffende de openbaarheid van bestuur in de provincies en de gemeenten; het KB van 02.08.1990 houdende het Nieuw Algemeen Reglement op de Gemeentelijke Comptabiliteit; de uitdrukkelijke beleidsoptie van het bestuur i.v.m. de integrale toepassing van het principe “De vervuiler betaalt” en de daarbij horende voorafgaandelijke beslissingen, m.n.: de beslissing van de gemeenteraad d.d. 01.07.2000, houdende de goedkeuring van het ondernemingsplan “Afvalbeheer stad Aarschot” en “Overeenkomst voor concessie van de openbare dienstverlening inzake het stedelijk afvalbeheer”; de beslissing van de gemeenteraad d.d. 30.08.2001, houdende de goedkeuring van de Diftar beleidsnota; de beslissing van het College van Burgemeester en Schepenen d.d. 07.09.2001, houdende de goedkeuring van de overeenkomst voor concessie van de openbare dienstverlening in zake het stedelijk afvalbeheer d.d. 05.07.2000 – Aanpassing + Annex aan het ondernemingsplan van de stad Aarschot voor geïntegreerd stedelijk afvalbeheer in het kader van de Diftar-invoering; het besluit van de gouverneur van de Provincie Vlaams-Brabant d.d. 21.12.2001 nr. VGO/125549/01/3200/DIV, houdende de schorsing van de uitvoering van de beslissing van het College van Burgemeester en Schepenen d.d. 07.09.2001; de beslissing van het College van Burgemeester en Schepenen d.d. 24.12.2001 houdende : 1. Akteneming van het besluit van de gouverneur van de Provincie Vlaams-Brabant dd. 21.12.2001 nr. VGO/125549/01/3200/DIV, houdende schorsing van de uitvoering van de beslissing van het College van Burgemeester en Schepenen d.d. 07.09.2001 met goedkeuring van het “Addendum aan de overeenkomst voor Concessie van de openbare dienstverlening inzake het stedelijk afvalbeheer” en het “Annex aan het ondernemingsplan van de stad Aarschot voor geïntegreerd stedelijk afvalbeheer in het kader van de Diftar-invoering”; 2. Gemotiveerde handhaving van hoger genoemde beslissing van het College van Burgemeester en Schepenen d.d. 07.09.2001; de beslissing van de gemeenteraad d.d. 27.12.2001, houdende de goedkeuring van de overeenkomst voor concessie van de openbare dienstverlening inzake het stedelijk afvalbeheer d.d. 05.07.2000 – Aanpassing + Annex aan het ondernemingsplan van de stad Aarschot voor geïntegreerd stedelijk afvalbeheer in het kader van de Diftar-invoering;
-
-
-
het besluit van de gouverneur van de Provincie Vlaams-Brabant d.d. 11.03.2002 nr. VGO/129533/02/3200/31, houdende de schorsing van de beslissing va de gemeenteraad d.d. 27 december 2001 : overeenkomst voor concessie van de openbare dienstverlening inzake het stedelijk afvalbeheer d.d. 5 juli 2000 – Aanpassing + annex aan het ondernemingsplan van de stad Aarschot voor geïntegreerd stedelijk afvalbeheer in het kader van Diftar-invoering; het ministerieel besluit d.d. 14.03.2002 nr.ABA-JA-OVERH-GEM-15CA-I-02-0127, houdende vernietiging van het besluit van het College van Burgemeester en Schepenen van Aarschot van 7 september 2001, houdende goedkeuring van het “addendum aan de overeenkomst voor concessie van de openbare dienstverlening inzake het stedelijk afvalbeheer in het kader van de Diftar-invoering; het besluit van de gemeenteraad in zitting van 06.07.2002, houdende de retributie op het ophalen en verwerken van het huisvuil en daarmee gelijkgestelde afvalstoffen; het besluit van de gemeenteraad in zitting van 05.11.2002, houdende de retributie op het ophalen en verwerken van het huisvuil en daarmee gelijkgestelde afvalstoffen het besluit van de gemeenteraad in zitting van 28.12.2002, houdende de retributie op het ophalen en verwerken van het huisvuil en daarmee gelijkgestelde afvalstoffen; het besluit van de gemeenteraad in zitting van 29.12.2003, houdende de retributie op het ophalen en verwerken van het huisvuil en daarmee gelijkgestelde afvalstoffen; het besluit van de gemeenteraad in zitting van 30.09.2004, houdende de retributie op het ophalen en verwerken van het huisvuil en daarmee gelijkgestelde afvalstoffen; het besluit van de gemeenteraad d.d. 24.11.2005, houdende de goedkeuring van het addendum aan de overeenkomst voor concessie van de openbare dienstverlening inzake het stedelijk afvalbeheer, betreffende de inzameling en recycling van gebruikte luiers; het besluit van de gemeenteraad d.d. 27.10.2005, houdende de retributie op het ophalen en verwerken van het huisvuil en daarmee gelijkgestelde afvalstoffen; het besluit van de gemeenteraad d.d. 24.11.2005, houdende de retributie op het ophalen en verwerken van het huisvuil en daarmee gelijkgestelde afvalstoffen; het besluit van de gemeenteraad d.d. 27.04.2006, houdende de retributie op het ophalen en verwerken van het huisvuil en daarmee gelijkgestelde afvalstoffen; het besluit van de gemeenteraad d.d. 28.12.2006, houdende de retributie op het ophalen en verwerken van het huisvuil en daarmee gelijkgestelde afvalstoffen; het besluit van de gemeenteraad d.d. 01.03.2007, houdende de retributie op het ophalen en verwerken van het huisvuil en daarmee gelijkgestelde afvalstoffen – aanpassing; het besluit van de gemeenteraad d.d. 20.12.2007, houdende de retributie op het ophalen en verwerken van het huisvuil en daarmee gelijkgestelde afvalstoffen; het schrijven van OVAM d.d. 21.03.2008, houdende de verplichte GRATIS inzameling van het asbestcement afkomstig van huishoudens; het besluit van de gemeenteraad d.d. 22.05.2008, houdende de retributie op het ophalen en verwerken van het huisvuil en daarmee gelijkgestelde afvalstoffen – aanpassing; het besluit van de gemeenteraad d.d. 27.11.2008, houdende de retributie op het ophalen en verwerken van het huisvuil en daarmee gelijkgestelde afvalstoffen – aanpassing; het besluit van de gemeenteraad d.d. 17.12.2009, houdende de retributie op het ophalen en verwerken van het huisvuil en daarmee gelijkgestelde afvalstoffen; het besluit van de gemeenteraad d.d. 20.12.2010, houdende de retributie op het ophalen en verwerken van het huisvuil en daarmee gelijkgestelde afvalstoffen – 2011; het besluit van de gemeenteraad d.d. 12.12.2011, houdende de retributie op het ophalen en verwerken van het huisvuil en daarmee gelijkgestelde afvalstoffen – 2012; het besluit van de gemeenteraad d.d. 10.12.2012, houdende de retributie op het ophalen en verwerken van het huisvuil en daarmee gelijkgestelde afvalstoffen – 2013; het besluit van de gemeenteraad d.d. 22.04.2013, houdende de retributie op het ophalen en verwerken van het huisvuil en daarmee gelijkgestelde afvalstoffen – aanpassing april 2013 het besluit van de gemeenteraad d.d. 24.06.2013, houdende de retributie op het ophalen en verwerken van het huisvuil en daarmee gelijkgestelde afvalstoffen – aanpassing juni 2013.
Overwegende : dat de totale “afvalberg” in 2014 voor de stad Aarschot kan geraamd worden op : - gewoon huisvuil huis aan huis 2.244.852 kg - papier en karton huis-aan-huis 1.372.560 kg - GFT huis-aan-huis 1.261.992 kg - PMD huis-aan-huis 445.284 kg - Grof vuil huis-aan-huis 12.984 kg - Snoeihout huis-aan-huis 2.808 kg - kerstbomen huis-aan-huis 9.312 kg - Zwerfvuil gem werkpl 91.716 kg - Gemeentevuil gem werkpl 180.120 kg - Houtafval gem werkpl 13.992 kg - Groenafval gem werkpl 618.684 kg - Bermmaaisel gem werkpl 267.744 kg - Kringloopvuil gem werkpl 26.016 kg - wit glas brenghoeken 476.520 kg - gekleurd glas brenghoeken 511.080 kg - papier en karton containerpark 291.756 kg - houtafval containerpark 349.822 kg - zwerfvuil containerpark 5.323 kg - PMD containerpark 10.824 kg - bouw- en sloopafval containerpark 665.904 kg - asbestcement containerpark 78.546 kg - tuinafval gemengd containerpark 70.920 kg
- Snoeihout containerpark 358.812 kg - metaal containerpark 73.860 kg - kunststoffolie, e.d. containerpark 24.780 kg - vlak glas containerpark 27.948 kg - grof huisvuil containerpark 517.704 kg - KGA containerpark 45.211 kg - Frituurolie en vetten containerpark 22.968 kg - Afvalolie containerpark 5.742 kg - Autobanden containerpark 3.962 kg - Luierafval containerpark 151.632 kg dat de totale afvalfactuur voor inzameling en verwerking van huishoudelijke afvalstoffen en vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen in 2014 voor de stad Aarschot kan geraamd worden op 2.400.000,00,-EUR; dat bovendien, zelfs in eerste orde, bijzondere inspanningen moeten worden gedaan voor sensibilisatie inzake afvalvoorkoming en hergebruik van afvalstoffen; dat de stad Aarschot het principe “de vervuiler betaalt” wil toepassen en derhalve een deel van de kosten inzake afval ten laste wil leggen van de vervuiler : via een retributie op het ophalen en verwerken van het huisvuil en daarmee gelijkgestelde afvalstoffen; hiermee wordt de vervuiler ertoe aangezet, via prijsprikkels, om zijn hoeveelheid afval zo veel mogelijk en gedifferentieerd te beperken, hierbij rekening houdend met de ladder van Lansink : - preventie - hergebruik - nuttige toepassing - recycleren - verbranden - storten dat het gebruik van het thans in dienst zijnde huisvuilophaalsysteem (containers met geïdentificeerde chips) en containerparksysteem (met CART functie d.i. controle, acceptatie, registratie en tarificatie) toelaat om per referentiepersoon te registreren hoeveel hij vervuilt en met welke fracties; Gelet op de financiële toestand van de gemeente; Met 20 stemmen voor (CD&V – Open VLD – SPA), 6 stemmen tegen (N-VA) en 2 onthoudingen (Groen);
BESLUIT: I. Retributie voor het restafval, het grof huisvuil, het GFT-afval, het papier-en kartonafval en het snoeihout : Artikel 1: Voor het dienstjaar 2014 wordt er ten behoeve van de stad Aarschot, een retributie gevestigd op het afleveren van het restafval, het grof huisvuil, het GFT-afval, het papier- en kartonafval en het snoeihout. Artikel 2:
Restafval variabele kost:
Voor het afleveren van het restafval in de restafvalcontainer, wordt de volgende retributie aangerekend: 0,30 EUR per meegegeven kg restafval;. Deze retributie is verschuldigd op het ogenblik dat de kipbeweging van de container en het gewicht van het meegegeven restafval door de ophaalwagen wordt geregistreerd. Artikel 3:
Huishoudelijk afval vaste kost:
Voor de vaste kost van het huishoudelijk afval wordt per aanbieding van een restafvalcontainer van 40, 140 of 1.100 liter een bijdrage aangerekend (zoals opgenomen in onderstaande tabel) waarbij het principe ‘de vervuiler betaald’ wordt toegepast per elke afzonderlijke aanbieding.
Inhoud restafvalcontainer
Bijdrage in de vaste kosten
40 liter restafvalcontainer
0,29 EUR/kipbeweging
140 liter restafvalcontainer
1,00 EUR/kipbeweging
1100 liter restafvalcontainer
7,86 EUR/kipbeweging
Deze betaling is verschuldigd op het ogenblik dat de kipbeweging van de container en het gewicht van het meegegeven restafval door de ophaalwagen wordt geregistreerd Artikel 4:
GFT-afval:
Voor het afleveren van het GFT-afval in de GFT-container, wordt de volgende retributie aangerekend: 0,25 EUR/kg meegegeven afval.
De retributie is verschuldigd op het ogenblik dat de kipbeweging van de container en het gewicht van het meegegeven GFT-afval door de ophaalwagen wordt geregistreerd. Artikel 5: Papier- en kartonafval: Voor het afleveren van het papier- en kartonafval in de papiercontainer, wordt de volgende retributie aangerekend : 0,00 EUR/kg meegegeven afval. Artikel 6: Grof vuil: Voor het afleveren van het al dan niet samengebonden grof vuil (elke verpakking of bundel of eender welke eenheid met een max. volume van 1 m³, max. toegelaten gewicht van 30 kg. en max. lengte van 2 m), wordt de volgende retributie aangerekend : 0,55 EUR/kg meegegeven afval. De retributie is verschuldigd op het ogenblik dat het gewicht van het meegegeven grof vuil door de ophaalwagen wordt geregistreerd. Artikel 7: Snoeihout: Voor het afleveren van het al dan niet samengebonden snoeihout (elke verpakking of bundel of eender welke eenheid met een max. volume van 1 m³, max. toegelaten gewicht van 30 kg. en max. lengte van 2 m), wordt de volgende retributie aangerekend : 0,42 EUR/kg meegegeven afval. De retributie is verschuldigd op het ogenblik dat het gewicht van het meegegeven snoeihout vuil door de ophaalwagen wordt geregistreerd. Artikel 8: Jaarlijks ontvangen alle referentiepersonen een factuur voor de reeds ontvangen diftar-diensten. De facturatie zal door de stadsontvanger rechtstreeks naar de individuele diftargebruiker toe gebeuren.
Artikel 9: Bij elke registratie van een kipbeweging en van het gewicht van het meegegeven afval door de ophaalwagen zal de retributie zoals bepaald in de artikelen 2, 3, 4, 5, 6 en 7, op een lijst met uitgevoerde diftar-diensten worden geplaatst. Het bedrag, geregistreerd op deze lijsten, zal jaarlijks aan alle referentiepersonen worden gefactureerd. Artikel 10: Wanneer er geen betaling geschiedt binnen de voorziene betalingstermijn van de factuur zullen deze referentiepersonen op een wanbetalerslijst worden geplaatst. De referentiepersonen op de wanbetalerslijst ontvangen dan geen diftar-diensten meer. Artikel 11: Bij de stopzetting van de aansluiting, door een overlijden of bij verhuizing (zowel binnen, als buiten de stad Aarschot) wordt er een eindafrekening opgemaakt, welke maandelijks worden opgestuurd aan de erfgenamen en/of de betrokken referentiepersonen.
II. P.M.D.-zakken : (inhoud : 60 liter)
Artikel 12: Er wordt voor het dienstjaar 2014 een retributie gevestigd op het afleveren van P.M.D.-zakken. Artikel 13: De retributie bedraagt € 0,25 per zak. De zakken worden slechts per rol van 20 zakken verkocht (€ 5,00). Artikel 14: De P.M.D.-zakken kunnen bekomen worden : aan de infobalie – stadhuis gelijkvloers – tijdens de kantooruren; Een ontvangstbewijs wordt slechts afgeleverd op aanvraag. Artikel 15: De retributie op het afleveren van P.M.D.-zakken is ten laste van diegene die er om verzoekt. Artikel 16: De retributie op het afleveren van P.M.D.-zakken moet contant worden betaald.
III. Grote P.M.D.-zakken (scholen - stadsdiensten) : (inhoud : 120 liter)
Artikel 17: Er wordt voor het dienstjaar 2014 een retributie gevestigd op het afleveren van grote P.M.D.-zakken. Artikel 18: De retributie bedraagt € 0,25 per zak. De zakken worden slechts per doos van 300 zakken verkocht (€75,00). Artikel 19: De grote P.M.D.-zakken kunnen bekomen worden aan de infobalie – stadhuis gelijkvloers – tijdens de kantooruren. Een ontvangstbewijs wordt slechts afgeleverd op aanvraag. Artikel 20: De grote P.M.D.-zakken mogen enkel gebruikt worden door de scholen van Aarschot.
Artikel 21: De koper verbindt er zich toe de grote P.M.D.-zakken niet door te verkopen, te ruilen of af te staan aan derden. Artikel 22: De retributie op het afleveren van grote P.M.D.-zakken is ten laste van diegene die er om verzoekt. Artikel 23: De retributie op het afleveren van grote P.M.D.-zakken moet contant worden betaald.
IV. Containerpark :
Artikel 24: Voor het dienstjaar 2014 wordt er een retributie gevestigd op de aanvoer van groenafval (gras, tuinafval en snoeihout), grof vuil, boomstronken, houtafval, bouw- en sloopafval, asbestcement, vlak glas en autobanden op het containerpark. Artikel 25:
Aanvoer grof vuil en autobanden op het containerpark:
Voor de aanvoer van het grof vuil en autobanden op het containerpark, wordt de volgende retributie aangerekend : 0,30 EUR/kg aangevoerd afval. De retributie is verschuldigd op het ogenblik dat de weegbrug het gewicht van het aangevoerde grof vuil en autobanden, registreert. Artikel 26:
Aanvoer groenafval (gras, tuinafval en snoeihout) en boomstronken op het containerpark:
Voor de aanvoer van het groenafval en boomstronken op het containerpark, wordt de volgende retributie aangerekend : 0,27 EUR/kg aangevoerd afval. Voor de eerste 200 kg groenafval en boomstronken welke worden aangevoerd op het containerpark, krijgt men een reductie van 100 % op de betreffende retributie.
De retributie is verschuldigd op het ogenblik dat de weegbrug het gewicht van het aangevoerde groenafval en boomstronken registreert. Artikel 27 :
Aanvoer houtafval, asbestcement en vlak glas op het containerpark:
Voor de aanvoer van houtafval, asbestcement en vlak glas op het containerpark, wordt de volgende retributie aangerekend : 0,17 EUR/kg aangevoerd afval. Voor de eerste 200 kg asbestcement welke wordt aangevoerd op het containerpark, krijgt men een reductie van 100 % op de betreffende retributie. Voor de eerste 300 kg houtafval welke wordt aangevoerd op het containerpark, krijgt men een reductie van 100 % op de betreffende retributie.
De retributie is verschuldigd op het ogenblik dat de weegbrug het gewicht van het aangevoerde houtafval of asbestcement registreert. Artikel 28 :
Aanvoer bouw- en sloopafval op het containerpark:
Voor de aanvoer van bouw- en sloopafval op het containerpark, wordt de volgende retributie aangerekend : 0,03 EUR/kg aangevoerd afval. Voor de eerste 300 kg bouw- en sloopafval welke wordt aangevoerd op het containerpark, krijgt men een reductie van 100 % op de betreffende retributie. De retributie is verschuldigd op het ogenblik dat de weegbrug het gewicht van het aangevoerde bouw- en sloopafval registreert. Artikel 29 : De retributie op de aanvoer van afvalstoffen op het containerpark is ten laste van diegene die er om verzoekt. Artikel 30: De retributie voor het vervangen van een verloren of gestolen magneetkaart bedraagt € 12,50.
Artikel 31:
Bij elke registratie van het gewicht van de aangevoerde afvalstoffen op het containerpark door de weegbrug zal de retributie zoals bepaald in de artikelen 24, 25, 26, 27 en 28 op een lijst met uitgevoerde Diftar-diensten worden geplaatst. Het bedrag geregistreerd op deze lijsten, zal jaarlijks aan alle referentiepersonen worden gefactureerd. Artikel 32: Dit besluit treedt in werking vanaf 1 januari 2014. Onderwerp : RETRIBUTIEREGLEMENT OP SOMMIGE INTERVENTIES EN PRESTATIES VAN DE BRANDWEERDIENST VAN AARSCHOT De Gemeenteraad, in openbare zitting, Gelet op -
-
het Gemeentedecreet dd. 15.07.2005, Titel II, Hfst. I, Afd. III De bevoegdheden van de gemeenteraad (art. 42-43), Titel II, Hfst. II, Afd. III De bevoegdheden van het College van Burgemeester en Schepenen (art. 57-58) en titel VIII, Hfst. I, Bestuurlijk toezicht (art. 248-264); de wet van 29.07.1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen; de wet van 11.04.1994 betreffende de openbaarheid van bestuur; het decreet van 26.03.2004 betreffende de openbaarheid van bestuur in de provincies en de gemeenten; het KB van 02.08.1990 houdende het Nieuw Algemeen Reglement op de Gemeentelijke Comptabiliteit; het KB van 08.11.1967 en latere wijzigingen houdende, voor vredestijd, organisatie van de gemeentelijke en gewestelijke brandweerdiensten en coördinatie van de hulpverlening in geval van brand; het KB van 25.04.2007 tot vaststelling van de opdrachten van de hulpdiensten die verhaald kunnen worden en diegene die gratis zijn, gewijzigd bij KB van 16 juli 2009; de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming; het KB van 7.04.2003 tot verdeling van de opdrachten van civiele bescherming tussen de openbare brandweerdiensten en de diensten van de civiele bescherming;
Gelet op de beslissing van de gemeenteraad van 10 december 2012 houdende retributiereglement op sommige interventies en prestaties van de brandweerdienst van Aarschot; Gelet op het voorstel om de tarieven te verhogen met 0,98% naar analogie met de evolutie van de gezondheidsindex; Met 20
stemmen voor (CD&V – Open VLD – SP.A), /
stemmen tegen en 8 onthoudingen (N-VA – Groen);
BESLUIT
Art. 1. Ten bate van de centrumgemeente, de stad Aarschot, wordt een retributie geheven op sommige prestaties aan derden geleverd door de brandweerdienst in de eigen, de beschermde of andere gemeenten. Art. 2. Volgende hulpverleningen, interventies en prestaties vallen onder het retributiereglement: 1. een falend technisch alarm; 2. verwijderen van een belemmering op de openbare wegen en plaatsen waarvan de oorzaak niet te wijten is aan natuurelementen zoals overstroming, storm of dergelijke;
3. 4. 5. 6. 7.
pompwerken indien de oorzaak niet te wijten is aan overstroming of een lek voor de waterteller; neutraliseren van een laag koolwaterstofverbindingen, zuren en dergelijke op de openbare weg; onschadelijk maken van bijenzwermen of verdelging van een wespennest; operationele brandwacht; andere BW-interventies die niet opgenomen zijn in de lijst van de bijzondere interventies (M.O. 29.11.1967 en aanvullingen).
Art. 3. De vastgestelde retributie is ten bate van de stad Aarschot en is verschuldigd door (naargelang het geval): a.
de natuurlijke of rechtsperso(o)n(en), de begunstigde(n) of de verantwoordelijke(n) ten voordele of ten gevolge van wie de interventie en de prestatie geleverd worden; b. de eigenaar(s) en/of verantwoordelijke(n) van de gewraakte producten of toestanden of de belemmeringen. Art. 4. Er wordt geen retributie geheven: a. op interventies met het redden van dieren tot doel; b. ten laste van gemeentebesturen en O.C.M.W’s van de beschermde gemeenten van het groepscentrum; c. voor aan de gemeentebesturen gemelde en door de brandweer gunstig geadviseerde activiteiten (zoals kampvuren, kerstboomverbrandingen,...).
Art. 5. Het bedrag van de retributie wordt als volgt vastgesteld: a. Personeel
voor de werkdagen: 40 euro per persoon en per uur; voor de zaterdagen en zondagen en wettelijke feestdagen: supplement van 100% voor de nachtprestaties (tussen 22h en 6h00 tijdens de werkdagen): supplement van 25%; voor iedere tussenkomst wordt ieder begonnen half uur aangerekend voor een volledig uur. De tijd vanaf de aankomst tot het vertrek op de plaats van de interventie wordt aangerekend.
b. Falend technisch alarm, uitgezonderd artikel 5, punt h (artikel 2, punt 1) Een forfaitair bedrag van 280,7 euro wordt aangerekend. c.
Verwijderen van een belemmering op de openbare wegen en plaatsen waarvan de oorzaak niet te wijten is aan natuurelementen zoals overstroming, storm of dergelijke (artikel 2, punt 2) Een forfaitair bedrag van 168,9 euro wordt aangerekend.
d.
Pompwerken indien de oorzaak niet te wijten is aan overstroming of een lek voor de waterteller (artikel 2, punt 3) Een forfaitair bedrag van 168,9 euro wordt aangerekend.
e.
Neutraliseren van een laag koolwaterstofverbindingen, zuren en dergelijke op de openbare weg (artikel 2, punt 4) Een forfaitair bedrag van 168,9 euro wordt aangerekend.
f.
Wespenverdelging / onschadelijk maken van bijenzwermen (artikel 2, punt 5) Per interventie: 28,5 euro verdelgingsmiddelen inbegrepen. Een eerder verdelgd nest wordt niet opnieuw aangerekend.
g. Operationele brandwacht (artikel 2, punt 6) Een forfaitair bedrag van 168,9 euro wordt aangerekend. h. Afzetten van inbraakalarm (artikel 2, punt 7) Een forfaitair bedrag van 111,9 euro wordt aangerekend. i. Producten en materiaal Voor de verschillende gebruikte producten en materialen, met uitzondering van brandstof en smeermiddelen, wordt de werkelijke kostprijs. j.
Niet-voorziene uitgaven Het bedrag van de sommen, die ten laste van de brandweerdienst komen, naar aanleiding van interventies door derden verricht op verzoek van de brandweerdienst, zullen eveneens aangerekend worden (uitgaven niet voorzien in hogervermelde posten).
De bedragen zijn gekoppeld aan de evolutie van de gezondheidsindex en stemmen overeen met de gezondheidsindex van de maand november 2013. Deze bedroeg 121,12 (gezondheidsindex 2004 = 100). Ze worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan het gezondheidsindexcijfer van de maand november die aan de aanpassing voorafgaat. Het bedrag na indexering zal worden afgerond naar de hogere tien cent. Art. 6. De in dit reglement vastgestelde retributiebedragen zijn ondeelbaar en dienen betaald te worden door de schuldenaar aan de financieel beheerder op zijn eerste verzoek.
Art. 7. Bij gebrek van betaling in der minne, zal de inning ervan burgerrechterlijk gevorderd worden.
Art. 8. Onderhavig reglement wordt van kracht op 1 januari 2014.
Onderwerp: RETRIBUTIE TER VERGELDING VAN DE KOSTEN VAN SOMMIGE DOOR DE BRANDWEERDIENST UITGEVOERDE BRANDPREVENTIEOPDRACHTEN De Gemeenteraad in openbare zitting, Gelet op het Gemeentedecreet van 15.07.2005, zoals gewijzigd, Titel II, Hfst. I, Afd. III De bevoegdheden van de gemeenteraad (art. 42-43), Titel II, Hfst. II, Afd. III De bevoegdheden van het College van Burgemeester en Schepenen (art. 57-58) Titel VIII, Hfst. I, Bestuurlijk toezicht (art. 248-264); en de bijhorende besluiten en omzendbrieven van de Vlaamse regering;
-
Gelet op de wet van 29.07.1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen; de wet van 11.04.1994 betreffende de openbaarheid van bestuur; het decreet van 26.03.2004 betreffende de openbaarheid van bestuur in de provincies en de gemeenten; het KB van 02.08.1990 houdende het Nieuw Algemeen Reglement op de Gemeentelijke Comptabiliteit; Gelet op het KB van 8 november 1976 en latere wijzigingen houdende, voor vredestijd, de organisatie van de gemeentelijke en gewestelijke brandweerdiensten en coördinatie van de hulpverlening in geval van brand; het ministerieel besluit van 14 april 1999 tot vaststelling van de minimale inhoud van de hulpverleningsovereenkomsten die opgesteld worden binnen de hulpverleningszones; het KB van 19 december 1997 tot wijziging van het KB van 7 juli 1994 tot vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan de nieuwe gebouwen moeten voldoen Overwegende dat de opdrachten inzake brandpreventie steeds opdrachten zijn ten gunste van particulieren of van private of openbare instellingen en dat het aldus gerechtvaardigd is de kosten ervan te laten dragen door hen in wiens voordeel of op wiens vraag zij verricht worden; Gelet op de financiële toestand van de gemeente; Met 20
stemmen voor (CD&V – Open VLD – SP.A), /
stemmen tegen en 8 onthoudingen (N-VA – Groen);
BESLUIT Artikel 1 Ten bate van de centrumgemeente, de stad Aarschot, wordt een retributie geheven ter vergelding van de kosten van de door de brandweerdienst uitgevoerde brandpreventieopdrachten in de eigen en de beschermde gemeenten van de brandweersector Aarschot. Onder brandpreventie wordt verstaan: o adviezen verleend bij bouwvergunningsaanvragen o adviezen verleend bij milieuvergunningsaanvragen o uitgebrachte adviezen na controle ter plaatse. Artikel 2 De vastgestelde retributie is verschuldigd door de natuurlijke of rechtspersoon, de begunstigde of de verantwoordelijke die de bouw- of de milieuvergunning of een controle aanvraagt. De verkoop van het onroerend goed ontslaat de belastingplichtige niet van de betaling van de vergoeding. Artikel 3 De gemeentebesturen en OCMW’s van de eigen en de beschermde gemeenten van de brandweersector Aarschot zijn vrijgesteld van retributie. Artikel 4
Het bedrag van de retributie wordt als volgt vastgesteld: a.
Adviezen bouwvergunningsaanvragen voor nieuwe gebouwen en uitbreidingen (vergroting van de bestaande constructie) per bouwlaag: met een oppervlakte van maximum 99 m² met een oppervlakte groter dan 99 m² en kleiner dan 500 m² met een oppervlakte vanaf 500 m²
35 euro 130 euro 255 euro
Eventuele voorbesprekingen met de architect en/of bouwheer, het nazicht van de plannen, het schriftelijk advies en één controle ter plaatse zijn in deze retributie inbegrepen. b.
Voor adviezen verleend bij bouwvergunningsaanvragen , andere dan vermeld onder a. en milieuvergunningen wordt een retributie (personeelskosten) geheven van 50 euro per uur. Ieder begonnen half uur wordt aangerekend voor een volledig half uur. De tijd besteed aan de voorbesprekingen, de studie van de plannen en/of het dossier en het afwerken van het advies wordt in aanmerking genomen voor het bepalen van de retributie.
c.
Voor uitgebrachte adviezen na controle wordt er een retributie (personeelskosten) geheven van 50 euro per uur. Ieder begonnen half uur wordt aangerekend voor een volledig half uur. De tijd besteed aan de voorbesprekingen, de studie van de plannen en/of het dossier, de controle ter plaatse (zonder verplaatsing) en het afwerken van het advies wordt in aanmerking genomen voor het bepalen van de retributie. Er wordt geen retributie geheven voor het uitgebracht advies bij de eerste en de laatste controle (eindcontrole).
d.
Voor controle van tenten wordt een forfaitair bedrag van 50 euro aangerekend.
De bedragen zijn gekoppeld aan de evolutie van de gezondheidsindex en stemmen overeen met de gezondheidsindex van de maand november 2013. Deze bedroeg 121,12 (gezondheidsindex 2004 = 100). Ze worden jaarlijks aangepast aan het gezondheidsindexcijfer van de maand november die de aanpassing voorafgaat. Het bedrag na indexering zal worden afgerond naar de hogere tien cent. Artikel 5 De in dit reglement vastgestelde retributiebedragen zijn ondeelbaar en dienen betaald te worden door de schuldenaar aan de financieel beheerder op zijn eerste verzoek. De bedragen blijven identiek, zelfs in geval van niet-uitvoering van de bouwwerken en/of de door de brandweer geadviseerde brandpreventiemaatregelen. Artikel 6 Bij gebrek van betaling in der minne, zal de inning ervan burgerrechterlijk gevorderd worden. Artikel 7 Onderhavig reglement wordt van kracht op 1 januari 2014.
Onderwerp: RETRIBUTIE OP HET UITLENEN VAN STEDELIJK SIGNALISATIEMATERIAAL De Gemeenteraad in openbare zitting, Gelet op het Gemeentedecreet van 15.07.2005, zoals gewijzigd, Titel II, Hfst. I, Afd. III De bevoegdheden van de gemeenteraad (art. 42-43), Titel II, Hfst. II, Afd. III De bevoegdheden van het College van Burgemeester en Schepenen (art. 57-58) Titel VIII, Hfst. I, Bestuurlijk toezicht (art. 248-264); en de bijhorende besluiten en omzendbrieven van de Vlaamse regering;
-
Gelet op de wet van 29.07.1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen; de wet van 11.04.1994 betreffende de openbaarheid van bestuur; het decreet van 26.03.2004 betreffende de openbaarheid van bestuur in de provincies en de gemeenten; het KB van 02.08.1990 houdende het Nieuw Algemeen Reglement op de Gemeentelijke Comptabiliteit; Overwegende dat bij sommige evenementen de impact op het verkeer zo groot is dat er door het stadsbestuur bepaald wordt dat er zeer veel signalisatie noodzakelijk is. Daarom is het ook aangewezen om een maximumbedrag voor dit signalisatiemateriaal vast te stellen. Gelet op de financiële toestand van de gemeente; Met 20
stemmen voor (CD&V – Open VLD – SP.A), /
stemmen tegen en 8 onthoudingen (N-VA – Groen);
BESLUIT Artikel 1 Vanaf 1 januari 2014 wordt een retributie geheven op het uitlenen van stedelijk signalisatiemateriaal. Artikel 2 De retributie is verschuldigd door de aanvrager. Artikel 3 De retributie wordt vastgesteld als volgt:
-
vast bedrag per uitlening o administratiekost: 10 euro per dag o knipperlicht + batterij: 1 euro o nadar met signalisatie: 2 euro o verkeersteken met/zonder sokkel: 1 euro o wegwijzer met/zonder sokkel: 1 euro
Bij evenementen bedraagt de retributie voor signalisatiemateriaal maximum 250 euro per evenement met inbegrip van de eventuele vervoerskosten. Wanneer er een feestdag vòòr of na de uitleenperiode valt, worden de materialen een dag eerder of later afgehaald of geleverd. Hiervoor wordt geen bijkomende vergoeding aangerekend. Artikel 4 Het uitlenen van signalisatiemateriaal moet aangevraagd worden aan de infobalie van het stadhuis, Ten Drossaarde 1 te 3200 Aarschot. Signalisatiemateriaal wordt enkel uitgeleend aan: particulieren (inwoners van Aarschot) diensten, scholen en verenigingen van de stad Aarschot. Signalisatiemateriaal wordt niet uitgeleend voor commerciële doeleinden (aannemers, nutsmaatschappijen, …). Artikel 5 Het signalisatiemateriaal moet door de ontlener zelf afgehaald en teruggebracht worden. Het materiaal wordt afgehaald en teruggebracht in de stadswerkhallen, Nieuwlandlaan 30C te 3200 Aarschot (iedere weekdag van 8u30-12u en van 12u30-16u). Indien het ter plaatse moet gebracht en gehaald worden , wordt een bijkomende vergoeding van 50 euro aangerekend voor het vervoer heen en terug. Artikel 6 De gebruiker moet het materiaal terugbrengen in de staat waarin het zich bevond bij het uitlenen. Bij schade of verlies van het uitgeleende materiaal zal de werkelijke kostprijs voor de herstelling of vervanging bijkomend aangerekend worden. Artikel 7 De retributie moet betaald worden na ontvangst van de factuur en binnen de termijn die daarop vermeld is. Onderwerp: TARIEFREGLEMENT VOOR WERKEN AANGEVRAAGD DOOR DERDEN De Gemeenteraad in openbare zitting, Gelet op het Gemeentedecreet van 15.07.2005, zoals gewijzigd, Titel II, Hfst. I, Afd. III De bevoegdheden van de gemeenteraad (art. 42-43), Titel II, Hfst. II, Afd. III De bevoegdheden van het College van Burgemeester en Schepenen (art. 57-58) Titel VIII, Hfst. I, Bestuurlijk toezicht (art. 248-264); en de bijhorende besluiten en omzendbrieven van de Vlaamse regering;
-
Gelet op de wet van 29.07.1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen; de wet van 11.04.1994 betreffende de openbaarheid van bestuur; het decreet van 26.03.2004 betreffende de openbaarheid van bestuur in de provincies en de gemeenten; het KB van 02.08.1990 houdende het Nieuw Algemeen Reglement op de Gemeentelijke Comptabiliteit; Gelet op de beslissing van de gemeenteraad van 10 december 2012 houdende tariefreglement voor werken aangevraagd door derden - 2013; Gelet op het voorstel om de prijzen te actualiseren en enkele fundamentele wijzigingen aan te brengen aan het tariefreglement voor werken aangevraagd door derden zijnde Kosten voor materieel: Er wordt voorgesteld om ook het uurloon van de bestuurder aan te rekenen. De kosten voor materieel werden vroeger gerekend zonder bijkomende kosten voor de bestuurder. Dit wil zeggen dat de bestuurder ‘gratis’ werkte. Kosten voor materiaal:
Er wordt voorgesteld om een prijs aan te rekenen die overeenstemt met de laatste aankoopprijs, verhoogd met 15 % administratiekosten. De prijzen van materiaal kunnen gedurende het jaar erg fluctueren. Prijzen vastleggen heeft soms tot gevolg dat bepaalde hulpstukken aan een goedkoper tarief moeten geplaatst worden dan dat die zelf door de stad werden aangekocht. Gelet op de financiële toestand van de gemeente; Met 20
stemmen voor (CD&V – Open VLD – SP.A), /
stemmen tegen en 8 onthoudingen (N-VA – Groen);
BESLUIT Artikel 1 Het tarief wordt met ingang van 1 januari 2014 vastgesteld als volgt: a.
kosten voor arbeiders Kosten voor arbeiders
40 euro / uur
Ieder begonnen half uur wordt aangerekend voor een volledig half uur. De tijd vanaf het vertrek tot aan de aankomst in het werkhuis wordt eveneens meegerekend. b.
kosten van materieel Camion zonder kraan voor gebruik ter plaatse
Camion met kraan voor gebruik ter plaatse
Tractor voor gebruik ter plaatse
Compressor voor gebruik ter plaatse
Kleine hogedrukreiniger voor gebruik ter plaatse
Grote hogedrukreiniger (kolkenzuiger) voor gebruik ter plaatse
Bestelwagen voor gebruik ter plaatse
Huisvuilwagen
Luchtcompressor
30 euro / uur (excl. bestuurder) + 0,30 euro / km 42 euro / uur (excl. bestuurder) + 0,30 euro / km 36 euro / uur (excl. bestuurder) + 0,30 euro / km 30 euro / uur (excl. bestuurder) + 0,30 euro / km 30 euro / uur (excl. bestuurder) + 0,30 euro / km 42 euro / uur (excl. bestuurder) + 0,30 euro / km 30 euro / uur (excl. bestuurder) + 0,30 euro / km 42 euro / uur (excl. bestuurder) + 0,30 euro / km 30 euro / uur
Laad-graafcombinatie
40 euro / uur
Mini graafmachine
20 euro / uur
Grote kraan
40 euro / uur
Boorhamer
3,50 euro / uur
Trilplaat
4,50 euro / uur
Wals
9,0 euro / uur
Sloophamer
3,50 euro / uur
Stroomgroep
3,50 euro / uur
Klokboormachine
5,50 euro / uur
Slijpschijf
2,50 euro / uur
Ieder begonnen half uur wordt aangerekend voor een volledig half uur. De tijd vanaf het vertrek tot aan de aankomst in het werkhuis wordt eveneens meegerekend. c.
kosten voor materiaal (PVC buizen, PVC hulpstukken en bouwmaterialen) De vigerende prijzen worden verrekend volgens de gebruikte materialen die nodig zijn om werken uit te voeren. De aangerekende prijzen bedragen de laatste aankoopprijs, verhoogd met 15 % administratieve kosten.
Artikel 2 De vergoeding voor de prestaties moet betaald worden in handen van de financieel beheerder van de stad, die er kwijtschrift zal van afleveren.
Artikel 3 De bedragen zijn gekoppeld aan de evolutie van de gezondheidsindex en stemmen overeen met de gezondheidsindex van de maand november 2013. Deze bedroeg 121,12 (gezondheidsindex 2004 = 100). Ze worden jaarlijks aangepast aan het gezondheidsindexcijfer van de maand november die de aanpassing voorafgaat. Het bedrag na indexering zal worden afgerond naar de hogere tien cent.
Onderwerp:Aanpassing reglement voor de gebruiker van de Stedelijke Openbare Bibliotheek De gemeenteraad Gelet op het Gemeentedecreet van 15.07.2005, zoals gewijzigd, Titel II, Hfst. I, Afd. III De bevoegdheden van de gemeenteraad (art. 42-43), Titel II, Hfst. II, Afd. III De bevoegdheden van het College van Burgemeester en Schepenen (art. 57-58) Titel VIII, Hfst. I, Bestuurlijk toezicht (art. 248-264); en de bijhorende besluiten en omzendbrieven van de Vlaamse regering; Gelet op: de wet van 29.07.1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen; de wet van 11.04.1994 betreffende de openbaarheid van bestuur; het decreet van 26.03.2004 betreffende de openbaarheid van bestuur in de provincies en de gemeenten; het KB van 02.08.1990 houdende het Nieuw Algemeen Reglement op de Gemeentelijke Comptabiliteit; het advies van het Beheersorgaan van de Stedelijke Openbare Bibliotheek in vergaderingen van 14/10/2013 en 05/11/2013 voor het aanpassen van het bedrag en de modaliteiten van het lidgeld; Overwegende dat het lidgeld sedert de oprichting van de Stedelijke Bibliotheek in 1979 onveranderd 2,50 euro is gebleven voor gebruikers van 18 tot 60 jaar; Overwegend dat de kosten van boeken en andere materialen gevoelig zijn gestegen en de bibliotheek nu een veel ruimere dienstverlening aanbiedt en de pensioengerechtigde leeftijd nationaal wordt opgetrokken; Overwegend dat het Beheersorgaan van de Stedelijke Openbare Bibliotheek derhalve adviseert het lidgeld voor de gebruikers aan te passen van € 2,50 naar € 5 per jaar voor leners van 18 tot 65 jaar; Met 28 stemmen voor, / stemmen tegen en
/
onthoudingen;
BESLUIT: Het jaarlijkse lidgeld wordt vastgelegd op € 5,00 voor gebruikers van 18 tot 65 jaar. Het reglement voor de gebruiker inzonderheid het aangepaste artikel 4 wordt goedgekeurd. Het nieuwe reglement als in bijlage is van toepassing vanaf 1 januari 2014. Onderwerp: Meerjarenplan 2014 – 2019
Het college van burgemeester en schepenen bezorgt alle raadsleden ter zitting volgend document:
De gemeenteraad, Gelet op het Gemeentedecreet van 15.07.2005, zoals gewijzigd, Titel II, Hfst. I, Afd. III De bevoegdheden van de gemeenteraad (art. 42-43), Titel II, Hfst. II, Afd. III De bevoegdheden van het College van Burgemeester en Schepenen (art. 57-58) Titel VIII, Hfst. I, Bestuurlijk toezicht (art. 248-264); en in het bijzonder Titel IV, Hoofdstuk II; en de bijhorende besluiten en omzendbrieven van de Vlaamse regering; Gelet op: de wet van 29.07.1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen; de wet van 11.04.1994 betreffende de openbaarheid van bestuur; het decreet van 26.03.2004 betreffende de openbaarheid van bestuur in de provincies en de gemeenten; het KB van 02.08.1990 houdende het Nieuw Algemeen Reglement op de Gemeentelijke Comptabiliteit; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 25 juni 2010 betreffende de beleids- en beheerscyclus van de gemeenten, de provincies en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn; Gelet op het ministerieel besluit van 26 november 2012 tot wijziging van het ministerieel besluit van 1 oktober 2010 tot vaststelling van de modellen en de nadere voorschriften van de beleidsrapporten en de toelichting ervan, en van de rekeningstelsels van de gemeenten, de provincies en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn. Gelet op de omzendbrief BB 2013/8 van 18 oktober 2013 in verband met de veralgemeende invoering van de beleids- en beheerscyclus; Overwegende dat een meerjarenplan moet worden goedgekeurd tot en met 2019; Overwegende dat dit meerjarenplan voldoet aan de gestelde eisen betreffende de financiële evenwichten, met name het toestandsevenwicht (resultaat op kasbasis) en het structureel evenwicht (autofinancieringsmarge); Gelet op het participatieproces tijdens de opmaak van deze meerjarenplanning; Gelet op het positief advies van het managementteam van 13 december 2013 met betrekking tot het voorstel van meerjarenplan 2014-2019; Op voorstel van het college van burgemeester en schepenen; Overwegend dat raadslid Kevin Garcia in toepassing van het Gemeentedecreet, artikel 146 §1 , de afzonderlijke stemming vraagt over de beleidsdomeinen van het meerjarenplan; Overwegend: -
dat de Groen-fractie er op wijst dat in het ontwerp van strategische nota bij het beleidsdomein “Algemeen Bestuur” voor de actieplannen “Klachtenmanagement”, “Intern communiceren” en “Zorgen voor draadloos internet op publieke plaatsen (wifi)” werd aangegeven dat de stad hier alleen in 2014 op inzet;
-
dat wordt toegelicht dat dit een technische vergissing is en dat de stad met betrekking tot deze actieplannen maatregelen treft gedurende de hele planperiode; dat de strategische nota in die zin wordt aangepast;
-
dat de Groen-fractie er op wijst dat op bladzijde 5 van de omgevingsanalyse een vergissing sloop, aangezien er wordt vermeld dat de stad Aarschot in het noorden grenst aan de provincie Limburg terwijl dit de provincie Antwerpen hoort te zijn; dat de omgevingsanalyse in die zin wordt aangepast;
-
-
-
dat het college van burgemeester en schepenen meedeelt dat aan het ontwerpbudget 2014 nog volgende technische aanpassingen werden doorgevoerd: aanpassing budgetcode 2014 in plaats van 2019 R. 2014001568 (2014/22500007/GRONDG/0670) R. 2014001699 (2014/22500007/GRONDG/0690) aanpassing type budget: I(nvesteringen) in plaats van E(xploitatie) R. 2014004295 (2014/66400000/VT&WELZ/0740-01) aanpassing type budget: A(ndere) in plaats van I(nvesteringen) R. 2014004320 (2014/29030000/ALG.FIN/0050) R. 2014004284 (2014/29030000/ALG.FIN/0050) R. 2014004283 (2014/29030000/ALG.FIN/0050) R. 2014004280 (2014/29030000/VT&WELZ/0710-02) R. 2014004279 (2014/29030000/VT&WELZ/0710-02) R. 2014004277 (2014/29030000/VT&WELZ/0710-03) R. 2014004282 (2014/29030000/VT&WELZ/0710-04) R. 2014004278 (2014/29030000/VT&WELZ/0710-04) R. 2014004281 (2014/29030000/VT&WELZ/0740-01)
dat de aldus aangepaste ontwerpen aan de gemeenteraadsleden werden voorgelegd en zonder bezwaar ter stemming worden gebracht;
Gelet op de resultaten van de stemming; Met 20 stemmen voor (CD&V, Open VLD, SP.A), 6 stemmen tegen (N-VA) en 2 onthoudingen (Groen) voor het onderdeel “Beleidsdomein algemene financiering” van het meerjarenplan 2014-2019; Met 20 stemmen voor (CD&V, Open VLD, SP.A), 6 stemmen tegen (N-VA) en 2 onthoudingen (Groen) voor het onderdeel “Beleidsdomein algemeen bestuur” van het meerjarenplan 2014-2019; Met 20 stemmen voor (CD&V, Open VLD, SP.A), 6 stemmen tegen (N-VA) en 2 onthoudingen (Groen) voor het onderdeel “Beleidsdomein veiligheid” van het meerjarenplan 2014-2019; Met 20 stemmen voor (CD&V, Open VLD, SP.A), 6 stemmen tegen (N-VA) en 2 onthoudingen (Groen) voor het onderdeel “Beleidsdomein grondgebied” van het meerjarenplan 2014-2019; Met 20 stemmen voor (CD&V, Open VLD, SP.A), 6 stemmen tegen (N-VA) en 2 onthoudingen (Groen) voor het onderdeel “Beleidsdomein onderwijs” van het meerjarenplan 2014-2019; Met 20 stemmen voor (CD&V, Open VLD, SP.A), 6 stemmen tegen (N-VA) en 2 onthoudingen (Groen) voor het onderdeel “Beleidsdomein vrije tijd en welzijn” van het meerjarenplan 2014-2019; Met 20 stemmen voor (CD&V, Open VLD, SP.A), 6 stemmen tegen (N-VA) en 2 onthoudingen (Groen); BESLUIT: Enig artikel: Het meerjarenplan 2014 – 2019 goed te keuren. Onderwerp: Budget 2014 De gemeenteraad, Gelet op het Gemeentedecreet van 15.07.2005, zoals gewijzigd, Titel II, Hfst. I, Afd. III De bevoegdheden van de gemeenteraad (art. 42-43), Titel II, Hfst. II, Afd. III De bevoegdheden van het College van Burgemeester en Schepenen (art. 57-58) Titel VIII, Hfst. I, Bestuurlijk toezicht (art. 248-264); en in het bijzonder Titel IV, Hoofdstuk III; en de bijhorende besluiten en omzendbrieven van de Vlaamse regering; Gelet op: de wet van 29.07.1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen; de wet van 11.04.1994 betreffende de openbaarheid van bestuur; het decreet van 26.03.2004 betreffende de openbaarheid van bestuur in de provincies en de gemeenten; het KB van 02.08.1990 houdende het Nieuw Algemeen Reglement op de Gemeentelijke Comptabiliteit;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 25 juni 2010 betreffende de beleids- en beheerscyclus van de gemeenten, de provincies en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn; Gelet op het ministerieel besluit van 26 november 2012 tot wijziging van het ministerieel besluit van 1 oktober 2010 tot vaststelling van de modellen en de nadere voorschriften van de beleidsrapporten en de toelichting ervan, en van de rekeningstelsels van de gemeenten, de provincies en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn. Gelet op de omzendbrief BB 2013/8 van 18 oktober 2013 in verband met de veralgemeende invoering van de beleids- en beheerscyclus; Gelet op de goedkeuring van het meerjarenplan 2014-2019; Overwegende dat het budget 2014 dient te worden vastgesteld overeenkomstig de nieuwe beleids- en beheerscyclus; Gelet op het positief advies van het managementteam van 13 december 2013 met betrekking tot het voorstel van budget 2014; Op voorstel van het college van burgemeester en schepenen; Overwegend: - dat het college van burgemeester en schepenen meedeelt dat aan het ontwerpbudget 2014 nog volgende technische aanpassingen werden doorgevoerd: aanpassing budgetcode 2014 in plaats van 2019 R. 2014001568 (2014/22500007/GRONDG/0670) R. 2014001699 (2014/22500007/GRONDG/0690) aanpassing type budget: I(nvesteringen) in plaats van E(xploitatie) R. 2014004295 (2014/66400000/VT&WELZ/0740-01) aanpassing type budget: A(ndere) in plaats van I(nvesteringen) R. 2014004320 (2014/29030000/ALG.FIN/0050) R. 2014004284 (2014/29030000/ALG.FIN/0050) R. 2014004283 (2014/29030000/ALG.FIN/0050)
-
R. 2014004280 (2014/29030000/VT&WELZ/0710-02) R. 2014004279 (2014/29030000/VT&WELZ/0710-02) R. 2014004277 (2014/29030000/VT&WELZ/0710-03) R. 2014004282 (2014/29030000/VT&WELZ/0710-04) R. 2014004278 (2014/29030000/VT&WELZ/0710-04) R. 2014004281 (2014/29030000/VT&WELZ/0740-01)
dat de aldus aangepaste ontwerpen aan de gemeenteraadsleden werden voorgelegd en zonder bezwaar ter stemming worden gebracht;
Gelet op de resultaten van de stemming; Met 20 stemmen voor (CD&V, Open VLD, SP.A), 6 stemmen tegen (N-VA) en 2 onthoudingen (Groen); BESLUIT: Enig artikel: Het budget 2014 goed te keuren. Onderwerp: AGB Aarschot: Meerjarenplan 2014 – 2019 De gemeenteraad, Gelet op het Gemeentedecreet van 15.07.2005, zoals gewijzigd, Titel II, Hfst. I, Afd. III De bevoegdheden van de gemeenteraad (art. 42-43), Titel II, Hfst. II, Afd. III De bevoegdheden van het College van Burgemeester en Schepenen (art. 57-58) Titel VIII, Hfst. I, Bestuurlijk toezicht (art. 248-264); en de bijhorende besluiten en omzendbrieven van de Vlaamse regering; Gelet op: de wet van 29.07.1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen; de wet van 11.04.1994 betreffende de openbaarheid van bestuur; het decreet van 26.03.2004 betreffende de openbaarheid van bestuur in de provincies en de gemeenten; het KB van 02.08.1990 houdende het Nieuw Algemeen Reglement op de Gemeentelijke Comptabiliteit; Gelet op het decreet van 29 juni 2012 tot wijziging van het Gemeentedecreet van 15 juli 2005; Overwegend dat het autonoom gemeentebedrijf in toepassing van artikel 243 van het gemeentedecreet een meerjarenplan en een budget moet opmaken overeenkomstig de regels die krachtens artikel 145, 146, 147, 149, 150, 151 en 179 van het Gemeentedecreet gelden voor het meerjarenplan en het budget van de gemeente; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 25 juni 2010 betreffende de beleids- en beheerscyclus van de gemeenten, de provincies en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn; Gelet op het ministerieel besluit van 26 november 2012 tot wijziging van het ministerieel besluit van 1 oktober 2010 tot vaststelling van de modellen en de nadere voorschriften van de beleidsrapporten en de toelichting ervan, en van de rekeningstelsels van de gemeenten, de provincies en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn. Gelet op de omzendbrief BB 2013/8 van 18 oktober 2013 in verband met de veralgemeende invoering van de beleids- en beheerscyclus; Gelet op het meerjarenplan 2014 – 2019 van het AGB Aarschot, zoals vastgesteld door de Raad van Bestuur in zitting van 30 december 2013; Overwegende dat dit meerjarenplan voldoet aan de gestelde eisen betreffende de financiële evenwichten, met name het toestandsevenwicht (resultaat op kasbasis) en het structureel evenwicht (autofinancieringsmarge); Met 20 stemmen voor (CD&V – Open VLD – SP.A) , / stemmen tegen en 8 onthoudingen (N-VA - Groen) BESLUIT: Enig artikel: Het meerjarenplan 2014 – 2019 van het Autonoom Gemeentebedrijf Aarschot goed te keuren.
Onderwerp: AGB Aarschot: budget 2014 De gemeenteraad, Gelet op het Gemeentedecreet van 15.07.2005, zoals gewijzigd, Titel II, Hfst. I, Afd. III De bevoegdheden van de gemeenteraad (art. 42-43), Titel II, Hfst. II, Afd. III De bevoegdheden van het College van Burgemeester en Schepenen (art. 57-58) Titel VIII, Hfst. I, Bestuurlijk toezicht (art. 248-264); en de bijhorende besluiten en omzendbrieven van de Vlaamse regering;
Gelet op: de wet van 29.07.1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen; de wet van 11.04.1994 betreffende de openbaarheid van bestuur; het decreet van 26.03.2004 betreffende de openbaarheid van bestuur in de provincies en de gemeenten; het KB van 02.08.1990 houdende het Nieuw Algemeen Reglement op de Gemeentelijke Comptabiliteit; Gelet op het decreet van 29 juni 2012 tot wijziging van het Gemeentedecreet van 15 juli 2005; Overwegend dat het autonoom gemeentebedrijf in toepassing van artikel 243 van het gemeentedecreet een meerjarenplan en een budget moet opmaken overeenkomstig de regels die krachtens artikel 145, 146, 147, 149, 150, 151 en 179 van het Gemeentedecreet gelden voor het meerjarenplan en het budget van de gemeente; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 25 juni 2010 betreffende de beleids- en beheerscyclus van de gemeenten, de provincies en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn; Gelet op het ministerieel besluit van 26 november 2012 tot wijziging van het ministerieel besluit van 1 oktober 2010 tot vaststelling van de modellen en de nadere voorschriften van de beleidsrapporten en de toelichting ervan, en van de rekeningstelsels van de gemeenten, de provincies en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn. Gelet op de omzendbrief BB 2013/8 van 18 oktober 2013 in verband met de veralgemeende invoering van de beleids- en beheerscyclus; Gelet op het meerjarenplan 2014-2019 van het AGB Aarschot, zoals vastgesteld door de Raad van Bestuur op 30 december 2013 en goedgekeurd door de gemeenteraad in zitting van heden; Gelet op het budget 2014 van het AGB Aarschot, zoals goedgekeurd door de Raad van Bestuur op 30 december 2013; Met 20 stemmen voor (CD&V – Open VLD – SP.A) , / stemmen tegen en 8 onthoudingen (N-VA - Groen) BESLUIT: Enig artikel: Het budget 2014 van het Autonoom Gemeentebedrijf Aarschot goed te keuren.
Onderwerp: Autonoom Gemeentebedrijf Aarschot : bepaling van de tarieven voor de exploitatie van het stedelijk zwembad, de stedelijke sporthal, het stedelijk museum en de dienst toerisme, de multifunctionele zaal DEN AKKER, de feest- en sporthal Gelrode voor dienstjaar 2014
De gemeenteraad Gelet op - het Gemeentedecreet dd. 15.07.2005, Titel II, Hfst. I, Afd. III De bevoegdheden van de gemeenteraad (art. 42-43), Titel II, Hfst. II, Afd. III De bevoegdheden van het College van Burgemeester en Schepenen (art. 57-58) en titel VIII, Hfst. I, Bestuurlijk toezicht (art. 248-264); - de wet van 29.07.1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen; - de wet van 11.04.1994 betreffende de openbaarheid van bestuur; - het decreet van 26.03.2004 betreffende de openbaarheid van bestuur en de Omzendbrief VR 2006/26 dd 01.12.2006 betreffende de openbaarheid van bestuur; - De beslissingen van de gemeenteraad dd. 15.12.2005 in verband met de oprichting van de statuten, het beleidsplan en het financieel plan van het Autonoom Gemeentebedrijf Aarschot, goedgekeurd door de Vlaamse Minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering op 14/04/2006 en de publicatie van deze beslissing in het Belgisch Staatsblad op 19/05/2006; - De beslissing van de Raad van Bestuur van 09.11.2006 tot aanpassing van artikel 3 en 6 van de statuten, gunstig geadviseerd door de gemeenteraad op 30.11.2006 en goedgekeurd door de Vlaamse Minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering op 13.02.2007; - de wet van 14.11.1983 betreffende de controle op de toekenning en de aanwending van sommige toelagen; - de beslissing van de Raad van Bestuur van het AGB Aarschot van 13.11.2013 i.v.m. de wijziging van de statuten in toepassing van art. 310 § 1 van het Gemeentedecreet en de desbetreffende beslissing van de gemeenteraad van 25.11.2013; Overwegende - dat de exploitatie van de in de hoofding genoemde exploitatiepunten, openbare diensten zijn; - dat afspraken zijn gemaakt met het AGB Aarschot over de wijze waarop het AGB Aarschot deze openbare diensten exploiteert; - dat deze afspraken in een beheersovereenkomst tussen de stad en het AGB Aarschot zijn vastgelegd; - dat alle exploitatiekosten van voormelde diensten door het AGB Aarschot worden gedragen; - dat er afspraken worden gemaakt tussen de stad en het AGB Aarschot, indien de voornoemde diensten wenst te benutten voor andere activiteiten, die er geen directe band mee houden; dat deze bij wijze van convenant aan de beheersovereenkomst kunnen worden geregeld; - dat de continuïteit van de exploitatie van de genoemde openbare diensten moet gewaarborgd zijn; dat het derhalve past dat de stad in het geval dat het AGB Aarschot verlies lijdt, dit verlies vergoedt door middel van een dotatie en de toekenning van de dotatie in een beheersovereenkomst wordt geregeld; - dat het AGB Aarschot, in het kader van het nastreven van haar maatschappelijk doel, gerechtigd is om
autonoom de tarieven te bepalen van de door haar te verstrekken diensten; dat het evenwel aanbeveling verdient dat het AGB Aarschot haar tarieven, vooraleer ze aan te passen, meedeelt aan de stad Aarschot; - dat deze voorafgaande mededeling van de tarieven door het AGB Aarschot de stad in staat moet stellen om tijdig de gepaste maatregelen te kunnen nemen in het kader van haar sportief, sociaal, cultureel, toeristisch beleid; - dat de gemeenteraad het hoge toezicht heeft op de werking van het AGB Aarschot en dus ook op de besteding van de toegekende gelden; - dat de gemeenteraad het college van burgemeester en schepenen kan machtigen om deze overeenkomst met het AGB Aarschot uit te werken;
Gelet op de door het AGB Aarschot voorgestelde tarieven en vergoedingen, toe te passen in dienstjaar 2014 bij de exploitatie van - het stedelijk zwembad; - de stedelijke sporthal, de sporthal Gelrode; - het stedelijk museum en de dienst Toerisme; - de multifunctionele zaal Den Akker en de feestzaal Gelrode; Overwegende dat deze voorgestelde tarieven en vergoedingen passen in het sportief, sociaal, cultureel en toeristisch beleid van de stad en er kunnen toe bijdragen om dit beleid uitvoerend verder vorm te geven; Overwegend dat in de loop van het nieuwe dienstjaar mogelijkerwijze nieuwe diensten en producten kunnen ontwikkeld worden waarvoor ook passende nieuwe tarieven en vergoedingen moeten kunnen worden vastgesteld; dat het hierbij nuttig is om algemene richtlijnen te bepalen op basis waarvan het AGB Aarschot onmiddellijk nieuwe tarieven en vergoedingen kan bepalen voor het lopend dienstjaar; Met 20 stemmen voor (CD&V – Open VLD – SP.A) , 6 stemmen tegen (N-VA) en 2 onthoudingen (Groen) BESLUIT : Artikel 1 : De bijgevoegde door het AGB Aarschot voorgestelde tarieven en vergoedingen voor het verlenen van het recht op toegang en het recht om gebruik te maken van de voormelde exploitatiepunten en de voorgestelde verkoopprijzen voor diensten en producten worden goedgekeurd. Artikel 2 : Voor nieuwe producten en diensten die in de loop van het dienstjaar worden ontwikkeld mag het AGB Aarschot tarieven en vergoedingen bepalen op basis van volgende algemene richtlijn : “verkoopprijs is minimaal gelijk aan [aankoopprijs (exclusief BTW) + alle gekende onkosten] + 15% winstmarge + BTW, tenzij om praktische redenen hogere prijzen moeten worden toegepast.”
Onderwerp: Vaststelling rekening 2012 van de POLITIEZONE Aarschot De gemeenteraad, Gelet het Gemeentedecreet van 15.07.2005, zoals gewijzigd, Titel II, Hfst. I, Afd. III De bevoegdheden van de gemeenteraad (art. 42-43), Titel II, Hfst. II, Afd. III De bevoegdheden van het College van Burgemeester en Schepenen (art. 57-58) Titel VIII, Hfst. I, Bestuurlijk toezicht (art. 248-264); en de bijhorende besluiten en omzendbrieven van de Vlaamse regering; Gelet op: de wet van 29.07.1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen; de wet van 11.04.1994 betreffende de openbaarheid van bestuur; het decreet van 26.03.2004 betreffende de openbaarheid van bestuur in de provincies en de gemeenten; de door de bijzondere rekenplichtige opgemaakte jaarrekening 2012 van de POLITIEZONE AARSCHOT omvattende de begrotingsrekening, de balans en de resultatenrekening 2012; Gelet op de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst gestructureerd op twee niveaus, inzonderheid op artikel 34 en op de artikelen 77 tot 80 (hierna aangeduid als WGP); Gelet op het koninklijk besluit van 5 september 2001, houdende het algemeen reglement op de boekhouding van de politiezone, inzonderheid op de artikelen 66 tot 72 (hierna aangeduid als ARPC); Gelet op de ministeriële omzendbrief PLP 33 van 27 oktober 2003 betreffende de jaarrekening 2002 van de politiezones; Gelet op de ministeriële omzendbrief PLP38 van 17 maart 2005 betreffende het afsluiten van de jaarrekeningen 2002, 2003 en 2004 van de politiezones; Gelet op de ministeriële omzendbrief PLP38bis van 5 oktober 2005 betreffende het afsluiten van de jaarrekeningen 2002, 2003 en 2004 van de politiezones; Gelet het besluit van de Gouverneur van 28 juni 2013 houdende vaststelling van de jaarrekening 2011 van de politiezone AARSCHOT en de vraag om de toekomstige balansen en resultatenrekeningen op te stellen in afgeronde euro; Met 20 stemmen voor (CD&V – Open VLD – SP.A) , / stemmen tegen en 8 onthoudingen (N-VA - Groen)
BESLUIT: Artikel 1.- De begrotingsrekening 2012 van de POLITIEZONE Aarschot wordt vastgesteld zoals vermeld in de bijlage “Algemene samenvatting van de begrotingsrekening 2012 van de PZ Aarschot”:
1.
Gewone Dienst
Buitengewone Dienst
Vastgestelde rechten ten voordele van de gemeente
€
€
Onverhaalbare en oninvorderbare af te trekken
€
Netto vastgestelde rechten
€
6.151.714,83
€
374.907,35
Vastleggingen
€
5.677.619,50
€
374.907,35
Budgettair Overschot
€
474.095,33
€
0
Vastgestelde rechten ten voordele van de gemeente
€
6.151.714,83
€
374.907,35
Onverhaalbare en oninvorderbare af te trekken
€
Netto vastgestelde rechten
€
6.151714.83
€
374.907,35
Aanrekeningen
€
5.622.226,36
€
240.993,91
Boekhoudkundig overschot
€
529.488,47
€
133.913,44
Vastleggingen
€
5.677.619,50
€
374.907,35
Aanrekeningen
€
5.622.226,36
€
240.993,91
Over te dragen naar volgend jaar
€
55.393,14
€
133.913,44
6.151.715,83 0
€
374.907,35 0
2.
3.
0
€
0
Artikel 2.- In de algemene boekhouding:
-
wordt het balanstotaal van de balans per 31 december 2012 vastgesteld op € 6.417.533 (afgeronde euro);
-
wordt het batig resultaat op de resultatenrekening over het boekjaar 2012 vastgesteld op € 170.871 (afgeronde euro).
Artikel 3.- De bijgevoegde documenten – zijnde de begrotingsrekening 2012 en de (algemene) jaarrekening (balans & resultatenrekening) 2012 van de POLITIEZONE AARSCHOT – worden goedgekeurd. Artikel 4.- Dit besluit is onderworpen aan de goedkeuring van de Gouverneur krachtens artikel 78 WGP.
Onderwerp: Vaststelling Begroting 2014 van de POLITIEZONE Aarschot Het college van burgemeester en schepenen bezorgt alle raadsleden ter zitting volgend document:
De gemeenteraad, Gelet op de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst gestructureerd op twee niveaus, inzonderheid op artikel 34 en op de artikelen 77 tot 80 (hierna aangeduid als WGP); Gelet op het koninklijk besluit van 5 september 2001, houdende het algemeen reglement op de boekhouding van de politiezone, inzonderheid op de artikelen 66 tot 72 (hierna aangeduid als ARPC); Gelet op de diverse federale omzendbrieven met betrekking tot het opstellen van de begroting ten behoeve van de politiezones; Gelet het Gemeentedecreet van 15.07.2005, zoals gewijzigd, Titel II, Hfst. I, Afd. III De bevoegdheden van de gemeenteraad (art. 42-43), Titel II, Hfst. II, Afd. III De bevoegdheden van het College van Burgemeester en Schepenen (art. 57-58) Titel VIII, Hfst. I, Bestuurlijk toezicht (art. 248-264); en de bijhorende besluiten en omzendbrieven van de Vlaamse regering; Gelet op: de wet van 29.07.1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen; de wet van 11.04.1994 betreffende de openbaarheid van bestuur; het decreet van 26.03.2004 betreffende de openbaarheid van bestuur in de provincies en de gemeenten; Gelet op: - het ontwerp van politiebegroting 2014 van de politiezone Aarschot; - de bespreking van het ontwerp van politiebegroting 2014 van de politiezone Aarschot Overwegend dat het college van burgemeester en schepenen, aanvullend bij de reeds bezorgde ontwerpbegroting 2014 van de lokale politiezone Aarschot, het document “Corpus politiebegroting dienstjaar 2014 inclusief informatie Rekening 2012 en Begroting 2013 (inclusief BW)” ter beschikking stelt van de raadsleden; dat dit document aan de reeds bezorgde ontwerpbegroting de informatie met betrekking tot de rekening 2012 en de begroting 2013 toevoegt; dat de begroting- en jaarrekening 2012 reeds op 10.12.2013 aan de raadsleden werd bezorgd in toepassing van artikel 174 §2 van het gemeentedecreet; dat de aanvullende gegevens derhalve geen nieuwe informatie bevatten; dat de aldus aangevulde begroting 2014 van de lokale politiezone Aarschot zonder bezwaar ter stemming wordt gebracht; Met 20 stemmen voor (CD&V – Open VLD – SP.A) , / stemmen tegen en 8 onthoudingen (N-VA - Groen) BESLUIT:
Artikel 1.- De politiebegroting 2014 van de politiezone Aarschot wordt aangenomen. Artikel 2.- Het resultaat van de politiebegroting 2014 van de politiezone Aarschot wordt vastgesteld als volgt:
Geraamd algemeen begrotingsresultaat 2013
GEWONE DIENST
(1) 197.340,33
Begroting 2014
Saldo
Ontvangsten eigen dienstjaar 5.704.341,08 Uitgaven eigen dienstjaar
196.647,58
5.900.988,66 Ontvangsten vorige dienstjaren (in 2014)
0,00
Uitgaven vorige dienstjaren (in 2014)
0,00
Ontvangsten overboekingen
0,00
Uitgaven overboekingen
0,00
0,00
0,00
Geraamd resultaat van de begroting 2014 (+ of -)
- (2) 196.647,58 (3)
Geraamd algemeen begrotingsresultaat 2014 692,75 (3) = (1) + (2)
Geraamd algemeen begrotingsresultaat 2013
BUITENGEWONE DIENST Begroting 2014
0,00 (1)
Saldo
Ontvangsten eigen dienstjaar 90.000,00 Uitgaven eigen dienstjaar
0,00 90.000,00
Ontvangsten vorige dienstjaren (in 2014)
0,00
Uitgaven vorige dienstjaren (in 2014)
0,00
Ontvangsten overboekingen
0,00
Uitgaven overboekingen
0,00
0,00
0,00
Geraamd resultaat van de begroting 2014 (+ of -)
0,00 (2)
Geraamd algemeen begrotingsresultaat 2014
0,00 (3) (3) = (1) + (2)
Artikel 3.- Dit besluit is onderworpen aan de goedkeuring van de Gouverneur. Onderwerp: bekrachtiging besluit burgemeester houdende verkeersregeling
van 01.11.2013 tot en met 03.11.2013 in de
Elisabethlaan tijdens verhuiswerken De gemeenteraad,
Gelet op het besluit van de heer burgemeester dd. 02.12.2013
betreffende verkeersregeling
van 01.11.2013 tot en met
03.11.2013 in de Elisabethlaan tijdens verhuiswerken Gelet op artikel 119, 134, 135 N.G.W.; Gelet op artikel 10 van de wet betreffende de politie over het wegverkeer; Met 28 stemmen voor, /
stemmen tegen en / onthoudingen;
BESLUIT :
Art. 1. - Bijgevoegd besluit van de heer burgemeester wordt bekrachtigd.
Art. 2. - Deze beslissing en het besluit van de burgemeester zijn onderworpen aan de bepalingen van het Decreet van 28.04.1993 inzake Administratief Toezicht op de Gemeenten en worden verzonden - in 1 exemplaar aan de Griffie van de Rechtbank van Eerste Aanleg en die van de Politierechtbank te Leuven voor kennisgeving.
Onderwerp: bekrachtiging besluit burgemeester houdende verkeersregeling
van 01.11.2013 tot en met 06.12.2013 in het
Begijnhof 5A tijdens verbouwingswerken De gemeenteraad,
Gelet op het besluit van de heer burgemeester dd.
30.10.2013
betreffende verkeersregeling van
06.12.2013 in het Begijnhof 5A tijdens verbouwingswerken Gelet op artikel 119, 134, 135 N.G.W.; Gelet op artikel 10 van de wet betreffende de politie over het wegverkeer; Met 28 stemmen voor, / stemmen tegen en / onthoudingen;
01.11.2013 tot en met
BESLUIT :
Art. 1. - Bijgevoegd besluit van de heer burgemeester wordt bekrachtigd.
Art. 2. - Deze beslissing en het besluit van de burgemeester zijn onderworpen aan de bepalingen van het Decreet van 28.04.1993 inzake Administratief Toezicht op de Gemeenten en worden verzonden - in 1 exemplaar aan de Griffie van de Rechtbank van Eerste Aanleg en die van de Politierechtbank te Leuven voor kennisgeving. Onderwerp: bekrachtiging besluit burgemeester houdende verkeersregeling
van 04.11.2013 tot en met 08.11.2013 in Ten
Drossaarde tijdens leggen van wachtbuizen De gemeenteraad,
Gelet op het besluit van de heer burgemeester dd. 4.11.2013
betreffende verkeersregeling
van 04.11.2013 tot en met
08.11.2013 in Ten Drossaarde tijdens leggen van wachtbuizen Gelet op artikel 119, 134, 135 N.G.W.; Gelet op artikel 10 van de wet betreffende de politie over het wegverkeer; Met 28 stemmen voor, /
stemmen tegen en / onthoudingen;
BESLUIT :
Art. 1. - Bijgevoegd besluit van de heer burgemeester wordt bekrachtigd.
Art. 2. - Deze beslissing en het besluit van de burgemeester zijn onderworpen aan de bepalingen van het Decreet van 28.04.1993 inzake Administratief Toezicht op de Gemeenten en worden verzonden - in 1 exemplaar aan de Griffie van de Rechtbank van Eerste Aanleg en die van de Politierechtbank te Leuven voor kennisgeving. Onderwerp: bekrachtiging besluit burgemeester houdende verkeersregeling
van 04.11.2013 tot 10.11.2013 in de
Seinhuisstraat tijdens uitvoeren van grondwerken De gemeenteraad,
Gelet op het besluit van de heer burgemeester dd. 4.11.2013
betreffende verkeersregeling
van 04.11.2013 tot 10.11.2013 in de
Seinhuisstraat tijdens uitvoeren van grondwerken Gelet op artikel 119, 134, 135 N.G.W.; Gelet op artikel 10 van de wet betreffende de politie over het wegverkeer; Met 28 stemmen voor, /
stemmen tegen en / onthoudingen;
BESLUIT :
Art. 1. - Bijgevoegd besluit van de heer burgemeester wordt bekrachtigd.
Art. 2. - Deze beslissing en het besluit van de burgemeester zijn onderworpen aan de bepalingen van het Decreet van 28.04.1993 inzake Administratief Toezicht op de Gemeenten en worden verzonden - in 1 exemplaar aan de Griffie van de Rechtbank van Eerste Aanleg en die van de Politierechtbank te Leuven voor kennisgeving.
Onderwerp: bekrachtiging besluit burgemeester houdende verkeersregeling
Fabriekstraat tijdens bouwwerken De gemeenteraad,
van 04.11.2013 tot en met 29.11.2013 in de
Gelet op het besluit van de heer burgemeester dd. 04.11.2013 betreffende verkeersregeling
van 04.11.2013 tot en met 29.11.2013
in de Fabriekstraat tijdens bouwwerken Gelet op artikel 119, 134, 135 N.G.W.; Gelet op artikel 10 van de wet betreffende de politie over het wegverkeer; Met 28 stemmen voor, /
stemmen tegen en / onthoudingen;
BESLUIT :
Art. 1. - Bijgevoegd besluit van de heer burgemeester wordt bekrachtigd.
Art. 2. - Deze beslissing en het besluit van de burgemeester zijn onderworpen aan de bepalingen van het Decreet van 28.04.1993 inzake Administratief Toezicht op de Gemeenten en worden verzonden - in 1 exemplaar aan de Griffie van de Rechtbank van Eerste Aanleg en die van de Politierechtbank te Leuven voor kennisgeving. Onderwerp: bekrachtiging besluit burgemeester houdende verkeersregeling
van 08.11.2013 tot en met 11.11.2013 in de
Hombergstraat tijdens Gijmelkermis De gemeenteraad,
Gelet op het besluit van de heer burgemeester dd. 07.11.2013 betreffende verkeersregeling
van 08.11.2013 tot en met
11.11.2013 in de Hombergstraat tijdens Gijmelkermis Gelet op artikel 119, 134, 135 N.G.W.; Gelet op artikel 10 van de wet betreffende de politie over het wegverkeer; Met 28 stemmen voor, /
stemmen tegen en / onthoudingen;
BESLUIT :
Art. 1. - Bijgevoegd besluit van de heer burgemeester wordt bekrachtigd.
Art. 2. - Deze beslissing en het besluit van de burgemeester zijn onderworpen aan de bepalingen van het Decreet van 28.04.1993 inzake Administratief Toezicht op de Gemeenten en worden verzonden - in 1 exemplaar aan de Griffie van de Rechtbank van Eerste Aanleg en die van de Politierechtbank te Leuven voor kennisgeving. Onderwerp: bekrachtiging besluit burgemeester houdende verkeersregeling
op 12.11.2013 op het Statieplein tijdens
verhuiswerken De gemeenteraad,
Gelet op het besluit van de heer burgemeester dd. 12.11.2013 betreffende verkeersregeling
tijdens verhuiswerken Gelet op artikel 119, 134, 135 N.G.W.; Gelet op artikel 10 van de wet betreffende de politie over het wegverkeer; Met 28 stemmen voor, /
stemmen tegen en / onthoudingen;
BESLUIT :
Art. 1. - Bijgevoegd besluit van de heer burgemeester wordt bekrachtigd.
op 12.11.2013 op het Statieplein
Art. 2. - Deze beslissing en het besluit van de burgemeester zijn onderworpen aan de bepalingen van het Decreet van 28.04.1993 inzake Administratief Toezicht op de Gemeenten en worden verzonden - in 1 exemplaar aan de Griffie van de Rechtbank van Eerste Aanleg en die van de Politierechtbank te Leuven voor kennisgeving. Onderwerp: bekrachtiging besluit burgemeester houdende verkeersregeling
op 13.11.2013 op het Schaluin tijdens
verhuiswerken De gemeenteraad,
Gelet op het besluit van de heer burgemeester dd. 12.11.2013
betreffende verkeersregeling
op 13.11.2013 op het Schaluin
tijdens verhuiswerken Gelet op artikel 119, 134, 135 N.G.W.; Gelet op artikel 10 van de wet betreffende de politie over het wegverkeer; Met 28 stemmen voor, /
stemmen tegen en / onthoudingen;
BESLUIT :
Art. 1. - Bijgevoegd besluit van de heer burgemeester wordt bekrachtigd.
Art. 2. - Deze beslissing en het besluit van de burgemeester zijn onderworpen aan de bepalingen van het Decreet van 28.04.1993 inzake Administratief Toezicht op de Gemeenten en worden verzonden - in 1 exemplaar aan de Griffie van de Rechtbank van Eerste Aanleg en die van de Politierechtbank te Leuven voor kennisgeving.
Onderwerp: bekrachtiging besluit burgemeester houdende verkeersregeling
op 13.11.2013 in de Kouterstraat tijdens
verhuiswerken De gemeenteraad,
Gelet op het besluit van de heer burgemeester dd. 12.11.2013
betreffende verkeersregeling
op 13.11.2013 in de Kouterstraat
tijdens verhuiswerken Gelet op artikel 119, 134, 135 N.G.W.; Gelet op artikel 10 van de wet betreffende de politie over het wegverkeer; Met 28 stemmen voor, /
stemmen tegen en / onthoudingen;
BESLUIT :
Art. 1. - Bijgevoegd besluit van de heer burgemeester wordt bekrachtigd.
Art. 2. - Deze beslissing en het besluit van de burgemeester zijn onderworpen aan de bepalingen van het Decreet van 28.04.1993 inzake Administratief Toezicht op de Gemeenten en worden verzonden - in 1 exemplaar aan de Griffie van de Rechtbank van Eerste Aanleg en die van de Politierechtbank te Leuven voor kennisgeving.
Onderwerp: bekrachtiging besluit burgemeester houdende verkeersregeling
van 15.11.2013 tot en met 16.11.2013 in de
Martelarenstraat tijdens plaatsing van tent De gemeenteraad,
Gelet op het besluit van de heer burgemeester dd. 13.11.2013
betreffende verkeersregeling
van 15.11.2013 tot en met
16.11.2013 in de Martelarenstraat tijdens plaatsing van tent Gelet op artikel 119, 134, 135 N.G.W.; Gelet op artikel 10 van de wet betreffende de politie over het wegverkeer; Met 28 stemmen voor, /
stemmen tegen en / onthoudingen;
BESLUIT :
Art. 1. - Bijgevoegd besluit van de heer burgemeester wordt bekrachtigd.
Art. 2. - Deze beslissing en het besluit van de burgemeester zijn onderworpen aan de bepalingen van het Decreet van 28.04.1993 inzake Administratief Toezicht op de Gemeenten en worden verzonden - in 1 exemplaar aan de Griffie van de Rechtbank van Eerste Aanleg en die van de Politierechtbank te Leuven voor kennisgeving.
Onderwerp: bekrachtiging besluit burgemeester houdende verkeersregeling
op 18.11.2013 in de Franseliniestraat tijdens
plaatsen van ramen De gemeenteraad, Gelet op het besluit van de heer burgemeester dd. 13.11.2013
betreffende verkeersregeling
op 18.11.2013 in de
Franseliniestraat tijdens plaatsen van ramen Gelet op artikel 119, 134, 135 N.G.W.; Gelet op artikel 10 van de wet betreffende de politie over het wegverkeer; Met 28 stemmen voor, /
stemmen tegen en / onthoudingen;
BESLUIT : Art. 1. - Bijgevoegd besluit van de heer burgemeester wordt bekrachtigd. Art. 2. - Deze beslissing en het besluit van de burgemeester zijn onderworpen aan de bepalingen van het Decreet van 28.04.1993 inzake Administratief Toezicht op de Gemeenten en worden verzonden - in 1 exemplaar aan de Griffie van de Rechtbank van Eerste Aanleg en die van de Politierechtbank te Leuven voor kennisgeving.
Onderwerp: bekrachtiging besluit burgemeester houdende verkeersregeling
van 18.11.2013 tot 30.11.2013 in de
Diestsesteenweg tijdens werken aan fietspad De gemeenteraad,
Gelet op het besluit van de heer burgemeester dd.18.11.2013 betreffende verkeersregeling
Diestsesteenweg tijdens werken aan fietspad Gelet op artikel 119, 134, 135 N.G.W.; Gelet op artikel 10 van de wet betreffende de politie over het wegverkeer; Met 28 stemmen voor, /
stemmen tegen en / onthoudingen;
van 18.11.2013 tot 30.11.2013 in de
BESLUIT :
Art. 1. - Bijgevoegd besluit van de heer burgemeester wordt bekrachtigd.
Art. 2. - Deze beslissing en het besluit van de burgemeester zijn onderworpen aan de bepalingen van het Decreet van 28.04.1993 inzake Administratief Toezicht op de Gemeenten en worden verzonden - in 1 exemplaar aan de Griffie van de Rechtbank van Eerste Aanleg en die van de Politierechtbank te Leuven voor kennisgeving.
Onderwerp: bekrachtiging besluit burgemeester houdende verkeersregeling
van 18.11.2013 tot en met 06.12.2013 in de
Amerstraat tijdens renovatiewerken De gemeenteraad, Gelet op het besluit van de heer burgemeester dd. 18.11.2013 betreffende verkeersregeling
van 18.11.2013 tot en met 06.12.2013
in de Amerstraat tijdens renovatiewerken Gelet op artikel 119, 134, 135 N.G.W.; Gelet op artikel 10 van de wet betreffende de politie over het wegverkeer; Met 28 stemmen voor, /
stemmen tegen en / onthoudingen;
BESLUIT : Art. 1. - Bijgevoegd besluit van de heer burgemeester wordt bekrachtigd. Art. 2. - Deze beslissing en het besluit van de burgemeester zijn onderworpen aan de bepalingen van het Decreet van 28.04.1993 inzake Administratief Toezicht op de Gemeenten en worden verzonden - in 1 exemplaar aan de Griffie van de Rechtbank van Eerste Aanleg en die van de Politierechtbank te Leuven voor kennisgeving.
Onderwerp: bekrachtiging besluit burgemeester houdende verkeersregeling
van 19.11.2013 tot 22.11.2013 in de
Diestsesteenweg tijdens boorwerken De gemeenteraad, Gelet op het besluit van de heer burgemeester dd. 18.11.2013 betreffende verkeersregeling
van 19.11.2013 tot 22.11.2013 in de
Diestsesteenweg tijdens boorwerken Gelet op artikel 119, 134, 135 N.G.W.; Gelet op artikel 10 van de wet betreffende de politie over het wegverkeer; Met 28 stemmen voor, /
stemmen tegen en / onthoudingen;
BESLUIT : Art. 1. - Bijgevoegd besluit van de heer burgemeester wordt bekrachtigd. Art. 2. - Deze beslissing en het besluit van de burgemeester zijn onderworpen aan de bepalingen van het Decreet van 28.04.1993 inzake Administratief Toezicht op de Gemeenten en worden verzonden - in 1 exemplaar aan de Griffie van de Rechtbank van Eerste Aanleg en die van de Politierechtbank te Leuven voor kennisgeving.
Onderwerp: bekrachtiging besluit burgemeester houdende verkeersregeling
van 20.11.2013 tot 23.11.2013 in de
Diestsesteenweg tijdens boorwerken (wijziging) De gemeenteraad, Gelet op het besluit van de heer burgemeester dd. 19.11.2013 betreffende verkeersregeling
van 20.11.2013 tot 23.11.2013 in de
Diestsesteenweg tijdens boorwerken (wijziging) Gelet op artikel 119, 134, 135 N.G.W.; Gelet op artikel 10 van de wet betreffende de politie over het wegverkeer; Met 28 stemmen voor, /
stemmen tegen en / onthoudingen;
BESLUIT : Art. 1. - Bijgevoegd besluit van de heer burgemeester wordt bekrachtigd. Art. 2. - Deze beslissing en het besluit van de burgemeester zijn onderworpen aan de bepalingen van het Decreet van 28.04.1993 inzake Administratief Toezicht op de Gemeenten en worden verzonden - in 1 exemplaar aan de Griffie van de Rechtbank van Eerste Aanleg en die van de Politierechtbank te Leuven voor kennisgeving.
Onderwerp: bekrachtiging besluit burgemeester houdende verkeersregeling
van 22.11.2013 tot en met 26.11.2013 in de
Hombergstraat tijdens Gijmelkermis De gemeenteraad, Gelet op het besluit van de heer burgemeester dd. 19.11.2013 betreffende verkeersregeling
van 22.11.2013 tot en met 26.11.2013
in de Hombergstraat tijdens Gijmelkermis Gelet op artikel 119, 134, 135 N.G.W.; Gelet op artikel 10 van de wet betreffende de politie over het wegverkeer; Met 28 stemmen voor, /
stemmen tegen en / onthoudingen;
BESLUIT : Art. 1. - Bijgevoegd besluit van de heer burgemeester wordt bekrachtigd. Art. 2. - Deze beslissing en het besluit van de burgemeester zijn onderworpen aan de bepalingen van het Decreet van 28.04.1993 inzake Administratief Toezicht op de Gemeenten en worden verzonden - in 1 exemplaar aan de Griffie van de Rechtbank van Eerste Aanleg en die van de Politierechtbank te Leuven voor kennisgeving. Onderwerp: bekrachtiging besluit burgemeester houdende verkeersregeling
op 24.11.2013 in de Diestsestraat tijdens
verhuiswerken De gemeenteraad, Gelet op het besluit van de heer burgemeester dd. 22.11.2013
betreffende verkeersregeling
op 24.11.2013 in de Diestsestraat
tijdens verhuiswerken Gelet op artikel 119, 134, 135 N.G.W.; Gelet op artikel 10 van de wet betreffende de politie over het wegverkeer; Met 28 stemmen voor, /
stemmen tegen en / onthoudingen;
BESLUIT : Art. 1. - Bijgevoegd besluit van de heer burgemeester wordt bekrachtigd. Art. 2. - Deze beslissing en het besluit van de burgemeester zijn onderworpen aan de bepalingen van het Decreet van 28.04.1993 inzake Administratief Toezicht op de Gemeenten en worden verzonden - in 1 exemplaar aan de Griffie van de Rechtbank van Eerste Aanleg en die van de Politierechtbank te Leuven voor kennisgeving.
Onderwerp: bekrachtiging besluit burgemeester houdende verkeersregeling
op 26.11.2013 op het Poortveldenplein tijdens
verhuiswerken De gemeenteraad, Gelet op het besluit van de heer burgemeester dd. 22.11.2013
betreffende verkeersregeling
op 26.11.2013 op het
Poortveldenplein tijdens verhuiswerken Gelet op artikel 119, 134, 135 N.G.W.; Gelet op artikel 10 van de wet betreffende de politie over het wegverkeer; Met 28 stemmen voor, /
stemmen tegen en / onthoudingen;
BESLUIT : Art. 1. - Bijgevoegd besluit van de heer burgemeester wordt bekrachtigd. Art. 2. - Deze beslissing en het besluit van de burgemeester zijn onderworpen aan de bepalingen van het Decreet van 28.04.1993 inzake Administratief Toezicht op de Gemeenten en worden verzonden - in 1 exemplaar aan de Griffie van de Rechtbank van Eerste Aanleg en die van de Politierechtbank te Leuven voor kennisgeving.
Onderwerp: bekrachtiging besluit burgemeester houdende verkeersregeling van
31.10.2013 tot 22.11.2013 in de
Nieuwlandlaan tijdens werken Belgacom De gemeenteraad, Gelet op het besluit van de heer burgemeester dd. 29.10.2013
betreffende verkeersregeling
van 31.10.2013 tot 22.11.2013 in
de Nieuwlandlaan tijdens werken Belgacom Gelet op artikel 119, 134, 135 N.G.W.; Gelet op artikel 10 van de wet betreffende de politie over het wegverkeer; Met 28 stemmen voor, /
stemmen tegen en / onthoudingen;
BESLUIT : Art. 1. - Bijgevoegd besluit van de heer burgemeester wordt bekrachtigd. Art. 2. - Deze beslissing en het besluit van de burgemeester zijn onderworpen aan de bepalingen van het Decreet van 28.04.1993 inzake Administratief Toezicht op de Gemeenten en worden verzonden - in 1 exemplaar aan de Griffie van de Rechtbank van Eerste Aanleg en die van de Politierechtbank te Leuven voor kennisgeving. Onderwerp: bekrachtiging besluit burgemeester houdende
van 28.11.2013 tot 06.12.2013 in de Tieltseweg tijdens
werken aan waterleiding De gemeenteraad, Gelet op het besluit van de heer burgemeester dd. 28.11.2013
betreffende verkeersregeling
van 28.11.2013 tot 06.12.2013 in
de Tieltseweg tijdens werken aan waterleiding Gelet op artikel 119, 134, 135 N.G.W.; Gelet op artikel 10 van de wet betreffende de politie over het wegverkeer; Met 28 stemmen voor, /
stemmen tegen en / onthoudingen;
BESLUIT : Art. 1. - Bijgevoegd besluit van de heer burgemeester wordt bekrachtigd. Art. 2. - Deze beslissing en het besluit van de burgemeester zijn onderworpen aan de bepalingen van het Decreet van 28.04.1993 inzake Administratief Toezicht op de Gemeenten en worden verzonden - in 1 exemplaar aan de Griffie van de Rechtbank van Eerste Aanleg en die van de Politierechtbank te Leuven voor kennisgeving.
Onderwerp: bekrachtiging besluit burgemeester houdende verkeersregeling
van 29.11.2013 tot en met 09.12.2013 in de
Martelarenstraat tijdens bouwwerken De gemeenteraad, Gelet op het besluit van de heer burgemeester dd. 28.11.2013
betreffende verkeersregeling
van 29.11.2013 tot en met
09.12.2013 in de Martelarenstraat tijdens bouwwerken Gelet op artikel 119, 134, 135 N.G.W.; Gelet op artikel 10 van de wet betreffende de politie over het wegverkeer; Met 28 stemmen voor, /
stemmen tegen en / onthoudingen;
BESLUIT : Art. 1. - Bijgevoegd besluit van de heer burgemeester wordt bekrachtigd. Art. 2. - Deze beslissing en het besluit van de burgemeester zijn onderworpen aan de bepalingen van het Decreet van 28.04.1993 inzake Administratief Toezicht op de Gemeenten en worden verzonden - in 1 exemplaar aan de Griffie van de Rechtbank van Eerste Aanleg en die van de Politierechtbank te Leuven voor kennisgeving.
Onderwerp: bekrachtiging besluit burgemeester houdende verkeersregeling
van 29.11.2013 tot en met 04.12.2013 in de
Fabriekstraat tijdens dakwerken De gemeenteraad, Gelet op het besluit van de heer burgemeester dd. 27.11.2013
betreffende verkeersregeling van
29.11.2013 tot en met
04.12.2013 in de Fabriekstraat tijdens dakwerken Gelet op artikel 119, 134, 135 N.G.W.; Gelet op artikel 10 van de wet betreffende de politie over het wegverkeer; Met 28 stemmen voor, /
stemmen tegen en / onthoudingen;
BESLUIT : Art. 1. - Bijgevoegd besluit van de heer burgemeester wordt bekrachtigd. Art. 2. - Deze beslissing en het besluit van de burgemeester zijn onderworpen aan de bepalingen van het Decreet van 28.04.1993 inzake Administratief Toezicht op de Gemeenten en worden verzonden - in 1 exemplaar aan de Griffie van de Rechtbank van Eerste Aanleg en die van de Politierechtbank te Leuven voor kennisgeving.
Onderwerp: bekrachtiging besluit burgemeester houdende verkeersregeling
op 29.11.2013 in de Leuvensestraat
tijdens verwijderen van bouwkraan De gemeenteraad, Gelet op het besluit van de heer burgemeester dd. 26.11.2013
betreffende verkeersregeling
op 29.11.2013 in de
Leuvensestraat tijdens verwijderen van bouwkraan Gelet op artikel 119, 134, 135 N.G.W.; Gelet op artikel 10 van de wet betreffende de politie over het wegverkeer; Met 28 stemmen voor, /
stemmen tegen en / onthoudingen;
BESLUIT : Art. 1. - Bijgevoegd besluit van de heer burgemeester wordt bekrachtigd. Art. 2. - Deze beslissing en het besluit van de burgemeester zijn onderworpen aan de bepalingen van het Decreet van 28.04.1993 inzake Administratief Toezicht op de Gemeenten en worden verzonden - in 1 exemplaar aan de Griffie van de Rechtbank van Eerste Aanleg en die van de Politierechtbank te Leuven voor kennisgeving.
Onderwerp: bekrachtiging besluit burgemeester houdende verkeersregeling
van 30.11.2013 tot en met 31.01.2014 in de
Fabriekstraat tijdens bouwwerken De gemeenteraad, Gelet op het besluit van de heer burgemeester dd. 27.11.2013
betreffende verkeersregeling
van 30.11.2013 tot en met
31.01.2014 in de Fabriekstraat tijdens bouwwerken Gelet op artikel 119, 134, 135 N.G.W.; Gelet op artikel 10 van de wet betreffende de politie over het wegverkeer; Met 28 stemmen voor, /
stemmen tegen en / onthoudingen;
BESLUIT : Art. 1. - Bijgevoegd besluit van de heer burgemeester wordt bekrachtigd. Art. 2. - Deze beslissing en het besluit van de burgemeester zijn onderworpen aan de bepalingen van het Decreet van 28.04.1993 inzake Administratief Toezicht op de Gemeenten en worden verzonden - in 1 exemplaar aan de Griffie van de Rechtbank van Eerste Aanleg en die van de Politierechtbank te Leuven voor kennisgeving.
Onderwerp: bekrachtiging besluit burgemeester houdende verkeersregeling
op 02.12.2013 in de Elisabethlaan tijdens
werken door de groendienst De gemeenteraad, Gelet op het besluit van de heer burgemeester dd. 28.11.2013 betreffende
op 02.12.2013 in de Elisabethlaan tijdens werken
door de groendienst; Gelet op artikel 119, 134, 135 N.G.W.; Gelet op artikel 10 van de wet betreffende de politie over het wegverkeer; Met 28 stemmen voor, /
stemmen tegen en / onthoudingen;
BESLUIT : Art. 1. - Bijgevoegd besluit van de heer burgemeester wordt bekrachtigd. Art. 2. - Deze beslissing en het besluit van de burgemeester zijn onderworpen aan de bepalingen van het Decreet van 28.04.1993 inzake Administratief Toezicht op de Gemeenten en worden verzonden - in 1 exemplaar aan de Griffie van de Rechtbank van Eerste Aanleg en die van de Politierechtbank te Leuven voor kennisgeving. Onderwerp: Begrotingswijziging 2 – 2013 kennisgeving van het besluit van de gouverneur van de provincie Vlaams-Brabant dd. 28.11.2013 houdende goedkeuring van de begrotingswijziging 2 – 2013 (gewone dienst) van de lokale politiezone Aarschot De gemeenteraad, Gelet op het Gemeentedecreet van 15.07.2005, zoals gewijzigd, Titel II, Hfst. I, Afd. III De bevoegdheden van de gemeenteraad (art. 42-43), Titel II, Hfst. II, Afd. III De bevoegdheden van het College van Burgemeester en Schepenen (art. 57-58) Titel VIII, Hfst. I, Bestuurlijk toezicht (art. 248-264); en de bijhorende besluiten en omzendbrieven van de Vlaamse regering; Gelet op: de wet van 29.07.1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen; de wet van 11.04.1994 betreffende de openbaarheid van bestuur; het decreet van 26.03.2004 betreffende de openbaarheid van bestuur in de provincies en de gemeenten; het KB van 02.08.1990 houdende het Nieuw Algemeen Reglement op de Gemeentelijke Comptabiliteit; Gelet op de begrotingswijziging 2 – 2013 van de lokale politie Aarschot, goedgekeurd door de gemeenteraad van 21 oktober 2013; Gelet op het besluit van de gouverneur van de provincie Vlaams-Brabant dd. 28 november 2013 houdende goedkeuring van de begrotingswijziging 2 – 2013 (gewone dienst) van de lokale politie van de politiezone Aarschot, luidend :
“Provincie Vlaams-Brabant Afdeling Federale Overheid Dienst Algemene Zaken & Specifiek toezicht De Gouverneur, Gelet op mijn besluit van 29 april 2013 waarbij de begroting voor het dienstjaar 2013 van de lokale politie van de politiezone Aarschot wordt goedgekeurd; Gelet op mijn besluit van 22 juli 2013 waarbij de begrotingswijziging nr. 1 (gewone en buitengewone dienst) van de begroting van de lokale politie van de politiezone Aarschot voor het dienstjaar 2013 wordt goedgekeurd; Gelet op het besluit van de gemeenteraad van de politiezone Aarschot van 21 oktober 2013 houdende vaststelling van de begrotingswijziging 2 (gewone dienst) voor het dienstjaar 2013; Gelet op de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst gestructureerd op twee niveaus, voornamelijk de artikelen 39, 40, 71 tot 76; Gelet op het koninklijk besluit van 5 september 2001 houdende het algemeen reglement op de boekhouding van de lokale politie; Gelet op de ministeriële omzendbrief PLP 49 van 27 november2012 betreffende de onderrichtingen voor het opstellen van de politiebegroting voor 2013 ten behoeve van de politiezones, waarbij de bedragen van de federale toelagen 2013 bekendgemaakt werden; Overwegende dat de begroting 2013 van de politiezone Aarschot, na wijzigingen vastgesteld in de begrotingswijziging nr. 2 (gewone dienst), zoals goedgekeurd door de gemeenteraad van de politiezone Aarschot in zitting van 21 oktober 2013, hieraan voldoet;
BESLUIT : Artikel 1 : Met toepassing van artikel 72 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst gestructureerd op twee niveaus wordt de begrotingswijziging nr. 2 (gewone dienst) van de begroting van de lokale politie van de politiezone Aarschot voor het dienstjaar 2013 goedgekeurd. Artikel 2 : Een eensluidend verklaard afschrift van dit besluit zal worden toegezonden aan de gemeenteraad van de politiezone Aarschot en aan de minister van Binnenlandse Zaken. Opgemaakt te Leuven op 28 november 2013 (w.g.) Lodewijk DE WITTE
(get.)
Voor eensluidend afschrift: Namens de gouverneur, Ronny VAN HERCK, Attaché
NEEMT KENNIS VAN
de hogervermelde beslissing van de gouverneur van de provincie Vlaams-Brabant dd. 28 november 2013 houdende goedkeuring van de begrotingswijziging 2 - 2013 (gewone dienst) van de lokale politie Aarschot.
Onderwerp: Politiereglement voor kerstboomverbrandingen De gemeenteraad, Gelet op het Gemeentedecreet van 15.07.2005, zoals gewijzigd, Titel II, Hfst. I, Afd. III De bevoegdheden van de gemeenteraad (art. 42-43), Titel II, Hfst. II, Afd. III De bevoegdheden van het College van Burgemeester en Schepenen (art. 57-58), Titel VIII, Hfst. I, Bestuurlijk toezicht (art. 248-264) en de bijhorende besluiten en omzendbrieven van de Vlaamse regering; Gelet op de wet van 29.07.1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen; de wet van 11.04.1994 betreffende de openbaarheid van bestuur; het decreet van 26.03.2004 betreffende de openbaarheid van bestuur in de provincies en de gemeenten; het KB van 02.08.1990 houdende het Nieuw Algemeen Reglement op de Gemeentelijke Comptabiliteit; de beraadslaging van de gemeenteraad van 30 maart 2006 houdende goedkeuring van het algemeen politiereglement en gewijzigd op 27 april 2006, 1 juni 2006, 22 juni 2006, 31 augustus 2006, 26 oktober 2006, 28 juni 2007, 22 augustus 2007, 31 januari 2008, 24 april 2008, 26 juni 2008, 25 september 2008, 19 februari 2009, 28 mei 2009, 26 november 2009, 17 december 2009, 29 april 2010, 24 juni 2010, 18 oktober 2010, 20 december 2010, 4 april 2011, 20 juni 2011, 12 september 2011, 14 november 2011, 12 december 2011, 16 januari 2012, 13 februari 2012, 14 mei 2012 en 10 september 2012;
Overwegende dat de noodzaak zich voordoet om de kerstboomverbrandingen te reglementeren om het ontstaan van brand tegen te gaan. Met 28 stemmen voor, / stemmen tegen en / onthoudingen.
BESLUIT Artikel 1. Het is verboden om zonder voorafgaande schriftelijke toelating van het college van burgemeester en schepenen een kerstboomverbranding te organiseren op het grondgebied van de stad Aarschot. Artikel 2. Iedere aanvraag tot het organiseren van een kerstboomverbranding dient te gebeuren uiterlijk 1 maand voor de voorziene datum van de manifestatie. Artikel 3. Vuren mogen enkel ontstoken worden op een ondergrond zonder begroeiing, op een afstand van ten minste 25 meter van elk gebouw of bebossing. Artikel 4. De kerstboomverbranding wordt enkel gehouden onder permanent toezicht van een meerderjarige. Na de verbranding moeten de vuurresten gedoofd worden, met zand of aarde bedekt worden of overvloedig met water besproeid. Artikel 5. Alleen droog en onbehandeld hout mag gebruikt worden. Artikel 6. De organisatoren zorgen voor voldoende blusmiddelen. De hoeveelheid blusmiddelen (eventueel ook een waterslang) moeten in verhouding zijn met het risico. Een gekeurd poederblusapparaat (min. 6 kg ABC-poeder) of gelijkwaardig dient altijd aanwezig te zijn. Artikel 7. De toegangswegen moeten altijd vrijgehouden worden en gemakkelijk bereikbaar zijn voor de hulpdiensten. Artikel 8. De organisatoren zorgen ervoor dat er in de onmiddellijke omgeving van de kerstboomverbranding geen obstakels voorkomen waarover personen kunnen vallen en/of struikelen. Artikel 9. In de onmiddellijke omgeving van de kerstboomverbranding moet er een telefoontoestel/GSM ter beschikking zijn vermelding van de oproepnummers van de hulpdiensten.
met duidelijke
Artikel 10. De organisatie stelt alles in het werk om: het ontstaan, de ontwikkeling en de voortplanting van brand te voorkomen; de veiligheid van de aanwezigen te waarborgen; preventief het ingrijpen van de brandweer te vergemakkelijken. Artikel 11. Indien de omstandigheden van de kerstboomverbranding verplichten het te onderwerpen aan de aanwezigheid van blusmiddelen die bediend worden door brandweermannen, zal uiterlijk van bij het begin van de kerstboomverbranding tot 30 minuten na de beëindiging van het vuurwerk een brandwacht aanwezig zijn. De organisator staat in voor de kosten die inherent zijn aan deze prestatie. Artikel 12. Inbreuken op dit reglement kunnen gestraft worden met een gemeentelijke administratieve geldboete van maximum 250 euro. Artikel 13. Dit reglement treedt in werking op 1 januari 2014.
Onderwerp: Politiereglement voor feestvuurwerk De gemeenteraad, Gelet op het Gemeentedecreet van 15.07.2005, zoals gewijzigd, Titel II, Hfst. I, Afd. III De bevoegdheden van de gemeenteraad (art. 42-43), Titel II, Hfst. II, Afd. III De bevoegdheden van het College van Burgemeester en Schepenen (art. 57-58), Titel VIII, Hfst. I, Bestuurlijk toezicht (art. 248-264) en de bijhorende besluiten en omzendbrieven van de Vlaamse regering; Gelet op de wet van 29.07.1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen; de wet van 11.04.1994 betreffende de openbaarheid van bestuur; het decreet van 26.03.2004 betreffende de openbaarheid van bestuur in de provincies en de gemeenten; het KB van 02.08.1990 houdende het Nieuw Algemeen Reglement op de Gemeentelijke Comptabiliteit; de beraadslaging van de gemeenteraad van 30 maart 2006 houdende goedkeuring van het algemeen politiereglement en gewijzigd op 27 april 2006, 1 juni 2006, 22 juni 2006, 31 augustus 2006, 26 oktober 2006, 28 juni 2007, 22 augustus 2007, 31 januari 2008, 24 april 2008, 26 juni 2008, 25 september 2008, 19 februari 2009, 28 mei 2009, 26 november 2009, 17 december 2009, 29 april 2010, 24 juni 2010, 18 oktober 2010, 20 december 2010, 4 april 2011, 20 juni 2011, 12 september 2011, 14 november 2011, 12 december 2011, 16 januari 2012, 13 februari 2012, 14 mei 2012 en 10 september 2012; Overwegende dat de noodzaak zich voordoet om het gebruik van feestvuurwerk te reglementeren om enerzijds het ontstaan van brand tegen te gaan en anderzijds brandwonden te voorkomen en de veiligheid van de toeschouwers te verzekeren. Met 28 stemmen voor, / stemmen tegen en / onthoudingen.
BESLUIT Artikel 1. Het is verboden om in voor publiek toegankelijke plaatsen en privé-eigendommen feestvuurwerk af te steken, behoudens voorafgaande schriftelijke toestemming van het College van Burgemeester en Schepenen. Artikel 2. Onder feestvuurwerk wordt verstaan: vuurwerk dat beantwoordt aan de criteria bepaald in de artikelen 2 en 3 van het ministerieel besluit van 3 februari 2000 tot vaststelling van de bijzondere veiligheidsvoorschriften inzake feestvuurwerk bestemd voor particulieren, hoofdzakelijk op basis van de erin vervatte pyrotechnische samenstellingen (types en hoeveelheden). Artikel 3. Het afsteken van feestvuurwerk in de nacht van 31 december op 1 januari mag, indien toegelaten, enkel plaatsvinden tussen 0u00 en 0u30. Artikel 4. Het afsteken van vuurwerk is verboden in de volgende straten: Theo De Beckerstraat – J. Thielemansstraat – Stadspark - Martelarenstraat – Amerstraat – Bogaardenstraat – Gasthuisstraat – Schaluin – Jan Van Ophemstraat – Capucienenstraat – Sint-Niklaasberg – Nieuwstraat en Lombaardstraat. Artikel 5. Feestvuurwerk afschieten gebeurt onder de verantwoordelijkheid van de personen die het afschieten. Zij kunnen op burgerlijk vlak aansprakelijk worden gesteld voor de schade die zij aanrichten door het afschieten van vuurwerk op basis van artikel 1382 en volgende van het Burgerlijk Wetboek, los van eventuele strafrechtelijke sancties. Artikel 6. Enkel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik mag aangekocht worden. In België draagt dit vuurwerk de benaming “feestvuurwerk”. Enkel wettig en veilig vuurwerk waarop één van de twee volgende verplichte kwaliteits- en veiligheidsmarkeringen staat, mag gebruikt worden: -
Feestvuurwerk BE gevolgd door 3 letters, 4 cijfers en eindigend met een D” (bv. BE /OTU XXXX/D). Consumenten jonger dan 16 jaar mogen dit niet kopen.
-
Vuurwerk “categorie 1” of “categorie 2” met een CE-markering. Bovendien mag voor vuurpijlen de hoeveelheid aan actieve explosieve stof niet meer dan 40 gram bedragen. Consumenten jonger dan 12 en 16 jaar mogen respectievelijk de producten van categorie 1 en categorie 2 niet kopen.
Artikel 7. Volgende veiligheidsregels moeten worden nageleefd: -
Vuurwerkartikelen die te klein zijn om een markering op aan te brengen, moeten in een gemeenschappelijke verpakking zitten en voorzien zijn van een aangepaste markering.
-
-
-
Vuurwerk zonder gebruiksvoorschriften mag niet aangekocht worden. Bij twijfel moet aan de handelaar een afschrift van de handleiding gevraagd worden waarop vermeld staat hoe het gekochte product te gebruiken. Als particulier mag feestvuurwerk aangekocht worden met daarin niet meer dan 1 kilogram pyrotechnische sas. Dit komt min of meer overeen met 4 tot 5 kg brutogewicht vuurwerk. De verkoper mag u dus geen grotere hoeveelheid verkopen. Vuurwerk mag enkel aangekocht worden in erkende en gespecialiseerde winkels die in het bezit zijn van een verkoopsvergunning afgeleverd door de lokale overheid. De veiligheidsrichtlijnen van de vuurwerkproducent/leverancier dienen strikt in acht genomen te worden. De verkoop van vuurwerk door ambulante handelaars op beurzen, markten en rommelmarkten is verboden. Het verzenden van vuurwerk per post is eveneens niet toegestaan. Feestvuurwerk dient thuis bewaard te worden op een droge plaats in een afgesloten ruimte, buiten het bereik van kinderen. Alle gebruiksaanwijzingen voor het afsteken van het vuurwerk, moeten voldoende op voorhand gekend zijn. Voor het afschieten van vuurwerk moet een aangepaste schietplaats gekozen worden: een open zone, die vlak, horizontaal en hard is, verwijderd van woningen en geparkeerde voertuigen en ver van een dichte plantengroei, vooral bij droogte. Toeschouwers moeten steeds op een veilige afstand gehouden worden tot na het afvuren. Houd dieren op een veilige plaats! Vooral honden en paarden houden niet van vuurwerk en kunnen schrikken bij de eerste knallen. Er moet steeds een gekeurd brandblusapparaat (minstens 6 kg. ABC-poeder) binnen handbereik zijn. De verantwoordelijke voor het afschieten van vuurwerk mag niet onder invloed zijn van alcohol of verdovende middelen. Het afsteken van vuurwerk is verboden bij windsnelheden vanaf 50 km/h. Plaats voor het afsteken van vuurpijlen een buis stevig in de grond en steek er dan de stok van de vuurpijl in. Steek maar één pijl per keer aan. Wacht tot de eerste pijl de lucht ingaat alvorens een andere pijl in dezelfde buis te plaatsen. Stabiliseer de batterijen door er bijvoorbeeld zware blokken of grond rondom aan te brengen. Steek altijd de lonten aan met een aansteeklont die u bij uw leverancier kan krijgen. Rookwaar zoals een sigaar of een sigaret kunnen ook gebruikt worden. Gebruik zeker geen lucifers of aanstekers. Het risico bestaat dat u de lont op een verkeerde plaats aansteekt en u onvoldoende tijd heeft om uzelf in veiligheid te brengen. Verlaat zo snel mogelijk de plaats van afschieten en blijf op voldoende afstand zodra u een lont aansteekt. Richt nooit een aangestoken product naar een persoon. Houd voldoende afstand van het vuurwerk en steek de lonten aan met gestrekte arm. Steek nooit vuurwerk af op de grond (batterij, fontein, kaars,…) wanneer een deel van uw lichaam zich boven het vuurwerk bevindt. Benader nooit een artikel onmiddellijk nadat u het aanstak. Indien het niet werkt, wacht dan minstens 30 minuten. Steek nooit een vuurwerkartikel terug aan. Doof op de grond gevallen resten. Bij periode van langdurige droogte is het afsteken van feestvuurwerk verboden. De verantwoordelijke of een aangewezen persoon dient van bij het begin het vuurwerk tot 30 minuten na de beëindiging van het vuurwerk de vuurwerk- en neerslagzones grondig te inspecteren. Alle informatie omtrent feestvuurwerk is terug te vinden op volgende website: http://economie.fgov.be/nl/ondernemingen/securite_produits_et_services/Springstoffen_feestvuurwerk/Feestvuurwerk/ hoofdlijnen_reglementering/
Artikel 8. Inbreuken op dit reglement kunnen gestraft worden met een gemeentelijke administratieve geldboete van maximum 250 euro.
Artikel 9. Dit reglement treedt in werking op 31 december 2013.
Onderwerp: Politiereglement voor het afsteken van professioneel vuurwerk De gemeenteraad, Gelet op het Gemeentedecreet van 15.07.2005, zoals gewijzigd, Titel II, Hfst. I, Afd. III De bevoegdheden van de gemeenteraad (art. 42-43), Titel II, Hfst. II, Afd. III De bevoegdheden van het College van Burgemeester en Schepenen (art. 57-58), Titel VIII, Hfst. I, Bestuurlijk toezicht (art. 248-264) en de bijhorende besluiten en omzendbrieven van de Vlaamse regering; Gelet op de wet van 29.07.1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen; de wet van 11.04.1994 betreffende de openbaarheid van bestuur; het decreet van 26.03.2004 betreffende de openbaarheid van bestuur in de provincies en de gemeenten; het KB van 02.08.1990 houdende het Nieuw Algemeen Reglement op de Gemeentelijke Comptabiliteit; de beraadslaging van de gemeenteraad van 30 maart 2006 houdende goedkeuring van het algemeen politiereglement en gewijzigd op 27 april 2006, 1 juni 2006, 22 juni 2006, 31 augustus 2006, 26 oktober 2006, 28 juni 2007, 22 augustus 2007, 31 januari 2008, 24 april 2008, 26 juni 2008, 25 september 2008, 19 februari 2009, 28 mei 2009, 26 november 2009, 17 december 2009, 29 april 2010, 24 juni 2010, 18 oktober 2010, 20 december 2010, 4 april 2011, 20 juni 2011, 12 september 2011, 14 november 2011, 12 december 2011, 16 januari 2012, 13 februari 2012, 14 mei 2012 en 10 september 2012; Overwegende dat de noodzaak zich voordoet om het gebruik van professioneel vuurwerk te reglementeren om enerzijds het ontstaan van brand tegen te gaan en anderzijds brandwonden te voorkomen en de veiligheid van de toeschouwers te verzekeren. Met 28 stemmen voor, / stemmen tegen en / onthoudingen.
BESLUIT Artikel 1. Het is verboden zonder voorafgaande schriftelijke toelating van het college van burgemeester en schepenen professioneel vuurwerk af te steken. Artikel 2. Enkel het afsteken van vuurwerk voorkomend op de lijst vermeld in artikel 1 van het ministerieel besluit van 3 november 1958 (gewijzigd bij ministerieel besluit van 15 mei 2000) onder de nummers C1 tot en met C22 is toegelaten. Artikel 3. De technisch verantwoordelijke van het vuurwerk moet minstens 14 dagen op voorhand aan de brandweerdienst een plan-schema op schaal bezorgen aan de hand waarvan de openbare wegen die toegang geven tot de plaats van het vuurwerk en de bijzonderheden van de plaats opgespoord kunnen worden. Dit plan-schema moet vergezeld gaan van de volgende inlichtingen:
datum en uur van het vuurwerk; naam van de organisator van het vuurwerk (eventuele opdrachtgever); naam van de technische verantwoordelijke van het vuurwerk; naam van de operator(en) van het vuurwerk; de beschrijving van het pyrotechnische materieel dat gebruikt zal worden. Deze beschrijving omvat: de naam van het vuurwerk het gewicht en de aard (indien gekend) van het pyrotechnische materieel het kaliber de straal van de neerslag de maximale hoogte van het materieel de naam en het adres van de leverancier het afschrift van de wettelijke aansprakelijkheidsverzekering of van het aanhangsel; de machtiging van het bestuur der Luchtvaart (indien vereist).
Dit plan-schema en de bijgevoegde documenten moeten gedateerd en ondertekend worden door de technisch verantwoordelijke en de organisator van het vuurwerk. Artikel 3. De technisch verantwoordelijke en de organisator van het vuurwerk moeten een cirkelvormige zone met een straal van 180 m, de zogenaamde kritieke zone, inspecteren, waarvan het middelpunt het punt is waarop het pyrotechnische materieel afgestoken wordt. Zij duiden ook op het plan-schema waarvan sprake in artikel 3, de inventaris aan van de voorwerpen, gebouwen, installaties, planten, materialen, … die beschadigd kunnen worden door de normaal te voorziene neerslag van het vuurwerk of die vuur kunnen vatten bij contact met brandende deeltjes. De juiste plaatsing van al het vuurwerk, waarbij elk kaliber aangegeven wordt en van de brandblusapparaten, worden eveneens aangeduid op het plan-schema. Artikel 4. De vuurwerk- en neerslagzones mogen zich in geen geval bevinden op minder dan 180 meter van een inrichting, van klasse I, die door het A.R.A.B. (titel I - hoofdstuk II) als gevaarlijk, ongezond of hinderlijk aangeduid wordt, en die ofwel brandgevaar ofwel ontploffingsgevaar inhoudt (zie lijst als bijlage). De potentiële neerslagzone zal moeten vrijgemaakt en ontruimd worden van de brandbare materialen, en zal minstens 45 m verwijderd moeten zijn van de plaatsen die toegankelijk zijn voor de toeschouwers, van de terreinen waar men mag parkeren, en van de gebouwen die bestemd zijn voor het verblijf. Geen enkel transport van gevaarlijke stoffen, in de zin van de ADR reglementering, mag plaatsvinden of geparkeerd worden in de aldus bepaalde zone tijdens het afsteken van het vuurwerk. De mortieren moeten minstens met de volgende afstand verwijderd van de plaatsen die toegankelijk zijn voor de toeschouwers, de terreinen waar men mag parkeren en de gebouwen die bestemd zijn voor het verblijf, worden ontstoken of afgevuurd: Kaliber van het mortier 50 mm en minder 75 mm 100 mm 125 mm 150 mm en meer
Afstand 15 m 25 m 25 m 30 m 50 m
De baan van het luchtmaterieel mag nooit dichter dan 8 m bij eender welk voorwerp komen. De vaste vuurwerkstukken die op de grond verlichten, moeten minstens 25 m verwijderd zijn van de toeschouwers en van de parkeerterreinen. Als deze vuurwerkstukken mobiel zijn, moet deze afstand 45 m bedragen. Deze afstanden zijn minima die door de technische verantwoordelijke van het vuurwerk verhoogd moeten worden naar gelang van de eigenschappen van het pyrotechnisch materieel en de meteorologische omstandigheden op het ogenblik van het vuurwerk.
Artikel 5. Uiterlijk twee dagen voor het vuurwerk moet een schriftelijk bericht bezorgd worden aan de personen die in de kritieke zone wonen om hen te verzoeken de dakramen te sluiten en kwetsbaar materieel (tenten enz.) te beschutten. Artikel 6. Er moet een telefoon bereikbaar zijn dicht bij de plaats van het vuurwerk (< 50 m). Een verbanddoos voor het verlenen van de eerste zorgen dient aanwezig te zijn. Bijzondere aandacht moet besteed worden aan het materiaal voor het behandelen van brandwonden. Mogelijke brandwonden moeten onmiddellijk af te koelen zijn met overvloedig water. Artikel 7. De technisch verantwoordelijke en de organisator van het vuurwerk moeten een wettelijke aansprakelijkheidsverzekering aangaan. Een afschrift van de verzekering of van het aanhangsel moet samen met het plan-schema waarvan sprake in artikel 3, ingediend worden. Artikel 8. Het opstellen en afsteken van vuurwerk dient te geschieden door meerderjarigen. Artikel 9. Indien er een elektrische installatie, met lage spanning van de ontsteking is, wordt zij gecontroleerd door een erkende instelling. Artikel 10. Elk punt dat op minder dan 10 m van pyrotechnisch materieel of van een ontstekingsmechanisme ligt, is verboden voor het publiek. De aldus afgebakende zone moet omringd worden met dranghekkens of gelijkaardige hekkens. In deze zone geldt een strikt verbod om te roken en om vlammen of vonken voort te brengen, dat aangegeven wordt met het gepaste pictogram. Enkel bevoegde personen hebben toegang tot die zone. De technische verantwoordelijke van het vuurwerk verhoogt deze afstand indien nodig, waarbij hij rekening houdt met de eigenschappen van het pyrotechnisch materieel om zo het publiek te beschermen tegen de gevolgen van een onverwachte ontsteking van dit materieel op de grond. Dicht bij de post van het vuurwerk moeten minstens 2 blusapparaten van 1 bluséénheid aanwezig zijn, voorzien van het BENOR label en minder dan 1 jaar voordien gecontroleerd. Artikel 11. Onmiddellijk na afloop van het vuurwerk moet de plaats waar het vuurwerk is ontstoken zorgvuldig worden afgezocht naar eventueel niet ontbrand of achtergebleven vuurwerk. Dit vuurwerk dient onmiddellijk te worden afgevoerd. Dertig minuten na het verstrijken van het vuurwerk zal de technisch verantwoordelijke de omgeving gelegen binnen een straal van 180 meter van de plaats van afsteken van vuurwerk onderzoeken op mogelijke brandhaarden. De houders van de vergunning zorgen ervoor dat het afsteekterrein binnen 24 uren na het afsteken ontdaan is van alle achtergebleven karton-, hout- en/of papierresten. Artikel 12. Indien de omstandigheden van het vuurwerk verplichten het te onderwerpen aan de aanwezigheid van blusmiddelen die bediend worden door brandweermannen, zal uiterlijk van bij het begin van het vuurwerk tot 30 minuten na de beëindiging van het vuurwerk een brandwacht aanwezig zijn. De organisator staat in voor de kosten die inherent zijn aan deze prestatie. Artikel 13. Inbreuken op dit reglement kunnen gestraft worden met een gemeentelijke administratieve geldboete van maximum 250 euro.
Onderwerp: Politiereglement op het gebruik van wensballonnen De gemeenteraad, Gelet op het Gemeentedecreet van 15.07.2005, zoals gewijzigd, Titel II, Hfst. I, Afd. III De bevoegdheden van de gemeenteraad (art. 42-43), Titel II, Hfst. II, Afd. III De bevoegdheden van het College van Burgemeester en Schepenen (art. 57-58), Titel VIII, Hfst. I, Bestuurlijk toezicht (art. 248-264) en de bijhorende besluiten en omzendbrieven van de Vlaamse regering; Gelet op de wet van 29.07.1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen; de wet van 11.04.1994 betreffende de openbaarheid van bestuur; het decreet van 26.03.2004 betreffende de openbaarheid van bestuur in de provincies en de gemeenten; het KB van 02.08.1990 houdende het Nieuw Algemeen Reglement op de Gemeentelijke Comptabiliteit; de beraadslaging van de gemeenteraad van 30 maart 2006 houdende goedkeuring van het algemeen politiereglement en gewijzigd op 27 april 2006, 1 juni 2006, 22 juni 2006, 31 augustus 2006, 26 oktober 2006, 28 juni 2007, 22 augustus 2007, 31 januari 2008, 24 april 2008, 26 juni 2008, 25 september 2008, 19 februari 2009, 28 mei 2009, 26 november 2009, 17 december 2009, 29 april 2010, 24 juni 2010, 18 oktober 2010, 20 december 2010, 4 april 2011, 20 juni 2011, 12 september 2011, 14 november 2011, 12 december 2011, 16 januari 2012, 13 februari 2012, 14 mei 2012 en 10 september 2012; Overwegende dat het gebruik van wensballonnen -een van oorsprong Oosters gebruik- steeds meer voorkomt;
-
het gebruik van wensballonnen het risico op brand voor woningen, bossen en gewassen sterk verhoogt en tevens de aandacht van de weggebruiker kan afleiden; het om voormelde redenen aangewezen is om het gebruik van wensballonnen op het grondgebied van de stad Aarschot te verbieden;
Met 28 stemmen voor, / stemmen tegen en / onthoudingen. BESLUIT Artikel 1. Het is te allen tijde verboden op openbare plaatsen en op privé-terreinen op het grondgebied van Aarschot wensballonnen op te laten. Artikel 2. Onder wensballonnen wordt verstaan een vliegende lampion, meestal vervaardigd uit papier, gevuld met hete lucht die opgewarmd wordt door een vlam. Artikel 3. Inbreuken op dit reglement kunnen gestraft worden met een gemeentelijke administratieve geldboete van maximum 250 euro. Artikel 4. Dit reglement treedt in werking op 31 december 2013.
Onderwerp: Politiereglement op het plaatsen en gebruiken van een sleutelkluis voor de brandweer De gemeenteraad, Gelet op het Gemeentedecreet van 15.07.2005, zoals gewijzigd, Titel II, Hfst. I, Afd. III De bevoegdheden van de gemeenteraad (art. 42-43), Titel II, Hfst. II, Afd. III De bevoegdheden van het College van Burgemeester en Schepenen (art. 57-58), Titel VIII, Hfst. I, Bestuurlijk toezicht (art. 248-264) en de bijhorende besluiten en omzendbrieven van de Vlaamse regering; Gelet op de wet van 29.07.1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen; de wet van 11.04.1994 betreffende de openbaarheid van bestuur; het decreet van 26.03.2004 betreffende de openbaarheid van bestuur in de provincies en de gemeenten; het KB van 02.08.1990 houdende het Nieuw Algemeen Reglement op de Gemeentelijke Comptabiliteit; de beraadslaging van de gemeenteraad van 30 maart 2006 houdende goedkeuring van het algemeen politiereglement en gewijzigd op 27 april 2006, 1 juni 2006, 22 juni 2006, 31 augustus 2006, 26 oktober 2006, 28 juni 2007, 22 augustus 2007, 31 januari 2008, 24 april 2008, 26 juni 2008, 25 september 2008, 19 februari 2009, 28 mei 2009, 26 november 2009, 17 december 2009, 29 april 2010, 24 juni 2010, 18 oktober 2010, 20 december 2010, 4 april 2011, 20 juni 2011, 12 september 2011, 14 november 2011, 12 december 2011, 16 januari 2012, 13 februari 2012, 14 mei 2012 en 10 september 2012; Overwegende dat de brandweerdienst voorstelt om het plaatsen en gebruiken van een sleutelkluis te reglementeren via een gemeentelijk politiereglement met het oog op een verbeterde veiligheid; elke eigenaar, huurder of gebruiker van een gebouw of terrein via een sleutelkluis aan de hulpdiensten de mogelijkheid biedt om, in geval van een noodoproep na de diensturen, zich op een snelle wijze toegang te verschaffen tot dat gebouw of terrein; het aangewezen is om het plaatsen en gebruiken van een sleutelkluis aan afspraken en regels te onderwerpen, met het oog op een uniforme en snelle interventie door de hulpdiensten; Met 28 stemmen voor, / stemmen tegen en / onthoudingen.
BESLUIT Artikel 1 Elke eigenaar, huurder of gebruiker van een gebouw of terrein kan onder de in dit reglement bepaalde voorwaarden op dat gebouw of terrein een sleutelkluis plaatsen, waarin zich de toegangssleutel bevindt waarmee de brandweer zich, in geval van noodoproep, toegang kan verschaffen. Artikel 2 De sleutelkluis mag slechts in gebruik worden genomen na voorafgaande controle door de brandweer. De aanvraag om een dergelijke controle wordt gericht aan de brandweer, Boudewijnlaan 4 te 3200 Aarschot. Hierin wordt vermeld: 1. naam en adres van de aanvrager; 2. naam, adres en telefoonnummer van de persoon verantwoordelijk voor het beheer of de exploitatie van het gebouw of terrein; 3. het adres van het gebouw of terrein, evenals een precieze beschrijving van de plaats waar de sleutelkluis geplaatst werd. Artikel 3 Enkel sleutelkluizen die kunnen geopend worden met de hoofdsleutel gebruikt door de brandweer zullen mogen geplaatst worden. Artikel 4 De sleutelkluis wordt aangeduid met een aluminium plaatje dat een brandweersymbool draagt (brandweerhelm). De brandweer zal slechts gebruik maken van sleutelkluizen waarop dit symbool werd aangebracht.
Artikel 5 Behalve indien anders vermeld moet de sleutelkluis: 1. in de gevel of in een solide constructie verankerd worden zodat hij niet kan weggenomen worden; 2. geplaatst worden boven of naast de toegangsdeur, -poort of –hekken; 3. beschermd worden tegen atmosferische omstandigheden. Artikel 6 Sleutels voor het openen van de sleutelkluis mogen slechts worden gebruikt door de brandweer in geval van een de dringende tussenkomst. Het gebruik er van zal vermeld worden op het interventieverslag. Artikel 7 De verantwoordelijke voor de sleutelkluis zal ervoor instaan dat: 1. de kluis niet wordt overschilderd of op enige manier aan het zicht wordt onttrokken; 2. stopzetting van het gebruik van de kluis, bij verhuring of verkoop van het gebouw of terrein waar de kluis is aangebracht, binnen de 15 dagen schriftelijk aan de brandweer wordt gemeld; 3. zich in de kluis steeds de passende sleutel bevindt; 4. de sleutelkluis regelmatig wordt gecontroleerd en dat eventuele defecten onmiddellijk worden hersteld. Artikel 8 Elke nieuwe huurder, eigenaar of gebruiker van een gebouw of terrein waar een in dit reglement bedoelde sleutelkluis is aangebracht is gehouden binnen de 15 dagen hetzij een nieuwe aanvraag in overeenkomstig artikel 2 te doen, hetzij de buitengebruikstelling van de sleutelkuis te melden aan de brandweer. Artikel 9 Inbreuken op dit reglement kunnen gestraft worden met een gemeentelijke administratieve geldboete van maximum 250 euro. Onderwerp: aanvraag van verkaveling – 1265 beslissing grondafstand tot gedeeltelijke en plaatselijke wegverbreding De gemeenteraad, Gelet op het Gemeentedecreet van 15.07.2005, zoals gewijzigd, Titel II, Hfst. I, Afd. III De bevoegdheden van de gemeenteraad (art. 42-43), Titel II, Hfst. II, Afd. III De bevoegdheden van het College van Burgemeester en Schepenen (art. 57-58) Titel VIII, Hfst. I, Bestuurlijk toezicht (art. 248-264); en de bijhorende besluiten en omzendbrieven van de Vlaamse regering; Gelet op: de wet van 29.07.1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen; de wet van 11.04.1994 betreffende de openbaarheid van bestuur; het decreet van 26.03.2004 betreffende de openbaarheid van bestuur in de provincies en de gemeenten; het KB van 02.08.1990 houdende het Nieuw Algemeen Reglement op de Gemeentelijke Comptabiliteit; art. 4.2.17. §2 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening; Overwegende dat : Peeters Véronique (Ns. Holemans - Everaerts), Leuvensesteenweg 25 3200 Aarschot , met betrekking tot een perceel gelegen te Meertselstraat 60 3200 Aarschot , kadastraal gekend als , afd. 1 sectie A nr: 33/E een aanvraag van verkavelingsvergunning heeft ingediend; het bewijs van ontvangst van die aanvraag gedateerd is op 22-10-2013; uit het plan opgemaakt door de landmeter en behorende bij het aanvraagdossier blijkt dat bij de verwezenlijking van de hogervermelde verkaveling het perceel, lot 2 met een oppervlakte van 57m2, dient ingelijfd te worden bij het openbaar domein voor het plaatselijk en gedeeltelijk verbreden van de Meertselstraat 60 3200 Aarschot deze grond bestemd is voor het plaatselijk en gedeeltelijk verbreden van Meertselstraat en aldus van openbaar nut is; er geen schatting der waarde nodig is vermits deze grond kosteloos door de stad wordt verkregen; deze grond uit de verkaveling wordt gesloten om gevoegd te worden bij de wegenis; uit de stukken van het openbaar onderzoek blijkt dat de aanvraag werd bekendgemaakt, van 22-10-2013 tot 22-11-2013, en 0 bezwaarschriften werden ingediend; Met 28 stemmen voor, / stemmen tegen en /
onthoudingen;
BESLUIT: Art. 1. - Het perceel lot 2 met een oppervlakte van 57m2, waarvan de inlijving nodig is voor het plaatselijk en gedeeltelijk verbreden van de Meertselstraat zal kosteloos aangeschaft worden door de stad Aarschot bij wijze van gratis grondafstand en om reden van openbaar nut. Art. 2. – Bij het verlijden van de notariële akte zal de stad Aarschot vertegenwoordigd worden door de burgemeester bijgestaan door de stadssecretaris.
Onderwerp: aanvraag van verkaveling – 1264 beslissing grondafstand tot gedeeltelijke en plaatselijke wegverbreding De gemeenteraad Gelet op het Gemeentedecreet van 15.07.2005, zoals gewijzigd, Titel II, Hfst. I, Afd. III De bevoegdheden van de gemeenteraad (art. 42-43), Titel II, Hfst. II, Afd. III De bevoegdheden van het College van Burgemeester en Schepenen (art. 57-58) Titel VIII, Hfst. I, Bestuurlijk toezicht (art. 248-264); en de bijhorende besluiten en omzendbrieven van de Vlaamse regering; Gelet op: de wet van 29.07.1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen; de wet van 11.04.1994 betreffende de openbaarheid van bestuur; het decreet van 26.03.2004 betreffende de openbaarheid van bestuur in de provincies en de gemeenten; het KB van 02.08.1990 houdende het Nieuw Algemeen Reglement op de Gemeentelijke Comptabiliteit; art. 4.2.17. §2 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening; Overwegende dat : Peeters Véronique (Ns. Nys-Vranken-Lemmens), Leuvensesteenweg 25 3200 Aarschot, met betrekking tot een perceel gelegen te Vin 1 3202 Rillaar Vin zn 3202 Rillaar, kadastraal gekend als, afd. 5 sectie B nr: 327/C een aanvraag van verkavelingsvergunning heeft ingediend; het bewijs van ontvangst van die aanvraag gedateerd is op 15-10-2013; uit het plan opgemaakt door de landmeter en behorende bij het aanvraagdossier blijkt dat bij de verwezenlijking van de hogervermelde verkaveling het perceel, lot 2 met een totale oppervlakte van 66m2, dient ingelijfd te worden bij het openbaar domein voor het plaatselijk en gedeeltelijk verbreden van de Vin 1 3202 Rillaar Vin zn 3202 Rillaar deze grond bestemd is voor het plaatselijk en gedeeltelijk verbreden van Vin en aldus van openbaar nut is; er geen schatting der waarde nodig is vermits deze grond kosteloos door de stad wordt verkregen; deze grond uit de verkaveling wordt gesloten om gevoegd te worden bij de wegenis; uit de stukken van het openbaar onderzoek blijkt dat de aanvraag werd bekendgemaakt, van 15-10-2013 tot 15-11-2013, en 0 bezwaarschriften werden ingediend; Met 28 stemmen voor,
/
stemmen tegen en
/ onthoudingen;
BESLUIT: Art. 1. - Het perceel lot 2 met een totale oppervlakte van 66m², waarvan de inlijving nodig is voor het plaatselijk en gedeeltelijk verbreden van de Vin zal kosteloos aangeschaft worden door de stad Aarschot bij wijze van gratis grondafstand en om reden van openbaar nut. Art. 2. – Bij het verlijden van de notariële akte zal de stad Aarschot vertegenwoordigd worden door de burgemeester bijgestaan door de stadssecretaris. Onderwerp: GRONDAFSTAND MOSVENNESTRAAT – GOEDKEURING AKTE De gemeenteraad, Gelet op het Gemeentedecreet van 15.07.2005, zoals gewijzigd, Titel II, Hfst. I, Afd. III De bevoegdheden van de gemeenteraad (art. 42-43), Titel II, Hfst. II, Afd. III De bevoegdheden van het College van Burgemeester en Schepenen (art. 57-58) Titel VIII, Hfst. I, Bestuurlijk toezicht (art. 248-264); en de bijhorende besluiten en omzendbrieven van de Vlaamse regering; Gelet op: de wet van 29.07.1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen; de wet van 11.04.1994 betreffende de openbaarheid van bestuur; het decreet van 26.03.2004 betreffende de openbaarheid van bestuur in de provincies en de gemeenten; het KB van 02.08.1990 houdende het Nieuw Algemeen Reglement op de Gemeentelijke Comptabiliteit; Overwegende dat mevrouw Lies Pesic en haar echtgenote mevrouw Minnekeer Sanne Klaartje, eigenaars van een perceel langs de Mosvennestraat, kadastraal gekend als sectie A, nrs. 214L, met een oppervlakte van 39ca, dit perceel wensen over te dragen aan de stad Aarschot om gevoegd te worden bij de openbare wegenis; geen schatting van de waarde nodig is vermits deze grond kosteloos door de stad wordt verkregen; Gelet op het ontwerp van akte van gratis grondafstand zoals opgemaakt door notarissen Geerinckx/Grauls/Callewaert; Met 28 stemmen voor, / stemmen tegen en / BESLUIT :
onthoudingen;
Artikel 1.: De gemeenteraad geeft goedkeuring aan de notariële akte, opgemaakt door notarissen Geerinckx/Grauls/Callewaert, van gratis grondafstand van een perceel langs de Mosvennestraat, kadastraal gekend als sectie A, nrs. 214L, met een oppervlakte van 39ca om gevoegd te worden bij de openbare wegenis; Artikel 2.: Bij het verlijden van de notariële akte zal de stad Aarschot vertegenwoordigd worden door de burgemeester bijgestaan door de secretaris. Artikel 3.: Alle kosten (notaris, hypotheekkantoor, …) zijn ten laste van de eigenaars van de percelen, nl. mevrouw Lies Pesic en haar echtgenote mevrouw Minnekeer Sanne Klaartje.
Onderwerp: GEDEELTELIJKE VERPLAATSING BUURTWEG NR. 43 De gemeenteraad, Gelet op het Gemeentedecreet van 15.07.2005, zoals gewijzigd, Titel II, Hfst. I, Afd. III De bevoegdheden van de gemeenteraad (art. 42-43), Titel II, Hfst. II, Afd. III De bevoegdheden van het College van Burgemeester en Schepenen (art. 57-58) Titel VIII, Hfst. I, Bestuurlijk toezicht (art. 248-264); en de bijhorende besluiten en omzendbrieven van de Vlaamse regering; Gelet op: de wet van 29.07.1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen; de wet van 11.04.1994 betreffende de openbaarheid van bestuur; het decreet van 26.03.2004 betreffende de openbaarheid van bestuur in de provincies en de gemeenten; het KB van 02.08.1990 houdende het Nieuw Algemeen Reglement op de Gemeentelijke Comptabiliteit; Gelet op de wet op de buurtwegen van 10.04.1841; het rooilijndecreet van 08.05.2009 en meer bepaald artikel 6 en 9 t.e.m. 17; het provinciaal politiereglement van 25.08.2010; de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening; Gelet op het schrijven van de consoorten Gryson-Wuyts, zijnde Wuyts Leonia, Gryson Maria, Gryson Griet, Gryson Hilde, Gryson Guido en Gryson Paula, d.d. 14.01.2013, betreffende de buurtweg nr. 43 (op de grens met Betekom) zoals aangeduid op de atlas der buurtwegen van Begijnendijk, momenteel behorende tot het grondgebied van Aarschot (Bloemse Hoeve); aanvraag van landmeterskantoor Feyaerts, d.d. 29.04.2013, betreffende de gedeeltelijke verlegging van buurtweg nr. 43 van de oorspronkelijke ligging zoals beschreven in de atlas van de wegen naar de feitelijk gebruikte wegbedding; Overwegende dat de buurtweg nr. 43 de grens vormt tussen de stad Aarschot en de gemeente Begijnendijk; de wegbedding van de buurtweg 43 openbaar domein is; door historisch gebruik een deel van de officiële openbare wegbedding van buurtweg 43 zoals die is aangegeven in de atlas van de buurtwegen in onbruik is geraakt en vervangen door het feitelijk gebruik van een wegbedding op de private eigendom van de consoorten Wuyts-Gryson; door de verplaatsing de feitelijke situatie en de officiële situatie in overeenstemming worden gebracht; door de verplaatsing van de buurtweg, de perceelsvorm van de eigendom van de familie Gryson kan geoptimaliseerd worden door de aanhechting van een klein driehoekig perceel dat door de huidige officiële ligging van de buurtweg gescheiden wordt van hun eigendom; Gelet op het ontwerp van rooilijnplan van 29.04.2013 dat werd opgesteld door Landmeterskantoor Feyaerts B.V.B.A. uit Tremelo en waarop het nieuwe tracé van de buurweg 43 is ingetekend; Overwegende dat de nieuwe ontworpen rooilijnen grotendeels op het grondgebied van de stad Aarschot zijn ingetekend en voor een klein deel op het grondgebied van Begijnendijk en dat bijgevolg het dossier de beide gemeenten aanbelangt en de procedures betreffende de rooilijnen en verplaatsing van de buurtweg in beide gemeenten, zo mogelijk gelijktijdig moeten doorlopen worden; Gelet op het besluit van de gemeenteraad, d.d. 24 juni 2013, houdende voorlopige vaststelling van het ontwerp van rooilijnplan, van 29.04.2013, zoals opgesteld door Landmeterskantoor Feyaerts B.V.B.A. uit Tremelo, met de nieuwe toekomstige rooilijnen; het besluit van het college van burgemeester en schepenen, d.d. 29 juli 2013, houdende het openbaar onderzoek met betrekking tot het voorlopig vastgesteld ontwerp van rooilijnplan van de buurtweg 43 gedurende minstens 30 dagen vanaf 1 augustus 2013 om 9 uur tot en met 30 augustus 2013 om 16uur; het besluit van de gemeenteraad, d.d. 23 september 2013, houdende definitieve vaststelling van het ontwerp van rooilijnplan, van 29.04.2013, zoals opgesteld door Landmeterskantoor Feyaerts B.V.B.A. uit Tremelo, met de nieuwe toekomstige rooilijnen; het besluit van het college van burgemeester en schepenen, d.d. 2 december 2013, houdende het openbaar onderzoek met betrekking tot de wijziging van het tracé van de buurtweg 43 gedurende maximaal 15 dagen vanaf 3 december 2013 om 9 uur tot en met 17 december 2013 om 16uur; het openbaar onderzoek (vanaf 3 december 2013 om 9 uur tot en met 17 december 2013 om 16uur.
Overwegende dat de aanvragers zich bereid hebben verklaard tot de betaling van alle kosten en de meerwaarde van de gedeeltelijke verplaatsing van de buurtweg nr. 43; het ereloon van landmeter HOSBUR bvba, Diestsestraat 54 te Scherpenheuvel-Zichem, voor de opmaak van het schattingsverslag van de meerwaarde m.b.t. de verlegging van de buurtweg nr. 43 €302,50 bedraagt; de meerwaarde m.b.t. de verlegging van de buurtweg nr. 43 €4.250,00 bedraagt; het perceel waarop het nieuwe tracé van de buurtweg nr. 43 komt te liggen gratis moet worden overgedragen aan de stad Aarschot om in te lijven in het openbaar domein; alle kosten van de gratis grondafstand ten laste zijn van de aanvragers; Met 28 stemmen voor,
/ stemmen tegen en / onthoudingen;
BESLUIT : Artikel 1.: De gemeenteraad stelt aan de deputatie van de provincie Vlaams-Brabant voor om de buurtweg nr. 43 van de atlas van de buurtwegen zoals aangeduid op plan van 29.04.2013, opgesteld door Landmeterskantoor Feyaerts B.V.B.A. uit Tremelo, te verleggen. Artikel 2.: De aanvragers zullen een som van €302,50 aan de stad Aarschot betalen als vergoeding voor de opmaak van het schattingsverslag van de meerwaarde m.b.t. de verlegging van de buurtweg nr. 43. Artikel 3.: De aanvragers zullen een som van €4250,00 betalen aan de stad Aarscjptals vergoeding voor de bekomen meerwaarde m.b.t. de verlegging van de buurtweg nr. 43. Artikel 4.: In uitvoering van de verplaatsing van het tracé van buurtweg nr. 43 zal het perceel waarop het nieuwe tracé van de buurtweg nr. 43 komt te liggen gratis worden overgedragen aan de stad Aarschot om in te lijven in het openbaar domein. Alle kosten van de gratis grondafstand zijn ten laste van de aanvragers. Artikel 5.: Bij het verlijden van de notariële akte zal de stad Aarschot vertegenwoordigd worden door de burgemeester bijgestaan door de secretaris. Artikel 6.: Dit besluit wordt samen met het volledige dossier van de gedeeltelijke wijziging van de buurtweg nr. 43 toegezonden aan de gouverneur van de provincie Vlaams-Brabant.
Onderwerp: Aanstellen van een gemeentelijk stedenbouwkundig ambtenaar en een waarnemend gemeentelijk stedenbouwkundig ambtenaar. De gemeenteraad, Gelet op het Gemeentedecreet van 15.07.2005, zoals gewijzigd, Titel II, Hfst. I, Afd. III De bevoegdheden van de gemeenteraad (art. 42-43), Titel II, Hfst. II, Afd. III De bevoegdheden van het College van Burgemeester en Schepenen (art. 57-58) Titel VIII, Hfst. I, Bestuurlijk toezicht (art. 248-264); en de bijhorende besluiten en omzendbrieven van de Vlaamse regering; Gelet op: - de wet van 29.07.1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen; - de wet van 11.04.1994 betreffende de openbaarheid van bestuur; - het decreet van 26.03.2004 betreffende de openbaarheid van bestuur in de provincies en de gemeenten; - het KB van 02.08.1990 houdende het Nieuw Algemeen Reglement op de Gemeentelijke Comptabiliteit; - de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, artikel 1.4.6., waaruit blijkt dat elke gemeente minimum een gemeentelijk stedenbouwkundig ambtenaar en een waarnemend gemeentelijk stedenbouwkundig ambtenaar (bij verhinder van de gemeentelijk stedenbouwkundig ambtenaar) moet hebben; - het besluit van de Vlaamse Regering van 19.05.2000 tot vaststelling van de voorwaarden waaraan personen moeten voldoen om als ambtenaar van ruimtelijke ordening te kunnen worden aangesteld; - het Ministerieel besluit van 04.06.2009 tot bepaling van de diplomavoorwaarden voor de functies van gedelegeerd planologisch ambtenaar, gedelegeerd stedenbouwkundig ambtenaar en gewestelijk, provinciaal en gemeentelijk stedenbouwkundig ambtenaar en tot aanwijzing van de diploma’s die voldoen om te kunnen worden geregistreerd als ruimtelijke planner; Gelet op - het besluit van de gemeenteraad van 22.02.2001, houdende benoeming van de heer Geert Wijns in de functie van departementshoofd ruimtelijke ordening en leefmilieu, weddenschaal A6-A7; - het diploma Stedenbouwkundige/Ruimtelijke Planner van 23.06.2006 afgeleverd aan de heer Geert Wijns door Hogeschool Antwerpen; - het besluit van het college van burgemeester en schepenen van 28.10.2010, houdende benoeming van de heer Jan Matthijs in de functie van diensthoofd ruimtelijke ordening, weddenschaal A1a-A3a; - het diploma master in de Stedenbouw en de Ruimtelijke Planning van 22.06.2009 afgeleverd aan de heer Jan Matthijs door Erasmus Hogeschool Brussel; Overwegende dat - de heren Jan Matthijs en Geert Wijns voldoen aan de voorwaarden zoals bepaald in het besluit van de Vlaamse Regering van 19.05.2000 en het Ministerieel besluit van 04.06.2009; Gelet op de resultaten van de geheime stemming; Met 28 stemmen voor, / stemmen tegen en / onthoudingen;
BESLUIT : Enig artikel : De gemeenteraad stelt de heer Jan Matthijs, diensthoofd Ruimtelijke Ordening, aan als gemeentelijk stedenbouwkundig ambtenaar. Bij verhindering (ziekte, verlof, …) van de heer Jan Matthijs zal de heer Geert Wijns, departementshoofd Ruimtelijke Ordening en Leefmilieu, optreden als waarnemend stedenbouwkundig ambtenaar.
Onderwerp:
Samenwerkingsovereenkomst 2014-2015 tussen de provincie Vlaams-Brabant, de stad Aarschot en IGO in het kader van het project ‘Intergemeentelijke Natuur- en Landschapsploegen’
De Gemeenteraad, Gelet op: -
de toepasselijke bepalingen van het Gemeentedecreet d.d. 15.07.2005; het KB van 02.08.1990 houdende het Nieuw Algemeen Reglement op de Gemeentelijke Comptabiliteit; de wet van 29.07.1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen; de wet van 11.04.1994 betreffende de openbaarheid van bestuur; het decreet van 26.03.2004 betreffende de openbaarheid van bestuur en de Omzendbrief VR2004/26 van 04.06.2004 betreffende de openbaarheid van bestuur; de bepalingen van het decreet van 6 juli 2001 houdende de Intergemeentelijke Samenwerking; het voorstel van de Provincie Vlaams-Brabant, gehecht aan het schrijven d.d. 14 november 2013, houdende de Samenwerkingsovereenkomst tussen de Provincie Vlaams-Brabant, de gemeenten en IGO in het kader van het project ‘Intergemeentelijke Natuur- en Landschapsploegen’;
Overwegende dat de huidige samenwerkingsovereenkomst afloopt einde 2013, en dat IGO een opvolging van dit project voorziet, voor de periode 2014-2015 van deze Intergemeentelijk Natuur- en Landschapsteams; Gelet op: -
de goede samenwerking en de resultaten op het terrein in de uitvoering van de opgedragen werken; de principiële steun van de provincie Vlaams-Brabant; de mogelijkheid tot bijkomende middelen ter betoelaging van de INL-werking, als zal worden voorzien door de Vlaamse Overheid;
Overwegende dat: -
de Intergemeentelijke Natuur- en Landschapsteams een bijdrage leveren tot het behoud en de uitbreiding van het gemeentelijke natuur- en groenpatrimonium in de gemeenten waar ze actief zijn; het Natuur- en Landschapsteam zal ingezet worden om de onderwerpen, die worden / zijn opgenomen binnen de Beheers- en BeleidsCyclus voor de volgende jaren, verder uit te werken en uit te voeren; de gemeenten en steden vóór uiterlijk 1 januari 2014 een besluit dienen te nemen om een naadloos verder zetten van het project ‘Intergemeentelijk Natuur- en Landschapsteams’ te kunnen garanderen; de mogelijkheid bestaat dat bij een laattijdige intekening wellicht niet kan worden genoten van de exhaustieve toelagen (Vlaamse Overheid) voor dit project;
Gelet op het besluit van het College van Burgemeester en Schepenen d.d. 29/07/2013 waarin principieel werd ingestemd met het verder zetten / heropstarten van het project ‘Intergemeentelijke Natuur- en Landschapsploegen’ voor de periode 2014-2019; Met 28
stemmen voor, / stemmen tegen en / onthoudingen;
BESLUIT: Art. 1
§1. De Samenwerkingsovereenkomst 2014 – 2015 in het kader van een Dienst van Algemeen Economisch Belang (DAEB), zijnde de organisatie van de Intergemeentelijke Natuur- en Landschapsploegen (INL-ploegen), tussen de Provincie Vlaams-Brabant, de gemeente Aarschot en IGO, voor de periode 2014-202015 wordt goedgekeurd. §2. Het ontwerp van de Samenwerkingsovereenkomst 2014 – 2015, als in bijlage gevoegd, wordt goedgekeurd: Er wordt door het stadsbestuur Aarschot ingetekend voor 2 VTE (2 voltijdse arbeiders = 2 X 1.450 uren);
Art. 2
Art. 3
De kosten verbonden aan voormelde Samenwerkingsovereenkomst 2014 - 2015 worden verder beschreven onder de artikelen 7 ‘De financiële compensatieregeling’, ingeschreven in het voorstel Samenwerkings-overeenkomst 2014 - 2015 in bijlage aan onderhavige beslissing: -
De nodige kredieten zullen voorzien worden in de begrotingen van de jaren 2014 en 2015 opdat zal worden voldaan aan de bepalingen ingeschreven onder art. 7.3 ‘De openbare besturen’;
-
De nodige kredieten zullen voorzien worden in de begrotingen van de jaren 2014 en 2015, zo deze vereist blijken, om te voldoen aan de eventuele aanvullende werkingskosten van IGO, naar de bepalingen ingeschreven in art. 7.4 in het voorstel Samenwerkingsovereenkomst 2014-2015.
Het College van Burgemeester en Schepenen wordt gemachtigd voor de verdere uitwerking van het dossier.
Art. 4
Een afschrift van dit besluit zal gezonden worden naar: Dhr. Luc Robijns, gedeputeerde voor Leefmilieu en Duurzaamheid, Provincie Vlaams-Brabant, Provincieplein 1, 3010 Leuven; IGO DIV, Aarschotsesteenweg 212, 3010 Leuven.
Onderwerp:
Intergemeentelijke samenwerking – Intekening op de wederzijdse exclusieve dienstverlening inzake natuurwerkzaamheden (Samenwerkingsovereenkomst 2014-2015 tussen de Provincie Vlaams-Brabant, de stad Aarschot en IGO in het kader van het project ‘Intergemeentelijke Natuur- en Landschapsploegen’)
De Gemeenteraad, Gelet op: -
-
-
-
-
-
de toepasselijke bepalingen van het Gemeentedecreet d.d. 15.07.2005; het KB van 02.08.1990 houdende het Nieuw Algemeen Reglement op de Gemeentelijke Comptabiliteit; de wet van 29.07.1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen; de wet van 11.04.1994 betreffende de openbaarheid van bestuur; het decreet van 26.03.2004 betreffende de openbaarheid van bestuur en de Omzendbrief VR2004/26 van 04.06.2004 betreffende de openbaarheid van bestuur; de bepalingen van het decreet van 6 juli 2001 houdende de Intergemeentelijke Samenwerking; de oprichting van de dienstverlenende vereniging IGO Leuven op 10 maart 2004, die als rechtsopvolger optreedt van de vzw IGO Leuven; de aanpassingen van de statuten van de intergemeentelijke dienstverlenende vereniging IGO Leuven op de buitengewone algemene vergadering van 20 maart 2008, waardoor de vereniging haar statuten heeft aangepast om de leden de mogelijkheid tot wederzijdse exclusieve dienstverlening te bieden inzake natuurwerkzaamheden door Intergemeentelijke Natuur- en Landschapsploegen zoals bepaald in het samenwerkingsakkoord 2008 - 2013 tussen de provincie Vlaams-Brabant, de gemeenten en IGO Leuven, meer specifiek zoals beschreven in artikel 1 van de hogergenoemde overeenkomst, m.n de Intergemeentelijke Natuur- en Landschapsploegen voeren enkel de gemeentelijke acties uit die passen binnen INL jaarprogramma’s, en bijlage 3a van de hogergenoemde overeenkomst: m.n. de indicatieve lijst van taken die in een INL-jaarprogramma kunnen opgenomen worden. Het algemeen kader is dat de acties en projecten van de INL-ploegen een bijdrage leveren in het stopzetten van de achteruitgang van de biodiversiteit en het realiseren van een ecologische meerwaarde; de goedkeuring van de minister van de betreffende statutenwijziging 1 juli 2008; de aanpassingen van de statuten van de intergemeentelijke dienstverlenende vereniging IGO op de buitengewone algemene vergadering van 20 december 2013, waardoor de vereniging haar statuten heeft aangepast om de leden opnieuw de mogelijkheid tot wederzijdse exclusieve dienstverlening te bieden inzake het uitvoeren van natuuracties door Intergemeentelijke Natuur- en Landschapsploegen zoals bepaald in een samenwerkingsakkoord tussen de provincie Vlaams-Brabant, de openbare besturen en IGO in het kader van het project Intergemeentelijke Natuur- & Landschapsploegen; de betekenis van exclusieve dienstverlening die kan worden omschreven als diensten die enkel worden verstrekt aan de deelnemers die daarvoor exclusiviteit hebben verleend, terwijl deze deelnemers voor de diensten waarvoor exclusiviteit werd verleend, uitsluitend een beroep doen op de dienstverlenende vereniging, voor zover zij deze activiteiten niet in eigen beheer wensen uit te voeren; de bepalingen van de overheidsopdrachtenwetgeving, inzonderheid in artikel 3, §2 van de wet van 24 december 1993, waarin een uitzondering werd opgenomen met betrekking tot de toepasselijkheid van de overheidsopdrachtenwetgeving. Met name bepaalt artikel 3, §2 van de wet van 24 december 1993: “Vallen niet onder de toepassing van de bepalingen van deze wet: de diensten in de zin van artikel 5 die toegewezen worden aan een aanbestedende overheid , bedoeld in artikel 4, §1 en §2, 1° tot 8° en 10°, op basis van een uitsluitend recht dat ze uit hoofde van bekendgemaakte wettelijke of reglementaire bepalingen geniet en die verenigbaar zijn met het verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap”. Het principe van de wederzijdse exclusiviteit bestaat er aldus in dat een gemeente ervoor opteert om voor de levering van een dienst, zoals omschreven in artikel 3 van de statuten, inzonderheid voor de uitvoering van gemeentelijke natuuropdrachten, uitsluitend een beroep te doen op de diensten van IGO en dit voor een welomschreven periode dewelke echter de duur van zes jaar niet mag overschrijden. Het staat de gemeente hierbij echter volledig vrij om deze dienst zelf verder uit te voeren. De gemeente kan aldus kiezen om voor de betrokken dienst een beroep te doen op IGO, dan wel om deze dienst zelf uit te oefenen, doch ziet hierbij wel af van de mogelijkheid om de dienst, gedurende de looptijd van de exclusiviteit, te laten uitvoeren door derden; het voordeel van de exclusiviteit tot mogelijkheid tot vrijstelling van BTW op de door de personeelsleden van IGO geleverde prestaties (naar analogie met de theorie van de beheersoverdracht). Aldus zouden op de door de personeelsleden van IGO in het kader van de uitvoering voor de gemeente geleverde prestaties, geen BTW worden aangerekend; het kostendelend principe waarbij zal worden gewerkt met een open boekhouding.
Met 28 stemmen voor, / stemmen tegen en / onthoudingen;
BESLUIT:
Art. 1
De gemeenteraad gaat in op de mogelijkheid tot wederzijdse exclusieve dienstverlening inzake het uitvoeren van natuuracties door Intergemeentelijke Natuur- en Landschapsploegen, conform de bepalingen van de hernieuwde statuten van IGO van 20/12/2013.
Art. 2
De gemeenteraad bekrachtigt de samenwerkingsovereenkomst 2014 – 2015 in het kader van een Dienst van Algemeen Economisch Belang (DAEB), zijnde de organisatie van de Intergemeentelijke Natuur- en Landschapsploegen (INL-ploegen), tussen de provincie Vlaams-Brabant, de gemeenten en IGO , als zijnde een overeenkomst in het kader van de wederzijdse exclusieve dienstverlening. De samenwerkings-overeenkomst wordt uitgevoerd in het stelsel van de wederzijdse exclusieve dienstverlening.
Art. 3
De wederzijdse exclusieve dienstverlening inzake natuurwerkzaamheden zoals bepaald in het samenwerkingsovereenkomst 2014 - 2015 tussen de provincie Vlaams-Brabant, de gemeenten en IGO neemt een aanvang op 1/1/2014 en eindigt op 31/12/2015.
Art. 4
Het college van burgemeester en schepenen is belast met de uitvoering en bekendmaking van dit besluit en zal een afschrift van deze beslissing tot het toekennen van een exclusief recht tot dienstverlening bezorgen aan de intergemeentelijke dienstverlenende vereniging IGO.
Onderwerp : Overeenkomst tot oprichting Communicatiefonds Collectief plan frituurvet en -olie De Gemeenteraad, Gelet op het Gemeentedecreet van 15.07.2005, zoals gewijzigd, Titel II, Hfst. I, Afd. III De bevoegdheden van de gemeenteraad (art. 42-43), Titel II, Hfst. II, Afd. III De bevoegdheden van het College van Burgemeester en Schepenen (art. 57-58) Titel VIII, Hfst. I, Bestuurlijk toezicht (art. 248-264); en de bijhorende besluiten en omzendbrieven van de Vlaamse regering; Gelet op: de wet van 29.07.1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen; de wet van 11.04.1994 betreffende de openbaarheid van bestuur; het decreet van 26.03.2004 betreffende de openbaarheid van bestuur in de provincies en de gemeenten; het KB van 02.08.1990 houdende het Nieuw Algemeen Reglement op de Gemeentelijke Comptabiliteit; Het materialendecreet dd. 23.12.2011. Decreet betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen; het besluit van de Vlaamse Regering dd. 17.02.2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen (VLAREMA), inzonderheid de artikelen 3.1.1 en 3.4.8.1 van het VLAREMA; Overwegende dat artikel 3.1.1. van het VLAREMA vermeldt dat, overeenkomstig artikel 21 §2 van het Materialendecreet, de gebruikte dierlijke en plantaardige vetten en oliën van huishoudelijke oorsprong worden aangewezen als afvalstoffen waarvoor een vorm van uitgebreide producentenverantwoordelijkheid geldt; in artikel 3.4.8.1. van het VLAREMA vermeld wordt dat de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid voor gebruikte dierlijke en plataardige vetten en oliën van huishoudelijke oorsprong ingevuld wordt door middel van een Collectief Plan dat de betrokken producenten en gemeenten en intergemeentelijke samenwerkingsverbanden moeten opstellen tegen 1 juli 2012; volgens de vigerende wetgevingen op gewestelijk, federaal en Europees vlak, de gebruikte oliën en vetten die vrijwillig werden teruggebracht door de huishoudens, in geen geval in het circuit van de voedselketen mogen terecht komen ; de bijgevoegde overeenkomst zich ertoe strekt de rechten en plichten van de partijen te bepalen i.v.m. de wederzijdse verbintenissen en de werkingsafspraken tussen de stad Aarschot en de VVSG voor de inzameling van gebruikte dierlijke en plantaardige vetten en oliën van huishoudelijke oorsprong; Met 28 stemmen voor, / tegen en /
onthoudingen;
BESLUIT : Artikel 1 : De bij deze beslissing gevoegde overeenkomst tot oprichting Communicatiefonds Collectief plan frituurvet en -olie, wordt goedgekeurd. Artikel 2 : De kredieten ten bedrage van maximaal 0,05 euro per inwoner worden voor het begrotingsjaar 2014 en 2015 (index max + 1 %) voorzien. Artikel 3: Het College van Burgemeester en Schepenen wordt gemachtigd deze beslissing te onderschrijven.
Onderwerp : Reglement inzake het doorvoeren van een sociaal verantwoorde financiële tegemoetkoming voor de huishoudelijke afvalkosten
De Gemeenteraad, Gelet op het Gemeentedecreet van 15.07.2005, zoals gewijzigd, Titel II, Hfst. I, Afd. III De bevoegdheden van de gemeenteraad (art. 42-43), Titel II, Hfst. II, Afd. III De bevoegdheden van het College van Burgemeester en Schepenen (art. 57-58) Titel VIII, Hfst. I, Bestuurlijk toezicht (art. 248-264); en de bijhorende besluiten en omzendbrieven van de Vlaamse regering; Gelet op: de wet van 29.07.1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen; de wet van 11.04.1994 betreffende de openbaarheid van bestuur; het decreet van 26.03.2004 betreffende de openbaarheid van bestuur in de provincies en de gemeenten; het KB van 02.08.1990 houdende het Nieuw Algemeen Reglement op de Gemeentelijke Comptabiliteit; de beslissing van de gemeenteraad dd. 01.07.2000, houdende de goedkeuring van het ondernemingsplan “Afvalbeheer stad Aarschot” en “Overeenkomst voor concessie van de openbare dienstverlening inzake het stedelijk afvalbeheer”; het besluit van de gemeenteraad dd. 30.09.2004 houdende goedkeuring van het politiereglement betreffende het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen en vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen; het besluit van de gemeenteraad dd. 25.11.2004, houdende het reglement inzake het doorvoeren van een sociaal verantwoorde financiële tegemoetkoming voor de huishoudelijke afvalkosten; het besluit van het College van Burgemeester en Schepenen dd. 09.06.2005, waarbij het College akkoord gaat met het voorgestelde advies van de dienst Leefmilieu, nl. dat de negatieve bedragen ten gevolge van het in de rand vermeld reglement niet moet worden terugbetaald aan de mensen die verhuizen buiten Aarschot. het besluit van de gemeenteraad dd. 01.09.2005, houdende het reglement inzake het doorvoeren van een sociaal verantwoorde financiële tegemoetkoming voor de huishoudelijke afvalkosten; het besluit van de gemeenteraad dd. 24.11.2005, houdende het reglement inzake het doorvoeren van een sociaal verantwoorde financiële tegemoetkoming voor de huishoudelijke afvalkosten; het besluit van de gemeenteraad dd. 23.02.2006, houdende het reglement inzake het doorvoeren van een sociaal verantwoorde financiële tegemoetkoming voor de huishoudelijke afvalkosten; het besluit van de gemeenteraad dd. 27.04.2006, houdende het reglement inzake het doorvoeren van een sociaal verantwoorde financiële tegemoetkoming voor de huishoudelijke afvalkosten; het besluit van de gemeenteraad dd. 31.08.2006, houdende het reglement inzake het doorvoeren van een sociaal verantwoorde financiële tegemoetkoming voor de huishoudelijke afvalkosten; het besluit van de gemeenteraad dd. 26.10.2006, houdende het reglement inzake het doorvoeren van een sociaal verantwoorde financiële tegemoetkoming voor de huishoudelijke afvalkosten; het besluit van de gemeenteraad dd. 01.03.2007, houdende het reglement inzake het doorvoeren van een sociaal verantwoorde financiële tegemoetkoming voor de huishoudelijke afvalkosten; het besluit van de gemeenteraad dd. 20.12.2007, houdende het reglement inzake het doorvoeren van een sociaal verantwoorde financiële tegemoetkoming voor de huishoudelijke afvalkosten; het besluit van het College van Burgemeester en Schepenen dd. 20.11.2008, houdende het akkoord met het voorstel van de dienst Leefmilieu met betrekking tot het invoeren van een premie van maximum 125 € voor het gebruik van herbruikbare luiers; het besluit van de gemeenteraad dd. 18.12.2008, houdende het reglement inzake het doorvoeren van een sociaal verantwoorde financiële tegemoetkoming voor de huishoudelijke afvalkosten; het besluit van de gemeenteraad dd. 17.12.2009, houdende het reglement inzake het doorvoeren van een sociaal verantwoorde financiële tegemoetkoming voor de huishoudelijke afvalkosten; het besluit van de gemeenteraad dd. 15.11.2010, houdende het reglement inzake het doorvoeren van een sociaal verantwoorde financiële tegemoetkoming voor de huishoudelijke afvalkosten; het besluit van de gemeenteraad dd. 12.12.2011, houdende het reglement inzake het doorvoeren van een sociaal verantwoorde financiële tegemoetkoming voor de huishoudelijke afvalkosten; het besluit van de gemeenteraad dd. 10.12.2012, houdende het reglement inzake het doorvoeren van een sociaal verantwoorde financiële tegemoetkoming voor de huishoudelijke afvalkosten Overwegende: dat het aangewezen is aan die inwoners van Aarschot een sociale correctie toe te kennen die wegens omstandigheden meer huishoudelijk afval hebben dan een normaal gezin (wegens ziekte, enz…); dat 100 specifieke witte kunststofzakken voor luierafval ter beschikking worden gesteld aan gezinnen met één of meerdere kinderen jonger dan 3 jaar; aan onthaalouders, aan mini-crèches en aan patiënten die lijden aan incontinentie; dat een gezin met één of meerdere kinderen jonger dan 3 jaar in de plaats van 100 specifieke witte kunststofzakken voor luierafval kunnen kiezen voor een premie van max. € 125 voor de aankoop of de huur van herbruikbare luiers; dat 25 € aan peritoneale dialysepatiënten en stoma patiënten wordt toegekend; dat de negatieve bedragen, ontstaan ten gevolge van onderstaand reglement, van de huisvuilfactuur van de referentiepersonen welke verhuizen buiten Aarschot, niet zullen worden terugbetaald, omdat het een specifieke financiële tegemoetkoming betreft die alleen op het grondgebied van Aarschot kan verkregen worden; dat de gepaste kredieten voorzien zijn in het budget 2014; Gelet op het amendement van raadslid Jos Bruyninckx: “N-VA is verheugd vast te stellen dat deze tegemoetkoming bevestigd wordt in het budget 2014, maar stelt de volgende aanpassing voor: Naar analogie met de toepassingen ervan in het heffen van belastingen en retributies, en voor zover dit praktisch mogelijk is, de gezondheidsindex ook toe te passen op deze tegemoetkoming aan de rechthebbenden;
In het kader van de zowel in het meerjarenplan als in het budget 2014 voorgestelde administratieve vereenvoudiging het vereiste “bewijs van samenstelling van het gezin” niet meer te laten voorleggen door de aanvrager: dit is immers een document dat gegenereerd wordt door de dienst Bevolking van de stadsadministratie, en dat dan door de aanvrager aan de dienst Leefmilieu binnen dezelfde stadsadministratie dient overhandigd te worden. De aanvrager kan hier inhoudelijk zelf geen enkele meerwaarde aan geven; de dienst Leefmilieu zou dit document dus rechtstreeks kunnen aanvragen aan de dienst Bevolking (of misschien zelfs rechtstreeks zelf opmaken aan de hand van de Rijksregistergegevens).”
Gelet op de reactie van schepen Geert Schellens voor wat het eerste voorstel van het raadslid betreft: “Wij hebben principieel geen bezwaar tegen de gevraagde aanpassing, maar die resulteert uiteraard wel in een meeruitgave. We stellen voor de mogelijke financiële repercussies eerst te onderzoeken en nadien een standpunt in te nemen.”; Gelet op de reactie van schepen Steven Omblets voor wat het tweede voorstel van het raadslid betreft: “We onderzoeken zelf al enige tijd hoe we dit technisch mogelijk kunnen maken. We proberen hier tegen maart mee rond te zijn.”; Overwegend dat de voorzitter de indiener van het amendement vraagt of hij - gelet op de voorgaande reacties - het amendement nog ter stemming wil brengen; dat de indiener de stemming over het amendement niet meer vraagt; Met 28 stemmen voor, / stemmen tegen, / onthoudingen;
BESLUIT: Artikel 1:
Voor het dienstjaar 2014 wordt door het stadsbestuur een éénmalige premie als tussenkomst in de onkosten voor huisvuilophaling voorzien voor rechthebbenden die behoren tot de hieronder opgesomde bevolkingsgroepen: 1.
Peritoneaal dialysepatiënten
2.
Stomapatiënten
3.
Patiënten die lijden aan incontinentie
4.
Gezinnen met één of meerdere kinderen jonger dan 3 jaar
5.
Onthaalouders en mini-crèches
Onder rechthebbenden dient te worden verstaan: ▪
▪ ▪ ▪
Artikel 2:
het gezinshoofd, zo deze als referentiepersoon ingeschreven is in het afvalbetaalsysteem en een klantnummer toegewezen gekregen heeft of de met deze persoon samenwonende persoon die ingeschreven is in het bevolkingsregister op hetzelfde adres en die als referentiepersoon deelneemt in het afvalbetalsysteem, waar het gezinnen betreft (nr. 4). de patiënt, zo deze als referentiepersoon ingeschreven is in het afvalbetaalsysteem en een klantnummer toegewezen gekregen heeft of de met de patiënt samenwonende persoon die ingeschreven is in het bevolkingsregister op hetzelfde adres als de patiënt, indien de patiënt zelf geen Diftarnummer toegewezen kreeg (nrs. 1, 2 en 3). mini-crèches erkend door Kind en Gezin en gehuisvest op het grondgebied van Aarschot. onthaalouders, onder de vorm van zelfstandige onthaalouders en onthaalouders welke werken voor de Dienst Opvanggezinnen Landelijke Kinderopvang, beiden dienen gehuisvest te zijn op het grondgebied van Aarschot. Het bedrag van de premie en/of het aantal witte kunststofzakken voor luierafval bedraagt éénmalig voor 2014 :
▪ ▪ ▪ ▪ ▪ ▪ ▪
€ 25 € 25 100 witte kunststofzakken voor luierafval 100 witte kunststofzakken voor luierafval
: : : :
of voor herbruikbare luiers de helft van de factuur met een maximum van € 125 100 witte kunststofzakken voor luierafval 100 witte kunststofzakken voor luierafval
: :
voor peritoneale dialysepatiënten. voor stomapatiënten. voor patiënten die lijden aan incontinentie. voor gezinnen met één of meerdere kinderen jonger dan 3 jaar.
voor onthaalouders. voor mini-crèches.
De financiële tegemoetkoming is cumuleerbaar voor de rechthebbenden die tegelijk voldoen aan meerdere van de hoger genoemde voorwaarden. Alleen gezinnen die een premie voor herbruikbare luiers hebben aangevraagd kunnen geen gebruik meer maken van de premie onder de vorm van 100 witte kunststofzakken voor luierafval. Artikel 3:
De premie voor de aankoop of huur van een pakket voorgevormde herbruikbare luiers en bijhorende benodigdheden is enkel en alleen van toepassing voor gezinnen met één of meerdere kinderen jonger dan 3 jaar. Deze premie kan maar éénmaal per kind worden aangevraagd (blijft geldig gedurende 3 jaar) en is derhalve niet cummuleerbaar met andere financiële tegemoetkomingen voorkomend uit dit besluit.
Artikel 4:
De verschillende groepen rechthebbenden moeten inwoner zijn van Aarschot (of gehuisvest te zijn in Aarschot in geval van onthaalouders en/of mini-crèches) en dienen volgende bewijzen voor te leggen aan het College van Burgemeester en Schepen: De rechthebbende peritoneaal dialysepatiënten en stomapatiënten: het aanvraagformulier, een bewijs van samenstelling van het gezin, als bewijs dat ze thuis verblijven of thuis verzorgd worden en een bewijs van de huisarts dat ze peritoneaal dialysepatiënt of stomapatiënt zijn.
-
Artikel 5:
De rechthebbende patiënten die lijden aan incontinentie: het aanvraagformulier, een bewijs van samenstelling van het gezin, als bewijs dat ze thuis verblijven of thuis verzorgd worden en een bewijs van de huisarts dat ze incontinentiepatiënt zijn. De rechthebbende gezinnen met één of meerdere kinderen jonger dan 3 jaar: Voor de premie van 100 kunststofzakken : het aanvraagformulier en een bewijs van samenstelling van het gezin; Voor de premie voor herbruikbare luiers : het aanvraagformulier, een bewijs van samenstelling van het gezin en aankoop- of huurbewijzen van luiermateriaal (herbruikbare luiers); De rechthebbende onthaalouders en mini-crèches het aanvraagformulier.
Binnen de perken van de daartoe voorziene kredieten en na afgifte van het aanvraagformulier, te samen met de gevraagde bewijsmaterialen, zal voor de peritoneale dialysepatiënten en voor de stomapatiënten een bedrag ter waarde van de toegekende sociale correcties worden afgetrokken van de eerstvolgende factu(u)r(en) van de persoon die het aanvraagformulier invult of zo deze persoon niet als referentiepersoon ingeschreven is in het nieuwe afvalbetaalsysteem, van de factu(u)r(en) van de persoon die ingeschreven is in het bevolkingsregister op hetzelfde adres als de persoon die het aanvraagformulier afgeeft en als referentiepersoon deelneemt aan het nieuwe afvalbetaalsysteem. De datum van de voorlegging van de gevraagde documenten aan het College van Burgemeester en Schepenen, is bepalend voor het nazicht van de vereiste voorwaarden tot toekenning van de premie.
Artikel 6:
Binnen de perken van de daartoe voorziene kredieten en na afgifte van het aanvraagformulier, te samen met de gevraagde bewijsmaterialen, zal voor de gezinnen met één of meerdere kinderen jonger dan 3 jaar, dewelke een premie voor de aankoop of huur van een pakket voorgevormde herbruikbare luiers met bijhorende benodigdheden hebben aangevraagd, de premie worden uitbetaald op rekeningnummer van de aanvrager, max. 3 maanden na het indienen van de aanvraag. De datum van de voorlegging van de gevraagde documenten aan het College van Burgemeester en Schepenen, is bepalend voor het nazicht van de vereiste voorwaarden tot toekenning van de premie.
Artikel 7:
Aan de referentiepersonen die worden uitgeschreven uit het nieuwe afvalbetaalsysteen (ten gevolge van een verhuis naar een andere gemeente ofwel naar het buitenland, …..) en waarvan de factuur ten gevolge van dit reglement een negatief saldo heeft, zal niets worden terugbetaald, daar de specifieke financiële tegemoetkoming waarvan sprake in de artikels 1 en 2 enkel kunnen verkregen worden op het grondgebied van Aarschot.
Artikel 8 :
De referentiepersoon dewelke een financiële tegemoetkoming verkregen heeft voor het dienstjaar 2014 kan deze financiële tegemoetkoming enkel opgebruiken in het dienstjaar 2014, derhalve zal de financiële tegemoetkoming dewelke niet volledig opgebruikt is, niet worden overgedragen naar het volgende dienstjaar of de volgende dienstjaren. Het gedeelte van de financiële tegemoetkoming dat niet is opgebruikt in 2014 zal niet worden uitbetaald.
Onderwerp : kasteel Elzenhof – vervangen ketel - kennisgeving en aanvaarding
KENNISGEVING EN AANVAARDING VAN DE BESLISSING VAN HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN SCHEPENEN D.D. 02.12.2013 IN TOEPASSING VAN ARTIKEL 157 VAN HET GEMEENTEDECREET De Gemeenteraad, Gelet op het Gemeentedecreet van 15.07.2005, zoals gewijzigd, Titel II, Hfst. I, Afd. III De bevoegdheden van de gemeenteraad (art. 42-43), Titel II, Hfst. II, Afd. III De bevoegdheden van het College van Burgemeester en Schepenen (art. 57-58) Titel VIII, Hfst. I, Bestuurlijk toezicht (art. 248-264); en de bijhorende besluiten en omzendbrieven van de Vlaamse regering; Gelet op : de wet van 29.07.1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen; de wet van 11.04.1994 betreffende de openbaarheid van bestuur; het decreet van 26.03.2004 betreffende de openbaarheid van bestuur in de provincies en de gemeenten; het KB van 02.08.1990 houdende het Nieuw Algemeen Reglement op de Gemeentelijke Comptabiliteit; Gelet op de beslissing van het College van Burgemeester en Schepenen d.d. 02.12.2013, waarbij de wijze van gunning en de bepaling van de voorwaarden voor de vervanging van de verwarmingsketel van kasteel Elzenhof te Aarschot, werden goedgekeurd; Gelet op het verzoek van het College van Burgemeester en Schepenen aan de gemeenteraad om kennis te nemen van hogergenoemde beslissing en om zich uit te spreken omtrent deze uitgaven zoals voorzien in artikel 157 van het Gemeentedecreet;
BESLUIT: Art. 1.- De hogergenoemde beslissing van het College van Burgemeester en Schepenen d.d. 02.12.2013, waarvan kopie in bijlage, wordt voor kennisneming aangenomen. Art. 2.- De gemeenteraad stemt in met de in deze beraadslaging voorziene uitgaven, die worden ingeschreven in het budget 2014. De betekening mag evenwel worden uitgevoerd zonder het budget af te wachten.
Onderwerp: HUISHOUDELIJK REGLEMENT VAN DE GEMEENTERAAD EN DE GEMEENTERAADSCOMMISSIES
De gemeenteraad, Gelet op het Gemeentedecreet dd. 15.07.2005, Titel II, Hfst. I, Afd. III De bevoegdheden van de gemeenteraad (art. 42-43), Titel II, Hfst. II, Afd. III De bevoegdheden van het College van Burgemeester en Schepenen (art. 57-58) en titel VIII, Hfst. I, Bestuurlijk toezicht (art. 248-264); de wet van 29.07.1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen; de wet van 11.04.1994 betreffende de openbaarheid van bestuur; het decreet van 26.03.2004 betreffende de openbaarheid van bestuur in de provincies en de gemeenten; het KB van 02.08.1990 houdende het Nieuw Algemeen Reglement op de Gemeentelijke Comptabiliteit; het besluit van de Vlaamse regering dd. 19.01.2007 houdende het statuut van de lokale en provinciale mandataris en latere wijzigingen; Gelet op het huishoudelijk reglement van de gemeenteraad en de gemeenteraadscommissies dd. 25.03.2013; Gelet op het decreet van 29 juni 2012 tot wijziging van het Gemeentedecreet van 15 juli 2005, inzonderheid: artikel 10 dat bepaalt dat het huishoudelijk reglement van de gemeenteraad in elk geval bepaalt dat indien een gemeenteraadslid hierom verzoekt, een dossier (dat op de agenda van de gemeenteraad betrekking heeft) elektronisch ter beschikking wordt gesteld; artikel 72 dat bepaalt dat de notulen van de vergaderingen van de raad van bestuur en van het directiecomité van de autonome gemeentebedrijven op verzoek van een gemeenteraadslid elektronisch ter beschikking worden gesteld; Overwegend dat beide voormelde artikelen in werking treden op 1 januari 2014; Gelet op het amendement van raadslid Jos Bruyninckx: “Vraag om aanpassing van het HR na 11 maanden toepassing: Artikel 2: “De oproeping gebeurt … en wordt aan elk raadslid bezorgd naargelang zijn voorkeur hetzij op papier, hetzij op een digitale gegevensdrager of per e-mail. ..” N-VA wenst hier aan toe te voegen “ Raadsleden die gekozen hebben voor toezending op een digitale gegevensdrager of per email, kunnen, op eenvoudige aanvraag, documenten van enige omvang thuis op papier bezorgd krijgen.” Artikel 27 “Daardoor vervalt de verplichting om bij het openen van de vergadering voorlezing te doen van de notulen” en “… Als er geen opmerkingen worden gemaakt voor het einde van de vergadering, zijn de notulen goedgekeurd”: akkoord dat er geen voorlezing van de notulen wordt gedaan, maar dit betekent niet dat deze moeten veronachtzaamd worden. 1. N-VA vraagt dat een agendapunt “Goedkeuring van de notulen van de vorige gemeenteraad” standaard als punt 1. van de agenda van elke gemeenteraad zou opgenomen worden. 2. N-VA stelt tevens voor, naar analogie met de werkwijze die door het OCMW van Aarschot wordt gevolgd, voor uitwisseling van documenten zoals uitnodigingen, verslagen, begroting, allerlei documenten en andere zaken die op agenda komen, een website te creëren (bij het OCMW is dat een extranet, ontwikkeld door VERA (prov. Vla Brabant) voor gemeente- en OCMW-besturen.) Mits een individueel paswoord, toegekend door het bestuur, kan het raadslid hierop terecht voor deze informaties. Telkens een document op de site wordt gezet worden de raadsleden hiervan met een mail verwittigd. (Op deze manier zouden bvb ook de documenten bedoeld in agendapunt 36 van de GR van 30/12/13 – die niet aan de raadsleden werden meegestuurd - eenvoudig beschikbaar kunnen gesteld worden)” Gelet op de reactie van de voorzitter van de gemeenteraad: “De door u voorgestelde aanpassing van artikel 2 lijkt mij overbodig aangezien het stadssecretariaat raadsleden altijd op hun eenvoudige vraag documenten bezorgt op de door hun gewenste wijze. Uw voorstel om de goedkeuring van de notulen expliciet op de agenda te vermelden, lijkt mij evenmin nodig aangezien het huishoudelijk reglement reeds voorziet in een regeling voor de goedkeuring van de notulen. Het extranet tenslotte zal op termijn worden gerealiseerd. Het college van burgemeester en schepenen gunde een overheidsopdracht om digitaal vergaderen te ondersteunen. In dit softwarepakket is ook de uitbouw van een extranet begrepen.” Gelet op het amendement van raadslid Johan Van de Schoot om in artikel 29 §1 van het huishoudelijk reglement het systeem Imperiali te vervangen door het systeem D’Hondt aangezien dit systeem evengoed een evenredige verdeling van de mandaten garandeert, maar de stad wel een besparing van 12.000 euro per jaar oplevert; Gelet op de stemming over het amendement van raadslid Jos Bruyninckx: Met 8 stemmen voor het amendement (N-VA, Groen), 20 stemmen tegen (CD&V, Open VLD, SP.A) en 0 onthoudingen; Gelet op de stemming over het amendement van raadslid Johan Van de Schoot: Met 8 stemmen voor het amendement (N-VA, Groen), 20 stemmen tegen (CD&V, Open VLD, SP.A) en 0 onthoudingen; Gelet op het bijkomende verzoek van raadslid Jos Bruyninckx om in artikel 27 van het huishoudelijk reglement te voorzien dat de notulen van de vorige vergadering worden bezorgd aan alle gemeenteraadsleden in plaats van alleen aan de fractieleiders; Overwegend dat hiertegen geen bezwaar wordt gemaakt;
Met 20 stemmen voor (CD&V – Open VLD – SP.A) , 8 stemmen tegen (N-VA – Groen) en
/ onthoudingen;
BESLUIT (ter vervanging van het besluit van de gemeenteraad dd. 25.03.2013) Het huishoudelijk reglement van de gemeenteraad en de gemeenteraadscommissies van Aarschot wordt vastgesteld als volgt: De werking van de gemeenteraad en van de gemeenteraadscommissies wordt bepaald door het Gemeentedecreet en door de richtlijnen in het huishoudelijk reglement. BIJEENROEPING GEMEENTERAAD Artikel 1. (zie art. 19, 20, 68 GD) De gemeenteraad vergadert zo dikwijls als de zaken die tot zijn bevoegdheid behoren het vereisen en ten minste tien maal per jaar. Hij wordt bijeengeroepen door de voorzitter van de gemeenteraad. De voorzitter is verplicht de gemeenteraad bijeen te roepen op verzoek van: -
een derde van de zittinghebbende leden; een vijfde van de zittinghebbende leden als zes weken na datum van de vorige gemeenteraad nog geen bijeenroeping is gebeurd. De periode van zes weken wordt geschorst van 11 juli tot en met 15 augustus. het college van burgemeester en schepenen; de burgemeester voor zover het verzoek betrekking heeft op de eigen bevoegdheden van de burgemeester.
Het verzoek tot bijeenroeping moet schriftelijk worden gericht aan de voorzitter van de gemeenteraad, Ten Drossaarde 1 in 3200 Aarschot. In hun schriftelijk verzoek moeten de aanvragers de agenda vermelden vergezeld van hun voorstel(len) van beslissing, een verklarende nota (per agendapunt) alsook de datum en het uur van de beoogde vergadering. Dit verzoek tot bijeenroeping moet uiterlijk de negende dag om 9.00 uur voor de datum van de beoogde vergadering worden overhandigd aan de voorzitter om hem toe te laten de decretale oproepingstermijn van acht dagen te respecteren. De voorzitter roept de gemeenteraad bijeen op de voorgestelde datum en uur en met de voorgestelde agenda, na overleg met het college van burgemeester en schepenen. De agenda bevat in ieder geval de punten die door het college van burgemeester en schepenen aan de voorzitter worden meegedeeld. Op verzoek van de voorzitter van de gemeenteraad stelt het college van burgemeester en schepenen jaarlijks de lijst op van de data voor de gemeenteraadszittingen van het komende jaar. Deze data worden dan door de voorzitter van de gemeenteraad meegedeeld aan de raadsleden in de loop van het laatste kwartaal van het lopende jaar. Enkel onvoorziene omstandigheden kunnen een afwijking van deze planning toelaten. De voornoemde informatie wordt dan ook gepubliceerd op de website van de stad: www.aarschot.be. TERMIJN EN WIJZE VAN OPROEPING Artikel 2. (art. 21 en 190 GD) De oproeping gebeurt ten minste acht dagen voor de dag van de vergadering en wordt aan elk raadslid bezorgd naar gelang zijn voorkeur: hetzij op papier, hetzij op een digitale gegevensdrager of per e-mail. De termijn van acht dagen wordt berekend door terug te tellen vanaf de vergadering van de gemeenteraad. De dag van de vergadering van de gemeenteraad wordt in de termijn begrepen. De dag van de oproeping is niet in de termijn begrepen. In spoedeisende gevallen kan gemotiveerd van deze oproepingsperiode worden afgeweken. De oproepingsbrief vermeldt de plaats, de dag, het tijdstip en de agenda van de vergadering en bevat een beknopte toelichtende nota bij elk agendapunt evenals de voorstellen van beslissing. De agendapunten moeten voldoende duidelijk omschreven zijn. De toelichtende nota bij elk agendapunt en de voorstellen van beslissing worden naargelang de voorkeur van het gemeenteraadslid bezorgd op papier, op een digitale gegevensdrager of per e-mail. De in het eerste lid bepaalde termijn wordt tot twee volledige dagen teruggebracht voor de toepassing van artikel 11 (art. 26 GD) van dit reglement.
TOEVOEGEN VAN PUNTEN AAN DE AGENDA Artikel 3. (zie art. 22 GD) Gemeenteraadsleden kunnen uiterlijk vijf dagen voor de vergadering punten aan de agenda toevoegen. Hiertoe bezorgen ze hun voorstel van beslissing, vergezeld van een toelichtende nota aan de gemeentesecretaris, die de voorstellen bezorgt aan de voorzitter van de gemeenteraad. Van deze mogelijkheid kan geen gebruik worden gemaakt door een lid van het college van burgemeester en schepenen. De gemeentesecretaris deelt de aanvullende agendapunten zoals vastgesteld door de voorzitter van de gemeenteraad, samen met de bijhorende voorstellen en de toelichtende nota’s onverwijld mee aan de gemeenteraadsleden. De aanvullende agendapunten en de bijhorende voorstellen en toelichtende nota’s worden naargelang de voorkeur van het gemeenteraadslid bezorgd op papier, op een digitale gegevensdrager of per e-mail. De voorzitter van de raad is verplicht elk tijdig en regelmatig ingediend verzoek tot aanvulling van de agenda te respecteren zonder te oordelen over de opportuniteit van voorlegging aan de raad.
OPENBARE OF BESLOTEN VERGADERING Artikel 4. (zie art. 28, art. 7 §3, art. 46 §1GD) De vergaderingen van de gemeenteraad zijn in principe openbaar. De vergadering is niet openbaar wanneer: het om aangelegenheden gaat die de persoonlijke levenssfeer raken. Zodra een dergelijk punt aan de orde is, beveelt de voorzitter de behandeling in besloten vergadering; -
twee derde van de aanwezige leden van de gemeenteraad in het belang van de openbare orde of op grond van ernstige bezwaren tegen de openbaarheid beslist dat de vergadering niet openbaar is. De betrokken gemeenteraadsleden moeten deze beslissing motiveren.
De vergadering is in elk geval openbaar wanneer: gemeenteraadsleden en schepenen de eed afleggen; het organogram, de personeelsformatie, de rechtspositieregeling, het meerjarenplan en de aanpassingen ervan, de begroting/het budget, een begrotingswijziging/ budgetwijziging of de jaarrekening worden behandeld. Uitgezonderd in tuchtzaken kan de besloten vergadering slechts plaatsvinden na de openbare vergadering. Als tijdens de openbare vergadering blijkt dat de behandeling van een punt in besloten vergadering moet worden voortgezet, kan de openbare vergadering, enkel met dit doel, worden onderbroken.
INFORMATIE VOOR RAADSLEDEN EN PUBLIEK Artikel 5. (zie art. 23 GD) Plaats, dag, uur en agenda van de vergaderingen van de gemeenteraad worden uiterlijk acht dagen voor de vergadering openbaar gemaakt door aanplakking aan het stadhuis. Voor de berekening van deze termijn van acht dagen gelden dezelfde bepalingen als die welke vastgelegd zijn voor de bijeenroeping van de gemeenteraad. De voornoemde informatie wordt eveneens gepubliceerd op de website van de stad: www.aarschot.be Als leden van de gemeenteraad punten toevoegen aan de agenda, wordt de aangepaste agenda uiterlijk 24 uur nadat hij is vastgesteld bekendgemaakt op dezelfde wijze als bepaald in het eerste lid. De agenda wordt bezorgd aan de lokale persmedewerkers die erom verzoeken. De agenda wordt verstuurd per e-mail. Voor het publiek dat de raadszitting bijwoont ligt de agenda ter beschikking. Binnen een termijn van twintig dagen na de gemeenteraadszitting wordt een overzichtslijst van de beslissingen van de gemeenteraad ter inzage gelegd van het publiek. Deze inzagemogelijkheid wordt bekendgemaakt door aanplakking aan het stadhuis en door publicatie op de website van de stad: www.aarschot.be De overzichtslijst van de beslissingen van de gemeenteraad wordt bovendien gepubliceerd op de website van de stad. Voor verdere verduidelijkingen wordt bij de overzichtslijst op de website eveneens een link gepubliceerd naar de toelichting bij de agendapunten van de gemeenteraad. Artikel 6. (zie art. 23 §2 GD) Na de zitting van de gemeenteraad maakt de stad aan ieder natuurlijk persoon, rechtspersoon of groepering die erom verzoekt, de stukken die betrekking hebben op de agenda van de gemeenteraad, openbaar door er inzage in te verlenen, er uitleg over te verschaffen of er een afschrift van te overhandigen overeenkomstig het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur.
Artikel 7. §1. (zie art. 21 GD) Voor elk agendapunt wordt het dossier dat erop betrekking heeft, in het bijzonder de verklarende nota’s, de feitelijke gegevens, de eventueel verleende adviezen en de ontwerpen van beslissing betreffende de op de agenda ingeschreven zaken vanaf de verzending van de oproeping op het gemeentesecretariaat tijdens de kantooruren ter beschikking gehouden van de gemeenteraadsleden. Zij kunnen er voor de vergadering kennis van nemen en er desgevraagd, in de mate van het mogelijke, gratis afschrift van bekomen. Indien een gemeenteraadslid hierom verzoekt, wordt dergelijk dossier elektronisch ter beschikking gesteld. §2. (zie art. 148 §4 GD) Het ontwerp van budget wordt op zijn minst veertien dagen voor de vergadering waarop het wordt besproken aan ieder lid van de gemeenteraad bezorgd. §3. (zie art.147 §2 GD) Het ontwerp van de jaarlijkse aanpassing van het meerjarenplan wordt op zijn minst veertien dagen voor de vergadering waarop het wordt besproken aan ieder lid van de gemeenteraad bezorgd. §4. (zie art. 30 §3 GD) Aan de raadsleden wordt, op hun verzoek, door de gemeentesecretaris of de door hem aangewezen ambtenaren technische toelichting verstrekt over de in de eerste paragraaf bedoelde dossiers. Onder technische toelichting wordt verstaan het verstrekken van inlichtingen ter verduidelijking van de feitelijke gegevens die in de dossiers voorkomen en van het verloop van de procedure. Artikel 7 bis. §1. In toepassing van artikel 53 van het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking brengen de op voordracht van de gemeenteraad benoemde bestuurders minstens tweemaal per jaar tijdens een openbare vergadering van de gemeenteraad verslag uit over de uitoefening van hun mandaat en verstrekken zij toelichting bij het beleid van de dienstverlenende of opdrachthoudende vereniging. §2. Het raadslid dat op voordracht van de gemeenteraad werd benoemd als lid van de Raad van Bestuur van een opdrachthoudende of dienstverlenende vereniging ziet er op toe dat hij of zij de bedoelde verslagen en toelichtingen tijdig verstrekt. Het raadslid bezorgt daartoe het verslag en de toelichting tijdig aan de gemeentesecretaris met het oog op de agendering ervan. Artikel 8. (zie art. 30 GD) §1. De gemeenteraadsleden hebben het recht van inzage in alle dossiers, stukken en akten die het bestuur van de gemeente betreffen. §2. Zonder voorafgaande aanvraag kunnen door de gemeenteraadsleden worden ingezien tijdens de dagen en uren dat de diensten van het gemeentebestuur geopend zijn: -
de begrotingen van vorige dienstjaren van de gemeente en de gemeentelijke extern verzelfstandigde agentschappen;
-
de rekeningen van vorige dienstjaren van de gemeente, de gemeentelijke extern verzelfstandigde agentschappen, de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden waarvan de gemeente lid is;
-
de jaarverslagen van vorige dienstjaren van de gemeente en van de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden waarvan de gemeente lid is;
-
de goedgekeurde notulen van de vergaderingen van de gemeenteraad;
-
de goedgekeurde notulen van de vergaderingen van het college van burgemeester en schepenen, wat de delen betreft die aan het inzagerecht onderworpen zijn;
-
de adviezen uitgebracht door gemeentelijke adviesraden;
-
de gemeentelijke toelagereglementen, algemene politieverordeningen, belasting- en retributiereglementen.
§3. Naast de documenten en dossiers bedoeld in artikel 7 en artikel 8 §2 van dit huishoudelijk reglement hebben de raadsleden het recht alle andere documenten, die betrekking hebben op het bestuur van de gemeente te raadplegen, op de dagen en uren dat de diensten van het gemeentebestuur geopend zijn. Om het college van burgemeester en schepenen in de mogelijkheid te stellen te onderzoeken of de gevraagde stukken of akten betrekking hebben op het bestuur van de gemeente, delen de raadsleden het college schriftelijk welke documenten zij willen raadplegen. Aan de raadsleden wordt uiterlijk binnen acht werkdagen na de ontvangst van de aanvraag meegedeeld wanneer de stukken kunnen worden ingezien. Het raadslid dat de in deze paragraaf bedoelde stukken niet is komen raadplegen tijdens de week volgend op het tijdstip waarop hem is meegedeeld dat ze ter inzage liggen, wordt geacht af te zien van inzage. §4. De gemeenteraadsleden kunnen een afschrift krijgen van de akten en stukken betreffende het bestuur van de gemeente. Voor de aflevering van afschriften van akten en stukken andere dan deze bedoeld in artikel 7 van dit huishoudelijk reglement wordt een vergoeding gevraagd die overeenstemt met de gemeentelijke retributie voor het opzoeken, het samenstellen en het afleveren van administratieve stukken, inlichtingen en bestuursdocumenten.
De raadsleden doen hun aanvraag tot het afleveren van een afschrift schriftelijk en met een duidelijke omschrijving van de bedoelde akten en stukken. De gemotiveerde beslissing van het college tot weigering van de aflevering van een afschrift moet uiterlijk tien werkdagen na ontvangst van de aanvraag aan het betrokken raadslid worden meegedeeld. §5. 1° De goedgekeurde notulen van de vergaderingen van het college van burgemeester en schepenen worden onverwijld bezorgd aan de gemeenteraadsleden (zie art. 51 GD). Dit gebeurt naargelang hun individuele voorkeur per gewone postzending, per e-mail of door de afgifte ervan op een digitale gegevensdrager. In het laatste geval wordt de gegevensdrager op het gemeentesecretariaat ter beschikking gehouden van het raadslid, om daar door hem te worden opgehaald. 2° De goedgekeurde verslagen van de raad van bestuur en het directiecomité van de autonome gemeentebedrijven liggen ter inzage bij het secretariaat van de gemeente. Raadsleden die hierom verzoeken kunnen deze verslagen elektronisch ter beschikking krijgen. §6. De gemeenteraadsleden hebben het recht de gemeentelijke inrichtingen en diensten te bezoeken. Om het college in de mogelijkheid te stellen het bezoekrecht praktisch te organiseren, delen de raadsleden minstens tien werkdagen vooraf schriftelijk mee welke instelling zij willen bezoeken en op welke dag en uur. Tijdens het bezoek van een gemeentelijke inrichting moeten de raadsleden passief optreden. §7. Teneinde de informatiedoorstroming van het college van burgemeester en schepenen naar de voorzitter van de gemeenteraad te bevorderen zal deze laatste onverwijld in het bezit gesteld worden van de vooropgestelde agenda van de gemeenteraad nadat deze door het college (zij het voorlopig) is vastgesteld en tevens aanwezig zijn op een vergadering met het college één uur vóór de aanvang van iedere gemeenteraad.
Artikel 9. (zie art. 32 GD) Na afhandeling van de agenda van de openbare vergadering kunnen de raadsleden en het publiek mondelinge vragen stellen over gemeentelijke aangelegenheden die niet op de agenda van de gemeenteraad staan. Op deze vragen wordt binnen de maand schriftelijk geantwoord. Vragen en antwoorden maken niet het onderwerp uit van een stemming in de gemeenteraad. Deze vragen mogen niet peilen naar de persoonlijke intenties van de leden van het college van burgemeester en schepenen en mogen niet verplichten tot het doorvoeren van kostelijke studies of opzoekingen, tot het opmaken van dure statistische gegevensbestanden of het houden van enquêtes en dergelijke. Op schriftelijke vragen van raadsleden wordt binnen de maand na ontvangst schriftelijk geantwoord. QUORUM Artikel 10. Vooraleer aan de vergadering deel te nemen, tekenen de leden de aanwezigheidslijst. De namen van de leden, die deze lijst tekenden, worden in de notulen vermeld. Artikel 11. (zie art. 26 GD) De gemeenteraad kan enkel beraadslagen of beslissen als de meerderheid van de zittinghebbende gemeenteraadsleden aanwezig is. De voorzitter kan een academisch kwartier respecteren en de zitting uiterlijk een kwartier na het vastgestelde uur openen. Indien de meerderheid van de zittinghebbende leden op dat ogenblik aanwezig is, kan de gemeenteraad geldig beraadslagen of beslissen. Indien een kwartier na het vastgestelde uur niet voldoende leden aanwezig zijn om geldig te kunnen beraadslagen, stelt de voorzitter vast dat de vergadering niet kan doorgaan. Als in de loop van de vergadering het aantal aanwezige raadsleden afneemt tot minder dan de helft van de zittinghebbende leden plus één, stelt de voorzitter vast dat de vereiste meerderheid niet meer bereikt wordt en sluit hij derhalve de vergadering. De raad kan echter, als hij tweemaal bijeengeroepen is zonder dat het vereiste aantal leden aanwezig is, na een derde oproeping, ongeacht het aantal aanwezige leden, op geldige wijze beraadslagen en beslissen over de onderwerpen die voor de derde maal op de agenda voorkomen. De termijnen, bedoeld in artikelen 21 en 23 van het Gemeentedecreet, worden voor deze tweede en derde oproeping teruggebracht tot twee dagen. In deze oproepingen wordt vermeld dat het om een tweede of derde oproeping gaat. In de derde oproeping worden de bepalingen van artikel 26 van het Gemeentedecreet overgenomen.
WIJZE VAN VERGADEREN Artikel 12. (zie art. 24 GD) De voorzitter zit de vergaderingen van de gemeenteraad voor. Hij opent en sluit de vergaderingen. Artikel 13. (zie art. 29 GD) De voorzitter geeft kennis van de tot de raad gerichte verzoeken en doet alle mededelingen die de raad aanbelangen. De vergadering vat daarna de behandeling aan van de punten die vermeld staan op de agenda, in de daardoor bepaalde volgorde tenzij de raad er anders over beslist. Voor de mogelijke toelichting bij de agendapunten verwijst de voorzitter naar de indiener van het agendapunt, namelijk het college, de burgemeester of het raadslid. Punten die hijzelf op de agenda geplaatst heeft, licht hij desgevraagd zelf toe. Een punt dat niet op de agenda voorkomt, mag niet in bespreking worden gebracht, behalve in spoedeisende gevallen als het geringste uitstel gevaar zou kunnen opleveren. Tot spoedbehandeling kan enkel worden besloten door ten minste twee derde van de aanwezige leden. De namen van die leden en de motivering van de spoedeisendheid worden in de notulen vermeld. Artikel 14. Nadat het agendapunt werd toegelicht, vraagt de voorzitter welk lid aan het woord wenst te komen over het voorstel. De voorzitter verleent het woord naar de volgorde van de aanvragen en, ingeval van gelijktijdige aanvraag, naar de rangorde van de raadsleden. Indien de raad deskundigen wenst te horen of als de voorzitter van het OCMW toelichting moet geven (art. 148 §1. al.1 van het OCMWdecreet4), bepaalt de voorzitter van de raad wanneer ze aan het woord komen. De voorzitter kan aan de gemeentesecretaris of aan een door hem gekozen deskundige vragen om toelichtingen te geven. Artikel 15. Het woord kan door de voorzitter niet geweigerd worden voor een rechtzetting van beweerde feiten. In de volgende gevallen wordt het woord verleend bij voorrang op de hoofdvraag, waarvan de bespreking wordt geschorst: om te vragen dat men niet zal besluiten; om de verdaging te vragen om een punt te verwijzen naar een gemeenteraadscommissie; om voor te stellen dat een ander dan het in bespreking zijnde probleem bij voorrang zou behandeld worden; om te eisen dat het voorwerp van de beslissing concreet zou omschreven worden; om naar het reglement te verwijzen.
Artikel 16. De amendementen worden voor de hoofdvraag en de subamendementen voor de amendementen ter stemming gelegd. Artikel 17. Niemand mag onderbroken worden wanneer hij spreekt, behalve voor een verwijzing naar het reglement of voor een terugroeping tot de orde. Als een lid van de raad, aan wie het woord werd verleend, afdwaalt van het onderwerp, kan alleen de voorzitter hem tot de behandeling van het onderwerp terugbrengen. Indien na een eerste verwittiging het lid verder van het onderwerp blijft afdwalen, kan hem het woord door de voorzitter ontnomen worden. Elk lid, dat in weerwil van de beslissing van de voorzitter, tracht aan het woord te blijven wordt geacht de orde te verstoren. Dit geldt eveneens voor hen, die het woord nemen zonder het te hebben gevraagd en bekomen, en die aan het woord blijven in weerwil van het bevel van de voorzitter. Elk scheldwoord, elke beledigende uitdrukking en elke persoonlijke aantijging worden geacht de orde te verstoren.
4
Het meerjarenplan en de aanpassingen ervan worden aan de gemeente bezorgd. De voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn licht het meerjarenplan of de aanpassingen ervan toe op de vergadering van de gemeenteraad waarop het geagendeerd is. Als de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn geen deel uitmaakt van de gemeenteraad, wordt hij ten minste acht dagen voor de dag van die vergadering, door de voorzitter van de gemeenteraad daarvan verwittigd.
Artikel 18. (zie art. 25 GD) De voorzitter is belast met de handhaving van de orde in de raadsvergadering. Van de handelingen die hij in dit verband stelt, wordt melding gemaakt in de notulen. Elk raadslid dat de orde verstoort, wordt door de voorzitter tot de orde teruggeroepen. Elk lid dat tot de orde werd teruggeroepen, mag zich verantwoorden, waarna de voorzitter beslist of de terugroeping tot de orde gehandhaafd of ingetrokken wordt. Desnoods kan de voorzitter de zitting schorsen of opheffen.
Artikel 19. (zie art. 25 GD) De voorzitter kan, na een voorafgaande waarschuwing, elke toehoorder die openlijk tekens van goedkeuring of van afkeuring geeft of die op enigerlei wijze wanorde veroorzaakt, uit de zaal doen verwijderen. Hij kan bovendien proces-verbaal opmaken tegen die persoon en hem verwijzen naar de politierechtbank, onverminderd andere vervolgingen, indien het feit daartoe grond oplevert. Artikel 20. Geen enkel raadslid mag meer dan tweemaal het woord nemen over hetzelfde onderwerp, tenzij de voorzitter er anders over beslist. Artikel 21. Wanneer de vergadering rumoerig wordt, zodat het normale verloop van de bespreking in het gedrang wordt gebracht, kondigt de voorzitter aan dat hij, bij voortduring van het rumoer, de vergadering zal schorsen of sluiten. Indien de wanorde toch aanhoudt, schorst of sluit hij de vergadering. De leden van de raad moeten dan onmiddellijk de zaal verlaten. Van deze schorsing of sluiting wordt melding gemaakt in de notulen. Artikel 22. Nadat de leden voldoende aan het woord zijn geweest en indien hij oordeelt dat het agendapunt voldoende werd besproken, sluit de voorzitter de bespreking, onverminderd de bepalingen opgenomen in de art. 17 en 20 en vraagt hij over te gaan tot de stemming. Artikel 23. §1. Voor elke stemming omschrijft de voorzitter het voorwerp van de bespreking waarover de vergadering zich moet uitspreken. §2. (zie art. 34 GD) De beslissingen worden bij volstrekte meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen genomen, zonder rekening te houden met de onthoudingen. Ingeval de stemmen staken, is het voorstel verworpen. §3. (zie art. 148 §3 en 174 §1 GD) De gemeenteraad stemt over de begroting/het budget in zijn geheel en over de jaarrekeningen in hun geheel. Elk lid kan echter de afzonderlijke stemming eisen over één of meer onderdelen van de begroting/het budget die hij aanwijst of over één of meer artikelen of posten die hij aanwijst, indien het om de jaarrekeningen gaat. In dat geval mag over het geheel eerst gestemd worden na de stemming over één of meer onderdelen van de begroting/het budget, het artikel of de artikelen, reeksen van artikelen of posten die aldus zijn aangewezen en de stemming over het geheel heeft dan betrekking op de artikelen of posten waarover geen enkel lid afzonderlijk wenst te stemmen, en op de artikelen die reeds bij een afzonderlijke stemming zijn aangenomen. WIJZE VAN STEMMEN Artikel 24. (zie art. 35 GD) §1. De leden van de gemeenteraad stemmen in het openbaar, behalve in de gevallen bedoeld in §4. §2. Er zijn drie mogelijke werkwijzen van stemmen: 1. de stemming bij handopsteking; 2. de mondelinge stemming; 3. de geheime stemming. §3. De gemeenteraadsleden stemmen bij handopsteking behalve als een derde van de aanwezige leden de mondelinge stemming vraagt. §4. Over de volgende aangelegenheden wordt geheim gestemd: 1. de vervallenverklaring van het mandaat van gemeenteraadslid en van schepen; 2. het aanwijzen van de leden van de gemeentelijke bestuursorganen en van de vertegenwoordigers van de gemeente in overlegorganen en in de organen van andere rechtspersonen en feitelijke verenigingen; 3. individuele personeelszaken. §5. De stemming bij handopsteking gebeurt als volgt:
nadat de voorzitter het voorwerp van de stemming heeft omschreven zoals bepaald in artikel 23 van dit huishoudelijk reglement, vraagt hij achtereenvolgens welke gemeenteraadsleden ja (voor) stemmen, neen (tegen) stemmen of zich onthouden. Elk gemeenteraadslid kan slechts éénmaal zijn hand opsteken om zijn keuze duidelijk te maken. §6. De mondelinge stemming gebeurt als volgt: nadat de voorzitter het voorwerp van de stemming heeft omschreven zoals bepaald in artikel 23 van dit huishoudelijk reglement, laat hij elk raadslid in de volgorde zoals hierna bepaald ja (voor), neen (tegen) of onthouding uitspreken. De stemming begint met de schepenen in volgorde van hun rangorde. Daarna stemmen de raadsleden in volgorde van de ranglijst. De voorzitter stemt het laatst. §7. Voor een geheime stemming worden vooraf gemaakte stembriefjes gebruikt en wordt eenvormig schrijfgerief ter beschikking gesteld. De raadsleden stemmen ja (voor), neen (tegen) of onthouden zich. De onthouding gebeurt door het afgeven van een blanco stembriefje. Voor de stemming en de stemopneming is het bureau samengesteld uit de voorzitter en de secretaris, tenzij anders wordt bepaald door de toepasselijke wetgeving. Ieder raadslid is gemachtigd de regelmatigheid van de stemopnemingen na te gaan. Vooraleer tot de stemopneming over te gaan, wordt het aantal stembriefjes geteld. Stemt dit aantal niet overeen met het aantal raadsleden, die aan de stemming hebben deelgenomen, dan worden de stembriefjes vernietigd en wordt elk raadslid uitgenodigd om opnieuw te stemmen. Een raadslid dat bewust geen stembriefje afgeeft en dit meldt, heeft niet deelgenomen aan de stemming. In dat geval is er geen reden om opnieuw te stemmen. §8. De OCMW-voorzitter, die buiten de gemeenteraad is benoemd, is aanwezig op de vergaderingen van de gemeenteraad. Hij beschikt in de gemeenteraad enkel over een raadgevende stem. Artikel 25. (zie art. 36 GD) Als bij de benoeming of de voordracht van kandidaten de vereiste meerderheid niet wordt verkregen bij de eerste stemming, wordt opnieuw gestemd over de twee kandidaten die de meeste stemmen hebben behaald. De voorzitter stelt daartoe een lijst op met tweemaal zoveel namen als er benoemingen of voordrachten moeten gebeuren. Hebben bij de eerste stemming sommige kandidaten een gelijk aantal stemmen behaald, dan wordt de jongste kandidaat tot de herstemming toegelaten. De stemmen kunnen alleen worden uitgebracht op de kandidaten die op de lijst voorkomen. De benoeming of de voordracht gebeurt bij volstrekte meerderheid van stemmen. Bij staking van stemmen heeft de jongste kandidaat de voorkeur. NOTULEN Artikel 26. (zie art. 181 §1 GD) De notulen van de gemeenteraad vermelden, in chronologische volgorde, alle besproken onderwerpen, alsook het gevolg dat werd gegeven aan die punten waarover de gemeenteraad geen beslissing heeft genomen. Zij maken eveneens duidelijk melding van alle beslissingen. Behalve bij geheime stemming vermelden de notulen voor elk raadslid of hij voor of tegen het voorstel heeft gestemd of zich onthield. Het stemgedrag van de leden wordt in de notulen niet nominatief weergegeven, maar aan de hand van de vermelding van het stemgedrag van elke fractie. Wanneer binnen eenzelfde fractie verdeeld wordt gestemd, wordt in de notulen wel het individuele stemgedrag van de raadsleden nominatief weergegeven. Een raadslid kan vragen om in de notulen de rechtvaardiging van zijn stemgedrag op te nemen. Artikel 27. (zie art. 33 en 180 GD) De notulen van de vorige vergadering liggen op het gemeentesecretariaat ter inzage van de raadsleden, vanaf de verzending van de oproepingsbrief van de vergadering, waarin ze ter goedkeuring aan de raad zullen worden voorgelegd. Kopie van voormelde notulen wordt samen met de genoemde oproepingsbrief bezorgd aan de gemeenteraadsleden. Daardoor vervalt de verplichting om bij het openen van de vergadering voorlezing te doen van de notulen van de vorige vergadering(en). Elk gemeenteraadslid heeft het recht tijdens de vergadering opmerkingen te maken over de redactie ervan. Als die opmerkingen door de gemeenteraad worden aangenomen, worden de notulen in die zin aangepast en legt de secretaris in de eerstvolgende vergadering een nieuwe redactie voor, die in overeenstemming is met de beslissing van de raad. Als er geen opmerkingen worden gemaakt voor het einde van de vergadering, zijn de notulen goedgekeurd. Indien opmerkingen worden gemaakt over de redactie van de notulen, wordt over ieder van deze opmerkingen gestemd. De goedgekeurde notulen worden binnen de maand ondertekend door de voorzitter en de secretaris.
GEMEENTERAADSCOMMISSIES Artikel 28. (zie art. 39 §1 GD) De gemeenteraad richt zeven commissies op die elk zijn samengesteld uit zes gemeenteraadsleden, met name: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
gemeenteraadscommissie voor veiligheid, preventie, ruimtelijke ordening en dagonderwijs gemeenteraadscommissie voor openbare werken gemeenteraadscommissie voor cultuur, toerisme en burgerzaken gemeenteraadscommissie voor welzijn, leefmilieu en sport gemeenteraadscommissie voor financiën, patrimonium en kerkfabrieken gemeenteraadscommissie voor jeugd, communicatie en lokale economie gemeenteraadscommissie voor verkeersveiligheid, kunst- en naschools onderwijs
De commissies hebben als taak het voorbereiden van de besprekingen in de gemeenteraadszittingen, het verlenen van advies en het formuleren van voorstellen over de wijze waarop vorm wordt gegeven aan de inspraak van de bevolking telkens als dat voor de beleidsvoering wenselijk wordt geacht. De commissies kunnen steeds deskundigen en belangstellenden horen. Artikel 29. (zie art. 39 §3 GD) §1. De mandaten in iedere commissie worden door de gemeenteraad evenredig verdeeld met toepassing van het systeem Imperiali over de fracties waaruit de gemeenteraad is samengesteld op basis van de voordrachten die worden ingediend door de fracties. Tot de eerstvolgende volledige vernieuwing van de gemeenteraad wordt een fractie geacht eenzelfde aantal leden in de commissies te behouden. Indien een fractie tijdens de zittingsperiode splitst of sommige leden zich als onafhankelijk raadslid opstellen of overgaan naar een andere fractie, dan behoudt de fractie zijn oorspronkelijk aantal leden in de commissies. §2. Om ontvankelijk te zijn moet de akte van voordracht voor elk van de kandidaat-commissieleden ten minste ondertekend zijn door een meerderheid van de leden van de fractie waarvan het kandidaat-commissielid deel uitmaakt. Indien de fractie van het kandidaat-commissielid slechts uit twee verkozenen bestaat, volstaat de handtekening van een van hen. Niemand kan meer dan één akte ondertekenen per beschikbaar mandaat voor de fractie. §3. Als ten gevolge van de toepassing van de evenredige vertegenwoordiging overeenkomstig het eerste lid een fractie niet vertegenwoordigd is in een commissie, kan de fractie een raadslid aanwijzen dat als vast lid met raadgevende stem in de commissie zetelt. Artikel 30. Elke commissie wordt voorgezeten door een gemeenteraadslid. De burgemeester of schepenen kunnen geen voorzitter zijn van een gemeenteraadscommissie. De voorzitter wordt aangewezen door de gemeenteraad. Artikel 31. De commissies worden door hun voorzitter bijeengeroepen. De voorzitter zal het vergaderritme en de agenda bepalen, in overleg met het college van burgemeester en schepenen of met de functioneel bevoegde schepen. De voorzitter is verplicht de commissie bijeen te roepen op verzoek van: een derde van de leden van de commissie; het college van burgemeester en schepenen.
De oproepingsbrief vermeldt de agenda en wordt minstens 2 weken vooraf, na overleg met het departement secretariaat, naar alle raadsleden gestuurd. Deze informatie wordt eveneens bekendgemaakt aan het publiek door aanplakking aan het stadhuis en door publicatie op de website van de stad: www.aarschot.be De raadsleden kunnen, zonder stemrecht, de vergaderingen van de commissies waarvan zij geen deel uitmaken, bijwonen. Artikel 32. De commissies kunnen geldig vergaderen, ongeacht het aantal aanwezige leden. Vooraleer aan de vergadering deel te nemen, tekenen de leden van elke commissie een aanwezigheidslijst die wordt bewaard door de secretaris van de commissie. Het ambt van secretaris van elke raadscommissie wordt waargenomen door een of meer ambtenaren van de gemeente, op voorstel van de gemeentesecretaris aangewezen door het college van burgemeester en schepenen.
Artikel 33. (zie art. 39 §2 GD) De vergaderingen van de gemeenteraadscommissies zijn in principe openbaar. Onder dezelfde voorwaarden als voor de gemeenteraad (zie artikel 4 van dit huishoudelijk reglement) zijn de vergaderingen van de commissies niet openbaar. De leden van de commissies stemmen, zoals in de gemeenteraad, in het openbaar. Onder dezelfde voorwaarden als voor de gemeenteraad (zie artikel 24 §4 van dit huishoudelijk reglement) is de stemming geheim. Artikel 33 bis. Er wordt een conferentie van de voorzitters van de gemeenteraadscommissies in het leven geroepen, die minstens 1 keer per jaar samenkomt op voorstel van de voorzitter van de gemeenteraad of van minstens 2 voorzitters van gemeenteraadscommissies die het hem vragen. De voorzitter van de gemeenteraad verstuurt de agenda minstens 2 weken vooraf, na overleg met het departement secretariaat. Hij zit deze conferentie voor. De conferentie van de voorzitters van de gemeenteraadscommissies dient een coördinerende rol te vervullen en de werking van de commissies te evalueren. Artikel 33 ter. De wijze van vergaderen van de gemeenteraad (artikelen 12 tot 23) is van overeenkomstige toepassing op de gemeenteraadscommissies, behoudens voor wat betreft de bepalingen die specifiek op de gemeenteraad betrekking hebben. PRESENTIEGELD Artikel 34. (zie art. 17 GD en art. 15 en 16 van het besluit van de Vlaamse Regering dd. 19.01.2007 houdende het statuut van de lokale en provinciale mandataris) §1. Aan de raadsleden, met uitzondering van de burgemeester en de schepenen, wordt presentiegeld verleend voor volgende vergaderingen waarop zij aanwezig zijn: 1. de gemeenteraad 2. de gemeenteraadscommissies waarvan zij lid zijn 3. de vergaderingen van het overlegcomité 4. de vergadering waarvoor men in principe recht heeft op presentiegeld, maar waarvoor het aanwezigheidsquorum niet werd bereikt 5. de vergaderingen die slechts gedeeltelijk werden bijgewoond 6. de vergaderingen die werden hervat. Het presentiegeld vermeld sub 2° wordt eveneens verleend aan de raadsleden die overeenkomstig artikel 29 §3 van dit huishoudelijk reglement worden aangewezen als vast lid met raadgevende stem in een gemeenteraadscommissie. §2. Verschillende vergaderingen van één of meer bestuursorganen die plaatsvinden op dezelfde dag kunnen recht geven op meerdere presentiegelden. Het presentiegeld wordt bepaald volgens de aanwezigheid, die vastgelegd wordt in de met dat doel gehouden registers. §3. Aan de voorzitter van de gemeenteraad wordt een dubbel presentiegeld toegekend voor de raadszitting. §4. Het presentiegeld bedraagt 124,98 euro. Dit bedrag wordt gekoppeld aan de spilindex 138,01. VERZOEKSCHRIFTEN AAN DE GEMEENTERAAD Artikel 35. (zie art. 201 GD) Iedere burger heeft het recht verzoekschriften, door een of meer personen ondertekend, schriftelijk bij de gemeenteraad in te dienen. De verzoekschriften worden aan de voorzitter van de gemeenteraad gericht. Een verzoek is een vraag om iets te doen of te laten. Uit de tekst van het verzoekschrift moet de inhoud van de vraag duidelijk blijken. Verzoekschriften die een onderwerp betreffen dat niet tot de bevoegdheid van de gemeenteraad behoort, zijn onontvankelijk. Een schriftelijke vraag wordt niet als verzoekschrift beschouwd als: de vraag onredelijk is of te vaag geformuleerd; het gaat om de loutere vertolking van een mening en niet om een concreet verzoek; de vraag anoniem, zonder vermelding van naam, voornaam en adres werd ingediend; et taalgebruik beledigend is. De voorzitter van de gemeenteraad maakt deze beoordeling. Hij kan de indiener om een nieuw geformuleerd verzoekschrift vragen zodat het wel geagendeerd kan worden op de gemeenteraad.
Artikel 36. (zie art. 202 GD) De voorzitter van de gemeenteraad plaatst het verzoekschrift op de agenda van de eerstvolgende gemeenteraad indien het verzoekschrift minstens 14 werkdagen voor de vergadering werd ontvangen. Wordt het verzoekschrift later ingediend, dan komt het op de agenda van de volgende vergadering. De gemeenteraad kan de bij hem ingediende verzoekschriften naar het college van burgemeester en schepenen of naar een gemeenteraadscommissie verwijzen met het verzoek om over de inhoud ervan uitleg te verstrekken. De verzoeker of, indien het verzoekschrift door meer personen ondertekend is, de eerste ondertekenaar van het verzoekschrift, kan worden gehoord door de gemeenteraad of een gemeenteraadscommissie. In dat geval heeft de verzoeker of de eerste ondertekenaar van een verzoekschrift het recht zich te laten bijstaan door een persoon naar keuze. Artikel 37. (zie art. 203 GD) De gemeente verstrekt, binnen drie maanden na de indiening van het verzoekschrift, een gemotiveerd antwoord aan de verzoeker of, indien het verzoekschrift door meer personen ondertekend is, aan de eerste ondertekenaar van het verzoekschrift. Onderwerp: actualisatie beleidssubsidiereglement 2014-2019 De gemeenteraad, Gelet op het Gemeentedecreet van 15.07.2005, zoals gewijzigd, Titel II, Hfst. I, Afd. III De bevoegdheden van de gemeenteraad (art. 42-43), Titel II, Hfst. II, Afd. III De bevoegdheden van het College van Burgemeester en Schepenen (art. 57-58) Titel VIII, Hfst. I, Bestuurlijk toezicht (art. 248-264); en de bijhorende besluiten en omzendbrieven van de Vlaamse regering; Gelet op: de wet van 29.07.1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen; de wet van 11.04.1994 betreffende de openbaarheid van bestuur; het decreet van 26.03.2004 betreffende de openbaarheid van bestuur in de provincies en de gemeenten; het KB van 02.08.1990 houdende het Nieuw Algemeen Reglement op de Gemeentelijke Comptabiliteit; het huidige beleidssubsidiereglement dd. 18.12.2008. het decreet van 6 juli 2012 houdende het stimuleren en subsidiëren van een lokaal sportbeleid (BS 16.08.2012); het positief advies van de Raad van Bestuur van de sportraad dd. 5.11.2013.
Overwegende dat : het beleidssubsidiereglement dient aangepast te worden aan de assimilatietabel (zie bijlage) van de Vlaamse Trainersschool, goedgekeurd door de stuurgroep VTS dd. 18.10.2013 : de kwalificatie “instructeur B” wordt opgenomen in het reglement; Master LO (afgestudeerd t.e.m. 1995-1996) gelijk gesteld wordt met “trainer B in de gegeven sport”; Bachelor/Master LO gelijkgesteld wordt met “initiator in de gegeven sport” en “bewegingsanimator”.
Met 28 stemmen voor, / stemmen tegen en
/ onthoudingen;
BESLUIT: Enig artikel : De geactualiseerde beleidssubsidiereglement (in bijlage) wordt goedgekeurd.
Onderwerp: actualisatie impulssubsidiereglement 2014-2019 De gemeenteraad, Gelet op het Gemeentedecreet van 15.07.2005, zoals gewijzigd, Titel II, Hfst. I, Afd. III De bevoegdheden van de gemeenteraad (art. 42-43), Titel II, Hfst. II, Afd. III De bevoegdheden van het College van Burgemeester en Schepenen (art. 57-58) Titel VIII, Hfst. I, Bestuurlijk toezicht (art. 248-264); en de bijhorende besluiten en omzendbrieven van de Vlaamse regering; Gelet op: de wet van 29.07.1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen; de wet van 11.04.1994 betreffende de openbaarheid van bestuur; het decreet van 26.03.2004 betreffende de openbaarheid van bestuur in de provincies en de gemeenten; het KB van 02.08.1990 houdende het Nieuw Algemeen Reglement op de Gemeentelijke Comptabiliteit; het huidige impulssubsidiereglement dd. 18.12.2008. het decreet van 6 juli 2012 houdende het stimuleren en subsidiëren van een lokaal sportbeleid (BS 16.08.2012); het positief advies van de Raad van Bestuur van de sportraad dd. 5.11.2013.
Overwegende dat : het impulssubsidiereglement dient aangepast te worden aan de assimilatietabel (zie bijlage) van de Vlaamse Trainersschool, goedgekeurd door de stuurgroep VTS dd. 18.10.2013 : de kwalificatie “instructeur B” wordt opgenomen in het reglement; de aanwezigheid van een jeugdsportcoördinator in de sportvereniging een waarde wordt toegekend van 100 punten, indien de jeugdsportcoördinator bovendien in het bezit is van het VTS-diploma JSC of bachelor/master LO levert dit bijkomend 200 punten op; Master LO (afgestudeerd t.e.m. 1995-1996) gelijk gesteld wordt met “trainer B in de gegeven sport”; Bachelor/Master LO gelijkgesteld wordt met “initiator in de gegeven sport” en “bewegingsanimator”.
Met 28 stemmen voor, / stemmen tegen en
/
onthoudingen;
BESLUIT: Enig artikel : De geactualiseerde impulssubsidiereglement (in bijlage) wordt goedgekeurd. Onderwerp: Kennisgeving interne kredietaanpassingen De gemeenteraad, Gelet op het Gemeentedecreet van 15.07.2005, zoals gewijzigd, Titel II, Hfst. I, Afd. III De bevoegdheden van de gemeenteraad (art. 42-43), Titel II, Hfst. II, Afd. III De bevoegdheden van het College van Burgemeester en Schepenen (art. 57-58) Titel VIII, Hfst. I, Bestuurlijk toezicht (art. 248-264); en de bijhorende besluiten en omzendbrieven van de Vlaamse regering; Gelet op: de wet van 29.07.1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen; de wet van 11.04.1994 betreffende de openbaarheid van bestuur; het decreet van 26.03.2004 betreffende de openbaarheid van bestuur in de provincies en de gemeenten; het KB van 02.08.1990 houdende het Nieuw Algemeen Reglement op de Gemeentelijke Comptabiliteit; het Besluit van de Vlaamse Regering van 03.04.2009 betreffende de inwerkingtreding van diverse bepalingen van het decreet van 23.01.2009 tot wijziging van het gemeentedecreet, de uitvoering en inwerkingtreding van diverse bepalingen van het gemeentedecreet van 15.07.2005 en de wijziging van diverse bepalingen betreffende personeel, financiën en organisatie van de gemeente; de beslissing van de gemeenteraad van 27.08.2009 houdende interne kredietaanpassingen van de gewone en de buitengewone dienst van de begroting; de begroting van de stad Aarschot; Overwegende dat voormeld besluit van de Vlaamse Regering in het KB van 02.08.1990 houdende het Algemeen Reglement op de gemeentelijke comptabiliteit, titel II een nieuw hoofdstuk III-bis invoegt, dat luidt als volgt: “Hoofdstuk IIIbis. Interne kredietaanpassing Art. 16bis. Een interne kredietaanpassing van de gewone dienst is een kredietaanpassing aan de uitgaven- of ontvangstenkredieten van de gewone dienst waarbij het totaal van deze uitgaven- of ontvangstenkredieten met dezelfde twee eerste cijfers van de functionele code als vermeld in artikel 1, 5°, niet wijzigt. Een interne kredietaanpassing van de buitengewone dienst is een kredietaanpassing aan de uitgaven- of ontvangstenkredieten van de buitengewone dienst waarbij het totaal van deze uitgaven- of ontvangstenkredieten van de artikelen met dezelfde twee eerste cijfers van de functionele code als vermeld in artikel 1, 5°, niet wijzigt, en voor zover een van de volgende voorwaarden is vervuld : 1° de kredieten kunnen maar verschoven worden voor zover de gemeenteraad daartoe beslist heeft en in bevestigend geval binnen de perken aangegeven door de gemeenteraad; 2° enkel de kredieten die resteren nadat alle erop voorziene projecten volledig zijn aangerekend, kunnen verschoven worden naar een andere begrotingsartikel.” Overwegende dat de gemeenteraad op 27.08.2009 met betrekking tot interne kredietaanpassingen van de gewone en de buitengewone dienst van de begroting bepaalde dat: het college van burgemeester en schepenen binnen de voormelde definitie beslist over elke interne kredietaanpassing van de gewone dienst van de begroting; het college van burgemeester en schepenen wordt gemachtigd om te beslissen, binnen de voornoemde definitie, over elke interne kredietaanpassing van de buitengewone dienst van de begroting; het college van burgemeester en schepenen onverwijld de gemeenteraad, de financieel beheerder en de betrokken budgethouders op de hoogte brengt van elke interne kredietaanpassing (GD, art. 155);
Gelet op de beslissingen van het college van burgemeester en schepenen dd. 25.11.2013 waarbij – binnen dezelfde twee eerste cijfers van de functionele code – volgende interne kredietaanpassingen werden doorgevoerd:
VAN ARTIKELNUMMER 878/744-51 878/744-51 421/140-06 7223/124-48 734/124-02 421/140-06 351/122-48 76230/123-06 7223/124-02 7223/124-02 7223/124-02 734/124-02 734/723-60 875/127-03 421/140-06 421/140-06 351/124-02 752/122-48 752/123-19 752/124-05 752/124-02 752/123-17 7351/124-05 878/124-06 76220/125-02
NAAR ARTIKELNUMMER 8791/522-51 8792/522-51 421/127-06 7223/123-13 734/123-17 423/140-02 351/123-19 76230/126-16 7223/123-06 7223/123-17 7223/123-13 734/123-06 734/744-51 875/124-02 421/124-02 421/125-02 351/127-06 752/123-02 752/124-02 752/123-06 752/124-02 752/124-02 7351/123-02 8797/322-02 76220/124-12
BEDRAG 1.000,00 2.500,00 8.000,00 364,00 180,00 3.500,00 500,00 114,00 160,00 200,00 1.025,00 15,00 1.183,00 1.000,00 2.000,00 2.000,00 640,00 1.212,00 2,00 20,00 324,00 220,00 500,00 1.000,00 1.900,00
NEEMT KENNIS VAN: voormelde interne kredietaanpassingen.
Onderwerp: OCMW : BUDGETWIJZIGING 2013- in investeringen nr. 1 De gemeenteraad, Gelet op de budgetwijziging 2013 – in investeringen nr. 1, zoals vastgesteld door de OCMW-raad van 10.12.2013 en overgemaakt aan het gemeentestuur van Aarschot, in toepassing van art. 150 en art. 255 van het OCMW-decreet van 19.12.2008 betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, op datum van 13.12.2013; Gelet op de bespreking tijdens de zitting; Aangezien deze budgetwijziging de tegemoetkoming van de gemeente niet verhoogt;
BESLUIT : Artikel 1 : De gemeenteraad neemt kennis van de budgetwijziging 2013 – in investeringen nr. 1 van het OCMW.
Artikel 2 : De drie exemplaren van de goedgekeurde budgetwijziging worden voor verder gevolg overgemaakt aan het OCMW van Aarschot.
Onderwerp: OCMW : BUDGETWIJZIGING 2013 - in exploitatie nr. 1 De gemeenteraad, Gelet op de budgetwijziging 2013– in exploitatie nr. 1, zoals vastgesteld door de OCMW-raad van 10.12.2013 en overgemaakt aan het gemeentestuur van Aarschot, in toepassing van art. 150 en art. 255 van het OCMW-decreet van 19.12.2008 betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, op datum van 13.12.2013; Gelet op de bespreking tijdens de zitting; Aangezien deze budgetwijziging de tegemoetkoming van de gemeente niet verhoogt;
BESLUIT :. Artikel 1 : De gemeenteraad neemt kennis van de budgetwijziging 2013 – in exploitatie nr. 1 van het OCMW.
Artikel 2 : De drie exemplaren van de goedgekeurde budgetwijziging worden voor verder gevolg overgemaakt aan het OCMW van Aarschot. Onderwerp: OCMW : MEERJARENPLAN 2014 – 2019
De Gemeenteraad,
Gelet op het meerjarenplan 2014-2019 van het OCMW, goedgekeurd door de raad van het OCMW in vergadering van 10 december 2013, aan het gemeentebestuur overgemaakt op 12.12.2013; Gelet op het OCMW-decreet dd. 19.12.2008 betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, in het bijzonder artikels 146, 147, 148 en 270; Gelet op het gunstig advies van het College van Burgemeester en Schepenen van 09.12.2013; Gelet op de toelichting bij het meerjarenplan door mevrouw Julia Mellaerts, voorzitter OCMW; Met 20 stemmen voor (CD&V – Open VLD – SP.A), / stemmen tegen en 8 onthoudingen (N-VA – Groen); BESLUIT :
Enig artikel. De gemeenteraad keurt het meerjarenplan 2014-2019 van het OCMW goed.
Onderwerp: OCMW : budget 2014
De Gemeenteraad,
Gelet op het budget 2014 van het OCMW, goedgekeurd door de raad van het OCMW in vergadering van 10 december 2013, aan het gemeentebestuur overgemaakt op 12.12.2013; Gelet op het OCMW-decreet dd. 19.12.2008 betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, in het bijzonder artikels 149 tot en met 154 en artikel 270; Gelet op het gunstig advies van het College van Burgemeester en Schepenen van 09.12.2013; Gelet op de toelichting bij het budget 2014 door mevrouw Julia Mellaerts, voorzitter OCMW, BESLUIT :
Enig artikel. De gemeenteraad neemt kennis van het budget 2014 van het OCMW.
Onderwerp: Tussentijdse rapportering per 21 november 2013 over de financiële toestand van de Stad Aarschot (Gemeentedecreet-art.165) De gemeenteraad, Gelet het Gemeentedecreet van 15.07.2005, zoals gewijzigd, Titel II, Hfst. I, Afd. III De bevoegdheden van de gemeenteraad (art. 42-43), Titel II, Hfst. II, Afd. III De bevoegdheden van het College van Burgemeester en Schepenen (art. 57-58) Titel VIII, Hfst. I, Bestuurlijk toezicht (art. 248-264); en de bijhorende besluiten en omzendbrieven van de Vlaamse regering; Gelet op: de wet van 29.07.1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen; de wet van 11.04.1994 betreffende de openbaarheid van bestuur; het decreet van 26.03.2004 betreffende de openbaarheid van bestuur in de provincies en de gemeenten; Gelet op: artikel 165 van het Gemeentedecreet houdende dat de financieel beheerder minstens eenmaal per jaar in volle onafhankelijkheid rapporteert aan de gemeenteraad en het college van burgemeester en schepenen over de thesaurietoestand, de liquiditeitsprognose, de beheerscontrole, alsook de evolutie van de budgetten; op het door de financieel beheerder ingediende tussentijds rapport per 21/11/2013 in uitvoering van artikel 165 van het GD;
Met 28 stemmen voor, / stemmen tegen en / onthoudingen;
BESLUIT:
Enig artikel - De tussentijdse rapportering per 21/11/2013 over de financiële toestand van de stad Aarschot wordt goedgekeurd.
VERSLAG VERGADERING 25 november 2013 Gelet op het huishoudelijk reglement van de gemeenteraad en de gemeenteraadscommissies, goedgekeurd door de gemeenteraad in vergadering van 25.03.2013, inzonderheid artikel 27; Aangezien verder tijdens de vergadering geen bezwaren tegen dit verslag werden ingebracht; Zijn de notulen van de zitting van 25 november 2013
goedgekeurd.
De voorzitter sluit de vergadering om 23u46’ De secretaris,
De voorzitter,