A
gemeente Eindhoven
Inboeknummer Bladnummer 1 Aanwezig 37 leden 26 oktober 2012
Verslag voor de raad van de gemeente Eindhoven Betreft openbare vergadering van 19 september 2012, locatie Raadzaal, Stadhuisplein 1, aanvang 20:30 uur, einde 22:15 uur. Uitnodiging aan
R. van Gijzel drs. W.G.F. Aarts mw. A.M.J. van den Berkvan Bragt dr. B. Bonsen M. Bouassria H. Bouteibi F. van den Broek F.J.A.G. Depla M. van Dorst J.A.A.M. van Erp mw. J.W.H.M. HeesterbeekSenders Mw. H.J.M.C. van Herk-de Zeeuw E. Isik mw. H.M.E. Jacobs-van Nisselrooij J.J.M. de Jong mw. B.G.M.W. van Kaathoven mr. P.P.H.A. Leenders ing. J.R. Legrom mw L.H. Lioe-Anjie E.R. Maas A. Meulensteen ing. P.A. Mulder ing. T.J.H. van den Nieuwenhuijzen
Aanw.
Uitnodiging aan
voorzitter D66 TROTS
X X
drs. J. Verheugt F.A.M. Noldus M.F. Oosterveer
griffier OAE VVD
X X X
D66 GL PvdA VVD PvdA D66 SP SP
X
VVD D66 PvdA LPF OAE GL LE D66
X X X X X X X X
CDA
X
drs. M.G. Punte mw. drs. E. Quanten A.W.C.M. Raaijmakers R.G.J. Reker A.J.A. Rennenberg mw. drs. R.J.A. Richters K.M. Rijnders mw. M.J.S. de RooijDriessen ir. J. Rozendaal
VVD
X
PvdA VVD
X X
mw. A.J.M. Schoots mw. P. Sodenkamp
PvdA FPS
X
VVD SP CDA VVD PvdA SP PvdA OAE GL
X
N.H. Stoevelaar C.M. Stroek ir. E. Thewissen Y. Torunoglu MA mw drs. W.C.F.M. Verhees R. Verkroost mw. drs. K. Wagt C.H.B. Weijs A.J.O. Wijbenga
CDA LPF VVD PvdA PvdA D66 CDA CDA CDA
J.F.A. van Zijl
GL
X X X X X X
X X X X X
Aanw.
X X X X X X X X
A Wethouders: ir. G.C.S.M. Depla
X
mw. drs. M.C.T. Fiers ir. J.B. Helms
X X
mw. drs. P. Pistor
gem.secr.
mw drs. M.C.T.M. List-de Roos mw. drs. H.T.M. Scholten mw. drs. M.-A. Schreurs
X
Afwezig met kennisgeving: mw. A.M.J. van den Berk-van Bragt, dhr. M. Bouassria, mw. B.G.M.W. van Kaathoven, dhr. ing. J.R. Legrom, ing. P.A. Mulder, mw. A.J.M. Schoots, dhr. N.H. Stoevelaar en dhr. ir. E. Thewissen.
2
X X X
A Verslag van het gesprokene 1.
Opening en mededelingen.
1.1.
In memoriam de heer prof. dr. W. Dekker, ereburger van Eindhoven.
Voorzitter: Ik zou u willen verzoeken allemaal even te gaan staan. Op zaterdag 25 augustus overleed de heer Wisse Dekker in de leeftijd van 88 jaar. In 1948 trad de heer Dekker bij Philips in dienst om daar in 1986 als president-directeur afscheid te nemen. Tijdens die langdurige en uiterst succesvolle loopbaan, was hij voor het bedrijf Philips van onschatbare betekenis. Hij wist het bedrijf om te vormen en te moderniseren, passend bij de eisen van de tijd, tot een meer open en meer marktgerichte onderneming. De heer Dekker stond bekend als een scherp analyticus en als een inspirerend en gezaghebbend man. Dat was overigens niet alleen in het binnenland het geval, maar ook in het buitenland. Tijdens zijn verblijf in Japan als directeur van Philips, nadat hij in Indonesië onder de Japanse bezetter lang te lijden heeft gehad, bracht hij in een heel verzoenende toon internationale diplomatie tot stand. Het is niet voor niets, want Wisse Dekker was een Europees en misschien wel een mondiaal denker. Hij was ervan overtuigd (en dat is bijzonder vanuit zijn positie) dat het internationale bedrijfsleven in Europa moest kunnen rekenen op een sterke tegenspeler in de vorm van een politiek-bestuurlijk sterk Europa, omdat de regels vanuit de politiek en het bestuur gesteld worden. Hij heeft zich dan ook ontzettend ingezet voor de Europese gedachte. Als president van Philips leverde hij ook aan de industriële innovatie van Eindhoven een belangrijke bijdrage. Wisse Dekker ontving in 1986 bij zijn afscheid als president-directeur van Philips uit handen van onze toenmalige burgemeester Borrie, het ereteken van de stad Eindhoven, door u toegekend. Het is het hoogste onderscheidingsteken dat onze gemeente kent. Daarmee werd hij dus ereburger van onze stad. De heer Dekker heeft niet alleen op bedrijfseconomisch gebied veel voor de stad betekend, maar ook cultureel en sociaal-maatschappelijk was hij in diverse bestuursfuncties en erefuncties actief. Dat deed hij in de muziekwereld en nog recentelijk hebben we samen de regiodagen van het Gilde bijgewoond. Als een zeer betrokken Eindhovenaar keek hij dan ook zeer belangstellend naar de ontwikkelingen en de gebeurtenissen van de stad. De laatste tijd schreef hij daar wat minder stukken over, maar daarvoor werden gemeenteraadsleden redelijk vaak verblijd met een stuk van de heer Dekker in het Eindhovens Dagblad. Hij leverde daar dus ook op maatschappelijke ontwikkelingen zijn commentaar. Wij zullen Wisse Dekker blijven herinneren als een groots man, als een bijzondere Eindhovenaar. Geboren in Eindhoven, opgegroeid in Eindhoven en ook altijd in zijn rol als directeur bij Philips een warm hart voor onze stad dragend. Graag verzoek ik
3
A
om enige momenten stil te staan bij het overlijden van Wisse Dekker en tevens het belang van uw werk als raad, in het bijzonder van deze vergadering, te overdenken. [Stilte]
Ik dank u wel. Ik open formeel nu de vergadering. Ik heet de mensen op de publieke tribune van harte welkom en natuurlijk thuis. Daar is het kaartje belangrijk voor. Vergeet dadelijk niet uw kaartje mee te nemen, zodat het straks ook via internet met de vaste camera’s kan worden gevolgd. Berichten van verhindering zijn binnengekomen van mevrouw Van Kaathoven, de heer Legrom in verband met verblijf in het buitenland voor het werk, mevrouw Van den Berk in verband met ziekte, de heer Mulder en de heer Stoevelaar. Mijnheer Rozendaal? De heer Rozendaal: Voorzitter, de heer Teeuwissen is ook voor werk in het buitenland. Voorzitter: Mevrouw Verhees? Mevrouw Verhees: Mevrouw Schoots is ziek. Mevrouw Richters: Mijnheer Bouassria ook. Voorzitter: Waarvan akte. Dan zijn een aantal van u de afgelopen dagen naar Bayeux geweest. Dat zijn mevrouw Wagt en de heer Bonsen. Daarvoor dank. Ik denk dat het een bijzondere ervaring geweest is. Samen met wethouder Helms heeft u de stad vertegenwoordigd op een jaarlijks terugkerend en voor onze stad belangrijk evenement rondom de bevrijding, wat wij ook hier, op het Stadhuisplein, gisteravond met elkaar hebben gevierd. Velen van u waren daar aanwezig. Sommigen van u zijn vandaag ook bij de zeer indrukwekkende lezing van Hans Noach voor de Freedom Lecture op de Technische Universiteit geweest.
2.
Vaststellen van de volgorde van de agenda.
Voorzitter: U heeft ontvangen een aanvullingsagenda met betrekking tot het nemen van een voorbereidingsbesluit onder agendapunt 6.6, hetgeen betekent dat het voorbereidingsbesluit hier vanavond in behandeling komt onder agendapunt 6. Kunt
4
A
u daarmee instemmen? Dat is het geval. Dan wordt de agenda conform het besluit aangepast.
3.
Benoemingen en ontheffingen van het lidmaatschap van leden in raadscommissies en voorzitters van raadscommissies.
3.1.
Raadsvoorstel Ontheffen en benoemen van leden van de fractie 'leefbaar eindhoven' in raadscommissies.
Voorzitter: Zoals bekend, heeft u een voorstel gekregen om een kleine wisseling toe te passen in de fractie van ‘leefbaar eindhoven’ en de vertegenwoordiging in een aantal raadscommissie te verwisselen. Is er iemand die daar vragen over heeft? Dat is niet het geval. Kunt u daarmee instemmen? Dat is wel het geval. Dan wordt conform het voorstel de wijziging doorgevoerd.
4.
Vaststellen van de notulen van de openbare vergadering d.d. 21 augustus 2012.
Voorzitter: Bij de griffier zijn geen wijzigingsvoorstellen dan wel mutaties voorgesteld. Kunt u instemmen met de notulen? Dan zijn de notulen van de raadsvergadering van 21 augustus conform het voorstel vastgesteld, onder dankzegging aan de notulist.
5.
Vragenhalfuur ex artikel 44 van het Reglement van orde van de raad.
Voorzitter: Er zijn geen meldingen binnengekomen.
6. Onderwerpen waarover geen amendementen en/of moties zijn aangekondigd. Voorzitter: Ik wil u erop wijzen dat agendapunt 6 nu bestaat uit zes onderdelen. Ik wilde u gaan voorstellen - en u moet opletten en zeggen of u daarmee kunt instemmen - om agendapunt 6.1 tot en met agendapunt 6.6 in één keer in stemming te brengen. [Reactie uit raadszaal] Oké. Dan stel ik voor om agendapunt 6.1 tot en met 6.5 in één keer in stemming te brengen en 6.6. separaat te behandelen. Ik vraag daar uw nadrukkelijke toestemming voor, waarbij ik u erop wil wijzen dat er bij het agendapunt met betrekking tot het bestemmingsplan ‘binnen en buiten de Ring’ het kopje staat: bestemmingsplan binnen de ring. Dat had moeten zijn: buiten de Ring. De heer Rijnders heeft dat opgemerkt. Zo zie je maar weer: het is altijd handig om te weten of een taxichauffeur je binnen of buiten de Ring brengt en dat hij weet hoe
5
A
Eindhoven in elkaar zit… [Gelach] Daarvoor heel veel dank. Wat wij hier met elkaar vaststellen gaat om buiten de Ring. Alle stukken zijn conform gewijzigd, dan weet u dat.
6.1. 6.2. 6.3. 6.4 6.5
Raadsvoorstel Jaarrekening GRWRE Ergon 2011. Raadsvoorstel Vaststelling bestemmingsplan VII Tongelre buiten de Ring 2005 (Tongelresestraat 404). Raadsvoorstel tot gewijzigde vaststelling bestemmingsplan VI Stratum binnen de Ring 2007 (AH Leenderweg). Raadsvoorstel tot vaststelling van het bestemmingsplan 'IX Eindhoven binnen de Ring (Tongelresestraat 32)'. Raadsvoorstel inzake controleplan accountant 2012.
Voorzitter: Ik ga nu over tot stemming 6.1 tot en met 6.5. Is er iemand die daar een stemverklaring over wil afleggen? Is er iemand die er stemming over wenst? Dan zijn alle besluiten betreffende agendapunten 6.1 tot en met 6.5 aangenomen. 6.6.
Raadsvoorstel tot het nemen van een voorbereidingsbesluit voor het pand Sint Petrus Canisiuslaan 49.
Voorzitter: Omdat dit punt pas is toegevoegd aan de agenda, zijn er nog geen woordmeldingen voor getroffen. De raadscommissie Ruimte en Vastgoed heeft in beslotenheid gesproken over dit voorstel. Daar is afgesproken dat geheimhouding tot aan deze vergadering zou plaatsvinden. Er zijn alleen woordmeldingen binnengekomen van de heer Van Dorst en de heer Van Zijl. [In reactie op de wethouder:] U wilde eerst nog een korte toelichting geven? Misschien is dat wel verstandig in dit kader. Allereerst het woord aan de wethouder voor een korte toelichting, omdat het voorstel pas net voorligt. Mevrouw Fiers: Het is inderdaad besproken in de commissie Ruimte en Vastgoed. Er spelen volgens mij twee dingen die belangrijk zijn om in de toelichting te melden. Allereerst: wij hebben met elkaar naar aanleiding van eerdere voorbereidingsbesluiten een procedure afgesproken over hoe wij daarmee omgaan. In het verleden werden wij er vaak ineens in de raadsvergadering mee geconfronteerd. U heeft toen gezegd: als het moet, willen we het graag vooraf in vertrouwelijkheid bespreken; dan kunnen wij ons erop voorbereiden. Dat is dus de procedure die we hebben afgesproken en die hebben wij bij dit voorbereidingsbesluit gevolgd. Wat nu feitelijk de situatie is, is dat wij middels een voorbereidingbesluit op een bepaalde locatie de komst van een supermarkt planologisch willen uitsluiten en die
6
A
detailhandelstructuur op een andere plek, conform eerdere besluitvorming in deze raad, wel planologisch mogelijk willen maken. Dat is feitelijk wat wij doen met het voorbereidingsbesluit. Er kunnen een hoop andere dingen in het kader van de detailhandel wel, alleen geen supermarkt. Dat is de kern van het besluit dat hier nu voorligt. Voorzitter: De heer Van Dorst. De heer Van Zijl: Voorzitter, één moment alstublieft? Wij hebben een stuk uitgereikt gekregen. Dat is weliswaar voor besproken in de commissie, maar ik kan me voorstellen dat de overige raadsleden geen of nauwelijks kans hebben gekregen om hier kennis van te nemen. Is het misschien verstandig om twee minuten leespauze in te lassen? Voorzitter: Als de raad dat wil, lijkt mij dat er geen enkel beletsel is. Ik kijk even rond. Zullen we de vergadering vijf minuten schorsen? Dan heeft iedereen rustig de tijd om het voorstel onder 6.6. tot zich te nemen. [Leespauze] Voorzitter: Dan is nu het woord aan de heer Van Dorst.
De heer Van Dorst: Dank u wel. Drie maal is scheepsrecht. Dat waren twee zinvolle onderbrekingen, denk ik: eerst de toelichting van wethouder Fiers en daarna de interruptie door de heer Van Zijl. Op de eerste plaats bij dit voorbereidend besluit: complimenten. Omdat wij ons in de raad in het verleden vaak met plotse voorbereidingsbesluiten met de rug tegen de muur voelden staan. Daar zit nu gewoon een mooie periode van een week tussen, waarin we de besluitvorming wat kunnen laten bezinken. We hebben ook in de fractie voor ons gevoel voldoende tijd gehad om een afweging te kunnen maken. Het is dus een goede keuze om het zo te doen, procesmatig in ieder geval. Dan de inhoud van het besluit. Daar is de D66-fractie minder over te spreken. Het hoofdargument van het college om geen supermarkt toe te staan in het pand van de Sint Petrus Canisiuslaan 49, de voormalige muziekwinkel, is de relatie met de winkelstrip Boulevard Zuid. Conform de schriftelijke toelichting die we deze week, eveneens in vertrouwen, hebben gekregen van wethouder Fiers, is het toegestaan om in bestemmingsplannen beperkingen aan te brengen in branches van detailhandel. Dat moet dan wel een ruimtelijk planologisch motief hebben en geen concurrentieregulerende motieven. Wij hebben toch sterk het gevoel dat dit tweede ook een rol speelt.
7
A Wij zien graag dat de winkelstrip Boulevard Zuid een succes wordt, laat dat duidelijk zijn, maar waarom moet dat succes ten koste gaan van andere ondernemers die nu concrete plannen hebben? Het is voor ons geen goede keuze om voorrang te geven aan een supermarkt voor Boulevard Zuid en die voorrang te koppelen aan een verbod op een extra supermarkt in de Canisiuslaan. Hoe zeker is het bijvoorbeeld dat de supermarkt zich gaat vestigen in Boulevard Zuid? De supermarkt die het college nu wil weigeren op de Canisiuslaan gaat zich naar onze mening echt niet vestigen op de Boulevard Zuid. Dat zijn twee verschillende typen panden. Ook de parkeervoorzieningen zijn anders op de Heezerweg ten opzichte van de Canisiuslaan. Het deel Stratum buiten de Tivolilaan (buiten de ring, zal ik maar zeggen) wordt slechts beperkt bediend door een aantal supermarkten. Bewoners buiten de Tivolilaan zijn op dit moment aangewezen op een Albert Heijn in de Roostenlaan, of een Albert Heijn op de Canisiuslaan. Voorzitter: Mevrouw Wagt. Mevrouw Wagt: Ik wil mijnheer Van Dorst vragen of hij zich kan herinneren dat wij als raad vastgesteld hebben dat er in de stad te veel winkelstrips zijn om allemaal levensvatbaar te zijn en dat wij als raad ook een aantal winkellocaties aangewezen hebben als ‘verder te stimuleren en te ontwikkelen winkelstrip’? Boulevard Zuid is daar één van. De komst van de supermarkten is een essentieel onderdeel van het slagen van dat plan. Voorzitter: De heer Van Dorst. De heer Van Dorst: Mevrouw Wagt, ik hoop dat u zich ook kunt herinneren hoe wij ons destijds ten opzichte van Boulevard Zuid hebben opgesteld. Ik hoop dat Boulevard Zuid een succes wordt. Alleen: ik wil dan wel even weten of er concrete aanbieders van supermarkten zijn die daarin komen. Ik heb een andere supermarkt die zich aanbiedt in de Canisiuslaan. Die mag zich van mij daar best vestigen. Er zit een bestemming op detailhandel, dus ik zie geen enkele reden waarom hij zich daar niet zou mogen vestigen. Mevrouw Wagt: We hebben allemaal de nieuwe plannen gekregen voor de Boulevard Zuid. Daar staat in dat daar gewoon een supermarkt naartoe kan gaan. Het lijkt mij zo dat de supermarkt die niet op de Bonifatiuslaan kan zijn, gewoon meteen naar de Heezerweg kan gaan. De heer Van Dorst: Het zit hem precies in de formulering dat hij ernaar toe zou kunnen gaan. De gemeente heeft nu een concreet aanbod liggen van een supermarkt, die zich (als het kan) morgen wil vestigen in de Canisiuslaan. Er zijn geen
8
A
supermarktondernemers die, naar mijn mening, die concrete plannen hebben in de Boulevard Zuid. Je kunt je daarin vestigen, maar de vraag is of je dat gaat doen. Voorzitter: Mevrouw Verhees.
Mevrouw Verhees: Mijnheer Van Dorst, ik hoor u aan de ene kant zeggen: wij hopen dat Boulevard Zuid een succes wordt. Wij zijn ons ervan bewust dat een supermarkt essentieel is voor de exploitatie daarvan. Vervolgens zegt u: maar een andere supermarkt mag zich ook om de hoek vestigen. Dat bijt elkaar toch? Ik begrijp die redenering van u gewoon niet. De heer Van Dorst: Het is niet direct om de hoek. Het is 1100 meter verderop (en dan gebruik ik Google maps met de instelling ‘lopen’ of ‘wandelen’). De praktische buren van de voormalige muziekwinkel is al een Albert Heijn dus ik zie niet in waarom die twee elkaar zouden bijten. Ik denk dat er gewoon ruimte is voor een supermarkt. Daarnaast – daar kom ik zo meteen ook nog op – is het een nader type supermarkt dat zich daar nu wil vestigen. Daar waar Albert Heijn een servicegerichte supermarkt is, zijn er in Nederland ook prijsvechters en daar is ook plaats voor, alleen blijkbaar niet in Stratum buiten de Ring. Dat vind ik jammer. Voorzitter: Mevrouw Wagt. Mevrouw Wagt: Ik weet niet of mijnheer Van Dorst regelmatig bij Boulevard Zuid is geweest en heeft kunnen zien hoeveel winkelpanden daar leeg staan en hoe belangrijk dit voor Stratum is dat daar wel een fatsoenlijk winkelaanbod is. Als je op dit moment in Stratum woont en je hebt een lamp nodig die iets ingewikkelder is dan bijvoorbeeld Albert Heijn verkoopt, is er geen enkele winkel waar je naartoe kunt gaan. Voordat Boulevard Zuid zich fatsoenlijk kan ontwikkelen, is de komst van grote supermarkten heel erg essentieel. Ziet u het belang dan niet in? De heer Van Dorst: Dank u wel, mevrouw Wagt. Ik hoop dat inwoners van Stratum buiten de Ring zo dicht mogelijk bij hun deur – als het kan in Boulevard Zuid – de lampjes kunnen kopen die zij nodig hebben, maar u geeft zelf al aan dat een aantal supermarkten niet alle lampjes op voorraad hebben. Mogelijk moet je dan naar speciaalzaken. Ik hoop dat die zich daarin gaan vestigen, als daar vraag naar is. De vraag is nu of je (ik zal de naam niet noemen) een prijsvechtende supermarkt wil verbieden om zich te vestigen in de Canisiuslaan. Daarmee los ik uw lampjesprobleem echt niet op, mevrouw Wagt. Voorzitter: Oké, u vervolgt uw betoog. De heer Van Dorst: Dan ben ik al een heel eind, voorzitter. D66 vindt het belerend om aan te geven dat een supermarkt zich wel op de ene maar niet op de andere plaats
9
A
mag vestigen. [Geluid valt weg]… nou juist het concurrentiemotief in. Voorrang geven aan de ondernemer die zich op de Heezerweg wil vestigen ten koste van de ondernemer die zich op de Canisiuslaan wil vestigen, een andere plaats, waar nu overigens gewoon de bestemming detailhandel op rust. Laat het binnen de gegeven bestemming aan de supermarktondernemer over waar hij zich wil vestigen. Misschien is het niet de vraag: of Heezerweg of Canisiuslaan. Misschien is er ruimte voor beide, maar dan wel op voorwaarde dat je iets toevoegt aan het bestaande aanbod. Naar ik begrepen heb voegt de huidige supermarktondernemer die zich wil vestigen in de Canisiuslaan iets toe aan dat aanbod. Het wijkt namelijk af van de bestaande supermarkten in Stratum buiten de Ring. [Geluid valt weg] … specialismen op Boulevard Zuid de kans krijgen die ze daar verdienen. Dank u wel. Voorzitter: Mevrouw Verhees. Mevrouw Verhees: U stelt dat er ruimte is voor die twee. Waarop baseert u dat? De heer Van Dorst: Ik zie in de detailhandelnota en ook in het voorstel waar nu cursief aangehaald wordt dat er ruimte is voor extra winkels in Stratum buiten de Ring. Ik moet dat even uit mijn hoofd citeren: dat Stratum buiten de Ring gemiddeld weinig winkelaanbod heeft ten opzichte van andere wijken in Eindhoven. Dat Stratum buiten de Ring dus snel buiten zijn eigen winkelgebied boodschappen en inkopen moet gaan doen. Ik zie graag dat daar verandering in komt. Die verandering komt er als je meer winkels in Stratum buiten de Ring krijgt. Voorzitter: Mevrouw Wagt heeft echt een vraag hè? Mevrouw Wagt: Ik heb een vraag. Waarop baseert de heer Van Dorst dat er op de Boulevard Zuid nog geen aanbod was van twee grootwinkelbedrijven? Dat is er gewoon wel. De heer Van Dorst: Ik heet ze echt van harte welkom, want dat maakt het succes op Boulevard Zuid groot. Maar laat het ook gewoon gebeuren op de Canisiuslaan. Ik ben ervan overtuigd dat als je daar een stukje concurrentie … Voorzitter: Ik geloof dat we nu in herhaling vervallen. De heer Reker. De heer Reker: Voorzitter, ik had een vraag aan de heer Van Dorst. De zaak Boulevard Zuid loopt al vanaf de vorige raadsperiode. Toen is uitdrukkelijk gesteld dat in het winkelcentrum een supermarkt moet komen als trekpleister. Als die supermarkten niet komen, omdat er geen supermarkten zijn die zich daar willen vestigen omdat er in de Canisiuslaan een andere supermarkt is, dan gaat dat hele planologische plan niet door. Dus wat u net zei (het is of concurrentie - dat mag niet – en planologisch is het niet…) Het is wel degelijk planologisch! Wij mogen dus… [Geluid valt weg] daar
10
A
mag geen supermarkt en op Boulevard Zuid wel, omdat het hele plan daarvan afhangt. De heer Van Dorst: U krijgt van mij min of meer hetzelfde antwoord als mevrouw Wagt. Ik heet alle supermarktondernemers en andere winkelbedrijven van harte welkom op Boulevard Zuid, alleen het is niet het type ondernemers dat zich nu gemeld heeft voor de Canisiuslaan. Het is een ander type ondernemer, waarvan ik het gevoel heb dat er behoefte aan is in Stratum buiten de Ring. Voorzitter: Oké. De heer Van Zijl.
De heer Van Zijl: Voorzitter, ik kan het verhaal van de heer Van Dorst voor een groot gedeelte volgen. Ik kan ook het voorbereidingsbesluit voor een heel groot gedeelte volgen, want natuurlijk wil je graag dat die ontwikkeling op Boulevard Zuid een succes wordt. Daar zijn een aantal voorwaarden voor, waaronder de komst van een paar trekkers voor het gebied. Ik wil hier op een andere manier insteken. Ik wil geen mening vormen over hoe de marktwerking in elkaar zit en wie naar welke winkel gaat in welk gebied en op welk moment en wat voor aanbieder dat dan zou moeten zijn. Maar als het nou zo is geweest dat een medewerker van de gemeente Eindhoven in een proactief moment door zijn dossiers is gelopen en heeft gezegd: ‘Hé, ik heb hier een ontwikkeling op de Canisiuslaan en die zou best wel eens strijdig kunnen zijn met datgene wat we graag zouden willen op de Heezerweg’. Dan zeg ik: ‘Top! Goed idee, daarvoor moeten we actie ondernemen’. Maar dat we hier nog een minuut voor de vergadering de stukken aangereikt krijgen (raadsbreed; in de commissie is dat wel eerder besproken) geeft in elk geval het idee dat we wel degelijk weten dat een bepaalde aanbieder graag een ontwikkeling zou willen in een bepaald gebied. Als we nu zeggen dat we dat op deze manier gaan blokkeren, dan ga ik geen akelige woorden gebruiken, maar dan denk ik dat de wethouder toch nog wel heeft uit te leggen waarom de gemeente op dit moment op die plek wil blokkeren dat er vrije marktwerking tot stand komt en waarom we dat niet meer de vrije hand kunnen laten en kunnen zien of het één niet naast het ander kan bestaan. Dank u wel. Voorzitter: De heer Rijnders had zich nog gemeld. De heer Rijnders: Voorzitter, dank. Ik heb de besloten vergadering niet kunnen bijwonen, maar mijn fractieleden hebben mij uitvoerig kunnen informeren. Wij stuiten op één punt. Er is al heel veel over gezegd. Ik kan me heel goed vinden in de woorden van de heer Van Dorst, maar ook zeker in de woorden van de heer Van Zijl. Wij zitten eigenlijk met dezelfde systematiek. Waarom op deze manier een voorbereidingsbesluit naar voren brengen waarop een ondernemer vijf voor twaalf geen kansen meer krijgt. Let wel: wij snappen de systematiek. Wij snappen dat de
11
A
Heezerweg gebouwd dient te worden en dat dit succesvol moet zijn, maar wij kunnen niet zeggen dat de afstand tussen de Heezerweg en de Sint Petrus Canisiuslaan dermate groot is dat daar geen plaats zou kunnen zijn voor een andersoortige supermarkt. De vijf-voor-twaalfwijze zoals het nu gaat, vinden wij kwalijk; zo ga je eigenlijk niet met de ondernemers om in de stad. Er zit een ondernemer achter het pand van de Sint Petrus Canisiuslaan en daar moet je ook aan denken. Voorzitter: Dank u wel. Zijn er nog anderen? Dat is niet het geval. De wethouder.
Mevrouw Fiers: Ik denk dat het goed is om op twee punten in te gaan. Zoals de heer Van Dorst al zei: we hebben nu even gekozen voor een wat andere procedure. Ik ben blij om te horen dat de geluiden daar in elk geval positief over zijn, dat wij met elkaar duidelijke afspraken hebben gemaakt over hoe wij met voorbereidingsbesluiten omgaan. Dan de inhoud; je kunt er inderdaad op twee manieren naar kijken. Het college heeft geredeneerd op basis van de Detailhandelsnota die in deze raad is vastgesteld en die aangeeft dat het een publiek belang is om sterke winkelstructuren in deze stad te hebben en dat je dus planologisch stuurt op sterke winkelstructuren. Mensen gaan nu eenmaal niet veel meer naar de winkel, dus je kunt met een ‘distributieplanologisch’ onderzoek (vergeef me moeilijke termen) uitrekenen hoeveel ruimte er dan ongeveer is voor winkelstructuren in de stad. Daaruit is geconstateerd dat er in Stratum inderdaad ruimte is voor versteviging van een winkelcentrum. Ik ga even wat verder terug in de tijd. Op basis daarvan is het initiatief (van onderop, herinner ik me van de vorige raadsperiode) op Boulevard Zuid genomen, door de ondernemers ter plekke. Wij willen heel erg graag dat dit de stevige winkelstructuur in Stratum wordt, want het gaat slecht met het winkelcentrum en dat moet geüpgrade worden. Het Woonbedrijf is er actief bij betrokken geweest om ook de omliggende woningen te realiseren. Ik zal u alle strubbelingen van Boulevard Zuid besparen, maar daar ging ook weer van alles mis met de crisis. Uiteindelijk is het daar nu gelukt om een aantal partijen te gaan creëren die dat plan verder gaan trekken. Dan zijn we er nog lang niet. Dat betekent wel dat het publieke belang is te sturen op ‘een stevige winkelstructuur’. Dat is belangrijk voor de inwoners van Stratum - en dat betekent ook dat je planologisch aangeeft: ‘op andere plekken niet’. Daar heb je planologisch instrumentarium voor. Dan zeg ik maar even: ‘het zal mij worst wezen welke supermarkt erin komt’. Daar gaan wij niet over. Dat bepalen namelijk de eigenaren van het pand. Wij maken die afspraken niet met de supermarkten. Je zegt alleen: ‘op die plek kan er een en op die plek niet’. Dat is wat we nu feitelijk doen: het mogelijk maken op de ene plek is al een
12
A
tijd in voorbereiding. U kent de hele geschiedenis. Nu leggen we dus een voorbereidingsbesluit op deze locatie. Waarom nu? Omdat er al heel lang een privaatrechtelijke zaak loopt rondom deze locatie. Die dient binnenkort. Zeg maar even dat dit privaatrechtelijk niet goed afloopt, dan heb je iets achter de hand: een bestemmingsplan, een voorbereidingsbesluit. Dat is dus de reden waarom het nu komt. Voor de rest zit daar helemaal niets achter met een andere aanbieder op een andere plek. Daar gaan wij niet over. Wij gaan wel over het publieke belang van een stevige winkelstructuur in Stratum. Dus vandaar dat ik hoop dat u kunt instemmen met het voorbereidingsbesluit. Voorzitter: De heer Rennenberg.
De heer Rennenberg: Geen kritiek op de woorden van de sprekers, maar als de wethouder zegt ‘publiek belang’ is het natuurlijk ook van publiek belang dat er een winkel komt die een goedkoop aanbod heeft. In Stratum zijn die er eigenlijk niet want daar speelt alleen Albert Heijn een grote rol. De supermarkt die nu op Boulevard Zuid zit, verdient volgens mij geen droog brood. Het is dus van belang dat er ook op locaties in Stratum winkels komen waar mensen met een laag inkomen ook goed terechtkunnen. Ik heb de indruk dat op die plek zo’n winkel gevestigd zal worden. [Geluid valt weg] Prijsvechters hebben we het over. Dat vind ik erg belangrijk voor de bewoners. Dat is dus ook een belang. Voorzitter: De wethouder. Mevrouw Fiers: Nou ja, zoals ik al zei: ik zou niet in de valkuil willen stappen: wij gaan als gemeente niet over welke supermarkt er gevestigd wordt en of dat een Lidl of een C1000 of een Albert Heijn is. Waar wij wel over gaan is: op welke plekken dit soort functies mogelijk worden gemaakt. Je ziet over het algemeen dat eigenaren dan ook kijken of er al een prijsvechter is. Sommige combinaties van supermarkten zie je meer of minder. Ik snap dus wat u zegt, mijnheer Rennenberg, maar dat is niet wat we hier regelen. Wij regelen met elkaar planologisch de mogelijkheid om een supermarkt op een bepaalde plek te vestigen. Welke supermarkt dat is, regelen we hier niet. Voorzitter: De heer Van Dorst. De heer Van Dorst: De wethouder geeft aan: wij bepalen niet welke supermarkt het wordt en of het prijsvechters zijn of niet. Is het dan toeval dat op het moment dat zich een prijsvechter meldt om zich op de Canisiuslaan te gaan vestigen dat u zegt: dat gaan we niet toestaan? Mevrouw Fiers: Maar dat is niet wat nu speelt. Ik doe het even uit mijn hoofd, maar het speelt al jaren. Volgens mij is dat pand van 2007 of 2008, dus het niet iets wat pas sinds gisteren speelt. Waarom het nu komt, is omdat het geschil over het
13
A
privaatrechtelijk vraagstuk binnenkort bij de rechter komt. Het is niet zo dat het nu ineens speelt en dat u daarom de relatie moet leggen met een aanbieding nu op een andere locatie. Voorzitter: De heer Van Zijl.
De heer Van Zijl: Ja, maar wethouder, als dit al jaren speelt, waarom moet een privaatrechtelijke uitspraak, die mogelijk gaat volgen, nu ineens een publiekrechtelijke regeling als vangnet krijgen? Als dit al jaren speelt – we zien ook de herontwikkeling van de Heezerweg al jaren op ons afkomen – waarom moet dit dan nu door uitoefening van bestuurlijke druk worden geregeld? (Ik kan het toch niet anders noemen.) Mevrouw Fiers: U kunt ook beslissen om het niet te doen. Ik leg een besluit voor. Je kunt zeggen: ‘dat doen we niet’ en dan bestaat er dus een mogelijkheid dat het privaatrechtelijk niet goed loopt en dat zich vervolgens op deze plek een supermarkt vestigt. Het is een weging van belangen, of je dat wel of niet op deze manier wilt regelen. U heeft planologisch de mogelijkheid om dit te doen, dus de keus is aan u. We hadden het inderdaad misschien een jaar geleden kunnen doen. De inhoud vind ik het meest relevant in de discussie. Wil je Boulevard Zuid planologisch mogelijk maken op de ene plek. Er is niet meer ‘koek te verdelen’ in supermarktland, dus dat betekent dat je op andere plekken waar het mogelijk is, zegt: hier niet. Dat is volgens mij de basis aan de discussie. Ik hoor dat verschillende partijen daar anders over denken. Dat is uw volste recht. Het voorstel ligt dus voor om er een voorbereidingsbesluit over te nemen op deze locatie. Voorzitter: Dank u wel. Ik vraag me af of het zinvol is om nog een tweede termijn te doen. We hebben heel uitvoering gewisseld. Ik denk niet dat er nog veel nieuwe argumenten boven tafel komen. Er liggen ook geen wijzigingsvoorstellen. Ik stel voor dat we overgaan tot stemming. De heer Rozendaal: Voorstel van orde. Voorzitter: Vertel eens. De heer Rozendaal: Wij willen graag even een minuut of vijf een schorsing hebben. Voorzitter: En mijnheer Van Zijl wil ook? De heer Rozendaal: Samen tien minuten.
14
A
Voorzitter: Nee, maar hoeveel tijd heeft u nodig? Vijf minuten. Dan schors ik de vergadering tot 21:25 uur. [Schorsing]
Voorzitter: Ik kijk even naar de heer Van Dorst die de schorsing had aangevraagd. De heer Van Dorst: Volgens mij was de schorsing vooral door de collega’s van de VVD en GroenLinks aangevraagd, maar ik durf wel te zeggen dat we er allemaal uit zijn (dan kijk ik ook even schuin achter me en schuin tegenover). Voorzitter: Ja, kan ik overgaan tot stemming dan? De heer Van Dorst: Is dat zo, collega’s? De heer Rozendaal: Wat mij betreft mag u overgaan tot stemming. Voorzitter: Dan beginnen we met de stemverklaringen. Is er behoefte aan een stemverklaring vooraf? De heer Rozendaal: Ja, dan wil ik wel graag mijn stem verklaren. Voorzitter: De heer Rijnders was u voor en de heer Van Zijl ook. De heer Rijnders. De heer Rijnders: In mijn betoog heb ik het al gezegd: ik heb principiële problemen met de gang van zaken op deze manier, maar het algemeen belang, ook voor de Boulevard Zuid, geldt voor ons ook. Wij hebben daar destijds ook in meegedaan en hebben de discussie gevolgd. Wij zullen stemmen voor het bestemmingsplan, wel met de kanttekening dat het feit dat een ondernemer hierbij geschaad wordt, bij ons heel diep zit. Voorzitter: De heer Van Zijl. De heer Van Zijl: Voorzitter, de integriteitsknoop zat toch wel diep in de buik bij ons. Laat ik beginnen te zeggen dat we willen dat dit proces opnieuw geëvalueerd wordt om te kijken of je op deze manier met dit soort zaken moet omgaan. We snappen ook dat er een algemeen belang is en hebben met elkaar gesproken, ook buiten nog even, en inderdaad: dat algemeen belang is, wat ons betreft, meer zwaarwegend, dus we zullen instemmen. Voorzitter: Mijnheer Rozendaal.
15
A
De heer Rozendaal: Wij hebben het verhaal ook met de inbreng die er net is geweest overwogen. Er lijkt hier een privébelang in strijd te komen met een ander belang, maar we hebben er in het verleden als raad welbewust voor gekozen om in Stratum de ontwikkeling van de winkelstrip aan de Heezerweg te laten prevaleren boven de omgeving, waarmee we feitelijk (hoewel dit misschien niet in alle gevallen expliciet is gezegd) hebben gekozen voor een beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden van allerlei soorten detailhandel in de omgeving. Nu ben je dus tijdens die ontwikkeling van de Heezerweg geconfronteerd met iemand die een ontwikkeling wil die daarmee strijdig is. We hebben daar lang over gepraat maar vinden toch dat wij indertijd zelf die keuze hebben gemaakt en dat het algemeen belang, wat gediend is door een goede ontwikkeling van die winkelstrip, moet prevaleren boven het schijnbare privébelang van iemand die daar overigens niet per se bij geschaad hoeft te zijn, want hij kan wel degelijk proberen mee te doen aan de ontwikkeling aan de Heezerweg. Wij zullen dus het voorstel van de wethouder steunen. Voorzitter: Mevrouw Wagt. Mevrouw Wagt: Wij zijn voor het besluit, met name omdat wij het niet op ons geweten willen hebben dat de ontwikkeling van de Boulevard Zuid dadelijk niet door zou kunnen gaan. Wij vinden in dezen het algemeen belang van de Boulevard Zuid het meest zwaarwegend. Voorzitter: Mijnheer Rennenberg. De heer Rennenberg: Voorzitter, een betere toelichting van mijn kant: Boulevard Zuid heb ik op zien bouwen. Ik zie ook weer dat hij wordt afgebroken. Ik heb verschillende winkeliers gesproken en het zou erg zonde zijn als het voor die mensen, die toch initiatief willen nemen en een goede inzet hebben, verloren zou gaan. Wat daar tegenover staat – en dat weegt bij mij persoonlijk ook zwaar – is dat er natuurlijk een grote groep Stratummers is die liever bij de Lidl hun inkopen zouden doen om zodoende twee tientjes in de week meer in de knipbeurs te krijgen. Maar het belang van Boulevard Zuid gaat mij als ex-Stratummer boven alles en daarom zullen wij voor het besluit van het college stemmen. Voorzitter: Dan zijn we gekomen aan het einde. Mijnheer Van Dorst.
De heer Van Dorst: Voor ons is het ook geen sinecure om zomaar over Boulevard Zuid heen te lopen, laat dat duidelijk zijn. Wij zien voldoende kans voor Boulevard Zuid en zien ook kansen voor de Canisiuslaan. We zullen tegen het voorstel stemmen. Voorzitter: Mevrouw Verhees.
16
A
Mevrouw Verhees: Wij zullen voor het voorstel stemmen, vanuit het algemeen belang, waar we ook keuzes voor durven maken, maar ook omdat we het gevoel hebben dat hier ineens sprake is van een integriteitsdiscussie, die wij hier niet op zijn plek vinden. Ik denk dat we het fenomeen voorbereidingsbesluit eens met elkaar moeten bediscussiëren. Nu wordt er net gedaan of er geen integere procedures zijn gevolgd. Ik wilde nog even kwijt dat dit wat ons betreft niet het geval is. Voorzitter: Mevrouw Sodenkamp.
Mevrouw Sodenkamp: Ik kan het niet beter zeggen dan mijnheer Van Dorst en ik ben het met hem eens, dus ik zal ook tegenstemmen. Voorzitter: Misschien is dit nog een opmerking voordat de stemming begint: ik zou het presidium adviseren om hierop terug te komen, mede gelet op het feit wat de heer Van Zijl daarover gezegd heeft en mevrouw Verhees. Er zijn hier natuurlijk afwegingen van privaat en publiek belang aan de orde. Daar bent u volledig vrij in. Dat dit uiteindelijk een gewetensafweging kan worden, kan heel goed zijn, maar dat wil nog niet zeggen dat het dan ook meteen een schending van de integriteit is. Daar hoor ik op toe te zien en dat is wat mij betreft niet aan de orde. We gaan over tot stemming. Wie is voor het voorstel zoals het er ligt? [Stemmen bij handopsteken] Wie is ertegen? [Stemmen bij handopsteken] Met de fracties van Fractie Petra Sodenkamp en D66 tegen, is het voorstel aangenomen.
7.
Onderwerpen waarover wel amendementen en/of moties zijn aangekondigd.
7.1.
Rekenkamerrapport vrijwilligerswerk.
Voorzitter: De heer Van den Nieuwenhuijzen heeft de commissievergadering voorgezeten. Ik zou hem willen vragen om daar even een korte rapportage over te geven. De heer Van den Nieuwenhuijzen: De commissie Maatschappij en Cultuur heeft op 14 juni in haar vergadering in samenhang gesproken over het rekenkamerrapport Vrijwilligerswerk en het initiatiefvoorstel Waardering vrijwilligers. Ten aanzien van het rekenkamerrapport Vrijwilligerswerk spitste de discussie zich toe op de aanbevelingen die in het conceptraadsbesluit zijn overgenomen uit het rapport. De fracties van SP, CDA, OuderenAppèl Eindhoven, LPF en Trots hebben aangegeven te hechten aan alle aanbevelingen uit het rekenkamerrapport en in te stemmen met het voorliggende conceptraadsbesluit. De overige fracties hebben op één of andere onderdelen amendementen aangekondigd, met name ten aanzien van de
17
A
beslispunten 1b, 1c, 1d, 1e en 1h. De wethouder heeft beslispunt 1b en 1h uit het conceptraadsbesluit ontraden. De commissie Maatschappij en Cultuur heeft in haar vergadering van 28 augustus 2012 eerdergenoemde onderwerpen nogmaals behandeld, naar aanleiding van een tweetal conceptamendementen van de PvdA. De indieners van het initiatiefvoorstel hebben aangegeven hun initiatiefvoorstel terug te trekken, omdat de wethouder heeft toegezegd bij de op te stellen voorstellen over vrijwilligerswerk binnen de kaders van het rekenkamerrapport en het onderzoek van het Verwey-Jonker Instituut te handelen. Het conceptamendement Bureaucratisering vrijwilligerswerk van de PvdA ten aanzien van het rekenkamerrapport werd niet gesteund door de meerderheid van de commissie. Inmiddels liggen er twee nieuwe amendementen. Amendement A1 van de fractie van de SP over structuur en ijkpunten bij monitoring van vrijwilligerswerk en amendement A2 van de fractie van de PvdA met betrekking tot een vrijwilligersdag waar het effect van het vrijwilligerswerk centraal staat. De discussie dient in deze vergadering te gaan over de amendementen A1 en A2. Voorzitter: Dank u wel. Mevrouw Heesterbeek heeft zich gemeld voor het woord. Zijn er nog anderen die hier het woord over willen voeren? De heer Weijs en de heer Bouteibi. Mevrouw Heesterbeek.
Mevrouw Heesterbeek: Ja, dank u wel, voorzitter. De heer Van den Nieuwenhuijzen merkte heel terecht op dat mijn fractie een van de fracties was die bij de bespreking van het rekenkamerrapport van dit raadsvoorstel geen wijzigingen wilde. Wij wilden alle adviezen overnemen. Toch kom ik met een amendement. Bij de tweede commissievergadering over dit onderwerp werden de misverstanden (in mijn beleving) een beetje groter en wij dachten: als wij proberen om beslispunt 1ha te herschrijven en samen te voegen met beslispunt 1d, wordt het wellicht wat helderder. Dat is momenteel mijn uitleg als u mocht denken: wat is nu precies het verschil. Het verschil is niet erg groot en daarom hoort er in ieder geval mijn uitleg bij. Het gaat mijn fractie heel concreet om een verantwoording van de middelen van de gemeente, betreffende vrijwilligerswerk. Die zijn nu niet inzichtelijk: waar wordt het geld precies aan besteed, wat zijn de effecten? We hebben daar in de commissie uitgebreid over gediscussieerd en andere raadsleden zagen punt 1h toch net iets anders. Die namen dat op alsof wij dan de vrijwilligers ontzettend zouden belasten met onderzoeken naar wat zij zoal deden en of hen dat beviel. Die belasting moest vooral niet plaatsvinden. Ik ben er vast van overtuigd dat dit niet de intentie is van de rekenkamercommissie waar het dit advies betreft. Het gaat echt om een verantwoording van de middelen. Wij denken (en het college denkt dat met ons) dat vrijwilligerswerk een serieuze zaak is. Het college hecht er zeer aan. We zullen wel moeten, al was het maar om te proberen te houden wat we hebben in deze stad. Bij
18
A
allerhande aardige dingen, ontzettend belangrijke dingen, hebben wij vrijwilligers nodig. Als wij die vrijwilligers nodig hebben, moeten wij het werk dat die mensen doen voor onze stad en waar wij veel geld in stoppen ook serieus behandelen en dus serieus vaststellen wat wij nu willen bereiken, wat onze bedoeling zijn, wat de effecten moeten zijn. Wij hebben ijkpunten nodig; we moeten kunnen evalueren. Daar zal energie in gestopt moeten worden, niet per definitie (absoluut niet) door de vrijwilligers, maar juist door ons, ons ambtelijk apparaat. Wij zullen moeten vaststellen hoe wij dat precies willen. Ik hoop u hiermee duidelijk gemaakt te hebben (u kunt ook nog even kijken naar de rest van mijn toelichting, die daar voor een groot deel op aansluit). Voorzitter: De heer Bouteibi heeft een vraag voor u.
De heer Bouteibi: Dank u wel, voorzitter. Laat er geen twijfel over bestaan dat wij de intentie van de rekenkamercommissie echt als positief beschouwen. Daar ligt ons verschil van mening niet. Maar laat ik u deze vraag stellen: bent u van mening dat wij met zijn allen prestatiefactoren kunnen formuleren, dat we een beleidscyclus kunnen opzetten en als we vervolgens de vraag stellen hoe we dat gaan toetsen, dat we dan om die vrijwilliger heen kunnen? Mevrouw Heesterbeek: Nee, mijnheer Bouteibi, wij kunnen niet om die vrijwilliger heen en wij willen niet om die vrijwilliger heen. Wij zullen wel eerst voor onszelf moeten vaststellen wat wij willen met vrijwilligerswerk in de stad. Ik weet wel - u benadrukt het al twee vergaderingen lang - dat wij de vrijwilliger niet moeten belasten met extra enquêtes en dergelijke. Daarom ben ik best wel blij met uw amendement, tenminste als het mijne aangenomen wordt, want dan sluit dat van u er heel mooi op aan. U wilt namelijk twee keer per jaar met vrijwilligers in gesprek waarbij het effect van het gemeentelijk vrijwilligersbeleid centraal staat. Dat vind ik helemaal prima. We vragen dan de mening van die vrijwilligers. Natuurlijk snap ik dat je zo’n vraag stelt aan de vrijwilligers, hoe zij het ervaren en hoe die effecten bij hen overkomen en in hoeverre dat werkt, maar dat is wat anders. Dan zeg je en-en. Dat is wat anders dan zeggen dat 1h helemaal overbodig is, want daarmee belasten wij de vrijwilliger. We moeten beginnen met naar onszelf te kijken en zelf te besluiten wat wij willen bereiken. Daar hebben wij met het rekenkamerrapport een fantastisch handvat voor. Daar zullen wij op moeten monitoren en daarom zullen wij ijkpunten moeten uitzetten. Met ‘wij’ bedoel ik dan ons als gemeente en niet de vrijwilliger die daar vervolgens hopelijk in past. Dat is dan het tweede deel van het verhaal. Voorzitter: De heer Bouteibi. De heer Bouteibi: We krijgen voor het einde van het jaar de nota Vrijwilligersbeleid. Ik weet zeker dat de uitgangspunten van ons beleid daarin geformuleerd worden. Ik wil niet meteen praten over prestatie-indicatoren en beleidscycli en dat soort dingen. Ik
19
A
vind dat een heel formele benadering van een situatie die eigenlijk een vooral informeel karakter heeft. Daar willen we eigenlijk naar terug. Voorzitter: U heeft nog een eigen termijn, hè?
De heer Bouteibi: Dat klopt. Nu komt mijn vraag: als we die uitgangspunten daarin geformuleerd hebben, en we gaan het vervolgens toetsen zoals we hebben geformuleerd in ons amendement, maakt dat eigenlijk uw amendement overbodig. Mevrouw Heesterbeek: Twee dingen daarop - als het mag, voorzitter. Ik vind het jammer, mijnheer Bouteibi, dat u het vrijwilligerswerk en alles daaromheen een beetje wegzet (ik bedoel het niet onaardig) als ‘informeel’. Natuurlijk is vrijwilligerswerk informeler dan een betaalde baan, maar vrijwilligerswerk, het is een bekende manier van zeggen, is niet vrijblijvend. Ik vind dat we die groep mensen die zo belangrijk is voor onze stad, serieus moeten nemen. Ik weet wel: die term informeel is niet helemaal fout, maar de formele kant ligt bij ons, als verantwoordelijke, als overheid, die zo graag wil dat vrijwilligers allerlei taken oppakken die anders niet gebeuren. Dan gaat het niet goed met de stad. Dat is het antwoord op één van uw twee opmerkingen. De andere vraag of opmerking gaat over de nota die eind van het jaar komt. Zoals u het formuleert, vind ik het onvoldoende. De wethouder heeft, volgens mij, redelijk duidelijk in de commissie geformuleerd dat wij ons daar niet al te veel zorgen om moeten maken, want dat komt inderdaad terug in de nota die zij ons heeft toegezegd. Daar ben ik superblij mee, alleen wat ik steeds niet begrijp is waarom het dan zo moeilijk is om gewoon dit hele advies van de rekenkamercommissie over te nemen. Dan kunnen we zeggen: fijn wethouder, goed zo. Compliment, u bent alvast begonnen! Punt 1h wordt al uitgevoerd en dat kunnen wij in het najaar al tegemoet zien. Dus: voor de veiligheid, misschien wel om de wethouder te steunen (‘helemaal prima, u bent op de goede weg’) leggen we het bij dezen alvast vast. Zo had ik ons amendement graag aan u uitgelegd. Ik hoop dat dat duidelijk is. Voorzitter: Mijnheer Van den Broek. De heer Van den Broek: Ik ben in ieder geval blij dat we het hier een tijdje over hebben. Het geeft aan dat wij het heel belangrijk vinden met z’n allen. Wij zien wel wat in het amendement van de Partij van de Arbeid, en ook nog wel in uw amendement, want we zitten helemaal niet ver uit elkaar. Wellicht, voorzitter, kan mevrouw Heesterbeek haar amendement nog een tijd aanhouden; dat we het eerst zonder een risico op belasting van de vrijwilligers proberen. Als dat niet blijkt te werken, dan kan het altijd nog met uw amendement wat dan in een motie kan verdergaan. Ziet mevrouw Heesterbeek daar wat in, voorzitter?
20
A
Mevrouw Heesterbeek: Ik vind dat een beetje de omgedraaide wereld, want mijnheer Bouteibi zegt net dat ik me niet druk hoef te maken omdat de wethouder dat allemaal al gaat regelen in de nota die komt. Nu zou u zeggen: we gaan eerst eens kijken hoe het een beetje losjes gaat, alleen door de vrijwilligers te polsen. Dat wil ik in elk geval niet. Ik wil niet dat punt 1h, dat ik herschreven heb in punt 1d gecombineerd, gelezen wordt alsof wij daarmee alleen vrijwilligers gaan belasten. Dat is nou precies niet de bedoeling. Ik benadruk het nog één keer (en dan zegt de voorzitter dat ik op moet houden) dat het onze verantwoordelijkheid is, vanuit de gemeente, om dat goed vast te leggen. Wij nemen vrijwilligers serieus en hebben daar een serieus beleid op te zetten. We geven er een hoop geld aan uit en horen serieus te weten wat er met dat geld moet gebeuren. Dat bedoel ik. Voorzitter: Oké, dit lijkt me helemaal goed. De heer Bouteibi, voor uw termijn.
Mevrouw Heesterbeek: Voorzitter, het amendement is mede ondertekend door de LPF. De heer Bouteibi: Dank u wel, voorzitter. Ik denk dat de strekking van ons amendement zojuist uit de discussie wel te concluderen is. Waar het ons vooral om gaat is dat je niet aan de ene kant prestatie-indicatoren kunt formuleren en aan de andere kant zeggen: als we het gaan toetsen hoeven we niemand te vragen hoe ons beleid zich heeft afgespeeld. Dat kan gewoon niet samen. Waar wij echt over van mening verschillen is dat enerzijds de SP denkt dat dat wel mogelijk is. Ik had graag gehoopt dat dat mogelijk is, maar uit de praktijk blijkt nu eenmaal dat dit niet mogelijk is. Vervolgens is er de reactie van de wethouder die ook denkt dat het niet mogelijk is. Vervolgens denken de ambtenaren die het moeten uitvoeren ook dat het niet mogelijk is. Maar de SP denkt dat het mogelijk is! Voorzitter: Mevrouw Heesterbeek. Mevrouw Heesterbeek: Ik leg nog één keer aan mijnheer Bouteibi uit wat ik nou precies denk. Het wordt een beetje vervelend, maar u blijft de rol die wij als overheid daarin hebben negeren, verkleinen of ontkennen en daarin zit voor ons echt het probleem. De rol die wij op ons dienen te nemen als het gaat om serieus omgaan met vrijwilligers. U brengt het weer terug tot het punt: dat kan niet, want dan moet je die mensen steeds lastigvallen met moeilijke vragen en dat willen we niet. Dat vind ik eigenlijk heel erg jammer, want vrijwilligerswerk is een serieuze zaak en daar zet het college hard op in. Daar hebben ze gelijk in, want we zullen wel moeten. Dan moeten wij het niet verkleinen tot ‘het is lastig om vrijwilligers van alles te vragen want dat houdt hen maar van hun werk af’. De heer Bouteibi: …
21
A
Voorzitter: Nee, ik zou u willen verzoeken om gewoon uw betoog te voeren en niet anderen uit te dagen om te reageren. De heer Bouteibi: Dan denk ik dat ik hierbij kan afronden.
Voorzitter: Dat is nou jammer. Gaat u maar zitten. De heer Bouteibi: Dank u wel. Voorzitter: Alstublieft. Er was nog iemand die het woord wilde. De heer Weijs. De heer Weijs: Voorzitter, we zijn tevreden. Plezierig dat we zo met elkaar over vrijwilligerswerk kunnen hebben, want dat is belangrijk voor de stad. Een ongelooflijke hoeveelheid mensen is daarbij betrokken en het heeft de rekenkamer ook nog eens inzichtelijk gemaakt. Wij zitten een beetje in een dilemma wat betreft de amendementen zoals die zijn voorgelegd. Aan de ene kant herkennen we heel veel van het pleidooi van de SP voor heldere kaderstelling; dat is het eigenlijk en daarvoor zitten we bij elkaar. Een van de drie taken die we volgens de Gemeentewet hebben is gewoon: het stellen van kaders. Zo simpel is het dus ook voor het vrijwilligerswerk. Daar is niets mis mee. Waar het gaat wringen is dat we tegelijkertijd verantwoording vragen van het uitgegeven geld; of de kaders gewerkt hebben. Traditioneel ligt die verantwoordingsplicht bij de ontvangers, de uitvoerders. Daar ligt onze zorg. Daarin herkennen we heel veel in het PvdA-standpunt. Tegelijkertijd zou je kunnen zeggen dat dit een uitdaging is om tot een nieuwe manier van verantwoording te komen. Dan zou ik de wethouder willen vragen of zij klip en klaar kan zeggen dat verantwoording mogelijk is voor de kaders die de raad stelt, zonder dat daar eindeloos veel belasting komt van de vrijwilligers. Daar gaat het uiteindelijk om. Wij hebben de inschatting dat vrijwilligers wel bereid zijn om een enquête in te vullen. Afgelopen week hebben we een aantal enquêtes langs zien komen van verschillende clubs uit de stad, waarvan men zei dat die goed te doen waren. In het verleden waren er enquêtes die tien bladzijden besloegen, waar een hele Wmoparagraaf moest worden ingevuld. Daarvan zei iedereen: ‘Ho eens even, dat heeft helemaal niets met ons werk te maken!’ Daar zijn dus keuzes in mogelijk, vandaar het appel aan de wethouder: kunt u heel duidelijk zeggen dat u de vrijwilligers niet extra wilt gaan belasten. Onze zorg met betrekking tot het PvdA-amendement is dat het vanuit onze ervaring met vrijwilligerswerk in de stad, maar ook op basis van wat ik hoor van anderen, de vraag is of vrijwilligers zitten te wachten op twee bijeenkomsten per jaar. Het is een schaarse tijd, het kraakt aan alle kanten en er zijn toch al te weinig mensen die met handjes aan het werk zijn en dan moeten zij komen
22
A
praten met nog tien, vijftien, twintig anderen, twee keer per jaar? Ik zie het niet gebeuren. Voorzitter: De heer Bouteibi.
De heer Bouteibi: Ik ben blij dat u dit aanstipt. Ik moet zeggen dat ik dat zojuist in mijn onderbouwing vergeten ben te zeggen, want voor die twee bijeenkomsten had ik geen argumenten. Wat dat betreft zijn wij het helemaal eens met wat u daarover zegt. D66 en de VVD hadden het ook al aangestipt. Voorzitter: De heer Weijs. De heer Weijs: En dat betekent dat u dan met een gewijzigd amendement komt? [Reactie buiten het oog van de camera] Oké. Dan zullen we dat nog even terzijde in onze eigen fractie bespreken. Dat zijn eigenlijk de belangrijkste punten die we hadden, voorzitter. Voorzitter: Ja, en ik had nog een vinger gezien. De heer Van den Broek? De heer Van den Broek: Ja, die was van mij, voorzitter, maar mijnheer Weijs had net dezelfde vraag over het aantal bijeenkomsten, dus het is overbodig. Voorzitter: Oké. Dan wethouder Scholten. Mevrouw Scholten: Voorzitter, ik zal mijn reactie proberen te beperken tot de amendementen die zijn ingediend want, zoals een aantal mensen al heeft aangegeven, we hebben uitvoerig gesproken over het vrijwilligerswerk in de commissie. Wat mij betreft waren dat heel goede discussies waarin ook veel overeenstemming bestond over het belang van vrijwilligerswerk en het belang van de waardering en goede facilitering van zowel de vrijwilliger als de organisatie. Zoals punt h geformuleerd is, wordt er onderscheid gemaakt naar output en outcome. Dat is ook wel belangrijk want in de discussies merkte ik dat u in de verantwoording vooral het volgende belangrijk vindt: bereiken we de maatschappelijke effecten die we beogen met het vrijwilligerswerk? En worden de vrijwilligers zelf voldoende gefaciliteerd om het op een goede manier te doen, of worden ze voldoende gewaardeerd? Wij hebben het uitvoerig gehad over penningen versus ondersteuning, training en scholing. Eerlijk gezegd ben ik wat minder negatief over die bijeenkomsten. Ik denk dat er veel belangstelling voor is. Ik merk het zelf: in het kader van WIJeindhoven organiseren we een aantal avonden, ook met vrijwilligersorganisaties over hun rol in WIJeindhoven. Die avonden kennen een hele hoge opkomst. Mensen vinden het ook
23
A
heel prettig dat ze ook eens ‘gehoord’ worden. Ze praten wel met ambtenaren over de subsidie, maar wanneer praten vrijwilligersorganisaties nou met u en met de wethouder? En ook met elkaar? Ik denk dat er wel degelijk belangstelling is voor zo’n avond en ik denk dat we dat ook moeten voorbereiden met elkaar; dat u van tevoren nadenkt op welke belangrijke thema’s wij feedback willen hebben. Met welk oogmerk hebben wij die subsidie nou gegeven? Ik denk dat het heel zinvol kan zijn en ik zou met u willen afspreken om dat gewoon te proberen. Twee bijeenkomsten is misschien wat veel, maar het lijkt mij zelf interessant om een avond met vrijwilligersorganisaties te houden en een met vrijwilligers zelf. Het zijn toch twee verschillende groepen. Het lijkt mij ook goed om die twee groepen apart te horen. Dat kun je in één avond combineren, of op twee avonden. Dat is een kwestie van uitwerking, maar ik ben het met u eens dat wij de vrijwilligersorganisaties zo min mogelijk moeten belasten. Als we echt output en outcome willen meten, zullen zij die informatie moeten aanreiken, zeker als het gaat om outcome (‘wat heb je ervoor gedaan’). Wat mij betreft kan ik dus instemmen met het amendement van de PvdA, punt h eruit en in plaats daarvan hetzij één, hetzij twee bijeenkomsten, afhankelijk van de invulling. Laten we dat één of twee jaar doen. U heeft natuurlijk ook nog de stadsmonitor. Het is niet dat we helemaal niets meer gaan meten. Zo hebben we vragen of mensen vrijwilligerswerk doen of niet. We kunnen daar wellicht ook nog eens naar kijken of we op een eenvoudige manier, met een extra vraag, nog dingen kunnen meten. Voorzitter: De heer Weijs.
De heer Weijs: Het is interessant om te zien dat u toch wel een erg vrije interpretatie heeft van het amendement. Dat kan met een motie veel makkelijker dan met een amendement. Hier staat gewoon dat we voor de komende jaren voor onbeperkte tijd één of twee bijeenkomsten gaan organiseren. Ik hoor u zeggen dat u incidenteel – één of twee keer – iets zou willen doen. Dat klinkt toch heel anders dan wat er werkelijk staat en wat het besluit is wat wij gaan nemen of niet. Mevrouw Scholten: Ja, voorzitter, ik geloof in het instrument van zo’n avond, dus wat mij betreft gaan we dat gewoon doen voor onbeperkte tijd. Het is aan u om na twee jaar te zeggen of u tevreden bent of niet en of we ermee doorgaan. Ik ben het dus eens met het amendement van de PvdA, maar ik wilde u tegemoet komen… Voorzitter: … maar dat wil de heer Weijs niet [lachend]. Ik kijk even rond of er behoefte is aan een tweede termijn? Mevrouw Heesterbeek: Voorzitter, ik ben een beetje teleurgesteld. Ik had gehoopt dat de wethouder ook iets zou vinden van ons amendement.
24
A
Mevrouw Scholten: Daarin heeft u gelijk, want het feit dat ik het amendement van de PvdA omarm en daarmee zo’n avond als het geschikte instrument beschouw als meetinstrument voor de maatschappelijke effecten, geeft aan dat ik uw amendement in die zin niet steun, omdat u toch weer terugkomt op de effectindicatoren en die wilt gaan volgen. Ik ben het wel eens met diegenen die voorstelden ook naar de beleidsnota aan het eind van het jaar te kijken, om te zien of deze aanknopingspunten biedt om op terug te komen. Voorzitter: Mevrouw Heesterbeek.
Mevrouw Heesterbeek: Voorzitter, in de commissie kreeg u niet de gelegenheid, herinner ik mij, want u had plotsklaps geen termijn meer. Toen had ik ook de vraag: zou u mij dan kunnen uitleggen wat nu het verschil is tussen wat de SP wil in het amendement en wat u gaat onderzoeken en vaststellen in uw nota? Mijnheer Bouteibi zegt dat mijn amendement overbodig is omdat u dat toch al gaat doen. U zegt nu: misschien is zitten er aanknopingspunten in. Dat maakt het voor mij niet helderder. Mevrouw Scholten: De discussie in de commissie gaat over monitoren en evaluatie van het beleid: hoe wil je dat doen. De vraag is of je dat aan de hand van de indicatoren wilt doen. Dan ga je iets meten. Als je iets meet, ga je het onderzoeken. Als je effecten wilt meten, begint dat door het na te vragen bij de vrijwilligersorganisaties. Zeker omdat in het kader van het rekenkameronderzoek bleek dat er meer vrijwilligers nodig zijn. Dat vraagt meer waardering. Hebben we wel zoveel vrijwilligers? Dan ontkom je er niet aan om die gegevens bij de vrijwilligersorganisaties op te halen. Dat was de discussie met de commissie: we willen dat die vrijwilligersorganisaties daarmee zo min mogelijk belast worden. Dat is mijn twijfel bij uw amendement: u wilt alsnog weer monitoren en evalueren. Dan ontkom je er niet aan dat zij die gegevens moeten leveren. Om dat zo minimaal mogelijk te houden, lijkt mij zo’n interactieve bijeenkomst [het beste instrument]. Nogmaals: we hebben de begroting en de jaarrekening, waar we laten zien of we de begrotingsdoelstellingen halen. Daaronder ligt de stadsmonitor. Die gebruiken we om de begroting te vullen. Daar halen we ook gegevens uit, dus het is niet zo dat we niets meten. Als je echt de effecten van je beleid wilt meten en je neemt dat serieus, dan ontkom je niet aan, en dat risico zie ik. Voorzitter: Ik hoop dat de beantwoording zodanig is geweest dat een tweede termijn niet meer nodig is, maar ik kijk even of dat het geval is. Wilt u nog een tweede termijn? Nee. Anderen? Dat is niet het geval. O, de heer Weijs heeft nog één punt van orde. De heer Weijs: Ik wilde even een schorsing aanvragen.
25
A
Voorzitter: U wilt schorsen voor de stemming. Hoelang heeft u nodig? De heer Weijs: Vijf minuten.
Voorzitter: De heer Van Dorst. De heer Van Dorst: Ik heb gehoord dat er een gewijzigd amendement van de fractie van de Partij van de Arbeid komt. Ik zie graag wat er precies gewijzigd wordt voordat we gaan stemmen. Voorzitter: De heer Bouteibi. De heer Bouteibi: Dat betekent dat wij meegaan in de reactie van VVD. D66 en CDA, als het gaat om die twee bijeenkomsten. Dat mag wat ons betreft één bijeenkomst zijn. Ik hoor de wethouder zeggen: één of twee. Dan zou je kunnen zeggen: ‘minimaal één’. Voorzitter: Maar het gewijzigde amendement moet u dadelijk ook even getekend hier neerleggen, dan kan het in de beraadslagingen worden meegenomen. De tekst luidt: ‘het college organiseert minimaal één keer per jaar een vrijwilligersbijeenkomst, waarbij het effect van ons gemeentelijke vrijwilligersbeleid centraal staat’. Is dat dan de tekst? Ja. Mevrouw De Rooij: ‘Minimaal één’ kan ook zes zijn. Voor ons is het belangrijk dat er één bijeenkomst wordt gehouden. Voorzitter: Dit wordt erg ingewikkeld want nou gaan we onderhandelen over een amendement of over een amendement op een amendement. Gehoord hebbend wat de heer Bouteibi en ook de wethouder hebben gezegd, lijkt het mij handig om neer te zetten: ‘het college organiseert één à twee keer per jaar…’ Maar goed, u moet dat dadelijk in de schorsing nog regelen. Daar kunnen we het zo meteen over hebben. Ik schors de vergadering. Dat zal dan geen vijf minuten worden, want jullie moeten er over de frequentie uitkomen. Tien minuten. [10 minuten schorsing] Voorzitter: Ik heropen de vergadering en kijk even rond of u dusdanig vertegenwoordigd bent dat wij tot stemming over kunnen gaan. Ik zie nog allemaal lege plekken… Is iedereen compleet? (…) Ja, nu kunnen we aan de gang. Het amendement dat is ingediend betreft een nader gewijzigd stuk op nummer A2. U weet welke tekst ik bedoel. Het gaat om dan 1h. De tekst luidt: ‘het college organiseert een vrijwilligersbijeenkomst waarbij het effect van ons gemeentelijk
26
A
vrijwilligersbeleid centraal staat’. Dit betekent dat de woorden ‘twee keer per jaar’ geschrapt zijn en ‘een’ of ‘één’ hangt ervan af of je op een katholieke of nietkatholieke school gezeten hebt, voor de taalkundigen onder ons. Dit is het. Is er iemand die nog een stemverklaring vooraf wil afleggen? Mevrouw Richters.
Mevrouw Richters: Daar heb ik heel de avond op gewacht, voorzitter. Onze fractie heeft waardering voor de intenties van beide amendementen en wij hebben besloten om het amendement van de SP, A1, niet te steunen omdat wij niet overtuigd zijn dat het amendement uitvoerbaar is zonder extra regeldruk voor de organisaties. A2 van de PvdA dienen wij mede in, dus daar gaan wij wel mee akkoord. Voorzitter: Mevrouw Heesterbeek. Mevrouw Heesterbeek: Ondanks dat wij begrijpen welke problemen het uitvoeren van ons amendement zouden kunnen opleveren (waarbij we toch steeds blijven denken dat het de bedoeling was van de rekenkamercommissie en daar staan wij achter), willen wij ons amendement samen met de LPF indienen. Als ons amendement het haalt, vind ik amendement A2 een redelijke aansluiting daarop. De rest niet, want wij hechten aan beslispunt 1h. Ik moet wel zeggen dat ik het een verarming vindt, want ‘een’ vrijwilligersbijeenkomst is niet een manier van ‘volgen hoe het gaat’. Voorzitter: De heer Weijs. De heer Weijs: Dank u wel, voorzitter. Wij hebben er vertrouwen in dat de nota die de wethouder heeft toegezegd ons verder zal helpen. De toezegging dat de bijeenkomst niet alleen door het college, maar ook voor de raadsleden zal worden georganiseerd, is voor ons van belang om uiteindelijk mee te tekenen voor amendement A2. Voorzitter: [Overlegt fluisterend met de griffier] Ja, wij overleggen nog even welk amendement het meest verstrekkend is. De griffier stelt voor om A2 eerst in stemming te brengen en dan A1. Ik twijfel daarover want u heeft daarvan gezegd dat A2 dichtbij het beleid zit, maar goed. We moeten toch over allebei stemmen en ze hebben een iets ander karakter. Laten we eerst met A2 beginnen. Wie is voor het amendement op A2? [Stemmen bij handopsteken] Wie is ertegen? [Stemmen bij handopsteken] Met de stemmen van de fracties van SP, LPF en Fractie Petra Sodenkamp is het voorstel aangenomen. Wie is voor het amendement op stuknummer A1? [Stemmen bij handopsteken] De fracties van SP, LPF en Fractie Petra Sodenkamp. Daarmee is dat voorstel verworpen.
27
A
Dan komen we nu bij de stemming over het voorstel zelf, een nader gewijzigd voorstel. Erin verwerkt is het amendement op stuknummer A2. Wie is voor dat nader gewijzigd voorstel? [Stemmen bij handopsteken] Wie is ertegen? [Stemmen bij handopsteken] Met algemene stemmen aangenomen.
28
A 8.
Actuele moties.
Voorzitter: Er zijn door u geen actuele moties ingediend, hetgeen betekent dat het agendapunt vervalt.
9.
Raadsinformatiebrieven (RIB) ter kennisname.
Voorzitter: De fracties kunnen via de griffie de raadsinformatiebrieven ter agendering aan het presidium voorleggen. U kunt daar gebruik van maken. Als u geen opmerkingen meer heeft? Die zijn er niet.
10.
Ingekomen stukken.
Voorzitter: U heeft op uw lijst van stukken en uitnodigingen het volgende gezien. De heer Rozendaal: Mag ik? Voorzitter: Ja. 10A. Wie? De heer Rozendaal: Rozendaal, VVD-fractie. Voorzitter: U verstopt zich de hele tijd! Dat komt door de heer Van Dorst. De heer Rozendaal: Ja, die zit breed voor me. Ten aanzien van punt A4. U zet dat onder ‘voor kennisgeving aan te nemen’. Als wij de brief lezen, afgezien van dat hij nogal spannend lijkt, staat daarin: ‘Ik verzoek u binnen 14 dagen na dagtekening van deze brief schriftelijk op voornoemde bevindingen te reageren’. Dan verbaast het mij dat u hem zet onder de categorie ‘voor kennisgeving aannemen’. De heer Weijs: En wij hadden in aanvulling op A4 inderdaad het verzoek om het naar sectie C over te brengen, ook vanwege het ‘spannende’ karakter. De heer Rozendaal: Ik kan mij niet voorstellen dat u dit alleen maar voor kennisgeving heeft aangenomen. Voorzitter: Nou, u gaat het voor kennisgeving aannemen.
29
A
De heer Rozendaal: Maar dan heeft u er als college in ieder geval iets mee gedaan. Dan hoort het sowieso in een andere categorie te staan, denk ik.
Voorzitter: Het voorstel van de heer Weijs om het naar categorie C over te brengen, lijkt mij een goed voorstel. Dat wil zeggen dat wij voorstellen om de stukken onder A alle conform het voorstel ter kennisgeving aan te nemen, met uitzondering van A4. Dan komen we bij B. Voorgesteld wordt om de stukken onder B ter afdoening in handen te stellen van het college van burgemeester en wethouders. Kunt u daarmee instemmen? En dan bij C, het voorstel om C1, A4 vernummerd naar C2, ter afdoening in handen te stellen van het college van burgemeester en wethouders met het verzoek om aan de raad een reactie te verstrekken. Kunt u daarmee instemmen? Dan is dat gebeurd en is er nu ruimte voor de sluiting.
11.
Sluiting.
Voorzitter: U kunt beneden nog een drankje nuttigen, indien u dat wenst, en de vergadering nabespreken. Ik dank u wel voor uw aanwezigheid en wens u een goede reis naar huis. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 20 november 2012.
J. van Zijl, waarnemend voorzitter
J. Verheugt, griffier
rhu/HA12028495
30