Inhoudstafel Fiscaal Recht -----------------------------------
TITEL I: INLEIDING ......................................................................................................... 1 Hoofdstuk I: Begrippen a. Algemeen begrip van de belasting b. Essentiële kenmerken b.1. Publiekrechtelijke schuldvordering: dwang - tot belastingheffing bevoegde overheden b.2. Financieel doel ............................................................................................ 2 - bestemmingsheffing - parafiscaliteit b.3. Afwezigheid van individuele tegenprestatie................................................3 - vergoedingretributie Artikel 173 G.W. Omschrijving van de vergoedingretributie Rechtstreekse en individuele tegenprestatie……………………4 - verhaalbelasting c. Kwalificatie door de overheid zelf..............................................................................5 Hoofdstuk II: Indeling van de belastingen 1. Vaste, evenredige en progressieve belastingen ......................................................... 6 1.1. Vaste belastingen 1.2. Evenredige belastingen 1.3. Progressieve belastingen 2. Directe en indirecte belastingen 1) Economisch criterium.....................................................................................7 2) Administratief-juridisch criterium Hoofdstuk III: Overzicht van de voornaamste belastingen Afdeling 1: Directe belastingen 1. De inkomstenbelastingen - 1919: Analytisch stelsel - 1962: synthetisch stelsel 2. Met inkomstenbelasting gelijkgestelde belastingen ...................................... 9 Afdeling 2: Indirecte belastingen 1. Belastingen geheven door de administratie van de B.T.W., Registratie en Domeinen 2. Belastingen geheven door het bestuur van douane en accijnzen Hoofdstuk IV: Grondbeginselen van het Fiscaal Recht .................................................... 10 Afdeling 1: Het Legaliteitsbeginsel - Art. 170 G.W. - Gevolgen
1
Afdeling 2: Het Gelijkheidsbeginsel (art. 10 en 172 G.W.) Afdeling 3: Het annualiteitsbeginsel (art. 171 G.W.)……...........................................11 - Gevolg - Voorbeeld - Noot Afdeling 4: De belastingwet is van openbare orde - Gevolgen….…………………………………………………………………12 Hoofdstuk V: Bijkomende principes ................................................................................... 14 Afdeling 1: Interpretatie van de Fiscale Wet - strikte interpretatie - verhouding tussen fiscaal recht en andere rechtstakken.................................15 Afdeling 2: Is de fiscus een derde? - vestiging van de belasting - invordering van de belasting...........................................................................16
TITEL II: DE INKOMSTENBELASTINGEN .......................................................... 17 Hoofdstuk I: Inleiding 1. Wezen van de Inkomstenbelasting – historiek 2. Grondslag - Algemene theorieën - Civielrechtelijk inkomensbegrip.....................................................................18 3. Vier inkomstenbelastingen voor vier soorten belastingplichtigen .......................... 19 - Principe - Werkelijkheid 4. Immorele of illegale inkomsten ............................................................................... 20 Hoofdstuk II: De Personenbelasting ................................................................................... 21 Inleiding 1. Definitie - betekenis van de begrippen woonplaats of zetel van fortuin - weerlegbaar vermoeden - onweerlegbaar vermoeden - bijkomende opmerking over begrip ‘rijksinwoner’ 2. Uitzonderingen ............................................................................................ 22 3. Belasting op wereldinkomen Overzicht structuur van de personenbelasting 1. Grondslag van de personenbelasting 2. Gezinssituatie .............................................................................................. 23 1) Historiek 2) Principes a) Decumul b) Huwelijksquotiënt 3. Aftrekken van art. 104-116 W.I.B. op de 2 inkomensmassa’s 4. Berekening van de belasting..........................................................................24
2
- gewoon stelsel - bijzondere stelsels - dit alles gebeurt op jaarbasis - verhouding aanslagjaar – belastbaar tijdperk - plaats van de voorheffingen in dit systeem………………………….25 HOOFDSTUK I: De grondslag van de personenbelasting ................................................ 26 Afdeling 1: Inkomsten uit onroerende goederen I. Stadia in de belastingheffing II. Het begrip Kadastraal Inkomen a. Definitie ........................................................................................... 27 b. Vaststelling van het KI c. Tijdstip van vaststelling ................................................................... 28 d. Geschillenprocedure III. De heffing van de onroerende voorheffing ............................................... 29 a. Grondslag en tarief b. Wie is de schuldenaar van de onroerende voorheffing? c. Het aanslagjaar en heffing van de onroerende voorheffing ............. 30 IV. Globale personenbelasting op inkomsten uit onroerend goed .................. 31 1. Algemene regels a. Niet in huur gegeven onroerende goederen a.1. In België gelegen a.2. In het buitenland gelegen b. In huur gegeven onroerende goederen b.1. In België gelegen b.2. In het buitenland gelegen ...................................... 32 Bijzondere opmerkingen - gemengde verhuring aan natuurlijk persoon - begrip nettohuurwaarde, -huurprijs en –huurvoordelen c. Erfpacht, opstal en gelijkaardige onroerende rechten .......... 33 Bijzonderheden ........................................................................ 34 - verhuring aan een natuurlijk persoon - inkomensbegrip - probleem van de niet-betaling van een huurprijs ....... 35 - verhuring aan een vennootschap ................................ 36 2. Vrijstellingen en verminderingen 2.a. Vrijstelling voor goederen zonder winstoogmerk voor bepaalde liefdadigheidsdoeleinden - toepassingsvoorwaarden 2.b. Loopbaanpacht .................................................................. 37 2.c. Proportionele vermindering wegens improductiviteit - gevallen - onvrijwilligheid………………………………………38 3. Vrijstelling van KI van eigen woning - meerdere woningen - uitbreiding - gedeeltelijke vrijstelling - gehuwden en wettelijk samenwonenden 4. Aftrek van interesten en van erfpacht- en opstalvergoedingen ....... 39
3
a) Interesten b) Erfpacht- en opstalvergoedingen ......................................... 40 c) Gemeenschappelijke opmerkingen 5. Gebruik van een onroerend goed voor beroepsdoeleinden .............. 41 Afdeling 2: Inkomsten en opbrengsten uit roerende goederen en kapitalen ............... 42 Inleiding - het inkomensbegrip - inkomen in natura - heffing in twee stadia: complicatie I. Brutobedrag van de belastbare inkomsten ................................................... 44 1. Dividenden ....................................................................................... 43 Belastbare inkomsten a. Het civielrechtelijk inkomen: de dividenden Gevolgen: behoren niet tot het inkomen uit aandelen - bonusaandelen - opbrengst van de verkoop van een inschrijvingsrecht ......................................................... 45 b. Uitbreiding van het inkomensbegrip door fictie van de wet b.1. Terugbetaling van kapitaal b.2. Terugbetaling van uitgiftepremies en participatiecertificaten....................................................46 b.3. Opbrengsten uit de gehele of gedeeltelijke verdeling het maatschappelijk vermogen en uit verkrijging van eigen aandelen - waarover gaat het? - regeling tot vóór de Hervorming vennootschapsBelasting 2002 - hervorming vennootschapsbelasting 2002…...48 c. Herkwalificatie van interesten in dividenden door fictie van de fiscale wet 2. Interesten en daarmee samenhangende inkomsten............................49 a. Niet alle interesten zijn belastbaar Gevolgen: behoren niet tot het belastbaar inkomen - moratoire en gerechtelijk interesten - vergoeding voor inpandgeving van aandelen..50 b. Niet alleen interesten zijn belastbaar - Het civielrechtelijk inkomensbegrip is ruimer dan alleen interesten - Indexeringsclausules - Sommige niet-periodieke opbrengsten - Sommige meerwaarden (1) Kapitalisatiebons en vastrentende effecten (2) Swaps .......................................................... 51 (3) Sommige levensverzekeringscontracten ..... 52 (4) Beleggingsvennootschappen........................53 - Tijdstip van belastbaarheid van interesten - Vrijstelling van interesten 3. De opbrengsten van de verhuring van roerende goederen.................54 Bijzonderheden - onderscheid tussen cessie en concessie
4
- modaliteiten en grootte v/d opbrengst uit verhuring - praktijk 4. Sommige renten.................................................................................55 - principe - voorbeelden - grondslag II. De roerende voorheffing ............................................................................. 57 a. Definitie en werking b. Schuldenaar van de R.V.: op welke inkomsten moet ze worden ingehouden? c. Grondslag van de R.V. d. Tarief van de R.V. ........................................................................... 58 III. Opname van de roerende inkomsten in de grondslag van de globale P.B. en netto-bedrag a. Stelsel 1962+1966: globalisatie ....................................................... 59 - algemeen - toevoeging R.V. b. Bevrijdende R.V. ............................................................................. 60 - principe - vrijwillige aangifte…………………………………………..61 - toestand van de roerende inkomsten waarop geen R.V. is ingehouden c. Fiscale hervorming – Wet van 7 december 1988 IV. Pro memorie: het forfaitair deel van de buitenlandse belasting ................ 62 V. De woonstaatheffing Afdeling 3: Beroepsinkomsten .................................................................................... 64 Inleiding - basisartikel: art. 23 W.I.B. - het W.I.B. geeft geen algemene definitie van beroepsinkomsten - gemeenschappelijke kenmerken - voorbeelden………………………………………………………….65 - gevolg - toepassingsveld - professionalisatie van de roerende en onroerende inkomsten ........... 66 1) Inkomsten uit onroerende goederen 2) Inkomsten uit roerende goederen en kapitalen - begrip ‘beroepsvermogen’ Onderafdeling 1: Bruto-beroepsinkomsten ..................................................... 67 §1. Ondernemingswinst - begrip onderneming - begrip winst 1. De klassieke conceptuele benadering, geïnspireerd het vennootschapsrechtelijk begrip van de uitkeerbare winst ............................................................................. 68 2. De dynamische benadering aan de hand van de winstbestanddelen - cijfervoorbeeld - ander voorbeeld……………………………………...69 - belang van het boekhoudrecht……………………….70 - bestanddelen van de winst volgens de wet ............................ 71
5
1. De exploitatiewinst of –winsten Art. 25 W.I.B.: niet-limitatieve opsomming .... 72 1° Het loon van de ondernemer 2° Voordelen van alle aard - twee systemen 1. Toevoeging aan het resultaat 2. Verwerping als beroepskost……73 3° Baten van speculaties 4° Betalingen van leningen en ondernemingsuitbreidingen 5° Reserves en voorzieningen .......................... 74 6°, a Vergoedingen voor activiteitsvermindering 6°, b Herstel van tijdelijke winstderving Art. 48 W.I.B.: voorzieningen voor risico’s en kosten en waardeverminderingen.......................75 1° Voorzieningen voor risico’s en kosten 2° Waardeverminderingen op dubieuze debiteuren ......................................................... 77 - uitgangspunt - historische evolutie Art. 26 W.I.B.: abnormale of goedgunstige voordelen .......................................................... 78 Art. 29 en 364 W.I.B.: lichamen zonder RP .... 79 Art. 362-363 W.I.B. 1° Kapitaalsubsidies 2° Disconto ....................................................... 81 2. De meerwaarden 1. Wat is een meerwaarde? 2. Technische omschrijving van de meerwaarde.........................................................82 3. De meerwaarde moet betrekking hebben op de bedrijfsactiva 4. Gunststelsels voor meerwaarden .................. 84 a. Vrijstelling enkel uitgedrukte MW b. Vrijstelling ten belope van inflatie ... 85 c. Definitieve vrijstelling mits wederbel. d. Voorlopige vrijstelling met teruggrijping naar de oorspronkelijke waarden .. 86 e. Afzonderlijke belasting tegen lager tarief ...................................................... 87 f. Gespreide en uitgestelde belasting 3. Verdoken reserves .................................................... 88 4. Recuperatiemeerwaarden ......................................... 89
6
a. Voor 1973 ..................................................... 90 b. In 1973 c. Definitieve regeling in 1976 ......................... 91 §2. Bezoldigingen 1. De bezoldiging van werknemers ...........................................92 a. Bedoelde personen b. Bedoelde inkomsten - toepassingsgevallen - bewijslast - art. 31, al. 2 W.I.B...................................................... 93 1° Wedden, lonen, commissies, ... 2° Voordelen van alle aard 3° Stopzettingsvergoedingen 4° Tijdelijke vervanginginkomsten....................94 5° Achterstallen - artikel 31bis W.I.B.1992 *terugbetaling van kosten eigen aan de werknemer...92 *meerwaarden *schadevergoedingen *onverschuldigde betaling c. Tijdstip van belastbaarheid - bijzonder probleem: aandelenopties .......................... 96 2. Bezoldigingen van bedrijfsleiders.........................................97 a. Bedoelde personen: twee groepen 1° een opdracht als bestuurder, zaakvoerder, vereffenaar of gelijksoortige functies uitoefent - probleem: bestuurders met dubbele hoedanigheid………………………98 2° in de vennootschap een leidende functie of... uitoefent buiten een arbeidsovereenkomst ....... 99 - uitsluitingen b. Belastbare inkomsten b.1. Gemeenschappelijk voor beide groepen van bedrijfleiders.....................................................100 - bijzonderheid bij voordelen van alle aard - Premies polis gewaarborgd inkomen ten laste genomen door de vennootschap - Pro memorie b.2. Eigen aan de eerste groep: herkwalificatie van huurinkomsten in bezoldigingen c. Tijdstip van belastbaarheid.......................................101 - slotopmerking betreffende de bezoldigingen van werknemers en bedrijfsleiders 3. Bezoldigingen van medewerkende echtgenoten zonder eigen sociaal statuut: art. 33 W.I.B. ....................................... 102 a. Bedoelde personen
7
b. Bedoelde inkomsten Opmerkingen §3. Baten van vrije beroepen, ambten, posten en andere winstgevende bezigheden...........................................................................................103 a. Bedoelde personen b. Bedoelde inkomsten - ontvangsten en voordelen van alle aard - meerwaarden verwezenlijkt op activa gebruikt voor... - art. 27, al. 2, 4° a W.I.B. - art. 27, al. 2, 4° b W.I.B. - art. 27, al. 2, 5° W.I.B. §4. Winsten en baten van een vroegere beroepswerkzaamheid ........ 104 a. Bedoelde personen b. Bedoelde inkomsten 1. Stopzettingsmeerwaarden - voorbeelden…………………………………105 - onderscheid - tarief 2. Winsten en baten uit de vroegere uitoefening van de beroepswerkzaamheid ........................................... 106 3. Vergoedingen verkregen na de stopzetting c. Gunststelsels voor stopzettingsmeerwaarden 1. Stopzetting met voorlopige vrijstelling - vrijstelling - fiscale neutraliteit - voorbeeld 2. Stopzetting met belasting tegen verlaagd tarief ..... 108 §5. Pensioenen, renten en als zodanig geldende toelagen ................. 109 1. Bedoelde inkomsten a. Eerste categorie: art. 34, §1, 1° en 1°bis W.I.B. ..... 110 - historiek - oplossing……………………………………111 - arbitragehof…………………………………112 - wet van 19 juli 2000………………………..113 - arbitragehof b. Tweede categorie: prestaties levensverzekeringen..114 c. Derde categorie: aanvullende zelfstandigenpensioenen d. Vierde categorie: pensioensparen............................115 2. Belastingstelsel 3. Geen verdeling onder echtgenoten Onderafdeling 2: Vrijstellingen van beroepsinkomsten..................................116 §1. De meerwaarden §2. De sociale en culturele vrijstellingen §3. Pensioenen Onderafdeling 3: Nettoberoepsinkomsten §1. Aftrek van beroepskosten..............................................................117
8
1. Principe, bewijslast en toepassingsgevallen a. Principe - twee aftrekbaarheidsvoorwaarden - opmerkingen a.1. Noodzakelijk verband met het beroep ..... 118 a.2. Eenjarigheidsprincipe .............................. 119 - zekere en vaststaande schuld..............120 - als zodanig geboekt b. Bewijslast c. Toepassingsgevallen ............................................... 121 - uitsluitingen - bijzondere vereisten van bewijs…………….122 3. Afschrijvingen .................................................................... 123 a. Methode a.1. Lineaire afschrijving a.2. Degressieve afschrijving b. Vertrekpunt van de afschrijving c. Voorwaarden voor afschrijving .............................. 124 d. Grondslag van de afschrijvingen 4. Stelsel van de kosten gedaan of gedragen na de stopzetting van de beroepswerkzaamheid ................................................ 125 - voorbeelden - oplossing - besluit……………………………126 Worden deze redeneringen niet in het gedrang gebracht door rechtspraak van het Hof van Cassatie? a. Cass. 27 oktober 1983 ... - arbitragehof b. Cass. 27 april 1986 ................................................. 128 5. Forfaitaire beroepskosten ................................................... 129 a. Toepassingsgebied...................................................130 b. Bedrag c. Praktisch probleem: toepassing forfait bij gelijktijdige uitoefening van verschillende beroepen c.1. Enkel toepassing van het forfait c.2. Combinatie met werkelijke beroepskosten...................................................131 - speciaal geval: Cass., 1 juni 1982 §2. Economische vrijstellingen 1. Wetenschappelijk onderzoek en uitvoer 2. Investeringsaftrek ............................................................... 132 a. Toepassingsgebied - personen - investeringen b. Methode en percentage c. Gespreide investeringsaftrek .................................. 133 d. Overdracht van de investeringsaftrek
9
e. Extra-comptabele aftrek §3. Beroepsverliezen 1. Aftrek van beroepsverliezen binnen één belastbaar tijdperk 2. Aftrek van vroegere beroepsverliezen Onderafdeling 4: Toekenning en toerekening van een deel van de beroepskomsten aan de echtgenoot ............................................................................ 134 §1. Toekenning aan de medehelpende echtgenoot met eigen soc. Statuut - verband met art. 33 W.I.B. §2. Toerekening aan de echtgenoot: huwelijksquotiënt - achtergrond van het huwelijksquotiënt…………………….135 - fiscale fictie Afdeling 4: Diverse inkomsten 1. Occasionele winsten en baten a. Bedoelde inkomsten - moeilijker omschrijving…………………………………….136 - bewijslast -voorbeelden van art. 90, 1° W.I.B…………………………..137 b. Grondslag ....................................................................................... 138 c. Tarief d. Tijdstip van belastbaarheid 2. Prijzen en subsidies a. Bedoelde inkomsten b. Tarief c. Tijdstip van belastbaarheid..............................................................139 3. Onderhoudsuitkeringen a. Bedoelde inkomsten b. Belastbaar bedrag c. Belastingstelsel d. Tijdstip van belastbaarheid 4. Zekere onderverhuringen en verhuring van plaatsen voor reclame a. Bedoelde inkomsten b. Belastbaar bedrag c. Tarief d. Tijdstip van belastbaarheid ............................................................ 140 e. Roerende voorheffing 5. Loten van effecten en leningen a. Belastbaar bedrag b. Roerende voorheffing c. Belastingstelsel d. Tijdstip van belastbaarheid 6. Opbrengst uit de verhuring van jacht-, vis- en vogelvangstrecht a. Belastingstelsel b. Tijdstip van belastbaarheid 7. Grondmeerwaarden a. Bedoelde inkomsten.........................................................................141 b. Tijdstip van belastbaarheid c. Tarief
10
d. Samenhang met art. 90, 1° W.I.B. 8. Meerwaarden op de overdracht van belangrijke deelnemingen ................ 142 9. Meerwaarden op gebouwde onroerende goederen 10. Vergoedingen voor ontbrekende coupon Slotopmerking in verband met het netto-bedrag van de diverse inkomsten HOOFDSTUK II: De globalisatie ...................................................................................... 143 Afdeling 1: De brutogrondslag van het globaal belastbaar inkomen Onderafdeling 1: Samentelling van de vier categorieën netto-inkomsten Onderafdeling 2: In aanmerking nemen van de gezinstoestand 1. Historiek 2. Huidige regeling ............................................................................ 144 - principe - vaststelling inkomen van elke echtgenoot 3. Niet erkenning van het huwelijk of de wettelijke samenwoning door fictie van de fiscale wet ............................................................. 145 4. Verliesverrekening tussen echtgenoten en wettelijk samenwonenden Afdeling 2: De nettogrondslag van het globaal belastbaar inkomen 1. 80 % van de alimentatierenten 2. Mecenaats-, liefdadigheids- en ontwikkelingshulpgiften............................146 3. Uitgaven voor huispersoneel 4. Kosten voor kinderoppas 5. Uitgaven op geklasseerde gebouwen of landschappen toegankelijk te ... 6. Mecenaatsgiften die rechtstreeks of onrechtstreeks worden gedaan .. musea 7. Hypothecaire lening voor de enige eigen woning - tijdstip van de in art. 104 W.I.B. toegelaten aftrekken……………147 - toepassing van art. 104 bij echtgenoten HOOFDSTUK III: De berekening van de personenbelasting Afdeling 1: Het gewoon stelsel van aanslag Onderafdeling 1: Berekening van de basisbelasting.......................................148 §1. Tarief §2. De belastingvrije som Onderafdeling 2: De verminderingen en de vermeerdering - situering…………………………………………………….149 - algemene opmerking van technische aard §1. Vermindering voor het lange termijn-sparen §2. Vermindering voor uitgaven betaald voor prestaties... PWA ...... 150 §3. Vermindering voor energiebesparende uitgaven §4. Verminderingen Programmawet van 8 april 2003 §5. Vermindering voor verwerving van een milieuschone auto §6. Vermindering voor pensioenen en vervangingsinkomsten §7. Vermindering voor inkomsten uit het buitenland
11
1. Regel voor buitenlandse inkomsten die bij verdrag zijn vrijgesteld - opmerkingen - voorbeeld…………………………………………...151 - onverenigbaarheid met Europees recht - H.v.J., 12 december 2002,… 2. Regel voor buitenlandse inkomsten die niet bij verdrag zijn vrijgesteld ............................................................................... 152 §8. Vermeerdering ingeval geen of ontoereikende voorafbetalingen zijn gedaan ................................................................................................ 153 1. Voor wie geldt de voorafbetalingsregeling? ...................... 154 2. Stortingsschema om aan de vermeerdering te ontsnappen 3. Wat is de grondslag van de vermeerdering? 4. Berekening van de vermeerdering ..................................... 155 5. Uitzondering op het vermeerderingstelsel ......................... 156 Onderafdeling 3: Belastingkrediet voor lage activiteitsinkomens Afdeling 2: Bijzondere stelsels van aanslag .............................................................. 157 Onderafdeling 1: Afzonderlijke aanslagen Onderafdeling 2: Omzetting van sommige vergoedingen, kapitalen en afkoopwaarden in een fictieve rente Afdeling 3: Bonificatie wegens voorafbetaling van de belasting - opmerkingen……………………………………………………………….158 - cijfervoorbeeld HOOFDSTUK IV: Aanvullende gemeente- en agglomeratiebelasting .......................... 158 HOOFDSTUK V: Verrekening van voorheffingen en credits..........................................159 1. De onroerende voorheffing 2. De roerende voorheffing 3. Forfaitair deel van de buitenlandse belasting 4. Bedrijfsvoorheffing.................................................................................................160 5. Voorafbetalingen 6. Belastingkrediet 7. Woonstaatheffing HOOFDSTUK VI: Korting Vlaams Gewest
12