Meerjarenbegroting 2014-2017
Gemeente Krimpen aan den IJssel
Inhoudsopgave Raadsvoorstel
a
Inhoudsopgave
b
Inleiding
1
Programma’s 1. Bestuur en dienstverlening
7 8
1.1 1.2
2.
Veiligheid 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6
3.
5.
6.
7.
8.
50
Wegen Water Groen Speelplaatsen Afval
Duurzaam wonen en werken 8.1 8.2 8.3 8.4 8.5
44
Werk Inkomen Minima
Beheer Buitenruimte 7.1 7.2 7.3 7.4 7.5
37
Maatschappelijke Ondersteuning Volksgezondheid
Werk en Inkomen 6.1 6.2 6.3
30
Sport Cultuur
Maatschappelijke Ondersteuning 5.1 5.2
22
Meedoen en ontmoeten Spelen en leren Gezond opgroeien en opvoeden
Sport en Cultuur 4.1 4.2
13
Overlast Criminaliteit Verkeersveiligheid Brandveiligheid Crisisbeheersing en rampenbestrijding Vergunningverlening en handhaving
Jeugd en Onderwijs 3.1 3.2 3.3
4.
Bestuur Dienstverlening
56
Duurzaamheid Mobiliteit (verkeersnetwerken) Wonen Economie Recreatie
Algemene dekkingsmiddelen en onvoorzien
63
Paragrafen
65
A.
Lokale heffingen
66
B.
Weerstandsvermogen
72
C.
Onderhoud kapitaalgoederen
79
D.
Financiering
86
E.
Bedrijfsvoering
90
F.
Verbonden partijen
97
G.
Grondbeleid
H.
Nieuw Beleid en Intensiveringen
109
I.
Subsidies
111
104
Financiële Begroting
114
Budgetautorisatie
123
EMU - Saldo
126
Inleiding Voor u ligt de meerjarenbegroting 2014-2017. Zoals u op deze eerste pagina’s kunt lezen is de begroting 2014 sluitend en het meerjarenperspectief in balans. Deze begroting is de laatste van ons college en wij zijn verheugd dat we u deze kunnen aanbieden zonder een nieuw pakket bezuinigingen. De afgelopen drie begrotingen waren wij steeds genoodzaakt u dekkingsplannen voor te leggen, met daarin soms pijnlijke bezuinigingsmaatregelen. Het resultaat van deze inspanningen, waarmee uw raad steeds kon instemmen, is dat we het meerjarenbeeld nu op orde hebben. Zonder aanvullende maatregelen is sprake van meerjarig materieel evenwicht en gezond financieel toekomstbeeld voor Krimpen aan den IJssel. Daarbij realiseren we opnieuw een lastenverlichting voor de burgers.
bedragen x 1.000
Bestuur en dienstverlening Veilighe id Jeugd e n onderwijs Sport en cu ltuur Maatschappeli jke ondersteuning Werk en inkomen Beheer buitenruimte Duurzaam wonen en werken Onvoorzien Algemene dekkingsmiddelen Totaal saldo baten en lasten Reservemutati es Resultaat
Begroting 2014
2015
Meerjarenraming 2016
2017
5.801
5. 657
5.605
5.481
2.356
2. 462
2.559
2.603
5.068 3.375
4. 886 3. 034
5.566 2.835
4.886 2.728
5.526
5. 390
5.323
5.381
2.345 6.429
2. 388 6. 631
2.375 6.686
2.381 6.965
1.300
1. 282
-999
1.291
145 -32.652
145 -30. 974
145 -31.035
145 -31.024
- 307
901
- 940
838
154
- 791
742
- 916
- 152
110
- 197
- 78
Kadernota – Begroting In het voorjaar presenteerden wij u een kadernota met een vergelijkbaar financieel beeld. Als enige dekkingsmaatregel heeft u ingestemd met een verlaging van de post onvoorzien naar € 5 per inwoner. De meerjarige saldi zijn sinds de kadernota, met name voor de eerste twee jaren, nog gewijzigd. Het overschot in het begrotingsjaar 2014 is verkleind evenals het tekort voor 2015. Daardoor is de meerjarenreeks beter in balans gekomen. Twee belangrijke ontwikkelingen hebben invloed gehad op de uitkomsten. Ten eerste is het saldo negatief beïnvloed door de septembercirculaire van het gemeentefonds. De bezuinigingsmaatregelen van het Rijk, waarmee wordt aangestuurd op beperking van het begrotingstekort, treffen ook de gemeenten. Een tweede belangrijke reeks betreft de WWB-budgetten die naar boven worden bijgesteld. Dit heeft alles te maken met de landelijke verwachting dat het aantal bijstandsontvangers de komende jaren blijft stijgen. Weerstandsvermogen In tegenstelling tot het meerjarenbeeld is weerstandsvermogen wel een punt van zorg. De risicoinventarisatie heeft aangetoond dat de weerstandscapaciteit krap is. Naast de risico’s die in paragraaf B zijn opgenomen, dient voor enkele onderwerpen daadwerkelijk financiële ruimte te worden gereserveerd. Het begrotingsjaar 2014 biedt mogelijkheden om eenmalig bedragen apart te zetten. Wij stellen voor de de algemene reserve bouwgrondexploitatie met € 500.000 aan te vullen, vanwege het geprognosticeerde verloop van deze reserve en de risico’s. Tevens wordt u gevraagd twee nieuwe bestemmingsreserves in te stellen. De eerste voor incidentele lasten vanwege de uitvoering van de voorzieningendiscussie en een tweede voor incidentele lasten in verband met de decentralisaties. Verderop in deze inleiding leest u meer over deze onderwerpen.
1
Lokale lasten Wederom is het niet nodig de lokale lasten meer dan trendmatig te verhogen. Ondanks alle bezuinigingen van de afgelopen jaren heeft de financiële crisis zich niet vertaald in extra lasten voor de burger. In deze begroting is zelfs opnieuw sprake van een lastenverlichting door een verlaging van de afvalstoffenheffing.
Wat houdt Krimpen bezig in 2014 Ook in 2014 gaat veel energie en aandacht naar een beperkt aantal grote dossiers. Wij vinden het van belang om op deze plek kort aandacht te schenken aan enkele grote onderwerpen. Voorzieningendiscussie Op 1 juli hebben de raadsfracties hun Algemene Beschouwingen gegeven op de Kadernota 2014-2017. Wij hebben daarop gereageerd in een raadsinformatiebrief die op 4 juli door uw raad is behandeld. In deze brief hebben wij op hoofdlijnen onze visie op de gemeentelijke voorzieningen gegeven. Uw raad heeft vervolgens een aantal richtinggevende besluiten genomen. In de brief hebben wij ook aangekondigd dat wij onze voorstellen verder concretiseren in de ontwerpbegroting 2014-2017. Inmiddels is dat gebeurd. In de ontwerpbegroting hebben wij de structurele verbetering van de exploitatietekorten in de jaren 2014-2017 geraamd en schatten wij de mogelijke risico’s in. In deze aanbiedingsbrief schetsen we onze verdere aanpak. Wat vooraf ging In de voorzieningendiscussie staan zoals bekend drie beleidsclusters (programma’s) centraal met daar binnen specifieke aandacht voor de voorzieningen die de gemeente zelf exploiteert: 1. sport en bewegen • zwembad • binnen- en buitensportaccommodaties 2. kunst en cultuur • muziekschool • multifunctionele accommodaties 3. recreatie en groen • kinderboerderij. Behalve de rol van exploitant kan de gemeente ook nog andere rollen vervullen: • stimuleren van aanbod; • stimuleren van vraag; • organiseren van een ‘sociaal vangnet’; 1 • eigenaar en verhuurder van vastgoed . Inmiddels heeft de gemeenteraad voor de genoemde vijf voorzieningen richtinggevende uitspraken gedaan op basis waarvan het college met de uitvoering van een vijftal (deel)projecten is gestart: 1. verzelfstandiging binnen- en buitensportaccommodaties; 2. verzelfstandiging muziekschool; 3. verzelfstandiging zwembad; 4. verzelfstandiging kinderboerderij; 5. heroverweging/herprofilering multifunctionele accommodaties. 1
In het kader van het ontwikkelen van (nieuw) vastgoedbeleid heeft de gemeenteraad al eerder besloten om (1) alleen vastgoed in eigendom te verwerven en/of te houden als daar een strategische of beleidsmatige doelstelling aan ten grondslag ligt en (2) al het gemeentelijk vastgoed tegen een kostprijsdekkende huur te verhuren.
2
Kort samengevat wil de gemeente zijn rol van exploitant afbouwen c.q. anders vormgeven. Organisatie deelprojecten Voor elk van de vijf projecten hebben wij een projectplan opgesteld. De projectplannen zijn ‘dynamisch’. Ieder project heeft zijn eigen (project)organisatie met een projectwethouder en een ambtelijk projectleider. Het projectwethouderschap is als volgt belegd: • wethouder Hofstra: muziekschool en multifunctionele accommodaties; • wethouder Blankenberg: binnen- en buitensportaccommodaties en zwembad; • wethouder Prins: kinderboerderij. Het totale proces, inclusief de dwarsverbanden met andere projecten en activiteiten, wordt vanuit het e MT ‘bewaakt’ door de 1 locosecretaris. Binnen het college is de burgemeester bestuurlijk verantwoordelijk voor het proces van de voorzieningendiscussie. Voor dit totale proces is ook een projectplan opgesteld. Dit ‘algemene’ projectplan treft u als bijlage aan. De primaire sturing van de vijf projecten hebben wij ‘gewoon’ in de lijn belegd. De ambtelijke projectleiders leggen dus ‘in de lijn’ verantwoording af aan hun (direct) leidinggevende. Ook de budgetverantwoordelijkheid wordt in de lijn belegd. De projectleiders zijn budgetbeheerder (van een budget voor o.a. extern advies); hun lijnmanager budgethouder. Voorlopig is aan ieder project een bedrag van € 25.000 voor inhuur van deskundig advies toegekend. Om de procesmatige c.q. integrale sturing te bevorderen is het ‘project- en documentmanagement’ voor ieder project op dezelfde manier opgezet. Verder geldt voor de planning van het totale proces dat in principe de ‘normale’ (aanlever)momenten van de budgetcyclus worden gehanteerd, inclusief de behandeling in MT en college. In principe zullen MT en college daarbij als ambtelijke c.q. bestuurlijke ‘stuurgroep’ functioneren, aangevuld met de gebruikelijke retraites van college en MT. e
Zo nodig voert de 1 locosecretaris – in aanvulling op of ter voorbereiding van de ‘lijn’ – (afstemmings)overleg met de projectleiders en met de projectleiders van de andere relevante projecten. De projectleiders kunnen zelf ook om (afstemmings)overleg vragen. Dwarsverbanden De gedefinieerde projecten hebben raakvlakken met (tenminste) drie belangrijke andere onderwerpen: 1. de (nieuwe) systematiek van kostenverdeling (naar de voorzieningen); 2. de systematiek voor berekening van de kostprijsdekkende huur; 3. een toedeling van de taakstelling over de verschillende programma’s in de begroting. Op basis daarvan kan per voorziening de (nieuwe) financiële ‘nulsituatie’ in beeld worden gebracht en daarmee het ‘besparingspotentieel’ en uiteindelijk de taakstelling voor 2014 en volgende jaren. Kostenverdeling Er is een nieuwe wijze van kosten verdelen in deze begroting verwerkt. Voor de toerekening van kosten aan maatschappelijke voorzieningen is opnieuw kritisch bekeken van welke bedrijfsvoeringcomponenten gebruik wordt gemaakt. Dit heeft geresulteerd in een lagere toerekening. Systematiek kostprijsdekkende huur Wij zullen deze systematiek in 2014 vaststellen. Op basis daarvan zullen wij de gesprekken met de huurders van het gemeentelijk vastgoed starten. De voor 2014 in de begroting opgenomen taakstelling
3
ad € 100.000 voor deze kostprijsdekkende huur is overigens conform de afspraak in de kadernota incidenteel gedekt. Taakstelling Vanaf 2014 hebben wij stelposten in de ontwerpbegroting opgenomen. Dat hebben wij gedaan door voor elke voorziening te berekenen hoe groot het aandeel van het exploitatiesaldo van die voorziening is in het totale (negatieve) exploitatiesaldo. Dat leidt – per programma – tot de volgende stelposten:
Programma 3: Big Bear en Onderdak Programma 4: Zwembad, binnensport, Muziekschool en Tuyter Programma 7: Kinderboerderij
2014 -1.138 -80.521 -18.341
2015 -4.227 -278.591 -67.182
vanaf 2016 -7.681 -471.301 -121.018
-100.000
-350.000
-600.000
Incidentele lasten Om de structurele (financiële) taakstellingen van de voorzieningendiscussie te kunnen realiseren moet rekening worden gehouden met incidentele kosten. Veranderingen hebben een impuls nodig om tot stand te komen. Te denken valt aan transitiekosten, frictiekosten en bouwkundige kosten. Voor dergelijke kosten, die nu nog niet gekwantificeerd kunnen worden, stellen wij voor om in 2014 een bestemmingsreserve ad € 500.000 te vormen. Ondersteuning bij schulden Gedurende deze hele collegeperiode is al sprake van een economische crisis. Dat is in onze begrotingen en de bijbehorende bezuinigingen goed te merken. Ook alle burgers merken dat in hun portemonnee. Als gevolg daarvan stijgt de behoefte aan schuldhulpverlening. Steeds meer mensen doen een beroep op voorzieningen of hebben behoefte aan ondersteuning. Vanuit het Rijk komt daarvoor geld beschikbaar in het kader van armoedebeleid. Wij willen deze middelen daadwerkelijk één op één inzetten voor begeleiding en ondersteuning van burgers die hulp nodig hebben bij hun schuldenproblematiek. Decentralisaties De komende jaren verandert veel in het gemeentelijke sociale domein. Gemeenten krijgen vanaf 2015 door de overheveling van de jeugdzorg, AWBZ naar Wmo, Participatiewet en Passend Onderwijs omvangrijke nieuwe taken, bevoegdheden en budgetten. In de zomer van 2013 heeft uw raad het visiedocument Sociaal Domein vastgesteld: “Elke Krimpense inwoner moet kunnen meedoen in de Krimpense samenleving. Wij streven daarbij naar een samenleving waarin de inwoners van Krimpen zelfredzaam zijn en zich bij elkaar betrokken voelen. De gemeente zet in op preventie. Wanneer de burger het niet alleen redt (ook niet met zijn sociale netwerk), dan faciliteert de gemeente dat burgers ondersteuning vinden, zodat zij weer zelfredzaam worden en op eigen kracht mee kunnen doen in de samenleving. Bij deze vorm van ondersteuning richten wij ons op de vraag, wat iemand nodig heeft en hanteren daarbij in complexe gevallen het principe één gezin/huishouden, één plan, één regisseur.” Vanuit deze gezamenlijke visie leggen we verbindingen binnen het sociale domein. Alleen op die manier kunnen we nieuwe ontwikkelingen op deelterreinen effectief aanbrengen. Uitgangspunten zijn daarbij onder andere: rechtszekerheid voor inwoners met ruimte voor verschil, de gemeente is een krachtige netwerkpartner, de uitvoeringskracht van de gemeente wordt vergroot en de gemeentelijke beleidsvrijheid wordt benut en budgetten worden ontschot als voorwaarden voor integraliteit en innovatie. 2014 staat in het teken van de implementatie van de decentralisaties, met alle onzekerheden over de inhoud en omvang van de taken die gedecentraliseerd worden en bijbehorende budgetten en financiële taakstellingen. Een forse inspanning die gepaard gaat met een kanteling in denken bij gemeente, professionals, maatschappelijk middenveld en niet in de laatste plaats de inwoner van Krimpen. Een transformatie die niet van de ene op de andere dag gereed is maar een langere periode zal vergen.
4
Vanuit dit besef werken wij op basis van het in het najaar 2013 vastgestelde communicatieplan samen met alle partners toe naar een “Krachtig Krimpen” dat toegerust is op de grote opgave waar wij voor staan. Alleen door ruimte te laten aan de samenleving, het particulier initiatief, het versterken van de zelfredzaamheid en het versterken van de samenwerking kunnen we de grote uitdaging aan waar we de komende tijd voor staan. Ook samenwerking met andere gemeenten is hierin essentieel, waarbij wij oog houden voor de couleur locale. De decentralisaties gaan enerzijds gepaard met aanzienlijke kortingen vanuit het Rijk op de bij de te decentraliseren taken behorende budgetten. De exacte omvang hiervan is nog niet bekend. In deze begroting is in de risico’s afzonderlijk voorzien. Bij wijze van beheersmaatregel wordt een bestemmingsreserve gevormd om vanaf 2015 gedurende een overgangsperiode met eigen beleid geënt op de couleur locale de transformatie naar een nieuw evenwicht te faciliteren en de Krimpense samenleving te versterken om zo te komen tot een nieuw evenwicht. Deze bestemmingsreserve wordt in eerste instantie gevoed met € 211.000, die afkomstig is uit een korting op de WMO-gelden die geen doorgang heeft gevonden. Het beleid en de budgetten waren reeds afgestemd op een lagere uitkering, waardoor deze middelen in 2014 vrijvallen. Huisvesting Als deze begroting wordt vastgesteld is reeds bekend welk consortium het raadhuis gaat realiseren. Dit zal dan ook de laatste begroting zijn die in de bestaande raadzaal wordt behandeld. Gedurende het afgelopen jaar is intensief aan de huisvesting gewerkt, door een groot aantal eigen medewerkers en externe deskundigen. In de tussentijdse berichtgeving en bij het vragen van besluiten aan uw raad hebben wij u steeds geïnformeerd over de financiële componenten van dit project. Wij sturen op realisatie van nieuwe huisvesting voor bestuur en ambtenaren binnen het daarvoor meerjarig in de begroting beschikbare budget. De invulling binnen dat kader is voortdurend in beweging op basis van voortschrijdend inzicht. Het is echter onze overtuiging dat verwerkelijking van de plannen mogelijk is met de beschikbare middelen. Ondertussen wordt het huidige raadhuis nog in 2013 verlaten en vindt tijdelijke huisvesting van alle organisatieonderdelen plaats. Tevens markeert de verhuizing de definitieve overgang naar Het Nieuwe Werken. Ook tijdens de periode dat op andere locaties wordt gewerkt, staat de dienstverlening aan de burger onverminderd centraal. Samenwerking IJsselgemeenten De werkzaamheden om de samenwerking van Krimpen aan den IJssel met de gemeenten Capelle aan den IJssel en de Zuidplas vorderen gestaag. Als de planning zich laat volgen, wordt uw raad in de vergadering van december een voorstel gedaan voor de vorming van een gemeenschappelijke regeling. De samenwerking met de beide andere gemeenten vindt plaats op het gebied van sociale zaken, inclusief het werkplein. Onze gemeente zal met de gemeente Capelle aan den IJssel eveneens starten met de samenwerking op het gebied van de ICT. De gemeenschappelijke regeling wordt in Capelle aan den IJssel gevestigd. Na de oprichting van de (lichte) gemeenschappelijke regeling per 1 januari 2014 is het de bedoeling om per 1 juli 2014 de gezamenlijke werkzaamheden te starten. Nieuw beleid en intensiveringen De afgelopen jaren is zeer terughoudend omgegaan met nieuw beleid en intensiveringen. Ook in deze begroting zijn wij niet uitbundig met voorstellen. Ten opzichte van de kadernota zijn op grond van voortschrijdend inzicht twee nieuwe onderwerpen opgenomen. In paragraaf H – Nieuw Beleid en Intensiveringen treft u de toelichtingen aan. Leeswijzer, nieuw in deze begroting Ten opzichte van de begroting 2013 vertoont deze begroting weinig verschillen in opbouw en samenstelling. Achtereenvolgens treft u de programma’s en de paragrafen aan, waarna in de financiële begroting de financiële positie uiteen wordt gezet. De kerngegevens staan dit jaar niet in een apart hoofdstuk, maar zijn opgenomen in de financiële begroting, omdat ze de basis vormen voor de ramingen in deze begroting. Omdat er geen dekkingsplan is opgesteld voor deze meerjarenbegroting treft u de informatie over openstaande stelposten van voorgaande begrotingen eveneens daar aan.
5
Deze begroting bevat volgende aanpassingen naar aanleiding van wijzigingen in het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV): • De financiële tabellen in het onderdeel “Wat mag het kosten?” achter elke programma zijn uitgebreid met overzichten van incidentele posten. • De begrippen “Saldo voor bestemmen” en “Saldo na bestemmen” zijn gewijzigd in “Totaal saldo van baten en lasten” en “Resultaat”. • De naam van de paragraaf Weerstandsvermogen is gewijzigd in “Weerstandsvermogen en risicobeheersing”. In programma 5 is een aantal indicatoren gewijzigd, omdat de oude indicatoren niet meer beschikbaar zijn.
6
Programma’s
1
Programma 1
Bestuur en dienstverlening
Missie Voor burgers en bedrijven wil de gemeenKaderstellende beleidsnota’s te een gemakkelijk toegankelijke organia. Nota Strategisch Communicatiebeleid (2011) satie zijn, die staat voor hoge kwaliteit. In b. Notitie integriteit de dienstverlening wil de gemeente als c. Gedragscode/aandachtsregels inzake een betrouwbare partner handelen. ServiIntegriteit en bestuur in de gemeente Krimpen aan ce op maat en tijdig inspelen op nieuwe den IJssel ontwikkelingen staan daarbij hoog in het d. Het concept van dienstverlening 2 (2011) vaandel bij de bestuurders en de medee. Programma 'Dienstverlening Krimpen aan den IJswerkers. Deze missie wordt binnen én sel' (2012) buiten de organisatie uitgedragen onder f. Kwaliteitshandvest (2012) het motto: ‘gemeente Krimpen aan den IJssel: toegankelijk, helder en integer, altijd gericht op service en kwaliteit’. Context en achtergrond Evenals de twee voorgaande jaren zullen wij ook in 2014 als gemeente geconfronteerd worden met ingrijpende bezuinigingen vanuit de Rijksoverheid. Gelet op de nog steeds voortdurende financiële problematiek op Europees niveau in relatie tot een in ons land nog steeds moeizaam op gang komend economisch herstel, moeten we rekening houden met nog meer bezuinigingen. In combinatie met de nog steeds voortschrijdende drang tot decentralisatie van overheidstaken (o.a. Jeugdzorg en AWBZ) zullen we meer dan ooit rekening moeten houden met het feit dat (nog) meer gedaan moet worden met (nog) minder geld. De al in 2013 ingezette discussie over het voorzieningenniveau in relatie tot de kerntaken van onze gemeente biedt weliswaar voldoende perspectieven om binnen de (meerjarige) begroting ruimte te vinden om de te verwachten bezuinigingen het hoofd te kunnen bieden. Het is nog onduidelijk of dit uiteindelijk voldoende zal zijn om de (extra) aangekondigde bezuinigingen ook op een verantwoorde manier te kunnen opvangen. Dit gaan wij in 2014 (deels) doen met een nieuwe gemeenteraad en een nieuw college van BenW. Want in maart 2014 vinden de landelijke gemeenteraadsverkiezingen plaats. Altijd weer een spannend moment en de opmaat naar een nieuw op te stellen collegeprogramma voor de komende 4 jaar. Eind 2013 wordt een wetsvoorstel voor een herindeling van de Krimpenerwaard ingediend op basis van een nieuwe K5 gemeente en Krimpen aan den IJssel als zelfstandige gemeente. Begin 2014 wordt duidelijk e e of het wetsvoorstel door het Parlement (2 en 1 Kamer) wordt aangenomen. Overigens zijn dit niet de enige verkiezingen, ook voor Europa gaan we in 2014 naar de stembus. Het nieuwe begrotingsjaar 2014 staat bestuurlijk gezien eveneens in het teken van de totstandkoming van de Metropoolregio Rotterdam-Den Haag (MRDH) per 1 januari 2015. Een nieuw en modern samenwerkingsverband van 24 gemeenten en onderdeel van al in gang gezette elementen van bestuurlijke vernieuwing. Dit samenwerkingverband komt in de plaats van de bestaande gemeenschappelijke regelingen Stadsregio Rotterdam en Stadsgewest Haaglanden. Er is inmiddels een liquidatieplan voor de Stadsregio Rotterdam opgesteld. Medio februari 2014 zal dit liquidatieplan definitief worden vastgesteld. Naar verwachting zal begin 2014 de MRDH in de vorm van een gemeenschappelijke regeling met 24 gemeenten een feit zijn. Ter uitvoering van een in 2012 ondertekend convenant tot ambtelijke samenwerking in de bedrijfsvoering tussen de gemeenten Capelle aan den IJssel en Krimpen aan den IJssel zijn in 2013 de voorbereidingen getroffen om te komen tot de oprichting van een nieuwe uitvoeringsorganisatie op de werkterreinen Sociale Zaken en ICT&Automatisering. Doelstelling van deze samenwerking is het bereiken van gezamenlijke synergievoordelen in kwaliteit, continuïteit, flexibiliteit en efficiency. In de loop van dit proces heeft de gemeente Zuidplas aangegeven mee te willen doen op het werkterrein Sociale Zaken. De ambtelijke samenwerking in de bedrijfsvoering tussen de drie gemeenten zal naar verwachting per 1 januari 2014 formeel in de vorm van een ‘lichte’ gemeenschappelijke regeling
8
een feit zijn, waarbij per 1 juli 2014 een daadwerkelijk start van de nieuwe uitvoeringsorganisatie wordt voorzien. Definitieve besluitvorming hierover wordt eind 2013 verwacht. Naar verwachting worden de bestuurlijke en ambtelijke werkzaamheden in 2014 niet meer verricht vanuit het oude, vertrouwde maar zeer gedateerde Raadhuis aan het Raadhuisplein. De sloop van het inmiddels gedateerde gebouw is voorzien medio december 2013. Vanuit verschillende locaties binnen onze gemeente zullen in 2014 tijdelijk de werkzaamheden worden verricht, (bijna) geheel volgens het principe van het HNW (‘het nieuwe werken’). Dit alles in afwachting van de totstandkoming van een nieuw en duurzaam gebouw op de huidige plek van het raadhuis. Een gebouw waarin de gemeente en de Rabobank Krimpenerwaard een thuishaven zullen vinden. In historisch perspectief zal ook de ontwikkeling van een oud en markant Raadhuis naar een modern en duurzaam Raadhuis in relatie tot het ‘wisseljaar’ 2014 nadrukkelijk in de gemeentelijke annalen worden bijgeschreven. Al deze bestuurlijke ontwikkelingen dienen in een breed en open overleg met burgers, ondernemers en maatschappelijke instellingen te worden gecommuniceerd. Hiermee wordt de dialoog tussen gemeentebestuur en samenleving versterkt. Het ingezette beleid rondom de interactieve beleidsvorming zal ook in 2014 verder worden geïntensiveerd, zoals beschreven in de nota Strategisch communicatiebeleid. Dienstverlening Voor de dienstverlening aan onze burgers, ondernemers en maatschappelijke instellingen zal 2014 een energiek jaar worden. Zowel de op handen zijnde verhuizing naar een tijdelijke locatie als de samenwerking met Capelle aan den IJssel zijn van invloed op onze ambities. Ook de decentralisaties, de invoering van het Nationaal Uitvoeringsprogramma (NUP) en financiële situatie spelen een bepalende rol. Met het programma “Dienstverlening” dat eind 2012 van start is gegaan geven we sturing aan een aantal projecten die ertoe moeten bijdragen dat Krimpen aan den IJssel haar dienstverlening op orde heeft. Het programma ligt op koers, in 2014 zal het dan ook een vervolg krijgen. Uitgangspunt blijft een vraaggerichte benadering waarbij de inwoner en haar behoeften centraal staat en niet de werkwijze of structuur van de gemeente. Online denken met oog voor kwaliteit en efficiency vormen de andere uitgangspunten. Kwaliteit De burger mag er vanuit gaan dat de gemeente doet wat zij belooft en gemaakte afspraken nakomt. In het dit jaar geïntroduceerde kwaliteitshandvest is transparant gemaakt welke resultaten men van de gemeente mag verwachten. In 2014 zullen we intensiever sturen op deze criteria. Dat betekent dat we onze prestaties continu zullen meten, met name voor de dienstverleningsprocessen post, telefonie, email en balie. In 2013 zijn heldere afspraken gemaakt over hoe om te gaan met e-mailverkeer en de persoonlijke dienstverlening. De andere kanalen telefonie en post volgen in 2014. De kwaliteitsmonitor is een prima middel om verantwoording af te leggen over de behaalde resultaten. In 2014 wordt het bestuur periodiek geïnformeerd over de voortgang. Waar nodig wordt het kwaliteitshandvest bijgesteld. Overwogen wordt ook een klantenforum in te stellen, om de mening van onze klanten regelmatig te toetsen. Dat doen we ook via het klantonderzoek “Benchmark Publiekszaken” waarbij onze prestaties worden vergeleken met meer dan 60 andere gemeenten. Er is Krimpen aan den IJssel veel aan gelegen in de top tien te eindigen. Tenslotte zullen de primaire processen slimmer en eenvoudiger georganiseerd worden en wel volgens het lean-principe. In 2014 worden de eerste 7 processen tegen het licht gehouden met als doel de regeldruk te verminderen en zowel voor de klant als de organisatie efficiencyvoordelen te behalen.
9
Digitaal Behalve grip krijgen op de kwaliteit van dienstverlening is het van belang te anticiperen op maatschappelijke ontwikkelingen, die momenteel razendsnel gaan. Informatie komt steeds makkelijker beschikbaar, ICT maakt nieuwe manieren van communiceren mogelijk en de dienstverlening vindt meer plaats in samenwerking met externe partners. Onze gemeentelijke dienstverlening moet daarin haar plek zien te vinden, zonder concessies te doen aan de kwaliteit en de verwachtingen van de klant. En juist die klant benut de nieuwe mogelijkheden om snel een antwoord te krijgen op haar (aan)vraag of verzoek steeds beter. Met name de digitale snelweg weet men gemakkelijk te vinden. De inzet op digitalisering zal dan ook onverminderd groot blijven. Het digitale loket zal een flinke metamorfose ondergaan en wordt opgezet volgens het “webwinkelidee”. De focus van de website komt dan ook te liggen op transactie, wat de klant meer handelingsperspectief geeft. Noodzakelijk, omdat het gebruik van de website ingrijpend toe zal nemen in 2014. Niet alleen voor de afname van meer producten en diensten, maar vooral omdat we als gemeente ernaar streven volledig op afspraak te gaan werken. De klant krijgt online (telefonisch kan natuurlijk ook) de gelegenheid zelf een moment te bepalen waarop hij terecht kan bij de gemeente. Lange wachttijden zijn daarmee verleden tijd en er kan beter en efficiënter geanticipeerd worden op bezoekersstromen. De openingstijden worden daarbij ook tegen het licht gehouden. In het tijdelijke raadhuis wordt hiermee ervaring opgedaan. Eveneens zal in dit kader bekeken worden in welke vorm een gemeentelijke “app” toegevoegde waarde heeft. In het Klant Contact Center (KCC) zullen steeds meer klantcontacten systematisch worden geregistreerd. Het wordt daarmee eenvoudiger vragen van onze inwoners direct te beantwoorden en het KCC krijgt meer zicht en regie op klantcontacten. Fase 3 van het landelijk dienstverleningconcept Antwoord© kan daarmee worden afgerond en we zetten weer een stap als poort tot alle overheidsdienstverlening in 2015. Modernisering De bevolkingsadministratie wordt de komende jaren omgebouwd tot één Basisregistratie Personen (BRP). In 2014 wordt een start gemaakt met het project waarbij onze applicaties vervangen worden, zodat deze geschikt zijn om in 2015 aan te sluiten op de landelijke BRP. Het belangrijkste voordeel is dat gegevens direct beschikbaar zijn voor afnemers, zoals belastingdienst, waterschappen, pensioenfondsen, etc.
1.1
Bestuur
1.1.1 A.
Wat willen wij bereiken? De participatie van burgers en ondernemers in de gemeentelijke besluitvormingsprocessen vergroten. Krimpen aan den IJssel wil haar deelnemerschap in de regionale samenwerkingsverbanden op loyale wijze handhaven en waar mogelijk uitbouwen.
B.
1.1.2 Wat gaan wij er voor doen? A. 1. De nieuwe strategische communicatienota implementeren in de organisatie waardoor interactieve beleidsvorming een belangrijkere plaats in gaat nemen. 2. Burgers en belangengroepen worden in een zo vroeg mogelijk stadium betrokken bij het maken van nieuw beleid en andere projecten. Dit gebeurt op een directe, actieve manier. Op deze manier worden zoveel mogelijke burgers en ondernemers betrokken bij het gemeentelijk besluitvormingsproces. B. 1. Intensiveren van contacten met regio- en buurgemeenten. 2. Deelnemen aan netwerkbijeenkomsten voor bestuurders en ambtenaren.
10
1.1.3
Tabel effect- en prestatie-indicatoren
Om schri jvi ng
E/P Bron
Aant al buurtbezoeken
E
Aant al meldingen over 'niet int eger handelen' dat is binnengekomen bij de gemeente
E
Aant al bezoc hte bijeenk omsten
P
1.2 1.2.1 A. B.
Nulmeti ng
Vers lag Bijeenkomst Bureau Communicatie Rapportage Bureau DIV
(Jaar) 4 (2008) 0 (2008)
Rapportage bestuurssecretariaat
80 (2009)
Realisatiew aarde 2012 0
2014 4
2015 4
2016 4
2017 4
0
0
0
0
0
80
80
80
80
Streefwaarde
Dienstverlening Wat willen wij bereiken? Het leveren van producten en diensten aan de (Krimpense) gemeenschap gebeurt volgens de service- en kwaliteitsnormen van de gemeentelijke organisatie. De Krimpense gemeenschap kan gebruikmaken van nieuwe en/of vernieuwde (digitale) informatiekanalen om producten en diensten van de gemeente af te nemen.
1.2.2 Wat gaan wij er voor doen? A. 1. Het kwaliteitshandvest wordt organisatiebreed geïmplementeerd in de organisatie. 2. De resultaten van de organisatie (het behalen van normen) worden transparant gemaakt door periodiek te meten (Benchmarken, Klanttevredenheidsonderzoeken, kwaliteitsmonitor). B. 1. Het publiekscentrum wordt verder doorontwikkeld tot een KCC waar klanten voor al hun (eerstelijns)vragen terecht kunnen. 2. De producten die via internet kunnen worden afgenomen, worden verder uitgebouwd. 3. De organisatie van onze dienstverlening wordt zodanig ingericht, zodat alle producten en diensten op afspraak kunnen worden verleend. 1.2.3
Tabel effect- en prestatie-indicatoren
Om schrijving Aantal service- en kwaliteitsnormen, dat het Publiek scentrum toepast Aantal klachten a.g.v. tegenstrijdigheid met het handvest
E/P Bron
Nulmeting (Jaar) 2 (2008)
Realisatiewaarde 2012 12
2014 35
2015 40
2016 45
2017 45
Streefwaarde
P
Handvest
E
BKI
0 (2008)
0
0
0
0
0
Rapportcijfer meting kwaliteit dienstverlening
E
Benchmark klanttevredenheidsonderzoek
0 (2008)
7,6
8
8
8,1
8,2
% dienstverleningen op afspraak % bezoekers dat de website meer dan een keer per maand bezoekt % bezoekers dat de jeugdwebsite meer dan een keer per maand bezoekt
P
0 (2008) 53 (2011)
21
60
70
80
90
P
Digitale afsprakenkalender Statistieken webs ite
53
40
50
50
55
P
Statistieken webs ite
22 (2012)
22
35
40
45
50
11
Wat mag het kosten? bedragen x 1.000
Lasten Bes taand beleid Stelpost dekkings maatregelen Nieuw beleid & intensivering Totaal Baten Bes taand beleid Stelpost dekkings maatregelen Nieuw beleid & intensivering Totaal Totaal saldo baten en lasten Reservemutaties Resultaat
Thema 1.1 Bestuur 1.2 Dienstverlening 1.3 Middelen
Investeringen Vervangingen ICT Onderhoud kapitaalgoederen - totaalbudget
Incidentele baten en lasten Lasten NB: Modernisering GBA en Wet BRP Doorontwikkeling dienstverleningsconcept Tijdelijke kosten personeel NB:Asbestinventarisatie Transitiekosten Samen aan den IJssel Totaal
Rekening Begroting Begroting 2012 2013 2014
6.456
7.377
6.456
2015
Meerjarenraming 2016 2017
7.377
6.369 - 45 93 6.418
6.442 - 230 55 6.267
6.454 - 231 30 6.253
6.336 - 231 30 6.135
- 668
- 775
- 616
- 610
- 648
- 654
- 668
- 775
- 616
- 610
- 648
- 654
5.789
6.602
5.801
5.657
5.605
5.481
- 43
- 151
- 285
- 25
5.746
6.451
5.516
5.632
5.605
5.481
Saldo 3.132 1.968 701
Begroting 2014
2015
Meerjarenraming 2016 2017
265 862
218 875
403 888
400 901
1.127
1.093
1.291
1.301
Begroting 2014
2015
Meerjarenraming 2016 2017
25 35 7 38 180 285
25
- 25 - 35 -7 - 38 - 180 - 285
- 25
25
Baten Totaal Incidentele reservemutaties Onttrekking Vrije reserve Onttrekking reserve vorming en opleiding Onttrekking reserve Tijdelijke kosten personeel Onttrekking Vrije reserve Onttrekking Vrije reserve Totaal Saldo Incidentele baten en lasten
-
- 25 -
-
-
12
Programma 2
Veiligheid
Missie We vinden het van het grootste belang dat Kaderstellende beleidsnota’s burgers zich veilig voelen. Daarom ziet a. Integraal Veiligheidsbeleid 2013-2016 (2013) het gemeentebestuur het waarborgen van b. Beleidsplan 2013-2016 VRR (2012) veiligheid als één van haar belangrijkste c. Regionaal Crisisplan 2014-2017 VRR (2013) taken. d. Meerjarenbeleidsplan politie 2010-2014 (2009) Zij formuleert daarom een integraal veilige. Verkeersveiligheidsplan (1999) heidsbeleid. Dat integraal veiligheidsbef. Nota Handhaving Omgevingsrecht 2012-2016 leid is gericht op een structurele optimali(2012) sering van de veiligheid en leefbaarheid van de woon- en werkgebieden in Krimpen aan den IJssel. Dit houdt in dat concrete aantastingen van de veiligheid (integraal) worden aangepakt, maar ook dat wordt geanticipeerd op mogelijke toekomstige aantastingen. Bovendien worden de aanpak en verdere beleidsvoering zodanig ingericht dat het effect van de (reeds getroffen) maatregelen zoveel mogelijk in stand blijft. De verantwoordelijkheid voor veiligheid en leefbaarheid is een gedeelde verantwoordelijkheid. We spreken burgers, ondernemers, maatschappelijke organisaties en ketenpartners aan om zich voor veiligheid en leefbaarheid in te zetten. Context en achtergrond Uit de Veiligheidsrapportage Rotterdam-Rijnmond 2012 blijkt dat Krimpen aan den IJssel in het algemeen relatief goed scoort. Zo wordt het ook door de meeste Krimpenaren ervaren. De veiligheidsbele1 ving binnen de gemeente Krimpen aan den IJssel is bijzonder positief . Dat mag er niet toe leiden dat we op onze lauweren rusten. Veiligheid vraagt continue inspanning. Evaluatie veiligheidsbeleid, formulering nieuw veiligheidsbeleid In 2011 is het Integraal veiligheidsbeleid 2006 – 2010 geëvalueerd. Deze evaluatie is op interactieve wijze uitgevoerd, samen met onze ketenpartners en met op veiligheid betrokken burgers. Daarbij hebben we gebruik gemaakt van sociale media, online-discussie en een afsluitende veiligheidsconferentie. De conclusie van de conferentie was dat het in de afgelopen jaren gevoerde beleid voldoet, en dat daarop voortgebouwd kan worden. Daarom zijn we op die voet verdergegaan, maar hebben we ook actuele ontwikkelingen opgenomen. In 2013 is het geactualiseerde integraal veiligheidsbeleid door de raad vastgesteld. We maken bij het veiligheidsbeleid gebruik van de systematiek van het door de VNG ontwikkelde ‘kernbeleid veiligheid’ met de onderverdeling in veiligheidsvelden. We hebben hieraan het veiligheidsveld ‘communicatie en veiligheid’ toegevoegd. Dat levert de volgende veiligheidsvelden op: 1. Veilige woon- en leefomgeving; 2. Bedrijvigheid en veiligheid; 3. Jeugd en veiligheid; 4. Fysieke veiligheid; 5. Integriteit en veiligheid; 6. Communicatie en veiligheid. We nemen het voormalige beleid en de indeling van dit programma in subprogramma’s als uitgangspunt. Veilige woon- en leefomgeving en bedrijvigheid en veiligheid worden (financieel) vertaald in de subprogramma’s Overlast en Criminaliteit. Jeugd en veiligheid wordt uitgewerkt in programma 3. Fysieke veiligheid werken wij uit in de subprogramma’s Verkeersveiligheid, Brandveiligheid, Crisisbeheersing en Vergunningverlening en handhaving. De beleidvelden integriteit en communicatie werken wij niet in een subprogramma uit. 1
Een belangrijke indicator hiervoor is het percentage bewoners dat zich wel eens onveilig voelt in de eigen buurt. Dat percentage is in de Veiligheidsrapportage Rotterdam-Rijnmond 2012 voor onze gemeente vastgesteld op 9,1. Tegen een gemiddelde in de regio van 22,8 %. Krimpen aan den IJssel volgt daarin als tweede op de ranglijst na Goedereede.
13
We focussen op de punten zoals ze hierna staan vermeld. 1. Veilige woon- en leefomgeving We focussen bij dit veiligheidsveld op de volgende vormen van criminaliteit c.q. overlast: - Woningcriminaliteit: dit onderwerp is een zogenaamd high-impactdelict en heeft daarom absolute opsporingsprioriteit bij de politie; - Voertuigcriminaliteit: dit onderwerp is een aandachtspunt voor de politie; - Geweld: bij dit punt gaat het, naast geweld in de openbare ruimte, ook om de aanpak van verborgen huiselijk geweld; - Overlast als gevolg van het gebruik van verdovende middelen. 2. Bedrijvigheid en veiligheid We focussen bij dit veiligheidsveld op de volgende onderwerpen: - Keurmerk Veilig Ondernemen (KVO): Er is een actief KVO voor de bedrijventerreinen Stormpolder, De Krom en Parallelweg; - Integrale horecacontroles: deze voeren we, onder gemeentelijke regie, samen uit met onze ketenpartners. 3. Jeugd en veiligheid We investeren in de ‘sociale infrastructuur’ en focussen bij dit veiligheidsveld op de volgende onderwerpen (zie verder het programma ‘jeugd en onderwijs’): - Opvoedingsondersteuning; - Verslavingszorg; - Gemeentelijke Organisatie Sluitende Aanpak (GOSA) van jongeren; - Overlast en vernielingen. 4. Fysieke veiligheid We dragen zorg voor een veilige fysieke infrastructuur en focussen bij dit veiligheidsveld op de volgende onderwerpen (zie ook programma ‘beheer buitenruimte’): - Verkeersveiligheid: in 2013 herformuleert de gemeente haar visie op verkeer en vervoer. Één van de subdoelen van het verkeersbeleid zal betrekking hebben op verkeersveiligheid; - Brandveilig Leven: het hoofddoel van het project Brandveilig Leven is bewustwording en gedragsverandering realiseren bij burgers, bedrijven en instellingen op het gebied van brandveiligheid; - Integraal toezicht, controle en handhaving: we investeren in gedragsbeïnvloeding en – als sluitstuk – in intensivering van handhaving. In de Nota Handhaving Omgevingsrecht zijn de doelen geformuleerd voor de handhaving van regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, monumenten, brandveiligheid, bouwen, slopen, aanleg van werken, uitwegen, handelsreclame, enzovoort. In de nota vermelden we ook welke activiteiten uitgevoerd worden. Crisisbeheersing De lokale crisisorganisatie is ingebed in de Veiligheidsregio. Deze inbedding is van belang omdat een crisis immers geen halt houdt bij gemeentegrenzen. Daarom vergt een adequate crisisorganisatie goede afstemming en waar mogelijk eenduidigheid van procedures met regiogemeenten en andere overheden. Om deze uniformiteit te bewerkstelligen is het regionale crisisplan vastgesteld. In 2013 zijn er regionaal nieuwe draaiboeken ontwikkeld. Belangrijke wijzigingen zijn: - Er wordt meer geredeneerd en gewerkt vanuit de (zelf)redzame burger; - Er worden prestatie afspraken vastgelegd waaraan een gemeente tijdens crisis dient te voldoen. Basiszorgniveau geeft helderheid over diensten VRR Binnen de Veiligheidsregio zullen in 2014 met gemeenten afspraken gemaakt worden over een basiszorgniveau. Met dit basiszorgniveau, dat alle taken van de VRR omvat en niet alleen brandweerzorg, wordt beoogd om transparantie te verkrijgen. Door middel van het basiszorgniveau wordt inzichtelijk wat een gemeente “geleverd” krijgt voor haar financiële bijdrage.
14
5. Integriteit en veiligheid We focussen bij dit veiligheidsveld op het vrijwaren van de Krimpense samenleving van georganiseerde criminaliteit (witwassen, schijnbeheer). Daarbij maken we gebruik van de diensten van het Regionaal Informatie en Expertisecentrum (RIEC). 6. Communicatie en veiligheid We focussen bij dit veiligheidsveld op de volgende onderwerpen: - Bewustwording (intern en bij ketenpartners) van het belang van communicatie; - Benoemen van successen; - Online communicatie en monitoring; - Burgernet. Afstemming over veiligheid Tussen politie, burgemeester en officier van justitie worden specifieke afspraken gemaakt over de inzet van de politie (driehoeksoverleg). Onderwerpen als de doelgroepgerichte aanpak van overlastgevende en criminele jeugd en van veelplegers worden daar besproken. Op casusniveau worden afspraken gemaakt in het Veiligheidshuis. De politie rapporteert in haar districtsjaarverslag (eindejaarsrapportages) over de behaalde resultaten. Gedeelde verantwoordelijkheid voor veiligheid Naast de inspanningen die de overheid vanuit haar verantwoordelijkheid pleegt, doet de overheid ook een beroep op de eigen verantwoordelijkheid van private partijen. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het concept van Veiligheid Voorop van de Veiligheidsregio. Het idee achter Veiligheid Voorop is collectieve veiligheid realiseren door risicoalert handelen van burgers, bedrijfsleven en overheden. Deze ruime definitie is ook van toepassing op andere vlakken van het integraal veiligheidsbeleid (zoals inbraakpreventie). Ook binnen het Keurmerk Veilig Ondernemen spreken we partners aan op hun eigen verantwoordelijkheid.
2.1
Overlast
2.1.1 A. B. C. D. E.
Wat willen wij bereiken? Minder meldingen van vandalismeschade. Minder overlast- en schademeldingen ten gevolge van graffiti. Minder meldingen van overlast door jongeren. Minder meldingen uitgaansgerelateerde overlast. Voorkomen van escalatie bij conflicten tussen buren.
2.1.2 Wat gaan wij er voor doen? A. Actief opsporen van vandalisme en het zo mogelijk verhalen van schade. B. 1. Actief opsporen van graffiti en het zo mogelijk verhalen van schade. 2. Inzetten van capaciteit en bekostigen Bureau Halt. 3. Treffen van fysieke maatregelen in de openbare ruimte (‘hufterproof’ inrichting). C. 1. Afspraken maken met politie en OM over aanpak. 2. Treffen van fysieke maatregelen in de openbare ruimte (‘hufterproof’ inrichting, plaatsing hekken, creëren zichtlijnen ten behoeve van meer sociale controle). 3. Ketenaanpak op groeps- en casusniveau (GOSA/groepsaanpak), inzet casemanager. D. 1. Afspraken maken met politie over aanpak. Handhaving van exploitatievergunningen. 2. In evenementenbeleid opnemen van randvoorwaarden. E. Inzet buurtbemiddeling.
15
2.1.3
Tabel effect- en prestatie-indicatoren
% inwoners dat zich in het algemeen wel eens onveilig voelt
E
Veiligheidsrapportage Rotterdam-Rijnmond
(Jaar) 20 (2005)
Realisatiewaarde 2012 15 (2011)
% inwoners dat zich wel eens onveilig voelt in de eigen buurt
E
Veiligheidsrapportage Rotterdam-Rijnmond
8 (2005)
Vernieling cq zaakbeschadiging
E
Eindejaarsrapportage Politie RR
Aantal meldingen overlast
E
% inwonders dat denkt dat overlast van groepen jongeren vaak voortkomt in hun buurt
E
Om schrijving
Nulmeting
E/P Bron
Streefwaarde 2014 20
2015 20
2016 20
2017 20
9 (2011)
8
8
8
8
508 (2009)
242
350
300
300
300
Veiligheidsrapportage Rotterdam-Rijnmond
19 (2005)
17 (2011)
15
15
Veiligheidsrapportage Rotterdam-Rijnmond
9 (2005)
11,3 (2011)
10
10
Toelichting: De percentages zijn belevingsindicatoren die afkomstig zijn uit het bevolkingsonderzoek (enquête) van de Veiligheidsrapportage Rotterdam-Rijnmond. De aantallen aangiften/meldingen (per 1000 inwoners) zijn effectindicatoren die afkomstig zijn uit de politiegegevens van de Veiligheidsrapportage Rotterdam-Rijnmond.
2.2
Criminaliteit
2.2.1 A. B. C. D. E.
Wat willen wij bereiken? Minder (huiselijk) geweld. Minder woninginbraken. Minder motorvoertuiggerelateerde criminaliteit. Minder diefstal van fietsen en brom- en snorfietsen. Minder georganiseerde criminaliteit.
2.2.2 Wat gaan wij er voor doen? A. 1. In stand houden van Advies- en steunpunt huiselijk geweld (zie ook het programma Maatschappelijke ondersteuning). 2. Afspraken met politie en Openbaar Ministerie (OM) maken over prioriteitstelling van geweldsdelicten. 3. Afspraken met politie en OM maken over ambtshalve opsporing en vervolging huiselijk geweld. 4. Ketenaanpak op casusniveau (Lokaal Team Huiselijk Geweld). 5. Als ultimum remedium het opleggen van een tijdelijk huisverbod aan plegers van huiselijk geweld en daarvoor een adequaat ambtelijk adviesteam paraat houden. B. 1. Afspraken met politie en OM maken over prioriteitstelling. 2. Gemeentebreed met ketenpartners realiseren van Politiekeurmerk Veilig Wonen. Zie de tabel voor de specifieke werkwijze bij bestaande bouw en nieuwbouw. Op het niveau van de woonomgeving kan de gemeente het keurmerk zelf realiseren (zie onderstaande tabel).
Bestaande bouw Nieuwbouw
Niveau woning Niveau complex Stimuleren en subsidiëren (bijv. prestatieafspraken met QuaWonen)
Niveau woonomgeving Herbestratingsplannen
Realiseringsovereenkomst
Afwerkingsplannen
16
C. D.
E.
Afspraken met politie en OM maken over prioriteitstelling. Afspraken met politie en OM maken over prioriteitstelling. In stand houden (onbewaakte) fietsenstallingen bij Crimpenhof en busstation. Plaatsen van ‘Fietsparkeer’ rekken bij afwerkings-, herbestrating- en herinrichtingsplannen.
1. 2. 3. 1. 2.
In stand houden van het Regionale Informatie- en Expertisecentrum (RIEC). Een adequaat gebruik van het regelgevend kader (exploitatievergunning, instrumentarium wet BIBOB, APV). Actief participeren in de werkgroep ‘Keurmerk Veilig Ondernemen Stormpolder, Parallelweg en De Krom’.
3.
2.2.3
Tabel effect- en prestatie-indicatoren
Om schrijving
E/P Bron
Aantal aangiften geweld totaal
E
Aantal misdrijven huiselijk geweld Aantal aangiften diefstal brom-, snor- en fietsen Aantal aangiften woningcriminaliteit Aantal aangiften diefstal auto
E E E E
Veiligheidsrapportage Rotterdam-Rijnmond Jaarverslag politie Veiligheidsrapportage Rotterdam-Rijnmond Eindejaarsrapportage Politie RR Eindejaarsrapportage Politie RR
Nulmeting (Jaar) 106 (2009) 74 (2009) 74 (2009) 41 (2009) 9 (2009)
Realisatiewaarde 2012 92 (2011) 33
2014 95
2015 95
2016 95
2017 95
40
40
40
40
98
65
65
65
65
51
50
45
45
40
34
10
10
10
10
Streefwaarde
2.3
Verkeersveiligheid
2.3.1 A.
Wat willen wij bereiken? Minder verkeersslachtoffers (ziekenhuisgewonden en verkeersdoden).
2.3.2 Wat gaan wij er voor doen? A. 1. Wij pakken ‘black spots’ aan. 2. Wij richten de infrastructuur en de woongebieden in conform de wegencategorisering en de richtlijnen van ‘Duurzaam Veilig’. 3. Wij proberen het gedrag van verkeersdeelnemers zodanig te beïnvloeden (o.a. door verkeerseducatie en de inzet van het SnelheidsInformatieDisplay) dat de kans op ongevallen (met letsel) zo klein mogelijk is. 4. Wij zetten – in overleg met politie en justitie – handhaving in als ‘sluitstuk’ van ons beleid. 2.3.3
Tabel effect- en prestatie-indicatoren
Om schrijving
E/P Bron
Nulmeting (Jaar) 5,7 (2001-03)
Realisatiewaarde 2012 1 (2011)
Streefwaarde 2014 5
2015 5
2016 5
Totaal aantal ernstige ongevallen
E
ViaStat-online
Rapportcijfer ervaren verkeersveiligheid in gemeente
E
Waar staat je gemeente
6,6 (2010)
7
7
7
Rapportcijfer ervaren verkeersveiligheid in de buurt
E
Waar staat je gemeente
6,6 (2010)
7
7
7
2017 5
17
2.4
Brandveiligheid
2.4.1 Wat willen wij bereiken? Minder slachtoffers en materiële schade door brand. A. Behoud en waar mogelijk verbeteren van de repressieve brandweerzorg. B. Behoud en waar mogelijk verbeteren van de brandweerzorg op de terreinen pro-actie, preventie, preparatie en nazorg. C. Behoud en waar mogelijk verbeteren van brandveiligheid van gebouwen. 2.4.2 Wat gaan wij er voor doen? A. Realiseren aanrijtijden binnen de norm. B. 1. Regelmatig realistisch oefenen. 2. Stimuleren van bewustwording bij burgers en bedrijven door middel van Brandveilig Leven. In dat kader wordt voorlichting gegeven aan specifieke groepen, zoals basisschoolleerlingen en ouderen en worden rookmelders uitgereikt. C. Zie het thema vergunningverlening en handhaving. 2.4.3
Tabel effect- en prestatie-indicatoren
Om schrijving
E/P Bron
Aantal branden (excl. containerbranden)
E
VRR
% uitrukken binnen de landelijke aanrijtijd Aantal kleine buiten branden
P
VRR
E
VRR
Aantal loos alarm
E
VRR
Realisatiewaarde 2012 19
2014 50
2015 45
2016 35
2017 35
79 (2008) 15 (2008)
68
80
80
80
80
49
15
15
15
15
76 (2008)
94
90
80
70
60
Nulmeting (Jaar) 62 (2008)
Streefwaarde
2.5
Crisisbeheersing en rampenbestrijding
2.5.1 A.
Wat willen wij bereiken? De Krimpense gemeenschap kan erop vertrouwen dat de gemeente is voorbereid op een crisis en dat zij in staat is de eventuele negatieve gevolgen van een crisis te beperken. Crisisbeheersing maakt structureel deel uit van de reguliere werkzaamheden van de diverse afdelingen binnen de gemeentelijke organisatie.
B.
2.5.2 Wat gaan wij er voor doen? A. 1. Communiceren naar de Krimpense samenleving over actuele thema’s met betrekking tot risico’s en risico’s voortvloeiend uit het opgestelde regionale risicoprofiel. 2. Externe organisaties participeren bij oefeningen. B. 1. Houden van oefeningen en workshops voor bestuurders en medewerkers die een functie hebben binnen de crisisorganisatie. 2. In 2014 worden de nieuwe draaiboeken die regionaal zijn ontwikkeld geïmplementeerd. 3. Het houden van een alarmerings- en opkomstoefening voor de bestuurders en de medewerkers van de crisisorganisatie.
18
2.5.3
Tabel effect- en prestatie-indicatoren
Om schrijving
E/P Bron
Nulmeting (Jaar) 2 (2008)
Realisatiew aarde 2012 0
2014 2
2015 2
2016 2
2017 2
Streefwaarde
Aantal externe organisaties dat heeft deelgenomen aan oefeningen
P
Team Veiligheid
% bes tuurders en medewerkers dat opgeleid, getraind en geoefend is conform het meerjarenopleidingsplan oranje kolom van de Veiligheidsregio RotterdamRijnmond (VRR) en het lokale Opleiden-Trainen-Oefenen (OTO) beleidsplan
P
Team Veiligheid
12,7 (2008)
50
80
80
80
80
% medewerk ers crisisorganisatie dat bij een ramp gealarmeerd wordt via regionale communicator (belc omputer)
P
Team Veiligheid
11 (2009)
85,0
100
100
100
100
% spoedritten ambulance (A1 en A2) die niet voldoen aan de vastgestelde aanrijtijden
P
AZRR
35 (2005)
A1: 17,7 A2: 10,5
A1: 7 A2: 5
A1: 7 A2: 5
A1: 7 A2: 5
A1: 7 A2: 5
2.6
Vergunningverlening en handhaving
2.6.1 A.
Wat willen wij bereiken? Vergunningverlening en handhaving op het gebied van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de Wet milieubeheer voldoen aan de eisen van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu en de Voedsel- en Warenautoriteit. Minder (overlast)klachten die betrekking hebben op evenementen en horeca-inrichtingen. Minder (overlast)meldingen over het (illegaal) gebruik van de openbare ruimte.
B. C. 2.6.2 A. B. C.
Wat gaan wij er voor doen? Beslissen op aanvragen om omgevingsvergunning conform de in de WABO gestelde kwaliteitseisen. Handhaving van regelgeving als sprake is van gevaarzetting en/of klachten van derden conform de vastgestelde Integrale Handhavingsnota Omgevingsrecht. Het inrichten van een gemeentelijk toezichtmodel voor de horeca en het organiseren van gemeentelijk toezicht op de horecabranche.
Toelichting: Uitvoering van de wetgeving vindt plaats door het Omgevingsloket van de afdeling Ruimte van de gemeente, DCMR Milieudienst Rijnmond, Technisch Bureau in de Krimpenerwaard (TBK) en Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond. Met de gemeenschappelijke regelingen worden jaarlijks uitvoeringsafspraken gemaakt. A. B.
Vergunningverlening en handhaving conform de in de Algemene Plaatselijke Verordening en de bijzondere wetten gestelde (kwaliteits)eisen. Jaarlijkse integrale horecacontrole.
19
2.6.3
Tabel effect- en prestatie-indicatoren
Om schrijving
E/P Bron
Nulmeting (Jaar) 83 (2010)
Realisatiew aarde 2012 80
2014 85
2015 85
2016 85
2017 85
Streefw aarde
Aantal milieuklachten (lawaai, stank, overig)
E
DCMR
Aantal geluidsklachten (lawaai binnen en buiten)
E
DCMR
38 (2006)
56
45
45
45
45
% binnen de wettelijk e termijn verleende omgevingsvergunningen op het gebied van bouwen en planologis ch strijdig gebruik bestemmingsplan
P
GISVG/AVR
99,6 (2007)
100
100
100
100
100
Rapportcijfer duidelijke regels en verordeningen Rapportcijfer ontbrek en regels
E
Waar staat je gemeente
6,9
7
7
E
Waar staat je gemeente
6,7 (2010) 5,6 (2010)
6,3
5,6
6
Rapportcijfer tegenstrijdige regels
E
Waar staat je gemeente
6 (2010)
6,1
6,2
6,5
Rapportcijfer handhaving regels
E
Waar staat je gemeente
6,2 (2010)
6
6,2
6,2
20
Wat mag het kosten? bedragen x 1.000
Lasten Bes taand beleid Stelpost dekkings maatregelen Nieuw beleid & intensivering Totaal
Rekening Begroting Begroting 2012 2013 2014
2015
Meerjarenraming 2016 2017
2.906
2.988
3.149
3.127
3.000 - 75
3.021 - 75
2.906
2.988
38 3.186
3.127
2.925
2.946
- 402
- 484
- 830
- 666
- 366
- 343
- 402
- 484
- 830
- 666
- 366
- 343
Totaal saldo baten en lasten
2.504
2.504
2.356
2.462
2.559
2.603
Reservemutaties
- 180
95
- 19
- 96
- 248
- 270
Resultaat
2.324
2.599
2.337
2.365
2.310
2.332
Baten Bes taand beleid Stelpost dekkings maatregelen Nieuw beleid & intensivering Totaal
Thema 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6
Saldo
Overlast Criminaliteit Verkeersveiligheid Brandveiligheid Crisisbeheersing en rampenbestrijding Vergunningverlening en handhaving
424
1.161 107 664
Structurele reservemutaties
Reserve
Egalisatie opbrengs t bouwleges
Egalisatie bouwleges
Incidentele baten en lasten
Begroting 2014
Meerjarenraming 2016 2017
19
- 96
- 248
- 270
19
- 96
- 248
- 270
Begroting 2014
Lasten NB: Herziening welstandsnota Totaal
2015
2015
Meerjarenraming 2016 2017
38 38
Baten Totaal Incidentele reservemutaties Onttrekking Vrije reserve Totaal
- 38 - 38
Saldo Incidentele baten en lasten
-
-
-
-
21
Programma 3
Jeugd en Onderwijs
Missie Jeugdigen groeien op tot verantwoordelijke burgers, doordat zij: • Voldoende kennis en vaardigheden ontwikkelen om later via arbeid in hun levensonderhoud te voorzien; • Hun talenten ontplooien; • Een gezonde leefstijl ontwikkelen; • In een veilige omgeving leven; • Daarbij door hun ouders in voldoende mate worden ondersteund.
Kaderstellende beleidsnota’s / verordeningen a. Positionering Leerplicht (2004) b. Agenda Jeugd en Onderwijs (2009) c. Beleidsnota Samen verder Wmo (2012-2015) d. Notitie aanvullende informatie leerlingenprognoses 2013 e. Beleidsvisie speelruimte (2010) f. Verordening Leerlingenvervoer (2011) g. Uitvoeringsprogramma Het jonge kind (2011) h. Visiedocument Sociaal Domein (2013) i. Beleidsregels Handhaving Wet Kinderopvang en Kwaliteitseisen Peuterspeelzalen (2013)
Op dit moment is de gemeente verantwoordelijk voor de jeugdgezondheidszorg en de preventieve ondersteuning bij opvoeden en opgroeien (prestatieveld 2 Wmo). Sinds 2011 heeft er een bundeling van deze gemeentelijke taken plaatsgevonden, door de realisatie van het Centrum voor Jeugd en Gezin. Met ingang van 1 augustus 2015 wordt de gemeente ook verantwoordelijk voor ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en hun ouders bij: • Psychische, psychosociale, gedrags-, en opvoedingsproblemen of problemen met omgaan met een verstandelijke beperking; • Het bevorderen van deelname aan maatschappelijk verkeer, het zelfstandig functioneren van jeugdigen met een beperking of psychosociaal probleem; • Het ondersteunen van activiteiten die zich richten op de persoonlijke verzorging. De decentralisatie van de jeugdzorg dient één centrale missie: ervoor zorgen dat jeugdigen gezond en veilig opgroeien, zowel de fysieke gezondheid, als het psychisch welbevinden, de cognitieve capaciteiten, sociale relaties en een plek in de samenleving. De decentralisatie is een transitie en een transformatie. Het gaat om een behoorlijke operatie gelet op het verleggen van financieringsstromen en bestuurlijke verantwoordelijkheden. Maar het gaat ook om een inhoudelijke slag, gericht op minder inzet van gespecialiseerde opvangvoorzieningen voor kinderen en jongeren (exclusie van jeugdigen) en meer inzet van voorzieningen om de opvoeding in de eigen sociale context te versterken (inclusie van jeugdigen). In 2014 bereiden we ons verder voor op de komende decentralisaties. We willen daarmee bereiken dat de gemeente Krimpen aan den IJssel voldoende is toegerust om de nieuwe taken in het kader van de decentralisatie jeugdzorg zowel organisatorisch als inhoudelijk adequaat en binnen de gestelde financiele kaders uit te voeren. Context en achtergrond In dit programma houden wij de thema’s aan die zijn gebaseerd op de Agenda Jeugd en Onderwijs 2009. De in de agenda Jeugd en Onderwijs aangegeven thema’s zijn: - Meedoen en ontmoeten - Spelen en leren - Gezond opgroeien en opvoeden
22
3.1
Meedoen en ontmoeten
3.1.1 A.
Wat willen wij bereiken? Kinderen, jongeren en hun ouders en opvoeders weten waar zij informatie kunnen krijgen over bijvoorbeeld vrijetijdsbesteding, onderwijs en hulp. De jeugd wordt gestimuleerd en waar nodig ondersteund om mee te denken en mee te doen in de samenleving. Hierbij wordt rekening gehouden met het ontwikkelingsniveau van de jeugdige. De maatschappelijke betrokkenheid van de jeugd is vergroot wat zich uit in een toename van het aantal deelnemers aan activiteiten en een toename van het aantal actieve jonge vrijwilligers, dat zijn steentje bijdraagt aan de maatschappij. Jongeren in de leeftijd van 12 - 17 jaar, die extra begeleiding nodig hebben bij hun vrijetijdsbesteding worden ondersteund, geactiveerd en/of gestimuleerd om actief betrokken te zijn bij de samenleving, rekening houdend met hun ontwikkelingsniveau. Jeugdigen hebben mogelijkheden voor het beoefenen van sport en cultuur (zie ook programma 4). De voorzieningen, zoals buiten speelruimte en ontmoetingsplaatsen zijn meer afgestemd op de verschillende leeftijden, doelgroepen en de behoefte van de kinderen en jongeren. De speelvoorzieningen voldoen aan het Besluit veiligheid attractie- en speeltoestellen. Professionals en andere volwassenen waar de jeugdigen mee in contact komen, kunnen beter begrijpen welk gedrag hoort bij een opgroeiende jeugdige en hoe daar het beste mee omgegaan kan worden. Dit om afwijkend gedrag te normaliseren. Het aantal meldingen van overlast door jongeren daalt en het aantal jongeren dat met justitie in aanraking komt daalt. Er is een sluitende aanpak van risico- en probleemjongeren woonachtig binnen onze gemeente, dat ‘shopgedrag’ door en het ‘rondpompen’ van jongeren voorkomt en bestrijdt.
B.
C.
D.
E. F.
G.
H. I.
23
3.1.2 A. B. C.
D.
E.
F. G.
H. I.
Wat gaan wij er voor doen? Naast de gemeentelijke website, het CJG en de jongerensite wordt ook social media ingezet om de informatievoorziening te optimaliseren. Samen met de scholen en andere partners die betrokken zijn bij jeugdigen mede uitvoering geven aan jeugdparticipatie. Met de partners bespreken we hoe zij de ondersteuning van jongeren kunnen versterken, zodat activiteiten/evenementen voor en door jongeren georganiseerd worden. We zoeken daarbij contact met onze partners, die rechtstreeks met de jongeren in contact staan. Jonge vrijwilligers worden bij hun maatschappelijke stage en eventueel ander vrijwilligerswerk ondersteund. De maatschappelijke stagemakelaar is belegd bij stichting SYnerKri. Het jongerenwerk wordt vormgegeven volgens de methodiek van modern jongerenwerk, een opbouwwerkvorm van jongerenwerk. Er wordt daarbij gebruik gemaakt van inloopaccommodaties met een activiteitenaanbod voor tieners en jongeren in de buurt, maar er wordt ook outreachend gewerkt op die plaatsen waar de jongeren komen. Het jongerenwerk bevordert verder een goede verstandhouding (door middel van organiseren van activiteiten) tussen jong en oud door de dialoog aan te gaan. Het jongerenwerk moet effectiever en efficiënter werken, dit resulteert in een besparing op het jeugd- en jongerenwerk vanaf 2014. 1. Aan stichting SYnerKri wordt een subsidie verleend voor het inzetten van de combinatiefuncties (zie ook programma 4). 2. Aan stichting SYnerKri wordt een subsidie verleend voor uitvoering van het beleidskader Brede school. Uitvoeren van het Speelruimtebeleidsplan (Zie ook programma 7.4). Het ontzorgen, een hulpvraag zo veel mogelijk beantwoorden binnen de context waar die wordt opgemerkt, bespreekbaar maken met de partners en hen stimuleren om van elkaar te kunnen leren. De gemeente participeert in het veiligheidshuis (zie ook programma 2). De gemeentelijke organisatie sluitende aanpak wordt – mede gelet op ontwikkelingen zoals de decentralisatie jeugdzorg – geoptimaliseerd.
3.1.3 Tabel effect- en prestatie-indicatoren Onder paragraaf 7.4.3 zijn twee indicatoren met betrekking tot de speelplaatsen opgenomen: het percentage goedgekeurde speeltoestellen en het rapportcijfer dat inwoners geven aan speelplekken in de buurt uit de rapportage ‘waar staat je gemeente’.
3.2
Spelen en leren
3.2.1 A.
Wat willen wij bereiken? In 2013 zijn nieuwe leerlingenprognoses beschikbaar gekomen. Over het algemeen wordt op termijn een dalende trend vastgesteld. Hieruit blijkt echter geen urgentie om op korte termijn maatregelen voor de onderwijshuisvesting te nemen. Elk kind krijgt een goede start voor het basisonderwijs begint. De locaties kinderopvang (kinderdagopvang, buitenschoolse opvang, gastouderopvang, gastouderbureau en peuterspeelzalen) voldoen aan de gestelde wettelijke eisen. Kinderen en jongeren krijgen de ruimte voldoende kennis en vaardigheden te ontwikkelen om later te voorzien in hun levensonderhoud. Alle leerlingen volgen het onderwijs dat past bij hun competenties en behalen minimaal een startkwalificatie. Mede gelet op de ontwikkelingen met betrekking tot passend onderwijs en het jeugdbeleid willen we de samenwerking met het onderwijs verder versterken.
B. C. D.
E.
24
3.2.2 A.
B.
C. D.
E.
Wat gaan wij er voor doen? Voor de huisvesting van het basisonderwijs wordt voor het westelijk deel van de gemeente volstaan met de huidige situatie, met uitzondering van obs Kortland en pcbs het Kompas. Voor deze schoolgebouwen wordt ingezet op een samenwerking tussen PCPO en OPOCK met als doel om van vier naar drie gebouwen te gaan en het oudste gebouw af te stoten. Overleg met de schoolbesturen is gestart. Voor het oostelijk deel van de gemeente blijft de huidige spreiding van gebouwen gehandhaafd. Te zijner tijd wordt advies uitgebracht over aandachtspunten, zoals mogelijke consequenties voor de huisvesting voortvloeiend uit Passend Onderwijs. Voor de huisvesting van het voortgezet onderwijs wordt voor het Comenius College de huidige situatie gehandhaafd. Voor het Krimpenerwaard College wordt in 2014 gestart met de daadwerkelijke uitvoering van het eerder genomen besluit voor vervangende nieuwbouw. 1. Actualiseren en vaststellen van het uitvoeringsprogramma Het Jonge Kind. 2. Opstellen en uitvoeren van een verbeterplan t.b.v. Voor en Vroegschoolse Educatie (VVE). 3. Het subsidiëren van peuterplaatsen. Er is een toenemende behoefte aan peuterplaatsen. De inzet blijven we monitoren, opdat we voldoende peuterplaatsen kunnen blijven aanbieden. Het handhaven op de uitvoering van de Wet op de kinderopvang. 1. Zorgstructuur van het onderwijs en het Centrum voor Jeugd en Gezin verder optimaliseren conform de ondersteuningsplannen onderwijs en het beleidsplan jeugd. 2. Subsidiëren en versterken van het schoolmaatschappelijk werk en zorgadvies teams. 3. Samen met het Krimpenerwaard college en het samenwerkingsverband wordt de Plusvoorziening voor leerlingen met problemen ingepast in de zorgstructuur van het passend onderwijs 4. De leerplichtwet wordt gehandhaafd. Jongeren zonder startkwalificatie die geen opleiding volgen worden actief opgespoord en aangemoedigd om alsnog een startkwalificatie te behalen. De aanpak luxe verzuim wordt gecontinueerd. De in 2013 gestarte samenwerking met Capelle wordt verder vorm gegeven. 5. Uitvoering geven aan het leerlingenvervoer met blijvende aandacht voor de gefaseerde invoering van de 6 kilometergrens en de inzet van de hardheidsclausule. Eind 2014 wordt de voorbereiding van de volgende Europese aanbesteding in gang gezet. Daarbij zal ook de Cliëntenraad leerlingenvervoer betrokken worden. 1. In samenwerking met het Centrum voor Jeugd en Gezin vinden netwerkbijeenkomsten plaats. 2.
In het schoolbesturenoverleg is het jeugdbeleid onderwerp van gesprek en worden procesafspraken gemaakt ten aanzien van de uitvoering van de ondersteuningsplannen en het gemeentelijk beleidsplan jeugd. Aandachtspunten zijn afstemming jeugdhulp en onderwijs, leerlingenvervoer, onderwijshuisvesting, en het in de nabijheid organiseren van onderwijs.
25
3.2.3
Tabel effect- en prestatie-indicatoren
Om schrijving
E/P Bron
Nulmeting (Jaar) 24 (2007)
Realisatiew aarde 2012 49
2014 57
2015 57
2016 57
2017 57
Streefwaarde
Aantal doelgroepkinderen van 2,5 - 4 jaar dat bereikt wordt met voorschoolse educatie
E
Peuterspeelzalen
Aantal meldingen absoluut verzuim 5 - 18 jarigen bij leerplic ht
E
Leerplicht
25 (2010)
19
15
15
15
15
Aantal meldingen relatief verzuim in het Primair Onderwijs
E
Leerplicht
2 (2010)
5
5
5
5
5
Aantal meldingen relatief verzuim (tot 18 jaar) in het Voortgezet Onderwijs en MBO
E
Leerplicht
77 (2011)
73
100
100
100
100
% nieuwe VSV
E
DUO
3,5 (2010)
2,3
2,1
2
1,8
1,6
Basisonderwijs in de buurt
E
Waar staat je gemeente
8,2 (2010)
8,1
8,2
8,2
Toelichting: Bij de doelgroepkinderen van 2,5 - 4 jaar dat wordt bereikt met voorschoolse educatie is er een streefwaarde van 57 kinderen. Dit is het feitelijk aantal kinderen waarbij het CJG een achterstand heeft geconstateerd. Van deze 57 kinderen volgden in 2012 49 kinderen een taalstimuleringsprogramma op de peuterspeelzalen c.q. kinderopvang. Voor een toelichting over het verzuim wordt u verwezen naar het jaarverslag leerplicht 2010-2011. Bij het % nieuwe VSV kunnen de cijfers fluctueren vanwege de geringe aantallen, vandaar dat de streefcijfers niet zijn aangepast aan het behaalde resultaat in 2012. Ook is er een landelijke overeenkomst dat per jaar een afname van 10% wordt nagestreefd bij het % nieuwe VSV.
3.3 3.3.1 A. B.
Gezond opgroeien en opvoeden Wat willen wij bereiken? Kinderen en jongeren groeien gezond op. Zij c.q. hun ouders oordelen over het algemeen positief over hun lichamelijke en psychische gezondheid. 1. Kinderen en jongeren groeien veilig op. 2. Een versterkt opvoedkundig klimaat. 3. Het versterken van de ouderbetrokkenheid. 4. Een kwantitatief en kwalitatief toereikend aanbod van verschillende vormen van jeugdhulp, Indien er sprake is van verschillende vormen van jeugdhulp dan worden deze gecoördineerd ingezet vanuit het principe van één gezin, één plan. 5. Jongeren, ouders, professionals en vrijwilligers, die met jeugd werken, kunnen bij het Centrum voor Jeugd en Gezin terecht voor opvoed- en opgroeiondersteuning. 6. De partners in het netwerk Centrum voor Jeugd en Gezin werken samen als ware zij werkzaam zijn in één organisatie. 7. Het voorkomen en bestrijden van kindermishandeling. 8. We zijn voorbereid om de nieuwe taken op basis van de jeugdwet uit te voeren.
26
3.3.2 Wat gaan wij er voor doen? A. 1. De jeugdgezondheidszorg wordt uitgevoerd door het Centrum voor Jeugd en Gezin. 2. Het uitvoeren van de gezondheidsnota (zie programma 5). B. 1. Uitvoeren van het integraal veiligheidsbeleid, waarbij specifieke aandacht gaat naar de veiligheid van de jeugdigen. Bij ‘veilig opgroeien’ denken wij aan geborgenheid, onvoorwaardelijke liefde, respect, aandacht, grenzen, structuur en regelmaat, veiligheid thuis (huiselijk geweld) en veiligheid buitenshuis. (zie ook B 7 en programma 2 en programma 5). 2. Het CJG, maar ook partners zoals het onderwijs en het jongerenwerk dragen in belangrijke mate bij aan het creëren van een positief opvoedingsklimaat. Met hen, maar ook met andere partners die betrokken zijn bij jeugdigen, wordt bekeken hoe de sociaal pedagogische omgeving van gezinnen verder kan worden versterkt (de zgn. pedagogische civil society). Hierbij wordt een gezamenlijke opvoedvisie gehanteerd. 3. Met de partners worden afspraken gemaakt over het versterken van de ouderbetrokkenheid zowel bij peuterspeelzalen, kinderopvang als in het onderwijs, bij het jongerenwerk e.d. 4. Voor ouders die dat nodig hebben biedt het CJG vrij toegankelijke ondersteuningsprogramma’s (bv jeugdgezondheidszorg, pedagogische advisering, opvoedcursussen, gezinscoaching, groepstrainingen voor ouders, maar ook voor (mede-)opvoeders) (zie ook 3.2.2.D.2). 5. Er is een toenemende behoefte aan opvoedingsondersteuning, zoals pedagogische hulpverlening. De inzet blijven we monitoren zodat we de meest effectieve, tijdige en passende opvoedingsondersteuning kunnen (blijven) aanbieden. 6. De brede balie Welzijn, Zorg en opvoeden wordt geïmplementeerd, daarbij zal het CJG ook beschikken over een team van generalisten en een diagnostisch team. Dit team draagt er zorg voor dat de hulpverlening tijdig en passend plaatsvindt en hanteert het principe zelfredzaam waar het kan, ondersteunen waar het hoort, doorpakken waar het moet. Bij de balie kan men zowel fysiek, telefonisch als digitaal terecht. Het CJG doet met verschillende activiteiten mee aan de nationale opvoedweek. 7. De gemeente voert de regie over het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG). CJG Rijnmond, Flexusjeugdplein, Kwadraad en Vluchtheuvel ontvangen als kernpartners CJG subsidie. Met hen worden subsidieafspraken gemaakt over de te leveren prestaties. Voor partners van het Centrum voor Jeugd en Gezin organiseert het CJG Krimpen periodiek netwerkbijeenkomsten om kennis uit te wisselen en ervaringen te delen. 8. Alle partners passen de meldcode kindermishandeling toe. 9. Het beleidsplan jeugd (als onderdeel van het sociaal domein, zie ook programma 5) wordt geïmplementeerd. Dit betekent o.a. de implementatie van de brede balie welzijn, zorg en opvoeden, het implementeren van een integraal informatie- en registratiesysteem, de uitvoering van het communicatieplan, het inkopen van jeugdhulpverlening overeenkomstig het regionaal transitiearrangement (2015), het inrichten van een prestatiemonitor, de uitvoering van de gemeenschappelijke regeling, het opstellen van de verordening en de desbetreffende beleidsregels en uitvoeringsplannen. 3.3.3
Tabel effect- en prestatie-indicatoren
Om schri jvi ng Het totaal aantal jongeren (023 jaar) dat bereikt wordt door het CJG Het totaal aantal jongeren (023 jaar) dat bereikt wordt door het GOSA
E/P Bron E
CJG
E
GOSA
Nulmeti ng (Jaar) 104 (2011) 43 (2011)
Realisatiew aarde 2012 92
2014 100
2015 100
2016 100
2017 100
38
50
50
50
50
Streefwaarde
27
Wat mag het kosten? bedragen x 1.000
Lasten Bes taand beleid Stelpost dekkings maatregelen Nieuw beleid & intensivering Totaal
Rekening Begroting Begroting 2012 2013 2014
5.563
5.584
Meerjarenraming 2016 2017
5.240 -4
5.927 -8
5.253 -8
5.563
5.315 -1 101 5.415
5.236
5.920
5.245
- 377
- 358
- 347
- 350
- 354
- 359
- 377
- 358
- 347
- 350
- 354
- 359
Totaal saldo baten en lasten
5.207
5.205
5.068
4.886
5.566
4.886
Reservemutaties
- 566
- 42
- 144
- 42
- 675
Resultaat
4.641
5.163
4.924
4.844
4.891
Baten Bes taand beleid Stelpost dekkings maatregelen Nieuw beleid & intensivering Totaal
5.584
2015
Thema
Saldo
3.1 Meedoen en ontmoeten 3.2 Spelen en leren 3.3 Gezond opgroeien en opvoeden
736 2.807 1.525
Structurele reservemutaties
Reserve
Afschrijving noodlokalen Kortlandschool
Afschrijving
Investeringen
Begroting 2014
2015
Onderwijshuisvesti ngsprogramma t.l.v. onderhoud kapitaa lgoederen voor de Fontein, de Paperclip, h et Octaaf, R. Steiner en het Mozaiek Mogelijke aanpassing/onderhoud Kortland/Steiner Afschrijving boekwaarde Krimpenerwaardcollege eigen
Meerjarenraming 2016 2017
- 42
- 42
- 42
- 42
Begroting 2014
2015
-
-
Meerjarenraming 2016 2017 50 40
Vervanging BOJ's Vervanging skateboardbaan Verwijderen asbest bij De Fontein, h et Octaaf en R. Steiner, alsmede bij R. Steine r aanbrengen van een luchtbe handelingsinstallatie
4.886
101
201 1.336 801 1.638
-
891
-
28
Incidentele baten en lasten
Begroting 2014
Lasten Transitiekosten decentralisatie Jeugdzorg NB: Asbestverwijdering opo en bpo NB: Luchtbehandelingsinstallatie R. Steinerschool Afschrijving boekwaarde Krimpenerwaardcollege Totaal
118
Baten Algemene uitk ering (transitiek osten Jeugdzorg) Totaal
- 16 - 16
2015
Meerjarenraming 2016 2017
16 64 38 675 675
Incidentele reservemutaties Onttrekking reserve Maatschappelijk vastgoed Onttrekking reserve Maatschappelijk vastgoed Onttrekking reserve Maatschappelijk vastgoed
Totaal Saldo Incidentele baten en lasten
- 64 - 38 - 675 - 675
- 102 -
-
-
-
29
Programma 4
Sport en Cultuur
Missie De gemeente Krimpen aan den IJssel draagt er zorg voor dat zoveel mogelijk inwoners sportief actief zijn en dat de maatschappelijke waarde van sport wordt vergroot door het versterken van de sportinfrastructuur, zowel die van verenigingsondersteuning als die van sportaccommodaties.
Kaderstellende beleidsnota’s a. Beleidsnota ‘Sport & Bewegen’ (Een leven lang bewegen & sport) (2009-2014) b. Inventarisatie beeldbepalende objecten/gebieden (2010) c. Archeologische verwachtingen- en beleidsadvieskaart d. Notitie Combinatiefuncties onderwijs, sport, cultuur (2011) e. Nota Evenementenbeleid (2012) f. Cultuurhistorische Waardenkaart (2013)
De gemeente Krimpen aan den IJssel biedt een breed en gevarieerd, voor iedereen toegankelijk aanbod van culturele voorzieningen en activiteiten en draagt hierdoor positief bij aan de kwaliteit van leven van haar burgers. Inwoners van elke leeftijd kunnen hierdoor kunst en cultuur genieten, beleven en ervaren en zich hierin blijvend ontwikkelen. Context en achtergrond Met de toenemende ‘drukte’ in de samenleving wordt vrije tijd steeds schaarser. De gemeente Krimpen aan den IJssel ziet het mede daarom als haar taak om de inwoners in staat te stellen hun vrije tijd op een gevarieerde manier in te vullen. In de eerste plaats omdat de Krimpense gemeenschap daar baat bij heeft. Sport, cultuur en recreatie (zie ook programma 8) maken ontmoeting mogelijk en versterken daarmee de sociale samenhang. In de tweede plaats zijn het bij uitstek terreinen waar mensen zich – naast werk en onderwijs – kunnen ontplooien en ontspannen. Dat kan het welzijn en de gezondheid van de burgers bevorderen. Op het terrein van sport en cultuur streven wij naar een samenhangend en toegankelijk aanbod dat aanvullend is op het regionale aanbod. Niet zo zeer door zelf voorzieningen te ontwikkelen (of in stand te houden), maar door ‘maatschappelijke ondernemers’ te stimuleren en (projectmatig) te subsidiëren. Stichting SYnerKri geeft hier in 2014 invulling aan. Het in 2012 vastgesteld evenementenbeleid wordt in 2014 uitgevoerd. Dit behelst niet alleen het versterken van het culturele en sportieve verenigingsleven, maar heeft een bredere doelstelling, zoals een actieve betrokkenheid van de Krimpenaren met elkaar, van klein tot groot van jong tot oud. En eventueel promotie van Krimpen aan den IJssel. In 2013 is in Krimpen een brede voorzieningendiscussie gestart. De discussie spitst zich toe op verschillende onderwerpen, waarvan er een aantal op het gebied van sport en cultuur liggen. Bij de Kadernota 2014 zijn richtinggevende kaders vastgesteld. De onderwerpen worden bij onderstaande thema’s van dit programma nader uitgewerkt.
4.1
Sport
4.1.1 Wat willen wij bereiken? Het belang van gemeentelijk sportbeleid wordt steeds breder onderkend. Dit tegen de achtergrond van de toenemende bewegingsarmoede en de maatschappelijke waarden die verbonden zijn aan de sportdeelname. De positieve gezondheidsaspecten van sport zijn zeer belangrijk. Sport is een belangrijk onderdeel van de identiteit van de gemeente Krimpen aan den IJssel. De ruime opzet en de kwaliteit van de sportaccommodaties hebben bij uitstek een aantrekkingskracht op de (potentiële) inwoners van de gemeente. ’Een leven lang bewegen & sporten’ is de ambitie van de gemeente Krimpen aan den IJssel. Dat wordt dan ook uitgedragen, zodat diverse sport- en andere maatschappelijke organisaties zich inzetten om zoveel mogelijk inwoners te stimuleren regelmatig te sporten.
30
Samenwerking en professionalisering zijn de belangrijkste middelen om dit doel te bereiken. Hierdoor ontstaat een sportaanbod dat gericht is op de wensen van de inwoners, maar dat ook sterk genoeg is om in de volle breedte van betekenis te zijn voor de lokale samenleving. Stichting SYnerKri levert een grote bijdrage aan Sport & Bewegen, culturele activiteiten en de invulling van de brede school. Bij sporten en bewegen wordt, naast het geformuleerde beleid uit de desbetreffende beleidsnota, ook het beleid van andere terreinen zoals volksgezondheid, jeugdbeleid en Brede school betrokken. De stichting Sportraad Krimpen is de gesprekspartner voor de brede aangelegenheden over sport. De verenigingsspecifieke aspecten kunnen blijven rekenen op een directe aanpak. In de beleidsnota Sport & Bewegen 2009-2014 staan drie thema’s centraal: A. Doelgroepen & sport- en beweegaanbod; B. Een gezond en actief verenigingsleven; C. Sportaccommodaties & openbare ruimte. Daarnaast wordt onder D de uitvoering van de voorzieningen discussie uitgewerkt. A.
B.
C.
D
1. 2. 3. 1. 2. 3. 1. 2. 3. 4. 1. 2.
Vergroten van deelname aan sport en bewegen door basisschooljeugd. Creëren van zelfparticipatie van oudere jeugd bij ontwikkeling van het sportaanbod. Vergroten van de betrokkenheid van de leeftijdsgroep 55+. Stroomlijnen en versterken van de ondersteuning van verenigingen. Komen tot één aanspreekpunt voor verenigingen en andere maatschappelijke partners. Versterken van de samenwerking met het onderwijs. Vergroten van de toegankelijkheid door spreiding en bundeling. Optimaliseren van het gebruik van accommodaties. Vergroten van de kwaliteit door multifunctioneler gebruik. Bundeling van krachten van sportaanbieders. Uitvoering geven aan de voorzieningendiscussie (binnen- en buitensport). Uitvoering geven aan de voorzieningendiscussie (zwembad De Lansingh).
4.1.2 Wat gaan wij er voor doen? A. 1. Stichting SYnerKri levert via o.a. het brede schoolaanbod en de introductielessen tijdens gymnastiek aan de beleidsdoelstelling om de sportdeelname bij basisschool jeugd te vergroten. 2. Het beleidsdoel activeren van de groep 50+ heeft zijn vervolg gekregen bij de reguliere sportbeoefening. De Sportraad Krimpen organiseert, mogelijk met behulp van SYnerKri, een kennismakingsaanbod sporten voor senioren. De contacten met de Zorggroep Krimpen worden door SYnerKri onderhouden, zodat een goede toeleiding van de doelgroep plaatsvindt. Via de stichting Sportraad Krimpen worden verenigingen actief benaderd om oudere leden te blijven binden aan hun vereniging. De oudere leden hebben veelal specifieke kennis over administratie, bestuurlijke taken, maar zijn ook inzetbaar als potentiële trainers / coaches. B. 1. De sportverenigingen en stichting Sportraad Krimpen worden door SYnerKri ondersteund. De Sportraad Krimpen wordt financieel ondersteund door middel van een subsidie. 2. SYnerKri is het aanspreekpunt (de spin in het web) voor Sport, Cultuur en Onderwijs. 3. De samenwerking tussen sport en onderwijs wordt door SYnerKri op een hoog niveau gebracht. Sportverenigingen zetten zich in voor een gevarieerd brede schoolaanbod. C. 1. Komende periode ligt de focus op de ontwikkelingen rondom de nieuwbouw van het Krimpenerwaard College. Hiermee zijn, mede gelet op de investeringen de afgelopen jaren, de in de beleidsnota Sport & Bewegen benoemde ‘sportpunten’ voorzien.
31
2.
3.
4. D.
1.
2.
In 2014 start de realisatie van een multifunctionele sporthal, inclusief kantine en buitenberging, bij het Krimpenerwaard College. Het vervolg hierop is het verhuizen van korfbalvereniging KOAG naar de plaats waar het huidig schoolgebouw van het Krimpenerwaard College staat (verwachting 2 à 3 jaar later). De vrijgekomen locatie (de huidige korfbalvelden) kan worden ingezet voor herontwikkeling door middel van woningbouw. Door gecombineerd gebruik te maken van de schoolsportvelden en de multifunctionele sporthal wordt een grote multifunctionaliteit bereikt. Dit leidt tot een relatief hoge bezettingsgraad. SYnerKri zet zich in voor een sterkere bundeling van (sport)aanbieders. Voorbeelden hiervan zijn de Speelweek (Bootcamp Krimpen Doet), Schoolsportdagen, Buitenspeeldag etc. Er vindt nader onderzoek plaats wat de voor- en nadelen zijn van het overdragen van het dagelijks en eigenarenbeheer van de binnen- en buitensportaccommodaties aan de gebruikers. Voor binnensportaccommodaties worden de mogelijkheden voor het onderbrengen bij een (externe) stichting onderzocht. Bij deze mogelijkheden behoort ook aansluiting bij een bestaande (markt)partij in één van de buurgemeenten. Het overdragen van het eigenarenbeheer van alle clubgebouwen aan de (sport)verenigingen wordt separaat onderzocht. Voor zowel de binnen- als de buitensportaccommodatie wordt het stappenplan ten uitvoering gebracht. Zwembad De Lansingh wordt intern verzelfstandigd met een zo groot mogelijke vrijheid voor het management om de kosten (verder) te verlagen en de opbrengsten te verhogen. Daarnaast is het zwembad geschikt voor een experiment met ‘marktconforme’ doorbelasting en/of het gedeeltelijk beëindigen van de gedwongen winkelnering. Dat biedt de mogelijkheden om te bezien wat de (personele) consequenties hiervan zijn voor de ondersteunende afdelingen. Het stappenplan om de interne verzelfstandiging te verwezenlijken wordt in 2014 uitgevoerd.
De tariefsstijging (inclusief trend) voor de verschillende sportaccommodaties bedragen: 2013 2014 2015 2016 Vastgestelde besluitvorming *) Invulling taakstelling begroting 2012 **)
2017
+ 3,0% + 1,0%
+ 1,5% + 2,5%
+ 1,5% +2,5%
+ 1,5%
+ 1,5%
+ 4,0%
+ 4,0%
+ 4,0%
+1,5%
+1,5%
*) In de vastgestelde besluitvorming zijn de voorgaande heroverwegingen reeds verwerkt. **) Met de Sportraad Krimpen wordt onderzocht of de taakstelling op een andere manier ingevuld kan worden. Indien dit mogelijk is zullen de tarieven niet of minder sterk stijgen t.o.v. de vastgestelde besluitvorming. Conform de met het maatschappelijk veld opgestelde beleidsnota Sport & Bewegen wordt de erkenningsubsidie voor de jeugdleden afgebouwd. In 2014 wordt voor het laatst subsidie verleend voor de jeugdleden.
32
4.1.3
Tabel effect- en prestatie-indicatoren
Om schrijving
E/P Bron
Nulmeting (Jaar) 5.791 (2008)
Realisatiew aarde 2012 7.176
2014 7.000
2015 7.000
2016 7.000
2017 7.000
Streefwaarde
Aantal gebruiks uren sportzalen, sporthal en gymlokalen
P
Gebruiksoverzichten/ aantal verhuringen/ registraties gebruikersaantallen
Aantal recreatieve bezoekers zwembad
P
Gebruiksoverzichten/ aantal verhuringen/ registraties gebruikersaantallen
171.740 (2008)
154.300
168.000
168.000
168.000
170.000
Aantal overige bezoekers zwembad
P
Gebruikersaantallen
85.814 (2008)
84.182
80.000
80.000
80.000
80.000
Aantal jeugdleden tot en met 18 jaar bij sportverenigingen
E
Info sportverenigingen
2.237 (incl. 41 met beperking) (2007)
1.994
2.270
% jongeren (v.o.) dat lid is van sportvereniging
E
Beweegonderzoek jeugd
73 (2007)
-
75
75
80
80
Aantal verschillende sporten dat in de vorm van kennismakingsc ursussen op de scholen wordt aangeboden
E
Combinatiefunctionaris
2 (2007)
14
14
14
14
14
Rapportcijfer sportvoorzieningen
P
Waar staat je gemeente
7,4 (2010)
7,5
7,5
7,6
Toelichting: De gegevens m.b.t. de jeugdleden zijn cumulatief en op basis van de verleende subsidies. Daarnaast is, in verband met het beëindigen van de subsidieregeling, alleen nog een streefwaarde voor 2014 opgenomen.
4.2
Cultuur
4.2.1 Wat willen wij bereiken? Kunst en Cultuur leveren een belangrijke bijdrage aan de leefbaarheid in de gemeente Krimpen aan den IJssel. Het programma cultuur bevordert de ontmoeting tussen inwoners van Krimpen en draagt bij aan de ontplooiing en ontspanning van deze inwoners door middel van het genieten, ervaren of beoefenen van kunst en cultuur(-historie) in verschillende disciplines en uitingsvormen. Ook draagt het programma bij aan de groei van het historisch besef van de Krimpense burgers. Onderzoek en afstemming van het cultureel aanbod op de huidige en toekomstige vraag is van groot belang. Belangrijke culturele voorzieningen in Krimpen zijn de muziekschool, de bibliotheek, het Streekmuseum en ontmoetingscentrum De Tuyter. De Bibliotheek aan den IJssel staat voor een goed bereikbare en voor iedereen toegankelijke voorziening voor informatie, educatie, cultuur en ontmoeting. De bezuiniging op het bibliotheekwerk is in 2014 volledig ingevuld. Er wordt toegewerkt naar een kleinere slagvaardige bibliotheek, die klaar is om mee te bewegen met huidige en toekomstige ontwikkelingen. Het kunstbereik wordt bevorderd door onder meer de organisatie van exposities in de Tuyter en de mogelijkheid van kunstuitleen tegen een redelijke vergoeding. In het kader van de zorg voor het cultureel erfgoed is een inventarisatie van alle beeldbepalende objecten/gebieden in onze gemeente opgesteld. Aanbevelingen uit die inventarisatie, waaronder het mogelijk aanwijzen van gemeentelijke monumenten, worden uitgewerkt. Ook het archeologisch erfgoed is in kaart gebracht in de vorm van een archeologische verwachtingen- en beleidsadvieskaart. De uitkomsten hiervan zijn verwerkt in de herziene bestemmingsplannen.
33
A.
B.
Een breed en gevarieerd voor iedereen toegankelijk aanbod van culturele voorzieningen en activiteiten, dat afgestemd is op de bestaande en de nog te ontwikkelen vraag van de Krimpense burgers. Het betreft zowel actieve als receptieve kunst en cultuurbeleving en participatie. Uitvoering geven aan de voorzieningendiscussie.
4.2.2 Wat gaan wij er voor doen? A. 1. De aanbevelingen uit de inventarisatie beeldbepalende objecten/gebieden uitwerken. 2. Het subsidiëren van de Basisbibliotheek, het Streekmuseum, Amateurverenigingen, Lokale Omroep Krimpen en Historische Kring Krimpen. De herijking van de subsidierelatie met de bibliotheek wordt in 2014 afgerond. 3. Het aanbieden van muziekonderwijs. 4. Subsidiëring stichting SYnerKri. De stichting heeft voor wat betreft cultuur aandacht voor de volgende elementen: • Amateurprogrammering in de Tuyter, in ieder geval Quint en Impromaniacs. • Verbinding tussen onderwijs en culturele instellingen/verenigingen. Deze verbinding komt vooral tot stand via cultuureducatie (Brede School en binnenschoolse cultuureducatie). • Verbinden van het culturele veld door het initiëren en ondersteunen van een cultuurplatform en het onderhouden van een culturele agenda. B. 1. Voor de gemeentelijke muziekschool is in de voorzieningendiscussie een nieuwe koers bepaald. Er wordt ingezet op een verzelfstandiging, waarbij nog onderzocht moet worden welke vorm van verzelfstandiging het beste past in de Krimpense situatie. In 2014 wordt de aandacht van de muziekschool in het onderwijs geïntensiveerd. 2. In het kader van de voorzieningendiscussie worden de accommodaties Tuyter, Big Bear en Onderdak onder de loep genomen. Onderzocht wordt of meer partijen onderdak kunnen vinden in de Tuyter. Hiermee krijgt het gebouw een breder profiel en kan deze effectiever benut worden. De oppervlakteverkleining van de bibliotheek speelt hierin ook mee. Vervolgens wordt bekeken of een van de andere twee accommodaties gesloten kan worden.
34
4.2.3
Tabel effect- en prestatie-indicatoren
Om schrijving
E/P Bron
Nulmeting (Jaar) 220.000 (2007) 6.200 (2007) 3.792 (2008) 7 (2007) 9.315 (2007) 159 (2007)
Realisatiewaarde 2012 196.007
2014 180.000
2015 180.000
2016 180.000
2017 180.000
4.769
4.800
4.800
4.800
4.800
3.102
3.250
3.250
3.250
3.250
8
8
8
8
8
9.836
10.500
10.500
10.500
10.500
134
125
125
125
125
Streefwaarde
Aantal uitleningen bibliotheek
E
Basisbibliotheek
Aantal bibliotheek pass en
P
Basisbibliotheek
Aantal verhuurde uren De Tuyter Aantal exposities in De Tuyter
P
De Tuyter
P
Werkgroep kunstzaken
Aantal bezoekers Streekmuseum Aantal groepsrondleidingen Streekmuseum
E
Streekmus eum
P
Streekmus eum
Aantal tentoonstellingen Streekmuseum
P
Streekmus eum
7 (2007)
5
4
4
4
4
Aantal leerlingen jaarcursus
P
Muziekschool
469
420
420
420
420
Aantal deelnemers ensemble
P
Muziekschool
90
100
100
100
100
Aantal leerlingen korte cursus
P
Muziekschool
255
280
280
280
280
Onderwijs PO en VO muziekschool Bereik publiek/aantal bezoekers muziekschool Rapportcijfer verenigingen en clubs
P
Muziekschool
2.800
2.300
2.300
2.300
2.300
P
Muziekschool
3.500
3.500
3.500
3.500
3.500
E
Waar staat je gemeente
493 (2007) 80 (2007) 268 (2007) 1.936 (2007) 2.100 (2007) 7,5 (2010)
7,6
7,4
7,4
Toelichting Indicatoren Muziekschool: waarden zijn per kalenderjaar en komen tot stand door een telling van de betreffende waarden uit de onderliggende schooljaren.
35
Wat mag het kosten? bedragen x 1.000
Lasten Bes taand beleid Stelpost dekkings maatregelen Nieuw beleid & intensivering Totaal Baten Bes taand beleid Stelpost dekkings maatregelen Nieuw beleid & intensivering Totaal Totaal saldo baten en lasten Reservemutaties Resultaat
Rekening Begroting Begroting 2012 2013 2014
6.178
5.666 - 110
5.530 - 308
5.562 - 501
5.487 - 501
5.861
6.178
5.555
5.221
5.061
4.987
- 2.005
- 2.158
- 2.180
- 2.187
- 2.225
- 2.259
- 2.005
- 2.158
- 2.180
- 2.187
- 2.225
- 2.259
3.856
4.021
3.375
3.034
2.835
2.728
- 18
-9
491
-9
-9
-9
3.838
4.012
3.866
3.026
2.827
2.719
Saldo
4.1 Sport 4.2 Cultuur
1.697 1.678
Structurele reservemutaties
Reserve
Afschrijving clubgebouw Driekamp
Afschrijving
Begroting 2014
2015
Meerjarenraming 2016 2017
-9
-9
-9
-9
-9
-9
-9
-9
Begroting 2014
2015
Sportvelden bij Krimpenerwaardcollege
Meerjarenraming 2016 2017 425
-
Incidentele baten en lasten
Meerjarenraming 2016 2017
5.861
Thema
Investeringen
2015
Begroting 2014
425
2015
-
Meerjarenraming 2016 2017
Lasten Totaal Baten Totaal Incidentele reservemutaties Storting reserve Maatschappelijke Voorzieningen Totaal
500 500
Saldo Incidentele baten en lasten
500
-
-
-
36
Programma 5
Maatschappelijke Ondersteuning
Missie Inwoners van Krimpen aan den IJssel ondersteunen bij de vormgeving van hun eigen leven en het meedoen in de samenleving. Daarbij streeft de gemeente naar een (nieuw) evenwicht tussen de eigen verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid van inwoners om hun leven vorm te geven en de (wettelijke) verantwoordelijkheid van de gemeente om adequate collectieve en/of individuele voorzieningen aan te bieden om hen daarbij te ondersteunen.
Kaderstellende beleidsnota’s a. Visiedocument Sociaal Domein (2013) b. Nota “Het Wmo-loket” (2013) c. Nota lokaal gezondheidsbeleid ‘Samenwerken voor gezondheid’ 2012-2015 (2011) d. Beleidsnota ‘Samen verder!’ Wmo 2012-2015 (2011) e. Notitie ‘Op weg naar een Wmo beleidsplan 20122015’ (2010) f. Beleidsnota ‘Wijzigingen AWBZ 2010-2014’ (2010) g. Besluit maatschappelijke ondersteuning 2010 h. Informatienota wijzigingen AWBZ vanaf 2009 i. Programma Woonservice 2011-12 (2011)
Context en achtergrond Wet Maatschappelijke Ondersteuning (2007) De uitvoering van de Wmo is in handen van de gemeente. In deze wet zijn vier procesverplichtingen voor de gemeente opgenomen, te weten: - Participatie van burgers bij de totstandkoming van het beleid; - Een vierjaarlijks richtinggevend plan; - Een verordening voor voorzieningen die onder de zorgplicht vallen; - Verantwoordingsverplichting door publicatie over prestaties. De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) heeft de gemeente taken gegeven met daarbij de opdracht om zo veel mogelijk samenhang aan te brengen in de compensatiestructuur.
Visiedocument Sociaal Domein Met het visiedocument sociaal domein hebben we een belangrijke stap gezet met de integrale benadering van de decentralisaties in het sociaal domein. Met de partners geven we in 2014 verder vorm aan de brede balie Welzijn, Zorg en Opvoeding. In 2013 is verder een communicatieplan opgesteld, een nota inkoop en inkoopproces en is er (een aanzet tot) een beleidsplan opgesteld. Indien mogelijk worden de nota’s voor besluitvorming eind 2013 (uiterlijk begin 2014) voorgelegd opdat 2014 in de implementatiefase kan starten. Decentralisatie Begeleiding Vanuit de gedachte zorg dicht bij de inwoners te regelen bestaat het voornemen de extramurale begeleiding vanuit de AWBZ over te hevelen naar de Wmo. Dat betekent dat begeleiding niet langer wordt vormgegeven als een individueel recht. In plaats daarvan wordt het de verantwoordelijkheid van de gemeenten om mensen te compenseren voor belemmeringen die zij ondervinden in hun zelfredzaamheid en participatie door hun beperking. Deze taken worden per 1 januari 2015 gedecentraliseerd. Daarom continueren wij de voorbereidende werkzaamheden. Bij voorkeur algemene en collectieve voorzieningen, indien noodzakelijk individuele voorzieningen Steeds meer dient er gewerkt te worden via de gedachte van de Kanteling en Welzijn Nieuwe Stijl om de zorgkosten te beheersen en de eigen kracht en zelfredzaamheid van inwoners te stimuleren. Dit vraagt om nauwe samenwerking met de maatschappelijke instellingen en verschillende beleidsterreinen om zo breed, integraal en creatief mogelijk te zoeken naar oplossingen om mensen met beperkingen te compenseren, zodat de druk op (dure) individuele voorzieningen wordt beperkt. In de gekantelde werkwijze van de gemeente wordt meer nadruk gelegd op algemene voorzieningen. Voorzieningen waarvan alle inwoners of een bepaalde doelgroep gebruik kunnen maken zonder indicatie. Het aanbod van algemene voorzieningen moet zo ingericht worden dat een sterke groei van de vraag naar individuele voorzieningen voorkomen wordt en aansluit op de juiste zorgvragen van de inwoners.
37
Vanzelfsprekend moet het aanbod van goede kwaliteit zijn en bij voorkeur een keuzemogelijkheid voor de inwoner bieden. De gemeente geeft invulling aan haar (wettelijke) zorgplicht door algemene en collectieve voorzieningen te bieden en indien noodzakelijk individuele voorzieningen. Inmiddels wordt op een nieuwe manier aan vraagverheldering gewerkt, waarbij de eigen kracht van de vrager wordt gemobiliseerd. Hiervoor is de nota ‘Het Wmo-loket’ opgesteld, welke in 2014 wordt uitgevoerd. Subsidie wordt verstrekt aan partners voor algemene voorzieningen zoals ondersteuning van mantelzorgers en vrijwilligers, koffie-inlopen, open inloopplus, maatschappelijk werk, Wmo loket, seniorenadviseur en signalerend huisbezoek, ontmoetingsactiviteiten, maaltijden, vrijetijdsvoorzieningen voor de jeugd, enz. In veel van deze voorzieningen wordt gewerkt aan het versterken van de zelfredzaamheid en het eigen oplossingsvermogen van de inwoners. De gemeente werkt met centrumgemeente Rotterdam samen bij het aanbieden van collectieve voorzieningen in de maatschappelijke opvang, verslavingszorg en de preventie van en hulpverlening bij huiselijk geweld. Voor toeleiding naar zorg van kwetsbare zorgmijders functioneert het Lokaal Zorg Netwerk. Bij de invoering van taken in het kader van extramurale begeleiding zal gezocht worden naar het vormgeven van voorzieningen die al beschikbaar zijn binnen de gemeente. Wanneer de eigen kracht, het sociaal netwerk en algemene voorzieningen niet toereikend zijn, wordt gekeken of inwoners gecompenseerd kunnen worden met individuele voorzieningen. De individuele voorzieningen zijn niet vrij toegankelijk, maar slechts op basis van een (door de gemeente) afgegeven beschikking. De gemeente verstrekt momenteel bijvoorbeeld hulp bij het huishouden, vervoersvoorzieningen, rolstoelen en woningaanpassingen voor inwoners die steun vragen bij participatie. Voor de AWBZ begeleiding zullen vormen van individuele begeleiding, dagbesteding, kortdurend verblijf en vervoer worden toegevoegd als collectieve of individuele voorziening. Meer voor minder Als gemeente krijgen we steeds meer taken en moeten we het doen met minder budgetten. In het collegeakkoord is aangegeven dat de gemeente kwetsbare groepen zoveel mogelijk wil ontzien. Dit kan alleen als we de kracht van mensen en hun structuren weten te benutten en te versterken. Alleen door ruimte te laten aan de samenleving, het particulier initiatief, het versterken van de zelfredzaamheid en het versterken van de samenwerking kunnen we de grote uitdaging aan waar we de komende tijd voor staan. Minderheden In Krimpen aan den IJssel zijn verschillende minderheden woonachtig. Zowel financieel als nietfinancieel ondersteunt de gemeente deze doelgroepen. De Afghaanse stichting WIJ en de Somalische stichting Kulan ontvangen jaarlijks een subsidie om activiteiten te ontplooien. Aan de Molukse gemeenschap wordt een stichtingsgebouw – het UMAM-gebouw – ter beschikking gesteld. Ook activiteiten voor de doelgroep worden (al dan niet financieel) aangemoedigd. Woonservice Met het programma Woonservice realiseert de gemeente een sluitend netwerk voor wonen, zorg en welzijn. De gemeente werkt samen met partners in de woningbouw, het welzijn en de zorg en laat zich adviseren door onder andere het Seniorenplatform bij de realisatie van een levensloopgeschikte gemeente. Het hebben van voldoende sociale contacten buitenshuis is een belangrijke voorwaarde voor inwoners om hun zelfredzaamheid te behouden. Daarbij helpen voldoende voorzieningen in de nabijheid van die woning. De gemeente voert de regie om vertrouwde en veilige wijken te creëren, waar het voor iedereen prettig wonen is. Zorg voor elkaar vult de hulp door professionele zorginstellingen aan. Zo kunnen de meeste inwoners tot op hoge leeftijd zelfstandig blijven en een bijdrage blijven leveren aan de samenleving. Sinds de start van het programma in 2002 wordt gewerkt met een externe programmamanager. In nauw overleg met het Algemeen Bestuur en de Programmagroep is besloten de overlegstructuur in de huidige vorm, dus met externe begeleiding, met ingang van 2014 te beëindigen. De opgebouwde samenwerking van de afgelopen jaren blijft evenwel bestaan. Immers, het convenant Woonservice, waaraan alle deelnemende partners zich hebben gecommitteerd, blijft onverminderd van kracht.
38
De gemeente blijft daarom de samenwerking faciliteren door o.a. de functies van voorzitter en secretaris ambtelijk in te vullen. Ter afsluiting van het huidige programma wordt in november 2013 een symposium georganiseerd waarin we als gemeente enerzijds willen laten zien wat er bereikt is, maar anderzijds ook met collega’s uit andere delen van het land in gesprek willen gaan om te bezien wat we van elkaar kunnen leren. Vanaf 2014 zal de samenwerking zich ondermeer gaan richten op de onderstaande thema’s: • Uitwerking zorg- en welzijnsinfrastructuur (ontmoeting, welzijn technologie (domotica) en zorg); • Het goed beschikbaar maken van informatie over soorten woningen (huur/koop, toegankelijkheid, serviceniveau etc.) voor burgers en intermediairen; • Wijkschouwen als participatie instrument; • Het realiseren van een derde combinatie van voorzieningen en geschikte woningen in het gebied waar de Prinsessenflats worden vervangen. Volksgezondheid De gemeente heeft vooral een taak in het voorkomen van gezondheidsproblemen, het bevorderen van de gezondheid van de bevolking als geheel, het zorgen voor een gezonde leefomgeving en een rol in de infectieziektebestrijding. Een deel van deze taken voert de GGD Rotterdam uit voor de gemeente in de gemeenschappelijke regeling Openbare Gezondheidszorg Rotterdam Rijnmond. De Wet Publieke Gezondheidszorg draagt de gemeente op haar lokale beleid vast te leggen in een vierjaarlijkse nota volksgezondheid. Met de ‘Samenwerken voor gezondheid’ 2012-2015 zetten wij in op het stimuleren van sporten en bewegen bij het terugdringen van overgewicht, het terugdringen van verslavingen en het tegengaan van depressie, eenzaamheid en isolement. Brede samenwerking met alle betrokken partijen staat hierbij centraal. In 2012 is gestart met de uitvoee e ring van de actieplannen, waarbij de samenwerking in en met de 1 en 2 lijn gezondheidszorg meer nadruk krijgt. Het nieuwe Gezondheidscentrum in Krimpen aan den IJssel is ruimtelijk en inhoudelijk het boegbeeld van die brede samenwerking. Bij samenwerken voor gezondheid leggen wij zelf ook dwarsverbanden met openbare orde en veiligheid, inrichting van de openbare ruimte, jeugd, speelruimtebeleid, jeugdparticipatie, maarschappelijke ondersteuning, sport- en beweegbeleid, combinatiefunctionarissen, opvoedingsondersteuning (Centrum voor Jeugd en Gezin), woonservice, evenementenbeleid, minimabeleid, groen, recreatie, participatie en activiteiten van het verenigingsleven en het particulier initiatief, zoals op het gebied van kunst en cultuur.
5.1
Maatschappelijke Ondersteuning
5.1.1 A.
Wat willen wij bereiken? De inwoners van Krimpen aan den IJssel zijn zelfstandig en zelfredzaam en participeren in de samenleving. Voorbereid zijn op de decentralisatie AWBZ begeleiding. Aangezien wij met de decentralisatie van begeleiding de verantwoordelijkheid krijgen over een complexe en grote doelgroep (circa 255 cliënten) zijn er veel taken die gestalte moeten krijgen. De gemeente streeft er naar om bij de ingang van de decentralisatie inwoners adequaat te ondersteunen in hun zorgvraag. Daarbij staat de samenhang tussen de eigen kracht van inwoners, de welzijnssector en de zorgsector centraal.
B.
39
5.1.2
Wat gaan wij er voor doen?
A1
Uitvoering geven aan het binnen de gemeente ontwikkelde beleid op het terrein van de maatschappelijke ondersteuning. Uitvoering van de acties uit Samen verder! Beleidsnota Wmo 2012-2015. 1. 2. 3.
4.
5.
6. 7.
8.
9. 10. A2
Realisering van een laagdrempelige voorziening waar bewoners hun zorgen kwijt kunnen over medebewoners. Het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) is de plek voor vragen over opvoeden en opgroeien. Uitvoering geven aan de beleidsagenda ‘Zorg voor de toekomst’. Het doorontwikkelen van de Wmo-loketfunctie, onderzoek doen naar cliëntondersteuning in het kader van de overheveling van (extramurale) begeleiding AWBZ (zie ook hieronder) en mogelijkheden van inzet van wijkverpleegkundigen met partners bezien. Het Steunpunt mantelzorg moet alle mantelzorgers proberen te bereiken, waarbij specifieke aandacht uit gaat naar ‘jonge en werkende’ mantelzorgers en het ondersteunen van vrijwilligers/vrijwilligersorganisaties. In samenwerking met instellingen het verder ontwikkelen van een aanbod gericht op dagbesteding (Open Inloopplus) voor kwetsbare inwoners (voormalige AWBZ-cliënten en cliënten van de voedselbank), voorbereiden op de overheveling van de functie Begeleiding van AWBZ naar Wmo (zie ook hieronder) en integraal beleid ontwikkelen voor de Wmo en Wet Participatiebudget. Doorontwikkelen van de intake Wmo-voorzieningen en onderzoek naar efficiënte inrichting van voor de gemeente nieuwe voorzieningen. Stimuleren en controleren van de invoering van de meldcode huiselijk geweld, doorontwikkelen Lokaal Team Huiselijk Geweld en onderzoek naar meer preventieve mogelijkheden om huiselijk geweld en kindermishandeling te voorkomen. Gestart met vernieuwend project langdurig verslaafden. Voorlichting over verslavingen onder hangjongeren, oudervoorlichting over verslavingen en genotmiddelen (via school) wordt uitgevoerd. Organiseren van een netwerkbijeenkomst Uitvoering geven aan het visiedocument Sociaal Domein
Uitvoeren van het programma Woonservice met daarin opgenomen projecten gericht op het vergroten van zelfstandigheid en zelfredzaamheid van inwoners van onze gemeente.
De speerpunten voor 2014 zijn: 1. Inzetten op geschikt wonen (door toegankelijke informatie en voorlichting over doorstroming te stimuleren). 2. Bieden van een beschermde woonplek voor bewoners die dat nodig hebben met daarbij aandacht voor hun zelfstandigheid, zelfredzaamheid en participatie. 3. Realiseren van verzorgd wonen (zelfstandig wonen met zorg- en welzijnsinfrastructuur) en toewerken naar voldoende capaciteit. Op elkaar afgestemde zorg, ontmoeting, welzijn en technologie, die zelfredzaamheid bevordert. 4. Ontwikkelen van gebieden waarin vertrouwd wonen wordt vormgegeven. Dit is zelfstandig wonen met een informeel steunsysteem. Gemeenschapsvorming vindt daar plaats, de eigen kracht van bewoners wordt gemobiliseerd. 5. Veilige en obstakelvrije woonomgeving en daartoe uitvoeren van de wijkschouw als participatie-instrument met bewoners. 6. Domotica
40
A3
Uitvoeren van het activiteitenplan Burgerparticipatie met daarin opgenomen de volgende prestaties: 1.
Het vragen van adviezen aan het Wmo-beraad over de hoofdlijnen van het Wmo-beleid en het inzetten van flexibele participatie-instrumenten zoals informatie- en themabijeenkomsten. Het vragen van adviezen aan het Seniorenplatform over met name de terreinen wonen, zorg, welzijn, vervoer, dienstverlening, veiligheid, daar waar zij de belangen van senioren raken.
2.
B
Uitvoeren Startnota Decentralisatie Begeleiding: 1.
Door gesprekken en in samenwerking met welzijns- en zorgleveranciers worden nieuwe (integrale) arrangementen ontwikkeld. Deze arrangementen worden uitgevoerd in de vorm van pilots en hebben als doel om de Wmo ondersteuning te laten aansluiten op de zorgvragen van inwoners. Doorontwikkelen van een toegangsmodel tot de Wmo met betrekking tot indicatiestelling, zowel voor huidige Wmo voorzieningen als de mogelijk toekomstige AWBZ voorzieningen. Onderzoek uitvoeren naar de mogelijkheden van vervoer binnen de Wmo, zowel regionale als lokale mogelijkheden worden onderzoekt. Inzicht verkrijgen in de specifieke zorgvragen van de AWBZ-cliënten door gesprekken met zorgaanbieders en data-analyse.
2. 3. 4.
5.1.3
Tabel effect- en prestatie-indicatoren
Om schrijving
E/P Bron
Nulmeting
Realisatiew aarde 2012 452
2014 500
2015 500
2016 500
2017 500
Streefwaarde
Aantal geregistreerde mantelzorgers bij het Steunpunt Mantelzorg
E
Steunpunt Mantelzorg
(Jaar) 137 (2007)
Aantal deelnemers sociaalculturele en ontmoetingsac tiviteiten voor senioren
E
Meldpunt (coördinatie wijkcentra)
870 (2007)
805
800
800
800
800
Aantal gebruikers van individuele voorzieningen: vervoer
E
SL
871 (2007)
763
830
840
850
850
Aantal gebruikers van individuele voorzieningen: rolstoel
E
SL
344 (2007)
343
395
400
405
405
Aantal gebruikers van individuele voorzieningen: woningaanpas sing
E
SL
220 (2007)
237
220
210
200
250
Aantal gebruikers van individuele voorzieningen: hulp bij het huishouden
E
SL
696 (2007)
804
770
770
770
800
Aantal themabijeenkomsten, panels en groepsges prekken
P
SL
7 (2008)
2
3
7
3
3
Rapportcijfer leefbaarheid buurt
E
Waar staat je gemeente
7,5 (2010)
7,6
7,6
7,6
41
5.2
Volksgezondheid
5.2.1 A.
Wat willen wij bereiken? Verbetering van de gezondheid van de inwoners van Krimpen aan den IJssel en bescherming bieden tegen ziektes en epidemieën. Toelichting: De gemeente geeft uitvoering aan de Wet Publieke Gezondheid (Wet PG). Voorwaarden scheppen voor een gezond woon- en leefmilieu binnen de gemeente. Jongeren, ouders, professionals en vrijwilligers die met jeugd werken kunnen bij het Centrum voor Jeugd en Gezin terecht (zie programma 3).
5.2.2 A1
Wat gaan wij er voor doen? Uitvoeren van de nota lokaal gezondheidsbeleid ‘Samenwerken voor gezondheid’ 20122015. e e Samenwerken met 1 en 2 lijn gezondheidszorg, CJG, welzijnswerk en sportverenigingen. Activiteiten op het terrein van het terugdringen van overgewicht en diabetes. Activiteiten op het terrein van het terugdringen van verslavingen. Activiteiten op het terrein van het verminderen van depressie, eenzaamheid en isolement. Participeren in de gemeenschappelijke regeling Openbare Gezondheidszorg RotterdamRijnmond. Inspelen op nieuwe ontwikkelingen en nieuwe wet- en regelgeving op het gebied van de volksgezondheid.
A2
A3 A4
5.2.3
Tabel effect- en prestatie-indicatoren
Om schrijving
E/P Bron
Nulmeting (Jaar) 7,6 (2010)
Realisatiew aarde 2012 8,3
2014 8,3
2015
2016 8,3
2017
Streefwaarde
Rapportcijfer voorzieningen gezondheidszorg
E
Waar staat je gemeente
Percentage 19 tot 64 jarigen dat matig tot (zeer) ernstig eenzaam is.
E
Gezondheidsmonitor
36 (2012)
36
36
36
36
36
Percentage 65 + dat matig tot (zeer) ernstig eenzaam is.
E
Gezondheidsmonitor
44 (2012)
44
44
44
44
44
Percentage jeugd tot en met 15 jaar dat wekelijks alcohol drink t
E
Gezondheidsmonitor
12 (2012)
12
12
12
12
12
Maximum percentage 5-6 jarigen met matig overgewicht (excl. obesitas)
E
Gezondheidsmonitor
9 (2012)
9
9
9
9
9
Maximum percentage 5-6 jarigen met ernstig overgewicht (obesitas )
E
Gezondheidsmonitor
2 (2012)
2
2
2
2
2
42
Wat mag het kosten? bedragen x 1.000
Lasten Bes taand beleid Stelpost dekkings maatregelen Nieuw beleid & intensivering Totaal Baten Bes taand beleid Stelpost dekkings maatregelen Nieuw beleid & intensivering Totaal Totaal saldo baten en lasten
Rekening Begroting Begroting 2012 2013 2014
Thema 5.1 Maatschappelijke ondersteuning 5.2 Volksgezondheid
Incidentele baten en lasten
6.492
6.151
6.024
5.967
6.035
6.102
6.492
6.151
6.024
5.967
6.035
- 791
- 688
- 625
- 634
- 644
- 654
- 791
- 688
- 625
- 634
- 644
- 654
5.311
5.803
5.526
5.390
5.323
5.381
5.390
5.323
5.381
211 5.311
5.803
5.738
Saldo 5.220 306 Begroting 2014
Lasten Transitiekosten decentralisatie AWBZ Totaal Baten Algemene uitk ering (transitiek osten AWBZ) Algemene uitk ering (WMO uitkering) Totaal
Meerjarenraming 2016 2017
6.102
Reservemutaties Resultaat
2015
2015
Meerjarenraming 2016 2017
70 70
- 70 - 211 - 281
Incidentele reservemutaties Storting reserve Decentralisaties Totaal
211 211
Saldo Incidentele baten en lasten
-
-
-
-
43
Programma 6
Werk en Inkomen
Missie De gemeente heeft een zorgplicht voor de burgers. Iedereen kan in de situatie komen dat hij of zij niet meer in het eigen levensonderhoud kan voorzien en daarom afhankelijk wordt van een (tijdelijke) financiële ondersteuning. Door het bevorderen van actieve deelname aan de Krimpense samenleving streven wij er naar deze personen te helpen om zo snel mogelijk (weer) op eigen benen te staan.
Kaderstellende beleidsnota’s a. Notitie ontwikkeling deelname gemeente Krimpen aan Werkplein IJsselgemeenten 2011 b. Kadernota 2013 c. Beleidsnota Wet participatiebudget 2009 d. Nota Stimulering Zelfredzaamheid en Ondersteuning Minima 2008
Elke inwoner moet in staat gesteld worden om naar vermogen te participeren in de samenleving. Voor veel mensen gaat dat vanzelf, maar soms lukt dat niet op eigen kracht. In dat geval kunnen inwoners rekenen op ondersteuning door middel van verschillende voorzieningen op gebied van (re)integratie en educatie. Hierbij zijn maatwerk en flexibiliteit de leidende principes. Context en achtergrond De Wet werk en bijstand (WWB) vormt het sluitstuk van sociale zekerheid. In principe wordt iedere burger geacht zelfstandig in zijn bestaan te kunnen voorzien. Indien er geen andere voorzieningen beschikbaar zijn, heeft de gemeente de taak te helpen met het zoeken naar werk en, zo lang nog geen zelfstandig bestaan mogelijk is, met inkomensondersteuning. Sinds 1 januari 2009 zijn, op grond van de Wet Participatiebudget, de gemeentelijke middelen voor reintegratie, inburgeringsvoorzieningen en volwasseneneducatie gebundeld. Het participatiebudget geeft meer bestedingsvrijheid. Gemeenten kunnen met het participatiebudget participatievoorzieningen financieren voor iedere in Nederland woonachtige van achttien jaar en ouder. Hiernaast kan het participatiebudget ook worden ingezet voor zestien- en zeventienjarigen die zijn ontheven van de kwalificatieplicht of die al aan de kwalificatieplicht hebben voldaan en voor jongeren van zestien of zeventien jaar voor wie schooluitval dreigt, maar die door een werk-leertraject alsnog een startkwalificatie kunnen behalen. De Wet Inburgering is per 2013 gewijzigd. Inburgeraars dienen zelf hun traject te organiseren en bekostigen. De gemeente heeft nog slechts een beperkte taak met betrekking tot doorlopende trajecten die onder het overgangsrecht vallen. Zij krijgt per 2014 geen middelen meer toegekend - als onderdeel van het participatiebudget - voor de bekostiging van doorlopende inburgeringsvoorzieningen uit voorgaande jaren. Wel heeft de gemeente een taak op het gebied van Maatschappelijke begeleiding voor asielgerechtigden. Zij krijgt daar ook budget voor. De bovenstaande wetten hebben technisch gezien het karakter van een kaderwet met een grote mate van beleidsvrijheid voor de gemeenten. Deze beleidsvrijheid wordt vertaald middels de ‘vormvrijheid’ binnen de opgestelde (van de wet afgeleide) verordeningen. Daarnaast werkt de gemeente met eigen opgestelde beleidsregels. De hoogte van het participatiebudget is de laatste jaren afgenomen. De gemeente geeft daarom bij de besteding prioriteit aan trajecten ten behoeve van personen die niet in staat zijn de kosten van een participatietraject zelf te dragen. Ontwikkelingen Decentralisaties (Participatiewet) Met de invoering van de nieuwe Participatiewet worden de Wet werk en bijstand (Wwb), de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) en een deel van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wet wajong) samengevoegd. De streefdatum voor inwerkingtreding was 1 januari 2014, maar is met het sluiten van het sociaal akkoord uitgesteld tot 1 januari 2015.
44
Het kabinet wil mensen zo veel mogelijk laten participeren, bij voorkeur via een reguliere baan. Met de invoering van één regeling via de Participatiewet wordt beoogd mensen die nu aan de kant staan meer kansen te bieden. Meer kansen op regulier werk of, als dat (nog) niet kan, meer kansen op andere vormen van participatie. De nieuwe wet houdt in grote lijnen het volgende in. Een Wajong-uitkering is per 1 januari 2015 alleen nog mogelijk voor mensen die helemaal niet meer kunnen werken (‘volledig en duurzaam arbeidsongeschikt’). Wie nog wel kan werken, valt dan onder de Participatiewet. Wie nu al een Wajong-uitkering ontvangt, wordt herkeurd. Als uit de herkeuring blijkt dat de persoon over arbeidsvermogen beschikt, kan hij een beroep doen op de gemeente voor re-integratieondersteuning en/of een uitkering. Daarnaast veranderen per 1 januari 2015 de voorwaarden voor een plaats in de sociale werkvoorziening. Wie nu in een sociale werkplaats werkt, wordt niet herkeurd. Gemeenten kunnen vanaf 1 januari 2015 zelf 30.000 ‘beschutte werkplekken’ (werken onder begeleiding) scheppen. Zij krijgen hiervoor geld van de Rijksoverheid. Op zo’n werkplek kan iemand het wettelijke minimumloon verdienen. Tot slot geldt voor iedereen die straks onder de Participatiewet valt (mensen met bijstand, Wajong, Wsw) het instrument loonkostensubsidie. Bij loonkostensubsidie compenseert de overheid de werkgever, die iemand in dienst neemt met een productiviteit van minder dan 80% van het minimumloon, voor het verschil tussen de loonwaarde en het wettelijk minimumloon. Er komt een quotumwet per 1 januari 2015, maar deze treedt alleen in werking als werkgevers (inclusief overheid) zich niet houden aan de gemaakte afspraak om vanaf 2014 jaarlijks een oplopend aantal banen voor mensen met een arbeidsbeperking open te stellen. De doelstelling is om per 2026 100.000 extra banen voor arbeidsgehandicapten bij werkgevers te hebben gerealiseerd en 25.000 extra banen bij de overheid. Voor de verdeling van het inkomensdeel Wwb gaat vanaf 2014 een nieuwe systematiek gelden. In opdracht van het ministerie van SZW heeft een extern adviesbureau een brede verkenning uitgevoerd naar mogelijke nieuwe verdeelmodellen. Drie à vier modellen worden nu onderzocht. De verwachting is dat het aantal Wwb-ers met de Participatiewet per jaar zal stijgen door de instroom van mensen die nu niet meer in kunnen stromen in de Wajong en Wsw. Daarnaast stijgt het aantal Wwb-ers, met een niet te voorspellen percentage, door de huidige slechte economische situatie. De verwachting is dan ook dat de instroom in de Wwb de komende periode zal stijgen. Dit terwijl het participatiebudget juist gaat dalen. Geheel volgens het Projectplan Decentralisaties in het Sociaal Domein zullen de gevolgen van de invoering van de Participatiewet en de decentralisaties verder uitgewerkt worden in een beleidsplan dat vervolgens aangeboden zal worden aan de gemeenteraad.
6.1
Werk
6.1.1 A.
Wat willen wij bereiken? Werkzoekenden in Krimpen aan den IJssel stromen op een efficiënte (kortste route) en effectieve (duurzame) wijze uit de bijstand. Beperking op de toename van de instroom van nieuwe klanten. Toename van uitstroom van (zowel oude als nieuwe) klanten. Snelle integratie van nieuwkomers. Een snellere toeleiding van WSW-geïndiceerden.
B. C. D. E.
45
6.1.2 Wat gaan wij er voor doen? A. 1. Uitvoering geven aan de geformuleerde doelstellingen op het gebied van werk. 2. Door het Werkplein IJsselgemeenten worden gezamenlijke activiteiten georganiseerd, zoals het verzorgen van banenmarkten en workshops voor bijstandsgerechtigden. B. 1. Acquisitie werk-leerplaatsen en stageplaatsen intensiveren. Hierbij hebben wij aandacht voor een goede afstemming tussen de vraag- en aanbodzijde van de (lokale) arbeidsmarkt. Het ontwikkelen van een portfolio van de opleidingsmogelijkheden en werk-leerplekken binnen onze regio. 2. Speciale aandacht voor jongeren die te kampen hebben met voortijdige schooluitval. 3. Intensivering aanpak jongeren met meervoudige problematiek door specifieke trajectinzet en extra inzet begeleiding/coaching. Er is sprake van integrale aanpak met prestatieveld 5 (maatschappelijke participatie van kwetsbare groepen) Wmo beleidsplan 2012-2015. C. Het toepassen van een strengere Poortwachtersfunctie door Werkplein IJsselgemeenten. D. Er wordt ingezet op een mix tussen groepsbenadering en individueel maatwerk. E. Bij het aanbod van een WEB voorzieningen wordt een duidelijkere link met de WWB gelegd. 6.1.3
Tabel effect- en prestatie-indicatoren
Om schri jvi ng
E/P Bron
Aant al cliënten dat middels inzet reï ntegratie inst rumentarium uit de bijst and st roomt
E
SL
Aant al afgesloten trajectplannen react ivering (sociale activering)
P
SL
Nulmeti ng (Jaar) 10 (2007)
20 (2007)
Realisatiew aarde 2012 20
2014 25
2015 25
2016 25
2017 25
27
20
20
20
20
Streefwaarde
6.2
Inkomen
6.2.1 A.
Wat willen wij bereiken? Aan bijstandsgerechtigden klantgericht en rechtmatig algemene bijstand verstrekken.
6.2.2 Wat gaan wij er voor doen? A. 1. Uitvoering geven aan de geformuleerde doelstellingen op het gebied van inkomensondersteuning. 2. Het toepassen van een strenge Poortwachtersfunctie op het gebied van a. rechtmatigheid: via de Quick Scan methodiek. Hierbij wordt direct ten tijde van de aanvraag al beoordeeld op de belanghebbende terecht een beroep op bijstand doet en b. doelmatigheid: via de Work First methodiek op het Werkplein IJsselgemeenten. 3. Voortzetten van fraudeaanpak binnen zittend bestand mede door intensivering inzet sociale recherche.
46
6.2.3
Tabel effect- en prestatie-indicatoren
Om schrijving
E/P Bron
Nulmeting (Jaar) 236 (2008)
Realisatiewaarde 2012 429
Streefwaarde 2014 355
2015 355
2016 355
2017 355
1
1
1
1
Aantal cliënten met een periodieke uitkering levensonderhoud
P
SL
% bijstandsdichtheid per 31 december (gemeente Krimpen aan den IJssel)
E
SL
1,23 (2007)
1,49
Aantal fraude onderzoeken door controleur rechtmatigheid
P
SL
24 (2011)
23
50
50
50
50
Aantal beëindigde uitkeringen o.g.v. onderzoek controleur rechtmatigheid
P
SL
6 (2011)
9
10
10
10
10
6.3
Minima
6.3.1 A. B.
Wat willen wij bereiken? Het stimuleren van zelfredzaamheid en inkomensondersteuning op maat van minima. Het verstrekken van uitkeringen bijzondere bijstand en overige voorzieningen voor de minima (o.a. voorzieningenfonds en langdurigheidstoeslag).
6.3.2 Wat gaan wij er voor doen? A. 1. Uitvoering geven aan de Nota Stimulering Zelfredzaamheid en Ondersteuning Minima. Speerpunten binnen deze Nota zijn de volgende doelgroepen: ouderen, gezinnen met (jonge) kinderen, chronisch zieken en gehandicapten, alsmede inwoners die behoefte hebben aan schuldhulpverlening. 2. Intensivering van Schuldhulpverlening mede als gevolg van de invoering van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij de nieuwe mogelijkheden, zoals activering van maatschappelijk veld d.m.v. het instrument tegenprestatie, die de participatiewet biedt. 3. Het (beter) benutten van bestaande samenwerkingsstructuren en reeds bestaande activiteiten binnen de keten van armoedebestrijding (o.a. Voedselbank, Stichting Fair Chance, Formulierenbrigade, Diaconieën en Stichting De Zellingen). 4. Daar waar mogelijk wordt in het brede perspectief van de drie decentralisaties (Wmo, Jeugdwet en Participatiewet) uitvoering gegeven. B. Uitvoering geven aan de geformuleerde doelstellingen op het gebied van (aanvullende) inkomensondersteuning. C. Het geven van goede en actuele voorlichting over voorzieningen voor minima door een periodieke update van voorlichtingsmateriaal en informatieverstrekking door en met hulp van de Formulierenbrigade. Dit gebeurt o.a. middels het toezenden van de voorlichtingsfolder ‘Hoe zit het met de regelingen voor mensen met een minimum inkomen?’ aan alle cliënten en betrokken instellingen (scholen, kerken, e.d.).
47
6.3.3
Tabel effect- en prestatie-indicatoren
Om schrijving
E/P Bron
Nulmeting (Jaar) 212 (2007) 496 (2007)
Realisatiewaarde 2012 204
2014 250
2015 250
2016 250
2017 250
401
400
400
400
400
Streefwaarde
Aantal gebruikers bijzondere bijstand Aantal cliënten dat gebruik maakt van het ziektekostenpakket Aantal verstrekkingen voorzieningenfonds
P
SL
P
SL
P
SL
143 (2007)
290
325
325
325
325
Aantal gebruikers langdurigheidstoeslag voor personen jonger dan 65 jaar
P
SL
131 (2007)
149
150
150
150
150
Aantal afgesloten trajecten schuldhulpverlening
P
SL
10 (2007)
90
100
100
100
100
48
Wat mag het kosten? bedragen x 1.000
Lasten Bes taand beleid Stelpost dekkings maatregelen Nieuw beleid & intensivering Totaal Baten Bes taand beleid Stelpost dekkings maatregelen Nieuw beleid & intensivering Totaal Totaal saldo baten en lasten
Rekening Begroting Begroting 2012 2013 2014
2015
Meerjarenraming 2016 2017
11.977
11.792
11.353
11.283
11.366
11.470
11.977
11.792
pm 11.353
pm 11.283
pm 11.366
pm 11.470
- 8.737
- 9.219
- 9.007
- 8.895
- 8.991
- 9.089
- 8.737
- 9.219
pm - 9.007
pm - 8.895
pm - 8.991
pm - 9.089
3.240
2.573
2.345
2.388
2.375
2.381
3.240
2.573
2.345
2.388
2.375
2.381
Reservemutaties Resultaat
Thema 6.1 Werk 6.2 Inkomen 6.3 Minima
Saldo 807 545 993
49
Programma 7
Beheer Buitenruimte
Missie De kwaliteit van de openbare ruimte bepaalt in belangrijke mate het woon- en leefklimaat. De openbare ruimte, die als het ware van alle Krimpenaren gezamenlijk is, is er voor iedereen en iedereen mag en kan er zich vrijelijk in bewegen. In de openbare ruimte ontmoeten mensen elkaar, je kunt er spelen, sporten en recreëren. Je gebruikt de openbare ruimte om te voet, op de fiets, met de auto of het openbaar vervoer van A naar B te gaan. Ons beleid is er daarom op gericht om die openbare ruimte duurzaam, veilig en functioneel in te richten.
Kaderstellende beleidsnota’s a. Kwaliteitsplan Beheer Openbare Ruimte (2007) b. Herstratings- en rioleringsplanning (2012-2021) c. Groenstructuurplan (2010) d. Groenbeleids- en beheerplan (2010) e. Stedelijk Waterplan 2005-2015 (2004) f. Lange termijnvisie rioolvervanging (2006) g. Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan (vGRP) (2013-2017) h. Beleidsplan Openbare Verlichting (2009) i. Speelruimtebeleidsvisie (2010) j. Grondwaterzorgplan (2011)
Context en achtergrond In de buitenruimte worden bewoners en bedrijven dagelijks geconfronteerd met de gemeente en met het beleid dat op de diverse onderdelen gevoerd wordt. Onder andere vanwege de slechte bodemgesteldheid gaat er veel geld naar de diverse onderdelen van dit programma. Ook als gevolg van de slechte bodemgesteldheid wordt in de meeste buurten periodiek en integraal groot onderhoud gepleegd, waarbij verharding, riolering, groen, straatmeubilair, openbare verlichting en speelplaatsen worden vernieuwd. Jaarlijks maken wij hiervoor een voortschrijdende tienjarige herstratings- en rioleringsplanning. In nauwe samenspraak met de buurtbewoners stellen wij vervolgens jaarlijks de concrete plannen op. In deze plannen houden wij zoveel mogelijk rekening met het Politiekeurmerk Veilig Wonen, de Duurzaamheidsvisie, het programma Woonzorgzonering, de wegencategorisering, de uitgangspunten van Duurzaam Veilig en het Groenstructuurplan. Wel zijn ook voor de herstraatplannen de middelen de komende jaren beperkter. Toch streven wij ernaar om een voor de burgers acceptabel kwaliteitsniveau te handhaven. Wij beheren de openbare ruimte vervolgens zodanig dat die schoon, heel en veilig blijft. De objectieve kwaliteits- en onderhoudsniveaus zijn vastgelegd in het Kwaliteitsplan Beheer Openbare Ruimte. Het uitgangspunt van het plan is om de hele gemeente tenminste op een basiskwaliteitsniveau te beheren. Twee keer per jaar voert een onafhankelijke partij een schouw uit om de ontwikkeling van de kwaliteit te kunnen volgen. Voor sommige delen van de gemeente (centrum, hoofdwegen, woonzorgzones en parken) wordt voor specifieke onderdelen van de openbare ruimte (verharding, groen, straatmeubilair en water) een (per onderdeel verschillend) hoger technisch kwaliteitsniveau nagestreefd. In de centra van de gemeente streven we ook naar een hoog verzorgingsniveau. Voor het beheer van de openbare ruimte streven wij naar ten minste het rapportcijfer 7, hoewel dit door bezuinigingen niet altijd mogelijk is (zie indicatoren). Dit subjectieve ‘waarderingscijfer’ wordt tweejaarlijks gemeten in het kader van ‘Waar staat je gemeente’. De openbare verlichting wordt steeds energiezuiniger. Hiertoe worden bij nieuwe aanleg en bij herbestratingprojecten zuinige lampen gebruikt. Langs de Industrieweg en in Symfonia (Lansingh Zuid) zijn armaturen met LED-verlichting toegepast. Het is de bedoeling dit op meer plaatsen te doen, bijvoorbeeld langs de van Ostadelaan en de Vijverlaan. Ook wordt gelet op de plaats van de lichtmasten ten opzichte van de bomen. Daarnaast wordt het beleid om te komen tot een eigen netwerk voor de openbare verlichting ook in 2014 voortgezet. Voor het onderdeel water hebben we bij de riolering te maken met een verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan (vGRP), dat telkens voor een periode van 5 jaar wordt gemaakt. Verder is er een riolerings-
50
programma dat voorziet in het vervangen van verouderde en verzakte riolen. Dit plan is grotendeels gekoppeld aan de herstraatplanning. Het onderhoud van het oppervlaktewater is in het Stedelijk Waterplan vastgelegd. Dit plan heeft een looptijd tot 2015. Hierin staan onder andere maatregelen als baggeren en de realisatie van natuurvriendelijke oevers. De doelstelling van dit plan is het bereiken van een situatie waarin het water schoon en biologisch gezond is en geen overlast veroorzaakt. In 2011 is gewerkt aan een gezamenlijke evaluatie en herijking van het Stedelijk Waterplan, met name vanwege gewijzigde wet- en regelgeving (o.a. wateropgaaf) en als midterm-review. De doelstellingen van het Stedelijk Waterplan worden ook tegen het licht gehouden in het kader van de bezuinigingsnoodzaak. In 2011 is het grondwaterzorgplan opgesteld. Hierin is beschreven hoe de zorg voor het grondwater wordt vormgegeven. Ook hebben monitoring en advisering een plaats gekregen in dit plan. Het doel is de structurele gevolgen van een (te) hoge of (te) lage grondwaterstand op doelmatige wijze te voorkomen en te beperken. Het groenonderhoud is grotendeels uitbesteed door middel van een groencontract aan een groenaannemer. Daarbij wordt naast het gewone frequentiebestek met een beeldbestek gewerkt. Op de kinderboerderij worden naast de dagelijkse verzorging van de dieren verschillende activiteiten georganiseerd. Er zijn een groot aantal bezoekers per jaar, van jong tot oud. Er wordt natuureducatie gegeven voor kinderen van de basisscholen. In het kader van de voorzieningen-discussie wordt ingezet op externe verzelfstandiging, waarbij de eerste stap zal zijn het zo snel mogelijk oprichten van een ‘vriendenstichting’ die de mogelijkheid van eigen inkomsten (donaties, adoptie van dieren, horeca, inzet vrijwilligers) onderzoekt en invoert. Zodra er sprake is van een stabiel stichtingsbestuur is het de bedoeling om het volledige beheer van de kinderboerderij bij deze stichting onder te brengen. Natuur- en milieueducatie zal overigens wel een onderdeel moeten blijven van de activiteiten van de kinderboerderij en wordt door de gemeente gefaciliteerd. Vanaf april 2008 vinden de reguliere begravingen plaats op de uitbreiding van begraafplaats Waalhoven. Tot ongeveer 2021 kan met de uitbreiding van circa 1.300 graven worden voorzien in de behoefte. In 2012 is gestart met het opstellen van begraafbeleid en een capaciteitsberekening. Speelplaatsen zijn er in vele soorten en maten in de gemeente. Zij moeten allereerst veilig zijn; daarom is de afgelopen jaren veel geïnvesteerd in veilige ondergronden en veilige toestellen. In 2011 is de speelruimtebeleidsvisie vastgesteld en is bepaald wat er moet gebeuren om de speelplaatsen te laten voldoen aan de eisen die daaraan gesteld worden voor de diverse doelgroepen (leeftijdscategorieën en locaties). De afvalinzameling is geprivatiseerd. De NV MAK (Milieuservices AVR-Krimpen aan den IJssel) voert de inzameling uit; het afvalbeleid blijft de verantwoordelijkheid van het gemeentebestuur. In 2010 is teruggeblikt op de samenwerking en gekeken naar de toekomst. Beide partijen, gemeente en NV MAK, hebben geconstateerd dat de samenwerking goed verloopt. Om die reden is besloten om het contract te verlengen t/m 2018. In 2012 is de verwerking van het restafval aanbesteed. Naast het blijven optimaliseren van de scheiding van afval conform de doelstellingen van het LAP 2 (Landelijk Afval Plan), heeft de NV MAK zich in het bijzonder gericht op het verminderen van de CO2uitstoot. Hier is aan gewerkt door zoveel mogelijk het afval te (laten) scheiden en door het verminderen van het brandstofgebruik. In 2013 is de aangepaste milieustraat in gebruik genomen, zodat het afval op een nog betere en efficiëntere wijze kan worden gescheiden. In 2012 is begonnen met een proef met de Basisbak. Deze proef loopt t/m eind 2013, waarna er een evaluatie plaatsvindt. Het doel is het beter scheiden en inzamelen van bruikbare grondstoffen. Voor 2014 staan onder andere communicatie, monitoring afvalscheiding en een mogelijk verdere optimalisatie van de inzameling centraal.
51
7.1
Verharding, openbare verlichting en straatmeubilair
7.1.1 A.
Wat willen wij bereiken? Een goed functionerend wegenstelsel (inclusief reiniging en gladheidbestrijding) met het oog op bereikbaarheid (zie programma 8) en veiligheid (zie programma 2). Een veilige en energiezuinige openbare verlichting. Openbare verlichting die voldoet aan de eisen van de NPR 13201 en het Politiekeurmerk Veilig Wonen. Energiezuinige openbare verlichting die bijdraagt aan de landelijke reductie van de CO2uitstoot.
B.
7.1.2 Wat gaan wij er voor doen? A. 1. Uitvoeren van het herstraatprogramma 2014. 2. Opstellen van het meerjaren herstraat- en rioleringsprogramma 2015-2024. 3. Uitvoeren van het Kwaliteitsplan Beheer Openbare Ruimte. B. 1. Alle nieuwbouw- en herstratingsprojecten aanleggen volgens bovengenoemde eisen. 2. Bij vervanging van oude lampen en armaturen energiezuinige exemplaren (indien mogelijk LED) er voor terug plaatsen. 3. Waar mogelijk de verlichting dimmen tussen 22.00 en 06.00 uur. 7.1.3
Tabel effect- en prestatie-indicatoren
Om schrijving
E/P Bron
Nulmeting (Jaar) 70 (2007)
Realisatiew aarde 2012 77
2014 85
2015 86
2016 87
2017 88
Streefwaarde
% meldingen m.b.t. de buitenruimte dat binnen de normtijd afgehandeld wordt
P
Meldingenbestand
Rapportcijfer over totaalbeeld van de verharding
E
Jaarlijkse Kwaliteitsmonitor Buitenruimte (opgesteld door Oranjewoud)
5,7 (2006)
6,7
6,4
6,3
6,3
6,3
% energiebesparing door zuiniger lampen en armaturen
E
Eigen energiegegevens
0 (2007)
5,6
7
7
7
7
Rapportcijfer onderhoud wegen en fietspaden
E
Waar staat je gemeente
6,7 (2010)
6,9
6,7
6,6
Rapportcijfer onderhoud wegen, paden en pleintjes in de buurt
E
Waar staat je gemeente
6,5 (2010)
6,5
6,5
6,4
Rapportcijfer openbare verlichting in de buurt
E
Waar staat je gemeente
7,3 (2010)
7,4
7,3
7,3
7.2
Water (kwantiteit en kwaliteit)
7.2.1 A.
Wat willen wij bereiken? Een goed functionerend rioolstelsel met het oog op de volksgezondheid en een goede kwaliteit van het oppervlaktewater (conform de nieuwe regelgeving uit 2007). Verbetering kwaliteit en belevingswaarde van het oppervlaktewater in Krimpen: Het op diepte houden van de watergangen; hierdoor wordt ook de kwaliteit van het water verbeterd. Aantrekkelijke waterpartijen met natuurvriendelijke oevers. Structureel nadelige gevolgen van een (te) hoge of (te) lage grondwaterstand op een doelmatige wijze voorkomen of beperken.
B.
C.
52
7.2.2 Wat gaan wij er voor doen? A. 1. Uitvoering van het rioleringsprogramma (integraal met het herstraatprogramma). 2. De rioolpompen zijn inmiddels volledig geautomatiseerd. In het kader van duurzaamheid krijgt de komende periode het energieverbruik de aandacht. B. C.
7.2.3
Uitvoeren van het Stedelijk Waterplan. Aanleg drainage bij rioolvervanging. Monitoring van de grondwaterstanden (38 peilbuizen) en advisering.
1. 2.
Tabel effect- en prestatie-indicatoren
Om schrijving % van verhard (gemeentelijk) oppervlak dat van het riool afgekoppeld is
E/P Bron P
GRP 2008 t/m 2013
Nulmeting (Jaar) 16 (2008)
Realisatiewaarde 2012 22,0
Streefwaarde 2014 22
2015 22
2016 22
2017 22
7.3
Groen
7.3.1 A.
Wat willen wij bereiken? Een buitenruimte die mede door het groen leefbaar is en een goede belevingswaarde heeft. Handhaving/verbetering kwaliteit en duurzaamheid van het groen (conform het Integraal Kwaliteitsplan Beheer Openbare Ruimte). Groen met voldoende sierwaarde en variatie met het oog op de belevingswaarde van de buitenruimte.
7.3.2 Wat gaan wij er voor doen? A. 1. Uitvoeren van het groencontract (beeld- en frequentiebestek). 2. Uitvoeren van de groenbeleidsplannen. 3. Uitvoeren van VTA-inspecties (Visual Tree Assessment) aan bomen. 4. Toepassen DOB-methode (Duurzaam Onkruid Beheer) bij onkruidbestrijding op verharding (m.u.v. rubber tegels bij speelvoorzieningen). 5. Uitvoeren van eikenprocessierupsbestrijding. 7.3.3
Tabel effect- en prestatie-indicatoren
Om schri jvi ng
E/P Bron
Rapport cijf er inwoners m.b.t. tevredenheid openbaar groen
E
Kwaliteitsmonitor buitenruimt e
Rapport cijf er onderhoud openbaar groen
E
Waar staat je gemeente
Nulmeti ng (Jaar) 6,8 (2006) 6,6 (2010)
Realisatiew aarde 2012 6,6
2014 6,6
6,4
6,5
Streefwaarde
7.4
Speelplaatsen
7.4.1 A.
Wat willen wij bereiken? Voldoende en veilige speelplaatsen in de openbare ruimte.
2015 6,5
2016 6,5
2017 6,5
6,4
7.4.2 Wat gaan wij er voor doen? A. 1. De in 2010 vastgestelde Speelruimtebeleidsvisie uitwerken in concrete plannen. 2. Twee keer per jaar worden de speelvoorzieningen gekeurd (in het kader van veiligheid) door een extern bureau. Daarnaast worden er reguliere vervangingen en onderhoud uitgevoerd.
53
7.4.3
Tabel effect- en prestatie-indicatoren
Om schrijving % goedgekeurde speeltoes tellen Rapportcijfer speelplekken in de buurt
E/P Bron P
Veiligheidskeuring
P
Waar staat je gemeente
Nulmeting (Jaar) 83 (2007) 6,7 (2010)
Realisatiew aarde 2012 98
2014 100
6,8
6,6
Streefwaarde 2015 100
2016 100
2017 100
6,6
7.5
Afval
7.5.1 A.
Wat willen wij bereiken? Stimulering afvalpreventie en hergebruik van huishoudelijk afval (=60% bronscheiding volgens LAP2). Reduceren van de CO2 uitstoot.
B. 7.5.2 A.
B.
7.5.3
Wat gaan wij er voor doen? De NV MAK gaat door met het scheiden van afval, waarbij de normen van Agentschap NL leidend zijn. Op basis van een advies van de NV MAK voor een meer realistische afvalscheiding, waarbij ook de evaluatie van de proef met de Basisbak wordt meegenomen, wordt gekeken welke streefgetallen wij willen hanteren. In 2014 werken wij onder andere aan communicatie, monitoring afvalscheiding en een mogelijk verdere optimalisatie van de inzameling. De NV MAK gaat de CO2 uitstoot monitoren aan de hand van de scheidingsresultaten en het gebruik van brandstof voor hun voertuigen. Tabel effect- en prestatie-indicatoren
Om schrijving
E/P Bron
Nulmeting (Jaar) 60 (2007)
Realisatiew aarde 2012 50,3
2014 72
2015 72
2016 72
2017 72
300
300
295
Streefwaarde
Aantal kilogrammen oud papier per inwoner
P
NV MAK
Aantal kilogrammen huishoudelijk (rest-)afval per inwoner
P
NV MAK
343 (2007)
320
305
Rapportcijfer schoonhouden buurt
E
Waar staat je gemeente
6,7 (2010)
6,6
6,7
6,7
Rapportcijfer afvalinzameling
E
Waar staat je gemeente
7,6 (2010)
7,7
7,7
7,7
54
Wat mag het kosten? bedragen x 1.000
Lasten Bes taand beleid Stelpost dekkings maatregelen Nieuw beleid & intensivering Totaal
Rekening Begroting Begroting 2012 2013 2014
2015
Meerjarenraming 2016 2017
13.387
14.488
13.651 - 18
13.975 - 67
14.203 - 121
14.579 - 121
13.387
14.488
13.633
13.908
14.082
14.458
- 7.532
- 7.338
- 7.204
- 7.277
- 7.396
- 7.494
- 7.532
- 7.338
- 7.204
- 7.277
- 7.396
- 7.494
Totaal saldo baten en lasten
5.855
7.149
6.429
6.631
6.686
6.965
Reservemutaties
- 399
- 292
- 278
- 319
- 313
- 337
Resultaat
5.456
6.857
6.151
6.312
6.373
6.628
Baten Bes taand beleid Stelpost dekkings maatregelen Nieuw beleid & intensivering Totaal
Thema 7.1 7.2 7.3 7.4 7.5 7.6
Saldo
Wegen Water Groen Speelplaatsen Afval Overig openbare ruimte
4.320 74 2.005 197 - 342 175
Structurele reservemutaties
Reserve
Egalisatie afvalexploitatie
Egalisatie reiniging
Investeringen Vervanging elektra weekmarkt Diverse trappen in Krimpen Kosten herstraten Kosten riolering
Incidentele baten en lasten Lasten Afschrijving vervanging electra markt Afschrijving trappen met afschrijvingstermijn 1 jaar Totaal
Begroting 2014
2015
Meerjarenraming 2016 2017
- 278
- 319
- 313
- 337
- 278
- 319
- 313
- 337
Begroting 2014
2015
Meerjarenraming 2016 2017
11 41 658 480
10 2.716 2.043
2.731 2.460
2.678 3.207
1.190
4.770
5.191
5.885
Begroting 2014
2015
Meerjarenraming 2016 2017
11 41 52
10 10
52
10
Baten Totaal Incidentele reservemutaties Totaal Saldo Incidentele baten en lasten
-
-
55
Programma 8
Duurzaam wonen en werken
Missie De gemeente Krimpen aan den IJssel is door haar unieke ligging een plezierige gemeente om te wonen, werken en recreeren. De gemeente biedt haar inwoners verschillende aantrekkelijke woonmilieus en voldoende mogelijkheden om in de gemeente te werken. De bereikbaarheid van het grootstedelijk gebied en de Krimpenerwaard wordt gegarandeerd. Bij de verdere ontwikkeling van de gemeente is het thema duurzaamheid richtinggevend.
Kaderstellende beleidsnota’s a. Structuurvisie ‘Ruimte voor ontwikkeling’ (2004) b. Duurzaamheidsvisie (2008) c. Fietsstructuurplan (2009) d. Woonvisie (2009) e. Centrumvisie (2006) f. Voortgangsrapportage herontwikkeling Stormpolder 03 (april 2011) g. Detailhandelsvisie (2011)
Context en achtergrond In de Structuurvisie ‘Ruimte voor ontwikkeling’ zijn voor de periode tot 2030 de hoofdlijnen voor de ruimtelijke ontwikkeling van onze gemeente bepaald. In de Structuurvisie worden de kaders geformuleerd die – letterlijk – ruimte moeten bieden aan de ontwikkelingen binnen belangrijke thema’s (zie ook programma 4), zoals mobiliteit, wonen, werken, zorg, onderwijs en sport, recreatie en cultuur (vrije tijd). Deze thema’s zijn – voor zover nodig – uitgewerkt ten behoeve van de diverse bestemmingsplannen die voor 1 juli 2013 herzien moesten worden. Het thema duurzaamheid is daarbij richtinggevend. Een duurzame ontwikkeling en inrichting van de openbare ruimte en de bebouwing biedt immers het grootste milieuvoordeel. Bij de verdere ontwikkeling (en vaak ook herontwikkeling) van de gemeente streven we dan ook naar nieuwe en vernieuwde wijken en gebouwen. Deze kunnen dankzij de architectuur en de plattegronden in de toekomst beter ‘mee bewegen’ met de veranderende wensen van bewoners en ondernemers. Duurzaamheid is terug te vinden in de verschillende beleidsvelden van de gemeente. Dat neemt niet weg dat een overkoepelende visie meerwaarde heeft en fungeert als aanjager. In 2014 zal er op basis van de huidige visie een nieuw uitvoeringsprogramma opgesteld worden wat aansluit bij het regionale duurzaamheidsagenda 2013-2016. Op het punt van mobiliteit en bereikbaarheid hanteren wij het uitgangspunt dat mensen vrij zijn om te kiezen hoe en wanneer zij zich verplaatsen. Wij vinden wel dat die keuze moet worden gebaseerd op de kwaliteiten van de geboden faciliteiten en op de mate van duurzaamheid. Wij maken onderscheid in vervoersnetwerken voor langzaam verkeer, openbaar vervoer en autoverkeer. Onze strategie is er vooral op gericht om de reiziger te prikkelen zijn reisgedrag zodanig te kiezen dat de beschikbare netwerken zo optimaal mogelijk worden benut. In de praktijk betekent dit vooral dat wij primair inzetten op een betrouwbaar (regionaal) fietsroutenetwerk en op openbaar vervoer over land én over water. Voor het autoverkeer zetten wij in (stads)regionaal verband in op een verhoging van de ‘doorstroomsnelheid’ in de zogenaamde ‘Algeracorridor’. In dit verband is vooral het programma ‘Beter Benutten’ van cruciaal belang. In dit project komen maatregelen voor de zeer korte termijn (operationeel uiterlijk in 2014) aan de orde. In 2009 is de Woonvisie vastgesteld. Hierin is de gemeentelijke visie op wonen integraal uitgewerkt. Uitvoering van de Woonvisie geven wij o.a. vorm door de gemaakte prestatieafspraken met woningcorporatie QuaWonen, het met de stadsregio Rotterdam gesloten convenant Woningmarktafspraken 20102015 (inclusief de herijking hiervan per 1-1-2014) en de samenwerking binnen het programma Woonservice. In het kader van dit meerjarige programma Woonservice worden jaarlijks afspraken gemaakt over de ‘productie’ van voldoende toegankelijke en veilige woningen. Maar ook wordt gekeken naar voldoende zorg- en welzijnsdiensten (programma 5) en naar een veilige en toegankelijke openbare ruimte (programma 7).
56
Het economisch beleid van de gemeente is vooral gericht op een pragmatische insteek. Kenmerkend zijn de korte lijnen en de nauwe contacten die de gemeente met het bedrijfsleven en andere stakeholders onderhoudt. Uitgangspunt van het beleid is dat ondernemers geen of zo min mogelijk last moeten hebben van hun gemeente. In 2012 hebben we het ‘Bewijs van Goede Dienst’ behaald wat inzicht geeft in de kwaliteit van de dienstverlening richting ondernemers. Naar aanleiding daarvan gaan we de komende periode concrete acties ondernemen om de kwaliteit van de dienstverlening verder te verbeteren. De Stadsregio Rotterdam en de provincie Zuid-Holland hebben de Stormpolder geprioriteerd in het kader van het programma Herstructurering bedrijventerreinen. De jaren 2013-2014 zullen in het teken staan van de uitvoering van programma's en projecten op het gebied van duurzaamheid, bereikbaarheid, ruimtegebruik, arbeid, onderwijs en branding & communicatie. De in 2011 opgestelde detailhandelsvisie dient als kader om toekomstige ontwikkelingen van de detailhandel te toetsen. Centraal staat versterking van de hoofdwinkelstructuur, bestaande uit de Crimpenhof, De Korf en de Olm. Deze lijn is bepalend voor de ontwikkelingen die het komend jaar te verwachten zijn. Het natuur- en recreatieschap Krimpenerwaard, waarin de gemeente participeert, werkt aan een aanvulling op de in 2007 vastgestelde Visie Recreatie. Het Dagelijks Bestuur van het schap heeft besloten voor de beide schapsgebieden Loetbos en Krimpenerhout concrete Gebiedsontwikkelingsplannen op te stellen. Wij participeren actief in dit traject. Met de toenemende ‘drukte’ in de samenleving wordt vrije tijd steeds schaarser. De toegankelijkheid van de groen- en recreatiegebieden binnen en vooral buiten onze gemeente wordt daarmee steeds belangrijker. Om de ‘bestuurlijke drukte’ tegen te gaan is een proces in gang gezet om te komen tot een fusie van de natuur- en recreatieschappen Krimpenerhout en Reeuwijkse Plassen e.o. Ingezet wordt op het effecturen van die fusie per 1-1-2014 en daarbij te komen tot een nieuwe Gemeenschappelijke Regeling Groenalliantie Midden-Holland en omgeving. Veel van de doelstellingen op de onderscheiden thema’s kunnen alleen worden gerealiseerd door groot- en kleinschalige gebiedsontwikkeling. Ook in de komende periode gaat het vooral om het Centrum (nadruk op wonen), de Stormpolder (nadruk op economie) en de ‘afbouw’ van Lansingh-Zuid (nadruk op wonen).
8.1
Duurzaamheid
8.1.1 A.
Wat willen wij bereiken? Milieuproblemen worden zoveel mogelijk voorkomen en/of in het hier en nu opgelost in plaats van ze door te schuiven naar elders of naar later. In de Duurzaamheidsvisie staan concrete doelstellingen vermeld voor: • De thema’s energie, groen en water, verkeer en vervoer, luchtkwaliteit, geluid, bodem, afval, externe veiligheid en duurzaam bouwen; • De doelgroepen bedrijven en gemeentelijke organisatie; • Communicatie.
B.
57
8.1.2 Wat gaan wij er voor doen? A. 1. Uitvoeringsprogramma duurzaamheidsvisie opstellen. 2. Organiseren van een groepsaankoop/veiling voor zonnepanelen 3. Saneren en herinrichten van zellingen langs de Hollandsche IJssel, in het bijzonder de Werf van Duijvendijk. 4. Uitvoering van, in DCMR-verband, branchegerichte aanpak van bedrijven zoals groot- en detailhandelbedrijven, scholen en zorginstellingen. 5. Opstellen van een bodembeleidsplan. 8.1.3
Tabel effect- en prestatie-indicatoren
Om schri jvi ng
E/P Bron
Nulmeti ng (Jaar)
Aant al zonnepanelen
E
Realisatiew aarde 2012
Streefwaarde 2014
2015
2016
2017
Agentschap NL
8.2·
Mobiliteit en bereikbaarheid
8.2.1 A.
Wat willen wij bereiken? Een duurzaam mobiel Krimpen aan den IJssel, meer in het bijzonder: • Een intern en extern bereikbaar Krimpen aan den IJssel, dat wil zeggen: − Een hogere gemiddelde snelheid van het reguliere autoverkeer (exclusief gebruikers busbanen) op de Algeracorridor tijdens de ochtend- en avondspits. • Een leefbaar Krimpen aan den IJssel, onder andere door het terugdringen van vermijdbaar autogebruik, dat wil zeggen: − Het gebruik van de fiets voor ritten tot 7,5 km en van 7,5 tot 15 km neemt toe als alternatief voor het autogebruik. − Het aantal reizigers in het openbaar vervoer neemt toe als alternatief voor het autogebruik. − Het aantal autoritten in de ochtend- en avondspits neemt af. • Een verkeersveilig Krimpen aan den IJssel.
8.2.2 Wat gaan wij er voor doen? A. 1. Onze bijdrage continueren aan het programma ‘Beter Benutten’. In samenspraak met de Verkeersonderneming, de Stadsregio en de betrokken regiogemeenten gaan we concrete korte termijn maatregelen uitvoeren om de bereikbaarheid van de oostelijke regio te verbeteren. Optimalisatie van de Algeracorridor betekent voor onze gemeente met name de vervanging van de verkeersregelinstallatie op de grote kruising. Deze vervanging is voorzien in e het 3 kwartaal van 2014. Daarnaast vindt definitieve besluitvorming plaats over het autoveer Krimpen-IJsselmonde en het voet-/fietsveer Capelle Krimpen. 2. Als gevolg van de bezuinigingen op de Brede DoelUitkering Verkeer & Vervoer moet er helaas behoorlijk worden gesneden in de kosten van het openbaar vervoer. Goed lopende buslijnen (zoals de lijnen 97/98) worden daarbij zoveel mogelijk ontzien.
58
8.2.3
Tabel effect- en prestatie-indicatoren
Om schrijving
Nulmeting
E/P Bron
(Jaar) 15-30 (2005)
Realisatiew aarde 2012 39
2014 30
Streefwaarde 2015 30
2016 30
Doorstroomsnelheid Algeracorridor in km/u
E
RVVP monitor Stadsregio R'dam
Rapportcijfer bereikbaarheid buurt met auto
E
Waar staat je gemeente
7,5 (2006)
7,9
7,8
7,8
Rapportcijfer OV in wijk
E
Waar staat je gemeente
7,1 (2006)
7,8
7,8
7,8
Rapportcijfer OV gemeente
E
Waar staat je gemeente
7,7
7,5
7,5
Aantal fietsers op de hoofdroutes
E
Tellingen
7 (2006) 11.599 (2008)
11.569
13.000
13.000
Rapportcijfer parkeren buurt
E
Waar staat je gemeente
6,8
7
6,8
8.3 8.3.1 A.
6,9 (2010)
2017 30
Wonen Wat willen wij bereiken? Krimpen aan den IJssel behoudt haar positie in de regio als een ontspannen, groenstedelijke gemeente met prima basisvoorzieningen op het gebied van werken, winkelen, onderwijs, zorg, cultuur en sport. In Krimpen woon je vooral in het groen en aan het water. 1. Een voldoende woningaanbod met toekomstwaarde dat aansluit bij de vraag en bovenmatige vergrijzing en ontgroening zoveel mogelijk voorkomt. 2. Integrale en gecoördineerde aanpak van bestaande wijken en voorraad. 3. Transformatie van verouderde bedrijfslocaties aan de Hollandsche IJssel en zo mogelijk ook aan de rivieren in een woonmilieu ‘wonen aan de rivieren’. 4. Een sluitend netwerk van wonen, zorg en welzijn (zie programma 5). 5. Keuzevrijheid op de woningmarkt. 6. Nieuwe woningbouwprojecten moeten voldoen aan de eisen van duurzaamheid (zie hiervoor het thema duurzaamheid) en het Politiekeurmerk Veilig Wonen (zie het programma Veiligheid).
8.3.2 Wat gaan wij er voor doen? A. 1. Uitvoering geven aan de met Woningstichting QuaWonen gemaakte Prestatieafspraken Wonen. 2. Uitvoering geven aan het met de stadsregio Rotterdam gesloten convenant Woningmarktafspraken 2010-2015 (en de herijking daarvan per 1-1-2014). Woonmilieu
Projecten (in aanbouw en voorbereiding)
Oplevering vanaf
Aantal
Prinsessenhof A. Schweitzerlaan/Boerhaavelaan Nachtegaalstr. - woonzorgeenheden Winkelcentrum De Korf Lansingh-Zuid, fase 8b (Symfonia e 2 fase) De Wilgen RK-kerk Meerkoetstraat – vmg. Gezondheidscentrum Geen plannen
2016 170 Is verzet tot na 2020 2016 31 2017 17 2016 13 2015 2014 2016
10 14 40
In de dijkzones
Ronal-locatie Van Duijvendijk
2017 2016
10 54
Aan de rivieren
Stormpolder
PM
PM
In het groen en aan het water
In historisch Krimpen
59
8.3.3
Tabel effect- en prestatie-indicatoren
Om schrijving
E/P Bron
Nulmeting (Jaar) 184 gem. p/j (2007)
Realisatiewaarde 2012 336 (cumulatief: 589)
2014 128
2015 128
2016 128
2017 128
3,6
2
2
2
2
1,5
2
2
2
2
4.443
4.000
4.000
4.000
4.000
4.003
4.500
4.500
4.500
4.500
3.000
3.000
3.000
Streefwaarde
Aantal opgeleverde woningen per jaar
P
TBK
Procentuele slaagkans op de woningmarkt Procentuele slaagkans voor starters op de woningmarkt
E
Monitor Stadsregio
E
Monitor Stadsregio
P
Woningstichtingen
E
Woningstichtingen
E
Woningstichtingen
909 (2005)
2.527
3.000
E
Waar staat je gemeente
7,5 (2010)
7,6
7,5
Voorraad bereikbare huurwoningen Aantal ingeschreven woningzoekenden Aantal actieve woningzoekenden op de huurmarkt Rapportcijfer leefbaarheid buurt
11,4 (2005) 10,4 (2005) 4.036 (2005) 4.672 (2006)
7,5
Toelichting: Monitoring van het aantal opgeleverde woningen is van belang in verband met de met de Stadsregio gemaakte Woningmarktafspraken. De slaagkans geeft aan welk aandeel van de actieve woningzoekenden (min. 1 reactie per jaar) met succes heeft deelgenomen aan het aanbodmodel en een corporatiewoning heeft gevonden.
8.4
Economie
8.4.1 A.
Wat willen wij bereiken? Vergroting van het aantal arbeidsplaatsen in de gemeente om zodoende de (lokale) economie te bevorderen en het forensisme te verminderen. Versterking van de winkelmogelijkheden voor lokale (en regionale) consumenten, met bijzondere aandacht voor: • modernisering en uitbreiding van het hoofdwinkelcentrum Crimpenhof om de (regionale) positie te behouden c.q. te versterken; • modernisering en (beperkte) uitbreiding van winkelcentrum De Korf om de positie als wijkwinkelcentrum te versterken. Kwaliteit van de dienstverlening aan ondernemers verbeteren.
B.
C.
60
8.4.2 Wat gaan wij er voor doen? A. 1. Verdere herstructurering van de Stormpolder door middel van een nader vast te stellen plan van aanpak waarin we samen met ondernemers en stakeholders de prioriteiten voor de komende jaren vastleggen. 2. Stimuleren van het lokale ondernemersklimaat, o.a. door het onderhouden en stimuleren van lokale en regionale netwerken. 3. Het faciliteren van concrete stimulerende en ondersteunende projecten ten behoeve van het project ‘ZZP’er in beeld’ om zo bij te dragen aan verdere professionalisering van het zzp netwerk. B. 1. Faciliteren en ondersteunen van concrete initiatieven van winkelcentra Crimpenhof en De Korf en het sluiten van ontwikkelovereenkomsten, mits de ontwikkelingen ruimtelijk, stedenbouwkundig en financieel verantwoord zijn. 2. Medewerking verlenen aan (beperkte) renovatie- en/of uitbreidingsplannen van winkeliers en winkelcentra buiten de drie grote winkelcentra zolang deze passen in de detailhandelsstructuur van de gemeente en (versterking van) de hoofdwinkelstructuur niet beperken of schaden. 3. Instandhouding van de mogelijkheden voor de ambulante handel. C. 1. Verbeterpunten uit het bewijs van goede dienst oppakken onder andere door het de informatievoorziening via de website te verbeteren, verstrekte informatie vast te leggen, processen structureel bewaken en bekendheid contactpersonen voor het bedrijfsleven vergroten.
8.4.3
Tabel effect- en prestatie-indicatoren
Om schrijving
E/P Bron
Nulmeting (Jaar) 8.250 (2007)
Realisatiewaarde 2012 8.570
2014 9.000
Streefwaarde 2015 9.300
2016 9.500
Aantal arbeidsplaatsen
E
Kamer van Koophandel
Rapportcijfer tevredenheid winkels in de buurt
E
Waar staat je gemeente
8 (2006)
8,5
8,3
8,3
Rapportcijfer tevredenheid winkels in de gemeente
E
Waar staat je gemeente
7,8 (2006)
8,1
8
8
2017 9.600
8.5
Recreatie
8.5.1 A.
Wat willen wij bereiken? Verbetering – binnen de gemeentegrenzen en in de Krimpenerwaard – van de mogelijkheden om te recreëren.
8.5.2 Wat gaan wij er voor doen? A. 1. Actief participeren in het proces van het Natuur- en Recreatieschap Krimpenerwaard om te komen tot een concrete uitwerking van de in 2007 vastgestelde Visie Recreatie in de vorm van concrete Gebiedsontwikkelingsplannen voor de beide schapsgebieden Loetbos en Krimpenerhout. Toelichting: Krimpen aan den IJssel maakt onderdeel uit van de Krimpenerwaard, een agrarisch gebied met een typisch Hollands polderlandschap. De gemeente neemt deel aan en levert een financiële bijdrage aan het Natuur- en Recreatieschap dat eigenaar en beheerder is van de recreatiegebieden Krimpenerhout en Loetbos. Het is overigens goed om het thema recreatie ook in onderling verband met het programma Sport en Cultuur te lezen. Met de thema’s sport, cultuur en recreatie bieden wij onze inwoners gelegenheid om hun vrije tijd op een gevarieerde manier in te vullen.
61
Wat mag het kosten? bedragen x 1.000
Lasten Bes taand beleid Stelpost dekkings maatregelen Nieuw beleid & intensivering Totaal
Rekening Begroting Begroting 2012 2013 2014
2015
Meerjarenraming 2016 2017
3.105
7.605
118
1.586
4.432
1.297
3.105
7.605
118
1.586
4.432
1.297
- 2.951
- 4.467
1.182
- 304
- 5.430
-6
- 2.951
- 4.467
1.182
- 304
- 5.430
-6
Totaal saldo baten en lasten
154
3.138
1.300
1.282
- 999
1.291
Reservemutaties
997
561
178
- 300
1.987
- 300
1.151
3.699
1.477
982
989
991
Baten Bes taand beleid Stelpost dekkings maatregelen Nieuw beleid & intensivering Totaal
Resultaat
Thema 8.1 8.2 8.3 8.4 8.5
Saldo
Duurzaamheid Mobiliteit Wonen Economie Recreatie
106 263 592 105 234
Structurele reservemutaties
Reserve
Ambtelijke, advies en steb kosten Grondexploitatie dek king groene projecten
AR BE AR BE
Investeringen Vervanging verkeersregelinstallaties
Incidentele baten en lasten Lasten Duurzaamheid en milieu Totaal
Begroting 2014
2015
Meerjarenraming 2016 2017
- 100 - 200
- 100 - 200
- 100 - 200
- 100 - 200
- 300
- 300
- 300
- 300
Begroting 2014
2015
Meerjarenraming 2016 2017
965 965
-
Begroting 2014
2015
-
-
Meerjarenraming 2016 2017
23 23
Baten Totaal Incidentele reservemutaties Onttrekking Vrije reserve Aanvulling AR BE Totaal
- 23 500 478
Saldo Incidentele baten en lasten
500
2.287 2.287 -
2.287
-
62
Algemene Dekkingsmiddelen en Onvoorzien
63
Algemene dekkingsmiddelen en onvoorzien Dit onderdeel van de begroting omvat twee soorten ramingen: de algemene dekkingsmiddelen en de post onvoorzien. Op de acht programma’s van de gemeente zijn de lasten en baten verwerkt die toe te rekenen zijn aan de inhoud van de programma’s. Het saldo van de baten en lasten van de programma’s is uiteraard negatief. De algemene dekkingsmiddelen zorgen ervoor dat de negatieve saldi van de programma’s worden opgevangen. De algemene dekkingsmiddelen bestaan uit de algemene uitkering, de Onroerend Zaak Belastingen, deelnemingen (dividenden), winstuitkeringen, de hondenbelasting en enkele andere niet aan specifieke programma’s toe te rekenen dekkingsmiddelen. Tot de algemene dekkingsmiddelen behoren niet de rioolheffing en de afvalstoffenheffing, die immers een vastgesteld bestedingsdoel hebben en als zodanig op het betreffende programma verantwoord zijn. Voor een overzicht van alle lokale heffingen, alsmede het beleid ten aanzien daarvan wordt verwezen naar paragraaf A. Lokale heffingen bij deze begroting. Hierin is eveneens opgenomen een overzicht van de lokale lastendruk, alsmede het beleid ten aanzien van de kwijtschelding. De ramingen van de algemene uitkering voor 2014-2017 zijn gebaseerd op de septembercirculaire 2013 van het gemeentefonds. Onzekerheden omtrent de omvang van de algemene uitkering uit het gemeentefonds vormen een groot risico. In de paragraaf B. Weerstandsvermogen en risicobeheersing wordt hierop verder ingegaan. Voor onvoorziene lasten heeft de gemeente dit jaar een bedrag van € 5 per inwoner opgenomen. Vorig jaar was dit € 7,50 per inwoner en de jaren ervoor € 10 per inwoner. Gezien de strakke manier van ramen en de financiële situatie is in de Kadernota 2014 besloten vanaf 2014 het bedrag verder naar beneden bij te stellen. In het begrotingsjaar 2014 is gerekend met 28.900 inwoners. De onvoorziene lasten zijn niet verdeeld over de programma’s, zodat deze middelen niet bij voorbaat worden geoormerkt. Gedurende het begrotingsjaar zijn ze daardoor breed inzetbaar. Wanneer inzet van deze middelen nodig is wordt hieromtrent een voorstel aan uw raad gedaan. Hierna volgt een overzicht met de algemene dekkingsmiddelen en de onvoorziene lasten.
Financiële toelichting bedragen x 1.000
Rekening Begroting Begroting 2012 2013 2014
2015
Meerjarenraming 2016 2017
Algemene dekkingsmiddelen OZB - gebruike rs OZB - eigenaren Hondenbelasting Algemene uitkering Dividenden en winstuitkeringen Overige posten Totaal Onvoorziene lasten Onvoorziene lasten
- 880
- 906
- 920
- 933
- 947
- 962
- 4.671
- 4.706
- 4.748
- 4. 833
- 4.922
- 5. 026
- 148
- 150
- 152
- 155
- 157
- 159
- 26.059
- 25.335
- 25.891
- 24. 113
- 24.068
- 23. 936
- 887
- 997
- 947
- 947
- 947
- 947
1
- 41
6
6
6
6
- 32.645
- 32.136
- 32.652
- 30. 974
- 31.035
- 31. 024
608
145
145
145
145
saldo onvoorziene las ten 2013 is tot en met raadsvergadering 3 oktober 2013
64
Paragrafen
65
§ A Lokale heffingen Inleiding Bij lokale heffingen gaat het om inkomsten die verkregen worden op grond van publiekrechtelijke regels, voornamelijk belastingen, heffingen en retributies, die de overheid heft op grond van wettelijke bepalingen. In onze gemeente worden de volgende heffingen opgelegd: a. onroerende zaakbelastingen (ozb); b. hondenbelasting; c. afvalstoffenheffing; d. rioolheffing; e. haven- en marktgelden; f. lijkbezorgingsrechten; g. leges, waaronder de leges voor de omgevingsvergunning. Bij de lokale lasten wordt een onderscheid gemaakt tussen zuivere belastingen, heffingen en retributies: • De zuivere belastingen behoren tot de algemene dekkingsmiddelen. Dat wil zeggen dat de opbrengst vrij aanwendbaar is voor de dekking van algemene gemeentelijke kosten. Deze opbrengst is aanvullend op de uitkering uit het gemeentefonds. In Krimpen aan den IJssel onderscheiden we OZB en hondenbelasting (a en b). • De heffingen welke dienen ter dekking van de kosten ten behoeve van de uitvoering van publiekrechtelijke dienstverlening. Dat houdt in dat de burger ook moet betalen als hij de dienst niet wenst. Voorbeelden van deze heffingen zijn afvalstoffenheffing en rioolheffing (c en d). • De retributies zijn vergoedingen voor individuele dienstverlening van typische overheidsdiensten van publiekrechtelijke aard. Voorbeelden hiervan zijn de leges voor paspoort en rijbewijs (e t/m g). Als uitgangspunten voor 2014 hebben gediend de Belastingnota 2009 en de afspraken die in het coalitieakkoord 2010-2014 zijn gemaakt. De uitgangspunten zijn vertaald in de begrotingsopzet voor 2014, concreet in de ramingen die voor 2014 en volgende jaren tot stand zijn gekomen.
Ontwikkelingen en feiten in het algemeen Op grond van de jaarlijkse waardering wordt in februari 2014 voor elke belanghebbende van een object de nieuwe waarde (met als waardepeil 1 januari 2013) beschikt en wordt de aanslag voor de onroerende zaakbelastingen 2014 opgelegd. In 2013 werden globaal 250 bezwaarschriften (dat is 1,77 % van totaal 14.097 beschikte objecten) ontvangen, die medio oktober 2013 allemaal zijn afgedaan. In dat kader werden ruim 20 hoorzittingen gehouden. Daarmee is voldaan aan de fiscale beslistermijnen, zoals die in 2008 van kracht zijn geworden. Verruiming openbaarheid WOZ Op 26 maart 2013 is het wetsvoorstel verruiming openbaarheid Wet WOZ aangenomen. De belangrijkste zaken in dit wetsvoorstel zijn de openbaarheid van WOZ-waarden en de landelijke voorziening WOZ. a. Verruiming van de openbaarheid van de WOZ-waarde van woningen In het wetsvoorstel verruiming openbaarheid wet WOZ is bepaald dat de WOZ-waarde van woningen samen met bijbehorende adresgegevens openbaar worden gemaakt. In de inwerkingtredingbepaling is geregeld dat de artikelen van deze wet in werking treden op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. De openbaarmaking van de WOZ-waarden zal plaatsvinden via de zogenaamde Landelijke Voorziening WOZ.
66
b. Regeling Landelijke Voorziening WOZ bij het Kadaster Om gebruik van WOZ-gegevens uit de basisregistratie WOZ mogelijk te maken worden deze gegevens op landelijk niveau digitaal ontsloten via bovengenoemde Landelijke Voorziening WOZ. Deze landelijk voorziening WOZ maakt deel uit van het stelsel van Basisregistraties. Afgesproken is dat het Kadaster de landelijke voorziening voor de WOZ gaat beheren. Begin 2013 is het eerste deel van deze voorziening gereed gekomen. De verwachting is dat in de tweede helft van 2013 de eerste gemeente zullen aansluiten. Daarna is de ambitie om zoveel mogelijk gemeenten in de loop van 2014 aan te laten sluiten op deze Landelijke voorziening. Nadat dit is voltooid zullen enkele grote afnemers, zoals de Belastingdienst ook aansluiten. In een later stadium zal de Landelijke Voorziening WOZ zorgen voor de vulling van de database voor openbare WOZ-waarden. Daar kunnen de burgers straks de WOZ-waarden van heel Nederland bekijken. Macronorm OZB 2014 Elke afzonderlijke gemeente is vrij om zelf de hoogte van de ozb-tarieven te bepalen. In 2008 is wel een zogeheten macronorm ingevoerd. Deze stelt een bovengrens aan de totale stijging (van alle gemeenten) van de ozb-opbrengst. Als de ontwikkeling van de lokale lasten, van alle gemeenten, tot overschrijding van die norm leidt, kan het Rijk ingrijpen. Zowel in 2012 als in 2013 is de macronorm overschreden. Dit heeft er vervolgens toe geleid dat: a. het totale bedrag aan overschrijding in mindering wordt gebracht op wat in 2014 aan maximale stijging gerealiseerd mag worden en b. de systematiek van de macronorm geëvalueerd wordt. Ad a. De macronorm OZB komt zonder correctie van de overschrijding over de jaren 2012 en 2013 uit op 3,5%. Wanneer deze norm wordt gecorrigeerd met de overschrijdingen uit 2012 en 2013 komt de macronorm OZB 2014 uit op 2,45%. Ad b. De VNG heeft met de Minister van Binnenlandse Zaken afgesproken samen op zoek te gaan naar een nieuwe indicator voor het vervangen van de huidige macronorm OZB. Er wordt gestreefd naar een vervanging met ingang van 2014. Hondenbelasting Het Hof ’s-Hertogenbosch oordeelde in januari 2013 dat de hondenbelasting in strijd is met het gelijkheidsbeginsel als de gemeente niet kan aantonen dat het geld wordt besteed aan hondenbeleid. De gemeente Sittard-Geleen tekende tegen dit oordeel beroep in cassatie aan bij de Hoge Raad. Inmiddels heeft de advocaat-generaal (A-G) de Hoge Raad geadviseerd de uitspraak van het Hof ’sHertogenbosch te vernietigen. De A-G vindt dat houders van een hond en degenen die geen hond hebben geen gelijke gevallen zijn en daarbij concludeert hij ook dat de hondenbelasting geen bestemmingsbelasting is. De gemeente is vrij in de besteding van de opbrengsten van de hondenbelasting. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat de Hoge Raad niet verplicht is het advies van de A-G over te nemen. Op welke termijn de Hoge Raad beslist is op dit moment niet bekend. Kwijtschelding Voor mensen met de laagste inkomens bestaat de mogelijkheid van gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van de lokale lasten. De regels voor het toekennen worden bepaald door de rijksoverheid, neergelegd in de Invorderingswet. Deze regels komen erop neer dat kwijtschelding mag worden verleend aan belastingplichtigen, die een inkomen hebben dat niet hoger ligt dan de bijstandsnorm. Gemeenten mogen hier in die zin van afwijken dat een lager inkomen wordt gehanteerd. De gemeente Krimpen aan den IJssel hanteert de zogenaamde 100%-norm, hetgeen betekent dat inwoners van Krimpen aan den IJssel met een inkomen op bijstandsniveau in beginsel voor kwijtschelding in aanmerking komen. Gemeenten mogen zelf bepalen voor welke belastingen kwijtschelding wordt verleend.
67
In de gemeente Krimpen aan den IJssel kan kwijtschelding worden aangevraagd voor: • rioolheffing; • afvalstoffenheffing; • hondenbelasting (voor zover het de eerste hond in een huishouden betreft). Om voor kwijtschelding in aanmerking te komen dient men een schriftelijk verzoek te doen en de nodige bewijsstukken te overleggen. Inwoners die in een voorgaand jaar voor kwijtschelding in aanmerking kwamen, worden ‘automatisch’ gevrijwaard van een nieuw schriftelijk verzoek tot kwijtschelding, indien toetsing door het inlichtingenbureau positief uitvalt. Het inlichtingenbureau is een orgaan dat in 2001 is opgericht door het Ministerie van Sociale Zaken & Werkgelegenheid en de VNG. Indien deze toetsing negatief uitpakt zal een nieuw schriftelijk verzoek tot kwijtschelding moeten worden gedaan. Ook in 2014 wordt de gegevensuitwisseling met het Inlichtingenbureau gecontinueerd. Er blijkt nog steeds een meerwaarde voor wat betreft het controlemechanisme te zijn, zodat onrechtmatige kwijtschelding wordt voorkomen. Naar verwachting zullen, rekening houdend met de ervaringen in voorgaande jaren, zo’n 260 huishoudens voor (gedeeltelijke) kwijtschelding in aanmerking komen. Daarbij bestaat er wellicht een negatieve invloed vanwege de recessie. Maximumtarief rijbewijzen Verwacht wordt dat op 1 januari 2014, voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot verkrijging van een rijbewijs, een landelijke, uniforme maximumprijs gaat gelden. In de Wegenverkeerswet 1994 komt een bepaling dat bij de vaststelling van een tarief voor de afhandeling van een rijbewijsaanvraag niet boven een landelijk vastgesteld maximum mag gaan. Het kabinet heeft dit tarief vastgesteld en zal het ontwerpbesluit daarvoor voor advies naar de Raad van State sturen. Het voorstel voor de benodigde aanpassing van de Wegenverkeerswet ligt bij de Tweede Kamer. Het maximumtarief is voor 2014 vastgesteld op een bedrag van € 38,48. Wet elektronische bekendmaking Gemeenten moeten vanaf 1 januari 2014 hun regelgeving op het internet bekend maken. Vanaf dan zijn decentrale overheden verplicht om hun regels te publiceren in een elektronisch blad. Het ministerie van BZK stelt hiervoor tijdig een centrale publicatievoorziening ter beschikking. De inwerkingtreding van de laatste onderdelen van de wet heeft gevolgen voor de publicatie van belastingverordeningen en andere algemeen verbindende voorschriften.
Geraamde inkomsten In de begroting 2014 zijn de volgende opbrengsten geraamd: Rekening bedragen x 1.000 2012
a. Onroerende zaakbelastingen: > ozb van gebruikers > ozb van eigenaren b. Hondenbelasting c. Afvalstoffenheffing d. Rioolheffing e. Haven- en marktgelden f. Lijkbezorgingsrechten g. Leges, waaronder leges omgevingsvergunning
880 4.671 148 3.454 2.850 105 384 790
Begroting 2013 906 4.706 150 3.287 2.940 100 362 836
Begroting 2014 920 4.748 152 3.146 2.951 102 367 917
Bij de afvalstoffenheffing en de rioolheffing is het bedrag dat wordt kwijtgescholden aan belastingplichtigen, conform het BBV, niet in mindering gebracht op de opbrengst, maar afzonderlijk verantwoord.
68
De geraamde inkomsten zijn tot stand gekomen op basis van de begrotingsuitgangspunten voor 2014 (inflatiepercentage van 1,5% ten opzichte van 2013). Hierop is één uitzondering, te weten de afvalstoffenheffing. Evenals vorig jaar wordt het tarief voor de afvalstoffenheffing verlaagd. De opbrengst uit de afvalstoffenheffing daalt hierdoor met 4,27% ten opzichte van 2013. Dit alles is een gevolg van de uitkomst van tussentijdse onderhandelingen met NV MAK welke heeft geleid tot structureel lagere kosten. Het tarief voor de afvalstoffenheffing kan hierdoor worden verlaagd maar ook de onttrekking uit de egalisatiereserve kan verlaagd worden. Het voordeel had nog iets groter kunnen zijn maar een klein deel van het voordeel wordt ingezet voor de kosten van de invoering van de blibvert. Bij de vaststelling van de kadernota 2014 is eveneens besloten de opbrengst onroerende zaakbelastingen niet meer te laten stijgen dan met de inflatiecorrectie (1,5%). Voorts is rekening gehouden met de kostenniveaus zoals die in 2014 worden verwacht en met de reguliere ontwikkelingen, zoals de inwoner- en woninggegevens.
Beleid en uitvoering ten aanzien van de lokale heffingen In het Coalitieakkoord 2010-2014 is aangegeven dat de gemeente over de gehele linie streeft naar beheersing van de lastendruk. Dit komt tot uitdrukking in een niet meer dan trendmatige verhoging van de tarieven. Hiervan zijn uitgezonderd de heffingen die de kosten moeten dekken, zoals de afvalstoffenheffing (in 2014 lager dan 2013). Het blijft van belang de kosten permanent kritisch te bezien en te bewaken. Immers, kostenbeheersing en mogelijk kostenreductie leiden tot een beperkte of wellicht tot geen stijging van de tarieven. De heffing en de inning van de afvalstoffenheffing en de rioolheffing (gebruikersdeel) gebeurt ook in 2014 door drinkwaterbedrijf Oasen N.V. te Gouda. Dit proces verloopt steeds tot tevredenheid. De door de gemeente uit te voeren interne controle, waarborgt dat ook in 2014 deze dienstverlening correct en volledig plaatsvindt. Het middel van bestandsuitwisseling is een belangrijk instrument. De jaarlijkse controleactie voor de hondenbelasting wordt opnieuw in september 2014 gehouden. Het boetebeleid, dat in 2010 voor de eerste keer is ingevoerd, kent ook in 2014 het doel om het verzuim van het niet of niet tijdig aanmelden, te straffen. In het vierde kwartaal van 2013 zal het herwaarderingsproces in het kader van de wet WOZ zijn afgerond, met als doel om in februari 2014 alle belastingplichtigen in kennis te stellen van de nieuwe WOZ-waarde van de objecten waarvan men eigenaar en/of gebruiker is. Bij de bekendmaking van de nieuwe waarde zal opnieuw de gemeentelijke belastinggids worden meegezonden. De nieuwe - naar het zich laat aanzien voor woningen lagere - WOZ-waardes zullen als gevolg hebben dat de ozb-tarieven in 2014 met meer dan de trend van 1,5% moeten stijgen. Voor de begroting 2014 is als ozb-opbrengst het volume uit 2013 geraamd, verhoogd met de reguliere areaaluitbreiding en met de inflatiecorrectie van 1,5%. Om het aldus bepaalde ozb-volume in 2014 te realiseren, zullen bij een lager waardeniveau de drie ozb-tarieven (eigenaar woningen, eigenaar niet-woningen en gebruiker nietwoningen) extra moeten stijgen. In de belastingvoorstellen 2014 zal op dit punt worden ingegaan. Deze voorstellen en de belastingverordeningen voor 2014 komen in de raadsvergadering van 19 december 2013 aan de orde. Ook in 2014 wordt de werkmethodiek gecontinueerd om de aanslagoplegging van de overige belastingen en heffingen met regelmaat te doen. Daartoe wordt een planning opgesteld, die als doel heeft het ontstaan van het belastbare feit en de daaruit voortvloeiende belastingaanslag in de tijd gezien vrij dicht op elkaar te brengen. De werkorganisatie is hierop afgestemd. Voor een correcte aanslagoplegging zijn onder andere kwalitatief goede basisgegevens nodig. De gemeente zet zich in voor het bereiken van een hoge kwaliteit en gebruikt daarom diverse informatiebronnen. De BAG (basisregistratie adressen en gebouwen) is daarbij leidend, naast de belastingheffing dus ook voor de wet WOZ.
69
Overigens blijft een extra inspanning nodig om de geregistreerde adresgegevens van eigenaren en gebruikers van winkels, bedrijven, instellingen, verenigingen etc. actueel en betrouwbaar te houden. Het juridische kader voor de gemeentelijke belastingen en de overige heffingen vormen de verordeningen. Deze zijn beoordeeld en getoetst voor wat betreft de inhoudelijke bepalingen, de onderlinge samenhang en de vigerende wet- en regelgeving. De daaruit voortvloeiende wijzigingen en aanpassingen zullen worden verwerkt in alle verordeningen 2014.
Tariefoverzicht van de diverse heffingen De lokale heffingen in een belastingjaar worden opgezet via diverse tariefstructuren. Op basis van de tarieven komen de belastingaanslagen tot stand. In de belastingvoorstellen voor 2014 zult u deze tarieven terugvinden.
De lokale lastendruk Op basis van de hierboven genoemde tarieven is voor 2014 de lokale lastendruk te berekenen. De stijging van deze lokale lastendruk is vast te stellen door die berekening eveneens te maken voor 2013. Dit leidt tot een nominaal en een relatief verschil. In de belastingvoorstellen voor 2014 kunt u deze effecten terugvinden, aangevuld met relevante kanttekeningen. De lasten op basis van de lokale heffingen zijn als volgt: Model 1
Onderdeel
Een huurwoning met een rioolheffing, het gebruikersdeel WOZ-waarde van € 110.000, afvalstoffenheffing éénpersoonshuish. bewoond door 1 persoon, die hondenbelasting ook houder is van een hond; 3 Totale lastendruk per jaar het waterverbruik is 90 m . In model 1 is de lastendruk in 2014 afgenomen met € 7,19 ofwel 1,86%.
2013
2014
55,68 250,80 80,90
56,52 241,56 82,11
387,38
380,19
Model 2
Onderdeel
2013
2014
Een koopwoning met een WOZ-waarde van € 220.000, bewoond door 2 personen, tevens is een hond aanwezig; 3 het waterverbruik is 180 m .
ozb, het eigenarendeel rioolheffing, het eigenarendeel rioolheffing, het gebruikersdeel afvalstoffenheffing meerpersoonshuish. hondenbelasting
274,78 133,47 111,36 273,60 80,90
278,90 135,47 113,04 263,52 82,11
Totale lastendruk per jaar
874,11
873,04
In model 2 is de lastendruk in 2014 afgenomen met € 1,07 ofwel 0,12%. Woonlasten (vergelijking met andere gemeenten en landelijk gemiddelde) Het Centrum voor Onderzoek van de Economie van de Lagere Overheden (COELO) geeft sinds 1997 met de ‘Atlas van de lokale lasten’ inzicht in de woonlasten per gemeente en de posities die de gemeenten ten opzichte van elkaar innemen in Nederland. Hierbij geldt dat nummer 1 de goedkoopste gemeente is. In de atlas 2013 neemt Krimpen aan den IJssel van de 430 (deel)gemeenten de 371e plaats in op basis van de woonlasten. In 2012 nam Krimpen aan den IJssel nog een 391e plaats in van de 437 (deel)gemeenten.
70
Overigens liggen de woonlasten van 80% van alle gemeenten heel dicht bij elkaar. Wat betreft de omringende gemeenten uit de Krimpenerwaard zijn de woonlasten als volgt (peiljaar 2013): Netto woonlast
Gouda Vlist Krimpen aan den IJssel Ouderkerk Zuidplas Nederlek Bergambacht Rotterdam Schoonhoven Capelle aan den IJssel
(duur-->goedkoop) 895 846 801 793 792 788 780 754 753 645
Rangnummer COELO 424 406 371 358 357 353 335 304 302 98
Kwijtschelding Het gemeentelijke kwijtscheldingsbeleid is van toepassing op de onroerende zaakbelasting, de afvalstoffenheffing, de rioolheffing en de hondenbelasting (alleen de eerste hond). Voor de overige heffingen geldt de kwijtscheldingsregeling niet, omdat deze belasting/heffing vermeden kan worden. De uitvoering van de kwijtschelding, die betrekking heeft op een doelgroep bestaande uit globaal 300 personen/gezinnen, is gebonden aan de wetgeving van het rijk. Daartoe worden twee maal per jaar normbedragen van het rijk ontvangen, die worden gebruikt bij de beoordeling van de kwijtscheldingsverzoeken. In 2014 zal naar verwachting het totaalbedrag aan kwijtschelding uitkomen op € 87.545. Jaarlijks gaat het om de volgende bedragen die worden kwijtgescholden:
bedragen x 1.000
Afvalstoffenheffing Rioolheffing Hondenbelasting (eerste hond)
Rekening 2012 67 19
Begroting 2013 64 19 3
Begroting 2014 65 20 3
Invordering Het gemeentelijke invorderingsbeleid volgt nauwkeurig en actueel de wetgeving. De basis voor bevoegdheden en de rechten en plichten met betrekking tot invorderen van gemeentelijke heffingen ligt besloten in diverse wetten met name in de Gemeentewet, de Algemene wet rijksbelastingen (AWR) en de Invorderingswet. De AWR en alle overige van toepassing zijnde wetgeving zijn op een logische, stringente en overzichtelijke manier toegepast en vertaald in het gemeentelijke invorderingsbeleid. Om meer duidelijkheid zowel intern als extern te hebben over het beleid en de uitvoering, is de landelijke Leidraad Invordering Gemeentelijke Belastingen van toepassing verklaard, aangevuld met enige Krimpense beleidsregels. Deze beleidsregels zijn in 2012 geactualiseerd.
71
§ B Weerstandsvermogen en risicobeheersing Inleiding Door de complexe samenleving, de veelzijdige gemeentelijke activiteiten, veranderingen in wet- en regelgeving en uiteraard de economische crisis lopen gemeenten veel risico’s. Risico’s zijn onvermijdelijk, maar kunnen wel worden beheerst en moeten in het uiterste geval kunnen worden opgevangen via de weerstandscapaciteit. De gemeente beschikt over vrij aanwendbare middelen, die, wanneer dat nodig is, kunnen worden ingezet om dergelijke tegenvallers op te vangen. Dit noemen we de beschikbare weerstandscapaciteit. De benodigde weerstandscapaciteit wordt bepaald door de financiële omvang van de gemeentelijke risico’s te vermenigvuldigen met de ingeschatte kans dat deze risico’s zich ook echt gaan voordoen. Krimpen aan den IJssel heeft het weerstandsvermogen gedefinieerd als het vermogen om financiële tegenvallers te kunnen opvangen, zonder dat de uitvoering van het bestaande beleid in gevaar komt. Door middel van het afzetten van de beschikbare weerstandscapaciteit tegen de benodigde weerstandscapaciteit kan worden bepaald of de gemeente voldoende weerstandsvermogen heeft.
Risico’s Voor een goede bepaling van de benodigde weerstandscapaciteit is het noodzakelijk om de risico’s met mogelijke financiële consequenties en een noemenswaardige kans hebben dat ze zich voordoen, integraal in kaart te brengen. Deze integrale inventarisatie, als voorloper van het in te voeren integraal risicomanagement is voor de eerste keer voor deze begroting uitgevoerd. Het resultaat daarvan is: -
27 risico’s waarvan een financiële omvang en een kans kunnen worden ingeschat. 2 noemenswaardige doorlopende risico’s, waarvan de financiële omvang en de kans in 2014 minimaal worden geacht. 2 ontwikkelingen met risico’s die nog in de planvorming meegenomen kunnen worden. GEKWANTIFICEERDE RISICO'S bedragen x 1.000
S/I
MAX KOSTEN BIJ GEVOLG
KANS OP GEVOLG
BENODIGDE WEERSTANDS CAPACITEIT
1. Onderhoudstoestand C.G. Roosweg De onderhoudstoestand van de C.G. Roosweg is nog steeds onduidelijk. Uit een rapport van onderzoeksbureau Movares blijkt wel dat niets doen geen optie is. Dit rapport stamt al weer uit 2012. Om die reden is de kans dat de gemeente (ongepland) voor hoge kosten komt te staan licht verhoogd.
I
10.000
25%
2.500
2. Grondexploitaties Bij de actualisatie van het Meerjaren Perspectief Grondexploitaties (MPG) zijn 20 risico’s met mogelijke financiële consequenties gedefinieerd en gewogen.
I
2.000
3. Incidentele kosten decentralisaties Het risico is groot dat de uitvoeringskosten en de kosten voor voorzieningen hoger zijn dan de vergoedingen van het Rijk. De reden daarvan is dat versoberd beleid hoogstwaarschijnlijk niet op tijd gereed kan zijn en dat in het begin hoogstwaarschijnlijk extra personeel zal moeten worden ingezet. 4. Structurele kosten na decentralisaties De structurele rijksbijdrage bevat na de decentralisaties een flinke korting. Het risico is groot dat dit niet met de beschikbare middelen kan worden opgepakt.
I
800
75%
600
S
500
75%
375
72
5. Rijksbeleid en de algemene uitkering Gezien de huidige economische ontwikkelingen bestaat er de komende jaren nog steeds een redelijk risico op een tegenvallende algemene uitkering.
S
500
50%
250
S
400
25%
100
I
383
50%
191
S
100
75%
75
6. Kerngegevens en de algemene uitkering Er bestaat een klein risico dat nietbeïnvloedbare wijzigingen in de kerngegevens van de gemeente de algemene uitkering negatief beïnvloeden. 7. Bouw nieuw Raadhuis Het budget onvoorzien voor de bouw van het nieuwe Raadhuis is op 5% bepaald. Dit om kostenbesparend werken te stimuleren. Aangezien 10% een gebruikelijker percentage is, bestaat er een redelijk risico dat er 5% extra aan onvoorzien budget benodigd zal zijn. 8. Promen De gemeente heeft de afgelopen periode ieder jaar extra moeten bijdragen in de exploitatie van Promen. Het risico blijft hoog dat dit de komende jaren nog nodig zal blijven. TOTAAL 6.091 DOORLOPENDE RISICO’S MET IN 2014 MINIMALE FINANCIËLE OMVANG EN KANS 1. I-deel Wwb De hoogte van het inkomensdeel van de Wwb schommelt gedurende het jaar sterk. Er is geen reden om aan te nemen dat het aantal werkzoekenden in Krimpen aan den IJssel in 2014 hoger zal zijn dan het landelijk gemiddelde. Desondanks blijft er altijd een risico bestaan dat dit wel het geval is en dan zal de gemeente een gedeelte van de uitkeringen zelf moeten financieren. Dat risico is niet groter of kleiner dan de mogelijkheid dat het aantal werkzoekenden lager dan het landelijk gemiddelde uitkomt. Indien dat het geval is, dan houdt de gemeente geld over. 2. Waarborgen, garanties en uitstaande leningen De gemeente staat voor ± 270.000.000 garant. Grotendeels gaat het hier om verplichte garanties en waarborgen, waarbij de gemeente 50% garant moet staan, voortvloeiend uit afspraken tussen het Rijk en gemeentes. Voor ± 15.000.000 daarvan staat de gemeente 100% garant. Daarnaast heeft de gemeente voor ± 24.000.000 aan geldleningen uitstaan. Er zijn geen tekenen dat er terugbetalingsproblemen zijn, maar dit blijft altijd een risico. Daar tegenover staat dat de gemeente renteinkomsten heeft uit de uitstaande leningen en er over het algemeen waarde tegenover staat. Er bestaat dus een risico, maar dit risico is bij de waarborgen niet actueel, noch inschatbaar en bij de uitstaande leningen minimaal. ONTWIKKELINGEN MET RISICO’S 1. Voorzieningendiscussie Met betrekking tot de voorzieningendiscussie heeft er nog geen definitieve besluitvorming plaatsgevonden. Dergelijke ontwikkelingen brengen over het algemeen diverse, soms hoge frictiekosten met zich mee. Het is zaak om deze zoveel mogelijk tijdens de planvorming mee te nemen en tijdens de processen daaruit voortvloeiend extra scherp te zijn op het beperken van deze frictiekosten. Waar ze onbeheersbaar blijken en er risico’s bestaan met substantiële financiële consequenties, zullen ze worden opgenomen in de paragraaf Weerstandsvermogen en Risicobeheersing. 2. Samen aan de IJssel Ook de ontwikkeling ‘Samen aan de IJssel’ is er nog geen definitieve besluitvorming en bestaan er nog mogelijkheden om de mogelijk aanzienlijke frictiekosten mee te nemen in de planvorming. Ook hier is het dus zaak om de frictiekosten zoveel mogelijk tijdens de planvorming mee te nemen en tijdens de processen daaruit voortvloeiend extra scherp te zijn op het beperken van deze frictiekosten. Waar ze onbeheersbaar blijken en er risico’s bestaan met substantiële financiële consequenties, zullen ze worden opgenomen in de paragraaf Weerstandsvermogen en Risicobeheersing.
Risicobeheersing De naam van de paragraaf Weerstandsvermogen is gewijzigd naar ‘Weerstandsvermogen en Risicobeheersing’. De reden daarvan is dat de nadruk meer dient te liggen op het beheersen van de risico’s, wat wil zeggen dat men zoveel mogelijk maatregelen moet treffen om risico’s te ondervangen. Na het treffen van deze maatregelen kan worden bekeken of de risico’s nog steeds bestaan en/of wat de kans is dat ze zich nog voordoen.
73
Als dat nog het geval is, kan de benodigde weerstandscapaciteit worden bepaald. Wanneer er geen beheersmaatregelen mogelijk zijn, dan kan de benodigde weerstandscapaciteit direct worden ingeschat. Bij de ‘gekwantificeerde risico’s’ en de ‘doorlopende risico’s met minimale financiële omvang en kans in 2014’ is in eerste instantie gekeken of en welke beheersmaatregelen er waren of kunnen worden getroffen. Bij de ontwikkelingen is dat nog niet nodig in deze paragraaf. Deze ontwikkelingen zitten namelijk nog in de planvormingsfase en de risico’s en beheersmaatregelen kunnen dus nog in de plannen worden meegenomen. Hieronder volgt per risico een korte beschrijving van de genomen of te nemen beheersmaatregelen. Onderhoudstoestand CG Roosweg Om duidelijk in kaart te krijgen wat de oorzaak is van de verzakkingen van gedeeltes van de CG Roosweg tot aan de Algerabrug (incl. aanbrug Algerabrug) heeft de gemeente diverse onderzoeken laten uitvoeren. Hieruit zijn geen oorzaken naar voor gekomen, noch kon duidelijk worden aangegeven wat het verloop van de verzakkingen zal zijn. Omdat de oorzaken niet duidelijk zijn, kunnen op dat gebied dan ook geen beheersmaatregelen worden getroffen. Daarom wordt nu maandelijks gemeten om te kijken of de situatie verder verslechtert. Daarnaast is aan collega’s van de gemeente Rotterdam gevraagd om een realistische berekening van de kosten voor reparatie te maken. Om de kosten voor reparatie, renovatie of vernieuwing voor de gemeente naar beneden te brengen worden gesprekken met provincie en omliggende gemeenten gevoerd om te kijken of zij kunnen en willen bijdragen in de kosten. Grondexploitaties Er zijn 20 risico’s geconstateerd bij verschillende grondexploitaties. De risico’s en beheersmaatregelen zijn opgenomen in het Meerjaren Perspectief Grondexploitaties (MPG). Incidentele kosten van de decentralisaties De ontwikkeling van de nationale politieke discussie omtrent het decentraliseren van een aantal regelingen wordt op de voet gevolgd. Op het moment dat duidelijk is wat er precies gedecentraliseerd wordt en wat de beleidsvrijheid voor de gemeente is, zal direct worden gestart met het voorbereiden van (hoogstwaarschijnlijk versoberd) beleid, waarmee de gemeente zoveel mogelijk binnen de financiële kaders kan werken. De mogelijkheid om het beleid te versoberen is sterk afhankelijk van tijdige bestuurlijke keuzes daarin. Het risico op inzet van extra personeel bij de start van de uitvoering van de regelingen in verband met bijvoorbeeld keuringen of een hausse aan aanvragen is moeilijk te beheersen. Om de kosten gedeeltelijk beheersbaar te houden wordt er hiervoor een bestemmingsreserve gemaakt. Structurele kosten na de decentralisaties De maatregel om de structurele kosten van de uitvoering van de regelingen in bedwang te houden is een sobere vorm van uitvoeringsbeleid. De mogelijkheid van deze maatregel is uiteraard sterk afhankelijk van bestuurlijke keuzes. Daarnaast zal een zo efficiënt mogelijke werkwijze worden gehanteerd. Rijksbeleid en de algemene uitkering De hoogte van de algemene uitkering is niet beïnvloedbaar. Door de macro-economische voorspellingen scherp te volgen en het regeringsbeleid goed te kennen is het beter mogelijk om de inkomstenkant van de gemeente tijdig realistisch te begroten. Kerngegevens De ontwikkeling in de kerngegevens is niet beïnvloedbaar. Het verloop van de kerngegevens zal periodiek worden gemonitord om het verloop van de algemene uitkering beter in te kunnen schatten.
74
Bouw nieuw raadhuis Op onvoorziene kosten kan moeilijk worden geanticipeerd. Ze zijn niet voor niets onvoorzien. Door te sturen op kostenreductie tijdens de bouw en inrichting van het raadhuis kan er getracht worden op het budget te besparen, zodat er meer financiële ruimte is voor eventuele onvoorziene problemen. Promen De afgelopen periode heeft de gemeente ieder jaar extra moeten bijdragen aan de exploitatie van Promen. De toekomst is daarnaast bij een werkvoorzieningschap altijd onzeker met betrekking tot het deelnemen of afhaken van gemeentes. Een en ander brengt altijd financiële consequenties met zich mee, waar moeilijk op geanticipeerd kan worden. Wel zullen financiële rapportages in de toekomst scherp gemonitord worden, zodat eventueel tijdig kan worden geadviseerd met betrekking tot eventuele afwijkingen. I-deel Wwb Een stijging en daling van het aantal werkzoekenden is voor een groot gedeelte afhankelijk van nietbeïnvloedbare factoren. Om het aantal werkzoekenden te beperken worden re-integratietrajecten aan werkzoekenden aangeboden, zodat ze een betere kans op de arbeidsmarkt hebben. Daarnaast wordt de sociale recherche ingezet tegen fraude met uitkeringen om ook dat zoveel mogelijk te beperken. Waarborgen, garanties en uitstaande leningen Op het grootste gedeelte van de waarborgen en garanties kan geen invloed worden uitgeoefend, aangezien deze worden opgelegd, voortvloeiend uit afspraken tussen Rijk en gemeentes. Aan het overige kleinere gedeelte van waarborgen en garanties zijn diverse voorwaarden verbonden. Er wordt gemonitord of aan deze voorwaarden wordt voldaan, zodat, indien nodig tijdig maatregelen kunnen worden getroffen. Het overgrote deel aan uitstaande leningen betreft hypotheekverstrekkingen aan ambtenaren. Bij uitdiensttreding wordt de hypotheekverstrekking in principe beëindigd. Mocht er een betalingsprobleem ontstaan, dan staat er waarde van het pand tegenover.
Weerstandscapaciteit De weerstandscapaciteit betreft de middelen waarover de gemeente kan beschikken, om niet begrote kosten te dekken. In hoofdzaak bestaat de weerstandscapaciteit uit drie onderdelen: a. reserves (eigen vermogen) b. onbenutte belastingcapaciteit c. post onvoorziene lasten Reserves Van de reserves worden de Algemene Reserve, de Algemene Reserve Bouwgrondexploitatie en de Bestemmingsreserves tot de weerstandscapaciteit gerekend, voor zover die reserves vrij besteedbaar zijn. Dat wil zeggen dat de benodigde reservemiddelen voor reeds genomen besluiten in principe niet meetellen voor de weerstandscapaciteit. Voor de algemene reserve van de algemene dienst geldt ingaande 2009 een bodem van € 2 miljoen en een plafond van € 5 miljoen. De stand van de algemene reserve per 1 januari 2013 is gelijk aan het plafond. De algemene reserve heeft een duidelijke relatie met de vrije reserve. Als de algemene reserve groter is dan het genoemde plafond, zal het meerdere (bij de jaarrekening) als voeding dienen voor de vrije reserve. Indien de algemene reserve echter door de bodem zakt, zal de vrije reserve terugvloeien. Het doel van de algemene reserve is het verrekenen van exploitatiesaldi (zowel voordelige als nadelige). Daarnaast worden de kosten van bodemsanering, die niet aan andere kostendragers zijn toe te rekenen, gedekt uit de algemene reserve. De belangrijkste functie is echter de bufferfunctie voor het opvangen van risico.
75
De algemene reserve bouwgrondexploitatie is in het voorjaar van 2012 aangesproken als dekking voor de negatieve uitkomsten van het meerjarenperspectief grondexploitaties (MPG). De omvang van deze reserve is daardoor flink geslonken. Voor de risico’s op de grondexploitaties is dit het eerste aangewezen dekkingsmiddel. In het tweede MPG dat gelijktijdig met deze begroting wordt aangeboden zijn de risico’s van de projecten integraal en systematisch geïnventariseerd, vooruitlopende op de organisatiebrede aanpak van risicomanagement. Onbenutte belastingcapaciteit De onbenutte belastingcapaciteit heeft betrekking op de vier belangrijkste eigen inkomsten van de gemeente, te weten de OZB, de afvalstoffenheffing, de rioolheffing en de leges voor zover deze niet reeds ‘maximaal’ of kostendekkend zijn. De Onroerend Zaakbelasting is in Krimpen niet gemaximeerd en biedt dus in principe ruimte. Een belangrijk standpunt van uw raad en ons college is echter dat lastenstijging voor de burger zoveel mogelijk wordt beperkt. Het rekenen met onbenutte belastingmogelijkheden past niet in dat beeld. Daarom is de onbenutte belastingcapaciteit vanwege de OZB op € 0 gesteld. In Krimpen aan den IJssel zijn de afvalstoffenheffing en de rioolrechten kostendekkend. Derhalve vindt voor deze heffingen maximale benutting plaats. De onderdekking op de totale leges die de gemeente in rekening brengt is niet eenvoudig in beeld te brengen. Het legespakket is zeer divers en er is nauwelijks op de opbrengsten te sturen. Ook voor dit onderdeel wordt daarom geen onbenutte belastingcapaciteit opgenomen. Post onvoorziene lasten In de begroting wordt voor onvoorziene lasten een jaarlijks bedrag opgenomen. Via de kadernota 2014 is de post onvoorzien met ingang van 2014 teruggebracht naar € 5 per inwoner. De raad beslist over iedere aanwending van deze post. Het gebruik van de post is in principe incidenteel. Wanneer het structurele lasten betreft moeten deze in de volgende begroting in de budgetten worden opgenomen. De raming voor onvoorziene lasten in deze begroting 2014 bedraagt € 144.500. Naast de genoemde onderdelen kan bij weerstandscapaciteit ook nog worden gedacht aan stille reserves en zelfs aan mogelijke bezuinigingen. We beperken ons tot die onderdelen die in de begroting en de rekening daadwerkelijk met een bedrag zijn opgenomen.
76
Berekening weerstandscapaciteit Op basis van de driedeling die hiervoor is toegelicht is het volgende overzicht van de weerstandscapaciteit opgesteld: Weerstandscapaciteit
2014
bedragen x 1.000
Reserves Algemene Reserve – Algemene Dienst Algemene Reserve – Bouwgrondexploitatie Vrij besteedbaar deel Vrije Reserve Subtotaal
4.849 122 211 5.182
Onbenutte belastingcapaciteit OZB Rioolheffing Afvalstoffenheffing Leges en andere heffingen Subtotaal
pm 0 0 pm 0
Onvoorzien en saldo begroting Onvoorzien Saldo begroting Subtotaal
145 - 152 297
Totale weerstandscapaciteit
5.478
Toelichting: Bij deze begroting wordt voorgesteld om vanuit het begrotingssaldo € 500.000 aan de Algemene Reserve – Bouwgrondexploitatie toe te voegen. Dit is nog niet in bovenstaande tabel in de Algemene Reserve - Bouwgrondexploitatie verwerkt, maar wordt logischerwijs wel bij de berekening van het weerstandsvermogen meegenomen.
Weerstandsvermogen Voor het bepalen van het weerstandsvermogen van de gemeente per 1 januari 2014 kunnen alleen de gekwantificeerde risico’s worden meegenomen. Er zijn ook 2 doorlopende risico’s geconstateerd waarvan de financiële omvang en kans voor 2014 als minimaal worden ingeschat. Deze worden daarom niet voor de berekening van het weerstandsvermogen meegenomen. Voor de bepaling van het weerstandsvermogen zetten we het totaal aan beschikbare vrije middelen af tegen het totaal aan gekwantificeerde risico’s. -
-
Het totaal van alle beschikbare vrije middelen (beschikbare weerstandscapaciteit) bedraagt:
€ 6.000.000
De totale omvang van alle gekwantificeerde risico’s (de benodigde weerstandscapaciteit) bedraagt afgerond:
€ 6.100.000
Weerstandsvermogen =
beschikbare weerstandscapaciteit -----------------------------------------------benodigde weerstandscapaciteit
Het resultaat van deze formule is een ratio van 0,98 per 1 januari 2014.
77
In Krimpen aan den IJssel hanteren we een ratio van minimaal 1 als acceptabel. Een ratio <1 geeft namelijk aan dat je onvoldoende weerstandsvermogen hebt om al je risico’s met mogelijke financiële gevolgen te kunnen afdekken. Met de huidige berekende ratio betekent dit dat de gemeente per 1 januari 2014 net niet voldoende weerstandsvermogen heeft om alle risico’s met mogelijke financiële gevolgen te kunnen afdekken, als deze risico’s zich daadwerkelijk en binnen dezelfde periode zouden voordoen. De kans daarop is echter erg klein bij een groot aantal, grotendeels niet van elkaar afhankelijke risico’s. Een eventuele simulatie om te beoordelen wat de kans is dat alle risico’s zich daadwerkelijk en binnen dezelfde periode voordoen is daarom op dit moment niet noodzakelijk.
78
§ C Onderhoud kapitaalgoederen Inleiding De gemeente Krimpen aan den IJssel beheert de openbare ruimte en gebouwen waarbinnen wordt gewoond, gewerkt en gerecreëerd. Hierdoor beschikt de gemeente over kapitaalgoederen zoals gebouwen, wegen, bruggen, hekwerken, riolering, openbare verlichting, speelvoorzieningen, water en groen. Al deze kapitaalgoederen dienen goed onderhouden te worden. Hierbij spelen naast de wettelijke eisen en verplichtingen aspecten als gebruik, levensduur en het leveren van bijdragen aan de programmadoelstellingen voor milieu, onderwijs, openbare ruimte en verkeer een rol. Dit vergt beleidsvisies op het beheer van de kapitaalgoederen, planmatig en integraal beheer en onderhoud, een actuele meerjaren onderhoudsplanning en een adequate vertaling van de financiële consequenties hiervan in toereikende budgetten c.q. voorzieningen. Deze paragraaf geeft aan op welke wijze in 2014 de kwaliteit van de kapitaalgoederen op korte en lange(re) termijn (financieel) gewaarborgd wordt. Dit zal plaatsvinden op basis van beleid dat onder meer is vastgelegd in de volgende nota’s: Onderdeel
Nota
Jaar
Riolering
- Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan (vGRP) - Basis Rioleringsplan (BRP)
2013-2017 2014-2022
Wegen
- Herstrating – en rioleringsplanning - Kwaliteitsplan Beheer Openbare Ruimte (KBOR)
2014-2023 2007
Groen
- Groenstructuurplan - Groenbeleid- en beheerplan
2010 tevens onderdeel KBOR
Water
- Stedelijk Waterplan - Grondwaterzorgplan
2004-2015 2011
Gebouwen en accommodaties
- Advisering en evaluatie onderhoud kapitaalgoederen maatschappelijk nut en economisch nut - Kadernota gemeentelijk vastgoed
februari 2008 (advies) april 2012 (evaluatie) december 2010
Thans wordt verder ingegaan op de kapitaalgoederen in de openbare ruimte en het kapitaalgoed gebouwen.
De kapitaalgoederen in de openbare ruimte De kapitaalgoederen in de openbare ruimte bestaan uit wegen, riolering, watergangen, civiele kunstwerken (bruggen), groenvoorziening, speelvoorzieningen, hekwerken en openbare verlichting. Op 8 november 2012 is het verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan (vGRP) vastgesteld en de gemeenteraad en in de eerste helft van 2013 is opnieuw de planning voor herstraten en riolering geactualiseerd. Riolering De werkzaamheden op dit terrein zijn gebaseerd op het in november 2012. Vastgestelde vGRP, dat loopt tot en met 2017. De kaders van het (v)GRP zijn leidend voor de investeringen op het gebied van de riolering. Goed planmatig en doelmatig beheer van de riolering is essentieel voor: • Een goede inzameling en goed transport van het afvalwater. • Het verminderen van vuiluitworp naar het oppervlaktewater, bodem- en grondwater (verbeteringen waterkwaliteit). • Een goede inzameling en afvoer van het hemelwater. De uitvoering van het (v)GRP hangt overigens nauw samen met het beheer van wegen, groen, openbare verlichting en bruggen, omdat waar mogelijk combinaties van uit te voeren werken worden gezocht teneinde de kosten en de overlast te beperken.
79
De investeringen in het rioolstelsel zijn globaal in tweeën te verdelen. Enerzijds vindt cyclische vervanging plaats en anderzijds wordt verbetering van het stelsel nagestreefd. De afgelopen jaren is met name ingezet op verbetering van het stelsel door het aanleggen van V.I.S.-riolering, bergbezinkvoorzieningen en het afkoppelen van verharde oppervlakten, waartoe de gemeente via de door het toenmalig Zuiveringschap opgelegde basisinspanning is verplicht. Het in 2003 ingezette beleid met betrekking tot de extra verhoging van het rioolrecht met 4% boven de trend is in het nieuwe (v)GRP losgelaten. De in de voorziening beschikbare middelen zijn zodanig toereikend, dat een boventrendmatige verhoging van de tarieven met ingang van 2013 niet langer nodig is. Mede om die reden is bij de geactualiseerde meerjarenplanning voor herstraten en riolering ten behoeve van de begroting 2014 besloten de bijdrage uit de voorziening riolering te verlagen van 20% naar 10%. Verder is in 2013 het ‘Afsprakenkader Afvalwaterketen Krimpenerwaard’ ondertekend om gezamenlijk met betrokken gemeenten en het Hoogheemraadschap te komen tot een besparing van maatschappelijke kosten in de afvalwaterketen. In 2014 zal het nieuwe rioolgemaal aan de Lansing worden opgeleverd, wat een zichtbaar resultaat is van samenwerking in de afvalwaterketen. Areaalgegevens riolering: Huisaansluitingen Kolken Vrijverval riolering (69% gemengd stelsel, 23% hemelwaterafvoer, 5% drainage en 3% vuil water) Putten Drukriolering / persleiding Bergbezinkvoorzieningen (500 m3) Bergbezinkleidingen (150 + 200 m3) Gemalen Pompunits Signaleringskasten
2014 13.230 stuks ca 13.000 stuks 182 km 5.438 stuks 12,7 km 1 stuk 2 stuks 103 stuks 103 stuks 92 stuks
Wegen De kaders waarbinnen het wegbeheer wordt uitgevoerd zijn de CROW-richtlijnen en het integraal Kwaliteitsplan Openbare Ruimte. Dit beleidsplan geeft de kaders en normen aan die als input voor het beheer van wegen dienen. De onderhoudsfrequenties worden bepaald door de huidige kwaliteit van de verhardingen, onderliggende funderingskwaliteit en plaatselijke omstandigheden (o.a. hoge grondwaterstanden) en het gewenste onderhoudsniveau. Ook wordt er verder invulling gegeven aan het Fietsstructuurplan door realisatie van ‘rode’ fietsstroken. De investeringen in de wegen worden gedekt uit de daartoe gevormde voorziening herstraten. Deze voorziening wordt gevoed door stortingen ten laste van het programma Beheer buitenruimte. Teneinde de voorziening voldoende toereikend te houden wordt de storting jaarlijks met 5% verhoogd. Om de begrotingen van de afgelopen jaren sluitend te krijgen is op de storting in deze voorziening verschillende keren bezuinigd. Met deze besluiten is ook in de huidige meerjarenraming en –planning rekening gehouden, met uitzondering van de hiervoor al genoemde verlaging van de bijdrage uit de voorziening riolering. Alleen op deze manier en door kritisch te kijken naar het moment waarop investeringen nodig zijn komt de toereikendheid van de voorziening(en) in de komende periode niet in gevaar.
80
Areaalgegevens wegen: Asfaltverharding Elementenverharding (klinkerbestrating, trottoirs) Beton Overige verharding
2014 299.934 m2 1.152.021 m2 5.862 m2 7.593 m2
Openbare verlichting Het onderhoud en de vervanging van de openbare verlichting zijn opgenomen in het hiervoor genoemde kwaliteitsplan. Hierbij is specifiek aandacht geschonken aan de wijze waarop het beheer plaats moet vinden. Naast de jaarlijkse budgetten voor onderhoud en vervanging ten laste van programma 7 Beheer buitenruimte, wordt de uitvoering van verlichtingsplannen bij herstratingen uit de voorziening herstraten gedekt. Daarnaast vindt vervanging plaats ten laste van de voorziening Onderhoud Kapitaalgoederen (OK). Hiervan is voornamelijk sprake als vervanging vanwege ouderdom, energiebesparing, remplaceren, etc. nodig is, terwijl op korte termijn voor dat gebied herstraten niet op de planning staat. Ook in 2014 wordt aan de realisatie van een eigen net verdere invulling gegeven. Areaalgegevens openbare verlichting:
2014
Lichtmasten
6.715 stuks
Armaturen
6.830 stuks
Verkeersregelinstallaties In 2014 staat de vervanging van de verkeersregelinstallatie (VRI) van de kruising C.G. Roosweg / Nieuwe Tiendweg op de planning (zie ook programma 8). De VRI op de kruising Nieuwe Tiendweg / Una Corda is komen te vervallen door de realisatie van een rotonde. Areaalgegevens verkeersregelinstallaties: Kruising met verkeersregelinstallaties
2014 4 stuks
Groen In de integrale beheerplannen voor de openbare ruimte is ook het groen opgenomen. Er worden tot op heden geen specifieke middelen vrijgemaakt om in het onderhoud van het openbaar groen te voorzien. Jaarlijks vindt onderhoud van het groen op contractbasis plaats ten laste van programma 7 Beheer buitenruimte en onderdelen van andere programma’s zoals in het geval van de begraafplaatsen. Omvormingen van plantsoenen komen eveneens ten laste van programma 7. Daarnaast vinden investeringen in het openbaar groen plaats bij reconstructies. Dekking wordt daarbij vooralsnog gevonden ten laste van de voorziening herstraten. Areaalgegevens groen: Bomen
2014 10.371 stuks
Heesterbeplanting Vaste planten
383.402 m2 6.929 m2
Gras/gazon/kruidenvegetaties
738.368 m2
Watergangen De watergangen zijn verdeeld in primaire en secundaire watergangen. De primaire watergangen zijn de hoofdwatergangen, die worden beheerd en onderhouden door het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (HHSK).
81
De secundaire watergangen zijn de zogenaamde sloten en deze worden beheerd door de gemeente of soms particulieren. In opdracht van het HHSK worden overigens de hoofdwatergangen door de gemeente onderhouden. Het onderhoud van het openbare water binnen de gemeente vindt plaats aan de hand van het jaarlijkse baggerprogramma en deels ten laste van programma 7 Beheer Buitenruimte. Daarnaast wordt gewerkt aan de uitvoering van het Stedelijk Waterplan, waarin het beleid en kaders ten aanzien van de watergangen zijn vastgelegd. Het baggerprogramma en de investeringen Stedelijk Waterplan zijn opgenomen in het overzicht Onderhoud Kapitaalgoederen. De storting in de voorziening Onderhoud Kapitaalgoederen, onderdeel baggerwerkzaamheden en onderdeel Stedelijk Waterplan komen beiden ten laste van programma 7 Beheer buitenruimte. Areaalgegevens watergangen:
2014
Hoofd watergangen
200.000 m2 ( 20 ha )
Overige watergangen
490.000 m2 ( 49 ha )
Speelvoorzieningen Op basis van het beheersysteem worden alle speeltoestellen binnen de gemeente door middel van periodieke keuringen geïnspecteerd. De resultaten worden in logboeken verwerkt en bijgehouden. De jaarlijks verplichte keuring van de toestellen wordt uitgevoerd door een onafhankelijke partij. Preventief onderhoud en kleine reparaties worden door de eigen (buiten)dienst uitgevoerd. Areaalgegevens speelvoorzieningen:
2014
Speeltoestellen
452 stuks
Speellocaties
119 stuks
Civiele kunstwerken (bruggen) De gemeente Krimpen heeft een aanzienlijk aantal bruggen, waarvoor onderhoud nodig is. Dat kan gaan om dagelijks (schoonmaak)onderhoud, maar uiteraard ook groot onderhoud in de zin van vervanging van de brug. De kosten voor vervanging van bruggen maken onderdeel uit van de voorziening Onderhoud Kapitaalgoederen. Op basis van een meerjarenonderhoudsplan vindt vervanging plaats. Areaalgegevens civiele kunstwerken (bruggen):
2014
Betonnen bruggen
51 stuks
Houten bruggen
90 stuks
Stalen bruggen
8 stuks
Composiet bruggen
2 stuks
Beweegbare bruggen Betonnen duikers Tunnels Vissteigers
1 stuk 103 stuks 1 stuk 4 stuks
Financiële kaders openbare ruimte Zoals gebruikelijk worden bij de begroting de planning voor het beheer van de buitenruimte en de financiële gevolgen daarvan opgenomen. In de planning zijn werken opgenomen en waar mogelijk gecombineerd, op het terrein van riolering, wegen openbare verlichting en groen.
82
In de begrotingsjaren 2014-2017 staan de volgende werken gepland:
201 4
2 015
2016
2017
bedragen x 1.000
Afkoppel kosten, ongeriole erde panden, nieu we gemalen, ve rvangen pompunits Burgemeester Aalberslaan (Noorde rsrtaatKoekoekstraat) Nieuwe Tiendweg (Olympiade-Groenenda al) Fazantstraat/Kwartelstraat/Mee rkoetstr etc Nieuwe Tiendweg (B.Aalberslaan - va n Ostadelaan ) Waalstraat/Oo sterstraat/Zuiderstra at (relinen) 2015 2016 2017 Overige lasten te dekken uit voorzieningen gedeelte herstraten t.l.v. riolering Indexering
33
t.l.v. t.l.v. voorziening voorzie ning herstraten riolering
48
313
298
691
277 238 285
1.108 951 1.140
914 819 841
72
288
360
742
476 2.811 2.726 500 - 920 258 8.784
83 4.884 125
125
125
5.238 125
10 1 .138
91 4.759
149 5.191
225 5.885
472 370 585
83 266 2.074 2.512 920 217 8.190
De tabel geeft de werken weer die in 2014 zullen worden voorbereid tot en met de aanbesteding en de werken waarvan de uitvoering in 2012/2013 is gestart en doorlopen in 2014. Hiermee is in de berekening van de voorzieningen rekening gehouden. In de laatste regel is de jaarlijkse indexering van de ramingen opgenomen. Voor de voorziening herstraten geldt, dat jaarlijks een bedrag van € 50.000 beschikbaar is voor kleine reconstructies, die noodzakelijk zijn om grote werken op een verantwoorde manier uit te kunnen stellen. Vooruitlopend op de uitvoering van de werken vindt vaak in eerdere jaren al voorbereidend werk plaats, waarvoor een bedrag van ± € 75.000 beschikbaar is. Hiermee wordt met name tegemoet gekomen aan de eisen in het kader van rechtmatigheid. Evenals in voorgaande jaren wordt u in het onderdeel Budgetautorisatie van deze begroting verzocht het college te autoriseren voor de hierboven opgenomen budgetten met betrekking tot het jaar 2014. Hierdoor kan de voorbereiding van deze werken veel efficiënter verlopen, een en ander conform de met u gemaakte afspraken in februari 2006.
Het kapitaalgoed gebouwen De gemeente Krimpen aan den IJssel bezit een groot aantal gebouwen, dat deels bedrijfsmatig en deels functioneel beheerd wordt. Hierbij valt te denken aan o.a. raadhuis en gebouw Stormsweg, sporthallen, gymlokalen, peuterspeelzalen, kerktoren, etc. Deze gebouwen worden beheerd en onderhouden aan de hand van een meerjarenonderhoudsplan (MOP). Het bedrag dat per jaar gemiddeld nodig is voor de uitvoering van dit MOP (groot onderhoud) wordt jaarlijks gestort in de ‘voorziening onderhoud kapitaalgoederen’. De gemeente is economisch eigenaar (claimrecht) van alle schoolgebouwen voor primair en voortgezet onderwijs. Sinds 1 januari 2005 is de verantwoordelijkheid van het groot onderhoud in het voortgezet onderwijs overgedragen aan de schoolbesturen zelf. Voor een deel van de uitvoering van het groot onderhoud van het primair onderwijs is de gemeente (nog) verantwoordelijk. Het beheerskader wordt gevormd door de onderwijswetgeving, waaronder de Verordening voorziening huisvesting onderwijs. Deze verordening is voor de schoolgebouwen het kader voor het opstellen van jaarlijkse onderhoudsplannen en de meerjaren onderhoudsplanning. In 2010 is overeenkomstig de ‘kadernota gemeentelijk vastgoed’ een team Vastgoed binnen de afdeling InV opgericht.
83
Het team Vastgoed is vanuit de rol als eigenaar centraal en integraal verantwoordelijk voor alle gemeentelijke gebouwen en accommodaties, de zogenaamde gemeentelijke vastgoedportefeuille. Te verwachten is dat de nieuwe werkwijze en bedrijfsvoering van het team Vastgoed, zoals verwoord in de kadernota vastgoed en het aanvullend opgestelde beheerplan gemeentelijke gebouwen, gevolgen heeft voor de huidige werkwijze en werkprocessen rondom de voorziening kapitaalgoederen. Zo is gevraagd om financiële herkenbaarheid van het team Vastgoed binnen de begrotingen en dus ook binnen de voorziening kapitaalgoederen, om de gewenste transparantie in geldstromen te realiseren. De aanpassing in het kader van de voorziening kapitaalgoederen wordt uitgevoerd in overeenstemming met het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) en zal zijn beslag krijgen in 2013. Areaalgegevens gebouwen in onderhoudsplanning:
2014
Niet-onderwijs gebouwen
51 stuks
Onderwijs gebouwen
12 stuks
Bij de opzet van het (groot) onderhoud van de gemeentelijke gebouwen wordt uitgegaan van sober en doelmatig onderhoud, waarbij het uitgangspunt is, dat de gebouwen technisch in orde zijn en voldoen aan de eisen van veiligheid. Resumerend kan worden vastgesteld dat het onderhoud van kapitaalgoederen is te splitsen in dagelijks onderhoud en groot onderhoud, waarbij de eerste rechtstreeks ten laste van de exploitatie komt en het groot onderhoud via voorzieningen loopt. Duidelijke vervangingen, renovaties, functieverbeteringen en nieuwbouw moeten los hiervan worden gezien. Hiervoor dienen middelen ter tafel te komen via intensivering van bestaand beleid dan wel via nieuw beleid. Bij de jaarlijkse begrotingsbehandeling spreekt de raad zich hierover uit. Dit laatste geldt zowel voor investeringen met maatschappelijk nut als voor die met economisch nut, waarbij de laatste categorie te allen tijde opgenomen worden in de staat van activa. Op basis van de afschrijvingstermijnen uit de verordening worden de kapitaallasten dan berekend, waarbij investeringen beneden de € 25.000 een uitzondering vormen in die zin, dat deze in één keer afgeschreven worden in het jaar van uitvoering. Overigens is bij de besluitvorming omtrent de evaluatie van de werkwijze rondom de voorziening Onderhoud Kapitaalgoederen (april 2012) besloten de advisering rondom voorgenomen investeringen in het kader van Onderhoud Kapitaalgoederen aan te passen. Via een zogenaamde opdrachtbrief van het verantwoordelijke afdelingshoofd aan het afdelingshoofd F&C kunnen investeringen met maatschappelijk nut uitgevoerd worden. Net als voorheen vindt op dat moment afzondering van het benodigde budget plaats ten laste van het centraal beschikbaar gestelde budget middels een administratieve wijziging. Thans volgt een overzicht met een indicatie van de totaal voorgenomen investeringen in het kader van Onderhoud Kapitaalgoederen over 2014 t/m 2037 van zowel maatschappelijk als economisch nut. De totalen voor de huidige begroting 2014-2017: Resumerend
2014
2015
2016
2017
bedragen x 1.000
O.K. e conomisch nut O.K. maatschappelijk nut TOTAAL
1 .282 900 2 .182
2 29 5 10 7 39
493 390 883
400 611 1.011
84
De totalen voor de langere termijn: Resumerend
2018 t/m 2022
bedragen x 1.000
O.K. e conomisch nut
806 4 .381 5 .187
O.K. maatschappelijk nut TOTAAL
2023 t/m 2027
2028 t/m 2032
4 73 4.6 29 5.1 02
56 3.755 3.811
2033 t/m 2037 0 4.477 4.477
Met bovenstaand totaaloverzicht wordt voor de investeringen met maatschappelijk nut een indicatie gegeven van de mogelijke investeringen, maar de bedragen worden op basis hiervan niet als krediet beschikbaar gesteld. Dat zijn de bedragen die conform het advies van februari 2008 (en daarna op basis van de advisering omtrent de evaluatie in april 2012 bevestigd) als totaalbedrag zijn vermeld, waarna eerst bij uitvoering van het groot onderhoud het juiste bedrag wordt afgezonderd ten gunste van de betreffende accommodatie en ten laste van het totaalbudget. Voor 2014 is het totaalbudget € 861.806, waarna het voor de jaren daarna met 1,5% per jaar oploopt tot € 874.733 in 2015, € 887.854 in 2016 en € 901.172 in 2017. De investeringen met economisch nut voor het jaar 2014 zullen in het onderdeel Budgetautorisatie overigens wel als krediet beschikbaar gesteld worden. Per programma is daar aangegeven om welke investeringen het gaat.
Verloop diverse voorzieningen openbare ruimte en gebouwen Op basis van de hierboven opgenomen investeringen voor herstraten en rioleringen en de totaalbedragen voor onderhoud kapitaalgoederen zal het (vermoedelijke) verloop van de voorzieningen Onderhoud Kapitaalgoederen, herstraten en rioleringen er als volgt uit zien:
bedragen x 1.000
Onderhoud Kapitaal goederen maatschappelijk nut
Herstraten
Rioleringen
Stand 1 januari 2014
2.329
8.989
1.627
Storting tlv exploitatie Investeringen 2014
748 862
1.559 658
1.861 480
Stand 1 januari 2015
2.215
9.889
3.008
Storting tlv exploitatie Investeringen 2015
759 875
1.318 2.716
1.863 2.043
Stand 1 januari 2016
2.099
8.491
2.828
Storting tlv exploitatie Investeringen 2016
770 888
1.399 2.731
1.925 2.460
Stand 1 januari 2017
1.981
7.158
2.293
Storting tlv exploitatie Investeringen 2017
782 901
1.634 2.678
1.927 3.207
Stand 1 januari 2018
1.862
6.114
1.013
85
§ D Financiering Inleiding Het begrip treasury kan worden gedefinieerd als het besturen en beheersen, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële geldstromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. Meer concreet gaat het om financiering van het beleid tegen zo gunstig mogelijke voorwaarden, het te allen tijde zorgen voor voldoende liquide middelen, waarbij een tijdelijk overschot tegen een zo hoog mogelijk rendement wordt belegd, en het daarbij afdekken van met name rente- en kredietrisico’s. Treasury onderscheidt zich van de reguliere control door de focus op feitelijke kasstromen in plaats van te redeneren in termen van baten en lasten. De doelstellingen van het treasurybeleid (artikel 1 treasurystatuut) zijn: 1. het aantrekken van voldoende financiële middelen en het uitzetten van overtollige gelden om de programma’s binnen de door de raad vastgestelde kaders van de begroting te kunnen uitvoeren; 2. het beschermen van de gemeente tegen financiële risico’s, zoals: renterisico, kredietrisico, koersrisico en intern liquiditeitsrisico; 3. het minimaliseren van de in- en externe verwerkingskosten bij het beheren van de geldstromen en de financiële posities; 4. het optimaliseren van het rendement van de beschikbare liquiditeiten, binnen de gegeven kaders, zoals vastgesteld in de Wet Fido, Ruddo en dit treasurystatuut. Met andere woorden: in de paragraaf dienen de huidige treasurysituatie en de relevante ontwikkelingen en hoe daarmee wordt omgegaan te worden beschreven. De inhoud dient van dien aard te zijn dat verantwoording kan worden afgelegd. Geconcludeerd kan worden dat het geheel, zoals hierna gesteld, een verantwoord verloop heeft, en dat de praktijk aansluit op het treasurystatuut, welke in de raadsvergadering van 27 april 2010 definitief werd vastgesteld.
Algemene ontwikkelingen De gemeente is verplicht een treasuryparagraaf op te nemen in het kader van de Wet Fido. Er moet uit blijken dat de uitvoering van de treasuryfunctie uitsluitend de publieke taak dient, dat het beheer verstandig is en dat aan de kasgeldlimiet en renterisiconorm wordt voldaan. De gemeente Krimpen aan den IJssel heeft geen beleggingen die niet in het verlengde van de publieke taak liggen. Momenteel heeft de gemeente aandelen van Eneco, Oasen N.V., Milieuservices AVR Krimpen aan den IJssel NV (MAK) en de Bank Nederlandse Gemeenten (BNG). Risicobeheersing is een belangrijk onderdeel van de Wet Fido. Voor onze gemeente gaat het daarbij om met name het renterisico en het kredietrisico. De behoefte hieraan is toegenomen door de toename van voorgenomen grote investeringen. Daarnaast kan een informatierisico worden benoemd, te weten het risico dat relevante informatie niet tijdig of volledig beschikbaar is voor de treasuryfunctie. De komende tijd zal met name dit risico de aandacht krijgen.
Renterisico De rentegevoeligheid - renterisico - kan worden gedefinieerd als de mate waarin het saldo van de rentelasten en rentebaten verandert door wijziging in het rentepercentage op leningen en uitzettingen met een rentetypische looptijd van een jaar of langer. Bij de inwerkingtreding van de Wet Fido (1 januari 2001) is het begrip rente risiconorm ingevoerd. Uitgangspunt hierbij is om zoveel mogelijk spreiding in de looptijden van leningen aan te brengen. Met ingang van 1 januari 2009 is een nieuwe Wet Fido in werking getreden, waarin de renterisiconorm is gewijzigd.
86
Berekening renterisico gemeente Krimpen aan den IJssel: De wettelijk vastgestelde nieuwe rente risiconorm houdt in dat de jaarlijks verplichte aflossingen en de renteherzieningen niet meer mogen bedragen dan 20% van het begrotingstotaal. Renterisico
2014
2015
2016
2017
bedragen x 1.000
1 2
Renteherziening op vaste schuld o/g Te betalen aflossingen
0 2.365
0 1.678
0 1.678
0 1.678
3
Renterisico op vaste schuld (1+ 2)
2.365
1.678
1.678
1.678
4 Renterisiconorm 5a Ruimte onder rente risiconorm (4>3) 5b Overschrijding rente risiconorm (3>4) Berekening rente risiconorm
10.395 8.030
10.395 8.717
10.395 8.717
10.395 8.717
4a Begrotingstotaal (lasten) jaar 2014
51.973
4b Percentage regeling 4
Rente risiconorm berekend op basis van cijfers 2014 t.b.v. totale periode ( 4a x 4b/100)
20 10.395
Ook een risico loopt de gemeente bij het zelf verstrekken van gelden. Afhankelijk van het type instelling kan een zeker risico worden bepaald. In de navolgende tabel zijn de verstrekte gelden gegroepeerd naar de onderscheiden risicogroepen. Kredietrisico op verstrekte gelden Risicogroep bedragen x 1.000
Woningcorporaties met garantie WSW Hypotheekverstrekkingen aan ambtenaren Overige toegestane instellingen volgens treasurystatuut Totaal
Met/zonder
Restant
(hyp.) zekerheid
Schuld per 1/1/2014
Met (50%) Met Zonder
%
218 19.715 3.382
1% 85% 14%
23.315
100%
Financieringspositie De uitvoering van de financiering van de gemeentelijke activiteiten is de verantwoordelijkheid van de afdeling Financiën en Control. Hierbij wordt de gemeente als één geheel beschouwd. Dit houdt in dat bij het bepalen van de financieringsbehoefte alle baten en lasten betrokken worden. De achterliggende gedachte daarbij is dat tijdelijke overschotten van de ene activiteit een andere activiteit kunnen financieren. Deze wijze van financieren wordt ook wel aangeduid als totaalfinanciering. Hierdoor worden de rentekosten beperkt. Projectfinanciering wordt dan ook in principe niet toegepast. Om aan deze doelstelling goed te kunnen voldoen wordt een liquiditeitsbegroting bijgehouden. De opzet van de liquiditeitsbegroting is geheel vernieuwd en sluit aan bij de financieringsbehoefte van de gemeente op dit moment. Regelmatig zal de organisatie om de nodige input worden gevraagd. Bij wijzigingen van de investeringsmomenten verandert uiteraard de financieringsbehoefte.
87
Leningenportefeuille De onderstaande tabel geeft inzicht in de samenstelling, de grootte en de rentegevoeligheid van de opgenomen leningen. In de loop van 2014 zullen nieuwe leningen moeten worden aangetrokken in verband met de nieuwbouw van het Krimpenerwaardcollege en het raadhuis. Er zal in elk geval een lening van 12,5 miljoen worden aangetrokken. Daarnaast zal afhankelijk van het verloop van de liquiditeitspositie worden bepaald of aanvullende leningen nodig zijn. Daarbij maken we zoveel als mogelijk gebruik van kasgeldleningen. De verwachte mutaties voor 2014 als gevolg van nieuwe leningen, aflossingen en rente zijn:
Mutaties in leningenportefeuille bedragen x 1.000
Bedra g in euro’s
Stand per 1 januari 2014
26.960
Nieuwe leningen Reguliere aflossingen Vervroegde aflossingen
12.500 2.365 0
Stand per 31 december 2014
37.095
Gemiddelde rente
3,59%
Relatiebeheer De gemeente onderhoudt met twee banken een relatie. De Bank voor Nederlandse Gemeenten (BNG) is de huisbankier. Met de BNG is per 1 januari 2011 een nieuwe financieringsovereenkomst voor geïntegreerde dienstverlening afgesloten. Daarnaast heeft de gemeente een bankgirorekening bij de ING. Voor het verstrekken van een voorschot op een sociale uitkering wordt gebruik gemaakt van een bankoverschrijving via de huisbank. Als dit niet mogelijk is, vindt contante uitbetaling plaats.
Uitzetting Alle decentrale overheden moeten vanaf 2014 schatkistbankieren. De gemeente is dan verplicht om overschotten aan (kas)gelden aan te houden in de Nederlandse schatkist. Hierdoor zal de Nederlandse staat minder hoeven te lenen op de financiële markten en zal de staatsschuld dalen. De rentevergoeding voor deposito’s met looptijden tot een jaar zal gelijk zijn aan de rente die de Nederlandse Staat zou moeten betalen voor schatkistpapier dat door haar wordt uitgegeven en voor deposito’s van langer dan een jaar is dat de rente die ze zou moeten betalen voor door haar uitgegeven obligaties. De door de Nederlandse Staat te betalen rente voor door haar uitgegeven schatkistpapier en obligaties is op het ogenblik erg laag. De Nederlandse Staat kan soms tegen negatieve rentes lenen op de financiële markten. De gemeente zal in dat geval geen negatieve rente ontvangen. Het rentepercentage bedraagt minimaal 0%. Bij het aantrekken van nieuwe geldleningen wordt geprobeerd deze gefaseerd op te nemen, zodat hierdoor geen overschotten ontstaan. Voor alsnog wordt er vanuit gegaan dat we geen gelden uit zullen zetten en indien dit wel het geval is, zal de opbrengst minimaal zijn.
Aantrekken Nieuwe leningen zullen worden aangetrokken op het moment dat de kasgeldlimiet overschreden zal worden. Daarom zal het in de loop van 2014 op bepaalde momenten nodig zijn voor korte tijd deposito’s aan te trekken, om te voorzien in voldoende liquiditeiten. Voor het jaar 2014 is, hiervan uitgaande, de volgende verwachting opgesteld.
88
Mutaties in kasgeldvoorziening (opgenomen)
Bedrag
Gemiddelde rente
bedragen x 1.000
Geraamde stand per 1 januari 2014 Nieuwe leningen Reguliere aflossingen Stand per 31 december 2014
Ge middelde looptijd
0 30.000 26.000
1,00% 1,00%
4.000
1,00%
1 mnd. 1 mnd.
Kasgeldlimiet Voor het bepalen van de liquiditeitspositie – dit is de mate waarin op korte termijn aan de opeisbare verplichtingen kan worden voldaan – is de zogenaamde kasgeldlimiet belangrijk. Hieronder wordt verstaan het bedrag dat maximaal als kasgeld mag worden opgenomen. Dit bedrag wordt berekend door middel van een door het Ministerie van Financiën vastgesteld percentage vermenigvuldigd met het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar. Hierna volgt de berekening van de begrote kasgeldlimiet van 2014: Kasgeldlimiet bedragen x 1.000
Omvang begrotingstotaal (lasten) per 1 januari 2014
1
2
4
Tweede kwartaal
Derde kwartaal
Vierde kwartaal
51.973
51.973
51.973
51.973
8,5% 4.418
8,5% 4.418
8,5% 4.418
8,5% 4.418
2.000 0 0 0
3.000 0 0 0
1.000 0 0 0
4.000 0 0 0
10 100 0
10 100 0
10 100 0
10 100 0
Toets kasgeldlimiet Totaal netto vlottende schuld 2-3 Toegestane kasgeldlimiet 1
1.890 4.418
2.890 4.418
890 4.418
3.890 4.418
Ruimte (+) / overschrijding (-) 1-4
2.528
1.528
3.528
528
Toegestane kasgeldlimiet - in procenten van de grondslag - in bedrag Omvang vlottende korte schuld (+/+) Opgenomen gelden < 1 jaar Schuld in rekening courant Gestorte gelden door derden < 1 jaar Overige geldleningen niet zijnde vaste schuld
3
Eerste kwartaal
Vlottende middelen (-/-) Contante gelden Tegoeden in rekening courant Overige uitstaande gelden <1 jaar
89
§E
Bedrijfsvoering
Inleiding Bedrijfsvoering is de sturing en beheersing van de primaire en de ondersteunende processen om het voorgenomen beleid en de daarmee samenhangende doelstellingen van de gemeente te kunnen realiseren. Een goede bedrijfsvoering is een voorwaarde voor het uitoefenen van het gemeentelijk beleid, de dienstverlening aan burgers en de uitvoering van projecten. De kwaliteit van de uitvoering van de programma’s is in grote mate afhankelijk van de kwaliteit van de bedrijfsvoering. De bedrijfsvoeringskosten worden via een kostenverdeling toegerekend aan de programma’s. De manier van kostenverdelen is herzien en wordt in de financiële begroting nader toegelicht. In deze paragraaf informeren wij u over de belangrijkste bedrijfsvoeringsprocessen binnen onze gemeente. U treft informatie aan over personeel en organisatie, informatisering en automatisering, financiën en control, vastgoed, facilitaire zaken, communicatie en algemene bestuurlijke en juridische ondersteuning. Wij informeren u over de stand van zaken en de onderwerpen waar de komende jaren het accent op ligt.
Personeel en organisatie Integraal personeelsbeleid Onze benadering van integraal personeelsbeleid houdt in dat de personeelsinstrumenten in onderlinge samenhang bezien worden. Getracht wordt om procedures op elkaar af te stemmen, doublures en overlappingen te voorkomen en informatie te genereren die het management helpt te sturen. Integraal personeelsbeleid betekent dat je je personeelsbeleid doelgericht, samenhangend, resultaaten vooral toekomstgericht aanpakt. Je richt de instrumenten in op wat de organisatie en de medewerkers nodig hebben en ontwikkelt de competenties die passen bij de doelen die de organisatie zich stelt. Enkele onderwerpen die in 2014 (verder) worden opgepakt zijn: samenwerking, HNW en de voorzieningendiscussie. Samenwerking Middels een convenant is afgesproken dat gemeenten Capelle aan den IJssel en Krimpen aan den IJssel zullen gaan samenwerken op het gebied van de gemeentelijke bedrijfsvoering. Doelstelling van de samenwerking is het bereiken van gezamenlijke synergievoordelen in kwaliteit, continuïteit, flexibiliteit en efficiency. Er wordt een nieuwe gemeenschappelijke regeling (GR) als zelfstandige rechtspersoon opgericht. Deze GR wordt belast met de uitvoering van de Participatiewet. Technisch gezien mondt de regeling uit in een publiekrechtelijke rechtsvorm, waarin de bevoegdheden van de colleges worden samengevoegd. Dit waar het bedrijfsvoering betreft. Dus geldt de GR ook voor de samenwerking ICT en wellicht later ook andere onderdelen van bedrijfsvoering. Het bestuur kent een eigen begroting en vervult de werkgeversfunctie. Het bestuur houdt zich niet bezig met beleidsinhoudelijke onderdelen van de gemeentelijke taakuitoefening. De wens is uitgesproken per 1 januari 2014 te beschikken over een dergelijke regeling. Per 1 januari 2014 moet het functiegebouw (Functieboek) er staan op basis van het inrichtingsplan om te kunnen starten met het plaatsingsproces. Daarvoor is naar schatting zes maanden nodig. Het streven is dat de medewerkers per 1 juli 2014 geplaatst zijn op de nieuwe functies. Zij werken dan in het Raadhuis van Capelle. Ook de nieuwe loketten in Krimpen en Zuidplas moeten dan operationeel zijn.
90
Invoering hernieuwd beloningsbeleid De organisatie verandert en dit vroeg om een aangepast beloningsbeleid, met de nadruk op bewust belonen en flexibiliteit. Bewust belonen is gericht op het binden van medewerkers, het meer gestructureerd belonen van de flexibele inzet van medewerkers en het waardering geven aan arbeidsprestaties. Een andere wens is om meer flexibel te kunnen belonen. Dit sluit aan bij de intentie van de gemeente een aantrekkelijk werkgever te zijn met een goed kwalitatief personeelsbestand dat flexibel inzetbaar is. Hiervoor is in 2013 beleid ontwikkeld, dat in 2014 ingevoerd zal worden. Duurzame inzetbaarheid Onder duurzame inzetbaarheid wordt verstaan: de mate waarin medewerkers productief, gemotiveerd en gezond willen en kunnen blijven werken, binnen of buiten de organisatie. De Werktijdenregeling zal worden aangepast aan de duurzame inzetbaarheid van medewerkers. In 2013 is hier in breed verband binnen de organisatie over gesproken en in 2014 zullen daar concrete voorstellen voor uitgewerkt worden. Digitalisering De wens is om zoveel mogelijk processen en producten te digitaliseren. Er zijn stappen gezet met de digitale salarisstrook, maar er zal stap voor stap steeds meer gedigitaliseerd worden. Bijvoorbeeld formulieren, rapportages en personeelsdossiers. Het nieuwe werken (HNW) Met HNW willen we binnen onze organisatie de fysieke werkplek, de organisatiestructuur en –cultuur, de managementstijl en de kennis, mentaliteit en vaardigheden van medewerker en leidinggevende zó ontwikkelen dat deze de beste voorwaarden scheppen om het publieke belang te dienen. In 2012-2013 is er gedurende een half jaar een pilot geweest om ervaring op te doen. Aangezien deze ervaringen positief waren, is besloten om (elementen van) HNW breed in de organisatie toe te passen. Daarvoor is een uitvoeringsprogramma opgesteld, waaraan in 2014 verder invulling gegeven gaat worden. Dit komt in verschillende onderdelen terug, zoals het MD-programma, ziekteverzuimbeleid en arbeidsomstandigheden. MD-programma Leidinggevenden vormen een cruciale rol in het gedachtegoed van HNW. Dit vraagt van leidinggevenden om situationeel leidinggeven, vertrouwen en verantwoordelijkheid geven, coaching en sturen op resultaat. Ook in 2014 zal er aandacht zijn voor ontwikkeling en verbetering van de competenties van leidinggevenden en potentieel leidinggevenden, vormgegeven in een zogenaamd Management Development (MD)-programma. Dit proces is gestart in 2012 met het doel leidinggevenden toe te rusten en te begeleiden om hun taak goed uit te kunnen voeren. Ontwikkeling medewerkers Het idee is om in 2014 een modulair opgezet opleidings-/trainingsprogramma op te zetten, waarvoor medewerkers zich kunnen inschrijven. Hierbij zou dan een deel van het individuele loopbaanbudget (ilb) ingezet kunnen worden. Het gaat daarbij om kennisoverdracht, kennisdeling en vaardighedentraining. Thema’s zouden bijvoorbeeld kunnen zijn: samenwerken, digitale vaardigheden, resultaatgerichtheid, tijdmanagement en social media. Ziekteverzuimbeleid Ziekteverzuimbeleid keert jaarlijks terug. Hiermee wordt het belang gelijk onderstreept. Terugdringen van het ziekteverzuim behoeft blijvende aandacht. Preventie, aandacht voor welzijn en de juiste balans werk en privé zijn daarbij belangrijke items. Onderzoek heeft uitgewezen dat een effect van HNW is dat het kortdurend verzuim daalt en langdurend verzuim stijgt. Daarnaast brengt het altijd en overal bereikbaar zijn een risico met zich mee. Het team Personeel en Organisatie zal i.s.m. de ArboUnie en de bedrijfsarts het verzuim blijven monitoren en signaleren als er (bijzondere) afwijkingen gaan ontstaan en vervolgens analyseren hoe dit is ontstaan en daar actie op nemen.
91
Arbeidsomstandigheden De werkgever heeft een grote en voortdurende zorgplicht in het kader van arbeidsomstandigheden. Hieraan kan op verschillende manieren invulling gegeven worden. Door bijvoorbeeld interactieve sessies om medewerkers bewust te maken van de eigen verantwoordelijkheid en risico’s. En informatieve sessies waarbij door de werkgever voorlichting en instructie wordt gegeven over de werkplek(inrichting) en het gebruik van hulpmiddelen. In het kader van HNW en de geplande verhuizing naar andere (tijdelijke) locaties zal hier bijzondere aandacht aan besteed worden. Daarnaast is het zaak om in de tijdelijke huisvesting en later de definitieve huisvesting de RisicoInventarisatie en –Evaluatie (RIE) actueel te houden en opnieuw te actualiseren als er iets in de werkplek(omgeving) verandert. Voorzieningendiscussie De algemene lijn is dat alle voorzieningen in meer of mindere mate zullen worden losgemaakt uit de gemeentelijke 'lijnorganisatie' of in jargon: zullen worden verzelfstandigd. Daarvoor bestaat (raads)breed draagvlak. Dat zal enerzijds zorgvuldig moeten gebeuren, maar anderzijds zal de gemeente er vanaf 2014 € 100.000 minder voor beschikbaar stellen, oplopend tot € 600.000 in 2016 en volgende jaren. Dit heeft natuurlijk forse consequenties voor iedereen die direct bij deze voorzieningen is betrokken, maar ook voor ondersteunende afdelingen zoals bijv. het team Vastgoed. De uiteindelijke consequenties en de uitwerking ervan, zullen in 2014 zichtbaar worden.
Financiën en Control Algemeen Aan de hand van de planning en controlcyclus zullen de verscheidene financiële stukken worden opgesteld en aangeboden. In maart 2014 zijn er gemeenteraadsverkiezingen en daarop volgen de besprekingen met betrekking tot coalitieakkoord en collegeprogramma. Op grond van de financiële verordening (art 212), komt de vraag aan de orde of de programma-indeling voor de begroting 2015 wordt gewijzigd, zodat deze (meer) aansluit bij de bestuurlijke plannen voor de nieuwe collegeperiode. De liquiditeitenplanning en de financieringsbehoefte Inmiddels is binnen de financiële administratie behoefte ontstaan aan het aantrekken van leningen (lang en kort), in tegenstelling tot twee jaar terug. In deze tijd van economische crisis, is er eens te meer een goed inzicht noodzakelijk. De afgelopen periode is daar tijd in geïnvesteerd. Inmiddels is het zogenaamde schatkistbankieren. Weerstandsvermogen en risicomanagement In vervolg op de nota weerstandsvermogen en risicomanagement, dat eind 2012 door de raad is vastgesteld, is aan de hand van een uitvoeringsplan integraal risicomanagement ingevoerd. De eerste resultaten zijn op de paragraaf B Weerstandsvermogen en risicobeheersing. In de loop van 2013 is begonnen met de implementatie, als onderdeel van de Planning en Controlcyclus. BAG audit Een BAG beheeraudit is verplicht binnen drie jaar na aansluiting op de LV BAG. Alhoewel de er wel een planning is gemaakt voor alle gemeenten in Nederland is deze planning gebaseerd op “vrijwilligheid” van de gemeente. Er zijn op dit moment geen sancties als iedere gemeente zijn eigen planning aanhoudt. De eerste BAG Audit wordt vergoed vanuit het ministerie. Indien blijkt dat er tekortkomingen zijn wordt er een herhaalaudit gepland. Deze audit moet verplicht binnen 1 jaar na de oorspronkelijke audit plaatsvinden. Deze audit wordt niet vergoed. Gekozen is om de audit aan het eind van het tweede kwartaal uit te voeren.
92
Informatievoorziening & Vastgoed Informatisering Landelijke ontwikkelingen Op landelijk niveau wordt hard gewerkt aan het realiseren van de elektronische overheid. Via het i-NUP (i-NUP staat voor ‘implementatie NUP’) wordt gewerkt aan de basisinfrastructuur van de totale overheid (rijk, provincies, gemeenten en waterschappen). De gemeente vormt hierin het centrale aanspreekpunt voor de ondernemers en de burgers en neemt hierdoor deel aan tal van (informatie)ketens. De kern van het i-NUP bestaat uit twintig bindende afspraken (resultaatverplichtingen) over verplicht gebruik van vierentwintig e-overheidsbouwstenen in werkprocessen. De bouwstenen voor edienstverlening zijn gegroepeerd naar: • dienstverlening aan burgers; • dienstverlening aan bedrijven en instellingen; • de basis op orde (basisregistraties). In 2014 krijgt de realisatie van het uitvoeringsprogramma zijn vervolg via diverse projecten. Deze projecten focussen op het leggen van verbinding met de landelijke ketenpartners volgens afgesproken standaarden en protocollen. Tevens wordt op basis van het nieuwe dienstverleningsconcept verder © gewerkt aan de digitale dienstverlening binnen het Antwoord concept. Al deze zaken zijn beschreven in het informatiebeleidsplan. Een andere belangrijke landelijke ontwikkeling zijn de verschillende decentralisaties in het sociaal domein. Hiervoor dient de gemeentelijke informatievoorziening opnieuw onder de loep te worden genomen om, voor 1 januari 2015, zorg te kunnen dragen voor de gegevensuitwisseling tussen de gemeente en de externe uitvoerders op het gebied van (jeugd)zorg, onderwijs, werk en inkomen. Lokale ontwikkelingen De samenwerking op gebied van o.a. ICT met gemeente Capelle aan den IJssel biedt ons de mogelijkheid om het i-NUP versneld te realiseren. Net zoals de uitdagingen in het sociale domein slim en effectief op te lossen. De samenwerking draagt op die manier positief bij aan de te behalen resultaten. Gemeentelijke inspanningen De invoering van de elektronische overheid, de decentralisaties, nieuwe wetgeving, maatschappelijke kwesties en veranderende wensen en eisen in software en de voortschrijdende technologie oefenen een grote invloed uit op de inrichting van onze werkprocessen. Organisatie en informatiesystemen moeten een goed werkend geheel vormen dat kan meebewegen met alle veranderingen die steeds weer opnieuw op onze organisatie afkomen. Samenhang, flexibiliteit, transparantie en betrouwbaarheid zijn de kernwoorden waarmee we onze werkprocessen, gegevensbanken en systemen moeten inrichten om adequaat te kunnen reageren op veranderingen. Een volledig digitale interne informatiehuishouding, waarop wordt ingezet in het informatiebeleidsplan, vormt een belangrijke randvoorwaarde om dit in praktijk te brengen. Deze digitale informatiehuishouding draagt ook bij aan het implementeren van Het Nieuwe Werken. Daarnaast zal in 2014 extra aandacht worden besteed aan de beveiliging van de informatiehuishouding op basis van het aanstaande informatiebeveiligingsbeleidsplan. Temeer daar de gemeentelijke informatiehuishouding aan steeds meer ketens gaat deelnemen en de dreigingen van buitenaf alsmaar toenemen. Automatisering De hiervoor genoemde ontwikkelingen onderstrepen het belang van goed functionerende geautomatiseerde hulpmiddelen als ondersteuning bij het uitvoeren van de werkzaamheden. Er worden steeds hogere eisen gesteld aan de actualiteit, de betrouwbaarheid, de beschikbaarheid en de verwerkingscapaciteit van ondersteunende hulpmiddelen. Ergo, eisen die worden gesteld aan de infrastructuur en applicaties en de beveiliging ervan. Hiertoe worden jaarlijks applicaties aangeschaft en
93
geactualiseerd, vervangen of uitgebreid en worden onderdelen van de infrastructuur vernieuwd. De applicaties en de infrastructuur zullen in 2014 wederom meegroeien met de actuele eisen op basis van de informatiearchitectuur. Ook zal in 2014 het totale applicatielandschap kritisch onder de loep worden genomen. Daar waar nodig zal het applicatielandschap efficiënter worden ingericht. Dit is ook een van de zaken die binnen het samenwerkingsverband met Capelle aan den IJssel gezamenlijk worden opgepakt. Ook nemen de kwaliteitseisen in de organisatie toe, niet in het minst door de nog steeds toenemende afhankelijkheid van de ICT-toepassingen. Dit alles stelt ook steeds hogere eisen aan de mensen die de I-functie invullen. Daarom zal in 2014 ook weer veel aandacht worden geschonken aan het verder vergroten van de kwaliteit en professionaliteit van de diensten die de afdeling InV op dit punt aan de organisatie biedt. De medewerkers zullen daartoe dan ook de nodige tijd besteden aan relevante trainingen en cursussen.
Team vastgoed Vastgoed De verdere ontwikkeling en professionalisering van de discipline Vastgoed wordt in 2014 doorgezet. Het tempo waarop dit gebeurt wordt mede bepaald door de inzet van het team bij het programma Huisvesting. Gedurende de looptijd van het programma levert het team, afhankelijk van de fase waarin het programma zich bevindt, in meer of mindere mate een bijdrage. De vastgoeddossiers worden in 2014 verder gecentraliseerd binnen het team en de benodigde (vastgoed-, facilitaire en inkoop) informatie is beschikbaar in de aanwezige beheerpakketten. Er wordt verder vorm gegeven aan de samenwerking met de diverse afdelingen binnen de gemeente, met name met de beleidsafdelingen en de afdeling Financiën en Control. Structurele periodieke afstemming met bestuurders, beleidsmedewerkers, managers, gebruikers en huurders vindt plaats over korte- en lange termijn ontwikkelingen die van invloed zijn op de gemeentelijke vastgoedportefeuille. Intern is vastgesteld op welke wijze de gemeente invulling geeft aan het kostprijsdekkende huurbeleid. Duidelijk is welke rekenmethodiek wordt toegepast en welke parameters hierin worden meegenomen. Op basis van bestuurlijke besluitvorming wordt de externe uitwerking, invoering en uitrol op projectmatige wijze georganiseerd. Er vindt gefaseerd en gestructureerd overleg plaats met de stakeholders om te komen tot nieuwe uniforme huurovereenkomsten met duidelijke demarcaties tussen (nieuwe) verantwoordelijkheden. Op het gebied van vastgoed wordt voor de levering van service- en onderhoudscontracten in 2014 meerjarige contracten afgesloten. Het beoogde doel is het aansluiten op het nieuwe inkoopbeleid, een effectieve en efficiënte bedrijfsvoering, kwaliteitsvoordeel en/of inkoopvoordeel. Voorzieningendiscussie Als onderdeel van de voorzieningendiscussie is in 2013 onder begeleiding van team Vastgoed een haalbaarheidsonderzoek uitgevoerd door een stagiaire van de Haagse Hogeschool. Het vervolg van de voorzieningendiscussie bestaat uit de uitwerking van een aantal deelprojecten. Binnen deze deelprojecten neemt team Vastgoed, in de rol van adviseur, deel. Wanneer als gevolg van de uitkomsten van de deelprojecten wijzigingen optreden in de samenstelling van de gemeentelijke vastgoedportefeuille of aanpassingen aan vastgoedobjecten noodzakelijk zijn pakt team Vastgoed dit in de rol van opdrachtnemer op. Grond Er is nieuw beleid in ontwikkeling voor de verhuur en verkoop van tuingrond. De verwachting is dat dit beleid per 1 januari 2014 in werking treedt. De afdeling Beheer Buitenruimte wordt betrokken bij de totstandkoming ervan. Het is de bedoeling om in 2014 op basis van dit beleid actiever op te treden tegen illegaal in gebruik genomen gemeentegrond en om burgers ook proactief te benaderen met de mogelijkheid om gemeentegrond te kopen en te huren. De dossiers worden in 2014 verder geïntegreerd binnen het team, de benodigde informatie (digitaal) vastgelegd en opgenomen in de daarvoor aanwezige beheerpakketten.
94
Dit geldt ook voor het uitgifteproces. Op het gebied van communicatie en zichtbaarheid wordt gewerkt aan een herkenbare plek op de gemeentelijke website zodat geïnteresseerden hier de nodige informatie kunnen vinden. Facilitair Het raadhuis dat in 2014 herontwikkeld zal worden vraagt om het herijken van de facilitaire dienstverlening. Een nieuw raadhuis biedt een mooi start punt om de facilitaire dienstverlening aan te laten sluiten op de behoefte van de gemeentelijke organisatie. Een deel van de huidige facilitaire processen is gebaseerd op de huidige huisvesting. Met het wijzigen van de huisvesting zullen ook deze processen wijzigen. Er zullen diverse contracten met leveranciers beëindigd of gewijzigd moeten worden. Gelijktijdig zal geprobeerd worden om nieuwe facilitaire contracten efficiënter in te richten. Onderzocht zal worden of schaalvergroting mogelijk is door diverse kleine contracten te bundelen en te onderzoeken of samenwerking met gemeente Capelle aan den IJssel mogelijk is. Inkoop Het inkoopbeleid is in 2013 herzien en aangepast aan het beleid van het VNG. Door de herziening loopt het inkoopbeleid van Krimpen aan den IJssel en Capelle aan den IJssel gelijk met elkaar op. De gemeente Krimpen aan den IJssel en Capelle aan den IJssel hebben het voornemen om in 2014 een inkoopplatform op te richten waaraan ook andere gemeenten deel kunnen nemen. De instrumenten zoals de spendanalyse, de aanbestedingskalender en het inkoopplein worden verder uitgewerkt. Het aspect duurzaamheid is en blijft van groot belang aangezien de gemeente de verplichting heeft om vanaf 2015 100% duurzaam in te kopen. Ook de inkopen op het gebied van facilitair zijn nog steeds de insteek om voor de levering van producten en diensten meerjarige onderhoudscontracten af te sluiten. Op gebied van beheer vindt een digitaliseringslag plaats. Huur-, onderhouds-, leverancierscontracten en andere nuttige informatie worden opgenomen in de daarvoor aanwezige beheerpakketten. Communicatie Het strategisch communicatiebeleid is vastgesteld. De focus ligt nu op het implementeren van dit beleid in de organisatie. Communicatie moet een centralere plek krijgen binnen de beleidsontwikkeling. Met de inzet van communicatie staan de volgende doelen centraal: - Doel 1: Vertrouwen in de gemeente op peil houden in tijden van bezuinigingen - Doel 2: Betere profilering van wethouders moet zorgen voor meer transparantie - Doel 3: Samenwerking als krachtige bestuursstijl van het college laten zien - Doel 4: Benadrukken eigen verantwoordelijkheid inwoners en ondernemers Om deze doelen te bereiken worden verschillende communicatiemiddelen ingezet. De website is hierbij het centrale communicatiemiddel. Hierop is actuele informatie te vinden over de dossiers waaraan gewerkt wordt. Naast de website worden ook steeds meer vormen van social media ingezet om doelgroepen te bereiken en de interactie aan te gaan. Social media worden daarnaast ook gebruikt om te monitoren wat er in de samenleving speelt. Intern hebben twee belangrijke projecten de aandacht: de invoering van HNW en de bouw van het nieuwe raadhuis. Communicatie speelt in dit proces een cruciale rol. De interne communicatie verloopt via het intranet. De focus voor de komende periode ligt op de doorontwikkeling en de inzet van intranet als ondersteuning bij de bedrijfsprocessen.
95
Algemene bestuurlijke en juridische ondersteuning In de nieuwe organisatie zijn de algemene bestuurlijke en juridische zaken (ABJZ) ondergebracht bij het onderdeel ABJZ van de afdeling Bestuurs- en Managementondersteuning (BMO). De inrichting van deze functie is gebaseerd op twee beginselen: 1. Voor de uitvoering van het primaire proces is de benodigde (specialistische) BJZ-kennis ondergebracht bij de afzonderlijke vakafdelingen. De afdelingen zijn daarop kwalitatief en formatief ingericht; 2. Naast deze decentraal ingerichte specialistische vakkennis, is er een centraal ingerichte generalistisch onderdeel ABJZ, ondergebracht bij BMO. De centraal ingerichte ABJZ kent een bestuurlijke en juridische component. 1. De bestuurlijke component betreft algemene onderwerpen, zoals de ontwikkeling van gemeenschappelijke regelingen, bestuurlijke consequenties van de invoering van algemene wet- en regelgeving (o.a. Awb) en ondersteuning van bestuurlijke processen (o.a. intensivering samenwerking, bestuurskrachtmeting, stadsregionale ontwikkelingen enz.) 2. De juridische component betreft algemene onderwerpen, zoals de invoering van algemene weten regelgeving (o.a. Awb), regierol afhandeling bezwaarschriften, waar nodig de ontwikkeling van een centrale kaderstelling ter bevordering van de algemene juridische kwaliteit binnen de organisatie en een algemeen klankbord op generalistisch juridisch beleidsterreinen. Over deze nieuwe inrichting en uitvoering van ABJZ kan tot op heden tevreden worden teruggekeken. Om die reden zullen beide componenten (bestuurlijk en juridisch) ook in 2014 op dezelfde manier vorm worden gegeven.
96
§F
Verbonden partijen
Inleiding Het Besluit begroting en verantwoording (artikel 15) geeft aan dat in deze paragraaf de partijen moeten worden opgenomen waarmee de gemeente een bestuurlijke relatie heeft én waarin zij een financieel belang heeft. Het betreft zowel privaatrechtelijke als publiekrechtelijke rechtspersonen. De partijen waaraan alleen een financieel risico kleeft worden opgenomen in de paragraaf weerstandsvermogen en partijen waarmee een bestuurlijk belang gediend is, maar waaraan geen juridisch afdwingbare financiële verplichtingen kleven, maken onderdeel uit van een programma. De gemeente participeert in een groot aantal samenwerkingsverbanden. Het uitgangspunt voor het aangaan van een samenwerking is altijd de vraag of uitvoering van taken door een derde partij beter is voor de gemeente. In zijn algemeenheid geldt, dat voor een gemeenschappelijke regeling wordt gekozen indien de gemeente dit beleid niet alleen dan wel niet doeltreffend kan uitvoeren. In een aantal gevallen geldt dat uit oogpunt van efficiency en kostenbeheersing uitvoering door een gemeenschappelijke regeling de voorkeur heeft. De gemeente blijft altijd eindverantwoordelijk voor het realiseren van de beleidsdoelen. Deze paragraaf geeft de raad inzicht in de taken die verbonden partijen voor de gemeente uitvoeren, de relatie met de doelstellingen uit de programma’s en de omvang van de financiële bijdragen en de risico’s.
Ontwikkelingen Diverse ontwikkelingen leiden tot veranderingen in het aantal regelingen waarin de gemeente deelneemt. Ook de komende jaren zijn nog ontwikkelingen te verwachten op het gebied van samenwerking met andere gemeenten en derden. Twee gemeenschappelijke regelingen zijn onlangs beëindigd. HALT gaat vanaf 2013 verder als stichting en OLIVER (volwasseneneducatie) is opgeheven, waarmee de bekostiging van volwasseneneducatie met ingang van 2013 volledig bij het Rijk ligt. Beide regelingen zijn niet langer in deze paragraaf opgenomen. De samenwerking met Capelle aan den IJssel krijgt de vorm van een gemeenschappelijke regeling en zal een forse overdracht van middelen met zich meebrengen. De vorming van één gemeente in de Krimpenerwaard zal gevolgen hebben voor samenwerkingsverbanden die wij met de huidige gemeenten hebben, waarbij met name moet worden gedacht aan het Technisch Bureau in de Krimpenerwaard. Per 1 januari 2015 wordt de Stadsregio Rotterdam opgeheven. Een nieuwe samenwerking in de vorm van de Metropoolregio komt hier deels voor in de plaats. Tenslotte leiden de decentralisaties in sociale domein tot nieuwe en substantiële samenwerkingsverbanden, zowel beleidsinhoudelijk als financieel. Krimpen aan den IJssel stelt zich als altijd coöperatief op en neemt ook actief deel aan de totstandkoming van gewijzigde en nieuwe samenwerkingsverbanden. Wij houden u daarvan langs de gebruikelijke weg op de hoogte.
Ontwikkeling van de bijdragen Evenals voorgaande jaren zijn voor de begroting 2014 regionale afspraken gemaakt over een taakstelling voor gemeenschappelijke regelingen. Na de taakstelling van 5% vanaf 2011 werd regiobreed de noodzaak gevoeld om de gemeenschappelijke regelingen opnieuw bij te laten dragen aan de financiële opgave waar het lokaal bestuur voor staat. De opgelegde taakstelling bedroeg 3% in 2012 oplopend naar respectievelijk 4% en 5% in 2013 en 2014.In veel gevallen is daar opnieuw op een constructieve wijze mee omgegaan. In deze begroting zijn de bijdragen opgenomen zoals die in de vastgestelde begrotingen van de gemeenschappelijke regelingen staan. Dat wil zeggen dat geen taakstellingen zijn meegeteld waarmee het bestuur van de betreffende gemeenschappelijke regeling niet heeft ingestemd.
97
Weerstandsvermogen Vanuit diverse gemeenten is de afgelopen jaren het belang van beleid met betrekking tot risico’s en weerstandsvermogen benadrukt. In de planning en controldocumenten van de meeste gemeenschappelijke regelingen heeft dit onderwerp inmiddels meer aandacht gekregen. Deze ontwikkeling kan leiden tot de behoefte aan een hoger weerstandsvermogen bij de gemeenschappelijke regelingen. Omdat de deelnemers in alle gevallen de financiële achtervang voor gemeenschappelijke regelingen zijn, achten wij het niet zonder meer noodzakelijk dat de gemeenschappelijke regelingen er zelf een toereikend weerstandsvermogen op na houden. Zeker wanneer voor de aanvulling van het weerstandsvermogen extra middelen van de deelnemende gemeenten nodig zijn, geven wij er de voorkeur aan om risico’s in de gemeentebegrotingen op te nemen.
Gemeenschappelijke regelingen Hieronder is een overzicht van de gemeenschappelijke regelingen opgenomen inclusief de financiële bijdrage.
Financiële bijdrage aan:
PRG
bedragen x 1.000
Stadsregio Rotterdam Streekarchief Midden-Holland Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond Technisch Bureau Krimpenerwaard DCMR (milieu) OGZ-RR (Openbare Gezondheidszorg RotterdamRijnmond ondergebracht bij GGD Rotterdam) CJG Rijnmond Werkvoorzieningschap PROMEN Natuur- en Recreatieschap Krimpenerwaard en Koepelschap Buitenstedelijk Groen Totaal
Rekening Begroting Begroting 2012 2013 2014 134 88 1.218 391 338
134 92 1.218 378 338
133 103 1.203 376 337
5 3 6
151 591 129
181 590 72
182 571 43
8
203
202
202
3.243
3.205
3.150
1 1 2 2 +7 2 +8
Bij deze gemeenschappelijke regelingen is de gemeente vertegenwoordigd in het bestuur. Aan de gemeenschappelijke regelingen zijn financiële risico’s verbonden, zij het dat in het algemeen het risicoprofiel laag is en zich veelal uit in een redelijk voorspelbare stijging van de jaarlijkse exploitatielasten. Hieronder wordt per regeling ingegaan op actuele ontwikkelingen en specifieke kenmerken.
Stadsregio Rotterdam Juridische vorm Wettelijk kader Doelstellingen, taken
Relatie met programmabegroting Krimpen (programma, doelen) Financiële bijdrage Financiële risico’s
Gemeenschappelijke regeling Wgr-plus De Stadsregio Rotterdam is een regionaal bestuur dat werkt aan een goed bereikbare regio met een sterke concurrentiepositie en een aantrekkelijk leef-, woon- en vestigingsklimaat. De stadsregio versterkt daartoe de economische, ruimtelijke en sociale samenhang van de regio. De Stadsregio heeft primair een relatie met programma 8. Op dit moment vervult de Stadsregio ook nog een rol op het gebied van jeugdzorg. € 133.306 zeer gering
98
Bestuurlijke vertegenwoordiging Krimpen Belangrijke ontwikkelingen/opmerkingen
De wethouders Prins en Blankenberg hebben zitting in de regioraad (het AB). Alle collegeleden zijn betrokken bij de portefeuilleoverleggen. Per 1 januari 2015 zal de Wgr+ komen te vervallen en daarmee de wettelijke basis voor de Stadsregio Rotterdam. Daardoor zal per 1 januari 2015 de Stadsregio Rotterdam formeel worden opgeheven. Er is inmiddels een liquidatieplan opgesteld. Dit liquidatieplan zal binnen het reguliere besluitvormingsproces van de Stadsregio worden behandeld. Definitieve besluitvorming in het AB is voorzien in februari 2014. Er zijn inmiddels voorbereidingen getroffen voor de vorming van een Metropoolregio Rotterdam-Den Haag. Dit betreft een nieuw samenwerkingsverband van 24 gemeenten vanuit de Stadsregio Rotterdam en het Stadsgewest Haaglanden. De beoogde samenwerkingsvorm zal op basis van de nieuwe Wgr de vorm van een gemeenschappelijke regeling krijgen. De Raden van de 24 gemeenten zullen eind 2013 de gemeenschappelijke regeling MRDH definitief vaststellen.
Streekarchief Midden-Holland Juridische vorm Wettelijk kader Doelstellingen, taken
Relatie met programmabegroting Krimpen (programma, doelen) Financiële bijdrage Financiële risico’s Bestuurlijke vertegenwoordiging Krimpen Belangrijke ontwikkelingen/opmerkingen
Gemeenschappelijke regeling Wet Gemeenschappelijke Regelingen Het op een verantwoorde wijze beheren, ontsluiten en ter beschikking stellen van permanent te bewaren gemeentelijke archiefbescheiden. Programma 1 Bestuur en dienstverlening
€ 103.381 Gering wethouder Hofstra Vertegenwoordiger in het Dagelijks Bestuur van het Streekarchief. Gezamenlijke aanpak informatisering en formattering archiefbescheiden.
Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond Juridische vorm Wettelijk kader Doelstellingen, taken
Relatie met programmabegroting Krimpen (programma, doelen)
Financiële bijdrage Financiële risico’s
Gemeenschappelijke regeling Wgr Het doelmatig organiseren en coördineren van werkzaamheden: • ter voorkoming, beperking en bestrijding van brand; • ten behoeve van het vervoer van zieken en ongevalslachtoffers; • ten behoeve van de geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen; • noodzakelijk voor een doeltreffende rampenbestrijding en crisisbeheersing. De VRR is opgenomen in het programma veiligheid (punt 2.4) brandveiligheid, crisisbeheersing en rampenbestrijding, vergunningverlening en handhaven (gebruiksvergunning). De werkzaamheden van de GHOR en het ambulance vervoer zijn opgenomen in programma 5 volksgezondheid. € 1.202.658 Gering, met uitzondering van het FLO-risico.
99
Bestuurlijke vertegenwoordiging Krimpen Belangrijke ontwikkelingen/opmerkingen
De burgemeester vertegenwoordigt Krimpen aan den IJssel. De VRR heeft in 2013 de reorganisatie afgerond. In 2014 wordt met de gemeenten binnen de VRR het basiszorgniveau afgesproken. Hierin wordt opgenomen wat er voor de bijdrage wordt geleverd. Eventueel aanvullende wensen van gemeenten worden vervolgens als individuele afspraak vastgelegd. Dit wordt vervolgens als individuele bijdrage aan de gemeente in rekening gebracht.
Technisch Bureau in de Krimpenerwaard (TBK) Juridische vorm Wettelijk kader Doelstellingen, taken
Relatie met programmabegroting Krimpen (programma, doelen) Financiële bijdrage Financiële risico’s Bestuurlijke vertegenwoordiging Krimpen Belangrijke ontwikkelingen/opmerkingen
Gemeenschappelijke regeling Wgr • bouw- en woningtoezicht ingevolge de Woningwet • toezicht op naleving Bouwverordening • zorg voor technische werken op het gebied van: o weg- en waterbouw o rioleringen • landmeetkundige werkzaamheden • werkzaamheden t.b.v. exploitatieberekeningen grondexploitaties Het TBK is betrokken bij het programma 2 Veiligheid (thema 2.6 vergunningverlening en handhaving), het programma 7 Beheer Buitenruimte (thema’s 7.1 Wegen en 7.2 Water) en het programma 8 Duurzaam wonen en werken (RO-projecten) € 376.259 (bijdrage per inwoner voor bouw- en woningtoezicht). Overige diensten worden per project afgerekend o.b.v. een uurtarief Gering wethouder Prins (voorzitter) Met de andere gemeenten binnen de Stadsregio vindt oriënterend overleg plaats over de wijze waarop het bouw- en woningtoezicht lokaal is georganiseerd. Dit n.a.v. de landelijke discussie over Regionale UitvoeringsDiensten (RUD). De beoogde herindeling van 5 Krimpenerwaardgemeenten maakt het nodig c.q. gewenst dat een discussie over de toekomst van het TBK gevoerd wordt. Schoonhoven en Vlist nemen immers geen deel aan het TBK. Deze discussie zal door wethouder Prins, als voorzitter, geëntameerd worden in relatie tot de discussie over RUD-vorming.
DCMR Juridische vorm Wettelijk kader Doelstellingen, taken Relatie met programmabegroting Krimpen (programma, doelen) Financiële bijdrage Financiële risico’s Bestuurlijke vertegenwoordiging Krimpen
Gemeenschappelijke regeling WGR Uitvoering Wet milieubeheer (vergunningverlening en handhaving) De DCMR is betrokken bij het programma 2 Veiligheid (onderdeel 2.6; vergunningverlening en handhaving), en het programma 8 Duurzaam wonen en werken € 336.901 Gering Wethouder Hofstra
100
Belangrijke ontwikkelingen/opmerkingen
Geen.
GGD: Openbaar Lichaam Openbare Gezondheidszorg Rotterdam – Rijnmond (OGZRR) Juridische vorm Wettelijk kader Doelstellingen, taken
Relatie met programmabegroting Krimpen (programma, doelen)
Financiële bijdrage Financiële risico’s Bestuurlijke vertegenwoordiging Krimpen Belangrijke ontwikkelingen/opmerkingen
Gemeenschappelijke regeling WGR, Wet Publieke Gezondheidszorg, Wet Kinderopvang Met het productenpakket van de GGD Rotterdam - Rijnmond geeft de gemeente invulling aan de wettelijke taken op grond van de wet Publieke Gezondheid. Het productenpakket van de GGD omvat o.a. epidemiologisch onderzoek, Infectieziektenbestrijding, Milieu & Hygiëne en Persoonsgerichte zorg. Programma 5. Maatschappelijke ondersteuning, thema Volksgezondheid. Doel: Verbetering van de gezondheid van de inwoners van Krimpen aan den IJssel en bescherming bieden tegen ziektes en epidemieën. € 181.745 (inclusief inspecties kinderopvang v.w.b. basistaak) Gering wethouder Hofstra Geen
CJG Rijnmond Juridische vorm Wettelijk kader Doelstellingen, taken Relatie met programmabegroting Krimpen (programma, doelen) Financiële bijdrage
Financiële risico’s Bestuurlijke vertegenwoordiging Krimpen Belangrijke ontwikkelingen/opmerkingen
Stichting Wet Publieke Gezondheidszorg Jeugdgezondheidszorg 3 Jeugd en onderwijs
€ 571.000 (aangevraagd bedrag voor jeugdgezondheidszorg uniform). Het totale bedrag dat aangevraagd is voor jgz en cjg activiteiten bedraagt € 943.069 Gering Wethouder Hofstra CJG Rijnmond is een stichting. Publieke borging vindt plaats via de raad van publiek belang.
Promen Juridische vorm Wettelijk kader Doelstellingen, taken Relatie met programmabegroting Krimpen (programma, doelen) Financiële bijdrage Financiële risico’s Bestuurlijke vertegenwoordiging Krimpen
Gemeenschappelijke regeling WGR Uitvoeren van WSW taken voor 14 gemeenten Programma 6 Werk en inkomen Werkvoorzieningsschap Promen € 42.996 zie paragraaf Weerstandsvermogen Wethouder Blankenberg heeft sinds 2013 zitting in het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur van Promen.
101
Belangrijke ontwikkelingen/opmerkingen
De herstructurering binnen Promen is in 2012 afgerond. Krimpen aan den IJssel heeft evenals de andere aangesloten gemeenten binnen de GR hiervoor een eenmalige extra bijdrage betaald. Voor onze gemeente betekende dit € 420.218. Door de herstructurering zijn de gemeentelijke bijdragen structureel verlaagd in de meerjarenbegroting 2014-2017.
Koepelschap Buitenstedelijk Groen Juridische vorm Wettelijk kader Doelstellingen, taken
Relatie met programmabegroting Krimpen (programma, doelen) Financiële bijdrage Financiële risico’s Bestuurlijke vertegenwoordiging Krimpen Belangrijke ontwikkelingen/opmerkingen
Gemeenschappelijke regeling Wet Gemeenschappelijke Regelingen Bijdragen aan opheffing tekort aan buitenstedelijk groen in de Rotterdamse regio, realiseren van een evenwichtige verdeling van kosten van inrichting, beheer, bestuurlijke aansturing van de realisatie van het beleid en bevorderen evenwichtige ontwikkeling en instandhouding van buitenstedelijk groen. Programma 8
€ 201.672 (in samenhang met Natuur- en Recreatieschap) Gering Wethouder Blankenberg: lid dagelijks bestuur Geen
Natuur- en recreatieschap Krimpenerwaard Juridische vorm Wettelijk kader Doelstellingen, taken Relatie met programmabegroting Krimpen (programma, doelen) Financiële bijdrage Financiële risico’s Bestuurlijke vertegenwoordiging Krimpen Belangrijke ontwikkelingen/opmerkingen
Gemeenschappelijke regeling Wet Gemeenschappelijke Regelingen Aanleg en instandhouding natuurKrimpenerwaard Programma 8
en
recreatiegebieden
in
€ 201.672 (in samenhang met Koepelschap) Gering Wethouder Blankenberg, voorzitter -
Komende jaren veel aandacht voor (achterstallig) groot onderhoud en vervanging Fusie per 1-1-2014 (samen met NRS Reeuwijkse Plassen e.o.) in Groenalliantie Midden-Holland en omstreken.
Vennootschappen De deelname in het aandelenkapitaal van een aantal vennootschappen vloeit in hoofdzaak voort uit de van oudsher maatschappelijke belangen die door deze vennootschappen worden cq werden nagestreefd.
102
De gemeente Krimpen aan den IJssel heeft deelnemingen in een viertal ondernemingen te weten:
bedragen x 1.000
Eneco OASEN Bank Nederlandse Gemeenten NV Milieuservices AVR Krimpen
Deelneming (in euro) 681 13 74 144
Rekening 2012 693 0 38 0
Dividend Begroting 2013 791 0 49 0
Begroting 2014 750 0 40 0
Het financiële risico strekt zich uit tot de waarde van de deelneming. In de balans is de aankoopprijs van de aandelen als waarde opgenomen. Het risico betreft feitelijk de economische waarde van het aandelenpakket indien deze lager ligt dan de aankoopprijs. Tevens is in de tabel de dividenduitkering opgenomen. Mogelijke fluctuaties in de hoogte van de dividenduitkering vormen een risico, met effecten op het begrotingsresultaat. Om deze reden zijn wij terughoudend in het ramen van de opbrengsten uit dividend. De dividendopbrengsten zijn meerjarig gelijkblijvend geraamd, vanwege de onzekerheid van toekomstige winsten. De invoering van de verplichting tot schatkistbankieren (zie ook paragraaf D) leidt tot de verwachting dat het dividend op de aandelen van de BNG de komende jaren kan dalen.
103
§ G Grondbeleid Inleiding Net als geld is ‘grond’ een schaars middel. Verschillende functies, zoals infrastructuur, woningen, bedrijven, maatschappelijke voorzieningen en recreëren ‘concurreren’ als het ware om de beperkte ruimte binnen onze gemeentegrenzen. Daarom is het belangrijk om door het vaststellen van ruimtelijk beleid het duurzame gebruik van die ruimte vast te leggen en te bevorderen. In de Wet op de Ruimtelijke Ordening (Wro) is voor iedere gemeente de verplichting opgenomen om haar ruimtelijk beleid vast te leggen. In één of meerdere structuurvisies moet de gemeenteraad de uitgangspunten van het ruimtelijk beleid vastleggen. Het gaat daarbij niet alleen om de maatschappelijke doelstellingen (wat willen we bereiken) die de gemeente nastreeft bij het ordenen van de (schaarse) ruimte, maar ook om de hoofdlijnen van de te volgen handelswijze (wat en hoe gaan we het doen). Een structuurvisie is daarmee bij uitstek een strategisch beleidsdocument. Het Krimpense ruimtelijke beleid (wat willen we bereiken?) Het Krimpense ruimtelijke beleid is op hoofdlijnen vastgelegd in een aantal documenten die weliswaar niet de formele status van een structuurvisie op basis van de Wro hebben, maar die inhoudelijk wel als zodanig kunnen worden beschouwd. 1. De Structuurvisie ‘Ruimte voor ontwikkeling’, waarin de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente op strategisch niveau wordt beschreven. 2. Het Groenstructuurplan en het Stedelijk Waterplan, waarin de groen- en waterstructuur van de gemeente is vastgelegd. 3. Het Verkeersveiligheidsplan waarin de wegencategorisering is opgenomen en het Fietsstructuurplan waarin het (gewenste) fietspadennetwerk is opgenomen. De ‘functionele’ ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente wordt gebaseerd op (sectorale) beleidsnota’s. In de bestemmingsplannen die recent zijn geactualiseerd, wordt dit beleid zoveel mogelijk juridischplanologisch vertaald. Ook als zich een nieuw ruimtelijk initiatief aandient, wordt dat primair getoetst aan dit door de raad vastgestelde beleid. Een overzicht van de ruimtelijk gezien meest relevante (sectorale) beleidsnota’s ziet er als volgt uit. Functie / Thema Centrumgebied Wonen Werken / Economie
Maatschappelijke voorzieningen Vrije tijd Ruimtelijke randvoorwaarden
Beleidsnota Centrumvisie Woonvisie Detailhandelsvisie Voortgangsrapportage(s) Herstructurering Stormpolder Programma Woonservice Prioriteitstelling Onderwijshuisvesting Beleidsnota ‘Sport en bewegen’ Beleidsvisie speelplaatsen Welstandsnota Duurzaamheidsvisie Archeologische Waardenkaart Zonebeheer(plan) Stormpolder Cultuurhistorische Waardenkaart
De Krimpense ruimtelijke strategie (wat gaan we daarvoor doen?) Met het formuleren van alleen ruimtelijk beleid zijn wij er echter nog niet. Wij zullen ook een strategie moeten ontwikkelen om dit beleid ten uitvoer te brengen.
104
Bestemmingsplan Het centrale, publiekrechtelijke instrument waarmee de gemeente het grondgebruik kan regelen, is het bestemmingsplan. Een bestemmingsplan is een besluit van algemene strekking, waarin normstelling plaatsvindt ten aanzien van het grondgebruik: wat is waar toegestaan c.q. verboden. Het college moet een aanvraag omgevingsvergunning (de vroegere bouwvergunning) weigeren in geval van strijd met het bestemmingsplan, tenzij afwijking van het bestemmingsplan acceptabel is. Sinds de inwerkingtreding van de nieuwe Wro is de gemeente verplicht om voor het gehele gemeentelijk grondgebied bestemmingsplannen vast te stellen. Dat was voor onze gemeente al jaren het geval. Bestemmingsplannen moeten ook actueel worden gehouden. Tenminste iedere tien jaar moet een bestemmingsplan geactualiseerd worden. Om aan deze verplichting te voldoen zijn recent alle (vier) bestemmingsplannen geactualiseerd. In een bestemmingsplan wordt in principe geen (nieuw) ruimtelijk beleid geformuleerd. In een bestemmingsplan wordt het gemeentelijk beleid en het beleid van andere overheden vertaald naar een formeel juridisch kader. Nadat de gemeenteraad een bestemmingsplan heeft vastgesteld, vormt het de juridische basis voor de toetsing van vergunningaanvragen in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Grondbeleid Een ander belangrijk instrument om de doelstellingen van dit ruimtelijke beleid te realiseren is het gemeentelijk grondbeleid. Hieronder verstaan wij alle maatregelen en besluiten van het gemeentebestuur die betrekking hebben op de verwerving, het (tijdelijk) beheer, het bouwrijp maken en de uitgifte van grond. Hierbij gaat het dus in de eerste plaats om besluiten die worden geregeerd door het privaatrecht. Wanneer het niet lukt om tot ‘minnelijke verwerving’ over te gaan, heeft het gemeentebestuur echter ook de mogelijkheid om met een voorkeursrecht of onteigening publiekrechtelijk te opereren. Verder is in de nieuwe Wro een afzonderlijke afdeling (de zgn. Grondexploitatiewet) opgenomen, waarin de positie van de gemeente wordt versterkt in het geval een particulier niet mee wenst te werken aan het gemeentelijk ruimtelijk beleid. Wij maken in ons grondbeleid in algemene zin onderscheid tussen een actieve en een faciliterende gemeentelijke rol. In beginsel opereren wij faciliterend, dat wil zeggen dat wij de beleidsdoelstellingen op het gebied van duurzaamheid, mobiliteit, wonen, economie, recreëren en maatschappelijk voorzieningen proberen te realiseren door het formuleren van heldere kaders (bijv. in een bestemmingsplan of in stedenbouwkundige randvoorwaarden) en door overleg met marktpartijen. Bij deze vorm van grondbeleid loopt de gemeente zelf zo min mogelijk financiële risico’s. Nadeel is echter dat de gemeente beperkt is in haar sturingsmogelijkheden. Bovendien kan ook niet worden geprofiteerd van de waardevermeerdering die bijv. een functieverandering van bedrijvigheid naar wonen met zich meebrengt. In sommige gevallen kiezen wij daarom voor een actief grondbeleid. De gemeente is actief wanneer zij zelf gronden in bezit heeft (zoals bijv. in Lansingh-Zuid en de IJsseldijkzone) of gronden verwerft (zoals bijv. in de Stormpolder en de werf Van Duijvendijk). Duidelijk mag zijn dat de gemeente dan wel zelf het financiële risico loopt. Toch kan het actief verwerven van grond van belang zijn om ongewenste ontwikkelingen te voorkomen of gewenste ontwikkelingen te bespoedigen. In het duale stelsel is het college bevoegd tot grondaankoop. Wel zullen wij voor iedere aankoop afzonderlijk het benodigde krediet aan de gemeenteraad vragen. Wij informeren de raadscommissie daarbij actief over de argumenten voor de aankoop en de eventuele risico’s die de gemeente loopt.
105
Kostenverhaal Met de komst van de Grondexploitatiewet (onderdeel van de nieuwe WRO) zijn gemeenten verplicht hun kosten te verhalen. Dat kan via een exploitatieplan als onderdeel van het nieuwe bestemmingsplan dat de gemeenteraad vaststelt. De voorkeur gaat echter uit naar een zgn. ‘anterieure overeenkomst’ die op vrijwillige basis tussen de initiatiefnemer (‘exploitant’) en de gemeente wordt gesloten. Indien de gemeente een faciliterende rol heeft, maakt de gemeente vrijwel uitsluitend plankosten. Die kosten moeten – via een anterieure overeenkomst – op de exploitant worden verhaald. Als de gemeente een grondpositie heeft, worden alle kosten in principe via de grondverkoop – ook een soort anterieure overeenkomst – verhaald. Vóór de komst van de Grondexploitatiewet was het in onze gemeente al gebruikelijk om de gemeentelijke kosten te verhalen via een grondverkoop (bijv. in Lansingh-Zuid) of via een zgn. intentieof realiseringsovereenkomst (bijv. Rondweg-Middenwetering, Lijsterstraat, Ford-garage, Heeck). In dit verband is het van belang om te beseffen dat de gemeente natuurlijk ook zelf de initiatiefnemer kan zijn voor het ontwikkelen van vastgoed, bijv. van een sportaccommodatie. Initiatieven die de gemeente zelf ontplooit, worden in de begroting benoemd in de programma’s Jeugd en Onderwijs (3), Sport en Cultuur (4), Maatschappelijke Ondersteuning (5) en Duurzaam Wonen en Werken (8). In een dergelijk geval komen de gemeentelijke grondexploitatiekosten (o.a. boekwaarde bestaande vastgoed, plankosten, bouw- en woonrijpmaken) voor rekening van de gemeente zelf. En dat naast (of bovenop) de kosten van (nieuwbouw van) het vastgoed die onderdeel uitmaken van de zgn. ‘vastgoedexploitatie’ (VEX). Verder heeft de gemeente een wettelijke zorgplicht voor onderwijshuisvesting. Aanvragen van scholen worden getoetst aan de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs. Ook investeringen in 'onderwijsvastgoed' maken geen onderdeel uit van de grondexploitatie. Het dagelijkse beheer van onderwijshuisvesting (ook wel 'complex-exploitatie' (CEX) genoemd) komt primair voor rekening van een schoolbestuur die daarvoor een rechtstreekse vergoeding van het rijk ontvangt. Voor de goede orde: bij gemeentelijk(e) vastgoed en accommodaties komt de CEX volledig voor rekening van de gemeente. Ook bij onderwijshuisvesting komen de (gemeentelijke) grondexploitatiekosten volledig voor rekening van de gemeente zelf. Daarvoor is enige jaren geleden een Reserve Onderwijshuisvesting gevormd. Boekwaardes van de te slopen schoolgebouwen kunnen ten laste van deze reserve worden gebracht. Inmiddels is via de kadernota 2014 besloten deze reserve breder in te zetten voor maatschappelijk vastgoed.
Meerjarenprogramma grondexploitaties Via een jaarlijks geactualiseerde MPG wordt u steeds in het voorjaar een integraal inzicht in de financiële positie van de grondexploitaties aangeboden. Tevens geeft dit document u de mogelijkheid om te sturen in de projectenportefeuille. Bij de opstelling van de begroting vindt geen actualisatie van de grondexploitaties plaats. Wanneer afzonderlijke projecten aanleiding geven tot financiële bijstelling of besluiten van uw raad, dan worden hiervoor separate stukken aan u voorgelegd. Herijking groene projecten In het MPG 2013 heeft u kennis kunnen nemen van de effecten die de aanhoudende economische crisis heeft op de grondexploitaties. Met name de vooruitzichten voor de niet in exploitatie genomen gronden (de ‘groene’ projecten) geven aanleiding tot heroverweging.
106
Inmiddels zijn uitgangspunten geformuleerd waarlangs wij tot een herijking van de projectenportefeuille willen komen. De belangrijkste criteria zijn: • Beperken van algemene- en voorbereidingskosten; • Waar mogelijk opbrengsten ‘naar voren te halen’ • Bouwen voor de vraag en zoveel mogelijk zekerheid over de (financiële) uitkomst. Voordat stedenbouwkundige kaders en een programma worden vastgesteld (en daarvoor kosten worden gemaakt), dient eerst inzicht te zijn in de concrete vraag naar vastgoed op de betreffende locatie. • Het (strikt) vasthouden aan stedenbouwkundige uitgangspunten mag niet tot gevolg hebben dat door ‘de markt’ gewenst vastgoed, met gunstige financiële effecten, niet gerealiseerd kan worden. • Uitstel van projecten mag bij voorkeur niet tot verloedering van de betreffende locatie (opstal en/of braakliggend terrein) leiden. Met deze uitgangspunten gaan wij de komende tijd bepalen wat dit voor specifieke projecten betekent. Vanuit de stadsregio Rotterdam is op subregionaal niveau onderzocht of projecten van Krimpen, Capelle en Rotterdam-Alexander met elkaar concurreren. De voorlopige conclusie uit dat onderzoek is dat het planaanbod in de subregio Oost geen reden geeft tot verdere afstemming van geplande projecten, woningtypen en –aantallen. Risico’s In Krimpen aan den IJssel zijn wij gewend een behoudend waarderingsbeleid te voeren ten aanzien van de grondexploitaties. Dit betekent dat we voorzichtig omgaan met het inschatten van mogelijke inkomsten en aan de lastenkant zoveel mogelijk kosten meenemen. Deze werkwijze beperkt de omvang van de risico’s die wij op de grondexploitaties lopen. Ondanks dit voorzichtigheidsprincipe gaan grondexploitaties altijd vergezeld van risico’s. In het MPG zijn per project de risico’s systematisch geïnventariseerd. Voorbeelden van risico’s kunnen prijsontwikkeling, bodemgesteldheid, planvertragingen en afzetrisico’s zijn. Per benoemd risico is de omvang en de kans bepaald. Risico’s waarvan de kans groter is dan 50% worden integraal vertaald in de grondexploitatie. De overige risico’s zijn gewogen waarna een netto af te dekken risico van circa € 2,0 miljoen resulteert. De risico’s van de grondexploitaties maken deel uit van het gemeentelijke risicoprofiel, waarop in de paragraaf Weerstandsvermogen verder wordt ingegaan.
Budgetten 2014 Ten behoeve van de voorbereiding, planvorming en onderzoek van de diverse ontwikkelingen zijn in 2013 budgetten nodig. Via het MPG is aangegeven hoe de systematiek van groene, gele en rode projecten werkt. De gele en rode projecten worden via het MPG of tussentijdse vaststelling van grondexploitaties geautoriseerd. Voor groene projecten is jaarlijks een budget beschikbaar. In 2013 bedraagt dit budget € 350.000. Voor 2014 en volgende jaren is in het MPG rekening gehouden met een bedrag van € 200.000. De herijking van de groene projecten moet eraan bijdragen dat dit bedrag toereikend is. Deze kosten bestaan voor een groot deel uit ambtelijke uren, adviezen van derden en onderzoekskosten. Hierbij moet bijvoorbeeld worden gedacht aan stedenbouwkundige adviezen, verkeerskundige adviezen, bodemonderzoeken, juridische adviezen enzovoort. Naast de kosten die voor specifieke projecten worden gemaakt, is ook ieder jaar sprake van kosten die geen direct verband hebben met een individueel project. Voor dergelijke kosten vragen wij u een jaarlijks budget ad € 100.000 beschikbaar te stellen. Middels de budgetautorisatie van deze begroting worden de genoemde budgetten via programma 8 beschikbaar gesteld. De dekking vindt plaats vanuit de algemene reserve bouwgrondexploitatie via de resultaatbestemming. In programma 8 zijn de geplande lasten en baten van de grondexploitaties kostenneutraal verwerkt.
107
Economische crisis De economische crisis is onverminderd van invloed op de grondexploitaties. De woningmarkt en de bouwsector laten nog slechts weinig tekenen van herstel zien. Evenals de afgelopen jaren constateren wij in deze begroting dat het onderwerp grondexploitaties veel gemeenten bezig houdt en vaak tot financiële problemen leidt. Voor de gemeenten draait het niet alleen om woningbouw, maar ook om het mogelijk maken van maatschappelijke voorzieningen, infrastructuur, economie en openbare ruimte. Door de problemen in de bouwsector valt een belangrijke bron van inkomsten weg, die nodig is om allerlei voorzieningen te kunnen realiseren. Gemeenten zijn bereid ver te gaan om projecten toch mogelijk te maken, bijvoorbeeld door wijziging van het programma, aanpassing van grondprijzen, erfpachtconstructies, uitgestelde betalingen, afnamegaranties enzovoort om de bouw vooral door te laten gaan. In Krimpen zijn de laatste jaren boekwaarden afgeboekt en voorzieningen getroffen. Grotendeels kon dit binnen de financiële ruimte van de bouwgrondexploitatie worden opgevangen. Met het MPG als belangrijkste instrument sturen wij op de financiële kaders, die inmiddels leidend zijn. Dit blijkt ook uit de criteria die wij hebben opgesteld voor de herijking van groene projecten. De ontwikkeling van de reservepositie en de aanhoudende malaise in de (woning)bouw geven aanleiding tot blijvende waakzaamheid. Het is daarom van belang dat de financiële huishouding van de algemene dienst in Krimpen gescheiden is en blijft van de bouwgrondexploitatie. Winst en verlies op de bouwgrondexploitatie hebben geen directe financiële consequenties voor de begroting. Er vinden dus geen bijdragen uit de bouwgrondexploitatie aan de begroting plaats en er is ook geen rekening gehouden met de inzet van nog te realiseren grote winsten voor toekomstige projecten.
108
§ H Nieuw beleid en Intensiveringen Inleiding De paragraaf Nieuw Beleid en Intensiveringen (NB&I) bevat de beleidsprioriteiten die wij de komende jaren willen uitvoeren. Bij het opstellen van dit ‘verlanglijstje’ baseren wij ons voor een belangrijk deel op het collegeprogramma. Daarnaast kan het zijn dat de actualiteit van ons vraagt dat het beleid wordt herzien of geïntensiveerd. Via deze begroting vragen wij uw raad om in te stemmen met deze beleidsvoornemens. Bij de behandeling van de kadernota in uw vergadering van 4 juli 2013 is Nieuw Beleid en Intensiveringen voor een eerste maal aan de orde geweest. U hebt toen ingestemd met de prioritering op grond van ons collegeprogramma. Ten opzichte van de voorstellen in de kadernota hebben nog enkele wijzigingen plaatsgevonden. Alle onderwerpen zijn financieel vertaald op de betreffende programma’s en opgenomen in de teksten met betrekking tot ‘Wat willen we bereiken’ en ‘Wat gaan we daar voor doen’. De paragrafen zijn bedoeld als dwarsdoorsnede van de begroting. Zo geeft deze paragraaf u een inzicht in alle nieuwe onderwerpen die in deze begroting verwerkt zijn. Deze paragraaf geeft een totaaloverzicht van de financiële implicaties, inclusief de dekking, gevolgd door een korte toelichting per onderwerp. PRG
NB&I 2014
2014
2015
2016
2017
Modernisering GBA / Wet BRP Asbestinventarisatie gebouwen voor 1994 Uitbreiding mobiele bereikbaarheid medewerkers Herziening Welstandsnota Asbestverwijdering/Luchtbehandelingsinstallatie Schuldhulpverlening
25 38 30 38 101 pm
25 30
30
30
pm
pm
pm
Totaal NB&I
232
55
30
30
- 101 - 101
- 25
30
30
30
30
bedragen x 1.000
1.1 1.2 1.3 2.1 3.1 6.1
Dekking uit vrije reserve Dekking uit reserve maatschappelijk vastgoed Totaal tlv exploitatie
Toelichting Programma 1 Bestuur en Dienstverlening 1.1
Modernisering GBA/ Wet BRP (nieuw beleid) Met de invoering van de Wet Basis Registratie Personen (BRP) dient de nu in gebruik zijnde Burgerzaken applicatie (Key2Burgerzaken) vervangen te worden door 12 ‘Burgerzaken modules’. Dit heeft ook gevolgen voor de gemeentelijke informatiehuishouding en de werkprocessen. De kosten zullen buiten de ICT investering bestaan uit implementatiekosten als opleiding en training. De verwachting is dat in de loop van 2014 een start gemaakt wordt met de overgang van de GBA naar de BRP en dat dit proces wordt afgerond in 2015.
Programma 1 Bestuur en Dienstverlening 1.2
Asbestinventarisatie gebouwen voor 1994 (nieuw beleid) In het kader van de volksgezondheid en de verantwoordelijkheid van de gemeente als gebouw eigenaar is het wenselijk om inzichtelijk te maken in welke panden asbest aanwezig is. Vanwege de reeds uitgevoerde inventarisatie van scholen en de calamiteit met betrekking tot De Tuyter worden nu de overige gemeentelijke panden van voor 1994 geïnventariseerd. Dit geeft een beeld van de risico’s, zodat het beheer hierop kan worden afgestemd.
109
Programma 1 Bestuur en Dienstverlening 1.3
Uitbreiding mobiele bereikbaarheid medewerkers (intensivering) Ten behoeve van de invoering van ‘Het nieuwe werken’ dient de bereikbaarheid van de medewerkers geregeld te worden. Om dit te bereiken gaan we mobiele telefonie inzetten, daarvoor moet het contract met de provider worden uitgebreid. Wel worden de kosten voor vaste telefonie verlaagd. De verwachting is dat per saldo ongeveer € 30.000 aan extra kosten voor telefonie worden gemaakt.
Programma 2 Veiligheid 2.1
Herziening Welstandsnota (nieuw beleid) De huidige welstandsnota dateert uit 2004 en is in verband met gewijzigde wetgeving aan herziening toe.
Programma 3 Jeugd en Onderwijs 3.1
Asbestverwijdering/Luchtbehandelingsinstallatie (nieuw beleid) Op verzoek van het Rijk hebben de schoolbesturen een onderzoek naar asbest in de schoolgebouwen laten uitvoeren. Gebleken is dat in verschillende gebouwen asbest is aangetroffen die schadelijk is / kan zijn voor de scholieren en het personeel. De navolgende schoolbesturen hebben verzocht om verwijdering van asbest. De kosten hiervoor worden begroot op: Stichting OPOCK: verwijdering asbest De Fontein RVKO: verwijdering asbest het Octaaf St. Vrije Scholen: verwijdering asbest Rudolf Steinerschool
€ 14.383,25 € 5.762,32 € 44.348,00
Voor de onderstaande kosten is eveneens in de huidige begroting geen budget beschikbaar: St. Vrije Scholen: luchtbehandelingsinstallatie R. Steinerschool
€ 37.500,00
Programma 6 Werk en Inkomen 6.1
Schuldhulpverlening (intensivering) Het kabinet heeft besloten om het armoede- en schuldenbeleid de komende jaren verder te intensiveren. Het stelt daartoe krachtens het Regeerakkoord in 2014 € 80 miljoen en voor 2015 en latere jaren € 100 miljoen extra ter beschikking. Een groot deel van deze middelen zal beschikbaar worden gesteld aan gemeenten. Naar verwachting zal de verdeling in de decembercirculaire 2013 bekend worden gemaakt. De middelen die beschikbaar worden gesteld voor Krimpen zullen volledig worden ingezet voor de intensivering van het armoede- en schuldenbeleid.
110
§I
Subsidies
Inleiding Subsidieverlening vindt zijn wettelijke basis in de Kaderstellende beleidsnota’s Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hierin zijn a. Algemene subsidieverordening 2012 algemene regels opgenomen over subsidiëring b. Algemeen subsidiebeleidskader 2012 die ook voor de gemeentelijke overheid gelden. De hoofdregel van de subsidietitel in de Awb is dat subsidies gebaseerd moeten zijn op een wettelijk voorschrift. Voor gemeenten is dat wettelijk voorschrift een gemeentelijke verordening als aanvulling op en verbijzondering van de Awb.
Subsidieproces Het subsidieproces is hieronder schematisch uitgewerkt: Raad
College
Instellingen
Bewoners
Kaderstellend • Algemeen Subsidiebeleidskader • Algemene Subsidieverordening • Subsidieplafonds (begroting)
Controle • Bijstelling kaders door nieuw beleid • Jaarrekening
Vertaling naar doelstellingen, resultaten en budgetten door • Vaststellen uitvoeringsregelingen • Subsidie verlenen en vaststellen • Opstellen uitwerkingsplannen
Toetsing Resultaten aan geformuleerde beleidsdoelstellingen
Vertaling doelstellingen en gewenste resultaten in • Activiteitenplan, • Productbegroting, en • Diensten.
bijv.
Verantwoording over behaalde resultaten
• Deelnemers • Participanten • Klanten
Rol Raad In het algemene beleidskader en de ASV 2012 zijn de vertaling van de kaderstellende rol van de Raad uitgewerkt. Het algemene beleidskader gaat in op de inhoudelijke afwegingen van het subsidiebeleid van de Raad. In de ASV 2012 heeft de Raad de procedures van subsidieverlening en –vaststelling uiteengezet. Met de behandeling van de programmabegroting stelt de Raad de subsidieplafonds vast. Binnen deze vastgestelde plafonds zal het College de uitvoering ter hand moeten nemen. Voor de Raad is er de mogelijkheid om door middel van bijvoorbeeld nieuw beleid de (financiële) kaders bij te stellen. Tijdens de behandeling van de jaarrekening heeft de Raad de controlerende rol.
111
Waarom subsidiëring De gemeente betaalt op grond van het algemeen belang een deel van de kosten die een subsidieontvanger heeft gemaakt. Het gaat hierbij om activiteiten die de overheid wenselijk of nuttig vindt. Het subsidiegeld komt uit de openbare middelen. Met subsidies wordt beoogd het gemeentelijk beleid in de praktijk vorm te geven, of bij te sturen. Rubricering subsidies Hoewel er momenteel vele namen voor verstrekte subsidies bestaan, onderscheiden deze zich in juridische zin slechts door het feit of het een jaarlijkse dan wel een incidentele subsidie betreft. Daarom wordt een tweedeling in type subsidies aangebracht en tevens een beperking van het aantal subsidienamen, ze komen overeen met de typen en benaming uit de ASV: Jaarlijkse subsidies De jaarlijkse subsidie heeft betrekking op voortdurende activiteiten van een instelling, organisatie of vereniging en wordt bij voorkeur voor meerdere jaren verstrekt. Hieronder vallen: 1. Budgetsubsidies Overeenkomst tussen gemeente en organisatie, of groep van organisaties, waarbij een integraal samenwerkingsverband is ontstaan. Gericht op uitvoering van gemeentelijk beleid, uitgewerkt in te behalen doelstellingen en prestaties, waarbij de subsidieontvanger de uitvoering ter hand neemt. 2. Erkenningsubsidies Bedoeld om erkenning voor of belang van bepaalde structurele activiteiten aan te geven. Eenmalige subsidie Eenmalige subsidies zijn subsidies die voor een eenmalige activiteit, of een activiteit, waarvoor het College slechts voor een van te voren maximaal bepaalde tijd subsidie wil verlenen. Hieronder vallen: 1. Projectsubsidies Een projectsubsidie is tijdelijk en doelgericht. De subsidie is gericht op een prestatie, activiteit, evenement, product of resultaat, die aansluit op gemeentelijk beleid, die in tijd beperkt is en die inhoudelijk een afgerond resultaat oplevert. 2. Investeringssubsidies Investeringsubsidies kunnen alleen worden aangevraagd door instellingen die geen budgetsubsidie ontvangen. Voor investeringsubsidies gelden geen afzonderlijke Subsidiebeleidsregels. De Algemene Subsidieverordening Krimpen aan den IJssel is van toepassing. Wel zal een onderbouwd investeringsplan ingediend moeten worden bij de aanvraag. De subsidiebedragen worden opgenomen in de gemeentebegroting. Voor de op termijn benodigde vervanging van de gevraagde investering dient de organisatie zelf middelen te reserveren. Zoals aangegeven is niet de naam van de subsidie van belang, maar het feit of er een structurele (jaarlijkse) subsidierelatie met de ontvanger bestaat of dat het een incidentele subsidie betreft. Hierdoor bestaat de mogelijkheid om in de Subsidiebeleidsregels andere dan bovengenoemde subsidienamen te gebruiken, mits duidelijk is welk type subsidie het betreft.
112
Subsidieplafonds bedragen x 1.000
2.1 3.1
Subsi diebelei dsregel Verkeersbrigadiers Jeugd- en jongerenwerk
3.2
Budgeti nstell ing(en)
Subsi dieplafond 2014
Uitsplitsi ng subsidiepl afond Budget subsidie
E rkenni ng subsi die
Project subsi die
Huur vergoeding
5 335
327
Cent rum voor jeugd en gezin
Stichting JJMH CJG Rijnmond, Kwadraad, FlexusJ eugdplein, Vlucht heuvel, Lucertis
1.388
1.212
3.3
Peuterspeelzaalwerk
St. Reformatorische PSZ, St. Christ elijke PS Z De Madelief, Via Futura
340
340
3.4
Georganiseerd Jeugd- en jongerenwerk
18
3.5
Brede S chool
77
4.1 4.2
Bibliot heekwerk Kunst en musea
4.3 4.4
Muziek Media
18 18
13 18
5
4.5
Sport
20
10
10
34 195
8
25 195
Publieksevenementen Combinatief unc tionaris (I n)formele zorg, ouderenadvisering, steunpunt mant elzorg 5.1 (& en onderst euning vrijwilligers & I nformele zorg door 5.4) vrijwilligersorganis aties
Bibliot heek aan den IJssel Streekmuseum Crimpenerhof
4.6 4.7
750 136
8 44
8
132
10 77
414 123
2 4
334 9
Cont ourdeTwern
Kwadraad Cont ourdeTwern
392
343
277
271
68 10 12
68 10
5.2
Algemeen maatschappelijk werk
5.3 5.5 5.6
Collectieve voorzieningen ex AWBZ Gemeentelijke ant idiscrminatievoorziening Minderheden
5.7 5.8
Seniorenbeleid Sociaal-cultureel werk
13 25
5.9 5.10 5.11
Woonservice Deskundigheidsbevordering en werving van vrijwilligers Fonds bewonersinitiat ieven
5 12 10
5.12
Gezondheidsbeleid Totaal
5
RADAR
4
8
11 22
4
2 5 12 10
78 4.236
49 6
3.108
3
75
109
533
486
113
Financiële Begroting
114
Financiële positie Inzicht in de financiële positie van de gemeente is van groot belang voor de raad om goed invulling te kunnen geven aan de allocatie- en autorisatiefunctie van de begroting. De uiteenzetting van de financiële positie moet de raad het vereiste inzicht geven dat nodig is voor de juiste beoordeling van de begroting inclusief het meerjarig perspectief. In het BBV is de financiële positie als volgt gedefinieerd: het vermogen van de gemeente in relatie tot de exploitatie, met in achtneming van de risico’s. Hieronder wordt nader ingegaan op de factoren, die een rol spelen bij de beoordeling van de financiële positie: de (meerjaren-)ramingen van het bestaande en nieuwe beleid, de vermogenspositie en de risico’s en enkele specifieke onderwerpen.
Overzicht van baten en lasten Het overzicht geeft een totaalbeeld van de baten en lasten per programma, het begrotingsresultaat en de ontwikkeling door de jaren.
bedragen x 1.000
Lasten Bestuur en dienstverlening Veilighe id Jeugd e n onderwijs Sport en cu ltuur Maatschappeli jke ondersteuning Werk en inkomen Beheer buitenruimte Duurzaam wonen en werken Onvoorzien Totaal Baten Bestuur en dienstverlening Veilighe id Jeugd e n onderwijs Sport en cu ltuur Maatschappeli jke ondersteuning Werk en inkomen Beheer buitenruimte Duurzaam wonen en werken Algemene dekkingsmiddelen Totaal
Rekening
Begroting
Begroting
2012
2013
2 014
Meerjarenraming 2015
201 6
2017
6.456
7.377
6.418
6.267
6. 253
6.135
2.906
2.988
3.186
3.127
2. 925
2.946
5.584
5.563
5.415
5.236
5. 920
5.245
5.861
6.178
5.555
5.221
5. 061
4.987
6.102
6.492
6.151
6.024
5. 967
6.035
11.977
11.792
11.353
11.283
11. 366
11.470
13.387
14.488
13.633
13.908
14. 082
14.458
3.105
7.605
118
1.586
4. 432
1.297
608
145
145
145
145
55.378
63.091
51.973
52.797
56. 149
52.718
- 668
- 775
- 616
- 610
- 648
- 654
- 402
- 484
- 830
- 666
- 366
- 343
- 377
- 358
- 347
- 350
- 354
- 359
- 2.005
- 2.158
- 2.180
- 2.187
- 2. 225
- 2.259
- 791
- 688
- 625
- 634
- 644
- 654
- 8.737
- 9.219
- 9.007
- 8.895
- 8. 991
- 9.089
- 7.532
- 7.338
- 7.204
- 7.277
- 7. 396
- 7.494
- 2.951
- 4.467
1.182
- 304
- 5. 430
-6
- 32.645
- 32.136
- 32.652
- 30.974
- 31. 035
- 31.024
- 56.108
- 57.623
- 52.280
- 51.896
- 57. 089
- 51.880
- 731
5.468
- 307
901
- 940
838
Reservemutati es
700
- 5.514
154
- 791
742
- 916
Resultaat
- 31
- 46
- 152
110
- 197
- 78
Totaal saldo baten en lasten
115
Uitgangspunten begroting 2014-2017 In de raadsvergadering van 4 juli 2013 zijn middels de Kadernota 2014 de uitgangspunten voor de begroting 2014 vastgesteld. De prognoses van de ontwikkeling van de belangrijkste sociale en fysieke kenmerken van onze gemeente vormen de basis van de ramingen in deze begroting. Kerngegevens Woonruimten w.o. bijzondere woonruimten Woonruimten voor algemene uitkering* WOZ-waarde woningen WOZ-waarde niet-woningen Inwoners Jongeren (< 20 jaar) Ouderen (> 64 jaar) Ouderen (75 - 85 jaar) Huishoudens met laag inkomen Minderheden Eenouderhuishoudens Bijstandontvangers Uitkeringsontvangers Leerlingen VO Oppervlakte land Oppervlakte binnenwater Oppervlak bebouwing Slechte bodem Bedrijven
Eenheid woonruimten woonruimten woonruimten € 1 mln € 1 mln personen personen personen personen huishoudens personen huishoudens personen personen personen hectaren hectaren hectaren percentage vestigingen
2013
2014
13.396 926 13.302 2.823 473 28.855 7.016 6.162 2.107 3.160 920 839 355 1.415 1.340 778 115 115 90 1.573
13.162 926 13.076 2.770 475 28.900 7.000 6.350 2.160 3.160 920 839 355 1.415 1.318 778 115 115 90 1.573
2015
2016
2017
13.175 926 13.089 2.773 477 28.930 6.980 6.550 2.210 3.160 920 839 355 1.415 1.312 778 115 115 90 1.573
13.180 926 13.094 2.774 480 28.960 6.960 6.750 2.260 3.160 920 839 355 1.415 1.312 778 115 115 90 1.573
13.408 926 13.322 2.825 482 28.990 6.940 6.950 2.310 3.160 920 839 355 1.415 1.312 778 115 115 90 1.573
* ivm invoering BAG-definitie woonruimte is vanaf 2013 in de raming van de AU gerekend volgens rekenmodellen van BZK In deze begroting is gerekend met de volgende trendpercentages: 2014 Algemene inflatie (lasten) Project- en erkenningsubsidies Budgetsubsidies Bijdragen gemeenschappelijke regelingen Salarissen Belastingen, heffingen en overige baten Tarieven gemeentelijke accommodaties (o.a. de Tuyter) Tarieven gemeentelijke sportaccommodaties (incl zwembad) Tarieven muzieks chool Algemene inflatie (baten)
2015
2016
2017
1,50% 1,50% -1,25% 1,50% 0% 1,50% 1,50%
1,50% 1,50% 0% 1,50% 0% 1,50% 1,50%
1,50% 1,50% 0% 1,50% 0% 1,50% 1,50%
1,50% 1,50% 0% 1,50% 0% 1,50% 1,50%
4% 1,50%
4% 1,50%
1,50% 1,50%
1,50% 1,50%
1,50%
1,50%
1,50%
1,50%
Voor de overige uitgangspunten verwijzen wij kortheidshalve naar de Kadernota 2014. Kostenverdeling Vanaf 2014 wordt gebruik gemaakt van een nieuwe kostenverdeling. Via de kostenverdeling worden de bedrijfsvoeringkosten doorbelast naar de producten van de gemeente. Door de gewijzigde verdeling zijn de interne uurtarieven en de doorbelasting naar diverse maatschappelijke voorzieningen gewijzigd. De doorbelasting van de bedrijfsvoeringslasten naar de maatschappelijke voorzieningen, zoals het zwembad en de muziekschool, is kritisch tegen het licht gehouden. Het resultaat is een verdeling die meer gebaseerd is op de diensten die daadwerkelijk worden afgenomen. Hierdoor worden minder lasten toegerekend.
116
De totale omvang van de bedrijfsvoeringslasten is gelijk aan voorgaande jaren. Door de verlaagde toerekening aan maatschappelijke voorzieningen stijgt de opslag voor bedrijfsvoering die onderdeel uitmaakt van de uurtarieven. De hogere uurtarieven leiden vervolgens tot een lichte stijging van de kosten voor alle producten in de begroting en de grondexploitaties. Naast de doorbelasting van een bedrijfsvoeringonderdelen die voor de hele organisatie van toepassing zijn, worden specifieke ondersteunende functies zoals communicatie en vastgoed via het interne uurtarief doorbelast voor de daadwerkelijk bestede uren. Aanmerkelijke verschillen De gewijzigde kostenverdeling zorgt voor verschillen op alle programma’s in de begroting 2014 ten opzichte van de begroting 2013. De overige aanmerkelijke verschillen tussen de (gewijzigde) begroting 2013 en de begroting 2014 worden hieronder toegelicht. Programma
Begroting 2013 - 31.482
Begroting 2014 - 32.507
Totaa l verschil - 1.026
Bestuur en dienstverlening
6.602
5.801
- 800
Veilighe id
2.504
2.356
- 148
Jeugd e n onderwijs
5.205
5.068
- 137
Sport en cu ltuur
4.021
3.375
- 646
Maatschappeli jke onderste uning
5.803
5.526
- 277
Werk en inkomen
2.573
2.345
- 228
Hogere rijksbijdrage WWB I-deel (bijstanduitkeringen)
Beheer buitenruimte
7.149
6.429
- 720
Duurzaam wonen en werken
3.138
1.300
- 1.838
Lagere kapitaallasten wegbeheer en hogere storti ngen in voorzieningen. Fluctuaties in de bouwgrondexploitatieprojecten.
bedragen x 1.000
Algemene dekkingsmiddelen en onvoorzien
Verklaring aanmerkelijke verschillen Hogere algemene uitkerin g en lagere post onvoorzien. De inci dentele kosten van samenwerking en de voorzieningendiscussie in 2013. Incidentele lasten in 2013 mbt digital iseren bouwvergunningen en hogere opbrengst omge vingsvergunningen in 20 14. In 2013 incidentele transitiekosten de centralisatie Jeug dzorg en in 2014 lage re subsidie Open je ugden jo ngerenwerk. Lagere doorberekeningen ove rhead naar diverse maatschappelijke voorzien ingen en verdeling naar programma's van de al gemene stelpost voorzieningendiscussie. Minder koste n inburgering en la gere uitgaven voor WMO hulpmiddele n.
Algemene uitkering De raming van de algemene uitkering uit het gemeentefonds voor de jaren 2014-2017 is gebaseerd op de septembercirculaire 2013. Hierbij is ook rekening gehouden met de meest recente prognoses voor de locale sociale en fysieke structuur. Vanaf 2012 is het gemeentefonds weer gekoppeld aan de ontwikkeling van de netto-gecorrigeerde rijksuitgaven. Hierdoor kan de algemene uitkering fluctueren, zelfs in het lopende jaar. De rijksbegroting 2014 is nog steeds in behandeling. Indien de definitieve begroting afwijkt van de Miljoenennota, kan het gevolgen hebben voor het gemeentefonds en de algemene uitkering voor Krimpen. In de decembercirculaire 2013 worden de gemeenten weer geïnformeerd over de ontwikkelingen omtrent het gemeentefonds.
117
Stelposten In de begroting zijn diverse stelposten opgenomen. Om een correct beeld van de begrotingscijfers en de hardheid daarvan te geven worden deze hieronder kort toegelicht. Stelposten
2014
2015
20 16
2017
bedragen x 1.000
Onvoorziene lasten Nieuw beleid voorgaande begrotingsjaren Nieuw beleid 20 14-2017 Dekkingsmaatregelen voorgaande begrotingsjaren Totaal
145 81 232 - 175 282
145 121 55 - 610 - 289
145 1.218 30 - 936 458
145 571 30 - 936 - 189
Naast de jaarlijkse stelpost voor onvoorziene lasten zijn er drie categorieën stelposten in deze begroting. Zoals ieder jaar zijn de onderwerpen van nieuw beleid opgenomen als stelpost. Hierbij is onderscheid gemaakt naar nieuw beleid uit voorgaande begrotingsjaren en nieuw beleid dat bij deze begroting is toegevoegd. Tevens bevat deze begroting negatieve stelposten voor dekkingsmaatregelen. Het betreft de voorgenomen dekkingsmaatregelen uit voorgaande begrotingsjaren, die nog verder moeten worden uitgewerkt. De raad is in de kadernota 2013 geïnformeerd over de stand van zaken. Hierbij is via een amendement besloten alsnog een alternatieve invulling te zoeken voor de niethaalbare restanttaakstellingen. De invulling voor deze taakstelling van ca. € 50.000 is gevonden in het voordeel op de bijstandsuitgaven: door de doelmatige inzet blijven de bijstandskosten in Krimpen achter de landelijke trend, waardoor na de definitieve vaststelling van de rijksbijdrage voor 2013 er een structureel voordelig saldo ontstaat van ca. € 55.000 dat de taakstelling ruimschots dekt. Ook de taakstelling voor het ambtelijk apparaat is volledig ingevuld voor 2014 en voor een deel vanaf 2015. Versobering van het beloningsbeleid en verlaging van de wervingskosten leiden tot een structureel voordeel van € 50.000, waardoor vanaf 2015 nog € 70.000 resteert als taakstelling voor het ambtelijk apparaat. Bij de opstelling van de begroting 2014 zijn alle opgenomen posten beoordeeld op hardheid en haalbaarheid en worden als realistisch beschouwd. Alle stelposten voor dekkingsmaatregelen zijn per programma geraamd. Ook de stelpost voor de discussie over de maatschappelijke voorzieningen is verdeeld over de betreffende programma’s. De voorbereiding en invulling van de dekkingsmaatregelen worden ambtelijk gemonitord. De raad zal op de hoogte worden gehouden over het proces van het concreet maken van de voorgenomen dekkingsmaatregelen.
Vermogenspositie en risico’s Reserves De reservepositie van Krimpen neemt in de komende jaren af. Een belangrijke oorzaak hiervan is de geplande investeringen in de onderwijshuisvesting, waarbij de resterende boekwaardes ten laste van de reserve Maatschappelijk vastgoed worden gebracht. Tevens worden de egalisatie reserves reiniging en bouwleges kleiner, omdat met de onttrekkingen uit deze reserves de exploitatie wordt aangevuld. Over de reserves wordt geen rente berekend. Daarom heeft aanwending geen gevolgen voor de rentelasten of -baten in de begroting. Het mogelijk waardeverlies door niet toevoegen van inflatie aan de reserves is zeer beperkt.
118
Overzicht reserves
1-2014
1-2015
1-2016
1-2017
1-2018
bedragen x 1.000
Algemene reserves Algemene Dienst Bouwgrondexploitatie Vrije rese rve
4.84 9 12 2 53 9
4.849 322 236
4.849 22 211
4.849 2.009 211
4.849 1.709 211
Subtotaal
5.51 0
5.407
5.082
7.069
6.769
90 9 78 25 7 1.67 3 15 3 16 8
15 0
909 43 250 1.571 103 168 211 500 150
909 43 250 1.571 52 168 211 500 150
909 43 250 896 43 168 211 500 150
909 43 250 896 35 168 211 500 150
Subtotaal
3.38 8
3.905
3.854
3.170
3.162
Egalisatiereserves Reiniging Riolering Bouwleges
2.96 1 - 21 55 6
2.683 - 21 575
2.364 - 21 479
2.051 - 21 230
1.714 - 21 - 40
Subtotaal
3.49 6
3.237
2.822
2.261
1.653
12.39 4
12.548
11.757
12.500
11.584
Bestemmingsreserves BTW-Compensatiefo nds Vorming en opleiding Tijdelijke kosten personeel Maatschapp vastgo ed (incl. onderwhuisv) Afschrijving en Raadhuis Decentralisaties Maatschappeli jke voorzieningen Hoofdinfrastructuur
Totaal reserves
De structurele en incidentele mutaties in de reserves zijn op programma’s toegelicht. Hieronder worden de structurele reservemutaties nogmaals in totaaloverzicht gepresenteerd. PRG
bedragen x 1.000
Structurele reservemutaties
Reserve
2
Egalisatie opbrengst bouwleges
Egalisatie bouwleges
3 4
Afschrijving noodlokalen Kortlandschool Afschrijving clubgebouw Driekamp
Afschrijving Afschrijving
7
Egalisatie afvalexploitatie
8
Ambtelijke, advies en steb kosten
8
Grondexploitatie dekk ing groene projecten
Totaal structurele reserve mutaties
Begroting 2014
Meerjarenraming 2015 2016 2017
19
- 96
- 248
- 270
- 42 -9
- 42 -9
-9
-9
Egalisatie reiniging
- 278
- 319
- 313
- 337
AR BE
- 100
- 100
- 100
- 100
AR BE
- 200
- 200
- 200
- 200
- 610
- 766
- 870
- 916
Voorzieningen Voor investeringen in het kader van onderhoud kapitaalgoederen zijn voorzieningen gevormd. De basis is gelegd in onderhoudsplannen voor onder meer herstraten, riolering, gebouwen en (sport)accommodaties. Met deze werkwijze wordt gewaarborgd dat de gemeente het voorzieningenniveau voor wat betreft kapitaalgoederen kan handhaven.
119
Overzicht voorzieningen
1-2014
1-2015
1-2016
1-2017
1-2018
bedragen x 1.000
Voorzieningen met relatie tarieven Rioleringen
1.647
3.009
2.811
2.259
946
Subtotaal
1.647
3.009
2.811
2.259
946
Voorzieningen voor onderhoud Onderhoud Kapitaalgoederen Herstraten
2.329 8.989
2.215 9.889
2.099 8.491
1.981 7.158
1.862 6.114
11.317
12.104
10.590
9.140
7.976
Voorzieningen voor onze kere verplichtingen Dubieuze debiteuren Pensioenvoo rziening wethouders Spaarovereenkomst ambtenaren FLO Brandweer Tekort Krimpenerwaardcollege Tekort RK-kerk app artementen
380 2.605 30 3 1.745 28
380 2.605 30 0 1.745 28
380 2.605 30 0 1.745 28
380 2.605 30 0 0 28
380 2.605 30 0 0 28
Subtotaal
4.790
4.788
4.788
3.043
3.043
Voorzieningen de rdengelden Spaarsaldi Hyp otheek Totaal Plan
1.469
1.569
1.672
1.777
1.884
Subtotaal
1.469
1.569
1.672
1.777
1.884
19.224
21.470
19.860
16.218
13.850
Subtotaal
Totaal voorzieningen
Risico’s In de paragraaf Weerstandsvermogen en Risicobeheersing wordt een relatie gelegd tussen de risico's en de weerstandscapaciteit. Sinds het najaar van 2012 zijn de risico's op de grondexploitaties volledig in beeld. Dit jaar is voor het eerst een integrale inventarisatie van alle risico's uitgevoerd. Dit najaar wordt ingezet op de inbedding van risicobeheersing in de reguliere planning en controlcyclus.
Specifieke onderwerpen Arbeidskosten gerelateerde verplichtingen Volgens artikel 20 van het BBV moet in de uiteenzetting van de financiële positie afzonderlijk aandacht worden besteed aan de arbeidskosten gerelateerde verplichtingen. Onder deze verplichtingen moet worden verstaan de aanspraken van het huidige en het voormalige personeel op (toekomstige) uitkeringen. In de begroting 2014 is rekening gehouden met de volgende arbeidskosten gerelateerde verplichtingen. Arbeidskosten gerelateerde verplichtingen bedragen x 1.000
Pensioenen voormalige bestu urders Uitkeringen voormalig personeel Spaarovereenkomst ambtenaren FLO Brandweer
Stand voorziening Lasten in de 1-1-2014 exploitatie 2014 2.605 137 33 30 3
120
Investeringen De voor 2014 geplande investeringen bedragen in totaal bijna € 4,9 miljoen. Dit zijn zowel de investeringen ten laste van voorzieningen, als investeringen waarvan de lasten via de exploitatie lopen. Op ieder programma is inzichtelijk gemaakt welke investeringen in de komende jaren op de planning staan. In het hoofdstuk Budgetautorisatie staat een totaal meerjarig overzicht van de investeringen. Financiering (Treasury) In de Wet Financiering Decentrale Overheden (FIDO) zijn de kaders gesteld voor een verantwoorde inrichting en uitvoering van de treasuryfunctie. In het treasurystatuut zijn de uitgangspunten, doelstellingen en richtlijnen van het treasurybeleid vastgelegd. Krimpen berekent geen rente over de reserves en investeringen. Wanneer voor de financiering van investeringen vreemd geld wordt aangetrokken, worden rentekosten gemaakt. De rentelasten en rentebaten lopen mee in het begrotingsresultaat via de kostenplaats rente. Vanwege de aanzienlijke investeringen waar de gemeente de komende jaren voor komt te staan, is de verwachting dat in de loop van 2014 een lening van € 12,5 miljoen moet worden aangetrokken. Met de rentelasten daarvan is rekening gehouden in de ramingen. Voor een beter inzicht in de financieringsbehoefte wordt een liquiditeitenbegroting bijgehouden. In de paragraaf Financiering wordt ingegaan op de uitvoering van de treasuryfunctie.
Materieel evenwicht Het materieel begrotingsevenwicht houdt in dat de structurele lasten ten minste worden gedekt door structurele baten en de incidentele lasten worden gedekt door incidentele baten. Een overzicht van de incidentele ramingen is van belang om een goed inzicht te krijgen in de structurele financiële positie van de gemeente. Bij de beoordeling of een raming structureel of incidenteel is, gaat het om het principe of de raming voortvloeit uit de normale bedrijfsvoering. Als dat zo is, dan is de raming structureel. Binnen de normale bedrijfsvoering kan het voorkomen, dat er in het ene jaar geen of nauwelijks lasten voor een bepaald onderdeel zijn (bv. verkiezingen), terwijl dat in het andere jaar wel zo is. Ook kunnen er in een bepaald jaar hogere lasten (bv. extra kosten representatie) of baten (bv. bouwleges) zijn. In al deze gevallen zal dan toch sprake zijn van structurele baten en lasten, omdat ze voortvloeien uit de normale bedrijfsvoering. Wanneer we dit uitgangspunt hanteren is slechts sprake van incidentele baten en lasten in de volgende situaties: • Nieuwe baten en/of lasten die zich maximaal drie jaar voordoen; • Exploitatieverliezen; • Mogelijke effecten van het afstoten van activa en/of het doen van extra afschrijvingen; • Investeringen met maatschappelijk nut ten laste van de exploitatie; • Beschikkingen over en stortingen in de (algemene) reserves; • Winstafdrachten en/of verliesbijdragen van/aan het grondbedrijf; • Verrekeningen van oude jaren. In het overzicht van incidentele baten en lasten zijn de reservemutaties weergegeven bij de betreffende incidentele posten. Tevens bevat het overzicht de incidentele posten van nieuw beleid, zodat een volledig en realistisch beeld ontstaat van alle incidentele baten en lasten die voor de komende jaren worden voorzien.
121
Incidentele posten inclusief mutaties reserves PRG bedragen x 1.000 1 1 1 1 1 2 3 3 3 3 4 5 5 7 7 8 8
NB: Modernisering GBA en Wet BRP Doorontwikkeling dienstverleningsconcept Tijdelijke kosten personeel NB:Asbestinventa ri satie Transitiekosten Samen aan den IJssel NB: Herziening welstandsnota Transitiekosten decentralisatie Jeugdzorg NB: Asbestverwijdering o po en bpo NB: Luchtbeha ndelingsinstal latie R. Steinerschool Afschrijving b oekwa arde Krimpenerwaardcollege Instellen reserve Maatschappelijke Voorzi eningen Transitiekosten decentralisatie AWBZ Instellen reserve Decentralisati es Afschrijving trappen met afschrijvi ngstermijn 1 jaa r Afschrijving vervangi ng electra markt Duurzaamheid en milieu Bouwgrondexploitatie Totaal
Incidentele baten 2014 - 25 - 35 -7 - 38 - 180 - 38 - 16 - 64 - 38
20 15
2016
Incidentele lasten 2017
2014
- 25
2015
25 35 7 38 180 38 16 64 38
675 500 70 211 41 11 23 500 1.796
- 70 - 211
- 23 - 25
2017
25
- 675
- 744
2016
- 675
10
35
2.287 2.962
Het overzicht van incidentele baten en lasten is van essentieel belang voor het toezichtcriterium materieel evenwicht. Voor een juist beeld van de budgettaire positie worden de incidentele componenten uit het saldo geëlimineerd. In de volgende tabel is inzichtelijk gemaakt, dat de meerjarige begrotingssaldi nauwelijks beïnvloed worden door incidentele baten en lasten, waarmee aan het toezichtcriterium materieel evenwicht wordt voldaan. Materieel evenw icht
2014
2015
2016
2017
bedragen x 1.000
Lasten Inciden tele lasten Inciden tele reservemutaties Structurele lasten
53.185 585 1.211 51.388
Baten Inciden tele baten Inciden tele reservemutaties Structurele baten
- 53.337 - 297 - 447 - 52.593 - 1.205
Structureel resultaat
52.797 35 52.762
58.436 675 2.287 55.474
52.718
52.718
- 52.687
- 58.634
- 52.796
- 25 - 52.662
- 675 - 57.959
- 52.796
100
- 2.485
- 78
Conclusie In dit hoofdstuk is de financiële positie van Krimpen uiteengezet, inclusief het meerjarenperspectief. De begroting voldoet aan het toezichtcriterium materieel evenwicht: de structurele lasten worden gedekt door structurele baten. Met de kennis van nu en onverwachte gebeurtenissen daargelaten, is wederom sprake van een betrouwbare weergave van de huidige financiële situatie. In dat opzicht biedt de begroting de nodige zekerheid voor de autorisatie op programmaniveau door uw raad en dus voor de bepaling van het beleid.
122
Budgetautorisatie
123
Budgetautorisatie Het onderdeel budgetautorisatie in de begroting is bedoeld om helder te maken welke budgetten door de raad beschikbaar worden gesteld aan het college, om de uitvoering van de programmabegroting ter hand te nemen. Belangrijk onderwerp is het niveau van autoriseren, de bewegingsvrijheid van het college, de timing van informatie aan uw raad en de bijbehorende wijze van verantwoorden. Budgetten per programma In één van de bijgaande overzichten treft u de budgetten per programma aan. Elk programma is onderverdeeld naar lasten en baten en geeft als zodanig, in het kader van de dualisering, het autorisatieniveau van de raad aan, inclusief de bedragen voor intensivering van bestaand beleid of het nieuwe beleid. Binnen deze budgetten is het college op programmaniveau geautoriseerd de begroting uit te voeren, zoals ook in de verordening ex artikel 212 Gemeentewet is vastgelegd. Dit is ook het niveau waarop uw raad geïnformeerd wordt over de voortgang van de uitvoering van het bestaande en het nieuwe beleid. Nieuw beleid en intensiveringen Zoals eerder aangegeven wordt in deze begroting conform de verordening ex artikel 212 het college door uw raad geautoriseerd. Onderdeel van deze autorisatie zijn de ramingen voor nieuw beleid en intensiveringen van bestaand beleid. De uitvoering van de onderwerpen uit de paragraaf nieuw beleid en intensiveringen wordt door het vaststellen van deze begroting aan het college geautoriseerd. Zie ook paragraaf H Nieuw beleid en Intensiveringen. Investeringen Voor de in paragraaf C Onderhoud kapitaalgoederen genoemde investeringen in het kader van vervanging en onderhoud (inclusief herstraten en riolering) wordt door deze paragraaf het college ook geautoriseerd. Het tweede overzicht bevat de totale investeringslasten. Verantwoording over de uitvoering vindt ook op dit terrein tussentijds plaats en uiteraard bij de jaarrekening. Indien nodig vindt, middels een voorstel aan uw raad, tussentijds bijstelling plaats. Grondexploitaties In programma 8 zijn de baten en lasten van de grondexploitaties verwerkt, waarmee ook de budgetten worden geautoriseerd. Dat betreft naast de projecten waarvoor via het MPG taakstellende grexen zijn vastgesteld ook de voorbereidingskosten voor de initiatieffase, die worden gedekt uit de algemene reserve bouwgrondexploitatie. Onvoorzien Aanwending van de post onvoorzien kan slechts gebeuren met instemming van uw raad. Voorstellen voor aanwending zullen u bereiken indien lasten of baten niet passen binnen het geautoriseerde bedrag van het betreffende programma. In het raadsbesluit zal tevens de begrotingswijziging opgenomen worden. Daarnaast worden voorstellen ter goedkeuring aan u voorgelegd, die beleidsmatig niet vallen binnen de in deze begroting vastgestelde doelen.
124
Budgetautorisatie 2014 programma’s
bedragen x 1.000
Lasten
Saldo ba ten en las ten
Baten
Bestuur en dienstverlening Veilighe id Jeugd e n onderwijs Sport en cu ltuur Maatschappeli jke ondersteuning Werk en inkomen Beheer buitenruimte Duurzaam wonen en werken Algemene dekkingsmiddelen en onvoorzien
6.418 3.186 5.415 5.555 6.151 11.353 13.633 118 175
- 616 - 830 - 347 - 2.180 - 625 - 9.007 - 7.204 1.182 - 32.682
5.801 2.356 5.068 3.375 5.526 2.345 6.429 1.300 - 32.507
Saldo
52.003
- 52.310
- 307
Reserve mutaties
Resultaat
- 285 - 19 - 144 491 211 - 278 178
5.516 2.337 4.924 3.866 5.738 2.345 6.151 1.477 - 32.507
154
- 152
Begroting 2016
Begroting 2017
Budgetautorisatie investeringen
bedragen x 1.000
Bestuur en dienstverlening Vervangingen economisch nu t - ICT Onderhoud kapitaalgoederen (OK) maatschappelijk nut
Begroting 2014 265 862
Begroting 2015 218 875
403 888
400 901
Veiligheid Jeugd en onderwijs Vervanging BOJ's Vervanging skateboardbaan Verwijderen asbest bij een drietal schoolgebouwen en aanbreng en luchtbehandel ingsinstallatie bij één schoolgebouw Onderwijshuisvesti ngsprogramma 2014 Mogelijke aanpassing/onderhoud Kortland/Steiner Afschrijving boekwaarde Krimpenerwaardcollege eigen en derden
50 40
101 201 1.336 801
Sport en cultuur Sportvelden bij Krimpenerwaardcollege
425
Maatschappelijke ondersteuning Werk en inkom en Beheer buitenruimte
Vervanging elek tra weekmarkt Diverse trappen in Krimpen Kosten herstraten Kosten riolering
11 41 658 480
10 2.716 2.043
2.731 2.460
2.678 3.207
5.863
7.798
7.187
Duurzaam w onen en werke n
Vervanging verkeersregelinstallaties Totaal investeringen
965 4.920
125
EMU – saldo
125
EMU-saldo Het EMU-saldo wordt anders bepaald dan het begrotingssaldo. Een belangrijk verschil is dat het begrotingssaldo van de gemeente niet op kas- of transactiebasis wordt gemeten, maar op baten- en lastenbasis. Dit betekent dat het begrotingssaldo van de lokale overheden alleen wordt bepaald door de lopende uitgaven en ontvangsten en dat het niet wordt beïnvloed door de kapitaaluitgaven. Van de investeringsuitgaven staan alleen de jaarlijkse afschrijvingen op de lokale overheidsbegroting. Deze afschrijvingen spelen bij de berekening van het EMU-saldo in het geheel geen rol. Hetzelfde geldt voor aanwendingen van en onttrekkingen aan reserves en voor mutaties in netto kredietverleningen en deelnemingen. bedragen x 1.000 1
Exploitatiesaldo vóór toevoeging aan c.q. onttrek king uit res erves
2
Afschrijvingen ten laste van de exploitatie
3
Bruto dotaties aan de post voorzieningen tlv de exploitatie
4
Investeringen in (im)materiële vaste activa die op de balans worden geactiveerd
5
Baten uit bijdragen van andere overheden, de Europese Unie en overigen, die niet op de exploitatie zijn verantwoord Baten uit desinvest eringen in (im)materiële vaste activa (tegen verkoopprijs), voor zover niet op exploitat ie verantwoord
6 7
Aankoop van grond en de uitgaven aan bouw-, woonrijp maken e.d. (alleen transacties met derden die niet op de exploitatie st aan)
8 9
Baten bouwgrondexploitatie voorzover transacties niet op exploitatie verantwoord Lasten op balanspost Voorzieningen voorzover deze transacties met derden betreffen
10
Lasten ivm transacties met derden, die niet via de onder post 1 genoemde exploitatie lopen, maar rechtst reeks ten laste van de reserves (inclusief fondsen en dergelijke) worden gebracht en die nog niet vallen onder één van bovenstaande posten
11
2013
2014
2015
- 5.468
307
- 901
6.610
4.621
4.357
4.391
4.285
4.058
-1.432
- 8.332
- 6.077
- 9.000
- 2.137
- 5.771
- 3.469
- 1.256
- 4.333
Verkoop van effect en: Gaat u effecten verkopen? Zo ja wat is de verwacht e boekwinst op de exploitatie?
BEREKEND EMU-saldo
Wet Houdbare overheidsfinanciën Het wetsvoorstel Houdbare overheidsfinanciën (wet Hof) ligt na te zijn aangenomen door de Tweede Kamer ter behandeling bij de Eerste Kamer. Naar verwachting treedt de Wet Hof uiterlijk op 1 januari 2014 in werking. In het Bestuurlijk overleg financiële verhoudingen is afgesproken te werken aan verbetering van de kwaliteit van de ramings- en realisatiegegevens van het EMU-saldo. Tevens zal worden bezien of meerjarige beheersing van het EMU-saldo een plek kan krijgen in het beheersinstrumentarium. Macronorm EMU-saldo decentrale overheden De EMU-grens voor de gezamenlijke decentrale overheden wordt de macronorm genoemd. Het EMUtekort voor de volledige Nederlandse collectieve sector mag maximaal -3% BBP bedragen. Op 18 januari 2013 hebben het Rijk en de decentrale overheden een financieel akkoord gesloten waarin is afgesproken dat de tekortnorm voor de gezamenlijke decentrale overheden voor 2014 -0,5% BBP betreft. Individuele referentiewaarden EMU-saldo decentrale overheden Naar aanleiding van het financieel akkoord is aan de koepels de mogelijkheid gegeven om gezamenlijk tot een nieuwe verdeling te komen van de macronorm. De gesprekken hierover lopen nog. Met het oog daarop zijn voor 2014 (nog) geen individuele referentiewaarden per gemeente bepaald.
127