Fiscaal recht TITEL I . INLEIDING HFDST 1. BEGRIPPEN……………………….…………………………………………….…………………………………………………………………………...1 a. Algemeen begrip van de belasting § HvC: belasting = heffing, op grond van gezag, op de geldmiddelen van personen die het grondgebied bewonen, of daar belangen bezitten, om voor diensten van openbaar nut te worden aangewend b. Essentiële kenmerken § Publiekrechtelijke schuldvordering : dwang • Tot belasting bevoegde overheden: de Staat, de gewesten, de provincies, de gemeenten en de agglomeraties en de federaties van gemeenten (art170GW) • Art173GW: W/D/O kan belastingheffende bevoegdheid toekennen aan publ.rechtelijke organisme die belast zijn met een taak van algemeen belang § Financieel doel: om voor diensten van openbaar nut te worden aangewend..........................2 • Bestemmingsheffing o Bijzondere bestemming ontneemt nt karakter van belasting o Vb. wegenfonds, MINAfonds • Parafiscaliteit o Heersende mening: SZbijdragen zijn juridisch geen belastingen § Reden: voorafbepaalde bestemming (nt overtuigend) § Gestorte bijdragen behoren rechtens nt toe aan de overheid o AH: legaliteitsbeginsel inzake belastingen nt van toep. op SZbijdragen § Fundamenteel verschil: bestemming • Belastingen: algemene uitgave van openbaar nut te dekken • SZ: financiering van tegemoetkoming ter vervanging/aanvulling van het inkomen uit arbeid § Afwezigheid van individuele tegenprestatie………………………………………………………………………….3 • Vergoedingsretributie o Art. 173GW: 2soorten retributies: eigenlijk, oneigenlijk (belastingen) o Omschrijving vergoedingsretributie…………………………………………………………….4 § RvSt: vergoeding voor vrijwillig gebruik prestatie overheid § HvC: vergoeding prestatie overheid (slaat geen acht op verplicht of facultatief karakter) +billijk bedrag o Rechtstreekse en individuele tegenprestatie § AH: geen retributie bij indirect voordeel • Verhaalbelasting o Vergelding van de door overheid verleende diensten/prestaties waarvan men verplicht is gebruik te maken, door de groep van personen die vermoed worden er bijzonder voordeel uit gehaald te hebben c. Kwalificatie door de overheid zelf………………………………………………………………………………………………5 § Nt bindend, rechter moet zelf de juiste aard van de bijdrage bepalen § Vroeger: principe alleen relevant voor lokale heffingen • Heffingen ingevoerd door W/D/O konden nt door rechter aan de GW worden getoetst (SZ geen belastingen, want wetgever erkende ze nt als belastingen) § AH: ’89: W/D/O kunnen getoetst worden aan grondwettelijk gelijkheidsbeginsel • Decreet dat vaststelling van de belastbare grondslag aan de regering toevertrouwde -> verschil in behandeling inzake ovh die gemachtigd is belastinggrondslag te bepalen (art170 waarborgt dat iedere burger nt onderworpen zal worden aan een belasting waarover nt is beslist door een vergadering die democratisch is verkozen) § AH ’03: bevoegd om W/D/O te toetsen aan art170GW 1
HFDST 2. INDELING VAN DE BELASTINGEN 1. 2. -
-
Vaste, evenredige en progressieve belastingen………………………………………………………………………………………………6 Vaste belastingen: bedrag is steeds hetzelfde Evenredige belastingen: vast percentage op veranderlijke grondslag Progressieve belastingen: percentage stijgt naargelang grondslag toeneemt Directe en indirecte belastingen: nauwelijks praktisch belang Economisch criterium (uiteindelijk gedragen door…)……………………………………………………………………………………..7 o Directe belasting gedragen door belastingbetaler o Indirecte belasting afgewenteld op anderen Administratief-juridisch criterium (heffingstechniek) o Directe belasting treft min of meer voortdurende toestanden o Indirecte belasting: toevallige of voorbijgaande gebeurtenissen
HFDST 3 : OVERZICHT VAN DE VOORNAAMSTE BELASTINGEN Afdeling 1. Directe belastingen 1. Inkomstenbelastingen - 1919: analytisch stelsel o 3 cedulaire of gesplitste belastingen: (3 soorten inkomsten) grond, mobiliën en bedrijfsb. o Naargelang aard van inkomsten: andere belasting o Ook overkoepelingsb. + b. op bepaalde inkomsten - 1962: synthetisch stelsel…………………………………………………………………………………………………………………………………8 o 4 synthetische b.: (4 soorten b.plichtige): personen, venn., rp en nt inwoners o Gedeeltelijk: voorheffing (voortzetting cedulair): onroerende, roerende- en bedrijfsvoorheffing - 1988: grondige wijzigingen -> 1992: coördinatie: WIB (2001: wijzigingen WIB) 2. Met inkomstenbelasting gelijkgestelde belasting……………………………………………………………………………………………9 Afdeling 2 : Indirecte belastingen 1. Belastingen geheven door de vroegere administratie van de B.T.W., Registratie en Domeinen 2. Belastingen geheven door het bestuur van douane en accijnzen
HFDST 4 : GRONDBEGINSELEN VAN HET FISCAAL RECHT………………………………………………………………………………………….10 Afdeling 1 : Het legaliteitsbeginsel (art 170 GW) - Invoering van de belasting moet gebeuren door (en nt krachtens) een wet - Gevolgen o Alles is vrij van belastingen, tenzij de wet anders bepaald o Adm. moet wetten toep. zoals ze zijn, geen toevoegingen/beperkingen o Geen wilsovereenstemming tussen fiscus en b.plichtige o Alles wat essentieel is moet in de wet staan Afdeling 2 : Het gelijkheidsbeginsel (art10 en 172 GW) - Geen voorrechten. Geen vrijstellingen of verminderingen dan door een wet. Afdeling 3 : Het annualiteitsbeginsel (art171GW)……………………………………………………………………………………………………..11 - Over de belastingen wordt jaarlijks gestemd (wetgever geeft elk jaar machtiging aan de uitvoerende macht om de belastingwetten toe te passen) - Gevolg: 3 elementen voor ontstaan fiscale schuld: voltrokken b. feit, organieke belastingswet, begrotingswet - Noot: annualiteit ≠ eenjarigheid (wettelijke regel: art360WIB) Afdeling 4 : De belastingwet is van openbare orde........................................................................................................12 - Gevolg: geen overeenkomsten, geen dading, geen belastingsontduiking - Geen overeenkomsten over rechtskwesties: bestaan fiscale schuld hangt uitsluitend af van de wet - Wel feitenkwesties: vb. bedrag beroepskosten overeenkomen o Klassieke leer: akkoord over een feitelijke kwestie is nooit bindend (fiscale wet moet toegepast worden op de werkelijke feiten, ovh mag nt minder belasting innen dan is verschuldigd) 2
-
o Oplossing: overeenkomst levert vermoeden dat de bewijslast omkeert o Nu: fiscus kan gebonden worden door foutieve inlichtingen/toezeggingen o.g.v. behoorlijk bestuur Fiscale fraude of belastingsontduiking: Verboden………………………………………………………………………………………..13 o 2 elementen: materieel (simulatie/schending b.wet) + moreel (intentie) Belastingsontwijking of wetsontduiking: toegelaten o Wetsontduiking = wanneer een voorschrift van dwingend recht een bepaald resultaat heeft willen verbieden en iemand met ontduikingsopzet, door middel van toegelaten handelingen, zich in een toestand wringt die de verboden toestand zeer dicht benadert o = ontduiken op een legale manier, kiezen voor de minst belaste weg o HvC: toegelaten (geen wettelijke verplichtingen schenden + alle gevolgen aanvaarden) o Art344: voert theorie van de wetsontduiking in § AH: geen strijdigheid met art170GW § HvC: beperkte invulling, herleidt art344 tot toepassing van de klassieke simulatieleer
HFDST 5 : BIJKOMENDE PRINCIPES…………………………………………………………………………………………………………………………..14 Afdeling 1 : Interpretatie van de Fiscale Wet - Strikte interpretatie (geen ruimte voor beleid van de rechter) o In dubio contra fiscum: twijfel – interpretatie tegen fiscus o Afhankelijk van wie bewijslast draagt (vrijstelling: bewijslast belastingplichtige) - Verhouding fiscaal recht / andere rechtstakken…………………………………………………………………………………………15 o HvC: gemeen recht, tenzij fiscaal afwijkt. Tendens naar autonomie Afdeling 2 : Is de fiscus een derde? - Vestiging van de belasting: geen derde(vrijstelling: bewijs bij belastingplichtige) - Invordering van de belasting: derde……………………………………………………………………………………………………………..16
TITEL II: DE INKOMSTENBELASTINGEN HFDST 1 : INLEIDING…………………………………………………………………………………………………………………………………………………17 1. Wezen van de Inkomstenbelasting – historiek - België: vóór 1919: inkomstenbelasting op vermoed inkomen (aantal ramen, paarden, …) - 1919: op werkelijk inkomen (internationaal: uitvinding van de 19eE) o Meer rechtvaardigheid, burgers treffen naar draagkracht o Nt overroepen, voornaamste kenmerk: kan veel opbrengen 2. Grondslag - Wet belast inkomen -> inkomen nt gedefinieerd -> leemte opgevangen door rs en rl - Algemene theorieën o Bronnentheorie: alleen hetgeen voortkomt uit stabiele bronnen (nt bronnen zelf of hun waardevermeerderingen) (vruchten van OG, RG en K, vruchten van regelmatige arbeid) o Vermogensvergelijkingstheorie: elke verrijking , zelfs toevallig (vruchten + waardetoename)…..…….18 - Keuze van de Belgische wetgever: vooral bronnentheorie (rs: teruggegrepen naar civiel recht voor definitie) - Civielrechtelijk inkomensbegrip: inkomen is alles wat een zaak periodiek aan vruchten voortbrengt zonder haar wezen aan te tasten of de substantie te veranderen (=huidige definitie) o Meerwaarden en vermogenaangroei behoren nt tot begrip o In beginsel nt belastbaar, fiscale wet voorziet verschillende uitz 3. Vier inkomstenbelastingen voor vier soorten van belastingplichtigen (art1)……………………………………………….19 - PB en VB: belasting op het globale inkomen, maar art1§2 voorziet in het bestaan van voorheffingen o Principe: één belasting op het globaal inkomen, geheven in twee fasen (voorheffing, verrekening) o Werkelijkheid: vele voorheffingen krijgen het karakter van eindheffingen………………………………………20 4. Immorele of illegale inkomsten: blijven belastbaar (vb. inkomsten uit loterijen die verboden zijn) 3
HFDST 2 : DE PERSONENBELASTINGEN……………………………………………………………………………………………………………………21 Inleiding 1. Definitie (art1-3) - Rijksinwoner (art2,§1,1°) - Woonplaats of zetel van fortuin: feitelijke toestand, waar men werkelijk woont/verblijft/zetel v fortuin heeft o Weerlegbaar vermoeden (ten voordele van de fiscus): rijksregister (art2,§1,1°,al2) o Onweerlegbaar vermoeden: gehuwden: plaats waar het gezin gevestigd is (art2,§1,1°,al3) - PB in principe enkel op levenden, maar fictiebepalingen (overleden belastingplichtige wordt beschouwd als in leven voor belastingheffing -> aanslag ten name van de nalatenschap) (art28, 31 en 32) 2. Uitzonderingen (art4): extraterritorialiteitsfictie (nt aan PB onderworpen)………………………………………………..22 3. Belasting op wereldinkomen (art5): aan PB onderworpen zelfs voor in het buitenland behaalde inkomsten - Staat mag belasting heffen v subjecten/objecten als die voldoende aanknopingspunt met die staat Overzicht van de structuur van de personenbelasting 1. Grondslag van de personenbelasting - Totaal netto inkomen (art6) (inkomsten uit OG, RG en K, beroepsinkomsten en diverse inkomsten) - Men moet telkens van bruto naar netto (allerlei vrijstellingen) - Globalisatie: Vervolgens worden de 4 categorieën opgeteld (veel uitzonderingen) 2. Gezinssituatie……………………………………………………………………………………………………………………………………………….23 - Historiek o 1962: samenvoeging inkomsten echtgenoten en kinderen § PB is progressieve belasting: gehuwden benadeeld o 1988: cumulprincipe grotendeels afgeschaft -> 2001 volledig afgeschaft o 2005: wettelijk samenwonenden gelijkgesteld met echtgenoten (art2,2°) - Principes o Decumul (art126, 127): alle inkomsten van echtgenoten gedecumuleerd belast o Huwelijksquotiënt (art87): wanneer slechts één echtgenoot beroepsinkomsten heeft, wordt 30% pro fisco overgeheveld naar de andere, die daarop afzonderlijk wordt belast 3. Aftrekken van art104-116 op de inkomensmassa’s - Van het totaal netto inkomen mogen nog bepaalde bestedingen afgetrokken worden - Verdeling van de aftrekken over de afzonderlijk belastbare inkomens van de echtgenoten, met overdraagbaarheid naar de andere van een eventueel nt-afgetrokken saldo (art105) 4. Berekening van de belasting…………………………………………………………………………………………………………………………24 - Gewoon stelsel: basistarief, reeks verminderingen, eventueel één vermeerdering - Bijzondere stelsels o Omzetting sommige kapitalen naar fictieve rente o Afzonderlijke aanslagvoeten o Bonificatie wegens bepaalde voorafbetalingen - Dit alles op jaarbasis: art360 - Aanslagjaar – belastbaar tijdperk o Belastbaar tijdperk: periode waarvan de inkomsten de grondslag uitmaken van de belasting o Aanslagjaar: jaar waaraan de b. van een bepaald belastbaar tijdperk wordt verbonden o Verhouding : § PB: belastbaar feit voltrokken op 31dec van het belastbaar tijdperk om 24u § Aanslagjaar: jaar dat volgt - Plaats van de voorheffingen in dit systeem……………..……………………………………………………………………………………25 o Voorheffingen = voorschotten die in de loop van het belastbar tijdperk worden ingehouden of gevestigd. Deel 1. Grondslag van de personenbelasting…………………………………………………………………………………………………………….26 Afdeling 1. Inkomsten uit OG 1. Stadia in de belastingheffing (art1§2) - Onroerende voorheffing (art251-260): zelfstandige belasting (verrekenbaarheid afgeschaft) - Globale PB (art7-15) 4
2. Het begrip KI (art 471 e.v.) - Grondslag OG: KI (altijd voor OV, afwijkingen voor globale PB a. Definitie…………………………………………………………………………………………………………………………………………..27 § Forfaitair bedrag (vastgesteld door de Administratie van het kadaster) § WIB: gemiddeld normaal netto inkomen van 1j § Kadastrale legger: plan van iedere gemeente, ingedeeld in secties en percelen § Niet eigendomsaanwijzend (wel vermoeden als er geen eigendomstitel voorhanden is) b. Vaststelling KI (art472) § Berekend op: • OG: bruto huurwaarde • Materieel en outillage: coëfficiënt gebruikswaarde § Referentietijdstip • Nog altijd 1975 -> indexering (art518) • Aanslagj. 06 (OV), aanslagj. 07 (PB): KI x 42,76% c. Tijdstip van vaststelling……………………………………………………………………………………………………………………28 § Algemene perequatie: schatting KI (om de 10j) § Achterhaald (laatste schatting dateert van 1979 volgens huurwaarden van 1975) § Herzieningen • Buitengewone herziening in een gemeente • Speciale herziening m.b.t. een bepaald OG § Spontane aangifte door belastingplichtige (art494 en 473) (vb. n.a.v. verbouwing huis) d. Geschillenprocedure (art945) § Belastingplichtige is het oneens met vastgesteld cijfer: recht van bezwaar (art497 e.v.) § Verkeerde toepassing van de wet: niet procedure WIB • Vroeger: RvS bevoegd • Nu: Rb1eA 3. Roerende voorheffing…………………………………………………………………………………………………………………………………..29 a. Algemeen § Zelfstandige belasting § Vereisten • eigenaar/ bezitter/.. op 1januari • OG gelegen in België b. Grondslag: KI, nooit meer, soms minder c. Tarief § Federaal: 1,25% van het KI (art255) § In feite veel hoger door opcentiemen vanwege de provincies/gemeenten/agglomeraties § Opcentiemen = per euro staatsbelasting komt er één cent bij d. Schuldenaar (art251) § Eigenaar, bezitter, erfpachter, opstalhouder, vruchtgebruiker § Bijzondere regel bij overdracht: art395 • Zolang geen overschrijving in het kadaster, blijft de oude eigenaar SA • Tenzij hij kan aantonen nieuwe SA § OV op basis van. kadastrale inschrijving en niet titel van eigendom e. Aanslagjaar: valt samen met jaar waarin onroerende inkomsten werden behaald….………………………30 f. Heffing : ambtshalve 4. Globale PB op inkomsten uit OG…………………………………………………………………………………………………………………..31 a. Algemene regels (art7-10) § NIET in huur gegeven OG • In België o Ongebouwd of gezinswoning: geïndexeerd KI o Andere: geïndexeerd KI + 40% • In buitenland o Nettohuurwaarde – buitenlandse inkomstenbelasting
5
§
§
§
In huur gegeven OG • In België o Geen beroepswerkzaamheid § Ongebouwd of gezinswoning: geïndexeerd KI § Andere: geïndexeerd KI + 40% o Geheel of gedeeltelijk gebruikt voor beroepswerkzaamheid § Ongebouwd: Nettohuurprijs, minimum geïndexeerd KI § Gebouwde OG: Nettohuurprijs, minimum geïndexeerd KI + 40% § * Uitzondering: gebouwde OG verhuurd aan rp die geen venn is, met het oog op ter beschikking stelling ervan aan één (of meerdere) natuurlijke perso(o)n(en) om uitsluitend als woning te w gebruikt: geïndexeerd KI + 40% § * Geacht beroepswerkzh. als aftrekbaar als beroepskost o Gemengd (inkomsten van ieder gedeelte afzonderlijk): art8 o Nettohuurwaarde, -huurprijs en huurvoordelen § = brutobedrag verminderd met • 10% voor ongebouwde OG • 40% voor ongebouwde OG, o max 2/3 gerevaloriseerd KI (KI x 3,50) • In buitenland………………………………………………………………………………………………………….32 o Netto huurprijs – buitenlandse inkomstenbelasting Erfpacht, opstal en gelijkaardige onroerende rechten…………………………………………………………33 • Voor invoering art7§1,3° o Proberen belasten: grote bedragen o rs: belasting afgewezen § Vestiging of overdracht erfpacht/opstal § Geen inkomen, maar verkoopprijs (civielrechtelijk inkomstenbegrip) • Na art7§1,3° o Uitbreiding inkomstenbegrip o Gevolg: rechten van opstal tegen eenmalige vergoeding door particulieren kunnen nog maar moeilijk worden toegestaan -> fiscaal te duur Bijzonderheden…………………………………………………………………………………………………………………34 • Verhuring aan natuurlijke persoon o belasting op netto huurprijs is ook van toepassing als huurder goed buiten weten verhuurder gebruikt voor beroep • Inkomensbegrip o Algemeen § T.a.v. OG: strikte interpretatie (alles wat het goed opbrengt zonder de substantie ervan aan te tasten) o Belang § Alle inkomsten die eigenaar werkelijk uit OG haalt, zijn forfaitair in KI begrepen (vb. boomgard met KI van €50 brengt bepaald jaar €500 op -> fiscus kan nt aan werkelijke opbrengst) § Schadevergoeding wegens niet doorgaan verhuur = inkomen uit OG, moet niet afzonderlijk worden aangegeven. Forfaitair in KI. § Verhuur OG voor beroepsdoeleinden: welk gedeelte van de betaalde prijs effectief inkomen uit OG…………………………………….....35 • Eigenaar liet zandgroeve voor bepaalde prijs exploiteren • Prijs? Nt louter vergoeding voor gebruik grond (uitgraven van zand tast immers kapitaal aan) • Deel huur, deel aankoopprijs zand • Probleem van niet betaling van de huurprijs o Juridisch hoeft huurprijs niet betaald te zijn om belastbaar te zijn (betaling netto huurprijs) 6
Huur wordt gerangschikt onder burgerlijke vruchten -> worden geacht van dag tot dag verkregen te zijn § Men is belastbaar op de overeengekomen prijs o WIB geen correctiemogelijkheid (nettobedrag forfaitair bepaald door art13) o Billijkheid: slecht belastbaar op werkelijk betaalde huurprijs § In strijd met legaliteitsbeginsel • Verhuring aan een vennootschap…………………………………………………………………………36 o Venn. verhuurt aan natuurlijke persoon: niet voor beroep § Toch betaling netto huurprijs o rp die geen venn. is: KI + 40% (art7,§1,2°,b,bis) b. Vrijstellingen en verminderingen § Vrijstelling voor goederen zonder winstoogmerk besteed voor bepaalde liefdadigheidsdoeleinden (art12, § 1): toepassingsvoorwaarden • Afwezigheid van winstoogmerk bij belastingplichtige EN bewoner o In geval van verhuring (zelfs aan een VZW) is art12§1 nt van toep o Niet noodzakelijk dat vergoeding enkel kostendekkend is o Wel: doel: in stand houden dienst o Geen verdoken winst • Bestemming voor bepaalde doeleinden…..…………………………………………………………….37 § Loopbaanpacht (art12§2) § Proportionele vermindering wegens improductiviteit • Art15: gevallen • Onvrijwilligheid………….…………………………………………………………………………………………..38 o HvC: improductiviteit moet te wijten zijn aan omstandigheden onafhankelijk van de wil van de b.plichtige o Wet ’95: uitdrukkelijk improductiviteit onvrijwillig -> tekst vernietigd door AH (geen toestemming gewestregering) c. Vrijstelling van KI van eigen woning § Art 12§3: eigen woning fiscaal stimuleren § Meerdere woningen: vrijstelling woning naar keuze § Uitbreiding: niet persoonlijk betrekken woning § Gedeeltelijke vrijstelling: niet vrijgesteld deel beroepswerkzh. § Gehuwden en wettelijk samenwonenden: gekozen woning die zij beiden betrekken………..39 d. Aftrek van interesten en van erfpacht en opstalvergoedingen (art14) § Interesten • Aftrekbaar: interesten uit hoofde van schulden die zijn aangegaan om OG te verwerven , of te behouden • Totale bedrag beperkt tot onroerend inkomen , geen negatief saldo • Historisch: o ’62:interesten van schulden om O of R inkomsten te verkrijgen of behouden -> aftrekbaar van het totaal belastbaar netto-inkomen o ’88: aftrek in de derde fase afgeschaft + aftrek om R inkomsten te bekomen/behouden geheel afgeschaft o Hoe nieuwe bepaling interpreteren? § Wet geeft geen definitie van aangegane schulden § Zowel in rechtstaal als gewone omgangstaal: nt beperkt tot schulden uit overeenkomst § Wel als voorwaarde gesteld: vrijwillig aangegaan om O inkomsten te verkrijgen/behouden (deze vw wordt nt noodz uitgesloten door enkele feit dat schuld wettelijke oorsprong heeft) § HvC (oude rs) • Persoon had OG geërfd en wou deze behouden • Vraagt uitstel van betaling van successierechten, maar moet verwijlinteresten betalen §
7
Fiscus wou verwijlinteresten nt aanvaarden als aftrekbare interesten • HvC: het is mogelijk dat b.plichtige de bedoeling had om schuldenaar van de successierechten te blijven om O inkomsten te verkrijgen -> Feitenrechter moet nagaan of die bedoeling werkelijk aanwezig is § Erfpacht en opstalvergoedingen (art14,2°)………………………………………………………………………….40 • Geen negatief saldo • Tegenhanger van belastbaarheid erfpachter/opstalgever o Hetgeen je krijgt is belastbaar, hetgeen je moet betalen is aftrekbaar § Gemeenschappelijke opmerkingen • Evenredige afgetrokken van de inkomsten van OG • Decumul: gevolg o Lening eigen OG: aftrekken eigen onroerende inkomsten o Lening ondeelbaar: verdeeld over beide echtgenoten, evenredig met eigendomsrecht o Compensatie: art14, al.4: overschot overhevelen e. Gebruik van een OG voor beroepsdoeleinden…………………………………………………………………………………41 § Niets aangeven als inkomen uit OG § KI wordt geacht in beroepsinkomen begrepen te zijn § Wel OV geheven Afdeling 2. Inkomsten en opbrengsten uit RG en kapitalen……………………………………………………………………………………….42 1. Inleiding - Inkomensbegrip o Geen algemene definitie, wel limitatieve opsomming (art17) o Belasting is verschuldigd bij toekenning of betaalbaarstelling o HvC: enkel inkomsten in de eigenlijke zin van het woord § = periodieke vruchten/opbrengsten van RG en kapitaal (civielrechtelijk inkomstenbegrip) § Niet vermogenstoenamen of meerwaarden o Wet: uitz: soms belasting niet periodieke opbrengsten o Inkomen in natura (art20bis) § b. inkomen = verkoopwaarde van de goederen op datum toekenning/betaalbaarstelling § toekenning onder de vorm van effecten: minimumgrondslag (art20bis,al2) - Heffing in twee stadia…………………………………………………………………………………………………………………………………..43 o Vroeger: ’62: RV afz. belasting, ’66: voorschot op globale PB o Nu: vrij complex (’83) § RV verschuldigd op de in art261-262 vermelde inkomsten § Tweede stadium volgt niet noodzakelijk (in werkelijkheid zelden of nooit) • RV is facultatief bevrijdend (art313): desbetreffende inkomsten moeten niet meer worden aangegeven en niet meer in globale grondslag PB worden opgenomen • RV wordt dus eindheffing o ’83: invoering bijzondere heffing geheven op relatief hoge R inkomsten van welbepaalde categorieën § Afgeschaft door AH (schending gelijkheidsbeginsel) 2. Brutobedrag van de belastbare inkomsten…………………………………………………………………………………………………..44 a. Dividenden (art17,1° en art18) = winstuitkeringen BELASTBARE INKOMSTEN § Civielrechtelijk inkomen: dividenden vallen hieronder • Ook als ze afkomstig zijn uit reserves, ook al dient de toekenning ervan tot volstorting of kapitaalverhoging, ook al zijn ze genomen van fictieve winst • Behoren niet tot inkomen uit aandelen o 1° Stockdividenden of bonusaandelen………………………………………………...……45 § = nieuwe aandelen die aan de aandeelhouders worden uitgereikt n.a.v. de opneming in het kapitaal van winst of reserves die de voor winstuitkering geldende regeling nt hebben ondergaan § Zoethoudertje voor aandeelh. die geen kasdividend ontvangen 8 •
Achtergrond: NV 100 aandelen zonder nominale waarde. • Kapitaal = 100.000 -> fractiewaarde aandeel 1000 • Reserve: 100.000 -> werkelijke waarde aandeel 2000 • Reserves geïncorporeerd in kapitaal: voortaan 200.000 o Venn geeft geen nieuwe aandelen uit § Fractiewaarde wordt 2000 § Werkelijke waarde blijft 2000 o Venn geeft 100 nieuwe (bonus)aandelen uit § Kapitaal 200.000 met 200 aandelen § Fractiewaarde 1000 § Werkelijke waarde 1000 § Aandeelhouders hb nu 2 aandelen met waarde 1000 -> in feite gewoon papier o 2° Opbrengst verkoop van een inschrijvingsrecht § = bestaande aandeelhouders hebben voorkeurrecht om in te schrijven op aandelen waarop in geld wordt ingeschreven. Wie geen gebruik maakt van dat recht kan het verkopen § Verkoopprijs is geen inkomen: inschrijvingsrecht maakt onafscheidelijk deel uit van aandeel en is nt de opbrengst daarvan Uitbreiding inkomensbegrip door fictie van de wet (ook als dividend beschouwd) (art18) • Terugbetaling van kapitaal……………...……………………………………………………………………..46 o Volgens civielrechtelijk begrip geen inkomen (terugbetaling eigen inbreng) o Toch gelijkgesteld met belastbare inkomsten o Uitz: terugbetaling van gestort kapitaal (art 2,6°) • Terugbetaling van uitgiftepremies en participatiecertificaten o Uitgiftepremies en participatiecertificaten worden gelijkgesteld met kapitaal, op vw dat ze onder het passief van de balans worden vermeld onder het eigen vermogen op een rekening die de waarborg voor derden vormt dat ze enkel verminderd kunnen worden als gevolg van een beslissing van de AV (art184,al2) o Slechts belastingsvrij in zelfde geval als bij terugbetaling kapitaal o Achtergrond: (vb) NV: EV = 500, 10 aandelen -> werkelijke waarde: 50 § Kapitaalverhoging van 100 door uitgifte 10 nieuwe aandelen § EV = 600 • Werkelijke waarde aandeel = 30 (600:20) • Benadeling oude aandeelhouders § Aan nieuwe aandeelhouders uitgiftepremie vragen • 10 voor aandeel + 40 uitgiftepremie • EV = 1000 • Werkelijke waarde aandeel = 50 • Opbrengsten uit de gehele of gedeeltelijke verdeling maatschappelijk vermogen en uit verkrijging van eigen aandelen………………………………………………………………………….47 o Waarover gaat het? § Ingeschreven op aandeel van 100 § Bij verdeling maatsch vermogen: aandeel terugbetaald voor 300 § Opbrengst van 200 (civielrechtelijk meerwaarde) o Vóór hervorming venn.b. ’02 § ’89: principe van onbelaste meerwaarde terzijde geschoven door wet: door fictie als dividend beschouwd § Doel gemist: door gelijkstelling meerwaarde met dividenden zou er RV verschuldigd moeten zijn -> ’91 uitdrukkelijk vrijgesteld van RV § ’98: wettekst aangepast: inkomsten uit liquidatie en verkrijgen van eigen aandelen (andere dan art19,§1,4°) toegekend n.a.v. verdeling maatsch vermorgen, nt belastbaar o Hervorming venn.b. ’02…………………….……………………………………………………….48 9 §
§
RV van 10% ingevoerd voor liquidatie- en verkrijgingsuitkeringen Art18: opsomming belastbare dividenden -> toegevoegd art18,al1,2°ter § (verwijzing naar art186, 187 of 209) samengevat: belastbare grondslag bestaat uit het positieve verschil ts het totale toegekende bedrag of de totale toegekende waarde en het aandeel in het gerevaloriseerd KI § Art21: opsomming van de nt als inkomsten van RG en kapitalen belastbare inkomsten • Vrijstelling beperkt • BEVEK’s en SICAV’s blijven buiten schot § Herkwalificatie van interesten in dividenden door fictie fiscale wet……………………………………49 • Zie venn.belasting b. Interesten en daarmee samenhangende inkomsten (art17,2° en art19) § Niet alle interesten zijn belastbaar • Art 17 en art19: limitatieve opsomming • HvC: nt alle burgerlijke vruchten en interesten • Belastbaarheid afhankelijk van 2 voorwaarden: o Inzet van kapitaal o Verrijking die werkelijk het vermogen van de SE vergroot • Gevolg: behoren niet tot belastbaar inkomen o 1° Moratoire en gerechtelijke inkomsten § Moratoire inkomsten: geen verrijking, maar schadevergoeding § HvC: prijs conventioneel ter beschikking van de koper, prijs verhoogd in verhouding tot de index -> zowel interest als de verhoging van de hoofdsom als belastbaar R inkomen gehouden § HvC: bedrag van schuld ter beschikking van SA (in overeenkomst zowel interest als aflossingsschema): interest belastbaar § Feitenkwestie: schadevergoeding, dan wel opbrengst verkapte lening of geldplaatsing o 2° Vergoeding voor inpandgeving van aandelen……………………………….…...….50 § HvC: periodieke vergoeding die iemand ontvangt van SA wiens schuld hij garandeert tegenover de SE door eigen aandelen in pand te geven, is geen roerend inkomen § Niet alleen interesten zijn belastbaar • Het civielrechtelijk inkomensbegrip is ruimer dan interesten alleen o Vb. (HvC) vergoeding toegekend wegens beschikbaar houden van een krediet = roerend inkomen • Indexeringsclausules o HvC: ook de verhoging van de terug te betalen hoofdsom o.g.v. een indexeringsclausule is te beschouwen als een belastbare interest • Sommige niet-periodieke opbrengsten o Uitgifte en terugbetalingspremies (normaal nt als inkomsten beschouwd want nt periodiek) • Sommige meerwaarden o 1. Kapitalisatiebons en vast rentende effecten………………………………………..…51 § Interest wordt ontvangen op vervaldatum (vastrenderende effecten: jaarlijkse uitbetaling van interesten) § Misbruik: verkopen vlak voor vervaldatum (formeel juridisch gaat het om een meerwaarde en geen interest) § Wetgever opgetreden tg deze vorm van belastingontwijking: art19§2 (iedere som boven de uitgifteprijs) § In de praktijk: veel ingewikkelder -> wetgever her en der in het WIB nog reeks maatregelen om vormen van ontwijking tegen te gaan § §
10
’96: fiscaal stelsel van vastrenderende effecten ook van toep op andere verzekeringsspaarproducten die steunen op kapitalisatieverrichtingen (art2§4) o 2. Swaps § = contante valutaruilovereenkomst met tegengestelde verrichting op termijn § Achtergrond: onderneming 3maand 100.000 dollar nodig voor bedrijfsverrichtingen (1dollar = 1euro) -> houdt wisselrisico in (indien dollar zakt tot 0.95 -> maar 95.000 terug) § Geen wisselrisico door swaptechniek: voor zekerheid prijs betalen (afhankelijk van de marktverwachtingen) § Vaak oneigenlijk gebruikt door particulieren: doel: belastbare interesten omvormen in meerwaarden • Spaarder kocht goud 100.000, verkoper verbond zich ertoe goud op termijn terug te kopen voor hogere prijs 105.000 = fin. Ec. bruto interest (maar juridisch meerwaarde) § Door fictie belastbaar (art19§3) o 3. Sommige levensverzekeringscontracten…..……………………………………………52 § Vrijstelling als beroepsinkomst § Misbruik: kortlopende verz.contr met gewaarborgd rendement dat de marktwaarde benaderde (vb. men betaalt eenmalige premie van 100. Na een jaar ontvangt men 103) § Daarom art19§4: verschil ts gestorte premies en uitbetaalde bedragen -> gelijkgesteld R inkomen o 4. Beleggingsvennootschappen (fix-fondsen)…………………………………………….53 § Tijdstip belastbaarheid interesten (art267) • Vanaf toekenning/betaalbaarheid • Interesten of gelddeposito’s: laatste dag van het tijdperk waarop ze betrekking hb § Vrijstelling van interesten (art21) c. De opbrengsten van de verhuring van RG………………………………………………………………………………………..54 § Inkomsten van verhuring, verpachting, gebruik en concessie = belastbare roerende inkomsten = royalty’s § Bijzonderheden • Onderscheid cessie – concessie o Cessie = overdracht intellectueel recht, definitieve afstand van eigendom o Concessie = licentie, vorm van verhuring • Modaliteiten en grootte van de opbrengst uit verhuring o HvC: belastbare opbrengst kan zowel bestaan uit periodieke betalingen als uit eenmalige som § Lijkt tegenstrijdig met civielrechtelijk definitie § Periodiek = geëigend om periodiek op te komen • Praktijk o Licentienemer betaalt naast royalty’s nog afzonderlijke bijdrage als bijdrage in de werkelijke kosten: is geen opbrengst van de licentie (ondernemingswinst) d. Sommige renten …………….…………………………………………………………………………………………………………….…55 § Principe: art17,4° • Vb. verkoop van een huis op lijfrente aan een rp, rp betaalt rente -> belastbaar § Grondslag • Lijfrente of tijdelijke rente is vaak een verkoopprijs, is dit dan inkomen? • Art20 o indien rente is aangelegd met nt afgestaan kapitaal (kapitaal moet worden terugbetaald) -> volledig belast o indien rente is aangelegd met afgestaan kapitaal, forfaitair belast tg 3% o indien kapitaal bestaat uit OG, waarde bepaald zoals bij registratierechten 11 §
3. Roerende voorheffing…………………………………………………………………………………………………………………………………..57 a. Definitie en werking § Bronheffing: ingehouden door de SA van een bepaalde roerende inkomsten § Vb. venn decreteert dividend van 100, om te innen op dag betaalbaarstelling moet aandeelhouder coupon afknippen en aanbieden. Ontvangt 75 euro -> 25% RV § Ter zijde van de SA: zelfstandige belasting (SA stort aan schatkist) § Ter zijde van de genieter: in beginsel geen belasting. • Wijze van inning/heffing, maar sinds 1983 meestal eindheffing b. Op welke inkomsten? § Opsomming in art261-262 (sluit in hoofdzaak aan bij art17) § Veel vrijstellingen en verzakingen: 105 e.v. KB WIB c. Grondslag: op welk bedrag berekend? § Staat nergens uitdrukkelijk, men moet het afleiden uit verschillende wetsbepalingen § Inkomsten uit roerende kapitalen……………………………………………………………………………………….58 • Art268 a contrario: RV berekend op brutobedrag van de inkomsten uit R kapitalen § Inkomsten vd verhuring van roerende goederen • art22§3: bruto bedrag – uitgaven/lasten die gedragen zijn om inkomsten te verkrijgen/behouden (forfaitaire aftrek: 15% - art3KB WIB) d. Tarief (art269 en 518) § Vroeger: tarief 25%, maar uitzonderingen -> verschillende wijzigingen § Nu: dividenden: 25%, andere 15%, maar uitz. 4. Opname van de roerende inkomsten in de grondslag van de globale PB en netto bedrag a. Stelsel 1962 + 1966: globalisatie………………………………………………………………….………………………………...59 § Alle roerende inkomsten werden opgenomen in de grondslag van de globale PB § RV voorschot -> mocht worden afgetrokken van de verschuldigde globale PB § Belastingplichtige moest al zijn roerende inkomsten aangeven § Toevoeging RV • Om de roerende inkomsten als onderdeel van de grondslag van de globale PB te bepalen, moest het ontvangen bedrag verhoogd worden met de RV o Mechanisch: RV 25%: verhoging met 1/3; RV 10%: verhoging 15/85 • Waarom toevoeging RV? o Belastingplichtige 100euro bruto -> 25% RV o Indien RV nt bestond zou hij 100 krijgen en dus 100 moeten aangeven § Daarop zou globale PB worden berekend § 20% -> 20 euro betalen o RV bestaat: 75 (ontvangen) + 25 (voorschot) = 100 -> grondslag § 20% -> krijgt 5euro terug b. Bevrijdende RV………………………………………………………………………………………………………………………………..60 § Werkte in de praktijk niet, grote meerderheid geen aangifte roerende inkomsten § Fraude gelegaliseerd: RV = eindheffing § Principe: art313 • Geen aangifte meer doen van roerende inkomsten waarop RV is ingehouden • RV is eindheffing: uit de globale grondslag gelicht en afzonderlijke belasting 15/25% § Vrijwillige aangifte, RV facultatief bevrijdend………………………………………………………………..…...61 • Men kan nog vrijwillig aangeven om het globalisatiestelsel te laten toepassen • In de praktijk vaak gedaan (vb. personen met bescheiden inkomen) • Bij misrekening: vrij aangegeven inkomsten toch buiten globale grondslag (afzonderlijk belast tegen zelfde bedrag als wanneer ze het nt hadden aangegeven) § Toestand van de roerende inkomsten waarop geen R.V. is ingehouden • Vb. inkomsten die men rechtstreeks uit het buitenland heeft geïnd • Om discriminatie te vermijden: uit de globale grondslag gehaald, afzonderlijke belasting van 25 of 15% • Grondslag: brutobedrag – lasten (forfaitair 15%) c. Fiscale hervorming - Wet 7 december 1988 12
5. Pro memorie: het forfaitair deel van de buitenlandse belasting (FBB)………………………………………………………….62 - Problemen internationale dubbele belasting (persoon door twee of meer staten belast) - FBB = van de eigen belasting mag een bedrag worden afgetrokken, dat geacht wordt overeen te stemmen met de buitenlandse belasting (credit against foreign tax) (art285): 15/85 - Afschaffing forfaitair karakter t.a.v. interesten, afgeschaft t.a.v. particulieren die de betrokken RG of K nt hebben belegd in hun beroepsvermogen, afgeschaft m.b.t. dividenden 6. De woonstaatheffing…………………………………………………………………………………………………………………………………….63 - Gedurende lange tijd hebben de Europese landen elkaar spaargelden afgesnoept door fiscale gunstbehandelingen in te stellen voor rente die werd opgestreken door buitenlanders (vb. geen bronheffing op rente-inkomen van buitenlanders) - Richtlijn: lidstaten moeten elkaar inlichtingen geven over rente inkomsten inwoners - Bankgeheim (verplichting inlichtingen nt toepasselijk) -> op rente-inkomsten van buitenlanders bronheffing van 35% heffen, die voor 75% wordt doorgestort aan woonstaat (verrekening toegestaan) Afdeling 3. Beroepsinkomsten…………………………………………………………………………………………………………………………………..64 Inleiding - Art23: extensieve benadering - Geen algemene definitie o Niet gemeenrecht, want niet inkomen uit zaken, wel inkomen uit activiteiten o Fiscale rl: poging tot definitie: periodieke opbrengst van werk, na aftrek lasten… -> niet geschikt - Gemeenschappelijke kenmerken o Inkomsten beroepswerkzaamheid: effectief of fictief o Vaak genoeg voordoen + beroepsmatig (georganiseerd - relatief) - Gevolg: 3 soorten inkomsten van act……………………………………………………………………………………………………………65 o Beroepswerkzaamheid (progr. belast) o Winsten en baten occasionele verrichtingen (vast tarief: 33%) o Normaal beheer van privé vermogen (onbelast) - Toepassingsveld: niet te eng (in kader beroepswerkzh.) (vb. advocaat schrijft juridisch boek) - Professionalisatie van de roerende en onroerende inkomsten (art37)………………………………………………………...66 o OR/R inkomen krijgt karaker beroepsinkomst o Inkomsten uit OG § OG gebruikt voor beroep, KI wordt geacht begrepen te zijn in de winsten/baten o Inkomsten uit RG en K § Bevrijdende RV geldt nt, als deel van beroepsinkomsten onderworpen aan het globalisatiestelsel (toevoeging + verrekening RV) - Begrip “beroepsvermogen”: één ondeelbaar vermogen -> fictie fiscale wet o HvC: 2vw: goederen materieel gebruiken voor beroep + onderworpen aan de risico’s Onderafdeling 1. Bruto beroepsinkomsten §1. Ondernemingswinst - Begrip onderneming: HvC: economische activiteit gericht op produceren of het verhandelen van goederen of het verlenen van diensten - Begrip winst: art24-25 eigenaardige, betwistbare formulering (geen duidelijk beeld wat winst is) 1. De klassieke conceptuele benadering...............................................................................................................68 - Geïnspireerd het vennootschapsrechtelijk begrip van de uitkeerbare winst - Toename netto actief (= totaal actief – schulden) gedurende belastbaar tijdperk – nieuwe K inbrengen - Gevolg: meerwaarde = winst (spelen ook mee: schuldvorderingen, voorraadtoename, …) 2. De dynamische benadering aan de hand van de winstbestanddelen - Globaal winstsaldo op jaarbasis is het gevolg van een dagelijkse ontwikkeling - Aanhoudende wisselwerking tussen kosten en baten - Vergelijken van de balansen - Belang boekhoudrecht o vb. tg kostprijs op balans zetten OF tg kostprijs, verhoogd met een deel van de verwachte winst o boekhoudrecht aanvaardt de 2 methoden o wie winst zo laag mogelijk wil houden: 1e methode; als ondernemer winst wil egaliseren: 2e methode 13
BESTANDDELEN WINST volgens de wet………….………………………………………………………………………………….……………...71 - Art24 somt alle bestanddelen van de winst op: lukrake opsomming 1. Exploitatiewinst(en) - = (HvC) inkomsten die voortkomen uit nijverheid, handel of landbouwonderneming, niet noodz. opbrengst eigenlijke exploitatie (vb. vergoeding voor het nt doorgaan van de verkoop van een handelszaak) - Het is voldoende dat de opbrengst behaald wordt in het kader van de onderneming - Vereist is wel dat de exploitatiewinst gegenereerd wordt tijdens de uitoefening van het bedrijf (anders art28) - Sommige rs: verregaande interpretering opbrengsten: nt eens noodz dat de opbrengst eigen was aan de ond o HvC: visie verworpen o In casu: landbouwexploitatie van stuk grond stopgezet, concessie afgesloten zodat een derde de klei van de grond kon uitgraven -> HvB: vergoeding voor de concessie = exploitatiewinst omdat dit gebeurde i.p.v. de normale exploitatie -> HvC: uitgraven van klei is vreemd aan landbouw activiteit - Art25: niet-limitatieve opsomming……………………………………………………………………………………………………………….72 o 1° loon ondernemer § Eenmanszaken juridisch geen loon § Bedoeld wordt: voorafnemingen uit de winst die ondernemer op het debet van zijn resultaatrekening zou boeken (wat nt mag) -> blijven belastbaar en zijn nt aftrekbaar o 2° voordelen van alle aard § Belast op de werkelijke waarde bij de verkrijger (sommige forfaitair bepaald door de koning) § 2 systemen • Toevoeging aan resultaat: de van derde verkregen voordelen, anders dan in geld (vb. reis die handelaar van zijn leverancier krijgt -> gewaardeerd worden -> opbrengst) • Verwerping als beroepskost: kosten gedaan voor privé doeleinden die ten laste werden gelegd van de onderneming……………………………………………………..……………….73 o 3° Baten van speculaties § Overbodige bepaling (occasionele speculaties: art90) o 4° Terugbetalingen van leningen en ond.uitbreidingen § Betreft sommen die door het uitgeven niet verloren gaan, maar een werkelijke tegenwaarde in bedrijfsvermogen vormen § Vb. 100.000 winst, met geld machine kopen -> blijft winst, nt aftrekbaar als beroepskost § Als beperkte gebruiksduur: afschrijven § Overprijs boven de werkelijke waarde (vb. hogere prijs door opbod) • OG: HvC aanvaardt de onmiddellijke aftrek van de overprijs nt • Aandelen: onmiddellijke aftrek aanvaard door sommige HvB, nt aanvaard door de Commissie voor Boekhoudkundige Normen o 5° Reserves en voorzieningen…………………………………………………………………………………………..……………..74 § Alle winst die nt is uitgekeerd, maar ter beschikking blijft van onderneming § Uitz: voorziening voor risico’s en kosten (art48) o 6°, a vergoedingen voor activiteitsvermindering § Qua grondslag: overbodige bepaling § Was al belastbaar o.g.v. rs HvC: alg begrip expl.winsten § Nut: verwijzingsfunctie o 6°, b herstel van tijdelijke winstderving………………………………………………………………………………….………..75 § Grondslag nt overbodig: ontvangsten niet eigen aan exploitatie § Probleem: polis gewaarborgd inkomen wanneer vergoedingen geen effectief inkomstenverlies compenseren • AH: soortgelijke problematiek bij arbeidsongevallenvergoedingen en polissen gewaarborgd inkomen die op permanente invaliditeit betrekking hebben • Nt belastbaar § Wet voorziet geen afzonderlijke aanslagvoet voor de belasting van vergoeding tot herstel van tijdelijke winstderving, ook nt wanneer pas betaald of toegekend na belastbaar tijdperk • AH schending gelijkheidsbeginsel (wel het geval voor bezoldigingen en pensioenen) § Opmerking: nt belastbaar: morele schade, stoffelijke schade aan goederen zonder beroepskarakter, terugbetaling kosten ongeval (tenzij als beroepskost afgetrokken) • Nt herstel winstderving, wel herstel winstbron 14
-
-
-
-
-
Art48: Voorzieningen voor risico’s en kosten o Eenjarigheidsbeginsel (art360) - eenjarigheidsbeginsel beroepskosten: art49 o Art48: uitzondering…………………………………………………………………………………………………..……………………..76 o Onjuiste woordkeuze ‘vrijstelling beroepskosten’ -> spreiding o Materiële toepassingsvoorwaarden § scherp omschreven kosten die waarschijnlijk zijn • uitgesloten: voorziening voor onnauwkeurig omschreven risico • loutere mogelijkheid, eenvoudige verwachting volstaat nt § als beroepskost aftrekbaar § normaal op de uitslagen van b tijdperk drukken Art 48: waardevermindering op dubieuze schuldvorderingen………..................................................................77 o Ondernemingen: belastbaar als schuldvordering zeker en vaststaand is § als door insolventie betaling twijfelachtig wordt § SE mag verlies of minderwaarde aftrekken o Historische evolutie § ’50: HvC: verlies op een schuldvordering pas aftrekken indien het zeker en vaststaand is • rl bekritiseerde deze visie § ’62: wet bevestigde impliciet de oplossing van het HvC (zolang het verlies nt zeker en vaststaand is, mogen er enkel voorzieningen worden aangelegd) § ’83: term voorzieningen veranderd door waardeverminderingen (terminologie in overeenstemming brengen met boekhoudrecht) • Waardeverminderingen mochten enkel geboekt worden binnen de artificiële grenzen bepaald door de koning (behalve als ze zeker en vaststaand waren) • rs: pogingen om grenzen te omzeilen o schuldvordering als zeker en vaststaand beschouwen bij faillietverklaring o HvC: nt bijgetreden (zolang er een schijn van kans is op betaling) § ’85: waardeverminderingen bij faillietverklaring toegelaten § ’95: artificiële begrenzingen afgeschaft • Waardeverminderingen aftrekbaar wanneer ze beantwoorden aan waardering met oprechtheid, goede trouw en voorzichtigheid op basis van objectieve elementen o Vrije beroepen: pas bij effectieve betaling belastbaar Art26: abnormale of goedgunstige voordelen……………………………………………………………………………………………..78 o vooral van toepassing in venn belasting o Winsten verschuiven door abnormale of goedgunstige voordelen: dit kan door § beroepskosten opdrijven…………………………………………………………………………………………………....79 • vb. B dochteronderneming betaalt voor dienst buitenlandse moederonderneming. Prijs is 10.000, dochter betaalt 50.000 -> 40.000 winst overgeheveld § afzien van winst (vb. toekennen van renteloze lening) Art29 en 364: lichamen zonder rechtspersoonlijkheid o fiscale transparantie, niet onderworpen venn.b. o winst/baten van het lichaam worden beschouwd als winst/baten van de vennoten o winst/baten worden geacht te zijn toegekend op de datum van afsluiting van het boekjaar Art362 – 363 o 1° kapitaalsubsidies § Subsidies voor bepaalde investeringen = exploitatiewinst = belastbaar § Evolutie • Vroeger: vrijgesteld o Maar aftrek van de kapitaalsubsidies voor afschrijvingen o Nadelig voor investeringsaftrek § Grondslag: voor de afschrijving dienende aanschaffings- of beleggingswaarde o Discriminatie: ondernemingen die met vreemde middelen investeerden en die rentetoelage van de overheid kregen ondervonden dit nadeel nt § Rentetoelage drukt aftrekbare intresten § Beïnvloedt nt aftrekbare aanschaffingswaarde 15
’84: Herstelwet: kapitaalsubsidie belastbaar -> afschrijven zonder vermindering o Art361: afschrijfbare waarde wordt onaangetast gelaten; de subsidie zelf wordt geleidelijk belastbaar naarmate men afschrijft o Komt op hetzelfde neer als vorige regeling, maar afschrijfbare waarde blijft formeel intact • AH: schending § Achterhaald: art68 verwijst nt meer naar afschrijfbare aanschaffings- of beleggingswaarde maar naar de aanschaffings- of beleggingswaarde tout court o 2° Disconto………………………………………………………………………………………………………………………………………81 § Schuldvordering zeker en vaststaand: belastbaar (schuldvordering moet voor haar werkelijke waarde in de boekhouding worden opgenomen) § Renteloze vordering op termijn is de huidige werkelijke waarde lager dan de nominale waarde (nu 1000euro, 10% interest -> na een jaar 1000euro uit te lenen kan men 1100euro krijgen -> verschil is disconto) § HvC aanvaardt dat men van de nominale waarde van renteloze vorderingen het disconto aftrekt 2. Meerwaarden (art24,al1,2°) a. Wat is meerwaarde?............................................................................................................................82 § Vroeger (voor 1936): enkel winst uit arbeid belastbaar § Nu: winst veel ruimer dan civielrechtelijk inkomstenbegrip dat op bronnentheorie steunt § 3wezenskenmerken • Positief waardeverschil n.a.v. een uitdrukking of een verwezenlijking (verondersteld een boekhk. operatie of een daad van beschikking) • Voorafbestaand actiefdeel • Occasioneel, niet repetitief karakter (vw nt meer in wet; de facto opnieuw via art44) o Productiemiddelen: meerwaarde kan o koopwaren: niet (gewone winsten van verrichtingen van het bedrijf) b. Technische omschrijving § Verschil tussen overdrachtsprijs of de nieuw uitgedrukte waarde enerzijds en de fiscale boekwaarde anderzijds (art43) c. Meerwaarde moet betrekking hebben op de bedrijfsactiva § Meerwaarden op privé vermogen zijn in beginsel nt belastbaar (vallen nt onder inkomstenbegrip) (uitz: art90) § Gevolg: belangrijk om te weten privé vermogen of beroepsvermogen § Discussie: HvC: activa onderneming……………..…………………………………………………………………….83 • Voor ondernemingsdoeleinden gebruikt EN • Aan alle risico’s van de onderneming onderworpen o M.b.t. natuurlijke personen zeer rare vw o B privaatrecht kent geen affectatievermogen o Art7 en 8Hyp/W: alle goederen van SA strekken zijn SE tot waarborg o Als geen volkomen rp -> steeds risico heel vermogen te verliezen o Uiteenlopende theorieën: HvC § Zuiver ec risico’s: verminderingen of vermeerderingen van de waarde worden bepaald door goede/slechte gang van zaken onderneming -> zienswijze nt overtuigend § Betrokken activa moeten eigendom zijn van de ondernemer -> magere opvatting § Bijzonder wilselement: nt alleen gebruik maken van goed, ook de bedoeling dat alle waardeschommelingen van het goed in de resultaatrekening worden opgenomen • Blijkt uit opname van het goed in de balans o Meest recente rs HvB gaat de richting weer uit vd theorie vd ec risico’s o ’89: art41: specifieke omschrijving activa: intentioneel element •
16
d. Gunststelsels voor meerwaarden……………...…………………………………………………………………………………….84 § Meerwaarden: niet periodiek, soms grote bedragen, onevenredig hoge belastingen, dikwijls niet meer dan papieren schijnwinsten -> groot aantal gunststelsels (art44-47 en 171) • Vrijstelling van enkel uitgedrukte meerwaarden o Principe: belastbaar zodra uitgedrukt (nettoactiefbenadering) § Economisch zeer bedenkelijk o Daarom: vrijstelling § Vrijstelling nt van toepassing op voorraden en bestellingen in uitvoering (= koopwaren -> intrinsiek winsten, geen meerwaarden) o Uitdrukking = meerwaarde -> weinig praktische betekenis, want nt steeds verplicht meerwaarden uit te drukken • Vrijstelling ten belope van de inflatie………………………………………………………...…………..85 o Monetair gedeelte van de meerwaarde wordt vrijgesteld o Wetgever stelt coëfficiënt vast in welke mate het prijspeil is gestegen o Coëfficiënt is vastgesteld alsof er sinds 1950 geen inflatie meer is geweest: vrijstelling is illusoir • Definitieve vrijstelling mits wederbelegging……..…………………….................................86 o Vrijstelling indien onderneming binnen bepaalde termijn realisatieprijs wederbelegt in bepaalde activa in België o België: stelsel gekend voor gedwongen meerwaarden en sommige vrijgestelde meerwaarden -> dubbel probleem § Men kon de meerwaarden onbelast en liquide verwezenlijken door in 2 stappen te werk te gaan • Verkoop bedrijf van 1miljoen voor 1,5miljoen (meerwaarde 0,5miljoen), inschrijven op nieuwe aandelen voor 1,5miljoen (meerwaarde definitief vrijgesteld) • Verkopen nieuwe aandelen voor 1,5miljoen -> geen meerwaarde -> geen belasting • Oplossing: belegging afhankelijk maken van minimumduur § Carrousel van afschrijvingen • Moedermaatschappij had schip dat volledig was afgeschreven, werd verkocht aan dochter -> meerwaarde vrijgesteld mits wederbelegging, dochter kon schip opnieuw afschrijven o Stelsel volledig afgeschaft e. Voorlopige vrijstelling met teruggrijpen naar de oorspronkelijke waarden § Variante van het vorig stelsel (hoewel in België nooit als zodanig ervaren) § Art45: aandelen die worden geruild n.a.v. een belastingvrije fusie, splitsing of omzetting § Vb. Ondernemer aandeel met aanschaffingswaarde 1000, venn fusioneert belastingvrij en hij krijgt een nieuw aandeel van 3000. Meerwaarde van 2000 wordt voorlopig vrijgesteld. Wanneer hij zijn nieuw aandeel verkoopt, grijpt men terug naar de oorspronkelijke waarde (alsof de fusie nt had plaatsgevonden) f. Afzonderlijke belasting tegen een lager tarief…………………………………………………………………………….…...87 § Veel meerwaarden belast tegen een tarief van 16,5% (art171,4°) § Problemen van evenwicht. • Minderwaarden aftrekbaar als beroepskosten • Aftrek vermindert de winst (die tegen vol tarief belastbaar is) • Maatregel: art24,al1,3° en 173 (m.b.t. meerwaarden op financiële vaste activa en andere effecten in portefeuille) • ’89: bedoeling stelsel af te schaffen, is nt gebeurd (art171,4°) g. Gespreide en uitgestelde belasting § Op voorwaarde van wederbelegging zal de meerwaarde gespreid belast worden, in evenredigheid tot de afschrijving op de wederbelegde goederen § Art47: wordt als algemene regel vooropgesteld 17
3. Verdoken reserves (art. 24, al. 1, 4° en 361).....................................................................................................88 - Wet stelt uitdrukkelijk de waarden en meerwaarden belastbaar die door toepassing van onjuiste waarderingsmethoden of frauduleuze praktijken nt in de jaarrekening zijn opgenomen - Vb. nt in de inventaris opgenomen voorraden, vermelding fictieve schulden, … (medebepalend voor winst) - Ondergewaardeerde activa mogen nt verward worden met naderhand ontstane meerwaarden. o De latente meerwaarden die voortkomen uit correcte waarderingsmethoden blijven onbelast - Vroeger: fiscus stelde vast voorraad ondergewaardeerd, wilde corrigeren maar belastingplichtige wierp op dat de onderwaardering dateerde van 6j geleden en dat er bijgevolg geen aanslag meer mogelijk was o Oplossing: art354 4. Recuperatiemeerwaarden…………………………………………………………………………………………………………………………...89 - = nt uitgedrukte meerwaarde op financiële vaste activa en effecten in portefeuille (art24,al1,3°) o Wet beoogt zeer specifieke situatie, die zelden voorkomt in PB o Waardevermindering op effecten -> belastingplichtige heeft de plicht om voor elk van de daarna afgesloten boekjaren tot waardering over te gaan en iedere waardeverhoging als winst te beschouwen tot wanneer waardeverminderingen volledig zijn ingehaald = recuperatiemeerwaarden - Historisch……………………………………………………………………………………………………………………………………………………..90 o Vóór 1973: meerwaarde op effecten: § Vrijstelling voor monetair gedeelte voor effecten die men voor 1950 had § Rest van de meerwaarde: afzonderlijk belast tg 16,5%, op vw dat effecten al meer dan 5j voor het beroep werden gebruikt o 1973: wijziging: meerwaarde bij verwezenlijking gesplitst § Gedeelte dat overeenstemde met vroeger aangenomen waardevermindering: vol tarief § Overige gedeelte: afzonderlijk belast tegen 16,5% o Definitieve regeling in 1976 (aanslagjaar 1977): el. van automatische belastbaarheid toegevoegd...91 § Meerwaarden op effecten die beantwoorden aan vroegere waardeverminderingen moeten gerecupereerd worden aan het volle tarief; pas hetgeen daarboven gaat is te beschouwen als een echte afzonderlijk te belasten meerwaarde § (ook nt uitgedrukte meerwaarde kunnen recuperatiemeerwaarden zijn -> hoewel nt uitgedrukt toch meteen belast aan vol tarief) §2. Bezoldigingen (art30WIB) 1. Bezoldiging van werknemers………………………………………………………………………………………………………………………..92 a. Bedoelde personen: personen die vallen onder arbeidsovereenkomstenwetgeving of personen met vergelijkbaar statuut b. Bedoelde inkomsten § Opbrengst van arbeid • De vergoeding om zich van concurrentie te onthouden: geen bezoldiging • Uitwinningsvergoeding van een handelsvertegenwoordiger: wel • Vergoeding die een bestaand aandeelhouder ontvangt, waarbij zijn aandelen worden overgenomen en hij ontslag neemt: geen opzeggingsvergoeding, wel opbrengst van verkoop van aandelen • Voordeel uit een renteloze lening die een venn aan een werknemer toestaat als tegenprestatie voor zijn arbeid: bezoldiging (om andere redenen toegekend: geen bezoldiging) § Bewijslast: (HvC) administratie moet bewijzen dat inkomsten rechtstreeks of onrechtstreeks hun oorzaak vinden in beroepswerkzaamheid • Vb. BVBA had één werkende vennoot, die ook belangrijkste klant was • BVBA factureerde pas op het einde van het jaar = voordelig voor betrokkene • Fiscus oordeelde dat interesten die de man uitspaarde belastbaar voordeel van alle aard waren -> HvB: nt aanvaard o Nt bewezen dat voordeel de arbeid vergoedde o Kon dat BVBA dit voordeel ook verleende aan andere klanten § Art. 31, al 2: niet- limitatieve opsomming………………………………………..…………………………………93 • 1° Wedden, lonen, commissies o ‘Zelfs toevallig -> periodiciteitsvereiste geldt nt (ook eenmalige premies zijn belastbaar, vakantiegeld, productiviteitspremies, …) 18
2° Voordelen van alle aard (vb. renteloze lening, gratis woonst, ...) o Art36: gewaardeerd tg hun werkelijke waarde o Maar meest courante voordelen: forfaitaire raming (art18KB/WIB) • 3° Stopzettingsvergoedingen o Vroeger: HvC: ontslagvergoedingen nt belastbaar want schadevergoeding (nt de vrucht van arbeid) o Nu: afzonderlijke belasting tg gemiddeld tarief (art171,5°) (vergoedingen kunnen hoog oplopen, toepassing progressieve tarieven zou dramatisch zijn) • 4° Tijdelijke vervangingsinkomsten………………………………………………………….……………94 o Vb. werkloosheidsvergoedingen, ziektevergoeding, … o Probl: gewaarborgd inkomen dat geen effectief loonverlies compenseert § Ongeval -> verzekeringsuitkering, maar kan door bijzondere inspanningen blijven werken en heeft geen loonverlies § HvC: vergoeding slechts belastbaar op vw dat zij geheel/gedeeltelijk het herstel uitmaakt van tijdelijke derving van bezoldigingen • 5° Achterstallen o Soms afzonderlijk belast omdat zij grote bedragen kunnen vertegenwoordigen, die door progressieve tarieven driegen wegbelast te worden (art171,5°,b) o AH: art171,5°,b schendt gelijkheidsbeginsel (uitsluiting uit de werkingssfeer van de vergoedingen van volledig/gedeeltelijk herstel van een tijdelijke derving van winsten waarvan de vaststelling (door toedoen van een openbare overheid of door het bestaan van een geschil) heeft plaatsgehad na verstrijken vh belastbaar tijdperk waarop zij werkelijk betrekking had § Niet belastbaar……………………………………………………………………………………………….…………………..95 • Terugbetaling van kosten eigen aan de werkgever o Vb. WN bezoekt klanten met eigen auto, WG betaalt kosten terug o HvC: weerlegbaar vermoeden dat terugbetalingen geen bezoldiging zijn (werknemer moet de besteding ervan nt bewijzen, administratie mag bewijzen verdoken bezoldiging) • Meerwaarden o Bezoldigingen zijn nt belastbaar op meerwaarden op activa die zij materieel gebruiken (vb. meerwaarde op auto om van en naar het werk te rijden) • Schadevergoedingen o Herstel van fysiek letsel (vergoeding betreft bron van inkomen, nt inkomen zelf), vergoedingen van morele schade, vergoedingen van materiële schade • Onverschuldigde betaling o Bij vergissing gedane betaling, achteraf wordt terugbetaald: geen beloning c. Tijdstip van belastbaarheid……………………………………………………………………………………………………………...96 § Bij betaling of toekenning • Toekenning = terbeschikkingstelling van genieter, zonder eigenlijke betaling (vb. overschrijving, overhandigen van een cheque, …) • Gevolg: cheque na betaling gestolen, toch belastbaar § Bijzonder probleem: aandelenopties • WN krijgt aandelenopties gratis of tegen lagere prijs: voordeel van alle aard • Belastbaarheid oude aandelenopties (toegekend voor inwerkingtreding wet ‘99)? o Toekenning of uitoefening? o Vóór ’99: onderscheid § Gereglementeerde opties • Belastingsvrijstelling (vw art45 voldaan) § Nt gereglementeerde opties • Voorwaarden nt vervuld, art45 van de wet van ’84 gold nt • Fiscale regels toepassen: 3 arresten HvC •
19
1. Men moet zich plaatsen op ogenblik toekenning vd optie: meerwaarde niet belastbaar § Meerwaarde enkel het gevolg van schommelingen aandeel, en nt de vrucht van arbeid o 2. Men moet zich plaatsen op ogenblik toekennen vd optie: eventuele opbrengsten bij lichten optie nt belastbaar (geen vrucht van arbeid) o 3. Belastbaar op het ogenblik toekenning, behalve wanneer mogelijkheid om te lichten afhankelijk is van een toekomstige onzekere gebeurtenis: effectieve uitoefening • Wet ‘99: Belastbaar bij toekenning, (totaliteit regeling is ingewikkeld) 2. Bezoldigingen van bedrijfsleiders (art32)……………………………………………………………………………………………………..97 a. bedoelde personen: 2 groepen (art32) § 1° Een opdracht als bestuurder, zaakvoerder, vereffenaar of gelijksoortige functies • 1) Lasthebbers of orgaan van venn 2) bestuurders of zaakvoerders of personen met zelfde juridisch statuut 3) feitelijke bestuurders (ander juridisch statuut) • Probleem: bestuurders met dubbele hoedanigheid……………………………………………….98 o Arbeidsovereenkomst + Raad van Bestuur o HvC (oudere rs): attractiebeginsel: hoedanigheid bestuurder primeert o Opgeheven, heringevoerd o AH: wederinvoering vernietigd: ziet nt in waarom uitz voor bestuurders VZW § 2° In de vennootschap een leidende functie of een leidende werkzaamheid van dagelijks bestuur, van commerciële, financiële of technische aard, uitoefenen buiten een arbeidsovereenkomst………………………………………………………………………………………………………….99 • Vroeger: moesten deze personen beschouwd worden als uitoefenaars ve winstgevende bezigheid • Nu: totaal nieuwe groep van bezoldigingen o Slaat op personen, die zonder bestuurder te zijn en zonder door een AO verbonden te zijn, toch een taak van dagelijks bestuur uitoefenen o Deze werkzaamheid kan ook in het kader van een AO -> in dat geval is er van een bedrijfsleider in de zin van art32,al1,2° geen sprake • Uitsluitingen o art32,al3: AH: discriminerend (uitsluiting enkel mandatarissen van VZW’s) § uitsluiting moet ook toegepast worden op onbezoldigde mandatarissen van venn o Bijkomende uitsluiting geformuleerd: art32,al4 b. Belastbare inkomens § Gemeenschappelijk voor beide groepen van bedrijfsleiders……………………………………………..100 • Art32,al2,1°: tot belastbare inkomsten behoren… o Verder in essentie dezelfde bezoldigingen als WN • Bijzonderheid bij voordelen van alle aard o Premies ve polis gewaarborgd inkomen ten laste genomen door de venn § HvC: geen verplichte verzekering § Tussenkomst venn heeft dus nt tot gevolg dat bestuurder een uitgave bespaart die hij normaal zelf had moeten doen § Nt bewezen onmiddellijk en rechtstreeks voordeel, voordeel verwezenlijkt zich pas op ogenblik dat bestuurder vergoeding geniet o Pro memorie § Premies die men zelf betaald voor een verzekering gewaarborgd inkomen zijn aftrekbaar als beroepskost § Tijdelijke vergoeding die men op grond van de polis verkrijgt, slechts belastbaar als tijdelijke derving van bezoldigingen § Eigen aan de eerste groep: herkwalificatie van huurinkomsten in bezoldigingen 20 o
Art32,al2,3°: inkomsten verhuring van gebouwd OG aan de venn = bezoldiging voor zover zij meer bedragen dan 5/3 gerevaloriseerd KI • Achtergrond: vroeger: bestuurders en zaakvoerders verhuurden gebouwen aan venn tegen flinke prijs en stelden zich tevreden met lagere bezoldiging: voordelig o Verminderde berekeningsbasis soc. bijdragen (berekend op inkomsten OG) o Verhoogde aftrekbasis van interesten o Fiscus: eerst betoogd nt in overeenstemming ec werkelijkheid § Afgewezen door rs, bewijzen huurovereenkomst gesimuleerd (er bestaat geen principe van ec werkelijkheid in het fiscaal recht) o Tussenkomst wetgever: art32,al2,3° § Tijdstip van belastbaarheid…………………………………………………………………………………...............101 • Toekenning of betaling • rs: toekenningsbegrip bij bedrijfsleiders veel soepeler geïnterpreteerd dan bij WN o Boeking op een beschikbare rekening (zoals rekening courant) reeds belastbaar o Sommige rs eist wel dat de AV de jaarrekening waarin die boeking tot uitdrukking komt, heeft goedgekeurd - Slotopmerking: bezoldiging bedrijfsleiders en WN: heffing in 2 stadia o SA vd bezoldigingen houdt bedrijfsvoorheffing in en stort die door aan de schatkist o HvC: WG had loon bruto aan WN uitbetaald (zonder inhouding bedrijfsvoorheffing) § Bedrijfsvoorheffing werd in hoofde van de WG ingekohierd § WG moest achteraf terugvorderen van WN 3. Bezoldigingen van medewerkende echtgenoten zonder eigen sociaal statuut……………………………………………102 - Art33 a. Bedoelde personen § Natuurlijke personen die gehuwd zijn met een zelfstandige en geen eigen sociaal statuut hb § Worden geacht meewerkende echtgenoot te zijn -> als helper aan het sociaal statuut van zelfstandigen onderworpen (vermoeden weerlegbaar door verklaring op erewoord) § Stelsel verplicht vanaf aanslagjaar 2007 (nt voor echtgenoten geboren voor ’56) b. Bedoelde inkomsten § Toekenning van een deel van de winsten of baten § Toegekende moet in beginsel overeenstemmen met normale bezoldiging van de prestaties • Mag in beginsel nt hoger zijn dan 30% • Behalve als prestaties van echtgenoot hem kennelijk recht geven op groter deel § Pure fictie - Opmerking: geen bedrijfsvoorheffing verschuldigd op deze bezoldigingen, wel voorafbetaling door meewerkende echtgenoot o In hoofde van geholpen echtgenoot bezoldigingen aftrekbaar o Helpende echtgenoot mag eigen beroepskosten aftrekken §3. Winsten en baten van vrije beroepen, ambten, posten en andere winstgevende bezigheden ( art27)……103 a. Bedoelde personen § Vrije beroepen § Ambten en posten: notaris, gerechtsdeurwaarder, volksvertegenwoordiger en senator § Winstgevende bezigheid: geheel van verrichtingen (nt landbouw, nijverheid of handel) die voldoende talrijk en onderling verbonden zijn om een gewone voortgezette bezigheid uit te maken die een beroepskarakter hebben (beroepsrenners, boekhouders, onthaalmoeders, …) b. Bedoelde inkomsten § Ontvangsten en voordelen van alle aard door uitoefening van het beroep • Baten moeten werkelijk ontvangen zijn (volstaat nt dat er een schuldvordering is) • Werkelijke ontvangsten -> systeem van over te dragen opbrengsten vindt geen toep § Meerwaarden op activa door uitoefening beroep • Vergelijkbaar meerwaarden bij ondernemingen, soortgelijke vrijstellingen Wel: principiële belastbaarheid van uitgedrukte meerwaarde § Art. 27, al. 2, 4° a: afzonderlijk belast tegen 16,5% of 33% § Art. 27, al. 2, 4° b: vergoedingen voor geheel of gedeeltelijk herstel 21 •
§4. Winsten en baten van een vroegere beroepswerkzaamheid………………………………………………………………………104 a. Bedoelde personen § Belastingplichtigen zoals bedoeld in art23§1,1° en 2° die hun activiteiten hebben stopgezet b. Bedoelde inkomsten § 1. Stopzettingsmeerwaarden (art28) • = inkomsten n.a.v. stopzetting die voortkomen uit meerwaarden op activa die voor beroepswerkzaamheid worden gebruikt o niet vereist zekere en vaststaande schuldvordering o volstaat stopzettingsmeerwaarde vastgesteld in akte (vb. in aangifte van successierechten wordt waarde bepaald van handelszaak overledene) • Vastgestelde meerwaarde belastbaar -> Gevolg: er mag geen disconto worden afgetrokken van een schuldvord. op termijn, zonder intrest • Moeilijke interpretatie art28 o vb. geneesheer stopt op 65j. Dokterskabinet dat volledig is afgeschreven, wordt overgelaten voor 100.000 = stopzettingsmeerwaarde van 100.000 • Onderscheid……………………………………..………………………………………………………………….105 o Meerwaarden vastgesteld op ogenblik stopzetting of daarna mits oorzaak in stopzetting -> belastbaar als gebruikt voor beroep § Zelfs toevallige meerwaarde zijn belastbaar o Meerwaarden vastgesteld na stopzetting en die hun oorzaak nt vinden in stopzetting zelf -> vereist oorzakelijk verband met beroep § Administratie moet oorzakelijk verband bewijzen § Toevallige meerwaarde blijven buiten beschouwingen (vb. meerwaarde t.g.v. stijging immobiliënmarkt) § Lichamelijke activa die na stopzetting uitsluitend gebruikt zijn voor nt-bedrijfsdoeleinden -> meerwaarden erop nt meer belastbaar • Tarief (stopzettingsmeerwaarden op andere dan voorraden en bestellingen in uitvoering): onder bepaalde vw afzonderlijk belast tg 33 of 16,5% (art171,1°,c en 4°) § 2. Winsten en baten uit de vroegere uitoefening van de beroepswerkzaamheid……………...106 • Vb. achteraf betaalde honoraria • Afzonderlijk belast tegen gemiddeld tarief (art171,5°,c) § 3. Vergoedingen verkregen na de stopzetting • Afzonderlijk belast tegen gemiddeld tarief (art171,5°,c) • Nt afzonderlijk belastbaar c. Gunststelsels voor stopzettingsmeerwaarden § 1. Stopzetting met voorlopige vrijstelling (art46) • Volledige, maar tijdelijke vrijstelling: o Voortgezet door familieleden OF bepaalde inbrengen in venn • Fiscale neutraliteit: o Ter zijde van de voortzetter of inbrenggenietende venn (art46§2) § Oorspronkelijke boekwaarde fiscale activa wordt doorgeschoven § Afschrijvingen, minderwaarden, meerwaarden, … worden bepaald alsof de activa nt van eigenaar waren veranderd o (Bij inbreng in venn) Ter zijde van de inbrenger (art46§3) § Wanneer de inbrenger later zijn aandelen verkoopt, wordt de meerwaarde bepaald op basis van de oude waarde van het ingebrachte vermogen § In werkelijkheid geeft dit aanleiding tot dubbele belasting • Praktijk: draagwijdte evenwel beperkt o rl: aandelen gaan meestal tot het privé vermogen behoren (meerwaarde onbelast) o Minister van Financiën daarentegen: geen belang of verkregen aandelen al dan nt worden gebruikt voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid o Voorbeeld……………………………………………………………………………………………….107 22
2. Stopzetting met belasting tegen verlaagd tarief…………………………………………………………….108 • Belastingplichtige kan afzien van vrijstelling en opteren voor toep. gemeen recht o Geen doorschuifregeling o Afschrijven o.b.v. werkelijke waarde overgenomen activa o (theoretisch) vrijstelling monetair gedeelte (art44,61,2°) o Voor de rest (onder bepaalde vw): § Mat. en fin. vaste activa 16,5% (art171,4°,a) § Immateriële vaste activa 33% (art171,1°,c) • 16,5% als vastgesteld n.a.v. (art171,4°,b) • Waarom werden beperkingen ingevoerd? o Dikwijls voordeliger dan vrijstelling art46 o Geen doorschuifregeling § Stopzettingsmeerwaarden bij inbrenger onmiddellijk belast tegen matig tarief § Inbrenggenietende venn kan ingebrachte activa op hun werkelijke waarde afschrijven (belastingsbesparing) o Vroeger: onevenwicht: belasting tegen 16,5% voor inbrenger en 48% voor venn -> neiging onderwaardering ingebrachte goederen (vooral onlichamelijke goederen zoals goodwill en cliënteel) § Reactie rs: aantal HvB weigerden afschrijving ingebracht cliënteel omdat waardevermindering nt was bewezen • rs verantwoord? Moeilijk in het algemeen te beoordelen • In elk geval: fiscale afschrijvingen moeten samengaan met waardeverminderingen die zich gedurende belastbaar tijdperk hebben voorgedaan • Tevens moet men voor de berekening van afschrijvingen uitgaan van de werkelijke aanschaffings- of investeringswaarde van de activa o Wetgever: tarief ingevoerd om jurisprudentiële betwistingen te vermijden §5. Pensioenen, renten en als zodanig geldende toelagen (art23,§1,5° en art34)……………………………………………109 1. Bedoelde inkomsten - 4 categorieën: gemeenschappelijk kenmerk: betrekking op permanente toestand pensionering, invaliditeit of professionele inactiviteit o ‘Tijdelijke renten’: ook wanneer de toestand permanent is kan men tijdelijke rente ontvangen (maar opdat tijdelijke rente onder toep van art34 zou vallen MOET het gaan om een permanente toestand) o Standpunt duidelijk bevestigd in rs en rl: permanente invaliditeit - Vrijstellingen: art39 en 40 a. Eerste categorie (art34,1° en 1bis°)……………………………………………………………………………………………..110 § Historiek • Vroeger 1 bepaling o Vw: ofwel rechtstreeks of onrechtstreeks betrekking hb op beroepswerkzaamheid ofwel geheel/gedeeltelijk herstel van permanente derving van winsten, bezoldigingen of baten • Betwistingen over (arbeids-)ongevallenvergoedingen die niet altijd het herstel van een effectieve inkomstenderving tot vwp hadden -> 2 strekkingen o Niet belastbaar want geen effectieve inkomstenderving § 2 subcategorieën van inkomsten (herstel van werkelijke en permanente derving van beroepsinkomsten EN prestaties die rechtstreeks of onrechtstreeks betrekking hb op beroepswerkzh) § Leek bevestigd te worden door HvC in nt fiscale zaak (handelde echter over vergoeding van derde n.a.v. een gewoon ongeval) o Belastbaar: heeft (rechtstreeks of onrechtstreeks) betrekking op beroepswerkzaamheid § Oplossing…………………………………………………………………………………………………………………………..111 • HvC: duidelijke uitspraak 2e strekking 23 §
Nt vereist loonverlies (t.o.v. vroeger loon): belastbaar, ook al compenseren ze geen effectief inkomstenverlies -> bevestigd door andere rs • HvC (recent arrest) o Vervangingsinkomens bedoeld voor derving beroepsinkomsten te vergoeden; toekenning hangt nt af van werkelijke derving -> daarom nt minder belastbaar § Betekenis ‘betrekking op beroepswerkzaamheid? Wanneer heeft permanente toekenning geen betrekking op beroepswerkzaamheid en blijft ze onbelast?........................................112 • HvC: ruimte voor onbelastbaarheid van: o Gemeenrechtelijke vergoedingen die geen inkomstenverlies compenseren o Uitkeringen van privéverzekeringen (die nt naar bezoldiging verwijzen om bedrag vd uitkering vast te stellen en geen inkomstenverlies compenseren) § Algemene regel (recent arrest HvC): vergoeding (die geen sociale toelage is) en is toegekend als vervangingsinkomen, enkel belastbaar als bedoeld voor herstel van blijvend beroepsinkomstenverlies • AH: rs HvC (over arbeidsongevallen en beroepsziektenvergoedingen) veroordeeld • Art34 schendt GW gelijkheidsbeginsel o Arbeidsongevallenvergoedingen tot herstel van blijvende ongeschiktheid, zonder dat er voor het slachtoffer een inkomstenderving is, zijn belastbaar o Worden belast zowel op schadevergoeding als op beroepsinkomsten (discriminatie in vgl met andere slachtoffers) § Wet 19 juli 2000: oorspronkelijke bepaling gesplitst………………………………………………………...113 • Art39§1: vrijstelling ingeschreven voor vergoedingen van blijvende ongeschiktheid bij AO of BZ, als geen herstel van een bestendige derving van inkomsten • Wetgever verliest problematiek van vergoedingen uit privé verzekeringen tegen arbeidsongeschiktheid (polissen gewaarborgd inkomen) uit het oog § AH: discriminatie tussen slachtoffer van een ongeval naargelang ze worden vergoed volgens arbeidsongevallenregeling OF ter uitvoering van een verzekeringscontract • Opmerking: (AH) polis gewaarborgd inkomen die geen inkomstenverlies compenseren toch belastbaar wanneer premies als beroepskost werden afgetrokken b. Tweede categorie: prestaties van levensverzekeringen…………………………………………………………………114 § Art34,§1,2° en 39-40 (zeer complex -> kort samengevat) § Kapitalen, afkoopwaarden van levensverzekeringscontracten, pensioenen, aanvullende pensioenen en renten -> belastbaar wanneer ook maar één premie aanleiding heeft gegeven tot aftrek of belastingvermindering OF wanneer ze door werkgeversbijdragen gevormd zijn of door bijdragen en premies in het kader van de WAP. § Vrijstelling -> voor pensioenen, renten, kapitalen en afkoopwaarden van levensverzekeringscontracten, die geen aanleiding hebben gegeven tot enige aftrek of belastingvermindering EN nt zijn gevormd door werkgeversbijdragen of bijdragen voor aanvullende pensioenen voor zelfstandigen c. Derde categorie: aanvullende zelfstandigenpensioenen § Belastbaar: aanvullende pensioenen voor zelfstandigen (art34,§1,2°bis) § Bijdragen aftrekbaar als beroepskost (art52,7°) d. Vierde categorie: pensioensparen………………………………………………………………………………………………….115 § Pensioensparen = bijzonder gunststelsel van bijkomende pensioenen § Belastingplichtige heeft recht op een belastingsvermindering, berekend op basis van zijn stortingen (art145(8)) § Tegenover belastingvermindering in de loop van de jaren dat er stortingen worden gedaan, staat de belastbaarstelling van de latere toekenningen (art34§2 en §3) 2. Belastingstelsel - Principe: progressieve tarieven - Zou voor levensverzekeringscontract te zwaar uitvallen -> 2 gunstregelingen o Forfaitair verminderde grondslag + progressief tarief (art169) o Afzonderlijke belasting tegen verlaagd tarief (art171) 3. Geen verdeling onder echtgenoten o
24
Onderafdeling 2. Vrijstellingen van beroepsinkomsten………………………………………………………………………………………116 § 1. De meerwaarden: art41 tot 47 §2. De sociale en culturele vrijstellingen: art38 - Misleidende bepalingen: als vrijstelling voorgesteld, maar nt belastbaar - Men mag uit de opsomming geenszins afleiden dat alles wat erbuiten valt belastbaar is - Hoofdregel: alles is vrij van belasting, tenzij de wet anders bepaalt § 3. Pensioenen: art39-40 Onderafdeling 3. Nettoberoepsinkomsten…………………………………………………………………………………………………………117 - Inkomstenbelasting wordt enkel gevestigd op netto inkomen - Art23: netto bedrag wordt vastgesteld door aftrek beroepskosten en beroepsverliezen van bruto bedrag § 1. Aftrek van beroepskosten (art49 e.v.) 1. Principe - Twee voorwaarden (art49) o Kosten moeten beroepskarakter hebben o In belastbaar tijdperk gedaan of gedragen o Gedaan of gedragen om belastbare inkomsten te verkrijgen = 1e vw, geen bijkomend intentioneel el. - HvC: vereist gewoon noodzakelijk verband met beroep of eigen aan het beroep! - Opmerkingen o Adm. mag niet oordelen over opportuniteit uitgave, wel over inherentie aan beroep § Jurist mag abonnement nemen op 10 juridische tijdschriften en hiervan de kosten aftrekken § Inherentie: vb. men neemt het vliegtuig en nt de trein om van Brussel naar Oostende te gaan o Het is nt vereist dat de uitgave gebeurt met winstoogmerk, evenmin vereist dat wie uitgave verkrijgt, erop belast wordt, evenmin vereist dat een WG het eens is met de uitgaven van zijn WN, ook kosten om inkomsten te verkrijgen, die door de wet zijn vrijgesteld zijn aftrekbaar - Noodzakelijk verband met het beroep……………………………………………………………………………………………………….118 o Privé uitgaven – beroep uitgaven o Probleem kwantitatieve verdeling: bewijsprobleem (vb. telefoon tegelijk privé als beroepsmatig) o Uitgaven die kwantitatief niet verdeeld kunnen worden § Sommige rs: aftrekbare beroepskost = alle kosten die niet zouden bestaan zonder beroep § HvC: verworpen -> noodz verband met uitoefening beroep § Opl: afweging naar kwalitatief overwegende oorzaak • Vb. congres uit privé interesse + betreft beroepsleven -> aftrekbaar • In restaurant eten omdat geen tijd om ts de middag naar huis te gaan o Geen overwegend verband met beroep (men moet eten) o Administratie in de regel soepeler: benadert als kwantitatief probleem (uit eten gaan is immers duurder dan thuis) • Legerdienst, som geld om afstand te doen -> nt aftrekbaar • Ziekenoppas voor ziek familielid, want kon er zelf nt voor zorgen -> nt aftrekbaar - Eenjarigheid…………………………………………………………………………………………………….. ………..................................119 o Om aftrekbaar te zijn: kosten in belastbaar tijdperk gedaan of gedragen (art360) o Niet vereist inkomsten in datzelfde b. tijdperk o Gedaan of gedragen = werkelijk betaald of gedragen OF zeker en vaststaand en geboekt § Zekere en vaststaande schuld…………………………………………………………………………………………..120 • HvC: geen ernstige twijfel + bedrag bekend • Kan ook slaan op bepaald deel van de schuld • HvC: schuld -> ondernemer hoopte via onderhandelingen tot vermindering te komen -> schuld toch al geboekt -> aftrek verworpen (geen aftrek zolang geen eindbeslissing over prijs -> prijs nog nt zeker en vaststaand) § Als zodanig geboekt • Niet vereist regelmatige boekhouding
25
2. 3. -
Bewijslast……………………………………………………………………………………………………………………………………………………121 Belastingplichtige moet echtheid en bedrag bewijzen (art49) (d.m.v. facturen, rekeningen, …) Geen bewijs bedrag: kost bepaald in overleg met fiscus (art50,§1) - geen akkoord: taxeren op redelijk bedrag Fiscus kan niet met terugwerkende kracht op akkoord terugkomen, vertrouwensbeginsel Toepassingsgevallen: nt limitatieve opsomming (art52) Uitsluitingen: art53, lijst die jaarlijks wordt uitgebreid Bijzondere vereisten van bewijs (57 en 54)…………………………………………………………………………………………………122 Afschrijvingen…………………………………………………………………………………………………………………………………………….123 Uitgangspunt: investeringen zijn nt als beroepskost aftrekbaar omdat ze een werkelijke waarde in het beroepsvermogen brengen (art25,4°) - Wat wel mag is afschrijven. Investering die beperkte gebruiksduur heeft, vermindert geleidelijk in waarde en die waardeverminderingen mag men ten laste nemen (art52,6° en 61-65) a. Methode § Lineaire afschrijving § Degressieve afschrijving b. Vertrekpunt van de afschrijving § Goederen in de loop van het jaar verkregen: • Afschrijving nt pro rata temporis, onmiddellijk voor het hele jaar • Ideale techniek om winst te verschuiven o Zelfstandige moet winst voorafbetalen o Als blijkt winst hoger -> in december nog een investering doen i.p.v. in januari (kosten worden vervroegd) • Administratie: geen afschrijving meer in het jaar van vervreemding § ’02: art196,§2: grote venn: eerste afschrijving slechts pro rata temporis (KMO: blijft gelijk) c. Voorwaarden voor afschrijving………………………………………………………………………………………………………124 § Betrekking op de voor beroepswerkzaamheid gebruikte activa § Eigendom van de belastingplichtige (ook goederen in leasing, ook geschonken en geërfde goederen, ook goederen die uit privé vermogen komen) § Samengaan met werkelijke waardevermindering (vb. geen afschrijving op grond, wel op een steengroeve) d. Grondslag van de afschrijvingen (art61, 62) § Historische kostprijs: aanschaffings of beleggingswaarde (art61) § Bijkomende kosten, onrechtstreekse productiekosten en oprichtingskosten mogen ook ineens afgeschreven worden (art62) 4. Stelsel van de kosten gedaan of gedragen na de stopzetting van de beroepswerkzaamheid……………………………………………………………………………………………………………………………….125 - Vb. accountant stopt met beroepswerkzaamheid, een jaar later krijgt hij nog een factuur -> aftrekbaar? - Geen specifieke wetsbepaling: oplossen door redeneren o Winsten en baten uit vorige beroepswerkzaamheid zijn belastbaar o DUS kosten die er het gevolg van zijn, zijn aftrekbaar o Hoe? Verliessaldo kan worden afgetrokken van nieuwe beroepswerkzaamheid o Als geen beroepswerkzh verliest men aftrekmogelijkheid; wel overdragen naar volgende jaren - HvC (redeneringen in gedrang gebracht door rs HvC?)……………………………………………………………………………….126 o ’83: interesten en afschrijvingen niet meer aftrekbaar na stopzetting § Geen verband met activa die actueel gebruikt worden voor beroep § Kosten vonden hun oorzaak nt meer in vroegere beroepswerkzaamheid o Soms aftrek intresten toch aanvaard § Nalatigheidsintresten: werden beschouwd als accessorium van de schuld o Algemeen: rs afwijzend tegenover aftrek van interesten na stopzetting - AH……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………...127 o Algemene prejudiciële vraag -> algemeen antwoord (er kan eigen weinig worden afgeleid uit arrest) o Schending gelijkheidsbeginsel: verschil tussen winsten en baten uit vorige beroepswerkzaamheid belastbaar EN kosten niet aftrekbaar o Gevolg: preciezer afvragen of interesten na stopzetting niet toch hun oorzaak vinden in vorige beroepswerkzaamheid 26
5. -
Forfaitaire beroepskosten (art51)……………………………………………………………………………………………………………….130 Principe: bewijs van het bestaan en van het bedrag van de lasten Bij aantal beroepen moeilijk: forfaitair Kenmerken: er moet geen enkel bewijs worden geleverd, forfaitaire beroepskosten kunnen hoger liggen dan werkelijke uitgaven, ze kunnen nt worden gecumuleerd met werkelijke uitgaven a. Toepgebied: geldt voor bezoldigingen en vrije beroepen (uitz: vervangingsinkomens) b. Bedrag: art51 c. Forfait bij een gelijktijdige uitoefening van verschillende beroepen § Enkel toepassing van het forfait • Belastingplichtige oefent twee onderscheiden beroepswerkzaamheden uit (inkomsten horen toe in verschillende categorieën art51) -> forfaits volledig afzonderlijk berekend (vb. jurist die tegelijk assistent en advocaat is) • Verschillende activiteiten van eenzelfde categorie -> forfaits slechts eenmaal toegepast § Combinatie met werkelijke beroepskosten……………………………………………………………………….131 • Combinatie is toegelaten als betrokken activiteiten thuishoren in twee afzonderlijke categorieën van art51 § Speciaal geval: HvC: belastingplichtige zowel vrij beroep als loontrekkende • Geen bewijs welk gedeelte werkelijke uitgave voor vrij beroep • Uitgavenbedrag dat bij vrij beroep mag worden afgetrokken = verschil tussen bewezen totaal van de uitgaven die op beide aspecten betrekking hb EN forfait dat wordt toegepast op inkomsten van activiteiten als WN § 2. Economische vrijstellingen 1. Wetenschappelijk onderzoek en uitvoer (art67 + uitvoeringsmodaliteiten in art44-46KB/WIB) 2. Investeringsaftrek………………………………………………………………………………………………………………………………………132 - Principe: investeringen zijn nt als beroepskost aftrekbaar omdat ze een werkelijke waarde in het beroepsvermogen brengen (art25,4°), men mag alleen afschrijven wanneer hun gebruiksduur beperkt is - Bijzondere stimulans tot investeren -> investeringsaftrek (art68-77) - = bepaald % van de aanschaffingswaarde van bepaalde investeringen mag men onmiddellijk van de belastbare inkomsten aftrekken (mag soms ook gespreid worden over afschrijvingsperiode) - De eenmalige aftrek is definitief verworven, ook al worden investeringen in later tijdperk weer vervreemd a. Toepassingsgebied § Personen: ondernemingen en beoefenaars v vrije beroepen, ambten, posten en andere winstgevende bezigheden § Investeringen (art68-77) b. Methode en percentage (art69) c. Gespreide investeringsaftrek (art70)……………………………………………………………………………………………..133 d. Overdracht van de investeringsaftrek (art72) e. Extra - comptabele aftrek (art73) § 3. Beroepsverliezen 1. Aftrek van beroepsverliezen binnen 1 belastbaar tijdperk - Art23,§2,2°: beroepsverliezen ene activiteit (globaal verliessaldo) aftrekken van andere beroepsactiviteit o Nt: individuele operatie of gebeurtenis met verlies (is een kwestie van beroepskosten) 2. Aftrek van vroegere beroepsverliezen - Art23,62,3° en 78: afwijking eenjarigheidsbeginsel (modaliteiten: 8KB/WIB) Onderafdeling 4. Toekenning en toerekening van een deel van de beroepsinkomsten aan de echtgenoot………..134 § 1 Toekenning aan de medehelpende echtgenoot met eigen sociaal statuut - Veel zelfstandigen: beroepsinkomen resultaat van samenwerking tussen twee echtgenoten - Bezoldigingen die belastingplichtige aan zijn echtgenote zou toekennen zijn niet aftrekbaar (art53) - Als er een gemeenschappelijke aanslag wordt gevestigd o Een deel van de winsten/baten mag worden toegekend aan de echtgenoot met eigen sociaal statuut die de echtgenoot werkelijk helpt o Voor zover meewerkende echtgenoot uit hoofde van een afzonderlijke werkzaamheid nt meer dan €8700 aan beroepsinkomsten heeft verkregen. (in de regel maximum 30%) (art86) 27
-
Verband met art 33 WIB o Meewerkende echtgenoot met eigen sociaal statuut (afzonderlijke beroepswerkzaamheid) (art86) <-> geen eigen sociaal statuut (bezoldigingen aan meewerkende echtgenoten) (art33) § 2 Toerekening aan de echtgenoot : Huwelijksquotiënt………………………………………………………………………………….135 - Slechts 1 vd echtgenoten heeft beroepsinkomsten -> 30% toegerekend aan andere echtgenoot (art87) o Overstapregeling: beide echtgenoten beroepsinkomsten hb, maar bedrag van de ene bedraagt minder dan 30% van het totale bedrag van de andere echtgenoot (art88) - Regeling nt toepasselijk als aanslag daardoor zou worden verhoogd - Achtergrond van het huwelijksquotiënt o Tot 1988: cumulprincipe (nadelig voor gehuwden) – ’88: grotendeels afgeschaft § Gevolg cumul: heel wat gezinnen hadden zich tevreden gesteld met één inkomen § Deze gezinnen hadden geen boodschap aan decumul o Met het oog op ééninkomensgezinnen: huwelijksquotiënt: huwelijksvriendelijke maatregel - Fiscale fictie (toerekening aan de andere echtgenoot) Afdeling 4. Diverse inkomsten - Limitatieve opsomming - Alleen maar sprake van diverse inkomsten buiten beroepssfeer (1uitz: meerwaarden op ongebouwde OG van land- en tuinbouwondernemingen – art44§2) 1. Occasionele winsten en baten (art90,1°) a. Bedoelde inkomsten § Moeilijke omschrijving……...……..……………………………………………………………………………………….136 • ‘occasioneel’: misleidend o Nt vereist geïsoleerde verrichting o Buiten beroepswerkzaamheid volstaat (impliceert verrichtingen die zich nt vaak voortdoen) • HvC: actieve tussenkomst belastingplichtige vereist (niet geld vinden op straat) o Voor zover het om meerwaarden gaat: speculatief inzicht o Soms soepele interpretatieactieve tussenkomt § Vb. beding van niet concurrentie aanvaard als baat § Bewijslast • Sommige rechtsleer: vermoeden van belastbaarheid als actieve tussenkomst • Te scherp: administratie moet, zeker bij meerwaarde, speculatief inzicht bewijzen § Voorbeelden…………..…….………………………………………………………............................................137 • Ereloon voor toevallig advies, commissieloon voor toevallige bemiddeling, meerwaarde uit speculatie in gebouwen, auteursrechten van één of enkele boeken (voor zover nt in verband met beroep) § Winst uit normaal beheer privé vermogen blijft onbelast • Beleid zorgvuldige huisvader over zijn privé vermogen • Hoofdzakelijk negatief criterium: er mag geen speculatie zijn o Geen speculatie: verkoop van geërfde/geschonken goederen, aankoop van privégoederen met geld van een lening o Korte tijdsverloop tussen koop en verkoop wijst op speculatie • Typisch voorbeeld normaal beheer privévermogen: verhandelingen van aandelen op de beurs op de contant of termijnmarkt • Geen normaal beheer van privé vermogen o Buitenbeurshandelingen (apotheek inbrengen in venn, aandelen van NV verkopen aan andere apothekers -> aanzienlijke meerwaarde: door fiscus beschouwd as occasionele winst) o Verhuring van 33 studentenkamers b. Grondslag: nettobedrag inkomsten.…...………………………………………………………………………………………..138 c. Tarief: afzonderlijk belast tegen 33% (art171,1°,a) d. Tijdstip van belastbaarheid § rl: belastbaar tijdperk waarin zeker en vaststaande schuldvordering is ontstaan § -> HvC: werkelijke ontvangst 28
2. Prijzen en subsidies a. Bedoelde inkomsten (art90, 2°) § Opm: voor bepaling belastbaar bedrag mogen sommige giften worden afgetrokken (art98) b. Tarief: afzonderlijk belast tegen 16,5% (art171,4°,c) c. Tijdstip van belastbaarheid: werkelijke betaling of toekenning....………………………………………………….139 3. Onderhoudsuitkeringen a. Bedoelde inkomsten (art90, 3°) § Opm: alimentatierechten die een ouder ontvangt voor zijn kind = eigen inkomen kind (moeten door kind worden aangegeven en zijn bij dat kind belastbaar) b. Belastbaar bedrag: 80% (art99) c. belastingstelsel: geglobaliseerd met andere inkomsten, indien het gaat om kapitaal gebeurt de omzetting in een fictieve rente (art170) d. Tijdstip van belastbaarheid: werkelijke betaling of toekenning 4. Zekere onderverhuringen en verhuring van plaatsen voor reclame a. Bedoelde inkomsten (art90,5°) b. Belastbaar bedrag: nettobedrag (art100) c. Tarief: afzonderlijk belast tegen 15% (art171,2°bis,a) d. Tijdstip van belastbaarheid: betaling of toekenning.....………………………………………………………………….140 e. Roerende voorheffing § Normaal geen RV verschuldigd op de in art90,5° bedoelde inkomsten § Uitz: art262,3°: inkomsten verkregen door aan de RPB onderworpen rechtspersonen of door nt inwoners -> wel RV verschuldigd door de verkrijger (!) 5. Loten van effecten en leningen (90,6°) a. Belastbaar bedrag: werkelijk betaalde of toegekende bedrag § Indien gekozen wordt voor globalisatie: vermeerderd met RV (zeldzaam) b. Roerende voorheffing (art261) RV verschuldigd c. Belastingstelsel: ofwel bevrijdende RV (art313) ofwel afzonderlijk belast tegen 15% (art171,2°bis,a) d. Tijdstip van belastbaarheid: werkelijke betaling of toekenning 6. Opbrengst uit de verhuring van jacht-, vis-, en vogelvangstrecht (90,7° WIB ) a. Belastingstelsel: afzonderlijk belast tegen 15% (art171,2°bis,a) b. Tijdstip van belastbaarheid: werkelijke betaling of toekenning 7. Grondmeerwaarden…………………………………………………………………………………………………………………………………..141 - Vóór 1962: meerwaarden uit occasionele speculaties op onroerende goederen: onbelast o Door rs als beroepsactiviteit beschouwd, vaak belastbaarheid - Ingevoerd in WIB (art90,1°): meerwaarden uit occasionele speculaties belastbaar - Betwistingen onderscheid speculatie – normaal beheer privé vermogen - ’66: om betwistingen te vermijden: formele vw: art90,8° a. Bedoelde inkomsten: geen speculatief inzicht, noch bedoeling om winst te maken vereist b. Tijdstip van belastbaarheid: zekere en vaststaande schuldvordering -> HvC: werkelijke ontvangst c. Tarief: afzonderlijk belast tegen 16,5 of 33% naargelang de termijn (art171,1°,b en d) d. Samenhang met art. 90, 1° WIB § Tarief van 90,8° is gunstiger § Van toepassing als 90,1° niet van toepassing is (geen speculatie) 8. Meerwaarden op de overdracht van belangrijke deelnemingen ( 90, 9° WIB )……………...……………………………142 - Aanmerkelijk belang heffing: overdracht van een aanmerkelijk belang aan buitenlandse rechtspersoon - Omzeild door eerst te verkopen aan Belgische onderneming, die belang een jaar in handen houdt (parkeren) - H. v. J. , zaak De Beack: verschil in behandeling B en buitenlandse rp (heffing dreigt de in andere lidstaten gevestigde overnemers te beperken in hun recht van vestiging) SLOTOPMERKING: nettobedrag van diverse inkomsten - Nt bij alle diverse inkomsten wordt vermeld of er aftrek mag gebeuren van de uitgaven of lasten - Administratie leidt hieruit af: aftrek enkel toegestaan als uitdrukkelijke bepaling - Betwistbaar: inkomensbelasting gevestigd op netto-inkomen
29
Deel 2. De globalisatie…………………………………………………………………………………………………………………………………………….143 - Gevolg van synthetisch karakter personenbelasting. - 2 stappen in de globalisatie Afdeling 1. De brutogrondslag van het globaal belastbaar inkomen Onderafdeling 1. Samentellen vier categorieën netto-inkomsten - Art1,1° en art 6 - Totalisatie netto-inkomsten: roerende en onroerende inkomsten, beroepsinkomsten en diverse inkomsten - Niet opgenomen in de totalisatie: inkomsten die afzonderlijk belastbaar zijn o Feitelijk alle roerende inkomsten o Bij de beroepsinkomsten vooral de meerwaarden en kapitalen o Diverse inkomsten, met uitzondering van de alimentatierechten - De facto heeft globalisatie enkel betrekking op onroerende inkomsten, de meeste beroepskosten en de alimentatierechten Onderafdeling 2. In aanmerking nemen van de gezinstoestand 1. Historiek…………………………………………………………………………………………………………………………………..………………..144 - Tot ’89: o Samenvoeging vd belastbare inkomsten van beide echtgenoten (ongeacht het aangenomen huwelijksstelsel), slechts samengevoegd nadat ze afzonderlijk waren berekend o Nadelig voor echtgenoten (bevorderde vorming van feitelijke gezinnen) o Daarnaast werden (en worden) ook de belastbare inkomsten van de kinderen samengevoegd met die van de ouders (tot de leeftijd van 18j) (art126§4) - ’88: o Cumulprincipe grotendeels afgeschaft o Rekening gehouden met ééninkomensgezinnen: invoering huwelijksquotiënt 2. Huidige regeling - Principe: art126,§1: decumul - Vaststelling inkomen van elke echtgenoot (art127) 3. Niet erkennen van het huwelijk of de wettelijke samenwoning door fictie van de fiscale wet……………………145 - Art126,§2: 4 gevallen waarin echtgenoten/wettelijk samenwonenden nt als echtgenoten/wettelijk samenwonenden maar als alleenstaanden worden beschouwd -> geen gemeenschappelijke aanslag 4. Verliesverrekening tussen echtgenoten en wettelijk samenwonenden (art 129) Afdeling 2. De nettogrondslag van het normaal belastbaar inkomen - Art 104 tot 116 laten toe bepaalde bestedingen af te trekken van het totale netto-inkomen - Tijdstip toegelaten aftrekken: werkelijk betaald (aanhef art104) - Echtgenoten: art105 1. 80 % van de alimentatiegelden (art104,1°) (genieter van uitkering: belast als diverse inkomsten) 2. Mecenaats-, liefdadigheids- en ontwikkelingshulpgiften (art104,3° en 5°)(vw. Art107)…………………………….146 3. Uitgaven voor huispersoneel (art104,6°) 4. Kosten voor kinderoppas (104, 7°) 5. Uitgaven om geklasseerde gebouwen of landschappen, toegankelijk voor het publiek, te onderhouden en te restaureren (104, 8°) 6. Mecenaatsgiften die rechtstreeks of onrechtstreeks worden gedaan aan musea in geld of in kunstvoorwerpen (104, 5°) 7. Hypothecaire lening voor de enige eigen woning (104, 9°) - Art14: aftrek van interest op schulden aangegaan om OG te verwerven of te behouden o Aftrek beperkt tot belastbaar onroerend inkomen - KI eigen woning vrijgesteld -> mensen met alleen eigen woning, geen ruimte voor gewone investeringsaftrek, daarom voorziet de wet in ruimere aftrekmogelijkheden o Aftrekken aan diverse vw en beperkingen onderworpen (art115-116)
30
Deel 3. De berekening van de personenbelasting……………………………………………………………………………………………………147 Afdeling 1. Het gewoon stelsel van aanslag: de globale PB op de geglobaliseerde inkomsten - Art 130 tot 168: basisbelasting, vervolgens verminderingen en één vermeerdering Onderafdeling 1. Berekening van de basisbelasting (art130)………………………………………………………………………………148 §1. Tarief (art130) - Cijfers zijn geïndexeerd - Vergelijking tariefschema met vroeger (tot ’89: tarieven tot 70,8%) valt op dat middenklasse van inkomens nog steeds relatief zwaar belast wordt, terwijl de tarieven voor hogere inkomens verlaagd worden §2. De belastingvrije som (art. 131-145 WIB) - Vroeger: hoger voor alleenstaanden dan voor echtgenoten – 2001: gelijkschakeling - Belastingvrije som mag nt verward worden met aftrek o Aftrek: vermindert top inkomen o Belastingvrije som: aan de voet (m.a.w. de laagst belaste schijven) - Basisbedragen worden verhoogd voor kinderen en personen ten laste - Belastbare inkomen van één van de echtgenoten lager dan belastingvrije som -> saldo bij belastingvrije som van andere gevoegd (art134,§1,al2) Onderafdeling 2. De verminderingen en de vermeerdering……………………………………………………………………………….149 - Situering (art145 tot 168) o Sommige verminderingen zijn ingevoerd om te beantwoorden aan sinds lang bestaande rechtvaardigheids- en economische overwegingen, andere verminderingen zijn van recentere datum en kwamen in vervanging van andere tegemoetkomingen o 1976: vrijstellingen afgeschaft -> aftrekken of abbatementen in de plaats o Eind jaren 70: inzien ongewenst effect (belastingbesparing nam toe met de omvang van het belastbaar inkomen) o Begin jaren 80: stelsel van belastingvermindering voor iedereen gelijk - Algemene opmerking van technische aard o De toepassing van verschillende verminderingen en van de vermeerdering vereisen een omdeling van de basisbelasting om te bepalen welk gedeelte ervan overeenstemt met een bepaalde categorie inkomsten -> omdeling met de regel van 3 §1. Vermindering voor het lange termijn sparen (art. 145(1)-(20)WIB) §2.Vermindering voor uitgaven betaald voor prestaties in het kader van PWA en voor prestaties betaald met dienstencheques (art. 145 (21)-(23)WIB)………………………………………………………………………………………………………..150 §3. Vermindering voor energiebesparende uitgaven §4. Verminderingen Programmawet 8 april 2003 §5. Vermindering voor pensioenen en vervangingsinkomsten (art. 146-154 WIB) §6. Vermindering voor een milieuschone auto (art145 (28)) §7. Vermindering voor inkomsten uit het buitenland 1. Regel voor buitenlandse inkomsten die bij verdrag zijn vrijgesteld (art155) - Progressievoorbehoud: o Bij verdrag vrijgesteld inkomsten worden wel in rekening gebracht voor het betalen van de basisbelasting (toepassing progressieve tarieven) o In volgende fase worden ze dan vrijgesteld in de vorm van een proportionele vermindering van de belasting met gedeelte dat evenredig overeenstemt met vrijgestelde inkomsten - Opmerking o Basisbelasting: reeds overeenkomstig art131 tot 154 verminderde belasting o Proportionele vermindering gaat uit van inkomstenbedragen vóór toepassing van art104 - Berekend door regel van 3…………………………………………………………………………………………………………….151 o Vb. 120.000 globaal belastbaar inkomen, 126.000 voor aftrekken art104, 30.000 vrijgestelde buitenlandse bezoldiging § Basisbelasting: progressieve tarieven art130 § Verminderingen art131 tot 154 § Dit geeft als resultaat een om te delen belasting (‘X’) § ‘X’ x 30.000 -> hiermee wordt de belasting ‘X’ dan verminderd 126.000 31
Onverenigbaarheid met Europees recht: H.v.J., De Groot…………………………………..............................152 § Vrijstelling met progressievoorbehoud van buitenlands inkomen: in B evenredige vrijsteling • Gevolg: toekenning van persoonlijke en gezinstegemoetkomingen gaan ook evenredig verloren (vrijstelling pas na toepassing aftrekbare bestedingen) • HvJ: ongeoorloofde belemmering van het vrij verkeer van WN 2. Regel voor buitenlandse inkomsten die NIET bij verdrag zijn vrijgesteld (art156) o Berekening op analoge wijze o In het buitenland behaalde inkomsten…………………………………………………………………………………………..153 § Geacht in buitenland behaald: prestatie uitsluitend in buitenland, zonder Belgische tussenkomst, beslissing of activiteit • De opbrengst van koopwaren in het buitenland -> nt in het buitenland behaald • Meerwaarde op de verkoop van aandelen in het buitenland -> nt in het buitenland beschouwd als blijkt dat de in België genomen beslissing de oorzaak van de winst is § HvC: niet vereist winst verkregen in zetel of inrichting in buitenland • Meer theorie dan praktijk • Doctrine: winsten zonder tussenkomst plaatselijke inrichting in buitenland, formeel juridisch gezien als behaald in België § Belaste inkomsten: in buitenland fiscaal stelsel ondergaan §8. Vermeerdering ingeval geen of ontoereikende voorafbetalingen zijn gedaan - Wetgeving op voorafbetalingen is het gevolg van de verschillende inningswijzen o Discriminatie tussen bezoldigden en zelfstandigen § Bezoldigde: bedrijfsvoorheffing in 2005 – aanslagjaar 2006: verschil bijbetalen § Zelfstandige: volledige belasting pas geheven in 2006 (beschikt veel langer over inkomsten) o AH: stelsel voorafbetalingen en bedrijfsvoorheffing: gevoelige verschillen: maar geen schending 1. Voor wie geldt de voorafbetalingsregeling? (art157)………………………………………………………………………………….154 - Ondernemingen, bedrijfsleiders (ondanks het feit dat ze al aan de bedrijfsvoorheffing zijn onderworpen), meewerkende echtgenoten zonder eigen sociaal statuut en de vrije beroepen 2. Stortingsschema - Belastingplichtige moet telkens een geraamd vierde van 106% van de belasting storten (uiterlijk op 10 april, 10juli, 10oktober en 20december) - Probleem van schatting (bij te lage schatting moet men een vermeerdering ondergaan, terwijl het teveel betaalde niets oplevert 3. Grondslag van de vermeerdering? (art158 en 165)…………………………………………………………………………………….155 - Grondslag: 106% van de rijksbelasting - Twee berekeningsmogelijkheden: laagste uitkomst o Afzonderlijke belasting berekend op de beroepsinkomsten vóór toepassing art104 (winst x106% ) o Proportionele belasting op de winst, na toepassing art104, dan vermenigvuldigd met 106% 4. Berekening van de vermeerdering……………………………………………………………………………………………………………..156 - Art161-162: basisrentevoet 3% - Art159: de vermeerdering is gelijk aan het positieve verschil tussen - Art160: vermeerdering wordt dan teruggebracht tot 90% van haar bedrag 5. Uitzondering op het vermeerderingsstelsel (art164) Onderafdeling 3. Belastingkrediet voor lage activiteitsinkomens (art289ter) - Doel: verschil tussen laag inkomen uit arbeid en vervangingsinkomen vergroten, zodat mensen nt in een werkloosheidsval worden opgesloten (werkloosheidsval = arbeidsinkomen niet of nauwelijks hoger dan werkloosheidsuitkering) - ’04: afgeschaft voor loon- en weddetrekkenden. ’05: weer ingevoerd voor statutair overheidspersoneel Afdeling 2. Bijzondere stelsels van aanslag………………………………………………………………………………………………………………157 1. Afzonderlijke aanslagen (art171) - Facultatief, indien globalisatie voordeliger zou zijn, wordt globalisatiestelsel toegepast 2. Omzetting van sommige vergoedingen, kapitalen en afkoopwaarden in een fictieve rente (art169-170) Afdeling 3. Bonificatie wegens voorafbetaling van de belastingen (art175-177) - = fiscaal voluntariaat - Personen nt onderworpen aan voorafbetalingen, toch hun supplement aan belastingen vroeger betalen -> vermindering van belasting toegekend o
32
-
-
-
Personen onderworpen aan voorafbetalingen, maar die teveel hebben betaald en daarbuiten nog supplement op andere inkomsten moeten betalen (m.a.w. zelfstandigen die ook nog inkomsten als WN hebben -> vermindering ook toegekend Vermindering wordt berekend op dezelfde manier als de vermeerdering o Maar gereduceerd tot de helft o Niet gereduceerd tot 90% van haar bedrag Opmerkingen: o Vermindering is geen belastbaar inkomen o Voorafbetalingen die verschuldigd supplement overtreffen, geven aanleiding tot bonificatie
Deel 4. Aanvullende gemeente- en agglomeratiebelastingen (art466)………………………………………………………………….…158 Deel 5. Verrekening van voorheffingen en credits…………………………………………………………………………………………………..159 Deel 6. Korting Vlaams Gewest……………………………………………………………………………………………………………………………….160
TITEL III. BTW - Algemeenheden……………………………………………………………………………………………………………………………………………..1 o BTW = belasting over de toegevoegde waarde o Verbruiksbelasting op leveringen van goederen en diensten verricht onder bezwarende titel o Strikt evenredig aan is aan de prijs van die goederen/diensten § Ongeacht het aantal transacties die tijdens het productie- en distributieproces hebben plaatsgevonden o Belasting wordt gedragen door de consument § Maar consument komt in beginsel nt rechtsreeks in aanraking met administratie van de BTW § Door ec tussenpersonen aangerekend aan hun afnemers en in de Schatkist gestort - Oud stelsel: o Belasting was element van kostprijs o Er werden belastingen op belastingen geheven o Hoe langer transactie, hoe meer kostprijs - BTW heeft die problemen opgevangen o Aftrek van de voorbelasting (elke tussenpersoon mag de BTW die hij aan zijn leverancier heeft betaald in mindering brengen van de BTW die hij moet storten) o Kostprijsneutraal en neutraal t.a.v. aantal transacties (aftrek van voorbelastingen) - Structuur van BTW…………………………………………………………………………………..........................................................2 o Vb. Fabrikant verkoopt 100 + 20 BTW; groothandelaar verkoopt 250 + 50 BTW (in schatkist 50-20) o Consument draagt de belasting, BTW is kostprijsneutraal - Omschrijving eerste Richtlijn o BTW (ondanks benaming) nt berekend op de toegevoegde waarde, maar op de volledige prijs (maar steeds met recuperatie van de vroegere heffingen) - Gevolgen……………………………………………………………………………………………..............................................................3 o Dubbel karakter BTW § Verbruiksbelasting: last wordt gedragen door de consument § Omzetbelasting: als belastbare feiten worden aangeduid, de levering van goederen, de diensten, de invoer en de intracommunautaire verwerving, omdat deze verrichtingen normaal op verbruik uitlopen o Heffing van de BTW vereist de voortdurende medewerking van de ec tussenpersonen § Tussenpersonen worden door de Europese Richtlijn gezien als BTW belastingplichtige § BTW belastingplichtige = ieder die zelfstandig een ec activiteiten verricht, ongeacht het oogmerk van die activiteit o Verbruik mag slechts een maal door de last van de BTW worden getroffen (aftrek voorbelasting) - Hoofddoel: factoren uit schakelen, die de mededinging op nationaal en communautair vlak zouden kunnen vervalsen. Kan alleen maar via zo neutraal mogelijke belasting (alle stadia van productie en distributie) 33
H1. BTW-BELASTINGPLICHTIGE VAN RECHTSWEGE - BTW enkel verschuldigd op handelingen die door een BTW-belastingplichtige worden gesteld (art2,al1) - Wettelijke definitie: art4………………………………………………………………………………………….……………………………….……4 - Belgische praktijk o ‘Economische activiteit’ moet verband houden met de beroepswerkzaamheid o Van traditionele opvatting afgestapt i.v.m. de huur van garages § Ook particulier die binnen het normaal beheer van zijn privé vermogen garages verhuurt, is in beginsel BTW-belastingplichtig - Ontstaan van de belastingplicht: wanneer er effectief geregeld leveringen of diensten zijn o Als belastingplichtige aangemerkt: wil om geregeld belastbare handelingen te stellen § Administratie: weerlegbaar vermoeden: nt overgegaan tot geregeld belastbare handelingen stellen -> inmiddels gerecupereerde BTW teruggeven o HvJ: voorbereidende handelingen reeds tot economische activiteit gerekend……….………………………...5 § Belastingplicht ontstaat zodra het waarschijnlijk is dat er belastbare handelingen zullen plaatsvinden o Ontstaat van rechtswege, gaat van rechtswege teniet
H2. TOEVALLIGE BTW-BELASTINGPLICHTIGE - Vb. art8 en 8bis
H3. BELASTBARE FEITEN (werkingssfeer BTW) - Verbruik van goederen en diensten……………………………………………………………………………………………………………….6 o Materieel: goederen gaan teniet door gebruik § Eenmalig o Technisch: omschreven aan de hand vd begrippen levering, invoer en intracommunautaire verwerving (zal uiteindelijk leiden tot materieel verbruik) § Wettelijk verbruikt wanneer het de eindconsument bereikt § Slechts eenmaal door de last van de BTW getroffen • Probleem t.a.v. kunstvoorwerpen en tweedehandse goederen - BTW = verbruikersbelasting o Zou enkel betrekking mogen hebben op goederen/diensten die een vorm van verbruik uitmaken o BTW op privé-beleggingen is derhalve uit den boze o Probleem: heffing van BTW in de sector van OG (verbruik OG is nt vanzelfsprekend) - 4 belastbare feiten in de BTW o Gemeenschappelijk kenmerk: moeten geschieden onder bezwarende titel (uitz: invoer) (art2 en 3bis) o Moeten verricht worden door BTW-belastingplichtige (art2,al1) Afdeling 1. Levering van goederen………………………………………………………………………………………………………………………………7 §1. Goederen - Lichamelijke goederen (art9) - Roerende goederen en nieuwe gebouwen aan BTW onderworpen o Strikt genomen zowel roerende als onroerende goederen, maar vrijstellingen art44,§3,1° o Toepassing BTW op de onroerende sector § Problemen van conceptuele en praktische aard: moeilijk om OG als consumptiegoederen te beschouwen en er een verbruikersbelasting op toe te passen § Oorspronkelijk: dubbele beperking • BTW enkel op nieuwe gebouwen • Belastingplichtige in sector leveringen OG op bijzondere manier omschreven § Huidige wetgeving: twee beperkingen grotendeels gehandhaafd, andere formulering - Huidige regeling……………………………………………………………………………………………………………………………………………..8 o Leveringen OG slechts aan BTW onderworpen voor nieuwe gebouwen gaat (nooit BTW op gronden) o Levering nieuwe gebouwen slechts aan BTW onderworpen als gedaan door BTW-belastingplichtige § Belastingplichtige van rechtswege: beroepsoprichters en beroepshandelaars in nieuwe gebouwen -> in feite verhandelt men nooit enkel nieuwe gebouwen, dus: beroepsoprichter 34
§
Toevallige belastingplichtige: vervreemding van een nieuw gebouw door iemand anders dan een beroepsoprichter. Hoedanigheid van BTW-belastingplichtige is het gevolg van ene optie
§2. Levering - Art10,§1 + gelijkstellingen met levering (art12 en 12bis) - Art11: nt als levering beschouwd (ruimer dan inbreng in venn) Afdeling 2. Diensten………………………………………………………………………………………………………………………………………………..…9 - Bijzonder ruime omschrijving van levering van goederen -> diensten worden negatief omschreven - Art18,§1,al1 (vroeger: nt limitatieve opsomming die zo ruim was dat ze eigenlijk alle prestaties omvatte) - Opmerkingen o Slechts belastbaar als onder bezwarende titel (art2) o Schadevergoedingen vallen nt onder belastbare diensten (HvC) o Belastbaarheid van diensten aan zichzelf § Oorspronkelijk beperkt tot diensten bouwsector (vb. aannemer bouwt huis voor zichzelf) § Nu: sterk verruimd (art19) Afdeling 3. Invoer uit derde landen - Invoer, door wie dan ook, is aan de BTW onderworpen (enkel lichamelijke RG) - Bestemmingslandbeginsel: BTW is verschuldigd waar het gebruik plaatsvindt, dus in het invoerland o Vrijstelling bij uitvoer Afdeling 4. Intra-communautaire verwerving - Art25bis,§1 - Vb. Belgische ondernemer maakt koelkasten in Duitsland en vervoert ze naar België (BTW verschuldigd) - In feite: invoer uit andere lidstaten, maar door afschaffen binnengrenzen wil men nt meer v invoer spreken
H4. DE BELASTBARE GRONDSLAG………………………………………………………………………………………………………………………….…10 - Art26-36 - Principe: alles wat de leverancier verkrijgt of moet verkrijgen van zijn medecontractant of van een derde - Talloze bijzonderheden - Tegenprestatie anders dan in geld: normale waarde
H5. TARIEVEN - Bepaald door KB van 20juli1970 - Gewoon tarief: 21% - Afwijkingen: 6%, 12%
H6.VRIJSTELLINGEN - Art39-44: 2 soorten vrijstellingen - Vrijstelling: raar begrip, aangezien BTW helemaal geen last uitmaakt voor de ec tussenpersonen 1. Vrijstellingen ter zake van uitvoer buiten de EU en intracommunautaire levering…………….............................11 - BTW is verbruikersbelasting, verbruik belast waar het plaatsvindt - Land van invoer zal BTW heffen - Intracommunautaire levering = art39bis,1° § Uitvoer naar een belastingplichtige of nt-belastingplichtige rechtspersoon van een andere lidstaat. Voor hen is er dan intracommunautaire verwerving - Uitvoerder behoudt het recht op aftrek van voorbelasting die hij aan zijn leveranciers heeft betaald - Echte vrijstelling, men zou nochtans beter spreken van het nultarief (heffingsketen wordt nt echt verbroken, over de grens gaat ze door) 2. Andere vrijstellingen…………………………………………………………………………………………………………………………………….12 - Art44: opsomming hele reeks vrijstellingen - Geen recht op aftrek van de voorbelasting -> eerder te beschouwen als uitsluitingen toepassingsgebied BTW - Stelsel komt neer op: beroepsbeoefenaars rekenen hun klanten geen BTW aan, maar mogen ook geen voorbelastingen aftrekken -> behandeld als eindconsument - Echte verbreking heffingsketen: tussenpersoon die last normaalgezien nt moet dragen, draagt hem nu toch 35
H7. AFTREK VAN DE VOORBELASTING - Art. 45-49 o Belastingplichtige mag BTW die hij aan zijn leverancier heeft betaald, aftrekken van de belasting die hij aan zijn afnemers moet aanrekenen -> saldo stort hij in de Schatkist o Aangifte: maandelijks, kan ook driemaandelijks (in dat geval voorschotten storten) o Meer aftrekbare BTW dan verschuldigde BTW, overschot overgedragen naar een volgend tijdperk (art47,al2) of zelfs door de Staat teruggegeven (art76§1) - Situering in de algemene principes………………………………………………………………………………………………………………13 1. Voorwaarden - Het moet gaan om een belastingplichtige die de goederen/diensten gebruikt voor het verrichten van belastbare of soms vrijgestelde handelingen - De belastingplichtige moet in het bezit zijn van een door de leverancier afgeleverde factuur - Recht op aftrek ontstaat op het tijdstip dat de BTW verschuldigd is 2. Volledige uitsluiting van de aftrekbaarheid - Aftrek nt toegestaan m.b.t. goederen/ diensten die gebruikt worden voor o privé behoeften o verrichten van nt belastbare en vrijgestelde handelingen o leveringen van tabaksfabrikaten (aftrek helemaal uitgesloten) 3. Beperking voor auto’s…………………………………………………………………...................................................................14 - In geen geval voor meer dan 50% aftrekbaar. - Beperking nt van toepassing op garagisten en taxi’s 4. De gemende BTW-belastingplichtige - = belastingplichtige die tegelijk twee geregelde activiteiten uitoefent, één met recht op aftrek van de voorbelasting en één zonder (vb. textielfabriek die tevens OG verhuurt) - BTW die op de input betaald wordt, enkel aftrekbaar in de mate dat de verkregen goederen/diensten gebruikt worden om belastbare handelingen te stellen - Wanneer de inputverrichtingen tegelijk voor de twee soorten outputhandelingen dienen o Aftrek volgens de proportionele regel (algemeen verhoudingsgetal) 5. Herziening ter zake van bedrijfsmiddelen - BTW betaald op bedrijfsmiddelen in beginsel volledig aftrekbaar (vaak grote bedragen) - Lange levensduur -> aftrek behouden zolang goed daadwerkelijk gebruikt - Tijdens levensduur gebruik voor privé doeleinden of voor nt-belastbare handelingen o Art48,§2: aftrek onderworpen aan herziening gedurende 5j (soms 10 of 15j) o Aftrek moet worden teruggenomen o Bedoeling wetgever: herziening te koppelen aan de wijziging van de toestand waardoor de belasting kon worden afgetrokken
TITEL IV. REGISTRATIERECHTEN ALGEMEENHEDEN…………………………………………………………………………………………………………………………………………………….…1 - Omschrijving o Art1: formaliteit die aanleiding geeft tot belasting o rl: registratierechten treffen de waarde van goederen die onder levenden overgedragen worden uit het vermogen van een persoon naar dat van een ander persoon, als gevolg van bepaalde rechtsh. o Belasting op de juridische omloop van goederen. o Indirecte en zakelijke belasting, die nt tot doel heeft de draagkracht te treffen - Drie soorten registratierechten 1. Het algemeen vast recht (€25) (art13) - Alleen mogelijk als geen evenredig of specifiek vast registratierecht is gekweten 2. Specifieke vaste rechten…………………………………………………………………………………………………………………………………2 - Vaste rechten die uitdrukkelijk door W.Reg worden opgelegd voor bepaalde feiten (vb. naamsverandering) 3. Evenredige rechten - Belangrijkste registratierechten: treffen werkelijk de ec waardeverplaatsing ingevolge een rechtshandeling 36
H1. DE VERPLICHTING TOT REGISTRATIE 1. Registratie is in principe facultatief - Registratie is facultatief -> Alleen verplicht in de gevallen door de wet bepaald (art19 tot 31) - Maar wanneer de registratie die nt verplicht is, toch wordt gevraagd, dan is de ontvanger verplicht te registreren, zelfs al gaat het om een eenvoudig geschrift 2. Vereiste van een geschrift……………………………………………………………………………………………………………………………..3 - Mutatie- en akterechten - Verplichting tot registratie……………………………………………………………………………………………………………………………..4 o Uiteraard te registreren rechtshandelingen o Rechtshandelingen die moeten worden geregistreerd wegens het bestaan van een bepaald scriptum § Openbare akten § Onderhandse akten
H2. EISBAARHEID VAN EVENREDIGE EN SPECIFIEKE VASTE REGISTRATIERECHTEN……………………………………………………..5 1. Tarifering 2. Volmaaktheid a. Volmaakte rechtshandeling b. Volmaakt instrumentum, behalve voor uiteraard te registreren rechtshandelingen………………………….6 3. a. Opschortende voorwaarde b. Ontbindende voorwaarde 4. Non bis in idem a. Eén rechtshandeling en verschillende scripta b. Eén scriptum met verschillende rechtshandelingen
H3. EVENREDIGE REGISTRATIERECHTEN 1. Overdrachten onder bezwarende titel van in België gelegen onroerende goederen (art44) a. Tarief b. Toepassingsgebied…………………………………………………………………………………………………………………………….7 c. Belastbare grondslag § Vlaamse gunstmaatregel § Brusselse gunstmaatregel d. Verminderingen en afwijkingen § Meeneembaarheid in Vlaanderen (voorheen betaalde registratierechten)…..………………………8 • 1° Verrekening (art61-3) • 2° Teruggave (art212bis) 2. Openbare verkopingen van lichamelijke roerende goederen (art77) 3. Huurovereenkomsten van in België gelegen onroerende goederen (art83)……………………………………………………9 a. Tarief en belastbaar feit b. belastbare grondslag 4. Hypotheekvestiging, inpandgeving van handelszaak en vestiging van landbouwvoorrecht (art87) 5. Verdelingen en afstanden van onverdeelde delen (art109) a. Tarief en belastbaar feit b. Belastbare grondslag 6. Burgerlijke en handelsvennootschappen………………………………………………………………………………………………………10 a. Inbreng en kapitaalverhoging § Gemengde inbreng § Uitzondering op de regels van de gemengde inbreng b. Uitdeling van het maatschappelijk vermogen 7. Schenkingen……………………………………………………………………………………...............................................................11 - Lokalisatiecriterium - Algemene bepalingen: België 3 verschillende regelingen a. Toepassingsgebied 37
b. Tarief…………………………………………………………………………….....................................................................12 § Vlaams Gewest § Brussels Hoofdstedelijk Gewest…………………………………………………………………………………………..13 § Waals Gewest c. Belastbare grondslag § Progressievoorbehoud (art137): schenkingen van minder dan 3jaar…………………………………..14 8. Bijzondere bepalingen voor schenkingen van ondernemingen (art140bis) 9. Vonnissen en arresten (art. 142 en 146 W. Reg.)
H4. TERUGGAVE………………………………………………………………………………………………………………………………………………………15
TITEL V. SUCCESSIERECHTEN ALGEMEENHEDEN……………………………………………………………………………………………………………………………………………………...1 - Omschrijving - Onderscheid o Het eigenlijk successierecht o Het recht van overgang bij overlijden - Ontstaan van de fiscale schuld - Samenhang met het burgerlijk recht o Verwerping o Testamenten……………………………………………………………………………………………………………………………………..2 H1. DE OORZAAK VAN EISBAARHEID VAN DE SUCCESSIERECHTEN - Principe - Gelijkstellingen met overgangen uit oorzaak des doods…………………………………………………………………………………3 1. Afwezigheid (art3) 2. Schuldbekentenissen die met legaten worden gelijkgesteld (art4) 3. Schenkingen van roerende goederen onder opschortende voorwaarde van vooroverlijden 4. Voordelen uit huwelijkscontract (art5) 5. Voordelen uit het oude huwelijksvermogensrecht (art6)………………………………………………………………………..……..4 6. Schenkingen in de loop van drie jaren voor het overlijden (art7) - Toepassingsvoorwaarden - Toestand van de erfgenamen of legatarissen 7. Bedingen ten behoeve van een derde 8. Sommige overeenkomsten onder bezwarende titel (art. 9-14 W. Succ.) H2. DE BELASTBARE GRONDSLAG……………………………………………………………………………………………………………………………….5 1. Nalatenschap van een rijksinwoner 2. Nalatenschap van een niet-rijksinwoner - Waardering van de goederen - Controleschatting - Steunen op gewone vermoedens…………………………………………………………….........................................................6 H3. DE VEREFFENING VAN DE SUCCESSIERECHTEN 1. Bepaling van het aandeel - Bepaling nettobedrag: probleem verdeling van het passief - Netto-overschot……………………………………………………………………………………………………………………………………………..7 2. Tarief - Vrijstellingen en verminderingen - Progressievoorbehoud: art. 66 bis………………………………………………………………………………………………………………….8 38