FINANCIËLE MEERJARENBEGROTING 2015-2018 3 DECEMBER 2014
1
2
Inhoudsopgave: 1.
Inleiding..................................................................................................................................................................5
2.
Leeswijzer .............................................................................................................................................................6
3.
Planning & Control cyclus .................................................................................................................................8
4.
Koersplan ........................................................................................................................................................... 12
5.
Ontwikkelingen................................................................................................................................................. 14
6.
Meerjarenbegroting 2015-2018 .................................................................................................................... 16
7.
Toezicht: RvT Besluit ...................................................................................................................................... 27
Lijst met afkortingen ................................................................................................................................................. 28
3
4
1. Inleiding “Goed onderwijs” dat is waar Stichting Flore voor staat. Om goed onderwijs te kunnen geven heb je als stichting ruimte nodig om je koers te kunnen bepalen en om mee te kunnen bewegen met maatschappelijke ontwikkelingen. Een goede financiële basis is daarvoor een basisvoorwaarde. Onzekerheid over financiën werkt verlammend op nieuwe ontwikkelingen. Terwijl vanuit een goede en voorspelbare financiële basis ontwikkelingen juist geënthousiasmeerd kunnen worden. Nieuwe meerjarenbegroting in lijn met vorige begroting De financiële basis van Stichting Flore is op orde. De nieuwe begroting voor de kalenderjaren 2015 tot en met 2018 ligt in lijn met de verwachtingen in de begroting van vorig jaar. Afwijkingen kunnen worden verklaard op basis van nieuwe inzichten en ontwikkelingen. Elk kwartaal worden financiële ontwikkelingen door de Algemene Directie gevolgd en gerapporteerd aan het College van Bestuur. Vervolgens worden de financiële ontwikkelingen besproken met de Auditcommissies van de Raad van Toezicht (RvT). De auditcommissies adviseren op haar beurt de RvT. Begroting als onderdeel van groter geheel Deze financiële begroting staat niet op zichzelf maar is onderdeel van een groter geheel van Flore Koersplan, en meerjaren schooljaarbegrotingen met individuele keuzes van scholen. Uitgangspunt is dat scholen goed onderwijs verzorgen in de volle breedte. Binnen de financiële begrotingskaders hebben de scholen veel vrijheid over de wijze waarop zij hun middelen inzetten om het onderwijs doel te realiseren. Begroting compacter In het hoofdstuk “Planning & Control Cyclus” wordt een toelichting gegeven over de wijze waarop de begrotings-, rapportage- en verantwoordingscyclus is ingericht binnen Flore. De financiële meerjaren begroting is geen statisch rapport maar vormt onderdeel van deze dynamisch cyclus. Om te veel overlap van informatie te voorkomen is de financiële begroting dit jaar daarom wat compacter gemaakt. Ruimte voor verdere ontwikkeling Eind 2013 ontving het primair onderwijs al eenmalig geld vanuit het Nationaal Onderwijs Akkoord (NOA). De NOA gelden kennen nu een structureel karakter. De feitelijk beschikking hiervan door het ministerie heeft nog niets plaatsgevonden. Tevens is op dit moment niet duidelijk of, delen van, de NOA-middelen geoormerkt zijn voor specifieke doelen. Naar verwachting is hier begin 2015 meer over bekend. De gelden zijn als aparte regel opgenomen in de meerjaren begroting. Na beschikking zullen, net als vorig jaar, plannen worden opgesteld waarbij, in samenspraak met het onderwijsveld, ook gekeken zal worden naar de langere termijn. De gezonde financiële basis van stichting Flore en de NOA-gelden geven het Flore onderwijs ruimte voor verdere ontwikkeling in de volle breedte. Een mooi vooruitzicht
Siebrand Konst en René Zaal Algemene Directie Stichting Flore
5
2. Leeswijzer Algemeen Dit rapport bevat de meerjarenbegroting van Stichting Flore. Deze meerjarenbegroting wordt opgesteld door de Algemene Directie onder de verantwoordelijkheid van het College van Bestuur (CvB). Het CvB biedt de begroting aan de Raad van Toezicht (RvT). De RvT is het orgaan dat toezicht houdt op het de uitvoering van het strategisch beleid, de financiële verantwoording en functioneren van het CvB. De Auditcommissie, dit is een deelcommissie van de RvT, beoordeelt de begroting inhoudelijk en stelt een advies op voor de RvT. Mede op basis van dit advies kan de RvT formeel besluiten de begroting goed te keuren. Belanghebbenden zoals schooldirecties en de Gemeenschappelijke Medezeggenschapsraad (GMR) van Stichting Flore ontvangen de begroting. Tevens wordt de definitieve begroting in het kader van brede maatschappelijke verantwoording gepubliceerd op de website van Stichting Flore. Begroting is onderdeel van groter geheel De meerjarenbegroting 2015-2018 staat niet op zichzelf maar vormt een onderdeel van de totale planning & control cyclus van Flore. De basis van de begroting wordt gevormd door het Koersplan 2012-2016 van de stichting. In dit koersplan zijn de richting en de doelen van onze organisatie beschreven. De financiële begroting vormt het financiële kader waarbinnen deze doelen gerealiseerd moeten worden. Het begrotingsproces is een continu proces van meerjarenbegrotingen opstellen, periodiek de financiële voortgang volgen middels diverse rapportages, nieuwe inzichten opnemen en dit alles vertalen in de nieuwe meerjarenbegroting. Meerdere belanghebbenden De begroting is geschreven voor meerdere belanghebbenden. Intern vormen het CvB, de RvT en schooldirecties een groep belanghebbenden die bekend is met de koers en de planning & control processen binnen Flore. Echter in het kader van maatschappelijke verantwoording is de begroting ook beschikbaar voor de GMR, het personeel en overige geïnteresseerden. Voor deze groep van belanghebbenden zijn de Flore processen minder bekend. Het begrotingsrapport start daarom met twee hoofdstukken die inzicht geven in de planning & control cyclus en de koers van Flore: P&C-cyclus
De meerjarenbegroting 2015-2018 vormt onderdeel van een planning en control-cyclus. De wijze waarop deze P&C-cyclus binnen Stichting Flore is opgezet wordt in hoofdstuk 3 beschreven.
Koersplan
In het voorjaar 2012 is het Koersplan 2012-2016 door de Raad van Toezicht (RvT) vastgesteld. De hoofdlijnen van dit koersplan en de relatie met de meerjarenbegroting worden in hoofdstuk 4 toegelicht. Ook de Gemeenschappelijke Medezeggenschapsraad (GMR) heeft haar instemming op het Koersplan 2012-2016 gegeven.
De volgende twee hoofdstukken beschrijven de financiële ontwikkelingen en de feitelijke financiële begroting Ontwikkelingen Op dit moment spelen er diverse ontwikkelingen onder andere Nationaal Onderwijs Akkoord, doordecentralisatie buitenonderhoud, ontwikkeling aantal leerlingen. Dit wordt in hoofdstuk 5 kort toegelicht.
6
Meerjarenbegroting
Hoofdstuk 6 bevat de Eindejaarsprognose 2014 en de meerjarenbegroting 2015-2018 met een samenvatting van de uitgangspunten, cijfers en toelichtingen.
De RvT van Flore stelt de begroting formeel vast. Dit wordt in het laatste hoofdstuk beschreven.
7
3. Planning & Control cyclus Kalender- versus schooljaren Een stichting voor primair onderwijs als Stichting Flore moet zich jaarlijks verantwoorden middels een jaarverslag en een jaarrekening. Deze jaarrekening dient te worden opgesteld per kalenderjaar, ook de begroting moet daarom worden opgesteld per kalenderjaar. Een school werkt echter in schooljaren. Personeels-formatieplannen worden per schooljaar gemaakt en ook de meeste bekostigingen worden per schooljaar vastgesteld. Stichting Flore heeft er daarom enkele jaren geleden voor gekozen om voor de begroting en de voortgangsrapportage te werken met twee parallelle processen: 1. Een begrotings- en rapportageproces op totaal stichting niveau per kalenderjaar ten behoeve van de externe verantwoording in de jaarrekening. Volgens de principes die de landelijke Raad voor de Jaarverslaglegging stelt aan een jaarrekening. 2. Een begrotingsproces en rapportage proces per school en kantoor per schooljaar ten behoeve van de interne besturing op een manier die de directeur begrijpt zonder boekhouder te worden. Om beide processen efficiënt op elkaar aan te kunnen sluiten is een rapportagekalender ontwikkeld. Deze is besproken met de Auditcommissie Financiën en vastgesteld door de Raad van Toezicht. Ad 1. Op stichtingsniveau worden per jaar vier rapportages opgesteld (vastgestelde rapportagekalender Stichting Flore) ten behoeve van de verantwoording: 1e rapportage: betreft de periode januari t/m maart 2e rapportage: betreft de periode januari t/m juli 3e rapportage: betreft de periode januari t/m oktober 4e rapportage: betreft de periode januari t/m december (= jaarrekening) In december wordt tevens de meerjaren kalenderjaar begroting vastgesteld in de RvT Ad 2. Voor het interne begrotings- en rapportageproces wordt gebruikt gemaakt van door Stichting Flore ontwikkelde “knips”.
8
Wat zit er in de knip? In het meerjarenbegrotings- en rapportageproces op schoolniveau wordt gewerkt met “knips” per schooljaar. De volgende knips worden gebruikt: De formatieknip: De schoolknip: De investeringsknip:
betreft de formatie-inkomsten en -uitgaven. betreft de direct door een schooldirecteur te beïnvloeden materiële kosten. dit betreft het meerjareninvesteringsplan voor meubilair, leermethoden en ICT.
Zowel de scholen als het kantoor stellen deze begrotingen op en ontvangen tweemaandelijks voortgangsrapportages. Daarnaast worden kosten waarop een schooldirecteur niet direct invloed heeft zoals kosten van het meerjaren onderhoud, energiecontract, contract met schoonmaakbedrijven etc. begroot door het servicekantoor. De inhoud van de knips is de afgelopen jaren ontwikkeld in het Directieberaad van Stichting Flore. Periodiek vindt evaluatie en bijstelling plaats. Na afloop van een schooljaar legt een school verantwoording af in een schooljaarverslag. De financiële verantwoording in het schooljaarverslag wordt overgenomen uit de financiële voortgangsrapportages per school. Hiermee komende de onderwijsinhoudelijke en de financiële doelen en ontwikkelingen van een school bij elkaar.
9
Versterkende parallelle processen In een jaar zien deze twee parallelle processen per kalender- en schooljaar er als volgt uit: Strategisch Koersplan 2012-2016 "Ruimte om te bloeien"
Planning & Control proces Stichting Flore 2014
EXTERNE VERANTWOORDING
dec
jan
feb
mrt
Jaarverslag vorig kalenderjaar
Meerjaren Begroting kalenderjaar
2e rapportage schooljaar T INTERNE BESTURING
apr
3e rapportage schooljaar T
meerjaren leerling prognoses
mei
jun
1e kwartaal rapportage
jul
aug
2e kwartaal rapportage
4e rapportage schooljaar T
meerjaren schooljaar begroting
sep
okt
nov
3e kwartaal rapportage
5e definitieve rapportag e schooljaar T
Bestuurs formatie plan T+4
dec
Meerjaren Begroting kalenderjaar
1e rapportage schooljaar T1
jaarverslag van school T
Binnen bepaalde bandbreedtes kent een school een relatief grote mate van vrijheid om de beschikbare financiële middelen in te zetten ten behoeve van goed onderwijs. Scholen kunnen daarin dus verschillende keuzes maken of accenten leggen. Een MR heeft adviesrecht op de school begroting en instemmingsrecht op de formatieknip. Sturing richting de scholen vind met name plaats in het begrotingsproces per schooljaar. De kalenderjaar begroting is bottom up opgebouwd uit deze schooljaar begrotingen van de afzonderlijke scholen en het servicekantoor. Aangevuld met de nieuwste inzichten en een begrotingsdeel op organisatieniveau.
10
Begrotingsproces Stichting Flore
door RvT
wannneer december
door AC (Audit Commissie) van de RvT
wannneer december
door CvB
wannneer december
door Alg. Directie
wannneer november
door Controller
wannneer oktober/november
Definitieve meerjaren begroting 4 kalenderjaren
Besluit over meerjaren begroting 4 kalenderjaren
Advies bij concept meerjaren begroting 4 kalenderjaren
Door CvB vastgestelde Concept meerjaren begroting 4 kalenderjaren
Concept meerjaren begroting 4 kalenderjaren
Samenvatting knips 4 schooljaren
door scholen en kantoor
wannneer mei/juni
Formatieknip 30 x Formatieknip Formatieknip
09-10, 10-11, 11-12 schooljaren 09-10,4 10-11, 11-12
Formatieknip 30 x schoolknip Formatieknip
09-10, 10-11, 11-12 schooljaren 09-10,4 10-11, 11-12
Gezamenlijke school kosten & baten 4 jaar
Formatieknip 30x Formatieknip
09-10, 10-11, 11-12 investeringknips 09-10, 10-11, 11-12 10 tot 20 jaar
Het inrichten van twee parallelle processen lijkt complex, maar sluit goed aan bij de kalender- en schooljaar processen van respectievelijk het bestuur en de scholen. Het voordeel is dat beide processen elkaar versterken.
11
4. Koersplan Het kalenderjaar 2011 heeft volop in het teken gestaan van de evaluatie van het strategisch beleidsplan 2007-2011 en de opstelling van een nieuw strategisch beleidsplan voor de periode 20122016. Bij dit proces zijn, met een veelheid aan activiteiten, alle geledingen betrokken. Ouders, medewerkers, directieleden, de Gemeenschappelijke Medezeggenschapsraad, het College van Bestuur en de Raad van Toezicht hebben actief deelgenomen aan verschillende activiteiten en de zo verkregen input is vertaald in het Koersplan 2012-2016 van Stichting Flore. In het voorjaar van 2012 is het huidige Koersplan vastgesteld. Het Koersplan 2012-2016 is opgedeeld in Flore-Basis en Flore-Extra. Deel 1: Flore- Basis Flore-scholen realiseren onderwijskwaliteit in het dorp of de wijk waar de school staat. Waar ouders, kinderen en personeel samen invulling geven aan een actieve onderwijsgemeenschap. Een grote mate van zeggenschap over de inzet van middelen is, vanuit de Flore-optiek, dan ook neergelegd bij de school. Bij deze verantwoordelijkheid hoort natuurlijk dan ook verantwoording. Om optimaal zicht te hebben op de ontwikkelingen van de school, is een Flore-kader opgesteld, de zogenaamde 20 verantwoordingslijnen. Scholen en schoolresultaten worden intern en extern gemonitord op deze verantwoordingslijnen en gespiegeld aan de per lijn vastgestelde minimale norm. De 20 verantwoordingslijnen voorzien in informatie op het gebied van onderwijskwaliteit, personele zaken, leerlingzaken en ouder-, personeels-, en leerling-tevredenheid. De algemene directie gaat actief in overleg met de directeuren bij afwijkingen ten opzichte van de norm en op basis van een plan van aanpak wordt gestuurd op zo spoedig mogelijk behalen van betere resultaten in de volle breedte. Deel 2: Flore- Extra Als de Flore- Basis goed is georganiseerd ontstaan er mogelijkheden om aanvullende accenten te leggen. Basis kwaliteit geeft dan de “vrijheid” om niet alleen deze aanvullende thema’s, Flore – Extra, in beeld te krijgen, maar ook om te kiezen wanneer en op welke wijze aan de thema’s gewerkt zal worden. De primaire taak van alle onderwijsorganisaties, dus ook van Stichting Flore, is om kwalitatief goed onderwijs te verzorgen. Kwaliteit is ook een van de kernwaarden van de stichting. Daarnaast wil Stichting Flore zich onderscheiden van andere schoolbesturen door vanuit de kernwaarden vooruitstrevend, kwaliteit, daadkracht en duurzaamheid, specifieke accenten te leggen in het handelen en in het onderwijs. Om vooruitstrevend, kwalitatief en duurzaam onderwijs te kunnen realiseren heeft Stichting Flore door middel van diverse inputsessies met verschillende belanghebbenden zich een beeld gevormd van de basisschoolleerling in 2020 en de maatschappij waarin deze leerling zich beweegt. Zo ontstond er een beeld van een leerling met de volgende kenmerken en behoeften: digitaal zeer actief, fysiek minder actief; altijd in contact, groot digitaal sociaal netwerk, behoefte aan persoonlijke aandacht en contact; alle kennis altijd tot zijn beschikking, maar een behoefte om de kennis/informatie te selecteren en te interpreteren; wereldwijs, gericht op het Engels; door demografische ontwikkelingen minder in aantal; stelt samen met ouders hoge eisen aan onderwijs op maat.
12
Bovenstaande kenmerken, aangevuld met de ontwikkelingen en eisen die vanuit het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen worden gesteld, leiden tot de volgende uitwerking van de onderwijskwaliteit waar binnen het beleid van Stichting Flore in 2012-2016 de accenten worden gelegd op de volgende thema’s: onderwijs passend maken voor iedere leerling, door middel van: - opbrengstgericht werken; - talentontwikkeling van leerlingen en personeel; - ICT; - toekomstbestendige organisatie. De verhouding tussen de thema’s laat zich op de volgende manier schematisch weergeven:
Opbrengstgericht werken Onderwijs passend maken voor iedere leerling Onderwijskwaliteit
Talentontwikkeling
ICT
Toekomstbestendige organisatie
Kwartaalrapportages Elk kwartaal wordt, onder verantwoordelijkheid van de algemene directie van stichting Flore, een koersplan kwartaalrapportage opgesteld. Deze rapportage wordt opgesteld voor het CvB. Het CvB kan zich met deze rapportage verantwoorden aan de RvT, de GMR en de schooldirecties.
Voorbeeld uit kwartaalrapportages
Het Koersplan 2012-2016 van de stichting staat op de internetsite van Stichting Flore en is voor iedereen openbaar. De kwartaalrapportages staan op het Floreveld van Stichting Flore en zijn toegankelijk voor intern betrokkenen.
13
5. Ontwikkelingen Diverse ontwikkelingen Een aantal ontwikkelingen is van invloed op de begroting en worden daarom even kort toegelicht:
Extra gelden vanuit het Nationaal Onderwijs Akkoord Doordecentralisatie buitenonderhoud Ontwikkeling aantal leerlingen
Extra gelden vanuit het Nationaal Onderwijs Akkoord (NOA) Eind december heeft het primair onderwijs, en dus ook Stichting Flore, gelden ontvangen vanuit het Nationaal Onderwijs Akkoord. Deze zijn in de jaarrekening 2013 op een bestemmingsreserve gezet. In het eerste kwartaal van 2014 zijn hiervoor bestedingsdoelen geformuleerd en zijn de middelen ingezet in met name de schooljaar begroting 14-15 en verder. In de voortgangsrapportage wordt de inzet en uitputting van deze gelden gerapporteerd. Zichtbaar is dan ook dat de uitputting daadwerkelijk pas aanvangt vanaf 1 augustus 2014. De NOA gelden krijgen nu een structureler karakter voor de komende jaren. Exacte bedragen en de bestedings- en verantwoordingsvoorwaarden zijn op dit moment (eind november) nog niet geheel duidelijk. Op basis van informatie vanuit de PO-raad zijn hiervoor bedragen opgenomen in de meerjarenbegroting (zie verder). Doordecentralisatie buitenonderhoud In het primair onderwijs is een schoolbestuur al jaren lang verantwoordelijk voor het binnen onderhoud van school gebouwen. Het buitenonderhoud viel onder de verantwoordelijkheid van de gemeenten en schoolbesturen konden daar jaarlijks, op basis van de Verordening Voorziening Huisvesting Onderwijs, aanvragen voor indienen. Voor het realiseren van het binnen onderhoud ontvangt een bestuur jaarlijks via de materiële instandhouding een bepaalde vergoeding. Binnen stichting Flore wordt jaarlijks een Meerjaren Onderhouds Plan (MOP) opgesteld/bijgesteld op basis waarvan het binnen onderhoud planmatig, over meerdere jaren, kan worden uitgevoerd. Op 1 januari 2015 vindt in het primair onderwijs de zogenaamde 'overheveling van het buitenonderhoud' plaats. Vanaf die datum worden schoolbesturen volledig verantwoordelijk voor alle onderhoud en aanpassingen aan hun schoolgebouwen. Met deze gewijzigde verantwoordelijkheid verandert ook de bekostigingswijze. Vanaf 2015 ontvangen schoolbesturen voor deze nieuwe verantwoordelijkheid aanvullende middelen in hun materiële instandhoudingsvergoeding. De hoogte van deze aanvullende middelen bedraagt € 13,33 per vierkante meter genormeerd bruto vloeroppervlak. Deze nieuwe inkomsten voor buitenonderhoud zijn in de begroting opgenomen in de baten. Het Meerjaren Onderhouds Plan is aangevuld met het buitenonderhoud. De op basis van het totale onderhoudsplan berekende jaarlijkse voorziening onderhoud is opgenomen in de begroting van de lasten. De komende periode zal helder gemaakt worden of de genoemde bekostiging voldoende is voor het te realiseren buiten onderhoud of dat er mogelijk een verhoging van de voorziening onderhoud noodzakelijk is.
14
Ontwikkeling aantal leerlingen Het aantal leerlingen op 1 oktober is de belangrijke basis voor de financiering van het primair onderwijs. Het aantal leerlingen bij stichting Flore is de afgelopen gedaald. Jaarlijks stellen de scholen van Flore in maart een leerlingenprognose op voor de komende 4 jaar. De telling op 1 oktober 2014 (7.482 leerlingen) lag iets boven met de prognose (7.439 leerlingen). Voor de komende jaren wordt een verdere daling van het aantal leerlingen verwacht. De inschatting is wel dat de scholen voor de jaren 2016 en 2017 een voorzichtige prognose hebben opgesteld. Per jaar: realisatie 2009 aantal lln
8.182
realisatie 2010
realisatie 2011
8.124 -0,7%
P ro centuele gro ei/krimp t.o .v. vo rig jaar
realisatie 2012
7.975 -1,8%
7.759 -2,7%
realisatie 2013
realisatie 2014
7.612
7.482
-1,9%
-1,7%
prognose prognose prognose 2015 2016 2017 7.140 -4,6%
6.742 -5,6%
6.373 -5,5%
Realisatie en prognose aantal leerlingen per jaar op 1 oktober 9.000
8.182
8.124
7.975
8.000
7.759
7.612
7.482 7.140
6.742
7.000
6.373
aantal leerlingen
6.000
5.000
4.000
3.000
2.000
1.000
realisatie 2009
realisatie 2010
realisatie 2011
realisatie 2012
realisatie 2013
realisatie 2014
prognose 2015
prognose 2016
prognose 2017
De prognose voor de teldata 2014 t/m 2017 is opgesteld in maart/april 2014
15
6. Meerjarenbegroting 2015-2018 Exploitatie begroting Een meerjaren-exploitatie begroting per kalenderjaar staat niet op zichzelf maar vormt een onderdeel binnen de totale planning & control cyclus. Doelstelling is het realiseren van de Flore Basis en Flore Extra doelen in het koersplan binnen het financiële kader. De financiële begroting bestaat uit een complex geheel van variabelen maar voor de leesbaarheid worden de cijfers op een geaggregeerd niveau gepresenteerd. In de onderstaande tabel wordt de financiële begroting voor de komende jaren gepresenteerd in het financieel perspectief van het huidige boekjaar 2014 en de voorgaande jaren.
voorgaande jaren
bedragen x € 1.000 Baten
Rijksbijdragen OCenW
2012 realisatie
2013 realisatie
komende jaren 2016 begroting
2017 begroting
2018 begroting
34.846
34.746
34.323
33.574
33.574
33.943
33.167
31.747
30.543
29.247
Overige overheidsbijdragen
2.489
2.049
1.662
1.425
1.425
1.502
1.367
1.264
1.207
1.175
Overige baten
1.967
2.270
2.229
1.941
1.941
2.272
1.978
1.916
1.816
1.761
39.302
39.065
38.214
36.939
36.939
37.717
36.512
34.926
33.566
32.183
32.537
33.046
31.444
30.633
30.633
30.925
29.796
28.023
26.858
25.640
Afschrijvingen
1.062
1.062
979
925
925
969
911
948
925
855
Huisvestingslasten
3.344
3.117
3.153
3.105
3.105
3.076
3.689
3.707
3.743
3.811
Leermiddelen
1.577
1.698
1.567
1.057
1.531
1.450
1.511
1.388
1.305
1.277
985
784
869
1.272
797
856
862
879
897
915
39.506
39.706
38.013
36.992
36.992
37.275
36.770
34.945
33.729
32.498
-204
-641
201
-52
-52
442
-258
-20
-162
-315
242
198
146
125
125
125
125
125
125
125
39
-443
347
73
73
567
-133
105
-37
-190
1.598
0
240
315
1.187
1.550
1.683
1.677
0
0
769
694
526
1.382
1.606
1.681
1.598
0
-529
-379
661
168
78
-4
73
-456
188
528
274
40
-194
Totaal Baten Lasten
2011 realisatie
huidig boekjaar 2014 2014 2014 2015 begroting begroting prognose begroting (origineel) (aangepast)
Personele lasten
Overige instellingslasten Totaal Lasten Saldo Baten - Lasten Financiële baten EXPLOITATIE SALDO nieuw e Baten gelden Lasten vanaf 2013 Exploitatie saldo nw gelden
Totaal Exploitatieresultaat
39
-443
1.945
202
2.023
0
-529
-379
661
168
78
-4
39
-645
-78
73
73
567
-133
105
-37
-190
Waarvan tgv/tlv bestemmingsreserve waarvan tgv/tlv algemene reserves
NB. In voorgaande jaren werden de ICT lasten gerapporteerd onder de noemer “Overige Instellingslasten”. ICT ontwikkelt zich echter steeds meer als onderdeel van, of ter vervanging van leermiddelen. Daarom worden de ICT exploitatie lasten nu gerapporteerd onder de noemer “Leermiddelen”. Ten behoeve van de vergelijking is dit voor de jaren 2011 t/m 2013 ook toegepast.
De begroting bestaat uit; baten, lasten, financiële baten en, incidenteel, buiten gewone lasten. De baten en de lasten vormen de belangrijkste pijlers van de begroting. Deze worden in de volgende grafiek weergegeven. Bij het maken van de begroting zijn er vele factoren om rekening mee te houden. Een aantal daarvan zijn dermate onzeker dat we ze niet opnemen maar alleen benoemen. Andere zijn al wel meer zeker, maar zijn nog zo vers van de pers dat hierop nog geen beleid is gemaakt. Onder de laatste categorie vallen de extra gelden voor het Primair Onderwijs van het Nationaal Onderwijs-akkoord (NOA), het bestuursakkoord en herfstakkoord. In deze begroting nemen we
16
deze gelden op als nieuwe gelden, na de begroting die op basis van de normale bedrijfsvoering is opgesteld.
De “gewone” baten en “gewone” lasten ontwikkeling zich goed in balans. Derhalve zijn verwachten we de komende jaren in naar verhouding kleine positieve- en negatieve exploitatieresultaten. Eigen vermogen Een belangrijke post op de balans van Stichting Flore is het eigen vermogen. Het eigen vermogen neemt af als de organisatie in haar exploitatierekening verlies lijdt. Het neemt toe als de exploitatierekening een positief resultaat laat zien. Flore is een financieel gezonde organisatie en beschikt over een aanzienlijk eigen vermogen. Om te bepalen hoe hoog het eigen vermogen van Flore zou moeten zijn is op basis van een risico-inventarisatie het Flore norm vermogen vastgesteld.
17
Vanaf het boekjaar 2012 wordt een deel van het eigen vermogen gevormd door bestemmingsreserves. Deze reserves zijn aangelegd omdat een baat in het ene boekjaar direct verband heeft met verplichtingen in één van de volgende boekjaren. Doordat er ieder jaar opnieuw dergelijke baten zijn c.q. verwacht worden ontstaat als het waren een overlappende laag bovenop de algemene reserves doordat oudere delen van de bestemmingsreserves worden gebruikt maar ook steeds weer nieuwe bestemmingsreserves worden gevormd. BEGROTING 2015-2018 Begroting 2015-2018 staat niet op zichzelf De meerjarenbegroting 2015-2018 staat niet op zichzelf. Zij is onderdeel van een totale planning & control cyclus met leerlingenprognoses, meerjarenbegrotingen en voortgangsrapportages op verschillende niveaus (per school of totale organisatie) en perioden (school- of kalenderjaren). In december 2013 is de meerjarenbegroting 2014-2017 door de raad van Toezicht (RvT) vastgesteld. De nieuwe begroting 2015-2018 moet in lijn liggen met deze vorige begroting aangevuld met nieuwe inzichten die gedurende 2014 in beeld zijn gekomen. 2014 begroting 14-17 begroting 15-18
2015
zelfde periode 2016
2017
2018
dec-13 dec-14
Om de relatie tussen deze begroting 2015-2018 en de vorige begroting 2014-2017 te laten zien zal eerst de begroting voor het jaar 2014 worden vergeleken met de eindejaar prognose 2014. De eindejaarsprognose 2014 en de huidige inzichten en ontwikkelingen zijn van invloed op de begroting voor de jaren 2015 t/m 2018. Daarom wordt vervolgens de nieuwe begroting vergeleken met de oude begroting zoals die vorig jaar is opgesteld. De oude en nieuwe begroting 2015 worden met
18
elkaar vergeleken en toegelicht. Voor de leesbaarheid van dit rapport worden de overige jaren (2016 t/m 2018) niet uitgebreid vergeleken. STAND VAN ZAKEN 2014 In de (aangepaste) begroting 2014 werd uitgegaan van een exploitatie tekort van € -456 dzd. Een begroting vormt een kader en een leidraad maar als gevolg van nieuwe ontwikkelingen en inzichten kan de realisatie zich anders ontwikkelen. Verschillen tussen de realisatie en de begroting worden geanalyseerd en ieder kwartaal toegelicht in kwartaalrapportages. De laatste kwartaal rapportage is medio november opgesteld en bevat de cijfers tot en met het derde kwartaal (tot en met oktober 2014). Op basis van deze derde kwartaalcijfers en de huidige inzichten is een eindejaar prognose 2014 opgesteld. De jaarrekening 2014 zal naar verwachting eind maart gereed zijn en in april definitief worden vastgesteld. Op dat moment zijn de definitieve cijfers 2014 bekend. In de volgende paragrafen worden de verschillen tussen de begroting en eindejaar prognose 2014 toegelicht. Exploitatie 2014 bedragen x € 1.000 Baten
Totaal Baten Lasten
Totaal Lasten Saldo Baten - Lasten Financiële baten Buitengewone lasten EXPLOITATIE SALDO
Rijksbijdragen OCenW Overige overheidsbijdragen Overige baten Personele lasten Afschrijvingen Huisvestingslasten Leermiddelen Overige instellingslasten
huidig boekjaar 2014 2014 begroting prognose 33.814 34.258 1.425
1.502
1.941 37.180 31.312 925 3.105 1.621
2.272 38.032 31.529 969 3.076 1.540
797
856
37.761 -581 125
37.969 63 125
-456
188
verschil 445 77 330 852 2,3% 217 44 -30 -81 59 208 0,6% 644 0 0 644
19
BATEN 2014 Rijksbijdragen OCW: +445 € 131 dzd Gerealiseerde groeitelling: Om een groeitelling te kunnen realiseren is het nodig dat het aantal leerlingen in het bekostigingsjaar meer groeit dan een bepaalde drempelwaarde (+3% en daarboven +13) ten opzichte van de bekostigingsnorm, zijnde het aantal leerlingen op 1 oktober van het jaar T-1. Gegeven de verwachte daling in het aantal leerlingen op 1 oktober van elk jaar, dient eerst de krimp te worden goed gemaakt gedurende het jaar voordat leerlingen gaan tellen voor de drempel. Vanwege de onzekerheid is geen groeitelling begroot. € 96 dzd Hogere inkomsten LGF: Ten tijde van het opstellen van de schooljaar- (juni 2013) en vervolgens de kalenderjaar (december 2013) begrotingen was er grote onzekerheid over de bedragen voor arrangementen via de nieuwe samenwerkingsverbanden (augustus t/m december 2014). De begroting is derhalve zeer behoudend opgesteld. € 75 dzd Eenmalige “kasschuif”: I.v.m. de cao loonsverhoging per 1 september 2014 met 1,2 % is de verwachting dat er vanuit de gelden van de nieuwe akkoorden een kasschuif zal worden gedaan van 2015 naar 2014. Bedrag is enkel indicatief. (vanuit de cao PO hogere lasten vanaf 1-9-2014 en de bekostiging wordt daarvoor door het Rijk verschoven van 2015 naar 2014) € 38 dzd Hogere normbedragen per leerling € 105 dzd Overige subsidies: Naast personele bekostiging ontvangt Flore ook nog andere subsidies vanuit het rijk. Het recht op deze subsidies is vooraf moeilijk in te schatten en daarom worden deze behouden begroot. Overige overheidsbijdragen: +77 € 77 dzd Inkomsten van de gemeentes zijn hoger uitgevallen dan verwacht. Het gaat hier om subsidies voor voormalige ID-banen en subsidies onderwijsachterstandenbeleid. Deze waren heel behoudend begroot. Overige baten: +330 Dit betreft voornamelijk: € 283 dzd Inkomsten samenwerkingsverbanden. Hierin zit een groot bedrag van uitbetaling van de reserves van het oude samenwerkingsverband Heerhugowaard. € 47 dzd De terugloop in de verhuur die we hadden geprognotiseerd wordt gecompenseerd door nieuwe huurders op andere locaties.
20
LASTEN 2014 Personele lasten : +217 dzd € 313 dzd € 71 dzd
Personeel niet in loondienst: veelal personeel in een payroll constructie. Lonen & Salarissen: Dit bestaat uit reguliere salarissen (-69 dzd), inzake zwangerschap en wia (+121 dzd) en t.l.v. het vervangingsfonds +19 dzd), Personeelsbeleid, Scholing en Arbo
€ - 167 dzd
Afschrijvingen : + 44 dzd De afschrijvingen komen hoger uit doordat er in 2013 meer werd geïnvesteerd dan verwacht. Huisvestingslasten: -/- 30 dzd Leermiddelen: -/- 81 dzd Dit betreft met name: € -68 dzd € -34 dzd € 14 dzd
Onderwijsleerpakket: minder uitgaven met name bij de traditionele leermiddelen (48 dzd) en repro (-10 dzd). Hier is de overgang naar ICT leermiddelen merkbaar. Projecten: Ook de hier tegenoverliggende inkomsten zijn afwezig ICT: met ingang van 2014 zijn de ICT kosten van de scholen geplaatst onder leermiddelen. Ondanks ruime inzet op begroting voor ICT een grotere uitgave dan verwacht.
Overige instellingslasten: + 59 dzd De overige instellingslasten betreft een grote groep posten waaronder administratieve lasten, representatiekosten en projectkosten inzake organisatie ontwikkeling.
21
NIEUWE VERSUS DE OUDE MEERJARENBEGROTING: In december 2013 is de meerjarenbegroting 2014-2017 door de Raad van Toezicht vastgesteld. Deze meerjaren begroting vormt de leidraad voor de toekomst. Op basis van nieuwe inzichten en ontwikkelingen kunnen onderdelen binnen de begroting wijzigen. Huidige inzichten, nieuwe leerlingtellingen, nieuwe prognoses, nieuwe schooljaarbegrotingen zijn immers van invloed op de meerjaren-kalenderjaarbegroting 2015-2018. In de onderstaande tabel wordt de nieuwe begroting vergeleken met de begroting zoals deze vorig jaar is opgesteld. Vergelijk oude en nieuwe begroting bedragen x € 1.000 Baten
oude begroting 2015 Rijksbijdragen OCenW 32.645 Overige overheidsbijdragen 1.378 Overige baten 1.828
Totaal Baten
2015 oude begroting begroting 2016 33.167 31.209 1.367 1.337 1.978 1.724
2016 oude begroting begroting 2017 31.747 29.435 1.264 1.292 1.916 1.567
2017 begroting 30.543 1.207 1.816
2018 begroting 29.247 1.175 1.761
35.851
36.512
34.270
34.926
32.294
33.566
32.183
29.623 891 2.914 1.621 793
29.796 911 3.689 1.511 862
28.296 936 2.759 1.594 759
28.023 948 3.707 1.388 879
26.782 911 2.591 1.564 771
26.858 925 3.743 1.305 897
25.640 855 3.811 1.277 915
35.842
36.770
34.344
34.945
32.619
33.729
32.498
9
-258
-74
-20
-325
-162
-315
Financiele baten
125
125
125
125
125
125
125
EXPLOITATIE SALDO "normale bedrijfsvoering"
134
-133
51
105
-200
-37
-190
nieuwe baten
0
1.187
0
1.550
0
1.683
1.677
nieuwe lasten
0
526
0
1.382
0
1.606
1.681
EXPLOITATIESALDO nieuw
0
661
0
168
0
78
-4
134
528
51
274
-200
40
-194
Lasten
Personele lasten Afschrijvingen Huisvestingslasten Leermiddelen Overige instellingslasten
Totaal Lasten Saldo Baten - Lasten
EXPLOITATIE SALDO TOTAAL
Begroting 2015 t.o.v. vorig jaar opgestelde begroting voor 2015 Vergelijk begrotingen 2015 oude begroting 2015 Baten Rijksbijdragen OCenW 32.645 Overige overheidsbijdragen 1.378 Overige baten 1.828 Totaal Baten 35.851 Lasten Personele lasten 29.623 Afschrijvingen 891 Huisvestingslasten 2.914 Leermiddelen 1.621 Overige instellingslasten 793 Totaal Lasten 35.842 Saldo Baten - Lasten 9 Financiele baten 125 EXPLOITATIE SALDO "normale bedrijfsvoering" 134 nieuwe baten 0 nieuwe lasten 0 EXPLOITATIESALDO nieuw 0 EXPLOITATIE SALDO TOTAAL 134 bedragen x € 1.000
2015 begroting 33.167 1.367 1.978 36.512 29.796 911 3.689 1.511 862 36.770 -258 125 -133 1.187 526 661 528
Verschil 522 -10 150 661 174 21 775 -110 70 928 -267 0 -267 1.187 526 661 394
22
Baten Rijksbijdragen OC&W: -1.016 dzd ten opzichte van prognose 2014, +522 dzd ten opzichte van oude begroting 2015 Uitgangspunt voor de begrote Lumpsum-formatie-inkomsten zijn de meest recente tarieven per school/leerling zoals deze zijn vastgesteld door het ministerie. De belangrijkste afwijking ten opzichte van vorige begroting wordt veroorzaakt doordat er een nieuw element is opgenomen in de materiële instandhouding, nl. het buitenonderhoud. Voorheen gingen deze gelden naar de gemeentes die verantwoordelijk waren voor het buitenonderhoud van de schoolgebouwen. Met ingang van 2015 zijn de schoolbesturen verantwoordelijk voor dit onderhoud. De extra gelden die we hiervoor verwachten te ontvangen zijn € 546 dzd. De komende periode zal duidelijk worden of dit voldoende is of dat aanpassing van de voorziening onderhoud gewenst is. Leerlinggebonden financiering is verdwenen als gevolg van de invoering van Passend Onderwijs per 1/8/2014. Deze geldstroom loopt nu nieuwe samenwerkingsverbanden Passend Onderwijs. In verband met het grote aantal rugzakken in onze regio in verhouding tot de rest van het land zal er een vereffening gaan plaatsvinden in de bekostiging van het nieuwe samenwerkingsverband in onze regio. Deze vereffening zal vanaf 2016/2017 merkbaar worden. In de begroting zijn we er vanuit gegaan dat het samenwerkingsverband dezelfde bekostiging verstrekt als nu OC&W, bijgesteld voor de leerlingenprognose en rekening houdend met de vereffening. Deze gelden zijn vooralsnog geschikt onder bijdragen OC&W omdat dit doorgeschoven bekostiging betreft. Overige Overheidsbijdragen: -135 dzd ten opzichte van prognose 2014, -10 dzd ten opzichte van oude begroting 2015 Al enige jaren zien we een terugloop in de inkomsten van gemeente en provincie. Recente ontwikkelingen geven aan dat er in de toekomst nog minder bijdragen van gemeenten te verwachten zijn. Vandaar de kleine bijstelling naar beneden. De inkomsten van het vervangingsfonds worden ook weergegeven onder overige overheidsbijdragen en zijn met 91% van het totaal (2014) bepalend voor het beeld. Dit fonds werkt als een soort van verzekering en de inkomsten zijn afhankelijk van de kosten die wij maken ter vervanging van personeel. Dit element ontwikkeld zich mee met de omvang van de formatie. Overige Baten: -293 dzd ten opzichte van prognose 2014, +150 dzd ten opzichte van oude begroting 2015.
23
Overige Baten (bedragen in €)
De overige baten zijn divers samengesteld. Naar verwachting zal inkomsten formatieknip ongeveer gelijk blijven. Verhuur (krimp kinderopvang) en samenwerkingsverband (vereffening en krimp leerlingaantal) zullen dalen maar minder dan in de oude begroting voor 2015. Detachering loopt sterk terug. De baten vanuit detachering 2013 en 2014 zijn vooral incidenteel gebleken. Lasten Personele lasten: -1.732 dzd ten opzichte van prognose 2014, +174 dzd ten opzichte van oude begroting 2015 Met een aandeel bijna 83% van onze totale lasten (2014) zijn de personele lasten en de verwachte ontwikkelingen hierin van grote invloed op het resultaat. Basis voor de begroting is de meerjarenschooljaarbegroting van de scholen en het servicekantoor die opgesteld zijn in mei 2014. Hierin is op FTE niveau en in relatie tot het huidige personeelsbestand de verwachting vastgelegd ten aanzien van de benodigde formatie. Er is, net als bij de baten voor de formatie, bijna geen indexering opgenomen. Toch zien we zowel een prijseffect als hoeveelheidseffect in de verwachtingen. Bijvoorbeeld voor schooljaar 2015-16 is de verwachting dat de prijs per WTF zal toenemen met 1,37 % ten opzichte van de verwachting voor 2014-2015. Dit wordt veroorzaakt door verschuivingen in de samenstelling van het team qua functies en doordat er werknemers stappen maken in hun salarisschaal.
24
De verandering in het aantal benodigde FTE’s in deze afzonderlijke begrotingen laat het volgende zien in relatie tot de leerlingenprognose: Leerlingen aantal index
Werktijdsfactor aantal index
schooljaar 14-15
7439
97,8
449,4
95,6
schooljaar 15-16
7140
93,8
410,5
87,3
schooljaar 16-17
6742
88,6
391,4
83,3
schooljaar 17-18
6373
83,8
371,2
79,0
Samenvatting van de meerjarenschoolbegrotingen (mei 2014) (Basis index =100 schooljaar 2013-2014)
Het blijkt dat in de afzonderlijke begrotingen dat het aantal FTE harder daalt dan de daling in het aantal leerlingen. Dit wordt veroorzaakt doordat aan de inkomstenkant een vermindering te zien is niet alleen door de daling van het aantal leerlingen maar ook door de verandering in de leeftijdsmix van de leerlingen (steeds in verhouding meer oudere leerlingen, de tarieven voor oudere kinderen liggen lager dan die voor jongere leerlingen). Daarnaast heeft men geleerd voorzichtig te zijn. Afschrijvingen: -57 dzd ten opzichte van prognose 2014, +21 dzd ten opzichte van oude begroting 2015 Huisvestingslasten: +613 dzd ten opzichte van prognose 2014, +775 dzd ten opzichte van oude begroting 2015 Met ingang van 2015 komt het buitenonderhoud voor rekening van de stichting in plaats van de gemeente. Derhalve zal de dotatie aan de voorziening onderhoud toenemen. Op posten energie en schoonmaak worden aanzienlijke kostenstijgingen voorzien. Leermiddelen: -29 dzd ten opzichte van prognose 2014, -110 dzd ten opzichte van oude begroting 2015 De prognose voor 2014 is doorgetrokken naar 2015 Overige instellingslasten: +7 dzd ten opzichte van prognose 2014, +70 ten opzichte van oude begroting 2014 Financiële baten & treasury: 0 dzd ten opzichte van prognose 2014, 0 dzd ten opzichte van oude begroting 2015 Naast de hiervoor genoemde baten en lasten heeft Flore ook financiële, rente-, baten. Hiervoor beschikt Flore over een treasurystatuut. Treasury is het sturen en het beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico's. In dit treasurystatuut wordt het treasurybeleid uiteengezet en wordt een beschrijving gegeven van de bevoegdheden en verantwoordelijkheden in het kader van de treasuryfunctie. Het treasurystatuut heeft tot doel sturing te geven aan de treasuryfunctie en risico's te beperken. Het uitgangspunt van de stichting is dat zij een zodanig financieel beleid en beheer voert, dat haar voortbestaan in financieel opzicht is gewaarborgd. Het treasurybeleid van Stichting Flore vindt plaats binnen de kaders van de “Regeling beleggen en belenen door instellingen voor onderwijs en onderzoek” van de Minister van Onderwijs,
25
Cultuur en Wetenschappen. Bij het aantrekken respectievelijk uitzetten van alle benodigde respectievelijk overtollige middelen wordt gehandeld overeenkomstig de in deze regeling gestelde verplichtingen. Alleen rente, geen beleggingen of derivaten De stichting houdt haar liquide middelen aan op een Rabobank rekening courant en op verschillende spaarrekeningen bij de Rabobank en de ABN-AMRO. Stichting Flore belegt geen gelden. De stichting heeft geen aandelen geen derivaten of wat voor complexe financiële producten dan ook alleen spaarrekeningen. Het rendement op spaarrekeningen in het huidige financiële klimaat is beperkt, het risico ook. Als gevolg van de aanhoudend lage rentestanden hebben we de verwachte renteopbrengsten voor 2015 en verder gesteld op € 125 dzd per jaar. Begrotingen 2016 t/m 2018 Inzichten uit 2014 en 2015 werken ook door in de verschillen tussen de oude en nieuwe begrotingen 2016, 2017 en 2018. Om herhaling te voorkomen worden deze verschillen in dit rapport niet nader toegelicht. Nieuwe Gelden, 2015 en verder Naast de baten en lasten vanuit gewone bedrijfsvoering, die hierboven zijn beschreven, is er sinds 2013 sprake van extra gelden die naar het onderwijs (zullen) gaan. Dit zijn de extra middelen voor het Primair Onderwijs van het Nationaal Onderwijs-akkoord (NOA), het Bestuursakkoord en Herfstakkoord. In deze begroting nemen we deze gelden op als nieuwe gelden, na de begroting die op basis van de normale bedrijfsvoering is opgesteld. De exacte regelingen moeten nog worden uitgewerkt en beschikt naar de schoolbesturen door het ministerie. Om toch al enigszins te kunnen bepalen wat dit voor Stichting Flore betekent is gebruik gemaakt van de laatste informatie van de PO-raad die indicaties heeft gegeven over het bedrag per leerling per jaar. Pas nadat de regelingen definitief zijn geworden en de gelden beschikt zijn kunnen we deze inzetten. Omdat de formatiebegrotingen 1x per jaar in april gemaakt worden voor het volgende schooljaar zal besteding in de formatie later plaatsvinden dan de binnenkomst van het geld. De vertraging is zeker een half jaar of langer. Om die reden leggen we met deze gelden bestemmingsreserves aan om deze in volgende jaren te kunnen gebruiken voor het realiseren van de doelen waartoe het geld bestemd is. Zie verder de tekst bij “Eigen Vermogen”, eerder in dit stuk.
26
7. Toezicht: RvT Besluit In opdracht van de Raad van Toezicht (RvT) bespreekt de Auditcommissie Financiën en Bedrijfsvoering de meerjarenbegroting met de voorzitter van het College van Bestuur en Algemeen directeur Financiën & Bedrijfsvoering. Op basis van dit gesprek heeft de AC het volgende advies opgestelde voor de RvT: Advies Auditcommissie Financiën en Bedrijfsvoering @@ invullen na AC vergadering 10 december Besluit Raad van Toezicht @@ invullen na RvT vergadering medio december
27
Lijst met afkortingen AC CAO Cito Dzd Fte GMR ICT LGF OCW P&C cyclus RvT SBO Wtf
Auditcommissie Collectieve Arbeidsovereenkomst Centraal Instituut voor Toetsontwikkeling duizend fulltime eenheden Gemeenschappelijke Medezeggenschapsraad Informatie en Communicatie Technologie Leerling Gebonden Financiering Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Planning & Control cyclus Raad van Toezicht Speciaal Basisonderwijs werktijdfactor
28