A
gemeente Eindhoven
Griffie gemeenteraad Commissiesecretariaat Behandeld door M. Honing Telefoon (040) 238 24 88 Verzenddatum 9 december 2010
Verslag commissie Financiën en Bestuur (cie FB) Betreft openbare vergadering van 2 november 2010, locatie commissiekamer Stadhuis, aanvang 17.00 uur, einde 19.30 uur. Uitnodiging aan
Y. Torunoglu M. Honing P. van Liempd A. Raaijmakers mw. M. Verhees J. Legrom mw. M. List – de Roos M. Oosterveer B. Bonsen M. van Dorst M. Dubach M. Houben P. Leenders C. Weijs M. Bouassria T. van den Nieuwenhuijzen H. van Zijl J. van Erp mw. A. Heesterbeek H. Poels E. van den Berg A. Rennenberg M. van Thiel H. Broers R. Reker C. Stroek E. de Beaumont mw. M. Frosi mw. T. van den Berk Mede aanwezig
burgemeester R. van Gijzel wethouder S. Depla
Aanwezig
voorzitter secretaris PvdA PvdA PvdA VVD VVD VVD D66 D66 D66 CDA CDA CDA GroenLinks GroenLinks GroenLinks SP SP SP OuderenAppèl OuderenAppèl OuderenAppèl Lijst Pim Fortuyn Lijst Pim Fortuyn Lijst Pim Fortuyn ‘leefbaar eindhoven’ ‘leefbaar eindhoven’ Trots Op Nederland
X X verhinderd verhinderd X X X verhinderd X X verhinderd verhinderd verhinderd X verhinderd X X verhinderd X verhinderd verhinderd X X X X verhinderd X verhinderd X
A 1
Opening en mededelingen. Presentatie van het onderzoek naar de lage opkomst bij de gemeenteraadsverkiezingen 2010. De presentatie wordt gegeven door dr. Marcel Boogers, Tilburgse School voor Politiek en Bestuur en de heren J. Vriens en M. Teuwen van de sector Control. De heren Vriens en Teuwen van de dienst Bestuursinformatie en Onderzoek en de heer Boogers van de Tilburgse School voor Politiek en Bestuur hebben een landelijk onderzoek gedaan naar de opkomst bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2010. Zij presenteren hun bevindingen en gaan in het bijzonder in op de Eindhovense cijfers. De onderzoekers hebben eerst bekeken of de opkomstcijfers wel zo laag waren. Daarvoor hebben zij de cijfers van 26 gemeenten van meer dan 100.000 inwoners van 1994 tot en met 2010 bestudeerd. De gemeente Tilburg kende de laagste opkomstcijfers, gevolgd door de gemeente Den Haag. De vier daarna laagst scorende gemeenten liggen in Noord-Brabant. Dat verklaart nog niet waarom Eindhoven historisch gezien zo’n lage verkiezingsopkomst heeft, maar het zet de cijfers wel in een bepaald perspectief: in Noord-Brabant is Eindhoven niet de enige gemeente met lage cijfers, en de lage cijfers zijn niet iets van de laatste tijd. Daar zijn verklaringen voor gezocht, alweer in vergelijking met andere steden. Wordt er in steden met een wat oudere bevolking misschien meer gestemd? Heeft gemeentelijke herindeling invloed op de opkomst? Heeft het verkiezingsthema invloed, of het percentage ‘import’? Hangt ontzuiling en secularisering samen met de cijfers? De onderzoekers concludeerden dat de meeste hypothesen konden worden verworpen, met uitzondering van het mogelijke verband met ontzuiling en secularisering en het verband met een aansprekend verkiezingsthema. Uit ander onderzoek kon worden geconcludeerd dat oudere mensen meer geneigd zijn om de gang naar de stembus te maken dan jongeren. Dat geldt ook voor opleidingsniveau: hoger opgeleiden gaan vaker stemmen dan lager opgeleiden. Inkomensniveau: hoe meer hoge inkomens, hoe hoger de opkomst. Wat betreft de economische structuur en aard van de beroepsbevolking kan worden gesteld dat de opkomst lager is naarmate de beroepsbevolking voor een groter deel uit industriearbeiders bestaat. Deze verbanden konden allemaal worden gelegd in Eindhoven, maar daarmee wijkt de stad niet af van de cijfers uit andere steden. De verklaring voor de lage opkomst in Eindhoven is daarmee dus niet gevonden. Het is bekend dat de opkomst in dorpen wat hoger is dan in steden, wat de opkomstcijfers na een gemeentelijke herindeling beïnvloedt. Dit speelt in Eindhoven niet, maar in enkele andere Brabantse steden met lage verkiezingsopkomst wél. Nu zijn er in de afgelopen twintig à dertig jaar veel
2
A
Eindhovenaren naar omliggende gemeenten getrokken. Als je de cijfers van die gemeenten bij die van Eindhoven telt, alsof ze bij Eindhoven hoorden, dan scheelt dat 1 à 1,5%. Steden waar dit jaar een opvallend thema speelde, hadden een wat hogere opkomst. Zo zorgde deelname van de PVV in twee gemeenten voor veel beroering, evenals de zorgen rond de Noord-Zuidlijn in Amsterdam. Een aansprekend lokaal thema, spelend in de betreffende gemeente zelf, lijkt bij te dragen aan een hogere opkomst van kiezers. Eindhoven had zo’n aansprekend thema niet. De provincie Noord-Brabant had de laagste opkomstcijfers. Dit inspireerde de onderzoekers, te zoeken naar verbanden met ontzuiling en secularisering. Uit een regressieanalyse blijkt dat gemeenten met een hoog percentage roomskatholieke bewoners lage opkomstcijfers laten zien. Hoe minder mensen zichzelf aanmerken als praktiserend rooms-katholiek, hoe lager de opkomst. Het wegvallen van de zuil katholicisme, én het feit dat daar geen ander verband voor in de plaats is gekomen, kan een verklaring zijn voor de lage opkomst in Eindhoven. Daarnaast lijkt de grootte van de gemeente een rol te spelen. In Limburg is het percentage rooms-katholieken hoger, maar behalve Maastricht zijn er geen steden van meer dan 100.000 inwoners. En misschien is de secularisering in Limburg wat later op gang gekomen dan in NoordBrabant, of misschien is in Limburg het wegvallen van het katholicisme enigszins ondervangen door de opkomst van Geert Wilders. Maar dat, zo zegt de onderzoeker, zijn speculaties. Daar is geen cijfermatige onderbouwing voor. Ontkerkelijking doet zich niet alleen in de rooms-katholieke kerk voor. Waarom hebben de onderzoekers zich dan juist op die groep gericht? De onderzoeker erkent dat de ontkerkelijking een landelijk verschijnsel in alle gezindten is, maar dat zich dit niet overal in hetzelfde tempo voltrekt. Het lijkt erop dat het in Noord-Brabant sneller is gegaan dan elders. Vanuit de commissie wordt opgemerkt dat de gemeente € 80.000 heeft geïnvesteerd in opkomstbevorderende maatregelen. Is na te gaan of dat nog van invloed is geweest? Dit hebben de onderzoekers niet meegenomen. Is na te gaan of de verkiezingsopkomst ‘ten noorden van het spoor’ anders is geweest dan die van ‘ten zuiden van het spoor?’ Dit kan worden nagegaan. In 2002 kwam ‘leefbaar eindhoven’ in één keer met negen zetels in de gemeenteraad. Hoe is de opkomst van 2010 in de wijken waar in 2002 massaal op die partij werd gestemd? De onderzoekers zullen dat nagaan. Het enige dat van invloed lijkt te zijn op de opkomstcijfers lijkt het percentage niet-kerkelijke rooms-katholieken te zijn, zo concludeert de onderzoeker, maar daar kan niemand iets mee. Dat kun je niet subsidiëren! Toch zegt het wel iets, onder andere over de sociale infrastructuur. Is lage opkomst een
3
A
probleem? Dat hoeft het niet te zijn; wie zich wil uitspreken, heeft het recht om te stemmen. Wie dat niet wil, heeft het recht om niet te stemmen. De stemplicht werd in de jaren ’70 afgeschaft. Je zou kunnen redeneren zoals de heer Bolkestein deed: mensen die gaan stemmen, zijn ontevreden. Mensen die dat niet doen, vinden het wel goed. De onderzoeker nuanceert dat door erop te wijzen dat lang niet iedereen dezelfde kennis over de lokale politiek heeft. Bovendien is hij het niet met de uitspraak van de heer Bolkestein eens; juist niet-stemmers zijn vaak ontevreden, en hebben doorgaans een zeer uitgesproken oordeel. Zij zijn gemiddeld genomen ontevredener en cynischer en hebben weinig vertrouwen in de politiek. Zij hebben andere, negatievere opvattingen dan het electoraat. Hoe minder kiezers er overblijven, hoe selecter die groep wordt. Dat is een probleem, want de legitimiteit van overheidsbeleid komt in gevaar. Onderzoekers signaleren in heel Nederland dezelfde electorale trend: bij de laatst gehouden verkiezingen bijvoorbeeld, hebben CDA en PvdA overal zetels verloren, terwijl die partijen het heus niet in alle Nederlandse gemeenten slecht hebben gedaan. Conclusie: lokale kiezers doen geen uitspraak over de lokale politiek, maar over de landelijke politiek. Het beeld in de media bevestigt dat: voorafgaand aan de lokale verkiezingen waren er verkiezingsdebatten met landelijke lijsttrekkers te zien die slechts bij uitzondering iets zeiden over de lokale situatie. Kort gezegd: die debatten gingen over Uruzgan en niet over Woensel-West, terwijl het daarover op lokaal niveau wél zou moeten gaan. Onderzoekers hebben gezocht naar de lokale factor. Hoe kunnen lokale politici landelijke trends ombuigen? Een van de bevindingen is dat mensen nauwelijks weten wat er lokaal speelt, en dat niet bekend is hoe je lokale issues kunt verbinden aan de stellingname van landelijke partijen. Er speelt onvrede, onwetendheid en onverschilligheid. Onderzoek heeft voorts uitgewezen dat lokale thema’s er nauwelijks toe doen. Zo is het bij de lokale kiezers bijvoorbeeld niet bekend of een lokale partij vóór of tegen heien bij het stadion is, en of het typisch iets voor die partij is om daarvoor of daartegen te zijn. Het landelijk profiel van een partij staat het maken van eigen, lokale afwegingen in de weg. Personen maken het verschil – mensen stemmen graag op een persoon. Hiermee hangt het succes van lokale partijen enigszins samen. Zij kunnen zich duidelijker profileren op lokale thema’s en weten de ontevredenen vaak beter te vinden. Oplossingsrichtingen Kiezers beschikken over onvoldoende informatie. Het media-aanbod is klein, vaak is er alleen de lokale krant en daarin wordt relatief weinig aandacht aan lokale politiek besteed. Mensen die zich er tóch in proberen te verdiepen, zijn vaak snel het spoor bijster. Het ontbreekt hun aan politieke oriëntatiepunten,
4
A
want lokale politiek is maar in beperkte mate partijpolitiek. Zo raakt het electoraat vervreemd. Dit leidt tot reacties als: “ik ga niet stemmen,” of “lokale politiek gaat niet over zaken die ik belangrijk vind, en dús geef ik mijn stem aan een protestpartij.” Mensen die wél gaan stemmen, laten zich leiden door landelijke politici, óf ze kiezen iemand die ze kennen, zonder te weten welke partij hij of zij eigenlijk vertegenwoordigt. Samenlevingsopbouw speelt een belangrijke rol. De aanwezigheid van geografische gemeenschappen (sterke dorps- of wijkcultuur) geeft politici de kans om zich zichtbaar te maken en maatschappelijk te wortelen. In samenlevingen met een hoge organisatiegraad kunnen politici heel gemakkelijk hun maatschappelijke wortels vinden. Met het wegvallen van bijvoorbeeld de kerk, is dat een heel stuk ingewikkelder geworden. Maatschappelijke worteling gebeurt kennelijk niet via de lijnen van de politieke partijen (afdelingsvergaderingen). De aanwezigheid van een maatschappelijke infrastructuur verklaart voor een groot deel de opkomstcijfers. Helaas, gemeenteraadsverkiezingen hebben niet veel betekenis voor lokale democratie. Niet de lokale politicus wordt afgerekend op zijn of haar beleid, maar de landelijke politicus. Lokale politiek is onduidelijk en onvoldoende in de samenleving geworteld. Adviezen b Versterk de wortels van de lokale politiek. Dat kan door meer te focussen op lokale thema’s op bepaalde groepen, op wijken en zo meer. Zorg voor meer zichtbaarheid. b Herwaardering van de vertegenwoordigende rol van lokale politici. Sinds de invoering van het dualisme ligt de nadruk op controle en kaderstelling. Aan het aspect vertegenwoordiging wordt gemakkelijk voorbijgegaan. Het is verstandig daarin te investeren. b Zorg voor een netwerk! Raadsleden waren vroeger ook bestuurslid, soms van wel twintig besturen. Bij verkiezingen blijkt keer op keer dat het verschil maakt of mensen je kennen, en of zij vinden dat je te vertrouwen bent. b Benadruk het lokale karakter van lokale verkiezingen.
1.1 Mededelingen van de voorzitter. Geen. 1.2 Mededelingen van het college. Van het college is er een mededeling over de voortgang van het pilotproject coffeeshops, zie ook de stukken. Het ministerie van BZK heeft besloten, niets aan repressie te doen. De strafrechtelijke kant maakt dus geen deel uit van het pilotproject. Het plan is nu enigszins aangepast, en het Openbaar Ministerie en de politie kunnen daarmee akkoord gaan. De
5
A
regiogemeenten hebben wisselend gereageerd, onder andere omdat het ministerie graag een experiment zou zien met een verkooppunt in een van die gemeenten. De heer Van Gijzel benadrukt nog eens dat hij het pilotproject alleen wil laten doorgaan als de gemeenteraad ermee instemt. Hij werkt nog aan het plan. Hierna verlaat de heer Van Gijzel de vergadering.
1.3 Vaststelling volgorde van de agenda Er staat slechts één onderwerp op de agenda, die wordt vastgesteld zoals opgegeven 2
Te behandelen in de raadsvergadering van 16 november 2010. 2.1 Bespreking nadere informatie naar aanleiding van de behandeling van het rapport van de rekenkamercommissie "Grip op het apparaat" raadsnummer 10.R3992.001. Zie het memo van wethouder Depla, bij vergaderstukken. Het CDA is enigszins teleurgesteld, want de fractie mist cultuur en leiderschap in de opsomming. Het OuderenAppèl heeft er, na lezing van het rapport, alle vertrouwen in dat de wethouder op de goede weg is. Naar de kosten voor inhuur van derden moet de wethouder nog eens kijken; daar worden te hoge bedragen aan uitgegeven. Er is bij de begrotingsbehandeling een motie van het OuderenAppèl te verwachten. De SP is tevreden met het memo van de wethouder. De voornemens sluiten aan bij de aanbevelingen van de rekenkamercommissie. Aan beslispunt 3 in het ontwerp raadsbesluit (verbeterplan) zou de fractie graag een concrete datum verbonden zien, liefst vóór 31 december a.s. D66 onderschrijft de discussie die in de vorige commissievergadering werd gevoerd – daarin werd een en ander voldoende duidelijk. Zie ad B. van het memo: kunnen daar benchmarks aan worden toegevoegd? De VVD kan zich vinden in de intenties, beschreven in het memo. De noodzaak voor een cultuurverandering wordt benadrukt, maar hoe wil de wethouder dat gaan aanpakken? In de nota Bedrijfsvoering kan het belang en de regels van begrotingssystematiek wat meer worden benadrukt. In ad. B. van het memo gaat het over een aanpak per sector, maar de VVD is ook benieuwd of de wethouder nog met een totaalplan komt. Zie ad. C, waarin een stop op inhuur derden wordt aangekondigd bij sectoren die het budget hebben overschreden. Daar kunnen naar de mening van de
6
A
VVD echter redenen voor zijn; die ziet de fractie graag nader onderzocht. Ook de PvdA is tevreden met het memo van de wethouder. Wordt de raad geïnformeerd over uitzonderingen op de vacaturestop? Wanneer krijgt de raad de tweede tussenrapportage? Waarom kunnen maatregelen in het kader van de centrale sturing en regie pas echt effectief zijn vanaf 2012? GroenLinks heeft wat vragen over de vacaturestop, omdat er na 1 juli jl. nog 40 nieuwe medewerkers zijn aangenomen. De fractie heeft een amendement in voorbereiding dat vaststelling van het gehele voorstel van de rekenkamercommissie beoogt. De fractie van Trots op Nederland mist in het memo informatie over projecten waaraan de budgetten voor inhuur derden worden uitgegeven. Overigens akkoord. Reactie van het college Cultuurverandering wordt niet alleen met regels bewerkstelligd, zegt de wethouder, maar vooral door actie te ondernemen. Dat gebeurt nu, en dat heeft effect. Zo worden bijvoorbeeld de begrotingsregels strakker gehanteerd in de organisatie. Dat gebeurt ook met inhuur van derden. Sommige sectoren kampen met overschrijding van personeelskosten; daar zijn vanaf 1 maart jl. maatregelen voor genomen, onder andere door te kijken naar de duur van contracten en de hoogte van vergoedingen. Het maximum is nu € 145 per uur en dat wordt aangehouden. Het bedrag is afgeleid van de balkenendenorm. Het college werkt sectorgericht; sectoren die de zaken niet goed op orde hebben, mogen zich niet verschuilen achter het gemiddelde. Sectorhoofden worden aangesproken op hun verantwoordelijkheid. De wethouder voelt er niets voor om beleid met betrekking tot cultuur en leiderschap te ontwikkelen. De heer Van Zijl wijst erop dat de nota Bedrijfsvoering een kaderstellend stuk document is dat door de gemeenteraad wordt vastgesteld. De VNG schrijft dat zo voor. Volgens de heer Weijs leveren de beschikbare instrumenten onvoldoende op – het rapport van de rekenkamer gaat daar onvoldoende op in. Een twintigjarige cultuur van loyaliteitsproblemen is niet op te vangen met kaderstelling. De heer Depla merkt op dat zijn memo hierover wel wat aanwijzingen bevat, zie blz. 4 ad. E: aanpassing van de besturingsfilosofie. In de tussenrapportages wordt aandacht besteed aan de manier waarop dat wordt aangepakt. De wethouder streeft naar aflevering van een verbeterplan vóór het einde van het kalenderjaar. Wat betreft de vraag over benchmarks van D66: het is interessant om te vernemen hoe het in andere organisaties gaat. Suggesties voor nader te bestuderen benchmarks ontvangt de wethouder graag. In de volgende commissievergadering zullen de nieuwe begrotingsregels worden besproken. Het vormen van ‘potjes’ krijgt daarin
7
A
nadrukkelijk de aandacht. Het college wil niet gedurende het jaar steeds met begrotingswijzigingen komen, maar wil bij de begrotingsbehandeling kijken naar bestemmingsreserves voor het jaar. Er kunnen op vaste momenten wijzigingen worden doorgevoerd, bijvoorbeeld na de eerste en tweede tussenrapportage. Er worden per sector strategische personeelsplannen gemaakt, als basis voor het strategisch personeelsbeleid en ten behoeve van vermindering van apparaatskosten. De wethouder verwacht dat de raad de plannen niet per sector besproken wil zien, maar wél de visie van het college over de bezetting in de gehele organisatie. In het kader van een cultuurverandering ziet de wethouder streng toe op de inhuurstop, maar stelt daarbij wel prioriteiten, bijvoorbeeld bij schuldhulpverlening. Als sectorhoofden signaleren dat stopzetten van inhuur leidt tot ongewenste zaken, moeten zij dat de directieraad en het college melden. Er is een vacaturestop. Tweemaal per jaar bepaalt de directieraad voor welke vacatures de gemeente extern gaat werven. Het college wordt daarover geïnformeerd. De raad kan het college aanspreken op de begroting en op realisatie van het beleid. De tweede tussenrapportage wordt op 9 november a.s. voor de derde keer in de collegevergadering besproken. Daarna wordt deze direct aan de raad gestuurd. Er zal uit blijken dat sommige begrotingsoverschrijdingen structureel zijn; dat wordt opgevangen in de begroting voor 2011. Sommige maatregelen zijn pas vanaf 2012 effectief, omdat de begroting 2011 al bijna klaar is. Nog niet alle te verbeteren onderdelen zijn daarin begrepen. Pas vanaf 2012 kunnen alle gewenste maatregelen echt in de praktijk worden gebracht. Het kost veel tijd om alle kosten aan inhuur derden per project in kaart te brengen en de wethouder pleit er dan ook voor dat de raad daar niet om vraagt, óf hem met heldere argumenten overtuigt waarom dat gedetailleerde inzicht gewenst is. De vacaturestop is begin juli jl. ingegaan. Alle wervingsactiviteiten die vóór die datum in gang waren gezet, zijn afgerond. Dit betreft vacatures waarvoor al advertenties in de kranten stonden. Zoals gezegd wordt er tweemaal per jaar gekeken voor welke vacatures er extern geworven gaat worden en daarnaast is er een talentenregeling in voorbereiding. Dit betreft het tussentijds aantrekken van uitzonderlijk talentvolle medewerkers. Toezegging wethouder Depla: b het verbeterplan komt vóór 31 december 2010 naar de raad (beslispunt 4); De commissie heeft als volgt geadviseerd;
8
A
PvdA: VVD: D66: CDA:
akkoord; akkoord; akkoord; stemvoorbehoud,
GroenLinks:
akkoord,
SP:
akkoord
OuderenAppèl: Lijst Pim Fortuyn: 'leefbaar eindhoven': Trots Op Nederland:
akkoord; akkoord; akkoord; akkoord.
overwegen motie over cultuur en leiderschap; maar komt met een amendement om de aanbevelingen op pag. 11 van het onderzoek in het besluit op te nemen; is tevreden met de toezegging van de wethouder dat het verbeterplan voor het einde van het jaar naar de raad komt;
Conclusie. De voorzitter stelt voor om het onderwerp te agenderen in de raadsvergadering in de rubriek ‘niet ter discussie,’ met inachtneming van het feit dat er een enkele motie of amendement te verwachten is. Hiermee gaan allen akkoord.
3
Overige agendapunten. Geen.
4
Rondvraag en sluiting. Er zijn geen vragen ingediend. De voorzitter bedankt de aanwezigen voor hun inbreng en sluit de vergadering. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de commissie Financiën en Bestuur van 7 december 2010.
M. Honing commissiesecretaris
mho/EC08003954
9