1
De Erfgoedkrant
Erfgoednieuws uit Aalst, Baardegem, Erembodegem, Gijzegem, Herdersem, Hofstade, Meldert, Moorsel en Nieuwerkerken de erfgoedkrAnt Verschijnt 2 keer per jAAr en is een grAtis uitgAVe VAn de erfgoedcel AAlst
nuMMer 1 April 2010
Erfgoeddag in Aalst rkt g. En dat zal in Aalst niet onopgeme Op zondag 25 april is het Erfgoedda akarheid eindigt, is niet altijd even gem voorbij gaan. Uitpluizen waar de wa het g 2010 werd daarom gekozen voor kelijk, wel intrigerend. Voor Erfgoedda en t gezonde twijfel naar het verleden thema ‘FAKE?’: een uitnodiging om me het erfgoed te kijken. Deze keer willen we net dat belichten, dat doorgaans iets minder uitgesproken is. De verborgen lagen van een schilderij, de vreemde geschiedenis van een gebouwtje, de archeologische zoektocht naar de waarheid of het geromantiseerde beeld van de middeleeuwen. Zak dus op zondag 25 april zeker af naar het stadscentrum, want er zijn tal van activiteiten. Middeleeuws AAlst
De middeleeuwen spreken tot de verbeelding. Heel wat verenigingen vinden inspiratie voor hun activiteiten in deze tijd. Op Erfgoeddag nemen ze je mee terug naar hun middeleeuwen. de Middeleeuwen op de oude VisMArkt
Aan ‘t Gasthuys - Stedelijk Museum Aalst kan je kuieren op een middeleeuwse markt. Je loopt tussen kraampjes waar er gekookt wordt en ambachten worden gedemonstreerd. Ridders gaan elkaar met zwaarden te lijf. Een nar en een groepje muzikanten zorgen voor de nodige folklore. Ook je kinderen gaan mee terug in de tijd. Zij kunnen zich uitleven in een ridderspringkasteel, meevechten met de ridders in een ‘kiddiebattle’ of leren boogschieten. Kinderen die
zich verkleden in middeleeuwse stijl maken kans op een mooie prijs. ’t Gasthuys - Stedelijk Museum Aalst, Oude Vismarkt 13, 10 tot 18 uur Prijsuitreiking verkleedwedstrijd, 17 uur ‘Kiddiebattle’, 17.30 uur huifkArrentocht
Neem de huifkar en maak een rit door middeleeuws Aalst. Een gids vertelt je meer over de geschiedenis (ca. 1 uur). Vertrek aan het ’t Gasthuys - Stedelijk Museum Aalst om 10.30, 11.30, 13, 14, 16 en 17 uur. Kom tijdig, want per rit is er plaats voor 25 mensen en reserveren is niet mogelijk. Oude Vismarkt, 10.30 tot 17 uur Middeleeuws riddersteekspel
Wil je ook wel eens een middeleeuws steekspel bijwonen? Dat kan! Op de Grote Markt, aan de voet van het middeleeuws belfort kan je een echt riddersteekspel met paarden aanschouwen. En dat is niet de eerste keer in Aalst. De oudst gekende viering van Vastenavond dateert van 1432. In dat jaar werd op de Grote Markt ook een steekspel georganiseerd. Het gebeuren werd in vele stede gepublieert ende uutgheroupen. Een middeleeuws steekspel kwam in de vastenperiode wel vaker voor. Bij het begin van de lente beeldde het een gevecht uit tussen winter en zomer. Grote Markt, 15 uur Middeleeuws beiAArdconcert
Geniet tussen 14 en 15 uur, terwijl je wacht op spektakel van paarden en ridders, van middeleeuwse liederen op de beiaard, gebracht door de stadsbeiaardier Kristiaan Van Ingelgem. Grote Markt, 14 tot 15 uur stAdsMythes onderzocht
De Gulden Sporen vzw
Stap ook het museum binnen en ontdek de waarheid achter bekende stadsmythes. Zo kom je te weten of drukker Dirk Martens er werkelijk uitzag zoals het beeld in het stadscentrum. De tentoonstelling loopt nog tot en met 13 juni. ’t Gasthuys - Stedelijk Museum Aalst, Oude Vismarkt 13, 10 tot 18 uur
Archeologische onderzoek
Elke zaterdagmiddag vind je de leden van de Heemkundige Kring Denderland op de zolder van het stedelijk museum. Zij buigen zich over de archeologische vondsten van de Steenbergsite in Hofstade: godenbeeldjes, munten, wapentuig en vooral heel veel aardewerkscherven. Via dit gefragmenteerde erfgoed de geschiedenis en het belang van de Gallo-Romeinse tempel reconstrueren, is geen eenvoudige opdracht! ’t Gasthuys - Stedelijk Museum Aalst, Oude Vismarkt 13, 10 tot 12 uur ken jij het broodhuisje?
Het Broodhuisje kent een lange en soms vreemde geschiedenis. Van 1900 tot vandaag, van café over speelgoedwinkel met likeur en wijn tot bakkerij. Je ontdekt er verhalen, oud speelgoed, de geschiedenis van Mijlbeek en proeft er van streekgebakjes en jenevers. Oude foto’s en kermisbeelden flitsen je terug in de tijd. Broodhuisje, Moorselbaan 163, 10 tot 18 uur deMonstrAtie restAureren VAn schilderijen
De meeste altaarstukken zijn in de loop der eeuwen bijgewerkt. Met behulp van een UV-lamp spoor je oude retouches op. Die worden microscopisch verwijderd en zo tracht men de stukken terug in de meest oorspronkelijke staat te herstellen. Benieuwd om dat eens in de praktijk te zien? Restauratieatelier Tempera, Nieuwbeekstraat 102, 10 tot 18 uur
colofon | Concept: Erfgoedcel Aalst | Redactie: Erfgoedcel Aalst, ‘t Gasthuys - Stedelijk Museum Aalst, Stadsarchief, Bar t Backaer t en dienst Stadspromotie - sectie Communicatie | Eindredactie: Erfgoedcel Aalst | Foto’s: Gulden Sporen vzw, Bart Backaert, Ann Degeest, H.K. De Faluintjes, H.K. Denderland, Stadsarchief en Stedelijk Museum, VIOE | Vormgeving: www.impressantplus.eu | Druk: Goekint Graphics n.v. | Verantwoordelijke uitgever: Ilse Uyttersprot, burgemeester, p.a. stadhuis, Grote Markt 3, 9300 Aalst, tel. 053 73 23 23
2
de erfgoedkrAnt April 2010
Erfgoedcel Aalst zijn nog niet zo lang gestart, Geen idee wie we zijn? Niet erg, we er nog van ons horen. maar in de komende jaren zal je zek
wie zijn wij?
Erfgoedcel Aalst wil er alles aan doen om het rijke verleden van Aalst en haar deelgemeenten onder de aandacht te brengen. Met onze projecten willen we zoveel mogelijk mensen sensibiliseren voor het aanwezige cultureel erfgoed. Nochtans mikken we niet enkel op publieksprojecten. We zetten ons evengoed in voor een beter behoud en beheer van collecties, stimuleren onderzoek en willen informatie-uitwisseling bevorderen. Dit doen we overigens niet alleen. Erfgoedcellen zijn teamspelers bij uitstek. Wat wij doen, realiseren we altijd samen, of minstens in samenspraak met andere erfgoedspelers. Archieven, musea, heemkringen, vrijwilligers… zijn onze voornaamste partners. Zij helpen ons om onze doelstellingen te realiseren. Samen weten we immers meer dan alleen. En een breed gedragen beleid is de beste garantie voor een duurzame toekomst voor ons erfgoed. Via onze maandelijkse nieuwsbrief houden we je graag op de hoogte. Inschrijven kan via onze website. 1962: de oude Dender, fabriek S.U.L.B.B. en Oud Hospitaal, vandaag Stadsarchief en ‘t Gasthuys - Stedelijk Museum
Meer weten over onze werking? Benieuwd naar onze projecten? Zin om een handje te helpen?
Reclame…
meer weten?
www.erfgoedcelaalst.be
Bellen of mailen kan ook : tel. 053 73 23 06 of 053 73 23 07 of
[email protected]
E DE KEUKEN IN D
MIDDELEEUWEN Wellicht weet je dat Aalst dit jaar Stad van de Smaak is. En omdat we op onze middeleeuwse markt ook zullen koken zoals in de middeleeuwen, geven we je graag al een voorsmaakje. Dit recept van ajuinsoep met bier komt uit een 16de-eeuws kookboek.
Anyunsoppe: benodigdheden 1/2kg ajuin 1 snede oud brood 1/2dl wijnazijn 2 flesjes witbier 1/2l water 1 soeplepel suiker 1 theelepel gemberpoeder Snij de ajuin fijn en laat deze kleur krijgen in wat olie. Voeg het in stukken gebroken brood toe en laat even meekleuren. Blus af met de azijn en het bier en voeg het water toe. Breng op smaak met de suiker en het gemberpoeder en voeg peper en zout toe naar eigen smaak. Laat koken tot je een min of meer gebonden soep hebt. Uit: Vlekken & Kruimels. Een archeologische en culinaire verkenning van een Vlaamse stad, Jan Moens en Koen De Groote; boek te verkrijgen in het museum.
Uit Het Land van Aelst, 27 maart 1910
3
Terug naar de middeleeuwen arbij iedereen denkt aan De middeleeuwen is een periode wa en, moedige ridders en kastelen, grote tornooien, steekspel l zo idyllisch? Geen beter edele jonkvrouwen. Maar was het we over ridders en tornooien thema dan ‘FAKE?’ om feit en fictie even uit elkaar te halen. Feit is dat het nooit verstandig is om je ongeoefend in de strijd te werpen. In de middeleeuwen, die overigens geheel onterecht als een duistere tussentijd zonder cultuur of innovatie wordt afgedaan, dacht men daar net zo over. En dus werden er vanaf de 8ste eeuw steeds vaker tornooien ingericht waarbij ridders zich konden oefenen in de krijgskunst. Oorspronkelijk noemde een tornooi een hastiludium of hastilude, letterlijk ‘spel met speren’. Die eerste tornooien strookten zeker niet met het beeld dat we er vandaag bij hebben. Aan het begin van de middeleeuwen waren tornooien heel grootschalige, levensechte ensceneringen van een oorlog. Iedereen nam deel aan één massaal gevecht of melée. Pas later vormden de ridders teams en trainden ze op formaties en bewegingen. De scherpe wapens werden vervangen door botte exemplaren. Zo werden de tornooien gaandeweg overzichtelijker en veiliger, waardoor ze ook voor toeschouwers een stuk aantrekkelijker werden. Rond 1200 werden tornooien een populair vermaak, zowel voor het publiek als voor de ridders zelf. Herauten traden op als ceremoniemeesters. Vanaf die tijd ging het er meestal heel feestelijk aan toe op tornooien: de locatie werd versierd met vlaggen en wapenschilden, er werd in tribunes voorzien, banketten georganiseerd en weddenschappen afgesloten. Tijdens deze banketten was er plaats voor hoofse liederen, gebracht door troubadours en fratsen van narren. Onze geromantiseerde voorstelling van tornooien grijpt naar deze tijd terug. Meestal duurde een tornooi meerdere dagen en bevatte het ook verschillende disciplines. Bij de 13de-eeuwse tornooien werd de joust, het steekspel, steeds belangrijker. Het concept van het steekspel was overal hetzelfde: ridders te paard gingen elkaar met een lans te lijf. Lokale spelregels bepaalden het daaraan verbonden risico: of er met botte punt of scherpe lans werd gestreden, welke plaatsen op het lichaam mochten geraakt worden, werd vooraf omschreven en op een bepaald puntenaantal getaxeerd. Het hoogst aantal punten kon een ridder bereiken door de tegenstander uit het zadel te lichten. Wie het meeste punten had, was uiteraard de winnaar. Je raadt het al, machtsvertoon, machogedrag en hofmakerij waren niet uit de lucht gegrepen bij tornooien. De ridders werden als helden toegejuicht en konden bij gelegenheden als deze heel wat rijkdom en aanzien verwerven.
De Gulden Sporen vzw
Of niet, want er was ook behoorlijk veel te verliezen. Ridders die op het tornooi minder succesvol waren, moesten hun paarden en bewapening afstaan aan de winnaars. Je kunt tornooien zien als een soort sportwedstrijd waarbij succesvolle ridders veel te winnen hadden en verliezers veel meer dan hun eer verloren. Deze ‘spelen’ waren immers al een internationale aangelegenheid. Sommige ridders werden zo beroemd dat ze van tornooi naar tornooi door Europa trokken. En de katholieke kerk? Die is nooit een voorstander geweest van de gewelddadige component in tornooien. Ze zag daarin een bedreiging van de openbare orde. Om haar standpunt sterk te maken, konden gesneuvelde ridders (want op tornooien vielen soms doden) na 1130 geen kerkelijke begrafenis meer krijgen.
Historische stoet, Aalst, 1950 - verzameling Wailly
4
de erfgoedkrAnt April 2010
’t Groen Kotje e gebouwen, archeologische Bij erfgoed denken we meteen aan oud dialecten. Oude bomen en objecten, schilderijen of aan liedjes en ter ook tot ons erfgoed. andere groene elementen behoren ech e functie of om een bijzondere Ze werden geplant met een bepaald en. De Linde in Lochteveld te reden. Dit is het zogenaamde erfgro van. Meldert is daar een mooi voorbeeld de syMboliek VAn de linde
Een lindeboom kan net als een eik zeer oud worden. Zijn hoge leeftijd en enorme omtrek spreken tot de verbeelding. Daardoor nam de linde een belangrijke plaats in in de cultus van de Kelten en de Germanen. De lindeboom werd vaak gewijd aan Freya, de godin van de liefde en vruchtbaarheid. Ter bescherming van de familie of van de dorpsgemeenschap werd hij daarom dicht bij de woning of in het dorpscentrum geplant. Tot de Franse Revolutie was het een gebruik om recht te spreken onder een linde. Toen de Franse Revolutie alles omwentelde, werden veel van deze bomen omgehakt en vervangen door vrijheidsbomen. Zo stond er ook één in Aalst… tot deze in 1856 plaats moest ruimen voor het standbeeld van Dirk Martens. Na WO I en WO II werden op veel dorpspleinen vrijheidsbomen aangeplant. Dat waren vaak lindebomen. De koningslinde is dan weer een variëteit van de linde. In Aalst werd gekozen om de koningslindes aan te planten ter gelegenheid van de zestigste verjaardag van Koning Boudewijn. Je vindt ze op het Vredeplein en de Graanmarkt. Bij de millenniumwissel werden in Aalst en haar deelgemeentes millenniumbomen aangeplant, alweer lindebomen. De bomen kregen een identieke snoeiwijze (een korte stam met daarop een bolvormig gesnoeide kruin), zodat ze altijd herkenbaar blijven als millenniumbomen. de linde in lochteVeld Meldert
Het aanplanten van geboortebomen is een traditie die vandaag nog altijd leeft. Jammer genoeg zijn heel wat van die geboortebomen verdwenen. Ze worden immers op de verkeerde plaats geplant, worden te groot, geven te veel schaduw of worden slecht onderhouden. In Meldert staat er echter nog een
geboorteboom overeind, waarvan we zelfs de geschiedenis kennen: de oude linde aan de Lochteveldweg. De boom is eigendom van de familie De Vis en werd wellicht aangeplant bij de geboorte van Oscar De Vis. Hij werd geboren op 2 oktober 1889 in de Hoogstraat (nu Faluintjesstraat) en overleed op 30 oktober 1992, op 103 jarige leeftijd. De linde heeft een stamomtrek van 2,26 meter en staat op een plek vanwaar je in alle richtingen kunt genieten van het landschap. Op vraag van de heemkundige kring De Faluintjes werd de boom in de winter van 2008 door de Groendienst van de stad Aalst gekandelaard. Dat is een oude beheersvorm waarbij de boom op geregelde tijdstippen op verschillende gesteltakken wordt teruggesnoeid. Deze snoeitechniek werd ook in het verleden toegepast voor een optimale houtoogst. Voor de gezondheid van de boom is dit echter niet de beste snoeitechniek. Toch blijft men deze historische beheersvorm toepassen. Als knotten of kandelaren in het verleden werd toegepast, dan is het wenselijk om dat te blijven doen. De kans bestaat anders dat door het snoeien de nieuwe kruin te zwaar wordt en dat de boom op termijn bezwijkt. Op de stam van de boom zat een blauw plankje met een roestige nagel vast getimmerd. Dat bleek een overblijfsel te zijn van de vroegere boomkapel. Bomen zijn vaak een baken van godsdienstige beleving en werden voorzien van een kapelletje. De heemkundige kring De Faluintjes liet een nieuwe boomkapel ontwerpen, die op 15 mei 2008 door pastoor Karel Maenhout in het bijzijn van een groot aantal genodigden feestelijk werd ingewijd. Wil je boom zelf eens bewonderen? Tussen de huisnummers 10 en 12 van de Maalderhofstraat in Meldert begint de Lochteveldweg.
De 21-jarige Juliette Pieters in 1955 aan de linde boom.
Verzameling Juliette Pieters
Het kandelaren van de lindeboom in de
winter van 2008.
De nieuwe Mariakapel op 15 mei 2008.
linde,tiliA,VAn de stAM eMbryophytA
De linde komt voor in heel Europa. De twee voornaamste soorten zijn de grootbladige of zomerlinde en de kleinbladige of winterlinde. Uit pollenonderzoek blijkt dat beide soorten in onze streken uitgestrekte bossen vormden. De linde viel ten prooi aan de vroege landbouw omdat hij van nature voorkwam op bodems die geschikt waren voor akkerbouw. Van de linde zijn zowel hout, bast, loof en bloesem belangrijke grondstoffen. Oude lindes vindt men meestal als knot- of leiboom en in bossen als hakhoutstoof. Ook voor aanplantingen van lanen, dreven of pleinen werd deze boom zeer gewaardeerd. Vandaag is de waardering voor de soort eerder gering, in onze bossen is hij nagenoeg verdwenen. Zijn gevoeligheid voor bladluizen en de daarbij horende productie van honingdauw, een kleverige afscheiding die in de zomer van de bomen druipt en de stoep en onder de boom geparkeerde auto’s vervuilt, maken hem als straat- en laanboom niet populair. Imkers en romantische zielen zijn de enigen die de linde en vooral zijn bloesems waarderen. De linde te Lochteveld vandaag.
5
Mijn erfgoed en ik ghislAine Moors
in de kijk er
Twee mensen, twee erfgoedstukken. Over hun persoonlijk verhaal en het groter erfgoedgeheel erachter.
OBJECT: kantkloskussen, een origineel exemplaar van Vlierzele
gilles VAn schuylenbergh
OBJECT: De Wolf-Cosyns,
uit begin 20ste eeuw, vandaag nog steeds in gebruik! “Mijn moeder wilde altijd leren kantklossen en als kind werd ik zo ook nieuwsgierig. Jammer genoeg kon je dat in de jaren ‘60 nergens leren. Aan de hand van geschreven handleidingen probeerde ik om met halve wasspelden zelf te leren klossen. In 1977 gaf mevrouw Van Hemeldonck, de echtgenote van de schrijver Emiel Van Hemeldonck, een lezing over het belang van Aalst en omstreken in de kantnijverheid. Veel mensen weten niet dat Aalst een belangrijk centrum was in het kantklossen. Vanuit deze regio werden kilo’s kant uitgevoerd. Kant van hier viel echter onder de noemer Brussels kant, waardoor het weinig gekend was. Aan het einde van de 19de eeuw werd er vanuit onze streek zelfs meer kant geleverd dan vanuit Brugge. Daarom ijverde mevrouw Van Hemeldonck ervoor om in Aalst een kantatelier op te starten. Zij wist de familie Dierick uit de Rozemarijnstraat te motiveren om er een reeks lessen te starten. Dat was in 1978 en een jaar later werd ik gevraagd om er les te geven aan de beginnelingen. En zo stelde ik vast dat ik in feite nog niet voldoende kende van het kantklossen. Daarom volgde ik gedurende drie jaar de kantlerarencursus in het Kantcentrum in Brugge. We moesten er ook een eindwerk schrijven over een kantsoort. Omdat er al heel veel was geschreven over Brugse kantsoorten, besloot ik om iets typisch uit de Denderstreek te bespreken: de Rosaline Perlée. Kantklossen werd in vroegere tijden van moeder op dochter doorgegeven. Zij klosten om den brode, terwijl de mannen als seizoensarbeiders gingen werken. Op enkele plaatsen werden kloosterscholen opgericht waar het kantklossen werd onderwezen. In 1824 was er een kantschool in Liedekerke. Ook Erembodegem en Kerksken hadden een kloosterschool voor Naaldkant en Borduren. Kort na W.O. I begon men in de Denderstreek zelfs met het maken van een eigen kantsoort, de Point d’Alost. Commerciëel werd het nooit een succes. Het kantatelier Rosemarijn bestaat vandaag nog altijd. Al doet het me pijn dat we met zo weinig zijn. Het probleem is dat je zeker 3 à 4 jaar nodig hebt om kantklossen onder de knie te hebben. Het is ook een werk dat veel geduld vergt: aan een klosstukje van 18 op 20 cm werk je zo’n 200 uren. En hoewel er in de modewereld nog altijd kant gebruikt wordt, vooral mechanische kant dan, kampt kantklossen met een ietwat kitscherig imago. Ik geef vandaag nog altijd les in Aalst, maar ook in het buitenland. Aalst was ooit een gerenommeerd textielcentrum en dus proberen mijn kantcollega Yolande Beeckman en ik om de typische technieken uit de Denderstreek door te geven. Dat doen we vooral om onze kantrijkdom en het erfgoed in ere te houden.
Kantklossen is voor mij ook een grote bron van vriendschap. Ik ken mensen uit Frankrijk, Japan, Nederland, Duitsland, Spanje en Engeland.”
fotocollage en olieverf op doek, 2009 “Erfgoed is een onderwerp dat nogal vaak terugkomt in mijn werk. Dat is niet altijd een bewuste keuze, het is er een beetje ingeslopen. Van waar ik woonde als kind, had ik zicht op de binnenkoer van de mouterij De Wolf-Cosyns. In tegenstelling tot andere mensen heb ik het nooit erg gevonden om dicht bij een fabriek te wonen. Industrie midden in de stad is voor mij heel normaal. Hoewel het niet altijd even fijn was door bijvoorbeeld de prangende geur. Ik merk wel dat ik daardoor een soort fascinatie heb voor industrie. Ik probeer ook de vorm los te koppelen van de functie. Zo kan een oude fabriekstoilet plots iets heel elegants worden. Ooit zei iemand over mijn werk dat ik erin slaag om de schoonheid van de lelijkheid vast te leggen. Toen ik 17 jaar was en aan de academie zat, was ik vooral bezig met fotografie. Een goeie foto is enorm waardevol, maar ik vond dat ik niet goed genoeg was. Schilderen schrikte mij wat af. Mijn vader schildert ook en de vergelijking ligt dan altijd op de loer. Beïnvloed door David Hockney, een modern kunstenaar uit Engeland, ging ik experimenteren met beide kunsttakken. Een beeld vanuit één gezichtspunt toont volgens mij niet genoeg en dus probeer ik een onderwerp vanuit meerdere invalshoeken vast te leggen. Ontbrekende elementen schilder ik erbij. Zo kwam ik tot een heel herkenbare en eigen stijl. In mijn werk wil ik geen wereldproblematiek aankaarten, ik verkies onderwerpen uit mijn directe omgeving, mijn eigen leefwereld. Dingen die ik zelf meemaakte, zoals het verdwijnen van vele fabrieken in Aalst. Of het vervangen van de oude Sint-Annabrug. Ook Aalst zelf als industriestad is één van mijn favoriete onderwerpen. Ik ben jong en pretendeer zeker niet om de geschiedenis door en door te kennen. Ik bekijk het eerder als nieuwe inwoner en registreer vanuit mijn ogen wat er vandaag nog is. Op die manier leg ik een stukje geschiedenis vast.
Niks is zo mooi en zo menselijk als het prikkelen van de zintuigen. Daar ben ik mee bezig: ik geniet van het tot stand komen van mijn werk, het raakt mij. Het allerlaatste stukje van een kunstwerk ben je zelf, de interpretatie die jij geeft aan een werk. De arbeiders en bedienden die in de oude Aalsterse fabrieken werkten, hebben een heel ander gevoel en geven een andere connotatie aan mijn schilderijen. Voor Aalstenaars is mijn werk dan ook zeer herkenbaar. De industriële geschiedenis zindert hier nog na. Mijn schilderijen zijn een poging om het heden vast te leggen. Een oude brug of een vervallen gebouw hoeft niet altijd bewaard te blijven. Ik kan dat loslaten, net omdat ik het vastleg in mijn werken. Misschien word ik door mijn werken ook deel van het erfgoed en van de geschiedenis. Ik ben dan ook zeer benieuwd hoe de generatie na mij zal evolueren en zal omgaan met dat erfgoed.”
Wie zoekt, die ... Op zoek naar stukken om je erfgoedcollectie te vervolledigen? Vreemde objecten in je bezit waarvan je de afkomst of de functie zoekt? Of een oude foto van je grootouders waarover je meer wil te weten komen? Bezorg ons jouw ‘zoekertje’ voor het volgende nummer van de Erfgoedkrant.
6
de erfgoedkrAnt April 2010
Erfgoedvereniging in beeld In elke erfgoedkrant zetten wij er. een Aalsterse erfgoedspeler in de kijk ers op… Deze keer richten we de schijnwerp emkundige Kring Denderland. De Archeologische Werkgroep van He Op zaterdagmiddag tref je hen steevast aan op de zolder van ’t Gasthuys - Stedelijk Museum Aalst: vrijwilligers met een passie voor archeologie. Al drie jaar lang buigen zij zich gedreven over aardewerk, godenbeeldjes, munten en wapentuig dat werd gevonden op de site Steenberg in Hofstade. Op die manier willen ze, onder begeleiding van Dr. Patrick Monsieur van de Universiteit Gent, dieper doordingen tot de geschiedenis van de site en het archeologisch belang van de vondsten beter duiden. De Heemkundige Kring Denderland zorgt voor de omkadering en geeft de onderzoekers de volle steun bij het welslagen van deze onderneming. Het begon allemaal heel toevallig. In 1946 werd de aandacht van onderpastoor De Brouwer getrokken door een kleine urne die bij de familie Van Gijseghem op de schouw stond. Dit was zeker Romeins aardewerk. Zou er een archeologische site onder het erf van de landbouwer verscholen zitten? Verschillende onderzoekers kwamen ter plaatse. Onder leiding van Prof Dr. De Laet, verbonden aan de Universiteit Gent, werden de resten van een Gallo-Romeinse tempel en villa blootgelegd. Het bleek om een zeer waardevolle archeologische vindplaats te gaan. De bevindingen van het onderzoek werden vijf jaar later in een studie gegoten. Maar daarmee was lang niet alles over deze boeiende plek gezegd. In de naoorlogse context was archeologie geen prioriteit. Het opgegraven materiaal kon binnen de tijdsspanne van het onderzoek niet allemaal even grondig onderzocht worden. En zo rijpte bij een aantal gedreven amateurarcheologen het plan om zich
met nieuw enthousiasme over de vondsten te buigen. Romain De Moor, Hubert Timmerman, Willy Van Paepeghem en Johnny De Mol wisten de verschillende betrokkenen en eigenaars van delen van de archeologische vondsten te overtuigen om alle materiaal voor doorgedreven studie weer bij elkaar te brengen. Op die manier lagen zij aan de basis van een Vlaams proefproject waarbij erfgoedamateurs en professionele instellingen met verenigde krachten aan wetenschappelijk onderzoek doen. Intussen sloten er nog meer vrijwilligers aan, onder meer Walter Callebaut, Hugo Thuy, Jef Avoux, Arnout Beugniez, Jos De Loose, Frederik De Loose en Bert De Ruyck .
Uittekenen van archeologische site © Heemkundige Kring Denderland
100 jaar geleden in Aalst…
Scherf per scherf proberen zij dichter te komen bij de interessante geschiedenis van deze site. Het uiteindelijke doel van het project is om een uitgebreide inventaris op te stellen waarbij er via ‘refitting’ (voorwerpen opnieuw proberen samenstellen) ook een nieuw zicht verkregen wordt op de verschillende types vaatwerk en hun aantallen. Op die manier kan het gevonden materiaal beter vergeleken worden met vondsten op andere sites en zal het belang van de Steenbergsite beter kunnen worden geduid. Dat de vrijwilligers van de werkgroep het serieus menen, mag blijken. Twee jaar geleden startten Romain, Johnny en Arnout met een opleiding archeologie. Dit om een meer wetenschappelijk inzicht in hun project te verwerven. Kan het engagement van deze werkgroep beter geïllustreerd worden? Hou ze dus zeker in de gaten!
Refitting van potscherven © Heemkundige Kring Denderland Meer weten?
Je kunt de activiteiten van de archeologische werkgroep HK Denderland volgen via archeoblog-steenberg.blogspot.com. Voor 5,-EUR is in het stedelijke museum ook de publicatie Hofstade onder de archeologische loep te koop: een catalogus van de tentoonstelling in 2006. En je bent ook altijd welkom op zaterdagnamiddag tussen 14 en 18 uur op de zolder van het stedelijk museum. Ook op Erfgoeddag kan je hen een bezoek brengen tussen 10 en 12 uur. Romain en zijn collega’s zullen je graag te woord staan. De passie waarmee ze over hun bezigheden praten, werkt overigens heel aanstekelijk!
Uit de Volksgazet, 17 april 1910
7
Wist je dit? d is uiterst gevarieerd. Wij zetten Ons immaterieel en onroerend erfgoe verhalen achter een op het eerste vreemde gebruiksvoorwerpen, leuke dige geschiedenis van een voorwerp aar rkw me een of ect obj pel sim t zich meer over. Deze keer: het schilderij riek rub e dez in er st lee Je er. kijk in de iel Van der Linden. ‘Oeileschoiter en Angelique’ van Em Volksfiguren zijn van alle tijden. Ze geven kleur aan de bevolking. Bestaan ze nu nog, dan waren ze vroeger schering en inslag. Pater Jezuïet Emiel Van der Linden, geboren te Aalst op 10 mei 1883, wilde deze tradities niet verloren laten gaan en schilderde volksfiguren van rond de eeuwwisseling. Hij ziet zijn Aalsterse tafereeltjes, geschilderd eind jaren ’50 - begin jaren ’60, meer als documentjes dan als kunst. Aan die tafereeltjes werkte hij dikwijls ’s nachts als astma en andere ouderdomskwalen hem beletten te slapen. Hij schreef: “dinsdag 2.30 uur slapeloos met een pijp, na een half uur biddens en mijn palet in mijn bereik.” ’t Gasthuys - Stedelijk Museum Aalst heeft 37 werkjes van deze amateurschilder in het bezit via V.V.A.K. (Vereniging voor Aalsters Kultuurschoon). Een mooi exemplaar is ‘De Orgelman’. De orgelman, bijgenaamd den oeileschoiter, Domien Bogaert, en compagnon Angélique Ardaens, waren het meest populaire duo Aalsterse straatmuzikanten. In 1925 werkten ze mee aan de publiciteit van een nieuw merk aperitief ‘Angélique’ - “qui donne la force et le courage” - van een likeurzaak uit de Arbeidsstraat. Zij stonden op de fles afgebeeld als “les deux musicos les plus réputés du pays d’Alost”. Het schilderijtje bevat echter een belangrijke fout: in werkelijkheid was het Domien die trommelde en Angélique die aan
het orgel draaide. Domien en Angélique gingen ’s zondags bedelen in de cafés van de stad. Zij draaide aan een versleten handorgeltje en hij begeleidde haar met zijn trommel. Hij sloeg de trommelstokken ook graag tegen elkaar en dikwijls zat hij dan met zijn zitvlak op zijn wandelstok. Terwijl ze musiceerden, riepen de kinderen van op straat: ‘oeileschoiter’, iets waarvan Domien zeer boos werd. Domien en Angélique zouden ook in den ‘Hieten Oeven’ gewoond hebben, een straatje beginnend aan café ‘Klein Gent’ in de huidige Vlaanderenstraat. In die straat stonden slechts een vijftal huizekens. Het straatje liep verder achter de ‘Bokkenhof ’ tot aan de kapel van Onze Lieve Vrouw ter Linden. De Arbeidsstraat bestond in die tijd nog niet.
Over dit curieus koppel werd een liedje gemaakt: Den oeljeschoijter en Angélique ne fellen boijter, ne voegelschrik trokken tesaumen gezwindj verboij van woor ze kwamen, da wisten zoij. Den oeljeschoijter en Angélique ne fellen boijter, ne voegelschrik Trokken te saumen de bossen in Om te genieten van zoete min.
‘Oeileschoiter’ of ‘(h)oeljeschoiter’ betekent letterlijk (steenkool)schijter, maar het woord is allicht een verbastering van hoeienschoiter (hoedenschijter). Domien sloeg met zijn trommelstokken eens op de kneukels van Angélique toen ze in een herberg naar zijn goesting niet genoeg geld had opgehaald. De klanten hadden plaatsvervangende schaamte en terwijl Domien naar de koer was, deed iemand zijn gevoeg in zijn hoed. Nadien zeiden ze: ‘Amai Doming, g’hetj in annnen hoed gescheiten’. Vandaar ‘hoeienschoiter’, ‘hoiljeschoiter’ of ‘oeileschoiter.’ Jan Louies
ips
erfgoedt
een Archeologische Vondst, wAt nu?
dsten? 1 Wat te doen bij von Voor archeologische vondsten geldt meldingsplicht: je moet ze altijd aangeven. Dat kan via het meldingsformulier op www.vioe.be of telefonisch (Vlaams Instituut voor Onroerend Erfgoed, tel. 02 553 16 50). Er wordt je gevraagd om een beschrijving van de vindplaats door te geven (coördinaten, landschapskenmerken…) en uiteraard ook een beschrijving van de vondst. Twijfel je of je vondst wel interessant genoeg is? Geen probleem. Archeologen komen liever een keer teveel dan te weinig ter plaatse. Begin zeker niet zelf te spitten! Archeologen halen veel informatie uit de context waarin vondsten worden gedaan (aardlagen, positionering ten opzichte van andere objecten of structuren …) Het is best de vindplaats zo min mogelijk
te verstoren, anders gaan er mogelijk relevante aanknopingspunten voor het onderzoek verloren. Overigens ben je ook bij wet verplicht om de grond tot drie dagen na de vondst onverstoord te laten. Dat wordt mee bepaald door de omstandigheden waarin de vondst plaatsvindt.
van de vondsten? 2 Wie is de eigenaar Stel: je vindt materiaal in je eigen grond . Als je eigenaar bent van de grond (niet als je de grond huurt of in erfpacht hebt!), behoort ook het materiaal dat in de grond zit tot jouw
© VIOE eigendom. De grondeigenaar is dus sowieso eigenaar van de archeologische vondsten. De enige uitzondering die hierop kan gelden, is als iemand anders kan bewijzen dat de opgegraven vondst zijn of haar rechtmatige eigendom is (bv. kostbaarheden die tijdens de oorlog door vorige eigenaars in de grond werden begraven). > 8
8
de erfgoedkrAnt April 2010
>> nog Meer erfgoedtips!
Stel: je vindt materiaal in andermans grond . Bij toevalsvondsten geldt dat de vinder recht heeft op de helft van de waarde van de vondst. Dan deelt hij of zij dus het eigendomsrecht met de grondeigenaar. Let wel: dit geldt alleen als de vondst bij toeval gebeurt en niet gepaard ging met een zoekactie. Archeologen kunnen dus nooit vindrecht laten gelden. Wie met een metaaldetector een veld afspeurt evenmin. Ook bij vondsten op openbaar domein vervalt het vindrecht. De vondsten worden dan als eigendom van de gemeenschap gezien. Je hoeft dus nooit schrik te hebben dat archeologen met je vondst aan de haal gaan! Zij hebben enkel het recht om de vondsten te bestuderen.
Professionele archeologen zullen overigens nooit een onderzoek starten zonder dat de rechten en plichten van beide partijen zijn opgelijst in een schriftelijke overeenkomst tussen de archeoloog en de eigenaar(s). 3
Wat houdt archeologisch
onderzoek in?
Als er een vondst wordt gemeld, komt er een archeoloog langs om de vondst te taxeren. Zelfs als een vondst heel waardevol blijkt, zullen archeologen niet meteen beginnen graven. Als de site niet bedreigd is, zal hij de vondsten gewoon laten zitten. Enkel als er een verstoring van de site dreigt (bij grondwerken bijvoorbeeld), komen de archeologen in actie. De werken worden
stilgelegd en archeologen hebben 30 dagen de tijd om opgravingen te doen. Dit noemt men een noodopgraving. Eigenaars kunnen zelf beslissen welke bestemming de vondsten krijgen na het onderzoek. Ze kunnen het opgegraven materiaal zelf houden, maar bij de meeste vondsten is de commerciële en de esthetische waarde erg gering. Veel eigenaars kiezen er daarom voor om hun archeologische collectie te schenken of in bruikleen te geven aan een (plaatselijk) museum. En dat is fijn, want het interessante aan archeologisch materiaal is doorgaans het verhaal achter het object. Via de vondsten kunnen we een stukje van onze gezamenlijke geschiedenis blootleggen en navertellen.
e
zoekertj
Veel erfgoed komt vandaag tot bij ons, zonder dat we er het fijne van weten: een object zonder functie, een foto zonder verhaal of een document zonder herkomst.
Weet jij meer over dit zoeker tje? Deze foto werd genomen door de Aalsterse fotograaf S. Franck in oktober 1941 tijdens een concert van een Duitse ‘Regimentskappele’. Hoogstwaarschijnlijk werd het concert gegeven in een Aalsterse zaal. De Stadsschouwburg op de Hopmarkt is het al zeker niet, want die werd net voor WOII afgebroken. Het blijft dus onduidelijk waar deze foto werd genomen. Herken jij deze zaal? verzameling Dirk Meert
Wil jij op de hoogte blijven van het erfgoedgebeuren in Aalst? Wil je de Erfgoedkrant zeker blijven ontvangen? Vul dan hier je gegevens in en bezorg ze ons (post, fax of mail). Voornaam en naam : Straat en nummer : Postcode en gemeente : Telefoon : E-mail : Ik ben geïnteresseerd in activiteiten en nieuws van: Erfgoedcel Aalst ’t Gasthuys – Stedelijk Museum Aalst Stadsarchief D.A.D.D. vzw (Documentatiecentrum en Archief voor Daensisme en Hedendaagse Geschiedenis van de Denderstreek) Wet 8.12.’92. Gegevens komen in gegevensbestand van de Erfgoedcel Aalst; kunnen meegedeeld worden aan sectoren van de Erfgoedcel en derden. Betrokken kunnen publiek register raadplegen; hebben toegangs- en correctierecht.