A
gemeente Eindhoven
Inboeknummer Bladnummer 1 Aanwezig 44 leden 10 juli 2012
Verslag voor de raad van de gemeente Eindhoven Betreft openbare vergadering van 22 mei 2012, locatie Raadzaal, Stadhuisplein 1, aanvang 17:00 uur, einde 18:30 uur. Uitnodiging aan
R. van Gijzel drs. W.G.F. Aarts mw. A.M.J. van den Berkvan Bragt dr. B. Bonsen M. Bouassria H. Bouteibi F. van den Broek F.J.A.G. Depla M. van Dorst J.A.A.M. van Erp mw. J.W.H.M. HeesterbeekSenders Mw. H.J.M.C. van Herk-de Zeeuw E. Isik mw. H.M.E. Jacobs-van Nisselrooij J.J.M. de Jong mw. B.G.M.W. van Kaathoven mr. P.P.H.A. Leenders ing. J.R. Legrom mw L.H. Lioe-Anjie E.R. Maas A. Meulensteen ing. P.A. Mulder ing. T.J.H. van den Nieuwenhuijzen
Aanw.
Uitnodiging aan
voorzitter D66 TROTS
X X X
drs. J. Verheugt F.A.M. Noldus M.F. Oosterveer
griffier OAE VVD
X X X
D66 GL PvdA VVD PvdA D66 SP SP
X X X X X X X X
VVD D66 PvdA LPF OAE GL LE D66
X X X X X X X X
CDA
X
drs. M.G. Punte mw. drs. E. Quanten A.W.C.M. Raaijmakers R.G.J. Reker A.J.A. Rennenberg mw. drs. R.J.A. Richters K.M. Rijnders mw. M.J.S. de RooijDriessen ir. J. Rozendaal
VVD
X
PvdA VVD
X X
Mw. A.J.M. Schoots mw. P. Sodenkamp
PvdA FPS
X X
VVD SP CDA VVD PvdA SP PvdA OAE GL
X X X
N.H. Stoevelaar C.M. Stroek ir. E. Thewissen Y. Torunoglu MA mw drs. W.C.F.M. Verhees R. Verkroost mw. drs. K. Wagt C.H.B. Weijs A.J.O. Wijbenga
CDA LPF VVD PvdA PvdA D66 CDA CDA CDA
X X X X X X X X X
J.F.A. van Zijl
GL
X
X X X X X
Aanw.
A Wethouders: ir. G.C.S.M. Depla
X
mw. drs. M.C.T. Fiers ir. J.B. Helms
X X
mw. drs. P. Pistor
gem.secr.
mw drs. M.C.T.M. List-de Roos mw. drs. H.T.M. Scholten mw. drs. M.-A. Schreurs
X
Afwezig met kennisgeving: dhr. ing. J.R. Legrom.
2
X X X
A Verslag van het gesprokene
1.
Opening en mededelingen.
Voorzitter: Goedenavond. Ik heet u allen van harte welkom op deze raadsvergadering. Misschien kunnen de leden hun plaatsen innemen, als de illegale aftrap van de heer Torunoglu geregeld is. [Lachend] Dat hebben jullie allemaal niet gezien. Ik verzoek u allen een moment stilte te betrachten om het raadswerk te overdenken. [Stilte] Ik dank u wel. Welkom ook aan de mensen die via internet de vergadering volgen, en ook welkom aan de mensen op de publieke tribune. Vandaag, en ik kijk even naar de griffier of dat inderdaad zo is, is het geïntegreerde systeem voor kamers en microfoons voor het eerst in werking. En hoe werkt dat dan? Als wij een microfoon aanzetten, dan…? De heer Verheugt: Dat betekent, dat als u de microfoon aanzet, de camera zich op u richt, zodat de mensen die thuis via internet kijken, u ook volop in beeld krijgen. Zo zou het moeten werken. Dat is dus vandaag voor het eerst, en dit is dus ook een test. Voorzitter: De heer… is weer heel slim, en die vraagt wat er gebeurt als we door elkaar heen praten. [Gelach] Nou, dat zullen we dan wel zien. Dan wordt de camera gek. Goed. Er zijn berichten van verhindering binnengekomen van de heer Legrom, wegens verblijf in het buitenland voor zaken, en mevrouw Van den Berk. Verder zijn er geen berichten van verhindering. Dan kijk ik even rond. De heer Van Dorst: Voorzitter, mevrouw Quanten is half uurtje later. Voorzitter: Mevrouw Quanten. Anderen nog? Niet? Oké. Gezien de agenda die wij vanavond af te handelen hebben ziet het ernaar uit dat het een korte raadsvergadering kan zijn. Ik hoop dat we daarmee voldoende tijd hebben om de commissieronde die later vanavond moet plaats vinden af te handelen, zodat u voldoende tijd aan de jaarrekening en het jaarverslag 2011 kunt besteden.
1.1.
Aanbieding rekenkamerrapport: Vrijwillig maar niet vrijblijvend. Naar een actiever vrijwilligersbeleid.
3
A Voorzitter: Gelet op het feit dat de voorzitter en de vice-voorzitter van de rekenkamer vanavond verhinderd zijn heeft de heer Rennenberg de eer om u namens de rekenkamercommissie het rapport aan te bieden. De heer Rennenberg. De heer Rennenberg: Voorzitter, dat is natuurlijk een hele eer, en ik doe dat ook met genoegen, moet ik u zeggen. [Het kaartje van de heer Rennenberg wordt in het apparaat gedaan] Doet hij het nu? De heer Verheugt: Als het kaartje erin zit, verschijnt uw naam ook op de televisie. De heer Rennenberg: Zodat de mensen weten wie ik ben. Vrijwillig, maar niet vrijblijvend. Zo heet het nieuwe rekenkamerrapport. Na eerder onderzoek betreffende de kosten van het ambtelijk apparaat, de ontwikkeling van Strijp-S en de onderwijshuisvesting was het tijd om naar het sociale domein te kijken. Vrijwilligerswerk gaat ons allemaal aan het hart. Iets voor elkaar over hebben, iemand helpen, omdat we daar samen beter van worden. De samenleving verandert, maar in Eindhoven, voorzitter, zien we een aantal sterk gemotiveerde mensen die andere mensen onbetaald ondersteunen en bijstaan. Hoe doelmatig en hoe doeltreffend is het vrijwilligersbeleid? Vrijwilligers vormen het cement van de samenleving. Hun inzet is letterlijk en figuurlijk onbetaalbaar. U kunt via het rekenkamerrapport …[geluid valt weg] Hoe kunnen we dit in de toekomst behouden? Welke bijdrage leveren we als de gemeente Eindhoven profijt trekt uit dit rekenkamerrapport? Hoe zorgen we er nu voor dat dit cement, dit fundament van onze samenleving ook in de toekomst bewaard blijft? Eindhoven investeert in vrijwilligerswerk. De middelen voor het vrijwilligerswerk komen uit het Wmo-budget, maar ook – onder andere - uit het budget voor sport, gebiedsgericht werken, sociale zekerheid, cultuur et cetera. Meer [geluid valt weg] op de totale investering in het sociale domein en vrijwilligerswerk is nodig. We starten met WIJeindhoven. De eigen kracht van de burgers staat centraal en de samenkracht van netwerken van burgers. Integraal beleid voor het vrijwilligerswerk ontbreekt echter. Een toekomstanalyse naar hoeveel vrijwilligers en mantelzorgers wij nodig hebben is er niet. Ook het overzicht van risico’s en voorwaarden, als taken van professionals door vrijwilligers worden overgenomen, ontbreekt. Eindhoven erkent, Eindhoven waardeert en faciliteert vrijwilligers, zichtbaar in de vrijwilligersorganisaties – en die zijn overwegend positief over het beleid. Het is echter niet helder wat de beoogde resultaten zijn, en wat de effecten van het vrijwilligersbeleid zijn. De effecten van het beleid zijn voor dit onderwerp heel lastig te meten. Meer inzicht is nodig om in de toekomst een gerichte bijdrage aan het vrijwilligerswerk te geven.
4
A
Voorzitter, onze aanbevelingen zijn als volgt: ga door met het erkennen en waarderen van het vrijwilligerswerk. Zoek naar versterking en vernieuwing. Zet in op de sectoroverstijgende aanpak. Zorg voor eenduidige subsidiekaders. Maak een kritische inschatting over de mogelijkheden en onmogelijkheden van vrijwilligerswerk dat professionele zaken wil overnemen. Formuleer eenduidig de verwachte resultaten en effecten van het beleid en monitor deze effecten van het beleid. Voorzitter, met genoegen bied ik u dit rekenkamerrapport aan. Maar voordat ik dat ga doen wil ik de secretaris van de rekenkamer, mevrouw Tineke van den Biggelaar, hartelijk danken voor haar ondersteuning en wil ik het college en de ambtenaren bedanken voor hun inzet. [Overhandiging van het rekenkamerrapport]
Voorzitter: Dank aan de heer Rennenberg, die namens de commissie het rapport heeft aangeboden. Het presidium heeft er al over vergaderd, met betrekking tot de procedure. Het rapport zal ter behandeling worden aangeboden in de commissie Maatschappij & Cultuur van 5 juni. Kunt u daarmee instemmen? Dat is het geval. Nu we dat vastgesteld hebben, hebben we een andere formaliteit, en dat is dat ik de heer Rennenberg dank mag zeggen voor zijn inspanningen in de afgelopen twee periodes met betrekking tot zijn inzet bij de rekenkamer. Dat geldt ook voor de heer Van Dorst, de heer Stroek en de heer Van Zijl, die allen hun inzet hebben gepleegd bij het tot stand brengen van de rekenkamerrapporten in de afgelopen periode. [Lachend] Op vrijwillige basis zal ik er maar bij zeggen! Maar er is nu wel een einde aan gekomen. Zij hebben allen te kennen gegeven niet langer in de rekenkamer actief te willen zijn. Ik wil hen alle vier heel hartelijk danken voor de inzet in de afgelopen periode.
2.
Vaststellen van de volgorde van de agenda.
Voorzitter: Kunt u instemmen met de agenda zoals die is voorgelegd, met die kanttekening dat u aanvullend op het voorstel van het presidium het raadsvoorstel tot het vaststellen van een voorbereidingsbesluit voor een deel van het Victoriakwartier - Emmasingelkwadrant heeft gekregen. Kunt u ermee instemmen dat we dat aan de agenda toevoegen? Dan procederen we als zodanig. Daarmee is de agenda vastgesteld.
3.
Benoemingen en ontheffingen van het lidmaatschap van leden in raadscommissies en voorzitters van raadscommissies.
3.1.
Raadsvoorstel tot het benoemen van interne leden van de Rekenkamercommissie (12R4872).
5
A
Voorzitter: Dan komen we bij de categorie benoemingen, allereerst het raadsvoorstel tot het benoemen van interne leden van de Rekenkamercommissie 2012. Daarvoor hebben zich kandidaat gesteld en zijn voorgedragen mevrouw Verhees, mevrouw Wagt, de heer Bonsen en de heer Legrom. Kunt u daarmee instemmen? Dat is het geval. Dan wil ik hen alle vier feliciteren met hun benoeming in de rekenkamercommissie. Ik wens hen heel veel succes bij het belangrijke werk van de rekenkamercommissie, dat zich het afgelopen jaar heeft bewezen.
4.
Vaststellen van de notulen van de openbare vergadering van 27 maart 2012.
Voorzitter: We hebben we geen opmerkingen over de notulen ontvangen. Is er iemand die daar iets over wil melden, of kanttekeningen heeft? Vragen? Dat is niet het geval. Dan zijn de notulen van 27 maart onder dankzegging aan de notulist conform het voorstel vastgesteld.
5.
Vragenhalfuur ex artikel 44 van het Reglement van orde van de raad .
Voorzitter: Er zijn twee vragen. De ene gaat over de paspoorten en de andere over de huishoudtoets. Allereerst de paspoorten en ik kijk naar de fractie van het CDA. De heer Leenders.
V1 Paspoorten 2012 (CDA) De heer Leenders: Dank u, voorzitter. Momenteel is het enorm druk bij de balies van het inwonersplein. Dit komt omdat veel ouders hun reisdocumenten aanvragen voor hun kinderen. Vanaf 26 juni 2012 vervalt namelijk de bijschrijvingsmogelijkheid op een paspoort. Vanaf die datum moeten kinderen zelf een reisdocument hebben om te mogen reizen. De wachttijden bij de balies zijn toegenomen; zelfs als er een afspraak is gemaakt moet vaak worden gewacht. Het komt zelfs voor dat mensen weggestuurd worden met het verzoek over een aantal weken of maanden terug te komen. Wij hebben daarover de volgende eenvoudige, doch prangende vraag. Kunt u garanderen dat alle aanvragers van reisdocumenten, tijdig kunnen beschikken over hun nieuwe reisdocumenten zodat de door hen gereserveerde vakanties niet in gevaar komen? Tot zover. Voorzitter: De heer Depla.
6
A
De heer S. Depla: Wij kunnen dat niet garanderen. Natuurlijk verwacht u van ons dat wij dat kunnen, maar dat kunnen wij niet. Begin maart hebben wij, toen wij door het ministerie op de hoogte werden gesteld dat de aanvraag uiterlijk 1 mei binnen moest zijn, omdat het ministerie anders geen paspoorten meer kon leveren, twee dingen gedaan. We hebben aan de ene kant (dat hadden we al eerder gedaan) aan al onze inwoners die het betrof een brief gestuurd. Daarnaast hebben we richting het departement actie ondernomen en gezegd dat het erg laat en onpraktisch was; dit heeft geen effect geresulteerd. Vervolgens hebben we onze openingstijden verlengd en daardoor meer afspraken mogelijk gemaakt – we zijn ook twee zaterdagen open geweest. Op die manier hebben we geprobeerd zoveel mogelijk mensen te helpen. Dat laat onverlet dat ondanks deze extra inzet de wachttijden enorm zijn toegenomen. Dat is wat wij hebben gedaan. Aan ons ligt het niet dat mensen hun paspoort en reispapieren niet op tijd krijgen, maar er zijn gewoon deadlines vanuit Den Haag, waardoor wij niet in staat zijn om iedereen die nu nog komt tijdig te helpen. Als je reisdocument pas na 1 september verloopt, dan word je op dit moment niet geholpen. We kunnen dat wel naar Den Haag sturen, maar dan wordt het terzijde gelegd. Als je op vakantie gaat en je moet je kinderen nog bijschrijven, dan heb je pech gehad. Alleen in noodsituaties, overlijden en dat soort dingen, maakt het ministerie nog uitzonderingen. Dat is iets waarvoor we vanuit de gemeente Eindhoven al langer aandacht hebben gevraagd, omdat het we het een zeer ongewenste situatie vinden. De rijksoverheid heeft dit proces op deze manier georganiseerd en daar kunnen wij helaas niets aan doen. Mensen wier paspoort in deze periode verloopt, kunnen nog wel wat krijgen. Bijschrijvingen van kinderen kunnen niet meer, en ook mensen van wie het paspoort of reispapier pas na 1 september verloopt worden niet geholpen. Het is dus inderdaad een vervelende zaak. Omdat er nu zoveel mensen extra zijn gekomen, hebben we de openingstijden zoveel wel zoveel mogelijk verlengd, maar het leidt tot wachttijden die veel groter zijn dan de bedoeling was. Normaal gesproken zou je bij een afspraak binnen vijf of tien minuten geholpen moeten worden; nu loopt dat soms tot een uur op. Je wordt niet weggestuurd. Uiteindelijk wordt iedereen geholpen. De afspraken zitten nu vol tot 4 juli. Iedereen die toch met spoed zo’n ding nodig heeft, kan vrij naar binnen lopen, maar die moet dan wel heel lang wachten. Het is dus heel vervelend, we hebben er alles aan proberen te doen, maar die garantie die u vraagt, ligt helaas niet in de macht van de gemeente Eindhoven zelf. Voorzitter: De heer Leenders.
De heer Leenders: Dank u wel, voor het antwoord, voorzitter. Uiteraard niet erg bevredigend voor een aantal mensen, en ook niet voor mijn fractie. Ik heb begrepen dat iemand die zich meldde en aanvankelijk werd weggestuurd, stampij maakte en toen toch werd geholpen en binnen twee weken een reisdocument had. Dat snap ik
7
A
niet als u zegt dat die dingen door het ministerie terzijde worden gelegd. Ik wil u toch vragen om een extra inspanning te doen, desnoods met tijdelijk extra personeel. Ik denk dat het toch goed is om naar aansprakelijkheid te gaan kijken, nu of op een later moment, want er zijn mensen die gewoon reizen hebben geboekt en niet op vakantie kunnen – en dan ontstaat er wel forse schade, zo heb ik de indruk. De heer S. Depla: Meer personeel beschikbaar stellen helpt niet. Dat hebben we gedaan, want aan ons mag het niet liggen dat mensen hun reispapieren niet krijgen. We hebben mensen een brief gestuurd. We hebben u half april over de extra openingstijden geïnformeerd. Als de rijksoverheid er expliciet over is dat zij die aanvragen niet meer in behandeling neemt, dan kan ik wel hoog en laag springen, maar dan kan ik niet garanderen dat mensen worden geholpen. Er is een heleboel onrust over ontstaan, maar alleen in noodgevallen lost de rijksoverheid dat probleem op. Als je je vakantie al geboekt hebt, maar je hebt je kinderen nog niet bijgeschreven, dan heb je inderdaad schade. Dat is heel vervelend, maar dat ligt vooral op het bordje van de rijksoverheid. Voorzitter: Dit is een hardheidsclausule, maar dit is vooral ook iets van de Kamer. Mag ik er als voorzitter iets over zeggen? Dit is namelijk niet alleen in Eindhoven het geval, dit is ook in Tilburg, in Den Bosch, in Amsterdam, in Den Haag, kortom overal, het geval. De heer Leenders: Ik begrijp dat u ons adviseert om contact op te nemen met… Voorzitter: Ja, het kabinet is iets coulanter als er hele harde redenen zijn om daarvan af te wijken. Dat is waarschijnlijk de uitzondering waar u net op duidde; dus met ziekte en dat soort zaken. Voor het overige zit er buitengewoon weinig rek in. De heer S. Depla: Het is gisteren in de kamer aan de orde geweest. Die hardheidsclausule is echt alleen bij overlijdensgevallen en dat soort zaken. Vakantie wordt niet gehonoreerd als hardheidsgeval. Voorzitter: De heer Van den Nieuwenhuijzen.
De heer Van den Nieuwenhuijzen: Ik heb misschien nog een verduidelijkende vraag aan de wethouder. Hoe gaat het ministerie om met mensen die afreizen naar landen waarvan het paspoort nog minimaal een jaar geldig moet zijn na terugkomst in Nederland? Die mensen worden dus nu wel allemaal voor het blok gezet. Weet u dat? Want als die 1 september heel hard is, dan hebben we daar wel een groot probleem voor heel veel mensen. De heer S. Depla: Ik hoop dat dit het antwoord is dat bij uw vraag past. Iedereen die nu een paspoort heeft dat tot 1 september geldig is, wordt niet meer geholpen, met
8
A
uitzondering de geldingstermijn in het land waar je naar toegaat. Daar wordt een uitzondering op gemaakt. De heer Van den Nieuwenhuijzen: Prima. Dank u wel.
Voorzitter: Ja? De heer Mulder. De heer Mulder: Ja, voorzitter, ik heb me de laatste weken georiënteerd bij het stadskantoor en daar heb ik ook aan mensen gevraagd hoe lang zij al aan het wachten zijn. Anderhalf uur, krijg je dan te horen. Twee uur. Maar wat dan opvalt, is dat het ook moeders met kleine kinderen zijn; dat is natuurlijk geen goede zaak. Ik zou willen voorstellen, wethouder, dat u bewerkstelligt dat ouders met kleine kinderen in een voorrangspositie komen, als ze daar zo lang moeten wachten. Voorzitter: De wethouder. De heer S. Depla: Goed dat u dat onderzoek doet. Wij meten ook altijd wat de wachttijden zijn en in hoeverre wij van de door onszelf vastgestelde normen afwijken. De prestaties van de medewerkers zijn fors omhoog gegaan, want het aantal mensen dat wordt geholpen is groot. De prestaties die we met elkaar hebben afgesproken over wachttijden zijn echter fors omlaag gegaan. U stelt voor om één bepaalde groep – ouders met kleine kinderen – voorrang te verlenen. Uw buurman, mijnheer Rennenberg, die wil weer niet dat ouderen lang moeten wachten. Ik denk dat de grootste piek voorbij is; het is nog steeds heel druk, maar om nu een bepaalde doelgroep korter te laten wachten – ik weet niet wat dat voor effect heeft bij de andere wachtende mensen, die dan nóg langer moeten wachten. We doen ons best om de mensen zo snel mogelijk te helpen, maar in deze situaties voorrang te verlenen aan bepaalde groepen mensen lijkt me vooralsnog niet verstandig.
V2 Huishoudtoets (PvdA) Voorzitter: Oké, daarmee is een einde gekomen aan dit onderdeel van het vragenhalfuurtje. Dan komen we bij het tweede onderdeel, de huishoudtoets. Een vraag van de Partij van de Arbeid. De heer Isik. De heer Isik: Voorzitter, dank u wel. De huishoudtoets. Bij de vorige raadsvergadering heeft het college naar aanleiding van een actuele vraag van de Partij van de Arbeid toegezegd de toepassing van de huishoudtoets per direct te stoppen. Daar waren wij erg blij om. Echter, voor reeds bestaande gevallen zou de verdere toelichting uit Den Haag worden afgewacht. Verder hebben wij aanvullend gevraagd inzichtelijk te maken wat de actuele stand van zaken is. De wethouder heeft ons vorige week hierover zeer snel en adequaat geïnformeerd. Uit deze memo blijkt dat de
9
A
zogenaamde omklapgesprekken on hold zijn gezet. Dat is inderdaad waarom wij hadden gevraagd. Van de duizend geplande gesprekken zijn er echter al vierhonderd gevoerd. Het gevolg hiervan is dat voor ruim honderd mensen een beschikking is verzonden met de volgende consequentie: een korting of intrekking van de uitkering per 1 juli 2012. Onze vragen hierbij zijn de volgende: bent u bereid de beschikking voor deze honderd mensen in te trekken en derhalve iedere burger in onze gemeente gelijk te behandelen wat betreft deze problematiek? En de tweede vraag: bent u bereid om van de aanvragen die vanaf 1 januari zijn afgewezen omdat de huishoudtoets werd gehanteerd, terug te draaien en ze op dezelfde wijze te behandelen als andere Eindhovense bijstandsgerechtigden? Dank u wel. Voorzitter: Het woord is aan de wethouder. Mevrouw List.
Mevrouw List: Voorzitter, we zitten nu natuurlijk in een situatie waarin we een wettelijk kader hebben, de WWB, sinds 1 januari 2012 met huishoudtoets. De oude WWB, zoals die er was tot 1 januari 2012, waaraan u ook refereert, bestaat niet meer. In het lenteakkoord is met elkaar afgesproken dat die huishoudtoets als onderdeel van de nieuwe WWB komt te vervallen. Daarvan hebben een groot aantal gemeenten, waaronder de G4, waaronder onze eigen gemeente, met elkaar afgesproken dat de situatie even on hold wordt gezet, gelet op de actualiteit. Ten aanzien van de actualiteit hadden wij eigenlijk gehoopt dat die duidelijkheid vanuit het ministerie er vorige week, toen u raadvergadering had, lag. Dat is nog niet zo; die vertraging is eigenlijk opgelopen door het feit dat de partijen binnen het lenteakkoord met de volledige informatie naar buiten wilden komen, en niet bijvoorbeeld het stukje huishoudtoets eruit wilden halen. Wij hopen daar, gelet op de situatie nu, in ieder geval eind van deze week – hopelijk het overleg van 29 mei – duidelijkheid over te hebben. Er is echter wel aangegeven dat die duidelijkheid er voor 1 juli is. Als u het heeft over mensen waarvan die huishoudtoets met ingang van 1 juli zou plaatsvinden: we zitten daar nu nog niet, maar we hebben in ieder geval al wel vanuit het ministerie bericht gekregen dat die er voor 1 juli zou moeten liggen. Dat is de situatie. Wij doen in Eindhoven niet anders dan die gemeenten doen die de situatie in de wacht hebben gezet, waaronder de G4-gemeenten. Dat betekent dus dat we eigenlijk nog steeds moeten werken met de nieuwe wet WWB met huishoudtoets, maar dat we natuurlijk wel de situatie in de wacht hebben – gelet ook op uw vraag vanuit de raad. Dat betekent dat we de nieuwe situatie en de nieuwe informatie afwachten, zodat we kunnen zien wat we moeten doen ten aanzien van de beschikkingen. En ja, dan verwachten we dus dat we dat gelet op het lenteakkoord kunnen aanpassen – dat we op uw eerste vraag ‘ja’ kunnen zeggen, maar die situatie hebben we nu dus nog niet. Iedere burger gelijk behandelen kunnen we nu dus nog niet, omdat burgers onder een andere wetgeving vallen. Dat is een algemeen antwoord.
10
A Ten aanzien van nummer twee hopen wij dat er in de richtlijnen ook informatie komt over de gevallen waar de toets al van toepassing is geweest; die (zeg maar) twee gevallen waar het over gaat. Zo niet, dan moet natuurlijk worden gekeken hoe we daar in Eindhoven mee omgaan, maar u heeft de informatie van mij gekregen, het gaat nu slechts over twee gevallen. Bij een derde geval heeft het juist een positieve uitwerking. Voorzitter: De heer Isik. De heer Isik: Dat is inderdaad niet de beantwoording waar ik op gehoopt had, want wat betekent dat in de praktijk voor deze mensen? Dat zij tot 1 juli eigenlijk nog steeds geen verduidelijking krijgen over hun situatie? Ik begrijp dat u afhankelijk bent van de informatie vanuit Den Haag, om daarnaar te handelen, en u zegt dat dit hopelijk per 29 mei duidelijk zal zijn. Dat is dus ook maar hopen. U kunt zich echter wel voorstellen dat voor de mensen die het betreft veel onduidelijkheid en onzekerheid met zich meebrengt. Dat biedt natuurlijk geen perspectief voor die gezinnen. Voorzitter: Heeft u ook nog een vraag? De heer Isik: Ik kan daarbij wel een vraag formuleren: zou u, nu de huishoudtoets toch niet van toepassing is, de richtlijnen die toen voor die mensen gehanteerd zijn, kunnen omdraaien? Het staat vast dat het voor deze mensen van toepassing zou zijn als het per 1 juli doorgang zou hebben. Kunt u niet zeggen ‘wij trekken die beschikking in’? Voorzitter: Oké. Ik kijk of er andere leden zijn die nog vragen hebben. Dat is niet het geval. De wethouder. Mevrouw List: Ik zei net al: we zitten nu binnen het feitelijke juridische kader dat er nu is. We zouden mensen kunnen informeren dat dit gaat veranderen, maar als we een brief sturen naar deze honderd gevallen waar het over gaat, is het de vraag of ze de brief krijgen voor de informatie uit Den Haag er ligt. Ik kan wel toezeggen dat we kijken hoe we mensen kunnen laten weten dat de situatie verandert, maar hoe die precies verandert, ook ten aanzien van terugwerkende kracht, weten we natuurlijk niet, dus daar moeten we nog vaag in blijven. Ik wil wel toezeggen dat we onderzoeken hoe we deze mensen kunnen informeren. Voorzitter: Het lijkt me dat daarmee een einde is gekomen aan het vragenhalfuurtje. Mocht u behoefte hebben aan verdere behandeling, dan kan dat uiteraard in de commissie. Ik denk dat het sowieso verstandig is om het daar met elkaar nog over te
11
A
hebben naar aanleiding van de instructies die in dit kader eventueel nog uit Den Haag zullen komen.
6.
Onderwerpen waarover geen amendementen en/of geen moties zijn aangekondigd .
6.1.
Raadsvoorstel inzake reactie op de concept programmabegroting SRE 2013 12R4857
6.2.
Raadsvoorstel tot gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan III Prinsejagt-Driehoeksbos 2004 (VMBO). Rechtstreeks op de agenda geplaatst zonder commissiebehandeling. 12R4863
6.3.
Raadsvoorstel tot het onttrekken aan de openbaarheid van een deel van de Voltastraat en Galvanistraat. Rechtstreeks op de agenda geplaatst zonder commissiebehandeling. 12R4866
Voorzitter: 6.1, 6.2 en 6.3 zijn allemaal punten waarover geen discussie wordt verwacht, en waarover ook geen amendementen en geen moties worden verwacht. Er zijn geen woordmeldingen gedaan; kunt u ermee instemmen dat ik deze drie onderdelen, 6.1, 6.2 en 6.3 in één keer in stemming breng? Is dat akkoord? Is er iemand die daar stemming over wenst? Dat is niet het geval. Dan zijn deze onderdelen aangenomen.
6.4.
Raadsvoorstel tot het vaststellen van de Verordening tot wijziging van de legesverordening 2012 (tweede wijziging). 12R4860
Voorzitter: Bij dit raadsvoorstel is een melding binnengekomen van de heer Oosterveer. De heer Oosterveer: Dank u wel, voorzitter. Het gaat over de toezegging van de wethouder. Deze wethouder kennende, voorzitter, verwachten wij ook dat hij de volgende bedoeling heeft. Hij heeft de toezegging gedaan dat de leges zouden kunnen dalen, wanneer er een vereenvoudigd systeem is, bij bijvoorbeeld aanvraag voor de horeca. Daar moeten nu nog steeds vergunningen voor worden aangevraagd, en als er een manager verandert, moet er een geheel nieuwe vergunning worden aangevraagd. Nu is het zo dat er een splitsing plaats gaat vinden. De wethouder heeft prima uitgelegd dat er door die splitsing veel minder werk is
12
A
wanneer er een manager van naam verandert, of wanneer er een nieuwe manager komt. De vraag van de VVD is de volgende. De wethouder heeft toegezegd dat de leges dan eventueel zouden kunnen dalen. Wij zouden graag van de wethouder horen dat ze dan zullen dalen. Voorzitter: De wethouder.
De heer S. Depla: Volgens mij zit het heel eenvoudig in elkaar. Het waren kostendekkende leges. Het project dat we in gang hebben gezet is het vereenvoudigen van de uitvoering. Elke kostenbesparing die daarmee optreedt, wordt doorvertaald in de leges. Als de nieuwe wetgeving het voor de natte horeca mogelijk maakt om het wijzigen van de bedrijfsleider eenvoudiger te maken, dan wordt het goedkoper, en gaat het omlaag. Het verlagen van de leges doen we echter pas als we precies in beeld hebben gebracht hoe we dat zo efficiënt mogelijk doen. Voorzitter: De heer Oosterveer is tevreden. Dan kunnen we overgaan tot stemming. Is dat akkoord? Is er iemand die een stemverklaring wenst af te leggen? Dat is niet het geval; het voorstel is aangenomen.
6.5.
Raadsvoorstel tot het vaststellen van een voorbereidingsbesluit voor een deel van het Victoriakwartier - Emmasingelkwadrant. Rechtstreeks op de agenda geplaatst zonder commissiebehandeling. 12R4867
Voorzitter: Wie wenst het woord te voeren? De heer Van Dorst. De heer Van Dorst: Dank u wel, voorzitter. Wat wil de raad met de stad? Die vraag stel ik aan mijzelf en die stel ik ook aan u, collega-raadsleden. Het inrichten van onze mooie stad Eindhoven doen wij deels op basis van bestemmingsplannen. Ik heb nu bij het voorbereidend besluit bestemmingplan Victoriakwartier – Emmasingelkwadrant drie zorgen. Die deel ik met u en die leg ik voor aan het college. Mijn zorgen gelden de volgende aspecten: de inhoud van dit voorbereidingsbesluit, het proces rond dit voorbereidingsbesluit en hoe we dit doen in de toekomst. Eerst even de inhoud. Vergeef me wanneer de vragen een wat technisch karakter hebben, maar ik had ze voor volgende week gepland en ik moet ze nu al even stellen. In de inleiding van het stuk is sprake van enkele voorbeelden. Het staat er niet hard, je moet tussen de regels door lezen. Zo lees ik dat alle functies mogelijk zijn, maar tussen de regels door lees ik dat sommige functies niet gewenst zijn. Ik zie veel leegstand op deze schitterende locatie, en als je daar teveel beperkingen oplegt, dan kom je bij de vraag of je het ingevuld wilt hebben, of dat je het op jouw manier ingevuld wilt hebben – met het risico dat het heel lang leeg blijft staan. Het meest
13
A
concrete voorbeeld voor D66 is daarbij ‘mag je studentenhuisvesting realiseren op het Victoriakwartier (dat blijkt voor mij namelijk niet hard uit dit stuk) ook als het gaat om studenten zonder campuscontract’? Het tweede voorbeeld. Vanuit de historie gaat het hier om een industrielocatie. Daar zit waarschijnlijk geen horecabestemming op. Een eerlijke ontwikkelkans voor zo’n gebied, nu midden in het hartje van onze stad, vraagt dat je daar ook horeca kunt ontwikkelen. Hotels, cafés, restaurants: dat hoort daar in onze ogen een plek te krijgen. Kan dat, op basis van de keuzes die we nu maken? Dat is een vraag die mij even hardop stel. Kunt u tot slot – bij de inhoud van het voorbereidingsbesluit – ook iets zeggen over hoe je besluiten neemt bij plannen die al zijn ingediend? Op basis van welk bestemmingsplan worden die besluiten genomen? Dan het huidige proces, stap 2. D66 had graag gezien dat we dit voorbereidende besluit bestemmingsplan Victoriakwartier-Emmasingelkwadrant gewoon via de commissie Ruimte en Vastgoed hadden laten lopen. De raad kan dan – zoals het hoort – input geven aan het dossier. Het overkomt ons nu echter weer dat we zo’n besluit ‘op de allerlaatste dag’ krijgen voorgelegd. Een uitstel van twee weken nota bene is nu niet mogelijk. Er is sprake van een fatale datum. Het heeft grote juridische consequenties. Kunt u mij aangeven wat die grote juridische consequenties zijn? Wilt u deze schetsen in aard en in omvang? De concrete vraag hier is of wij als raad nog een kans krijgen om inhoudelijke input te geven bij dit bestemmingsplan. Krijgen wij de kans bij het bestemmingsplan aan het einde van dit jaar? Ook dat lees ik in het dossier, maar ik wil graag zeker weten of wij die kans nog krijgen. Hoe worden wij daarin meegenomen? Het voelt namelijk voor D66 heel ongemakkelijk dat we dit soort besluiten over dergelijke belangrijke plekken onze stad als een soort (ik vind het vervelend om te zeggen, maar ik doe het toch:) ‘slikken of stikken’ krijgen voorgelegd. Daar moeten we vanaf. Dat brengt mij bij deel drie: hoe doen we dit in de toekomst? Het voorbereidingsbesluit dateert van 4 juli 2011. Toen was bekend dat het na precies een jaar zou verlopen. Je kunt er dus voor kiezen om na één jaar min één week het bestemmingsplan aan de raad voor te leggen, maar je kunt er ook voor kiezen om dat na één jaar min elke willekeurige termijn die dan zinvol is (twee, drie maanden) te doen. Er is dan voldoende tijd om de input van de raad mee te nemen en met een goed gevoel een besluit te nemen. Datzelfde geldt voor bestemmingsplannen die over tien jaar afgelopen. Ook dan kun je kiezen voor ‘10 min x’. Ik heb de afgelopen weken met veel mensen gesproken over het bestemmingsplan Victoriakwartier-Emmasingelkwadrant, onder andere mailwisselingen met de wethouder. Van de wethouder begrijp ik dat ook zij bereid is tot een aanpassing in de methode van aanleveren, bespreken en besluiten. Mag ik hier een toezegging dat we op korte termijn – voor het zomerreces 2012 – die andere methode van aanleveren, bespreken en besluiten in gang kunnen zetten?
14
A Voorzitter, in het kort, D66 heeft bij dit voorstel drie zorgen: de inhoud, het proces zoals dat nu is gelopen en het proces zoals we dat in de toekomst gaan doen. Als we deze zorgen wegnemen, komen we tot de echte vraag, en die stelde ik aan het begin: wat wil de raad met de stad? De inrichting van onze mooie stad Eindhoven doen wij als raad mede op basis van bestemmingsplannen. Dank u wel. De heer Thewissen: De VVD heeft nog een aanvullende vraag. We hebben in 2011 een voorbereidingsbesluit aangenomen. Wij verlengen dit voorbereidingsbesluit nu in 2012. Hoelang gaan we hier nog mee door en hoe vaak zullen wij dit soort voorbereidingsbesluiten nog opnieuw gaan nemen, en doen wij dit ook op anderen zaken, behalve bij dit plan? Voorzitter: De wethouder. Mevrouw Fiers: Ik zal even reageren op de door D66 ingebrachte punten. Het is inderdaad goed om te beginnen met de inhoud. Daar houd ik wel van. Even ter herinnering: uw raad heeft een visie vastgesteld voor het hele gebied. Ik weet even niet meer het exacte jaartal, maar daarin heeft u aangegeven wat u in de komende jaren, in de toekomst, met het gebied Victoriakwartier wilt. Dat is belangrijk als het gaat om het richting geven aan de toekomst van dat gebied. Dat betekent ook dat in het toekomstige definitieve bestemmingsplan de ontwikkelvisie die hier in deze raad is vastgesteld leidend is voor de inhoud. Ongeveer een jaar geleden – precies min één week – hebben wij hier in deze raad een voorbereidingsbesluit aangenomen – en een voorbereidingsbesluit is een heel specifiek instrument. Dat zetten we in op dat moment waarop we een mogelijke ontwikkeling zien op een bepaalde locatie die je niet wenselijk vindt, omdat die in strijd is met wat wij in de ontwikkelvisie hebben gezegd, maar die wel door het huidige bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt. Je zegt dan eigenlijk ‘dat moeten we in ieder geval niet hebben’. Je legt er dan als het ware een voorbereidingsbesluit overheen, waarmee je niets anders doet dan tegen alle initiatiefnemers in dat gebied zeggen ‘u moet eerst even met ons komen overleggen, of we dit een wenselijke ontwikkeling vinden die in lijn is met onze toekomstige visie’. Als dat zo is, zeggen we: ja. Het is dus niet om alles maar tegen te houden, maar wel om te zorgen dat je in de tussenliggende periode - tussen het vaststellen van de visie en het juridisch geduid zijn daarvan - aan het stuur zit. Dat heeft u als raad een jaar geleden gedaan. Dat herhalen we vandaag, maar wat mij betreft is het twee keer een besluit, één keer herhalen en dan ligt het nieuwe bestemmingsplan er. Dat ik u hiermee overval was niet mijn bedoeling, maar mijn inziens is het een hele logische lijn die ook al een tijd geleden is ingezet.
15
A
Misschien is het wel goed, en dan ga ik even naar de derde zorg van D66, om te kijken hoe wij in de toekomst bij voorbereidingsbesluiten ervoor zorgen dat wij elkaar niet overvallen. We zouden een procedure kunnen afspreken, waarbij we u daar bijvoorbeeld vertrouwelijk over informeren. Het punt is namelijk dat als wij hier in alle openheid drie maanden tevoren over gaan spreken, er mogelijk een dreiging is van een bepaalde ontwikkeling die wij niet willen - dan is dat niet handig. Het is ook een strategisch instrument dat we op enig moment inzetten. Ik zit nu zes jaar op deze plek en we hebben het nog maar op een beperkt aantal plaatsen gedaan; Eindhoven Airport was er één (ik snap dat daar niet voor iedereen even goede ervaringen aan kleven); de tweede was het Victoriakwartier, en we hebben het gedaan bij de visie De Bergen. Ook daar heeft de raad een visie vastgesteld, geconstateerd dat het huidige bestemmingsplan nog niet klopte met die visie, dus meteen een voorbereidingsbesluit genomen - en twee jaar later een aangepast bestemmingsplan. We doen het dus zeer sporadisch, en we doen het naar mijn idee alleen maar als hier in de raad een besluit is genomen. Ik wil echter met liefde en plezier met u naar de procedure kijken, maar ik hecht er dan wel aan om op een of andere manier de vertrouwelijkheid van het instrument met u te kunnen borgen. Ik vertrouw erop dat we daar uitkomen. Voorzitter: Dank u wel. Ik kijk naar de heer Van Dorst.
De heer Van Dorst: Voorzitter, dank u wel. Ik mis bij de inhoud nog even of wij als raad– als in het najaar het definitieve bestemmingsplan op Victoriakwartier voorligt – de kans krijgen om daar nog iets van te vinden. Voorzitter: De wethouder. Mevrouw Fiers: Een bestemmingsplan komt niet uit de lucht vallen. Dat gaat eerst in procedure en daar kunnen dan vervolgens een heleboel mensen op reageren. We zouden er bijvoorbeeld bij het in procedure brengen van het voorstel met elkaar over van gedachten kunnen wisselen, zodat u niet op het allerlaatste moment (als het voorstel er ligt) zegt: ‘nu staan we met de rug tegen de muur, want het voorbereidingsbesluit loopt af’. Ik zal u informeren over de exacte planning van de ter inzage legging, zoals die nu in beeld is. Als u zegt dat u het er eerder over wilt hebben: met liefde en plezier. Alles is mogelijk. Voorzitter: De heer Van Erp heeft een interruptie. De heer Van Erp: het is mij nog steeds niet duidelijk waarom er opeens zo’n haast is. Waarom was er twee maanden geleden geen voorbereidingbesluit nodig en vandaag opeens wel?
16
A
Mevrouw Fiers: Er ligt al een voorbereidingsbesluit. U heeft een jaar geleden een voorbereidingsbesluit genomen. Dat loopt over een paar dagen af. We kunnen niets doen, waardoor het voorbereidingsbesluit niet meer van kracht is en waardoor het actuele bestemmingsplan, dat veel meer ruimte geeft dan de visie toelaat… Voorzitter: De vraag is waarom u het niet gewoon eerder, op 4 april, of op 4 maart hier aanhangig hebt gemaakt. Mevrouw Fiers: Omdat ik eerlijk gezegd in de veronderstelling was dat dit – de visie vastgesteld hebbend, en het voorbereidingsbesluit genomen hebbend – een hamerstuk zou zijn. We hebben naar mijn idee vorige keer ook de argumenten voor het nemen van een voorbereidingsbesluit besproken en ik dacht dat het een technisch punt was; ik was me van geen kwaad bewust. Voorzitter: De heer Stoevelaar. De heer Stoevelaar: Kunnen we dan meteen een afspraak maken dat we dit in de commissie afspreken hoe we hiermee om zullen gaan? Mevrouw Fiers: We kunnen het in de commissie doen, maar we kunnen ook samen met de griffie kijken naar een voorstel dat we dan voorleggen aan de commissie. Ik kijk ook even naar de heer Van Dorst, want die nam het initiatief hiertoe.
Voorzitter: Ik constateer het volgende. De wethouder heeft toegezegd dat de verdere procedure en behandeling (ook met betrekking tot het bestemmingsplan) wanneer de raad dat wil, ruimschoots voor dit najaar met u kan worden besproken. Zij zal daarvoor een voorstel doen … [geluid valt even weg] termijnen, wanneer dat aanhangig is. Ik stel voor dat u dat ontvangt middels de griffier, en dat u dat in de commissie aanhangig kunt maken - zowel het proces als de inhoud van het bestemmingsplan. Dan komen we nu bij de besluitvorming met betrekking tot dit voorstel. De heer Van Erp: Ik zou nog graag een stemverklaring wil afleggen. Kan dat? Voorzitter: Dat kan. Dan komen we nu bij de stemmingen. Onderdeel daarvan is het afleggen van de stemverklaring. De heer Van Erp. De heer Erp: Wij hebben dusdanige problemen met de gang van zaken zoals die tot nu toe is, dat wij om principiële redenen besloten hebben om tegen te stemmen. Voorzitter: De heer Reker wil een stemverklaring afleggen.
17
A
De heer Reker: Een protest. Wij zullen voorstemmen, maar wel onder protest, want ‘het is iedere keer hetzelfde gedonder’, om het zo maar eens uit te drukken. Voorzitter: Anderen nog met een stemverklaring? Dat is niet het geval. Dan gaan we over tot stemming. Wie is voor dit voorstel? [Stemmen bij handopsteken] Wie is tegen dit voorstel? [Stemmen bij handopsteken] Met stemmen van de SP en de Fractie Petra Sodenkamp tegen is het voorstel aangenomen.
7.
Onderwerpen waarover wel amendementen en/of moties zijn aangekondigd.
Voorzitter: Hiervoor zijn geen onderwerpen aangemeld.
8.
Actuele moties.
Mevrouw Verhees: Voorzitter? Voorzitter: Mevrouw Verhees. Mevrouw Verhees: Even een punt van orde. Mag ik om een schorsing verzoeken, want naar aanleiding van de beantwoording van onze vragen met betrekking tot de huishoudtoets overwegen wij een actuele motie. Daar zou ik graag even tien minuten overleg voor willen. Ik nodig ook andere partijen uit daarover mee na te denken. Voorzitter: Oké, dat kan. Ik kijk even of u daarmee in kunt stemmen. Is er iemand die daar tegen is? Niemand. Ik schors de vergadering voor tien minuten. [Schorsing] Voorzitter: Ik kijk naar mevrouw Verhees. U heeft een schorsing aangevraagd. Mevrouw Verhees: Dank u wel, voorzitter. Wij hebben in de schorsing overwogen om een actuele motie in te dienen. In overleg met de andere partijen en eigenlijk wel het halve college zijn we tot de conclusie gekomen dat we de formulering van de brief die al was toegezegd door de wethouder wat scherper hebben geformuleerd, in die zin dat de situatie voor de gezinnen bij het oude blijft totdat er zekerheid is uit Den Haag. Alles blijft bij het oude, zolang we vanuit Den Haag niet zeker weten wat er gaat gebeuren. Het college zal een brief formuleren, die wij ter goedkeuring krijgen voorgelegd. Dat laatste verzin ik er zelf even bij… Mevrouw List: Ik denk dat u het mandaat wel aan het college kunt geven, dat we alles binnen onze eigen wettelijke kaders doen, maar het belangrijkste is dat we de
18
A
mensen uit de onzekere situatie halen door middel van een brief. En in die brief zal in ieder geval gezegd worden dat wij wachten op richtlijnen vanuit Den Haag en dat wij ons in die on hold-situatie bevinden en dat er geen verandering is in de situatie.
Voorzitter: Dit lijkt mij erg veel herhaling van iets dat u reeds hebt toegezegd. De brief kunt u uitsturen. Het lijkt mij onverstandig dat daar goedkeuring van de raad voor wordt gevraagd, want dan moeten we de raad bij elkaar halen. Het lijkt me dat u daar zojuist in het onderlinge gesprek uitgekomen bent en ik ga er vanuit dat dit goed wordt geregeld.
AcM1 Schoolreisjes (PvdA) AcM2 Schoolreisjes niet bespreken binnen LEA (VVD, D66, Trots op Nederland) Voorzitter: Daarmee neemt het aantal actuele moties niet toe en blijven er twee staan. Ze hebben allebei betrekking op schoolreisjes en de eerste is van de heer Torunoglu, mede namens de fracties van SP en OuderenAppèl Eindhoven. Ik stel voor om beide moties in één ronde mee te nemen. De heer Torunoglu: Dank u wel voorzitter, ik ben benieuwd naar de discussie die we zo meteen krijgen, want het indienen van deze motie heeft in de wandelgangen al heel wat teweeggebracht, heb ik gemerkt. Voor ons telt dat iedereen meedoet. Juist in deze moeilijke tijden vinden wij het extra belangrijk dat we die sociale participatie, en met name van kinderen, waarborgen. Daarover hebben we afgelopen dinsdag ook met elkaar gediscussieerd, naar aanleiding van het rapport van stichting Leergeld. Daaruit bleek dat een aantal maatregelen die wij hier nemen nadelig kunnen uitwerken voor kinderen. Een ander punt dat stichting Leergeld als knelpunt aankaartte, waren de schoolreisjes. We willen duidelijk maken dat we echt de meerwaarde van schoolreisjes zien. We zijn er echt vóór dat die schoolreisjes er zijn - juist voor het groepsproces van een klas, maar ook vanuit de ontwikkeling van een kind en de sociale participatie. Maar door het aantal schoolreisjes – oftewel: niet één keer in je schoolcarrière, maar elk jaar op schoolreis – en de hoogte van de kosten heeft het als resultaat dat kinderen soms niet meekunnen, of dat het een zware impact heeft op het budget van het gezin. Dat is nu juist wat wij - de signalen van stichting Leergeld gekregen hebbend - afgelopen dinsdag wilden bestrijden, namelijk de uitsluiting van kinderen. Ons doel met deze motie is drieledig: enerzijds inzicht te krijgen in het aantal schoolreizen en het type schoolreizen, dat door scholen wordt georganiseerd, zodat we ook inzicht krijgen met welke schoolreizen het educatieve karakter wordt gewaarborgd. Een tweede punt dat wij voor ogen hebben met deze motie is te achterhalen hoeveel fondsen er op verschillende scholen zijn om kinderen van wie de
19
A
ouders het niet kunnen betalen te ondersteunen. Het derde punt, tot slot, gaat over het gebruik van die fondsen: in hoeverre is er sprake van onderuitputting? De laatste twee vragen zijn voor ons relevant omdat wij degene zijn die stichting Leergeld subsidie geven, waarmee zij de schoolreisjes van kinderen betalen. Wellicht valt daar voor ons een voordeel te behalen, zodat die middelen niet voor schoolreisjes, maar voor andere dingen worden ingezet, simpelweg omdat er vanuit de scholen geld is. Voorzitter: Mevrouw De Rooij heeft een vraag.
Mevrouw De Rooij: Dank u wel voorzitter. Ja, ik heb een vraag naar aanleiding van al uw opmerkingen. Het zijn dus een aantal vragen die ik u zou willen stellen. U geeft aan dat u in beeld wilt brengen wat het aanbod aan schoolreisjes is in Eindhoven en daarbij vraag ik me ten eerste af wat u met deze informatie gaat doen. Gaat u zelf deelnemers inschrijven op schoolreisjes? Wij kunnen wel achter een inventarisatie staan, maar dan wel een inventarisatie die ertoe doet, bijvoorbeeld percentages schooluitval. Dat lijkt me een wezenlijk thema binnen het onderwijsbeleid en binnen de overleggen waar wij als gemeente in zitten. Het ‘aanbod schoolreisjes’ vind ik echter totaal onduidelijk. Voorzitter: Oké. Dat is één vraag. Mevrouw De Rooij: U vraagt ook een inventarisatie naar fondsen waarvan kinderen gebruik kunnen maken indien ouders de reis niet kunnen betalen. De wethouder heeft volgens mij gezegd – en ik geloof dat dat ook in de discussie is besproken – dat de scholen dat al vermeld hebben en dat dit volledig duidelijk is. Voorzitter: Maar dat is geen vraag, hè? Mevrouw De Rooij: O, Sorry. Voorzitter: Dat was het? Mevrouw De Rooij: De totale vraag is ‘wat wilt u met deze inzichten doen?’ Voorzitter: De heer Torunoglu. De heer Torunoglu: Dank u wel voor uw vraag. Wat wij met deze inzichten willen, is toetsen of de knelpunten die door stichting Leergeld worden geconstateerd overeenkomen met de praktijk van de scholen. Ik snap dat u een bepaalde scepsis heeft tegenover deze motie, ook naar aanleiding van de discussie die wij afgelopen dinsdag hebben gehad, alleen staan wij daar genuanceerder in dan dinsdag. Wij hebben in eerste instantie niet meteen het oordeel dat alle schoolreisjes die door scholen worden georganiseerd per definitie te duur en per definitie slecht zijn. Ons
20
A
doel is om te kijken of wij een maatschappelijke discussie met elkaar kunnen aanwakkeren, waarbij de vanzelfsprekendheid dat schoolreisjes verder weg en sexier moeten zijn omdat dat een marketinginstrument voor scholen is ter discussie wordt gesteld. Voorzitter: Mevrouw De Rooij.
Mevrouw De Rooij: Dat vind ik geen discussie, mijnheer Torunoglu. Nu ben ik even kwijt wat ik wilde vragen en wilde zeggen. Voorzitter: Denk er maar even rustig over na. Bent u klaar met uw betoog, mijnheer Torunoglu? De heer Torunoglu: Tot slot, voorzitter. Ik heb via e-mail en telefoon ook een aantal argumenten gekregen, om te onderbouwen dat wij daar niet over gaan. Wij zijn ons er inderdaad van bewust – en dat heeft de wethouder ook duidelijk gemaakt – dat wij geen instrument in handen hebben om scholen daarbij tot bepaalde dingen te dwingen. Dat is ook absoluut niet onze intentie. Wij willen een appel doen op die scholen om hun verantwoordelijkheid – juist een maatschappelijke verantwoordelijkheid – te nemen en ook rekening te houden met kinderen die minder draagkrachtig zijn. Mevrouw De Rooij: Bent u het niet met me eens – u vraagt opnieuw toetsing, en naar mijn idee is die inventarisatie al gedaan… Voorzitter: Dit is een interruptie en u heeft zo meteen nog uw eigen motie die u kunt toelichten. De heer Weijs. De heer Weijs: Op zich kunnen wij ons heel goed vinden in het appel, maar tegelijkertijd is het dictum niet geformuleerd als een appel, maar vraagt het dictum om een onderzoek. Daar zit voor ons de grootste spanning: kunt u daar nog een toelichting op geven? De heer Torunoglu: Het is geen onderzoek. Wij willen alleen maar een beeld hebben. Er zijn een aantal middelbare scholen in Eindhoven en we willen weten waar die middelbare scholen hun reisjes naar organiseren en hoe vaak dat in de schoolcarrière van een kind is. Voor mijn gevoel wordt het groter gemaakt dan het is. Het enige wat we willen is een inzicht, zodat we kunnen checken of het beeld van stichting Leergeld overeenkomt met de werkelijkheid. Voorzitter: Oké. Mevrouw De Rooij.
21
A
Mevrouw De Rooij: Is het beeld dat de stichting Leergeld heeft geconstateerd niet de werkelijkheid, mijnheer Torunoglu? Wij zijn ons bewust van die werkelijkheid, en daar proberen wij op in te spelen. Waarom wilt u dan weten hoeveel schoolreisjes er worden georganiseerd? De werkelijkheid is voor mij heel duidelijk – dat heb ik in het jaarverslag gezien – en ik zie dat de stichting Leergeld daar een hele mooie rol in kan spelen. Ze hebben een voorlichtende, adviserende en controlerende rol… Voorzitter: Maar nu bent u weer een betoog aan het opbouwen. De heer Torunoglu: Ik vind dat wel prettig, want daarmee wakker je wel die discussie aan waar we de hele tijd omheen draaien. Dat is inderdaad een werkelijkheid die door stichting Leergeld wordt geconstateerd. Wij vinden de uitsluiting van de kinderen een kwalijke zaak; dat is onze mening. Daarom willen wij een moreel appel doen op die scholen, en daarvoor willen wij feiten verzamelen. Dus niet alleen op basis van het jaarrapport stichting Leergeld, maar ook op basis van feiten. En als u vindt dat dit de eigen verantwoordelijkheid is van ouders en dat wij daar niet over gaan, dan respecteer ik dat. Voorzitter: De heer Punte. De heer Punte: Dank u wel, voorzitter. U wilt dus de conclusie van stichting Leergeld toetsen; dat vind ik een beetje vreemd, want dan zouden we zelf met een bepaalde actie moeten komen en wij geloven ook dat de stichting Leergeld wel de juiste conclusies trekt. En ten tweede, heeft u niet voldoende vertrouwen in de schoolbesturen, dat zij dit zelf kunnen oplossen? De heer Torunoglu: Vertrouwen in de schoolbesturen heb ik sowieso. Het gaat erom dat wij als raad een mening kunnen hebben over een maatschappelijk probleem, namelijk het feit dat kinderen uitgesloten worden van reisjes die eigenlijk in eerste instantie bedoeld zijn voor een groepsdynamiek en voor een educatief karakter, simpelweg omdat het te duur is voor die ouders en voor die kinderen om er naartoe te gaan. Ik ben nu de vraag kwijt, omdat ik zie dat u wilt interrumperen. Wilt u uw vraag herhalen? De heer Punte: Volgens mij gaat uw motie daar niet over. De vraag is: ‘hebt u voldoende vertrouwen in de schoolbesturen om het zelf te regelen’ – en daar zegt u ‘ja’ op. Vervolgens wilt u de conclusie van de stichting Leergeld toetsen middels deze motie. Ik denk niet dat we over allerlei stichtingen conclusies… Voorzitter: Ik denk dat hij nu wel weer weet wat de vraag was. [Gelach] De heer Torunoglu: Wij onderschrijven zonder meer de signaalfunctie die stichting Leergeld heeft. Alleen wat we tijdens de commissiebehandeling van de wethouder
22
A
hebben begrepen, is dat zij dit vorig jaar bij de schoolbesturen heeft aangekaart. Dat gebeurt dan op basis van dit rapport. Maar als we nu zeggen dat we op basis van de feiten de discussie met de schoolbesturen willen aangaan over hun maatschappelijke verantwoordelijkheid… Nogmaals, dan willen wij geen dingen opleggen, maar de discussie met de schoolbesturen aangaan over hun maatschappelijke verantwoordelijkheid, ook richting die minder daadkrachtige kinderen. Dat is wat wij met de inventarisatie voor ogen hebben. Voorzitter: De heer Weijs.
De heer Weijs: U noemt herhaaldelijk de woorden feiten en inventarisatie. Dat gaat voor ons gevoel toch in de richting van een onderzoek. Hebt u misschien overwogen om het onderzoek ook zelf te doen? De heer Torunoglu: Als u onze eigen inventarisatie als officieel stuk wilt gebruiken en op basis daarvan wilt afwegen, dan ben ik bereid om zelf een middagje met die scholen te bellen om te inventariseren. Alleen wat ik wil is dat wij op een gegeven moment met elkaar een uitspraak doen, over wat wij van het fenomeen vinden. Voorzitter: Ik kijk wie de andere actuele motie doet. Mevrouw De Rooij. Mevrouw De Rooij: Ik wil eerst even stellen dat voor ons ook iedereen meetelt. Ieder kind in deze stad telt voor ons mee, en we denken dat de stichting Leergeld daarin heel goed werk voor onze stad kan doen. VVD en D66 hebben een hele duidelijke reden om naar aanleiding van de commissiebesprekingen over het jaarverslag van stichting Leergeld u als raad raadsbreed te informeren over onze bedenkingen over de impact van de toezegging van de wethouder in deze commissie. Allereerst willen wij natuurlijk van de gelegenheid gebruik maken om aan te geven dat de stichting Leergeld erg goed werk doet en erg goed werk verricht voor kinderen in onze stad die het niet zo goed hebben. Met een duidelijk doel voor ogen, en met een duidelijke adviserende, voorlichtende en signalerende rol zijn zij wat ons betreft zeer waardevol. Complimenten voor de activiteiten. Voorzitter: De heer Torunoglu. De heer Torunoglu: Voor de internetkijkers lijk ik nu Mieke Verhees, maar ik ben Yasin. U geeft aan dat u de signaalfunctie van stichting Leergeld erkent en deze waardevol vindt, maar in uw tweede bulletpoint stelt u deze functie wel ter discussie, omdat u vindt dat wij ons op detailniveau mengen, terwijl dat wel is gesignaleerd door stichting Leergeld. In hoeverre neemt u dat signaal van stichting Leergeld dan ook serieus?
23
A
Mevrouw De Rooij: Ik vind het prima dat de stichting Leergeld dat constateert en dat wij daar in ons beleid rekening mee kunnen houden. Dit is echter niet bedoeld om in detailniveau op de materie in te gaan. We zijn blij met de resultaten van het jaarverslag en we zijn blij dat we dat met elkaar hebben kunnen bespreken, en daarbij hebben kunnen constateren dat er kinderen in onze stad zijn die het niet zo goed hebben – en dat de stichting Leergeld er is om hen te kunnen ondersteunen bij eventuele deelname aan schoolreisjes. Daar zie ik geen detailniveau in. Voorzitter: De heer Rennenberg. De heer Rennenberg: Bij de tweede bullet staat dat scholen prima in staat zijn om hun eigen beleidsagenda te beheren, maar ik heb een keer of twee, drie brieven van ouders gehad, waarvan het kind niet mee kon op schoolreisje en waarbij de school het niet wilde betalen uit eigen fondsen. Dan hebben ze wel een beleidsagenda, maar nadelig voor het kind. Stichting Leergeld – ik ken de stichting, want ik was er vijf jaar penningmeester – onderzoekt die zaken. Daarbij zijn treurige, treurige zaken. Stichting Leergeld krijgt wel subsidie van de gemeente, maar ook stichting Leergeld zit aan het eind van hun inkomsten. Ik vind dat de scholen hun eigen fondsen – daar zit bij sommige scholen honderdduizenden euro’s in, dat heb ik zelf gezien – best kunnen besteden aan kinderen die niet meekunnen. Voorzitter: Oké, maar nu laat ik u ook iets teveel toe, want u begint ook een betoog te houden. Mevrouw De Rooij. Mevrouw De Rooij: Nu gebeurt, denk ik, precies waar wij bang voor zijn, want de discussie gaat zich op detailniveau begeven, terwijl wij die hoofdlijn willen aangeven. Voorzitter: De heer Weijs. De heer Weijs: Ik ben toch ook wel wat verrast door aan de ene kant uw pleidooi om het op hoofdlijnen te houden terwijl u tegelijkertijd ingrijpt in de agenda van de wethouder, wat toch een behoorlijk gedetailleerde omschrijving is van wat de wethouder nu niet meer mag doen als hij de schoolleiders ontmoet. Kunt u daar een toelichting op geven? Mevrouw De Rooij: Dat ben ik helemaal met u eens, mijnheer Weijs. Maar wij hebben dit voorval ook aan willen grijpen – en dat zal ik zo meteen motiveren in mijn verhaal - om aan te geven waarom we dit op dit niveau niet zouden willen zien in de raad van Eindhoven. Voorzitter: De heer Bouassria.
24
A
De heer Bouassria: Mijn vraag ligt in de lijn van die van mijnheer Weijs. Ik was benieuwd naar die hoofdlijnen. Voorzitter: U kunt uw betoog vervolgen.
Mevrouw De Rooij: De reden waarom ik nu uw expliciete aandacht vraag, is de toezegging van de wethouder in de commissie van 15 mei waarin zij aangaf het onderwerp schoolreisjes opnieuw aan de orde te gaan stellen – en met name de frequentie van het gebruik van de fondsen te willen bespreken. Dit terwijl de schoolbesturen zelf eerder al aangegeven hebben dat de wethouder daar niet over gaat. Gezien de discussie in de commissie mag het duidelijk zijn dat zowel VVD als D66 van deze toezegging geen voorstander zijn. Sterker nog, wij zouden graag zien dat de wethouder deze toezegging in zou trekken. De heer Torunoglu: Voorzitter, dan toch de vraag: wat vindt u van die conclusie? Wat is uw opvatting over het feit dat gezinnen door het feit dat ze de kinderen naar een schoolreisje sturen in de problemen komen? U zegt dat de wethouder daar geen opvatting over mag hebben… Voorzitter: Mevrouw De Rooij. Mevrouw De Rooij: Ik vind zeker dat de wethouder daarover een opvatting mag hebben. We hebben het thema armoedebeleid voor kinderen in onze stad op de LEA (Lokale Educatieve Agenda) staan, dus de wethouder mag daar zeker een mening over hebben. Het gaat ons echter om het detailniveau waar wij de wethouder mee op pad gaan sturen. Dat is die specifieke opmerking waar ik het over heb. Maar mag ik mijn verhaal afmaken, dan kunnen we wellicht… De heer Torunoglu: Maar wat is uw opvatting dan over het feit dat er kinderen moeten afhaken? Laten we daarover discussiëren. Mevrouw De Rooij: Ik vind dat wij zoveel mogelijk moeten zorgen dat kinderen kunnen deelnemen aan deze maatschappij en kunnen deelnemen aan activiteiten op school. Daar hebben we ook de stichting Leergeld voor, die daar ook actief op inspeelt. Punt. Voorzitter: Oké. Ik wil u erop wijzen dat u net ook een groot aantal interrupties geplaatst hebt bij de heer Torunoglu, en het lijkt me logisch dat anderen dat ook bij uw betoog kunnen doen. U kunt doorgaan. Mevrouw De Rooij: En dat is ook al een behoorlijk aantal keren gebeurd. Voorzitter: Dat is zo.
25
A Mevrouw De Rooij: Waar het de VVD en D66 in dit specifieke voorval om gaat, is dat wij het niet wenselijk vinden als onze wethouder op dit detailniveau met de LEA en het betrokken bestuur in overleg gaat. Wij kunnen onze wethouder binnen dit overleg beter en effectiever inzetten op thema’s waar het werkelijk toe doet, zoals het hoge percentage schooluitval of taalachterstand waar wij in deze stad mee te maken hebben. We zouden deze mooie overlegstructuur dan ook willen gebruiken om op het niveau te discussiëren dat bij de gemaakte samenwerkingsafspraken past. Wij vinden de toezegging totaal niet passen in relatie tot de breed gedragen inzet op het nieuwe sociale beleid. Daarin hebben we namelijk afgesproken met elkaar – en volgens mij is dat raadsbreed gedragen – om de verantwoordelijkheid bij de scholen te laten liggen en vertrouwen te hebben in de uitvoerders. De inmenging van de wethouder op dit, of ieder ander detailonderwerp bij scholen past wat ons betreft niet bij de gewenste systeeminnovatie die wij als stad met elkaar willen inzetten. Voorzitter: De heer Torunoglu. De heer Torunoglu: Met alle respect, mevrouw De Rooij, u slaat voor mij de plank echt mis. U heeft het over een detailniveau, terwijl wij hier constateren dat er een maatschappelijk vraagstuk ligt, waarbij ouders in de problemen komen omdat ze hun kind koste wat kost op schoolreisje willen sturen, of omdat kinderen thuisblijven, omdat de ouders het niet kunnen betalen. Als u dat detailniveau vindt, dan vraag ik me af wat de hoofdlijn dan is. Voorzitter: Mevrouw Van Kaathoven. Mevrouw Van Kaathoven: Ik wilde mevrouw De Rooij het volgende vragen. Stichting Leergeld heeft het probleem aangekaart en er is bij ons allemaal informatie binnengekomen over het feit dat er fondsen bestaan binnen scholen, die niet altijd worden gebruikt. Bent u niet bang dat de financiën van stichting Leergeld straks daar terechtkomen waar schoolbesturen zelf verantwoordelijk zijn? Mevrouw De Rooij: Ik wil het eigenlijk niet over de stichting Leergeld hebben. We hebben dit onderwerp en deze toezegging van de wethouder als fracties beet proberen te pakken, als aanleiding om te kijken hoe wij als raad op onderwerpen reageren die besproken worden binnen onze commissies. En wij hebben dit onderwerp in deze commissie – dat had wellicht ook een ander detailonderwerp kunnen zijn – aangegrepen om te kijken op welk niveau wij de wethouder op pad sturen. Mevrouw Van Kaathoven: Stichting Leergeld krijgt subsidie. Wat vindt u van het feit dat subsidiegelden worden gebruikt om kinderen te faciliteren om op schoolreisje te gaan, terwijl daar vanuit de scholen fondsen voor zijn?
26
A Voorzitter: Mevrouw De Rooij. Mevrouw De Rooij: Ik heb al eerder aangegeven dat ik vind dat de stichting Leergeld goed werk verricht in deze stad. Voorzitter: Oké. U kunt uw betoog vervolgen. U bent klaar? Dan is nu het woord aan de wethouder. Mevrouw Scholten: Het was een interessant debat. Ik heb een toezegging gedaan die ik ook wil handhaven. Waar het mijn namelijk om gaat, is het volgende. Jaarlijks heb ik een gesprek met stichting Leergeld naar aanleiding van hun jaarverslag. Vorig jaar hebben zij bij mij voor het eerst aangekaart dat er behoorlijk wat leerlingen bij hen terecht waren gekomen die vanwege de financiële situatie thuis niet mee zouden kunnen doen aan een schoolreisje. Dat heb ik aangekaart bij het schoolleidersoverleg en de scholen hebben mij toen gerustgesteld met het feit dat er binnen die scholen fondsen waren waarmee dat probleem opgelost zou kunnen worden. Dit jaar is stichting Leergeld opnieuw met mij in gesprek gegaan, waarbij zij aangaven dat het steeds vaker voorkomt. De schoolreisjes worden duurder, frequenter en er komen meer vragen op hen af. Dat is een signaal van een ongewenst maatschappelijk effect. Een signaal dat steeds meer kinderen in sociaal opzicht worden uitgesloten. En dat signaal vind ik geen detail, maar toch wel een serieus punt, waarmee ik terug wil gaan naar die scholen om aan te geven: ‘u heeft toen gezegd, wij hebben daar zelf een voorziening voor, maar wij constateren dat dit blijkbaar onvoldoende functioneert. Wij signaleren dat een toenemend aantal gezinnen – om welke reden dan ook - niet van die fondsen gebruik maakt’. Ik wil dat signaal wel oppakken, en om dat signaal een beetje handen en voeten te geven, is het misschien ook goed dat ik me een beeld vorm (in die zin steun ik het verzoek van de Partij van de Arbeid ook wel) om toch een beetje te weten waar we het over hebben en om wat voor bedragen het dan gaat. We gaan hier geen promovendus op zetten. Ik heb vanmiddag via de website zelf al een globale verkenning gemaakt, en je kunt er vrij snel een beeld van krijgen. Dan zie je dat de vmbo-scholen vooral wintersportreizen aanbieden en dat de havo/vwo-scholen vooral stedenreizen aanbieden en dat er een toenemende concurrentie tussen scholen bestaat om hun school op die manier aantrekkelijk te maken. Maar daar gaat het ons niet om. Het is niet aan mij om een oordeel te hebben over het type schoolreisje, enzovoorts. Het gaat om het effect op jongeren in een gevoelige leeftijd, waarin het hard aankomt als ze ergens niet aan deel kunnen nemen. Dat is dan even de verbinding tussen mijn beide portefeuilles, misschien zelfs wel drie: onderwijs, jeugd en armoede. Nou, hier zie je nu iets waar die portefeuilles elkaar raken.
27
A
Ik vind het eerlijk gezegd geen detail. Ik vind het een signaal dat we serieus moeten nemen. Ik wil wel greep zien te krijgen op de aantallen; hoe groot is nu het signaal – en dan moet je er toch even induiken. En zo vat ik de motie op, die de Partij van de Arbeid indient. Voorzitter: De heer Punte.
De heer Punte: Als het dan vervolgens een constatering is dat ouders er bewust voor kiezen om kinderen niet mee op schoolreisje te laten gaan, is dan de volgende stap van de wethouder dat zij vindt dat zij met die ouders in gesprek moet gaan? Mevrouw Scholten: Op dat niveau zal ik niet in de materie duiken. Ik wil weten hoeveel gezinnen de afgelopen jaren gebruik hebben gemaakt van die regelingen die er bij de scholen zijn. Of is er überhaupt niemand die er gebruik van maakt? Want de scholen kunnen dan wel zeggen dat ze een voorziening hebben, maar die is dan niet operationeel, en dan ben ik niet meer gerustgesteld als de scholen tegen mij zeggen ‘wethouder, u hoeft zich hier geen zorgen over te maken, dat regelen wij zelf’. Nu ligt de rekening wel bij de gemeente. Je zou ook kunnen zeggen ‘zijn de scholen bereid om die gevallen die bij de stichting Leergeld komen met hun regelingen gaan opvangen’. Dat is wel het gesprek waarvan ik vind dat wet het zouden kunnen voeren met die scholen. Voorzitter: De heer Punte. De heer Punte: Ik voel toch een stuk wantrouwen naar de scholen toe, en dat vind ik niet helemaal terecht. Als ik kijk naar de gemiddelde docent, dan zijn die heel betrokken bij hun leerlingen. Voorzitter: Mevrouw Sodenkamp. Mevrouw Sodenkamp: Gaat u ook iets met de resultaten van dat onderzoek doen? Heeft u de mogelijkheden om daar iets mee te doen? Mevrouw Scholten: Het lijkt mij goed, zoals ik ook in de commissie heb gezegd, dat ik stichting Leergeld en de schoolbesturen met elkaar in gesprek breng, als verbindingsofficier. Dan is het goed als er ook even wat gegevens op tafel liggen, al basis om met elkaar in gesprek te gaan. Het gaat mij om het signaal. Ik heb helemaal geen wantrouwen naar schoolbesturen. Nogmaals, ik meng mij helemaal niet in de discussie over schoolreisjes, maar het signaal dat ik krijg dat een toenemend aantal gezinnen zich tot de stichting Leergeld wendt, omdat hun kinderen niet kunnen deelnemen aan die schoolreisjes, vinden wij met elkaar volgens mij een ongewenst maatschappelijk effect. Dat wil ik toetsen.
28
A
Voorzitter: De heer Weijs. Als laatste, en dan denk ik dat we er zo ongeveer zijn, want dan hebben we ons wel een beeld kunnen vormen…
De heer Weijs: Begrijp ik goed dat u inderdaad de eigen verantwoordelijkheid van de scholen respecteert en ziet dat je daar als gemeente geen directe zeggenschap over hebt? En ten tweede: kunt u zich voorstellen dat u de stichting Leergeld in haar werkwijze laat opnemen dat zij voorliggende voorzieningen meeneemt in de uiteindelijke afweging? Dat kennen we ook uit andere delen van de uitkeringen, dat er wordt gekeken of er andere voorzieningen zijn waar men eerst een beroep op zou moeten doen? Dat is ook een manier om het balletje echt bij de partijen neer te leggen, waar het wat ons betreft hoort. Voorzitter: Nee, ik stop hiermee. Mijnheer Rennenberg. De heer Rennenberg: Als je het jaarverslag van stichting Leergeld leest, kun je zien dat onderliggende voorzieningen steeds worden aangekaart. Zij hebben een sociale kaart en mensen worden verwezen naar andere regelingen, bijvoorbeeld bij de sociale dienst. Voorzitter: De wethouder. De heer Weijs: Het gaat me dus niet om onze voorliggende voorzieningen, maar om het feit dat de schoolpotjes ook als een voorziening worden meegenomen. Voorzitter: Maar daar heeft de wethouder net iets over gezegd. Zij zei dat er dan misschien gekeken moet worden of in samenwerking tussen stichting Leergeld en de scholen die een schoolpotje hebben, een voorziening getroffen zou kunnen worden. Ik geloof dat dit in voldoende mate is bediscussieerd. De wethouder. Nee? Dan gaan we nu over tot stemming. Aan de orde zijn twee actuele moties. Mevrouw Richters? Mevrouw Richters: Ik zou graag even een paar minuten willen schorsen, zodat mijn fractie een standpunt kan bepalen. [Schorsing] Voorzitter: Ik heropen de beraadslaging. Mevrouw Richters, u heeft een schorsing aangevraagd. Ondertussen heeft een beraadslaging plaatsgevonden. Mijnheer Torunoglu, u had een mededeling. De heer Torunoglu: Ik realiseer me dat ik dit niet met mijn mede-indieners heb kunnen overleggen, maar op basis van ‘de wandelgangen’, zo zal ik maar zeggen, hebben wij besloten dat we blij zijn met de toezegging van de wethouder en onze motie daarom niet in stemming willen brengen.
29
A Voorzitter: Oké. Mevrouw Richters, wilt u nog het woord voeren? Mevrouw Richters: Onze fractie was eruit, maar wij hebben niets meer om over te stemmen. Voorzitter: Jawel, er is nog een motie. Mevrouw Richters: De andere motie? Nee, die is voor ons duidelijk. Voorzitter: De heer Rennenberg. De heer Rennenberg: We verwonderen ons met de minuut wat hier nu toch gebeurt in deze zaal, maar ik heb vorige week al tegen de heer Torunoglu gezegd dat ik het fijn vind dat jonge mensen de dingen die ik steeds naar voren breng een beetje aan het overnemen zijn. Naar de wethouder kijkende, heb ik daar ook volkomen vertrouwen in. Wij ondersteunen dus jullie idee. Voorzitter: Dan gaan we nu over tot de stemming. Aan de orde is de stemming over de actuele motie AcM2, betreffende het afzien van agendering van het onderwerp schoolreisjes op de LEA. Ik kijk wie er een stemverklaring wenst af te leggen. De heer Weijs. De heer Weijs: Dank u wel, voorzitter, wij zijn inderdaad voor een moreel appel en zullen daarom tegen deze motie stemmen. Voorzitter: Zijn er nog andere mensen die een stemverklaring wensen af te leggen? Dat is niet het geval. Dan gaan we over tot de stemming. Wie is vóór deze motie op stuk numero AcM2? [Stemmen bij handopsteken] De fractie van D66, de fractie van de VVD en Trots op Nederland. Daarmee is het voorstel verworpen.
9.
Raadsinformatiebrieven (RIB) ter kennisname.
Voorzitter: Aan de orde is agendapunt 9, met betrekking tot de raadsinformatiebrieven. Die zijn ter kennisname aan u toegezonden. Kunt u daarmee instemmen? Dat is het geval.
10.
Ingekomen stukken.
Voorzitter: Voorgesteld wordt de stukken onder A voor kennisgeving aan te nemen. Kunt u daarmee instemmen? Dat is het geval.
30
A Voorgesteld wordt de Wmo-raad te verzoeken voor de stukken onder B een advies uit te brengen, dus deze stukken door te geleiden naar de Wmo-raad. Kunt u daarmee instemmen? Dat is het geval. Daarmee hebben we de ingekomen stukken behandeld en komen we tot de sluiting.
11
Sluiting.
Voorzitter: Het is nu 18.45 uur. Ik stel voor dat wij om 19.30 uur met de gemengde commissie beginnen. Ik sluit de vergadering.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 21 augustus 2012.
R. van Gijzel, voorzitter
J. Verheugt, griffier
rhu/HA12019865 vastgestelde notulen raadsvergadering 22 mei 2012
31